Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar Opleiding: Varianten:
Werktuigbouwkunde voltijd en deeltijd
Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2005
2
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 13 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 29 31 34 36
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
39 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 41 Deskundigheden panelleden 43 Bezoekprogramma 45 Kengetallen 46 Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 49
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Werktuigbouwkunde van Hogeschool INHOLLAND, in Alkmaar heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in januari 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 16 en 17 maart en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: de heer dr. W.M.J. Flapper (voorzitter) de heer ing. H.G. van Loon (domeindeskundige) mevrouw L.G. Stoop (student-lid) mevrouw drs. M. Honigh (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool INHOLLAND is op 1 januari 2002 ontstaan uit een fusie tussen vier hogescholen, waaronder de hogeschool Alkmaar. De Hogeschool INHOLLAND telt in 2004 rond de 40.000 studenten en 3100 personeelsleden. De hogeschool heeft tien vestigingspunten in Nederland. Zij verzorgt bacheloropleidingen, masteropleidingen, middelbaar beroepsonderwijs en contractonderwijs. De hogeschool heeft haar opleidingen organisatorisch ondergebracht in vijftien schools. Richtinggevend voor de ontwikkelingen binnen de hogeschool is het document INHOLLAND, Grenzeloos en dichtbij. Het onderwijsconcept is vastgelegd in de notitie Backbone, onderwijsconcept INHOLLAND. Deze notitie bevat de kern voor de onderwijsvernieuwing binnen de hogeschool. Andere peilers zijn de instelling van kenniskringen en de internationalisering. © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
7
De hogeschool kiest voor competentiegericht onderwijs. Het streven is dat in 2006 alle opleidingen het beoogde competentieprofiel hebben geoperationaliseerd in kernproblemen, kritische beroepssituaties, competenties op verschillende niveaus en indicatoren voor toetsing. De opleiding werktuigbouwkunde maakt deel uit van de School of Technology. Binnen deze school is de opleiding ondergebracht in het domein engineering, samen met de opleidingen Business Engineering, Medisch Ingenieur, Luchtvaarttechnologie en Elektrotechniek. De opleiding werktuigbouwkunde in Alkmaar wordt zowel in voltijd (sinds 1969) als in deeltijd (sinds 2001) aangeboden. De voltijdopleiding is met ingang van het studiejaar 2004-2005 in het eerste studiejaar gestart met onderwijs volgens de major-minor structuur. Het ‘oude’ curriculum wordt uitgevoerd in de leerjaren 2, 3 en 4. Van de deeltijdopleiding draaien het eerste, derde en vierde jaar. Er zijn nog geen afgestudeerden van de deeltijdopleiding. Het totaal aantal voltijdstudenten in 2003/2004 bedraagt 186 met een instroom van 57 studenten. Totaal aantal deeltijdstudenten bedraagt 54, met een instroom van 23. De voltijdopleiding is opgedeeld in een propedeuse, kernfase 1, stage A, kernfase 2, stage B, ingenieursfase 1 en 2 (afstudeeropdracht). Een jaar is opgedeeld in 4 blokken, in elk blok staat een project centraal. Er zijn twee stages met een gezamenlijke omvang van 200 dagen. De deeltijdopleiding kent een propedeuse, kernfase 1, 2 en 3 en de ingenieursfase/afstudeerfase. Afgestudeerden van de opleiding komen met name terecht in de volgende beroepsdomeinen: consultancy en engineering; machinebouw, installatiebouw en apparatenbouw; productiebeheer en procesbeheer; technisch beheer en onderhoud. De opleiding heeft 14 medewerkers in dienst voor de voltijd en deeltijdopleiding. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van andere medewerkers, ook van buiten de hogeschool en van tijdelijke medewerkers. De docent-student ratio is momenteel 1:29. De opleiding is in 2001 in het eerste leerjaar gestart met competentiegericht onderwijs. In 2003/2004 is dit competentiegerichte curriculum gereed. Het geheel, ook de stages en het afstuderen, zijn nu beschreven in termen van competenties. De fusie in 2003 tot hogeschool INHOLLAND heeft onder meer de introductie van de majorminor structuur tot gevolg gehad. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een actualisering van het raamleerplan. De basis hiervoor zijn het al ontwikkelde beroepsprofiel en competentieprofiel en het in ontwikkeling zijnde opleidingsprofiel. 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Werktuigbouwkunde door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage 4) en wordt hieronder beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de Werktuigbouwkunde geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een Beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte de kernpunten en prioriteiten voor het materialenonderzoek en de gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft in overleg met de opleiding een bezoekprogramma ontwikkeld voor de dagindeling van het visitatiebezoek. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding (het operationeel management). Ook heeft er, voor meerdere opleidingen tegelijk, een gesprek plaats plaatsgevonden met het College van Bestuur (het strategisch management). Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In de middag heeft een rondleiding plaatsgevonden. Voorts heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om onderling bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn, volgens de afgesproken taakverdeling, door ieder panellid, schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan het management gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding(en) accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in juni 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
9
aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in oktober 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking (vergelijking met externe kengetallen); • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het detailrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk gebaseerd is op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘Niveau bachelor’ en ‘Domeinspecifieke eisen’ zijn voor zowel de voltijd als de deeltijdopleiding met een ‘goed’ beoordeeld. Het facet ‘Oriëntatie hbo-bachelor’ voor beide met een voldoende. De oordelen op het onderwerp zijn voor de voltijd en de deeltijdopleiding daarom positief. De opleiding (voltijd en deeltijd) baseert zich sinds 2002 op het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en de landelijk vastgestelde competenties. Dit profiel is gevalideerd door het
10
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
betreffende beroepenveld. De opleiding maakt een onderscheid tussen de drie groepen landelijke competenties (maken, sturen en vertalen) en de eigen (project) competenties, die zijn geformuleerd en vormgegeven in samenspraak met het regionale beroepenveld. De relatie tussen de Dublin-descriptoren en de specifieke eindkwalificaties voor werktuigbouwkunde zijn opgenomen in het Schema koppeling hbo-kenmerken/Dublindescriptoren. In dit schema wordt ook een relatie gelegd tussen de competenties en de tien generieke kwalificaties van de hbo-bachelor. Uit het schema kan worden afgeleid dat de opleiding het beoogde hbo-bachelor niveau realiseert. 1.5.2 Programma De facetten ‘eisen hbo’, ‘instroom’ en ‘duur’, zijn bij beide opleidingen met een ‘goed’ beoordeeld. De overige facetten voor beide opleidingen met een voldoende. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. Het opleidingsconcept is duidelijk en geeft voldoende vorm aan beroepsgericht leren, stimuleert een actieve rol van de studenten en kent een opbouw die leidt tot meer zelfstandig leren. Studenten komen in voldoende mate in aanraking met de actuele beroepspraktijk, zowel door recente vakliteratuur als door de beroepsgerichte elementen in het onderwijsaanbod. De opleiding beschikt over een ruim (bilateraal) contactnetwerk binnen de regio. De samenhang binnen het programma komt voldoende tot uiting en het programma is voldoende studeerbaar. Veel aandacht wordt besteed aan studiebegeleiding en aan de kenmerken van de instromende studenten. Er is een mix van werkvormen die geschikt is om de gewenste eindkwalificaties te ontwikkelen. Het didactisch handelen van de docenten is voldoende evenals het toetsen en beoordelen. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet ‘eisen hbo’ is bij beide opleidingen met een ‘goed’ beoordeeld. De facetten ‘kwantiteit’ en ‘kwaliteit’ bij beide opleidingen met een voldoende. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. Om de vakinhoudelijke kennis op peil te houden hebben docenten contacten met het werkveld, volgen zij cursussen en congressen en krijgen ze trainingen en scholing bij bedrijven. Voorts is er een collectieve scholing geweest in het kader van de onderwijsontwikkeling: het gehele team is bijgeschoold in onderwijskundige veranderingen, zoals scholing in leerlijnen, competentiegericht onderwijs en studieloopbaanbegeleiding. De opleiding heeft goed zicht op de aanwezige kwalificaties van de docenten en richt haar scholingsbeleid vooral op de vergroting van de praktijkkennis. 1.5.4 Voorzieningen De facetten ‘Materiele voorzieningen’ en ‘Studiebegeleiding’ zijn bij beide opleidingen met een voldoende beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. Er zijn goed voorziene practicumruimtes en in de laboratoria is de benodigde inventaris aanwezig. Er is een uitstekende bibliotheek/mediatheek. Problemen worden ervaren op het vlak van ICT en de beschikbaarheid van een diversiteit aan onderwijsruimtes. Er is sprake van een voldoende opgezet studiebegeleidingsysteem, dat echter nog niet in de volle breedte tot uitvoer wordt gebracht. © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
11
