Studentenstatuut Vilentum Hogeschool studiejaar 2015-2016 Faculteit Stoas Wageningen versie 1.0, september 2015 Vastgesteld door: College van Bestuur van de Aeresgroep op 6 juli 2015
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool
pagina
Inleiding .................................................................................................................................................................2 Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN .............................................................................................................3 1.1 Vaststelling en wijziging van het studentenstatuut ......................................................................................3 1.2 De inhoud van het statuut ............................................................................................................................3 1.3 Openbaarmaking en evaluatie .....................................................................................................................3 Hoofdstuk 2 INFORMATIE ...................................................................................................................................4 2.1 Informatie aan aspirant studenten ...............................................................................................................4 2.2 Informatie aan studenten .............................................................................................................................4 2.3 Gegevens van de individuele student ..........................................................................................................4 2.4 Mededelingen aan studenten ......................................................................................................................5 Hoofdstuk 3 INSCHRIJVING ................................................................................................................................6 3.1 Toelating ......................................................................................................................................................6 3.2 Procedure inschrijving..................................................................................................................................6 3.3 Rechten en plichten. ....................................................................................................................................7 Rechten ..............................................................................................................................................................7 3.4 Sancties .......................................................................................................................................................9 3.5 Beëindiging inschrijving ...............................................................................................................................9 Hoofdstuk 4 HET ONDERWIJS..........................................................................................................................10 4.1 Missie en (onderwijs)visie van de Hogeschool ..........................................................................................10 4.2 Levensbeschouwelijke oriëntatie / identiteit...............................................................................................10 4.3 Studeerbaarheid ........................................................................................................................................11 4.4 Kosten verbonden aan de opleiding ..........................................................................................................12 4.5 Propedeuse en studieadvies .....................................................................................................................12 4.6 Onderwijs- en examenregeling ..................................................................................................................13 Hoofdstuk 5 MEDEZEGGENSCHAP .................................................................................................................13 5.1 Organen .....................................................................................................................................................13 5.2 Faciliteiten voor organen............................................................................................................................13 5.3 Faciliteiten voor leden ................................................................................................................................13 5.4 Participatie van studenten in andere gremia .............................................................................................14 Hoofdstuk 6 GEBRUIKSRECHTEN ...................................................................................................................15 6.1 Voorkoming inbreuk op intellectueel eigendom .........................................................................................15 Hoofdstuk 7 RECHTSBESCHERMING ..............................................................................................................16 Hoofdstuk 8 STUDENTENVOORZIENINGEN ...................................................................................................18 8.1 Studieloopbaan-/fasebegeleiding/mentoraat .............................................................................................18 8.2 Vertrouwenspersonen ................................................................................................................................18 8.3 Profileringsfonds ........................................................................................................................................18 8.4 Verzekeringen ............................................................................................................................................18 Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN .......................................................................................................................19 9.1 Inwerkingtreding .........................................................................................................................................19 9.2 Onvoorziene gevallen ................................................................................................................................19 Bijlagen: ...............................................................................................................................................................20 Overzicht van regelingen en reglementen ...........................................................................................................20
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 1 van 21
versie 1.0, september 2015
Inleiding Dit studentenstatuut is opgesteld op grond van het in artikel 7.59 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) bepaalde. Dit statuut bevat de rechten en verplichtingen van de aan Vilentum Hogeschool ingeschreven studenten. Door het vastleggen van de rechten en verplichtingen van studenten in een studentenstatuut verkrijgen studenten op eenvoudige wijze een volledig inzicht in hun rechtspositie. Naast het vastleggen van rechten en verplichtingen die betrekking hebben op het persoonlijk belang van de student bevat het statuut ook voorschriften die goed functioneren van de student in relatie met zijn omgeving op het oog hebben. Het studentenstatuut Vilentum Hogeschool is van toepassing op alle studenten van de Bachelor-opleidingen, de Associate Degree opleidingen en de Master-opleidingen van de Hogeschool Als onderdeel van dit studentenstatuut kent Vilentum Hogeschool voor de faculteit Stoas Vilentum vier Onderwijs- en Examenregelingen OER). Er zijn twee OER’s geldend voor de bachelor- en Ad-opleidingen, een voor de Bachelor opleiding Consumptieve Technieken en een die geldend is voor de Masteropleiding. Voor de faculteit CAH Vilentum is er een OER waarin zowel Bachelor, AD als Masteropleidingen zijn opgenomen. In deze Onderwijs- en Examenregelingen worden procedures, rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens. Artikel 7.13 van de WHW beschrijft waaraan een OER dient te voldoen. Daar waar 'hij' of ‘hem’ staat, kan ook 'zij' respectievelijk ‘haar’ gelezen worden.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 2 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 Vaststelling en wijziging van het studentenstatuut 1.1.1 Dit studentenstatuut, hierna te noemen statuut, is opgesteld op grond van het bepaalde in artikel 7.59 van de WHW. 1.1.2 Het statuut wordt jaarlijks vastgesteld door het College van Bestuur van de instelling, met inachtneming van het gestelde in de medezeggenschapsorganen van Vilentum Hogeschool. 1.1.3 De bepalingen van het statuut zijn slechts rechtsgeldig indien en voor zover zij niet in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet. Wanneer deze regelingen worden gewijzigd, worden de betreffende bepalingen in het statuut geacht dienovereenkomstig te zijn gewijzigd. 1.1.4 Wanneer als gevolg van besluiten van het College van Bestuur onderdelen van het statuut niet langer in overeenstemming zijn met deze besluiten, wordt het statuut gewijzigd. 1.2 De inhoud van het statuut 1.2.1 De rechtspositie van studenten die zich aan Vilentum Hogeschool hebben ingeschreven wordt in het statuut geregeld door een omschrijving van de rechten en plichten die gelden. 1.2.2 De rechten en plichten van de studenten vloeien voort uit: - de wet- en regelgeving die op hen van toepassing is, in het bijzonder de WHW; - de regelingen en reglementen van de faculteiten van Vilentum Hogeschool, inclusief dit statuut (zie bijlages voor een overzicht van deze regelingen en reglementen). 1.2.3 Naast de omschrijving van de in art. 1.2.2 bedoelde rechten en plichten bevat dit statuut beknopte informatie over de opzet van de opleiding(en), organisatie en uitvoering van het onderwijs, de onderwijsvoorzieningen en de studieloopbaan-/fasebegeleiding/mentoraat. 1.3 Openbaarmaking en evaluatie 1.3.1 De tekst van het studentenstatuut is ter inzage geplaatst op internet en het intranet van de verschillende faculteiten van Vilentum Hogeschool. 1.3.2 Wanneer het studentenstatuut wordt gewijzigd gedurende een studiejaar, wordt de student daarvan op de hoogte gebracht via een aankondiging op het intranet van de verschillende faculteiten van Vilentum Hogeschool. 1.3.3 Een tussentijdse wijziging van het studentstatuut wordt vastgesteld in goed overleg met de verschillende faculteits-studentenraden en na instemming van de medezeggenschapsorganen van Vilentum Hogeschool. 1.3.4 De Hogeschool draagt zorg voor jaarlijkse evaluatie van het studentenstatuut. Na evaluatie vindt eventueel bijstelling plaats, waarna de procedure van vaststelling door het College van Bestuur, advisering door de opleidingscommissie(s) en instemming van de medezeggenschapsorganen van Vilentum Hogeschool wordt gevolgd zoals beschreven in artikel 1.1.2.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 3 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 2 INFORMATIE 2.1 Informatie aan aspirant studenten 2.1.1 De faculteiten dragen er zorg voor dat, voorafgaande aan de inschrijving, aspirant studenten kunnen beschikken over alle gegevens die relevant zijn met betrekking tot de inschrijving aan een van de opleidingen aan Vilentum Hogeschool. 2.1.2 Onder deze informatie zijn in ieder geval de volgende gegevens begrepen: a. de vooropleidingseisen en andere inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden; b. de globale opzet van het studieprogramma; c. de kosten die aan het volgen van de opleiding zijn verbonden; d. voorzieningen voor studenten met een beperking; e. eventuele faciliteiten voor niet-Nederlandstalige studenten. 2.2 Informatie aan studenten 2.2.1 De faculteiten dragen er zorg voor dat studenten over alle gegevens kunnen beschikken die relevant zijn voor het volgen van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven. 2.3 Gegevens van de individuele student 2.3.1 Iedere student heeft het recht op inzage van de in de administratie van Vilentum Hogeschool opgenomen gegevens die zijn persoon en / of studievoortgang betreffen. 2.3.2 Door inschrijving geeft de student toestemming tot het verzamelen, opslaan en corrigeren van zijn persoonsgegevens zijnde naam en adres, studievoortgang, alsmede noodzakelijke gegevens omtrent de ouderlijke macht of voogdij. Deze gegevens worden uitsluitend aan derden verstrekt voor zover Vilentum Hogeschool daartoe wettelijk verplicht is (b.v. doorgeven studievoortgang aan DUO). 2.3.3 Door inschrijving geeft de student toestemming voor het intern publiceren van naam, foto, email en correspondentieadres op lijsten en / of het intranet. Dit tenzij de student hier beargumenteerd bezwaar tegen inbrengt. 2.3.4 Persoonlijke gegevens van de student, niet zijnde gegevens als bedoeld in 2.3.2, welke worden vastgelegd in notulen van studentbesprekingen of studievoortgangvergaderingen of in aantekeningen van individuele gesprekken, zijn uitsluitend bedoeld voor intern gebruik; deze informatie komt slechts ter kennis van direct betrokkenen. 2.3.5 In alle gevallen is het ter kennis brengen van persoonlijke gegevens als bedoeld in 2.3.3 en 2.3.4 dan wel het ter inzage ervan geven aan derden slechts toegestaan na voorafgaande toestemming van de betrokken student. Met deze gegevens zal vertrouwelijk omgegaan worden. Uitzondering hierop is het jaarlijks verstrekken van e-mailadressen voor de Nationale Studenten Enquête (NSE) en de enquête voor de HBO-monitor.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 4 van 21
versie 1.0, september 2015
2.4 Mededelingen aan studenten 2.4.1 Studenten worden geacht kennis te nemen van de mededelingen omtrent roosters, tentamens/ examens en andere onderwijszaken die gedaan worden via de binnen de faculteit gebruikelijke publicatiemiddelen, waaronder het intranet, nieuwsbrieven en e-mail. 2.4.2. Wanneer Vilentum Hogeschool per post mededelingen aan studenten stuurt, dan worden deze gericht aan het geregistreerde postadres. 2.4.3. Studenten dragen ten aller tijde zelf verantwoordelijkheid voor het actueel houden van zijn geregistreerde adressen in het studentenvolgsysteem. Indien adressen gewijzigd moeten worden dient de student dit zelf via Studielink te doen.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 5 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 3 INSCHRIJVING 3.1 Toelating 3.1.1 Degene die zich als student aan Vilentum Hogeschool wil inschrijven, wordt in principe toegelaten wanneer is voldaan aan de wettelijke vooropleidingseisen. 3.1.2 De student is verplicht vóór aanvang van de studie een kopie van het diploma / getuigschrift, de bijbehorende cijferlijst van de vereiste vooropleiding en een geldig identiteitsbewijs1 in te leveren bij de betreffende administratieve afdelingen van de faculteiten van Vilentum Hogeschool. Studenten met een andere nationaliteit dan de Nederlandse dienen ook over een geldig verblijfsdocument te beschikken. De verschillende faculteiten van Vilentum Hogeschool kunnen nog aanvullende documenten eisen om toelating te kunnen bepalen. 3.1.3 Een bezitter van een buitenlands diploma waarvan door de faculteitsdirectie wordt bepaald dat dit tenminste als gelijkwaardig aan de wettelijke toelatingseisen kan worden aangemerkt kan ook worden toegelaten. Wel dient de student blijk te geven van voldoende beheersing van de Nederlandse of Engelse taal, afhankelijk van de taal waarin de opleiding wordt aangeboden. Het specifieke niveau wordt weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van de desbetreffende opleiding. 3.1.4 Degene die niet voldoet aan de vooropleidingseisen, kan in sommige gevallen (zie WHW artikelen 7.25 en 7.29) worden toegelaten, wanneer inschatting van capaciteiten en persoonlijke eigenschappen van dien aard is, dat er een redelijke kans is op het met succes doorlopen van de opleiding. In dat geval is er sprake van een toelatingsonderzoek. De bij dit onderzoek te stellen eisen zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling van de betreffende opleiding of groep van opleidingen. 3.1.5 Wanneer een student ondanks een tekortkoming in de vooropleidingseisen toch wordt toegelaten, kan hem een aanvullend studieplan worden opgelegd naast het reguliere onderwijsprogramma. Slaagt de student er niet in de afgesproken resultaten te behalen, dan kan de directie hem na het verstrijken van de afgesproken termijn van het aanvullend studieplan een bindend negatief studieadvies geven (WHW, art. 7.25, lid 4.) 3.1.6 Een student met een functiebeperking kan een beroep doen op inzet van extra middelen voor zover deze binnen de grenzen van redelijkheid vallen. Dit is per faculteit uitgewerkt in een aparte regeling. 3.1.7 Toelating van studenten met een functiebeperking kan worden geweigerd, wanneer de handicap van dien aard is, dat er geen reëel beroepsperspectief is en / of wanneer het niet mogelijk is de doelstellingen van het onderwijsprogramma met redelijke extra inzet van middelen te verwezenlijken. 3.1.8 Het besluit tot toelating wordt in alle gevallen genomen door de directie van de betreffende faculteit. 3.2 Procedure inschrijving 3.2.1 De aankomend student dient zich digitaal aan te melden via Studielink. 3.2.2
1
Paspoort of beide zijden van de Identiteitskaart
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 6 van 21
versie 1.0, september 2015
De zittende studenten dienen zich ieder jaar op het aangegeven tijdstip opnieuw in te schrijven via Studielink. 3.2.3 De student ontvangt een bewijs van inschrijving nadat hij het verschuldigde collegegeld heeft voldaan, dan wel een machtiging tot afschrijving van deze gelden heeft ondertekend. 3.2.4 In verband met de uitvoering van de koppelingswet dient elke student een kopie in te leveren van zijn paspoort of een ander geldig verblijfsdocument, om daar mee aan te tonen dat hij rechtmatig in Nederland verblijft. Wanneer een GBA-verificatie via Studielink is ontvangen kan deze verplichting achterwege blijven. 3.2.5 De student die in de loop van het studiejaar wordt ingeschreven, betaalt voor elke maand van het resterende deel van het studiejaar een twaalfde deel van het wettelijk collegegeld. Deze tussentijdse inschrijving is alleen mogelijk na toestemming van de betreffende faculteitsdirectie. 3.2.6 Indien de student die in de loop van het studiejaar wordt ingeschreven en voor dat studiejaar al lesgeld heeft betaald voor het voortgezet- of beroepsonderwijs, betaalt hij voor elke maand van het resterende deel van het studiejaar een twaalfde deel van het verschil tussen het collegegeld en het betaalde lesgeld. 3.3 Rechten en plichten. Rechten Inschrijving aan Vilentum Hogeschool geeft de student de volgende rechten: a. deelname aan leereenheden/modulen van het curriculum volgens de bepalingen van de betreffende Onderwijs- en Examenregeling. Bij deze deelname is afsluiting door middel van tentamens, toetsen, opdrachten en assessments inbegrepen; b. toegang tot gebouwen binnen de vastgestelde openingstijden; c. gebruikmaking van mediatheek, studentenwerkplekken, practicumruimten en apparatuur volgens staande afspraken, zoals die met de beheerders en / of docenten zijn of worden gemaakt; d. studieloopbaan-/fasebegeleiding/mentoraat als genoemd in hoofdstuk 8, artikel 1 en studentendecanaat; e. Kiesrecht voor de studentenraden; f. In geval van een besluit tot beëindiging van de opleiding door de Minister of het College van Bestuur van de instelling: de mogelijkheid om de opleiding binnen redelijke tijd te kunnen afmaken aan dezelfde of aan een andere instelling. 3.3.2 Gedragsafspraken De student gedraagt zich volgens de regels van de Hogeschool. Deze hebben onder meer betrekking op: a. een student gedraagt zich naar buiten toe als een ambassadeur van de Hogeschool b. op activiteiten, ook in het kader van studentenorganisaties en studentensamenleving in de vestigingsplaats, die het imago van de Hogeschool schaden is de student aanspreekbaar c. een open benadering van en respect hebben voor de grondslag van instellingen, scholen en bedrijven, leerlingen, studenten en medewerkers; waar tijdens het werkplekleren, stages of in projecten wordt geleerd, d. een positieve houding t.o.v. zorg voor het milieu en de veiligheid; e. gebruik van terreinen en gebouwen van de Hogeschool overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming;
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 7 van 21
versie 1.0, september 2015
f.
zorgvuldigheid in het gebruik van apparatuur en voorwerpen die eigendom zijn van de Hogeschool of van derden; bij vermissing, vernieling of beschadiging daarvan wordt de daaruit voortvloeiende schade verhaald op de veroorzaker(s); g. niet-roken in de gebouwen, h. zorgvuldigheid in het gebruik van digitale communicatie- en ICT-hulpmiddelen. Het gebruik ervan mag niet aanstootgevend of belemmerend zijn voor medestudenten en derden. Meer informatie is beschikbaar in de Gedragscode Internet- en e-mailgebruik, bijlage 03 bij dit statuut i. een inspanningsplicht om er alles voor te doen om binnen de nominale studieduur de studie af te ronden. 3.3.3. De regels als bedoeld in 3.3.2. zijn deels geschreven en deels ongeschreven.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 8 van 21
versie 1.0, september 2015
3.4 Sancties 3.4.1 Conform artikel 7.57h van de WHW kan de directie voorschriften geven en maatregelen nemen ter handhaving van de goede gang van zaken binnen de Hogeschool. 3.4.2 De maatregelen die op overtreding van de regels, na het doorlopen van een procedure, door het bevoegd gezag kunnen worden genomen zijn: waarschuwing, berisping of ontzegging van de toegang tot de terreinen en gebouwen of lessen van de Hogeschool; deze laatste maatregel voor de tijd van ten hoogste één jaar. 3.4.3 In gevallen van urgente aard, zonder het doorlopen van een procedure, kan de directie bij wijze van ordemaatregel een student de toegang tot de terreinen en gebouwen van de Hogeschool ontzeggen voor de tijd van ten hoogste twee weken, ten hoogste eenmaal te verlengen. 3.4.4 Een student kan permanent van de opleiding worden verwijderd (of toegang worden geweigerd) wanneer door gedragingen en uitlatingen van die student deze ongeschikt blijkt te zijn voor de opleiding of tot het beroep waartoe opgeleid wordt. Het een en ander is nader beschreven in artikel 7.42a van de WHW. 3.5 Beëindiging inschrijving 3.5.1 (zie WHW art. 7.42) De inschrijving wordt op verzoek van de student beëindigd: a. na een digitaal uitschrijfverzoek via Studielink van de student; b. volgens de regels van de geldende versie van de WHW; c. indien een student de inschrijving beëindigt gedurende de propedeutische fase zullen bij hernieuwde inschrijving de in de Onderwijs- en Examenregeling vastgestelde werkwijzen per faculteit gehanteerd worden. 3.5.2 (zie WHW art. 7.49) Bij beëindiging van de inschrijving kan terugbetaling van een deel van het wettelijk collegegeld plaatsvinden met inachtneming van de volgende punten: a. er wordt uitsluitend restitutie verleend na een digitaal uitschrijfverzoek van de student via Studielink; b. bij bepaling van het aantal maanden restitutie wordt uitgegaan van de regel van de WHW (art. 7.42); c. er vindt pas restitutie plaats wanneer de student daarnaast aan een aantal per faculteit nader te bepalen voorwaarden heeft voldaan. Deze voorwaarden worden opgenomen in de betreffende Onderwijs- en Examenregeling of informatiebulletins van de faculteit. 3.5.3 Het correct beëindigen van de inschrijving is de verantwoordelijkheid van de student. De studieloopbaan-/fasebegeleider/mentor verschaft op verzoek informatie over de uitschrijvingprocedure. 3.5.4 Bij ongediplomeerde uitstroom krijgt de student, indien gewenst, bewijzen uitgereikt van behaalde resultaten.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 9 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 4 HET ONDERWIJS 4.1 Missie en (onderwijs)visie van de Hogeschool De manier waarop binnen de Hogeschool het onderwijs vorm en inhoud wordt gegeven is per faculteit beschreven. 4.1.1 Faculteit CAH Vilentum De faculteit CAH Vilentum, met een hoofdvestiging in Dronten en een nevenvestiging in Almere, is een open hogeschool met een maatschappelijke taak en een loyale en kritische gesprekspartner in de agrarische wereld. Het onderwijs is de kernactiviteit van die schoolgemeenschap. Daarmee is ook de voornaamste doelstelling en reden van bestaan van die gemeenschap gegeven: kennis ontwikkelen en doorgeven en daarmee jonge mensen in staat stellen te leren over landbouw & platteland en de agribusiness, en duurzame en rechtvaardige ontwikkelingen in die domeinen. De studenten krijgen de gelegenheid zichzelf breed te ontwikkelen en zich te richten op een functie als leidinggevende, ondernemer of technisch deskundige in het agrarische werkveld. De hogeschoolgemeenschap is een studiehuis, waarin de leden ook kunnen werken en wonen. 4.1.2 Faculteit Stoas Vilentum Aan de wijze waarop de faculteit Stoas Vilentum het onderwijs vorm en inhoud geeft ligt de onderwijsvisie van Stoas Vilentum ten grondslag. Stoas Vilentum wil bijdragen aan een duurzame wereld door het bevorderen van duurzaam leren en ontwikkelen van professionals en organisaties in de groene sector en de periferie ervan, met ‘ecologische intelligentie’ als uitgangspunt 2. De faculteit werkt aan haar missie vanuit ecologische intelligentie. Hieronder wordt verstaan ‘het vermogen om bewust samenhang, patronen en structuren te herkennen en daarmee afzonderlijke inzichten, elementen, te verbinden tot een samenhangend systeem vanuit een holistisch perspectief. Dit gebaseerd op en in interactie met de natuur en op wat de natuur ons leert als organisch geheel of in andere woorden: ‘Stoas Vilentum vormt professionals waarvan ecologisch intelligent denken en handelen een tweede natuur geworden is’. Ecologische intelligentie ontwikkelen is de basis voor duurzaam leren en ontwikkelen van mensen en organisaties, en daarmee ook de basis voor de ontwikkeling van de bekwaamheid anderen hierin te faciliteren. 4.2 Levensbeschouwelijke oriëntatie / identiteit 4.2.1 Faculteit CAH Vilentum CAH Vilentum heeft gekozen om te werken vanuit een merkbelofte, waarin het bijdragen aan de “Economy of Life” centraal staat. Het motto van de CAH luidt: “Geef jezelf; neem deel”. De CAH belooft haar studenten het volgende (CAH ID, pagina 11-13): Bij ons merk je hoe je mensen aan elkaar verbindt door te geven Dat inspireert je om zelf ook zo te willen handelen Bij ons leer je oog te hebben voor ieders unieke talent Dat geeft je het vertrouwen dat ook jouw talenten ertoe doen Bij ons wordt je voorgehouden dat denken in betekenis voor anderen minstens zo belangrijk is als denken in termen van kansen voor jezelf Dat motiveert je om daarvan ook voor jezelf een grondhouding te maken Bij ons ervaar je dat het waardevol is om deel uit te maken van een gemeenschap Dat maakt dat je jezelf ook open opstelt voor anderen, ongeacht hun achtergrond A. Christelijke identiteit Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 10 van 21
versie 1.0, september 2015
De CAH laat zich bij al haar activiteiten inspireren door de christelijke levensbeschouwing en de daaraan verbonden overtuigingen, normen en gedragingen. De Bijbel geldt daarbij als uitgangspunt. Van het personeel wordt gevraagd deze identiteit te onderschrijven, van studenten/cursisten wordt gevraagd deze tenminste te willen respecteren. B. Kennisverwerving en –ontwikkeling De CAH zet de expertise van de staf en de studenten en haar faciliteiten in voor praktijkgericht onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Daarnaast stimuleert zij verwerving van kennis door participatie in relevante maatschappelijke discussies. C. Kennistransfer De CAH verzorgt Hoger Onderwijs in voltijd- en deeltijdopleidingen, inclusief cursorisch onderwijs en bedrijfstrainingen in het kader van na- en bijscholing, voor Nederlandse en buitenlandse doelgroepen. Daarnaast wordt kennis overgedragen via consultancy activiteiten. D. Professionele vorming De CAH verzorgt beroepsonderwijs, waarin het verwerven en verder ontwikkelen van leidinggevende vaardigheden en innovatief vermogen centraal staan. E. Voedselketen en de natuurlijke leefomgeving De activiteiten van de CAH richten zich op het volledige terrein van de voedselketen en de natuurlijke leefomgeving. Duurzame productiemethoden en het meervoudige gebruik van de beperkte groene ruimte staan daarbij voorop. Binnen dit domein wordt ruim aandacht gegeven aan de bedrijfskundige benadering. Nevenstichtingen Aan de instelling zijn een aantal nevenstichtingen verbonden, die tot doel hebben de kwaliteit van het onderwijs te ondersteunen en te bevorderen: 1. De stichting Schoolboerderij heeft tot doel het in stand houden van een geïntegreerd duurzaam productiebedrijf ter ondersteuning van de praktijkcomponent in het onderwijs en het onderzoek. 2. Het CVDB is een coöperatief kleinveebedrijf dat geheel gerund wordt door studenten ter ondersteuning van het onderwijs. 3. De stichting Studentenvoorzieningen beheert ondersteunende faciliteiten voor het wonen en werken op de Campus. 4.2.2 Stoas Vilentum A. Het onderwijs bij Stoas Vilentum wordt gegeven op neutraal-bijzondere grondslag. Dit houdt in dat onderwijs wordt verzorgd met respect voor de diversiteit aan levensbeschouwelijke en maatschappelijke overtuigingen en stromingen B. Daar waar de student op grond van zijn levensbeschouwing bezwaar heeft tegen het deelnemen aan bepaalde onderwijsactiviteiten, kan hij de docent vragen om een vervangende opdracht. De docent verleent hieraan medewerking, als dezelfde onderwijsdoelen met deze opdracht bereikt worden. 4.3 Studeerbaarheid 4.3.1 Uitgangspunt is, dat de student de opleiding binnen de vastgestelde tijd kan voltooien. Het totale aantal studiepunten wordt zoveel als mogelijk gelijkelijk verdeeld over het betreffende onderwijsprogramma. 4.3.2 Aan het eind van ieder studiejaar worden de studieresultaten van studenten door de studievoortgangvergadering vastgesteld en geëvalueerd. Daarnaast bestaat, afhankelijk van de werkwijze binnen de faculteit, de mogelijkheid om dit meerdere keren per studiejaar te doen. De regelingen voor de studievoortgang zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 11 van 21
versie 1.0, september 2015
Examenregeling van de betreffende opleiding. Iedere student heeft permanent inzage in zijn behaalde studieresultaten via het digitale studentenvolgsysteem. 4.3.3 Studenten die studieachterstand oplopen kunnen deze, conform de bepalingen voor herkansingen in de Onderwijs- en Examenregeling, wegwerken. 4.3.4 Het bewaken van de kwaliteit van de opleiding is beschreven in de kwaliteitsmanagementplannen van de faculteiten. Het curriculum van de verschillende opleidingen wordt regelmatig geëvalueerd en op basis hiervan bijgesteld. Studenten en personeel worden op de hoogte gesteld van de resultaten van de evaluaties via rapportages op het intranet van de betreffende faculteit. 4.4 Kosten verbonden aan de opleiding 4.4.1 Deelname aan excursies, praktijkschoolweken, practica, lezingen door gastsprekers en gebruik van voorgeschreven materialen en boeken is verplicht, als ze in het kader van het onderwijs in een leereenheid als verplicht zijn opgenomen. Deze informatie wordt vooraf per onderdeel aangegeven en is terug te lezen in de werkdocumenten van de programmaonderdelen. 4.4.2 Indien aan deelname aan onder 4.4.1 genoemde activiteiten kosten zijn verbonden, worden deze additioneel in rekening gebracht. 4.4.3 Indien de student niet in staat is financieel bij te dragen in de kosten van in een leereenheid opgenomen activiteiten, omdat de kosten niet in redelijke verhouding staan tot de normvergoeding van de studiefinanciering, neemt hij contact op met de faculteitsdirectie om te bespreken of een alternatief mogelijk is. 4.4.4 Vilentum Hogeschool informeert de student voor aanvang van het studiejaar over de aan te schaffen middelen en de bijbehorende kosten. 4.4.5 Kosten die het gevolg zijn van individuele keuzen van studenten m.b.t. stage, projecten, studeren in het buitenland zijn voor rekening van de student. Binnen iedere faculteit zijn functionarissen aanwezig die de student desgevraagd informatie kunnen verschaffen over bestaande subsidieregelingen. 4.5 Propedeuse en studieadvies 4.5.1 Indien van toepassing is de propedeutische fase zodanig ingericht, dat deze een indruk geeft van de verdere studie en dat aan het einde van de in de Onderwijs- en Examenregeling van de betreffende opleiding genoemde termijn verwijzing en selectie mogelijk is. 4.5.2 De student die aan de eisen van het propedeutisch examen heeft voldaan ontvangt, nadat hij zich kandidaat heeft gesteld of wordt gesteld, het Getuigschrift Propedeuse. 4.5.3 Aan het einde van het eerste inschrijvingsjaar ontvangt de student altijd een schriftelijk verslag van de studievoortgangvergadering, met daarin een advies over voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. 4.5.4 Een bindend negatief studieadvies wordt gegeven door de directie van de betreffende opleiding volgens de voorwaarden die zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling van deze opleiding.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 12 van 21
versie 1.0, september 2015
4.6 Onderwijs- en examenregeling 4.6.1 Jaarlijks wordt het studentenstatuut en de betreffende versie van de Onderwijs- en Examenregeling beschikbaar gesteld. Daarnaast heeft de student inzage in het betreffende onderwijsprogramma en een globale jaarplanning waarin o.a. onderwijsactiviteiten en vakanties zijn opgenomen. 4.6.2 Uitvoeren van het onderwijs is onder alle omstandigheden (m.u.v. calamiteiten) gewaarborgd. Studenten en onderwijzend personeel houden zich aan de afspraken, zoals deze zijn vastgelegd in de betreffende Onderwijs- en Examenregeling. 4.6.3 Studenten hebben recht op inzage in hun gemaakte toetsen en tentamens en ingeleverde werkstukken en verslagen en in de criteria die aan de beoordeling ten grondslag liggen. Het een en ander nader uitgewerkt in de betreffende Onderwijs- en Examenregeling of een van zijn bijlagen. 4.6.4 Wanneer alle te volgen onderwijsonderdelen conform de in de Onderwijs- en Examenregeling vermelde eisen zijn afgesloten, ontvangt de student een getuigschrift van de gevolgde opleiding.
Hoofdstuk 5 MEDEZEGGENSCHAP 5.1 Organen 5.1.1 Inspraak van studenten inzake organisatie en inhoud van het onderwijs is als volgt geregeld: a. vertegenwoordiging van studenten in de Opleidingscommissies van de verschillende opleidingen; b. vertegenwoordiging van studenten in de Studentenraden van de verschillende faculteiten; c. afvaardiging van studenten in overleggen tussen faculteitsdirectie, faculteits-OR en studentenvertegenwoordigers; d. afvaardiging van studenten in overleggen tussen College van Bestuur van de Aeresgroep, centrale-OR en studentenvertegenwoordigers; e. daarnaast kan ter ondersteuning van deze studenten lokaal overleg gevoerd worden. 5.1.2 Samenstelling, taken en bevoegdheden van de diverse genoemde organen worden per orgaan vastgesteld. Deze worden gepubliceerd via één van de bij de betreffende faculteit gebruikelijke publicatiemedia. 5.2 Faciliteiten voor organen 5.2.1 Studentvertegenwoordigers in bovengenoemde organen kunnen een beroep doen op de volgende faciliteiten: - een ruimte in het gebouw van de betreffende faculteit; - gebruik van kopieerfaciliteiten; - ruimten voor overleg; - gemaakte kosten kunnen gedeclareerd worden; - scholing t.b.v. het beter functioneren van de genoemde organen. 5.3 Faciliteiten voor leden 5.3.1 Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 13 van 21
versie 1.0, september 2015
Voor studenten die vanwege hun deelname in organen zoals genoemd in 5.1.1 niet aan alle onderwijsactiviteiten kunnen deelnemen, wordt in overleg tussen de betrokken docent, student en faculteitsdirectie een passende oplossing gezocht. 5.3.2 Studenten die bestuurlijke activiteiten vervullen, kunnen in overleg gebruik maken van de beschikbare faciliteitenregeling. Hiervoor wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van de betreffende opleiding. 5.4 Participatie van studenten in andere gremia 5.4.1 Naast de in artikel 5.1.1 genoemde organen participeren studenten tevens onder meer in de volgende gremia: - als studentvertegenwoordiging in sollicitatiecommissies bij aanstelling van personeel. - als studentvertegenwoordiging in interne geschillen adviescommissie. - als studentvertegenwoordiging in college van beroep
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 14 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 6 GEBRUIKSRECHTEN 6.1 Voorkoming inbreuk op intellectueel eigendom 6.1.1 De student is verplicht zich te voegen naar de algemeen geldende voorschriften ter voorkoming van inbreuk op intellectueel eigendom, waaronder onder meer begrepen het verveelvoudigen, opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar maken van gegevens van Vilentum Hogeschool of van derden, in enige vorm of op enige wijze. 6.1.2 Vorderingen ingediend bij Vilentum Hogeschool op grond van een door een student gepleegde inbreuk op intellectueel eigendom zoals auteursrechten, octrooirechten, licentierechten, enz. zullen op de betrokken student worden verhaald. 6.1.3 Vilentum Hogeschool heeft het recht op intern gebruik van door studenten in het kader van de opleiding ontwikkelde producten. Gebruik van (delen van) producten zal slechts gebeuren na verwijdering van persoonsgebonden gegevens en / of vertrouwelijke bedrijfsgegevens. 6.1.4 Wanneer de student bezwaar maakt tegen het gebruik zoals genoemd in 6.1.3, maakt hij dit schriftelijk kenbaar bij de beoordelaar en hij vermeldt ook op het product de vermelding “vertrouwelijk”. 6.1.5. Indien gebruik gemaakt wordt van bronnen: informatie uit boeken, internet, tijdschriften of andere producten die niet door de student zelf gemaakt zijn maar door derden, dan moeten studenten daarvoor de regels voor schriftelijk rapporteren gebruiken. Op correcte wijze moet de bron vermeld worden. Als de regels en de bronvermelding niet correct worden toegepast is er sprake van plagiaat. De uitleg over plagiaat is te vinden in de desbetreffende bijlagen.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 15 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 7 RECHTSBESCHERMING 7.1 Klachten- en bezwaarregeling 7.1.1 Vilentum Hogeschool kent commissies/colleges om bezwaren of klachten aan voor te leggen. 7.1.2 Klachten en bezwaren, van welke aard dan ook, dienen schriftelijk of per e-mail ingediend te worden bij het centraal klachtenloket. Het directiesecretariaat van elke faculteit vervult deze functie. - CAH Vilentum, t.a.v. Klachtenloket / Directiesecretariaat; Drieslag 4; 8251 JZ Dronten,
[email protected] - Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool, Postbus 80 6700 AB Wageningen ,
[email protected]
7.2 Organen 7.2.1 7.2.2
Intern Per faculteit 1. centraal klachtenloket 2. Examencommissie(s) 3. Interne Adviescommissie (IAC) De samenstelling en de werkwijze van de commissies zijn per faculteit uitgewerkt in (bijlages van) de Onderwijs en Examenregeling 7.2.3 Overkoepelend (Vilentum niveau) 1. klachtencommissie voor de behandeling van klachten m.b.t. ongewenste intimiteiten en omgangsvormen 2. Geschillen Adviescommissie (GAC) 3. College van beroep voor de Examens (CoBEx) 7.2.2 Extern College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) 7.3 Activiteiten en bevoegdheden van de organen 7.3.1
Centraal klachtenloket
7.3.1.1 Het centraal klachtenloket van de faculteit screent de klacht en leidt deze door naar het betreffende behandelend orgaan, dat de betreffende klacht binnen de daarvoor geldende termijn afhandelt. 7.3.1.2 De student wordt door het behandelende orgaan geïnformeerd over de be- en afhandeling van de klacht/bezwaar. Wanneer de klacht gegrond is, wordt de student op de hoogte gebracht van de verbeteractie(s). 7.3.2
Examencommissie De Examencommissie behandelt klachten of bezwaren over: o niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of een assessor/examinator. o procedures en voortgang van de examens o vrijstellingen en EVC’s
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 16 van 21
versie 1.0, september 2015
7.3.3
Interne Adviescommissie (IAC)
7.3.3.1 Een student die zich niet kan verenigen met een beslissing van de faculteitsdirectie, de examencommissie, de studievoortgangsvergadering of een opleider, kan de Interne Adviescommissie door middel van een bezwaarschrift verzoeken om een advies. 7.3.3.2 Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de omstreden beslissing ter kennis van de student is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket van de faculteit. 7.3.3.3 Het advies van de IAC kan bestaan uit een voorstel voor een minnelijke schikking en/of een advies om de beslissing te heroverwegen en tot een nieuw besluit te komen. 7.3.3.4 Pas nadat dit advies is uitgebracht zal een klacht/het bezwaar, door de Geschillen Adviescommissie (GAC) of het College van Beroep voor de Examens (CoBEx), in behandeling worden genomen. 7.3.3.5 Daarnaast onderzoekt de Interne Adviescommissie namens de Geschillen Adviescommissie of het College van Beroep voor Examens of er een minnelijke schikking mogelijk is (WHW 7.61.3 en WHW 7.63a.3). 7.3.4
College van Beroep voor de Examens
7.3.4.1 Conform artikel 7.60 van de WHW is aan Vilentum Hogeschool een College van Beroep voor de Examens verbonden. 7.3.4.2 Een student die zich, na een advies van de IAC (zie 7.2) met betrekking tot een minnelijke schikking en een nieuwe beslissing van de examencommissie, niet kan verenigen met deze nieuwe beslissing kan tegen die beslissing in beroep gaan bij het College van Beroep voor de Examens. 7.3.4.3 De bevoegdheden en de werkwijze van het college zijn beschreven in de artikelen 7.61 t/m 7.62 van de WHW. 7.3.4.4 Samenstelling en taakverdeling van het college zijn beschreven in bijlage 04 van dit statuut. 7.3.5
Geschillen Advies Commissie
7.3.5.1 Conform artikel 7.63a van de WHW is aan Vilentum Hogeschool een Geschillen Advies Commissie verbonden. 7.3.5.2 Een student die zich, na een advies van de IAC (zie 7.2) met betrekking tot een minnelijke schikking en een nieuwe beslissing van de faculteitsdirectie, niet kan verenigen met deze nieuwe beslissing kan tegen die beslissing in beroep gaan bij de Geschillen Advies Commissie. 7.3.5.3 De bevoegdheden en de werkwijze van de commissie zijn beschreven in artikel 7.63a van de WHW. 7.3.5.4 Samenstelling en taakverdeling van het college zijn beschreven in bijlage 04 van dit statuut.
7.3.6 College van beroep voor het hoger onderwijs 7.3.6.1 Er is een College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, gevestigd te ‘s-Gravenhage. 7.3.6.2 Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs oordeelt over het beroep ingesteld tegen besluiten genomen met betrekking tot de inschrijving zoals omschreven in de WHW hoofdstuk 7 titel 4: artikelen 7.64 t/m 7.66. 7.3.7 Werkwijze verschillende organen
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 17 van 21
versie 1.0, september 2015
7.3.7.1 Werkwijzen van de organen beschreven in de artikelen 7.3.4, 7.3.5 en 7.3.6 staan in bijlage 04 van dit statuut. 7.3.7.2 Werkwijzen van de organen beschreven in de artikelen 7.3.1, 7.3.2 en 7.3.3 zijn terug te vinden in de betreffende Onderwijs- en examenregeling die op de student van toepassing is.
Hoofdstuk 8 STUDENTENVOORZIENINGEN 8.1 Studieloopbaan-/fasebegeleiding/mentoraat 8.1.1 Onder studieloopbaan-/fasebegeleiding/mentoraat verstaan we het geheel van activiteiten dat erop gericht is situaties te bewerkstelligen waarin de student optimaal kan functioneren. De studieloopbaan-/fasebegeleiding/mentoraat is per (groep van) opleiding(en) in de OER uitgewerkt. 8.2 Vertrouwenspersonen 8.2.1 De faculteitsdirecties wijzen onder het personeel van de Hogeschool een aantal vertrouwenspersonen (altijd vrouwen en mannen) aan. 8.2.2 Voor klachten betreffende ongewenste intimiteiten, discriminatie e.d. kan de student bij één van de vertrouwenspersonen terecht. 8.2.3 De functie, taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersonen zijn per faculteit omschreven in bijlage 01. De wijze waarop een klacht inzake ongewenst gedrag wordt ingediend en behandeld, is eveneens in bijlage 01 beschreven. per faculteit in de Onderwijs en Examenregeling omschreven in de “Klachtenprocedure Ongewenst Gedrag” . 8.3 Profileringsfonds 8.3.1 De student die buiten zijn schuld studievertraging oploopt en daardoor in financiële nood verkeert kan zich met het verzoek om een lening richten tot de faculteitsdirectie (WHW art. 7.51). De regeling Profileringsfonds is bijgevoegd als bijlage 02 bij dit statuut. 8.4 Verzekeringen 8.4.1 Vilentum Hogeschool verzorgt een collectieve aanmelding van studenten voor een aanvullende aansprakelijkheidsverzekering, ongevallen- en stage-verzekering met dekking in binnen- en buitenland, met uitzondering van Canada en de Verenigde Staten. Het een en ander wordt verder beschreven in bijlage 05 bij dit statuut. 8.4.2 Voor studieactiviteiten in het buitenland draagt de student er zelf zorg voor voldoende verzekerd te zijn.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 18 van 21
versie 1.0, september 2015
Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN 9.1 Inwerkingtreding Dit statuut treedt in werking op 1 september 2015 en loopt tot 31 augustus 2016. 9.2 Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin dit statuut niet voorziet, zal het College van Bestuur of de door het College van Bestuur gemandateerde faculteitsdirectie een besluit nemen dat zoveel mogelijk recht doet aan de strekking van dit statuut, de hierin genoemde regelingen en de WHW.
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 19 van 21
versie 1.0, september 2015
Bijlagen: Overzicht van regelingen en reglementen ALGEMEEN 01
Regeling ongewenst gedrag
02
Regeling Profileringsfonds
03
Gedragscode internet- en e-mail gebruik
04
Aanvulling Hoofdstuk 7 Studentenstatuut m.b.t. Rechtsbescherming
05
Verzekeringen tijdens stage
STOAS 10.1
Toelichting Plagiaat
10.2
Faciliteitenregelingen
11
OER voor bachelor- en AD-opleiding o.b.v. beroepssituaties met BS-assessments. Overzicht beroepssituaties Reglement van de Examencommissie Reglement Interne adviescommissie Stoas Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen Regels met betrekking tot studievoortgang Huishoudelijk reglement studentbesprekingen
11/I 11/II 11/III 11/IV 11/V 11/VI 11/VII 12 12/I 12/II 12/III 12/IV 12/V 12/VI 12/VII
OER voor bachelor- en AD-opleiding o.b.v. beroepssituaties met Faseassessments. Overzicht beroepssituaties Reglement van de Examencommissie Reglement Interne geschillen adviescommissie Stoas Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen Regels met betrekking tot studievoortgang Huishoudelijk reglement studentbesprekingen
13 13/I 13/II 13/III 13/IV
OER voor bachelor- en AD-opleiding Consumptieve techniek Reglement van de Examencommissie. Reglement Interne geschillen adviescommissie Stoas College van Beroep voor de examens Vilentum Hogeschool Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen
14 14/I
Onderwijs- en examenregeling Master Leren en Innoveren Studieprogramma Master Leren en Innoveren
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 20 van 21
versie 1.0, september 2015
14/II Reglement voor de Examencommissie MLI 14/III Huishoudelijk Reglement van de Examencommissie MLI 14/IV Plagiaat, wat is het en hoe voorkom je het
CAH 21 competenties 22 faciliteitenregeling 23 hogeschoolregels 24 in- en uitschrijven 25 jaarrooster 26 regels en richtlijnen examencommissie 27 studeren met een functiebeperking 28 tentamenjaarrooster 29 tentamenreglement 30 toelating 31 vrijstellingen 32 diplomering 33 instroomvoorwaarden - AD deeltijd - AD voltijd - Bachelor deeltijd - Bachelor voltijd 34 studievoortgangsbeoordeling 35 education and examregulation - IFB - Internationaal - Master 36 leerplannen 37 curriculumoverzichten 38 moduleoverzichten 39 opleidingsprofielen
Studentenstatuut Vilentum Hogeschool 2015-2016
Pagina 21 van 21
versie 1.0, september 2015
Bijlage 01
Regeling Ongewenst Gedrag Voor medewerkers en studenten Vilentum Hogeschool
CvB Instellingsdirectie GOR instemming
17-03-2014 08-12-2014 29-03-2014 27-11-2014
Akkoord Vastgesteld Akkoord Ingestemd
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
3
Hoofdstuk 1
Algemeen
3
Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Begripsbepalingen Doelstelling Bekendmaking en beschikbaarheid Positie leden van de instelling Geheimhouding Zorgplicht
3 5 5 5 5 5
Hoofdstuk 2
Ongewenst gedrag en preventie
Artikel 7 Artikel 8
Ongewenst gedrag Preventie
Hoofdstuk 3
Vertrouwenspersoon
Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18
Interne vertrouwenspersoon Externe vertrouwenspersoon Evenredigheid Taken vertrouwenspersoon Toestemming Faciliteiten Bevoegdheden Registratie klachten Verslaglegging en verantwoording Geheimhouding
Hoofdstuk 4
Klachtencommissie
Artikel 19
De klachtencommissie
Hoofdstuk 5
De klachtenprocedure
Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23
Melding van een klacht Indiening van een klacht Procedure klachtbehandeling door College van Bestuur Procedure klachtbehandeling door klachtencommissie
Hoofdstuk 6
Slotbepalingen
Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28
Vertrouwelijkheid Onvoorziene omstandigheden Vaststelling en inwerkintreding Aanhalen van de regeling Evaluatie van de regeling
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
5 6
6 7 7 7 8 8 8 8 8 9
9
Pagina 2 van 11
9 9 10 10
11 11 11 11 11
versie 10, september 2015
Inleiding De Regeling Ongewenst Gedrag is van toepassing op medewerkers en studenten en maakt tevens deel uit van het Studentenstatuut De Regeling Ongewenst Gedrag beoogt bij te dragen aan een veilige werk- en leeromgeving. De Regeling Ongewenst Gedrag beoogt niet het functioneren van een medewerker (collega of leidinggevende) als zodanig te toetsen, maar het gedrag (handelen of nalaten) van een persoon, die al dan niet een functie binnen de instelling bekleedt. Een klacht kan derhalve uitsluitend worden ingediend tegen het gedrag van een persoon. De Regeling Ongewenst Gedrag is niet van toepassing op klachten die vallen binnen de reikwijdte van een andere (klachten)regeling en/of onderworpen kunnen worden aan een interne dan wel externe bezwaar-, beroeps-, of civielrechtelijke procedure. De Regeling Ongewenst Gedrag is wel van toepassing op klachten die tevens strafbare feiten betreffen. Uitgangspunt bij de Regeling Ongewenst gedrag is dat degene die een probleem op of met de hogeschool ervaart dat betrekking heeft op ongewenst gedrag, contact opneemt met degene die het probleem heeft veroorzaakt, tenzij de aard van het probleem zicht daartegen verzet. Als dat contact niet tot een oplossing leidt kan de klager het probleem ter oplossing voorleggen aan de interne- of externe vertrouwenspersoon of de directie. Als het probleem niet kan of wordt opgelost kan een klacht worden ingediend als bedoeld in artikel 21. Omwille van de leesbaarheid is in deze regeling gekozen voor de mannelijke vorm als het over personen gaat.
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Algemeen
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: Instelling:
Vilentum Hogeschool, bestaande uit de faculteiten CAH Vilentum te Dronten, CAH Vilentum te Almere en Stoas Wageningen I Vilentum Hogeschool te Wageningen, in stand gehouden door Stichting Aeres Groep College van Bestuur (CvB): Het bestuur van Vilentum Hogeschool, tevens bestuur van Stichting Aeres Groep Ongewenst gedrag: Iedere vorm van seksuele intimidatie, agressie, geweld, pesten, discriminatie, of machtsmisbruik, die negatieve gevolgen heeft voor de uitoefening van de werkzaamheden of voor het ongestoord volgen van de studie. Het ongewenst gedrag moet plaatsvinden onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid of het volgen van onderwijs. Een nadere uitwerking staat in hoofdstuk 2 van deze regeling. Medewerker: Hij of zij die op basis van een arbeidsovereenkomst met Stichting Aeres Groep werkzaamheden verricht voor Vilentum Hogeschool. Gelijkgesteld met een medewerker worden zij die aan een van de faculteiten van de instelling Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 3 van 11
versie 10, september 2015
Student:
Klager:
ter beschikking zijn gesteld door middel van een uitzend-, stage-, of detacheringsovereenkomst, overeenkomst van opdracht of anderszins. Hij of zij die bij de instelling is ingeschreven als student of extraneus in de zin van de WHW, ofwel een cursist. Een (ex-)student of (ex-)medewerker van Vilentum hogeschool die ongewenst gedrag ervaren heeft en zich met een klacht daarover tot de vertrouwenspersoon, College van Bestuur of de klachtencommissie wendt.
Aangeklaagde:
Een medewerker of een student tegen wie een klacht is ingediend bij de vertrouwenspersoon, College van Bestuur of de klachtencommissie. Interne vertrouwenspersoon: De door het College van Bestuur aangewezen medewerker die fungeert als aanspreekpunt voor medewerkers en studenten die ongewenst gedrag ervaren hebben. Externe vertrouwenspersoon: De door het College van Bestuur benoemde persoon, niet zijnde medewerker, die fungeert als aanspreekpunt voor medewerkers die ongewenst gedrag ervaren. Klachten coördinator Stichting Aeres Groep : De functionaris werkzaam op het bestuursbureau Stichting Aeres Groep, die door het College van Bestuur is aangewezen hem te ondersteunen bij het behandelen van een klacht. Tevens is de functionaris beschikbaar voor vertrouwenspersonen en instellingsdirectie voor advies in het kader van deze regeling. LKC: De Landelijke Klachtencommissie zoals bedoeld in artikel 19 e.v. van deze regeling Melding: Elke kenbaar making aan een vertrouwenspersoon over zelf ervaren of geconstateerd ongewenst gedrag. Klacht: Er is sprake van een klacht als een student of medewerker bij de klachtencommissie of het College van Bestuur een klacht over ongewenst gedrag indient. Mediation: Conflictbemiddeling door een mediator die de onderhandelingen tussen partijen begeleidt om vanuit hun belangen tot gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen. WHW: Wet op het Hoger Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek CAO: De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Hoger Beroepsonderwijs GOR: De Gemeenschappelijke Ondernemingsraad Vilentum Hogeschool
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 4 van 11
versie 10, september 2015
Artikel 2 1.
