Studentenstatuut Opleidingsdeel Studiejaar 2013-2014 Christelijke Hogeschool Windesheim
Bachelor Pedagogiek (locatie Zwolle) crohonummer 35158 Bachelor of Social Work voltijd / deeltijd
Accreditatie van 27-4-2010 tot 26-4-2016
INHOUDSOPGAVE INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 1. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING
A - OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1 - De onderwijsvisie van Windesheim 2 - De onderwijsleeractiviteiten 3 - Studiebegeleiding 4 - Kwaliteit en studeerbaarheid 5 - Vorm van de opleiding
B - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1 - Doelstelling van de opleiding 2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 3 - Inhoud van de opleiding 4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
C - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1 - Inrichting van de opleiding 1a - De propedeutische fase 1b - De postpropedeutische of hoofdfase 1c - Bijzondere leerwegen 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden 3 - Accreditatie
2.ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Hoofdstuk 1 - Begripsbepalingen Artikel 1.1 - Algemene begripsbepalingen Artikel 1.2 – Opleidingspecifieke begripsbepalingen Hoofdstuk 2 – Toegang en Toelating Artikel 2.1 - Toegang Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO) Artikel 2.4 - Aanvullende vooropleidingseis (DKBV) Artikel 2.4a - Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding Artikel 2.5 - Toelating Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis op grond van gelijkwaardig diploma Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen Artikel 2.8 - EVC-assessment Artikel 2.9 - Ontzegging toegang Hoofdstuk 3 - Inrichting van de opleiding Artikel 3.1 - Vraaggestuurd en competentiegericht onderwijs Artikel 3.2 - Structuur van de opleiding (propedeuse, postpropedeuse, Associate degree)
Artikel 3.3 Artikel 3.4 Artikel 3.5 Artikel 3.6 Artikel 3.7 Artikel 3.8 Artikel 3.9
- Examens en graden van de opleiding - Major - Minors - Premastertraject - Studiepunten onderwijseenheid - Onderwijsperioden per studiejaar - Gedragscode Nederlandse taal
Hoofdstuk 4 - Studiebegeleiding Artikel 4.1 - Studiebegeleiding Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding Hoofdstuk 5 - Studieadvies Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies Artikel 5.2 - Bindend studieadvies met afwijzing Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies Hoofdstuk 6 – Toetsen, Tentamens en Examens Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens Artikel 6.2 - Schriftelijk toets Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets Artikel 6.4 - Mondelinge toets Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens Artikel 6.7 - Toetsuitslag en tentamencijfers Artikel 6.8 - Tentamenuitslag Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk Artikel 6.10 - Geldigheidsduur tentamens Artikel 6.11 - Examen 3
Artikel 6.12 - Cum laude Hoofdstuk 7 - Examencommissie Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie Artikel 7.3 - Subcommissies Artikel 7.4 - Examinatoren Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen Hoofdstuk 8 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Artikel 8.3 - Bijlagen bij Onderwijs- en Examenregeling Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.5 – Inwerkingtreding en looptijd
4
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en WISE.
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Visie op onderwijs Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en nonprofit-organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. 5
Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaatsonafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs
De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving.
1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten De onderwijsvisie van de opleiding Pedagogiek sluit aan op de onderwijsvisie van Windesheim. Hieronder zijn de onderwijskundige visie en onderwijsleeractiviteiten van Pedagogiek uitgewerkt. We richten ons daarbij tot de student: Uitgangspunten Het leerplan Pedagogiek is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, die bedoeld zijn om jou als student ‘eigenaar’ te laten zijn van je eigen leerproces. Niet de docent is de bepalende factor, dat ben jij zelf. De volgende uitgangspunten zijn belangrijk: Leren doe jij als student; docenten begeleiden je daarin. Niet iedereen leert precies dezelfde dingen, maar het kader is het competentieprofiel van de opleiding. Het leerplan is opgebouwd uit professionaliseringstaken die gericht zijn op het ontwikkelen van je beroepscompetenties. Iedere professionaliseringstaak leidt tot een omschreven resultaat, waarmee jij kunt aantonen dat je de competentie beheerst op het gevraagde beheersingsniveau. Iedere competentie kom je minimaal 2 keer tegen binnen de major Pedagogiek, op verschillende beheersingsniveaus. Je komt dezelfde competentie dus tegen in meerdere professionaliseringstaken. Hiermee bouw je in etappes aan die competentie. Een professionaliseringtaak bevat verschillende leeractiviteiten, die samen tot het gewenste resultaat moeten leiden: dit zijn de leerlijnen, zoals hieronder beschreven . Leren Leren zien wij als een actief proces: waarin de student zelf actief opereert waarin bij de student leervragen ontstaan dat door de studenten (in toenemende mate) zelf gepland kan worden dat opgeroepen wordt door uitdagingen waarin integratie van kennis, vaardigheden en houding tot stand komt dat ondersteund wordt met relevante kennisverwerving op diverse manieren dat plaats vindt in samenwerking met docenten en beroepsbeoefenaars in verschillende rollen 6
waarin de leeromgeving flexibel in kan spelen op de leervragen van de student dat resulteert in competentieontwikkeling op verschillende opeenvolgende beheersingsniveaus (concentrisch principe).
Professionaliseringstaken met meerdere leerlijnen In het leerplan van Pedagogiek werk je aan professionaliseringstaken (P-taken). Dat zijn opdrachten die stukje bij beetje bijdragen aan jouw professionalisering. Anders gezegd: professionaliseringstaken dragen bij aan het ontwikkelen van je beroepscompetenties. Als je ze allemaal uitgevoerd hebt, kun je er van uitgaan dat je als beginnend beroepsbeoefenaar aan de slag kunt in meerdere werksituaties. Officieel is een professionaliseringstaak een didactisch middel waarmee beroepsbeoefenaren -in-opleiding aangezet worden tot het uitvoeren van samenhangende leer- en werkactiviteiten (professionaliseringsactiviteiten). Het doel hiervan is om competenties te verwerven dan wel reeds verworven competenties te verbreden of te verdiepen. In de Major Pedagogiek werken we met 24 professionaliseringstaken, waarin de student vaardigheden, kennis en (nadenken over) houding in combinatie leert. De kapstok voor iedere professionaliseringstaak is een opdracht, waarmee je kunt aantonen dat je de bijbehorende competentie op een bepaald beheersingsniveau hebt ontwikkeld. In sommige gevallen ontwikkel je een product, in andere gevallen laat je aantoonbaar gedrag zien. Inhoud van de opleiding In twee schema’s geven we de relatie weer tussen de doelstelling van de opleiding Pedagogiek, de competenties en de koppeling aan de Europese Dublin-descriptoren. Deze descriptoren geven het niveau van de bachelorgraad weer en voor de opleiding Pedagogiek hebben we daarvan een vertaling gemaakt richting de inhoud van de opleiding. Dit zie je in het eerste schema. Het schema daarna geeft de koppeling van de descriptoren aan de leerplanonderdelen van Pedagogiek. Voor een leerplanoverzicht verwijzen we hier naar deel C, de inrichting van het onderwijs.
Dublin descriptoren bachelor degrees (Europese afspraken over het bepalen van het bachelor-niveau) Knowledge and understanding: Have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon and supersedes their general secondary education and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study. Applying knowledge and understanding: Can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation and
Interpretatie Dublin descriptoren (naar de Nederlandse situatie)
Kennis en inzicht: De bachelor heeft actuele kennis en inzicht op het niveau van (inter)nationaal geaccepteerde handboeken op belangrijke onderdelen van zijn vakgebied. Zijn kennis richt zich op het kunnen vinden van oplossingen voor vraagstukken in het beroepenveld.
Toepassen kennis en inzicht: De bachelor kan de genoemde kennis en inzicht toepassen met als doel een professionele benadering van de beroepspraktijk, het opstellen van argumentaties en het oplossen van problemen. Concreter: 7
Vertaling naar de opleiding Pedagogiek
De student werkt vanaf het begin van de opleiding aan professionaliseringstaken met beroepsrelevante opdrachten en assessments. De professionaliseringstaken hebben betrekking op de rollen en competenties. De student verantwoordt de uitkomst van de opdrachten aan de hand van actuele werkmodellen en handboeken die relevant zijn voor de kerncompetenties waarop de opdrachten betrekking hebben. Professionaliteit: De student wordt vanaf de start van de opleiding geconfronteerd met beroepsrelevante opdrachten met toenemende complexiteit: de beheersingsniveaus bouwen op van het toepassen van kennis in
have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study.
Professionaliteit: de bachelor is in staat een adequate analyse te maken van een vraagstuk en te komen tot een adequate probleemstelling en een projectmatige aanpak waarbij meerdere invalshoeken worden bekeken alvorens een standpunt in te nemen. Daarbij wordt actuele (internationale) kennis en inzicht gebruikt. Argumenteren: de bachelor is in staat een argumentatie op te bouwen met een logische opbouw (oorzaak-gevolg keten) in herkenbare stappen.
standaardsituaties via het beslissen over toe te passen kennis en inzichten in niet-standaard situaties naar het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen en modellen. Het schrijven van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan en het samenstellen van een portfolio vraagt om reflecterende vaardigheden.
Argumenteren en probleem Oplossen van problemen: de bachelor oplossen: bekijkt meerdere alternatieven alvorens tot De student leert bij iedere een oplossing te komen. Hij onderbouwt competentie te werken volgens de waarom hij juist voor die oplossing kiest. stappen van een werkmodel Is in staat om als coördinator in een (regulatieve cyclus) dat passend is overzichtelijk project op te treden. voor de bijbehorende kernopgave van het beroep. De probleemoplossende methode ligt als algemeen stramien onder de verschillende werkmodellen. Making judgements: Oordeelsvorming: Het competentieprofiel waarop het Have the ability to gather Verzamelen en interpreteren van relevante leerplan Pedagogiek is gebaseerd and interpret relevant data gegevens en van daaruit een oordeel bestaat uit drie segmenten: (usually within their field vormen dat mede gebaseerd is op cliëntgebonden werken, werken in of study) to inform maatschappelijke, wetenschappelijke en een organisatie en professionele judgements that include ethische afwegingen. ontwikkeling. In deze drie reflection on relevant segmenten wordt de cyclus social, scientific or ethical Verzamelen van gegevens: de bachelor verzamelen van gegevens, issues. verzamelt gegevens doelgericht en analyseren en interpreteren en systematisch, gerelateerd aan een oordeelsvorming op verschillende beroepsgericht vraagstuk. Hij ziet erop toe aggregatieniveaus door de student dat de verzamelde gegevens consistent en doorlopen. realistisch zijn en relevant voor het vraagstuk. Verzamelen van gegevens: In het kader van de Interpreteren: de bachelor is in staat om beroepsrelevante opdrachten gegevens te analyseren en te verwerken en verzamelt de student gegevens. Dit een uitleg te geven over het belang van de betreft feitelijke gegevens uit een gegevens. Hij verzamelt gegevens uit de reële praktijksituatie en feiten, beroepspraktijk en hanteert actuele concepten en theorieën uit de inzichten en kennislijn van het leerplan. gegevensverwerkingmethodieken. Interpreteren en analyseren: De oordeelsvorming: van een bachelor Bij de confrontatie tussen de blijkt uiteindelijk uit het oordeel dat op verzamelde gegevens en de grond van de gegevens tot stand komt en beroepsrelevante opdracht 8
Communication: Can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and nonspecialist audiences.
Learning skills: have developed those learning skills that are necessary for them to continue to undertake further study with a high degree of autonomy.
daaruit logisch af te leiden is. Hij biedt een adequate oplossing voor een vraagstuk in de beroepspraktijk en overziet gevolgen van de oplossingen. Kan realistische aanbevelingen doen, ook voor eventueel vervolgonderzoek.
reflecteert de student op het belang van de verschillende gegevens en het stellen van prioriteiten daarin.
Leervaardigheden: De bachelor bezit leervaardigheden om een studie succesvol af te ronden. De bachelor neemt initiatieven als de studievoortgang dreigt te staken. Hij heeft zelfinzicht en beschikt over reflectievaardigheden, weet zichzelf te stimuleren en vertoont de noodzakelijke discipline om binnen afzienbare tijd een studie op bachelor niveau af te ronden.
Het onderwijsconcept vraagt vanaf het begin van de student een sterke mate van zelfsturing. Er wordt een sterk appèl gedaan op de leervaardigheden. Het ontwikkelen van de leervaardigheden wordt ondersteund door de leerlijn Studieloopbaan, in individuele coachgesprekken als ook in groepscoaching.
Oordeelsvorming: De oordeelsvorming van de student wordt getoetst d.m.v. assessments. De student levert beroepsproducten op in de vorm van adviezen, hulpverleningsplannen, kwaliteitsplannen, beleidsplannen of beslissingen in het kader van een direct assessment. Communicatie: De beroepsrelevante opdrachten, De bachelor is in staat om mondeling en uitmondend in assessments, worden schriftelijk kennis, motieven en informatie getoetst aan de praktijk van de over te dragen op een publiek van stage-instelling. Dit betekent dat de specialisten en niet-specialisten. Hij student zich moet verantwoorden realiseert zich dat gekozen oplossingen ook naar het werkveld in de volle negatieve effecten kunnen hebben. breedte: in de drie segmenten van Mee kunnen werken in een het competentieprofiel komt de multidisciplinaire en/of internationale student in aanraking met omgeving en het voldoen aan eisen die het multidisciplinaire verbanden en met participeren in een arbeidsorganisatie stelt. andere organisaties. De assessoren vragen om een verantwoording van het eigen handelen en beroepsproducten. Dit alles stelt hoge eisen aan het communicatieve vermogen van de student.
