Leertuin ‘Samenwerken Werkt’
Leertuin Samenwerken Werkt Colofon Deze publicatie is een uitgave van de Stichting Arbeidsmarktstrategie Noord-Holland en ERAC BV.
Inhoud
Inleiding Doel van dit document Probleemstelling Een oplossing
2 3 3 4
1. Leertuin ‘Werk in Uitvoering’ Doelgroep Sectoren
6 7 8
2. De Leertuin in de praktijk Vraaggestuurde personeelsvoorziening Uitvoering door bestaande instellingen en bedrijven
14 15 16
3. De Leertuin als een traject Het traject voor de JONGEREN Het traject voor de LEERWERKBEDRIJVEN
18 19 22
4. De organisatie Uitvoeringsorganisatie Organisatie van de Stichting
24 25 28
5. Begroting en Financiering Begroting Financiering
30 31 33
1
Doel van dit document Voorliggend document geeft een schets van de Leertuin. De Leertuin is eerst en voor- al een concept en geen fysieke locatie. Het is zelfs eigenlijk meer een organisatie waarbij de partijen die een rol spelen op de arbeidsmarkt de handen ineen slaan om dringende knelpunten op de regionale arbeidsmarkt op te lossen. Doel van dit document is helder uiteen te zetten wat de Leertuin is en hoe het gaat werken. Bij de Leertuin zijn vele partijen betrokken. Dit document is een eerste stap om hen te interesseren voor dit project. Uiteindelijk kan de Leertuin pas van start gaan als alle betrokken partijen daadwerkelijk bereid zijn te participeren in het project. Vervolgens zal een meer uitgewerkt businessplan worden opgesteld op basis waarvan definitieve afspraken met elkaar kunnen worden gemaakt. Dit document is een eerste stap naar realisatie.
Probleemstelling De arbeidsmarkt heeft zich ontwikkeld van een werknemersmarkt naar een werkgeversmarkt. Potentiële medewerkers zonder (start)kwalificatie, die onder normale arbeidsmarktomstandigheden al op afstand stonden, dreigen nu nog verder achterop te raken. Ook loopt in een aantal branches het aantal leerlingen dat zich aanmeldt voor een vakopleiding sterk terug. Tevens ontstaat binnen bepaalde sectoren vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt een tekort aan echte vakmensen. Door de demografische ontwikkelingen binnen Nederland – pensionering van de babyboomgeneratie - zal dit tekort binnen enkele jaren verder toenemen. Opvullen van dit tekort met Oost-Europeanen biedt geen duurzame oplossing. Niet op de korte en ook niet op de lange termijn. Een gebrek aan voldoende lager gekwalificeerd personeel is een groeiend probleem bij bedrijven binnen bepaalde sectoren.
Inleiding 3
De overheid heeft zichzelf verplicht deze situatie te verbeteren. Voorbeelden zijn: • het Actieplan Jeugdwerkloosheid, een budget vanuit het Ministerie van SZW voor de structurele financiering van 44 leerwerkloketten, • het Plan van Aanpak Leren & Werken, en • een wetsvoorstel voor de invoer van loondispensatie. In aanvulling op deze plannen is per 1 oktober 2009 de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) in werking getreden met de doelstelling jongeren te laten werken of leren, of een combinatie van beiden. De WIJ is bedoeld om te bevorderen dat jongeren duurzaam aan de slag raken en te voorkomen dat ze afhankelijk worden van de bijstand. De WIJ richt zich op jongeren van 18 tot 27 jaar die een aanvraag voor bijstand indienen. Gemeenten zijn verplicht hen een aanbod te doen tot werk, scholing of een combinatie van beiden. De Colleges van B&W zijn verantwoordelijk voor het leveren van voorzieningen als scholing, opleiding, loonkostensubsidie, tijdelijke gesubsidieerde arbeid, sociale activering en stages. De gemeente bepaalt per jongere een ‘werkleeraanbod’ op maat. Met steun vanuit het participatiebudget is de gemeenten tot taak gesteld jongeren van 18 tot en met 27 jaar die zich melden voor een uitkering een ‘werkleeraanbod’ te doen. Gemeenten zoeken intensief naar mogelijkheden om aan deze taakstelling een concrete invulling te geven. Samengevat, er is sprake van een toenemend tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Gemeenten hebben tot taak jongeren uit de bijstand te houden. Deze twee gegevens zijn de aanleiding tot het idee van een Leertuin.