Doel van deze regeling is om de mogelijkheden te waarborgen om klachten over ongewenst gedrag in te dienen, te (laten) onderzoeken en af te handelen. Tevens dient deze regeling om te voorzien in de bescherming van de belangen van de klager en aangeklaagde tijdens het onderzoeken en afhandelen van een klacht.
Artikel 3 1.
2.
2. 3.
Geheimhouding
Een ieder die ingevolge deze regeling kennis draagt en/of in het bezit is van schriftelijke stukken met betrekking tot een (mogelijk) geval van ongewenst gedrag is verplicht tot geheimhouding hiervan tegenover derden en draagt er zorg voor dat bedoelde stukken niet ter kennis van derden komen. Het niet voldoen aan het bepaalde in het vorige lid kan aangemerkt worden als plichtsverzuim en leiden tot het opleggen van een disciplinaire maatregel als bedoeld in het Studentenstatuut of de cao HBO.
Artikel 6 1.
Positie leden van de instelling
Geen enkele medewerker of student mag in zijn positie en/of belangen binnen de instelling worden geschaad doordat hij als klager, raadsman, vertrouwenspersoon, of door de Klachtencommissie gehoord persoon, betrokken is of is geweest bij een klachtenprocedure zoals neergelegd in dit reglement. Hetzelfde geldt voor de aangeklaagde indien de klacht ongegrond is verklaard.
Artikel 5 1.
Bekendmaking en beschikbaarheid van de klachtenregeling
Het College van Bestuur stelt alle belanghebbenden op de hoogte van het bestaan van deze regeling. Tevens draagt het College van Bestuur er zorg voor dat deze regeling voor de belanghebbenden beschikbaar en toegankelijk is.
Artikel 4 1.
Doelstelling
Zorgplicht
Wanneer een medewerker of student bekend is met een situatie waarin zich ongewenst gedrag voordoet en hij of zij maatregelen kan treffen om deze situatie op te heffen, mogen deze niet worden nagelaten. Het niet voldoen aan het bepaalde in het vorige lid kan aangemerkt worden als plichtsverzuim en leiden tot het opleggen van een disciplinaire maatregel. Het College van Bestuur geeft herhaaldelijk bekendheid aan deze algemene zorgplicht.
Hoofdstuk 2 Artikel 7 1.
Ongewenst gedrag en preventie
Ongewenst gedrag
Ongewenst gedrag is iedere vorm van seksuele intimidatie, agressie, geweld, pesten, discriminatie, of machtsmisbruik, die negatieve gevolgen heeft voor de uitoefening van de werkzaamheden of voor het ongestoord volgen van de studie. Het ongewenst gedrag moet plaatsvinden onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid of het volgen van onderwijs.
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 5 van 11
versie 10, september 2015
Artikel 7.1 1.
Bij seksuele intimidatie gaat het om ongewenste seksueel getinte aandacht die tot uiting komt in verbaal, non-verbaal, schriftelijk of fysiek gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en/of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst, of wordt indien het een minderjarige student betreft, door de ouders, voogden of verzorgers van de student als ongewenst aangemerkt. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn.
Artikel 7.2 1.
Discriminatie
Gedrag waarbij, bedoeld of onbedoeld, gelijke gevallen niet gelijk behandeld worden op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele voorkeur, fysieke en psychische kenmerken of welke grond dan ook.
Artikel 7.4 1.
Agressie, geweld en pesten
Het welbewust verbaal uiten, gebruiken van fysieke kracht of macht, dan wel het dreigen daarmee, dan wel het nalaten ervan, gericht tegen een werknemer of student, wat resulteert of waarschijnlijk zal resulteren in een gevoel van bedreiging, materiele schade, letsel, psychische schade of de dood.
Artikel 7.3 1.
Seksuele intimidatie
Machtsmisbruik
Er is sprake van machtsmisbruik wanneer een medewerker (collega, leidinggevende of docent) of een student op een intimiderende, manipulerende of gewelddadige wijze gebruik maakt van zijn of haar positie of bevoegdheden ten koste van degene (medewerker of student) tot wie hij of zij in een vertrouwens- en/of gezagsrelatie staat. Het kan gaan om handelen, nalaten en/of het nemen van een besluit.
Artikel 8
Preventie
De instelling streeft preventie van ongewenst gedrag na door: - De bekendmaking van deze regeling - Waar nodig actualiseren van deze regeling mede op grond van aanbevelingen van de vertrouwenspersonen en/of klachtencommissie - Het jaarlijks rapporteren in het sociaal jaarverslag over de stand van zaken inzake seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten, discriminatie en machtsmisbruik. - Het bevorderen van openheid ten aanzien van het thema door het met zekere regelmaat aan de orde te stellen in bijeenkomsten van medewerkers - Het vaststellen van een gedragscode, indien wenselijk
Hoofdstuk 3 Artikel 9 1.
2.
Vertrouwenspersoon
Interne vertrouwenspersoon
Het College van Bestuur benoemt op elke faculteit tenminste 2 interne vertrouwenspersonen voor de medewerkers en de studenten. Het staat een student, extraneus of cursist vrij om, als daar redenen voor zijn, gebruik te maken van de interne vertrouwenspersoon van de andere faculteit. De interne vertrouwenspersonen zijn medewerkers die werkzaam zijn aan de instelling. Zij genieten het vertrouwen van alle bij de instelling betrokken groeperingen.
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 6 van 11
versie 10, september 2015
Artikel 10 1.
Het College van Bestuur draagt er tevens zorg voor dat er een externe vertrouwenspersoon beschikbaar is voor medewerkers van de instelling. Medewerkers kunnen desgewenst deze externe vertrouwenspersoon direct benaderen, zonder tussenkomst van de interne vertrouwenspersoon.
Artikel 11 1.
Externe vertrouwenspersoon
Evenredigheid
Het benoemen van interne- en externe vertrouwenspersonen geschiedt met inachtneming van het uitgangspunt dat het totaal van vertrouwenspersonen uit een evenwichtig aantal mannen en vrouwen dient te bestaan.
Artikel 12
Taken vertrouwenspersoon
Artikel 12.1
Tot de taken van de interne vertrouwenspersoon behoren:
I Hulpverlening a. De emotionele opvang van de klager: de vertrouwenspersoon draagt zorg voor de eerste opvang van klager en aangeklaagde b. Het samen met de klager nagaan van de mogelijkheden om een einde te maken aan het ongewenst gedrag c. Het begeleiden van de klager bij stappen die deze onderneemt om een einde te maken aan het ongewenst gedrag d. Toezien dat er geen benadeling van de klager plaatsvindt vanwege het indienen van een klacht e. Van het begin af aan de klager behulpzaam zijn in de verdere procedure, bijvoorbeeld het bijstaan van de klager bij het indienen van een formele klacht of het doen van aangifte bij justitie f. Indien nodig verwijzen naar hulpverlening buiten de instelling II Beleidsadvisering Gevraagd en ongevraagd adviseren van de instellingsdirecteur en/of het College van Bestuur over knelpunten in het hogeschoolbeleid die relevant zijn ter voorkoming, dan wel bestrijding van ongewenst gedrag. III Voorlichting en preventie a. Personeel en studenten waar nodig op de hoogte brengen van het bestaan en de werkwijze van de vertrouwenspersoon b. Het onderwerp seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten, discriminatie en machtsmisbruik onder de aandacht brengen van personeel en studenten c. Bijdragen aan bijeenkomsten of bijeenkomsten beleggen, maatregelen voorstellen, informatiemateriaal doen uitgaan met als doel ongewenst gedrag te voorkomen en te bestrijden IV Deskundigheid De vertrouwenspersoon dient de deskundigheid die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie te onderhouden en waar nodig te vergroten. Ook kan het nodig zijn dat de vertrouwenspersoon bijdraagt aan de deskundigheid van andere personen binnen de organisatie.
Artikel 12.2 Tot de taken van de externe vertrouwenspersoon behoren: I Bemiddeling
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 7 van 11
versie 10, september 2015
a. b. c.
d.
Het zich op de hoogte stellen van de omstandigheden waaronder het ongewenst gedrag heeft plaatsgevonden Op basis van onder a. genoemde informatie een schriftelijk verslag opstellen ten behoeve van een eventueel verder onderzoek door de klachtencommissie of het College van Bestuur Indien de vertrouwenspersoon daartoe aanleiding ziet, kan hij de betrokken partijen voorstellen onderling tot een vergelijk te komen. Hiertoe kan hij zelf bemiddelen of een bemiddelaar adviseren De vertrouwenspersoon komt binnen een termijn van een maand, gerekend vanaf de indiening van de melding, tot een advies.
II De taken zoals genoemd onder artikel 11.1. I t/m IV behoren ook toe aan de externe vertrouwenspersoon.
Artikel 13 1.
Voor alle stappen die een interne of externe vertrouwenspersoon onderneemt bij de behandeling van een klacht, is toestemming vooraf van de klager nodig.
Artikel 14 1.
2.
Toestemming
Faciliteiten
Het College van Bestuur draagt zorg voor de faciliteiten die voor de goede uitoefening van de functie van interne vertrouwenspersoon noodzakelijk zijn, hieronder valt in ieder geval adequate voorlichting en scholing en een redelijke taakomvang. De vertrouwenspersonen van de instelling komen tenminste eenmaal per jaar bijeen ter bespreking van alle aangelegenheden hun functie betreffende en ter vervaardiging van het jaarverslag als bedoeld in artikel 17.
Artikel 15
Bevoegdheden
Ter uitoefening van zijn taken is de in- en externe vertrouwenspersoon bevoegd tot: a. Het inwinnen van informatie bij een ieder die inlichtingen kan verschaffen over de omstandigheden waaronder het ongewenst gedrag heeft plaatsgevonden b. Er worden aan de vertrouwenspersoon geen belemmeringen opgelegd bij het inwinnen van deze inlichtingen. Het inwinnen van inlichtingen zal niet verder gaan dan nodig is voor de behandeling van de klacht; c. Het consulteren van andere vertrouwenspersonen, de klachten coördinator binnen Stichting Aeres Groep en/of de klachtencommissie m.b.t. de wijze van behandeling van een klacht d. Indien de vertrouwenspersoon signalen maar geen concrete klachten bereiken, maakt hij hiervan schriftelijk melding bij het College van Bestuur.
Artikel 16
Registratie van klachten
De in- en externe vertrouwenspersoon houdt de registratie bij van klachten en de behandeling ervan, ten behoeve van het archief van de vertrouwenspersonen en de verantwoording aan het College van Bestuur. Voor de registratie wordt het formulier gebruikt zoals bijgevoegd in bijlage 1. Alleen de vertrouwenspersonen, de klachten coördinator en het College van Bestuur hebben inzage in dit archief.
Artikel 17
Verslaglegging en verantwoording
De in- en externe vertrouwenspersonen zijn verantwoording schuldig aan het College van Bestuur. Jaarlijks brengen vertrouwenspersonen aan het College van Bestuur en de instellingsdirectie geanonimiseerd verslag uit van het aantal en de aard van de in behandeling genomen meldingen en Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 8 van 11
versie 10, september 2015
klachten, het verloop van de behandeling en het resultaat. Format voor het jaarverslag is toegevoegd in bijlage 2. Bij dit verslag kunnen aanbevelingen gedaan worden. Het College van Bestuur zendt het verslag ter informatie aan de GOR.
Artikel 18
Geheimhouding
De in- en externe vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in zijn hoedanigheid van vertrouwenspersoon verneemt. De plicht tot geheimhouding geldt niet ten aanzien van de klachtencommissie, het College van Bestuur en eventueel artsen en justitie. De plicht tot geheimhouding vervalt niet na beëindiging van de vervulling van de taak van vertrouwenspersoon.
Hoofdstuk 4 Artikel 19
Klachtencommissie De Klachtencommissie
Vilentum Hogeschool is aangesloten bij: Landelijke Klachtencommissie Onderwijs Postbus 85191 3508 AD Utrecht Email:
[email protected] Website: www.onderwijsgeschillen.nl
Hoofdstuk 5 Artikel 20 1.
2. 3.
4.
2.
Melding van een klacht
Iedere (oud-) medewerker of iedere student, extraneus of cursist van de instelling, die in de arbeids- of studieomgeving wordt of is geconfronteerd met ongewenst gedrag, kan daarvan melding doen bij een vertrouwenspersoon Melding van een klacht geschiedt zo spoedig mogelijk na het gewraakte gedrag, maar in ieder geval binnen een jaar na het gewraakte gedrag. Melding geschiedt mondeling of schriftelijk, maar nooit anoniem. Bij een mondelinge melding legt de vertrouwenspersoon aan de klager een schriftelijk verslag voor ter ondertekening, waarin tenminste de inhoud van de klacht, de datum en/of periode en de plaats van het gewraakte gedrag, de naam van de klager en de naam van de aangeklaagde zijn opgenomen. Een melding kan slechts met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de klager leiden tot indiening van een klacht.
Artikel 21 1.
De klachtenprocedure
Indiening van de klacht
De klacht wordt schriftelijk ingediend bij: a. Het College van Bestuur b. De LKC (zie artikel 19) Desgewenst kan de klager zonder tussenkomst van de vertrouwenspersoon de klacht indienen. De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders beslist
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 9 van 11
versie 10, september 2015
3.
4.
5.
6. 7.
8.
9.
Indien de klacht wordt ingediend bij het College van Bestuur, stuurt het College van Bestuur de klager gehoord hebbend, de klacht ter behandeling naar de klachtencommissie, tenzij toepassing wordt gegeven aan het vierde lid. Het College van Bestuur kan de klacht zelf afhandelen dan wel de instellingsdirecteur verzoeken de klacht af te handelen, indien het van mening is dat de klacht op eenvoudige wijze kan worden afgehandeld. Indien de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan de in het eerste lid genoemde, verwijst de ontvanger de klager aanstonds door naar de klachtencommissie of naar het College van Bestuur. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. De klacht wordt ingediend door: a. De klager b. Meerdere klagers, indien de klachten betrekking hebben op dezelfde aangeklaagde Het klaagschrift bevat tenminste: a. De naam en het adres van klager en zo nodig de gekozen woonplaats voor de duur van de procedure b. De naam van aangeklaagde c. Een omschrijving van de klacht en de feiten en omstandigheden, zoals die zich volgens de klager hebben voorgedaan; d. De dagtekening en ondertekening e. Afschriften van de op de klacht betrekking hebbende stukken Indien een klacht wordt ingediend door een gemachtigde, dient de klacht vergezeld te gaan van een schriftelijke machtiging dan wel dient klager de klacht voor akkoord mede te ondertekenen. Voor indiening door een advocaat is geen schriftelijke machtiging nodig.
Artikel 22 1.
2.
3.
Procedure klachtbehandeling door College van Bestuur
Indien de klacht bij het College van Bestuur wordt ingediend deelt het College van Bestuur binnen 5 werkdagen de klager, aangeklaagde, instellingsdirecteur en faculteitsdirecteur mee dat zij een klacht heeft ontvangen en deze onderzoekt Afhankelijk van de inhoud van de klacht en van wat eerder reeds is gebeurd op de faculteit met de klacht, kan het College van Bestuur besluiten om: a. Met toepassing van artikel 21 lid 4 de klacht te behandelen b. De klacht via mediation / bemiddeling tussen klager en aangeklaagde op te lossen c. De klacht door te sturen naar de LKC met het verzoek de klacht te onderzoeken, te beoordelen en het College van bestuur te adviseren Indien het College van Bestuur toepassing geeft aan artikel 21 lid 4, hoort zij klager en aangeklaagde binnen 10 werkdagen na indiening van de klacht. Naar aanleiding hiervan beoordeelt het College van Bestuur de klacht en neemt indien nodig passende maatregelen. Het College van Bestuur stelt klager, aangeklaagde, instellingsdirecteur en faculteitsdirecteur schriftelijk op de hoogte van de bevindingen, het oordeel en te nemen maatregelen.
Artikel 23
Procedure klachtbehandeling door klachtencommissie
De procedure klachtbehandeling door de klachtencommissie is te vinden op de website van Onderwijsgeschillen, www.onderwijsgeschillen.nl.
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 10 van 11
versie 10, september 2015
Hoofdstuk 6 Artikel 24 1.
Vertrouwelijkheid
Alle betrokkenen besteden uiterste zorg aan de vertrouwelijkheid van gegevens die betrokkenen ter kennis komen. Vermelding van namen en personen in verslaglegging of anderszins geschiedt slechts als dit naar het oordeel van vertrouwenspersoon, instellingsdirecteur of College van Bestuur noodzakelijk is. Brieven en enveloppen worden voorzien van het predicaat ‘vertrouwelijk’.
Artikel 25 1.
Slotbepalingen
Onvoorziene omstandigheden
Indien er zich omstandigheden voordoen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het College van Bestuur, met dien verstande dat de vertrouwenspersoon respectievelijk de mediator dan wel de voorzitter van de Klachtencommissie beslist ten aanzien van kwesties met betrekking tot de door hen te volgen procedures.
Artikel 26
Vaststelling en inwerkingtreding van de Regeling Ongewenst gedrag
Deze regeling wordt vastgesteld door het College van Bestuur na instemming door de GOR Vilentum Hogeschool en de CSR Vilentum Hogeschool en treedt in werking met ingang van 1 september 2015.
Artikel 27
Aanhalen van de regeling
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling Ongewenst Gedrag Vilentum Hogeschool’.
Artikel 28
Evaluatie van de regeling
De klachtenregeling wordt iedere twee jaar geëvalueerd door het College van Bestuur. Indien nodig worden wijzigingen aangebracht.
Bijlage 01 Regeling ongewenst gedrag 2015-2016
Pagina 11 van 11
versie 10, september 2015
Bijlage 02 Profileringsfonds Vilentum Hogeschool 1. INLEIDING Artikel 7.51 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb.1992, 593) bevat regels met betrekking tot financiële ondersteuning van studenten. Vilentum Hogeschool heeft gekozen voor de volgende varianten van financiële ondersteuning1: afstudeersteun; bestuursbeurzen; topsportbeurzen. De financiële ondersteuning is een voorziening, die: a. de vorm heeft van een overeenkomst, b. slechts getroffen wordt voor de periode van een jaar, c. die slechts getroffen wordt voor een persoon die naar het oordeel van het instellingsbestuur activiteiten uitvoert op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die mede in het belang zijn van de instelling en niet commercieel van aard zijn en d. die in elk geval een regeling bevat op grond waarvan de persoon voor wie de voorziening wordt getroffen toegang heeft tot de voorzieningen van de instelling, niet zijnde het onderwijs.
2. ALGEMENE BEPALINGEN Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder:
Aanvraag: ontvankelijkheid van de het in behandeling nemen van de aanvraag indien deze volledig (voorzien van alle benodigde informatie) en tijdig (conform de hiervoor gestelde termijnen) wordt ingediend; Aeres Groep:Vilentum Hogeschool vormt samen met Groenhorst de Stichting Aeres Groep College van Bestuur: bevoegd gezag van de Aeres Groep; Afstudeersteun: de financiële ondersteuning krachtens artikel 7.51 WHW voor vertraging als gevolg van de wilsonafhankelijke bijzondere omstandigheden. Hieronder wordt eveneens bedoeld die financiële ondersteuning die bij kan dragen aan geen studievertraging oplopen. Bestuursbeurs: de financiële ondersteuning krachtens artikel 7.51 WHW voor vertraging wegens erkende bestuursactiviteiten, bestaande uit de bestuurlijke functies aan de hogeschool en de bestuursfuncties van studentenorganisaties die voldoen aan zowel de wettelijke eisen als de door het CvB vastgestelde criteria Diplomatermijn: de termijn, als bedoeld in artikel 5.6 WSF 2000, zijnde een periode van 10 jaren; Directie lid: Lid van de faculteitsdirectie CAH of Stoas DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs; Instellingscollegegeld: het collegegeld dat betaald moet worden door de studenten die niet voor het wettelijk collegegeld in aanmerking komen; Instellingsdirecteur: Voorzitter van de directie van Vilentum Hogeschool;
1
Vilentum Hogeschool beschikt voor financiële ondersteuning van internationale bachelor- en masterstudenten over het Aeres International Student Fund t.b.v. incidentele financiële ondersteuning en zgn. kennisbeurzen.
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 1 van 9
versie 1.0, september. 2015
Faculteit: CAH of Stoas Niet-EER student: de student die aan Vilentum Hogeschool OL is ingeschreven voor een voltijd opleiding en die niet de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld en die niet in aanmerking komt voor studiefinanciering conform de WSF 2000; Opleiding: een opleiding, als bedoeld in artikel 7.3 WHW; Prestatiebeursstudent: de student die na 1 september 1996 voor het eerst studiefinanciering heeft genoten in het hoger onderwijs; Student: de voltijd- of deeltijdstudent die is ingeschreven aan Vilentum Hogeschool en die op grond van deze regeling een beroep doet op financiële ondersteuning; Toetsingscommissie Profileringsfonds: commissie bestaande uit een controller, één van de directie leden en een student-lid van de Ondernemingsraad die de aanvragen in het kader van de Regeling Profileringsfonds toetst; Topsportbeurs: de financiële ondersteuning krachtens artikel 7.51 WHW voor vertraging wegens erkende topsportactiviteiten die voldoen aan de door het CvB vastgestelde criteria. Vilentum Hogeschool :Hogeschool met locaties in Almere, Dronten en Wageningen; WHW: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek [Stb. 1992, 593]; WSF 2000: de Wet studiefinanciering 2000 [inwerkingtreding per 1 september 2000]; gemengde studiefinanciering bestaat uit basisbeurs en (eventueel) aanvullende beurs, partnertoeslag en één oudertoeslag; voorts maakt een reisvoorziening (Ov-kaart) deel uit van de basisbeurs.
Artikel 1 Afstudeersteun Doelgroep 1. Het College van Bestuur heeft voorzieningen getroffen voor de financiële ondersteuning van een student, die is ingeschreven aan een opleiding van Vilentum Hogeschool en die wettelijk collegegeld verschuldigd is en die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt, en voor die opleiding aanspraak heeft, of heeft gehad, op prestatiebeurs als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet studiefinanciering 2000 en studievertraging heeft opgelopen, of naar verwachting zal oplopen als gevolg van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 4 van dit artikel van deze regeling. 2. Het College van Bestuur heeft voorzieningen getroffen voor de financiële ondersteuning van een student, die is ingeschreven aan een opleiding van Vilentum Hogeschool en die het verhoogde collegegeld verschuldigd is en die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt en studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen als gevolg van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 4, sub a, b en c van dit artikel van deze regeling. 3. Het College van Bestuur heeft voorzieningen getroffen voor de financiële ondersteuning van een niet-EER student, die is ingeschreven voor een opleiding van Vilentum Hogeschool (eerste inschrijving) waarvoor aan hem nog geen graad is verleend, die niet voldoet aan de nationaliteitseis en die woonachtig is in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland; in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt en studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen als gevolg van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 4 van dit artikel van deze regeling. Bijzondere omstandigheden 4. De bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in lid 1, lid 2 en lid 3 van dit artikel zijn vastgelegd in artikel 7.51, lid 2, WHW. Deze omstandigheden zijn: a. ziekte of zwangerschap en bevalling; b. een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis;
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 2 van 9
versie 1.0, september. 2015
c. bijzondere familieomstandigheden; d. studievertraging die het gevolg is van de wijze Vilentum Hogeschool de opleiding feitelijk verzorgt; e. overige door het College van Bestuur, met in achtneming van het derde lid van artikel 7.51, WHW, vastgestelde bijzondere omstandigheden waarin een student verkeert, zoals ‘schrijnende gevallen’; f. andere dan de in de onderdelen a t/m e bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning door het instellingsbestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 5. Indien de student door een bovenstaande bijzondere omstandigheid vertraging heeft opgelopen of vertraging dreigt op te lopen, is een voorwaarde voor het in aanmerking komen voor financiële ondersteuning dat de student een schriftelijke aanvraag heeft ingediend tot verlenging van de beursperiode of anderszins financiële ondersteuning, als bedoeld in artikel 5.6, zesde lid en 10.5, zesde lid, WSF 2000, bij DUO. Bij de toekenning van financiële ondersteuning op grond van een handicap wordt rekening gehouden met een eventuele compensatie die de student2 al ontvangt voor de studievertraging op grond van handicap, in de vorm van een extra beurs. Toekenning 6. De toekenning van de financiële ondersteuning, zoals bedoeld in lid 1, lid 2 en lid 3 van dit artikel, geschiedt door een besluit van het College van Bestuur op basis van een verzoek van de instellingsdirecteur met een advies van de decaan3 van de desbetreffende faculteit en toetsing door de Toetsingscommissie Profileringsfonds. Aanvraagprocedure en besluitvorming afstudeersteun 7. In geval van studievertraging, als bedoeld in lid 1, lid 2 en lid 3 van dit artikel, is het noodzakelijk dat een bijzondere omstandigheid, die mogelijk tot studievertraging kan leiden, zo spoedig mogelijk nadat deze omstandigheid zich heeft voorgedaan, respectievelijk zich dreigt voor te gaan doen, wordt gemeld bij de decaan en studieloopbaanbegeleider of mentor, ten einde te overleggen over te nemen maatregelen om de studievertraging zoveel mogelijk te beperken. Ook de begeleiding van de decaan en studieloopbaanbegeleider of mentor gedurende de periode van uitkering uit het Profileringsfonds is een vereiste. Dan bestaat er nog voldoende ruimte voor een eventuele verbetering van de situatie van de student en zijn studievoortgang. Het niet tijdig melden kan betekenen dat het bij de latere aanvraag moeilijker is om de bewijslast te leveren die een ondersteuning rechtvaardigt. 8. Indien de student, ten gevolge van ziekte, of bijzondere familieomstandigheden, geen gebruik meer kan maken van het onderwijs, wordt deze student dringend geadviseerd, om zo spoedig mogelijk, nadat deze omstandigheid zich heeft voorgedaan, contact op te nemen met de decaan en studieloopbaanbegeleider of mentor en, indien mogelijk, op het advies van deze decaan, het verbruik van studiefinanciering te onderbreken door toepassing van artikel 7.42, eerste lid onder b van de WHW. 9. Er moet sprake zijn van verantwoord studeergedrag van de betrokken student. Dit betekent dat de student, die vertraging oploopt, er alles aan moet doen om zijn vertraging zo beperkt mogelijk te houden. Naast de melding bij de decaan en studieloopbaanbegeleider of mentor, wordt van de student verwacht dat hij regelmatig contact houdt voor verdere studiebegeleiding, hulp bij de planning en voor de aanvraag van speciale faciliteiten. 2 3
In geval van een voltijdstudent. Of coördinator Profileringsfonds.
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 3 van 9
versie 1.0, september. 2015
Vaststellen studievertraging in kader afstudeersteun 10. In overleg met de betrokken decaan wordt de hoogte van het te verstrekken of te lenen bedrag of het aantal maanden afstudeersteun vastgesteld. Een en ander wordt in de vorm van een advies aan het College van Bestuur, die de uiteindelijke beslissing tot toewijzing van de afstudeersteun neemt, aangeboden. 11. Bij de vaststelling van de tijdsduur van de afstudeersteun wordt het verband tussen de bijzondere omstandigheden, de onderwijsprogrammering en de feitelijk opgelopen studievertraging in aanmerking genomen. Eén en ander kan betekenen dat in beginsel pas aan het einde van een studiejaar kan worden berekend tot hoeveel maanden studievertraging de bijzondere omstandigheden hebben geleid. 12. De student wordt geadviseerd om, indien tijdens de periode waarin afstudeersteun wordt ontvangen, geen gebruik te maken van studiefinanciering, een 0-eurolening, als bedoeld in artikel 3.6 WSF 2000, af te sluiten bij DUO. Hierdoor blijft het recht op het gebruik van de Ovjaarkaart bestaan. Indien er rechten zijn op het gebruik van de Ov-jaarkaart wordt geen extra vergoeding verstrekt in het kader van de afstudeersteun. 13. Op basis van het in lid 6 van dit artikel bedoelde advies, besluit het College van Bestuur over de duur en de hoogte van de financiële ondersteuning. Deze beslissing wordt middels een beschikking aan de aanvrager medegedeeld. 14. Incidentele financiële ondersteuning kan in maandelijkse termijnen dan wel éénmalig verstrekt worden. In geval van een lening wordt bepaald in hoeveel maandelijkse termijnen de student de lening terugbetaalt. 15. De afstudeersteun wordt verstrekt in gelijke maandelijkse termijnen. Een termijn wordt uitbetaald aan het einde van de maand waarop zij betrekking heeft en aansluitend op de laatste maand van de Prestatiebeursperiode. 16. De omvang van de 1e toekenning van de afstudeersteun bedraagt, in principe, maximaal 6 maanden. Daarna moet de student, indien nodig, een nieuwe aanvraag indienen voor verlenging. Aanvraag om in aanmerking te komen voor afstudeersteun 17. Een aanvraag voor afstudeersteun wordt, met gebruikmaking van het daartoe vastgesteld formulier, gericht aan het College van Bestuur en ingediend bij de decaan. 18. Aanvragen, ingediend na 31 januari van het studiejaar volgend op dat waarin de betreffende bijzondere omstandigheden zich hebben voorgedaan, worden niet in behandeling genomen, tenzij de aanvrager aantoont dat een aanvraag achterwege is gebleven door overmacht. 19. Een aanvraag bevat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, de volgende onderdelen: a. een opgave van naam, voornamen, adres, studentnummer, banknummer van de aanvrager, evenals de opleiding waarvoor de aanvrager is ingeschreven; b. een meldingsformulier van de decaan dat door de aanvrager tijdig melding is gedaan van de bijzondere omstandigheid; c. indien de aanvraag berust op een van de gronden, als genoemd in artikel 3, eerste lid onder a, c en d, een verklaring van een (behandelend) arts, psycholoog of verloskundige waaruit blijkt gedurende welke periode de omstandigheden optraden;
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 4 van 9
versie 1.0, september. 2015
d. indien de aanvraag berust op bijzondere familieomstandigheden, schriftelijke bewijsstukken waaruit de bijzondere familieomstandigheden blijken; e. indien de aanvraag berust op ziekte of bijzondere familieomstandigheden en het mogelijk was om in de periode waarin die omstandigheden zich hebben voorgedaan het verbruik van studiefinanciering te onderbreken door toepassing van artikel 7.42, eerste lid onder b van de WHW: een bewijsstuk waaruit blijkt dat aanvrager om tussentijdse beëindiging van zijn inschrijving heeft verzocht; f. een adviesverklaring van de desbetreffende studieleider en decaan over de daadwerkelijk opgelopen studievertraging, als gevolg van de bijzondere omstandigheid, in relatie tot het onderwijsprogramma; g. een laatste bericht/beslissing IBG met betrekking tot de genoten studiefinanciering; h. een overzicht van de behaalde studieresultaten tot het moment van indienen van de aanvraag. 20. De decaan voorziet de aanvraag van de datum van binnenkomst en formuleert naar aanleiding van het ondersteuningsverzoek zijn advies. Vervolgens stuurt de decaan de aanvraag met de bijlagen, als bedoeld in lid 18 van dit artikel, zo spoedig mogelijk via de instellingsdirecteur naar het College van Bestuur. 21. Indien de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager een termijn van 6 weken geboden om de aanvraag aan te vullen. Indien de aanvraag niet binnen deze termijn is aangevuld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld. Voorwaarden voor het ter beschikking stellen van afstudeersteun 22. Voorwaarde voor het ter beschikking stellen van of afstudeersteun is dat de student feitelijk studerende is, dat wil zeggen dat de desbetreffende student ingeschreven is als voltijd - of deeltijd student aan een opleiding van Vilentum Hogeschool. 23. Een aanspraak op afstudeersteun van een student van Vilentum Hogeschool, die ingeschreven is geweest aan een andere instelling van hoger onderwijs en deze aanspraak tijdens die inschrijving heeft verkregen, wordt door het College van Bestuur aangemerkt als een beslissing tot toekenning van de aanspraak, als bedoeld in lid 23 van dit artikel. De student dient zich hiertoe zo spoedig mogelijk tot de decaan te wenden. Hoogte en duur van de afstudeersteun 24. De hoogte van incidentele financiële ondersteuning is afhankelijk van de situatie. 25. De hoogte van de afstudeersteun wordt gelijk gesteld aan de hoogte van de prestatiebeurs, met inbegrip van de basisbeurs, de aanvullende beurs, de partnertoeslag en de eenoudertoeslag. Het gaat daarbij om het bedrag dat de student genoot, in de laatste maand van zijn prestatiebeursperiode. Dit bedrag wordt mogelijk vermeerderd met het bedrag van de vergoeding van de Ov-jaarkaart, als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid van de WSF 2000. De hoogte van de afstudeersteun ligt tussen de € 95 en € 500 per maand. De bedragen zijn per student verschillend, want deze worden gekoppeld aan de woonsituatie van de student en het inkomen van de ouders. De hoogte van de afstudeersteun voor studenten zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van deze regeling is verschillend, maar de richtlijn hiervoor is gebaseerd op het maandelijkse basisbeursbedrag prestatiebeurs voor uitwonende studenten. 26. De duur van de toekenning van de afstudeersteun bedraagt, in principe maximaal 6 maanden. Daarna moet de student, indien nodig, een nieuwe aanvraag indienen voor verlenging.
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 5 van 9
versie 1.0, september. 2015
27. De hoogte van de ondersteuning voor niet-EER studenten wordt gemaximeerd op 3 maanden per studiejaar en maximaal op 12 maanden voor de gehele bachelorfase. Van de hoogte van de afstudeersteun, zoals genoemd in lid 23 van dit artikel voor niet-EER studenten kan, met een gemotiveerd voorstel van de decaan, worden afgeweken. Behandeling en beslissing aanvraag voor afstudeersteun 28. Het College van Bestuur beslist op het verzoek van de instellingsdirecteur, na toetsing door de Toetsingscommissie Profileringsfonds, uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. 29. De beslissing houdt in: hetzij de afwijzing van de aanvraag; hetzij de toekenning van een termijn van afstudeersteun over een te bepalen periode; hetzij het niet in behandeling nemen van de aanvraag, omdat deze niet tijdig is ingediend, of omdat een onvolledige aanvraag niet binnen de termijn is aangevuld. 30. De met redenen omklede beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager. In de beslissing wordt de aanvrager erop gewezen dat hij tegen het besluit schriftelijk en gemotiveerd bezwaar kan maken bij het College van Bestuur conform de Bezwaar- en beroepsregeling van Vilentum Hogeschool. Artikel 2 Bestuursbeurzen 1. Voor een bestuursbeurs komen studenten in aanmerking die activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied, die naar oordeel van het College van Bestuur mede in het belang van Vilentum Hogeschool of van het onderwijs zijn, uitoefenen. 2. Als activiteiten zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel worden aangemerkt: a. het lidmaatschap van het bestuur van een studievereniging die bijdraagt aan studieklimaat/studievoortgang. Voor de toepassing van deze regeling worden verenigingen in aanmerking genomen die: volledig rechtsbevoegd zijn; zich volgens de statuten richten op de studenten Vilentum Hogeschool of op de studenten in ruimere zin; toegankelijk zijn voor elke student; b. het lidmaatschap daaronder begrepen van (het voorzitterschap van) de Ondernemingsraad, een deelraad, een studentenraad of een opleidingscommissie, evenals het bestuur van een stichting die volgens haar statuten tot doel heeft de exploitatie van voorzieningen, behorende tot de studentenvoorzieningen, dan wel van een daarmee, naar het oordeel van het College van Bestuur, gelet op haar taak, gelijk te stellen orgaan. c. andere door het College van Bestuur te bepalen omstandigheden waarin betrokkene activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van Vilentum Hogeschool. 3. Bestuursactiviteiten waarvoor een student een vergoeding ontvangt op basis van de regeling betreffende administratieve regels landelijke afstudeersteun hoger onderwijs (inwerkingtreding 21 juni 1997), komen niet meer voor vergoeding uit het Profileringsfonds in aanmerking. Dit geldt ook studenten die een financiële vergoeding Vilentum Hogeschool ontvangen voor hun deelname aan bepaalde activiteiten. 4. Een bestuursbeurs gaat per 1 november van enig jaar in. Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 6 van 9
versie 1.0, september. 2015
Toekenning 5. De toekenning van de financiële ondersteuning, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, geschiedt door een besluit van het College van Bestuur op basis van een verzoek van de instellingsdirecteur met in voorkomende gevallen een advies van de decaan en toetsing door de Toetsingscommissie Profileringsfonds. Aanvraag om in aanmerking te komen voor bestuursbeurs 6. Een aanvraag voor een bestuursbeurs wordt, met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde formulier, gericht aan het College van Bestuur en ingediend bij de decaan. 7. Een aanvraag bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende onderdelen: a. een opgave van naam, voornamen, adres, studentnummer, banknummer van de aanvrager, evenals de opleiding waarvoor de aanvrager is ingeschreven; b. een verklaring van de decaan, gestaafd met één of meer bewijsstukken waaruit de vervulling van de bestuurlijke activiteit blijkt; c. een laatste bericht/beslissing IBG met betrekking tot de hoogte van de studiefinanciering; d. een verklaring van de decaan dat de student een bestuursfunctie vervult; e. een verklaring van de aanvrager op welke wijze al honorering, uit hoofde van de vervulling van bedoelde activiteiten, heeft plaatsgevonden; f. een verklaring dat de bestuursfunctie wordt/werd vervuld in de periode waarin de student recht heeft/had op een prestatiebeurs. 8. De decaan voorziet de aanvraag van de datum van binnenkomst en formuleert naar aanleiding van het ondersteuningsverzoek zijn advies. Vervolgens stuurt de decaan de aanvraag met de bijlagen, zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel, naar de instellingsdirecteur die vervolgens deze aanvraag voorlegt aan het College van Bestuur . 9. Indien de aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van 6 weken om de aanvraag aan te vullen. Indien de aanvraag niet binnen deze termijn is aangevuld, wordt de aanvraag verder niet behandeld. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld. Hoogte en duur van de bestuursbeurs 10. De hoogte van de bestuursbeurs is afhankelijk van het aantal uren dat verbonden is aan de bestuursfunctie, dus de tijdsbesteding door de student voor de bestuursfunctie. Aan de hoogte van het bedrag van de bestuursbeurs is een maximum gesteld gebaseerd op het maandelijkse basisbeursbedrag prestatiebeurs voor uitwonende voltijdstudenten. Over de hoogte van ondersteuning van deeltijdstudenten adviseert de Toetsingscommissie Profileringsfonds en beslist het College van Bestuur. 11. De duur van de bestuursbeurs bedraagt, in principe 12 maanden. Daarna moet de student een nieuwe aanvraag indienen voor verlenging. Behandeling en beslissing aanvraag voor bestuursbeurzen 12. Het College van Bestuur beslist op het verzoek van de instellingsdirecteur, na toetsing door de Toetsingscommissie Profileringsfonds, uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. 13. De beslissing houdt in: hetzij de afwijzing van de aanvraag; hetzij de toekenning van de aanvraag; Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 7 van 9
versie 1.0, september. 2015
hetzij het niet in behandeling nemen van de aanvraag, omdat deze niet tijdig is ingediend, of omdat een onvolledige aanvraag niet binnen de termijn is aangevuld.
14. De met redenen omklede beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager. In de beslissing wordt de aanvrager erop gewezen dat hij tegen het besluit schriftelijk en gemotiveerd bezwaar kan maken bij het College van Bestuur conform de Bezwaar- en beroepsregeling Vilentum Hogeschool. Artikel 3 Topsportbeurzen 1. Voor een topsportbeurs4 komen studenten in aanmerking die topsport beoefenen en/of Vilentum Hogeschool vertegenwoordigen in (onderwijs)wedstrijden/competities/manifestaties in binnen- en buitenland. 2. Van topsport, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, is sprake indien de sportactiviteiten op (inter)nationaal niveau, categorie A en B NOC/NSF, met een tijdsbesteding van gemiddeld 10 tot 15 uur per week, gedurende minimaal 6 maanden, worden verricht.. 3. Per sportactiviteit wordt aan de student gevraagd om, aan de hand van schriftelijke bewijsstukken en verklaringen (door de trainer of coach opgestelde trainingsschema’s, competitieroosters etc.), aan te tonen dat topsport wordt beoefend. 4. Studenten die Vilentum Hogeschool vertegenwoordigen in (onderwijs)wedstrijden/competities/manifestaties in binnen- en buitenland, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel kunnen eveneens in aanmerking komen voor de gemaakte reis- en verblijfskosten. Aanvraag om in aanmerking te komen voor topsportbeurs 5. Een aanvraag voor een topsportbeurs wordt, met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde formulier, gericht aan het College van Bestuur en ingediend bij de decaan. 6. Een aanvraag bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende onderdelen: a. een opgave van naam, voornamen, adres, studentnummer, bank/gironummer van de aanvrager, evenals de opleiding waarvoor de aanvrager is ingeschreven; b. een verklaring van de decaan, gestaafd met één of meer bewijsstukken waaruit de vervulling van het topsport blijkt; c. een laatste bericht/beslissing IBG met betrekking tot de hoogte van de studiefinanciering; d. een verklaring dat topsportbeurs wordt aangevraagd voor de periode waarin de student recht heeft/had op een prestatiebeurs. 7. De decaan voorziet de aanvraag van de datum van binnenkomst en formuleert naar
aanleiding van het ondersteuningsverzoek zijn advies op basis van het advies. Vervolgens stuurt de decaan de aanvraag met de bijlagen, zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel, naar de instellingsdirecteur die vervolgens deze aanvraag voorlegt aan het College van Bestuur. 8. Indien de aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van 6 weken om de aanvraag aan te vullen. Indien de aanvraag niet binnen deze termijn is aangevuld, wordt de aanvraag verder niet behandeld. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld. Hoogte en duur van de topsportbeurs
4
Onder ‘topsport’ wordt ook verstaan vakinhoudelijk op topniveau functioneren.
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 8 van 9
versie 1.0, september. 2015
9. De hoogte van de topsportbeurs is afhankelijk van de tijdsbesteding door de student. Aan de hoogte van het bedrag is een maximum gesteld gebaseerd op het maandelijkse basisbeursbedrag prestatiebeurs voor uitwonende studenten. 10. De duur van de topsportbeurs bedraagt in principe maximaal 12 maanden. Daarna moet de student een nieuwe aanvraag indienen voor verlenging. Behandeling en beslissing aanvraag voor topsportbeurzen 15. Het College van Bestuur beslist op het verzoek van de instellingsdirecteur, na toetsing door de Toetsingscommissie Profileringsfonds, uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. 16. De beslissing houdt in: hetzij de afwijzing van de aanvraag; hetzij de toekenning van de aanvraag; hetzij het niet in behandeling nemen van de aanvraag, omdat deze niet tijdig is ingediend, of omdat een onvolledige aanvraag niet binnen de termijn is aangevuld. 17. De met redenen omklede beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager. In de beslissing wordt de aanvrager erop gewezen dat hij tegen het besluit schriftelijk en gemotiveerd bezwaar kan maken bij het College van Bestuur conform de Bezwaar- en beroepsregeling Vilentum Hogeschool. Artikel 4 Hardheidsclausule In zeer bijzondere omstandigheden, ter beoordeling door het College van Bestuur, waarbij de afwijzing van een verzoek op grond van deze regeling of de toepassing van bepalingen in deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het College van deze regeling afwijken. Artikel 5 Terugbetaling In geval betrokkene niet heeft voldaan aan de voorwaarden wordt de voorwaardelijk toegekende gift omgezet in een rentedragende lening en dient de hoofdsom terugbetaald te worden in maandelijkse termijnen van € 100 via automatische incasso, aanvangend aan het einde van de eerste volle maand na beëindiging van de overeenkomst, dan wel aan het eind van de eerste volle maand nadat de student de opleiding heeft verlaten. De student dient voor de rentedragende lening (de hoofdsom) een schuldbekentenis te ondertekenen. In afwijking van bovenstaande kan in overleg met de student een andere terugbetalingsregeling overeengekomen worden. Artikel 6 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen Deze regeling treedt in werking per 1 september 2014.
Bijlage 02 Regeling profileringsfonds 2015-2016
Pagina 9 van 9
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 03 Gedragscode internet-, e-mail- en sociale media gebruik. Overwegingen Deze tekst omschrijft het interne en externe internet- en e-mailgebruik voor medewerkers en studenten van Vilentum Hogeschool. De volgende punten zijn overwogen bij het vaststellen van deze gedragscode: 1 Gebruik van het internet- en e-mail is voor velen binnen Vilentum Hogeschool nodig om het werk / de studie goed te doen. Maar onjuist hiermee omgaan kost tijd en capaciteit van mensen en apparatuur en brengt diverse risico’s met zich mee. 2 Internet kent verschillende verschijningsvormen. Dit zijn onder ander e-mail (via intranet), World Wide Web (surfen), File Transfer (bestandsuitwisseling), Usenet (nieuwsgroepen), chat (babbelbox) en sociale media (Facebook, Twitter, etc). Aan het gebruik van het internet zijn, per verschijningsvorm, risico’s verbonden die nopen tot het stellen van gedrags- en gebruiksregels. Bij risico’s valt te denken aan beschadiging van het netwerk door virussen, uitlekken van bedrijfsgeheimen en het in diskrediet brengen van de goede naam van de onderneming. 3 Ter vermijding van dergelijke risico’s kan Vilentum Hogeschool voorschriften geven voor het verrichten van de arbeid / studie en maatregelen nemen ter bevordering van de goede orde in de onderneming. De hierna weergegeven regels vallen onder deze bepaling. 4 Tegen de achtergrond van de risico’s van het gebruik van internet- en e-mail wordt van de gebruiker professioneel en integer handelen verwacht. 5 Het gebruik van internet- en e-mail wordt vastgelegd. Deze registratie geschiedt om de continuïteit van de technische infrastructuur te waarborgen, verstoring van bedrijfsprocessen en andere (financiële) schade tegen te gaan en om toezicht te houden op de naleving van de gedrags- en gebruiksregels door de gebruiker. 6 Inhoudelijke controle van het internet- en e-mailgebruik kan plaatsvinden indien sprake is van een vermoeden van handelen door de gebruiker in strijd met de gedrags- en gebruiksregels. Niet naleving van deze regels kan leiden tot disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen 7 Deze gedragscode omtrent internet en e-mail betreft: a de regels die de werknemer / student dient na te leven bij het gebruiken van de door Vilentum Hogeschool voor zakelijk gebruik ter beschikking gestelde internet- en emailsystemen; b de omstandigheden waaronder Vilentum Hogeschool kan besluiten tot het registreren, verzamelen en monitoren van tot personen herleidbare data omtrent internet- en emailgebruik.
1. Werkingssfeer Deze regeling geldt voor een ieder die voor Vilentum Hogeschool werkzaam is en / of aan Vilentum Hogeschool studeert.
2. Algemeen 1
2
Vilentum Hogeschool behoudt zich het recht voor om de toegang tot bepaalde sites te beperken. Door middel van een zgn. firewall worden met name sites met een pornografische, racistische, discriminerende of een op entertainment gerichte inhoud geweerd. Vilentum Hogeschool kan het recht tot gebruik van (een deel van) internet toestaan, maar ook altijd weer intrekken. Zonder dat recht is gebruik van (een deel van) internet niet toegestaan.
Bijlage 03 Gedragscode internet 2015-2016
Pagina 1 van 4
versie 1.0, september 2015
3
De gebruikelijke gedragsregels, zoals voor het ondertekenen van schriftelijke correspondentie, het vertegenwoordigen van Vilentum Hogeschool en voor het verzenden van post (zoals correct taalgebruik) zijn ook van toepassing op e-mail en andere toepassingen (zoals nieuwsgroepen, telefoneren via internet).
3. Richtlijnen gebruik internet en e-mail 1
2
3
4
5
Medewerkers / studenten van Vilentum Hogeschool mogen zakelijk en beperkt persoonlijk gebruikmaken van internet. Gebruik is dus in hoofdzaak verbonden met taken/bezigheden die voortvloeien uit de functie / studie. Daarbij dienen zij zich te houden aan de door Vilentum Hogeschool opgestelde regels en procedures. De infrastructuur voor elektronische communicatie kent een eigen vorm van kwetsbaarheid en een eigen vorm van beveiliging. Deze vraagt om speciale aandacht op tenminste de volgende punten: a User-identificatie (inlognaam) en wachtwoord zijn persoonsgebonden en mogen niet aan anderen worden doorgegeven; b Het downloaden van software en applicaties is niet toegestaan, tenzij vooraf schriftelijke toestemming is verleend door de systeem-/netwerkbeheerder. Deze toestemming wordt alleen verleend als wordt voldaan aan de geldende rechten en eventuele licenties worden betaald. Gedownloade software en applicaties moeten op virussen zijn gescand voor gebruik; c Vertrouwelijke gegevens en bedrijfsgevoelige informatie mogen niet zonder toestemming naar buiten de organisatie worden verstuurd. Het berichtenverkeer hoort dan versleuteld te verlopen. Hiervoor kan in voorkomende gevallen contact worden opgenomen met de systeem-/netwerkbeheerder. d Het is niet toegestaan inkomende privé-berichten te genereren door deel te nemen aan niet-zakelijke nieuwsgroepen, abonnementen op e-zines, nieuwsbrieven en dergelijke. e Onbedoelde inbreuken op beveiliging, van binnenuit of vanuit de buitenwereld, dient u aan de systeem-/netwerkbeheerder te melden. Werknemers mogen internet- en e-mail incidenteel en kortstondig voor privédoeleinden gebruiken, zowel intern als extern, mits dit niet storend is voor de dagelijkse werkzaamheden en mits hierbij voldaan wordt aan de verdere richtlijnen van deze gedragscode. Het is in het bijzonder niet toegestaan om op internet: a Sites te bezoeken die pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal bevatten; b Pornografisch, racistisch, discriminerend, beledigend of aanstootgevend materiaal te bekijken of te downloaden; c Zich ongeoorloofd toegang te verschaffen tot niet openbare bronnen op het internet; d Opzettelijk informatie waartoe men via internet toegang heeft verkregen zonder toestemming te veranderen of te vernietigen; e Indien u ongevraagd informatie van deze aard krijgt aangeboden, dient u dat aan de systeembeheerder te melden. Het is bovendien niet toegestaan om door middel van e-mail: a Berichten anoniem of onder een fictieve naam te versturen; b Dreigende, beledigende, seksueel getinte, racistische dan wel discriminerende berichten en kettingmailberichten te verzenden of door te sturen; c Berichten van commerciële aard te verzenden of door te sturen; d Iemand elektronisch lastig te vallen;
Bijlage 03 Gedragscode internet 2015-2016
Pagina 2 van 4
versie 1.0, september 2015
6
e Indien u ongevraagd informatie van deze aard aangeboden krijgt, dient u dit te melden van de systeembeheerder. Het is ook anderszins niet toegestaan op internet in strijd met de wet of onethisch te handelen.