Koppeling Dublin-descriptoren aan leerplanonderdelen kennis en inzicht toepassen oordeelskennis en inzicht vorming Professionaliserings-taken / Competenties
9
communicatie
leervaardigheden
1. Oriënteren op methodisch de (hulp)vraag agogisch handelen, (1.1., 1.2., 1.3., doelgroep1.4.) analyse en ontwikkelmodellen 2. Plannen werkmodellen en methodieken (2.1., 2.2., 2.3., 2.4., 2.5.) 3. Uitvoeren (hulpverlenings) trajecten
hulpverlenings plannen opstellen, uitvoeren en evalueren
ontwikkelen klinische blik
werkoverleg, overleg met cliënt, empathie
passend maken programma’s voor doelgroepen
uitvoeren programma’s volgens gekozen of (3.1., 3.2., 3.3., gecombineerde 3.4., 3.5.) methodieken 4. Organiseren inzicht in dienstverlening beslissingen doelstellingen en financieel nemen in (4.1., 4.2.) financiën in onderbouwen doorverwijzen organisatie en in (hulpverlenings) trajecten 5. Samenwerken inzicht in zorgketens en (5.1., 5.2.) sociale kaart en werkwijzen/ methodieken andere disciplines 6. Beleid inzicht in concretiseren analyse van beleidscycli en beleid in doelen interne en (6.1., 6.2.) beleidsen acties externe processen en omgeving kwaliteitsmodellen 7. Reflecteren Inzicht in Scholingsleerprocessen plannen (Studieloopbaan binnen opstellen en organisaties uitvoeren begeleiding/sup ervisie) 8. Afstemmen Ethische Ethisch stappen- Ethische op normen en vraagstukken in schema toebeslissingen waarden organisatie en passen onderbouwen maatschappelijk met ethische en (8.1., 8.2.) filosofische noties 9. Ontwikkelen inzicht in volgens innovatie innovatieinnovatieplan toesnijden op de 10
voorlichtingsvaardigheden, adviesvaardigheden, begeleidingsvaardigheden Initiatief nemen in overleg met andere disciplines
samenwerken met andere disciplines vanuit professionele houding
collega’s overtuigen van noodzaak van voorgenomen beleid Collega’s instrueren, scholen en in gesprek gaan.
Een debat voeren
herkennen van en omgaan met
Oriëntatie initiatief planning reflectie
(9.1., 9.2.)
modellen en strategieën
bijdragen aan vernieuwing
mogelijkheden van de instelling
weerstanden
Conceptuele leerlijn Kennislijn
Pedagogiek Sociologie Psychologie Agogiek Psychopathologie Filosofie Organisatiekunde
Thematische kennislijn
Jeugdbeleid/ recht Genderproblematiek Interculturele Comm. Kwaliteitszorg Jeugdrecht Onderwijsvisie
Vaardigheidstrainingen Methodische vaardigheden
Sociale vaardigheden Algemene vaardigheden
Transfer naar meerdere beroepsgroepen.
Oplossingsgericht werken Systemisch werken Adviseren Competentiemodel Communicatie trainingen (5x) Onderzoeken Presenteren Reflecteren
De onderwijsleeractiviteiten In het leerplan van Pedagogiek werk je aan professionaliseringstaken (P-taken). Dat zijn opdrachten die stukje bij beetje bijdragen aan jouw professionalisering. In paragraaf 3 zijn ze in een overzichtelijk schema weergegeven. Je werkt aan je professionalisering volgens een aantal leerlijnen. Deze leerlijnen bepalen de onderwijsleeractiviteiten.
11
Leerlijnen In iedere professionaliseringstaak kom je vijf leerlijnen tegen, die we hieronder apart toelichten. Een aantal daarvan staan centraal, de andere zijn ondersteunend. Iedere leerlijn heeft kenmerken waar jij rekening mee moet houden. Ze verschillen namelijk op de volgende punten: doel; type activiteiten dat van jou als student wordt gevraagd; studiebelasting; lesvorm; groep waarin je in deze leerlijn opereert; rol van de docent. De leerlijnen betreffen het curriculum van de eerste drie leerjaren. In het vierde jaar kies je twee minoren. Uit de minoren van de opleiding Pedagogiek kies je er tenminste één, maar het mogen er ook twee zijn. Als je één minor van de opleiding Pedagogiek kiest, heb je voor de tweede minor de keuze uit het minoraanbod van Windesheim of van een ander hogeschool. Je keuze moet je voorleggen ter goedkeuring aan de examencommissie. Integrale leerlijn In de integrale leerlijn werk je aan het leren beheersen van één van de competenties op een bepaald beheersingsniveau. Integraal betekent hier twee dingen: Je werkt aan een integrale, reële opdracht, het eindresultaat zie je duidelijk terug in het assessment; in de integrale leerlijn komen alle leerlijnen samen: je hebt ze nodig om die opdracht uit te kunnen voeren. Doel Doel is het leren beheersen van de competentie door individueel of in kleine groepen: een probleem op te lossen; een (fictieve of reële) cliënt of een groep te begeleiden / ondersteunen; een product te maken. In al deze gevallen wordt gewerkt aan fictieve situaties (casussen) of aan situaties die zich in de praktijk voordoen. Behalve het oplossen van problemen leer je ook het instrumentarium van de pedagoog te hanteren. Je moet namelijk allerlei methoden en technieken in huis hebben om de grote diversiteit aan situaties in het beroep aan te kunnen. Type leeractiviteiten In de integrale leerlijn ben je veel bezig met: nadenken over de aard van het probleem / de opdracht; nadenken en overleggen over de meest logische aanpak van de situatie; nadenken over het wetenschappelijk en theoretisch kader/perspectief van waaruit je werkt ontwikkelen van een visie over hoe je als pedagoog wilt begeleiden, ondersteunen/hulpverlenen; zoeken van geschikte methoden en technieken die je in kunt zetten; oefenen in het hanteren van de gevonden methoden en technieken; elkaar vragen stellen over de aanpak en de richting waarin je oplossingen zoekt; vorm geven aan de gevraagde beroepshandeling of aan het gevraagde beroepsproduct. Studiebelasting De studiebelasting van de integrale leerlijn is per professionaliseringstaak (P-taak) ongeveer 130 uur (in een periode van 9 weken), inclusief de toetsing. Dit is inclusief het praktijkleren. Als je niet werkt aan een opdracht uit de praktijk, besteed je de tijd volledig binnen schools aan de integrale leerlijn. Als er wel sprake is van praktijkleren, dan wordt de tijd verdeeld. Zie verder de omschrijving van de praktijkleerlijn. In het vierde jaar is de integrale leerlijn opgenomen in een (tenminste één) minor van de opleiding Pedagogiek en betreft het een praktijkgerichte onderzoeksopdracht met een omvang van 520 studiebelastingsuren.
12
Lesvorm In de integrale leerlijn heb je per P-taak de mogelijkheid om één keer per week een bijeenkomst van 2 lesuren bij te wonen. In de P-taken staat een aantal opdrachten beschreven, die je helpen om de competenties van deze taak onder de knie te krijgen en die je helpen je voor te bereiden op het afsluitende assessment. In de 2 lesuren per week per P-taak werk je dus met de groep aan deze integrale opdrachten. In het rooster vind je deze lesuren terug onder de vermelding van het nummer van de P-taak . In deze bijeenkomsten wordt een actieve opstelling van je verwacht: je brengt vragen, suggesties, tussenproducten in die te maken hebben met de opdrachten en het (uiteindelijke) assessment. Groep Je werkt gedurende het jaar in groepen van rond de 18-20 studenten. Daarnaast werk je bij de meeste professionaliseringstaken in subgroepjes. Rol van de docent: tutor De docent is in deze leerlijn tutor. Wat in ieder geval belangrijk is: de tutor heeft vooral een rol in de procesbegeleiding en minder in de inhoudelijke begeleiding van de professionaliseringstaak. Dit betekent dat de tutor: de voortgang van de groep volgt en zo nodig ingrijpt; adviseert over samenwerking en vergadertechnieken binnen de groep; waar nodig adviseert bij het hanteren van methoden en technieken; waar nodig verwijst naar inhoudsdeskundigen (experts). Inhoudelijk zul je zien dat de tutor niet overal een antwoord op heeft. De tutor kan je wel helpen om de juiste weg te vinden naar het antwoord. Dit betekent dus een grote verantwoordelijkheid voor jou als student. Praktijkleerlijn Doel Doel van het praktijkleren is het toepassen van de competenties in de beroepspraktijk van de Social Worker. In die perioden dat er sprake is van praktijkleren, is er sprake van een sterke verbinding tussen de leeractiviteiten die je binnenschools uitvoert en de activiteiten in de praktijk. Dit betekent ook, dat je niet pas in de praktijk komt als je alle competenties al hebt ontwikkeld, maar dat je deze zelf voor een deel in de praktijk ontwikkelt. Hetzelfde geldt voor kennis en (deel)vaardigheden Type leeractiviteiten De invulling van het praktijkleren kan op twee manieren gebeuren: Je past in de praktijk die competenties met bijbehorende professionaliseringstaken toe waar je binnenschools aan werkt; Je werkt aan opdrachten die in het werkveld zijn geformuleerd en vult op die manier je professionaliseringstaken in. Er zijn verschillende vormen van praktijkleren. In de loop van het studiejaar wordt duidelijk welke vormen aangeboden worden: Praktijkprojecten Dit zijn projecten die door instellingen worden aangeboden aan studenten. Meestal gaat het om groepen studenten die een vraag van een instelling moeten beantwoorden, een advies moeten formuleren, een product maken of een activiteit organiseren. Voor jou als student is het belangrijk na te gaan welke competenties je in een dergelijk project kunt ontwikkelen. Deze vorm komt met name voor bij de minoren en in beperkte mate in jaar 2. Individueel stagelopen Dit is een bekende manier van praktijkleren: je loopt langere tijd mee in een instelling en draait mee in een team of met een individuele Social Worker. In het leerplan is daar ook ruimte voor, maar het is wel zaak dat je ook hier werkt in de vorm van professionaliseringstaken. Je bent dus niet alleen een uitvoerder, je hebt ook de rol van lerende. Er ligt een duidelijke verbinding tussen stage en binnenschoolse leeractiviteiten. Het praktijkwerk van jaar 1 en 2, en de stage in jaar 3 hebben deze vorm. Ook is het mogelijk in overleg met de coördinatoren Internationalisering in het buitenland stage te lopen.
13
Studiebelasting De studiebelasting van de praktijkleerlijn loopt op per leerjaar, met een sterke nadruk in jaar 3. In jaar 1 bedraagt dit een halve dag in de week, in jaar 2 een hele dag en in jaar 3 betreft het 4 dagen in de week. De integrale leerlijn en de praktijkleerlijn vormen ‘communicerende vaten’: als je in de praktijk leert, besteed je minder tijd aan de integrale leerlijn. En andersom. Groep In principe werk je in de praktijkleerlijn in dezelfde groep als de integrale leerlijn. Als instellingen een project aanbieden voor 15 studenten, bestaat de mogelijkheid om een groep speciaal rond dit project samen te stellen. In die groep worden dan alle P-taken besproken. Rol van de docent / stagedocent De docent kom je in de praktijkleerlijn vooral tegen als stagedocent. In de meeste gevallen is dat de studieloopbaandocent. (Zie ook de handleiding praktijkwerk en stage) Kennislijn (conceptuele lijn) Doel In de kennislijn verwerf je ondersteunende kennis die je nodig hebt om de professionaliseringstaak goed te kunnen uitvoeren. Per professionaliseringstaak zijn hiervoor inhouden bepaald. Er zijn twee soorten kennis: kennis die direct betrekking heeft op de professionaliseringstaak; algemene kennis die je als pedagoog dient te hebben en dus niet direct toepasbaar hoeft te zijn. Het doel van de kennislijn is dat je: je handelen onderbouwt met theorie en je een pedagogische visie ontwikkelt; je handelen in een context plaatst. Type leeractiviteiten In de kennislijn leer je vooral door zelf te studeren. Je wordt ondersteund door twee soorten lesactiviteiten (zie lesvormen). Het aantal kennisgebieden per professionaliseringstaak is beperkt gehouden vanwege de overzichtelijkheid. Dit betekent dat in sommige gevallen keuzes zijn gemaakt die inhoudelijk enigszins toevallig lijken te zijn. Welke kennisgebieden bij de professionaliseringstaken horen vind je in hoofdstuk 7 van iedere professionaliseringstaak en in het leerplan. Studiebelasting De kennislijn vraagt per professionaliseringstaak ongeveer 40 uur studiebelasting (in een periode van 9 weken). Lesvorm De volgende lesvormen worden gehanteerd: - hoorcolleges; deze worden in de eerste zes weken van de periode gegeven. - werkcolleges of kenniskringen: in kleinere groepen wordt de leerstof intensiever behandeld en besproken - consultatiemomenten: op deze momenten is de docent (de expert) beschikbaar voor het beantwoorden van vragen. Vragen over de inhoud van de leerstof, maar ook vragen over toepassing van de kennis in de integrale leerlijn. Groep In de kennislijn wordt gewerkt met de gehele lichting studenten. Rol van de docent: expert De docent in de kennislijn heeft de rol van expert. De expert heeft veel kennis op een bepaald gebied en verzorgt op basis daarvan de hoorcolleges, werkcolleges en verleent consulten. Doel
Vaardigheidslijn
14
De vaardigheidslijn is bedoeld voor het trainen van vaardigheden, die je in moet zetten bij een professionaliseringstaak. Voorbeelden: om een oriënterend gesprek met een cliënt te voeren heb je gespreksvaardigheden nodig; om een adviesnota te verdedigen heb je adviesvaardigheden nodig.
Type leeractiviteiten In de vaardigheidslijn word je getraind in vaardigheden. Je zult veel oefenen en doen. Om dat gericht te kunnen doen moet je wel eerst weten wat de vaardigheid die je traint inhoudt (dit is de oriëntatiefase). En je moet weten wanneer je een vaardigheid voldoende beheerst; hiervoor maak je op basis van de oriëntatiefase een beoordelingslijst. Zo ontstaat het volgende basisschema voor een training:
Oriëntatiefase kennis nemen van de te trainen vaardigheid (principes, stappenschema, achtergrondkennis, situaties waarin toe te passen etc.); opstellen beoordelingslijst of opzoeken bestaande beoordelingslijsten; eventueel instructie door de trainer.
Oefenfase eventueel een demonstratie door de trainer (of een student die de vaardigheid al beheerst); oefenen in kleine groepen; feedback vragen in de groep. Beoordelingsfase uitvoeren van de vaardigheid en laten beoordelen door de trainer, een werkveld- vertegenwoordiger en één of meer medestudenten.
Studiebelasting De vaardigheidslijn kost per professionaliseringstaak ongeveer 25 uur. (in een periode van 9 weken). Daarin vallen alle bovenstaande leeractiviteiten. Lesvorm Per Professionaliseringstaak zijn 6 begeleide trainingsmomenten van 2 lesuren beschikbaar. In die trainingsuren wordt gewerkt aan verschillende vaardigheden. Dat vind je bij iedere professionaliseringstaak en in het leerplan. Groep Trainingen worden gedaan in groepen van circa 18-20 studenten. In kleine groepen oefen je onbegeleid tussen de trainingen in. Rol van de docent: trainer De docent kom je in deze leerlijn tegen in de rol van trainer. De trainer heeft verstand van en ervaring met de vaardigheid die getraind wordt. Studieloopbaanlijn (SLB) Doel De studieloopbaanlijn is ondersteunend voor je studie- en leerproces. Doelen:
plannen van je studie in de vorm van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) bespreken van je persoonlijke competentieontwikkeling; betekenis geven aan de beroepscompetenties; formuleren van persoonlijke leerdoelen; bijhouden van je resultaten in het portfolio; bespreken van knelpunten of problemen in je leerproces; werken aan studie- en algemene competenties. 15
Type leeractiviteiten In de studieloopbaanlijn wordt onderscheid gemaakt tussen individuele coaching en groepscoaching.