1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet ‘Evaluatie resultaten’ is bij beide opleidingen met een onvoldoende beoordeeld. De facetten ‘Maatregelen tot verbetering’ en ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ bij beide met een voldoende. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleidingen derhalve positief. Uitgangspunten en plannen rond kwaliteitszorg zijn helder beschreven, maar vormen nog onvoldoende de basis voor de evaluaties die gehouden worden. De PDCA-cyclus wordt nog te weinig aantoonbaar gevolgd. Er zijn verbeterplannen waarin aangegeven staat op welke wijze met de uitkomsten van de evaluaties wordt omgegaan. Er zijn aantoonbare, op evaluaties gebaseerde verbeteringen, daadwerkelijk doorgevoerd. Docenten, studenten en het werkveld worden in voldoende mate betrokken bij de kwaliteitszorg van het onderwijs. Een grotere rol van afgestudeerden en beroepenveldcommissie is wenselijk. De opleiding heeft vanaf van het cursusjaar 2004-2005 procedures ontwikkeld die zullen gaan leiden tot een gestructureerd en systematisch evaluatiesysteem. 1.5.6 Resultaten Het facet ‘Onderwijsrendement’ is bij de voltijdopleiding met een onvoldoende beoordeeld. Het facet ‘Gerealiseerd niveau’ is bij de voltijdopleiding met een goed beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de voltijd opleiding derhalve positief. Er kan geen oordeel worden uitgesproken over de deeltijdopleiding, aangezien deze nog geen afgestudeerden kent. Het beleid ten aanzien van de kwantitatieve opleidingsresultaten is onvoldoende, mede door het ontbreken van geverifieerde cijfers. Uit de streefnormen blijkt dat de voltijdopleiding nog niet voldoet aan haar eigen streefcijfers ten aan zien van het opleidingsrendement. Dit geldt ook voor de streefcijfers ten aanzien van de verblijfsduur van uitvallers. De opleiding analyseert de rendementscijfers matig. De afstudeerwerken zijn van een goed niveau, de beoordeling vindt voldoende systematisch aan de hand van beoordelingslijsten plaats. De resultaten zijn positief. De gerealiseerde eindkwalificaties worden gehaald qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
12
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
1.6
Schematisch overzicht Oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.2 Totaaloordeel
1.7
Voltijd
Deeltijd
G G V Positief
G G V Positief
G V V V G G V V Positief
G V V V G G V V Positief
G V V Positief
G V V Positief
V V Positief
V V Positief
O V V Positief
O V V Positief
G O Positief
Geen gegevens Geen gegevens Geen totaaloordeel
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren (behoudens facet 6 bij de deeltijdopleiding, aangezien er nog geen afgestudeerden zijn), is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
13
14
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Facetten
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Voltijd en deeltijd: goed
Criterium: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van het landelijk overeengekomen beroepsprofiel en de achttien daarvan afgeleide competenties. Profiel en competenties zijn opgesteld door de werkgroep Competent W van het Cluster Engineering, het samenwerkingsverband van de hbo-techniekopleidingen in Nederland. Het profiel bestaat uit beroepscompetenties voor drie uitstroomtypen: maken, sturen en vertalen. Daarnaast is er een aantal algemene beroepscompetenties. De in totaal achttien competenties ( twaalf beroepscompetenties en zes algemene) geven aan aan welke eisen een afgestudeerde na zijn opleiding moet voldoen. Deze competenties zijn goedgekeurd door de landelijke beroepenveldcommissie en de brancheorganisaties. • In 2003 is er vanuit het landelijk clusteroverleg een vernieuwde set competenties gekomen. Deze dienen als basis voor de ontwikkeling van een nieuw curriculum. De voltijd opleiding is in 2003 begonnen met het ontwikkelen van de major-minor structuur, waarbij samen met de opleidingen Elektrotechniek, Business engineering, Medisch ingenieur, Scheepsbouwkunde en Luchtvaarttechnologie de major Technical Engineering wordt vormgegeven. In het studiejaar 2004-2005 is het eerste jaar volgens het nieuwe curriculum gestart. • Uit de gesprekken en uit de documentatie die is ingezien, constateert het panel dat de opleiding ongeveer 70% van haar programma baseert op de landelijke documenten en 30% gebruikt voor een eigen invulling. De eigen invulling vindt met name in de projecten plaats. Deze keuze is tot stand gekomen door wensen en behoeften vanuit het regionale werkveld. Het panel constateert dat de opleiding met haar eindkwalificaties een goede invulling geeft aan het gewenste beroepsprofiel. • De opleiding geeft in o.a. de studiegidsen aan waar de opleiding voor opleidt. Zij geeft aan dat afgestudeerden met name terecht komen in de volgende beroepsdomeinen: - consultancy en engineering; - machinebouw, installatiebouw en apparatenbouw; - productiebeheer en procesbeheer; - technisch beheer en onderhoud.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
17
•
•
De opleiding heeft naast de beroepenveldcommissie veelvuldig bilaterale contacten met name met het bedrijf Corus en de marine. Het panel is van mening dat de opleiding voldoende kijkt naar en inzicht heeft in de regionale behoeften, maar dat een verbreding van de contacten, met name voor het deeltijdonderwijs, noodzakelijk is. De opleiding besteedt volgens het panel voldoende aandacht aan internationalisering. Dit komt onder meer tot uiting in contacten met buitenlandse instellingen, met name in Duitsland. Uit een vergelijking met Amerikaanse (mechanical engineering) en Duitse (Bachelorstudiengang im Bereich Maschinenbau) opleidingen, blijkt dat de opleiding aansluit bij de eisen van buitenlandse vakgenoten. Dit wordt nader onderbouwd in het document Competentiebeschrijvingen buitenlandse opleidingen.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Voltijd en deeltijd: goed
Criterium: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten. • Het panel stelt vast dat de opleiding (voltijd en deeltijd) zich sinds 2002 baseert op het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en de landelijk vastgestelde competenties. Profiel en competenties zijn opgenomen in het rapport Beroeps- en opleidingscompetenties van de werktuigbouwkundig ingenieur (2002). Het rapport is gevalideerd door het betreffende beroepenveld. De opleiding maakt een onderscheid tussen drie groepen landelijke competenties (maken, sturen en vertalen) en de eigen (project) competenties. Deze laatste zijn geformuleerd en vormgegeven in samenspraak met het regionale beroepenveld. Momenteel worden de landelijke competenties herzien in het licht van de major-minor ontwikkeling (c.q. de ontwikkeling van het bachelordomein Bachelor of Engineering). De opleiding is in september 2004 gestart met een eerste jaar op basis van deze ontwikkeling. • Het panel heeft de uitwerking van de landelijke competenties aangetroffen in de volgende documenten: Raamleerplan opleiding werktuigbouwkunde (febr. 2001), Raamleerplan opleiding werktuigbouwkunde (febr. 2005), De product life cycle als basis voor de beoogde competenties(2003), diverse studiegidsen en competentiekaarten (nieuwe curriculum). • Het panel constateert dat de relatie tussen de Dublin-descriptoren en de specifieke eindkwalificaties voor werktuigbouwkunde zijn opgenomen in het Schema koppeling hbo-kenmerken/Dublin-descriptoren. In dit schema wordt ook een relatie gelegd tussen de competenties en de generieke kwalificaties hbo-bachelor. Aan de hand van het schema heeft het panel geconstateerd dat de opleiding het beoogde hbobachelor niveau realiseert.
18
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Het panel is van oordeel dat de opleiding met haar competenties goed aansluit bij de landelijke kwalificaties. Uit de gesprekken blijkt dat het werkveld en de studenten redelijk op de hoogte zijn van de competenties.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat de competenties gebaseerd zijn op principes vanuit de beroepspraktijk (product life cycle) en gericht zijn op de verwerving van eindkwalificaties op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. • Het beroepsprofiel en de competenties staan onder meer beschreven in het Opleidingsprofiel, studiegidsen(oude curriculum) en competentiekaarten (nieuwe curriculum). De student wordt opgeleid in de technische competenties die gebaseerd zijn op de opeenvolgende fasen van de product life cycle: analyseren, onderzoeken, specificeren, ontwerpen, realiseren, optimaliseren en beheren. De algemene competenties zijn gericht op het functioneren als ingenieur binnen een bedrijf en omvatten: - planmatig werken, - commercieel denken en handelen, - leiding geven en - zelfsturing. Het gaat om breed inzetbare herkenbare basisfuncties. • Het panel heeft een brede opleiding aangetroffen waarbij de verschillende hbokenmerken voldoende aan bod komen. De afgestudeerden komen in een breed scala van functies terecht met name binnen genoemde beroepsdomeinen. • Uit de gesprekken die het panel heeft gevoerd met vertegenwoordigers uit de beroepenveldcommissie, blijkt dat zij positief zijn over de wijze waarop zij door de opleiding worden geconsulteerd. Zij zijn tevreden over het niveau van de opleiding en vinden de opleiding voldoende breed. Gevolg van de breedheid is wel dat bij sommige bedrijven nadere scholing voor de afgestudeerden noodzakelijk is. Dit is onder meer het geval bij Corus. Corus ervaart deze noodzaak niet als negatief. • De afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken zijn positief over de aansluiting van de opleiding op hun werk. Zij vinden de opleiding voldoende breed en van goede kwaliteit. Zij zijn tevreden over hun niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. De breedheid van de opleiding draagt bij aan deze tevredenheid. Soms wordt er volgens hen te weinig ingegaan op technische kennisaspecten en is © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
19
•
