Nederlands Kennisnetwerk Huisartsenposten en Spoedzorg
JAARVERSLAG 2010
Afdeling IQ healthcare
UMC St Radboud
Postbus 9101, 114 IQ healthcare
6500 HB Nijmegen
Voorwoord De huisartsenzorg buiten kantoortijden in Nederland heeft in de afgelopen 10 jaar een enorme transformatie doorgemaakt in de richting van grootschalige huisartsenposten. Deze transformatie heeft de werkdruk van huisartsen verlicht en de kwaliteit van de zorg sterk verbeterd. Bovendien vormt het een vliegwiel voor innovaties in de samenwerking tussen HAP en spoedeisende hulp (SEH). Om huisartsenposten te ondersteunen in hun eigen ontwikkeling en kwaliteit werd in 2000 het Nederlands Kennisnetwerk Huisartsenposten en Spoedzorg opgericht. Dit netwerk is te zien als een landelijk virtueel samenwerkingsnetwerk van huisartsenposten,
koepelorganisaties
VHN
en
NHG,
patiëntenorganisaties,
overheidsinstellingen, zorgverzekeraars en universiteiten. Dit jaarverslag geeft een overzicht van de activiteiten van het kennisnetwerk in 2010. In 2010 werden door ons onderzoeksteam 6 artikelen en 24 rapporten geschreven. Daarnaast hebben we als kennisnetwerk een helpdesk‐ en een bibliotheekfunctie. Er was in Nederland, maar ook daarbuiten, veel belangstelling voor ons onderzoek. We gaven veel lezingen en konden de onderzoeksresultaten zodoende verspreiden. Ook werd gestart met ronde tafelgesprekken tussen huisartsenposten en onderzoekers om de uitwisseling tussen onderzoek en de dagelijkse praktijk te bevorderen. Hoogtepunt in 2010 vormde de opzet van een internationaal onderzoeksnetwerk voor de huisartsenzorg buiten kantoortijd. Maar….. laten we niet alles verklappen. We nodigen u uit verder te lezen en te zien wat we samen met vele anderen hebben bereikt en wat onze plannen zijn.
Namens het onderzoeksteam, Paul Giesen, huisarts, senior onderzoeker en projectleider Email:
[email protected] UMC St Radboud, IQ healthcare 114, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen Tel: 024‐3610379/ Fax: 024‐3540166 www.iqhealthcare.nl www.AcuteZorg.nl ‐de kennispoort voor professionals in de acute zorg‐
Nijmegen, maart 2011
2
Inhoudsopgave 1
Doelstelling
5
Organisatie en personeel
6
Nationale samenwerking
7
2 3
4
Internationale samenwerking
8
5
Spoedzorgbibliotheek
10
Publicaties in 2010 en verwachte publicaties 2011
11
6
7
Rapporten in 2010
12
Presentaties
14
Meetinstrumenten
15
8 9 10
Lopend onderzoek
16
Toekomst
17
Bijlage 1
Publicaties tot 2010
19
Bijlage 2
Verwachte publicaties 2011
23
Bijlage 3
Wensen toekomstig onderzoek
25
11
Nijmegen, maart 2011
3
Nijmegen, maart 2011
4
1
Doelstelling
Het Nederlands Kennisnetwerk Huisartsenposten en Spoedzorg heeft als doel: ondersteunen van de zorgkwaliteit op huisartsenposten en de ketensamenwerking huisarts ‐ Ambulancehulpverlening en Spoedeisende Hulp. Deze ondersteuning van de kwaliteit geven we op meerdere wijzen vorm: ‐
Wetenschappelijk onderzoek: bijv. experimenteel onderzoek, evaluatieonderzoek interventieonderzoek, ontwikkelen en valideren meetinstrumenten
‐
Dienstverlenend onderzoek: bijv. regionaal patiëntervaringsonderzoek met feedbackrapporten voor de huisartsenpost
‐
Vertalen uitkomsten wetenschappelijk onderzoek naar beleid en implementatie: publicaties, onderwijs, lezingen en bijdragen aan richtlijnontwikkeling
‐
Helpdeskfunctie en documentatiefunctie: beantwoorden van zeer diverse vragen vanuit het veld, overheid en opleiding, opslaan en toegankelijk maken van rapporten en artikelen via www.AcuteZorg.nl
Tot 1 januari 2011 hebben we meer dan 80 rapporten en 40 artikelen geschreven. De belangrijkste artikelen tot en met 2010 zijn te vinden in bijlage 1.
Nijmegen, maart 2011
5
2
Organisatie en personeel
Het Kennisnetwerk is een onafhankelijk en op non‐profit basis werkend netwerk met een landelijke functie. De organisatorische en wetenschappelijke begeleiding hiervan is ondergebracht bij de afdeling IQ healthcare van het UMC St Radboud te Nijmegen. De activiteiten worden geleid door dr. Paul Giesen en een wetenschappelijke begeleidingscommissie bestaande uit dr. Paul Giesen, dr. Marleen Smits en prof. dr. M. Wensing. De volgende personen hadden in 2010 een aanstelling: Paul Giesen
Huisarts‐onderzoeker, projectleider
Alice Hammink
Junior onderzoeker
Linda Huibers
Junior (arts‐)onderzoeker
Ellen Keizer
Onderzoeksmedewerker
Jan Koetsenruijter
Onderzoeksmedewerker
Anita Oude Bos
Onderzoeksmedewerker
Vera Renaud
Huisarts‐onderzoeker
Constance Schuler
Onderwijskundige‐onderzoeker
Sander Sloot
Onderzoeksmedewerker
Marleen Smits
Post doc onderzoeker
Daniëlle Stam
Student assistent
Wendy Thijssen
Arts‐onderzoeker
Judith Visser
Huisarts‐onderzoeker
Michel Wensing
Senior onderzoeker
Hilda Louter
Secretaresse
Ieder jaar loopt een wisselend aantal studenten geneeskunde gedurende 12 aaneengesloten weken stage bij het Kennisnetwerk. In 2010 hebben 3 coassistenten hun wetenschappelijke stage bij het Kennisnetwerk gevolgd: Mariëlle de Bont, Thijs Wijnker en Steven Giesbers.
Nijmegen, maart 2011
6
3
Nationale samenwerking
We streven naar samenwerking tussen verschillende onderzoeksinstellingen, uitgaande van één landelijke onderzoeksagenda. Er vindt samenwerking plaats met een groot aantal partijen: -
UMC St Radboud te Nijmegen: Eerste Lijnsgeneeskunde, Acute Zorg Regio Oost (AZO)
-
Universiteit van Utrecht (Julius Centrum)
-
Erasmus MC Universitair Medisch Centrum Rotterdam
-
Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) Utrecht
-
Vereniging Huisartsenposten Nederland (VHN) Utrecht
-
Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL)
-
ZonMw Den Haag
-
Stichting Beroepsopleiding Huisartsen (SBOH) Utrecht
-
Huisartsopleiding Nederland
-
CZ zorgverzekeraars Tilburg
-
Qualizorg Deventer
-
Van Campen Consulting Veghel
-
Stichting Miletus Zeist
-
Prismant Utrecht
-
Catharina Ziekenhuis Eindhoven
-
Vrijwel alle 130 huisartsenposten in Nederland
Met meerdere partijen hebben we een convenant gesloten. Dit betreft de VHN, het Catharina Ziekenhuis Eindhoven en Qualizorg Deventer.
