LEERWERKBOEK 2 DEEL A
De Taalbende 2 Leerwerkboek deel A
Plantyn
Ontwerp binnenwerk: Crius Group Opmaak binnenwerk: PrePressMediaPartners Ontwerp en opmaak cover: The Line, Handmade Monsters Illustraties: Yoeri Slegers, Vera Smeulders, Rosemarie De Vos, Madeleine Van der Raad, Ina Hallemans, 3Link Illustratieverantwoording: © Monkey Business - Fotolia.com, iStockphoto Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
NUR 191
© Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. ISBN 978-90-301-4119-8
20499/0
D2013/0032/0759
Thema 1 Wat een toffe bende!
LES 5 Klaar voor een nieuw schooljaar!
Een rijmwoord is een woord dat (voor een stuk) hetzelfde klinkt als een ander woord.
Oefening 1 Rijm je mee?
• • •
4
Kijk naar de eerste prent. Bedenk welk woord het is. Kruis het vakje aan van het woord dat erop rijmt.
Oefening 2 Oefen maar
• Verbind de woorden van de eerste kolom met de rijmwoorden van de tweede kolom.
• Omkring de woorden die rijmen en toch anders geschreven zijn. huis
been
teen
luis
leeuw
dauw
mouw
sneeuw
Oefening 3 Deze keer in zinnen
• Lees de zinnen. • Vul de zin aan met een rijmwoord dat rijmt op het onderstreepte woord. De koe zegt Jan bakt een ei in een Klaas eet een boterham met
Oefening 4 Een kip op de wip
• Zoek telkens twee prenten die rijmen! • Schrijf er hetzelfde nummer onder.
5
Oefening 5 Nu is het aan jou
• •
Bedenk drie paar rijmwoorden. Schrijf ze op. klinkt als klinkt als klinkt als
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Rijmwoorden zijn woorden waarvan een stuk hetzelfde klinkt. Dit stuk kan soms wel anders geschreven zijn. Voorbeeld:
reis – ijs taart – baard
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
6
LES 6 Ik spreek. Vraag ik?
Denk eraan! • De zin wordt gezegd. Ik schrijf een . • De zin is een vraag. Ik schrijf een ?
Oefening 1 Weet jij het nog? Vul het juiste leesteken in: . of ?
1 Lies zegt: Ik lust graag vis 2 De juf zegt: Jan is flink 3 Mo vraagt: Kom jij ook 4 Bert vraagt: Ga je nu al naar huis 5 Tom zegt: Ik kijk tv 6 Yassin vraagt: Wil jij meespelen
Oefening 2 Weet jij het nog? Vul het juiste leesteken in: . of ?
1 Els: Ga je al naar huis 2 Mama: Ga je tanden poetsen 3 Niki: Waar was jij toen 4 Lotte: Doe niet zo raar 5 Ben: Waarom huilt ze 6 Jens: Ja, zeker
7
7
Danny: Dat is mijn auto
8
De juf: Neem een pen of een potlood
9
Ali: Kom je naar hier
10 An: Waarom is hij zo boos 11 De meester: We gaan zo meteen naar buiten 12 Bo: Dag
Oefening 3 Het stripverhaal
• •
Schrijf een ? bij een vraag. Schrijf een . bij een gewone zin.
1
3
4
8
2
Oefening 4 Stofzuiger
• •
Vul de leestekens aan. Kies uit:
.
?
1
Mama poetst het huis
2
Robbe kijkt naar mama
3
Mag ik helpen
4
Mama zegt: Natuurlijk
5
Robbe neemt de stofzuiger
6
Hij draait zich om
7
Mama zegt: Pas op
8
Robbe vraagt: Wat zeg je
9
De vaas valt op de grond
10 Robbe vraagt: Ben je boos 11 Mama lacht en zegt: Nee hoor 12 We ruimen het wel op
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik weet nu welk leesteken ik moet schrijven. . Ik schrijf een punt wanneer de zin gezegd wordt. ? Ik schrijf een vraagteken wanneer de zin gevraagd wordt.
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
9
LES 7 Hé, psssst?
DIT KAN IK AL! Ik kan al een eenvoudige boodschap schrijven.
Oefening 1 Hé, psssst? Wil je dit weten?