Individuele coaching Stel je Persoonlijk Ontwikkelingsplan samen in overleg met je studieloopbaan docent; verzamel je feedback, studieresultaten en producten van de professionaliseringstaak in je portfolio; concreet dien je bij iedere P-taak de volgende zaken in je portfolio op te nemen: de ingevulde competentiemeter (360º-feedback); bewijs van een afgelegd assessment of een beroepsproduct, zoals beschreven in de professionaliseringstaak; bewijs van behaalde kennistoetsen; bewijs van voldoende beoordeling op vaardigheidstrainingen; bewijs van deelname aan de studieloopbaanontwikkeling. Groepscoaching in de groep bespreek je en oefen je studiecompetenties of algemene competenties die je moet beheersen in de studieloopbaan of in je (latere) loopbaan; in de studieloopbaangroep bestaat ook de mogelijkheid om informatie en vragen over het leerplan uit te wisselen. Studiebelasting De studiebelasting voor de studieloopbaan is gemiddeld 28 uur per periode in de propedeuse en gemiddeld 14 uren in volgende leerjaren. Lesvorm In de individuele coaching heb je individuele begeleidingsgesprekken met je vaste coach. Behalve POP en portfolio gaan die gesprekken ook over jouw studievoortgang en eventuele blokkades daarin. Die kunnen veroorzaakt worden door persoonlijke problemen, ziekte of overlijden in je omgeving of door psychische problemen. Je coach is dan degene die met jou bespreekt hoe hiermee om te gaan. Zo nodig vindt er verwijzing plaats. Daarnaast kom je eerst wekelijks en later tweewekelijks bij elkaar in je vaste studieloopbaangroep. In de groepscoaching worden meerdere werkvormen gehanteerd: het uitvoeren van beschikbare tests op het gebied van studie- en algemene competenties oefenen in studie- of algemene competenties intervisie-achtige besprekingen rond een door studenten ingebracht probleem. Groep De studieloopbaangroep bestaat uit circa 18-20 studenten en is in beginsel je vaste groep voor jaar 1 en 2 van je studie. Rol van de docent: coach Je (vaste) coach heeft als taak je te ondersteunen bij de planning, uitvoering en afronding van je studie. Je coach kent jou als student persoonlijk en kan op basis daarvan meedenken en adviseren over keuzes die je moet maken en problemen die je tegenkomt op je weg.
1.1.3 - Studiebegeleiding Bij de opleiding is de studie- en loopbaanbegeleiding één van de leerlijnen. In de paragraaf hiervoor is deze leerlijn beschreven. De studiebegeleiding begint voor studenten al op het moment dat ze zich aanmelden voorafgaand aan het studiejaar. Via een intakeprocedure, bestaande uit een aantal tests die via het Studiesuccescentrum worden afgenomen, een digitaal intakeformulier en een individueel studiekeuzegesprek, maakt de student kennis met de opleiding, het te verwachten niveau van de opleiding en de beroepsperspectieven. 16
In de studieloopbaan gedurende de opleiding wordt onderscheid gemaakt in individuele en groepscoaching. In de individuele coaching heb je begeleidingsgesprekken met je vaste coach. Behalve over Pop en portfolio gaan die gesprekken ook over jouw studievoortgang en eventuele blokkades daarin. Deze blokkades kunnen veroorzaakt worden door persoonlijke problemen, ziekte of overlijden in je omgeving en psychische problemen. Je coach is dan degene die met jou bespreekt hoe hiermee om te gaan. Zo nodig vindt er verwijzing plaats. Daarnaast kom je wekelijks en later tweewekelijks bij elkaar in je vaste studieloopbaangroep. De studieloopbaangroep bestaat uit ca. 18 studenten. In de groepscoaching worden meerdere werkvormen gehanteerd: het uitvoeren van beschikbare tests op het gebied van studie en algemene competenties; oefenen in studie of algemene competentie; intervisieachtige besprekingen rond een door studenten ingebracht probleem. De studiebelasting voor studieloopbaan is ca. 7 uur per professionaliseringstaak. De studiebegeleiding in de eerste twee leerjaren vindt plaats in het onderdeel studieloopbaanbegeleiding (SLB). In het derde jaar van de opleiding loop je stage en vindt en wordt je begeleid in de stagebegeleiding. In het vierde jaar wordt tijdens de beide minoren begeleid via studievoortgangbegeleiding en bouw je je portfolio verder op voor het eindassessment. Soms loop je vast in je studie of privé. Aarzel dan niet en praat met de decaan. Je kunt bij hem of haar vertrouwelijk terecht met alle zaken die te maken hebben met de studieloopbaan en met persoonlijke vragen en problemen. Bijvoorbeeld: aanmelding en inschrijving en tussentijdse uitschrijving studiekeuze, veranderen van studie, vervolgopleidingen studievoortgang/studievertraging persoonlijke problemen, ziekte studiefinanciering, wet- en regelgeving financiële ondersteuning voor studenten Ziekte en bijzondere familieomstandigheden die tot studievertraging leiden, moet je zo spoedig mogelijk bespreken met de decaan. In dit kader adviseert de decaan je over de mogelijkheid van tussentijdse uitschrijving. Registratie door de decaan is hierbij essentieel, omdat je in verband met bijzondere omstandigheden in aanmerking kunt komen voor de regeling financiële ondersteuning van studenten. Tevens is registratie van belang in verband met het studieadvies propedeutische fase. Aan derde jaars studenten wordt voorlichting en begeleiding aangeboden bij het kiezen van en voorbereiden op een pre-masterprogramma. Vierde jaars studenten kunnen een dergelijk programma kiezen in plaats van de keuzeminor. De pre-masters bieden mogelijkheden voor doorstroming naar een verwante masteropleiding op wetenschappelijk niveau. Voor de voorlichting over pre-mastermogelijkheden en de begeleiding van studenten in een premasterprogramma is een aparte functionaris aangewezen. Zie ook deel 2 van dit statuut, artikel 3.6. Windesheim wil gelijke kansen creëren voor alle studenten. Iemand die een functiebeperking heeft, ondervindt vaak belemmeringen tijdens het volgen van een studie. Om het studiesucces te verhogen en onnodige studievertraging te voorkomen, kunnen zij een beroep doen op extra voorzieningen of aanpassingen. Daarmee wil Windesheim studenten met een functiebeperking, voor zover dat binnen de mogelijkheden ligt, dezelfde kans geven op een succesvolle studie als studenten zonder functiebeperking. Zie ook deel 2 art. 4.4.
1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Hoe verschillend studenten ook zijn, in een ding zijn ze gelijk. Ze willen allemaal kwalitatief goed onderwijs. Daarom werkt de opleiding Pedagogiek met een systeem voor kwaliteitszorg. De mening van studenten speelt hierin een belangrijke rol. Regelmatig worden studenten gevraagd naar hun mening over de opleiding en het signaleren van knelpunten. Dat gebeurt met vragenlijsten en meestal ook nog met gesprekken in de studentenplatforms. Op deze manier is het mogelijk dat studenten invloed uit oefenen op de vorm, inhoud en uitvoering van het onderwijs. Het doel van deze metingen is het systematisch verbeteren van de opleiding. 17
Niet alleen de student is gebaat bij een goede kwaliteit van het onderwijs, ook de overheid en het werkveld zijn hierin geïnteresseerd. Zo wordt de opleiding Pedagogiek periodiek extern beoordeeld (geaccrediteerd). In het proces van accreditatie wordt gekeken of de kwaliteit van de opleidingen voldoende is. In de voorbereiding op de accreditatie wordt tijdens de komst van de VBI (Validerende en Beoordelende Instantie) studenten ook gevraagd naar hun oordeel over de kwaliteit van de opleiding. Behalve de overheid is ook het werkveld betrokken bij kwaliteitszorg. Voor het werkveld is het belangrijk dat studenten over de juiste en voldoende competenties beschikken als zij als (beginnend) beroepsbeoefenaar gaan werken. Een actueel en relevant opleidingsprogramma van de opleiding moet voorzien in de juiste afstemming tussen de opleiding Pedagogiek en het werkveld. Daarom wordt ook het werkveld regelmatig gevraagd naar de mening over de kwaliteit van afgestudeerden en het actuele/relevante opleidingsprogramma van de opleiding. Globaal verloopt het proces van kwaliteitszorg als volgt. Van studenten wordt gevraagd de enquêtes zo goed en zoveel mogelijk in te vullen. Nadat jij als student je mening hebt gegeven over de kwaliteit van het onderwijs en voorzieningen worden de resultaten verwerkt en besproken in diverse overlegplatforms zoals studentenplatforms, docententeam, de opleidingscommissie en de examencommissie. Dit levert voorstellen voor verbeteringen op. Die verbeterpunten worden als voorstellen weer in diverse platforms, teams en commissies besproken. In de opleidingscommissie zitten vertegenwoordigers van studenten en docenten. In de curriculumcommissie wordt de beslissing genomen tot een verbeteractie indien dit nodig is. Nadat de verbeteracties zijn vastgesteld en uitgevoerd begint het proces van meten opnieuw in het vernieuwde opleidingsprogramma. Dit cyclische proces van meten zorgt ervoor dat de kwaliteit van de opleiding steeds beter wordt en dit is de uiteindelijke bedoeling van kwaliteitszorg. Het resultaat van een verbeteractie resulteert in veranderingen in de OER (Onderwijs- en Examenregeling) die is vastgelegd in het studentenstatuut. De opleiding Pedagogiek leidt op voor het diploma bachelor of Social Work. De opleiding heeft een major van 180 EC. Elke student kiest twee minoren: een beroepsspecifieke minor gekoppeld aan de opleiding en een keuzeminor die, na toestemming van de examencommissie, gevolgd kan worden. Een minor heeft 30 EC. Over de gehele opleiding beschikt de student over 7 vrije keuzepunten. Het onderwijsprogramma is ingericht in een semestermodel waarin de student een Major of Minor onderdeel volgt. Per semester kunnen 30 ec’s worden verworven. Studieloopbaanbegeleiding vervult een rol bij de begeleiding van de student bij de onderwijsvoortgang. In voorkomende gevallen kan via de examencommissie een studiecontract worden gemaakt met studenten die een studieachterstand hebben opgelopen. De kwaliteit van het onderwijs wordt geborgd door studentevaluaties, toetsing bij het werkveld en de accreditatiecyclus. Toetsing De toetsing sluit aan bij het programma:
de toetsing is voornamelijk competentiegericht en integraal; daarnaast worden de kennisvakken apart getoetst de toetsing volgt de leerlijnen.
Toetsen per professionaliseringstaak en per beroepscompetentie: Het assessment van de P-taak. Soms is dat de beoordeling van een beroepsproduct. In andere gevallen is het de beoordeling van gedrag dat je laat zien in een echte of gesimuleerde situatie (bijvoorbeeld een hulpverleningsgesprek n.a.v. een casus). Deze beoordeling wordt door één of meer assessoren gegeven aan de hand van de beoordelingscriteria die in de P-taak staan vermeld. De assessoren baseren de beoordeling mede op de door jou verzamelde 360º-feedback. Daarbij hanteren we een scheiding van begeleiding en beoordeling, waarbij de assessor een andere docent is dan de P-taakbegeleider. Een kennistoets of essay over de kennislijn. Deze wordt in de achtste week van iedere periode afgenomen. Vaardigheidstoetsen over de trainingen die bij een professionaliseringstaak horen. Deze toetsen hebben vaak de vorm van een ontwikkelingsgerichte feedback. In enkele gevallen wordt de te trainen houding individueel getoetst. Een aanwezigheidsplicht is in sommige gevallen ook een onderdeel van de toets (met de mogelijkheid van vervangende opdracht). Bewijs van deelname aan de studieloopbaanlijn (SLB). 18
De opleiding Pedagogiek heeft een toetsplan. Hierin staan de uitgangspunten voor toetsing en beoordeling zoals: interne kaders toetsvormen kwaliteit van de toetsing organisatie van de toetsing De uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in dit toetsplan, dit is een hulpmiddel waarin instrumenten aangereikt worden. Met beide documenten wil de opleiding Pedagogiek tegemoet komen aan zowel externe- als interne eisen die worden gesteld aan toetsing en beoordeling. De opleiding Pedagogiek bereikt hiermee dat enerzijds toetsing en beoordeling aansluit op het onderwijsconcept. Anderzijds voldoet toetsing als onderdeel van kwaliteitszorg aan de aangescherpte eisen van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO).
1.1.5 - Vorm van de opleiding 1. 2. 3.
Het onderwijs in de opleiding wordt voltijds en deeltijds verzorgd en wordt in hoofdstuk 1.3 van dit statuut uitgewerkt. Bij de deeltijdopleiding zijn werkzaamheden als onderwijseenheden opgenomen waarvoor eisen aan de werkkring zijn gesteld. Zie hiervoor artikel 2.4a van de Onderwijs- en Examenregeling – Rechten en Plichten. In de duale variant van de opleiding: ( niet van toepassing voor Pedagogiek) a. is de studielast van het onderwijsdeel en die van het deel van de duale opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening hier te vinden waarbij ook de totale tijdsduur van de beroepsuitoefening is aangegeven. b. is de onderbouwing van het aantal studiepunten verbonden aan de beroepsuitoefening hier te vinden. c. vindt de beroepsuitoefening binnen de opleiding plaats op basis van een overeenkomst tussen de opleiding, de student en het bedrijf of de organisatie in overeenstemming met de wettelijke bepalingen.