Nijmegen, maart 2011
7
4
Internationale samenwerking
Het afgelopen jaar is een internationaal netwerk opgezet dat zich richt op samenwerking in onderzoek naar de kwaliteit van de zorg buiten kantoortijd: EurOOHnet (European Research Network for out‐of‐hours primary health care). Momenteel bestaat dit netwerk uit leden van 10 Europese landen. Doel is het uitvoeren van gezamenlijke onderzoeksprojecten en het uitwisselen van ervaringen om zo de huisartsenzorg buiten kantoortijd in kaart te brengen en te verbeteren. Ontstaan Het internationaal netwerk is een Nederlands initiatief van Linda Huibers, Paul Giesen en Michel Wensing. In Nijmegen werd op 27 en 28 mei 2010 de aftrap gegeven voor het netwerk met 9 vertegenwoordigers uit verschillende landen. Tijdens het programma werd de organisatie van
de
Nederlandse
huisartsenposten
besproken en werd een werkbezoek gebracht aan de huisartsenpost in Nijmegen. Andere landen presenteerden de sterke en zwakke kanten van hun systeem en vertelden over de toekomst‐verwachtingen. Er bleek een grote diversiteit te bestaan in de huidige organisatiemodellen (van huisartsen die zelf dienst
doen
tot
grootschalige
huisartsenposten en ook dienstdoende specialisten) en de beloning voor het dienstdoen (vast salaris per uur, betaling per verrichting). De rode draad in de presentaties was het (dreigende) tekort aan huisartsen en hun beperkte motivatie voor het dienstdoen. De verschillende landen benoemden de hoge werkdruk
van
huisartsen,
slechte
randvoorwaarden voor het dienstdoen, veel laagurgente klachten en veel zelfverwijzers op de spoedeisende hulp als knelpunt. Internationaal bestaat een trend in de richting van grootschalige organisaties, zoals de Nederlandse huisartsenposten. Tijdens deze bijeenkomst werden ook de eerste resultaten van een gezamenlijk onderzoeksproject gepresenteerd. Dit
Nijmegen, maart 2011
8
project bestond uit het in kaart brengen van de klachten waarmee de patiënt contact zoekt met de eerstelijnszorg buiten kantoortijd en de vergelijking tussen 8 Europese landen. Toekomst De startbijeenkomst in Nijmegen was een groot succes. De landen leerden veel van elkaars ervaringen en ons eerste project heeft informatieve data opgeleverd. De start van het netwerk gaf een positieve stimulans voor verdere samenwerking. Zo wordt op dit moment een project uitgevoerd waarbij de richtlijnen rond urineweginfecties in verschillende Europese landen worden geïnventariseerd en het antibioticabeleid in kaart gebracht. Ook is er een verdere samenwerking ontstaan tussen Nederland en België, waarbij gestart werd met een gezamenlijk artikel. Internationale samenwerking levert naar verwachting interessante onderzoeksprojecten op en kansen op kwaliteitsverbetering in de huisartsenzorg buiten kantoortijd. Het is de bedoeling om met het EurOOHnet jaarlijks bijeen te komen met steeds een ander land als gastheer. De volgende bijeenkomst in mei 2011 vindt plaats in Noorwegen. Daar zullen bestaande en nieuwe onderzoeksplannen, en de verdere uitbreiding van het netwerk worden besproken.
Nijmegen, maart 2011
9
5
Spoedzorgbibliotheek
Om de resultaten van nationaal en internationaal wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de spoedzorg geconcentreerd en op een gemakkelijk manier toegankelijk te maken, is sinds begin 2009 de website www.acutezorg.nl beschikbaar. Het is een interactieve website voor professionals en geïnteresseerden in de spoedzorg. Een onderdeel hiervan is de spoedzorgbibliotheek: www.acutezorg.nl/bibliotheek. Deze online bibliotheek is het resultaat van een samenwerkingsverband tussen het Nederlands Kennisnetwerk Huisartsenposten en Spoedzorg, Acute zorg Regio Oost (beide UMC St Radboud te Nijmegen) en het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, UMC Utrecht. Beide universiteiten hebben veel wetenschappelijke expertise opgebouwd op het terrein van spoedzorg. De bibliotheek beoogt een overzicht te geven van relevante nationale
en
inter‐nationale,
wetenschappelijke en “grijze” literatuur (rapporten, verslagen ed.) op het gebied van huisartsen(posten), ambulancehulp‐ verlening
en
Belangrijke
spoedeisende
spoedzorgthema’s
hulp. zijn
toegankelijkheid en triage, continuïteit, ervaringen
van
patiënten
en
professionals, kwaliteit professioneel handelen, patiëntenstromen, veiligheid, financiering en wetgeving. Op dit moment bevat de website een overzicht van meer dan 1000 artikelen, rapporten en verslagen. Het project is mogelijk gemaakt met subsidie van ZonMw. Sinds 2009 is de website ongeveer 80.000 keer bezocht.
Nijmegen, maart 2011
10
6
Publicaties in 2010 en verwachte publicaties 2011
Gepubliceerde artikelen in 2010 1. Hammink A, Giesen P, Wensing M. Pre‐notification did not increase response rate in addition to follow‐up: a randomized trial. J Clin Epidem 2010;63(11):1276‐8. 2. Harmsen M, Gaal S, van Dulmen S, de Feijter E, Giesen P, Jacobs A, Martijn L, Mettes T, Verstappen W, Nijhuis‐van der Sanden R, Wensing M. Patient safety in Dutch primary care: a study protocol. Implement Sci 2010;5:50. 3. Giesen P, Stam D, Wensing M, Husselman D. "Je wilt de zekerheid dat het goed zit" Frequente bezoekers huisartsenpost vertellen hun motieven. Med Contact 2010;65(37):1863‐5. 4. Giesen P, Huibers L, Wensing M. Huisartsenposten in Nederland: een veelbelovend model voor België. Huisarts Nu 2010;39:356‐9. 5. Smits M, Huibers L, Kerssemeijer B, de Feijter E, Wensing M, Giesen P. Patient safety in out‐ of‐hours primary care: a review of patient records. BMC Health Services Research 2010;10:335. 6. van Ierland Y, van Veen M, Huibers L, Giesen P, Moll H. Validity of telephone and physical triage in emergency care: The Netherlands Triage System. Fam Pract 2010;24 Nov (e‐pub). Verwachte publicaties in 2011 In bijlage 2 staan de verwachte elf publicaties in 2011. Deze elf zijn in 2010 voorbereid en inmiddels zijn er twee gepubliceerd en drie geaccepteerd. We hopen naast deze elf artikelen nog vijf extra artikelen te kunnen schrijven.
