Leidraad
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
september 2008
© Vereniging Huisartsenposten Nederland
Leden van de Vereniging Huisartsenposten Nederland kunnen dit document voor eigen gebruik vrijelijk kopiëren en bewerken. Anderen kunnen daarvoor een verzoek indienen bij de Vereniging Huisartsenposten Nederland, via
[email protected]
Postbus 2672, 3500 GR Utrecht www.vhned.nl
Inhoudsopgave
1 2
Voorwoord ........................................................................ 2 Wettelijke kaders lijkschouwing tijdens avond-, nacht- en weekenddiensten ............................................................... 3 2.1 Inleiding ........................................................................... 3 2.2 Wet op de lijkbezorging ...................................................... 3 2.3 Wet op de orgaandonatie .................................................... 4 3 Veel gestelde vragen over lijkschouwing tijdens ANW-uren ...... 7 3.1 Waarom moet lijkschouwing plaatsvinden? ............................ 7 3.2 Wanneer mag een verklaring van overlijden worden afgegeven? ....................................................................................... 7 3.3 Wat is het verschil tussen natuurlijk en niet-natuurlijk overlijden? ........................................................................ 7 3.4 Wie mag een lijkschouwing verrichten? ................................. 7 3.5 Wat houdt een lijkschouwing door de dienstdoende huisarts in? 8 3.6 Waar moet de schouwend arts op letten? .............................. 8 3.7 Wanneer moet lijkschouwing plaatsvinden? ........................... 8 3.8 Wat moet er na lijkschouwing gebeuren? .............................. 8 3.9 Waneer wordt de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld? ...... 9 3.10 Wat doet de gemeentelijk lijkschouwer? ................................ 9 3.11 Lijkschouwing bij kinderen .................................................. 9 3.12 Lijkvinding ........................................................................ 9 3.13 Wie kan er worden ingeschakeld bij overlijden in de openbare ruimte? ............................................................................10 3.14 Obductie ..........................................................................10 3.15 Weefseldonatie .................................................................11 3.16 Lijkbezorging ....................................................................11 3.17 Tijdstippen van vroege postmortale veranderingen ................ 12 3.18 Ten slotte .........................................................................12 4 Wat dient een huisartsenpost geregeld te hebben? ................ 13 4.1 Formulieren ......................................................................13 4.2 Protocollen/richtlijnen ........................................................13 4.3 Telefoonnummers .............................................................13 4.4 Afspraken.........................................................................13 5 Bijlagen ...........................................................................15 Bijlage 1: modelprotocol lijkschouwing ...............................................16 Bijlage 2: voorbeeldformulier dat bij de overledene achtergelaten kan worden ............................................................................20 Bijlage 3: gebruikte literatuur/websites ..............................................21
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
1
Voorwoord Met de komst van huisartsenposten is de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan wettelijke bepalingen soms anders komen te liggen dan ten tijde van de kleinschalige waarneemgroepen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij lijkschouwing en lijkvinding. 1
In haar rapport ‘Kwaliteit huisartsenposten verbeterd sinds 2003’ van december 2006 stelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat voor veiligheidsaspecten waaronder het schouwen van overledenen een eenduidig systeem ontwikkeld moet worden. De VHN heeft vervolgens het initiatief genomen tot het bundelen van informatie en het opstellen van een modelprotocol lijkschouwing. Dit document is een product van de werkgroep Kwaliteit van de VHN. Er is dankbaar gebruik gemaakt van het door het Forensisch Medisch Genootschap en de IGZ geleverde commentaar op de concept versie. In hoofdstuk 2 worden de wettelijke kaders rond lijkschouwing toegelicht. Hoofdstuk 3 gaat in op veelgestelde vragen vanuit huisartsenposten rond lijkschouwing. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven wat een huisartsenpost, mede gezien wet- en regelgeving, rondom lijkschouwing geregeld dient te hebben. In de bijlagen wordt een modelprotocol gegeven. De huisartsenpost kan dat aan de eigen situatie en afspraken aanpassen.
1
Kwaliteit huisartsenposten verbeterd sinds 2003, .www.igz.nl
Vereniging Huisartsenposten Nederland
2
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
2
Wettelijke kaders lijkschouwing tijdens avond-, nacht- en weekenddiensten
2.1
Inleiding Bij elk geval van overlijden dient een arts een verklaring van overlijden af te geven, zo bepaalt de Wet op de lijkbezorging. Daartoe moet lijkschouwing plaatsvinden. De verklaring van overlijden is nodig voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om zijn toestemming te geven over te kunnen gaan tot begraving of crematie. Voor de verklaring van overlijden is het zogenoemde formulier A bestemd. Voorafgaand aan invulling van formulier A is de belangrijkste vraag die de arts voor zichzelf beantwoordt, of er al dan niet sprake is van een natuurlijke dood. In sommige gevallen zal het voor de dienstdoende arts moeilijker zijn dan voor de eigen huisarts van de patiënt om tot een goede afweging te komen. In geval van twijfel zal de dienstdoend arts de gemeentelijk lijkschouwer consulteren. Na de lijkschouwing dient door de arts ook een formulier B ingevuld te worden. In formulier B staat de doodsoorzaak. Dit formulier is bestemd voor het Centraal Bureau voor de Statistiek. Volgens de wet dient de schouwende arts zowel het A- als B formulier in te vullen. Voor de gegevens op het B formulier is het soms nodig om op de eerstvolgende werkdag contact op te nemen met de eigen huisarts van de overledene.