2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding De opleiding Pedagogiek (voltijd en deeltijd) is een bacheloropleiding, die behoort tot het hoger beroepsonderwijs. De opleiding heeft een gemeenschappelijke major met een specificatie van de gevolgde onderdelen. Studenten die de studie hebben afgerond ontvangen een diploma bachelor of Social Work. Een kenmerk van dit onderwijs is dat er een nauwe aansluiting is tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Inhoudelijke visie van de opleiding Het werkveld van Social Work en ook Pedagogiek bestaat uit een groot aantal verschillende instellingen en functies en beroepen. Landelijk is er een ontwikkeling om al die verschillende beroepen op elkaar af te stemmen. Daarvoor bestaan de volgende redenen: in toenemende mate is bij één cliënt of groep een integrale aanpak nodig in plaats van versnippering over meerdere ondersteuners en hulpverleners; in het onderwijs is er de noodzaak van verbreding van de zorg voor alle leerlingen en is er meer aandacht voor integrale wijkgerichte eerste lijns- ondersteuning bij opvoedings- en gedragsproblematiek; de tendens om systeemgericht te werken, betekent dat de pedagoog en welzijnswerker vanuit verschillende invalshoeken moet kunnen denken en werken; alle welzijnswerkers hebben in toenemende mate te maken met ondersteuning van vrijwilligers / mantelzorg; 19
er wordt in alle sociale beroepen en functies steeds meer een beroep gedaan op het ontwikkelen en aansturen van netwerken; organisaties ontwikkelen zich in de richting van brede welzijnsinstellingen, waar alle disciplines met elkaar samenwerken.
Dit alles betekent dat er overlap is tussen de beroepsgroepen in het werkveld van Social Work. Bovendien wordt rekening gehouden met het ontstaan van nieuwe beroepsgroepen die niet aansluiten bij de huidige opleidingen. De beroepenstructuur is dus niet een star geheel van bestaande beroepsgroepen, maar een dynamisch geheel dat moet kunnen aansluiten bij nieuwe trends en nieuwe soorten hulpvragen (bronnen: Toekomstverkenning, VerweyJonker Instituut, 2004 en Klaar voor de toekomst, NIZW 2005) Deze toenemende integratie van beroepen en flexibilisering van de beroepsinvulling vormen de achtergrond tot het landelijk afstemmen binnen het landelijke domein Social Work. Je krijgt het diploma Bachelor of Social Work, maar wordt wel opgeleid tot HBO-pedagoog, omdat Pedagogiek als opleiding officieel onder die naam geregistreerd staat.
1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding De opleiding Pedagogiek werkt met 9 competenties (vastgesteld voorjaar 2006). De bovenstaande werkveldgebieden op het niveau van indicatoren gekoppeld aan deze 9 competenties. Concreet betekent dit dat bij iedere competentie:
generieke indicatoren worden benoemd: deze gelden voor iedere beroepsbeoefenaar van Social Work; vakspecifieke indicatoren worden benoemd, specifiek voor de betreffende opleiding.
Competenties Bachelor Of Social Work/Pedagogiek Werken met cliënten: Oriënteren: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om situaties en achtergronden van diverse cliënten (individuen, groepen en samenlevingsverbanden) op micro, meso en macro niveau te beschrijven, te analyseren en te interpreteren. Plannen: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om verzamelde gegevens over cliënten en hun omgeving te analyseren en weet in samenspraak op basis van die analyse een werkplan te ontwerpen dat resultaatgericht is en in een reële tijdsfasering is geplaatst. Uitvoeren: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om methoden en technieken van veranderingsprocessen af te stemmen op specifieke cliëntsituaties, toe te passen en te evalueren. Werken in en vanuit een organisatie: Organiseren: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om vanuit het kader van de organisatie en de financiers ten behoeve van cliënt te werken. Samenwerken: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om samen te werken met professionals, kan afstemmen en weet zowel intern als extern samenwerking te stimuleren en te organiseren. Beleid: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om bij te dragen aan de ontwikkeling, beïnvloeding en uitvoering van instellings- en overheidsbeleid. Werken aan eigen professionaliteit: Reflecteren: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om zijn handelen in relatie tot zijn eigen rol/functie/ taken kritisch te bekijken, te beoordelen en het handelen op basis daarvan vorm te geven. Afstemmen: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om te kunnen omgaan met en af te stemmen op een diversiteit van normen en waarden. Ontwikkelen: een bachelor of Social Work beschikt over het vermogen om ontwikkelingen op het eigen vakgebied kritisch te volgen en actief bij te dragen aan het verder ontwikkelen van het beroep. 20
De generieke kernkwalificaties van de HBO bachelor Aan iedere competentie zijn generieke kernkwalificaties verbonden. Ze worden hieronder genoemd. Ze zijn gekoppeld aan elke afzonderlijke competentie. In deze kernkwalificaties zijn ook de Dublin descriptoren opgenomen.
Brede professionalisering: wil zeggen dat de student aantoonbaar wordt toegerust met actuele kennis die aansluit bij recente (uit wetenschappelijk onderzoek verkregen) kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede aan de in het beroepsprofiel geschetste (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld, teneinde zich te kwalificeren voor:
het zelfstandig kunnen uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar; het functioneren binnen een arbeidsorganisatie; de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep.
Multidisciplinaire integratie: de integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden (van verschillende vakinhoudelijke disciplines), vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen.
(Wetenschappelijke) toepassing: de toepassing van beschikbare relevante (uit wetenschappelijke onderzoek verkregen) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee geconfronteerd worden.
Transfer en brede inzetbaarheid: de toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties.
Creativiteit en complexiteit in handelen: vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop de standaardprocedures niet van toepassing zijn.
Probleemgericht werken: het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit hiervan.
Methodisch en reflectief denken en handelen: het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig) handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie.
Sociaal communicatieve bekwaamheid: het communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.
Basiskwalificering voor managementfuncties: het uitvoeren van eenvoudige leidinggevende en managementtaken.
Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: begrip en betrokkenheid zijn ontwikkeld met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de toepassing van kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk.
Zelfsturing op de eigen loopbaan: Windesheim heeft deze kwalificatie toegevoegd; het krijgt vorm in de studieloopbaanlijn (SLB) van de opleiding.
Beheersingsniveaus Een competentie ontwikkelen doe je niet in één keer. De competenties en bijbehorende Professionaliseringstaken worden dan ook minimaal 3 keer getoetst, op 3 verschillende beheersingsniveaus. De eerste twee beheersingniveaus horen bij de Major Pedagogiek (de eerste drie jaar van de opleiding); het derde beheersingniveau wordt gekoppeld aan de minor(en), waarin je afstudeert en je specialiseert in een bepaalde richting. 21
Het eerste beheersingsniveau is het basisniveau en heet ‘toepassen’, wat betekent dat je methoden en kennis leert toepassen zonder dat je daarin zelf keuzes moet maken. Het tweede beheersingsniveau is het gevorderde niveau en heet ‘beslissen’, omdat je in complexere situaties wordt geplaatst, waarin je bewust moet kiezen tussen meerdere methoden. Het derde niveau, dat je in de minoren moet laten zien, is het bachelor niveau en heet ‘ontwikkelen’ en betekent dat je naast het inzetten van methoden ook in staat moet zijn om deze te beoordelen en deze verder te ontwikkelen. In het schema hieronder worden de beheersingsniveaus verder uitgewerkt. Let daarbij vooral ook op de leeractiviteiten van jou als student en de rol van de docent. De tendens is: jij stuurt zelf steeds meer en de docent steeds minder.
1. Toepassen (basisniveau)
2 Beslissen (gevorderd niveau)
omschrijving operationeel werken zelfstandigheid aangegeven procedures volgen
sturing doelen (competenties / gedragscompetenties) zijn gegeven assessments en beoordelingscrite ria zijn vastgelegd aanpak is voorgeschreven in opdrachten literatuur is voorgeschreven tussentijds controle in de Ptaakgroep en individueel voor de assessments
strategisch werken zelfstandigheid initiatief nemen keuzes maken op basis van kennis en ervaring plan van aanpak ontwerpen inzicht in
doelen (competenties / gedragscompetenties) zijn gegeven assessments en beoordelingscrite ria zijn vastgelegd aanpak is slechts in algemene stappenschema’s aangegeven 22
leeractiviteiten herinneren informatie verwerken samenhang zien in eigen woorden beschrijven luisteren uitleg krijgen oefenen een vaardigheid of kennis navertellen definiëren stappen aangeven aanwijzen uitleggen verkennen bediscussiëren afleiden samenvatten grote lijnen aangeven verdedigen
rol docent oriënteren / betekenis geven directe en snelle feedback reflecteren laag stuurvragen
activeren al aanwezige kennis verbinden nieuwe kennis aan bestaande kennis problemen oplossen vergelijken analyseren een plan
vragen stellen probleemoplossing nabespreken ondersteunen reflecteren middel centrale vraag
consequenties eigen handelen voor anderen
literatuur is deels voorgeschreven tussentijdse controle alleen indien de student het aangeeft
3 Ontwikkelen (bachelor niveau)
ontwikkelen/ integreren nieuwe procedures ontwerpen gebruik verschillende kennisdomeine n hanteren en oplossen complexe problemen nieuwe (wetenschappelijke) inzichten bruikbaar maken voor eigen beroepshandelen
doelen (competenties en een deel van de gedragscompeten ties worden voorgeschreven) specificatie van de gedragscriteria door de student assessments voorgesteld door de student literatuur is deels voorgeschreven tussentijdse controle alleen op verzoek van de student.
ontwikkelen als-danredeneringen beargumenteren classificeren laten zien hoe verbanden leggen een keuze maken besluiten op basis van argumenten
kennis zoeken voor nieuwe situaties selecteren speculeren creëren ontwerpen bewijzen aangeven evalueren uitvinden hypothesen testen ontwikkelen keuze rechtvaardigen
monitoren / loslaten vertrouwen geven reflecteren hoog probleemstelling oproepen
1.2.3 - Inhoud van de opleiding De pedagoog heeft opvoedingsrelaties als centraal aandachtsgebied, zowel in gezinsverband als in instellingsverband. Daarnaast is de HBO-pedagoog werkzaam op het gebied van participatie van de jeugd aan de samenleving, bij beleidsadvisering en bij de signalering van opvoedingsproblematiek als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. De werkzaamheden van de pedagoog bevinden zich ook in het domein van school en onderwijs. Er zijn 5 gebieden te onderscheiden waar de pedagoog actief is. Ontwikkeling van het kind stimuleren vaststellen welke vormen van stimulering nodig zijn, op basis van eigen waarneming en af te leiden uit onderzoek opheffen van belemmeringen in de ontwikkeling toepassen van een breed scala aan stimuleringsvormen, zoel direct (gericht op het kind) als indirect (gericht op ouders en opvoeders)
Orthopedagogische begeleiding 23
concreet en gericht adviseren, begeleiden maar ook ingrijpen bij problematische opvoedingvraagstukken
(Mede)opvoeders ondersteunen bij opvoeding concreet en gericht adviseren inzake opvoedingsvraagstukken, zowel directief als vraaggericht trainingen verzorgen voor ouders en opvoeders zodanige preventie bieden dat de opvoedingssituatie niet problematischer wordt uitvoeren en coördineren van leerlingbegeleiding adviseren, begeleiden en voorlichten van leerkrachten en ouders
Beleidsondersteuning advisering van lokale, provinciale en landelijke overheden over pedagogisch en jeugdbeleid advisering van lokale, provinciale en landelijke overheden over de pedagogische consequenties van beleid op het gebied van onderwijs, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, sport en welzijn het uitvoeren van onderzoek voor onderbouwing van advisering
Voorwaarden scheppen voor opvoeding voorlichten en adviseren over opvoedingsvraagstukken in algemene zin observeren en signaleren van (mogelijke)belemmeringen/problematieken uitvoeren en coördineren van leerlingbegeleiding adviseren, begeleiden en voorlichten van leerkrachten en ouders het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van voorlichting en advisering (bron: Opvoedingsrelaties versterken, landelijk opleidings- en competentieprofiel van de hbo-bacheloropleiding Pedagogiek, Landelijk opleidingsoverleg pedagogiek (LPP), 2009, ISBN 978 90 8850 022 0, NUR 840)
1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De opleiding Pedagogiek wil vanuit de pedagogische werkgebieden, die hierboven zijn genoemd, aansluiten bij taken en functies voor de HBO-pedagoog op het gebied van: de eerstelijns opvoedingsondersteuning de pedagogische zorg binnen het onderwijs opvoedings- en jeugdbeleid de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. Daarnaast en daarbinnen wil de opleiding zich richten op tendensen binnen het brede werkveld als het gaat om: bedreiging van de gezondheid van kinderen en jongeren diversiteit in de gezinssamenstelling mediaopvoeding In de werkveldadviescommissie van de opleiding worden met de genoemde werkveldgebieden verbindingen gelegd, waarbij de samenhang tussen beroepsontwikkeling en curriculumontwikkeling wordt besproken. Vertegenwoordigers van het beroepenveld hebben zo invloed op de voortdurende bijstelling van het leerplan van de opleiding omwille van ontwikkelingen in het beroep. Daarnaast wordt onderzocht hoe binnen en tezamen met de werkveldinstellingen ondernemende en onderzoeksactiviteiten kunnen worden ontplooid, waarbij docenten en studenten participeren. Ook in het praktijkleren in de eerste drie jaren van de opleiding en bij het afstudeeronderzoek in het vierde jaar (zie de beschrijving van de leerlijnen bij 1.1.2), wordt door studenten verbindingen gelegd met werkveldinstellingen en komen begeleidende docenten in contact met instellingen. Via gastlessen worden medewerkers vanuit het beroepenveld concreet betrokken bij de invulling van het curriculum.
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 24
1.3.1 - Inrichting van de opleiding Structuur van de opleiding De opleiding Pedagogiek onderscheidt twee fasen in de opleiding. Propedeuse: Het propedeutisch jaar kent een oriënterend karakter. Je werkt aan de competenties op beheersingsniveau 1. Dit niveau heet ‘toepassen’; dat betekent dat je methoden en kennis leert toepassen zonder dat je daarin zelf keuzes moet maken. Post-propedeutische fase. In deze fase werk je aan beheersingsniveau 2 en 3. Het 2e beheersingsniveau heet ‘beslissen’, omdat je in complexe situaties wordt geplaatst waarin je bewust moet kiezen tussen meerdere methoden. Het 3e beheersingsniveau heet ‘ontwikkelen’ en betekent dat je naast het inzetten van methoden ook in staat moet zijn om deze te beoordelen en deze verder te ontwikkelen.
Duur en studielast De opleiding Pedagogiek heeft een nominale studieduur van vier jaar. De studielast wordt uitgedrukt in Credits overeenkomstig het European Credit Transfer System (ECTS). Ieder studiejaar heeft een studielast van 60 Credits. De totale studielast van de opleiding bedraagt 240 Credits. Een EC is gelijk aan 28 studentbelastingsuren (sbu). Je besteedt je studietijd onder meer aan: bijwonen en voorbereiden van groepsbijeenkomsten doen van zelfstudie bijwonen van colleges bezoeken van consultatiecolleges volgen van vaardigheidstrainingen individuele begeleidingsgesprekken voorbereiden en afleggen van tentamens maken van professionaliseringstaken assessments individueel stagelopen Roosters geven uitsluitend de contacttijd van de bijeenkomsten per onderwijsonderdeel aan. Elke professionaliseringstaak is 4 of 6 EC. In de beschrijving van de professionaliseringstaak staat aangeven hoeveel tijd voor een bepaalde activiteit staat.