meer aandacht voor bijvoorbeeld de nieuwste technieken nodig. Uit het gesprek van het panel met de alumni blijkt dat het merendeel van hen van mening is dat er in de opleiding voldoende aandacht wordt besteed aan de beroepsvoorbereiding. De deeltijdstudenten waar het panel mee gesproken heeft, vinden dat er een voldoende afstemming is tussen hun werkzaamheden en de studie. Wel vinden zij dat er meer aandacht besteed moet worden aan communicatieve vaardigheden en dat er sneller ingespeeld moet worden op veranderingen in het beroepenveld.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Voltijd en deeltijd: goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit de studiegidsen en studiewijzers blijkt dat het programma van de voltijd en deeltijdopleiding is opgebouwd uit 5 leerlijnen, gericht op de ontwikkeling van kennis, vaardigheden, inzicht, ervaringsreflectie en zelfsturing. De voltijd en de deeltijdopleiding hebben dezelfde leerlijnen, alleen zijn ze anders ingevuld. Bij het deeltijdonderwijs wordt meer aandacht besteed aan de cognitieve ontwikkeling (conceptuele leerlijn) en is er minder projectonderwijs dan in het voltijdonderwijs. Het panel vindt het deeltijd en voltijd onderwijs goed beschreven en het opleidingsconcept compleet en duidelijk. • Het panel constateert dat de opleiding met name gebruik maakt van Nederlandstalige vakliteratuur. Het panel vindt de literatuur die zij heeft ingezien, voldoende actueel. Er zijn standaardwerken en speciaal voor het onderwijs ontwikkelde dictaten. Er is een goede bibliotheek met aanvullende en buitenlandse studieboeken, tijdschriften en andere informatiedragers. De literatuur is voor de voltijd en de deeltijdopleiding identiek. • Het panel heeft geconstateerd dat er binnen de projecten voor een groot deel gebruik gemaakt wordt van studiemateriaal uit de praktijk, vaak vanuit bedrijven. Uit de gesprekken met de docenten blijkt dat zij het studiemateriaal met actuele praktijkvoorbeelden aanvullen en waar nodig actuele onderwerpen uit de kranten in het lessen behandelen. Twee keer per jaar bespreekt het team de actualiteit van de boekenlijst. Uit de gesprekken die het panel met de docenten heeft gevoerd, blijkt dat 20
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
•
•
•
•
zij de ontwikkelingen in de beroepspraktijk goed volgen en bezien welke in het curriculum moeten worden ingepast. Zo is recent het vak mechatronica ingevoerd en het keuzevak luchtbehandelingproblemen. Verder houdt de opleiding besprekingen met de beroepenveldcommissie en is er contact met het werkveld via de stages en afstudeeropdrachten. Het panel is van mening dat er voldoende vakliteratuur voorhanden is. Via het projectonderwijs, de stages en de afstudeeropdracht krijgen de studenten voldoende actueel studiemateriaal, dat direct ontleend is aan de beroepspraktijk. Het panel stelt vast dat de studenten in voldoende mate in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk. Uit de betreffende gidsen maakt het panel op dat studenten vanaf het begin van de opleiding (voltijd) contact hebben met de beroepspraktijk: via excursies in het eerste jaar, de stages in het derde en vierde jaar en de afstudeeropdracht in het vierde jaar. Bij de stages en afstudeeropdracht is de inbreng van de praktijk groot. De deeltijdstudenten zijn allen werkzaam in een relevante werksetting. De studenten waar het panel mee gesproken heeft geven aan dat ze veel praktijkvoorbeelden krijgen en regelmatig naar bedrijven gaan. Bij het projectonderwijs, dat in elk blok plaatsvindt, is een authentieke werksituatie het uitgangspunt, waardoor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden zo goed mogelijk plaatsvindt. Het panel stelt vast dat de opleiding aandacht besteedt aan toegepast onderzoek. In een aantal projecten bouwen studenten een prototype waarmee ze vervolgens praktisch onderzoek doen. Dit onderzoek is primair gericht op de toepassingsmogelijkheden en haalbaarheid. Tijdens hun stage en afstudeeropdracht doen studenten vaak onderzoek of leveren een bijdrage aan een onderzoek. Bij de hogeschool zijn verschillende kenniskringen. Deze dienen op den duur de relatie met toegepast onderzoek te verstevigen mede om de actualiteit van het programma te versterken. De bedoeling is dat docenten en studenten in deze kenniskringen gaan participeren. De opleiding beschikt over een ruim (bilateraal) contactnetwerk binnen de regio, dat vooral gebruikt wordt voor stages en afstudeeropdrachten en voor scholing van de docenten. Uit de gesprekken met het werkveld stelt het panel vast dat de beroepenveldcommissie wordt betrokken bij de invulling van het curriculum, zoals bij de vormgeving van projecten. De commissie geeft aan dat er goed naar haar opmerkingen en suggesties wordt geluisterd. De andere werkveldcontacten worden niet betrokken bij de inhoudelijke discussies. Zoals het panel bij facet 1.2 al heeft aangegeven, acht zij een nauwere relatie met de andere werkveldcontacten wenselijk, zodat de input (ook inhoudelijk) wordt verbreed. Het merendeel van de studenten ( totaal aantal respondenten: 68 voltijd studenten en 8 deeltijdstudenten) waardeert de praktijkgerichtheid (75%) en waardeert de opleiding gemiddeld met 6,8. (Studententevredenheidsonderzoek). Voorts heeft het panel een aantal uitkomsten van stage-evaluaties onder het bedrijfsleven aangetroffen, die de waardering over de praktijkgerichtheid bevestigen.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
21
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel stelt op basis van studiegidsen en moduleboeken vast dat het voltijd- en deeltijdprogramma min of meer gelijk zijn opgebouwd op basis van de competenties uit het landelijke beroepsprofiel. Het studiejaar is verdeeld in vier periodes en in elke periode staat een project met de daarbij behorende vakken centraal (voltijd). De projecten vormen een derde van het binnenschoolse curriculum, evenals practica en theorie. Bij de deeltijdopleiding is het aantal projecten beperkt tot twee. Elk project heeft een projectdoelstelling als afgeleide van de competenties. De projecten en studieonderdelen staan beschreven in het document Studieonderdeelbeschrijvingen (augustus 2002). Voor het nieuwe curriculum staat dit beschreven in de Studiegids 2004-2005. In beide documenten wordt per onderdeel aangegeven: doelstellingen/competenties, onderwerpen, plaats in het programma, werkvormen, studiebelasting, literatuur en toetsvorm. De leerdoelen van de projecten, stages en afstudeeropdrachten worden in aparte documenten weergegeven. • Het panel heeft het programma en het studiemateriaal bestudeerd en zij constateert dat de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het ‘oude’ programma op voldoende wijze is weergegeven. De relatie is niet op alle onderdelen even duidelijk gelegd, zo blijkt ook uit de gesprekken met de studenten en docenten. In het ‘nieuwe’ curriculum is de relatie tussen de inhoud van het programma en de competenties naar het oordeel van het panel beter beschreven. • Uit de door het panel gevoerde gesprekken blijkt dat studenten, docenten en werkveld voldoende op de hoogte zijn van de competenties. • De opleiding stelt in de (periode-)evaluaties (voltijd) geen directe vragen over de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma. Uit het Tevredenheidsonderzoek Deeltijd WTB juni 2004 blijkt dat 68% van de deeltijdstudenten van mening is dat ze door middel van het programma de gestelde competenties kunnen bereiken. 9% is ontevreden en de rest is neutraal.
22
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel vindt de samenhang, zoals tot uiting komt in het document koppeling clustercompetenties aan curriculum 2002 voldoende vormgegeven. Dit document geeft naast de competentiekoppeling ook de onderlinge samenhang binnen het curriculum weer. De deeltijdopleiding is afgeleid van het voltijdprogramma, maar heeft minder projecten aangezien de deeltijdstudenten al in de praktijk werkzaam zijn. De nadruk bij deeltijd ligt op de conceptuele leerlijn en de vaardighedenlijn. Voor voltijd komen in het begin van de studie de deelgebieden gescheiden voor, in latere leerjaren komen de vakken meer integraal in een project aan de orde. Ook door middel van de leerlijnen (zie paragraaf 2.7) worden technische diepgang en projectmatig werken binnen de leertaken geïntegreerd aangeboden. • De technische complexiteit neemt gedurende de studie geleidelijk toe: van het behandelen van één deelgebied tot het behandelen van meerdere in één project. De samenhang wordt ook gecreëerd door kennis en vaardigheden in een project op elkaar aan te laten sluiten. Ook wordt gelet op de volgorde waarin de onderdelen worden aangeboden. De docenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij samen overleggen over de projecten zodat de lesstof goed op elkaar is afgestemd. • De voltijd studenten geven in de gesprekken met het panel aan dat de samenhang bij de meeste vakken duidelijk is aangegeven: zij vinden dat de opbouw de vorm van een piramide heeft. Deze ‘piramides’ leiden vervolgens tot samenhang. De studenten uit de propedeuse (nieuwe curriculum) geven aan dat de samenhang tussen de ondersteunende vakken en de projecten niet altijd lukt. De deeltijdstudenten krijgen met name veel theorie. Volgens hen is er een goede samenhang tussen de opleiding en hun werkkring. Het panel stelt echter vast dat nergens vastligt op welke wijze de samenhang gerealiseerd wordt tussen de studie op school en de eigen werkzaamheden. • Het panel constateert op basis van de gesprekken dat de samenhang voldoende vorm krijgt in projecten waarin verschillende vakken samenwerken. Bijvoorbeeld het project “energie”, waarin de vakken warmteleer, energietechniek, verbranding en warmteoverdracht in samenhang gegeven worden. • Het panel is van oordeel dat de vertaling van de leerdoelen en de samenhang van het programma in de opleidingsgidsen en vooral in de moduleboeken in het ‘oude’ curriculum voldoende zijn, maar beter kunnen (vergelijk facet 2.2). Het panel acht de inhoudelijke samenhang aanwezig, maar vindt dat de borging (een taak van het team) op tamelijk informele wijze wordt uitgevoerd. Bij het nieuwe curriculum is de samenhang beter vorm gegeven en geborgd.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
23
•
De voltijdstudenten zijn tevreden over de samenhang: een score van ruim 3 op een vijfpuntsschaal. De deeltijd studenten geven aan dat de samenhang met hun werksituatie al doende ervaren wordt.