2.2
Wet op de lijkbezorging Voor lijkschouwing is de Wet op de lijkbezorging2 geldend. Relevante artikelen uit de Wet op de lijkbezorging zijn: Artikel 3 Lijkschouwing geschiedt door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer. Artikel 4 Burgemeester en wethouders verschaffen gelegenheid tot het doen schouwen van lijken. Zij benoemen een of meer gemeentelijke lijkschouwers. Artikel 5 De gemeentelijke lijkschouwers dienen bevoegd te zijn de titel van arts te voeren. Artikel 6 Een gemeentelijke lijkschouwer treedt niet als zodanig op, indien hij gedurende de laatste twee jaar ten aanzien van de overledene of de moeder van de doodgeborene handelingen op het gebied van de geneeskunst heeft verricht en indien tussen dezen en hem bloed- of aanverwantschap tot in de derde graad, een huwelijk of een geregistreerd partnerschap bestond of bestaat. De behandelende arts treedt niet op als lijkschouwer indien tussen hem en de overledene of de moeder van de doodgeborene bloed- of aanverwantschap tot in de derde graad, een huwelijk of een geregistreerd partnerschap bestond of bestaat.
2
Er ligt een wijzigingsvoorstel voor de Wet op de lijkbezorging bij de Tweede Kamer. Daarin staat dat een NODO procedure (nader onderzoek naar de doodsoorzaak) bij overlijden van minderjarigen verplicht wordt.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
3
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
Artikel 7 Hij die de schouwing heeft verricht geeft een verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Indien het overlijden het gevolg was van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 293, tweede, onderscheidenlijk artikel 294, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht, geeft de behandelende arts geen verklaring van overlijden af en doet hij van de oorzaak van dit overlijden onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Bij de mededeling voegt de arts een beredeneerd verslag inzake de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Indien de behandelende arts in andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, doet hij hiervan onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Artikel 67 Een lijk kan in het belang van de wetenschap of het wetenschappelijk onderwijs worden ontleed. Ontleding geschiedt slechts, indien de overledene zijn lijk daartoe heeft bestemd. De artikelen 18, eerste lid, tweede volzin, en 19 zijn van toepassing. Bij gebreke van een bestemming inzake lijkbezorging door de overledene kan ontleding eveneens geschieden, indien de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel dan wel, bij ontstentenis of onbereikbaarheid van deze, de naaste onmiddellijk bereikbare meerderjarige bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, of, wanneer ook deze niet bereikbaar zijn, de aanwezige meerderjarige erfgenamen of anders degenen die de zorg voor het lijk op zich nemen, dit daartoe bestemmen.
De volledige wet op de lijkbezorging is te lezen op: http://st-ab.nl/wetten/0668_Wet_op_de_lijkbezorging.htm 2.3
Wet op de orgaandonatie In het geval een arts wordt geconfronteerd met een overleden patiënt is niet alleen de Wet op de lijkbezorging maar ook de Wet op de orgaandonatie van toepassing. Volgens deze wet zijn alle artsen verplicht het Donorregister te raadplegen indien sprake is van een medisch geschikt donor. Een persoon die thuis overlijdt, komt niet in aanmerking voor orgaandonatie. Weefseldonatie (huid en hoornvliezen t/m 80 jaar, verder bot- en peesweefsel, hartkleppen en grote vaten) is daarentegen wel mogelijk na overlijden thuis. Voor wat betreft de donatie na overlijden kent Nederland een volledig beslissysteem. Donatie kan daardoor alleen plaatsvinden als de overledene daar bij leven uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven of als zijn nabestaanden na de dood alsnog met donatie instemmen. Al dan niet toestemming bij leven wordt geregistreerd bij het Donorregister (www.donorregister.nl). Hieronder volgt het, in verband met lijkschouwing relevante, gedeelte uit de wet op de orgaandonatie. Artikel 9 Meerderjarigen en minderjarigen van twaalf jaar of ouder, die in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake, kunnen toestemming verlenen tot het na hun overlijden verwijderen van hun organen of bepaalde door hen aan te wijzen organen, dan wel daartegen bezwaar maken.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
4
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
De toestemming wordt verleend en het bezwaar gemaakt door het invullen en laten registreren van een donorformulier als bedoeld in artikel 10. Indien een in het eerste lid bedoelde persoon de beslissing over het verwijderen van zijn organen wenst over te laten aan de in artikel 11 bedoelde nabestaanden of aan een door hem te bepalen persoon, kan hij dat ook op het donorformulier te kennen geven. Een wilsverklaring omtrent het verwijderen van organen kan te allen tijde worden herroepen door het opnieuw invullen en laten registreren van een donorformulier. Een wilsbeschikking met een in dit artikel bedoelde strekking kan ook worden afgelegd bij een schriftelijke verklaring die ten minste eigenhandig is gedagtekend en ondertekend. Een in algemene bewoordingen gestelde herroeping van een uiterste wilsbeschikking houdt niet in een herroeping van een wilsbeschikking als bedoeld in het vierde lid. Artikel 10 Onze minister draagt ervoor zorg dat iedere ingezetene als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, een donorformulier wordt toegezonden, wanneer hij of zij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. Donorformulieren worden voorts op verzoek door de zorg van Onze minister en door het college van burgemeester en wethouders kosteloos ter beschikking gesteld. Er is een donorregister waarin, met het oog op de kenbaarheid van de wilsbeschikking van de betrokkene ter zake aantekening wordt gehouden van door middel van het donorformulier verleende toestemming tot of gemaakt bezwaar tegen het na overlijden verwijderen van organen, dan wel de door middel van dat formulier te kennen gegeven wens de beslissing ter zake over te laten aan de in artikel 11 bedoelde nabestaanden of aan een door hem te bepalen persoon. Het register wordt gehouden door of vanwege Onze minister. Het register kan door of in opdracht van een arts dag en nacht worden geraadpleegd wanneer dat met het oog op de voorgenomen verwijdering van een orgaan noodzakelijk is. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de vorm, inhoud en toezending van het donorformulier en het bijhouden en de toegankelijkheid van het donorregister. Bij die algemene maatregel kan worden bepaald dat een donorformulier wordt toegezonden aan personen die na het bereiken van de leeftijd van negentien jaar nieuw in een basisadministratie zijn ingeschreven of dat aan daarbij aan te wijzen categorieën van personen aan wie een donorformulier is toegezonden en van wie na een bij die maatregel te bepalen termijn nog geen wilsverklaring in het register is opgenomen, opnieuw een donorformulier wordt toegezonden. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens het vierde lid wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd en sedert die overlegging vier weken zijn verstreken. Artikel 11 Indien van een persoon als bedoeld in artikel 9 geen wilsverklaring omtrent het verwijderen van organen aanwezig is, kan daarvoor na het intreden van de dood toestemming worden verleend door de bij zijn overlijden met hem samenlevende echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, dan wel bij afwezigheid of onbereikbaarheid van deze door de onmiddellijk bereikbare meerderjarige bloedverwanten tot en met de tweede graad dan wel bij afwezigheid of onbereikbaarheid van dezen door de onmiddellijk bereikbare meerderjarige aanverwanten tot en met de tweede graad. Betreft het een minderjarige van twaalf jaar of ouder waarvan geen wilsverklaring bekend is, dan kan de toestemming worden verleend door de ouders die de ouderlijke macht uitoefenen, of de voogd. Ten aanzien van een minderjarige beneden de twaalf jaar kan de in het eerste lid bedoelde toestemming worden verleend door de ouders die de ouderlijke macht uitoefenen, of de voogd. Bij verschil van mening tussen de bloedverwanten, de aanverwanten, onderscheidenlijk de ouders, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de toestemming niet worden verleend. Indien gebruik is gemaakt van de in de tweede volzin van artikel 9, tweede lid, bedoelde mogelijkheid, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien de beslissing is overgelaten aan een bepaalde persoon, die persoon toestemming kan verlenen. Bij afwezigheid of onbereikbaarheid van laatstgenoemde persoon kan de
Vereniging Huisartsenposten Nederland
5
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
toestemming worden verleend met overeenkomstige toepassing van het eerste en derde lid. Indien een persoon toestemming heeft verleend voor het na zijn overlijden verwijderen van organen, kan voor het verwijderen van een orgaan dat niet is opgenomen in de tekst van een op het tijdstip van toestemming geldend donorformulier en tegen verwijdering waarvan hij niet anderszins reeds zelf bezwaar heeft gemaakt, toestemming worden verleend met overeenkomstige toepassing van het eerste, derde en vierde lid. Artikel 12 Overlijdt een persoon voor het bereiken van de zestienjarige leeftijd en heeft hij ingevolge artikel 9 toestemming gegeven voor het verwijderen van zijn organen, dan vindt geen verwijdering plaats indien daartegen bezwaar wordt gemaakt door een ouder die de ouderlijke macht uitoefent of de voogd. Bij afwezigheid of onbereikbaarheid van beide ouders of van de voogd kan de verwijdering plaatsvinden Artikel 13 Tenzij degene die toestemming verleent uitdrukkelijk anders bepaalt, wordt toestemming als bedoeld in deze paragraaf verleend ten behoeve van implantatie, daaronder begrepen op implantatie gericht wetenschappelijk onderzoek, indien het orgaan na de verwijdering voor implantatie ongeschikt blijkt te zijn. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het verlenen van toestemming niet is toegestaan voor bij die maatregel aan te wijzen, uit een oogpunt van geneeskundige behandeling niet van belang zijnde, doeleinden.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
6
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
3
Veel gestelde vragen over lijkschouwing tijdens ANW-uren3
3.1
Waarom moet lijkschouwing plaatsvinden? Lijkschouwing moet plaatsvinden om een verklaring van overlijden (A-formulier) te kunnen afgeven. Deze verklaring is nodig voor de toestemming van de ambtenaar van de burgerlijke stand tot begraving of crematie. Daarnaast moet de schouwend arts een doodsoorzakenformulier (B-formulier) invullen voor het Centraal Bureau voor de Statistiek. Beide verklaringen dienen gelijktijdig te worden ingeleverd bij de gemeente waar het overlijden plaatsvond; meestal wordt dit inleveren gedaan door de begrafenisondernemer. (zie ook 3.8)
3.2
Wanneer mag een verklaring van overlijden worden afgegeven? Als de schouwend arts weet wie de overledene is (vraag eventueel omstanders of aanwezige nabestaanden om een identiteitsbewijs) en overtuigd is van een natuurlijke dood. Bij de twijfel over identiteit of een natuurlijke dood moet de gemeentelijk lijkschouwer worden ingeschakeld.
3.3
Wat is het verschil tussen natuurlijk en niet-natuurlijk overlijden? Natuurlijk overlijden is overlijden door spontane ziekte of ouderdom, inclusief een complicatie van een ‘lege artis’ uitgevoerde medische behandeling indien dit een te verwachten risico was. Niet-natuurlijk overlijden is overlijden als direct of indirect gevolg van een ongeval, geweld of een andere van buiten komende oorzaak, schuld of opzet van een ander, of zelfmoord.