Nijmegen, maart 2011
11
7
Rapporten in 2010
Door
ons
team
werden
maar
liefst
24
rapporten
geschreven,
waaronder
7 patiëntervaringsonderzoeken, 4 ervaringsonderzoeken professionals en 3 scripties. 1. Hammink A, Bos N, Sturms L, Van Wagtendonk I, Sixma H, Giesen P. CQ‐index keten spoedzorg: meetinstrumentenontwikkeling fase 1 en 2. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 2. Vlaar N, Koetsenruijter J, Renaud V. Kwaliteit palliatieve zorg Centrale Huisartsendienst Nijmegen: kan de zorg nog beter? Nijmegen, IQ healthcare 2010. 3. Giesen P, Huibers L, Keizer E, Wensing M. Kwaliteit meetsysteem: aanpassing en implementatie. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 4. Mulders A, Stam D, Giesen P. Analyse toegenomen hulpvraag SDH IJssel, Vecht Flevoland. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 5. Giesen P, Koetsenruiter J, Sloot S. Acute Zorgpost Boxmeer: ervaringen huisartsen 2e nameting. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 6. Koetsenruijter J, Huibers L, Holla S, Borghuis M, Kho R, Giesen P. Kwaliteit van telefonische triage op de huisartsenpost: effecten van een verbetertraject. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 7. de Bont M, Giesen P. Kwaliteit van zorg voor zelfverwijzers op de SEH. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 8. Wijnker T, Schermer T, Giesen P. Invloed van de zuurstofsaturatiemeter op beslissingen van huisartsen bij dyspnoe. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 9. Giesbers S, Smits M, Giesen P. Spoedeisende hulp en huisartsenzorg: kosten analyse zelfverwijzers. Nijmegen, IQ healthcare 2010. 10‐13. Er werden vier rapporten geschreven over ervaringen van huisartsen en triagisten. Het betrof de regio’s Zeeland, Oude IJssel (Doetinchem), Midden Limburg (Roermond‐ Weert), en Amstelland. Huisartsenposten konden hierbij kiezen uit meerdere modules: werkervaring, kwaliteit, en toekomstvisie. Het onderzoek werd uitgevoerd door Judith Visser, Ellen Keizer en Paul Giesen. 14. Visser J, Schuler C, Giesen P. Dienstdoen door aios op de HAP (opdracht SBOH). Nijmegen, IQ healthcare 2010. 15. Schuler C, Visser J, Giesen P. Visitatie Aios op de HAP. Feedbackrapport HDS Drenthe. Nijmegen: IQ healthcare 2010. 16. Schuler C, Visser J, Giesen P. Visitatie Aios op de HAP. Feedbackrapport Huisartsenpost Delft. Nijmegen: IQ healthcare 2010.
Nijmegen, maart 2011
12
17. Schuler C, Visser J, Giesen P. Visitatie Aios op de HAP. Feedbackrapport huisartsenposten Leiderdorp en Alphen aan den Rijn. Nijmegen: IQ healthcare 2010. 18‐24. Er werden zeven rapporten over ervaringen van patiënten geschreven. Hierbij werd de door ons ontwikkelde CQI huisartsenposten gebruikt. De stichting Miletus subsidieerde 10 onderzoeken om de kosten voor huisartsenposten te drukken. Om de hele patiëntengroep te bereiken worden nog steeds papieren vragenlijsten uitgezet. De efficiëntie van uitvoering werd verbeterd door samenwerking met Qualizorg in Deventer. Hiermee neemt de urenbelasting voor huisartsenposten en IQ healtcare af. De organisatie en uitvoering van patiëntervaringsonderzoeken ligt in handen van Anita Oude Bos. In de volgende regio’s werden patiëntervaringsonderzoeken uitgevoerd: -
Patiëntervaringsonderzoek Beverwijk
-
Patiëntervaringsonderzoek Doktersdienst Groningen (meerdere huisartsenposten)
-
Patiëntervaringsonderzoek Amstelland
-
Patiëntervaringsonderzoek Deventer
-
Patiëntervaringsonderzoek Tiel
-
Patiëntervaringsonderzoek Veldhoven (meerdere huisartsenposten)
-
Patiëntervaringsonderzoek Gouda
Nijmegen, maart 2011
13
8
Presentaties
Het is van groot belang wetenschappelijk onderzoek te verbinden met de dagelijkse praktijk. Resultaten van onderzoek kunnen gebruikt worden voor kwaliteitsverbetering en implementatie van veranderingen. Anderzijds kunnen we door veel contact met de dagelijkse praktijk een idee krijgen welke knelpunten er zijn en hoe we de dagelijkse praktijk kunnen ondersteunen door middel van wetenschappelijk onderzoek en evaluatie. -
Plenaire presentatie + workshops jaarcongres VHN door Paul Giesen
-
Lezing VOHA Nijmegen: 6x Haio’s 1e en 3e jaar: huisarts en spoedzorg door Paul Giesen
-
Maandelijks college medisch studenten: introductie spoedzorg door Paul Giesen
-
Werkgroep studenten begeleiden op thema Veiligheid door Paul Giesen en Marleen Smits
-
Spoedzorgcongres: recente onderzoeksuitkomsten. Plenaire Lezing door Paul Giesen
-
Spoedplatform: afgelopen jaar werd twee keer een platform georganiseerd waarbij uitwisseling bestond tussen onderzoekers (van IQ healthcare, Julius Centrum Utrecht) en veldpartijen van SEH‐HAP. Doel: informatie uitwisselen, leren van voorbeelden en genereren onderzoeksideeën Ronde tafelbijeenkomst. Om vragen van huisartsenposten en de resultaten uit onderzoek
-
optimaal op elkaar af te stemmen hebben we samen met HDS Drenthe geëxperimenteerd met een bijeenkomst waarbij de HDS eigen knelpunten, trends en onderzoeksvragen inbracht. Het onderzoeksteam presenteerde hierop toegesneden uitkomsten uit wetenschappelijk onderzoek en samen werd gezocht naar verdiepende nieuwe onderzoeksvragen. Deze bijeenkomst is erg goed bevallen en de ronde tafelbijeenkomsten behoren nu tot het standaard aanbod vanuit het kennisnetwerk. -
Huisartsenposten in Nederland: presentatie voor Zweden door Linda Huibers
-
Presentatie lezing laagurgente zorgvraag te Hardenberg door Paul Giesen
-
Presentatie VWS over NTS door Paul Giesen
-
Presentaties VHN: overzicht onderzoeksresultaten Linda Huibers en Paul Giesen
-