Vroegtijdige kwalificatie verkleint de kans aanzienlijk dat mensen langdurig werkloos raken. Dit voorkomt psychische en financiële moeilijkheden en bespaart de overheid extra, langdurige financiële lasten. Bovendien wordt de markt voorzien in de behoefte aan lager gekwalificeerde vakmedewerkers. In ruil hiervoor wordt de markt in staat gesteld naast zakelijk nut ook op het gebied van maatschappelijk nut een waardevolle bijdrage te leveren. Om deze ambities te kunnen realiseren is een samenwerkingsvorm nodig die tegemoet komt aan de wensen en eisen van alle genoemde partijen. Een organisatie die in staat is de belangen van alle actoren te verenigingen en te versterken. Met andere woorden: 1. Jongeren een goede opleiding bieden – een combinatie van theorie en praktijk – en aan werk helpen. 2. Ondernemers direct inzetbare leerlingen bieden en deze door intensieve begeleiding ontwikkelen tot productieve werknemers.
Metaalbedrijf Het metaalbedrijf uit dit voorbeeld houdt zich bezig met de
Een oplossing
productie en assemblage van vuilophaalinstallaties. In dit bedrijf wordt de assemblage afdeling, waar de verzinkte onderdelen van
De Leertuin richt zich op jonge werkzoekenden zonder startkwalificatie. Het idee van een Leertuin is gestoeld op de combinatie van werken en leren. De Leertuin bemiddelt tussen bedrijven die gekwalificeerde vakmensen zoeken, de gemeenten die jongeren uit de bijstand willen houden en jongeren die werk zoeken.
de installaties in elkaar worden gezet, ingericht als Leertuin. In de Leertuin wordt een zestal jongeren geplaatst die onder begeleiding van een leermeester de verschillende onderdelen assembleren. Voor dit werk is slechts een beperkte scholing vereist, maar de leerlingen leren wel werken in een productieafdeling. Houding,
De kern van de oplossing ligt in de combinatie van werk, praktijkbegeleiding, sectorale imagoversterking en opleiding. Intensieve begeleiding van de deelnemers in een leerwerkomgeving vormt het essentiële onderdeel binnen het concept. Het zoeken en acquireren van stage-/werkplekken is een kerncompetentie.
4
accuratesse en presentaties en al die dingen die bij aanvang niet altijd in voldoende mate aanwezig zijn worden aangeleerd. Een dag per week krijgen ze theorielessen bij het ROC.
5
Doelgroep De Leertuin richt zich, voor een beperkt aantal sectoren, op kwetsbare jongeren (16-27 jaar) zonder startkwalificatie. Door te starten met deze groep, die op dit moment de meeste specifieke aandacht verdient en een beperkt aantal sectoren, blijft het opzetten en inrichten van het concept behapbaar. Deze jongeren hebben te kampen met beperkingen, waardoor het behalen van een diploma in eerste instantie niet mogelijk was. In de praktijk krijgen zij veelal niet de benodigde, intensieve begeleiding die noodzakelijk is om hen de startkwalificaties die ze nodig hebben te laten behalen. Tijd en kosten spelen hierbij een rol. Bedrijven nemen deze jongeren daarom niet snel in dienst. Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 30.000 van deze jongeren. In het huidige economische klimaat worden zij op nog grotere afstand tot werk gezet. Zij hebben een verhoogd risico op structurele werkloosheid. Kostenbesparingen laten nog minder ruimte voor de extra aandacht die nodig is om hen zo goed mogelijk te kwalificeren en de kans op betaald werk te vergroten. Een woordvoerder van toenmalig minister Rouvoet (Jeugd en Gezin) heeft op 22 oktober 2009 verklaard dat werkloosheid dreigt voor een kwart van de kwetsbare jongeren1. Een zorgelijke situatie en een duidelijke reden waarom binnen onder meer het actieplan Jeugdwerkloosheid extra aandacht is voor deze groep. De Leertuin beoogt met haar integrale aanpak jongeren binnen de doelgroep te voorzien van een BBL 0-1 AKA (Beroeps Begeleidende Leerweg niveau 0-1 Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent) diploma en een vaste baan.