Facet 2.4
Studielast
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel stelt vast dat de opleiding op verschillende manieren aandacht besteedt aan de studeerbaarheid en studievoortgang. Zo worden op basis van de periodeevaluaties, indien nodig, wijzigingen aangebracht, is studiebegeleiding een belangrijk aandachtspunt, worden er werkvormen gehanteerd om de student te motiveren en te stimuleren, zijn er deficiëntieprogramma’s en is er een nieuw studievoortgangsysteem gekomen. • Het panel constateert dat er ook formele maatregelen zijn genomen om de studievoortgang te bevorderen: het bindend studieadvies in de propedeuse en nadere voorwaarden voordat studenten aan de stage of de afstudeeropdracht kunnen beginnen. Volgens het management vertrekken studenten dikwijls uit eigen beweging. Slechts een klein aantal van hen krijgt een negatief bindend studieadvies. Dit wordt gegeven als studenten uiterlijk medio juli in het eerste jaar van inschrijving minder dan 40 Ec hebben behaald. • Er is een nieuw informatiesysteem (People soft) gekomen waarmee de opleiding verwacht beter en sneller grip te krijgen op de studievoortgang van de studenten. Studenten waren niet tevreden met het mentoraat. Het panel stelt op basis van gesprekken met de eerstejaarsstudenten vast dat de begeleiding nu verbeterd is (zie facet 4.2), maar nog nadere uitwerking behoeft. In het eerste jaar (dus het nieuwe curriculum) heeft de studieloopbaanbegeleider een signalerende taak. Bij het oude curriculum was in deze functie matig voorzien. • Het panel stelt op basis van de gesprekken met de studenten vast dat de studielast verschillend wordt ervaren mede als gevolg van de vooropleiding. De voltijdstudenten vinden de studielast vrij fors, maar redelijk gespreid over het jaar. De deeltijdstudenten krijgen voor aanvang van de studie een cursus wis- en natuurkunde. Zij vinden het programma behoorlijk zwaar. Met name wiskunde is voor hen een struikelvak. Toch vinden zij het terecht dat op deze wijze een bepaald niveau hoog gehouden wordt. • Uit de periode-evaluaties blijkt dat de voltijdstudenten tevreden zijn over de studielast, het programma wordt redelijk gespreid aangeboden over het jaar en het vak machineonderdelen is aangepast. De roosterproblemen die er waren zijn volgens
24
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
hen nu goed opgelost. Uit de periode-evaluaties blijkt eveneens dat de studenten de moeilijkheidsgraad en het niveau van de opleiding als redelijk zwaar en hoog beoordelen (ongeveer 40 uur studietijd per week is volgens de studenten noodzakelijk). Voor de projecten besteden de studenten de daarvoor gestelde tijd. De deeltijdstudenten geven in het gesprek met het panel aan een hele dag ‘theorie krijgen’ behoorlijk belastend te vinden, er is te weinig afwisseling. Zij ervaren ook weinig begeleiding vanuit de opleiding. Uit evaluatieresultaten blijkt echter dat de deeltijdstudenten wel tevreden zijn over de begeleiding. Uit het Tevredenheidsonderzoek Deeltijd WTB juni 2004 blijkt dat 44% van de deeltijdstudenten de daadwerkelijk bestede studietijd overeen vindt komen met de genormeerde studietijd. 18% besteedt minder tijd en 38% meer. Het panel acht het programma voldoende studeerbaar. Afgezien van de opgeloste klachten over de roosters en de ervaren moeilijkheidsgraad van de opleiding heeft het panel geen bijzonderheden aangetroffen en vindt zij dat er een goede verhouding is tussen diepgang en tijdsbesteding. De deficiëntieprogramma’s acht het panel adequaat.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding hanteert de wettelijke instroomeisen (Onderwijs- en Examenregeling). Er zijn diverse leerroutes afhankelijke van de vooropleiding. De standaardleerroute bedraagt 4 jaar. Een verkorte studie van 3 ½ jaar is mogelijk voor vwo-studenten en mbo-studenten met een mbo-opleiding zonder doorstroomprofiel. Een route van 3 jaar is er voor studenten met een mbo-opleiding met doorstroomprofiel. • Voor de deeltijd geldt de eis: een mbo-diploma techniek op niveau 4 en geruime tijd werkervaring in een technische omgeving. Het panel vindt het positief dat de opleiding intakegesprekken houdt met de deeltijdstudenten. Dit gebeurt aan de hand van een format. De deeltijdstudenten geven in de gesprekken met het panel aan dat zij bij de intake veel aandacht krijgen en afhankelijk van hun werkkring en functie kunnen zij in overleg met de deeltijdcoördinator vrijstellingen krijgen. Er is een voorschakelklas wis- en natuurkunde (voor de start van de opleiding). De deeltijdstudenten zijn over het algemeen tevreden. • Voor de voltijdopleiding worden summercourses aangeboden zoals wiskunde en natuurkunde om wettelijke deficiënties voor de aanvang van de studie te kunnen wegwerken. Om de aansluiting zo goed mogelijk te laten verlopen hebben de eerstejaars studenten nu een studieloopbaanbegeleider. Er is overleg met de regionale opleidingscentra.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
25
•
•
•
•
Het panel heeft een afwisselend aanbod van werkvormen aangetroffen die inspelen op de gevarieerde instroom. Bij deeltijders wordt er rekening mee gehouden dat ze geen recente onderwijservaring hebben. Het panel constateert dat de opleiding haar studenten veel mogelijkheden biedt ‘langszij’ te komen, zowel in het voortraject als in de werkvormen. Er zijn zeer heldere maatregelen voor het bijspijkeren van deficiënties (met name wiskunde en natuurkunde) en er is een duidelijk vrijstellingenbeleid. Het panel stelt vast dat het aantal studenten dat instroomt weer toeneemt. Van ruim 40 naar 57 in 2003-2004. In 2003 zijn er 186 studenten, met een instroom van 57 studenten. Havisten zijn de grootste groep. De instroom in de deeltijdopleiding bedraagt 23. Er zijn in totaal 54 deeltijdstudenten die met name van Corus en de marine komen. Volgens het management kost het veel moeite om de instroom op peil te houden, vooral de instroom in de deeltijdopleiding is een probleem. De opleiding onderzoekt de mogelijkheden om te verbreden richting MKB. In de periode evaluaties (voltijd) wordt de aansluiting niet bevraagd. De deeltijdstudenten zijn tevreden over de aansluiting (tevredenheidsonderzoek) op hun achtergrond en kennis. Het panel constateert dat de opleiding (ook door de kleine aantallen studenten) op nogal persoonlijke en informele wijze de aansluiting zo goed mogelijk vorm geeft. Er zijn diverse opstapcursussen, er is aandacht voor slecht presterende studenten en er vinden persoonlijke gesprekken plaats.
Facet 2.6
Duur
Voltijd en deeltijd: goed
Criterium: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel is gebaseerd op het volgende argumenten. • Het voltijd- en deeltijdcurriculum hebben beide de formele omvang van 240 Ec. • De studielast van de onderwijseenheden en de verdeling van de studielast over de verschillende fasen staan beschreven in de studiegids.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
26
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel constateert dat voor alle programma’s competentiegericht onderwijs het uitgangspunt is. De uitgangspunten hiervoor zijn te vinden in het document Backbone in beeld. Het onderwijs van de opleiding is opgezet in vijf leerlijnen volgens het model van de Bie en de Kleijn (Wat gaan we doen?). Volgens het management sluit dit model goed aan bij het competentiegerichte onderwijs. De vijf leerlijnen zijn: de integrale leerlijn, de ervaringsreflectie leerlijn, de vaardighedenleerlijn, de conceptuele leerlijn en de studieloopbaanbegeleiding. Deze leerlijnen richten zich op het aanbieden van activiteiten om de competenties te kunnen behalen. Dit gaat in de vorm van leertaken/projecten. Hierbij worden technische diepgang en projectmatig werken binnen de leertaken geïntegreerd aangeboden. • Het panel stelt vast dat de opleiding werkvormen gebruikt die passen bij de verschillende leerlijnen. De ervaringsreflectielijn komt terug in de stage en de afstudeeropdracht, de vaardighedenleerlijn in de projecten en practica, de conceptuele leerlijn in hoor- en werkcolleges, de integrale leerlijn in projecten, stage en afstudeeropdracht en de studieloopbaanbegeleiding in Studieloopbaanbegeleiding (SLB). • Het panel is van mening dat het didactisch concept helder is beschreven en dat veel uitgangspunten zijn geformuleerd, maar nog beter in de praktijk uitgewerkt kan worden. De relatie tussen de te behalen competenties en het didactisch concept wordt niet altijd expliciet aangegeven: waarom is een bepaalde didactische vorm passend voor het behalen van een bepaalde competentie? Wel constateert het panel dat de opleiding met haar didactische concept voldoende vorm geeft aan beroepsgericht leren, een actieve rol van de studenten stimuleert en een opbouw kent die leidt tot meer zelfstandig leren. • Uit de periode-evaluaties en de gesprekken blijkt dat de studenten tevreden zijn over de gehanteerde werkvormen. De afgestudeerden waar het panel mee gesproken heeft, onderstrepen de actieve rol van de student. De opleiding kent geen schoolse benadering, ze worden ‘opgevoed’ tot zelfstandig lerende studenten met eigen verantwoordelijkheden. Volgens het management worden de projecten nu beter gemonitored en zijn er duidelijke afspraken hoe te handelen bij meeliftgedrag.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel vindt de methodiek en uitgangspunten van het toetsbeleid goed beschreven in de diverse documenten van de hogeschool maar constateert dat de opleiding de beschikbare documenten in de praktijk nog niet volledig toepast. Zo is er een Strategisch beleidsdocument competentiegericht toetsen en beoordelen (april © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