3.4
Wie mag een lijkschouwing verrichten? Lijkschouwing mag verricht worden door een behandelend arts of de gemeentelijk lijkschouwer. Beiden mogen geen huwelijks- of familiebanden hebben (gehad) met de overledene of met de moeder van de doodgeborene. De gemeentelijk lijkschouwer mag de afgelopen twee jaar ook geen behandelrelatie met hen hebben gehad. De gemeentelijk lijkschouwer is gewoonlijk verbonden aan een forensisch medische dienst, die meestal bij een GGD is ondergebracht. De dienstdoende huisarts op de huisartsenpost en een waarnemer worden in deze als behandelend arts beschouwd, ook al heeft men de overledene nooit bij leven gezien of behandeld. Omdat men dan onbekend is met de patiënt, is wel voorzichtigheid geboden. Voor het invullen van het B-formulier is vaak inzage in de medische gegevens of overleg met de eigen huisarts van de overledene nodig. Voor het schouwen van passanten dienen goede afspraken gemaakt te worden met de gemeentelijk lijkschouwer: deze afspraken kunnen per regio verschillen. Ook indien de dienstdoend huisarts niet zelf de lijkschouwing verricht kan het raadzaam zijn wel een visite af te leggen om nazorg aan de omstanders te kunnen verlenen. 3
Voor de antwoorden op veelgestelde vragen is gebruik gemaakt van de handreiking lijkschouwing voor artsen van het KNMG, het protocol lijkschouwing van Primair huisartsenposten (versie april 2007) en het boek ‘De Lijkschouw in de praktijk’.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
7
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
3.5
Wat houdt een lijkschouwing door de dienstdoende huisarts in? De dienstdoende huisarts voert de volgende handelingen uit: a) uitwendig onderzoek (inspectie, zo nodig palpatie, percussie en temperatuurmeting) van het hele lijk; b) een onderzoek naar de omstandigheden waaronder het overlijden plaatsvond; c) het beoordelen of er al dan niet sprake is van een natuurlijke dood; en d) het uitschrijven van de overlijdenspapieren (A- en B-formulier), als de arts overtuigd is van een natuurlijke dood. Is dat laatste niet het geval dan dient de gemeentelijke lijkschouwer te worden ingeschakeld. (A formulier= verklaring van overlijden, B formulier= doodsoorzaakverklaring. A- en B-formulier dienen door dezelfde arts te worden ondertekend)
3.6
Waar moet de schouwend arts op letten? De schouwend arts dient op de volgende punten te letten: Is de patiënt overleden? Let hierbij vooral op de aanwezigheid van lijkvlekken, lijkstijfheid, lichtstijfheid van de pupillen en vervormbaarheid van de cornea. Wie is de overledene? Vraag voor het invullen van de formulieren om het identiteitsbewijs van de overledene. Neem bij twijfel contact op met de gemeentelijk lijkschouwer. Tijdstip van overlijden. Ga ook af op de aard van lijkvlekken en de mate van lijkstijfheid en afkoeling. Is de dag van overlijden onvoldoende nauwkeurig vast te stellen, dan is sprake van lijkvinding (zie 3.12). Aard en oorzaak van overlijden. Let ook op geur en plaats van het lijk, aanwezigheid van letsels en voorwerpen op of aan het lichaam, petechiën op slijmvlies van lippen en conjunctivae, biologische sporen, omgevingsfactoren en gedrag van omstanders.
3.7
Wanneer moet lijkschouwing plaatsvinden? Lijkschouwing moet zo spoedig mogelijk na overlijden plaatsvinden, mede uit het oogpunt van het bijstaan van nabestaanden. Veelal zal een melding van overlijden door de huisartsenpost als een U2 melding worden opgevat. Is op voorhand duidelijk dat sprake is van een niet-natuurlijke dood, dan kan direct de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld worden. Toch is het in deze gevallen verstandig dat de behandeld arts eerst naar de overledene gaat, bijvoorbeeld om de dood vast te stellen en nabestaanden bij te staan. Het stoffelijk overschot moet dan volledig met rust gelaten worden.
3.8
Wat moet er na lijkschouwing gebeuren? Als de arts weet wie de overledene is, overtuigd is van een natuurlijk overlijden en bekend is met de doodsoorzaak, dan vult hij zowel de verklaring van overlijden (Aformulier) als de doodsoorzakenverklaring (B-formulier) in. Meestal gaat het Aformulier mee met de familie of de begrafenisondernemer.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
8
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
De wet gaat er vanuit dat dezelfde arts die het A-formulier ondertekent tegelijkertijd ook het B-formulier ondertekent. Bij waarneming kan ondertekening van formulier B soms later gebeuren, omdat daarvoor vaak de eigen huisarts van de overledene moet worden geraadpleegd. Als de arts niet overtuigd is van een natuurlijk overlijden of vermoedt of zeker weet dat sprake is van niet-natuurlijk overlijden, dan schakelt hij onmiddellijk de gemeentelijk lijkschouwer in. Bij de officiële formulieren moet gebruik worden gemaakt van de bijbehorende envelop. Enveloppen kunnen worden aangevraagd bij de gemeente. 3.9
Waneer wordt de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld? Indien de schouwend arts twijfelt of er sprake is van een natuurlijke dood dient altijd de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld te worden. Bij ieder overlijden van een minderjarige, dient de schouwend huisarts met de gemeentelijk lijkschouwer te overleggen (zie verder 3.11).