Hoofdstuk 1
Leertuin ‘Werk in uitvoering’
De belangrijkste beoogde financieringsbron is de Wet Investeren in Jongeren (WIJ). De WIJ is een instrument dat sterk heeft meegespeeld in de ontwikkeling van het concept Leertuin. De WIJ kan worden ingezet om een groot gedeelte van de extra kosten van de deelnemende jongeren te dekken. De WIJ maakt het financieel aantrekkelijk om te participeren in de Leertuin: met een relatief lage investering kunnen hoge toekomstige kosten worden bespaard. Naast de WIJ is er bovendien een aantal andere financieringsbronnen die kunnen worden ingezet ter bekostiging.
1
Kenniscentrum Jeugd Noord-Holland (2009) via: http://www.jeugd-nh.nl
7
Wanneer het werkleeraanbod door de jongere geaccepteerd wordt, ontvangt deze een salaris van de werkgever. Hoofdregel is dat het te ontvangen inkomen minimaal even hoog is als een bijstandsuitkering. Jongeren die geen aanbod accepteren, ontvangen ook geen uitkering. De gemeente heeft de plicht om net zo lang een werkleeraanbod te doen tot dat de jongere in staat is op eigen kracht duurzaam aan het arbeidsproces deel te nemen. Om deze reden kan het zijn dat de jongere bij afronding van een werkleeraanbod ambtshalve een volgend werkleeraanbod wordt gedaan. De gemeente moet de ontwikkeling van de jongere dus blijven volgen tot diens duurzame arbeidsparticipatie een feit is. Voor de financiering van een werkleeraanbod kunnen gemeenten het participatiebudget gebruiken.
Een tweede reden die de keuze voor bovengenoemde drie sectoren bepaalt, is dat die sectoren reeds een bestaande opleiding – veelal ook op niveau BBL 0-1 – kennen. Juist in de eerste fase van de Leertuin is het wenselijk om zoveel mogelijk in te haken op bestaande voorzieningen. Omdat voor de gekozen sectoren geen nieuwe opleidingen gemaakt hoeven te worden, kan het concept relatief gemakkelijk en snel worden uitgevoerd tegen relatief beperkte kosten.
De wet heeft al een aantal criteria bepaald waaraan de deelnemers moeten voldoen om deel uit te kunnen maken van de wettelijke doelgroep. Alleen dan kan een beroep worden gedaan op de diensten van de gemeenten die hieraan gekoppeld zijn. Deze criteria worden ook gehanteerd bij de instroom van jongeren in het Leertuintraject.
Sectoren De Leertuin richt zich in de eerste fase op een drietal branches binnen de maakindustrie. In een navolgende fase kan het concept verder worden uitgebreid met andere branches, ook uit de dienstverlening. De huidige selectie bestaat uit: • Metaal • Bouw • Installatietechniek Voor deze sectoren is gekozen omdat zij qua werkzaamheden goed aansluiten bij de capaciteiten en interesses van de doelgroep. Kwetsbare jongeren op niveau BBL 0-1 vragen om werkzaamheden van repetitieve aard. Daarom zijn sectoren binnen de maakindustrie zeer geschikt. Wanneer het concept Leertuin verder wordt uitgebreid kunnen ook dienstverlenende sectoren worden betrokken zoals logistiek, horeca en huishoudelijke zorg.
8
9
Het concept samengevat IJmond Ook in de regio IJmond tekent de geschetste problematiek zich duidelijk af. De regio IJmond
Figuur 1: het concept Leertuin samengevat
omvat de gemeenten Beverwijk, Velsen, Uitgeest en Heemskerk. Tussen juni 2009 en 2010 is het aantal niet werkende werkzoekenden (NWWers) in deze regio met 10% toegenomen. Opvallend zijn de sterke toename binnen de leeftijdscategorie <27 jaar van maar liefst 30% in een jaar tijd en een relatief grote stijging onder laag opgeleiden. Daar tegenover staat een relatief groot aantal nieuwe en openstaande vacatures voor technische en industrieberoepen.
Tekort aan lager gekwalificeerde vakmedewerkers
Top 5 nieuwe vacatures
Kwetsbare groep jonge werklozen zonder startkwalificatie
2% 5% 1% 7%
Technisch en industrie Verzorgend en dienstverlenend Transport
21%
Economische-administratief
LEERTUIN
Medisch en paramedisch 64%
Overig
afname
ONDERNEMINGEN
onderwijs
afname
Overheid Beverwijk De Gemeente Beverwijk tracht verschillende partijen op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen: • Het Regionaal Bureau Onderwijs (RBO) vangt jongeren op die nog onder de leerplicht vallen. • Het Praktijkonderwijs heeft de plicht tot nazorg tot 2 jaar na het beëindigen van de
scholing (snuffel) stage
schoolopleiding. • Prodies (een integratiebureau) coacht jongeren naar leer/werkplekken. • De Meergroep voert de sociale werkvoorziening uit.