4. Richtlijnen gebruik social media 1
2
3
4
5
6
7
8
Medewerkers en studenten mogen kennis en andere waardevolle informatie delen mits die informatie niet vertrouwelijk is en de instelling niet schaadt. Medewerkers publiceren niet ongevraagd vertrouwelijke of andere merk gebonden informatie. Voor het publiceren van gesprekken wordt eerst toestemming gevraagd aan de leidinggevende of de daarvoor verantwoordelijke afdeling of persoon. Medewerkers en studenten verstrekken alleen vertrouwelijke en/of schadelijke informatie over klanten, partners of leveranciers met hun goedkeuring. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt tussen informatie over product, persoon of bedrijf. Medewerkers en studenten worden geacht extra voorzichtig te zijn bij het publiceren over, of in discussie gaan met, een klant of concurrent. Verkeerd opgevatte of slecht onderbouwde stukken, kunnen direct nadelige gevolgen hebben voor de instelling. De instelling ondersteunt de open dialoog en de uitwisseling van ideeën en het delen van kennis. Medewerkers en studenten die publiceren op een website (of andere sociale media) anders dan die van de instelling over een onderwerp dat wel te maken kan hebben met de instelling, maken kenbaar dat zij op persoonlijke titel publiceren. Als werknemers namens de instelling publiceren, vermelden zij hun organisatie en functie. Bestuurders, managers, leidinggevenden en degene die namens de organisatie het beleid en de strategie uitdragen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid bij het gebruik maken van social media. Op grond van hun positie moeten werknemers nagaan of zij op persoonlijke titel kunnen publiceren. Medewerkers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de inhoud die ze, voor zover dat niet tot hun functie behoort, publiceren op blogs, wiki’s, fora en andere media die gebaseerd zijn op user-generated content. Zij zijn zich ervan bewust dat wat zij publiceren voor langere tijd openbaar zal zijn, met gevolgen voor hun privacy. Medewerkers en studenten worden dringend verzocht om, wanneer een online discussie dreigt te ontsporen, of in het ergste geval al helemaal ontspoord is, direct contact op te nemen met de verantwoordelijke afdeling/persoon en te overleggen over de te volgen strategie. Bij de geringste twijfel over een publicatie of over de raakvlakken met de instelling is het verstandig contact te zoeken met je leidinggevende (medewerker) of studieloopbaanbegeleider (student) of de daarvoor verantwoordelijke afdeling/persoon
5. Controle 1
2
Om de veiligheid van het netwerk te waarborgen en toe te zien op een zorgvuldig gebruik overeenkomstig deze regeling, worden van tijd tot tijd technische controles uitgevoerd waarvan de gegevens niet tot individuen te herleiden zijn. Hiernaast wordt toegezien op de technische integriteit en beschikbaarheid van de infrastructuur en diensten. Binnenkomend internet- en e-mailverkeer wordt zo goed mogelijk gecontroleerd op virussen en soortgelijk ongerief. Mocht blijken, dan wel het vermoeden bestaan dat een e-mailbericht een virus bevat, dan wordt het automatisch tegengehouden en worden de verzender en ontvanger daarover ingelicht. Indien desondanks een e-mail wordt ontvangen dat mogelijk een
Bijlage 03 Gedragscode internet 2015-2016
Pagina 3 van 4
versie 1.0, september 2015
3
4
virus bevat, dan dient de ontvanger onverwijld contact op te nemen met de systeembeheerder. Indien mocht blijken dat in strijd met deze regeling wordt gehandeld of indien daarvoor aanwijzingen zijn (zoals klachten, signalen van binnen of buiten de organisatie en systeemstoringen), dan kunnen gegevens van (de) betrokken gebruiker(s) worden uitgedraaid, bekeken en gebruikt. Controleren alsmede openen van e-mail, ook voor privégebruik, ten behoeve van het opsporen van onrechtmatig gedrag van de werknemer / student is dus toegestaan indien er sprake is van een redelijke verdenking of een vermoeden van ongeoorloofd handelen en uitsluitend in opdracht van de (locatie)directie. De betreffende gegevens worden bewaard zolang dit in het kader van nader onderzoek en eventueel te treffen maatregelen jegens een gebruiker noodzakelijk is.
6. Sancties Bij handelen in strijd met deze regeling, het bedrijfsbelang of de algemeen geldende normen en waarden voor het gebruik van internet, kunnen afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding maatregelen worden getroffen. Hierbij gaat het om disciplinaire en arbeidsrechtelijke maatregelen zoals berisping, overplaatsing, schorsing en beëindiging van de arbeidsovereenkomst / studie.
7. Klachtenprocedure Indien de werknemer / student meent benadeeld te zijn in zijn rechten op grond van dit protocol, kan hij / zij zich richten tot de vertrouwenspersoon ten behoeve van de medewerkers / studenten Vilentum Hogeschool, behorend bij het arbeidsvoorwaardenbeleid / studentenstatuut voor medewerkers / studenten van Vilentum Hogeschool.
8. Slot 1 2
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de faculteitsdirectie van de betreffende faculteit. Deze gewijzigde regeling treedt in werking op 1 september 2015.
Bijlage 03 Gedragscode internet 2015-2016
Pagina 4 van 4
versie 1.0, september 2015
Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 Studentenstatuut m.b.t. Rechtsbescherming Alle klachten of bezwaren dienen via het centraal klachtenloket ingediend te worden. Faculteit CAH:
[email protected]. Faculteit Stoas:
[email protected] Afhankelijk van de aard en de inhoud van de klacht, zal deze door de faculteitsdirectie of door een of zo nodig door meer organen behandeld worden. Zie art. 7.2 van het Studentenstatuut. De instelling heeft verschillende organen om bezwaren tegen besluiten van de directie of de examencommissie te behandelen. Het zijn de Interne Adviescommissie (IAC), De Geschillenadviescommissie (GAC en het College van Beroep voor de Examens (CoBEx). De IAC functioneert op faculteitsniveau. De GAC en het CoBEx functioneren op instellingsniveau (Vilentum Hogeschool) De Interne Adviescommissie (IAC) adviseert de directie of de examencommissie, alvorens deze een besluit nemen over het ingediende bezwaar. Voordat het College van Beroep voor Examens (CoBEx) of de Geschillenadviescommissie (GAC) een bezwaar in behandeling nemen, zal eerst in opdracht van hen onderzocht worden of er een minnelijke schikking mogelijk is. De IAC vervult deze rol op voorhand bij de eerdere behandeling van het bezwaar op faculteitsniveau.
Artikel A – Algemeen Klachtrecht 1.
De student die rechtstreeks in zijn belangen is getroffen als gevolg van besluiten die door een lid van het personeel tegen hem zijn genomen, heeft het recht bezwaar aan te tekenen bij de directie van de faculteit en te vragen een voorziening terzake te treffen.
2.
De belanghebbende die is getroffen door besluiten van personeelsleden van een stageinstelling/werkplek of bedrijf, heeft het recht om aan de directie van de faculteit te vragen een voorziening te treffen of een andere stageplaats/werkplek te zoeken.
3.
Van dit klachtrecht kan niet eerder gebruik worden gemaakt dan na een persoonlijk overleg van de klager met de betrokken verantwoordelijke functionaris.
4.
Het bezwaar/verzoek om een voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt schriftelijk en met redenen omkleed binnen zes weken nadat de besluiten zijn genomen ingediend via het centraal klachtenloket.
5.
Bij overschrijding van deze termijn kan het bezwaar/de aanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard. Indien de overschrijding kennelijk niet aan belanghebbende is te wijten, dan wel niet voor diens risico komt, wordt de niet-ontvankelijk verklaring achterwege gelaten.
6.
Indien het besluit van de faculteitsdirectie niet tot een oplossing leidt, kan de student tegen dit besluit in beroep gaan. In dat geval zal, in eerste instantie, de IAC het beroep, ter advisering aan de directie behandelen
7.
De IAC brengt advies uit aan de faculteitsdirectie.
8.
Op basis van het uitgebrachte neemt de directie een (nieuw) besluit. De student kan tegen dit besluit bezwaar aantekenen bij de Geschillenadviescommissie (GAC)
9.
Vilentum Hogeschool heeft één GAC.
10.
De GAC komt zo spoedig mogelijk voor de behandeling van het bezwaarschrift bijeen en hoort de betrokkenen.
11.
De GAC neemt geen besluiten, maar adviseert op basis van de behandeling de faculteitsdirectie over de beslissing terzake.
Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 2015-2016
Pagina 1 van 6
versie 1.0, september 2015
12.
De faculteitsdirectie neemt op basis van het advies van de GAC een beslissing op de aanvraag en de aard van de eventuele voorziening en brengt betrokken partijen binnen een termijn van twee weken nadat de beslissing is genomen schriftelijk op de hoogte. De beslissing is met redenen omkleed.
13.
Indien de student het niet eens is met de beslissing, die na het advies van de GAC door de directie genomen is, dan kan de student, conform art. 7.64 van de WHW, in beroep gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO).
Artikel B - Bezwaar inzake studievoortgang 1.
Een student kan bezwaar aantekenen tegen een besluit van de faculteitsdirectie (en/of bij de CAH de beoordelingsvergadering).
2.
Het bezwaar kan zich richten op alle uitspraken die consequenties hebben voor de studievoortgang van een student. Bijvoorbeeld uitspraken in het kader van het negatief bindend studieadvies of met betrekking tot de studievoortgang.
3.
Het bezwaar dient de student schriftelijk en binnen 5 werkdagen, na ontvangst van het besluit van de faculteitsdirectie (en/of de beoordelingsvergadering), via het centraal klachtenloket in te dienen.
4.
Het bezwaar van de student wordt, voordat de directie een (nieuw) besluit neemt, door de (IAC) behandeld. Bovendien gaat de IAC na of er een minnelijke schikking mogelijk is. Zij betrekt het resultaat daarvan in haar advies.
De verdere afhandeling van het bezwaar is gelijk aan de behandeling van algemene klachten. Zie verder onder artikel A 7 t/m 13
Artikel C –Bezwaar inzake beoordeling/examinering 1
Een student kan bezwaar aantekenen tegen een besluit van de examencommissie.
2
Het bezwaar dient de student schriftelijk en binnen 5 werkdagen na ontvangst van het besluit van de examencommissie, via het centraal klachtenloket in te dienen.
3
Het bezwaar van de student wordt, voordat de examencommissie een (nieuw) besluit neemt, door de IAC behandeld. Bovendien gaat de IAC na of een minnelijke schikking mogelijk is. Zij betrekt het resultaat daarvan in haar advies.
4
De IAC brengt advies uit aan de examencommissie.
5
De examencommissie neemt, nadat zij kennis heeft genomen van het advies van de IAC, een beslissing. De Examencommissie brengt betrokken partijen binnen een termijn van twee weken nadat de beslissing is genomen schriftelijk op de hoogte. De beslissing is met redenen omkleed.
6
Indien de student persisteert in zijn bezwaar, dan kan de student, conform artikel 7.60 WHW, in beroep gaan bij het College van Beroep voor de Examens (CoBEx)
7
De CoBEx kan het besluit van de examencommissie geheel of gedeeltelijk vernietigen. De examencommissie voorziet zover nodig opnieuw in de zaak, met inachtneming van de uitspraak van de CoBEx.
8
Indien het (nieuwe) besluit van de Examencommissie niet leidt tot een oplossing en de student persisteert in zijn klacht, dan kan de student, conform art. 7.64 van de WHW, in beroep gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO).
Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 2015-2016
Pagina 2 van 6
versie 1.0, september 2015
Artikel D – Interne Adviescommissie (IAC) 1.
De Interne Adviescommissie bestaat uit een technisch voorzitter, een ambtelijk secretaris, 2 docentleden en 2 studentleden.
2.
De secretaris roept de commissie, na overleg met de voorzitter, binnen 10 werkdagen na het ontvangen van een bezwaar bijeen.
3.
De commissie hoort de toelichting van de beoordelingsvergadering, examencommissie of faculteitsdirectie en de betrokken student.
4
De commissie behandelt de zaak en onderzoekt daarbij of er een minnelijke schikking mogelijk is. Zij brengt daarna een advies uit aan de betrokken examencommissie of faculteitsdirectie.
5.
De commissie heeft niet het recht om besluiten te herzien.
6.
Van bevindingen en het advies van de IAC ontvangen de eiser en de secretaris van de examencommissie of faculteitsdirectie schriftelijk bericht. De examencommissie of de faculteitsdirectie betrekken het uitgebrachte advies bij de onderbouwing van een (nieuw) besluit.
Artikel E - College van Beroep voor de Examens en Geschillenadviescommissie 1.
Vilentum Hogeschool heeft conform artikel 7.60 WHW een College van Beroep voor de Examens. Dit college van beroep is een onafhankelijke beroepsinstantie bestaande uit drie leden te weten een externe jurist (voorzitter), een student-lid (GSR), een docentlid (GOR) en ondersteund door een ambtelijk secretaris. Als de docent afkomstig is van CAH is de student een Stoas-student of omgekeerd.
2.
Vilentum Hogeschool heeft conform artikel 7.63a WHW een Geschillen Adviescommissie. Deze commissie bestaat uit zes personen (vijf leden) : een onafhankelijke, externe voorzitter , twee docentleden (CAH + Stoas), twee studentleden (CAH+Stoas) en wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris.
3.
De student die door één van de volgende beslissingen rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan in beroep gaan bij het College van Beroep voor de Examens Vilentum dan wel de Geschillen Advies Commissie, p/a secretariaat Aeres Groep, Postbus 245, 6710 BE Ede.
4. Afbakening werkgebieden GAC en CoBEx: GAC (zie WHW 7.63a voor compleet overzicht): een afwijzing (negatief bindend studieadvies) als bedoeld in artikel 7.9, tweede lid van de wet; overige beslissing inzake studievoortgang; CoBEx (zie WHW 7.61 voor compleet overzicht) beslissingen in individuele gevallen betreffende de toelating tot de examens; de beslissing inzake de vaststelling van het behaalde aantal studiepunten beslissingen van examencommissies en examinatoren. 5.
Het beroep wordt ingesteld door het schrijven van een brief, het zogenaamde beroepschrift, aan het secretariaat Aeres Groep (zie 3). Het beroepschrift moet binnen vier weken na de dag van bekendmaking van de beslissing worden ingediend. Lukt het niet om binnen de beroepstermijn het beroepschrift in te dienen, dan kan eerst een voorlopig beroep worden ingesteld. Dit voorlopige beroep houdt in dat men een brief aan de CoBEx of de GAC schrijft, waarin wordt aangegeven dat er beroep wordt ingesteld, maar dat uitstel wordt gevraagd voor het aanvoeren van de motivering van het beroep. De CoBEx of de GAC stuurt dan bericht voor welke datum die motivering moet worden opgestuurd.
6.
Indien het beroepschrift, het voorlopige beroep of het aanvullende beroepschrift te laat binnen komt, dan wordt de zaak niet in behandeling genomen. Alleen indien kan worden aangetoond dat men beslist niet eerder in staat was te schrijven, kan hiervan bij hoge uitzondering worden
Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 2015-2016
Pagina 3 van 6
versie 1.0, september 2015
afgeweken. 7. 8.
Het beroepschrift moet in elk geval het volgende vermelden: naam, adres en woonplaats van degene die beroep instelt; het orgaan dat de beslissing heeft genomen en de datum waarop dat is gebeurd; stuur een kopie mee als bijlage bij het beroepschrift; een duidelijke motivering van de onjuistheid van de beslissing; ondertekening (bij een beroepschrift is dit van essentieel belang). De motivering van het beroep is het belangrijkste onderdeel van het beroepschrift. De gronden waarop het beroep kan worden ingesteld zijn: dat een beslissing in strijd is met de wet of met andere regels (bijvoorbeeld de onderwijs- en examenregeling van de opleiding); bij het nemen van de beslissing zijn bevoegdheden kennelijk voor een ander doel gebruikt dan waarvoor deze zijn verleend; bij de beslissing zijn de argumenten voor en tegen niet redelijk afgewogen; strijd met enig ander beginsel van behoorlijk bestuur, bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel. De mentor/SLB-er/fasebegeleider/studiecoach kan adviseren bij het opstellen een beroepschrift.
9.
Alvorens het beroep in behandeling te nemen, gaat de CoBEx of de GAC na of het beroep ook al aan de orde is gesteld in de Interne Adviescommissie. Deze commissie heeft bij de behandeling van het bezwaar op faculteitsniveau, onderzocht of er een minnelijke schikking mogelijk is (zie art B.4 en C.3). Dit moet binnen drie weken bekend zijn. Is een schikking niet mogelijk (gebleken), dan wordt het beroepschrift in behandeling genomen.
10.
De CoBEx of de GAC dient binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift op het beroep een uitspraak te doen. De volgende uitspraken zijn mogelijk:
CoBEx: het beroep is niet-ontvankelijk, de CoBEx komt aan een inhoudelijke beoordeling niet toe; indien het beroep gegrond is, vernietigd de CoBEx de beslissing. Het orgaan dat de beslissing heeft genomen (= de examencommissie), wordt opgedragen om opnieuw of alsnog te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de CoBEx. Ook kan worden bepaald dat het examen, het tentamen, het toelatingsonderzoek of het aanvullend onderzoek opnieuw wordt afgenomen onder door het College te stellen voorwaarden De CoBEx kan daarvoor een termijn stellen GAC het beroep is niet-ontvankelijk, de GAC komt aan een inhoudelijke beoordeling niet toe; het beroep is ongegrond, de beslissing van het instellingsbestuur (i.c. de faculteitsdirectie) blijft in stand of de weigering om een beslissing te nemen blijft gehandhaafd; Indien het beroep gegrond is, formuleert de GAC een advies aan het instellingsbestuur en verzoekt aan het instellingsbestuur om opnieuw of alsnog te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de GAC. De GAC kan daarvoor een termijn stellen. 11.
In spoedeisende gevallen kan een student in afwachting van de uitspraak aan de voorzitter van de CoBEx of de GAC een voorlopige voorziening vragen. Dit verzoek moet schriftelijk en beargumenteerd worden ingediend. Er moet sprake zijn van een direct aantoonbaar belang dat vraagt om een spoedvoorziening. De voorzitter neemt een beslissing nadat de betreffende faculteitsdirectie of examencommissie is gehoord.
12.
Nieuwe feiten of omstandigheden kunnen leiden tot een herziening van de uitspraak.
Artikel F - Het College van Beroep Hoger Onderwijs Naast de organen die bij Vilentum Hogeschool een bezwaar/beroep of klacht behandelt, is er een landelijk college van beroep voor het hoger onderwijs (WHW 7.64) Het college van beroep voor het hoger onderwijs (CBHO) oordeelt over het beroep dat een betrokkene heeft ingesteld tegen een beslissing van een orgaan van een instelling voor hoger onderwijs, die jegens hem op grond van de WHW en daarop gebaseerde regelingen, is genomen. Tegen uitspraken van het college van beroep voor het hoger onderwijs, is geen beroep mogelijk (WHW 7.66) Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 2015-2016
Pagina 4 van 6
versie 1.0, september 2015
Artikel G – Klokkenluiderregeling 1. 2.
3. 4.
Vilentum Hogeschool kent een klokkenluiderregeling. Van de regeling kan gebruik gemaakt worden als er sprake is van een ernstig vermoeden van een misstand binnen de onderwijsinstelling. Een ernstig vermoeden wil zeggen dat de betrokkene op redelijke gronden mag aannemen dat er sprake is van een ernstige misstand. Onder een misstand wordt verstaan: een (dreigend) ernstig strafbaar feit een (dreigende) grove schending van regelgeving of beleidsregels een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen een ernstige schending van de in de onderwijsinstelling geldende gedragsregels een (dreigend) misleiden van justitie een (dreigend) groot gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten. De te volgen procedure in voorkomende gevallen is beschreven in de Regeling inzake het omgaan met een ernstig vermoeden van een misstand bestemd voor personeelsleden, leerlingen, cursisten en studenten van de Stichting Aeres Groep en de (onderwijs)instellingen die door de Stichting in stand worden gehouden (''Klokkenluiderregeling'').
Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 2015-2016
Pagina 5 van 6
versie 1.0, september 2015
Bijlage 04 Aanvulling Hoofdstuk 7 2015-2016
Pagina 6 van 6
versie 1.0, september 2015
Informatie over Stage verzekeringen Aeres Groep
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 1 van 9
versie 1.0, september 2015
Inhoud 1.
Inleiding .......................................................................................................................................... 3
2.
Ziektekostenverzekering .............................................................................................................. 3
3.
Verzekeringen school................................................................................................................... 3
4.
Aansprakelijkheidsverzekering ................................................................................................... 4 4.1
Stageverzekering .................................................................................................................. 4
4.2
Reisverzekering .................................................................................................................... 5
4.3
Ongevallenverzekering ........................................................................................................ 6
5.
Eigen verzekering ......................................................................................................................... 7
6.
Schade melden ............................................................................................................................. 8
7.
Disclaimer ...................................................................................................................................... 8
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 2 van 9
versie 1.0, september 2015
1.
Inleiding
Deze toelichting is bedoeld voor studenten, leerlingen, leerkrachten, stage bieders en ouders. Het doel is uitleg geven welke verzekeringen van belang zijn, welke verzekeringen door de school afgesloten zijn en welke dekking er geboden wordt. Met ‘school’ wordt in deze toelichting bedoeld de Aeres Groep, die bestaat uit de scholen: Groenhorst, Vilentum Hogeschool en PTC+.
2.
Ziektekostenverzekering
Iedereen in Nederland is wettelijk verplicht zelf een ziektekostenverzekering af te sluiten. De (aanvullende) voorwaarden kunnen echter verschillen. De ziektekostenverzekeringen bieden veelal dekking voor het buitenland. Het kan echter zo zijn dat jouw specifieke polis maximale bedragen voor bepaalde behandelingen vergoedt. Vaak worden vergoedingen gemaximeerd tot het Nederlands tarief. Het gevaar hierbij is, dat als er iets in het buitenland gebeurt en de kosten van behandeling hoger zijn dan dat de verzekering vergoedt, het verschil zelf betaald moet worden. Dit risico kan afgedekt worden door het afsluiten van een aanvullende verzekering. Studenten die uit het buitenland in Nederland komen stage lopen of studeren, moeten ook een ziektekostenverzekering afsluiten (zie Appendix 1 Health Insurance foreign students).
3.
Verzekeringen school
De school heeft vier verzekeringen afgesloten voor leerlingen en studenten die ingeschreven staan als leerling of student bij de school. De verzekeringen zijn geldig tijdens ingeroosterde schooltijden en stages waarvan er een door de school getekende stage overeenkomst is. Voor snuffelstages (een of twee dagen) of maatschappelijke stage is geen stage overeenkomst nodig. Wel een inschrijving als leerling of student. Dit geldt ook voor buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren; zij moeten ingeschreven staan! Met de juiste inschrijvingen hoeft de leerling of student niet aangemeld te worden voor de verzekering. De school heeft vier verzekeringen afgesloten voor studenten: Nederland
Europa
Stageverzekering
Ja
Ja
Aansprakelijkheidsverzekering
Ja
Ja
Ongevallenverzekering
Ja
Ja
Ja
Reisverzekering
Nee
Ja
Ja
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 3 van 9
Buiten Europa Ja excl. USA en Canada Ja excl. USA en Canada
Dekking Schade eigendommen stagebieder Schade aan derden (niet zijnde de school/ stagebieder) Secundair, voornamelijk lichamelijk letsel, Annulering, bagage, repatriëring, reizen buiten Nederland
versie 1.0, september 2015
4.
Aansprakelijkheidsverzekering
De aansprakelijkheidsverzekering dekt schade aan derden (dus niet de student (1) of de school (2) maar anderen, derden) toegebracht door leerling of student binnen schooltijd of stage. Schade toegebracht aan de school of aan een stage bieder (zijn geen ‘derden’) valt hier niet onder. Een student dient altijd een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Buiten schooltijd of stage uren geldt de aansprakelijkheidsverzekering van de school namelijk niet. De stageverzekering biedt een maximale vergoeding van € 25.000 per geval voor schade aan de stagebieder. Schade daarboven wordt niet vergoed door deze verzekering. Verzekerd bedrag: Eigen risico: Wie: Verzekeringsgebied: Verzekeraar: Polis nummer:
maximaal € 2.500.000,- per gebeurtenis, vermogensschade1 € 500.000 € 250 Alle studenten en leerlingen van de Aeres Groep Wereld (exclusief USA en Canada) Meeùs (Agrotransfer is verzekerd bij Interpolis) 29868946
De verzekering is van toepassing tijdens schooltijd of stage. Aansprakelijkheid buiten stage tijd in Nederland of het buitenland valt hier dus niet onder! Voor de tijd dat deze verzekering niet geldt, moet een eigen aansprakelijkheidsverzekering afgesloten zijn/ worden. De verzekering geldt niet voor schade die veroorzaakt is met een motorvoertuig. Ieder motorvoertuig heeft een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering.
4.1 Stageverzekering Om tegemoet te komen aan de stage bieders heeft de school een stage verzekering afgesloten. Deze vergoed de schade aan de stage bieder, veroorzaakt door de stagiair, die niet primair door de stage bieder verzekerd is. Een stagiair wordt door de wet gelijk gesteld aan een werknemer. Schade die veroorzaakt wordt door een stagiair aan een derde dient verzekerd te zijn door de stage bieder. De werkgever (= stage bieder) is aansprakelijk voor eventuele schade die een werknemer in functie veroorzaakt (art. 6:170 BW & art. 7:658 BW). De stage bieder moet dus een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten hebben voor de stagiair. Er dient een stage overeenkomst tussen de stagiair en het stage biedende bedrijf af te worden gesloten. Hierin staat duidelijk hoe de aansprakelijkheid is geregeld. Het uitsluiten van de aansprakelijkheid door de stage bieder middels een stage overeenkomst is niet mogelijk. Verzekerd bedrag: Eigen risico: Wie: Verzekeringsgebied: Verzekeraar: Polis nummer:
1
maximaal € 25.000,- per gebeurtenis, € 250 Alle studenten en leerlingen van de Aeres Groep Wereld (exclusief USA en Canada) Meeùs (Agrotransfer is verzekerd bij Interpolis) 29868946
Vermogensschade: materiële schade
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 4 van 9
versie 1.0, september 2015
De verzekering geldt niet voor schade die veroorzaakt is met een motorvoertuig. Ieder motorvoertuig heeft een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering. Ook de schade veroorzaakt aan een motorvoertuig van de stage bieder (auto, trekker etc.) valt niet onder deze verzekering. De stage bieder zal deze schade moeten afdekken met een Casco verzekering op het voertuig. Een uitzondering geldt voor stages in het kader van de opleiding motorvoertuigentechniek en land- en tuinbouwstages. Hierbij is schade aan, door of met auto’s wel verzekerd, maar alleen en uitsluitend wanneer het gebruik van de auto onderdeel uitmaakt van de stage opdracht. Boodschappen doen met een auto van het bedrijf valt hier dus niet onder.
4.2 Reisverzekering De reisverzekering is van toepassing op ingeschreven leerlingen en studenten die voor school of stage reizen in het buitenland. De verzekeringsvoorwaarden gelden voor stages van maximaal 180 dagen. Verzekerd bedrag: A B C
Medisch & ongevallen Annulering Bagage totaal
D E F
Bagage per item Aansprakelijkheid Extra reis/ verblijfskosten Repatriëring
Reisverzekering Verzekerde som Eigen risico €0 € 10.000 € 2.500 (premier € 100 risque)
G
Wie: Verzekeringsgebied: Verzekeraar: Polis nummer:
€ 2.500 €0 € 5.000
€ 100
€ 25.000
Alle studenten en leerlingen van de Aeres Groep Wereld Heinfeld DL22.97.30
Directe hulpverlening bij ernstige ziekte, persoonlijke ongevallen of overlijden in het buitenland, terstond berichtgeven aan: ANWB: +31 (0)70 314 50 09 Noteer bij het op reis gaan het ANWB telefoonnummer, het polis nummer, de naam van de verzekeraar (Hienfeld) en de verzekeringsmakelaar (Willis). Noteer ook het telefoonnummer van Aeres: 0031 80 020 7000 Diefstal of beroving: aangifte doen bij de lokale autoriteiten (meestal politie), bij voorkeur een proces verbaal opvragen en bij noodzakelijke vervanging de factuur van het te vervangen object bewaren. Bij terugkomst kan dan een schadeformulier ingevuld worden en opgestuurd. Bij het huren van een auto/ motorvoertuig moet altijd een aansprakelijkheidsverzekering op het voertuig afgesloten zijn en dient de schade aan het eigen voertuig volledig (of zo veel mogelijk) verzekerd te zijn.
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 5 van 9
versie 1.0, september 2015
Geneeskundige kosten worden niet door deze polis gedekt. Deze kosten worden (gedeeltelijk) gedekt door de (verplichte) ziektekostenverzekering. Met name ziektekosten buiten Europa zijn hierdoor echter vaak tot een maximum gedekt. In een aantal gevallen worden kosten van particuliere klinieken niet geheel gedekt! Lees hiervoor de polisvoorwaarden van je ziektekostenverzekering.
4.3 Ongevallenverzekering Een ongeval is “een plotseling, onverwacht, van buiten inwerkend geweld op het lichaam van de verzekerde, waaruit rechtstreeks een medisch vast te stellen lichamelijk letsel is ontstaan”. Dus het laten vallen van een telefoon valt hier niet onder. In geval van schade is de maximale uitkering: Voorval Dekking Overlijden € 5.000 Geneeskundige hulp € 2.500 Algehele invaliditeit € 50.000 Tandheelkundige hulp € 2.500 Zaakschade (premier € 125 risque) Eigen risico zaakschade € 25 Tabel 8: Maximale schade uitkering bij Collectieve Ongevallenverzekering
Dit is een secundaire verzekering . Wanneer: 1) Ongevallen tijdens het komen en gaan naar school, inclusief het verblijf aldaar, 2) Excursies georganiseerd door de school onder toezicht onderwijzend personeel, 3) Stage in Nederland en/of buitenland, Wie:
werknemers, vrijwilligers en ingeschreven studenten onder de 70-jarige leeftijd van de Aeres Groep Verzekeringsgebied: werelddekking Verzekeraar: Hienfeld Polis nummer: DL223791 In de Glidertax staat exact vermeld welk percentage van de verzekerde som bij welk letsel wordt uitgekeerd. De uitkering heeft geen enkele relatie met de werkelijke geleden schade. Het voordeel van de ongevallenverzekering is dat de premie relatief laag is, altijd tot uitkering komt als er sprake is van blijvende invaliditeit van de verzekerde en de uitkering los staat van de schuldvraag, zodat de verzekerde niet de aansprakelijkheid van zijn werkgever hoeft aan te tonen.
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 6 van 9
versie 1.0, september 2015
5.
Eigen verzekering
Voor buitenland stages dient een eigen verzekering zoals ICS of IPS (International Passport for Students) verzekering afgesloten te worden. http://www.studentsinsured.com/ips/ https://www.aonstudentinsurance.com/studenten/buitenland/verzekering/verzekeringspakketten/icscomplete/
Onderstaand een overzicht van wat er verzekerd is bij de school en een voorbeeld van wat er verzekerd kan worden met IPS (Meeus) en ICS (AON) (2014): Stages buitenland: IPS Primary ICS Aeres Opmerking Complete Geneeskundige kosten Kostprijs Kostprijs Ziekte/ ongeval € 400,00 € 340,00 Spoedeisende tandheelkundig € 1.100,00 € 1.000,00 € 2.500 Ongeval tandheelkundig Buitengewone kosten € 150,00 € 150,00 Telecommunicatie Kostprijs Kostprijs Repatriëring i.g.v. overlijden Kostprijs Kostprijs Transport i.g.v. ziekte/ ongeval € 7.000,00 € 7.000,00 Overkomst familie i.g.v. ziekte/ ongeval Rechtsbijstand Kostprijs I.g.v. lichamelijk letsel Europa € 6.000,00 I.g.v. lichamelijk letsel buiten Europa € 5.000,00 I.g.v. letselschade verhaalsrechtsbijstand € 5.000,00 Juridische bijstand in het buitenland Ongevallen € 10.000,00 € 10.000 € 5.000 Overlijden € 5.000,00 Schade door motorongeval € 75.000,00 € 75.000 € 50.000 Blijvende invaliditeit Aansprakelijkheid particulier € 1.250.000,00 € 1.250.000,00 € 2.500.000 Aeres niet in Verzekerd bedrag p/ gebeurtenis Schade aan zaken stage adres
Bagagedekking & inboedel Bagage Inboedel Annulering
€ 10.000,00
-
€ 25.000
€ 1.500,00 € 5.000,00 -
€ 1.500,00 € 6.000,00 -
€ 2.500 € 10.000
privé tijd, bij ICS wél in privé tijd Aeres: excl. U.S.A. en Canada (bij IPS wél) Max. 180 dagen Max. 180dagen
Tabel 6: Vergelijking verzekeringen buitenland stage: IPS/ ICS/ Aeres
De aansprakelijkheidsverzekering van de school geldt alleen tijdens werktijden van de stage. Een eigen aansprakelijkheidsverzekering blijft dus noodzakelijk. De student dient eerst de eigen verzekeringen te toetsen en vervolgens de beste aanvullende verzekering te kiezen. Deze is nagenoeg altijd nodig!!! Let dan op: de voorwaarden, het dekkingsgebied, de hoogte van de dekking, de duur van de buitenlanddekking en de hoogte van de premies.
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 7 van 9
versie 1.0, september 2015
6.
Schade melden
Schade meldingen dienen zo snel mogelijk na het ontstaan van de schade gemeld te worden. 1) De schade bij de eigen (persoonlijke) verzekering melden (indien deze is afgesloten, bijvoorbeeld ziektekostenverzekering, WA motorvoertuigen, aansprakelijkheidsverzekering) van degene die de schade heeft opgelopen/ veroorzaakt, 2) Daarna de schade melden bij de Centrale Dienst; is de schade niet te verhalen bij de eigen verzekering, kan de schade geclaimd worden bij de schoolverzekering
[email protected] of
[email protected] 3) Vul een schadeformulier in. Dit zal na melding toegezonden worden. https://aerport.aeres.nl/organisatie/bestuursbureau/instelling/FinancienControle/Paginas/Verzekeringen.aspx 4) Deze stukken opsturen naar: Evelien Haandrikman (
[email protected]) . Back up is Alice Vos (
[email protected]) Nooit rechtstreeks naar de verzekeraar.
Voor degenen die met de auto (of zelfrijdend werkmaterieel) onderweg zijn; zorg dat u een schadeformulier voertuigen in uw auto hebt liggen. Deze zijn gedrukt op doordrukpapier zodat de tegenpartij gelijk een kopie mee kan nemen. Op te vragen bij ANWB of verzekeringsmaatschappij. Er zijn ook Apps beschikbaar voor schademeldingen https://www.mobielschademelden.nl/
Om de schade te kunnen indienen zijn de volgende bescheiden nodig: I. II. III. IV. V.
een ingevulde schadeformulieren, met een zo goed mogelijke omschrijving van de gebeurtenis, Afwijzing eigen verzekering als mogelijk, Kopie facturen/ schade raming (op papier), Wie heeft de schade gemeld (van welke school, locatie, naam, mail adres) Bij stages: kopie stage overeenkomst
Telefonisch contact: Evelien Haandrikman, 088 – 70005347 of Vincent Bartels, 088 70006394
7.
Disclaimer
De Aeres Groep streeft ernaar dat alle informatie in dit document actueel en correct is. Onjuistheden en onvolledigheden in de getoonde gegevens kunnen echter voorkomen. De Aeres Groep wijst iedere vorm van aansprakelijkheid van de hand voor onvolkomenheden dan wel onjuistheden van de in dit document weergegeven informatie.
Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 8 van 9
versie 1.0, september 2015
Appendix 1 Health Insurance foreign students Received a letter compelling you to take out Dutch health insurance? Then read this information carefully! Recently, you may have received a letter from the CVZ (College van Zorgverzekeringen), stating that you are obliged to get Dutch health insurance. As Dutch law requires everyone that lives and works in the Netherlands to have Dutch health insurance, you would risk a steep fine not complying. However, while certain non-Dutch students are indeed required to take out Dutch health insurance, some of our international students will be exempted from this obligation. Before you run off to get your health insurance in order, please carefully read the information below. What should I do first? Consult the NUFFIC website to find out if you qualify for exemption. If you qualify for exemption or if you are not sure, fill in the SVB-form called
‘Onderzoek verzekering AWBZ / AWBZ insurance position’.
If you don’t qualify for exemption, you need to take out Dutch health insurance as soon as possible. In that case you may be eligible for compensation for your insurance costs. This compensation is called health care allowance.
Whether or not you qualify for exemption, if you received the letter (the letter would have been in Dutch) from CVZ, you must take action at all times. Either by taking out health insurance or by filling in the ‘Onderzoek verzekering AWBZ’ form. If you don’t, you will automatically be confronted with the fine, a difficult to reverse procedure. Health insurance: For general information about health insurance you can visit the following website http://www.studyinholland.nl/ go to: Practical matters/ Insurance /healthcare insurance, or do a health insurance check: https://studentsinsured.com/en/health-insurance/healthinsurance-check You can enter your own health insurance or adjust it to fit the requirements for the Netherlands. For study at Vilentum you will need the following health insurance documents: EU students: only a EU health card, health insurance valid until the end of your stay.
This form can be obtained from your health insurance company. Please mind: Health insurance which covers your medical costs IN THE NETHERLANDS, You will normally have your own EU Health card which is adequate covering for this, but ask your own Health insurance company! NON EU Students Health insurance which covers your medical costs IN THE NETHERLANDS. CAH Vilentum will provide with the insurance, at about 45€ / month at your expense. Information: International Office of your school/university Bijlage 05 Verzekeringen tijdens stage 2015-2016
Pagina 9 van 9
versie 1.0, september 2015
Bijlage 10.1 Toelichting Plagiaat Plagiaat is Het letterlijk/woordelijk overnemen (citeren) van tekst/passages uit werk van een ander zonder de precieze bron/vindplaats te vermelden of zonder te zeggen dat het andermans woorden zijn en het daardoor doen voorkomen dat het volledig je eigen werk is; Het parafraseren (weergeven in eigen woorden van een passage uit een publicatie) van delen van het werk van anderen, zonder daarbij aan te geven dat de gedachtegang door iemand anders is bedacht en zonder de vindplaats van de gedachtegang aan te geven; Overnemen van ideeën uit andermans werk zonder daarbij aan te geven dat het de ideeën van die ander zijn. Aan plagiaat ligt niet altijd kwade trouw ten grondslag; het kan ook een kwestie van onwetendheid, slordigheid of vergeetachtigheid zijn. Om te voorkomen dat je (onbewust) plagiaat pleegt, moet je weten wat het precies inhoudt. Duidelijke voorbeelden van plagiaat zijn: een werkstuk van iemand anders inleveren alsof het je eigen werk is; korte of lange stukken tekst uit een bron kopiëren zonder de bron te vermelden; andermans woorden of ideeën ‘lenen’ zonder bronverwijzing; een paar verandering aanbrengen in een tekst (of grafiek of figuur) en doen alsof je het zelf bedacht hebt; ‘vergeten’ om aanhalingstekens te plaatsen bij een letterlijk citaat; een onvolledige of incorrecte referentie geven zodat de bron die je benoemd hebt niet terug te vinden is; een bron en de referentie vermelden in je verslag, maar niet op alle plaatsen waar informatie uit de bron gebruikt is (dan wordt een deel van de overgenomen informatie gepresenteerd als eigen werk); zoveel woorden of ideeën overnemen uit een bron dat dit het grootste deel van je verslag uitmaakt, geldt als plagiaat – zelfs als je wél naar de bron verwijst; overschrijven van medestudenten en samenwerken met medestudenten zonder dat te vermelden, kan door je docent als plagiaat beschouwd worden. Plagiaat in je opleiding In verschillende onderdelen van je studie wordt je geacht schriftelijk werk te maken: papers, verslagen, rapportages, projectplannen en dergelijke. In het begin van de opleiding wordt er nadrukkelijk aandacht besteed aan je schriftelijke communicatievaardigheden. Over de wijze waarop je citeert, bronnen vermeldt, parafraseert etc. Volg je deze onderdelen niet, dan wordt je toch geacht je te houden aan de afspraken inzake schriftelijke tekst en plagiaat. Raadpleeg daarvoor de “checklist” Schriftelijk Rapporteren. Wat gebeurt er bij vermeend plagiaat? 1. Docenten van Stoas (experts, assessor, studieloopbaanbegeleider/fasebegeleider) hebben het recht om ten allen tijde als zij denken dat er in een geschreven tekst die ter beoordeling voorligt plagiaat is gepleegd, dit nader te onderzoeken. 2. Stoas gebruikt daar het plagiaat opsporingsprogramma “Ephorus” voor. 3. In geval de plagiaat-toets van het opgeleverde werk daartoe aanleiding geeft, kan de docent je ingeleverde werk als Niet Behaald beoordelen. De resultaten van de plagiaat controle alsmede de interpretatie door de docent van die gegevens ontvang je daar bij. 4. De betreffende docent meldt het vermeende plagiaat aan de betreffende examencommissie van Stoas. 5. De examencommissie onderzoekt het geval van vermeende plagiaat en stelt vast of hier daadwerkelijk sprake van was. Indien sprake was van plagiaat stelt de examencommissie ook de te nemen maatregelen vast. De te nemen maatregelen worden vastgesteld o.b.v. de omvang en aard van het vastgestelde plagiaat.
Toelichting Plagiaat 2015-2016
Pagina 1 van 1
versie 1.0, september 2015
Bijlage 10.2 Faciliteitenregelingen Persoonlijke ontwikkeling In de Competentiegerichte opleiding is studieruimte gereserveerd voor vrije keuze in de professionele ontwikkeling. Dit onderdeel van de professionele ontwikkeling dient te worden weergegeven in het portfolio. De plannen rond deze vrije keuze moeten akkoord bevonden worden door de studieloopbaanbegeleider/fasebegeleider, voordat aan de activiteit begonnen wordt. Binnen deze regeling kunnen ook activiteiten ontplooid worden zoals de hierna genoemde bestuurstaken en PR-activiteiten. -
-
Studentenverenigingen in de regio Wageningen, welke structureel activiteiten voor Stoas studenten organiseren, HB-leden, uitgezonderd zij die al gebruik maken van de voorzieningen uit artikel 2 (bestuursbeurzen) van de regeling profileringsfonds (bijlage 02 bij het studentenstatuut), maximaal 2 studiepunten en commissieleden maximaal 1 studiepunt per studiejaar; Studentenraad, maximaal 2 studiepunten per studiejaar; Studievereniging, maximaal 2 studiepunten per studiejaar Opleidingscommissie, maximaal 2 studiepunten per studiejaar; Overige activiteiten in overleg met de studieloopbaanbegeleider/fasebegeleider.
Verder kunnen studenten die zich gedurende een aanééngesloten periode van maximaal 2 jaar, aantoonbaar 56 uur of meer hebben ingezet voor PR-activiteiten gebruik maken van deze regeling (maximaal 2 studiepunten). Het verkrijgen van studiepunten voor de hierboven genoemde bestuurstaken en PR-activiteiten is alleen mogelijk als voor deze activiteiten geen financiële vergoeding vanuit de Hogeschool wordt verstrekt.
Faciliteitenregeling 2015-2016
Pagina 1 van 1
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11
OER 2015-2016 onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de Bachelor- en Ad-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. beroepssituaties met BS-assessments. Croho-code
Omschrijving opleiding
34899 80015
B Educatie en Kennismanagement Groene Sector Voltijd en Deeltijd Ad Educatie en Kennismanagement Groene Sector Bloemsierkunst Voltijd en Deeltijd Ad Onderwijsondersteuner Educatie en Kennismanagement Groene Sector. Voltijd en Deeltijd
80064
van Stoas Wageningen Vilentum Hogeschool
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 1 van 23
versie 1.0, september. 2015
Onderwijs- en examenregeling voor de bachelor- en AD-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. beroepssituaties met BS-assessments studiejaar 2015-2016
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................................................. 3 2. Algemene bepalingen ........................................................................................................................... 3 3. Onderwijsprogramma ............................................................................................................................ 3 3.1 Opleiding ...................................................................................................................................... 3 3.2 Organisatie onderwijs ................................................................................................................... 4 3.3 Eindtermen van de opleiding ........................................................................................................ 4 4. Beoordeling ........................................................................................................................................... 4 4.1 Beoordeling beroepssituaties ....................................................................................................... 4 4.2 Gelegenheden voor afronding onderdelen aanvullend bewijsmateriaal ...................................... 4 4.3 Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten .................................................................. 5 4.4 Bijzondere eisen aan onderdelen van een beroepssituatie ......................................................... 5 4.5 Eerder verworven competenties (EVC) ........................................................................................ 5 4.6 Externe rapportage studiepunten ................................................................................................. 5 4.7 Beoordeling Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen .......................................... 6 5. Afronding opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector ............................................... 6 5.1 Bachelor-opleiding ........................................................................................................................ 6 5.2 Propedeuse bachelor-opleiding ................................................................................................... 6 5.3 Ad-opleiding Bloemsierkunst ........................................................................................................ 6 5.4 Propedeuse Ad-opleiding Bloemsierkunst ................................................................................... 6 5.5 Ad-opleiding Onderwijsondersteuner ........................................................................................... 7 5.6 Propedeuse Ad-opleiding Onderwijsondersteuner ...................................................................... 7 6. Studievoortgang. ................................................................................................................................... 7 6.1 Gang van zaken ........................................................................................................................... 7 6.2 Studieadvies (propedeuse bachelor-opleiding) ............................................................................ 8 6.3 Studieadvies (propedeuse Ad-opleidingen) ................................................................................. 8 6.4 Belemmering studievoortgang niet-propedeutische fase ............................................................. 8 7. Examencommissie ................................................................................................................................ 8 7.1 Wettelijke inkadering .................................................................................................................... 8 7.2 Verantwoordelijkheden ................................................................................................................. 8 7.3 Werkwijze van de commissie ....................................................................................................... 9 8. Slotbepalingen ...................................................................................................................................... 9 Bijlagen 11/I Overzicht beroepssituaties .............................................................................................................. 10 11/II Reglement van de Examencommissie............................................................................................ 14 11/III Reglement Interne adviescommissie Stoas .................................................................................... 16 11/IV Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen ..................................................... 17 11/V Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen ............................................................... 20 11/VI Regels met betrekking tot studievoortgang .................................................................................... 22 11/VII Huishoudelijk reglement studentbesprekingen .............................................................................. 23
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 2 van 23
versie 1.0, september. 2015
1.
Inleiding Deze onderwijs- en examenregeling voor de bachelor- en AD-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. beroepssituaties met BS-assessments geeft duidelijkheid over de wijze waarop studiepunten worden toegekend aan door de student behaalde resultaten en beoogt daarmee rechtsgelijkheid en redelijkheid van beslisregels te bevorderen.
2
Algemene bepalingen
2.1
Dit is de examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), geldend voor de opleiding Educatie en kennismanagement in de groene sector van Stoas Wageningen | Velentum Hogeschool voor het curriculum o.b.v. beroepssituaties met afronding d.m.v. BS-assessments. Deze examenregeling is tevens van toepassing voor de opleiding Associate Degree (AD) Educatie en kennismanagement in de groene sector. De examenregeling is verder uitgewerkt in de diverse bijlagen bij dit examenreglement en in de overzichten van de beroepssituaties. Waar in deze regeling sprake is van studiepunten worden European Credits (ECTS) bedoeld. Één studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast. De bachelor- en AD-opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector hebben een examencommissie. De samenstelling en de taak van deze commissie is omschreven in artikel 7 en in bijlage II. Uitzonderingen: a. Indien zich bij de toepassing van de examenregeling onbillijkheden van overwegende aard voordoen, kan de examencommissie afwijken van deze regel. b. In de gevallen waarin de examenregeling niet voorziet, beslist de examencommissie. Studenten welke door een fysieke of zintuiglijke functiebeperking niet op een reguliere wijze programmaonderdelen kunnen afronden worden door de opleiding geholpen m.b.v. aanwezige toolbox functiebeperking (art 7.13.2m van WHW). Toelating: Voltijd opleidingen Met de volgende diploma's ben je formeel toelaatbaar voor de voltijd B/Ad opleidingen: Diploma havo of vwo (alle profielen) Diploma middelbaar agrarisch onderwijs niveau 4. Een ander mbo-diploma niveau 4. De examencommissie kan personen van 21 jaar en ouder en zonder een van de hierboven genoemde diploma’s toelaten als ze aan de eis inzake voldoende intellectueel niveau en voldoende beheersing van de Nederlandse taal ten overstaan van een door de examencommissie in te stellen toetsingscommissie hebben voldaan (WHW artikel 7.29). Deeltijdopleidingen Met de volgende diploma's ben je formeel toelaatbaar voor de deeltijd B/Ad opleidingen: Diploma havo of vwo (alle profielen) Diploma middelbaar agrarisch onderwijs niveau 4. Een ander mbo-diploma niveau 4. De examencommissie kan personen van 21 jaar en ouder en zonder een van de hierboven genoemde diploma’s toelaten als ze aan de eis inzake voldoende intellectueel niveau en voldoende beheersing van de Nederlandse taal ten overstaan van een door de examencommissie in te stellen toetsingscommissie hebben voldaan (WHW artikel 7.29). Daarnaast geldt voor de toelating tot de deeltijdopleidingen een aanvullende eis van minimaal drie jaar werkervaring in de sector op mbo-niveau 4 na het behalen van een van de hierbovengenoemde diploma’s. Heb je een hbo-propedeuse of -diploma in de sector, of een diploma van een andere Nederlandse lerarenopleiding, dan is de geformuleerde werkervaring geen aanvullende eis.