27
•
•
•
•
•
28
2004) en een handboek Competentiegericht toetsen en beoordelen(april 2004), gericht op het opstellen van toetsen, dat nog geen vertaling heeft gekregen naar de praktijk van de opleiding. Volgens het management is volledig competentiegericht toetsen nog niet gereed, maar wordt er hard aan gewerkt: het team is bezig te bezien welke competenties op welke wijze zullen worden getoetst en beoordeeld. Het team is bezig met het ‘vullen’ van een database die een koppeling legt tussen de onderwijsactiviteiten, de competenties en de prestatie-indicatoren. Daarna vindt er een intercollegiale toetsing plaats door de toetscommissie. Het streven is de nieuwe toetsing vanaf september 2005 in te voeren. Eén van de veranderingen is dat bij projecten niet alleen het product maar ook het proces beoordeeld zal gaan worden. Het panel vindt de variëteit aan toetsen voldoende: projectopdrachten, vaardigheidstoetsen, casusopdrachten, tentamens, presentaties, practica, stage en afstudeeropdracht. De soort toets varieert per leerlijn. In de studiegidsen staat beschreven op welke manier de onderwijseenheden worden getoetst. Er zijn vier toetsmomenten per jaar. Daarnaast zijn er herkansingsmogelijkheden. Binnen tien werkdagen moeten de resultaten op het intranet staan. Het panel is van mening dat de huidige vorm van toetsen, mede door de sterke relatie met het didactisch concept, in de praktijk voldoet. Per leerlijn is aangegeven welke mogelijke toetsvormen er zijn: in de integrale leerlijn vindt toetsing plaats door middel van verslagen en presentaties. Toetsing van de practica geschiedt door middel van practicumverslagen, toetsing in de conceptuele leerlijn door schriftelijke toetsen en door het uitvoeren van opdrachten. Toetsing van de stage aan de hand van de stageverslagen en de beoordeling door de bedrijfsbegeleider. Bij de afstudeeropdracht komt daar nog een presentatie en verdediging bij en is een externe deskundige medebeoordelaar. Hoewel de opleiding eigen uitgangspunten en beoordelingskaders hanteert vindt het panel de resultaten voldoende objectief te verifiëren door het gebruik van formele beoordelingskaders en een duidelijke wijze van toetsen. Het panel heeft toetscriteria in de projecthandleidingen en afstudeernota aangetroffen. Uit de gesprekken blijkt dat de afrondingen vrij formeel plaatsvinden en de beoordelingscriteria voor de studenten en het werkveld helder zijn. Het panel constateert voorts dat de beoordelingsformulieren voldoende zijn afgetekend. De docenten geven in het gesprek aan dat zij de toetsen maken aan de hand van leerdoelen. Meeliftgedrag wordt voorkomen door de studenten zelf die aan de bel kunnen trekken. Docenten letten natuurlijk wel op en naast de projecten zijn er ook gewoon tentamens. Het panel heeft beoordelingscriteria voor de stage aangetroffen in de Handleiding projectmatig werken, beoordeling aan de hand van competenties. De beoordeling vindt plaats door de stagebegeleider mede op basis van informatie van de bedrijfsmentor. De afstudeeropdracht wordt beoordeeld door de scriptiedocent en een collega docent. De beoordelingscriteria staan in het document Afstudeernota, waarin een relatie met de eindkwalificaties wordt gelegd. In de door het panel bekeken stageverslagen en afstudeeropdrachten (zie ook facet 6.2) zijn deze kwalificaties te vinden. De afgestudeerden met wie het panel gesproken heeft, bevestigen dit beeld: de doelstellingen van de projecten zijn duidelijk, er zijn © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
•
•
beoordelingscriteria, de relatie met competenties wordt voor het grootste deel aangegeven. Zij vinden dit beter beschreven bij de stage en afstudeeropdracht. Het werkveld geeft in het gesprek aan dat ze goed weten waarop getoetst wordt: in de afstudeernota staat alles. Voor de beoordeling gebruiken zij een checklist. Het panel constateert dat de borging van de toetskwaliteit nog weinig expliciet plaatsvindt: door de docenten zelf. Volgens de opleiding gaat deze borging gebeuren door de recent ingestelde toetscommissie. De deeltijdstudenten geven in het gesprek aan dat het duidelijk is waar ze op getoetst worden. De studiewijzer geeft aan wat je moet kennen en kunnen, waarna de toetsen volgen. De uitslag laat meestal niet lang op zich wachten. De voltijd studenten vinden de toetsen goed aansluiten op de leerstof. Punt van aandacht vindt het panel de feedback op het projectresultaat. Uit de periode-evaluaties blijkt dat studenten minder tevreden zijn over de feedback op het projectresultaat. De studenten vinden dat de toetsing goed aansluit op de inhoud (> 3 op een 5puntsschaal). De deeltijd studenten (tevredenheidsonderzoek) zijn positief over de toetsing. Ruim 70% vindt dat de toetsvormen en het toetsniveau goed aansluiten bij de leerdoelen. Ook hier scoort de feedback minder: 18% is ontevreden en 50% is neutraal.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Voltijd en deeltijd: goed
Criterium: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel concludeert op basis van het overzicht Curriculum Vitae van de docenten dat 40% over recente ervaring met de beroepspraktijk beschikt en 80% over actuele kennis van de beroepspraktijk. Het panel heeft bij de opleiding en de docenten een positieve basishouding aangetroffen om de verbinding met de praktijk zo goed mogelijk gestalte te geven door onder meer regelmatige contacten met werkveld via studenten, het volgen van cursussen en congressen en trainingen en scholing bij bedrijven. In de gesprekken die het panel met de docenten heeft gevoerd geven zij aan het heel belangrijk te vinden hun netwerk te onderhouden, niet alleen ook voor eigen scholing, maar ook voor het regelen van gastcolleges en excursies. • De deeltijd studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij de docenten voldoende praktijkervaring vinden hebben. De lessen sluiten goed aan op de praktijk. Ook de voltijdstudenten zijn tevreden over de praktijkkennis van de docenten. Datzelfde geldt voor het werkveld dat de docenten voldoende op de hoogte van de praktijk vindt en het team zeer enthousiast. © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
29
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding werktuigbouwkunde heeft in 2004 14 medewerkers in dienst voor de voltijd en deeltijdopleiding. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van andere medewerkers, ook van buiten de hogeschool en van tijdelijke medewerkers. • De docent – student ratio is vastgesteld op 1 fte op 29 studenten. Het gaat hierbij om docenten in vast dienstverband. Het streefgetal van de hogeschool voor de medewerker – student ratio is 1 fte op 22,5 studenten. De opleiding zat in 2004 eerst boven deze normen, maar later eronder. Zij maakt gebruik van medewerkers op tijdelijke basis om de onderformatie op te vangen. De gemiddelde leeftijd is ongeveer 52 jaar. De docenten geven in de gesprekken met het panel aan dat de werkdruk de laatste tijd oploopt. • Het panel heeft een gedegen Personeelsplan 2004-2005 ingezien, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan Performance and Competence Management en een nieuw taakverdelingsmodel wordt voorgesteld om de werkdruk te verminderen: gestreefd wordt naar een werkbelasting van 1659 uur op jaarbasis. • Het verzuimpercentage is laag te noemen en beweegt zich tussen de 3,5 en 4,5 procent. Het laatste tevredenheidsonderzoek onder het personeel was in 2004. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat 63% van de docenten tevreden is over de werkdruk.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft een hardwerkend en bevlogen team aangetroffen. De visie van het management is gericht op de ontwikkeling van een competentiegerichte inzet aan de hand van de zgn. IPOP’s. • De behoefte aan scholing wordt bepaald door o.a. de resultaten van de functioneringsgesprekken. Het panel heeft geen apart scholingsplan aangetroffen. Het management geeft in het gesprek aan dat er een scholingsplan zal komen, maar de nadruk nu ligt op een competentiegerichte ontwikkeling. Wel is er collectieve scholing geweest in het kader van de onderwijsontwikkeling. Het gehele team is
30
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
•
•
•
•