Intensieve individuele begeleiding
De gemeente heeft behoefte aan een transparant proces van jongerenintegratie, waarbij duidelijk is wie wat doet en hoe de financiering plaatsvindt.
10
11
Participatieladder In het najaar van 2008 heeft Regioplan in opdracht van 12 gemeenten en VNG de participatieladder ontwikkeld. Tot april 2009 werd een eerste versie getest in 6 van de 12 deelnemende gemeenten. Vanaf 1 mei 2009 is de participatieladder beschikbaar voor alle Nederlandse gemeenten en het UWV. Gezien de positieve ervaringen van andere gemeenten heeft ook de gemeente Beverwijk besloten de participatieladder te hanteren. Zij zal per 1 januari 2011 starten met de implementatie. Het zal een nuttig instrument vormen bij de kwalificatie van de deelnemende jongeren aan de Leertuin. Ook kunnen gemeenten zo gemakkelijker de ontwikkeling van jongeren volgen en vaststellen wanneer zij duurzaam aan het arbeidsproces deelnemen of mogelijk – volgens de eisen van de WIJ – een volgend werkleeraanbod dienen te krijgen. Het zou dan ook zeer nuttig zijn wanneer zoveel mogelijk van de bij de Leertuin aangesloten gemeenten en UWV’s, de participatieladder gebruiken. De participatieladder bestaat uit zes niveaus met ieder een duidelijke afbakening. De ladder start met ‘geïsoleerd’ en eindigt met ‘betaald werk’. Het gaat dus om een brede definitie van participatie waarbij naast betaald werk, ook vrijwilligerswerk, deelname aan opleidingen, trajecten en cursussen, lidmaatschap van verenigingen en informele sociale contacten als waardevolle stappen worden aangemerkt. Door personen in te delen bij één van deze niveaus geeft de participatieladder inzicht in de verschillende klantgroepen, de potentie en de bewegingen die optreden. Grote meerwaarde is dat er sprake is van één taal, die onderlinge vergelijkingen mogelijk maakt tussen gemeenten, maar ook tussen de verschillende organisaties binnen de emeenten en individuele begeleiders. Met de participatieladder kan gemakkelijk inzicht worden verkregen in de effectiviteit van de ingezette reïntegratietrajecten, waaronder dus ook de trajecten die de jongeren binnen de Leertuin doorlopen.
Betaald werk
Betaaald werk met ondersteuning
Onbetaald werk
Deelname georganiseerde activiteiten
Sociale contacten buiten de deur
Geïsoleerd
12
13
Vraaggestuurde personeelsvoorziening In de Leertuin worden opleiding, detachering en reïntegratie op vernieuwende wijze met elkaar verbonden. Het vernieuwende element bestaat hieruit dat de personeelsvoorzieningsactiviteiten in een ketenproces worden bezien, waarbij de vraag vanuit de ondernemingen sturend is. Het proces start met de vraag van een deelnemende werkgever. Op basis hiervan worden drempelcompetenties vastgesteld, een opleidingsaanbod opgesteld, de locatie waar de praktijkopleiding wordt gegeven ingericht en leermeesters aangesteld. De theorieopleiding wordt van stal gehaald. Indien nog niet gebeurd wordt accreditatie aangevraagd. De kaartenbakken worden geleegd. Er volgt een intake van kandidaten. Dan wordt een werkleeraanbod gedaan, coaching wordt in stelling gebracht en de kandidaat gaat het leerlingvolgsysteem in. Indien gewenst volgt een oriëntatieperiode of snuffelstage. Meestal volgt een stage-/opleidingsperiode van 6 maanden. Uiteindelijk treedt de leerling in dienst van een detacheringbureau en wordt hij/zij uitgeleend aan de betreffende werkgever. De Leertuin stemt de oriëntatie-, kennis- en opleidingsfunctie af op de actuele behoeften van de markt. Dit is mogelijk doordat zij de betrokken brancheorganisaties en bedrijven met elkaar verbindt. De coaches vanuit de theorie- en praktijkopleiding stemmen de opleiding en training per individuele jongere continue af met het stagebedrijf. Bovendien blijft de Leertuin betrokken bij jongeren die uitstromen naar het bedrijfsleven. De opleidingen zijn up to date, aangepast aan de behoeften van het moment. Hiermee is de Leertuin interessant voor bedrijven die behoefte hebben aan een gestage toevoer van gekwalificeerde vakmensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Hoofdstuk 2
De Leertuin in de praktijk 15
Uitvoering door bestaande instellingen en bedrijven
De uitvoering is in handen van een procesorganisatie. De volgende figuur geeft een weergave van het concept met bijbehorende activiteiten.