Congres Windkracht over triage en de rol van de huisarts
-
Huisartsenposten in Nederland: presentatie voor universiteit Antwerpen door Paul Giesen
-
Continuïteit buiten kantoortijden: presentatie congres in Trento door Linda Huibers
-
Presentaties EurOOHnet door Linda Huibers en Paul Giesen
-
Presentatie tijdens werkbezoek universiteit Aarhus Denemarken door Linda Huibers en Paul Giesen
Nijmegen, maart 2011
14
9
Meetinstrumenten
In de afgelopen jaren zijn een groot aantal meetinstrumenten en procedures ontwikkeld. Deze zijn meestal getest op validiteit (minimaal face en content validity), betrouwbaarheid en bruikbaarheid. ‐
Vragenlijst volgens de CQ index: patiëntervaringen met de HAP
‐
Vragenlijst volgens de CQ index: patiëntervaringen met de spoedketensamenwerking
‐
Vragenlijst: kwaliteitsoordeel huisartsen HAP en toekomstvisie
‐
Vragenlijst: werkervaringen van huisartsen op de HAP
‐
Vragenlijst: werkervaringen van triagisten op de HAP
‐
Vragenlijst: oordeel en ervaringen professionals HAP en SEH over integratie HAP‐SEH
‐
Vragenlijst: motieven van patiënten om naar de eerste hulp te gaan
‐
Indicatoren medisch handelen volgens richtlijnen uit NHG‐standaarden
‐
Indicatoren organisatie van zorg op de HAP
-
Vragenlijst: de visie van Haio’s over diensten op de HAP
-
Visitatie instrument 'Aios op de HAP'
-
Indicatoren telefonische triage
Nijmegen, maart 2011
15
10
Lopend onderzoek
Ketensamenwerking spoedposten Triage en toegankelijkheid ‐ Indicatorenontwikkeling telefonische triage ‐ Telefonische triage: testen HAAK plus Ervaringen professionals ‐ Werkdruk Nijmegen (huisartsen en triagisten) ‐ Werkdruk Amstelland (nameting) Ervaringen patiënten ‐ Patiënttevredenheidsonderzoek Boxmeer ‐ Patiëntervaringsonderzoek Nijmegen/Wijchen ‐ Patiëntervaringsonderzoek autochtonen/allochtonen CHPR Rotterdam Zuid ‐ Patiëntervaringsonderzoek CHPR Ruwaard/Hellevoetsluis ‐ Patiëntervaringsonderzoek CHPR Nieuwe Waterweg Noord ‐ Patiëntervaringsonderzoek Kop van Noord Holland ‐ Patiëntervaringsonderzoek HDT Oost ‐ Patiëntervaringsonderzoek Hengelo ‐ Patiëntervaringsonderzoek Amstelland Professioneel handelen - Taaksubstitutie op de HAP van huisarts naar verpleegkundigen (in samenwerking met Miranda Laurant) Onderwijs ‐ Aios op de HAP
Nijmegen, maart 2011
16
11
Toekomst
Thema’s voor toekomstig onderzoek We hebben op basis van onderzoeksresultaten en vragen uit de praktijk 21 potentiële onderzoeksthema’s benoemd. Hieruit zullen we samen met de VHN een prioriteitenlijst samenstellen. De 21 potentiële onderzoeksthema’s zijn ondergebracht in de volgende hoofdstukken: A.
24‐uurs huisartsenzorg
B.
Triage
C.
Samenwerking in de spoedketen
D.
Kwaliteit medisch handelen
De 21 uitgewerkte thema’s vindt u in bijlage 3. Tenslotte… Het kennisnetwerk is in 2010 opnieuw zeer productief geweest dankzij de inzet van de medewerkers en de landelijke samenwerking. Er bestaat grote behoefte aan structurele financiering, waardoor het beter mogelijk is ervaren onderzoekers aan te trekken en vast te houden. Dit zal de continuïteit en kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek zeker ten goede komen. We hebben de afgelopen jaren met minimale middelen een maximale output bereikt, maar met meer financiële middelen verwachten we nog meer output van nog betere kwaliteit. We hopen met ons onderzoek blijvend dienstbaar te zijn aan de kwaliteitsontwikkeling op huisartsenposten en in de ketensamenwerking.
Nijmegen, maart 2011
17
Nijmegen, maart 2011
18
Bijlage 1
Publicaties tot 2010
2000‐2005 1.
Giesen P, Haandrikman L, Broens S, Schreuder J, Mokkink H. Centrale huisartsenposten: Wordt de huisarts er beter van? Huisarts Wet 2000;43(12):508‐510.
2.
Wensing M, Giesen P. Spoedeisende geneeskunde: het patiëntenperspectief. Huisarts Wet 2000;43(12):503‐506.
3.
Schers H, Giesen P, et al. Continuïteit tijdens de waarneemdienst; de behoefte aan het medisch dossier. Huisarts Wet 2001;44(10):412‐418.
4.
Giesen P, Post J, Mokkink H, de Haan J. Doktersassistentes op centrale huisartsenposten. Patient Care 2002;(29):42‐48.
5.
Busser G, Giesen P. Een spin in het web: de telefoonarts, een nieuwe functie in de grootschalige huisartsenpost. Med Contact 2002;57(38):1353‐1355.
6.
Giesen P, Wilden‐van Lier E, Schers H, Schreuder J, Busser G. Telefonisch advies en triage tijdens de dienst. Huisarts Wet 2002;45(6):299‐302.
7.
Giesen P, Hiemstra N, Mokkink H, Grol R. Tevreden over diensten, centrale huisartsenpost voldoet aan verwachtingen. Med Contact 2002;57(45):1657‐1660.
8.
Giesen P, Rijnders E, Guldemond Y, Stolk H (red). HAIO’s en diensten uitgave: Raad van de Huisartsen Opleiding (RHO).
9.
Giesen P, Mokkink H, Hensing M, Grol R. Een mythe ontzenuwd. Patiënten benaderen de huisarts zelden agressief. Med Contact 2003;58(41):1572‐1574.
10.
Giesen P. Samenwerking in keten spoedeisende zorg. In: de Lange JJ, Bierens JJ (red). Urgentiegeneeskunde en communicatie. Amsterdam: Uitgeverij Vrije Universiteit, 2003.
11.
Giesen P, Fraanje W, Klomp M. De rammelende keten: afstemming van taken spoedeisende zorg is dringend gewenst. Med Contact 2003;48(47):1810‐1812.
12.
Giesen P, Braspenning J , Huisartsenpost: gewone klachten met acuut karakter. Huisarts Wet 2004;47(4):177.
13.
Silderhuis V, Giesen P, Borghuis M, Mokkink H, Grol R. Boze Brieven. Klachten van patiënten over huisartsenposten in kaart gebracht. Med Contact 2004;59(15):600‐602.
14.
Giesen P, Moll van Charante E, Janssens H, Mokkink H, Grol R, Bindels P. Goed bevonden. Patiënten geven huisartsenpost het rapportcijfer 8. Med Contact 2004;59(17):672‐675.
15.