bijgeschoold in onderwijskundige veranderingen, zoals scholing in leerlijnen, competentiegericht onderwijs en studieloopbaanbegeleiding. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat er 5% ruimte binnen taakstelling voor scholing is en eveneens 5% van de totale docenteninzet voor innovatie-inzet. Uit de gesprekken met de docenten blijkt dat zij zich goed gekwalificeerd vinden. Het panel stelt vast dat er regelmatig functioneringsgesprekken plaatsvinden. De docenten melden in het gesprek met het panel dat op basis van de gesprekken een inventarisatie plaatsvindt van de (bij)scholingswensen. Er is volgens hen voldoende ruimte voor bijscholing op eigen initiatief. Ook zijn er studiedagen, bijvoorbeeld op het gebied van de toetsing, met het team. Niet alle docenten geven aan zich voldoende toegerust te vinden om studiebegeleiding (SLB) te geven. Datzelfde geldt voor de coachende rol. Het management wil dit verbeteren door middel van ‘training on the job’ (experts begeleiden de docenten bij de uitvoering). Zowel bij het management als bij de docenten heeft het panel veel aandacht voor en een open houding ten opzichte van actuele ontwikkelingen waargenomen. Ook het werkveld constateert dat in de gesprekken met het panel: de docenten letten goed op actuele ontwikkelingen en hebben op basis daarvan vernieuwingen doorgevoerd en projecten ingevoerd. Het werkveld vindt dat het docentenkorps technisch en inhoudelijk voldoende is geschoold en over voldoende flexibiliteit beschikt om in te spelen op nieuwe technische en onderwijskundige ontwikkelingen. Studenten scoren rond de 3,5 (op een 5-puntsschaal) in tevredenheid. Ze zijn wisselend tevreden over met name de organisatorische kwaliteiten van de docenten. De studenten zijn volgens de periode-evaluaties tevreden over de inhoudelijke en didactische kwaliteiten van de docenten. Tevredenheid over de docent als coach bij projecten scoort wisselend, de studenten geven aan dat de waardering sterk docentafhankelijk is. Ook de tevredenheid over de mentor (2e en verdere studiejaren) scoort niet hoog. De deeltijdstudenten (tevredenheidsonderzoek) zijn tevreden over de inhoudelijke en didactische kwaliteiten van de docenten, maar minder tevreden over de organisatorische kwaliteiten (50% van de tweedejaars en 4% van de derdejaars is niet tevreden). Er wordt geen aandacht besteed aan de verbetering van de organisatorische kwaliteiten van de docenten, wel aan didactische training. Het panel is van oordeel dat de opleiding voldoende aandacht besteedt aan de professionalisering en hiermee aan het behoud van de kwaliteit van de docenten. Wel behoeven de coachende en begeleidende kwaliteiten van de docenten aandacht.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. © NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
31
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding zit in een vernieuwd en vergroot gebouw met meerdere opleidingen. Het panel stelt vast dat er goed voorziene practicumruimtes zijn. In de laboratoria is de benodigde inventaris aanwezig, hoewel soms vrij klassiek (natuurkundelab). Er is volgens het panel een uitstekende bibliotheek/mediatheek. De docenten lijken niet ruim gehuisvest: met 4 docenten op één kamer en verspreid over het gebouw. De docenten echter geven in de gesprekken aan tevreden te zijn over hun werkplek. Problemen hebben zij met de inzet van ICT in onderwijssituaties, het ontbreken van digitale materialen, de beschikbaarheid van hoorcollegezalen en de beschikbaarheid van lokalen voor trainingen en practica. De opleiding is bezig met de invoering van Blackboard, maar van alle betrokkenen heeft het panel vernomen dat Blackboard nog niet werkt. • Volgens de opleiding zijn er voldoende computers: 1 op 10 studenten. De studenten echter uiten in de gesprekken klachten over de beschikbaarheid van de computers en printfaciliteiten. Het panel wijt dit aan het feit dat iedereen op hetzelfde tijdstip op de pc wil (piekmomenten). Een strakkere organisatie biedt wellicht soelaas. Ook vinden de studenten dat er te weinig werkruimtes zijn. De deeltijdstudenten (tevredenheidsonderzoek) zijn over het algemeen tevreden, maar ook zij zijn minder tevreden over de beschikbaarheid en mogelijkheden van de computers. • Uit de gesprekken met studenten en docenten blijken er nogal wat verlangens op dit terrein te liggen: de deeltijdstudenten missen ICT (willen ook thuis kunnen inloggen op programma’s), groter meubilair (het huidige is te klein). De voltijdstudenten willen meer werkplaatsmogelijkheden, meer apparatuur als draaibanken, zeker meer projectonderwijs, en meer contacturen voor meer vaktechnische inhoud. Het management ziet graag vernieuwingen in de laboratoria en robottechnologie. De docenten zien graag meer pc´s, nieuwe apparatuur, meer ruimte, nieuwe CNC apparatuur en meer kleine ruimtes voor projecten. • Het panel constateert dat de huisvesting en de materiele voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren, maar stelt wel vast dat er reële problemen zijn.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel vindt de vormen van studiebegeleiding duidelijk beschreven. Bij het oude curriculum is sprake van een mentoraat, met een intensieve begeleiding in het eerste jaar. In de hogere studiejaren dienen studenten zelf het initiatief te nemen. Bij het 32
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
nieuwe curriculum is er sprake van studieloopbaanbegeleiding (SLB, nu alleen nog in eerste jaar). Dit gebeurt op basis van de handleiding Studieloopbaanbegeleiding die in september 2004 is ingevoerd. Het is de bedoeling dat hierbij gebruik gemaakt zal worden van een digitaal portfolio. Er is een aparte deeltijdcoördinator die de deeltijdstudenten begeleidt. Daarnaast is elke deeltijddocent studiebegeleider bij zijn vak. Binnen de bedrijven waar de deeltijdstudenten werkzaam zijn, is een coördinator aangewezen die op de locatie het aanspreekpunt vormt. Het panel oordeelt positief over de recente inspanning van het management om SLB goed in te voeren. Toch moet zij uit de gesprekken constateren dat de voltijdstudenten nog weinig hebben gemerkt van de recent geïntensiveerde studiebegeleiding. De deeltijdstudenten vinden de studiebegeleiding voldoende. De studenten worden tijdens hun stage één keer bezocht door de stagebegeleider. Daarnaast zijn er terugkomdagen en beziet de docentbegeleider de weekrapporten. De voltijdstudenten zijn zoals blijkt uit de gesprekken met het panel tevreden over de stagebegeleiding en de begeleiding bij de afstudeeropdracht. De deeltijdstudenten melden in de gesprekken dat ze meer dan één keer worden bezocht. Zij vinden deze aanpak, zoals blijkt uit de gesprekken, goed. Het werkveld geeft in de gesprekken met het panel aan dat er voor de begeleiding bij de afstudeeropdracht goede richtlijnen en criteria voorhanden zijn. Zij geven als bedrijfsbegeleiders adviezen ten aanzien van de beoordeling. De afgestudeerden zijn goed te spreken over de bedrijfsbegeleiders. De opleiding hanteert sinds kort het studievolgsysteem People Soft (voorheen Progress). Ook recent is de introductie van Blackboard. Uit de gesprekken met alle betrokkenen constateert het panel dat Blackboard nog niet naar voldoening werkt. De studievoortgang wordt dan ook nog steeds gemonitored via Progress. Het panel constateert dat de waarderingen over de begeleiding uiteenlopen. De waardering voor het ‘oude’ mentoraat loopt uiteen. De propedeusestudenten besteden ongeveer 1 uur per week aan SLB. Ze vinden de docenten goed betrokken, maar zijn van mening dat SLB nog niet goed is ingevoerd. Het panel acht SLB nog te recent om al goed te kunnen beoordelen. Deeltijd studenten zijn in het algemeen tevreden over de begeleiding. Studenten vinden volgens de evaluaties de docenten goed bereikbaar. Het panel constateert dat de opleiding op zich voldoende begeleiding biedt aan de studenten, maar dat de SLB nog haar eigen plek binnen de opleiding dient te verwerven.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Voltijd en deeltijd: onvoldoende
33
Criterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft het handboek Kwaliteitshandboek Instituut Techniek en Management (2000) aangetroffen evenals een aantal evaluatie-instrumenten, zoals periodeevaluaties, de stage-evaluatie en afstudeerevaluatie (werkveld), de HBO-Monitor, de studententevredenheidsonderzoeken (STO) en de medewerkerstevredenheidsonderzoeken (MTO). Het panel constateert dat alumni (nog) niet rechtstreeks worden ondervraagd. Wel wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de jaarlijkse HBO-Monitor. Door de fusie hanteert de opleiding nu de uitgangspunten van de hogeschool en heeft deze neergelegd in het document cq implementatienota Projectplan kwaliteit 2004-2006. In dit plan van maart 2004 worden het EFQM- model en de PDCA-cyclus als uitgangspunt genomen. Op basis van een situatieanalyse is een tijdpad uitgezet om in 2006 EFQM-fase 3 te bereiken op alle aandachtsgebieden. In dit plan (waarin aangegeven staat dat een aantal punten nog nadere uitwerking behoeft), wordt een beeld van de uitgangssituatie geschetst, waarna een beleidsvoorstel volgt voor de implementatie en de planning. • Het panel heeft dit facet als onvoldoende beoordeeld, omdat de evaluatiepraktijk nog niet voldoende spoort met de plannen zoals deze in de genoemde notities over kwaliteitszorg zijn verwoord. Uitgangspunten en plannen zijn helder beschreven, maar er vinden nog geen evaluaties plaats volgens de hierboven genoemde plannen. De opleiding geeft in een memo van maart 2005 zelf aan dat de periode-evaluaties moeten worden aangepast aan onder meer de eisen van het EFQM-model: de PDCA-cyclus wordt nog te weinig aantoonbaar gevolgd. Het panel heeft algemene streefnormen aangetroffen waaraan de resultaten worden getoetst: streefnorm is dat het gemiddelde per vraag (STO) boven de 3,5 uitkomt (op een 5-puntsschaal). Het panel heeft geen documenten aangetroffen waarin aangegeven staat wat er vervolgens met de gegevens/resultaten van de periode-evaluaties gebeurt (streefdoelen). • In het gesprek met het panel geeft het management aan dat met ingang van het studiejaar 2004-2005 de opleiding het kwaliteitsplan gaat hanteren als uitgangspunt voor de interne evaluaties en externe accreditaties. Daarbij zullen gestandaardiseerde vragenlijsten voor de verschillende groeperingen (de opleiding noemt deze ‘stakeholders’) worden gebruikt. De opleiding streeft daarbij naar een gemiddelde van 3 of hoger op een 5-puntsschaal op de verschillende evaluatieonderwerpen. De bedoeling is dat bij negatieve scores de gegevens worden geanalyseerd en eventueel actie wordt ondernomen. Hoewel de opleiding regelmatig evalueert, is het panel van mening dat zij nog weinig doet met de gegevens die uit deze evaluaties naar voren komen. Volgens het panel komt dit mede door het ontbreken van duidelijke streefdoelen. Het panel heeft tijdens haar bezoek dan ook nog geen tastbaar resultaat van analyses gezien.