1a - Propedeuse Het eerste jaar van de opleiding is de propedeutische fase. De propedeutische fase omvat 60 Studiepunten of Credits (EC). Deze 60 EC zijn onderdeel van de major Pedagogiek. Deze fase heeft een oriënterende, selecterende en verwijzende functie. Je maakt kennis met alle belangrijke aspecten van de opleiding, waardoor duidelijk wordt of je geschikt bent voor de opleiding. Mocht dit niet het geval zijn, dan kunnen we je verwijzen naar een meer passende opleiding. Als je alle onderdelen van de propedeuse hebt behaald (60 Credits), dan heb je het propedeutisch examen met goed gevolg afgelegd en ontvang je het propedeutisch getuigschrift. Als je de propedeuse in het eerste jaar hebt behaald, wordt het uitgereikt tijdens de afsluitende bijeenkomst van je SLO- groep. Als je je propedeuse later haalt, kun je het getuigschrift ophalen bij het onderwijsbureau. In de propedeuse komen alle Social Work competenties op niveau 1 aan de orde. Dit stelt de student in staat kennis te maken met de theorie en de praktijk van de latere beroepen. Door middel van professionaliseringstaken leert de student de belangrijkste aspecten van het professionele handelen kennen en toepassen. Van groot belang voor de loopbaan van de student is het stimuleren van zijn zelfstandigheid in leren en werken en de minutieuze begeleiding van zijn professionele en persoonlijke ontwikkeling. Alle studieonderdelen zijn verplicht en worden door middel van tentamens en assessments afgesloten. 25
De propedeuse is voorbereidend op de hoofdfase en wel in oriënterende en beroepsvoorbereidende zin. Dit doet recht aan de functie van de propedeuse, namelijk: Oriëntatie, Selectie, Verwijzing en Beroepsvoorbereiding. De oriënterende functie houdt in, dat de student de gelegenheid krijgt gedurende de propedeuse zich te oriënteren op het beroep en op eventueel verschillende leerwegen en/of differentiaties om zo gefundeerd ene keuze te maken over het vervolg van de opleiding of het verlaten daarvan. De selecterende functie betekent, dat in de propedeuse duidelijk moet worden of een student in staat moet worden geacht de opleiding voort te zetten of dat daaraan getwijfeld moet worden. De verwijzingsfunctie houdt in, dat binnen de propedeuse ook aandacht besteed dient te worden aan verwijzing naar andere opleidingen of sectoren van de arbeidsmarkt. De beroepsvoorbereidende functie betekent dat de student een aantal vaardigheden leert beheersen op zodanig niveau dat de student na de propedeuse in staat is om succesvol door te studeren in de hoofdfase. Opbouw propedeutische fase Integrale leerlijn Elke lesperiode werk je binnen twee p-taken ( professionaliseringstaken) aan beroepsopdrachten, soms individueel, soms groepsgewijs. Hierdoor ontdek je wat het beroep inhoud en in hoeverre dit bij je past. Vaardigheidslijn Binnen elke p-taak volg je een training waarin de vaardigheden waarover een beroepsbeoefenaar dient te beschikken, geoefend worden. Hierdoor leg je de basis voor de uitoefening van je beroep. Kennislijn ( conceptuele lijn) De kennis die je onder meer nodig hebt voor het onderbouwen van je beroepsopdrachten wordt aangeboden in de vorm van collegereeksen en werkcolleges. Praktijkwerk Om kennis te maken met het werkveld en met jezelf als uitvoerend werker, doe je een dagdeel per week praktijkwerk bij een instelling. Studieloopbaanlijn Binnen de studieloopbaanbegeleiding draait het om het reflecteren op jouw ontwikkeling als student en als aankomend beroepsbeoefenaar. In dit traject leg je o.a. je ontwikkeling ten aanzien van de beroepscompetenties vast in een portfolio. Je wordt daarin begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Toelichting afkortingen in onderstaand schema: p = professionaliseringstaak c = conceptuele lijn t = trainingslijn s = studieloopbaanlijn k = keuze-eenheid CV: Cursussen Verplicht TV: Trainingen Verplicht TK: Keuzetrainingen Per. Onderwijsperiode conform jaarrooster Sem. Semester conform jaarrooster Leerplanoverzicht: verdeling EC JAAR 1 Voltijd fase
per
Prop
1.1
code
titel onderwijseenheid
p
c
t
Introductie
s 1
5.1.
Plan van aanpak wijkinventarisatie
CV
Inleiding Pedagogiek
TV5
Vergadertechnieken
4 2 1
26
k
1.2
1.3
1.4
8.1.
Normen en waarden in Social Work
4
CV
Inleiding Sociologie
TV8
Reflecteren en doelen stellen
1.1.
Cliëntportret
CV
Agogiek
1
CV
Inleiding Psychologie
2
TV1
Communicatieve vaardigheden 1(basis)
6.1.
Presentatie instellingsverslag
CV
Methode Gordon
TV6
Presenteren
9.1.
Actuele ontwikkelingen
CV
Maatsch. ontwikkelingen en jeugdbeleid
TV9
Training structuren en formuleren
2.1.
Opstellen van een werkplan
CV
Ontwikkelingspsychologie
TV 2
Training observeren
4.1.
Een organisatie beschrijven
CV
Organisatiekunde
TV4
Training groepsdynamica
3.1
Uitvoeren van interventies
CV
Familierecht
TV3 7.1.
Communicatieve vaardigheden 2 ( met kinderen) Studieloopbaan propedeuse
KE1
Vrije keuze propedeuse
1 1 4
1 4 1 1 4 1 1 4 2 1 4 1 1 4 1 1 4 2
Pedagogenmiddagen
1
EC prop
33
12
8
5
2
60
1b De postpropedeutische fase of hoofdfase. Studiejaar twee (Verdiepingsjaar) Het tweede jaar is het begin van de postpropedeutische fase of hoofdfase. Het is het jaar waarin je je kennis en vaardigheden uit de propedeuse verdiept en de social work competenties op niveau 2 aan de orde komen. Integrale leerlijn Binnen de integrale leerlijn werk je in elke periode binnen twee P-taken aan beroepsopdrachten, soms individueel, soms samen met andere studenten. Bij een p-taak maak je gebruik van de vaardigheden die je bij trainingen in de vaardigheidslijn opdoet en van de kennis die je je bij de colleges en werkcolleges in conceptuele leerlijn opdoet. Bij de meeste p- taken heb je de mogelijkheid deze in de praktijk uit te voeren. Je wordt dan geconfronteerd met een reële situatie en dat heeft vaak een meerwaarde. Vaardigheidslijn 27
In de eerste twee periodes volg je twee trainingen. In de laatste twee periodes volg drie trainingen. Bij de trainingen in de vaardigheidslijn oefen je met vaardigheden die aansluiten bij de p-taken waar je mee aan het werk bent in de betreffende periode. Het is verplicht de trainingen te volgen. Kennislijn( conceptuele lijn) Voor de kennis die je onder meer voor je p-taken nodig hebt , volg je colleges en werkcolleges. Elke collegereeks binnen de kennislijn sluit je af met een tentamen. Per periode zijn er minimaal twee collegereeksen. Praktijkwerk Om verder kennis te maken met het werkveld , met jezelf als uitvoerend werker en het mogelijk te maken professionaliseringstaken in de praktijk uit te voeren doe je gemiddeld een dag per week praktijkwerk bij een instelling. Studieloopbaanlijn Tijdens de studieloopbaanbegeleiding gaat het om jouw ontwikkeling ten aanzien van de social work ( hbo pedagoog) competenties. Deze ontwikkeling leg je vast in een portfolio. Je komt als groep deels zelfstandig en deels onder leiding van je SLB docent bij elkaar. Je reflecteert op je eigen ontwikkeling en ondersteunt anderen in hun studieloopbaan. Ook de voorbereiding op de jaarstage (studiejaar drie) vindt hierin plaats. JAAR 2 fase
per
code
titel onderwijseenheid
p
Jr2
2.1
1.2.
Intakegesprek
4
CV
Inleiding ontwikkelingspsychopathologie
TV1
Training communicatieve vaardigheden 3
2.2.
Werkplan niet complexe situatie
CV
Jeugd- en gezinssociologie
TV2
Training competentiemodel
3.2.
Uitvoeren van interventies
CV
Jeugdrecht en jeugdbeleid
TV3
Training systeemgericht werken
6.2.
Kwaliteitsproject
CV
Kwaliteitszorg en onderzoek
TV6
Training onderzoeksvaardigheden
2.2
c
t
2.4
1 4 1 1 4 2 1 4 1
1.3.
Analyse intakegegevens
CV
Gender en multiculturaliteit
TV1
Training oplossingsgericht werken
3.3.
Uitvoeren werkplan met groepen
1 2 4 1
CV
Preventie en pedagogiek in het onderwijs
TV3
Training begeleiden van groepen
2.3.
Werkplan met verwijzing
CV
Pedagogische visies
TV2
Rapporteren en keuzes maken
4.2.
Werken vanuit een organisatie
CV
Beroepsethiek en filosofie
TV4
Communicatieve vaardigheden (coaching)
1 4 2 1 4 2 1 4 2
Studieloopbaan jaar semester 4 TK
k
2
Studieloopbaan hoofdfase semester 3 2.3
s
1 2
Vrije Keuze jaar 2
3
Keuze training muzisch agogisch
1
28
EC jaar 2
32
12
8
4
4
60
Studiejaar drie ( Stagejaar) Het derde jaar is het stagejaar. Wat je in het eerste en tweede jaar geleerd hebt, ga je nu in de praktijk toepassen. Je loopt gemiddeld vier dagen in de week stage. Integrale lijn De manier waarop aan p-taken wordt gewerkt, verschilt nogal met de eerste twee studiejaren. Zocht je toen een casus bij een p-taak, in het stagejaar werkt het andersom: Je zoekt bij de werkzaamheden die je in de praktijk tegenkomt de p-taken die daarbij aansluiten. De zeven p-taken zijn veel algemener omschreven, de vorm van de assessments bepaal je , in overleg met je stagebegeleider van de instelling, zelf. Je hebt de mogelijkheid aanvullende toets criteria te maken. Kennislijn ( conceptuele lijn) In het derde jaar worden zes of acht collegelijnen aangeboden. Je bent verplicht vier collegelijnen te volgen. Je mag meer collegelijnen volgen en die kun je dan als vrije keuzepunt gehonoreerd krijgen. Studieloopbaanbegeleiding/stagebegeleiding. Op de stage- instelling heb je een stagebegeleider. Je SLB docent is een begeleidend docent van de opleiding Pedagogiek. Deze staat wat meer op afstand en bewaakt de kwaliteit van je stage. Zo is hij of zij degene die jouw voorstellen voor de assessments van de p-taken dient goed te keuren. Er worden drie gezamenlijke stage gesprekken gevoerd , waarvan tenminste twee op de instelling. Supervisie In het stagejaar kom je vooral jezelf tegen als aankomend beroepsbeoefenaar en leer je veel over jezelf als persoon en als beginnend pedagoog. Wat zijn jouw sterke en zwakke kanten in het contact met cliënten/pupillen? Waar liggen je grenzen? Welke normen en waarden zijn echt belangrijk voor je? Wat motiveert en inspireert je? In de supervisie is tijd en veiligheid voor het delen van ervaringen en reflectie hierop. Aan de supervisie neem je deel in kleine groepjes. Een supervisor van de opleiding begeleidt de 15 supervisiebijeenkomsten. Jr3 3.1 3.2
3.3
3.4
1.4./2.4
Intake met werkplan
6
CV
Systeemtheorie
3.4.
Interventies uitvoeren
CV
Sociologie
8.2.
Normen en waarden afstemmen
CV
Filosofie
2
CV
Veranderkundige modellen
2
2 6 2 6
Studieloopbaan/tussenevaluatie jaar 3
2
Supervisie semester 5
1
2.5.
Werkplan in een multidisciplinair kader
6
3.5.
Bespreken van een incident
6
CV
Ontwikkelingspathologie
5.2.
Samenwerken met andere professionals
6
9.2.
Innovatieplan in welzijn
6
CV
Schoolpedagogiek
KE3
2
2
Studieloopbaan/eindevaluatie jaar 3
2
Supervisie semester 6
1
Vrije Keuze jaar 3
4 29
EC jaar 3
42
8
0
6
4
60
Studiejaar vier ( Minoren/afstudeerjaar) In het vierde en laatste studiejaar komt alles samen. Middels twee minoren, waarvan in ieder geval één opleidingsnabije minor op niveau drie, en een portfolio afstudeerassessment op niveau drie, laat je zien als beginnend beroepsbeoefenaar klaar te zijn voor het werkveld. Minorprogramma. Je kiest twee minoren. Eén of twee opleidingsnabije minoren van de opleiding pedagogiek op niveau drie, of één opleidingsnabije minor van de opleiding pedagogiek niveau drie en een keuzeminor van de opleiding pedagogiek , Windesheim of een andere hogeschool. Keuzeminoren dienen goedgekeurd te worden door de examencommissie van de opleiding pedagogiek. Een minor is een studieonderdeel van een half jaar waarin je je specialiseert in het thema van de minor. Binnen een opleidingsnabije minor van de opleiding pedagogiek moet je laten zien dat je je ontwikkelt tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar met een specifieke deskundigheid. De opleiding pedagogiek richt zich op negen competenties. Bij elke competentie zijn indicatoren op het derde beheersingsniveau geformuleerd, gericht op het thema van de minor. Elk minorprogramma omvat 30 EC. Bij de minoren van de opleiding pedagogiek is de verdeling van de EC’s als volgt: Het uitvoeren van een praktijkopdracht ( inclusief onderzoek ) of een onderzoeksopdracht voor een instelling uit het werkveld( 20 EC), één of meerdere collegereeksen en trainingen (samen 10 EC). Je wordt op diverse manieren begeleid om je competenties te behalen. In de integrale leerlijn begeleidt een docent je, zowel in de groep als individueel. Het doel is dat je actief verbinding maakt tussen de indicatoren van de minor, de aangeboden colleges , de literatuur en het uitvoeren van de praktijk/onderzoeksopdracht. Ook is het mogelijk in overleg met de coördinatoren Internationalisering en op een verzoek aan de examencommissie een minor in het buitenland te volgen. Afstuderen Het laatste onderdeel van de studie is een integraal portfolio eindassessment. Op basis van het ingeleverde eindportfolio vindt aan het slot van de opleiding een eindgesprek plaats waarin breed vanuit alle negen competenties getoetst wordt of je ten aanzien van alle competenties op het derde beheersingsniveau functioneert. Jr4
Sem 4.1
Minor 1 integrale opdracht
20
kennislijn + vaardigheidslijn 4.2
10
Minor 2 integrale opdracht
20
kennislijn + vaardigheidslijn
10 40
20
0
0
60
Deeltijdopleiding De opleiding Pedagogiek biedt de mogelijkheid in deeltijd om de studie in drie jaar af te ronden in het geval dat u een vrijstelling voor 30 credits voor het propedeuse programma wordt toegekend door de examencommissie. U kunt dan 70 credits per jaar behalen, waarbij u ook in de onderwijsvrije perioden werkt aan opdrachten in het kader van een casuïstiekopdracht. Indien u geen vrijstelling krijgt kunt u de propedeuse volgen bij de voltijdopleiding.