2.2 2.3 2.4
2.5
2.6
2.7 2.7.1
2.7.2
3
Onderwijsprogramma
3.1 3.1.1
Opleidingen: Het onderwijsaanbod van Stoas bestaat uit 1 CROHO geregistreerde bacheloropleiding: Educatie- en kennismanagement groene sector (240 stpt), voltijd en deeltijd. Tevens is sinds 1 februari 2007 daar de Associate Degree opleiding: AD Educatie en kennismanagement groene sector (120 stpt) bijgekomen ook voltijd en deeltijd. Qua inrichting van het onderwijs en examinnering zijn er geen verschillen in uitvoering tussen
3.1.2
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 3 van 23
versie 1.0, september. 2015
de voltijdse en deeltijdse varianten van de verschillende opleidingen (art 7.13.2i van WHW). 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
3.3 3.3.1
3.3.2 3.3.3
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5
Organisatie onderwijs: Het studiejaar is het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. Het studiejaar is verdeeld in 2 semesters. De jaarplanning van de opleiding wordt gepubliceerd via het jaarrooster op intranet. De beroepssituaties die tot de opleiding behoren zijn opgenomen in het competentiebouwwerk en worden per jaar gepubliceerd op het Stoas intranet (Bijlage I). Eindtermen van de opleiding: Algemene eindtermen bachelor: Deze zijn gebaseerd op de Bologna-overeenkomst en weergegeven in de zogenaamde Dublin descriptoren en omvatten onder meer de volgende elementen: Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs waarbij dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie: Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Specifieke eindtermen: De specifieke eindtermen van de opleiding zijn weergegeven in het competentiebouwwerk, wat gepubliceerd wordt op het Stoas intranet. De eindtermen van de AD-opleidingen zijn afzonderlijk geformuleerd.
Beoordeling beroepssituaties De beoordeling voor een beroepssituatie wordt pas toegekend wanneer het assessment van de beroepssituatie op voldoende wijze is afgerond. Voor een beroepssituatie worden, nadat deze op voldoende wijze is afgerond, 14 studiepunten toegekend. De vrije ruimte/SLB van een studieprogramma wordt apart beoordeeld. De omvang is één studiepunt voor elke beroepssituatie. De beoordeling met de hoogste datum is geldig en vervangt een eerdere beoordeling. Tijdens een studiejaar zijn er meerdere assessmentmomenten, welke vermeld staan in het jaarrooster wat inzichtelijk is via het Intranet en de infogids.
4.2 Gelegenheden voor afronding bewijsmateriaal 4.2.1 Toetsen: 4.2.1.1 Tijdens een studiejaar zijn er voor iedere toets drie gelegenheden. De toetsmomenten zijn opgenomen in het toetsjaarrooster, dan wel in de beschrijving van de beroepssituaties (bijlage I). De toetsjaarroosters worden ontsloten via het Intranet en infogids. Het een en ander conform art. 7.13.2j van WHW 4.2.1.2 Indien de vorm of de inhoud van toetsen wijzigt worden toetsen, met de oude vorm of inhoud, alleen nog in het studiejaar volgend op het studiejaar van wijziging aangeboden. Daarna is men aangewezen op de nieuwe toetsversie. 4.2.2 Opdrachten: 4.2.2.1 De procedure voor het inleveren en beoordelen van opdrachten is beschreven in bijlage V, het Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen. 4.2.2.2 De student kan een opdracht maximaal 3 keer per studiejaar aanbieden ter beoordeling door een opleider. OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 4 van 23
versie 1.0, september. 2015
4.2.2.3 Opdrachten, die niet op of voor het in de opdrachtbeschrijving vermelde tijdstip zijn ingeleverd, worden, behoudens situaties waarin vooraf aanvullende afspraken met de student zijn gemaakt, aangemerkt als eerste in lid 4.2.2.2 genoemde aanbiedmoment. In zo’n geval resteren hierna dus slechts twee inlevermomenten in het betreffende studiejaar en wordt de opdracht als niet behaald geregistreerd in het studentenvolgsysteem. 4.2.2.4 In het geval een ingeleverde opdracht niet aan de gestelde eisen voldoet, kan de opleider besluiten een aanvullende opdracht te geven. Dit moet leiden tot de een reparatie van de betreffende opdracht. 4.2.2.5 De inlevertijdstippen van in artikel 4.2.2.4 genoemde reparatie-/herkansingsopdrachten zijn opgenomen in de ‘jaarplanning inlevermomenten opdrachten’. Deze jaarplanning wordt ontsloten via het Intranet en infogids. Het een en ander conform art. 7.13.2j van WHW. 4.2.3 Mondelinge tentamens/assessments: 4.2.3.1 De student kan een mondelinge tentamen maximaal 3 keer per studiejaar doen. 4.2.3.2 Deze mondelinge tentamens zijn in principe niet openbaar, mits de examencommissie voor onderdelen anders beslist (art 7.13.2n van WHW). 4.2.4 Indien inschrijving voor een assessment/toets verplicht is, dient de aanmelding hiervoor binnen de gestelde termijn voor de aanvang van de toets door de daartoe door de school aangewezen en bekend gemaakte instantie ontvangen te zijn, tenzij door de examencommissie anders is bepaald. Indien de aanmelding per computer moet geschieden, dan dient de aanmelding te gebeuren tijdens de daarvoor opengestelde termijn. 4.2.5 Was de inschrijving verplicht en heeft de student dat niet of niet op tijd gedaan, dan is deelnemen niet toegestaan. Dit geldt eveneens als eventueel andere voorwaarden voor deelnemen gelden en de student daar niet aan heeft voldaan. 4.2.5 De procedure voor intekening voor assessments is beschreven in bijlage V, het Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen. 4.2.7 In dit reglement wordt geen onderscheid gemaakt tussen formatief en summatief bewijsmateriaal. Alle in de assessmentplannen genoemde bewijsmateriaal wordt geregistreerd door studentzaken. 4.3 4.3.1 4.3.2
4.3.3
4.4 4.4.1 4.4.2
4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3
4.6 4.6.1 4.6.2
Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten (art. 7.13.2h en 7.13.2k van WHW) Elk programmaonderdeel (Beroepssituatie) wordt afgesloten met een assessment. Er is derhalve geen sprake van tentamenresultaten in de zin van art. 7.13.2l van WHW Volgtijdelijkheid van de assessments is niet van toepassing en kunnen dus in willekeurige volgorde worden afgenomen, met dien verstande dat Beroepssituatie 10 in het laatste studiejaar van de opleiding dient plaats te vinden. Resultaten van behaalde beroepssituaties, of onderdelen hiervan zijn, in principe onbeperkt geldig. Als een student na een periode van uitschrijven weer inschrijft, worden de behaalde resultaten op actualiteit beoordeeld. Dit kan resulteren in het opnieuw moeten volgen van één of meerdere onderdelen. Bijzondere eisen aan onderdelen van een beroepssituatie Wanneer aan een onderdeel van een beroepssituatie bijzondere eisen worden gesteld, dan is dit expliciet vermeld in de omschrijving van de beroepssituatie. Bijzondere eisen als bedoeld in het vorige artikel (4.3.1) kunnen (bijvoorbeeld) zijn: begineisen waaraan voldaan moet zijn alvorens de student aan het onderdeel mag deelnemen / beginnen; aanwezigheidsplicht bij één of meer activiteiten van het onderdeel; beschikbaarheid (natuurlijke) materialen voor een toets of opdracht. Eerder verworven competenties (EVC) Erkennen van eerder verworven competenties vindt plaats middels het toekennen van vrijstellingen op BS-niveau. EVC’s worden schriftelijk vastgelegd in een studiecontract en worden opgenomen in het studentendossier. Vrijstellingen conform artikel 4.5.1 kunnen worden toegekend door de examencommissie o.b.v.het door de directie van Stoas vastgesteld EVC-document. Externe rapportage studiepunten Het aantal door een individuele student behaalde studiepunten wordt jaarlijks vastgesteld op 1 september van het volgende studiejaar. Ten behoeve van externe rapportages worden uitsluitend gehele aantallen studiepunten
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 5 van 23
versie 1.0, september. 2015
gebruikt. 4.7 Beoordeling Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen. 4.7.1 In afwijking van het gestelde in artikel 4.1 gelden voor Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen de volgende regels. 4.7.2 De beoordeling voor een leereenheid wordt pas toegekend wanneer alle beoordelingseenheden van de leereenheid afzonderlijk beoordeeld zijn 4.7.3 Voor een leereenheid worden studiepunten toegekend wanneer voor de beoordelingseenheid een 5,5 of hoger is behaald of de beoordelingseenheid met de letter B (behaald) is beoordeeld. 4.7.4 Vrijstelling voor een Leereenheid wordt verleend op basis van vooropleiding en/of werkervaring. 4.7.5 Vrijstellingen worden schriftelijk vastgelegd en worden opgenomen in het studiecontract.
5.
Afronding opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector
5.1 5.1.1
Bachelor-opleiding Deze opleiding bestaat uit een bachelorsfase van 240 studiepunten en kent een propedeutische fase van 60 studiepunten als onderdeel van de bachelorfase. De opleiding bestaat uit 2 basiseenheden, 10 beroepssituaties uit de kern en 4 beroepssituaties naar keuze. Ieder beroepssituatie/basiseenheid-programma omvat 15 ECTS. Elk beroepssituatie/basiseenheid-programma is opgebouwd uit 14 ECTS voor de inhoud en 1 ECTS voor vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding. De student heeft een beroepssituatie/basiseenheid-programma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de 2 basiseenheden, de 10 beroepssituaties behorend tot de kern en 4 beroepssituaties naar keuze heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: Educatie en kennismanagement groene sector. Studenten die wensen door te stromen naar een masteropleiding in het WO zullen door de opleiding, indien gewenst, hierin ondersteund worden (art. 7.57i van WHW). Deze ondersteuning zal gegeven worden o.b.v. een maatwerktraject voor de betreffende student en afhankelijk zijn van de gewenste vervolgopleiding. De SLB-er is hiervoor het eerste aanspreekpunt.
5.1.2
5.1.3 5.1.4
5.1.5
5.2 5.2.1
5.2.2 5.2.3
5.2.4
5.3 5.3.1 5.3.2
5.3.3 5.3.4
5.4 5.4.1
Propedeuse bachelor-opleiding Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Beroepssituatie 1, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 7 en onderdelen vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student aan de eisen van de propedeutische fase heeft voldaan, is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.2.
Ad-opleiding Bloemsierkunst Deze opleiding heeft de omvang van 120 studiepunten en kent een propedeutische fase van 60 studiepunten als onderdeel van de opleiding. De opleiding bestaat uit 2 basiseenheden en 6 vastgestelde beroepssituaties. Ieder beroepssituatie/basiseenheid-programma omvat 15 ECTS. Elk beroepssituatie/basiseenheidprogramma is opgebouwd uit 14 ECTS voor de inhoud en 1 ECTS voor vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding. De student heeft een beroepssituatie/basiseenheid-programma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de voorgeschreven onderwijseenheden heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: AD Educatie en kennismanagement groene sector Bloemsierkunst.
Propedeuse Ad-opleiding Bloemsierkunst Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Basiseenheid Bloemsierkunst Ad, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 8 Bloemsierkunst en onderdelen vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding ter grootte van 4 ECTS.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 6 van 23
versie 1.0, september. 2015
5.4.2 5.4.3
5.4.4
5.5 5.5.1 5.5.2
5.5.3 5.5.4
5.6 5.6.1
5.6.2 5.6.3
5.6.4
Wanneer een student aan de eisen van de propedeutische fase heeft voldaan, is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.3.
Ad-opleiding Onderwijsondersteuner Deze opleiding heeft de omvang van 120 studiepunten en kent een propedeutische fase van 60 studiepunten als onderdeel van de opleiding. De opleiding bestaat uit 2 basiseenheden en 5 beroepssituaties uit de kern en 1 beroepssituatie naar keuze. Ieder beroepssituatie/basiseenheid-programma omvat 15 ECTS. Elk beroepssituatieprogramma is opgebouwd uit 14 ECTS voor de inhoud en 1 ECTS voor vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding. De student heeft een beroepssituatie/basiseenheid-programma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Indien de student de voorgeschreven onderwijseenheden heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: Ad Onderwijsondersteuner Educatie en kennismanagement groene sector.
Propedeuse Ad-opleiding Onderwijsondersteuner Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Beroepssituatie 1, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 7 en onderdelen vrije ruimte/studieloopbaanbegeleiding ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student aan de eisen van de propedeutische fase heeft voldaan, is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.3.
6.
Studievoortgang
6.1 6.1.1
Gang van zaken De gang van zaken voor, tijdens en na de studievoortgangvergaderingen is beschreven in het Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen, bijlage VI.
6.2 6.2.1
Studieadvies (propedeuse van de bachelor-opleiding) Aan alle studenten wordt aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar (ongeacht het tijdstip van inschrijving) door de studievoortgangvergadering een advies uitgebracht over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Aan het studieadvies kan een bindende afwijzing zijn verbonden; dit houdt in dat de student niet langer voor dezelfde opleiding aan de instelling kan zijn ingeschreven. (Bindend negatief studieadvies). Deze bindende afwijzing wordt vastgesteld door het instellingsbestuur. Een bindend advies in de zin van artikel 6.2.2 kan worden gegeven aan een voltijdstudent tijdens zijn eerste studiejaar wanneer het totaal aan behaalde en voorlopige studiepunten uit de propedeutische fase minder dan 41 bedraagt. Binnen de propedeuse dienen voltijdstudenten tijdens het eerste studiejaar bovendien Basiseenheid 1 en ‘Vrije keuze ruimte Propedeutische fase’ (PVK) volledig te hebben afgerond. Voor het einde van 1,5 jaar studie kan de opleiding de voltijdstudent aan wie nog geen bindend negatief studieadvies is uitgebracht, alsnog bindend adviseren de opleiding te verlaten wanneer de student op dat moment de volledige propedeuse nog niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend advies in de zin van 6.2.2 kan worden gegeven wanneer een deeltijdstudent na 1,5 jaar studie de studiepunten van Basiseenheid 1 en Beroepssituatie 2 uit de propedeutische fase nog niet definitief heeft toegekend gekregen. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar.
6.2.2
6.2.3
6.2.4
6.2.5
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 7 van 23
versie 1.0, september. 2015
6.2.6
6.2.7
6.2.8
6.3 6.3.1
6.3.2
6.3.3
6.3.4
6.3.5
6.3.6
6.3.7
6.4 6.4.1
6.4.2
Een bindend negatief studieadvies kan alleen worden gegeven wanneer in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van dat advies de student er ten minste éénmaal (bij advies na één jaar studie, art. 6.2.3 en 6.2.7) schriftelijk op attent is gemaakt dat een dergelijk advies reëel geacht moet worden; bij een bindend advies na 1,5 jaar studie (art. 6.2.4 en art. 6.2.5) moet een dergelijke schriftelijke waarschuwing ten minste twee maal gegeven zijn. Een bindend advies in de zin van artikel 6.2.2. kan ook worden gegeven wanneer een voltijd/deeltijdstudent naar het oordeel van de opleiding onvoldoende perspectief heeft om het leraarschap goed te leren vervullen. Het bindend advies o.b.v. dit artikel (6.2.7) kan alleen gedurende het eerste studiejaar van de student worden gegeven. Aan een bindend negatief studieadvies kan een termijn worden verbonden. De student die na een bepaalde periode aannemelijk maakt dat hij de opleiding alsnog positief zal kunnen afronden, kan dan opnieuw worden toegelaten. Studieadvies (propedeuse van de Ad-opleidingen) Aan alle studenten wordt aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar (ongeacht het tijdstip van inschrijving) door de studievoortgangvergadering een advies uitgebracht over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Aan het studieadvies kan een bindende afwijzing zijn verbonden; dit houdt in dat de student niet langer voor dezelfde opleiding aan de instelling kan zijn ingeschreven. (Bindend negatief studieadvies). Deze bindende afwijzing wordt vastgesteld door het instellingsbestuur. Een bindend advies in de zin van artikel 6.3.2 kan worden gegeven aan een voltijdstudent tijdens zijn eerste studiejaar wanneer het totaal aan behaalde en voorlopige studiepunten uit de propedeutische fase minder dan 41 bedraagt. Voor het einde van 1,5 jaar studie kan de opleiding de voltijdstudent aan wie nog geen bindend negatief studieadvies is uitgebracht, alsnog bindend adviseren de opleiding te verlaten wanneer de student op dat moment de propedeuse-fase nog niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend advies in de zin van 6.3.2 kan worden gegeven wanneer een deeltijdstudent na 1,5 jaar studie de studiepunten van Basiseenheid 1 en Beroepssituatie 2 uit de propedeutische fase nog niet definitief heeft toegekend gekregen.Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend negatief studieadvies kan alleen worden gegeven wanneer in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van dat advies de student er ten minste één maal (bij advies na één jaar studie, art. 6.3.3) schriftelijk op attent is gemaakt dat een dergelijk advies reëel geacht moet worden; bij een bindend advies na 1,5 jaar studie (art. 6.3.4 en art. 6.3.5) moet een dergelijke schriftelijke waarschuwing ten minste twee maal gegeven zijn. Aan een bindend negatief studieadvies kan een termijn worden verbonden. De student die na een bepaalde periode aannemelijk maakt dat hij de opleiding toch met vrucht zal kunnen volgen, kan dan opnieuw worden toegelaten. Belemmering studievoortgang niet-propedeutische fase. Indien een student bij de start van een studiejaar nog 3 of meer beroepssituaties uit vorige studiejaren nog niet afgerond heeft wordt de student belemmerd in zijn studievoortgang. Regels voor deze belemmeringen zijn opgenomen in Bijlage VII. De studievoortgangvergadering kan, met opgaaf van redenen, afwijken van de regel gesteld in artikel 6.4.1. Dit geldt echter alleen in het voordeel van de student.
7.
Examencommissie
7.1
Wettelijke inkadering In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgelegd dat een instelling voor Hoger onderwijs voor elke opleiding of een groep van opleidingen over een Examencommissie moet beschikken.
7.2
Verantwoordelijkheden: De examencommissie is verantwoordelijk voor: De uitgifte van een getuigschrift + supplementen, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. Het borgen van het niveau en de kwaliteit, van de assessments. Het borgen van de organisatie en de procedures rondom de assessments Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 8 van 23
versie 1.0, september. 2015
en vast te stellen. Het aanwijzen van assessoren. Het verlenen van vrijstelling voor het ondergaan van één of meer assessments. Het nemen van beslissingen of maatregelen tegen de student in geval van fraude. Het besluiten over aanvragen van studenten voor het volgen van een minor. De behandeling van klachten over: niveau en/of kwaliteit van een assessment, de beoordeling van een assessment en/of de assessor. organisatie, procedures en voortgang van de examens vrijstellingen en EVC’s eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) Pas nadat de behandeling van de klacht door de examencommissie, niet leidt tot een wederzijds bevredigende oplossing, kan de klager in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens (art. 7.60 WHW).
7.3
Werkwijze van de commissie De wijze waarop de examencommissie uitvoering geeft aan haar verantwoordelijkheden is beschreven in het “Reglement van de Examencommissie”.
8.
Slotbepalingen
8.1
De examencommissie behoudt zich te allen tijde het recht voor om, wanneer daartoe gegronde redenen zijn, van bovengenoemde regelingen af te wijken, met dien verstande dat de rechten die de student aan deze regelingen kan ontlenen onder alle omstandigheden zijn gewaarborgd. In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt de examencommissie een besluit. Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de examencommissie, kan hij daarover, via het centraal klachtenloket, een klacht indienen bij de examencommissie of een ander hieronder weergegeven orgaan. De examencommissie Behandelt klachten over: • niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of assessor. • procedures en voortgang van de examens • vrijstellingen en EVC’s • eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) Pas nadat de behandeling van de klacht door de examencommissie, niet leidt tot een wederzijdsbevredigende oplossing, kan de klager in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens (art. 7.61 WHW). Het College van beroep voor de examens Is bevoegd te besluiten over beslissingen: • over behaalde studiepunten en het met goed gevolg hebben afgelegd van een afsluiten examen • over de omvang van verleende vrijstellingen • over toelating tot de examens • over resultaat van nader onderzoek t.b.v. al dan niet toelating tot de opleiding • van de examencommissies en assessoren • over vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek • toelatingseisen tot masteropleidingen De Geschillen Advies Commissie • behandelt de bezwaren en klachten over studievoortgang, waarvoor het College van beroep voor de examens niet bevoegd is. (art.7.63a lid 2 WHW) (bijvoorbeeld over een door het instellingbestuur uitgebracht bindend (negatief) studieadvies) • gaat na of een minnelijke schikking tussen partijen mogelijk is (art. 7.63a lid 3 WHW) • brengt advies uit aan het instellingsbestuur.
8.2 8.3
8.3.1
8.3.2
8.3.3
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 9 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/I: Overzicht beroepssituaties
De opbouw van het totale curriculum is weergegeven in het z.g. competentiebouwwerk. De studieprogramma’s van de verschillende opleidingen zijn in de volgende pagina’s van deze bijlage weergegeven. Een onderdeel van het genoemde competentiebouwwerk is een overzicht van de benoemde beroepssituaties. Per beroepssituatie zijn de volgende zaken beschreven: 1. Karakteristiek van de beroepssituatie 2. De te beheersen competenties 3. Één of meerdere anekdotes 4. Het assessmentplan 5. Het uitvoeringsplan Voor verdere detaillering wordt verwezen naar de beschrijvingen van de betreffende beroepsituatie welke in te zien zijn via het Stoas Intranet. Tevens worden hierin de onderbouwingen gevonden van de WHW-artikelen 7.13.2b, 7.13.2c, 7.13.2d, 7.13.2l, en 7.13.2t
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 10 van 23
versie 1.0, september. 2015
Onderwijsprogramma Stoas Opleiding: Bachelor Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 240 ECTS Curriculum o.b.v. beroepssituatie-assessments Code
Beroepssituatie
Studielast ECTS Opmerkingen
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
15
BE2VAK
Basiseenheid 2 Vak
15
BS01
Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
15
BS02
Leersituaties met praktische instructie
15
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
15
BS04
Organiseren en begeleiden van leren in leergroepen
15
BS05
Begeleidingssituaties van leerlingen
15
BS06
Onderzoek- en adviessituaties in de groene sector
15
BS07
Situaties rondom organiseren en samenwerken
15
BS08
Situaties rond brede professionalisering in de vakrichting
15
BS09
Ontwikkelsituaties in het onderwijs / bedrijf
15
BS10
Situaties rondom persoonlijk functioneren
15
BS11
Beoordelingssituaties
15
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
15
BS13
Opleidingssituaties in bedrijven en organisaties
15
BS14
Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector
15
BS15
Bestuurlijke- en beleidssituaties in de groene sector
15
BS16
Kwaliteit- en logistieke situaties in de groene sector
15
BS17
Managementsituaties in de groene sector
15
BS18
Beroepsbegeleidende situaties in de groene sector
15
BS19
Ontwerp en vormgevingssituaties
15
BS20
Werken in beroepsoriënterende situaties
15
BS21
Blanco cheque
15
BE01 Communicatie en analyse
4 x keuze
BE01 Vak
Taalbeheersing Nederlands
Biologie
Taalbeheersing Engels
Natuurkunde
Onderzoek en rapportage
Scheikunde Wiskunde
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 11 van 23
versie 1.0, september. 2015
Onderwijsprogramma Stoas Opleiding: Accociate Degree Bloemsierkunst Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 120 ECTS Curriculum o.b.v. beroepssituatie-assessments Code
Beroepssituatie
Studielast ECTS Opmerkingen
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
15
ADBK
Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
15
BS02
Leersituaties met praktische instructie
15
BS08
Situaties rond brede professionalisering in de vakrichting
15
BS14
Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector
15
BS17
Managementsituaties in de groene sector
15
BS19
Ontwerp en vormgevingssituaties
15
BS21
Blanco cheque
15
BE01 Communicatie en analyse
BE01 Vak
Taalbeheersing Nederlands
Wiskunde
Onderzoek en rapportage
Taalbeheersing Engels
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 12 van 23
versie 1.0, september. 2015
Onderwijsprogramma Stoas Opleiding: Associate Degree Onderwijs Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 120 ECTS Curriculum o.b.v. beroepssituatie-assessments Studielast ECTS
Code
Beroepssituatie
BE01
Basiseenheid 1 Science/Vak*
15
BE2VAK
Basiseenheid 2 Vak
15
BS01
Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
15
BS02
Leersituaties met praktische instructie
15
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
15
BS05
Begeleidingssituaties van leerlingen
15
BS07
Situaties rondom organiseren en samenwerken
15
BS06
Onderzoek en adviessituaties in de groene sector
15
BS08
Situaties rond brede professionalisering in de vakrichting
15
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
15
BS20
Werken in beroepsoriënterende situaties
15
BE01 Science
Opmerkingen
1 BS keuze af te ronden
BE01 Vak
Biologie
Scheikunde
Natuurkunde
Wiskunde
Onderzoek en rapportage
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 13 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/II: Reglement van de Examencommissie. 1. Inleiding In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgesteld dat een instelling voor Hoger Onderwijs voor elke opleiding of groep van opleidingen over een examencommissie moet beschikken, (artikel 7.12 van de WHW). 2. Samenstelling van de examencommissie: De commissie bestaat uit 4 personen en deze worden jaarlijks door het College van Bestuur, op voordracht de directie van Stoas, benoemd: Bij benoeming van nieuwe leden worden de zittende leden van examencommissie hierover vooraf door het CvB gehoord. De leden dienen aantoonbaar te beschikken over competenties gerelateerd aan hetzij de inhoud van het onderwijs(programma), hetzij de aard van het werkveld waarvoor de opleiding primair voorbereidt. De samenstelling is als volgt: Voorzitter (docent) Lid (docent) Lid (docent) Extern lid (lid examencommissie andere hogeschool) De commissie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. Frequentie van vergaderen De examencommissie komt minimaal 4 keer per jaar bijeen in ieder geval voorafgaand aan de vastgestelde diplomeringsmomenten. Bovendien behandelt de examencommissie minimaal 2 maal per jaar (november en mei) aanvragen voor het volgen van een minor. Data van zowel diplomeringsmomenten als examencommissie zijn opgenomen in de jaarroosters van Stoas. 4. Bevoegdheden van de examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk en bevoegd voor: 1. De uitgifte van een getuigschrift, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. 2. Het borgen van de kwaliteit van de assessments. 3. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen en vast te stellen. 4. Het aanwijzen van assessoren. 5. Het verlenen van vrijstelling voor het ondergaan van één of meer assessments. 6. Het nemen van beslissingen of maatregelen tegen de student in geval van fraude. 7. Het besluiten over aanvragen van studenten voor het volgen van een minor. Daarnaast behandelt de examencommissie klachten over: 1. niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of assessor. 2. procedures en voortgang van de examens 3. vrijstellingen en EVC’s 4. eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) 5. Werkwijze examencommissie: De werkwijze van de examencommissie is beschreven in het huishoudelijk reglement van de examencommissie. Deze werkwijze is in te zien via de ambtelijk secretaris van de examencommissie. 6. De werkwijze van de commissie bij de behandeling van klachten 6.1 Indienen van een klacht 6.1.1 Indien een student of opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de examencommissie, kan hij de examencommissie, middels een bezwaarschrift, verzoeken de beslissing te herzien 6.1.2 Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen, nadat de te wraken beslissing ter kennis van de student is gebracht, schriftelijk worden in gediend bij het centraal klachtenloket. 6.1.3 Als referentie geldt de datum waarop het bezwaarschrift bij het centraal klachtenloket is geregistreerd. 6.1.4 Alvorens de klacht in behandeling te nemen wordt deze, indien nodig,voorgelegd aan de Interne Adviescommissie voor advies.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 14 van 23
versie 1.0, september. 2015
6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6
6.3 6.3.1 6.3.2
6.3.3 6.3.4
Behandeling van een klacht De commissie hoort alle betrokkenen alvorens tot een besluit te komen. De commissie kan het horen aan de ambtelijk secretaris delegeren en kan daarbij ook de gegevens van de Interne Adviescommissie hierbij betrekken. Van het resultaat van het horen, wordt een verslag gemaakt. De commissie kan alleen besluiten nemen indien zij voltallig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. In geval van ex aequo besluit de voorzitter. De commissie betrekt het advies van de Interne Adviescommissie bij het nemen van het besluit. Beslissing over een klacht Wanneer de klacht niet voorgelegd wordt aan de Interne Adviescommissie geeft de commissie binnen 10 werkdagen uitslag van haar beraadslagingen. Wanneer de klacht wel voorgelegd wordt aan de Interne Adviescommissie geeft de commissie binnen tien werkdagen nadat het advies van de Interne Adviescommissie is ontvangen uitslag van haar beraadslagingen. De uitslag wordt, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld. Indien de indiener van bezwaarschrift zich niet kan verenigen met het besluit van de commissie, kan hij hiertegen in beroep gaan bij het “College van Beroep voor de examens” (CoBEx) van de hogeschool..
7. Verslaglegging examencommissie De examencommissie doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden aan het College van Bestuur.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 15 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/III:
Reglement Interne Adviescommissie Stoas
Art. 1 Taak van de commissie De Interne Adviescommissie (IAC) behandelt klachten over of bezwaren tegen besluiten die door, een opleider, de directie van de hogeschool of een examencommissie genomen zijn. Art. 2 2.1
2.2 2.3
Art. 3 3.1
3.2
Art. 4 4.1 4.2 4.3
4.4
Bevoegdheid van de commissie Het doel van de behandeling is een advies aan het besluitvormende orgaan. Daarnaast onderzoekt de IAC of een minnelijke schikking mogelijk is tussen het besluitvormend orgaan en de klager/bezwaarmaker. Het resultaat van dit onderzoek wordt, indien van toepassing, op verzoek ingebracht bij de Geschillen Adviescommissie (GAC) of het College van Beroep voor de Examens (CoBEx) De commissie is niet gerechtigd om besluiten van de directie of de examencommissie te herzien. Indienen van een bezwaarschrift Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een beslissing van een opleider, de directie of van de examencommissie, kan de commissie middels een bezwaarschrift verzoeken een advies uit te brengen aan het betreffende besluitvormend orgaan. Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de te wraken beslissing ter kennis van de student/opleider is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket Samenstelling van de commissie De Interne Adviescommissie bestaat uit een technisch voorzitter, een ambtelijk secretaris, 2 docentleden en 2 studentleden. Alleen de docentleden en de studentleden hebben stemrecht. Indien één van de leden van de commissie direct betrokken is bij het besluit waarop het bezwaarschrift betrekking heeft, wordt uit de betreffende geleding een vervanger aangewezen. Het secretariaat wordt verzorgd door de ambtelijk secretaris.
Art. 5 Frequentie van vergaderen De commissie vergadert in een zodanige frequentie dat, indien van toepassing, voldaan kan worden aan de afhandeltermijn door de Geschillen Adviescommissie of het College van Beroep voor de Examens, van het ingebrachte geschil. Art. 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
6.6 6.7 6.8 6.9
Werkwijze en uitspraak van de commissie Nadat de ambtelijk secretaris door het centraal klachtenloket op de hoogte is gesteld van een bezwaarschrift, roept deze zo spoedig mogelijk de commissie bijeen. Zodra de voorzitter en van elke geleding minimaal 1 lid beschikbaar is, vergadert de commissie en brengt zij een advies uit. De commissie hoort (mondeling of schriftelijk) alle betrokkenen alvorens tot een advies te komen. Van het horen van de betrokkenen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij een gelijke stemverhouding valt het uiteindelijke advies in het voordeel van de student uit. Wanneer de stemmen staken wordt een neutraal advies voorgelegd aan het gremium waaraan het advies gegeven dient te worden. Indien de commissie een bezwaar gegrond vindt, zal zij de examencommissie of faculteitsdirectie adviseren om tot een nieuw oordeel te komen. De commissie kan in haar uitspraak een advies formuleren m.b.t. een minnelijke schikking tussen student en examencommissie of faculteitsdirectie. De commissie doet uitspraak en brengt een advies uit aan de betrokken examencommissie of faculteitsdirectie. De bevindingen en het advies van de commissie (de uitspraak) worden, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 16 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/IV: Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen
1. Inleiding Onderstaand reglement heeft betrekking op de gang van zaken rond toetsen, assessments en opdrachten voor zover niet beschreven en niet in strijd met de bepalingen van het Onderwijs- en Examenreglement Stoas.
2. Regeling toetsen 2.1 Voorbereiding A. de surveillant: is vijf minuten voor aanvang van de toets in het lokaal aanwezig; controleert de inrichting van het lokaal en de aanwezigheid van benodigde toetsmaterialen. B. de student: zorgt ervoor vijf minuten voor aanvang in het lokaal aanwezig te zijn (in het bezit van de toegestane eigen hulpmiddelen). zorgt er voor dat hij/zij zich middels zijn/haar collegekaart of legitimatiebewijs indien gewenst kan legitimeren. C. de docent: zorgt ervoor dat de toets minimaal één werkdag voor het afnemen daarvan door een surveillant, bij de administratie aanwezig is; voorziet de toetsopgave van een universeel voorblad, waarop is aangegeven: beoordelingseenheid, groep, datum, beschikbare tijd, toegestane hulpmiddelen, regels rondom inlevering, verwijzing naar deze bijlage. 2.2 Uitvoering A. de surveillant: zorgt voor verspreiding van toetsmateriaal; controleert de indentiteit van de student. bewaakt de orde in het lokaal en grijpt in bij onregelmatigheden* (zie toelichting); verricht geen bezigheden waardoor verstoring van de rust ontstaat of onregelmatigheden kunnen plaatsvinden; neemt opgaven, uitwerkingen en kladpapier in ontvangst en ziet erop toe dat de student de presentielijst tekent; meldt eventuele onregelmatigheden en uitsluiting van deelname schriftelijk bij de betreffende docent en de schoolleiding. Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. B. de student: zorgt ervoor op het vastgestelde startmoment plaats te hebben genomen en alleen de toegestane hulpmiddelen klaar te hebben liggen; onthoudt zich van elke vorm van verstoring, zowel voor, tijdens als na het maken van de toets; verlaat niet eerder dan een half uur na aanvang van de toets het lokaal, na inlevering van toetsantwoorden, opgaven en kladpapier en tekenen van de presentielijst onder toezicht van de surveillant. Daarbij wordt de rust zoveel mogelijk bewaard. Als een student te laat binnenkomt, bepaalt de surveillant of hij alsnog aan de toets kan deelnemen. Later beginnen aan de toets geeft geen recht op een wijziging in de vastgestelde eindtijd en kan hooguit tot een half uur na aanvang toegestaan worden. Onregelmatigheden Als de student zich aan enige onregelmatigheid schuldig maakt, zal de surveillant hem van (verdere) deelname aan de toets uitsluiten. Bij uitsluiting van (verdere) deelname als gevolg van onregelmatigheden geldt de normale procedure m.b.t. inleveren en tekenen van de presentielijst. Onder een onregelmatigheid wordt o.a. verstaan: het verstoren van de rust; gebruik maken van of in bezit hebben van niet toegestane hulpmiddelen (waaronder schriftelijke of OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 17 van 23
versie 1.0, september. 2015
elektronische informatiebronnen); het mondeling uitwisselen van gegevens; het aanbieden van informatie aan een andere student; het gebruik maken van informatie van een andere student; het meenemen van toetsopgaven en klad- en toetspapier uit het lokaal.
Consequenties In het geval van geconstateerde onregelmatigheid wordt de toets niet beoordeeld en heeft de student een toetsgelegenheid gebruikt. Indien de student vindt dat het ontzeggen van deelname door de surveillant onterecht is, kan hij bezwaar aantekenen via het centraal klachtenloket. De directie kan bij herhaling van onregelmatigheden, gepleegd door dezelfde student, na schriftelijke waarschuwing, besluiten de student uit te sluiten van deelname aan onderwijsactiviteiten voor een bepaalde periode. Overige onregelmatigheden Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. 2.3 Afhandeling A. de docent zorgt voor bekendmaken van de toetsresultaten binnen 10 werkdagen na afnemen van de toets; (conform artikel 7.13.2o van WHW) maakt bekend waar en wanneer de toetsen kunnen worden ingezien. (conform artikel 7.13.2p van WHW) Levert binnen 5 werkdagen na bekendmaken van de toetsresultaten deze, ter verwerking in het studentenvolgsysteem, aan bij studentzaken. B. Studentzaken Verwerkt binnen 5 werkdagen de aangeleverde resultaten in het studentenvolgsysteem
3. Regeling toetsgelegenheden A. de afdeling studentzaken: zorgt ervoor dat tijdstippen van toetsgelegenheden ten minste twee weken van tevoren bekend worden gemaakt. B. de student: schrijft zich in voor de herkansingstoetsen, via het daarvoor beschikbare elektronische systeem of, als daarom verzocht wordt, op een schriftelijke wijze.
4. Regeling assessments Alle regelingen rondom assessments en het afnemen van assessments zijn vastgelegd in de regeling ‘Beoordelen en assessen Stoas’ wat beschikbaar is via het Stoas Intranet. Voor het overige gelden dezelfde regels als in dit reglement beschreven staat voor toetsen. Zie hiervoor regeling toetsen,
5. Regeling opdrachten A. de docent: geeft in de omschrijving van het onderdeel of in een aanvullende opdrachtbeschrijving inleverdatum, eisen en beoordelingscriteria aan; maakt binnen 20 werkdagen dagen na de uiterste inleverdatum de beoordeling bekend; (conform artikel 7.13.2o van WHW) geeft de student gelegenheid het beoordeelde product en de schriftelijke argumentatie van de beoordeling in te zien. (conform artikelen 7.13.2p en 7.13.2q van WHW) Levert binnen 5 werkdagen na bekendmaken van het resultaat deze, ter verwerking in het studentenvolgsysteem, aan bij studentzaken.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 18 van 23
versie 1.0, september. 2015
B. de student: zorgt voor tijdige inlevering van een opdracht die aan de gestelde eisen m.b.t. vormgeving, samenstelling en inhoud voldoet; zorgt ervoor dat het ontvangstbewijs ingevuld bijgeleverd wordt, zodat het kan worden geparafeerd door een medewerker van Stoas. C. Studentzaken Verwerkt binnen 5 werkdagen de aangeleverde resultaten in het studentenvolgsysteem
Onregelmatigheden Als de student zich schuldig maakt aan enige vorm van fraude, in welke vorm of omvang dan ook, wordt de opdracht niet beoordeeld. De docent meldt dit voorval aan zijn of haar teamleider en aan de examencommissie.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 19 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/V: Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen 1. Inleiding In dit reglement worden werkwijzen, frequenties etc. beschreven rond de organisatie van de studievoortgangsvergaderingen.
2. Frequentie van de vergaderingen 2 keer per studiejaar. Eén vergadering medio februari en een tweede begin juli.
3. Doel van de vergaderingen De studievoortgangsvergadering van Stoas heeft enerzijds een adviserende rol en anderzijds een besluitvormende rol richting de student. De volgende zaken komen daarbij aan de orde: Het vaststellen van de reservering van de student voor volgend studiejaar Het geven van een (gestandaardiseerd) studieadvies (indien nodig) Het geven van een formele waarschuwing bij dreigend bindend negatief studieadvies, conform artikel 6.2.7 van de OER.
4. Samenstelling studievoortgangsvergadering. Beide locaties hebben hun eigen studievoortgangsvergadering. De vergadering bestaat uit 3 personen:
Teamleider Medewerker studentzaken Fasebegeleider/SLB-er betreffende student
voorzitter secretaris lid
5. Voorbereiding vergadering 1
De medewerkers studentzaken dragen zorg voor het invoeren van de behaalde studieresultaten in het studentenvolgsysteem en verstrekken de deelnemers 2 dagen voor de vergadering een overzicht met daarin de volgende gegevens:
2
Reservering van de student voor volgend studiejaar Behaalde studieresultaten en achterstanden t.o.v. eerder reserveringen Voorgenomen definitieve plaatsing voor volgend studiejaar Voorgenomen studieadvies, eventueel aangevuld met een advies voor het sturen van een waarschuwingsbrief rond een Bindend Negatief Studieadvies. De studieloopbaanbegeleider bespreekt vooraf aan de vergadering met de student zijn studievoortgang. Tevens worden dan zijn reserveringen doorgenomen voor volgend studiejaar. Indien nodig dient de Studieloopbaanbegeleider duidelijkheid te krijgen welke beroepssituaties de voorkeur van de student hebben om te gaan volgen bij dreigende studiebelemmering.
6. Gang van zaken tijdens de vergadering 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
8.
De leiding van de studievoortgangsvergaderingen is in handen van een teamleider. Aan het begin van de vergadering wordt de lijst met voorstellen (zie 5.1) verspreid. De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. Van iedere student wordt het advies besproken en wordt een besluit genomen over de in paragraaf 2 genoemde doelen. Van de besprekingen worden per student besluiten vastgelegd. Deze besluitenlijsten worden zo geformuleerd dat de studieloopbaangebegeleider de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. Besluiten die tijdens de vergadering worden genomen, worden per student afzonderlijk genoteerd. Wanneer er een beslissing moet worden genomen, wordt gestreefd naar consensus; indien dit niet haalbaar is brengt de voorzitter een voorstel in stemming. Daarnaast wordt er een stemming gehouden wanneer één of meer van de aanwezigen daarom vragen. Een voorstel is aangenomen wanneer er meer stemmen vóór dan tegen zijn uitgebracht. Wanneer de aantallen voor- en tegenstemmen gelijk zijn, neemt de voorzitter een besluit.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 20 van 23
versie 1.0, september. 2015
7. Gang van zaken na de vergadering 1. 2. 3. 4.
De voorzitter controleert de besluitenlijst en tekent voor akkoord. De studieloopbaanbegeleider zorgt dat alle studenten van zijn studieloopbaanbegeleiders-groep mondeling op de hoogte worden gebracht van eventuele besluiten en licht die (zo nodig) toe. Studentzaken brengt iedere student binnen 2 weken schriftelijk op de hoogte van genomen besluiten. Aan het verslag van de vergadering kunnen, in het geval van administratieve fouten, geen rechten worden ontleend.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 21 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/VI:
Regels met betrekking tot studievoortgang
1
Inleiding
1.1
In deze bijlage worden de voorwaarden beschreven waaronder een student kan verder studeren aan Stoas. Het betreffen regels die door de studievoortgangvergadering en studentzaken gehanteerd zullen worden om te bepalen hoe en binnen welke beroepssituaties de student het volgende semester kan en mag studeren.
2
Reserveren beroepssituaties
2.1
Het reserveren van BS-en is gebaseerd op de studieroutes. Spelregels rond mogelijkheden tot reserveren van BS-en worden vooraf aan iedere reserveringsmogelijkheid met de studenten gecommuniceerd. Een student mag maximaal 6 verschillende beroepssituaties per semester.reserveren. De reserveringsmomenten zijn ieder studiejaar in april/mei en november/december. Niet afgeronde beroepssituaties nemen daarbij de eerste reserveringsplaatsen in voor het volgende semester. De studievoortgangsvergadering/studentzaken zal op aangeven van de studieloopbaanbegeleider bepalen welke beroepssituatie(s) daarbij eventueel komen te vervallen. Studenten die door de studievoortgangsvergadering in juli een belemmering op hun reservering opgelegd hebben gekregen en voor 15 september van het volgende studiejaar beroepssituaties afronden hebben de mogelijkheid om voor 15 september een verzoek aan de teamleiding te richten om de belemmerde beroepssituaties alsnog te kunnen gaan volgen. Hard gegeven daarbij blijft dat maximaal 6 beroepssituaties niet afgerond kunnen zijn. Daarnaast kunnen studenten medio november/december reserveren voor het 2 e semester. Het afronden van beroepssituaties in de laatste assessmentweek van semester 1 biedt geen mogelijkheid om nieuwe reserveringsplaatsen voor het 2e semester te openen. Uitgangspunt is verder dat studenten per jaar van 4 beroepssituaties het flankerende onderwijs kunnen volgen De regels zijn op zowel voltijd- als deeltijdstudenten van toepassing. Voor de propedeuse zijn aanvullende eisen gesteld (zie art. 6.2 en 6.3 van OER) Het reserveren van beroepssituatie 10 (persoonlijk functioneren) kan alleen in het laatste studiejaar waarin de student is ingeschreven.
2.2 2.3
2.4
2.5 2.6 2.7 2.8
3
Uitzonderingen
3.1
De studievoortgangvergadering heeft de mogelijkheid om, voorzien van een deugdelijke motivatie, af te wijken van het beschrevene in deze bijlage. Met dien verstande dat de rechten die de student aan deze bijlage kan ontlenen zijn gewaarborgd. Zie hiervoor ook artikel 8.1 van OER.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 22 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 11/VII Huishoudelijk reglement studentbesprekingen 1 Inleiding In dit reglement worden werkwijzen, frequenties etc. beschreven rond de organisatie van studentbesprekingen.
2 Frequenties De frequentie van deze bijeenkomsten wordt ingegeven door de behoefte van de Studieloopbaanbegeleiders(SLB) om informatie over de studenten te verzamelen. De organisatie zal meestal op aangeven van de SLB-coördinator plaatsvinden.
3 Doel van studentbesprekingen Studentbesprekingen hebben als functie de betreffende SLB-er te voeden met informatie over de studenten die hij begeleidt om zodoende: Informatie te verzamelen t.b.v. de begeleiding van de student Informatie te verzamelen welke gebruikt kan worden tijdens de studievoortgangsvergaderingen. Informatie te verzamelen welke nodig is bij eventuele bespreekgevallen tijdens examencommissievergaderingen, of bij eventuele beroeps-, bezwaar- of klachtenprocedures. Studentbesprekingen richten zich daarbij op 3 zaken: Studievoortgang Studievaardigheden Studiehouding.
4 Samenstelling studentbesprekingen De bijeenkomsten met studentbesprekingen worden bijgewoond door de begeleiders en flo-docenten van de betreffende student.
5 Voorbereiding van de studentbesprekingen
De besprekingen worden voorbereid door de betrokken SLB-ers De SLB-er verzamelt vooraf relevante informatie waaronder feedback van de begeleiders en Flankerend Onderwijs docenten in een gestandaardiseerd format. Studentzaken verstrekt actuele studievoortganggegevens van de student.
6 Gang van zaken tijdens studentbesprekingen 1 De betrokken SLB-er zit de bijeenkomst voor. 2 Aan het begin van de vergadering wordt een lijst met voorstellen verspreid. 3 De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. 4 Ieder student wordt besproken o.b.v. aangeleverde feedback van begeleider/docent en de beschikbare studievoortgangsgegevens en richt zich op de geformuleerde doelen onder paragraaf 3 5 Van de besprekingen worden de bespreekpunten schriftelijk vastgelegd met een zodanige formulering dat de SLB-er de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. 6 Na vastlegging van de besproken punten worden deze gearchiveerd door de administratie.
7 Gang van zaken na de studentbespreking SLB-er bespreekt de bevindingen van de bijeenkomst met de student en gebruikt de ingebrachte informatie voor de in paragraaf 3 gestelde doelen.
OER-BS_ass 2015-2016
Pagina 23 van 23
versie 1.0, september. 2015
Bijlage 12
OER 2015-2016 onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de Bachelor- en Ad-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. faseassessments en beroepssituaties. Croho-code
Omschrijving opleiding
34899 80015
B Educatie en Kennismanagement Groene Sector Voltijd en Deeltijd Ad Educatie en Kennismanagement Groene Sector Bloemsierkunst Voltijd en Deeltijd Ad Onderwijsondersteuner Educatie en Kennismanagement Groene Sector. Voltijd en Deeltijd B Consumptieve Techniek I en II, Deeltijd Cohorten 2014 + 2015 Ad onderwijsondersteuner Consumptieve Techniek I en II, Deeltijd Cohorten 2014 + 2015
80064 35423 80052
van Stoas Wageningen Vilentum Hogeschool
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 1 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12
Onderwijs- en examenregeling voor de bachelor- en AD-opleidingen voor studieprogramma’s o.b.v. fase-assessments en beroepssituaties studiejaar 2015-2016
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................................................. 3 2. Algemene bepalingen ........................................................................................................................... 3 3. Onderwijsprogramma ............................................................................................................................ 4 3.1 Opleidingen .................................................................................................................................. 4 3.2 Organisatie onderwijs ................................................................................................................... 4 3.3 Eindtermen van de opleiding ........................................................................................................ 4 4. Afronding opleidingen Educatie en kennismanagement groene sector ............................................... 5 4.1 Bachelor-opleiding ........................................................................................................................ 5 4.2 Propedeuse bachelor-opleiding ................................................................................................... 5 4.3 Ad-opleiding Bloemsierkunst ........................................................................................................ 5 4.4 Propedeuse Ad-opleiding Bloemsierkunst ................................................................................... 5 4.5 Ad-opleiding Onderwijsondersteuner ........................................................................................... 6 4.6 Propedeuse Ad-opleiding Onderwijsondersteuner ...................................................................... 6 5. Beoordeling ........................................................................................................................................... 6 5.1 Beoordeling onderdelen binnen beroepssituaties en fasen ......................................................... 6 5.2 Gelegenheden voor afronding bewijsmateriaal ............................................................................ 6 5.3 Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten .................................................................. 7 5.4 Bijzondere eisen aan onderdelen van een beroepssituatie ......................................................... 7 5.5 Eerder verworven competenties (EVC) ........................................................................................ 7 5.6 Externe rapportage studiepunten ................................................................................................. 8 5.7 Beoordeling Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen .......................................... 8 6. Studievoortgang. ................................................................................................................................... 8 6.1 Gang van zaken ........................................................................................................................... 8 6.2 Studieadvies (propedeuse bachelor-opleiding) ............................................................................ 8 6.3 Studieadvies (propedeuse Ad-opleidingen) ................................................................................. 8 6.4 Belemmering studievoortgang niet-propedeutische fase ............................................................. 9 7. Examencommissie ................................................................................................................................ 9 7.1 Wettelijke inkadering .................................................................................................................... 9 7.2 Verantwoordelijkheden ................................................................................................................. 9 7.3 Werkwijze van de commissie ....................................................................................................... 10 8. Slotbepalingen ...................................................................................................................................... 10 Bijlagen 12/I Overzicht beroepssituaties .............................................................................................................. 11 12/II Reglement van de Examencommissie............................................................................................ 17 12/III Reglement Interne adviescommissie Stoas .................................................................................... 19 12/IV Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen ..................................................... 20 12/V Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen ............................................................... 23 12/VI Regels met betrekking tot studievoortgang .................................................................................... 25 12/VII Huishoudelijk reglement studentbesprekingen 26
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 2 van 26
versie 1.0, septmber 2015
1.
Inleiding De onderwijs- en examenregeling geeft duidelijkheid over de wijze waarop studiepunten worden toegekend aan door de student behaalde resultaten en beoogt daarmee rechtsgelijkheid en redelijkheid van beslisregels te bevorderen. Deze onderwijs- en examenregeling betreft de bachelor- en associate degree opleidingen van Stoas voor studieprogramma’s op basis van faseassessments en beroepssituaties.