3.10 Wat doet de gemeentelijk lijkschouwer? De gemeentelijk lijkschouwer komt ter plaatse en schouwt het lijk. De huisarts(enpost) verstrekt de lijkschouwer de relevante informatie voor zover nodig om aard, tijdstip en doodsoorzaak te kunnen vaststellen. Raakt de gemeentelijk lijkschouwer alsnog overtuigd van een natuurlijk overlijden, dan vult hij de overlijdenspapieren in. Is hij niet overtuigd, dan brengt hij onverwijld verslag uit aan de officier van justitie. Pas als de officier toestemming geeft, kan begraving of crematie plaatsvinden. Ook obductie, ontleding en orgaan- of weefseldonatie zijn dan slechts toegestaan met toestemming van de officier. 3.11 Lijkschouwing bij kinderen Bij overlijden van minderjarigen dient de huisarts altijd te overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer. De schouwend huisarts zal de gemeentelijk lijkschouwer informeren over de doodsoorzaak (bijvoorbeeld: kind met acute leukemie, veel medicatie, overleden aan de gevolgen van ….). Hierna zal de schouwend huisarts de verklaring natuurlijke dood afgeven. Mocht de doodsoorzaak niet geheel duidelijk zijn, dan zal de gemeentelijk lijkschouwer de zaak overnemen. Zodra het wijzigingsvoorstel voor de Wet op de lijkschouwing van kracht wordt zal bij iedere overleden minderjarige een NODO procedure doorlopen worden. (NODO staat voor nader onderzoek naar de doodsoorzaak.) 3.12 Lijkvinding Van lijkvinding is sprake als een stoffelijk overschot wordt aangetroffen terwijl datum of plaats van overlijden onvoldoende nauwkeurig is vast te stellen. Meestal zal de huisarts dan ook niet overtuigd zijn van een natuurlijk overlijden en moet de gemeentelijk lijkschouwer worden ingeschakeld. Bij het inschakelen van c.q. overdragen aan de gemeentelijk lijkschouwer is het raadzaam met hem te overleggen of melding aan, dan wel inschakeling van de politie gewenst is. Het is raadzaam om bij lijkvinding, ook al is men overtuigd van een natuurlijke
Vereniging Huisartsenposten Nederland
9
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
dood, met de gemeentelijk lijkschouwer te overleggen en hiervan een aantekening te maken in het waarneembericht. In geval van hulp bij zelfdoding door een niet-arts is er sprake van een nietnatuurlijke dood die gemeld moet worden aan de gemeentelijk lijkschouwer, die de recherche zal inschakelen. Bij hulp bij zelfdoding door een arts, wordt dezelfde procedure gevolgd als bij euthanasie.4 3.13 Wie kan er worden ingeschakeld bij overlijden in de openbare ruimte? Indien iemand in een openbare ruimte of op straat overlijdt en er is geen reden om een ambulance in te schakelen en er is tevens geen sprake van lijkvinding (3.12) of duidelijk misdrijf, dan mag net als in andere gevallen de dienstdoend huisarts van de huisartsenpost schouwen. Veelal zal de dienstdoende huisarts in elk geval worden opgeroepen om de dood te constateren en eventuele nabestaanden bij te staan. Het is raadzaam dat de huisartsenpost afspraken maakt met de gemeentelijk lijkschouwer wie in dergelijke gevallen de lijkschouw op zich neemt.
3.14 Obductie Wanneer er meer duidelijkheid gewenst is over de exacte doodsoorzaak, dan kan obductie plaatsvinden. Er bestaat onderscheid tussen een vrijwillige en een onvrijwillige obductie. Een medische obductie is vrijwillig en mag alleen plaatsvinden als de overledene daar bij leven toestemming voor gaf of met toestemming van de nabestaanden. Eerst aangewezene is de echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel. Als die er niet is of niet bereikbaar is, dan kan de toestemming ook komen van de naaste onmiddellijk bereikbare meerderjarige bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad en anders van de aanwezige erfgenamen of degenen die de zorg voor het lijk op zich nemen. In het algemeen worden bij overlijden thuis (niet in het ziekenhuis) de kosten van obductie en het vervoer naar het ziekenhuis niet door de zorgverzekeraar vergoed. Soms is op aanvraag van de (dienstdoend) huisarts de verzekeraar of het ziekenhuis alsnog bereid deze kosten op zich te nemen. Een voorbeeld van een onvrijwillige obductie is de gerechtelijke obductie die op last van de officier van justitie of een andere gerechtelijke autoriteit plaatsvindt. Doel is het vaststellen van de doodsoorzaak en de aard van het overlijden en eventueel het verzamelen van strafrechtelijk bewijsmateriaal. Het lichaam wordt in beslag genomen; toestemming van overledene of nabestaanden is niet vereist. Onvrijwillige obductie kan ook op last van de inspecteur voor de gezondheidszorg plaatsvinden in het belang van de volksgezondheid, bijvoorbeeld bij besmettelijke ziekten. Ook hier is toestemming niet vereist. Hoe is de procedure in geval de huisarts de obductie dient te regelen? De schouwend huisarts neemt contact op met de patholoog in het ziekenhuis. De overledene wordt naar het mortuarium overgebracht en er wordt binnen afzienbare tijd (meestal één werkdag) obductie verricht door een patholoog. Mocht de periode voor obductie te lang duren, bijvoorbeeld bij overlijden in het weekend, dan kan daar in overleg een oplossing voor worden gevonden. 4
Zie: De lijkschouwing in de praktijk. U.J.L. Reijnders en C. Das
Vereniging Huisartsenposten Nederland
10
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
Het obductieonderzoek neemt tussen de één en drie uur in beslag. Daarna haalt de begrafenisondernemer de overledene af voor de voorbereidingen voor opbaring en/of begrafenis of crematie. Over het algemeen doorkruist een obductie niet de officiële gang van zaken rond begrafenis of crematie. Na de obductie maakt de patholoog een verslag dat hij opstuurt naar de arts die de obductie heeft aangevraagd. Om deze procedure te volgen dient iedere huisartsenpost hierover afspraken te maken met een patholoog, inclusief afspraken over de kosten van de obductie. 3.15 Weefseldonatie Volgens de Wet op de Orgaandonatie zijn alle artsen verplicht het Donorregister te raadplegen indien sprake is van een medisch geschikt donor. Een persoon die thuis overlijdt, komt niet in aanmerking voor orgaandonatie. Weefseldonatie is daarentegen wel mogelijk (huid en hoornvliezen zelfs t/m 80 jaar, verder bot- en 5
peesweefsel, hartkleppen en grote vaten) . De
belangrijkste contra-indicaties voor weefseldonatie zijn: leeftijd >80 sepsis, systemische infecties recente chemotherapie of immunosuppresiva maligniteiten (niet bij cornea)
HIV onbekende doodsoorzaak
Indien de patiënt mogelijk voldoet aan de criteria voor weefseldonatie en er geen sprake is van contra-indicaties, dan dient contact te worden opgenomen met de meldkamer van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS): 071- 5795795 (raadpleging donorregister en eventueel verder overleg over criteria en indicaties). Bespreek eventuele weefseldonatie met de nabestaanden. 3.16 Lijkbezorging Lijkbezorging kan op drie manieren plaatsvinden: begraving, crematie of ontleding. Voor begraving of crematie zorgt meestal de familie, maar iedereen mag het regelen. Als er niemand is, is de burgemeester verantwoordelijk. Voor lijkbezorging is toestemming nodig van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Begraving of crematie mag niet eerder dan 36 uur en niet later dan de vijfde dag na overlijden plaatsvinden. De burgemeester kan een andere termijn stellen, na een arts te hebben gehoord. Voor de hand ligt dat dit de lijkschouwer is. Voor eerdere lijkbezorging is ook toestemming van de officier van justitie nodig. Ontleding vindt plaats in het belang van de wetenschap en is alleen toegestaan als de overledene daar bij codicil toestemming voor gaf. Ook nabestaanden kunnen toestemming geven. Voor ontleding moet ook toestemming van de ambtenaar van de burgerlijke stand komen.