Giesen P, Mokkink H, van den Bosch W, Grol R. Wachten op een visite. Med Contact 2004; 59(46):1820‐1823.
Nijmegen, maart 2011
19
16.
Giesen P, Mokkink H, Grol R. Toekomstige samenwerking tussen de Huisartsenpost en de Spoedeisende Eerste Hulp. Een verkennende studie in opdracht van het College Van Zorgverzekeringen 2004; www.cvz.nl.
17.
Giesen P, Mokkink H, Ophey G, Drijver R, Grol R, van den Bosch W. Hoe urgent is de gepresenteerde morbiditeit op de Centrale Huisartsen Post? Huisarts Wet 2005;48(5):207‐ 211.
18.
Giesen P. Huisartsenposten: hoe zit het met de kwaliteit? Modern Medicine 2005;29:490‐ 494.
19.
Harmsen M, Giesen P, van der Wouden J, Grol R, Wensing M. Urinary tract infections in young children: High guideline adherence of triage nurses at general practice co‐ operatives. Qual Primary Care 2005;13(4):241‐247.
2006 20. van Uden C, Giesen P, Metsemakers J, Grol R. Development of Out‐of‐Hours Primary Care by General Practitioners (GPs) in The Netherlands: From Small‐call Rotations to Large‐scale GP Cooperatives. Fam Med 2006;38(8):565‐569. 21. Grol R, Giesen P, van Uden C. After‐Hours Care In The United Kingdom, Denmark, and The Netherlands: New Models Health Affairs 2006;25:1733–1737. 22. Helsloot R, in 't Veld K, Giesen P. De eerste schakel: De huisartsgeneeskundige inbreng in de acute ketenzorg. Med Contact 2006;61(16):653‐656. 23. Giesen P, Franssen E, Mokkink H, van den Bosch W, van Vugt A, Grol R. Patients either contacting a general practice cooperative or accident and emergency department out of hours: a comparison. Emerg Med J 2006;23(9):731‐734. 24. Moll van Charante E, Giesen P, Mokkink H, Oort F, Grol R, Klazinga N, et al. Patient satisfaction with large‐scale out‐of‐hours primary health care in The Netherlands: development of a postal questionnaire. Fam Pract 2006;23(4):437–443. 2007 25. Giesen P, Moll E van Charante, Janssens H, Mokkink H, Bindels P, van den Bosch W, Grol R. Patients evaluate accessibility and nurse telephone consultations in out‐of‐hours GP care: determinants of a negative evaluation. Patient Educ Couns 2007;65(1):131–136. 26. Giesen P, Huibers L, Padros Goossens M, Willekens M. Tussen droom en daad. Toekomstvisie huisartsen op hun positie in de spoedzorg. Med Contact 2007;62(15):653‐ 655.
Nijmegen, maart 2011
20
27. Giesen P, van Lin N, Mokkink H, van den Bosch W, Grol R. General Practice Cooperatives: long waiting times for home visits due to long distances? BMC Health Services Research 2007;7:19. 28. Giesen P, Halink D. Smeerolie van de huisartsenpost: Patiënten en hulpverleners tevreden over de regiearts. Med Contact 2007;69:371‐373. 29. Giesen P, Ferwerda R, Tijssen R, Mokkink H, Drijver R, van den Bosch W, Grol R. Safety of telephone triage in GP cooperatives: Do triage nurses correctly estimate urgency? Qual Saf Health Care 2007;16(3):181‐184. 30. Giesen P, Franssen E, Mokkink H, van den Bosch W, van Vugt A, Grol R. Medische Zorg buiten kantooruren: de huisartsenpost of de spoedeisende eerste hulp. Huisarts Wet 2007;50(5):202‐206. 31. Giesen P, Willekens M, Mokkink H, Braspenning J, van den Bosch W, Grol R. Quality of out‐ of‐hours primary care: development and testing of indicators for prescribing and referring. Inter J Qual Health Care 2007;19(5):289‐295. 32. Giesen P, van Lin N, Mokkink H, van den Bosch W, Grol R. Huisartsenposten: lang wachten op een visite? Huisarts Wet 2007;50(7):296‐300. 33. Giesen P. Quality of out‐of‐hours primary care in the Netherlands. Radboud Universiteit, Nijmegen: 2007. 34. Giesen P, Vermue N, Huibers L, van Vugt C. HAP en SEH zoeken elkaar op. Huisartsen hameren op duidelijke afspraken. Med Contact 2007;62(25):1092‐1093. 2008 35. Giesen P, Moll van Charante E, Janssens H, Mokkink H, Bindels P, van den Bosch W, Grol R. Wie een huisartsenpost belt verwacht een huisarts aan de telefoon. Huisarts Wet 2008;51(3):147‐150. 36. Giesen P, Terpstra E, Schweitzer B. Terminale zorg buiten kantoortijd. Med Contact 2008;63(6):240‐242. 37. Giesen P, Mokkink H, Hensing M, van den Bosch W, Grol R. Rude or aggressive patient behaviour during out‐of‐hours GP care: Challenges for communications with patients. Patient Educ Couns 2008;73(2):205–208. 38. Giesen P, Mokkink H, van den Bosch W, Bottema B, Grol R. Hoe functioneren de huisartsenposten in Nederland? Huisarts Wet 2008;51(5):219‐223. 39. Giesen P, van de Belt T, Malschaert R, Engelen L. Ambulance A1 spoedritten: Wat is de relatie tussen responstijd en gezondheidswinst? Nijmegen: Acute zorg regio Oost/IQ healthcare; 2008.
Nijmegen, maart 2011
21
40. Huibers L, Giesen P. Telefonische triage op de huisartsenpost. In: Cumulatief Geneeskundig Nascholingssysteem. Bijblijven: Acute geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2008:70‐77. 2009 41. Giesen P, Hammink A, Mulders A, Oude Bos A. Te snel naar de huisartsenpost. Spoedbeleving van patiënt amper te beïnvloeden. Med Contact 2009;64(6):239‐243. 42. Giesen P, Thijssen W, Voorn T. SEH kan efficiënter. Med Contact 2009;64(38):1590‐1. 43. Huibers L, Giesen P, Wensing M, Grol R. Out‐of‐hours care in western countries: assessment of different organizational models BMC Health Services Research 2009;9:105doi:10.1186/1472‐6963‐9‐105. 44. Schweitzer B, Blankenstein N, Willekens M, Terpstra E, Giesen P, Deliens L. GPs' views on transfer of information about terminally ill patients to the out‐of‐hours co‐operative. BMC Palliat Care 2009;22(8):19. 2010 44. Hammink A, Giesen P, Wensing M. Pre‐notification did not increase response rate in addition to follow‐up: a randomized trial. J Clin Epidem 2010;63(11):1276‐8. 45. Harmsen M, Gaal S, van Dulmen S, De Feijter E, Giesen P, Jacobs A, Martijn L, Mettes T, Verstappen W, Nijhuis‐Van der Sanden R, Wensing M. Patient safety in Dutch primary care: a study protocol. Implement Sci 2010;5:50. 46. Giesen P, Stam D, Wensing M, Husselman D. "Je wilt de zekerheid dat het goed zit" Frequente bezoekers huisartsenpost vertellen hun motieven. Med Contact 2010;65(37):1863‐5. 47. Giesen P, Huibers L, Wensing M. Huisartsenposten in Nederland: een veelbelovend model voor België. Huisarts Nu 2010;39:356‐9. 48. Smits M, Huibers L, Kerssemeijer B, de Feijter E, Wensing M, Giesen P. Patient safety in out‐of‐hours primary care: a review of patient records. BMC Health Services Research 2010;10:335. 49. van Ierland Y, van Veen M, Huibers L, Giesen P, Moll H. Validity of telephone and physical triage in emergency care: The Netherlands Triage System. Fam Pract 2010; 24 Nov (e‐pub).