2
Algemene bepalingen
2.1
Dit is de examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), geldend voor de opleiding B Educatie en kennismanagement groene sector en B Consumptieve Techniek I en II, Cohorten 2014 + 2015 van Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool voor het curriculum op basis van faseassessments en beroepssituaties. Deze examenregeling is tevens van toepassing op de opleidingen Ad Educatie en Kennismanagement Groene Sector Bloemsierkunst, Ad Onderwijsondersteuner Educatie en Kennismanagement Groene Sector en Ad onderwijsondersteuner Consumptieve Techniek I en II Cohorten 2014 + 2015. De examenregeling is uitgewerkt in de diverse bijlagen bij dit examenreglement en in de overzichten van de beroepssituaties. Waar in deze regeling sprake is van studiepunten worden European Credits (ECTS) bedoeld. Één studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast. De betreffende bachelor- en associate dgeree-opleidingen hebben één examencommissie. De samenstelling en de taak van deze commissie is omschreven in artikel 7 en in bijlage 12/II. Uitzonderingen: a. Indien zich bij de toepassing van de examenregeling onbillijkheden van overwegende aard voordoen, kan de examencommissie afwijken van deze regeling. b. In de gevallen waarin de examenregeling niet voorziet, beslist de examencommissie. Studenten welke door een fysieke of zintuiglijke functiebeperking niet op een reguliere wijze programmaonderdelen kunnen afronden worden door de opleiding geholpen m.b.v. aanwezige toolbox functiebeperking (art 7.13.2m van WHW). Toelating: Voltijd opleidingen Educatie KennisManagement groene sector Met de volgende diploma's ben je formeel toelaatbaar voor de genoemde voltijd B/Ad opleidingen: Diploma havo of vwo (alle profielen) Diploma middelbaar agrarisch onderwijs niveau 4. Een ander mbo-diploma niveau 4. De examencommissie kan personen van 21 jaar en ouder en zonder een van de hierboven genoemde diploma’s toelaten als ze aan de eis inzake voldoende intellectueel niveau en voldoende beheersing van de Nederlandse taal ten overstaan van een door de examencommissie in te stellen toetsingscommissie hebben voldaan (WHW artikel 7.29). Deeltijdopleidingen Educatie KennisManagement groene sector Met de volgende diploma's ben je formeel toelaatbaar voor de genoemde deeltijd B/Ad opleidingen: Diploma havo of vwo (alle profielen) Diploma middelbaar agrarisch onderwijs niveau 4. Een ander mbo-diploma niveau 4. De examencommissie kan personen van 21 jaar en ouder en zonder een van de hierboven genoemde diploma’s toelaten als ze aan de eis inzake voldoende intellectueel niveau en voldoende beheersing van de Nederlandse taal ten overstaan van een door de examencommissie in te stellen toetsingscommissie hebben voldaan (WHW artikel 7.29). Daarnaast geldt voor de toelating tot de deeltijdopleidingen een aanvullende eis van minimaal drie jaar werkervaring in de sector op mbo-niveau 4 na het behalen van een van de hierbovengenoemde diploma’s. Heb je een hbo-propedeuse of -diploma in de sector, of een diploma van een andere Nederlandse lerarenopleiding, dan is de geformuleerde werkervaring geen aanvullende eis. Deeltijdopleidingen Consumptieve techniek Met de volgende diploma's ben je formeel toelaatbaar voor de genoemde deeltijd B/Ad opleidingen: HBO-diploma in de consumptieve sector
2.2 2.3 2.4
2.5
2.6
2.7 2.7.1
2.7.2
2.7.3
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 3 van 26
versie 1.0, septmber 2015
MBO-diploma in de consumptieve sector niveau 4 De examencommissie kan personen van 21 jaar en ouder en zonder een van de hierboven genoemde diploma’s toelaten als ze aan de eis inzake voldoende intellectueel niveau en voldoende beheersing van de Nederlandse taal ten overstaan van een door de examencommissie in te stellen toetsingscommissie hebben voldaan (WHW artikel 7.29). Daarnaast geldt voor de toelating tot de deeltijdopleidingen een aanvullende eis van minimaal drie jaar werkervaring in de sector op mbo-niveau 4 na het behalen van een van de hierbovengenoemde diploma’s. Heb je een HBO-diploma in de sector dan is de geformuleerde werkervaring geen aanvullende eis.
3
Onderwijsprogramma
3.1 3.1.1
Opleidingen: Het onderwijsaanbod van Stoas waarop deze regeling betrekking heeft bestaat uit: Bacheloropleiding Educatie en kennismanagement groene sector (240 ects) voltijd en deeltijd. Associate degree opleiding Bloemsierkunst (120 ects) voltijd en deeltijd. Associate degree opleiding Onderwijsondersteuner (120 ects) deeltijd. Bachelor opleiding Consumptieve techniek I en II (240 ects) (cohorten 2014 en 2015) Associate degree opleiding Consumptieve techniek I en II (120 ects) (cohorten 2014 en 2015) Qua inrichting van het onderwijs en examinering zijn er geen verschillen in uitvoering tussen de voltijdse en deeltijdse varianten van de genoemde opleidingen (art 7.13.2i van WHW). Deze regeling heeft alleen betrekking op de uitvoeringsvariant van de onder 3.1.1 genoemde opleidingen waarin fase assessments worden afgenomen. Voor de uitvoeringsvariant waarin assessments per beroepssituatie worden afgenomen is een andere regeling van kracht (te vinden als bijlage 11 bij het studentenstatuut).
3.1.2 3.1.3
3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
3.3 3.3.1
3.3.2 3.3.3
Organisatie onderwijs: Het studiejaar is het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. Het studiejaar is verdeeld in 2 semesters. De jaarplanning van de opleiding wordt gepubliceerd via het jaarrooster op intranet. De studieonderdelen die tot de betreffende opleiding behoren zijn benoemd in het onderwijsprogramma en worden toegelicht in de studiehandleidingen die per jaar worden gepubliceerd op het Stoas intranet (Bijlage 12/I). Eindtermen van de opleiding: Algemene eindtermen bachelor: Deze zijn gebaseerd op de Bologna-overeenkomst en weergegeven in de zogenaamde Dublin descriptoren en omvatten onder meer de volgende elementen: Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs waarbij dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie: Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Specifieke eindtermen: De specifieke eindtermen van de opleiding zijn weergegeven in het competentiebouwwerk, wat gepubliceerd wordt op het Stoas intranet. De eindtermen van de Ad-opleidingen zijn afzonderlijk geformuleerd.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 4 van 26
versie 1.0, septmber 2015
4.
Afronding opleidingen:
4.1 4.1.1 4.1.2
Bachelor-opleidingen EKM (Croho-code 34899) en CT (Croho-code 35423) De opleiding omvat een totale studielast van 240 studiepunten De opleiding is verdeeld in 3 fasen: De propedeusefase van 60 studiepunten De hoofdfase van 90 studiepunten De afstudeerfase van 90 studiepunten. Voor de inhoud van de af te ronden fasen wordt verwezen naar Bijlage 12/I. De student heeft een faseprogramma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Wanneer de student de 3 faseprogramma’s heeft afgerond ontvangt hij het betreffende getuigschrift. Studenten die wensen door te stromen naar een masteropleiding in het WO zullen door de opleiding, indien gewenst, hierin ondersteund worden (art. 7.57i van WHW). Deze ondersteuning zal gegeven worden o.b.v. een maatwerktraject voor de betreffende student en afhankelijk zijn van de gewenste vervolgopleiding. De fasebegeleider is hiervoor het eerste aanspreekpunt.
4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6
4.2 4.2.1
4.2.2 4.2.3
4.2.4
4.3 4.3.1 4.3.2
4.3.3 4.3.3 4.3.4
4.4 4.4.1
4.4.2 4.4.3
4.4.4
4.5
Propedeuse bachelor-opleidingen EKM en CT. Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Beroepssituatie 1, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 7, ieder met een grootte van 13 ECTS en de onderdelen Vrije ruimte van 2 ECTS, Professionele ontwikkeling van 2 ECTS en Fase-assessment propedeuse ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student de onderdelen van de propedeutische fase voldoende heeft afgesloten , is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Wanneer de propedeuse o.b.v. vooropleiding volledig wordt vrijgesteld wordt geen propedeusegetuigschrift uitgereikt. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.2.
Ad-opleiding Bloemsierkunst AdBK (Croho-code 80015) De opleiding omvat een totale studielast van 120 studiepunten De opleiding is verdeeld in 2 fasen: De propedeusefase van 60 studiepunten De Ad-fase van 60 studiepunten Voor de inhoud van de af te ronden fasen wordt verwezen naar Bijlage 12/I. De student heeft een faseprogramma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Wanneer de student de twee faseprogramma’s heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: Ad Educatie en kennismanagement groene sector Bloemsierkunst.
Propedeuse Ad-opleiding Bloemsierkunst (AdBK) De propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Basiseenheid Bloemsierkunst Ad, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 8 Bloemsierkunst, ieder met een grootte van 13 ECTS en de onderdelen Vrije ruimte van 2 ECTS, Professionele ontwikkeling van 2 ECTS en Faseassessment propedeuse ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student deze onderdelen van de propedeutische fase voldoende heeft afgesloten , is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.3.
Ad-opleiding Onderwijsondersteuner EKM AdOO (Croho-code 80064) en AdCT (Croho-
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 5 van 26
versie 1.0, septmber 2015
4.5.1 4.5.2
4.5.3 4.5.4 4.5.5
4.6 4.6.1
4.6.2 4.6.3
4.6.4
code 80052) De opleiding omvat een totale studielast van 120 studiepunten De opleiding is verdeeld in 2 fasen: De propedeusefase van 60 studiepunten De Ad-fase van 60 studiepunten Voor de inhoud van de af te ronden fasen wordt verwezen naar Bijlage 12/I. De student heeft een faseprogramma afgerond wanneer de voor dat programma vastgestelde studiepunten zijn behaald. Wanneer de student de twee faseprogramma’s heeft afgerond ontvangt hij het getuigschrift: Ad Onderwijsondersteuner Educatie en kennismanagement groene sector.
Propedeuse Ad-opleiding Onderwijsondersteuner (AdOO en AdCT) Deze propedeutische fase omvat de onderdelen: Basiseenheid 1, Beroepssituatie 1, Beroepssituatie 2 en Beroepssituatie 7, ieder met een grootte van 13 ECTS en de onderdelen Vrije ruimte van 2 ECTS, Professionele ontwikkeling van 2 ECTS en Fase-assessment propedeuse ter grootte van 4 ECTS. Wanneer een student deze onderdelen van de propedeutische fase voldoende heeft afgesloten , is hij geslaagd voor de propedeuse. Aan de student die voldaan heeft aan de eisen van het propedeutisch examen wordt op verzoek een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een lijst verstrekt met de onderdelen die het examen omvatte. Indien de student niet voldoet aan de gestelde eisen kan een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Bindend advies propedeuse wordt apart toegelicht in art. 6.3
5.
Beoordeling
5.1 5.1.1
Beoordeling onderdelen binnen beroepssituaties en fasen Per te beoordelen onderdeel van een beroepssituatie worden, na een voldoende beoordeling, de bijbehorende studiepunten voorlopig toegekend. Per beroepssituatie omvatten deze onderdelen een totaal van 13 studiepunten. Binnen een beroepssituatie worden, nadat alle te beoordelen onderdelen binnen de beroepssituatie op voldoende wijze zijn afgerond, de 13 studiepunten definitief toegekend. Naast de te beoordelen onderdelen binnen de beroepssituaties worden per fase studiepunten toegekend aan de onderdelen Vrije keuze, Professionele ontwikkeling en Fase-assessment. De omvang van de verschillende onderdelen zijn weergegeven in Bijlage 12/1 en afhankelijk van de gevolgde opleiding en fase. De beoordeling met de hoogste datum is geldig en vervangt een eerdere beoordeling. Tijdens een studiejaar zijn er meerdere toets- en assessmentmomenten, welke vermeld staan in het jaarrooster wat inzichtelijk is via het Intranet en de infogids.
5.1.2 5.1.3
5.1.4 5.1.5
5.2 Gelegenheden voor afronding bewijsmateriaal 5.2.1 Toetsen: 5.2.1.1 Tijdens een studiejaar zijn er voor iedere toets drie gelegenheden. De toetsmomenten zijn opgenomen in het toetsjaarrooster, en/of in de beschrijving van de beroepssituaties (bijlage 12/I). De toetsjaarroosters worden ontsloten via het Intranet en infogids. Het een en ander conform art. 7.13.2j van WHW 5.2.1.2 Indien de vorm of de inhoud van toetsen wijzigt worden toetsen, met de oude vorm of inhoud, alleen nog in het studiejaar volgend op het studiejaar van wijziging aangeboden. Daarna is men aangewezen op de nieuwe toetsversie. 5.2.2 Opdrachten: 5.2.2.1 De procedure voor het inleveren en beoordelen van opdrachten is beschreven in bijlage V, het Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen. 5.2.2.2 De student kan een opdracht maximaal 3 keer per studiejaar aanbieden ter beoordeling door een opleider. 5.2.2.3 Opdrachten, die niet op of voor het in de opdrachtbeschrijving vermelde tijdstip zijn ingeleverd, worden, behoudens situaties waarin vooraf aanvullende afspraken met de student zijn gemaakt, aangemerkt als eerste in lid 5.2.2.2 genoemde aanbiedmoment. In zo’n geval resteren hierna dus slechts twee inlevermomenten in het betreffende studiejaar en wordt de opdracht als niet behaald geregistreerd in het studentenvolgsysteem. 5.2.2.4 In het geval een ingeleverde opdracht niet aan de gestelde eisen voldoet, kan de opleider besluiten een aanvullende opdracht te geven. Dit moet leiden tot de een reparatie van de OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 6 van 26
versie 1.0, septmber 2015
betreffende opdracht. 5.2.2.5 De inlevertijdstippen van in artikel 5.2.2.4 genoemde reparatie-/herkansingsopdrachten zijn opgenomen in de ‘jaarplanning inlevermomenten opdrachten’. Deze jaarplanning wordt ontsloten via het Intranet en infogids. Het een en ander conform art. 7.13.2j van WHW. 5.2.3 Mondelinge tentamens: 5.2.3.1 De student kan een mondelinge tentamen maximaal 3 keer per studiejaar doen. 5.2.3.2 Deze mondelinge tentamens zijn in principe niet openbaar, mits de examencommissie voor onderdelen anders beslist (art 7.13.2n van WHW). 5.2.4 Fase-assessments: 5.2.4.1 De student kan elk fase-assessment maximaal 2 keer per studiejaar doen. 5.2.4.2 De fase-assessments worden 4 keer per studiejaar gepland conform jaarrooster. 5.2.4.3 Deze fase-assessments zijn in principe niet openbaar, mits de examencommissie voor onderdelen anders beslist (art 7.13.2n van WHW). 5.2.5 Indien inschrijving voor een assessment/toets verplicht is, dient de aanmelding hiervoor binnen de gestelde termijn voor de aanvang van de toets/assessment door de daartoe door de school aangewezen en bekend gemaakte instantie ontvangen te zijn, tenzij door de examencommissie anders is bepaald. Indien de aanmelding digitaal moet geschieden, dan dient de aanmelding te gebeuren tijdens de daarvoor opengestelde termijn. 5.2.6 Was de inschrijving verplicht en heeft de student dat niet of niet op tijd gedaan, dan is deelnemen niet toegestaan. Dit geldt eveneens als eventueel andere voorwaarden voor deelnemen gelden en de student daar niet aan heeft voldaan. 5.2.7 De procedure voor intekening voor fase-assessments is beschreven in bijlage 12/IV, het Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen. 5.2.8 In dit reglement wordt geen onderscheid gemaakt tussen formatief en summatief bewijsmateriaal. Alle behaalde resultaten worden geregistreerd door studentzaken. 5.3 5.3.1 5.3.2
5.3.3
5.3.4 5.3.5
5.4 5.4.1 5.4.2
5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3
Volgtijdelijkheid en geldigheid tentamen(s)resultaten (art. 7.13.2h en 7.13.2k van WHW) Een beroepssituatie wordt afgesloten wanneer alle onderdelen voldoende zijn afgerond. In dat geval worden de eerder voorlopig toegekende studiepunten definitief toegekend. De te volgen en af te ronden beroepssituaties worden zoveel als mogelijk gevolgd volgens de beschikbare studieroutes per doelgroep waarbij het uitgangspunt is dat de onderdelen uit de propedeuse als eerste, vervolgens de onderdelen uit de hoofdfase en als afsluiting de onderdelen uit de afstudeerfase aan de orde komen. De fase-assessments dienen in de navolgende volgorde plaats te vinden: 1. propedeuse-assessment, 2. hoofdfase-assessment 3. afstudeerfase-assessment Aanmelden (en deelnemen aan) een fase assessment is alleen toegestaan als het eventueel voorgaande fase assessment behaald is. (Deel)resultaten waarvoor voorlopige studiepunten zijn toegekend hebben een geldigheidsduur van 3 jaar. Na deze termijn komen deze voorlopige resultaten te vervallen en dient het onderdeel opnieuw te worden afgerond. Wanneer alle onderdelen van een beroepssituatie zijn behaald worden de toegekende studiepunten definitief en zijn de resultaten vanaf dat moment in principe onbeperkt geldig. Aangezien dit artikel betrekkelijk nieuw is wordt een overgangstermijn gehanteerd. Daarom is dit artikel alleen van toepassing voor studenten gestart in 2014 en 2015. Bijzondere eisen aan onderdelen van een beroepssituatie Wanneer aan een onderdeel van een beroepssituatie bijzondere eisen worden gesteld, dan is dit expliciet vermeld in de omschrijving van de beroepssituatie. Bijzondere eisen als bedoeld in het vorige artikel (5.4.1) kunnen (bijvoorbeeld) zijn: begineisen waaraan voldaan moet zijn alvorens de student aan het onderdeel mag deelnemen / beginnen; aanwezigheidsplicht bij één of meer activiteiten van het onderdeel; beschikbaarheid (natuurlijke) materialen voor een toets of opdracht. Eerder verworven competenties (EVC) Erkennen van eerder verworven competenties vindt plaats middels het toekennen van vrijstellingen op BS-niveau. EVC’s worden schriftelijk vastgelegd in een studiecontract en worden opgenomen in het studentendossier. Vrijstellingen conform artikel 5.5.1 kunnen worden toegekend door de examencommissie
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 7 van 26
versie 1.0, septmber 2015
o.b.v.het door de directie van Stoas vastgesteld EVC-document. 5.6 5.6.1 5.6.2
5.7 5.7.1
Externe rapportage studiepunten Het aantal door een individuele student behaalde studiepunten wordt jaarlijks vastgesteld op 1 september van het volgende studiejaar. Ten behoeve van externe rapportages worden uitsluitend gehele aantallen studiepunten gebruikt.
5.7.4 5.7.5
Beoordeling Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen. In afwijking van het gestelde in artikel 5.1 gelden voor Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse-onderdelen de volgende regels. De beoordeling voor een module wordt pas toegekend wanneer alle beoordelingseenheden van de module afzonderlijk beoordeeld zijn Voor een leereenheid worden studiepunten toegekend wanneer voor de beoordelingseenheid een 5,5 of hoger is behaald of de beoordelingseenheid met de letter B (behaald) is beoordeeld. Vrijstelling voor een Leereenheid wordt verleend op basis van vooropleiding en/of werkervaring. Vrijstellingen worden schriftelijk vastgelegd en worden opgenomen in het studiecontract.
6.
Studievoortgang
6.1 6.1.1
Gang van zaken De gang van zaken voor, tijdens en na de studievoortgangvergaderingen is beschreven in het Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen, bijlage 12/V.
6.2 6.2.1
Studieadvies (propedeuse van de bachelor-opleidingen) Aan alle studenten wordt aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar (ongeacht het tijdstip van inschrijving) door de studievoortgangvergadering een advies uitgebracht over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Aan het studieadvies kan een bindende afwijzing zijn verbonden; dit houdt in dat de student niet langer voor dezelfde opleiding aan de instelling kan zijn ingeschreven. (Bindend negatief studieadvies). Deze bindende afwijzing wordt vastgesteld door het instellingsbestuur. Een bindend advies in de zin van artikel 6.2.2 kan worden gegeven aan een voltijdstudent tijdens zijn eerste studiejaar wanneer het totaal aan behaalde en voorlopige studiepunten uit de propedeutische fase minder dan 41 bedraagt. Binnen de propedeuse dienen voltijdstudenten tijdens het eerste studiejaar bovendien Basiseenheid 1 en ‘Vrije keuze ruimte Propedeutische fase’ (PVK) volledig te hebben afgerond. Voor het einde van 1,5 jaar studie kan de opleiding de voltijdstudent aan wie nog geen bindend negatief studieadvies is uitgebracht, alsnog bindend adviseren de opleiding te verlaten wanneer de student op dat moment de volledige propedeuse nog niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend advies in de zin van 6.2.2 kan worden gegeven wanneer een deeltijdstudent na 1,5 jaar studie de studiepunten van Basiseenheid 1, ‘Vrije keuze ruimte Propedeutische fase’ (PVK) en Beroepssituatie 2 uit de propedeutische fase nog niet definitief heeft toegekend gekregen. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend negatief studieadvies kan alleen worden gegeven wanneer in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van dat advies de student er ten minste één maal (bij advies na één jaar studie, art. 6.2.3 en 6.2.7) schriftelijk op attent is gemaakt dat een dergelijk advies reëel geacht moet worden; bij een bindend advies na 1,5 jaar studie (art. 6.2.4 en art. 6.2.5) moet een dergelijke schriftelijke waarschuwing ten minste twee maal gegeven zijn. Een bindend advies in de zin van artikel 6.2.2. kan ook worden gegeven wanneer een voltijd/deeltijdstudent naar het oordeel van de opleiding onvoldoende perspectief heeft om het leraarschap goed te leren vervullen. Het bindend advies o.b.v. dit artikel (6.2.7) kan alleen gedurende het eerste studiejaar van de student worden gegeven. Aan een bindend negatief studieadvies kan een termijn worden verbonden. De student die na een bepaalde periode aannemelijk maakt dat hij de opleiding alsnog met vrucht zal kunnen volgen, kan dan opnieuw worden toegelaten.
5.7.2 5.7.3
6.2.2
6.2.3
6.2.4
6.2.5
6.2.6
6.2.7
6.2.8
6.3 6.3.1
Studieadvies (propedeuse van de Ad-opleidingen) Aan alle studenten wordt aan het eind van het eerste inschrijvingsjaar (ongeacht het tijdstip van inschrijving) door de studievoortgangvergadering een advies uitgebracht over de voortzetting van
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 8 van 26
versie 1.0, septmber 2015
6.3.2
6.3.3
6.3.4
6.3.5
6.3.6
6.3.7
6.4 6.4.1
6.4.2
de studie binnen of buiten de opleiding. Aan het studieadvies kan een bindende afwijzing zijn verbonden; dit houdt in dat de student niet langer voor dezelfde opleiding aan de instelling kan zijn ingeschreven. (Bindend negatief studieadvies). Deze bindende afwijzing wordt vastgesteld door het instellingsbestuur. Een bindend advies in de zin van artikel 6.3.2 kan worden gegeven aan een voltijdstudent tijdens zijn eerste studiejaar wanneer het totaal aan behaalde en voorlopige studiepunten uit de propedeutische fase minder dan 41 bedraagt. Voor het einde van 1,5 jaar studie kan de opleiding de voltijdstudent aan wie nog geen bindend negatief studieadvies is uitgebracht, alsnog bindend adviseren de opleiding te verlaten wanneer de student op dat moment de propedeuse-fase nog niet heeft afgerond. Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend advies in de zin van 6.3.2 kan worden gegeven wanneer een deeltijdstudent na 1,5 jaar studie de studiepunten van Basiseenheid 1, ‘Vrije keuze ruimte Propedeutische fase’ (PVK) en Beroepssituatie 2 uit de propedeutische fase nog niet definitief heeft toegekend gekregen.Het ijkmoment voor deze beoordeling zal liggen tussen 1 en 15 februari van ieder studiejaar. Een bindend negatief studieadvies kan alleen worden gegeven wanneer in de periode voorafgaande aan het uitbrengen van dat advies de student er ten minste één maal (bij advies na één jaar studie, art. 6.3.3) schriftelijk op attent is gemaakt dat een dergelijk advies reëel geacht moet worden; bij een bindend advies na 1,5 jaar studie (art. 6.3.4 en art. 6.3.5) moet een dergelijke schriftelijke waarschuwing ten minste twee maal gegeven zijn. Aan een bindend negatief studieadvies kan een termijn worden verbonden. De student die na een bepaalde periode aannemelijk maakt dat hij de opleiding toch met vrucht zal kunnen volgen, kan dan opnieuw worden toegelaten. Belemmering studievoortgang niet-propedeutische fase. Indien een student bij de start van een studiejaar nog 3 of meer beroepssituaties uit vorige studiejaren nog niet volledig heeft afgerond wordt de student belemmerd in zijn studievoortgang. Regels voor deze belemmeringen zijn opgenomen in Bijlage 12/VI. De studievoortgangvergadering kan, met opgaaf van redenen, afwijken van de regel gesteld in artikel 6.4.1. Dit geldt echter alleen in het voordeel van de student.
7.
Examencommissie
7.1
Wettelijke inkadering In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgelegd dat een instelling voor Hoger onderwijs voor elke opleiding of een groep van opleidingen over een Examencommissie moet beschikken.
7.2
Verantwoordelijkheden: De examencommissie is verantwoordelijk voor: De uitgifte van een getuigschrift + supplementen, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. Het borgen van het niveau en de kwaliteit, van de assessments. Het borgen van de organisatie en de procedures rondom de assessments Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen en vast te stellen. Het aanwijzen van assessoren. Het verlenen van vrijstelling voor het ondergaan van één of meer assessments. Het nemen van beslissingen of maatregelen tegen de student in geval van fraude. Het besluiten over aanvragen van studenten voor het volgen van een minor. De behandeling van klachten over: niveau en/of kwaliteit van een assessment, de beoordeling van een assessment en/of de assessor. organisatie, procedures en voortgang van de examens vrijstellingen en EVC’s eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) Pas nadat de behandeling van de klacht door de examencommissie, niet leidt tot een wederzijds bevredigende oplossing, kan de klager in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens (art. 7.60 WHW).
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 9 van 26
versie 1.0, septmber 2015
7.3
Werkwijze van de commissie De wijze waarop de examencommissie uitvoering geeft aan haar verantwoordelijkheden is beschreven in het “Reglement van de Examencommissie”.
8.
Slotbepalingen
8.1
De examencommissie behoudt zich te allen tijde het recht voor om, wanneer daartoe gegronde redenen zijn, van bovengenoemde regelingen af te wijken, met dien verstande dat de rechten die de student aan deze regelingen kan ontlenen onder alle omstandigheden zijn gewaarborgd. In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt de examencommissie een besluit. Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de examencommissie, kan hij daarover, via het centraal klachtenloket, een klacht indienen bij de examencommissie of een ander hieronder weergegeven orgaan. De examencommissie Behandelt klachten over: • niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of assessor. • procedures en voortgang van de examens • vrijstellingen en EVC’s • eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) Pas nadat de behandeling van de klacht door de examencommissie, niet leidt tot een wederzijdsbevredigende oplossing, kan de klager in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens (art. 7.61 WHW). Het College van beroep voor de examens Is bevoegd te besluiten over beslissingen: • over behaalde studiepunten en het met goed gevolg hebben afgelegd van een afsluiten examen • over de omvang van verleende vrijstellingen • over toelating tot de examens • over resultaat van nader onderzoek t.b.v. al dan niet toelating tot de opleiding • van de examencommissies en assessoren • over vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek • toelatingseisen tot masteropleidingen De Geschillen Advies Commissie • behandelt de bezwaren en klachten over studievoortgang, waarvoor het College van beroep voor de examens niet bevoegd is. (art.7.63a lid 2 WHW) (bijvoorbeeld over een door het instellingbestuur uitgebracht bindend (negatief) studieadvies) • gaat na of een minnelijke schikking tussen partijen mogelijk is (art. 7.63a lid 3 WHW) • brengt advies uit aan het instellingsbestuur.
8.2 8.3
8.3.1
8.3.2
8.3.3
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 10 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage12/I: Onderwijsprogramma’s per opleiding
Het totale curriculum is per opleiding weergegeven in een onderwijsprogramma. De basis voor de onderwijsprogramma’s wordt gevormd door de beroepssituaties. Andere onderdelen in de onderwijsprogramma’s zijn vrije keuze, professionele ontwikkeling en fase assessment. De titel en de omvang in ECTS van alle onderdelen in de onderwijsprogramma’s zijn op de volgende pagina’s te vinden. Voor meer inhoudelijke omschrijving van de onderdelen en verdere detaillering van het programma wordt verwezen naar de studiehandleidingen welke in te zien zijn via het Stoas Intranet. De studiehandleiding geeft ook inzicht in de samenhang tussen de onderdelen uit het onderwijsprogramma en inzicht in de competentiegerichte werkwijze van Stoas. Tevens worden hierin de onderbouwingen gevonden van de WHW-artikelen 7.13.2b, 7.13.2c, 7.13.2d, 7.13.2l, en 7.13.2t
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 11 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Onderwijsprogramma Stoas Croho-code 34899 Opleiding: Bachelor Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 240 ECTS Curriculum o.b.v. fase-assessments Code
Onderdeel
Studielast ECTS Opmerkingen
Propedeuse fase
60
BE1
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
13
BS01
Vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
13
Aangegeven onderdelen
BS02
Leersituaties met praktische instructie
13
zijn voorwaardelijk
BS07
Organiseren en samenwerken
13
om deel te kunnen nemen
PVK
Vrije keuze propedeuse
2
aan het fase-assessment
PPO
Professionele ontwikkeling propedeuse
2
PA
Propedeuse-assessment
4
Hoofdfase
90
BE2
Bedrijfsmanagement en ondernemen
13
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
13
BS04
Organiseren en begeleiden van leren in leergroepen
13
Aangegeven onderdelen
BS05
Begeleiding van leerlingen
13
zijn voorwaardelijk
BS06
Onderzoek en advies in de groene sector
13
om deel te kunnen nemen
BS08
Professionalisering in de vakrichting
13
aan het fase-assessment
HVK
Vrije keuze hoofdfase
3
HPO
Professionele ontwikkeling hoofdfase
3
HA
Assessment hoofdfase
6
Afstudeerfase
90
BS09
Ontwikkelsituaties in het onderwijs / bedrijf
13
Aangegeven onderdelen
BS10
Persoonlijk functioneren
13
incl. 3 keuzen zijn
BSAO
Afstudereeronderzoek
13
voorwaardelijk -
AVK
Vrije keuze afstudeerfase
4
om deel te kunnen
APO
Professionele ontwikkeling afstudeerfase
4
aan het fase-assessment
FA
Assessment afstudeerfase
4
BS11
Beoordelingssituaties
13
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
13
BS13
Opleidingssituaties in bedrijven en organisaties
13
BS14
Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector
13
BS15
Bestuurlijke- en beleidssituaties in de groene sector
13
BS16
Kwaliteit- en logistieke situaties in de groene sector
13
BS17
Managementsituaties in de groene sector
13
BS18
Beroepsbegeleidende situaties in de groene sector
13
BS19
Ontwerp en vormgevingssituaties
13
BS20
Beroepsoriënterende situaties
13
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 12 van 26
3x keuze
versie 1.0, septmber 2015
Onderwijsprogramma Stoas Croho-code 35423 Opleiding: Bachelor Consumptieve techniek I en II Studielast 240 ECTS Curriculum o.b.v. fase-assessments Code
Onderdeel
Studielast ECTS Opmerkingen
Propedeuse fase
60
BE1
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
13
BS01CO
Vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling CT
13
Aangegeven onderdelen
BS02
Leersituaties met praktische instructie
13
zijn voorwaardelijk
BS07
Organiseren en samenwerken
13
om deel te kunnen nemen
PVK
Vrije keuze propedeuse
2
aan het fase-assessment
PPO
Professionele ontwikkeling propedeuse
2
PA
Propedeuse-assessment
4
Hoofdfase
90
BE2
Bedrijfsmanagement en ondernemen
13
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
13
BS04
Organiseren en begeleiden van leren in leergroepen
13
Aangegeven onderdelen
BS05
Begeleiding van leerlingen
13
zijn voorwaardelijk
BS06CO
Onderzoek en advies in de consumptieve sector
13
om deel te kunnen nemen
BS08CO
Professionalisering in de vakrichting CT
13
aan het fase-assessment
HVK
Vrije keuze hoofdfase
3
HPO
Professionele ontwikkeling hoofdfase
3
HA
Assessment hoofdfase
6
Afstudeerfase
90
BS09
Ontwikkelsituaties in het onderwijs / bedrijf
13
BS10
Persoonlijk functioneren
13
Aangegeven onderdelen
BS22
Vakdidactiek en vakkennis CT (naam en code is voorlopig)
13
incl. 2 keuzen zijn
BSAO
Afstudeeronderzoek
13
voorwaardelijk om deel te
AVK
Vrije keuze afstudeerfase
4
te kunnen nemen
APO
Professionele ontwikkeling afstudeerfase
4
aan het fase-assessment
FA
Assessment afstudeerfase
4
BS11
Beoordelingssituaties
13
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
13
BS17
Managementsituaties in de groene sector
13
BS20
Beroepsoriënterende situaties
13
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 13 van 26
2 x keuze
versie 1.0, septmber 2015
Onderwijsprogramma Stoas Croho-code 80015 Opleiding: Associate degree Educatie & kennismanagement groene sector Bloemsierkunst Studielast 120 ECTS Curriculum o.b.v. fase-assessments Code
Onderdeel
Studielast ECTS Opmerkingen
Propedeuse fase
60
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
13
ADBK
Basiseenheid Bloemsierkunst Ad
13
Aangegeven onderdelen
BS02
Leersituaties met praktische instructie
13
zijn voorwaardelijk
BS08
Professionalisering in de vakrichting Bloemsierkunst
13
om deel te kunnen nemen
PVK
Vrije keuze propedeuse
2
aan het fase-assessment
PPO
Professionele ontwikkeling propedeuse
2
PA
Assessment propedeuse
4
Associate degree-fase
60
BS14
Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector
13
BS17
Managementsituaties in de groene sector
13
Aangegeven onderdelen
BS19
Ontwerp en vormgevingssituaties
13
zijn voorwaardelijk
BSAB
Afstuderen AdBK*
13
om deel te kunnen nemen
ADVK
Vrije keuze Ad-fase
2
aan het fase-assessment
ADPO
Professionele ontwikkeling Ad-fase
2
ADA
Assessment Ad-fase
4
* Bij doorstroom naar B-opleiding EKM wordt BSAB vervangen door Onderwijspotentie BS02 (5 EC), Scheikunde (2 EC), Natuurkunde (2 EC) + Biologie( 2 EC) + Ecologie BS01 (2 EC).
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 14 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Onderwijsprogramma Stoas Croho-code 80064 Opleiding: Associate degreeOnderwijsondersteuner Educatie & kennismanagement groene sector Studielast 120 ECTS Curriculum o.b.v. fase-assessments Code
Onderdeel
Studielast ECTS Opmerkingen
Propedeuse fase
60
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
13
BS01
Vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling
13
Aangegeven onderdelen
BS02
Leersituaties met praktische instructie
13
zijn voorwaardelijk
BS07
Organiseren en samenwerken
13
om deel te kunnen nemen
PVK
Vrije keuze propedeuse
2
aan het fase-assessment
PPO
Professionele ontwikkeling propedeuse
2
PA
Assessment propedeuse
4
Associate Degree fase
60
BE2
Bedrijfsmanagement en ondernemen
13
Aangegeven onderdelen
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
13
incl. 1 keuze zijn voorwaar-
BS05
Begeleiding van leerlingen
13
delijk om deel te kunnen
ADVK
Vrije keuze Ad-fase
2
aan het fase-assessment
ADPO
Professionele ontwikkeling Ad-fase
2
ADA
Assessment Ad-fase
4
BS06
Onderzoek en advies in de groene sector
13
BS08
Professionalisering in de vakrichting
13
BS12
Leersituaties met leer- en gedragsproblemen
13
BS20
Werken in beroepsoriënterende situaties
13
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 15 van 26
1x keuze
versie 1.0, septmber 2015
Onderwijsprogramma Stoas Croho-code 80052 Opleiding: Associate degree Onderwijsondersteuner Consumptieve techniek I en II Studielast 120 ECTS Curriculum o.b.v. fase-assessments Code
Onderdeel
Studielast ECTS Opmerkingen
Propedeuse fase
60
BE01
Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse/Vak*
13
BS01CO
Vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling CT
13
Aangegeven onderdelen
BS02
Leersituaties met praktische instructie
13
zijn voorwaardelijk
BS07
Organiseren en samenwerken
13
om deel te kunnen nemen
PVK
Vrije keuze propedeuse
2
aan het fase-assessment
PPO
Professionele ontwikkeling propedeuse
2
PA
Assessment propedeuse
4
Associate Degree fase
60
BE2
Bedrijfsmanagement en ondernemen
13
BS03
Leersituaties met activerende didactiek
13
Aangegeven onderdelen
BS05
Begeleiding van leerlingen
13
zijn voorwaardelijk
BS06CO
Onderzoek en advies in de consumptieve sector
13
om deel te kunnen
ADVK
Vrije keuze Ad-fase
2
aan het fase-assessment
ADPO
Professionele ontwikkeling Ad-fase
2
ADA
Assessment Ad-fase
4
De associate degree fase is voorlopig
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 16 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12/II: Reglement van de Examencommissie.
1. Inleiding In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgesteld dat een instelling voor Hoger Onderwijs voor elke opleiding of groep van opleidingen over een examencommissie moet beschikken, (artikel 7.12 van de WHW). 2. Samenstelling van de examencommissie: De commissie bestaat uit 4 personen en deze worden jaarlijks door het College van Bestuur, op voordracht de directie van Stoas, benoemd: Bij benoeming van nieuwe leden worden de zittende leden van examencommissie hierover vooraf door het CvB gehoord. De leden dienen aantoonbaar te beschikken over competenties gerelateerd aan hetzij de inhoud van het onderwijs(programma), hetzij de aard van het werkveld waarvoor de opleiding primair voorbereidt. De samenstelling is als volgt: Voorzitter (docent) Lid (docent) Lid (docent) Extern lid (lid examencommissie andere hogeschool) De commissie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. Frequentie van vergaderen De examencommissie komt minimaal 4 keer per jaar bijeen in ieder geval voorafgaand aan de vastgestelde diplomeringsmomenten. Bovendien behandelt de examencommissie minimaal 2 maal per jaar (november en mei) aanvragen voor het volgen van een minor. Data van zowel diplomeringsmomenten als examencommissie zijn opgenomen in de jaarroosters van Stoas. 4. Bevoegdheden van de examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk en bevoegd voor: 1. De uitgifte van een getuigschrift, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. 2. Het borgen van de kwaliteit van de assessments. 3. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen en vast te stellen. 4. Het aanwijzen van assessoren. 5. Het verlenen van vrijstelling voor het ondergaan van één of meer assessments. 6. Het nemen van beslissingen of maatregelen tegen de student in geval van fraude. 7. Het besluiten over aanvragen van studenten voor het volgen van een minor. Daarnaast behandelt de examencommissie klachten over: 1. niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of assessor. 2. procedures en voortgang van de examens 3. vrijstellingen en EVC’s 4. eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) 5. Werkwijze examencommissie: De werkwijze van de examencommissie is beschreven in het huishoudelijk reglement van de examencommissie. Deze werkwijze is in te zien via de ambtelijk secretaris van de examencommissie. 6. De werkwijze van de commissie bij de behandeling van klachten 6.1 Indienen van een klacht 6.1.1 Indien een student of opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de examencommissie, kan hij de examencommissie, middels een bezwaarschrift, verzoeken de beslissing te herzien 6.1.2 Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen, nadat de te wraken beslissing ter kennis van de student is gebracht, schriftelijk worden in gediend bij het centraal klachtenloket. 6.1.3 Als referentie geldt de datum waarop het bezwaarschrift bij het centraal klachtenloket is geregistreerd. 6.1.4 Alvorens de klacht in behandeling te nemen wordt deze, indien nodig,voorgelegd aan de Interne Adviescommissie voor advies. OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 17 van 26
versie 1.0, septmber 2015
6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6
6.3 6.3.1 6.3.2
6.3.3 6.3.4
Behandeling van een klacht De commissie hoort alle betrokkenen alvorens tot een besluit te komen. De commissie kan het horen aan de ambtelijk secretaris delegeren en kan daarbij ook de gegevens van de Interne Adviescommissie hierbij betrekken. Van het resultaat van het horen, wordt een verslag gemaakt. De commissie kan alleen besluiten nemen indien zij voltallig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. In geval van ex aequo besluit de voorzitter. De commissie betrekt het advies van de Interne Adviescommissie bij het nemen van het besluit. Beslissing over een klacht Wanneer de klacht niet voorgelegd wordt aan de Interne Adviescommissie geeft de commissie binnen 10 werkdagen uitslag van haar beraadslagingen. Wanneer de klacht wel voorgelegd wordt aan de Interne Adviescommissie geeft de commissie binnen tien werkdagen nadat het advies van de Interne Adviescommissie is ontvangen uitslag van haar beraadslagingen. De uitslag wordt, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld. Indien de indiener van bezwaarschrift zich niet kan verenigen met het besluit van de commissie, kan hij hiertegen in beroep gaan bij het “College van Beroep voor de examens” (CoBEx) van de hogeschool.
7. Verslaglegging examencommissie De examencommissie doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden aan het College van Bestuur.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 18 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12/III:
Reglement Interne Adviescommissie Stoas
Art. 1 Taak van de commissie De Interne Adviescommissie (IAC) behandelt klachten over of bezwaren tegen besluiten die door, een opleider, de directie van de hogeschool of een examencommissie genomen zijn. Art. 2 Bevoegdheid van de commissie 2.1 Het doel van de behandeling is een advies aan het besluitvormende orgaan. Daarnaast onderzoekt de IAC of een minnelijke schikking mogelijk is tussen het besluitvormend orgaan en de klager/bezwaarmaker. 2.2 Het resultaat van dit onderzoek wordt, indien van toepassing, op verzoek ingebracht bij de Geschillen Adviescommissie (GAC) of het College van Beroep voor de Examens (CoBEx) 2.3 De commissie is niet gerechtigd om besluiten van de directie of de examencommissie te herzien. Art. 3 Indienen van een bezwaarschrift 3.1 Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een beslissing van een opleider, de directie of van de examencommissie, kan de commissie middels een bezwaarschrift verzoeken een advies uit te brengen aan het betreffende besluitvormend orgaan. 3.2 Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de te wraken beslissing ter kennis van de student/opleider is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket Art. 4 Samenstelling van de commissie 4.1 De Interne Adviescommissie bestaat uit een technisch voorzitter, een ambtelijk secretaris, 2 docentleden en 2 studentleden. 4.2 Alleen de docentleden en de studentleden hebben stemrecht. 4.3 Indien één van de leden van de commissie direct betrokken is bij het besluit waarop het bezwaarschrift betrekking heeft, wordt uit de betreffende geleding een vervanger aangewezen. 4.4 Het secretariaat wordt verzorgd door de ambtelijk secretaris. Art. 5 Frequentie van vergaderen De commissie vergadert in een zodanige frequentie dat, indien van toepassing, voldaan kan worden aan de afhandeltermijn door de Geschillen Adviescommissie of het College van Beroep voor de Examens, van het ingebrachte geschil. Art. 6 Werkwijze en uitspraak van de commissie 6.1 Nadat de ambtelijk secretaris door het centraal klachtenloket op de hoogte is gesteld van een bezwaarschrift, roept deze zo spoedig mogelijk de commissie bijeen. 6.2 Zodra de voorzitter en van elke geleding minimaal 1 lid beschikbaar is, vergadert de commissie en brengt zij een advies uit. 6.3 De commissie hoort (mondeling of schriftelijk) alle betrokkenen alvorens tot een advies te komen. 6.4 Van het horen van de betrokkenen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. 6.5 Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij een gelijke stemverhouding valt het uiteindelijke advies in het voordeel van de student uit. Wanneer de stemmen staken wordt een neutraal advies voorgelegd aan het gremium waaraan het advies gegeven dient te worden. 6.6 Indien de commissie een bezwaar gegrond vindt, zal zij de examencommissie of faculteitsdirectie adviseren om tot een nieuw oordeel te komen. 6.7 De commissie kan in haar uitspraak een advies formuleren m.b.t. een minnelijke schikking tussen student en examencommissie of faculteitsdirectie. 6.8 De commissie doet uitspraak en brengt een advies uit aan de betrokken examencommissie of faculteitsdirectie. 6.9 De bevindingen en het advies van de commissie (de uitspraak) worden, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 19 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12/IV: Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen
1. Inleiding Onderstaand reglement heeft betrekking op de gang van zaken rond toetsen, fase assessments en opdrachten voor zover niet beschreven en niet in strijd met de bepalingen van het Onderwijs- en Examenregeling Stoas.
2. Regeling toetsen 2.1 Voorbereiding A. de surveillant: is vijf minuten voor aanvang van de toets in het lokaal aanwezig; controleert de inrichting van het lokaal en de aanwezigheid van benodigde toetsmaterialen. B. de student: zorgt ervoor vijf minuten voor aanvang in het lokaal aanwezig te zijn (in het bezit van de toegestane eigen hulpmiddelen). zorgt er voor dat hij/zij zich middels zijn/haar collegekaart of legitimatiebewijs indien gewenst kan legitimeren. C. de docent: zorgt ervoor dat de toets minimaal één werkdag voor het afnemen daarvan door een surveillant, bij de administratie aanwezig is; voorziet de toetsopgave van een universeel voorblad, waarop is aangegeven: beoordelingseenheid, groep, datum, beschikbare tijd, toegestane hulpmiddelen, regels rondom inlevering, verwijzing naar deze bijlage. 2.2 Uitvoering A. de surveillant: zorgt voor verspreiding van toetsmateriaal; controleert de indentiteit van de student. bewaakt de orde in het lokaal en grijpt in bij onregelmatigheden* (zie toelichting); verricht geen bezigheden waardoor verstoring van de rust ontstaat of onregelmatigheden kunnen plaatsvinden; neemt opgaven, uitwerkingen en kladpapier in ontvangst en ziet erop toe dat de student de presentielijst tekent; meldt eventuele onregelmatigheden en uitsluiting van deelname schriftelijk bij de betreffende docent en de schoolleiding. Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. B. de student: zorgt ervoor op het vastgestelde startmoment plaats te hebben genomen en alleen de toegestane hulpmiddelen klaar te hebben liggen; onthoudt zich van elke vorm van verstoring, zowel voor, tijdens als na het maken van de toets; verlaat niet eerder dan een half uur na aanvang van de toets het lokaal, na inlevering van toetsantwoorden, opgaven en kladpapier en tekenen van de presentielijst onder toezicht van de surveillant. Daarbij wordt de rust zoveel mogelijk bewaard. Als een student te laat binnenkomt, bepaalt de surveillant of hij alsnog aan de toets kan deelnemen. Later beginnen aan de toets geeft geen recht op een wijziging in de vastgestelde eindtijd en kan hooguit tot een half uur na aanvang toegestaan worden. Onregelmatigheden Als de student zich aan enige onregelmatigheid schuldig maakt, zal de surveillant hem van (verdere) deelname aan de toets uitsluiten. Bij uitsluiting van (verdere) deelname als gevolg van onregelmatigheden geldt de normale procedure m.b.t. inleveren en tekenen van de presentielijst. Onder een onregelmatigheid wordt o.a. verstaan: het verstoren van de rust; gebruik maken van of in bezit hebben van niet toegestane hulpmiddelen (waaronder schriftelijke of OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 20 van 26
versie 1.0, septmber 2015
elektronische informatiebronnen); het mondeling uitwisselen van gegevens; het aanbieden van informatie aan een andere student; het gebruik maken van informatie van een andere student; het meenemen van toetsopgaven en klad- en toetspapier uit het lokaal.
Consequenties In het geval van geconstateerde onregelmatigheid wordt de toets niet beoordeeld en heeft de student een toetsgelegenheid gebruikt. Indien de student vindt dat het ontzeggen van deelname door de surveillant onterecht is, kan hij bezwaar aantekenen via het centraal klachtenloket. De directie kan bij herhaling van onregelmatigheden, gepleegd door dezelfde student, na schriftelijke waarschuwing, besluiten de student uit te sluiten van deelname aan onderwijsactiviteiten voor een bepaalde periode. Overige onregelmatigheden Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. 2.3 Afhandeling A. de docent zorgt voor bekendmaken van de toetsresultaten binnen 10 werkdagen na afnemen van de toets; (conform artikel 7.13.2o van WHW) maakt bekend waar en wanneer de toetsen kunnen worden ingezien. (conform artikel 7.13.2p van WHW) Levert binnen 5 werkdagen na bekendmaken van de toetsresultaten deze, ter verwerking in het studentenvolgsysteem, aan bij studentzaken. B. Studentzaken Verwerkt binnen 5 werkdagen de aangeleverde resultaten in het studentenvolgsysteem
3. Regeling toetsgelegenheden A. de afdeling studentzaken: zorgt ervoor dat tijdstippen van toetsgelegenheden ten minste twee weken van tevoren bekend worden gemaakt. B. de student: schrijft zich in voor de herkansingstoetsen, via het daarvoor beschikbare elektronische systeem of, als daarom verzocht wordt, op een schriftelijke wijze.
4. Regeling assessments Alle regelingen rondom assessments en het afnemen van assessments zijn vastgelegd in de regeling ‘Beoordelen en assessen Stoas voor Fase-assessments’ wat beschikbaar is via het Stoas Intranet. Voor het overige gelden dezelfde regels als in dit reglement beschreven staat voor toetsen. Zie hiervoor regeling toetsen,
5. Regeling opdrachten A. de docent: geeft in de omschrijving van het onderdeel of in een aanvullende opdrachtbeschrijving inleverdatum, eisen en beoordelingscriteria aan; maakt binnen 20 werkdagen dagen na de uiterste inleverdatum de beoordeling bekend; (conform artikel 7.13.2o van WHW) geeft de student gelegenheid het beoordeelde product en de schriftelijke argumentatie van de beoordeling in te zien. (conform artikelen 7.13.2p en 7.13.2q van WHW) Levert binnen 5 werkdagen na bekendmaken van het resultaat deze, ter verwerking in het studentenvolgsysteem, aan bij studentzaken.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 21 van 26
versie 1.0, septmber 2015
B. de student: zorgt voor tijdige inlevering van een opdracht die aan de gestelde eisen m.b.t. vormgeving, samenstelling en inhoud voldoet; zorgt ervoor dat het ontvangstbewijs ingevuld bijgeleverd wordt, zodat het kan worden geparafeerd door een medewerker van Stoas. C. Studentzaken Verwerkt binnen 5 werkdagen de aangeleverde resultaten in het studentenvolgsysteem Onregelmatigheden Als de student zich schuldig maakt aan enige vorm van fraude, in welke vorm of omvang dan ook, wordt de opdracht niet beoordeeld. De docent meldt dit voorval aan zijn of haar teamleider en aan de examencommissie.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 22 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12/V:
Huishoudelijk reglement studievoortgangvergaderingen
1. Inleiding In dit reglement worden werkwijzen, frequenties etc. beschreven rond de organisatie van de studievoortgangsvergaderingen.