5
http://www.transplantatiestichting.nl/files/misc/modelprotocol_2006-2007_drukversie.pdf modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie
Vereniging Huisartsenposten Nederland
11
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
3.17 Tijdstippen van vroege postmortale veranderingen Voor de beoordeling van het tijdstip van overlijden kan het onderstaande overzicht gebruikt worden; de genoemde termijnen kennen in de praktijk een grote spreiding. Troebeling hoornvlies
<30min
Lijkvlekken:
Begin meestal <30 min (paarsblauwe verkleuring) Voltooid na 12 uur Irreversibel na 24 uur (niet wegdrukbaar)
Lijkstijfheid:
Begin meestal na 1-2 uur Voltooid na 6 uur Afnemend. Na 72 uur is de rigor meestal geheel verdwenen.
Ontbinding:
De buikwand m.n. rond het ileocoecaal gebied kan een groen/blauwe verkleuring vertonen op basis van rottingsgassen die door de darmwand diffunderen. Dit fenomeen treedt meestal na 4872 uur op
3.18 Ten slotte
Informeer nabestaanden over het waarom van de lijkschouwing. Verricht de lijkschouw, bij niet-verwacht overlijden, buiten de aanwezigheid van nabestaanden. Neem bij de geringste twijfel contact op met de gemeentelijk lijkschouwer.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
12
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
4
Wat dient een huisartsenpost geregeld te hebben?
4.1
Formulieren In geval van lijkschouwing dienen de volgende formulieren aanwezig te zijn voor de visitearts: 6
A formulier: verklaring van overlijden door Geneeskundige;
B formulier en envelop: doodsoorzaakformulier ; en Formulier waarmee de schouwende huisarts zich kenbaar maakt aan
7
8
nabestaanden en/of uitvaartverzorgers. 4.2
Protocollen/richtlijnen In geval van lijkschouwing dienen de volgende protocollen aanwezig te zijn voor visitearts en doktersassistente:
4.3
9
protocol lijkschouwing; en
modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie.
10
Telefoonnummers In geval van lijkschouwing dienen de volgende telefoonnummers beschikbaar te zijn voor de visitearts: telefoonnummer van de gemeentelijk lijkschouwer; telefoonnummer donorregistratie; bij intake dienen telefoonnummer(s) van nabestaande(n) of contactpersonen geregistreerd te worden; en telefoonnummer van een patholoog anatoom in verband met obductie.
4.4
Afspraken
Iedere huisartsenpost dient afspraken te maken met de regionale GGD en de politie over lijkschouwing tijdens avond-,nacht- en weekenduren. Er kan bijvoorbeeld afgesproken worden dat de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost altijd naar de overledene toegaat, ook als al duidelijk is dat de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld moet worden. Verder dienen er afspraken te zijn over lijkschouwing bij passanten en lijkschouwing bij overlijden in de openbare ruimte. Iedere huisartsenpost dient afspraken te maken met een patholoog over de procedure in geval van obductie. Sommige huisartsenposten hebben de interne afspraak dat in geval van overlijden en lijkschouwing de achterwacht wordt ingeschakeld, zodat er ook in
6
A formulieren zijn te verkrijgen bij SDU uitgevers of bij de gemeente
7
B formulieren en enveloppen kunnen besteld worden bij de gemeente waarin de huisartsenpost gevestigd is
8
Zie voorbeeld in bijlage 2
9
Zie voorbeeld in bijlage 1
10
(http://www.transplantatiestichting.nl/files/misc/modelprotocol_2006-2007_drukversie.pdf )
Vereniging Huisartsenposten Nederland
13
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
geval van grote drukte op de huisartsenpost voldoende tijd is om de nabestaanden bij te staan.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
14
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
5
Bijlagen
Vereniging Huisartsenposten Nederland
15
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
Bijlage 1: modelprotocol lijkschouwing Doel Het vastleggen door de huisartsenpost van de te volgen procedure en van de taken van huisarts, doktersassistente en chauffeur indien er sprake is van een overleden patiënt. Toepassing Indien er telefonisch contact wordt gezocht met de huisartsenpost met de mededeling dat er een patiënt is overleden, dan is de taakverdeling als volgt. Het is de taak van de doktersassistente om: 1. Medeleven te tonen met de nabestaande(n); 2. Te informeren of het overlijden verwacht of onverwacht is gekomen; 3. Aan te geven op welke termijn er een doktersbezoek verwacht kan worden (veelal in te plannen als een U2). 4. Te vragen naar het telefoonnummer van de familie/contactpersoon; 5. Het overlijden van desbetreffende patiënt te melden aan de visitearts, inclusief de informatie verkregen uit de bovenstaande punten; en 6. In geval van lijkvinding te overleggen met de visitearts en de GGD in te schakelen (tel…..). Het is de taak van de chauffeur om: Te controleren of er A en B formulieren in de tas/koffer voor de visitearts zitten, alsmede het protocol lijkschouwing en het modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie. Het is de taak van de visitearts om: 1. Een visite af te leggen om de overledene te schouwen. 2. Vast te stellen dat de patiënt is overleden. 