Nijmegen, maart 2011
22
Bijlage 2
Verwachte publicaties in 2011
1.
Giesen P, Huibers L, Krol M. Patiënten contacten op de huisartsenpost: trends 2004‐2010 Huisarts Wet 2011;54(1): 5.
2.
Willekens M, Giesen P, Plat E, Mokkink H, Burgers J, Grol R. Quality of After‐hours Primary Care in the Netherlands: Adherence to National Guidelines. Geaccepteerd voor Quality and Safety in Health Care.
3.
Giesen P, Veldhoven C, Vlaar N, Borghuis M, Koetsenruijter J, Verheggen S. Kwaliteit van de palliatieve zorg op de huisartsenpost: Op zoek naar kwaliteitsverbetering. (In bewerking voor Huisarts & Wetenschap).
4.
Giesen P, Smits M, Huibers L, Wensing M, Grol R. Quality of after hours primary care: the Dutch solution.
5.
Giesen P, Smits M, Koetsenruijter J, Schers H, Wensing M. Hoe vaak en waarom zoeken patiënten opnieuw hulp na contact met de huisartsenpost? Geaccepteerd voor Huisarts & Wetenschap.
6.
Huibers L, van Veen M, Drijver C, Giesen P, Moll H. Development and results of a uniform triage system for the emergency care: the Netherland Triage System guideline.
7.
Huibers L, Giesen P, Mokkink H, Grol R, Wensing M. Quality of nurse telephone triage in Dutch out‐of‐hours medical centers.
8.
Thijssen W, Giesen P, Koetsenruijter J, Wensing M. Quality features in Dutch emergency departments Does the presence of Emergency Physicians and Emergency department size matter?
9.
Koetsenruijter J, Huibers L, Holla S, Borghuis M, Kho R, Giesen P. Kwaliteit van telefonische triage: effecten van een verbetertraject op de huisartsenpost.
10. Giesbers S, Smits M, Giesen P. Zelfverwijzers SEH jagen zorgkosten op. Medisch Contact 2011; 66: 587‐589. 11. Gaal S, Hartman C, Giesen P, van Weel C, Verstappen W, Wensing M. General Practitioners’ disciplinary law verdicts in the Netherlands: lessons for patient safety.
Nijmegen, maart 2011
23
Nijmegen, maart 2011
24
Bijlage 3
Wensen toekomstig onderzoek
A.
24‐uurs huisartsenzorg
1.
Reguleren van de laag urgente zorgvraag op de HAP
Het aantal contacten op de HAP neemt sinds 2004 toe met gemiddeld 7.5% per jaar. De toename wordt voornamelijk veroorzaakt door patiënten met niet‐urgente klachten (U4). Deze toename wordt mogelijk bepaald door veranderend gedrag van patiënten en de slechte toegankelijkheid van de huisartsenzorg overdag. Daarnaast lokt medicaliserend professioneel gedrag (bijv. extra röntgenfoto’s of onnodig antibiotica) mogelijk een consumptietoename uit. De vraag is hoe de toename te beteugelen valt zonder de veiligheid en de patiëntvriendelijkheid van de zorg aan te tasten. Onderzoek naar de redenen voor de zorgtoename is zinvol. Vervolgens dient onderzoek gedaan te worden naar passende interventies. Zo is de vraag of inloopspreekuren, avond‐ en weekendspreekuren bij de huisartsenpraktijk effect hebben op de toeloop van huisartsenposten en SEH’s. Ook is het de vraag wat het effect is van zelfzorg voorlichtingsprogramma’s voor patiënten. Tenslotte kan onderzocht worden wat het effect is op de contactfrequentie van training van professionals in het geven van zelfzorg‐ en terugkomadviezen. 2.
Wat is de samenhang tussen contactfrequentie op de HAP en kenmerken van de
huisartsenpraktijk?
Uit onderzoek blijkt dat sommige huisartsenpraktijken een 2.5 keer zo grote contactfrequentie op de HAP hebben dan andere praktijken. Deze verschillen worden mogelijk verklaard door verschillen in toegankelijkheid en beschikbaarheid van de huisartsenzorg overdag. Kenmerken van de praktijkpopulatie en kenmerken van het professioneel handelen van de huisartsen spelen mogelijk ook een rol. We willen onderzoek doen naar samenhang tussen contactfrequentie op de HAP en kenmerken van huisartsenpraktijken. 3.
Verschillen contactfrequentie en zorgtoewijzing tussen huisartsenposten
Naast verschillen in contactfrequentie tussen huisartsenpraktijken blijken er ook grote verschillen (tot 30%) te bestaan in contactfrequentie tussen huisartsenposten. Bovendien bestaan er aanzienlijke verschillen in het aantal binnenlopers en de aard van de afhandeling tussen posten wat betreft de verdeling telefonisch consult, consult en visite. De vraag is hoe deze verschillen te verklaren zijn. In hoeverre speelt de populatieopbouw, kwaliteit van de triage en het beleid van huisartsenposten een rol? Nijmegen, maart 2011
25
B.
Triage
4.
Vereiste competenties triagisten
Het professioneel handelen van triagisten bepaalt in hoge mate de kwaliteit en de uitkomst van de triage. Het is nog onduidelijk welke de vereiste competenties van triagisten moeten zijn. Naast medische kennis zijn andere competenties relevant en voorspellend voor een goede triagist. Onderzoek hiernaar is van belang voor de kwaliteit, doelmatigheid en de veiligheid van de triage. Bovendien wordt de arbeidsmarkt steeds meer geconfronteerd met een tekort aan triagisten. Tegelijkertijd staan zij‐instromers uit andere beroepen te trappelen om de zorgmarkt te kunnen betreden. Het is dus van belang te weten welke competenties bij het solliciteren als triagist voorspellend zijn voor een optimaal toekomstig functioneren. 5.