fase
per
Jr1/2
2.1
code
Deeltijd JAAR 1 Propedeuse titel onderwijseenheid Vrijstellingsgedeelte
p
c
t
s
pr 30
30
CV
Inleiding Sociologie
2
CV
Inleiding Pedagogiek
2
TV
Doelen stellen en reflecteren
CV
Ontwikkelingspsychologie
2
CV
Maatschappelijke ontwikkelingen en jeugdbeleid
1
TV
Training formuleren en structureren
1
2.2
1
Praktijkleren/slb
12
Praktijkwerk
9 EC Propedeuse
2.3
5
2
12
9
60
Hoofdfase CV TV
Inleiding ontwikkelingspsychopathologie Communicatieve vaardigheden 3 oriëntatie en probleemverheldering
TV
Competentie gerichte hulpverlening
CV
Preventie en pedagogiek in het onderwijs
TV
Training systeemgericht werken
CV
Veranderkundige modellen
2 1 1
2.4 2 1 2
Praktijkleren/slb
12
Minor
Praktijkwerk Opvoedingsondersteuning en opvoedingsbeleid: Casuïstiek
CV
Basismethodisch handelen
TV
Intervisie
9 6 2
EC jaar 2 6
8
2 5
p
c
t
fase
per
code
Deeltijd JAAR 2 Hoofdfase titel onderwijseenheid
Jr2
2.1
TV
Training oplossingsgericht werken
CV
Pedagogische visies
2
CV
Jeugdrecht
2
CV
Kwaliteitszorg en onderzoek
1
TV
Training onderzoeksvaardigheden
12
9
40
s
pr
p
1
2.2
Praktijkleren/slb
1 12
Praktijkwerk
9
Supervisie
2 31
2.3 CV
Gender en multiculturaliteit
2
TV
Training begeleiding van groepen
1
CV
Schoolpedagogiek
1
CV
Jeugd- gezinssociologie
TV
Training communicatie 4
CV
Filosofie
2.4 1 1 1
Praktijkleren/slb
12
Praktijkwerk
9
Minor
supervisie Opvoedingsondersteuning en opvoedingsbeleid: Casuïstiek
CV
Beroepsethiek
CV
Opvoedingsbeleid: van denken naar doen
2 6 2
EC jaar 2 6
2 13
5
28
18
70
c
t
s
pr
p
Het programma voor jaar 4 wordt dit jaar voor het laatst uitgevoerd.
fase
per
code
Deeltijd JAAR 4 titel onderwijseenheid
p
Minor opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering Jr4
2.1
1 t/m 9
Casuïstiek afstudeeropdracht
7
CV
Kennislijn specifieke opvoedingssituaties
TV
Ontwikkelingsstimulering in de praktijk
2
TV
Training ouderbegeleiding in de praktijk
3
2
2.2
Praktijkwerk
15
SLO semester 7
1
Minor opvoedingsbeleid 2.3
1 t/m 9
Werken aan projecten
10
TV
Analyseren en schrijven van beleid
CV
Opvoedings- en jeugdbeleid
2
2.4 2
SLO semester 8
1
Praktijkwerk EC jaar 4 17
4
7
2
15 30
1c Bijzondere leerwegen Vanaf dit jaar kunnen studenten in de hoofdfase vanaf jaar twee deelnemen aan het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker. Het programma is op dit moment nog in ontwikkeling. Programmaonderdelen van dit 32
60
uitstroomprofiel komen zowel in jaar twee , jaar drie ( stage binnen de jeugdzorg) en jaar vier (afstudeeropdracht bij jeugdzorginstelling). Verdere informatie is vanaf augustus 2013 beschikbaar.
1.3.2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden Zie: Sharenet/Community Pedagogiek 1.3.3 – Accreditatie De datum van de laatste accreditatie is 27-4-2010; de accreditatie eindigt per 26-4-2016.
33
2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie:
het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW).
Assessment:
een onderzoek naar de competenties die de student bezit.
Assessor:
degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven.
Associate degree:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden.
Bacheloropleiding:
zie hbo-bacheloropleiding.
Beroepsvereisten:
vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen.
CMR:
Centrale Medezeggenschapsraad.
College van Beroep: voor de examens (CBE)
het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW).
Colloquium Doctum (21+ toets)
toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. 7:29 WHW).
Comakership
tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert.
Competentie:
het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol.
Competentiegericht onderwijs:
onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk.
Competentieniveau:
aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt.
CROHO:
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW). 34
Decaan:
De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling.
Deeltijdopleiding:
een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten.
Domein:
is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen.
Domeincompetenties: de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties. Diplomasupplement:
document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW).
Duale opleiding:
een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW).
EVC:
eerder of elders verworven competenties.
Examen:
de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten.
Examencommissie:
iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW.
Examinator:
het door de examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens.
Geschillenadviescommissie:
de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW).
hbo-bacheloropleiding: een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding. hbo-masteropleiding: een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW). Hogeschool:
de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Jaar:
studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen). 35
Major:
een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180 studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland.
Minor:
een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten.
Onderwijseenheid:
een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes.
Onderwijsperiode:
een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten.
Opleiding:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW).
Persoonlijk Ontwikkelingsplan:
het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen.
Persoonlijk Activiteitenplan:
weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijseenheden.
Postpropedeuse:
de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel hoofdfase genoemd.
Premastertraject:
een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit.
Profileringsfonds:
het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen.
Propedeuse:
de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW).
Semester:
twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3.
Student:
degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding.
Studiejaar:
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art. 1.1. WHW). 36
Studieloopbaanbegeleider:
een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider.
Studiepunt:
één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd).
Tentamen:
een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen.
Toelatingscommissie: commissie zoals bedoeld in art. 7.29 WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen. Toets:
Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben.
Verkort studietraject: het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend. Versneld studietraject: het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren. Vraaggestuurd onderwijs:
onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt ten aanzien van de eigen studieloopbaan.
Week:
iedere week gedurende het kalenderjaar.
WEB:
Wet Educatie Beroepsonderwijs
WHW:
de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek
37
Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.2.2 WEB) Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havo-diploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW)(niet van toepassing voor Pedagogiek) 1. Naast de vooropleidingseis, zoals genoemd in artikel 2.1 lid a, moet zijn voldaan aan de nadere vooropleidingseisen ofwel de profieleisen die behoren bij het examen van de vooropleiding. 2. De student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, kan voldoen aan inhoudelijk hier vergelijkbare eisen. Aan de eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. De eisen zijn hier te vinden. 3. De student die niet voldoet aan lid 1 wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen als bedoeld in lid 2 is voldaan. Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW)(niet van toepassing voor Pedagogiek) De aanvullende eisen bij de opleiding zijn hier te vinden. 1. Een student wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen is voldaan. Artikel 2.4 – Vervallen Niet van toepassing Artikel 2.4a – Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) De eisen aan de werkkring zijn: De deeltijd student heeft een al dan niet betaalde baan van minimaal 20 uur per week in de welzijns- en pedagogische sector, op HBO-niveau of heeft de mogelijkheid op de werkplek door te groeien naar HBOniveau. De student heeft al minimaal 800 uur werkervaring. De student meldt zich voor een intakegesprek en biedt voor de intakeprocedure een portfolio aan volgens de richtlijnen en procedure van de examencommissie. Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW) 1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. De bij het toelatingsonderzoek te stellen eisen zijn bij het Studiesuccescentrum van Windesheim op te vragen. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. vervallen 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) 1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet 38
3.
4.
5.
6.
van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma’s zoals genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid 4. Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFL test (paper-based test, result 550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS 6.0. In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5.
Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. Of vrijstelling verleend kan worden, wordt op individueel verzoek bepaald door de examencommissie. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.8 - EVC (WHW art. 7.13 lid 2 sub r) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overgelegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de hoofdfase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid 1. 3. Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving. 39
Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs 1. De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) 1. De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het pre-mastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. 2. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat en een postpropedeutische fase van 180 studiepunten. 3. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 4. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 5. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving dan wel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. 6. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding 1. De opleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding; c. het Associate degree examen ter afsluiting van het Associate degree programma. 2. Aan degene die het afsluitend examen van de opleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 3. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 – Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties. Artikel 3.5 - Minors 1. De student kiest twee minors van elk 30 studiepunten, onverlet artikel 3.6. Voor de opleiding HBO Rechten en de opleidingen op de locatie Flevoland geldt dat één minor van 30 studiepunten wordt gekozen. 2. Aan één minor kan de eis worden gesteld dat deze betrekking heeft op de domeincompetenties van de opleiding. De lijst met minors welke betrekking hebben op de domeincompetenties is: de minor 40
3.
4.
5.
6. 7.
8.
Opvoedingsstimulering, de minor Opvoedingsondersteuning, de minor Specifieke opvoedingssituaties, de minor Opvoedings- en jeugdbeleid: van denken naar doen. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). Van beide minors wordt er in elk geval één afgerond op bachelor- of gevorderd niveau. De andere minor mag worden afgerond op basisniveau. Voor de locatie Flevoland geldt: de minor mag worden afgerond op basisniveau. De minors van de opleiding, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn: de minor Opvoedingsstimulering, de minor Opvoedingsondersteuning, de minor Specifieke opvoedingssituaties, de minor Opvoedings- en jeugdbeleid: van denken naar doen, en de minor Mediaopvoeding en mediawijsheid. Dit lid is niet van toepassing op de opleidingen op de locatie Flevoland. Wanneer wordt gekozen voor een andere minor (opleiding- of schooloverstijgende minor) dan opgenomen in de lijst van minors, dient voorafgaand toestemming te worden gevraagd aan de examencommissie. De opleiding die de minor aanbiedt stelt de eventuele ingangseisen vast. De examencommissie van de opleiding waar de student is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de beslissing of de minor past in het examenprogramma van de student met als toetsingskader de overlap met de major of de andere minor. Voor de locatie Flevoland geldt: “of de andere minor” is niet van toepassing. De minor kan bestaan uit een premastertraject voor een wetenschappelijke masteropleiding, waarbij is voldaan aan de toelatingseisen voor die master krachtens afspraken met de examencommissie van de opleiding die de master aanbiedt.
Artikel 3.6 – Premastertraject 1. Het premastertraject kan de plaats innemen van (een deel van) de minor en/of de major. 2. Het premastertraject omvat onderwijseenheden van ten minste 30 en ten hoogste 60 studiepunten. 3. Indien het traject meer dan 30 maar minder dan 60 studiepunten omvat, worden na voorafgaande toestemming van de examencommissie onderwijseenheden gekozen waarmee het totale traject tot 60 studiepunten wordt aangevuld. Het premastertraject is te vinden via: https://communities.windesheim.nl/dmn/Gezondheid-en-Welzijn/Lists/GedeeldeDocumenten/Minor%20Premasters.pdf. N.B. het beleid rond de premastertrajecten als deel van de minor of major is sterk in ontwikkeling. Volg de informatievoorziening hierover op de hierboven genoemde site.
Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid 1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten. Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. Onderwijsperiode 5 is bestemd voor herkansing en/of voor versnelling van de studie. Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; 41
c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. wordt bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; b. wordt het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. wordt op verzoek van studenten een samenvatting van de colleges in de Nederlandse taal verstrekt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e; d. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e.
Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) Artikel 4.1 - Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 2. De studieloopbaanbegeleider geeft binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van ten minste drie gesprekken met de student, een voorlopig studieadvies. Dit advies wordt door de studieloopbaanbegeleider nader onderbouwd in een gesprek met de student. Voor afstandslerenstudenten kan een afwijkende regeling gelden. De procedure met betrekking tot het voorlopige advies is te vinden op: https://infosite.windesheim.nl/Pages/Studieloopbaanbegeleiding.aspx. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie in geval de examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk 5. 4. Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is in deel 1 van dit statuut bij 1.3.1. te vinden in de leerplanoverzichten. Artikel 4.3 – Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 42
2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum. Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is te vinden op: https://infosite.windesheim.nl/Pages/Studeren-met-eenfunctiebeperking.aspx b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. Studenten met één van de vermelde Topsportstatussen op https://infosite.windesheim.nl/Pages/Studeren-en-topsport.aspx conform de regeling Profileringsfonds die te vinden is op https://infosite.windesheim.nl/Pages/Financiëleondersteuning-studenten.aspx. 2. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo’n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. 3. De student dient het verzoek in bij de examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. Een formulier voor de aanvraag bijzondere studiebegeleiding is te vinden op: https://infosite.windesheim.nl/Pages/Studentenbegeleiding.aspx 4. De beslissing wordt genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. 5. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en).
Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies 1. De examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die is ingeschreven in de propedeutische fase van de opleiding het studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, waaraan ook een afwijzing kan worden verbonden. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 4. De examencommissie brengt het eerste advies aan de voltijd- en duale studenten niet eerder uit dan het moment waarop de student vier onderwijsperioden voor de opleiding ingeschreven staat. Voor de deeltijd- en afstandslerenstudenten wordt het eerste advies door de examencommissie uitgebracht niet eerder dan na vier onderwijsperioden. 43
5. Naast de kwantitatieve eis zoals genoemd in art. 5.2 lid 1 kan een aanvullende kwalitatieve eis worden gesteld ten aanzien van onderwijseenheden die in ieder geval met voldoende resultaat moeten zijn afgerond. Deze aanvullende eisen zijn hier te vinden. (niet van toepassing voor Pedagogiek) 6. Voor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen vrijstellingen niet mee. 7. Zolang het propedeutisch examen nog niet is behaald, kan na afloop van ieder semester opnieuw een studieadvies worden uitgebracht waaraan een afwijzing wordt verbonden. Tweede en eventueel latere adviezen worden uitgebracht aan het einde van het tweede jaar van inschrijving, waarbij tevens de studienorm is aangegeven. 8. Na het behalen van de propedeuse kan aan een studieadvies geen afwijzing meer worden verbonden. 9. Een student kan verzoeken om opschorting of intrekking van een studieadvies. Hiertoe dient een met redenen omkleed verzoek te worden ingediend bij de examencommissie. Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies 1. Aan het eerste studieadvies wordt een afwijzing verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald. Voor de te behalen studiepunten kunnen onderwijseenheden zijn aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. Deze kwalitatieve eisen zijn niet van toepassing bij de opleiding Pedagogiek. 2. In afwijking van lid 1 wordt aan het eerste studieadvies een afwijzing verbonden indien de student bij het uitbrengen daarvan 50 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 54 studiepunten, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. aan de in lid 1 genoemde kwalitatieve eisen is voldaan, b. de student heeft voor de nog niet behaalde onderwijseenheden gebruik gemaakt van alle toetsmogelijkheden als benoemd in art. 6.6. lid 2 en c. op het moment van het eerste studieadvies is het (gewogen) gemiddelde tentamencijfer van de student minimaal een 7,0. Bij de berekening hiervan worden onvoldoende tentamencijfers niet meegenomen. 3. Voor de voltijdse afstandslerenstudenten geldt in afwijking van lid 1 dat aan het eerste studieadvies een afwijzing wordt verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald. Voor het overige is lid 1 van overeenkomstige toepassing. 4. In afwijking van lid 3 wordt aan het eerste studieadvies aan de voltijdse afstandslerenstudenten een afwijzing verbonden indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 50 studiepunten heeft, waarbij bij de berekening van het aantal studiepunten de vrijstellingen worden meegerekend. De afwijzing wordt niet aan dit eerste studieadvies verbonden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. Op het moment van het eerste studieadvies heeft de student 45 studiepunten of meer, maar minder dan 50 studiepunten, b. aan de in lid 1 genoemde kwalitatieve eisen is voldaan, c. de student heeft voor de nog niet behaalde onderwijseenheden gebruik gemaakt van alle toetsmogelijkheden als benoemd in art. 6.6. lid 2 en d. op het moment van het eerste studieadvies is het (gewogen) gemiddelde tentamencijfer van de student minimaal een 7,0. Bij de berekening hiervan worden onvoldoende tentamencijfers niet meegenomen. 5. Aan volgende studieadviezen wordt een afwijzing verbonden, indien de student niet heeft voldaan aan de in leden 1 tot en met 4 vastgelegde norm. 6. Alle studenten dienen uiterlijk na twee jaren het propedeutisch examen te hebben behaald. 7. Indien de afwijzing achterwege is gebleven wegens persoonlijke omstandigheden, kan de examencommissie voor het daaropvolgende studiejaar voor de betreffende student een individuele studienorm vaststellen. De examencommissie bepaalt de periode waarbinnen de studiepunten moeten zijn behaald. Indien de studiepunten niet binnen de vastgestelde periode zijn behaald, ontvangt de student alsnog een afwijzing. 8. De afwijzing heeft betrekking op de opleiding Pedagogiek.
44
9. Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven in de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De examencommissie kan hiervoor regels vaststellen. Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. . Deze regels zijn te vinden op: https://infosite.windesheim.nl/Pages/Bindend-Studieadvies(BSA).aspx. 7. Elke examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven.
Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel 6.2 - Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets aan het einde van de daaropvolgende periode. 3. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets moet de student zich voor deze toets inschrijven. 4. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets 1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van 45
fraude. De examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel 6.4 - Mondelinge toets 1. Bij een mondeling toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. 2. De mondelinge toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt. 3. De examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum. Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens 1. Een student kan de examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. 2. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement Examencommissie. 3. Een vrijstelling wordt in de studievoortgangregistratie verwerkt. Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan niet worden afgelegd indien niet aan de ingangseisen van de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per jaar worden afgelegd. Nadere regels omtrent herkansingen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. De Examencommissie kan besluiten dat individuele studenten een extra tentamenkans krijgen. 3. Indien a. de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.1, 54 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. b. Indien de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.2 lid 2, 50 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. c. Indien de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.2 lid 4, 45 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. d. Deze derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in de vijfde periode. 4. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. Indien het cijfer van een onderwijseenheid is gebaseerd op de beoordeling van meer dan één onderdeel en een onderdeel meer dan eenmaal wordt afgelegd, telt het hoogst behaalde cijfer van elk onderdeel, onverlet lid 2 en lid 3. 5. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar één maal per jaar kan worden afgelegd. 6. Als tentamen te beoordelen werk wordt als regel tijdens de tentamenperiode ingeleverd. 7. De student kan de examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden het tentamen op een andere wijze af te leggen dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie.
46
8. Aan studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking kan de gelegenheid worden geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 6.7 - Cijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 1 of zs = zeer slecht / very poor 2 of s = slecht / poor 3 of zo = zeer onvoldoende / very insufficient 4 of o = onvoldoende / insufficient 5 of bv = bijna voldoende / almost sufficient 6 of v = voldoende / sufficient 7 of rv = ruim voldoende / satisfactory 8 of g = goed / good 9 of zg = zeer goed / very good 10 of u = uitmuntend / excellent b) een oordeel V, NV = Voldaan / Sufficient, Niet Voldaan / Insufficient c) een beoordeling vr = vrijstelling / exemption d) een beoordeling Evr = vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer 1. De uitslag van de toetsen wordt vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement examencommissie). Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen 1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen is vier jaar. 2. De geldigheidsduur kan op verzoek van een student door de examencommissie worden verlengd. 3. De geldigheidsduur kan worden verkort door de opleiding. De lijst van onderwijseenheden met afwijkende geldigheidsduur is niet van toepassing voor Pedagogiek. Artikel 6.11 - Examen
47
1. De examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast, nadat de examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan en of de student in voldoende mate de eindkwalificaties beheerst. 2. De datum van de in het eerste lid bedoelde vergadering is de examendatum die op het getuigschrift wordt vermeld. 3. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 4. De examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit. Artikel 6.12 - Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 4. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement “Cum laude Windesheim”. Dit reglement is te vinden op: https://communities.windesheim.nl/std/Pedagogisch-ManagementKinderopvang/Commissies/Examencommissie/Pages/Default.aspx.
Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, de zorg voor de organisatie en de coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. 5. Het Reglement examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het Reglement examencommissie is in het Studentenstatuut te vinden. 48
Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Tenminste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de examencommissie. 4. De examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de examencommissie van het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. 7. Het lidmaatschap eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd.
Artikel 7.3 - Subcommissies 1. De examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 2. De examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel 7.4 - Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet uitgereikt dan nadat de examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student gedurende de periode dat hij heeft deelgenomen aan de onderwijs- en examenvoorzieningen rechtmatig ingeschreven heeft gestaan; b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Nederlands of Engels. 3. De examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen. 49
Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is te vinden op: https://infosite.windesheim.nl/CVB%20besluiten/Besluit%20563.pdf Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma zijn opgenomen, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die het onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen 1. Wanneer een student een tentamen uit een vorig studiejaar niet behaald heeft en de onderwijseenheid is ingrijpend veranderd, geldt de volgende regeling: de student kan nog gedurende 1 studiejaar de vervallen toets herkansen d.w.z. de student heeft 2 kansen in het studiejaar volgend op het studiejaar waar het vervallen tentamen deel van uitmaakte. Daarna vervalt de onderwijseenheid en het tentamen. Deze overgangsregeling geldt voor de toetsing van de trainingslijn alleen indien de presentienorm is behaald. Als de student de onderwijseenheid dan nog niet heeft gehaald geldt het volgende: in het daarop volgende studiejaar volgt de student de door de examencommissie aangewezen vervangende onderwijseenheid en tentamen. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013 en loopt tot 1 september 2014. 2. Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 28-03-2013 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 28-03-2013 3. De directeur van het domein Carla Dubbelman heeft de Onderwijs en Examenregeling van de opleiding Pedagogiek vastgesteld op 10-07-2013, na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 25-06-2013, respectievelijk 19-06-2013
Drs. K.A. Dubbelman MMC Directeur a.i. van het domein Gezondheid & Welzijn
50
Zwolle, 10 juli 2013
3. REGELS EXAMENCOMMISSIE Deze regeling is vastgesteld door de examencommissie. Artikel 1 - Inschrijven voor de tentamens (in te vullen door de opleiding) 1. Studenten dienen zich voor elk schriftelijk tentamen in te schrijven in Educator, het studievoortgangsregistratiesysteem van Windesheim. De studenten krijgen over de inschrijvingsperiode via Educator tijdig een e-mailbericht toegestuurd. Indien studenten hun tentamen in een studiejaar 2 keer hebben afgelegd en beide keren niet behaald hebben, geldt dat ze in het nieuwe studiejaar (mits ze geen Bindend Negatief Studieadvies (BSA) ontvangen hebben) opnieuw de gelegenheid hebben twee keer het tentamen af te leggen. 2. Voor te beoordelen werk zoals verslagen en rapportages waarvoor de student zich niet kan inschrijven geldt dat dit uiterlijk de laatste vrijdag van de betreffende tentamenweek wordt ingeleverd. 3. In het geval van een herkansing van verslagen en rapportages moet de eerdere beoordeling beschikbaar zijn. Artikel 2 - Afnemen van tentamens 1. Een student moet bij aanvang van het tentamen een presentielijst tekenen en zich hierbij kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart en een geldig identiteitsbewijs. De collegekaart en het identiteitsbewijs dienen op de werktafel te liggen. Studenten die zich niet ingeschreven hebben wordt niet toegestaan het tentamen te maken. 2. Indien in de tentamenzaal jassen, tassen, agenda’s en/of mediadragers, zoals mobiele telefoons, iPods, geavanceerde horloges (horloges die in staat zijn om digitale informatie op te nemen en op aanvraag te tonen of af te spelen) e.d. worden meegenomen, moeten deze buiten bereik van de student blijven, waarbij de aanwijzingen van de surveillant dienen te worden gevolgd. 3. Tenzij dit nadrukkelijk anders is aangegeven, mag er tijdens het tentamen geen gebruik worden gemaakt van studieboeken, dictaten en/of andere hulpmiddelen. Deze mogen ook niet in de tentamenzaal worden meegenomen. 4. In de tentamenzaal liggen opgaven, uitwerkpapier, kladpapier en eventueel een schrapformulier klaar aan het begin van het tentamen. Men mag uitsluitend van het door de opleiding verstrekte papier gebruik maken. Alle uitgewerkte papieren dienen aan het eind van elk tentamen te worden ingeleverd, met inbegrip van het kladpapier. Alle uitwerkingen moeten voorzien zijn van naam en inschrijfnummer. De tentamenopgaven moeten bij de surveillant worden ingeleverd, tenzij anders is vermeld. 5. Studenten mogen het eerste half uur en het laatste kwartier van het tentamen de tentamenzaal niet verlaten. 6. Tijdens het tentamen mogen studenten de zaal niet verlaten met de bedoeling er later ter voortzetting van het tentamen terug te keren, tenzij de surveillant toestemming geeft. 7. Bij tussentijds verlaten van de tentamenzaal dienen alle papieren onleesbaar voor andere studenten te worden achtergelaten. 8. Uitwerkingen op kladpapier worden nooit in de beoordeling meegenomen. 9. Tijdens tentamens is het niet geoorloofd dat studenten elkaars werk bekijken, praten of anderszins fraude plegen of pogingen daartoe doen. Het is niet geoorloofd dat studenten iets van elkaar lenen. Artikel 3 - Verhindering bij tentamens 1. In geval een student door overmacht of op grond van persoonlijke omstandigheden verhinderd is (gedeeltelijk of volledig) deel te nemen aan een tentamen, kan hij een nieuwe tentamengelegenheid aanvragen bij de examencommissie. 2. Een student die op grond van het bepaalde in het eerste lid is verhinderd aan een tentamen deel te nemen, meldt dit direct bij het secretariaat van de opleiding. 51
3. Indien een student op grond van het bepaalde in het eerste lid in aanmerking wil komen voor een extra tentamenmogelijkheid, dan dient hij hiertoe een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek in bij de examencommissie. 4. De examencommissie toetst de oorzaak van de verhindering en stelt de student schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. 5. Het bepaalde in het eerste lid dient zodanig te worden ingevuld dat een student per studiejaar in elk geval twee tentamenmogelijkheden per onderdeel krijgt aangeboden. 6. De student heeft recht op hetzelfde tentamen uit zijn of haar cohort voor de duur van één studiejaar.