3. Indien de visitearts overtuigd is van een natuurlijke dood: vult hij/zij de overlijdensformulieren in. Volgens de Wet op de lijkbezorging dient de arts zowel de A als B verklaring in te vullen! (artikel 12a, lid 1). Indien het B-formulier nog niet volledig ingevuld kan worden omdat nog informatie van de eigen huisarts moet worden opgevraagd, geeft de visitearts aan waar het ingevulde formulier kan worden opgehaald (zie bijlage 2). Dit ophalen wordt dan veelal gedaan door de begrafenisondernemer die vervolgens het A en B formulier gelijktijdig inlevert bij de gemeente. Er is sprake van een natuurlijke dood als de visitearts overtuigd is van de natuurlijkheid van het overlijden en als de datum en plaats van het overlijden met voldoende zekerheid vaststaan. Op basis van de A-verklaring geeft de visite arts te kennen dat hij/zij zich er persoonlijk van heeft overtuigd dat de dood is ingetreden. De B-verklaring is een “anonieme” verklaring. De gegevens zijn bestemd voor het Centraal Bureau voor de Statistiek. Als voor de B-verklaring gegevens van de eigen huisarts van de overleden patiënt nodig zijn, dient de visitearts deze de
Vereniging Huisartsenposten Nederland
16
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
eerstvolgende werkdag na de dienst op te vragen. Indien de visitearts zowel het A als het B formulier volledig heeft ingevuld laat hij/zij de formulieren achter bij de overledene. De uitvaartverzorger zal verdere afhandeling verzorgen. Indien de visitearts voor het invullen van formulier B niet voldoende gegevens heeft zal hij/zij deze de eerstvolgende werkdag opvragen bij de eigen huisarts. In dit geval komt de uitvaartverzorger beide formulieren bij de visitearts of de huisartsenpost halen. Spreek dit duidelijk met de nabestaanden af. De visitearts laat in alle gevallen zijn naam en telefoonnummer achter bij de familie, zodat zij dit door kunnen geven aan de uitvaartverzorger. Indien de visite arts niet overtuigd is van een natuurlijke dood: schakelt hij/zij de gemeentelijk lijkschouwer in (tel.nr:……….). 4. Rekening te houden met de onder 5 tot en met 9 genoemde onderwerpen. 5. Donorregistratie Volgens de WOD (Wet op de Orgaandonatie) zijn alle artsen verplicht het Donorregister te raadplegen indien sprake is van een medisch geschikt donor. Artsen hebben op grond van hun BIG-registratienummer toegang tot dit register: zorg er dus voor dat dit nummer bij de hand is. Een persoon die thuis overlijdt, komt niet in aanmerking voor orgaandonatie maar wél voor weefseldonatie (huid en hoornvliezen zelfs t/m 80 jaar, verder bot- en peesweefsel, hartkleppen en grote vaten). De belangrijkste contra-indicaties voor weefseldonatie: leeftijd >80 sepsis, systemische infecties recente chemotherapie of immunosuppresiva maligniteiten (niet bij cornea) HIV onbekende doodsoorzaak Indien de patiënt mogelijk voldoet aan de criteria voor weefseldonatie en er geen sprake is van contra-indicaties, bel dan de meldkamer van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS): 071- 5795795 (raadpleging donorregister en eventueel verder overleg over criteria en indicaties) Het modelprotocol orgaanen weefsel donatie is aanwezig op de huisartsenpost. 6. Lijkvinding Van lijkvinding in de zin der wet is sprake als de plaats of de dag van overlijden niet met voldoende nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. Indien d.m.v. informatie van omgeving, beoordeling postmortale veranderingen e.d. het tijdstip van overlijden vast te stellen is, en er is na lijkschouw voldoende reden om overtuigd te zijn van de natuurlijkheid van het overlijden, dan vult de huisarts de overlijdenspapieren in. (De regel dat de huisarts alleen op de dag van overlijden zelf of binnen 24 uur mag schouwen geldt niet meer.) Het is wel raadzaam om bij lijkvinding, ook al is men overtuigd van een natuurlijke dood, met de gemeentelijk lijkschouwer contact op te nemen en hiervan een aantekening te maken in het waarneembericht. Bij het inschakelen van c.q. overdragen aan de gemeentelijk lijkschouwer is het raadzaam met hem te overleggen of melding aan, dan wel inschakeling van de politie gewenst is. Voor hulp bij zelfdoding geldt een specifieke meldingsprocedure. Indien plaats en/of datum van overlijden niet met voldoende nauwkeurigheid kan worden vastgesteld, is er sprake van lijkvinding en dient door de politie een
Vereniging Huisartsenposten Nederland
17
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
proces-verbaal van lijkvinding te worden opgemaakt. Ofschoon de huisarts formeel bevoegd is om de lijkschouw te verrichten, is het in de praktijk aan te bevelen om de zaak over te dragen aan de gemeentelijk lijkschouwer. Deze heeft immers meer ervaring met het beoordelen van dergelijke situaties en is gewend met de politie samen te werken. 7. Overleden kinderen Bij overlijden van minderjarigen is het, vanwege de geringe ervaring die huisartsen doorgaans hebben met overleden kinderen, raadzaam om altijd te overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer. Dit is nog geen wettelijke verplichting, maar wetgeving is in voorbereiding die forensisch onderzoek bij overlijden van kinderen verplicht zal stellen (NODO procedure: nader onderzoek naar de doodsoorzaak). 