Vergelijking van triage systemen in de eerstelijnszorg buiten kantoortijd
Momenteel zijn er meerdere triage systemen in gebruik op de huisartsenposten (o.a. NHG‐ telefoonwijzer, TAS, NTS) maar onduidelijk is of de systemen volledig vergelijkbaar zijn wat betreft bruikbaarheid, veiligheid en doelmatigheid. Daarnaast zijn er huisartsenposten met een speciale telefoon‐/regiearts op het callcenter. Een vergelijking van de verschillende organisatiekeuzes voor telefonische triage zou meer inzicht geven voor keuzes in de toekomst. Idealiter zou hierbij ook een vergelijking gemaakt dienen te worden met internationale keuzes, zoals het Deense systeem met de huisarts als triagist. Een mogelijke onderzoeksopzet zou een studie met simulatiepatiënten zijn waarbij scenario’s internationaal gebruikt kunnen worden. 6.
NTS vervolgonderzoek: veiligheid en doelmatigheid
Het eerste onderzoek naar het NTS heeft zeer veel verbeterinformatie opgeleverd. Nu de 2e versie op de markt is gekomen, is het van groot belang te onderzoeken wat de effecten van het NTS zijn op compliance, veiligheid en doelmatigheid. Bovendien dient onderzocht te worden of het NTS voor alle patiëntengroepen toepasbaar is. Onderzoek naar het NTS is ook nodig om draagvlak te kunnen verwerven voor verdere uitrol over Nederland.
Nijmegen, maart 2011
26
7.
Meetinstrument kwaliteit triage‐assistent
Telefonische triage wordt algemeen beschouwd als het meest kwetsbare element in het zorgproces op de huisartsenpost. De afgelopen jaren hebben wij meetinstrumenten voor telefonische triage ontwikkeld. De uitkomsten van de meting kunnen de huisartsenposten ondersteunen bij verdere kwaliteitsverbetering. We willen de metingen bij meerdere huisartsenposten doen, zodat een benchmark mogelijk is en men van elkaar kan leren. Er zijn twee modules om de kwaliteit van triage‐assistenten te meten: Communicatievaardigheden: van iedere triagist worden jaarlijks triagegesprekken beoordeeld voor de performancetoets in het kader van de opleiding tot triagist, met meetinstrumenten zoals de HAAK‐lijst en HAAKplus‐lijst. Bij deze performancetoets worden triagisten door auditoren van dezelfde huisartsenpost beoordeeld. We willen een steekproef van gesprekken laten beoordelen door drie onafhankelijke beoordelaars en vergelijken met de uitkomsten van de performancetoets. Veiligheid en medische inhoud: we willen een steekproef van gesprekken laten beoordelen door twee onafhankelijke huisartsen. Gekeken wordt in hoeverre de inschatting van de urgentie en het inzetten van de vervolgfunctie ‘juist’ is. 8.
Kwaliteit verslag van triagegesprek
Er is slechts beperkt onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de verslaglegging door triagisten. Huisartsen moeten bij het autoriseren van telefonische adviezen erop kunnen vertrouwen dat het gespreksverslag volledig, begrijpelijk en relevant is. We willen onderzoek doen naar de kwaliteit van gespreksverslagen door triagisten. 9.
Rol telefoonarts
Sinds de start van de huisartsenposten is er discussie over de rol van de telefoonarts of regiearts. Voor triagisten is de huisarts soms letterlijk en figuurlijk op grote afstand. Deze komt na een visite of consult even langslopen om (voor de vorm) de telefonisch adviezen te autoriseren. Er zijn ook huisartsenposten waar de telefoonarts een belangrijke rol heeft ter bewaking van de kwaliteit en veiligheid van de triage, als vraagbaak en supervisor. We willen onderzoek doen naar: ‐
Door triagisten en huisartsen ervaren meerwaarde en knelpunten van telefoonartsen.
‐
Effecten van training van telefoonartsen (bijv. in superviseren en in veilig handelen).
‐
Onderbouwing van de norm “autorisatie binnen één uur”.
‐
Kwaliteit communicatie triagist‐telefoonarts (bij het vragen van advies).
Nijmegen, maart 2011
27
10.
Verhouding T, C en V
De gemiddelde verhouding telefonisch consulten, consulten en visites ligt in Nederland op respectievelijk 42,4%, 47,8% en 9,9%. We willen onderzoeken waarom sommige huisartsenposten afwijken van deze gemiddelde verhouding. Inzicht in de oorzaken hiervan kan input geven voor beleid. Zo kunnen huisartsenposten met relatief veel consulten en visites ‐met bijbehorende hoge werklast voor huisartsen‐ proberen de zorgconsumptie bij te sturen in de richting van meer telefonisch consulten. Daarnaast kunnen telefoonartsen mogelijk bijdragen aan vermindering van het aantal consulten. C.
Samenwerking in de spoedketen
11.
Co‐locatie HAP‐SEH
Op dit moment is 70% van de huisartsenposten bezig met het opzetten van een samenwerkingsverband met de SEH. De bedoeling is dat de huisartsenpost zelfverwijzers gaat opvangen. Zelfverwijzers zullen echter mogelijk negatief reageren: ze verwachten een ziekenhuisarts te zien maar krijgen een huisarts. Mogelijk zullen zelfverwijzers ook negatief reageren op de restrictieve houding van huisartsen jegens het aanvragen van röntgen‐ en laboratoriumonderzoek. Bovendien zullen patiënten misschien niet tevreden zijn over de behandeling vanwege onvoldoende expertise van huisartsen en assistenten bij de behandeling van trauma’s. Onderzoek naar verwachtingen, ervaringen, belemmeringen en ervaren effecten van behandeling zijn relevant en kan richting helpen geven aan kwaliteitsbevorderende maatregelen. 12.
Zelfverwijzers op de HAP
Bij co‐locatie van de HAP en SEH zullen huisartsen de zorg voor zelfverwijzers van de SEH op zich nemen, na triage. Hoewel algemeen wordt aangenomen dat dit de kostenbesparend werkt en doelmatigheid/efficiëntie bevordert, is hier in Nederland geen bewijs voor geleverd. Om deze hypothese te onderbouwen willen wij een Randomised Controlled Trial uitvoeren waarbij zelfverwijzers at random worden verdeeld tussen HAP en SEH. 13.
Samenwerking HAP‐ambulancedienst
Tussen huisartsenposten en ambulancediensten bestaat een wisselende samenwerking. Er zijn her en der afspraken gemaakt over wederzijdse inzet en over het rijden met zwaailicht. We willen graag een landelijke inventarisatie van samenwerkingsafspraken. Ook willen we een inventariserend onderzoek onder professionals over de beleefde samenwerking. Nijmegen, maart 2011
28
D.
Kwaliteit medisch handelen
14.