34
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
Het panel beoordeelt dit facet onvoldoende. De eerder genoemde documenten bieden naar het oordeel van het panel een goed handvat voor een gerichter en formeler kwaliteitszorgsysteem.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft verbeterplannen aangetroffen waarin aangegeven staat op welke wijze met de uitkomsten van de evaluaties wordt omgegaan: de verkregen gegevens uit de verschillende evaluaties worden onder leiding van het management besproken in het team en waar nodig de Onderwijs Commissie, waarna er acties worden ondernomen. • De verbeteracties geven een positief beeld. Zo zijn de ICT-problemen grotendeels opgelost. Datzelfde geldt voor de roosterproblematiek, de studiebelasting van het vak Aandrijftechniek en studiebegeleiding (SLB). De uitkomsten van het medewerkerstevredenheidsonderzoek heeft geleid tot een plan van aanpak om de problemen op te lossen. • Hoewel sturing op streefcijfers nauwelijks plaatsvindt en met de evaluatieresultaten nog niet voldoende wordt omgegaan volgens het PDCA-principe, heeft het panel na enige aarzeling toch een voldoende gegeven, omdat zij van mening is dat de (uitwerking van de) kwaliteitszorg goed in de steigers staat. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de notitie Projectplan kwaliteit 2004-2006 waarin in grote lijnen een verbetercyclus beschreven staat. Ook zijn er aantoonbare, op evaluaties gebaseerde verbeteringen, daadwerkelijk doorgevoerd.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voltijd en deeltijd: voldoende
Criterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel stelt vast dat vooral docenten, studenten en individuele bedrijven betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. Studenten zijn betrokken bij de STO, periode-evaluaties, de stage-evaluaties en evaluatie van afstudeeropdrachten. De deeltijdstudenten hebben in 2004 een evaluatierapport ingevuld. De bedoeling is dit ieder jaar te herhalen. Zij
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
35
•
•
•
geven in het gesprek met het panel aan dat problemen die ze aankaarten meestal snel worden opgelost. Van de docenten zijn evaluatiegegevens beschikbaar. Docenten kunnen daarnaast in de diverse opleidingsvergaderingen, bij functioneringsgesprekken en in IPOPgesprekken hun wensen en ideeën kenbaar maken. Zij geven in het gesprek met het panel aan dat er goed naar hen wordt geluisterd. De evaluatiegegevens die gebaseerd zijn op de evaluaties van de stage en de afstudeeropdracht worden, zoals het panel constateert, niet formeel besproken in de beroepenveldcommissie. Er is dus geen formele feedback van die kant. Het panel constateert dat de resultaten van de studentenevaluaties worden teruggekoppeld naar de Opleidingscommissie. De studenten (voltijd en deeltijd) melden dat er niet altijd terugkoppeling van de resultaten naar hen plaatsvindt. Toch ervaren zij de communicatie over de evaluatiebevindingen in het algemeen wel als positief. De afgestudeerden geven in de gesprekken aan dat zij in het verleden niet door de opleiding benaderd zijn. De zelfevaluatie, waaraan zij wel hebben bijgedragen, is wellicht een eerste aanzet tot een structurele opzet. Samenvattend stelt het panel vast dat docenten, studenten en het werkveld in voldoende mate betrokken worden bij de kwaliteitszorg van het onderwijs maar een directere rol van afgestudeerden en beroepenveldcommissie is naar het oordeel van het panel noodzakelijk.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Voltijd: goed Deeltijd: nog geen gegevens
Criterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Of de beoogde eindkwalificaties worden bereikt wordt door de afstudeeropdracht geborgd. Als niveaueis voor de afstudeeropdracht geldt dat het gaat om “het leveren van een bijdrage aan productinnovatie met een toegevoegde waarde voor de opdrachtgever”. Het panel heeft de eisen voor de afstudeeropdracht aangetroffen in het document De afstudeernota. Hierin zit een beoordelingslijst waarin onderwerpen staan die direct zijn afgeleid van de hbo-kernkwalificaties. De resultaten van de beoordelingen van de afstudeeropdrachten op deze kwalificaties door het beroepenveld laten zien dat alle kenmerken scoren met een gemiddelde tussen de 3 en 4 (op een 5-puntsschaal).
36
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
•
•
•
•
•
Het panel vindt de afstudeernota een duidelijk beeld geven in welke mate de studenten de competenties moeten beheersen. Naast de rapportage dienen de studenten een presentatie te geven waarin ze hun rapport verdedigen. Het geheel wordt beoordeeld door de opleidingsbegeleider, de bedrijfsbegeleider en een extern deskundige. Tijdens de opleiding ziet de examencommissie erop toe dat de toetsen aansluiten bij de opleidingskwalificaties. Het panel vindt deze procedure voldoende waarborgen geven. Het panel heeft een tiental afstudeeropdrachten ingezien. Zij vindt de afstudeeropdrachten van een goed niveau en constateert dat de beoordeling voldoende systematisch aan de hand van beoordelingslijsten heeft plaatsgevonden. Het werkveld geeft in het gesprek met het panel aan tevreden te zijn over het niveau van de afgestudeerden. Dit geldt ook voor de stages en de afstudeeropdrachten. De functies waarin de afgestudeerden terecht kunnen komen zijn volgens hen heel verschillend. Bij zeer specialistische bedrijven is altijd extra scholing nodig. Sommige bedrijven als Corus hebben een eigen opleidingstraject voor de afgestudeerde werktuigbouwkundigen. Het panel stelt vast dat de scholing met name managementvaardigheden betreft. Bij afgestudeerde deeltijders ligt de nadruk op presenteren. Sommige werkveldvertegenwoordigers geven in het gesprek aan dat er in de huidige opleiding wellicht teveel de nadruk gelegd wordt op de ontwikkeling van sociale vaardigheden en minder op kennis van de technische kant. Zij achten meer nadruk op technische aspecten, meer praktijkopdrachten, warmtetechniek, dynamica, en softwareprogramma’s noodzakelijk. De afgestudeerden geven in de gesprekken aan dat er bij de beoordeling protocollen (procedures) zijn gebruikt. Het bedrijf waar de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd, begeleidt/ beoordeelt mee aan de hand van beoordelingscriteria. De afgestudeerden vinden dat er te weinig aandacht is voor internationalisering, zij hebben bijvoorbeeld technisch Engels gemist. Verder hebben zij gemist: nieuwe technieken, een modern natuurkundelaboratorium, meetinstrumenten en CNC-apparatuur. Het panel stelt vast dat de controle op de realisatie van de eindkwalificaties plaatsvindt tijdens de opleiding en bij het afstuderen en goed is geborgd. De resultaten zijn positief.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voltijd: onvoldoende Deeltijd: nog geen gegevens
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
37
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De streefnormen voor de slaagpercentages heeft het panel aangetroffen in het zelfevaluatierapport: gemiddelde verblijfsduur studiestakers: 1,35 jaar; gemiddelde verblijfsduur afstudeerders: 4,2 jaar, uitval propedeuse in eerste studiejaar: 20%; uitval propedeuse totaal: 25%; uitval in de hoofdfase: 5%; diplomarendement per instroomcohort: 70%. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat de streefcijfers in de meeste gevallen niet behaald worden: de gemiddelde verblijfsduur van de studiestakers ligt op 1,53 jaar. De gemiddelde verblijfsduur van afstudeerders bedraagt 4,46 jaar. Bij het deeltijdonderwijs zijn er nog geen afgestudeerden. • Het panel begrijpt uit het gesprek met het management dat zij nog geen betrouwbare cijfers voorhanden heeft van de opleiding in Alkmaar. Volgens de cijfers van de HBORaad (van Alkmaar en Haarlem gezamenlijk) worden in de meeste gevallen de streefcijfers niet behaald. Ook in verhouding met andere werktuigbouwkunde opleidingen scoort de opleiding op basis van de opgave van de HBO-Raad, niet goed. Volgens het management is het rendement de laatste jaren door een andere bekostiging langzaam verbeterd. Het panel heeft ‘eigen, Alkmaarse’ cijfers van de opleiding ingezien die een gunstiger beeld geven, maar het panel heeft geen formele verificatie van deze cijfers aangetroffen. • Het panel geeft voor dit facet onvoldoende aangezien de gegevens blijkbaar nog niet op orde zijn en de opleiding, zoals het management ook aangeeft in het gesprek, nog geen analyse heeft gemaakt van de verschillen met andere werktuigbouwkunde opleidingen. Het panel stelt vast dat het management bezig is met de ontwikkeling van een rendementsbeleid en beter wil gaan sturen op streefcijfers, door met name meer aandacht te geven aan SLB. • Het panel constateert dat het slagingspercentage (voltijd) na vier jaar 35% is (cohorten 93/94 tot en met 98/99). Na zes jaar slaagt uiteindelijk 62%. Van de cohorten die zijn ingestroomd in de propedeuse, valt ongeveer een derde uit. De gemiddelde studieduur van de geslaagden beweegt zich rond de 4,3 jaar. De gemiddelde duur van studiestakers varieert de laatste vier jaar van 1,6 (2003-2003) tot 1,1 (2003-2004).