• •
Iemand van De Taalbende vulde deze antwoorden in. Snap jij er iets van? Alleen als je de geheime code kent, kun je de tekst lezen. Geheim! A = Wa
N = Ti
B = Ko
O = So
C = Ni
P = Zu
D = Fu
Q = Wo
E = Za
R = Da
F = Lo
S = Vo
G = Bi
T = Re
H = Du
u = Pe
I = Gi
V = Fi
J = He
W = Ka
K = Jo
X = Se
L = Mi
Y = Bo
M = Ro
Z = Tu
1 Naam: Vo/Wa/Ti/Fu/Za/Da
2 Welke taal spreek jij in de klas? Ti/Za/Fu/Za/Da/Mi/Wa/Ti/Fu/Vo
10
3 Welke taal spreek jij thuis? Lo/Da/Wa/Ti/Vo
4 In welke taal kijk je tv? Za/Ti/Bi/Za/Mi/Vo
5 Wat kun jij goed? Mi/Za/Tu/Za/Ti
6 Wat wil je nog beter kunnen? Vo/Ni/Du/Da/Gi/He/Fi/Za/Ti
7 Mijn geheime handtekening. Vo/Wa/Ti/Fu/Da/So
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik ontcijferde een geheime code. Ik gebruikte deze geheime code bij het schrijven van mijn taalportfolio.
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
11
LES 8 Konijnenoren
DIT KAN IK AL! Ik kan goed luisteren naar een verhaal.
Lees de vraag nog eens voor je begint. Lees je antwoord na.
Oefening 1 Kleuren Kleur de woorden die bij het verhaal passen groen. kasteel
Kas
meester
ring
slang
school
konijn
koe
bollen
juf
gras
spook
Oefening 2 Juist of fout?
• •
Kleur de juiste zinnen groen. Kleur de foute zinnen rood. Kas is pas verhuisd. De poort was eerst groen. Kas droomt over de nieuwe school. Papa brengt Kas naar school. Kas heeft bruin haar en blauwe ogen. Kas is niet bang voor de ochtend als hij in bed ligt. Mama maakt altijd een heerlijk ontbijt. Ze zijn verhuisd voor het werk van mama.
12
Oefening 3 Hoe zag de schoolpoort eruit in de droom van Kas? Kruis het juiste antwoord aan. Bruin met rode bollen Paars met oranje bollen Paars met oranje bloemen 1 Teken nu de schoolpoort uit de droom van Kas. Schrijf in een zin hoe de poort eruitziet.
2 Versier deze poort zoals jij het op jouw school zou willen. Schrijf in een zin hoe de poort eruitziet.
13
Oefening 4 Een dag in de klas van Kas
• •
Bedenk wat er gebeurt als Kas de school binnenstapt. Schrijf het op in korte zinnen.
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik luister naar een tekst. Ik lees steeds mijn antwoord na. Ik werk netjes!
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
14
LES 9 Lees erop los!
DIT KAN IK AL! Ik ken mijn woorden uit het eerste leerjaar nog.
Oefening 1 Woordzoeker
• • • a
c
Doorstreep alle letters die meer dan één keer voorkomen. Omkring de letters die overblijven. Schrijf het woord dat je leest op. R
W
X
P
W
L
L
K
S
P
M
E
Q
G
K
Q
T
P
G
A
S
U
V
P
A
W
O
T
M
X
L
Z
U
O
S
V
R
N
H
P
D
G
T
V
U
L
K
T
I
Z
B
J
M
S
H
A
R
P
O
E
N
K
S
M
L
D
T
G
V
B
Z
J
U
L
I
B
L
G
Z
U
K
R
S
D
D
S
A
G
D
P
Opmerkingen
b
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
15
LES 11 Vier op een rij
• • • •
Werk per twee. Neem elk een ander kleurpotlood. Lees een woord en kleur het vakje. Dan leest je buur een woord en kleurt hij het vakje. Probeer vier vakjes op een rij te kleuren. kraai kooi
boei
de leeuw
saai
de kooi
nieuw
De koe loeit.
de haai
de sneeuw
Ik geeuw.
Ik roei.
Zus plooit.
de kieuw
Ik groei.
Ik knoei.
Ma naait.
het hooi
Het sneeuwt.
een plooi
De bloem bloeit.
Hij gooit.
De boer zaait.
nooit
de koe – veel koeien
Het waait.
Jij snoeit.
Ik strooi.
de kraai
Ik zwaai.
het nieuws
Pa gooit.
een boei
Hij draait.