Artikel 4 - Bekendmaking uitslag tentamens 1. De examinator stelt direct na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een schriftelijke verklaring uit. 2. De uitslag van de overige tentamens wordt vastgesteld en bekend gemaakt binnen 15 werkdagen na het afleggen van het tentamen. 3. In geval van bijzondere, individueel af te leggen, tentamens bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de uitslag bekend wordt gemaakt. Artikel 5 – Procedure inzagemomenten: 1.Binnen 20 werkdagen na afloop van het bekend maken van de resultaten bestaat de mogelijkheid tot inzage. 2.Tijdens het inzagemoment gelden de volgende regels: a. Mediadragers zijn niet toegestaan. b. Jassen en tassen worden in de regel voor in het lokaal neergelegd. c. Overschrijven van vragen geldt als fraude. d. Een pen mag enkel gebruikt worden op het scoreformulier om bij te houden welke vragen goed en welke fout zijn gemaakt. e. Na afloop van de inzage moeten alle tentamenstukken weer worden ingeleverd bij de docent. Artikel 6 – Herkansingen 1.Een tentamen wordt tenminste twee maal per studiejaar aangeboden. 2.Tentamens uit de propedeuse kunnen maximaal vier maal worden afgelegd in verband met de tweede BSA-norm. 3.Iedere inschrijving wordt gerekend als kans, ook wanneer de student hier bewust of door omstandigheden geen gebruik van maakt. 4.De examencommissie kan op verzoek besluiten voor wat betreft de vorm van een herkansingstoets om af te wijken van de vorm van het tentamen, dit voor zover door deze afwijking de kwaliteit van het tentamen niet wordt aangetast. Artikel 7 – Extra tentamenkans 1.Indien de student een extra tentamenkans wil, dient hij/zij een verzoek daarvoor in te dienen bij de examencommissie. De examencommissie neemt de aanvraag uitsluitend in behandeling indien de student de extra herkansing nodig heeft om geen studievertraging op te lopen. Een extra tentamenkans wordt uitsluitend toegekend indien dit het laatste openstaande onderdeel is alvorens studievertraging op te lopen. 2.De volgende procedure dient de student te volgen: De student vraagt de extra herkansing schriftelijk aan bij de examencommissie. Hij maakt gebruik van de voorbeeldbrief die op sharenet te downloaden is. De student overlegt indien nodig met zijn SLB docent/SB-docent omdat de examencommissie hem/haar advies kan vragen. 3.Het heeft geen nut preventief een extra herkansing aan te vragen. Artikel 8 - Vrijstellingen 52
1.Per student wordt gekeken of hij/zij in aanmerking komt voor een vrijstelling. Een vrijstelling kan worden gegeven indien het eerder gevolgde studieonderdeel op hbo-niveau is afgerond. Afhankelijk van het studiejaar waarin de vrijstelling wordt aangevraagd, wordt bepaald of het onderdeel van hetzelfde niveau is. Drie niveaus worden in het HBO-onderwijs gehanteerd: a. Basisniveau: propedeusejaar b. Gevorderd niveau: hoofdfase jaar 2 & 3 c. Bachelorniveau: jaar 4 2.De aanvraag van een vrijstelling geschiedt schriftelijk via de examencommissie. De student maakt gebruik van de voorbeeldbrief ‘aanvraag vrijstellingen. De student zorgt ervoor dat het onderste gedeelte van het formulier door de vakdocent (leerlijndocent) volledig is ingevuld alvorens het formulier wordt ingestuurd. Zonder advies vakdocent wordt de aanvraag niet in behandeling genomen door de examencommissie. De bewijsstukken worden door de student aan het aanvraagformulier toegevoegd. Artikel 9 – Pedagogiek drempels Ten aanzien van de overgangsnormen gedurende de voltijd opleiding Pedagogiek geldt: 1. Voor voltijd studenten geldt dat ze aan de stage in het derde leerjaar kunnen beginnen als ze minimaal 52 EC in de hoofdfase hebben behaald. 2. Voor voltijd studenten geldt dat ze in het vierde jaar kunnen beginnen als ze tenminste 112 EC in de hoofdfase hebben behaald en de derdejaars stage voldoende hebben afgerond. 3. Voltijd studenten mogen aan de eindtoetsing van de eerste minor deelnemen als ze tenminste 128 EC (waaronder kennis en vaardigheidslijn minor behaald) hebben behaald in de hoofdfase en aan de eindtoetsing van de tweede minor als ze tenminste 158 EC (waaronder kennis en vaardigheidslijn minor behaald) hebben behaald in de hoofdfase. 4. Voor de toelating van externe studenten tot de minor geldt dat zij minimaal derdejaarsstudent zijn met minimaal een half jaar stage-ervaring. 5. Voor deeltijd/duale studenten geldt dat ze in jaar 4 mogen beginnen als ze tenminste 102 EC hebben behaald in hoofdfase. Artikel 10 - Eindassessment 1.Op basis van artikel 7.10 lid 2 WhW vereist de examencommissie naast het behalen van 240 credits het afleggen van een afsluitend assessment waarin onderzocht wordt of de kennis, inzicht en vaardigheden van de student op eindniveau behaald zijn conform artikel 7.10 lid 1. Artikel 11 - PMK drempels Ten aanzien van de overgangsnormen gedurende de voltijd opleiding Pedagogisch Management Kinderopvang geldt: 1. Voor voltijd studenten geldt dat ze aan de stage van major 4 in het derde leerjaar kunnen beginnen als ze hun Propedeuse en minimaal 45 EC (inclusief 7 ects praktijkleren) in de hoofdfase hebben behaald. 2. Voor voltijd studenten geldt dat ze met major 6 kunnen beginnen als ze tenminste 133 EC (inclusief 13 ects praktijkleren major 5) in de hoofdfase hebben behaald. 3. Voor deeltijd/duale studenten geldt dat ze met major 6 mogen beginnen als ze tenminste 99 EC (inclusief 9 studiepunten praktijkleren major 5) hebben behaald in de hoofdfase. Artikel 12 – Fraude 1.P-taken / comakerships en schriftelijke assessments die niet in Ephorus (of ander plagiaatdetectieprogramma) geüpload zijn, mogen niet worden beoordeeld. Het fraudebeleid van de examencommissie is te vinden onder bijlage 1. Artikel 13 – Aanvraag minor bij een andere opleiding 1.De student kan één minor bij een andere opleiding volgen. Voor minors die door de Hogeschool Windesheim worden aangeboden (zogenaamde Schooloverstijgende minors, afgekort: SOM), stelt de examencommissie elk jaar in de maand april een lijst op met minors die voor het daaropvolgende jaar 53
door de examencommissie goedgekeurd zijn. Voor een minor van deze lijst behoeft de student geen aanvraag in te dienen bij de examencommissie. De desbetreffende opleiding moet de student nog wel formeel toelaten. Mocht een SOM-minor niet in de lijst staan, dan moet de student wel een aanvraag indienen. 2.Aanmelding voor een SOM-minor doet de student via het bedrijfsbureau bij de opleiding pedagogiek, zodra de inschrijving in maart en oktober wordt geopend. Het bedrijfsbureau geeft de aanmeldingen door aan de desbetreffende opleiding binnen Windesheim. Voor informatie moet de student zelf rechtstreeks contact opnemen bij de andere opleiding. 3.Aanmelding Kies Op Maat minor (minor bij andere Hogeschool) De student dient een aanvraag in door een brief te schrijven naar de examencommissie In de brief vermeldt hij minimaal: de inhoud van de minor, het aantal EC’s en het niveau de motivatie voor die minor Wanneer de aanvraag is goedgekeurd en daarmee toestemming is gegeven voor een KOM-minor, volgt de student de procedure zoals die staat beschreven op de KIESOPMAAT site. Een onderdeel daarvan is het voorleggen van een leerovereenkomst aan de examencommissie..
Artikel 14 - Aanvraag aangepaste leerroute De student kan voor een aangepaste leerroute een aanvraag voor extra middelen en/of tijd indienen bij de examencommissie. Deze aanvragen worden alleen in behandeling genomen indien er een advies van de decaan en slb-docent/sb-docent bijgevoegd is. Contact De examencommissie accepteert geen mail, enkel ingestuurde post. Brieven kunnen worden gericht aan drs. H.J. Roeters, de voorzitter van de examencommissie, en gestuurd worden naar de ambtelijk secretaris mevr. José Poelhekke of voor studenten uit Almere naar de secretaresse van de opleiding Pedagogiek mevr. Jerney Heilig. Deze stuurt de post door naar de ambtelijk secretaris. De responstijd bij verzoeken is maximaal 20 werkdagen. De opleiding communiceert uitsluitend met haar eigen studenten over de studievoortgang en niet met derden, tenzij hiervoor een mandaat verleend is door de betreffende student. Dit geldt zowel voor docenten als ondersteunend personeel. De examencommissie heeft overige procedures vermeld op de communitysite > Pedagogiek > Examencommissie
BIJLAGE 1 1.4 Fraudebeleid Definities 1. De aanwezigheid van niet toegestane onderwijsmiddelen bij een student tijdens het tentamen wordt als fraude aangemerkt. 2. De examencommissie is van mening dat er sprake is van fraude in de zin van plagiaat wanneer er stukken tekst zijn overgenomen uit andere bronnen waarvan de indruk wordt gewekt door de student dat de stukken van de student zelf afkomstig zijn, terwijl dit niet het geval is. 3. De examencommissie is van mening dat er sprake is van fraude indien een student tijdens tentamens/examens in enig opzicht in strijd met de voorschriften handelt dan wel zich aan enig bedrog schuldig maakt. 54
Onder fraude wordt in ieder geval verstaan: 1. tijdens het tentamen in het bezit zijn van hulpmiddelen (spiekbriefjes, voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen in wettenbundels), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; 2. tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van informatie; 3. tijdens het tentamen praten, ongeacht waarover. Bij vragen dient de student zich te wenden tot de surveillant; 4. zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders; 5. zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; 6. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen; 7. fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens. 8. het meenemen van tentamens, antwoordformulieren of kladpapier; 9. tijdens de inzage aantekeningen maken op en van het tentamen. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan: 1. het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding; 2. het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen; 3. het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs indien met een correcte bronvermelding, waarmee de student doet voorkomen dat het eigen werk betreft; 4. het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen; 5. het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; 6. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen; 7. het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk; 8. het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven. Medeplichtigheid 1. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft. 2. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. 3. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde. Plagiaatdetectie Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s zoals Ephorus. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. Procedure 1. Indien bij een student tijdens het tentamen wordt geconstateerd dat hij in enig opzicht in strijd met de voorschriften handelt dan wel zich aan enig bedrog schuldig maakt, wordt hem de constatering van dit feit door de examencommissie meegedeeld. Het feit wordt door de docent 55
2.
3. 4. 5. 6.
7.
8.
9. 10.
of surveillant aan de examencommissie meegedeeld onder overlegging van een protocol (verslag) van het geconstateerde feit. Niet toegestane onderwijsmiddelen worden ingenomen door de surveillant en aan de examencommissie overhandigt. Indien de docent of examinator bij de boordeling van het tentamen of als tentamen/werkstuk ingeleverd werk vermoedt dat fraude is gepleegd al dan niet in de vorm van plagiaat, stelt hij de examencommissie hiervan op de hoogte door overlegging van een protocol (verslag) van zijn waarneming. Indien zich een feit als bedoeld in lid 1 of 2 voordoet, stelt de examinator geen cijfer vast dan nadat de examencommissie ter zake een beslissing heeft genomen. Bij vermeende/geconstateerde fraude door de docent en/of surveillant dient de examencommissie altijd te worden ingeschakeld. Alvorens de examencommissie overgaat tot besluitvorming heeft de student het recht om te worden gehoord tijdens de vergadering van de examencommissie. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform artikel 5 mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep van de Hogeschool Windesheim. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan een dergelijk onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. Indien er vermoeden van fraude is, dan is de student verplicht mee te werken aan onderzoeken ten behoeve van de besluitvorming. Indien de student niet meewerkt aan het onderzoek wordt altijd een sanctie opgelegd. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier. De ingenomen niet toegestane onderwijsmiddelen blijven bij de examencommissie in bezit tot het moment dat de beroepsmogelijkheid is verstreken.
Sancties bij fraude en plagiaat Na vaststelling van fraude wordt de student(en) een sanctie opgelegd. De examencommissie dient hieraan invulling te geven. De opgelegde sanctie wordt mede bepaald door de volgende factoren: de fase van de studie de student zich bevindt; omvang van het werkstuk, variërend van tentamen met geringe omvang aan studiepunten of afstudeerscriptie; omvang van de fraude en de mate waarin er fraude is gepleegd; of de beroepsopleiding specifieke integriteit van de student verlangt; of het een meningsvorming schrijven betreft of de student toegeeft en/of spijt heeft; of het de eerste keer is of dat er sprake is van recidive. De maatregelen kunnen uiteenlopen van een waarschuwing en/of het niet meetellen van het werk tot het ontzeggen van deelname aan een of meer tentamens voor ten hoogste een jaar. Bovenstaande kan er toe leiden dat de examencommissie afwijkt van haar standaardsanctie. De standaardsanctie betreft dat de student voor de twee opeenvolgende periodes wordt uitgesloten voor de herkansingsmogelijkheid voor schriftelijke tentamens, deze sanctie geldt niet voor groepsopdrachten. Het betreffende stuk dient opnieuw te worden gemaakt door de student. De student wordt bij de examencommissie geregistreerd. Bij recidive is de examencommissie bevoegd om de student voor één jaar uit te sluiten voor al de toetsen. De sancties die door de examencommissie kunnen worden opgelegd zijn: 1. Bij de eerste keer dat er fraude/plagiaat wordt geconstateerd kunnen de sancties 1 t/m 4 worden opgelegd. Wanneer deze eerste constatering plaatsvindt bij een onderdeel in de 56
bachelorfase, (major 5 of afstudeeropdracht), kunnen de sancties 1 t/m 6 worden opgelegd. 2. Wanneer er voor de tweede keer plagiaat wordt geconstateerd wordt in beginsel sanctie 6 opgelegd. 3. De examencommissie heeft wel enige vrijheid in het bepalen van een sanctie, de tabel hieronder is (slechts) een richtlijn. Wanneer een student min of meer per ongeluk een verwijzing is vergeten is dat minder erg dan wanneer hij een werkstuk van iemand anders inlevert met zijn eigen naam erboven. Dit is ter afweging van de examencommissie.
1.
2.
3. 4.
5.
6.
7.
Sanctie: Wanneer: Waarschuwing/berisping (wordt aangetekend in dossier student) In alle gevallen waarin is Gevolg: degene die een waarschuwing/berisping heeft gekregen, vastgesteld dat er sprake is van krijgt bij herhaalde fraude/plagiaat direct de zwaarste sanctie fraude/plagiaat. opgelegd Ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen. In alle gevallen waarin is Student krijgt het cijfer 1 voor het gemaakte werk en een vastgesteld dat er sprake is van tentamenkans wordt geregistreerd. fraude/plagiaat. Verwijderen uit het onderwijsonderdeel Afhankelijk van aard, omvang en frequentie van fraude/plagiaat. Uitsluiting van deelname aan (her)tentamens die behoren tot de Afhankelijk van aard, omvang en betreffende onderwijsperiode voor één periode van het lopende frequentie van fraude/plagiaat. studiejaar Uitsluiting van deelname aan (her)tentamens die behoren tot de Afhankelijk van aard, omvang en betreffende onderwijsperiode voor meerdere perioden van een frequentie van fraude/ plagiaat. studiejaar Volledige uitsluiting van deelname aan alle (her)tentamens of Afhankelijk van aard, omvang en andere vormen van toetsing voor een periode van maximaal een frequentie van fraude/ plagiaat; in studiejaar ieder geval bij recidive. Advies de opleiding te verlaten (en beëindigen van de Afhankelijk van aard, omvang en inschrijving door het College van Bestuur). frequentie van fraude/ plagiaat; in ieder geval bij recidive.
1.5 Beleid Ephorus (of een ander plagiaatdetectieprogramma) Ephorus is een softwareprogramma dat documenten scant op plagiaat. Vanaf het studiejaar 2011-2012 zal de opleiding professionaliseringstaken/comakerships en diverse andere schriftelijke assessments (exclusief reflectieverslagen en p-taak/comakership 8.1 (socialisatieverslag)) van studenten scannen met Ephorus. P-taken / comakerships en schriftelijke assessments die niet geüpload zijn, mogen niet worden beoordeeld.
57