2. Frequentie van de vergaderingen 2 keer per studiejaar. Eén vergadering medio februari en een tweede begin juli.
3. Doel van de vergaderingen De studievoortgangsvergadering van Stoas heeft enerzijds een adviserende rol en anderzijds een besluitvormende rol richting de student. De volgende zaken komen daarbij aan de orde: Het vaststellen van de reservering van de student voor volgend studiejaar Het geven van een (gestandaardiseerd) studieadvies (indien nodig) Het geven van een formele waarschuwing bij dreigend bindend negatief studieadvies, conform artikel 6.2.7 van de OER.
4. Samenstelling studievoortgangsvergadering. Beide locaties hebben hun eigen studievoortgangsvergadering. De vergadering bestaat uit 3 personen:
Teamleider Medewerker studentzaken Fasebegeleider betreffende student
voorzitter secretaris lid
5. Voorbereiding vergadering 1
De medewerkers studentzaken dragen zorg voor het invoeren van de behaalde studieresultaten in het studentenvolgsysteem en verstrekken de deelnemers 2 dagen voor de vergadering een overzicht met daarin de volgende gegevens:
2
Reservering van de student voor volgend studiejaar Behaalde studieresultaten en achterstanden t.o.v. eerder reserveringen Voorgenomen definitieve plaatsing voor volgend studiejaar Voorgenomen studieadvies, eventueel aangevuld met een advies voor het sturen van een waarschuwingsbrief rond een Bindend Negatief Studieadvies. De fasebegeleider bespreekt vooraf aan de vergadering met de student zijn studievoortgang. Tevens worden dan zijn reserveringen doorgenomen voor volgend studiejaar. Indien nodig dient de fasebegeleider duidelijkheid te krijgen welke beroepssituaties de voorkeur van de student hebben om te gaan volgen bij dreigende studiebelemmering.
6. Gang van zaken tijdens de vergadering 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
8.
De leiding van de studievoortgangsvergaderingen is in handen van een teamleider. Aan het begin van de vergadering wordt de lijst met voorstellen (zie 5.1) verspreid. De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. Van iedere student wordt het advies besproken en wordt een besluit genomen over de in paragraaf 2 genoemde doelen. Van de besprekingen worden per student besluiten vastgelegd. Deze besluitenlijsten worden zo geformuleerd dat de fasebegeleider de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. Besluiten die tijdens de vergadering worden genomen, worden per student afzonderlijk genoteerd. Wanneer er een beslissing moet worden genomen, wordt gestreefd naar consensus; indien dit niet haalbaar is brengt de voorzitter een voorstel in stemming. Daarnaast wordt er een stemming gehouden wanneer één of meer van de aanwezigen daarom vragen. Een voorstel is aangenomen wanneer er meer stemmen vóór dan tegen zijn uitgebracht. Wanneer de aantallen voor- en tegenstemmen gelijk zijn, neemt de voorzitter een besluit.
7. Gang van zaken na de vergadering OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 23 van 26
versie 1.0, septmber 2015
1. 2. 3. 4.
De voorzitter controleert de besluitenlijst en tekent voor akkoord. De fasebegeleider zorgt dat alle studenten van zijn fasebegeleidings-groep mondeling op de hoogte worden gebracht van eventuele besluiten en licht die (zo nodig) toe. Studentzaken brengt iedere student binnen 2 weken schriftelijk op de hoogte van genomen besluiten. Aan het verslag van de vergadering kunnen, in het geval van administratieve fouten, geen rechten worden ontleend.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 24 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12/VI:
Regels met betrekking tot studievoortgang
1
Inleiding
1.1
In deze bijlage worden de voorwaarden beschreven waaronder een student kan verder studeren aan Stoas. Het betreffen regels die door de studievoortgangvergadering en studentzaken gehanteerd zullen worden om te bepalen hoe en binnen welke beroepssituaties de student het volgende semester kan en mag studeren.
2
Reserveren beroepssituaties
2.1
2.6 2.7
Het reserveren van BS-en is gebaseerd op de studieroutes. Spelregels rond mogelijkheden tot reserveren van BS-en worden vooraf aan iedere reserveringsmogelijkheid met de studenten gecommuniceerd. Een student mag maximaal 6 verschillende beroepssituaties per semester.reserveren. De reserveringsmomenten zijn ieder studiejaar in april/mei en november/december. Niet volledig afgeronde beroepssituaties nemen daarbij altijd de eerste reserveringsplaatsen in voor het volgende semester. De studievoortgangsvergadering/studentzaken zal op aangeven van de fasebegeleider bepalen welke beroepssituatie(s) daarbij eventueel komen te vervallen. Studenten die door de studievoortgangsvergadering in juli een belemmering op hun reservering opgelegd hebben gekregen en voor 15 september van het volgende studiejaar beroepssituaties afronden hebben de mogelijkheid om voor 15 september een verzoek aan de teamleiding te richten om de belemmerde beroepssituaties alsnog te kunnen gaan volgen. Hard gegeven daarbij blijft dat maximaal 6 beroepssituaties niet volledig afgerond kunnen zijn. Daarnaast kunnen studenten medio november/december reserveren voor het 2 e semester. Het volledig afronden van beroepssituaties in de laatste assessmentweek van semester 1 biedt geen mogelijkheid om nieuwe reserveringsplaatsen voor het 2e semester te openen. Uitgangspunt is verder dat studenten per jaar van 4 beroepssituaties het flankerende onderwijs kunnen volgen De regels zijn op zowel voltijd- als deeltijdstudenten van toepassing. Voor de propedeuse zijn aanvullende eisen gesteld (zie art. 6.2 van OER)
3
Toelating afstudeeropdracht
3.1
Studenten kunnen pas starten met de uitvoering van de afstudeeropdracht wanneer het propedeuse- en hoofdfase-assessment zijn behaald. Nadere regels hieromtrent dienen nog nader vastgelegd te worden in een regeling ‘Afstuderen’ staan omschreven in de regeling ‘Opzet afstudeerfase’
4
Uitzonderingen
4.1
De studievoortgangvergadering heeft de mogelijkheid om, voorzien van een deugdelijke motivatie, af te wijken van het beschrevene in deze bijlage. Met dien verstande dat de rechten die de student aan deze bijlage kan ontlenen zijn gewaarborgd. Zie hiervoor ook artikel 8.1 van OER.
2.2 2.3
2.4
2.5
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 25 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 12/VII Huishoudelijk reglement studentbesprekingen 1 Inleiding In dit reglement worden werkwijzen, frequenties etc. beschreven rond de organisatie van studentbesprekingen.
2 Frequenties De frequentie van deze bijeenkomsten wordt ingegeven door de behoefte van de fasebegeleiders om informatie over de studenten te verzamelen. De organisatie zal meestal op aangeven van de betreffende teamleider of een door hem hiervoor aangezocht persoon plaatsvinden.
3 Doel van studentbesprekingen Studentbesprekingen hebben als functie de betreffende fasebegeleider te voeden met informatie over de studenten die hij begeleidt om zodoende: Informatie te verzamelen t.b.v. de begeleiding van de student Informatie te verzamelen welke gebruikt kan worden tijdens de studievoortgangsvergaderingen. Informatie te verzamelen welke nodig is bij eventuele bespreekgevallen tijdens examencommissievergaderingen, of bij eventuele beroeps-, bezwaar- of klachtenprocedures. Studentbesprekingen richten zich daarbij op 3 zaken: Studievoortgang Studievaardigheden Studiehouding.
4 Samenstelling studentbesprekingen De bijeenkomsten met studentbesprekingen worden bijgewoond door de begeleiders en flo-docenten van de betreffende student.
5 Voorbereiding van de studentbesprekingen
De besprekingen worden voorbereid door de betrokken fasebegeleiders De fasebegeleider verzamelt vooraf relevante informatie waaronder feedback van de begeleiders en Flankerend Onderwijs docenten in een gestandaardiseerd format. Studentzaken verstrekt actuele studievoortganggegevens van de student.
6 Gang van zaken tijdens studentbesprekingen 1 De betrokken fasebegeleider zit de bijeenkomst voor. 2 Aan het begin van de vergadering wordt een lijst met voorstellen verspreid. 3 De voorzitter van de vergadering ziet erop toe dat de besprekingen naar sfeer en inhoud zodanig verlopen dat de betreffende student bij de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. 4 Ieder student wordt besproken o.b.v. aangeleverde feedback van begeleider/docent en de beschikbare studievoortgangsgegevens en richt zich op de geformuleerde doelen onder paragraaf 3 5 Van de besprekingen worden de bespreekpunten schriftelijk vastgelegd met een zodanige formulering dat de fasebegeleider de letterlijke tekst aan de student kan voorleggen als uitgangspunt voor een begeleidingsgesprek. 6 Na vastlegging van de besproken punten worden deze gearchiveerd door de administratie.
7 Gang van zaken na de studentbespreking De fasebegeleider bespreekt de bevindingen van de bijeenkomst met de student en gebruikt de ingebrachte informatie voor de in paragraaf 3 gestelde doelen.
OER-Fase_ass 2015-2016 incl CT
Pagina 26 van 26
versie 1.0, septmber 2015
Bijlage 13
OER 2015-2016 onderwijs- en examenregeling 2015-2016 van de Bachelor- en Ad-opleidingen: 35423 80052
Consumptieve techniek I en II, deeltijd AD onderwijsondersteuner Consumptieve Techniek I en II, deeltijd en duaal
van Stoas Wageningen Vilentum Hogeschool
Deze Onderwijs- en Examenregeling is van toepassing voor studenten van de hierboven genoemde opleidingen waarvan de startdatum van de opleiding voor 1 september 2014 ligt.
OER_CT_2015-2016_Oud
Pagina 1 van 30
versie 0.5, april 2015
INHOUDSOPGAVE
A – Onderwijs- en examenregeling .............................................................................................................. 3 Paragraaf 1 Algemene bepalingen ................................................................................................................ 3 Artikel 1 Definities ..................................................................................................................................... 3 Paragraaf 2 Toelating bacheloropleiding ...................................................................................................... 6 Artikel 2 Eisen vooropleiding ..................................................................................................................... 6 Artikel 3 Eisen bezitters buitenlandse diploma’s/internationale studenten ............................................... 6 Artikel 4 Eisen werkkring ........................................................................................................................... 6 Paragraaf 3 Intake assessment, vrijstellingen, versnelling ........................................................................... 6 Artikel 5 Intake assessment ...................................................................................................................... 6 Artikel 6 Vrijstellingen ................................................................................................................................ 7 Artikel 7 Versnelling/maatwerk .................................................................................................................. 7 Paragraaf 4 Inhoud onderwijs ....................................................................................................................... 7 Artikel 8 Opleidingsprofiel – afstudeerrichtingen/differentiaties - beroepsvereisten ................................. 7 Artikel 9 Inhoud opleiding .......................................................................................................................... 7 Artikel 10 Overzicht onderwijseenheden en studiepunten ........................................................................ 7 Artikel 11 Inhoud Minors en andere speciale programma’s ..................................................................... 9 Artikel 12 Onderwijsactiviteiten ............................................................................................................... 10 Paragraaf 5 Studieloopbaanbegeleiding, functiebeperking, bestuurlijk activiteiten, topsport ..................... 12 Artikel 13 Studieloopbaanbegeleiding .................................................................................................... 12 Artikel 14 Bijzondere voorzieningen voor studenten met een functiebeperking ..................................... 13 Artikel 15 Bestuurlijk actieve studenten .................................................................................................. 13 Artikel 16 Topsport .................................................................................................................................. 13 Paragraaf 6 Toetsen, beoordelen en studievoortgang ................................................................................ 14 Artikel 17 Toetssoorten ........................................................................................................................... 14 Artikel 18 Overzicht toetsen .................................................................................................................... 14 Artikel 19 Toetsen en beoordelen ........................................................................................................... 14 Artikel 20 Tijdsduur toets en hulpmiddelen toets .................................................................................... 14 Artikel 21 Deelname competentie-examens ........................................................................................... 14 Artikel 22 Aanmelding toetsen ................................................................................................................ 15 Artikel 23 Legitimatie bij toetsen ............................................................................................................. 16 Artikel 24 Normering toetsen .................................................................................................................. 16 Artikel 25 Uitslag toetsing ....................................................................................................................... 16 Artikel 26 Verhindering van deelname aan toetsen ................................................................................ 17 Artikel 27 Verzoek tot herziening ............................................................................................................ 17 Artikel 28 Herkansing .............................................................................................................................. 17 Artikel 29 Geldigheidsduur behaalde resultaten ..................................................................................... 18 Artikel 30 Afstudeerscriptie - Kennisbank ............................................................................................... 18 Artikel 31 Studievoortgang ...................................................................................................................... 18 Artikel 32 Studieadvies ........................................................................................................................... 19 Artikel 33 Aanvullende bepalingen afwijzend studieadvies .................................................................... 21 Paragraaf 7 Afsluiting opleiding .................................................................................................................. 22 Artikel 34 Examens – getuigschriften – diploma supplement ................................................................. 22 Artikel 35 Verklaring bij vertrek ............................................................................................................... 22 Artikel 36 Doorstroom ............................................................................................................................. 22 Paragraaf 8 Onregelmatigheden en fraude ................................................................................................. 23 Artikel 37 Onregelmatigheden en fraude ................................................................................................ 23 Paragraaf 9 Examencommissie, beroepsmogelijkheid ............................................................................... 23 Artikel 38 - Examencommissie ................................................................................................................ 23 Artikel 39 - Beroepsmogelijkheid ............................................................................................................ 23 Paragraaf 10 Bewaring en hardheidsclausule ............................................................................................ 23 Artikel 40 Bewaring ................................................................................................................................. 23 Artikel 41 Hardheidsclausule .................................................................................................................. 24 Paragraaf 11 Slot- en invoeringsbepalingen ............................................................................................... 24 Artikel 42 Inwerkingtreding, wijziging, bekendmaking en citeertitel ........................................................ 24 Artikel 43 Overgangsbepalingen ............................................................................................................. 24 Artikel 44 Onvoorziene gevallen ............................................................................................................. 25 Bijlage 13/I: Reglement van de Examencommissie. ............................................................................... 26 Bijlage 13/II: Reglement Interne Adviescommissie Stoas .................................................................... 28 Bijlage 13/III: Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen ...................................... 29
OER_CT_2015-2016
Pagina 2 van 30
versie 1.0, september 2015
A – Onderwijs- en examenregeling Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Definities Afstudeerrichting Assessment Assessor Associate degree Beroepsvereisten Cohort
College van beroep voor de examens
College van Bestuur Competentie
Competentie-examen CROHO
Deeltijdse opleiding
Deficiëntie Differentiatie
Diplomasupplement
Duale opleiding
DUO ECTS
Eindkwalificaties OER_CT_2015-2016
Een specialisatie binnen een opleiding. Verzamelnaam voor toetsen die gericht zijn op het beoordelen van competenties in zo authentiek mogelijke beroepssituaties. Examinator, degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven. Het associate degree (AD) is een tussenniveau in het hoger beroepsonderwijs tussen ‘mbo-4’ en ‘hbo-bachelor’. Vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld. (artikel 7.6 van de Wet) De groep studenten die op dezelfde peildatum en voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER van toepassing is. Bij inschrijving in een hoger jaar wordt per student bepaald bij welk cohort hij kan aansluiten. Het College zoals bedoeld in de artikelen 7.60 t/m 7.63 van de Wet en artikel 45 en 46 van het studentenstatuut. Inrichting, taken en bevoegdheden zijn geregeld in het door het College van beroep vastgestelde Reglement van orde dat door het College van Bestuur is vastgesteld. Het leidinggevend bestuurlijk orgaan van de Aeres-groep, als zodanig beschreven in de statuten en de Wet. Een cluster van verwante kennis, vaardigheden en houdingen die van invloed is op een belangrijk deel van iemands taak, die samengaat met de prestatie op de taak, die kan worden gemeten en getoetst aan aanvaardbare normen en die kan worden verbeterd door middel van training en ontwikkeling. Toetsing waarbij wordt beoordeeld of een student bepaalde competenties bezit. Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin alle opleidingen zijn vermeld, die, indien met voldoende resultaat zijn afgelegd, een officieel getuigschrift HBO-onderwijs opleveren met de daarbij behorende graad (associate degree, bachelor of master). Een opleiding die zodanig is ingericht dat rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de student ook in beslag kan worden genomen door andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Deel van een bacheloropleiding dat bijdraagt aan de generieke of specifieke competenties, gericht op een verdieping in een bepaalde richting van het werkveld. Document volgens het Europees vastgestelde format dat aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de aard, het niveau, de context, de inhoud en de status van de opleiding. Een duale opleiding is een opleiding, die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat uit een onderwijs- en een beroepsuitoefeningsdeel. De beroepsuitoefening is onderdeel van het studieprogramma van de opleiding. Dienst uitvoering onderwijs, organisatie waarin de IB-Groep is ondergebracht. European Credit Transfer System. Het systeem om de studiepunten aan te duiden zodanig dat internationale vergelijking mogelijk is. Zie ook: studiepunt Kwalificaties waarover de student moet beschikken wanneer hij de opleiding heeft afgerond. Pagina 3 van 30
versie 1.0, september 2015
Ervaringscertificaat EVC Examen
Examencommissie Examinator
Exit-assessment Faculteitsdirectie Fraude
Getuigschrift IELTS Instelling Intake assessment
Major
Minor Nt2-diploma
OER Onderwijseenheid
Onderwijsactiviteiten Onderwijsperiode Opleiding
Opleidingscommissie Opleidingsprofiel
OER_CT_2015-2016
Een rapportage met betrekking tot een erkenning van verworven competenties dat is afgegeven door een erkend EVC-aanbieder. Erkenning van eerder Verworven Competenties. Afsluiting van (de propedeutische fase van) een opleiding of van het associate degree programma. Het afsluitend examen kan tevens omvatten een aanvullend onderzoek dat door de examencommissie zelf wordt verricht Het college van personen als bedoeld in artikel 7.12 van de Wet. Lid van het personeel, door de examencommissie aangewezen voor het afnemen van toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan, alsmede deskundigen van buiten de instelling. Deel van een competentie-examen dat op verzoek van de student plaatsvindt als hij tussentijds met zijn opleiding wenst te stoppen. Functionaris(sen) die de leiding hebben over een faculteit van Vilentum Hogeschool Elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht, vaardigheden, competenties, (beroeps)houding, reflectie e.d. geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. Het getuigschrift zoals bedoeld in artikel 7.11 van de Wet. International English Language Testing System, instrument ten behoeve van het vaststellen van de taalvaardigheid in de Engelse taal. Stoas Wageningen Vilentum Hogeschool Assessment dat op verzoek van de student plaatsvindt voor aanvang van de opleiding als de student denkt te beschikken over eerder verworven competenties. Op basis van de resultaten van het intake assessment kunnen vrijstellingen verleend worden door de examencommissie. Dat deel van een bacheloropleiding met een studielast van 210 studiepunten dat bijdraagt aan de competenties van een bacheloropleiding en rechtstreeks verband houdt met de registratie van de opleiding(en) in het CROHO. Keuzeprogramma binnen een bacheloropleiding met een studielast van 30 studiepunten dat bijdraagt aan generieke of specifieke competenties. Diploma van het officiële Staatsexamen Nt2 (Nederlandse Taal als tweede taal) waarvan het programma II als richtlijn geldt voor de toelating tot het hoger onderwijs. Onderwijs- en examenregeling. Onderdeel van een opleiding dat met een tentamen wordt afgesloten, als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 van de Wet of een aanvullend onderzoek uitgevoerd door de examencommissie als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 van de Wet. Onderwijseenheden kunnen betrekking hebben op de beoordeling van (een) competenties(s), van een onderdeel van competenties (kennis, inzicht, vaardigheden, houding), van een combinatie van competenties of van de minor. Na het behalen van het tentamen van een onderwijseenheid worden de studiepunten behorende bij de onderwijseenheid toegekend. Het onderwijs dat wordt aangeboden dat de student kan benutten om zijn leerproces te ondersteunen. Periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Commissie voor advies en beoordeling betreffende het onderwijs en de OER (zie Reglement opleidingscommissies). Het totaal van eindkwalificaties waarvoor de opleiding opleidt, dat wil zeggen de beroepscompetenties op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Pagina 4 van 30
versie 1.0, september 2015
Portfolio Postpropedeuse Propedeuse Student Studentendecaan
Studentenstatuut Studieadvies
Studiejaar Studielast Studieloopbaanbegeleider Studieprogramma Studiepunt
Tentamen
Toets Topsportregeling Voltijdse opleiding
Vrijstelling WEB Wet
OER_CT_2015-2016
(Digitale) verzameling van bewijsstukken waarin de student kan aantonen dat hij de competenties van een bepaalde opleiding beheerst. Tweede fase in een bacheloropleiding. Deze bestaat uit de hoofdfase en de afstudeerfase (afgekort als H-fase en A-fase). Eerste fase in een bacheloropleiding. Degene die bij de instelling ingeschreven is als bedoeld in artikel 7.32 t/m 7.34 van de Wet. Het door het College van Bestuur benoemde personeelslid belast met het behartigen van de belangen van studenten, het verlenen van hulp bij voorkomende problemen en het informeren en adviseren. Het statuut waarin de rechten en plichten van studenten staan vermeld. Een advies dat door de bacheloropleiding op het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase aan de student wordt uitgereikt over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding; aan dit advies kan ook een bindende afwijzing verbonden zijn. De periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daarop volgende jaar. De genormeerde tijdsinvestering in eenheden van 28 studiebelastingsuren verbonden aan het studieprogramma. Begeleider van een student bij o.a. de planning, de aanpak, de te maken keuzes en de voortgang van de studieloopbaan. Samenhangend geheel van onderwijsactiviteiten die een student volgt in het kader van zijn opleiding. Een studiepunt is gelijk aan 28 genormeerde studiebelastingsuren. Studiepunten worden toegekend indien het tentamen van een onderwijseenheid met goed gevolg is afgelegd. Internationaal wordt hiervoor de term ECTS credits gebruikt. Een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden en/of competenties bij de afsluiting van een onderwijseenheid alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dit onderzoek. (artikel 7.10 lid 1 van de Wet) Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen. Activiteit op grond waarvan wordt beoordeeld of een student bepaalde kennis, inzicht, vaardigheden en / of competenties bezit. Regeling, waarin is vastgelegd welke studenten in aanmerking komen voor deze regeling en op welke faciliteiten een beroep kan worden gedaan. Een voltijdse opleiding is een opleiding die is ingericht zonder dat rekening is gehouden met het verrichten van andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Gehele of gedeeltelijke ontheffing om te voldoen aan inschrijvings- en / of toelatingsvoorwaarden en / of het afleggen van tentamens. Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Staatsblad 1995, 501 en de latere aanvullingen en wijzigingen). Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW Staatsblad 593, 1992 en de latere aanvullingen en wijzigingen).
Pagina 5 van 30
versie 1.0, september 2015
Paragraaf 2 Toelating bacheloropleiding Artikel 2 Eisen vooropleiding 1. Voor de inschrijving bij bachelor- en Ad-opleiding consumptieve techniek geldt als vooropleidingseis het bezit van een diploma vwo, havo (met profielen) of een mbo-diploma van een middenkaderopleiding, een specialistenopleiding of een bij ministeriële regeling aangewezen vakopleiding. (art. 7.24 van de Wet) 2. Voor de opleidingen consumptieve techniek gelden geen nadere vooropleidingseisen. 3. Voor inschrijving bij de bacheloropleiding gelden geen aanvullende eisen (zoals bedoeld in art. 7.26 en 7.26a van de Wet). 4. Studenten die bij hun start bij de opleiding 21 jaar of ouder zijn en niet voldoen aan de vooropleidingseisen en niet hier van zijn vrijgesteld kunnen op grond van een toelatingsonderzoek van deze vooropleidingseisen vrijgesteld worden. (art. 7.29 van de Wet) (zie ook artikel 3, lid 6). Bij dit onderzoek wordt nagegaan of de student blijk geeft van geschiktheid voor het onderwijs in de bacheloropleiding en beschikt over voldoende beheersing van de Nederlandse taal. 5. Ten aanzien van andere dan bovengenoemde genoemde diploma’s beslist de faculteitsdirectie of het diploma op grond waarvan de student om toelating verzoekt gelijkwaardig is en toelating biedt tot de opleiding. Studenten dienen wel te voldoen aan eventuele nadere vooropleidingeisen (lid 4) en eventuele aanvullende eisen (lid 5). (art. 7.28 van de Wet) Artikel 3 Eisen bezitters buitenlandse diploma’s/internationale studenten 1. Een bezitter van een buitenlands diploma mag niet deelnemen aan toetsen met studiepunten van de propedeuse van een Nederlandstalige opleiding voordat hij de examencommissie het bewijs heeft geleverd van voldoende taalbeheersing van het Nederlands. (art. 7.28 van de Wet) Beheersing van de Nederlandse taal is vereist op niveau Nt2, programma II. De certificaten Nederlands als Vreemde Taal, Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs en Profiel Academische Taalvaardigheid kunnen als gelijkwaardig worden beschouwd. 2. De faculteitsdirectie kan eveneens bepalen dat een bezitter van een buitenlands diploma pas wordt ingeschreven als hij bewijs heeft geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. (art. 7.28 van de Wet) Beheersing van de Nederlandse taal is vereist op niveau Nt2, programma II. 3. Buitenlandse studenten, die 18 jaar of ouder zijn op de datum van eerste inschrijving moeten beschikken over een geldige verblijfsvergunning. (art. 7.32 van de Wet) 4. Voor buitenlandse studenten met een verblijfsvergunning geldt de eis dat ze jaarlijks minimaal 50% van de studiepunten behaald moeten hebben. Bij een lagere score zal melding aan de IND plaatsvinden, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de student niet aan zijn verplichtingen heeft kunnen voldoen. Per opleiding kan een dergelijke melding één maal achterwege blijven. Voor bezitters van een buitenlands diploma geldt voor toelating op basis van het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 2, lid 6 een leeftijdsgrens van 21 jaar. 5. Voor bezitters van een buitenlands diploma geldt voor toelating op basis van het toelatingsonderzoek een leeftijdsgrens van 21 jaar. Artikel 4 Eisen werkkring 1. Er worden vooraf aan de opleiding geen eisen gesteld aan de werkkring
Paragraaf 3 Intake assessment, vrijstellingen, versnelling Artikel 5 Intake assessment 1. Bij de instroom in een opleiding kan een intake assessment plaatsvinden als er mogelijk sprake is van eerder verworven competenties. Het bewijs van de eerder verworven competenties kan de student inbrengen in zijn portfolio dat tijdens een competentie-examen beoordeeld wordt of kan hij gebruiken als onderbouwing van een verzoek om vrijstelling bij de examencommissie. 2. Studenten die zich na een tijdelijke studieonderbreking herinschrijven nadat ze eerder al een deel van de opleiding hebben gevolgd, krijgen een intake assessment op basis waarvan bepaald wordt welk deel van het studieprogramma nog moet worden gevolgd. Wanneer de instroom in de propedeuse plaatsvindt worden er tevens afspraken gemaakt over de tijd die de student nog krijgt alvorens hij een studieadvies ontvangt. 3. Uitgaande van de waardering van de eerder verworven competenties wordt een studieprogramma opgesteld dat door de examencommissie moet worden goedgekeurd.
OER_CT_2015-2016
Pagina 6 van 30
versie 1.0, september 2015
Artikel 6 Vrijstellingen 1. De faculteitsdirectie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen op grond van het bezit van een tenminste gelijkwaardig Nederlands of buitenlands diploma. (art. 7.30 van de Wet) 2. Wanneer een student denkt in aanmerking te komen voor vrijstelling van toetsen dient hij hiervoor een verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van één of meer tentamens, op grond van een assessment, of van het bezit van een akte, diploma, getuigschrift, ervaringscertificaat of ander geschrift, zoals bewijs van behaalde resultaten bij een hbo- of wo- opleiding en / of bestuurlijke activiteiten, waarmee de student kan aantonen reeds aan de vereisten van het tentamen, te hebben voldaan. Verleende vrijstellingen worden geregistreerd in het studievoortgangssysteem. Artikel 7 Versnelling/maatwerk 1. Elke student die van mening is dat hij via een versneld traject zijn opleiding kan vervolgen en/of voltooien kan hiertoe een onderbouwd verzoek indienen bij de examencommissie. Dit verzoek moet voorzien zijn van een advies van zijn studieloopbaanbegeleider. 2. Het versnelde programma moet kunnen plaatsvinden binnen de reguliere onderwijsorganisatie van de opleiding. 3. Voor studenten die instromen vanuit een verwante mbo-opleiding kan een verkort traject worden aangeboden. Stoas CT: n.v.t. 4. Indien er maatwerk wordt aangeboden voor studenten die (na een EVC assessment) via een verkort traject de opleiding kunnen volgen zijn deze trajecten hier uitgewerkt. Stoas CT:: Individuele maatwerktrajecten worden opgesteld met de aangewezen studieloopbaanbegeleider en ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie.
Paragraaf 4 Inhoud onderwijs Artikel 8 Opleidingsprofiel – afstudeerrichtingen/differentiaties - beroepsvereisten 1. De opleiding is gebaseerd op een opleidingsprofiel. In het opleidingsprofiel zijn de eindkwalificaties van de opleiding beschreven. 2. De opleiding kent de volgende differentiaties en/of afstudeerrichtingen: Consumptieve techniek I en II deeltijd AD onderwijsondersteuner Consumptieve Techniek I en II, deeltijd Zie voor de crohonummers van deze opleidingsrichtingen de titelpagina van deze OER. 3. De opleiding wordt aangeboden op de grondslag: Alle Stoas-opleidingen worden aangeboden op de grondslag van algemeen bijzonder onderwijs 4. Voor de opleiding gelden geen specifieke beroepsvereisten. Artikel 9 Inhoud opleiding 1. De bacheloropleiding heeft een propedeutische fase, met een omvang van 60 studiepunten, die wordt afgesloten met een propedeuse examen. De propedeuse heeft een oriënterende, selecterende en verwijzende functie. Een propedeusediploma dat is behaald binnen een AD-opleiding van Stoas CT geeft toegang tot de hoofdfase van de overeenkomstige bacheloropleiding 2. De bacheloropleiding heeft een omvang van 240 studiepunten en bestaat uit een major en een minor. De major omvat 210 studiepunten. De minor omvat 30 studiepunten. Artikel 10 Overzicht onderwijseenheden en studiepunten 1. Elke opleiding bestaat uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden, onderdelen van een opleiding die met een tentamen worden afgesloten. Onderwijseenheden hebben een maximale omvang van 30 studiepunten 2. Aan onderwijseenheden worden hele studiepunten toegekend. In onderstaand overzicht is de verdeling van studiepunten vermeld. In de hierna volgende tabellen is sprake van 8 competenties, aangeduid met “comp.1” t/m “comp.8”. Het betreft de zeven kerncompetenties, vastgesteld door het Nederlandse Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (SBL) en als achtste de onderzoekscompetentie: 1 interpersoonlijk competent OER_CT_2015-2016
5 competent i.s.m. collega's Pagina 7 van 30
versie 1.0, september 2015
2 pedagogisch competent 6 competent i.s.m. omgeving 3 vak- en didactisch competent 7 competent in reflectie en ontwikkeling 4 organisatorisch competent 8 competent in onderzoek en praktijkverbetering En het betreft de drie niveaus: A-, B- en C-niveau. (Zie ook de toelichting in de kadertekst van artikel 1). De acht competenties zijn voor de drie niveaus nader uitgewerkt op de competentiekaarten. Deze kaarten zijn in te zien via…………. Bij het propedeuse-assessment, ter afsluiting van de P-fase, worden de competenties getoetst op niveau A, bij het hoofdfase-assessment, ter afsluiting van de H-fase, worden ze getoetst op niveau B en bij het afstudeer-assessment, ter afsluiting van de A-fase, worden ze getoetst op niveau C. Behalve de acht competenties zijn voor de Stoas-opleidingen ook richtinggevend: - de tien generieke kernkwalificaties HBO, zoals geformuleerd door de Nederlandse HBO-Raad; - de ethische competentie (zie in……………..); - de competenties op het gebied van duurzame ontwikkeling (in te zien via ……………) - de competenties op het gebied van taal en communicatie (in te zien via………….)
Rode draden: Door alle opleidingsprogramma’s lopen drie rode draden die in bijeenkomsten en opdrachten aandacht krijgen en die bijdragen aan de verwerving van de overeenkomstige, hierboven genoemde competenties: - de Rode draad Ethiek, - de Rode draad Duurzame Ontwikkeling - de Rode draad Taal. Onderstaand schema geldt voor de Bacheloropleiding deeltijd , cohorten 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013; per competentie en per niveau worden de studiepunten vermeld: studiepunten P-fase Niveau A H-fase Niveau B A-fase Niveau C
totaal:
comp. 1 10 6 4
comp. comp. 2 3 6 26 12 70 18 18
18
20
comp. 4 2 5 2
136
comp. comp. 5 6 2 2 5 5 2 2
9
9
comp. 7 8 8 4
comp. 8 4 9 10
totaal
20
19
240
9
60 120 60
Onderstaand schema geldt voor alle Associate-Degree opleidingen deeltijd en duaal, cohorten 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013; per competentie en per niveau worden de studiepunten vermeld:
P-fase studiepunten Niveau Post P studiepunten fase Niveau
comp. comp. comp. comp. comp. comp. comp. comp. 1 2 3 4 5 6 7 8 10 6 26 2 2 2 8 4 A A A A A A A A 6 10 24 6 2 2 6 4
totaal:
C
B
A-B
B
A
A
B
A
16
16
50
8
4
4
14
8
SBL competentie
1. Interpersoonlijk competent 2 (Ped)agogisch competent 3 Vakinhoudelijk en didactisch competent
4 Organisatorisch competent OER_CT_2015-2016
Pagina 8 van 30
Hoofdfasebekwaam (niveau A)
Afstudeerbekwaam (niveau B)
X Zie opmerking
X X Zie opmerking X
totaal 60 60
120
Startbekwaam (niveau C) X
versie 1.0, september 2015
5 competent in samenwerken met collega’s 6 competent in samenwerken met omgeving 7 competent in reflectie en ontwikkeling 8 competent in onderzoek en praktijkverbetering
X X X X
Opmerking: Binnen de AD-opleiding wordt een selectie gemaakt uit de vakinhoudelijke kennisbasis van de bijbehorende bachelor- opleiding. Alleen voor het deel van de vakinhoudelijke kennisbasis dat in de AD-opleiding expliciet aan de orde komt, liggen de prestatie-indicatoren op het niveau startbekwaam. Competentie 3 wordt binnen de AD-opleiding niet in de volle breedte van de bacheloropleiding op het niveau startbekwaam gerealiseerd. * Kennisbasis De propedeuseprogramma’s van de deeltijdopleidingen cohorten 2008 en eerder bevatten een gedeelte ‘kennisbasis’ met een omvang van ca. 30 studiepunten. Van deze studiepunten valt er 1 onder competentie 2 en de rest onder competentie 3.
Artikel 11 Inhoud Minors en andere speciale programma’s 1. Voor de deeltijdopleiding van Stoas CT is het niet mogelijk om een keuzeminor in de opleiding op te nemen
OER_CT_2015-2016
Pagina 9 van 30
versie 1.0, september 2015
Artikel 12 Onderwijsactiviteiten 1. Hieronder is een overzicht opgenomen van de onderwijsactiviteiten die door de opleiding worden aangeboden.
Hieronder het overzicht van de onderdelen van het basisprogramma voor de studenten van cohorten 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013. Het is een niet-verplicht programma-aanbod dat de competenties en competentieniveaus dekt die bij de competentie-examens getoetst worden. Studenten kunnen naar keuze via dit programmaaanbod of langs andere wegen de vereiste competenties verwerven. Afspraken daarover worden gemaakt met de studieloopbaanbegeleider. Elk in de schema's genoemd onderdeel omvat één of meer studiearrangementen. Per studiearrangement is nadere informatie beschikbaar in de opleidingsgidsen; ondermeer informatie over de competenties waarop ze gericht zijn, over de eventuele ingangseisen die ervoor gelden en over het aantal contacturen per week. In de propedeuse worden gemiddeld 20 of meer contacturen per week aangeboden. Bacheloropleidingen deeltijd cohorten 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 Onderdelen van het basisprogramma
Integrale leerlijn Conceptuele leerlijn beroep Onderzoeksleerlijn Werkplekleren Conceptuele leerlijn vak Bedrijfstage *Keuze Minor Studieloopbaanbegeleiding Integrale projecten Afstuderen * Elders verworven competenties Totaal:
sbu (indicatie) P-fase bacheloropl. deeltijd
sbu (indicatie) Postprop. fase bacheloropl. deeltijd
318
658
160 320
320 640
42
62
840
380 460 2520
1680
5040
*Toelichting: De getallen bij EVC’s voor deeltijdopleidingen geven een indicatie voor de mate waarin een student doorgaans EVC’s inbrengt voor de genoemde studiefase. Voor deeltijdopleidingen voor cohorten 2010 en later worden geen keuzeminoren meer aangeboden. Zie ook artikel 11.1. Associate-Degree opleiding MAATWERK instroom erkende instructeurs cohort 2011, 2012 en 2013 CT Onderdelen van het basisprogramma
Integrale leerlijn, incl. SLB Conceptuele leerlijn beroep Onderzoeksleerlijn Werkplekleren Conceptuele leerlijn vak Integraal eindproject OER_CT_2015-2016
sbu (indicatie) P-fase AD-opl. deeltijd en duaal
sbu (indicatie) Postprop. fase AD-opl. deeltijd en duaal 60
320 Pagina 10 van 30
100 240 200 versie 1.0, september 2015
Studieloopbaanbegeleiding * Elders verworven competenties
1360
20 1060
Totaal:
1680
1680
* toelichting: de getallen bij EVC’s geven een indicatie voor de mate waarin een student doorgaans EVC’s inbrengt voor de genoemde studiefase.
Associate-Degree opleidingen CT cohort 2010, 2011 en 2012 Onderdelen van het basisprogramma
sbu (indicatie) P-fase AD-opl. deeltijd en duaal
Integrale leerlijn, incl. SLB Conceptuele leerlijn beroep Onderzoeksleerlijn Werkplekleren Conceptuele leerlijn vak Integraal eindproject Studieloopbaanbegeleiding * Elders verworven competenties
sbu (indicatie) Postprop. fase AD-opl. deeltijd en duaal
318
220
160 320
160 240 200 20 840
42 840
1680 1680 Totaal: * toelichting: de getallen bij EVC’s geven een indicatie voor de mate waarin een student doorgaans EVC’s inbrengt voor de genoemde studiefase.
Associate-Degree opleiding cohort 2009 Onderdelen van het basisprogramma
Integrale leerlijn, incl. SLB Conceptuele leerlijn beroep Onderzoeksleerlijn Werkplekleren Conceptuele leerlijn vak Integraal eindproject Studieloopbaanbegeleiding EVC Totaal:
sbu (indicatie) P-fase AD-opl. deeltijd en duaal
sbu (indicatie) Postprop. fase AD-opl. deeltijd en duaal
344
218
160 294 42 840
160 220 200 42 840
1680
1680
De hierna volgende twee schema’s geven het overzicht van de onderdelen van het basisprogramma voor de propedeutische en de postpropedeutische fase, geldend voor alle studenten van cohorten 2008 en eerder. Het is een niet-verplicht programma-aanbod dat de competenties en competentieniveaus dekt die bij de competentie-examens getoetst worden. Studenten kunnen naar keuze via dit programmaaanbod of langs andere wegen de vereiste competenties verwerven. Afspraken daarover worden gemaakt met de studieloopbaanbegeleider. OER_CT_2015-2016
Pagina 11 van 30
versie 1.0, september 2015
Elk in de schema's genoemd onderdeel omvat één of meer studiearrangementen. Per studiearrangement is nadere informatie beschikbaar in de opleidingsgidsen; ondermeer informatie over de competenties waarop ze gericht zijn en over de eventuele ingangseisen die ervoor gelden. De beide schema's gelden voor de deeltijdopleidingen CT..
Onderdelen van het basisprogramma
sbu (indicatie) sbu (indicatie) P-fase Postprop. fase deeltijdopl. deeltijdopl.
Vakdeel Vakdidactiek/fase projecten Beroepsdeel Differentiatieminor Vrije Minor EVC Totaal:
Verbijzondering van het beroepsdeel van het basisprogramma
2.
3.
4. 5.
336 84
910 252
420
1358
840
2520
1680
5040
sbu (indicatie) sbu (indicatie) P-fase Postprop. fase deeltijdopl. deeltijdopl.
Werkplekleren educatie Flankerend onderwijs Kennisbasis Onderwijskunde Synchroniseren Toolbox Algemeen Vakleergroep/SLB Afstudeerproject Minor Onderwijscontext Morele competenties/duurzaamheid
84 112 112
168 112 224
112
140 126 420 168
Totaal:
420
1358
Als er ingangseisen zijn gesteld om te kunnen deelnemen aan een onderwijsactiviteit zijn deze in het overzicht als bedoeld in lid 1 opgenomen. Ingangseisen worden vermeld in de studiewijzers van de betreffende studiearrangementen. Deelname aan onderwijsactiviteiten in de postpropedeuse is toegestaan wanneer de student de propedeuse van de opleiding heeft behaald of tenminste 40 studiepunten van het propedeuseprogramma heeft behaald. De examencommissie kan een student die de propedeuse nog niet behaald heeft en minder dan 40 studiepunten van het propedeuseprogramma behaald heeft toegang tot de postpropedeuse verlenen. (art. 7.30 van de Wet) Aanmelding voor onderwijsactiviteiten is niet vereist. Het lesrooster wordt bekend gemaakt via het bij Stoas gebruikelijke publicatiemedium (Intranet)
Paragraaf 5 Studieloopbaanbegeleiding, functiebeperking, bestuurlijk activiteiten, topsport Artikel 13 Studieloopbaanbegeleiding 1. Elke student wordt begeleid door een studieloopbaanbegeleider. 2. De student bepaalt in overleg met zijn studieloopbaanbegeleider op welke manier hij zich wil ontwikkelen en op welke wijze hij invulling geeft aan zijn leerproces. 3. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces. In overleg met de studieloopbaanbegeleider bepaalt de student of en wanneer hij zal deelnemen aan het competentie-examen. Ten behoeve van het studieadvies dat de student in het eerste jaar ontvangt moet OER_CT_2015-2016
Pagina 12 van 30
versie 1.0, september 2015
de student in zijn eerste jaar van inschrijving deelnemen aan het competentie-examen van de propedeuse. 4. De studieloopbaanbegeleider voert in de propedeuse begeleidings- en verwijzingsgesprekken met de student. Van deze gesprekken wordt een verslag opgesteld. Een afschrift van het verslag wordt aan de student verstrekt. De student tekent het verslag voor gezien of akkoord, eventueel met de aantekening ‘gezien, maar niet akkoord’. 5. De student kan een verzoek indienen bij de faculteitsdirectie om hem een andere studieloopbaanbegeleider toe te wijzen als hij hiervoor zwaarwegende argumenten kan aandragen. 6. In het eerste jaar van de propedeuse kunnen studenten voor wie Nederlands de tweede taal is de examencommissie verzoeken om hen extra tijd toe te kennen voor het maken van toetsen. Toekenning van deze voorziening vindt uitsluitend plaats als studenten kunnen aantonen gebruik te maken van voorzieningen om te komen tot een betere beheersing van het Nederlands. Niet alleen voor allochtone studenten, maar voor alle studenten zijn er de volgende voorzieningen gericht op het verbeteren van de Nederlandse taalbeheersing: De eerste opvang van studenten geschiedt door de studieloopbaanbegeleiders. Indien blijkt dat meer begeleiding nodig is, bijvoorbeeld bij het zich eigen maken van de Nederlandse taal, dan kan de student zich wenden tot de decaan. Artikel 14 Bijzondere voorzieningen voor studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking hebben op grond van wettelijke bepalingen recht op doeltreffende aanpassingen tenzij deze voor de instelling een onevenredige belasting vormen. (art. 7.13 van de Wet) 2. Aanpassingen dienen er toe belemmeringen weg te nemen of te beperken en de zelfstandigheid en volwaardige participatie van de student zoveel mogelijk te bevorderen. De aanpassingen kunnen betrekking hebben op studieprogramma (inclusief de stages), studieroosters, onderwijswerkvormen, toetsing en leermiddelen. 3. De student die aanspraak wil maken op aanpassingen dient daartoe tijdig een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in (bv. bij een studentendecaan) alvorens te beslissen. Wanneer de examencommissie dit voor het te nemen besluit noodzakelijk acht kan zij, op basis van geheimhouding, inzage krijgen in de medische verklaring die mogelijk bij een studentendecaan beschikbaar is mits de student heeft aangegeven hier geen bezwaar tegen te hebben. De examencommissie besluit binnen drie werkweken na ontvangst van het verzoek, tenzij een verzoek nader onderzoek vergt. In dat geval wordt de student uitsluitsel gegeven wanneer duidelijkheid omtrent zijn verzoek kan worden gegeven. 4. Bij een langdurige of chronische handicap is het verzoek slechts eenmaal per studiejaar nodig, in andere gevallen per toetsperiode. In de toekenning van de voorzieningen kan de examencommissie ook bepalen dat de toegekende voorzieningen gelden voor de hele studie of dat de student jaarlijks in overleg met zijn studieloopbaanbegeleider nagaat of de voorzieningen nog toereikend zijn. 5. Aan het begin van het studiejaar informeert de opleiding de studenten over de mogelijkheden voor bijzondere voorzieningen. De student wordt gewezen op de mogelijkheid om een studentendecaan te raadplegen. Artikel 15 Bestuurlijk actieve studenten 1. Een student kan zijn bestuurlijke activiteiten inbrengen in zijn portfolio. De student dient daarbij in overleg met zijn studieloopbaanbegeleider aan te geven hoe deze bestuurlijke activiteiten kunnen bijdragen aan het verwerven van één of meerdere competenties van zijn bacheloropleiding. De voorzitter van het bestuur waarbij de student actief is geweest bevestigt op het verslag van de student die bestuurlijk actief is geweest voor OC of SR dat hij deze bestuurlijke activiteiten heeft verricht. 2. Wanneer een student van mening is dat hij met zijn bestuurlijke activiteiten heeft laten zien te beschikken over kennis, inzicht en vaardigheden etc. die worden getoetst via toetsen met studiepunten dan kan hij op grond van deze bestuurlijke activiteiten een vrijstelling aanvragen bij de examencommissie. 3. Bestuurlijke activiteiten kunnen worden vermeld op het diploma supplement. De student vraagt de vermelding zelf 6 werkweken voorafgaand aan de diploma-uitreiking aan, via de afdeling studentzaken. Artikel 16 Topsport Studenten die in aanmerking komen voor de Topsportregeling kunnen bij de examencommissie voorzieningen vragen met betrekking tot de aanpassing van toetsen of toetsroosters, tot een aangepaste regeling met betrekking tot de aanwezigheidsplicht voor onderwijsactiviteiten, het werken in groepen, en voor een aangepaste stage.