Ik aai de poes.
foei
een meeuw
mooi
Het dooit.
Hij knoeit.
Hij maait.
een prooi
Ik aai.
Jos zwaait.
Zij groeit.
Ik draai.
Ik snoei.
Oom roeit.
nieuw
leeuw
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
16
LES 12 Klinker mee!
Een letter die ik kan roepen, is een klinker. Bijvoorbeeld: a, e, i Een letter die ik niet kan roepen, is een medeklinker. Bijvoorbeeld: m, p, l
Oefening 1 Het klinkerlied Vul het lied aan. Hé, ken jij deze klinkers?
Ja, ik ken deze klinkers!
Wij kennen deze klinkers!
Oefening 2
Klinkers kleuren
Kleur de klinkers in de tekst blauw. T o m
e n
J a n
w i l l e n
a v o n t
Z e
ma k e n
e e n
v l o t .
Z e
v a r e n
e e n
s t u k j e
D a n
g aa t
e r
H e t
v l o t
g aa t
G e l u k k i g n aa r W a t
d e n u ?
ie
t s
J a n
r .
h e t
w a t e r .
m i s .
s t u k .
k u n n e n k a n t
o p
uu
d e
t w ee
z w e mm e n . h ee
f t
e e n
p l a n ! 17
Oefening 3 Wie zegt wat?
• Schrijf de klinkers in de tekstballon van het meisje. • Schrijf de medeklinkers in de tekstballon van de jongen.
Oefening 4 Vul aan Vul de klinkers in en lees het antwoord op de vraag. 1 Welk huisdier heb jij?
k h
b een h nd.
2 Wat drinkt Rahid graag? Rahid dr nkt gr
g m
lk.
3 Welk speelgoed vindt Fatima leuk? F tima sp
lt graag met p pp
4 Waarom is Tina droevig? T na 18
s gev
ll
n.
n.
Oefening 5 Enkele en dubbele klinkers!
• •
Vul de klinkers in. Verbind dan de zinnen met de juiste prent. T
m en Dries spelen in de tuin. T rwerk. Is het al zo l
op zijn R
lf g
tn
Senne th ng
muzieksch Rachid m
s. In het
m vol mooie vogels.
t niet gr
Hij
t?
r het b
bos ziet hij een b
L
m kijkt
l gr
g spruitjes. g frietjes.
t elke woensdag naar de l. Ze sp kt zijn huisw
lt vi
l.
rk h
l
snel. Tine, Fatma
n Imane zijn h
l goede
vrienden.
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Een klinker kun je luid roepen. De klank gaat vrijuit. De klinkers: a, e, i, o, u Een medeklinker kun je niet roepen. De klank blijft in je mond. De medeklinkers: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
19
LES 13 Wie zoekt, die vindt!
DIT KAN IK AL! Ik kan vertellen wat ik op een prent zie.
Een zoekertje is een kort bericht van iemand die iets zoekt.
Oefening 1 Wat zie je allemaal op het veld van boer Karel? Schrijf een zoekertje voor de radio! a Hallo, ik b
en
Ik zoek Weet jij w a
ar ik moe t kijken? Bel me d an snel!
b
c
20
Oefening 2 Klaar met schrijven?
• •
Oefen je zoekertje. Lees het enkele keren.
Oefening 3 Oefen maar!
• • • •
Lees je zoekertje voor aan je buur. Je buur kijkt naar de prent van het veld van boer Karel. Je buur vertelt je waar je moet zoeken. Wissel om.
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik schrijf een kort zoekertje. Ik lees mijn zoekertje duidelijk en op een leuke manier voor. Ik leg uit waar iemand moet zoeken om een verloren voorwerp terug te vinden.
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
21
LES 14 Joehoe!
DIT KAN IK AL! .XXX Ik schrijf een punt wanneer de zin gezegd wordt. ? XXX Ik schrijf een vraagteken wanneer de zin gevraagd XXX wordt.
Oefening 1 . of ? of ! Vul het juiste leesteken in.
1 Pas op
roept Lies. zegt
2 Loes werkt flink in de klas de meester. 3 Stop
roept Yassin. vraagt Bert.
4 Ben je nu droevig 5 Ik wil je niet meer zien
roept Tom luid.
6 Ga je mee naar de speeltuin
vraagt Inne.