Keten spoedstandaarden
Elke SEH in Nederland heeft eigen richtlijnen en er bestaat geen landelijke aansturing in de ontwikkeling van deze richtlijnen. Huisartsen hebben de NHG‐standaarden, maar deze zijn niet afgestemd op de spoedzorg en blijken slechts in 20% van de contacten bruikbaar. De ambulancezorg heeft eigen richtlijnen, maar de evidence is beperkt. De richtlijnen van de ketenpartners zijn, voor zover beschikbaar, niet op elkaar afgestemd. We pleiten voor de ontwikkeling van evidence based keten spoedstandaarden voor de gehele spoedzorgketen. Om het medisch handelen naadloos te laten aansluiten op de uitkomsten van de triage is het een interessante gedachte deze richtlijnen voort te bouwen op de NTS triage protocollen. 15.
Indicatoren medisch handelen
Om de kwaliteit van de medische zorg in kaart te brengen werden rond 2005 indicatoren ontwikkeld. Deze indicatoren waren afgeleid uit de NHG standaarden. De indicatoren dienen bijgesteld te worden op basis van de huidige richtlijnen en uitgebreid te worden met indicatoren uit andere richtlijnen (zoals CBO). Vervolgens worden patiëntencontacten beoordeeld volgens deze indicatoren. Hierdoor krijgen huisartsen en huisartsenposten een goed beeld van de kwaliteit van het medisch handelen. 16.
Veiligheid en doelmatigheid op huisartsenposten
Er is slechts sporadisch onderzoek naar veiligheid en doelmatigheid in de spoedzorg verricht. In de huisartsenpraktijk komen de gegevens uit de gehele spoedzorg samen in een dossier en is achteraf goed te zien wat er niet goed ging in de spoedzorg. We willen in Nederland meerdere meetstations (= huisartsenpraktijken) werven voor continue follow up meting van veiligheid en doelmatigheid. Hiermee hopen we jaarlijks zicht te krijgen op zwakke aspecten van de medische zorg. We willen ook inzicht krijgen in de samenhang tussen veiligheid/doelmatigheid en variabelen zoals soort hulpverlener, werkdruk, urgentie, tijdstip. 17.
Landelijk incidenten meldsysteem
We willen een landelijk meldsysteem helpen opzetten waarbij medewerkers op de HAP melding kunnen doen van incidenten. Deze meldingen worden meteen naar de HAP teruggekoppeld en per jaar worden huisartsenposten onderling vergeleken. Hierdoor kunnen zij hun eigen veiligheidsmaatregelen treffen en eigen verbeterpunten achterhalen. Wij willen de analyses van deze meldingen verzorgen door de landelijke vergelijking.
Nijmegen, maart 2011
29
18.
Ontwikkeling en onderzoek elektronisch feedbacksysteem voor de professionals.
Door het ontbreken van feedback op het eigen handelen wordt de leercurve van professionals niet afgemaakt en leren deze te weinig van het eigen handelen. Voor dit thema hebben we in 2009 een ZonMw prep‐grant geschreven met een verslag van een pilot onderzoek en aanbevelingen voor verdere ontwikkeling. Daarna is dit thema stil komen te liggen bij gebrek aan financiering. We willen graag bestaande elektronische feedbacksystemen verder ontwikkelen en de effecten ervan evalueren. 19.
U1 ritten: huisarts, ambulance of beide?
Er bestaan grote verschillen tussen huisartsenposten in het omgaan met U1 ritten. Sommigen sluizen deze ritten meteen door naar de ambulancedienst. Anderen maken onderscheid tussen U1 huisarts en U1 ambulancedienst. Weer anderen stemmen af met de ambulancedienst en kijken naar beschikbaarheid en nabijheid van hulp. We weten niet welke vorm van afstemming tussen ambulancedienst en HAP leidt tot betere kwaliteit, veiligheid en kosteneffectieve zorg. 20.
Patiënten met pijn op de borst: wat is veilig en doelmatig?
Alle partners in de spoedzorg hebben te maken met patiënten die pijn op de borst hebben. Bij deze klacht wordt al snel gedacht aan ernstige hartproblemen en men is geneigd snel een ambulance te sturen. Uit onderzoek is bekend dat in de open populatie slechts 10% van de patiënten met pijn op de borst daadwerkelijk een hartprobleem heeft. Het is ondoenlijk om al deze patiënten naar het ziekenhuis te sturen voor zeer kostbare diagnostiek. Van oudsher heeft de huisarts een belangrijke poortwachterfunctie bij deze klacht. Maar, er lijkt nu een trend waarbij patiënten met pijn op de borst ongezien worden doorgestuurd naar het ziekenhuis. De vraag is of dit een juiste ontwikkeling is. Leidt het bijvoorbeeld tot toenemende angst onder de populatie, opdrijvende kosten, overdiagnostiek en overbehandeling? Of gaat de cardioloog als een soort huisarts fungeren en neemt hij de selectiefunctie van de huisarts over? Hoe zit het met de rol van aanvullende diagnostiek zoals ECG en Troponinebepaling in de thuissituatie, waardoor de huisarts veilig deze groep patiënten kan behandelen?
Nijmegen, maart 2011
30
21.
Antibioticagebruik op de HAP
Het antibioticagebruik in westerse landen baart ernstige zorgen vanwege de alsmaar toenemende resistentieontwikkeling. Over antibioticagebruik op de HAP zijn weinig gegevens bekend. Wij willen onderzoek doen naar het gebruik van antibiotica op de HAP en in hoeverre richtlijnen uit de NHG standaarden worden opgevolgd. Ook willen we onderzoeken in hoeverre het gebruik van antibiotica te verminderen is door de invoering van de CRP sneltest. Door deze test krijgen artsen meer diagnostische zekerheid over het bestaan van een infectie en hoeven daardoor mogelijk minder antibiotica voor te schrijven. 22.
Huisartsenzorg buiten kantoortijd in West Europese landen
Uit door ons uitgevoerd onderzoek en door ons georganiseerde internationale bijeenkomsten blijkt dat West Europese landen veel van elkaar kunnen leren in goede en ook in slechte zin. Uitkomsten van onderzoek kunnen ons helpen richting te geven aan de toekomstige inrichting van de zorg. Voorbeelden van onderzoek met vergelijking tussen landen: ‐
Triage door de huisarts versus verpleegkundigen
‐
Doelmatigheid, efficiëntie, veiligheid en patiëntvriendelijkheid van de huisartsenzorg buiten kantoortijd in verschillende landen
‐
Ervaringen professionals in diverse landen
‐
Ontwikkelingen in contactfrequentie (consumptie), patiënt‐ en zorgkenmerken in Europese landen
‐
Verschillen in antibioticagebruik in diverse Europese landen
‐
Spoedrichtlijnen in diverse Europese landen
Nijmegen, maart 2011
31
Overige thema’s Niet alle thema’s hebben we uitgewerkt. Indicatoren ‐
Implementatievraagstuk: van papier naar gedrag
‐
Beschrijven/definiëren en meten
Bekostiging ‐
Wat zijn de juiste en per versie financieringsprikkels?
‐
Welke kosten zijn verbonden aan maatregelen rond informatie uitwisseling?
Triage ‐
Matchen van diplomering
‐
Meetinstrument kwaliteit triage‐assistent
Nijmegen, maart 2011
32