8. Obductie Is meer duidelijkheid gewenst over de exacte doodsoorzaak, dan kan obductie plaatsvinden. Er bestaat onderscheid tussen een vrijwillige en een onvrijwillige obductie. Een medische obductie is vrijwillig en mag alleen plaatsvinden als de overledene daar bij leven toestemming voor gaf of met toestemming van de nabestaanden. Eerst aangewezene is de echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel. Als die er niet is of niet bereikbaar, dan kan de toestemming ook komen van de naaste onmiddellijk bereikbare meerderjarige bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad en anders van de aanwezige erfgenamen of degenen die de zorg voor het lijk op zich nemen. In het algemeen worden bij overlijden thuis (niet in het ziekenhuis) de kosten van obductie en het vervoer naar het ziekenhuis niet door de zorgverzekeraar vergoed. Soms is op aanvraag van de (dienstdoend) huisarts de verzekeraar of het ziekenhuis alsnog bereid deze kosten op zich te nemen. Een voorbeeld van een onvrijwillige obductie is de gerechtelijke obductie die op last van de Officier van Justitie of een andere gerechtelijke autoriteit plaatsvindt. Doel is het vaststellen van de doodsoorzaak en de aard van het overlijden en eventueel het verzamelen van strafrechtelijk bewijsmateriaal. Het lichaam wordt in beslag genomen; toestemming van overledene of nabestaanden is niet vereist. Onvrijwillige obductie kan ook op last van de inspecteur voor de gezondheidszorg plaatsvinden in het belang van de volksgezondheid, bijvoorbeeld bij besmettelijke ziekten. Ook hiervoor is toestemming niet vereist. Procedure in geval de dienstdoend huisarts de obductie dient te regelen. De schouwend huisarts neemt contact op met de patholoog in het ziekenhuis. De overledene wordt naar het mortuarium gebracht en er wordt binnen afzienbare tijd (meestal één werkdag) obductie verricht door een patholoog. Het obductieonderzoek zelf neemt tussen de één en drie uur in beslag. Daarna haalt de begrafenisondernemer de overledene op voor de voorbereidingen voor opbaring en/of begrafenis/crematie. Na de obductie maakt de patholoog een verslag dat hij opstuurt naar de arts die de obductie heeft aangevraagd. (Om deze procedure te kunnen volgen dient iedere huisartsenpost hierover afspraken te maken met een patholoog, inclusief afspraken over de kosten van de obductie.)
Vereniging Huisartsenposten Nederland
18
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
9. Tijdstippen van vroege postmortale veranderingen Voor beoordeling van het tijdstip van overlijden is het volgende overzicht handig; de genoemde termijnen kennen in de praktijk een grote spreiding.
Troebeling hoornvlies
<30min
Lijkvlekken:
Begin meestal <30 min (paarsblauwe verkleuring) Voltooid na 12 uur Irreversibel na 24 uur (niet wegdrukbaar)
Lijkstijfheid:
Begin meestal na 1-2 uur Voltooid na 6 uur Afnemend. Na 72 uur is de rigor meestal geheel verdwenen.
Ontbinding:
De buikwand m.n. rond het ileocoecaal gebied kan een groen/blauwe verkleuring vertonen op basis van rottingsgassen die door de darmwand diffunderen. Dit fenomeen treedt meestal na 48-72 uur op
Bij twijfel kan altijd contact opgenomen worden met de dienstdoend gemeentelijk lijkschouwer voor overleg.
Archivering …………(in te vullen door de huisartsenpost) Evaluatie Dit protocol is vastgesteld op ………….(datum) en zal uiterlijk ………….(datum) geëvalueerd worden.
Vereniging Huisartsenposten Nederland
19
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
Bijlage 2: voorbeeldformulier dat bij de overledene achtergelaten kan worden Plaatsnaam: ………. Datum: ……..
Geachte heer/mevrouw, Zojuist heb ik lijkschouwing verricht bij Hr/Mw ………………………………………….. geboorte datum: …………………. adres: ……………………………………. woonplaats: …………………………….. Ik heb geconstateerd dat er sprake is van een natuurlijke dood. De eigen huisarts van Hr/Mw……………..…… zal op de hoogte gesteld worden van het overlijden.
De formulieren A en B zijn ingevuld en bij de overledene achtergelaten De A en B formulieren zijn nog niet volledig ingevuld en kunnen op ………………….. (datum), om ….... uur, opgehaald worden bij*: 0
onderstaand praktijkadres of;
0
de huisartsenpost, ……………………………….(adres van de huisartsenpost)
Indien u nog vragen heeft kunt u mij bereiken op nummer ……………. Met vriendelijke groet,
Naam dienstdoende huisarts: …………………………………… Praktijkadres: ……………..…………………………………………….. Woonplaats: ………………..…………………………………………….. Telefoonnummer: ………….……………………………………………
Vereniging Huisartsenposten Nederland
20
Lijkschouwing vanuit huisartsenposten
Bijlage 3: gebruikte literatuur/websites
Wet op de lijkbezorging http://www.stab.nl/wetten/0668_Wet_op_de_lijkbezorging.htm Modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie http://www.transplantatiestichting.nl/files/misc/modelprotocol_20062007_drukversie.pdf KNMG handreiking lijkschouwing voor artsen versie 2005 Internetsite van de Nederlandse vereniging voor forensische geneeskunde http://www.forgen.nl/news.php Wet op de orgaandonatie 24 mei 1996 www.cbs.nl/nl-NL/menu/informatie/deelnemers-enquetes/decentraleoverheid/doodsoorzaakverklaring/informatie-voor-de-arts/default.htm Protocol lijkschouwing, Primair informatie/deelnemers-enquetes/decentraleoverheid/doodsoorzaakverklaring Huisartsenposten versie april 2007 Protocol overleden patiënt, SHR versie 19 december 2006 De lijkschouw in de praktijk van U.J.L. Reijnders en C. Das, 2006. Zie www.lijkschouw.nl
Vereniging Huisartsenposten Nederland
21