7 Morgen neem ik een boek mee naar school
Oefening 2 Dit kan ik ook!
? ! 22
?
Bedenk zelf een zin die eindigt met een punt, een vraagteken en een uitroepteken.
.
?
!
.
?
! .
Oefening 3 Siebe verjaart Vul de leestekens aan in de tekst.
1
Vandaag is een leuke dag
2
Siebe verjaart en mama bakt taart
3
Mag ik helpen
4
Natuurlijk
5
Siebe neemt een lepel en roert in de kom
6
Hij is zo blij dat hij wild op en neer springt
7
Opgelet
8
Wat zeg je
9
Boem
roept mama.
roept mama. vraagt Siebe. De eieren vallen op de grond.
10 Ben je boos
vraagt Siebe.
11 Mama lacht en zegt: Nee hoor 12 We maken wel een nieuwe taart, maar dan zonder eitjes
DIT HEB HEB IK IK VANDAAG VANDAAG GELEERD! GELEERD! DIT !XXX Ik schrijf een uitroepteken wanneer de zin geroepen wordt.
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
23
LES 17a/17b1 Makkers
Tips! • Werk eerst met potlood. • Luister met aandacht en werk niet te snel. • Lees je antwoord na.
Oefening 1 Vrolijke vrienden! Kruis het juiste antwoord aan. 1 Wie zingt er in de ochtend blij?
24
de vrienden
de kok
de vogels
de dieren
2 Waar slapen de vrienden?
in hun bed
in hun tent
in hun slaapkamer
in hun stapelbed
Oefening 2 Weet jij het antwoord? Antwoord op de vragen met een zin. 1 Wie komt de vrienden wakker maken?
2 Hoeveel vrienden koken het eten?
3 Waar zingen en dansen zij als het avond is?
25
Oefening 3 Jouw vriend Schrijf een tekst over jouw vriend of vriendin.
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
26
LES 18 De rijmkabouters
DIT KAN IK AL! DIT XXX KAN IK AL! XXX Ik kan een rijmwoord zoeken. XXX
Oefening 1 Prenten om te rijmen
• • •
Bedenk woorden die rijmen op wat je ziet. Schrijf er twee op. Kies uit:
broek
krat
groot
brand
spier
rood
krant
mier
hoek
rat
27
Oefening 2 Foute woorden
• Lees de woordenrij. • Doorstreep het woord dat niet rijmt. krant – tand – land – pan – mand neus – geur – reus – deur – voel jas – vos – las – pas – das vuist – vuil – huil – buil – kuil blik – blaar – buil – bloes – blaas
Oefening 3 Roosters die rijmen Kleur de woorden die rijmen groen. maart
jas
start
brief
dik
doek
taart
klaar
baard
doen
lief
tof
gans
kaart
staat
hoef
dier
dief
Oefening 4 Zinnen
• Vul de zin aan. • Kies uit: pan Jan oor zit grond hand vis 1 Kabouter Bots stapt met de krant in zijn 2 Hij hoort een boor met zijn 3 Het is Jan. Hij klopt hard op een 4 Bots was dus mis: hij lust wel wat 5 Hij vraagt de grote pan aan 6 Hij eet zijn buikje rond. Dan doet hij een dutje op de
28
Oefening 5 Rijm nu zelf! Schrijf zelf woorden die rijmen. kaal
vaat
hond
zand
vaas
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Woorden rijmen als ze hetzelfde klinken: • vooraan. Bijvoorbeeld: droef – druk • in het midden. Bijvoorbeeld: kuil – buik • achteraan. Bijvoorbeeld: kast – roest OF • vooraan en in het midden. Bijvoorbeeld: bruid – bruis • in het midden en achteraan. Bijvoorbeeld: vos – mos
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
29
LES 19 De botsing
Oefening 1 Over wie gaat het verhaal? Kruis de dieren uit het verhaal aan.
Oefening 2 Puzzelen
• •
30
Nummer deze prenten zoals ze in het verhaal voorkomen. Schrijf nummer 1 bij de prent die eerst komt.
Oefening 3 Vind jij de koppels? Kleur wat samenhoort in dezelfde kleur. egel
zwart
mist een vriendin
mol
stekels
stoot het hoofd
DIT HEB IK VANDAAG GELEERD! Ik kan een tekst stil lezen. Ik weet waarover de tekst gaat.
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij: Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
31