OER_CT_2015-2016
Pagina 13 van 30
versie 1.0, september 2015
Paragraaf 6 Toetsen, beoordelen en studievoortgang Artikel 17 Toetssoorten 1. De opleiding kent de volgende categorieën toetsen: Toetsen met studiepunten leiden tot directe toekenning van studiepunten wanneer deze zijn behaald. Een competentie-examen is een speciale vorm van toets met studiepunten. Stoas CT De directe toekenning van behaalde studiepunten geldt alleen voor competentieexamens. Bij andere toetsen met studiepunten worden de behaalde studiepunten formeel toegekend tijdens het eerstvolgende competentie-examen. Toetsen zonder studiepunten leveren bewijs dat ingebracht kan worden in het portfolio dat tijdens een competentie-examen beoordeeld kan worden. 2. Elke toets omvat het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht, de vaardigheden en / of competenties van de student alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Toetsen worden schriftelijk of mondeling afgenomen of digitaal of op een gecombineerde manier (bv. product en presentatie/gesprek). 4. Een mondelinge toets wordt afgelegd bij tenminste twee examinatoren, waarbij één van de examinatoren op aanwijzing van (de voorzitter van) de examencommissie als eerste examinator fungeert. Bij een mondelinge toets wordt altijd een verslag van de toets gemaakt, zodat ook achteraf de kwaliteit van de toets kan worden beoordeeld. Eén examinator is toegestaan, na instemming van de examencommissie én bij een verklaring van geen bezwaar van de student. Een mondelinge toets is openbaar. Belangstellenden die de mondelinge toets als toehoorder wensen bij te wonen, dienen daarvoor echter minimaal twee weken tevoren een verzoek in bij de examinator(en). De examinator informeert de student die getoetst wordt. Als de student aangeeft hier bezwaar tegen te hebben wordt het verzoek om de mondelinge toets als toehoorder bij te wonen in elk geval afgewezen. De examinator beslist gemotiveerd bij afwijzing. Wanneer de examencommissie een extra, mondelinge, toetsgelegenheid aanbiedt ter vervanging van een reguliere toets wordt deze toets altijd afgenomen en beoordeeld door twee examinatoren. Artikel 18 Overzicht toetsen Bij de opleiding worden de volgende toetsen aangeboden. Zie overzicht in artikel 10 en de studiewijzers in de opleidingsgidsen. Zie ook artikel 1, “Opleidingsgids”. NB. Op het diplomasupplement dienen cijfers vermeld te worden. Artikel 19 Toetsen en beoordelen 1. Het toetsrooster wordt bekend gemaakt via het Stoas intranet uiterlijk 10 werkdagen voor aanvang van de betreffende toetsperiode. 2. Voor elke toets wijst de examencommissie één of meer examinatoren aan. Een examinator kan ook een deskundige van buiten de instelling zijn. Aan elk competentie-examen neemt minimaal één assessor deel die niet is betrokken bij de studieloopbaanbegeleiding van de betreffende student. Artikel 20 Tijdsduur toets en hulpmiddelen toets 1. De examinator bepaalt de voor het afleggen van de toets beschikbare tijdsduur en de hulpmiddelen waarvan de student tijdens het afleggen van de toets gebruik kan maken, binnen de richtlijnen en de aanwijzingen die door de examencommissie zijn vastgesteld, en vermeldt dit op de toetsopgaven. Artikel 21 Deelname competentie-examens 1. Voorafgaand aan deelname aan een competentie-examen overlegt de student met zijn studieloopbaanbegeleider. De studieloopbaanbegeleider geeft de student een (niet-bindend) advies omtrent zijn verzoek tot deelname aan het competentie-examen. 2. Om deel te kunnen nemen aan het laatste competentie-examen van de opleiding dient de student aan te tonen dat hij de minor heeft behaald of hiervan vrijstelling heeft gekregen. Stoas CT. Aan de deeltijdopleiding CT voor cohorten 2010 en later worden geen keuzeminoren meer aangeboden. Voor studenten van deze cohorten is de eis met betrekking tot minoren niet van toepassing. Zie ook artikel 12.2. Een deeltijdstudent dient om deel te kunnen nemen aan het laatste competentie-examen aan te tonen dat hij over EVC’s beschikt die overeenkomen met drie jaar relevante werkervaring. 3. De examencommissie stelt, zo nodig in overleg met de examinator, vast of voldaan is aan de voorwaarden voor toelating tot een competentie-examen, onverminderd de verantwoordelijkheid van de student zelf om na te gaan of hij aan de voorwaarden voldoet. OER_CT_2015-2016
Pagina 14 van 30
versie 1.0, september 2015
Stoas CT Iedere student waarmee geen afwijkende afspraken over een maatwerktraject zijn gemaakt, is verplicht op het eind van het eerste jaar van inschrijving het P-assessment af te leggen. Een student wordt toegelaten tot het H-assessment nadat hij: door behaalde voldoenden en eventuele vrijstellingen alle onderwijs van de H-fase heeft afgerond, - met de studieloopbaanbegeleider heeft vastgesteld dat hij aan dit assessment toe is, - zelf een aanvraag heeft ingediend bij de teamleider, - van de teamleider, die daartoe gemandateerd is door de examencommissie, toestemming heeft. De aanmeldingsprocedure m.b.t. het A-assessment is gelijk aan die m.b.t. het H-assessment. 4. Bij tussentijdse uitstroom kan op verzoek van de student een deel van een competentie-examen worden afgenomen. (exit-assessment). Artikel 22 Aanmelding toetsen 1. De student moet zich voor elke toets aanmelden volgens onderstaande procedure Voor elke ingeroosterde herkansing van een toets dient de student zich aan te melden. Deze aanmelding dient te gebeuren op de door studentzaken aangegeven wijze, uiterlijk op de datum die in het toetsjaarrooster is aangegeven. Een student die deelneemt aan een onderwijsactiviteit die wordt aangeboden volgens het reguliere programma voor zijn cohort, is automatisch ingeschreven voor de afsluitende toets op het eind van die activiteit. Studenten die willen deelnemen aan de afsluitende toets van een onderwijsactiviteit *2corr* die in het lopende studiejaar volgens het reguliere programma van hun cohort niet meer of nog niet wordt aangeboden, maar wel wordt aangeboden volgens het reguliere programma van een ander cohort dan waartoe zij behoren, dienen zich voor die toets aan te melden. Een afsluitende toets van een onderwijseenheid geldt voor alle deelnemers, ongeacht het cohort waartoe zij behoren, als een van de twee mogelijkheden per jaar die zij mogen benutten om de toets te halen. (zie ook artikel 28). Zie ook de studiewijzers van de onderwijsarrangementen. Aanmelding voor het competentie-examen: Het propedeuse-assessment is op het eind van het eerste jaar van inschrijving verplicht en de student hoeft zich daarvoor niet aan te melden. Het hoofdfase- en het afstudeer-assessment dient door de student, na overleg met de studieloopbaanbegeleider, aangevraagd te worden bij de teamleider: het hoofdfase-assessment uiterlijk 6 werkweken tevoren, het afstudeer-assessment uiterlijk 3 werkweken tevoren. Uiterlijk 3 werkweken voor de examendatum dient de student aan de examinatoren het portfolio te overleggen, zoveel als mogelijk in digitale vorm. Via de studieloopbaanbegeleider doet de student opgave van de competenties en niveaus waarop hij tijdens het examen getoetst wil worden. Onderdeel van het bewijsmateriaal bij een competentie-examen kunnen scans van tentamenbriefjes zijn of afgetekende arrangementskaarten of de beoordelingslijst in Alluris. Het definitieve besluit om te mogen afstuderen valt tijdens het go-no go gesprek. Dit gesprek is een (opleidings)teamoverleg waarin de hoofd-afstudeerbegeleider de conceptproducten van een afstudeerder in het teamoverleg inbrengt. Hier wordt gekeken of de kandidaat aan alle eisen voldoet om te kunnen afstuderen. Als dit het geval is, wordt in overleg met het team het afstudeergesprek gepland. Ook wordt een 2e beoordelaar toegewezen en een externe beoordelaar benaderd. De student en de secretaris afstudeercommissie worden uiterlijk twee werkdagen na het go-no go gesprek door de hoofdbegeleider geïnformeerd over toelating, de tweede beoordelaar en de datum van het eindgesprek. De hoofdbegeleiders afstuderen geven zes werkweken voor de datum van de diploma-uitreiking aan studentzaken door welke studenten van de betreffende opleidingen in aanmerking komen voor het ontvangen van het getuigschrift. Studentzaken controleert dan de inschrijvingen en de betalingen van collegegelden en draagt er zorg voor dat de getuigschriften een dag voor de uitreiking beschikbaar zijn. 2. Een student die niet heeft gehandeld conform de beschreven aanmeldingsprocedure kan niet deelnemen aan de toets. OER_CT_2015-2016
Pagina 15 van 30
versie 1.0, september 2015
Artikel 23 Legitimatie bij toetsen 1. De student legitimeert zich bij elke toets met behulp van een geldig identiteitsbewijs. Toelichting: uitsluitend een studentenkaart is niet geschikt om zich te legitimeren, vanwege het gebrek aan eisen aan de pasfoto. Bij het opstellen van de lijst met deelnemers van een toets moet vastgesteld worden of de studenten inderdaad ingeschreven staan en recht hebben op deelname aan de toets. Artikel 24 Normering toetsen 1. De opdrachten, opgaven, beoordelingsnormen en beoordelingscriteria worden door de examinatoren vastgesteld binnen de richtlijnen en de aanwijzingen die door de examencommissie zijn vastgesteld. De examinator neemt de toets af en stelt de uitslag daarvan vast. Voor studenten van cohort 2008 of eerder zijn de beoordelingsmogelijkheden als volgt: De beoordeling van een toets ter afsluiting van een studiearrangement wordt uitgedrukt in één van de bewoordingen “onvoldoende”, “voldoende”, “excellent” en kan, naar keuze van de docent, vergezeld gaan van een advies voor het voorbereiden van een herkansing en van een indicatie voor de toekenning "cum-laude" bij het competentie-examen. Zie ook artikel 34.8 (cum-lauderegeling). De beoordeling van een deeltoets ter afsluiting van een deel van een studiearrangement wordt uitgedrukt in de bewoordingen “onvoldoende”, “voldoende”, “excellent” of in een cijfer binnen het interval 0 t/m 10, afgerond op één decimaal. Voor studenten van cohort 2009 of later zijn de beoordelingsmogelijkheden als volgt: De beoordeling van een toets ter afsluiting van een studiearrangement wordt uitgedrukt in een cijfer binnen het interval 0 t/m 10, afgerond op een geheel getal. De beoordeling van een deeltoets ter afsluiting van een deel van een studiearrangement wordt uitgedrukt in een cijfer binnen het interval 0 t/m 10, afgerond op één decimaal. Zie ook artikel 34.8 (cum-lauderegeling). Beoordeling van het competentie-examen: De beoordeling van het propedeuse-assessment en het afstudeer-assessment gebeurt in één van de drie bewoordingen: “niet geslaagd”, “geslaagd”, “cum laude geslaagd”. De beoordeling van het hoofdfase-assessment gebeurt in één van de twee bewoordingen: “niet geslaagd”, “geslaagd”. De beoordeling is “geslaagd” - al dan niet met toevoeging “cum laude” - als middels het competentieexamen is vastgesteld dat de student alle 7 competenties (cohorten 2008 en ouder) of 8 competenties (vanaf cohort 2009) heeft verworven op tenminste het betreffende examenniveau. De beoordeling is “niet geslaagd” als middels het competentie-examen is vastgesteld dat de student één of meer van de 7 competenties (cohorten 2008 en ouder) of 8 competenties (vanaf cohort 2009) nog niet heeft verworven op het betreffende examenniveau. Zie voor de beoordeling “cum laude” artikel 34.8 In alle gevallen, dus ook bij de beoordeling "niet geslaagd", wordt aan de beoordeling toegevoegd wat de student al aan competenties heeft behaald, namelijk: een overzicht van de getoetste competenties en per competentie het niveau waarop de student de competentie blijkt te hebben verworven. 2. Indien één en dezelfde toets door meer dan één examinator wordt afgenomen en de uitkomst daarvan wordt beoordeeld, ziet de examencommissie er op toe, dat die examinatoren deze toets beoordelen aan de hand van dezelfde normen. Artikel 25 Uitslag toetsing 1. De uitslag van de toets dient, behoudens vooraf kenbaar gemaakte uitzonderingen, binnen 10 werkdagen na de datum van toetsing aan de student bekend te zijn gemaakt. Bekendmaking van toetsresultaten vindt plaats via de betreffende docent of het studentvolgsysteem Alluris. De uitslag van een ingeroosterde toets of van een toets waarvoor een deadline is afgesproken dient de student binnen 10 werkdagen na de toetsdatum of afgesproken deadline, in uitzonderlijke gevallen binnen 20 werkdagen na de toetsdatum of afgesproken deadline, bekendgemaakt te zijn. Eveneens binnen 10 werkdagen na de toetsdatum of afgesproken deadline, in uitzonderlijke gevallen binnen 20 werkdagen na de toetsdatum of afgesproken deadline, dient de docent de toetsuitslag doorgegeven te hebben aan de medewerkers van Studentzaken. Bij overschrijding van de termijn van 10 werkdagen geeft de docent schriftelijk de reden door aan de examencommissie en brengt hij/zij de studenten op de hoogte van die reden. Studenten hebben bij deze overschrijding van de 10-dagentermijn het recht op een extra herkansing in de eerste op het tentamen volgende onderwijsperiode. De beoordelingen van een afgelegde toets (waarmee een onderwijsactiviteit wordt afgerond) en de beoordelingenvan een deeltoets (waarmee een gedeelte van een onderwijsactiviteit wordt afgerond) OER_CT_2015-2016
Pagina 16 van 30
versie 1.0, september 2015
worden gepubliceerd in Alluris. Het is de bedoeling dat de student individuele schriftelijke beoordelingen opneemt in zijn portfolio. De uitslag van het competentie-examen dient de student direct na het assessment bekendgemaakt te worden. De student ontvangt van de beoordeling een schriftelijk bewijs (is proces verbaal), uiterlijk 5 werkdagen na bekendmaking van de beoordeling. Deze beoordeling wordt verwerkt in Alluris. 2. De student heeft de mogelijkheid elke beoordeelde toets en beoordelingsnormen in te zien en feedback te krijgen op zijn resultaat. 3. Inzage vindt plaats volgens onderstaande procedure: De student heeft het recht op inzage in gemaakt werk gedurende twee weken nadat de beoordeling bekendgemaakt is. Het inzagerecht geldt voor alle soorten werkstukken van de student die van een beoordeling voorzien zijn; bij competentie-examens geldt het bovendien voor het examenverslag. De bijbehorende beoordelingsnormen staan in de Opleidingsgids van de bachelor-opleiding CT. De examencommissie kan de termijn voor inzage verlengen. Een schriftelijke toets of deeltoets wordt gedurende 6 maanden gearchiveerd door de betreffende docent en/of door het Studentzaken. 4. Feedback wordt gegeven volgens onderstaande procedure. De beoordeling is op transparante wijze gerelateerd aan de beoordelingsnormen die in de Opleidingsgids van de bachelor-opleiding CT vermeld zijn. Indien de student daartoe gedurende de termijn waarbinnen beroep kan worden aangetekend verzoekt, geeft de examinator de kandidaat informatie over de motivering van de beoordeling van het gemaakte werk. 5. Minimaal één keer per jaar ontvangt de student een schriftelijk overzicht van zijn behaalde resultaten.
Artikel 26 Verhindering van deelname aan toetsen 1. Indien de student heeft gehandeld conform de in artikel 22 beschreven aanmeldingsprocedure maar buiten zijn wil om verhinderd is aan de toets deel te nemen, dit ter beoordeling van de examencommissie, dan kan betrokkene een verzoek indienen om de toets alsnog binnen een te stellen termijn af te leggen. 2. Het verzoek als bedoeld in het voorgaande lid wordt schriftelijk, onder overlegging van de nodige bewijsstukken, ingediend bij de voorzitter van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt en deelt zijn beslissing schriftelijk aan betrokkene mede. Indien de beslissing positief is, houdt deze tevens in een opgave van datum, tijdstip en plaats van de nieuwe gelegenheid. Indien de beslissing negatief is, worden de redenen van afwijzing vermeld en wordt de student gewezen op zijn beroepsmogelijkheid. Belemmering van de studievoortgang en de persoonlijke omstandigheden van de student zijn voor de examencommissie de belangrijkste aspecten waarop het verzoek wordt getoetst. Artikel 27 Verzoek tot herziening 1. Wanneer een student het niet eens is met een beoordeling heeft hij de mogelijkheid om binnen 20 werkdagen een verzoek tot herziening in te dienen bij de examencommissie. Hij heeft ook de mogelijkheid om binnen 20 werkdagen rechtstreeks een beroep in te dienen bij het College van beroep voor de examens . 2. De examencommissie doet vervolgens uiterlijk binnen vier werkweken uitspraak.
Artikel 28 Herkansing 1. Een toets wordt minimaal twee keer per studiejaar aangeboden. Toetsen kunnen ingeroosterd zijn in elk van de vier perioden die daarvoor worden aangegeven in de jaarrooster van Stoas. Dit is in te zien via het Stoas Intranet. Toetsen die geheel of gedeeltelijk de vorm hebben van een mondelinge presentatie kunnen ook op andere momenten tijdens een onderwijsperiode worden afgenomen, op basis van afspraken tussen de docent(en) en studenten die aan de betreffende onderwijsactiviteit deelnemen. Voor alle toetsen, zowel ingeroosterde als niet-ingeroosterde, geldt dat zij ten minste tweemaal per studiejaar worden aangeboden en dat de student maximaal tweemaal per studiejaar de toets mag afleggen. Deelname aan de toets van eenzelfde studiearrangement voor een derde of volgende OER_CT_2015-2016
Pagina 17 van 30
versie 1.0, september 2015
keer binnen hetzelfde studiejaar en zonder speciale toestemming van de examencommissie is ongeldig, ongeacht het daarbij behaalde resultaat. Deadlines niet-ingeroosterde toetsen: Bij toetsen die niet ingeroosterd zijn wordt een deadline afgesproken voor het inleveren en presenteren door de studenten van te beoordelen werk dat deel uitmaakt van de toets. Bij het studiearrangement Afstuderen kan de deadline uitsluitend verschoven worden met goedkeuring van de teamleider. Voor deze goedkeuring moet de student een gemotiveerd verzoek indienen bij de teamleider, die vervolgens beslist over inwilliging van het verzoek en over het al dan niet geven van een aanvullende afstudeeropdracht aan de student. De examencommissie ziet toe op een correcte afhandeling van het verzoek. Bij alle overige studiearrangementen geldt dat de student die zonder geldige reden de afgesproken deadline overschrijdt, voor de betreffende toets de beoordeling “onvoldoende” krijgt. Als herkansing krijgt hij daarbij een extra opdracht als onderdeel van de toets. Na het zonder geldige reden overschrijden van de deadline heeft de student geen recht meer op begeleiding bij het betreffende studiearrangement. Als ook de herkansing met onvoldoende is beoordeeld, dan wordt met de docent een deadline voor de volgende herkansing afgesproken: in het volgende studiejaar, uiterlijk de deadline die voor het betreffende studiearrangement wordt afgesproken met studenten van het volgende cohort. 2.
3.
Onderdeel van elk competentie-examen is de bespreking van de mogelijkheid om nog niet verworven competenties op een later tijdstip opnieuw te laten beoordelen. In overleg met de student wordt bepaald wat er nog moet gebeuren, wanneer en hoe de student kan laten zien dat hij er aan gewerkt heeft en wanneer hij deze competenties alsnog heeft verworven. Een student die op basis van het competentie-examen van de propedeuse een voorwaardelijk studieadvies krijgt (positief of afwijzend) krijgt gedurende maximaal één jaar de mogelijkheid het resultaat te verbeteren. Indien nodig dient de student aan het eind van zijn tweede jaar inschrijving opnieuw het competentie-examen van de propedeuse af te leggen. Afhankelijk van het resultaat van deze herkansing wordt het voorwaardelijk studieadvies gevolgd door een positief of een bindend afwijzend studieadvies.
Artikel 29 Geldigheidsduur behaalde resultaten 1. De geldigheidsduur van behaalde toetsen is tien jaar De examencommissie heeft de mogelijkheid om deze termijn te verlengen. 2. Indien er sprake is van een grondige wijziging van de opleiding kan hieronder aangegeven worden hoe deze termijn beperkt wordt. Artikel 30 Afstudeerscriptie - Kennisbank 1. Indien tijdens de opleiding een afstudeerscriptie wordt geschreven dient deze afstudeerscriptie digitaal, in één document, aangeleverd te worden, zodat deze kan worden opgenomen in één of meerdere digitale kennisbank(en). Bij aanlevering van de afstudeerscriptie voegt de student het ondertekende ‘Toestemmingsformulier tot opname en beschikbaarstelling afstudeerscriptie in digitale kennisbank’ bij. Hiermee geeft de student toestemming tot opname van de afstudeerscriptie in de kennisbank en tot beschikbaarstelling voor potentiële gebruikers binnen en buiten de hogeschool. Student en / of opdrachtgever/stagebiedende organisatie kunnen bij het aanleveren van de digitale scriptie aangeven niet akkoord te gaan met opname van de scriptie in de databank. Scripties die conform artikel 30 in de scriptiedatabank zijn opgenomen en beoordeeld zijn met 7 of hoger worden na toestemming van de student doorgestuurd naar de publiek toegankelijke HBOkennisbank, die is opgezet in een samenwerkingsverband van hogescholen. Zie voor informatie over deze kennisbank: www.hbo-kennisbank.nl . Artikel 31 Studievoortgang 1. De resultaten van toetsen worden, onder verantwoordelijkheid van de opleiding, geregistreerd in het digitale studentenvolgsysteem van Stoas, Alluris. Daarnaast houdt de student de resultaten van deze toetsen zelf bij in zijn portfolio. 2. In het eerste jaar van de propedeuse ontvangt de student vier keer per jaar een bericht over zijn studievoortgang. De eerste en derde keer gebeurt dit alleen mondeling, de tweede en vierde keer gebeurt het mondeling en ontvangt de student dit bericht tevens per brief. Hierbij wordt aangegeven welke indicatie van toepassing is: A – de studievoortgang ligt op schema B – er is sprake van een beginnende studieachterstand OER_CT_2015-2016
Pagina 18 van 30
versie 1.0, september 2015
C – er is sprake van aanzienlijke studieachterstand, reden tot zorg D – er is sprake van ernstige studieachterstand, zeer zorgwekkend In de propedeuse is de indicatie van het tweede en vierde voortgangsbericht gekoppeld aan de criteria van het voorlopig studieadvies en het studieadvies dat aan het eind van het eerste jaar wordt uitgebracht. In het studievoortgangssysteem wordt geregistreerd welk studievoortgangsbericht is afgegeven. Het tweede en vierde voortgangsbericht wordt pas geregistreerd nadat dit tijdens de semestervergaderingen is vastgesteld. De student kan de studievoortgangsberichten inzien via Alluris. 3. Na het eerste jaar van inschrijving in de propedeuse ontvangt de student twee keer per jaar een bericht over zijn studievoortgang. 4. De bepalingen in lid 2 en 3 zijn niet van toepassing voor studenten in een deeltijdse opleiding. Stoas CT: Bij de deeltijd vinden er wel voortgangsgesprekken plaats door de studieloopbaanbegeleider. In het eerste jaar zijn er vier gesprekken en daarna zijn er twee gesprekken per jaar. Dit geldt met ingang van studiejaar 2012-2013 voor alle cohorten waarvoor dit reglement van toepassing is. Artikel 32 Studieadvies 1. In het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van een opleiding wordt voor aanvang van het tweede semester een voorlopig advies, positief of negatief, uitgebracht. (art. 7.8b van de Wet) Dit voorlopig studieadvies kan ook gegeven worden in een mondeling gesprek met de studieloopbaanbegeleider (bij Stoas CT is dit vaste regel), mits de student duidelijk wordt gemaakt dat er sprake is van een voorlopig studieadvies als bedoeld in dit artikel en er van dit gesprek een verslag wordt gemaakt dat door de student mede wordt ondertekend. Het voorlopig studieadvies wordt gebaseerd op de studieresultaten van de student en wordt schriftelijk vastgelegd. De regeling is met ingang van 2012-2013 gewijzigd. Onderstaand gedeelte van artikel 32.1 geldt voor alle studenten van cohorten 2012 en 2013 De student krijgt een voorlopig positief studieadvies en de indicatie A in onderstaande gevallen: - de student heeft door het volgen van onderwijsactiviteiten en het afsluiten daarvan met toetsen die zijn beoordeeld met "voldaan" of "excellent" een studielast gerealiseerd van 670 of meer studiebelastingsuren; en/of: - naar de mening van de studieloopbaanbegeleider is het redelijkerwijze te verwachten dat de student vóór het einde van het eerste jaar van inschrijving slaagt voor het competentie-examen en dus door middel van het competentie-examen 60 of meer studiepunten behaalt. De student krijgt een voorlopig positief studieadvies en de indicatie B in onderstaande gevallen: - de student heeft door het volgen van onderwijsactiviteiten en het afsluiten daarvan met toetsen die zijn beoordeeld met "voldaan" of "excellent" een studielast gerealiseerd van meer dan 549 en minder dan 670 studiebelastingsuren; en/of: - naar de mening van de studieloopbaanbegeleider is er lichte bezorgdheid maar ook een redelijke kans dat de student vóór het einde van het eerste jaar van inschrijving slaagt voor het competentieexamen en dus door middel van het competentie-examen 60 of meer studiepunten behaalt. De student krijgt een voorlopig negatief studieadvies en de indicatie C in onderstaande gevallen: - de student heeft door het volgen van onderwijsactiviteiten en het afsluiten daarvan met toetsen die zijn beoordeeld met "voldaan" of "excellent" een studielast gerealiseerd van meer dan 419 en minder dan 550; en/of: - naar de mening van de studieloopbaanbegeleider is er bezorgdheid en is het redelijkerwijze niet te verwachten dat de student vóór het einde van het eerste jaar van inschrijving slaagt voor het competentie-examen en dus door middel van het competentie-examen 60 of meer studiepunten behaalt. De student krijgt een voorlopig negatief studieadvies en de indicatie D in onderstaande gevallen: - de student heeft door het volgen van onderwijsactiviteiten en het afsluiten daarvan met toetsen die zijn beoordeeld met "voldaan" of "excellent" een studielast gerealiseerd van minder dan 420 studiebelastingsuren; OER_CT_2015-2016
Pagina 19 van 30
versie 1.0, september 2015
en/of: - naar de mening van de studieloopbaanbegeleider is er ernstige bezorgdheid en is het zeer onwaarschijnlijk dat de student vóór het einde van het eerste jaar van inschrijving slaagt voor het competentie-examen en dus door middel van het competentie-examen 60 of meer studiepunten behaalt. Wanneer een B, C of een D wordt verstrekt is er sprake van een waarschuwing dat er bij ongewijzigde voortgang mogelijk aan het eind van het eerste jaar een bindend afwijzend studieadvies verstrekt zal worden.
Onderstaand gedeelte van artikel 32.1 geldt voor alle studenten van cohort 2011, Overeenkomstig de OER 2011-2012: De student krijgt een voorlopig positief studieadvies en de indicatie A in onderstaande gevallen: - de student heeft door het volgen van onderwijsactiviteiten en het afsluiten daarvan met toetsen die zijn beoordeeld met "voldaan" of "excellent" een studielast gerealiseerd van 560 of meer studiebelastingsuren; en/of: - naar de mening van de studieloopbaanbegeleider is het redelijkerwijze te verwachten dat de student vóór het einde van het eerste jaar van inschrijving slaagt voor het competentie-examen of door middel van het competentie-examen 50 of meer studiepunten behaalt. De student krijgt een voorlopig positief studieadvies en de indicatie B in onderstaande gevallen: Stoas CT: n.v.t.: indicatie B wordt niet gegeven bij het voorlopig studieadvies. De student krijgt een voorlopig negatief studieadvies en de indicatie C in onderstaande gevallen: - de student heeft door het volgen van onderwijsactiviteiten en het afsluiten daarvan met toetsen die zijn beoordeeld met "voldaan" of "excellent" een studielast gerealiseerd van minder dan 560 studiebelastingsuren; en/of: - naar de mening van de studieloopbaanbegeleider is het redelijkerwijze niet te verwachten dat de student vóór het einde van het eerste jaar van inschrijving slaagt voor het competentie-examen of door middel van het competentie-examen 50 of meer studiepunten behaalt. De student krijgt een voorlopig negatief studieadvies en de indicatie D in onderstaande gevallen: Stoas CT: indicatie D wordt niet gegeven bij het voorlopig studieadvies. Wanneer een C of een D wordt verstrekt is er sprake van een waarschuwing dat er bij ongewijzigde voortgang mogelijk aan het eind van het eerste jaar een bindend afwijzend studieadvies verstrekt zal worden. 2. De opleiding verstrekt aan elke student voor het eind van diens eerste jaar van inschrijving (12 maanden) in de propedeuse een schriftelijk studieadvies. Aan het studieadvies kan een afwijzing verbonden zijn. Dit betekent dat de inschrijving van de student in de desbetreffende opleiding wordt beëindigd en dat hij zich niet opnieuw kan inschrijven bij dezelfde opleiding. 3. Het studieadvies is gebaseerd op de studieresultaten van de propedeuse. De examencommissie adviseert de faculteitsdirectie over het uit te brengen studieadvies. Bij het studieadvies wordt rekening gehouden met bijzondere omstandigheden van de student. De student dient bijzondere omstandigheden te melden bij zijn studieloopbaanbegeleider of een studentendecaan zodra deze omstandigheden zich voordoen. Wanneer de studiepunten uitsluitend behaald kunnen worden in een competentie-examen wordt aan een student die in de propedeuse niet deelneemt aan een competentie-examen een bindend afwijzend studieadvies verstrekt, tenzij er naar het oordeel van de directeur sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat geval kan op grond van het portfolio van de student besloten worden een voorwaardelijk studieadvies te verstrekken. De student krijgt een positief studieadvies en de indicatie A in onderstaande gevallen: de student is geslaagd voor het propedeuse-assessment en heeft dus 60 of meer studiepunten behaald De student krijgt een voorwaardelijk positief studieadvies en de indicatie B in onderstaande gevallen: De student is niet geslaagd voor het propedeuse-assessment en heeft door middel van dit examen: - s studiepunten behaald, waarbij 50 ≤ s < 60 en OER_CT_2015-2016
Pagina 20 van 30
versie 1.0, september 2015
-
volledige beheersing bewezen van de interpersoonlijke competentie (C1) en de competentie reflectie en ontwikkeling (C7) op propedeuseniveau.
De student krijgt een voorwaardelijk afwijzend studieadvies en de indicatie C in onderstaande gevallen: Geval 1: De student is niet geslaagd voor het propedeuse-assessment en heeft door middel van dit examen: - s studiepunten behaald, waarbij 50 ≤ s < 60 en - er blijk van gegeven, nog niet de beide competenties “interpersoonlijke competentie” (C1) en “reflectie en ontwikkeling” (C7) op propedeuseniveau te beheersen. Geval 2: De student is niet geslaagd voor het propedeuse-assessment en heeft door middel van dit examen: - s studiepunten behaald, waarbij 40 ≤ s < 50. De student krijgt een bindend afwijzend studieadvies en de indicatie D in onderstaande gevallen: Geval 1: De student heeft niet deelgenomen aan het propedeuse-assessment zonder daarvoor geldige redenen aan te voeren. Geval 2: De student is niet geslaagd voor het propedeuse-assessment en heeft door middel van dit examen minder dan 40 studiepunten behaald. Het beoefenen van topsport door studenten die in aanmerking komen voor de Topsportregeling wordt gezien als een bijzondere omstandigheid, op grond waarvan een voorwaardelijk studieadvies wordt gegeven. 4. Een student die aan het eind van het eerste jaar een voorwaardelijk studieadvies heeft ontvangen, ontvangt aan het eind van het tweede jaar inschrijving een positief of een bindend afwijzend studieadvies. De student ontvangt een positief studieadvies als hij zijn propedeuse heeft behaald. In de andere gevallen krijgt de student aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving alsnog een bindend afwijzend studieadvies, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor (nog) geen bindend afwijzend studieadvies kan worden gegeven. 5. Uitsluitend na ingewonnen juridisch advies beslist de examencommissie of het tijdstip om aan de gestelde voorwaarden van het voorwaardelijk studieadvies te voldoen, kan worden uitgesteld (tot meer dan 24 maanden inschrijving). Bijzondere omstandigheden van de student kunnen reden zijn voor het geven van een extra termijn om aan de gestelde eisen te voldoen. 6. Eveneens is ingewonnen juridisch advies nodig om een student die na het tweede jaar van inschrijving (dat wil zeggen na meer dan 24 maanden inschrijving) geen bindend afwijzend studieadvies heeft ontvangen en nog niet zijn propedeuse heeft behaald alsnog een afwijzend studieadvies te geven. 7. Aan studenten die te kennen geven dat zij zich uitschrijven tijdens het eerste jaar van inschrijving wordt door de directeur een waarschuwing meegegeven als hij verwacht dat de student mogelijk niet geschikt is voor de opleiding. De directeur wint hiervoor advies in bij de examencommissie. Tevens wordt vastgelegd hoeveel maanden inschrijving de student nog tot zijn beschikking heeft voordat hem een studieadvies wordt uitgebracht, wanneer hij zich op een later tijdstip weer voor dezelfde opleiding zou willen inschrijven. (zie ook artikel 35). De student ontvangt een brief waarin deze nog resterende inschrijvingstijd wordt vermeld Artikel 33 Aanvullende bepalingen afwijzend studieadvies 1. Indien de opleiding een afwijzend studieadvies wil uitbrengen, kan dat alleen als de opleiding voorzieningen heeft getroffen die onder meer rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de student en die gericht zijn op het waarborgen van een goede studievoortgang. 2. Het bindend afwijzend studieadvies geldt voor de termijn van vijf jaar. 3. Op verzoek van de student kan de faculteitsdirectie deze termijn wijzigen c.q. het afwijzend advies intrekken zoals bedoeld in 7.8b lid 3 van de Wet. 4. Een afwijzend advies heeft betrekking op de voltijdse, deeltijdse en duale vorm van de betreffende opleiding, tenzij in het advies anders is aangegeven. 5. In elk afwijzend studieadvies wordt uitdrukkelijk vermeld dat de afwijzing uitsluitend betrekking heeft op de genoemde opleiding. Aan elk afwijzend studieadvies wordt bij wijze van advies een verwijzing toegevoegd, hetzij naar een andere opleiding, hetzij naar de decaan of naar het Studenten Loopbaancentrum.
OER_CT_2015-2016
Pagina 21 van 30
versie 1.0, september 2015
Paragraaf 7 Afsluiting opleiding Artikel 34 Examens – getuigschriften – diploma supplement 1. Het examen, van de propedeuse, het associate degree programma of de Bachelor-opleiding, is behaald, zodra de student alle onderwijseenheden, behorende tot de propedeuse, het associate degree programma of de bachelor-opleiding, zoals vermeld in artikel 10, heeft behaald. (art. 7.10 van de Wet) 2. Bij de opleiding worden op de volgende momenten getuigschriften verstrekt: na het behalen van het propedeutisch examen; na het behalen van het examen van het associate degree programma; na het behalen van het afsluitend examen van de bachelor-opleiding. 3. Het getuigschrift wordt slechts afgegeven nadat is vastgesteld dat de student ingeschreven staat en zijn collegegeld van alle inschrijvingsjaren heeft betaald. (art. 7.11 van de Wet) 4. Nadat het examen is behaald, reikt de examencommissie het getuigschrift uit, tenzij de student heeft verzocht om uitstel van zijn uitreiking. Bij het getuigschrift van de opleiding wordt een diploma supplement uitgereikt. Het getuigschrift wordt namens de examencommissie ondertekend door de (plaatsvervangend) voorzitter, de (plaatsvervangend) secretaris, de geëxamineerde en indien van toepassing door een (externe) deskundige. (artikel 7.11 van de Wet). Bij het examen van het Associate degree programma of het examen van de bachelor-opleiding verleent de examencommissie tevens namens het instellingsbestuur de graad van de opleiding. 5. Voor het examen van de bachelor-opleiding wordt de graad Bachelor of Education verleend. 6. De uitreiking van het getuigschrift vindt plaats op een door de opleiding te bepalen tijdstip. Deze tijdstippen staan vermeld in het Stoas Jaarrooster en de Infogids. 7. Indien de student het examen van de opleiding heeft behaald en heeft verzocht om uitstel van de uitreiking van zijn getuigschrift kan hem al wel een verklaring worden verstrekt dat hem de graad van zijn opleiding is toegekend. (art. 7.11 van de Wet) 8. De student krijgt een van de hieronder genoemde judicia vermeld op zijn getuigschrift op basis van meer dan gewone prestaties. Het judicium ‘cum laude’ geldt als het hoogst haalbare. De student krijgt het judicium ‘cum laude’ indien hij heeft voldaan aan de volgende eisen: De student krijgt de aantekening ‘cum laude’ op zijn propedeusediploma of op zijn getuigschrift als hij er tijdens het competentie-examen ter afsluiting van de propedeuse of ter afsluiting van de bacheloropleiding naar het oordeel van de assessoren blijk van geeft, alle 7 competenties (cohorten 2008 en ouder) of 8 competenties (vanaf cohort 2009) op het betreffende niveau (bij het propedeuseassessment: A-niveau, bij het examen ter afsluiting van de opleiding: C-niveau) verworven te hebben en tenminste vijf van de 7 competenties (cohorten 2008 en ouder) of 8 competenties (vanaf cohort 2009) op een hoger niveau verworven te hebben dan wat als indicatie voor niveau C is beschreven. Als de student studiearrangementen heeft gevolgd en bij de helft of meer van de toetsen de beoordeling “extra voldaan” (vóór 1 september 2007) of "excellent" of 8 ontving, geeft dat geen recht op cum laude, maar het is wel een aandachtspunt bij de invulling en de beoordeling van het competentie-examen. 9. Het College van Bestuur meldt aan de DUO welke student het afsluitend examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Artikel 35 Verklaring bij vertrek 1. Aan elke student die meldt dat hij zijn inschrijving beëindigt zonder dat hij het afsluitend examen van de opleiding heeft afgerond wordt een gesprek aangeboden. 2. Op verzoek van de student kan hem een verklaring meegegeven worden met reeds behaalde resultaten. Wanneer het gaat om resultaten voor toetsen zonder studiepunten kan de studielast van reeds behaalde toetsresultaten worden vertaald naar een equivalent van studiepunten. (art. 7.11 van de Wet) 3. In de verklaring wordt vermeld dat behaalde toetsresultaten in principe zeven jaar geldig zijn. In de verklaring kan een voorbehoud gemaakt worden voor het geval er sprake is van een grondige wijziging van de opleiding. Artikel 36 Doorstroom 1. Er zijn geen nadere bepalingen opgenomen i.r.t. doorstroom naar Master-opleidingen.
OER_CT_2015-2016
Pagina 22 van 30
versie 1.0, september 2015
Paragraaf 8 Onregelmatigheden en fraude Artikel 37 Onregelmatigheden en fraude 1. Indien een student zich ten aanzien van (een onderdeel van) het examen aan een onregelmatigheid (hieronder wordt verstaan een afwijking van voorgeschreven regels of algemeen geldende gedragsregels) of fraude schuldig heeft gemaakt, kan de examencommissie bepalen dat aan die student het recht wordt ontnomen één of meer toetsen van de opleiding af te leggen gedurende een door de examencommissie te bepalen periode van ten hoogste één jaar. Indien de toets al was beoordeeld wordt het resultaat ongeldig verklaard. Toelichting. De sanctie die ook wel eens wordt opgelegd, toekenning van het cijfer 1,0 is niet logisch, dit suggereert een beoordeling, die echter door de onregelmatigheid of fraude juist niet heeft kunnen plaatsvinden. 2. Bij ernstige fraude kan de examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving van betrokkene definitief te beëindigen. (art. 7.12b van de Wet) 3. Indien de onregelmatigheid of fraude pas na afloop van het examen wordt ontdekt kan de examencommissie de student het getuigschrift van de opleiding onthouden of terugvorderen en kan zij bepalen dat de betrokken student het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toets of een hernieuwd examen in de door de examencommissie aan te wijzen onderdelen en op een door haar te bepalen wijze. 4. Alvorens een beslissing te nemen, hoort de examencommissie de student en eventuele belanghebbenden. Van dit horen wordt een verslag gemaakt, dat door de student ondertekend wordt voor gezien of akkoord, eventueel met de aantekening ‘gezien, maar niet akkoord’. De examencommissie deelt haar beslissing onverwijld mede aan de student, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. Tevens wordt de beroepsmogelijkheid voor de student aangegeven. 5. De examencommissie maakt van de beslissing en van de feiten waarop deze steunt, een rapport op.
Paragraaf 9 Examencommissie, beroepsmogelijkheid Artikel 38 - Examencommissie 1. Door de faculteitsdirectie wordt voor elke opleiding (of groep van opleidingen) een examencommissie ingesteld. 2. De taken en verantwoordelijkheden van de examencommissie zijn vastgelegd in de Wet. (artikel 7.12, 7.12b en 7.12c). Dit zijn o.a. de volgende taken en verantwoordelijkheden: - verantwoordelijkheid voor de borging van de kwaliteit van toetsing; - verantwoordelijkheid voor de (gang van zaken rondom) toetsing van een opleiding; - het vaststellen of een student het examen behaald heeft; - het uitreiken van het getuigschrift en het diploma supplement; - het vaststellen van alternatieve trajecten; - het oordelen over verzoeken om vrijstelling, verzoeken tot herziening, verzoeken om speciale voorzieningen en verzoeken om extra herkansing toe te kennen; - het bepalen dat een tentamen op een andere manier wordt afgelegd, dan bepaald in de OER; - het goedkeuren van de invulling van een buitenlandminor of een externe minor; - het uitbrengen van een advies aan de faculteitsdirectie over het uit te brengen studieadvies. 3. Nadere informatie over het functioneren van de examencommissie is vastgelegd in bijlage 13/I bij deze OER. Artikel 39 - Beroepsmogelijkheid 1. Een student die het niet eens is met een besluit van de examencommissie of een ander genomen besluit heeft mogelijkheden op tegen deze besluiten beroep in te stellen. Afhankelijk van het soort genomen besluit wordt hiervoor verwezen naar bijlagen 13/I, 13/II en 13/III.
Paragraaf 10 Bewaring en hardheidsclausule Artikel 40 Bewaring 1. De examencommissie draagt zorg voor de bewaring van verslagen van vergaderingen van de examencommissie, toetsopgaven en beoordelingsnormen voor een periode van zes jaar. 2. De door examinatoren opgestelde lijsten met behaalde resultaten en de door de examencommissie afgegeven verklaringen met behaalde resultaten worden tien jaar bewaard. 3. De examencommissie draagt er zorg voor dat van elke student de volgende gegevens gedurende 50 jaar bewaard blijven in het archief van de instelling. persoonsgegevens met inachtneming van de wetgeving op het gebied van bescherming persoonsgegevens; OER_CT_2015-2016
Pagina 23 van 30
versie 1.0, september 2015
gegevens over het behaald hebben van een propedeutisch getuigschrift en / of een getuigschrift hoger beroepsonderwijs en bijbehorende cijferlijsten. De overige gegevens, waaronder gemaakte toetsen, het digitaal assessmentportfolio, met uitzondering van hieronder genoemde werkstukken, kunnen worden vernietigd of teruggegeven aan de student na het verstrijken van tenminste zes maanden na de bekendmaking van de beoordeling. Deze termijn wordt verlengd indien dat nodig is in verband met een beroepsprocedure. 4. Ten behoeve van de externe beoordeling van de opleiding in het kader van de accreditatie blijft een representatieve set van toetsen, inclusief beoordelingen, gedurende een termijn van twee jaren na beoordeling bewaard. Daarnaast worden alle afstudeerscripties gedurende een periode van zes jaren bewaard. 5. Voor studenten die zonder getuigschrift vertrekken wordt de verklaring van behaalde resultaten 10 jaar bewaard. Artikel 41 Hardheidsclausule 1. De examencommissie is bevoegd tegemoet te komen aan onbillijkheden van zwaarwegende aard die zich bij de toepassing van deze regeling mochten voordoen, alsmede beslissingen te nemen in zaken waarin deze regeling niet voorziet. Om te bepalen of de hardheidsclausule toegepast moet worden weegt de examencommissie de belangen van de student en die van de opleiding. Voor gevallen waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de examencommissie of diens plaatsvervanger. In het laatste geval doet deze zo spoedig mogelijk melding aan de leden van de examencommissie. 2. De student richt daartoe een met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de examencommissie. De examencommissie beslist op het verzoek en deelt de beslissing schriftelijk en gemotiveerd aan betrokkene mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid. 3. De faculteitsdirectie van Stoas is bevoegd om, de examencommissie gehoord, van de onderhavige regeling afwijkende regelingen te treffen - indien tengevolge van bijzondere omstandigheden toepassing van deze regeling tot ernstige onbillijkheden of tot onzorgvuldige behandeling zou leiden; - indien de belangen van een student of een groep studenten geschaad dreigen te worden ten gevolge van wijziging van regelgeving ten opzichte van hun eerste jaar van inschrijving; - indien de belangen van een student of een groep studenten geschaad dreigen te worden ten gevolge van door de instelling gemaakte fouten; Paragraaf 11 Slot- en invoeringsbepalingen Artikel 42 Inwerkingtreding, wijziging, bekendmaking en citeertitel 1. De OER is van toepassing voor de studenten aangegeven op het voorblad van deze regeling ingeschreven in het studiejaar 2013-2014. 2. Deze opleidingsspecifieke OER wordt opgesteld en ter advisering voorgelegd wordt aan de examencommissie en de opleidingscommissie. De opleidingscommissie brengt advies uit aan de faculteitsdirectie en stuurt dit ter kennisname aan de OR/SR. Vaststelling en wijziging van deze opleidingsspecifieke OER geschiedt op voorstel van de opleiding en behoeven de instemming van de OR en de studentenraad. 3. Indien door tussentijdse wijziging van de regeling de belangen van individuele studenten worden geschaad, kan de student een schriftelijk onderbouwd verzoek indienen bij de examencommissie tegen toepassing van de betreffende wijziging van de regeling. De examencommissie onderzoekt het verzoek en motiveert in zijn uitspraak de afweging tussen het individuele belang van de student en het belang van de kwaliteit van de opleiding. 4. De faculteitsdirectie stelt vóór 1 juni voorafgaand aan het studiejaar de OER vast voor het studiejaar dat op 1 september van start gaat en draagt er zorg voor dat deze regeling en elke wijziging daarvan worden gepubliceerd door plaatsing op de website en intranet. 5. De tekst van de OER kan aangepast worden indien wijziging(en) in de organisatie of organisatieonderdelen daar aanleiding toe geeft / geven, rekeninghoudend met hetgeen in lid 3 is beschreven. Artikel 43 Overgangsbepalingen Bij een grondige wijziging van de opleiding wordt de volgende overgangsregeling getroffen. Na het laatste reguliere aanbod van het ‘oude’ onderwijs en de daarbij behorende toets, wordt de betreffende toets nog twee maal als herkansing aangeboden. Daarna wordt bepaald welke toets uit het ‘nieuwe’ onderwijs een student moet afleggen ter vervanging van het ‘oude’ onderdeel.
OER_CT_2015-2016
Pagina 24 van 30
versie 1.0, september 2015
Artikel 44 Onvoorziene gevallen In gevallen waarin de OER niet voorziet beslist de examencommissie, tenzij het gaat om onderwerpen die behoren tot de bevoegdheid van de faculteitsdirectie.
OER_CT_2015-2016
Pagina 25 van 30
versie 1.0, september 2015
Bijlage 13/I: Reglement van de Examencommissie. 1 Inleiding In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgesteld dat een instelling voor Hoger Onderwijs voor elke opleiding of groep van opleidingen over een examencommissie moet beschikken, (artikel 7.12 van de WHW). 2 Samenstelling van de examencommissie: De commissie bestaat uit 4 personen en deze worden jaarlijks door het College van Bestuur, op voordracht de directie van Stoas, benoemd: Bij benoeming van nieuwe leden worden de zittende leden van examencommissie hierover vooraf door het CvB gehoord. De leden dienen aantoonbaar te beschikken over competenties gerelateerd aan hetzij de inhoud van het onderwijs(programma), hetzij de aard van het werkveld waarvoor de opleiding primair voorbereidt. De samenstelling is als volgt: Voorzitter (docent) Lid (docent) Lid (lid MT) Extern lid (lid examencommissie andere hogeschool) De commissie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3 Frequentie van vergaderen De examencommissie komt minimaal 4 keer per jaar bijeen in ieder geval voorafgaand aan de vastgestelde diplomeringsmomenten. Bovendien behandelt de examencommissie minimaal 2 maal per jaar (november en mei) aanvragen voor het volgen van een minor. Data van zowel diplomeringsmomenten als examencommissie zijn opgenomen in de jaarroosters van Stoas. 4 Bevoegdheden van de examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk voor: De uitgifte van een getuigschrift + supplementen, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. Het borgen van het niveau en de kwaliteit, van de assessments. Het borgen van de organisatie en de procedures rondom de assessments Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen en vast te stellen. Het aanwijzen van assessoren. Het verlenen van vrijstelling voor het ondergaan van één of meer assessments. Het nemen van beslissingen of maatregelen tegen de student in geval van fraude. Het besluiten over aanvragen van studenten voor het volgen van een minor. De behandeling van klachten over: niveau en/of kwaliteit van een assessment, de beoordeling van een assessment en/of de assessor. organisatie, procedures en voortgang van de examens vrijstellingen en EVC’s eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) Pas nadat de behandeling van de klacht door de examencommissie, niet leidt tot een wederzijds bevredigende oplossing, kan de klager in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens (art. 7.60 WHW). 5 Werkwijze examencommissie: De werkwijze van de examencommissie is beschreven in het huishoudelijk reglement van de examencommissie. Deze werkwijze is in te zien via de ambtelijk secretaris van de examencommissie. 6
De werkwijze van de commissie bij de behandeling van klachten
6.1 6.1.1
Indienen van een klacht Indien een student of opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de examencommissie, kan hij de examencommissie, middels een bezwaarschrift, verzoeken de beslissing te herzien Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen, nadat de te wraken beslissing ter kennis van de student is gebracht, schriftelijk worden in gediend bij het centraal klachtenloket. Als referentie geldt de datum waarop het bezwaarschrift bij het centraal klachtenloket is geregistreerd. Alvorens de klacht in behandeling te nemen wordt deze, indien nodig,voorgelegd aan de Interne Adviescommissie voor advies.
6.1.2 6.1.3 6.1.4
OER_CT_2015-2016
Pagina 26 van 30
versie 1.0, september 2015
6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.3 6.3.1 6.3.2
6.3.3 6.3.4
Behandeling van een klacht De commissie hoort alle betrokkenen alvorens tot een besluit te komen. De commissie kan het horen aan de ambtelijk secretaris delegeren en kan daarbij ook de gegevens van de Interne Adviescommissie hierbij betrekken. Van het resultaat van het horen, wordt een verslag gemaakt. De commissie kan alleen besluiten nemen indien zij voltallig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. In geval van ex aequo besluit de voorzitter. De commissie betrekt het advies van de Interne Adviescommissie bij het nemen van het besluit. Beslissing over een klacht Wanneer de klacht niet voorgelegd wordt aan de Interne Adviescommissie geeft de commissie binnen 10 werkdagen uitslag van haar beraadslagingen. Wanneer de klacht wel voorgelegd wordt aan de Interne Adviescommissie geeft de commissie binnen tien werkdagen nadat het advies van de Interne Adviescommissie is ontvangen uitslag van haar beraadslagingen. De uitslag wordt, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld. Indien de indiener van bezwaarschrift zich niet kan verenigen met het besluit van de commissie, kan hij hiertegen in beroep gaan bij het “College van Beroep voor de examens” (CoBEx) van de hogeschool.
7 Verslaglegging examencommissie De examencommissie doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden aan het College van Bestuur.
OER_CT_2015-2016
Pagina 27 van 30
versie 1.0, september 2015
Bijlage 13/II: Reglement Interne Adviescommissie Stoas Art. 1 Taak van de commissie De Interne Adviescommissie (IAC) behandelt klachten over of bezwaren tegen besluiten die door, een opleider, de directie van de hogeschool of een examencommissie genomen zijn. Art. 2 Bevoegdheid van de commissie 2.1 Het doel van de behandeling is een advies aan het besluitvormende orgaan. Daarnaast onderzoekt de IAC of een minnelijke schikking mogelijk is tussen het besluitvormend orgaan en de klager/bezwaarmaker. 2.2 Het resultaat van dit onderzoek wordt, indien van toepassing, ingebracht bij de Geschillen Adviescommissie (GAC) of het College van Beroep voor de Examens (CoBEx) 2.3 De commissie is niet gerechtigd om besluiten van de directie of de examencommissie te herzien. Art. 3 Indienen van een bezwaarschrift 3.1 Een student of opleider die zich niet kan verenigen met een beslissing van een opleider, de directie of van de examencommissie, kan de commissie middels een bezwaarschrift verzoeken een advies uit te brengen aan het betreffende besluitvormend orgaan. 3.2 Een bezwaarschrift moet binnen tien werkdagen nadat de te wraken beslissing ter kennis van de student/opleider is gebracht schriftelijk worden ingediend bij het centraal klachtenloket Art. 4 Samenstelling van de commissie 4.1 De Interne Adviescommissie bestaat uit een technisch voorzitter, een ambtelijk secretaris, 2 docentleden en 2 studentleden. 4.2 Alleen de docentleden en de studentleden hebben stemrecht. 4.3 Indien één van de leden van de commissie direct betrokken is bij het besluit waarop het bezwaarschrift betrekking heeft, wordt uit de betreffende geleding een vervanger aangewezen. 4.4 Het secretariaat wordt verzorgd door de ambtelijk secretaris. Art. 5 Frequentie van vergaderen De commissie vergadert in een zodanige frequentie dat, indien van toepassing, voldaan kan worden aan de afhandeltermijn door de Geschillen Adviescommissie of het College van Beroep voor de Examens, van het ingebrachte geschil. Art. 6 Werkwijze en uitspraak van de commissie 6.1 Nadat de ambtelijk secretaris door het centraal klachtenloket op de hoogte is gesteld van een bezwaarschrift, roept deze zo spoedig mogelijk de commissie bijeen. 6.2 Zodra de voorzitter en van elke geleding minimaal 1 lid beschikbaar is, vergadert de commissie en brengt zij een advies uit. 6.3 De commissie hoort (mondeling of schriftelijk) alle betrokkenen alvorens tot een advies te komen. 6.4 Van het horen van de betrokkenen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. 6.5 Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij een gelijke stemverhouding valt het uiteindelijke advies in het voordeel van de student uit. 6.6 Indien de commissie een bezwaar gegrond vindt, zal zij de examencommissie of faculteitsdirectie adviseren om tot een nieuw oordeel te komen. 6.7 De commissie kan in haar uitspraak een advies formuleren m.b.t. een minnelijke schikking tussen student en examencommissie of faculteitsdirectie. 6.8 De commissie doet uitspraak en brengt een advies uit aan de betrokken examencommissie of faculteitsdirectie. 6.9 De bevindingen en het advies van de commissie (de uitspraak) worden, voorzien van argumentatie, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift en aan alle overige betrokkenen meegedeeld.