38
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
39
40
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
41
42
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid
X
Panellid/auditor NQA Mevrouw Honingh
Panellid, domijndeskundig: De heer Van Loon
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw Stoop
Panellid, voorzitter: De heer Flapper
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
X
Visitatie- of auditdeskundigheid
X
X
X
X
Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden:
De heer dr. W.M.J. Flapper De heer Flapper is voorzitter van het visitatiepanel. Was eerder voorzitter externe kwaliteitscommissie voormalige Hogeschool ISBW te Houten (aangewezen instelling). Is zeer ervaren en deskundig op het gebied van kwaliteitszorg, zelfevaluatie en visitatie. Opleiding Gymnasium β (1955-1961) Studie Scheikunde RU Leiden (1961-1967) Onderzoek RU Leiden + promotie (1967-1976) Verschillende onderwijskundige leergangen; kwaliteitszorg, innovatiestrategieën, onderwijsorganisatie en dergelijke (1990-1995)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
43
Werkervaring Docent chemie hbo (1967-1981) Opleidingsmanager chemie hbo (1981-1989) Projectleider onderwijsvernieuwingen bij de Polytechnische Faculteit (1989-1994) Onderwijskundig beleidsadviseur bij het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam (19941998) Zelfstandig adviseur en Consultant voor management van onderwijsinstellingen (1998-heden)
De heer ing. H.G. van Loon Heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek en heeft cursussen gevolgd bij Lloyds. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis binnen de sector techniek. Opleiding: mts Werktuigbouwkunde, mbo College Gouda (1981 – 1985) hts Operationele Techniek, Hogeschool Utrecht (1985 – 1989) Commerciële opleiding, Mount Everest Rotterdam (1989 – 1990) Cursussen: Eéndagsopleiding Lekzoektechniek Leybold, Woerden (september 1991) Marketing 2 Open Universiteit, Amsterdam (april 1992) Communicatietrainingen op basis van NLP JAB Rotterdam (mei 1992) Werkervaring: De heer Van Loon is zelfstandig ondernemer. Hij is eigenaar van Uptime!, een landelijk operend adviesbureau, gespecialiseerd in het leveren van expertise en services voor trouble shouting en condition monitoring van productiemachines. De heer Van Loon heeft ervaring in techniek en onderhoud van (productie-)machines. Hij heeft onder andere gewerkt bij Carl Schenk BV te Rotterdam en bij Data Analysis Product te Leuven (België), waarna hij in 1996 zijn eigen onderneming Uptime! is gestart.
Mevrouw L.G. Stoop: Als student panellid heeft mevrouw Stoop verschillende opleiding in de sector Techniek gevisiteerd. Opleiding: Mevrouw Stoop is tweedejaars student hts Bouwkunde aan de hogeschool van Rotterdam. Overige ervaring: Tijdens het eerste jaar van haar opleiding is zij voorzitter van de opleidingscommissie geweest, daarnaast heeft zij geholpen bij de uitwerking van de module-evaluaties van haar opleiding. Verder doet zij veel commissiewerk in de studentenvereniging waarvan zij lid is.
Mevrouw drs. M. Honigh Mevrouw Honigh is ingezet als NQA-auditor. Opleiding en cursussen: Gymnasium alpha, kandidaats psychologie, doctoraal psychologie, afstudeerrichting onderwijskunde (Rijksuniversiteit Leiden). Zij volgde diverse managementcursussen en de ISW opleidingen PR en journalistiek. Momenteel volgt zij de hbo-opleiding Vertaler Engels Overige werkzaamheden: Mevrouw Honigh werkte bij het Ministerie van OC&W, in diverse beleids- en managementfuncties Zij was studentassistent aan de Universiteit Leiden en lerares Engels en Geschiedenis in Zambia. Mevrouw Honigh is zelfstandig gevestigd als onderwijskundig adviseur. Zij was betrokken bij visitaties van diverse opleidingen in het hbo.
44
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatie werktuigbouwkunde op 16 en 17 maart 2005 Woensdag 16 maart 12.00- 12.15
Ontvangst door opleidingsmanagement
12.15- 13.15
Algemeen rondje panel
13.15- 14.30
Bestuderen materiaal
14.30- 16.30
Bespreken materiaal
16.30- 17.15
Gesprek met werkveldvertegenwoordiging
17.15- 18.00
Gesprek met alumni
Donderdag 17 maart 08.30- 09.30
Gesprek met opleidingsmanagement
09.30- 10.30
Gesprek met studenten deeltijd
10.30- 10.45
Panelgesprek
10.45- 11.30
Gesprek met studenten voltijd jaar 2,3 en 4
11.30- 12.45
Gesprek met docenten
12.45- 13.30
Lunch
13.30- 14.15
Gesprek met studenten voltijd jaar 1
14.15- 15.00
Rondleiding, overleg
15.00- 16.00
Nader onderzoek, voorlopige conclusies
16.00- 16.45
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
16.45- 17.30
Panelvergadering, afronding conclusies
17.30
Beknopte rapportage aan managementteam
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
45
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage worden in tabellen de kwantitatieve rendementen van de opleiding Werktuigbouwkunde van INHOLLAND vergeleken met de landelijk gemiddelde cijfers. Voltijd Tabel 1: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde versus landelijk gemiddelde (LG). 1995 1996 1997 1998 1999 Percentage diploma behaald Opl. 47.8% 47.8% 58.7% 45.5% 44.9% 62.2% 63.6% 65.1% 63.7% 64.8% na 5 jaar LG Percentage diploma behaald na 8 jaar
Opl. LG
62.7% 68.4%
62.3% 69.4%
Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde versus landelijk gemiddelde (LG). 1999 2000 2001 2002 2003 Gemiddelde studieduur van 52.1 54.5 54.4 58.6 53.0 Opl. 48.8 47.1 47.3 46.4 46.2 gediplomeerden LG uitstroomcohort jaar X (in maanden) Gemiddelde studieduur 20.6 16.3 10.4 22.3 19.2 Opl. 22.8 19.7 19.0 18.9 19.4 studiestakers in maanden LG van het uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde, hogeschool INHOLLAND (instroomcohort eerste keer hogeschool) en het landelijk gemiddelde. 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar 24.5% 26.5% 28.6% 15.4% 28.8% Opl. 18.8% 21.0% 28.1% 22.1% 24.7% LG Percentage uitval na 3 jaar
Opl. LG
25.4% 23.6%
29.5% 26.3%
28.6% 26.0%
34.7% 29.6%
35.1% 34.7%
Bron: website HBO-raad.
Tabel 4: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL). 2000 2001 2002 2003 2004 Aantal inschrijvingen 192 207 204 187 226 Opl. 4.759 4.717 4.398 4.503 4.559 TL Instroom
Opl. TL
47 1.415
73 1.424
62 1.292
51 1.422
60 1.351
Aantal behaalde diploma’s
Opl. TL
39 1.191
42 1.080
45 1.077
14 938
46 947
Bron: website HBO-raad.
46
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Deeltijd
Tabel 1: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde versus landelijk gemiddelde (LG). 1995 1996 1997 1998 1999 Percentage diploma behaald Opl. 26.2% 30.4% 27.8% 33.3% 32.4% na 5 jaar LG Percentage diploma behaald na 8 jaar
Opl. LG
40.8%
41.5%
Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde versus landelijk gemiddelde (LG). 1999 2000 2001 2002 2003 Gemiddelde studieduur van Opl. 65.7 69.1 52.6 56.1 51.9 gediplomeerden LG uitstroomcohort jaar X (in maanden) Gemiddelde studieduur Opl. 24.9 23.1 21.6 27.7 26.8 studiestakers in maanden LG van het uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde, hogeschool INHOLLAND (instroomcohort eerste keer hogeschool) en het landelijk gemiddelde. 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar Opl. 26.2% 23.5% 27.8% 29.4% 33.5% LG Percentage uitval na 3 jaar
Opl. LG
41.4%
46.2%
51.2%
-
-
Bron: website HBO-raad.
Tabel 4: Gegevens Opleiding Werktuigbouwkunde en totaal landelijk (TL). 2000 2001 2002 2003 2004 Aantal inschrijvingen 46 64 Opl. 738 824 795 682 675 TL Instroom
Opl. TL
219
235
207
1 158
23 171
Aantal behaalde diploma’s
Opl. TL
67
134
101
71
nnb
Bron: website HBO-raad.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
47
48
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
Bijlage 5:
Overzichtslijst ter inzage gelegd materiaal
1. Algemene notities: - INHOLLAND, Grenzeloos en dichtbij - Kiezen voor kansen - Backbone, onderwijsconcept INHOLLAND - De deeltijdopleiding Werktuigbouwkunde, geschiedenis en evaluatie - Raamleerplan opleiding werktuigbouwkunde 2001 en 2005 - Projectplannen major- minorstructuur 2003-2004 en 2004-2005 School of Technology - Verslagen ontwikkelteam major-minorstructuur. 2. Facet 1: -
Bijlagen koppeling hbo kenmerken/ Dublin-descriptoren Notulen clusteroverleg Studiegidsen (meerdere facetten) Competentiekaarten (meerdere facetten) Notulen/agenda’s regionale beroepenveldcommissie De product life cycle als basis voor de beoogde competenties Competentiebeschrijvingen buitenlandse opleidingen
3. Facet 2: -
Boeken en dictaatlijsten, tijdschriftenlijst en aanbod bibliotheek Voorbeeldprojecten (handleidingen) Overzicht excursies, gastsprekers, beroepenveldcommissie en extern deskundigen Informatie Kenniskring duurzaamheid Rapportage evaluatie afstudeerders Tevredenheidsonderzoek DT WTB juni 2004 Hbo- monitor 2003 Periode-evaluaties (meerdere facetten) Samenvatting STO (meerdere facetten) Overzicht koppeling competenties aan onderwijsactiviteiten Moduleboeken Schematische overzichten
4. Facet 3: -
Overzicht opleidingsteam Medewerkerstevredenheidsonderzoek en aanvullend onderzoek (MTO, meerdere facetten)
5. Facet 4: -
Overzichtslijst software Projectplan technische praktijkruimte Handleiding Studieloopbaanbegeleiding werktuigbouwkunde Visiestuk Studieloopbaanbegeleiding Brochure decanaat Nieuwsbrief People Soft
6. Facet 5: -
Kwaliteitshandboek Instituut Techniek en Management Projectplan Kwaliteit 2004-2006 Beleidsplan Business & Technology STO MTO Periode-evaluaties HBO-Monitor
7. Facet 6: -
Overzicht met kengetallen\ Rendementen Afstudeeropdrachten Afstudeernota Evaluatieresultaten over de gerealiseerde kwalificaties
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, opleiding Werktuigbouwkunde (vt/dt)
49