OER_CT_2015-2016
Pagina 28 van 30
versie 1.0, september 2015
Bijlage 13/III: Huishoudelijk reglement voor afronding curriculumonderdelen 1. Inleiding Onderstaand reglement heeft betrekking op de gang van zaken rond toetsen, (fase)-assessments en opdrachten voor zover niet beschreven en niet in strijd met de bepalingen van het Onderwijs- en Examenreglement Stoas. 2. Regeling toetsen 2.1 Voorbereiding A. de surveillant: is vijf minuten voor aanvang van de toets in het lokaal aanwezig; controleert de inrichting van het lokaal en de aanwezigheid van benodigde toetsmaterialen. B. de student: zorgt ervoor vijf minuten voor aanvang in het lokaal aanwezig te zijn (in het bezit van de toegestane eigen hulpmiddelen). zorgt er voor dat hij/zij zich middels zijn/haar collegekaart of legitimatiebewijs indien gewenst kan legitimeren. C. de docent: zorgt ervoor dat de toets minimaal één werkdag voor het afnemen daarvan door een surveillant, bij de administratie aanwezig is; voorziet de toetsopgave van een universeel voorblad, waarop is aangegeven: beoordelingseenheid, groep, datum, beschikbare tijd, toegestane hulpmiddelen, regels rondom inlevering, verwijzing naar deze bijlage. 2.2 Uitvoering A. de surveillant: zorgt voor verspreiding van toetsmateriaal; bewaakt de orde in het lokaal en grijpt in bij onregelmatigheden* (zie toelichting); verricht geen bezigheden waardoor verstoring van de rust ontstaat of onregelmatigheden kunnen plaatsvinden; neemt opgaven, uitwerkingen en kladpapier in ontvangst en ziet erop toe dat de student de presentielijst tekent; meldt eventuele onregelmatigheden en uitsluiting van deelname schriftelijk bij de betreffende docent en de schoolleiding. Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. B. de student: zorgt ervoor op het vastgestelde startmoment plaats te hebben genomen en alleen de toegestane hulpmiddelen klaar te hebben liggen; onthoudt zich van elke vorm van verstoring, zowel voor, tijdens als na het maken van de toets; verlaat niet eerder dan een half uur na aanvang van de toets het lokaal, na inlevering van toetsantwoorden, opgaven en kladpapier en tekenen van de presentielijst onder toezicht van de surveillant. Daarbij wordt de rust zoveel mogelijk bewaard. Als een student te laat binnenkomt, bepaalt de surveillant of hij alsnog aan de toets kan deelnemen. Later beginnen aan de toets geeft geen recht op een wijziging in de vastgestelde eindtijd en kan hooguit tot een half uur na aanvang toegestaan worden. Onregelmatigheden Als de student zich aan enige onregelmatigheid schuldig maakt, zal de surveillant hem van (verdere) deelname aan de toets uitsluiten. Bij uitsluiting van (verdere) deelname als gevolg van onregelmatigheden geldt de normale procedure m.b.t. inleveren en tekenen van de presentielijst. Onder een onregelmatigheid wordt o.a. verstaan: het verstoren van de rust; gebruik maken van of in bezit hebben van niet toegestane hulpmiddelen (waaronder schriftelijke of elektronische informatiebronnen); het mondeling uitwisselen van gegevens; het aanbieden van informatie aan een andere student; het gebruik maken van informatie van een andere student; het meenemen van toetsopgaven en klad- en toetspapier uit het lokaal. OER_CT_2015-2016
Pagina 29 van 30
versie 1.0, september 2015
Consequenties In het geval van geconstateerde onregelmatigheid wordt de toets niet beoordeeld en heeft de student een toetsgelegenheid gebruikt. Indien de student vindt dat het ontzeggen van deelname door de surveillant onterecht is, kan hij bezwaar aantekenen bij de directie via het centraal klachtenloket. De directie kan bij herhaling van onregelmatigheden, gepleegd door dezelfde student, na schriftelijke waarschuwing, besluiten de student uit te sluiten van deelname aan onderwijsactiviteiten voor een bepaalde periode. Overige onregelmatigheden Als surveillant en/of toets niet aanwezig zijn tijdens het afgesproken toetsmoment, wordt de schoolleiding in kennis gesteld die daarna actie onderneemt. 2.3 Afhandeling A. de docent zorgt voor bekendmaken van de toets resultaten binnen 10 werkdagen na afnemen van de toets; (conform artikel 7.13.2o van WHW) maakt bekend waar en wanneer de toetsen kunnen worden ingezien. (conform artikel 7.13.2p van WHW) Levert binnen 5 werkdagen na bekendmaken van de toets resultaten deze, ter verwerking in het studentenvolgsysteem, aan bij studentzaken. 3. Regeling toetsgelegenheden A. de directie: zorgt ervoor dat tijdstippen van toetsgelegenheden ten minste twee weken van tevoren bekend worden gemaakt. B. de student: schrijft zich in voor de herkansingstoetsen, via het daarvoor beschikbare elektronische systeem of, als daarom verzocht wordt, op een schriftelijke wijze. 4. Regeling assessments Alle regelingen rondom assessments en het afnemen van assessments zijn vastgelegd in de regeling ‘Beoordelen en assessen Stoas’ wat beschikbaar is via het Stoas Intranet. Gezien de nog te ontwikkelen werkwijze voor fase-assessments wordt deze regeling lopende het studiejaar hierop aangepast. Voor het overige gelden dezelfde regels als in dit reglement beschreven staat voor toetsen. Zie hiervoor regeling toetsen, 5. Regeling opdrachten A. de docent: geeft in de omschrijving van het onderdeel of in een aanvullende opdrachtbeschrijving inleverdatum, eisen en beoordelingscriteria aan; maakt binnen 20 werkdagen dagen na de uiterste inleverdatum de beoordeling bekend; (conform artikel 7.13.2o van WHW) geeft de student gelegenheid het beoordeelde product en de schriftelijke argumentatie van de beoordeling in te zien. (conform artikelen 7.13.2p en 7.13.2q van WHW) Levert binnen 5 werkdagen na bekendmaken van het resultaat deze, ter verwerking in het studentenvolgsysteem, aan bij studentzaken. B. de student: zorgt voor tijdige inlevering van een opdracht die aan de gestelde eisen m.b.t. vormgeving, samenstelling en inhoud voldoet; zorgt ervoor dat het ontvangstbewijs ingevuld bijgeleverd wordt, zodat het kan worden geparafeerd door een medewerker van Stoas. Onregelmatigheden Als de student zich schuldig maakt aan enige vorm van fraude, in welke vorm of omvang dan ook, wordt de opdracht niet beoordeeld. De docent meldt dit voorval aan de directie.
OER_CT_2015-2016
Pagina 30 van 30
versie 1.0, september 2015
Bijlage 14 Onderwijs- en examenregeling Master Leren en Innoveren Croho-code 44135 studiejaar 2015-2016
De onderwijs- en examenregeling van de opleiding is een uitwerking van het algemene deel van de onderwijs- en examenregeling voor opleidingen van Stoas Wageningen|Vilentum Hogeschool.
Deze regeling maakt een onlosmakelijk deel uit van het Studentenstatuut van Vilentum Hogeschool H1 H2 2.1 H3 3.1 3.2 3.3 3.4 H4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 H5 5.1. 5.2 H6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.10 6.11 6.12 6.13 6.14 6.15 6.16 H7 7.1 7.2 7.3 7.4 H8 H9 H10
Inhoudsopgave Algemene bepalingen Toepasselijkheid van de regeling Toelating masteropleiding Toelatingseisen en vooropleiding Intake, intake assessment, herinschrijven, versnelling, toelatingscommissie NL Taal Buitenlandse studenten Beschrijving van de opleiding Beroepsprofiel Competentieprofiel Eindkwalificaties Inrichting opleiding Organisatie onderwijs Overzicht onderwijseenheden en studiepunten Regels en richtlijnen van de examencommissie Examens van de opleiding Onderwijsactiviteiten Voertaal Kwaliteit Verspreiding studiematerialen Studiebegeleiding en functiebeperking Studiebegeleiding Functiebeperking en bijzondere voorzieningen Toetsing en beoordeling studievoortgang Vorm van de toetsen Toetsrooster Aanmelding toetsen Inleveren Normering toetsen Bekendmaking van de resultaten Het masterexamen en de afstudeercommissie Judicia Graadverlening Herkansing en verhindering van deelname aan toetsen Verzoek tot herziening Volgordelijkheid onderwijseenheden voor toetsing Geldigheidsduur Externe rapportage studiepunten Onregelmatigheden en fraude Examencommissie Wettelijke inkadering Verantwoordelijkheden Werkwijze van de commissie Slotbepalingen Het College van beroep voor de examens Vilentum Hogeschool (CoBEx) De Geschillen Advies Commissie Vilentum Hogeschool (GAC) Interne Adviescommissie Stoas (IAC)
Pagina 2 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
Bijlage I Bijlage 2
Reglement voor de examencommissie MLI Plagiaat
Deze onderwijs- en examenregeling van Stoas Wageningen|Vilentum Hogeschool 1 geeft duidelijkheid over de wijze waarop studiepunten worden toegekend aan door de student behaalde resultaten en beoogt daarmee rechtsgelijkheid en redelijkheid van beslisregels te bevorderen.
H2
Algemene bepalingen
Dit is de examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), geldend voor de opleiding Master Leren en Innoveren van Stoas. Tot de examenregeling behoren diverse bijlagen waarin bepaalde onderdelen nader zijn uitgewerkt. 2.2 Begripsbepalingen Alluris Studentinformatiesysteem.
1
Assessment
Verzamelnaam voor toetsen die gericht zijn op het beoordelen van competenties in zo authentiek mogelijke beroepssituaties.
Assessor
Examinator, degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft ontwikkeld.
Beroepsprofiel
In een beroepsprofiel legt een professie vast wat zij als haar domein beschouwt en over welke competenties de beroepsbeoefenaren dienen te beschikken.
Blackboard
Digitale omgeving met informatie, databestanden en elektronische leeromgeving.
Competentie
Het vermogen om de juiste kennis, houding, vaardigheden, motivatie, waarden, etc. te mobiliseren, te kiezen, te gebruiken en te sturen die nodig zijn om succesvolle prestaties te realiseren in een taak binnen een specifieke situatie. De uitkomsten zijn per taak en situatie anders, vanwege deze contextafhankelijkheid wordt er gesproken van competenties.
Competentieprofiel
Een competentieprofiel is een verzameling van (deel)competenties en bijhorende gedragsindicatoren, nodig om een bepaalde functie uit te oefenen.
Croho
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin alle opleidingen zijn vermeld, die, indien met voldoende resultaat zijn afgelegd, een officieel getuigschrift hbo-onderwijs opleveren met de daarbij behorende graad (associate degree, bachelor of master).
ECTS
European Credit Transfer System. Het systeem om de studiepunten aan te duiden zodanig dat internationale vergelijking mogelijk is. Zie ook: studiepunt
Eindkwalificatie
Een niveaubeschrijving waaraan een student moet voldoen om de master met succes af te ronden.
Examen
Afsluiting van de opleiding.
Examencommissie
Het college van personen als bedoeld in artikel 7.12 van de Wet.
Verder in deze OER genoemd Stoas Pagina 3 van 17
OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
Examinator
Lid van het personeel, door de examencommissie aangewezen voor het afnemen van toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan, alsmede deskundigen van buiten de instelling.
Fraude
Elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan een persoon wist of behoorde te weten, dat het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht, vaardigheden, competenties,(beroeps)houding, reflectie e.d. geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt.
Judicia
Speciale aantekening op een diploma, zoals met genoegen en cum laude.
Learning community
Thema gebonden leergroep waarin op specifieke vragen of opdrachten samen de diepte wordt ingegaan in een kenniscreërend proces.
OER
Onderwijs- en examenregeling. De OER bestaat uit algemene informatie voor alle opleidingen van Stoas Wageningen|Vilentum hogeschool waaraan opleidingsspecifieke informatie is toegevoegd en is onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut.
Onderwijseenheid
Onderdeel van een opleiding dat met een toets wordt afgesloten, als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 van de Wet of een aanvullend onderzoek uitgevoerd door de examencommissie als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 van de Wet.
Opleidingscommissie
Commissie voor advies en beoordeling betreffende het onderwijs en de OER. Zie het reglement opleidingscommissie, te vinden in Blackboard.
Student
Degene die bij de instelling ingeschreven is als bedoeld in artikel 7.32 t/m 7.34 van de Wet.
Studiejaar
De periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daarop volgende jaar.
Studiegids
Samen geven de OER en de studiegids een compleet overzicht van de inhoud en inrichting van het onderwijs en het examen voor de masteropleiding. Beide documenten geven informatie over de school, de opleiding en alle andere informatie die nodig is tijdens de studie.
Studieprogramma
Samenhangend geheel van onderwijsactiviteiten die een student volgt in het kader van zijn opleiding.
Studiepunt
Een studiepunt is gelijk aan 28 genormeerde studiebelastingsuren. Studiepunten worden toegekend indien een toets van een onderwijseenheid met goed gevolg is afgelegd. Internationaal wordt hiervoor de term ECTS credits gebruikt.
Thema
Onderwijseenheid in het MLI curriculum, direct gericht op het verwerven van een competentie.
Toets
Activiteit op grond waarvan wordt beoordeeld of een student bepaalde kennis, inzicht, vaardigheden en / of competenties bezit.
Wet
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW Staatsblad 593, 1992 en de latere aanvullingen en wijzigingen).
Pagina 4 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
H3
Toelating masteropleiding
3.1 Toelatingseisen, vooropleidingen vrijstellingen 3.1.1 Voor de inschrijving bij een masteropleiding geldt als toelatingsbewijs het bezit van een bewijs van toelating conform artikel 7.30b van de Wet. De opleidingsmanager van de MLI verstrekt een bewijs van toelating als is voldaan aan onderstaande bepalingen: a. de betrokkene voldoet aan de toelatingseisen, zoals geformuleerd in lid 3.1.2.; b. er is geen sprake van een overschrijding van het aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen. 3.1.2 De eisen zoals bedoeld in lid 3.1.2. sub a hebben betrekking op kennis, inzicht en vaardigheden die verworven kunnen zijn bij beëindiging van een bachelor opleiding. Om te kunnen worden toegelaten dient de student in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen 2: a. De student is in het bezit van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs of een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs. b. De student is in het bezit van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs. c. De student beschikt over een juiste en voldoende motivatie. d. De student beschikt over minimaal twee jaar relevante ervaring in de context van werk en/of werkplekleren en een passende beroepsomgeving gedurende het opleidingstraject is noodzakelijk. e. De student beschikt over passende onderzoek-innovatieopdracht in samenwerking tussen student en opdrachtgever geformuleerd. 3.1.3 De opleiding verleent geen vrijstellingen op eindkwalificaties. 3.2 Intake, intake assessment, herinschrijven en versnelling, toelatingscommissie 3.2.1 Intake Voor de start van de opleiding krijgt iedere student een intake. Op basis van de uitkomsten van de intake stelt een toelatingscommissie (zie art. 3.2.5) vast of de student toelaatbaar is volgens de eisen in art. 3.1.2. 3.2.2 Intake assessment Bij de instroom in een opleiding kan een intake assessment plaatsvinden indien de student niet beschikt over een getuigschrift zoals geformuleerd in artikel 3.1.2. lid a. De toelatingscommissie (zie art. 3.2.5) bepaalt op basis van het intake assessment of de student voldoet aan de eisen geformuleerd in art. 3.1.2.b 3.2.3 Herinschrijven Studenten die zich herinschrijven nadat ze eerder al een deel van de opleiding hebben gevolgd, krijgen een intake assessment op basis waarvan de toelatingscommissie bepaald of de student toelaatbaar is. Daarbij gelden de toelatingseisen zoals geformuleerd in art. 3.1.2. Tevens wordt vastgesteld of de behaalde certificaten nog geldig zijn, zoals geformuleerd in art. 6.14. 3.2.4 Versnelling Elke student die van mening is dat hij via een versneld traject zijn opleiding kan vervolgen en/of voltooien kan hiertoe een onderbouwd verzoek indienen bij de examencommissie. Het versnelde programma moet kunnen plaatsvinden binnen de reguliere onderwijsorganisatie van de opleiding. 3.2.5 De toelatingscommissie bestaat uit de opleidingsmanager en masterdocent. 3.3 NL Taal Bezitters van een buiten Nederland afgegeven diploma kunnen voldoen aan de eis inzake
2
Zie brondocument ‘Aanmelden, intake en toelating’ gepubliceerd in Blackboard cursus MLI Pagina 5 van 17
OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
voldoende beheersing van de Nederlandse taal door het met goed gevolg afleggen van het examen niveau 3 van de cursus Nederlands als tweede taal. Hiervoor dient de student een getuigschrift op te nemen in zijn intakeportfolio. 3.4 Buitenlands studenten Buitenlandse studenten van buiten de EU, die 18 jaar of ouder zijn op de datum van eerste inschrijving moeten beschikken over een geldige verblijfsvergunning (WHW art. 7.32).
H4
Beschrijving van de opleiding
4.1 Beroepsprofiel Gedurende de opleiding ontwikkelen masterstudenten hun competenties op het niveau van ontwikkelingsgericht en methodisch innoveren, evidence informed onderzoek, het begeleiden van collega’s en het creatief ontwikkelen van onderwijsconcepten en –materialen. De student is de spin in het web tussen management, teams, klanten en de wetenschap. Hij is in staat wetenschappelijke kennis en een hoog vaardigheidsniveau in te zetten in professionele ontwikkelingsprocessen in de eigen werkcontext. 4.2 Competentieprofiel De competenties van de master zijn gebaseerd op het ‘Competentieprofiel Master Leren en Innoveren’ van de HBO-Raad3. Dit profiel is gebaseerd op de SBL competenties (WHW art. 7.13.2a,b,c)4. 4.3 Eindkwalificaties Op basis van het beroepsprofiel (art. 4.1) zijn de eindkwalificaties geformuleerd. De eindkwalificaties van de MLI zijn bepaald aan de hand van het beroepsprofiel (art 4.1), het competentieprofiel en het internationale kader voor het masterniveau (Dublin descriptoren) in de context van de toets- en examenproducten (zie art. 4.2). 1. Het initiëren van onderwijsontwikkelingen5 en begeleiden van collega’s in deze ontwikkeltrajecten op basis van inhoudelijk gezag. 2. Het initiëren van de ontwikkeling van een professionele identiteit in existentieel en kennis creërend perspectief. 3. Het transparant, methodisch, analytisch, systematisch en evidence informed’ ontwikkelingsgericht werken aan projecten gericht op leren, instructie, training of human development. 4. Het bijdragen aan de kennisontwikkeling van leren, in de context van onderwijs en innovatieprocessen. 5. Het systematisch analyseren, ontwerpen en verantwoorden van een leerarrangement; het betrekken van actoren en het begeleiden van een ontwerpproces binnen een innovatie. 6. Het communiceren over vernieuwingen, bevindingen, dilemma’s en kansen met verschillende relevante doelgroepen binnen en buiten de organisatie. 7. Het functioneren in kennisnetwerken binnen en buiten de organisatie en daarin kennis te delen door publicaties (congresbijdragen, geschreven publicaties, workshops, studiedagen etc.).
3
HBO Raad (november 2006). Bijlage E Eindrapportage programmalijn masters, Deel B Competentie profiel Master Leren & Innoveren. In: Kwaliteit vergt keuzes. Bijlagen Bestuur charter Lerarenopleidingen, pp. 110 – 135. 4 WHW tekst art. 7.13.2 A=de inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens, B=de inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding, C=de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven. 5
Onderwijs in de context van de MLI gedefinieerd als georganiseerd leren binnen een klas, een school, een opleiding en het leren van mensen in bedrijven. Pagina 6 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
4.4 Inrichting opleiding Het onderwijsaanbod op het niveau van hbo master van Stoas bestaat uit één CROHO geregistreerde opleiding Master Leren en Innoveren (MLI) met een omvang van 60 studiepunten en wordt op dit moment alleen in de deeltijdvariant uitgevoerd. Waar in deze regeling sprake is van studiepunten worden European Credits (EC) bedoeld. Eén studiepunt vertegenwoordigt 28 uren studielast (WHW 7.13.2e). 4.5 Organisatie onderwijs 4.5.1 Het studiejaar is het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. 4.5.2. De eindkwalificaties en daaraan gekoppelde competenties van de opleiding zijn vertaald in zeven thema’s waaruit het curriculum is opgebouwd. Thema innoveren in teams Thema leren Thema ontwerpen voor leren Thema communiceren binnen innovaties Thema omgeving, ecologie van innoveren Thema organiseren, methoden en technieken Thema onderzoek en innovatie Thema kenniscreatie Thema kenniscreatie is een doorlopende leerlijn gedurende de twee opleidingsjaren. Dit thema geeft sturing aan het leren binnen de learning community en is gekoppeld aan de eindkwalificatie ‘het initiëren van de ontwikkeling van een professionele identiteit in existentieel en kennis creërend perspectief’. Het onderwijsprogramma bestaat uit zeven thema’s met parallel daaraan een doorlopende onderzoekslijn en de ontwikkeling van de rol als onderzoekende innovator van leren die resulteert in de presentatie en de verdediging tijdens het masterexamen (zie tabel 1).
Pagina 7 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
Tabel 1 Overzicht curriculum
4.6 Overzicht onderwijseenheden en studiepunten De opleiding bestaat uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden, onderdelen van een opleiding die met een themaproduct of portfolio worden afgesloten. Onderwijseenheden hebben een maximale omvang van 10 studiepunten. Aan onderwijseenheden worden hele studiepunten toegekend. In onderstaand overzicht is de verdeling van studiepunten vermeld.
Tabel 2 overzicht beoordelingseenheden
4.7 Regels en richtlijnen van de examencommissie De opleiding heeft een examencommissie. De samenstelling en de taak van deze commissie is omschreven in artikel 6 en in bijlage I. Leden zijn aangesteld door het College van Bestuur van de Aeres groep (zie H7). Uitzonderingen: a. Indien zich bij de toepassing van de examenregeling onbillijkheden van overwegende aard voordoen, kan de examencommissie afwijken van deze regel. b. In de gevallen waarin de examenregeling niet voorziet, beslist de examencommissie. 4.8 Examen van de opleiding De opleiding wordt afgerond met een masterexamen in de vorm van een openbare zitting. 4.9 Onderwijsactiviteiten De studiegids wordt aan iedere student via intranet online ter beschikking gesteld vier weken voor de start van het opleidingsjaar. De onderwijsactiviteiten voor de Master Leren en Innoveren zijn uitgewerkt in de themahandleidingen. Deze documenten zijn online (voorafgaand aan de start van een lesperiode) beschikbaar in de digitale leeromgeving Blackboard.. Tevens worden hierin de onderbouwingen gevonden van de WHW-artikelen 7.13.2d, 7.13.2h, 7.13.2j, 7.13.2l, en 7.13.2t.6 6
2d= inrichting praktische oefeningen, 2h=het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens alsmede de momenten waarop deze afgelegd kunnen worden, 2j= waar nodig, de volgorde waarin, de tijdvakken waarbinnen en het aantal malen per studiejaar dat de gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van de tentamens en examens, 2l=of de tentamens mondeling,
Pagina 8 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
4.10 Voertaal De voertaal binnen de opleiding is hoofdzakelijk Nederlands. Met uitzondering van colleges van internationale docenten en artikelen. 4.11 Kwaliteit De opleidingen zijn geaccrediteerd door het Nederlands-Vlaamse Accreditatie Orgaan (NVAO) en voldoet aan de kwaliteitseisen die op nationaal en internationaal niveau aan masteropleidingen worden gesteld. 4.12 Verspreiding studiematerialen Het is de studenten niet toegestaan audio- of video-opnames van colleges te maken zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de betreffende docent en de opleiding. Indien toestemming wordt verleend, is de student slechts gerechtigd de opname voor eigen gebruik te benutten; verspreiding of publicatie van de opname op welke wijze dan ook is niet toegestaan. Het is studenten niet toegestaan op welke wijze dan ook studiematerialen te verspreiden of te publiceren, zonder voorafgaande toestemming van de opleiding. De student is slechts gerechtigd de materialen voor eigen gebruik te benutten.
H5 Studiebegeleiding en functiebeperking 5.1. Studiebegeleiding De student krijgt een studiecoach toegewezen. De studiecoach bespreekt de studievoortgang en studievaardigheden. Tevens begeleidt de studiecoach de voortgang van de onderzoekinnovatieopdracht binnen de fases van onderzoek. Studenten die door bijzondere omstandigheden en/of op basis van de wet, extra begeleiding behoeven maken dit kenbaar bij hun studiecoach. Met deze studenten worden extra begeleidingsgesprekken gevoerd. De student is eraan gehouden om alle omstandigheden die tot vertraging in de studievoortgang kunnen leiden, onverwijld schriftelijk ter kennisgeving aan de studiecoach mee te delen. 5.2 Functiebeperking en bijzondere voorzieningen 5.2.1 Recht op bijzondere voorzieningen Studenten met een functiebeperking hebben op grond van wettelijke bepalingen recht op doeltreffende aanpassingen tenzij deze voor de instelling een onevenredige belasting vormen (zie WHW art. 7.13). Aanpassingen dienen er toe belemmeringen weg te nemen of te beperken en de zelfstandigheid en volwaardige participatie van de student zoveel mogelijk te bevorderen. De aanpassingen kunnen betrekking hebben op studieprogramma (inclusief de stages), studieroosters, onderwijswerkvormen, toetsing en leermiddelen. Aan het begin van het studiejaar informeert de opleiding de studenten over de mogelijkheden voor bijzondere voorzieningen. 5.2.2. Indienen verzoek voor bijzondere voorzieningen De student die aanspraak wil maken op aanpassingen dient daartoe tijdig een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in (bv. bij de studiecoach of expert) alvorens te beslissen. Wanneer de examencommissie dit voor het te nemen besluit noodzakelijk acht kan zij, op basis van geheimhouding, inzage krijgen in de medische verklaring, mits de student heeft aangegeven hier geen bezwaar tegen te hebben.
schriftelijk of op een andere wijze worden afgelegd, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen 2t= waar nodig, de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen.
Pagina 9 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
De examencommissie besluit binnen vier werkweken na ontvangst van het verzoek, tenzij een verzoek nader onderzoek vergt. In dat geval wordt de student uitsluitsel gegeven wanneer duidelijkheid omtrent zijn verzoek kan worden gegeven. Bij een langdurige of chronische handicap is het verzoek slechts eenmaal per studiejaar nodig, in andere gevallen per periode. In de toekenning van de voorzieningen kan de examencommissie bepalen dat de toegekende voorzieningen gelden voor de hele studie of dat de student jaarlijks in overleg met zijn studiecoach nagaat of de voorzieningen nog toereikend zijn.
H6 Toetsing en beoordeling studievoortgang 6.1 Vorm van de toetsen 6.1.1. De opleiding kent uitsluitend toetsen met studiepunten. Deze leiden tot toekenning van studiepunten wanneer deze zijn behaald. Wanneer de afronding van een onderwijseenheid bestaat uit verschillende toetsen worden de studiepunten toegekend zodra de onderwijseenheid is behaald. 6.1.2. Elke toets omvat het door de assessor te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht, de vaardigheden en / of competenties van de student alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 6.1.3. Toetsen worden schriftelijk, digitaal of mondeling afgenomen of op een gecombineerde manier (bv. product en presentatie/gesprek). 6.1.4. Een mondelinge toets wordt afgelegd bij tenminste twee examinatoren, waarbij één examinator vanuit het werkveld en één examinator vanuit de wetenschap. Deze examinatoren worden aangesteld door de examencommissie (zie art. 6.7.2). Eén examinator is toegestaan, na instemming van de examencommissie én bij een verklaring van geen bezwaar van de student. De examencommissie stemt tevens in met één examinator indien de mondelinge toets wordt opgenomen. Er moet dan wel toestemming aan de student gevraagd worden voor het maken van de opname. 6.1.5. Bij een schriftelijke en mondelinge toets moet altijd een beoordelingsverslag van de toets worden gemaakt, zodat ook achteraf de kwaliteit van de toets kan worden beoordeeld. Het masterexamen kent een schriftelijke toets en een mondelinge openbare toets. Wanneer de examencommissie een extra, mondelinge, toetsgelegenheid aanbiedt ter vervanging van een reguliere toets wordt deze toets altijd afgenomen en beoordeeld door twee assessoren. 6.2 Toetsrooster De student kan gebruik maken van de vooraf door de examencommissie vastgestelde toetsmomenten, conform het toetsrooster. Het toetsrooster is beschikbaar in de digitale leeromgeving Blackboard. 6.3 Aanmelding toetsen De student kan een themaproduct maximaal twee keer per studiejaar indienen ter beoordeling. De student kan het portfolio PER assessment maximaal twee keer per studiejaar indienen ter beoordeling. De student kan het product van thema organiseren, methode en technieken (onderzoeksvoorstel) en het product van thema onderzoek en innovatie (de thesis) maximaal twee keer per studiejaar indienen ter beoordeling. De student dient zich voor het masterexamen aan te melden via het aanvraagformulier (te vinden in de digitale leeromgeving Blackboard). Een student die zich niet heeft aangemeld kan niet deelnemen aan het masterexamen. 6.4 Inleveren Het te beoordelen product of portfolio dient online aangeboden te worden op de desbetreffende toetsdag. Uiterlijk tijdstip is 9.00 uur van de desbetreffende werkdag.
Pagina 10 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
6.5 Normering toetsen De beoordelingsnormen en beoordelingscriteria worden door de examencommissie vastgesteld. De examinator neemt de toets af en stelt de uitslag daarvan vast op basis van de vastgestelde beoordelingsnormen en beoordelingscriteria. De normering van de te beoordelen eindkwalificaties (zie WHW 7.13.2g) is beschreven in de themahandleidingen. Indien één en dezelfde toets door meer dan één assessor wordt afgenomen en de uitkomst daarvan wordt beoordeeld, ziet de examencommissie er op toe, dat die assessoren deze toets beoordelen aan de hand van dezelfde normen en criteria. 6.6 Bekendmaking van de resultaten 6.6.1 Resultaten van de themaproducten en portfolio assessment Binnen vijf werkdagen wordt aan de student bekend gemaakt of het ingediende themaproduct of portfolio ontvankelijk is. Indien het themaproduct of portfolio ontvankelijk is, wordt binnen twintig werkdagen vanaf inleverdatum de beoordeling en toekenning van de studiepunten kenbaar gemaakt (met uitzondering van de in 6.6.2 genoemde toetsen). Studiepunten voor behaalde themaproducten en portfolio assessments worden toegekend door een assessor. Uitzondering hierop vormt het bekendmaken van de resultaten van de producten van het thema organiseren, methode en technieken en het masterexamen (zie art. 6.7.5). 6.6.2 Voor de toets behorend bij het thema methoden, organiseren en technieken en de toets behorend bij het masterexamen (zie art. 6.7.3.) wordt binnen vijf werkdagen aan de student bekend gemaakt of het ingediende themaproduct of portfolio ontvankelijk is. Indien het themaproduct of portfolio ontvankelijk is, wordt binnen twintig werkdagen vanaf inleverdatum de beoordeling en toekenning van de studiepunten kenbaar gemaakt op de dag van de mondelinge toetsing.
6.7 Het masterexamen en de afstudeercommissie 6.7.1 De beoordeling van het masterexamen gebeurt door examinatoren die lid zijn van de afstudeercommissie. Leden van de afstudeercommissie zijn: een vertegenwoordiger vanuit de wetenschap, een vertegenwoordiger vanuit het werkveld en een Stoas docent (zie art. 6.7.2). 6.7.2 Voor het afnemen van mondelinge toetsen (masterexamen en thema ‘organiseren, methode en technieken’) en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. De examencommissie baseert zich bij het aanwijzen van externe examinatoren (WHW art. 7.12.C.1) op criteria die zijn vastgelegd in het profiel voor externe examinatoren (zie tabel 3).
Vertegenwoordiger wetenschap
Vertegenwoordiger werkveld
Is gepromoveerd (bij voorkeur) in de sociale wetenschappen. Actief betrokken bij wetenschappelijk of praktijkgericht onderzoek. Heeft recent nog leiding gegeven aan onderzoek, zelf onderzoek uitgevoerd of als supervisor bij (promotie) onderzoek betrokken geweest. Is recent (laatste 5 jaar) als auteur betrokken geweest bij onderzoekpublicaties. Of treedt op als reviewer van onderzoekvoorstellen (bijvoorbeeld bij NWO/NRO/PROO/EU of soortgelijk) of van onderzoekartikelen bij peer reviewed journals en congressen. Heeft geen begeleidingsrelatie ten aanzien van het opleidingstraject met de student.
Heeft HBO opleidingsniveau en bij voorkeur Master denk -en werkniveau. Heeft zicht op de student in zijn ontwikkeling in de rol van onderzoekende innovator van leren en is daarbij (indirect) betrokken. Is in staat de student vanuit de werkcontext te beoordelen.
Heeft geen intensieve begeleidingsrelatie ten aanzien van het opleidingstraject met de student. Bij voorkeur niet de direct leidinggevende vanwege de hiërarchische werkrelatie. Heeft affiniteit met (praktijkgericht) onderzoek en innovatie van het onderwijs of Learning & Development.
Tabel 3 Profiel voor externe examinatoren
Pagina 11 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
6.7.3 Het masterexamen bestaat uit de beoordeling van: a. het themaproduct van thema onderzoek en innovatie (de masterthesis); b. portfolio assessment 4; c. de openbare presentatie, flyer en verdediging. 6.7.4 Het product van thema ‘onderzoek en innovatie’ moet als ‘behaald’ beoordeeld zijn door een vertegenwoordiger vanuit de wetenschap en een Stoasdocent Onderzoek, om vervolgens toegelaten te worden tot de openbare verdediging. Het portfolio assessment 4 moet als ‘behaald’ beoordeeld zijn door een Stoas docent, om vervolgens toegelaten te worden tot de openbare verdediging. 6.7.5 Indien de kandidaat voldoet aan de gestelde eisen zoals beschreven in art. 6.7.3 en art. 6.7.4 vindt de openbare zitting plaats op een door de opleiding vastgestelde datum en tijd. Na de openbare presentatie, toelichting van de flyer en de openbare verdediging door de kandidaat komt de afstudeercommissie in een direct daarop volgende beraadslaging tot een gezamenlijk oordeel over de het al of niet behaald zijn van de eindkwalificaties (integrale toetsing gekoppeld aan het beroepsprofiel) en aldus de masterwaardigheid van de kandidaat. Het afstuderen (verdediging en beraadslaging) gebeurt onder toezicht van een vertegenwoordiger van de examencommissie die tot directe accordering kan overgaan indien procedures goed gevolgd zijn en het niveau van de kandidaat adequaat beoordeeld is. 6.8 Judicia 6.8.1 Tijdens de beraadslaging van de afstudeercommissie na de openbare verdediging beoordeelt en spreekt de commissie zich uit of er sprake is van een ‘met genoegen’ of ‘cum laude’. 6.8.2 Master met genoegen Lofprijzing met genoegen wordt toegekend indien de gezamenlijke beoordeling van de afstudeercommissie na de openbare verdediging met minimaal drie Dublin descriptoren met GOED is beoordeeld en minimaal één Dublin descriptor met ZEER GOED is beoordeeld. 6.8.3 Master cum laude Lofprijzing cum laude wordt toegekend indien de gezamenlijke beoordeling van de afstudeercommissie na de openbare verdediging met minimaal drie Dublin descriptoren met ZEER GOED zijn beoordeeld en minimaal twee Dublin descriptoren met GOED zijn beoordeeld. Het afstuderen (verdediging en beraadslaging) gebeurt onder toezicht van een vertegenwoordiger van de examencommissie die tot directe accordering kan overgaan indien procedures goed gevolgd zijn en het niveau van de kandidaat adequaat beoordeeld is. 6.10 Graadverlening Het betreft hier een opleiding die opleidt tot de mastergraad MEd, Master of Education for Professional Learning and Development. 6.11 Herkansing en verhindering van deelname aan toetsen 6.11.1 De beoordeling cq. het assessment met de meest recente datum is geldig en vervangt een eerdere beoordeling. Indien een student een inlevermoment mist, dan is de in het toetsrooster vermelde datum voor herkansing het eerst volgende moment. Het te beoordelen product of portfolio dient online aangeboden te worden op de desbetreffende toetsdag. Uiterlijk tijdstip is 9.00 van de desbetreffende werkdag. Bij een herkansing brengt de student de assessor persoonlijk op de hoogte dat er een product klaar staat ter beoordeling d.m.v. een mail. 6.11.2 Bij verhindering van deelname aan toetsen kan de student een verzoek tot extra kans indienen bij de voorzitter van de examencommissie. Indien de student heeft gehandeld conform in de studiegids beschreven aanmeldingsprocedure maar door overmacht verhinderd is aan de toets deel te nemen, dit ter beoordeling van de examencommissie, dan kan de student een verzoek indienen om de toets alsnog binnen een te stellen termijn af te leggen. Het verzoek als bedoeld in het voorgaande lid wordt schriftelijk, onder overlegging van de nodige bewijsstukken, ingediend bij de voorzitter van de
Pagina 12 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
examencommissie. De examencommissie beoordeelt en deelt zijn beslissing schriftelijk aan betrokkene mede. Indien de beslissing positief is, houdt deze tevens in een opgave van datum, tijdstip en plaats van de nieuwe gelegenheid. Indien de beslissing negatief is, worden de redenen van afwijzing vermeld en wordt de student gewezen op zijn beroepsmogelijkheid. Belemmering van de studievoortgang en de persoonlijke omstandigheden van de student zijn voor de examencommissie de belangrijkste aspecten waarop het verzoek wordt getoetst. 6.12 Verzoek tot herziening Wanneer een student het niet eens is met een beoordeling heeft hij de mogelijkheid een verzoek tot herziening in te dienen bij de examencommissie. Hij heeft ook de mogelijkheid om rechtstreeks een beroep in te dienen bij het College van beroep voor de examens. De examencommissie doet vervolgens uiterlijk binnen vier werkweken uitspraak. Binnen twee weken na uitspraak wordt deze formeel aan de student bekend gemaakt. 6.13 Volgordelijkheid onderwijseenheden voor toetsing Volgtijdelijkheid van de beoordelingen van de thema’s is niet van toepassing en kunnen dus in willekeurige volgorde worden afgenomen, met dien verstande dat slechts onderdelen van het masterexamen alleen aan het einde van de opleiding, worden beoordeeld nadat alle andere beoordelingseenheden zijn behaald. De portfolio assessments zijn wel volgtijdelijk (art. 7.13.2h en 7.13.2k van WHW). 6.14 Geldigheidsduur De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde toetsen is vier jaar, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur te verlengen dan wel aanvullende of vervangende eisen te stellen (art. 7.13). Indien er sprake is van een grondige wijziging van de opleiding kan worden aangegeven door de examencommissie hoe deze termijn beperkt wordt, hetzij in het schriftelijk besluit aan de student, hetzij door opname in de OER, indien dit geldt voor een cohort. 6.15 Externe rapportage studiepunten Het aantal door een individuele student behaalde studiepunten wordt jaarlijks vastgesteld op 1 september van het volgende studiejaar. Ten behoeve van externe rapportages worden uitsluitend gehele aantallen studiepunten gebruikt. Minimaal één keer per jaar ontvangt de student een algemene brief met verwijzing naar de actuele stand van zaken in het online programma Alluris, studievoortgangsregistratiesysteem. 6.16 Onregelmatigheden en fraude 6.16.1 Indien een student zich ten aanzien van (een onderdeel van) het examen aan een onregelmatigheid (hieronder wordt verstaan een afwijking van voorgeschreven regels of algemeen geldende gedragsregels) of fraude (zie bijlage 2) schuldig heeft gemaakt, kan de examencommissie bepalen dat aan die student het recht wordt ontnomen één of meer toetsen van de opleiding af te leggen gedurende een door de examencommissie te bepalen periode van ten hoogste één jaar. Indien de toets al was beoordeeld wordt het resultaat ongeldig verklaard. 6.16.2 Bij ernstige fraude kan de examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving van betrokkene definitief te beëindigen (zie WHW art. 7.12b). 6.16.3 Indien de onregelmatigheid pas na afloop van het examen wordt ontdekt kan de examencommissie de student het getuigschrift van de opleiding onthouden of terugvorderen en kan zij bepalen dat de betrokken student het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toets of een hernieuwd examen in de door de examencommissie aan te wijzen onderdelen en op een door haar te bepalen wijze. 6.16.4. Alvorens een beslissing te nemen, hoort de examencommissie de student en eventuele belanghebbenden. Van dit horen wordt een verslag gemaakt, waarvan de student een kopie ontvangt. De examencommissie deelt haar beslissing onverwijld mede aan de student, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. Tevens wordt de beroepsmogelijkheid voor de student aangegeven.
Pagina 13 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
6.16.5. De examencommissie maakt van de beslissing en van de feiten waarop deze steunt, een rapport op.
H7
Examencommissie
7.1 Wettelijke inkadering (WHW 7.12a) In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgelegd dat een instelling voor Hoger onderwijs voor elke opleiding of een groep van opleidingen over een Examencommissie moet beschikken. Het College van Bestuur van de instelling stelt voor ieder studiejaar, op voordracht van de instellingsdirectie van de Hogeschool ,de examencommissie in. De instellingsdirectie draagt zorg voor publicatie van de namen van de benoemde leden 7.2 Verantwoordelijkheden (WHW 7.12.b) De examencommissie is verantwoordelijk en bevoegd voor: De uitgifte van een getuigschrift, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. Het borgen van de kwaliteit van de assessments. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen en vast te stellen. Het aanwijzen van assessoren. Het nemen van beslissingen of maatregelen in geval van fraude. Daarnaast behandelt de examencommissie klachten over: niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of assessor; procedures en voortgang van de examens; vrijstellingen en EVC’s; eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student). 7.3 Werkwijze van de commissie De wijze waarop de examencommissie uitvoering geeft aan haar verantwoordelijkheden is beschreven in bijlage . 7.4 7.4.1
7.4.2 7.4.3
H8
Slotbepalingen De examencommissie behoudt zich te allen tijde het recht voor om, wanneer daartoe gegronde redenen zijn, van bovengenoemde regelingen af te wijken, met dien verstande dat de rechten die de student aan deze regelingen kan ontlenen onder alle omstandigheden zijn gewaarborgd. In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt de examencommissie een besluit. Indien een student of een opleider zich niet kan verenigen met een besluit van de examencommissie, kan hij daarover, via het centraal klachtenloket, een klacht indienen bij de examencommissie. Pas nadat de behandeling van de klacht door de examencommissie, niet leidt tot een wederzijds bevredigende oplossing, kan de klager in beroep gaan bij het College van beroep voor de examens (zie WHW art. 7.61)
Het College van beroep voor de examens Vilentum Hogeschool (CoBEx)
Raadpleeg voor meer informatie het Studentenstatuut (hoofdstuk 7 + bijlage K). Het studentenstatuut is online beschikbaar.
H9
De Geschillen Advies Commissie Vilentum Hogeschool (GAC)
Raadpleeg voor meer informatie het Studentenstatuut (hoofdstuk 7 + bijlage K). Het studentenstatuut is online beschikbaar.
Pagina 14 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
H10
Interne Adviescommissie Stoas (IAC)
In artikel 7 en bijlage K van het studentstatuut is de rechtsbescherming van de student beschreven. Naast de examencommissie (H7), het college van beroep voor de examens (H8) en de geschillen adviescommissie (H9) is er een interne adviescommissie actief. Deze commissie behandelt klachten over of bezwaren tegen besluiten die door, een opleider, de directie van de hogeschool of een examencommissie genomen zijn. Het doel van de behandeling is een advies aan het besluitvormende orgaan. Daarnaast onderzoekt de IAC of een minnelijke schikking mogelijk is tussen het besluitvormen orgaan en de klager/bezwaarmaker. Het resultaat van dit onderzoek wordt, indien van toepassing, ingebracht bij de Geschillen Adviescommissie (GAC) of het College van Beroep voor de Examens (CoBEx) De commissie is niet gerechtigd om besluiten van de directie of de examencommissie te herzien. Het reglement is te raadplegen via Bijlage A/III van het studentenstatuut Het studentenstatuut is online beschikbaar.
Pagina 15 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
Bijlage 14/I
Reglement voor de examencommissie MLI
1 Inleiding In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is vastgesteld dat een instelling voor Hoger Onderwijs voor elke opleiding of groep van opleidingen over een examencommissie moet beschikken, (artikel 7.12 van de WHW). 2 Samenstelling van de examencommissie De examencommissie van de MLI bestaat altijd uit minimaal drie personen en deze worden jaarlijks door het College van Bestuur, op voordracht de directie van Stoas, benoemd. Bij benoeming van nieuwe leden worden de zittende leden van de examencommissie hierover vooraf door het CvB gehoord. De leden dienen aantoonbaar te beschikken over competenties gerelateerd aan hetzij de inhoud van het onderwijs(programma), hetzij de aard van het werkveld waarvoor de opleiding primair voorbereid. De samenstelling is: • Academic director Voorzitter • Themakerndocent MLI Lid • Docent MLI Lid Ondersteuning vindt plaats door een door het instellingsbestuur toegevoegde ambtelijk secretaris. 3 Frequentie van vergaderen De examencommissie komt in ieder geval bijeen voorafgaand aan diplomeringsmomenten, volgens jaarplanning en indien nodig. 4. Bevoegdheden van de examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk en bevoegd voor: 1. De uitgifte van een getuigschrift, als bewijs dat het examen/de opleiding met goed gevolg is afgelegd/afgerond. 2. Het borgen van de kwaliteit van de assessments. 3. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van assessments te beoordelen en vast te stellen. 4. Het aanwijzen van assessoren. 5. Het verlenen van vrijstelling voor het ondergaan van één of meer assessments. 6. Het nemen van beslissingen of maatregelen tegen de student in geval van fraude. 7. De behandeling van klachten over: niveau en/of kwaliteit van een beoordeling en/of assessor. procedures en voortgang van de examens eigen besluiten (bijv. over het al dan niet geslaagd zijn van een student) plagiaat. 5 Werkwijze examencommissie: De werkwijze van de examencommissie is beschreven in het huishoudelijk reglement van de examencommissie. Deze werkwijze is in te zien via de ambtelijk secretaris van de examencommissie. 6 Verslaglegging examencommissie De examencommissie doet jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden aan het College van Bestuur.
Pagina 16 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015
Bijlage 14/II Plagiaat 1
Plagiaat omschrijving
Plagiaat, in het kort gezegd, het overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige bronvermelding. Er is niets op tegen om te 'knippen en plakken' van andermans tekst, juist om daar op voort te bouwen, positionering van eigen ideeën etc. maar dan wel met juiste en voldoende bronvermelding.
2
Bronvermelding
2.1 De bronvermelding in een wetenschappelijke tekst heeft twee functies: • De schrijver respecteert het intelligent eigendom van een ander. Door een precieze vermelding van de gebruikte bron geeft hij aan dat bepaalde feiten en meningen niet van hemzelf afkomstig zijn. • Door de precieze vermelding van de vindplaats kan de lezer controleren of de bron op de juiste wijze geïnterpreteerd is. Zo wordt bijvoorbeeld controleerbaar of de feiten en meningen op de juiste wijze zijn weergegeven en niet zijn aangepast aan het betoog van de gebruiker van de bron. De bronvermelding wordt gedaan in de tekst, (soms) in noten en met name door het opnemen van literatuurlijst met referenties die in de tekst naar voren zijn gekomen. In de MLI opleiding worden hierin de APA-richtlijnen gevolgd. 2.2 Citeren en parafraseren Het juiste gebruik van het onderzochte materiaal. Dat kan op twee manieren: • het letterlijk citeren van een klein deel van de gebruikte tekst (citaat), • het in eigen woorden weergeven van de gedachtegang en meningen van de geraadpleegde schrijvers (parafraseren). Slechts wanneer door een citaat iets aan de tekst wordt toegevoegd dat onontbeerlijk is, heeft een citaat echt een functie. Het is niet geoorloofd om citaten van derden zodanig uit hun context te halen dat ze een andere betekenis krijgen dan ze oorspronkelijk hadden. Ook ‘selectief' citeren is niet toegestaan, dat wil zeggen uit een bepaalde passage mogen niet alleen die stukjes overgenomen worden die passen binnen het betoog. Een veelvoorkomende misvatting is dat bronvermelding alleen nodig is bij citaten. Dat is onjuist. Bronvermelding is eveneens noodzakelijk als je een gedeelte van een tekst parafraseert en mag alleen achterwege gelaten worden als het gaat om feiten en meningen die gemeengoed geworden zijn. Zonder bronvermelding citaten gebruiken of geparafraseerde tekst opnemen is plagiaat. Hetzelfde geldt als niet de tekst, maar wel de structuur van een (deel van een) publicatie zonder bronvermelding is overgenomen. Het argument dat de gebruikte passages perfect zijn en niet vallen te verbeteren is geen excuus; onbekendheid met de toepasselijke wetenschappelijke en maatschappelijke normen evenmin. Bij twijfel dient de onderzoekbegeleider te worden geraadpleegd of het bronnenmateriaal op een bepaalde manier mag verwerken.
Pagina 17 van 17 OER_MLI_2015_2016
versie 1.0, september 2015