Stichting Leertuin Conceptbewaking en regie
Instroom (A)
Activiteit Jongere
Gedurende het proces voeren verschillende partners deze drie onderdelen uit. De opleiding, stage en individuele begeleiding van deelnemers ligt geheel in handen van de daarvoor aangewezen partijen als het UWV, gemeenten, opleidingsinstellingen en de deelnemende stagebedrijven. Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van reeds bestaande voorzieningen en worden kosten bespaard. Fysiek zal de uitvoering dan ook zo veel als mogelijk plaatsvinden bij de desbetreffende uitvoerende partner. Het Leertuin proces zorgt voor een geharmoniseerde samenwerking van deze partners en brengt versnipperde kennis, faciliteiten en financiën samen. Een overkoepelende Stichting vertegenwoordigt de belangrijkste stakeholders, bewaakt het concept en voert de regie over de uitvoering. De partners hebben een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting.
Figuur 2: In-, door- en uitstroomschema van het Leertuintraject
Activiteit Werkgever
De Leertuin bestaat uit het proces van instroom, doorstroom en uitstroom van uitkeringsgerechtigde jongeren. Het proces van instroom, doorstroom en uitstroom wordt vooraf gegaan door een vraag uit de markt. Hierbij is de werkgever het startpunt. Het kan een incidentele vraag of een continue stroom zijn. Vervolgens wordt de vraag geanalyseerd en vastgesteld wat de vereisten in de functie zijn. Dit is van belang voor de inrichting van de opleiding en de stage binnen de Leertuin. Met de analyse en informatie kan binnen de instroom rekening gehouden worden met werving en selectie (instroom) binnen de Leertuin. Daarmee start het Leertuinproces.
Werving
Intake en
werk
selectie
Doorstroom (B)
Orïentatie
Stage
Uitstroom (C)
Praktijk
Uitplaatsing
gerichte
van leerling
zoekende
opleiding
bij
kwetsbare
niveau BBL
(leerwerk)
0-1 per
bedrijf
jongeren
branche
Werving-
Functie-
Opleiding
Intake
Inplaatsing
Leerwerk-
vereisten
en stage
door
van leerling
bedrijven
vaststellen
inrichten
leermeester
bij leerwerk
Stage
bedrijf
In het volgende hoofdstuk wordt het proces vanuit de jongere en vanuit de werk gever apart beschreven.
16
17
Het traject voor de JONGEREN Instroom: selectie Het jongerenloket van de gemeente speelt een belangrijke rol bij de selectie van kandidaten. Jongeren die zich voor een uitkering melden bij het gezamenlijk jongerenloket van de gemeente en het UWV worden getoetst op vooraf opgestelde selectiecriteria. Indien de medewerkers van het jongerenloket constateren dat een jongere in aanmerking lijkt te komen voor deelname wordt een selectiegesprek gearrangeerd met de jongere en een professional op het gebied van reïntegratie. Tijdens het selectiegesprek wordt de jongere op de hoogte gesteld van de mogelijkheden die de Leertuin biedt. Ook wordt de persoonlijke situatie per jongere door de professional geïnventariseerd. Op basis van dit gesprek wordt vastgesteld of de persoon geschikt is voor deelname en welke aanvullende begeleiding voor de reïntegratie van de jongere noodzakelijk is. Zaken als houding/gedrag, leeftijd en affiniteit voor deelnemende sectoren zullen meespelen in de uiteindelijke selectie.
Instroom: intake Indien het intakegesprek positief verloopt en de jongere voldoet aan de selectiecriteria wordt de jongere administratief opgenomen in een leerlingvolgsysteem. Er wordt een opleidingstraject bepaald. De jongere krijgt een persoonlijke coach toegewezen. Deze brengt de kwaliteiten en interesses van de jongere samen met hem/haar in beeld en stelt op basis daarvan een oriëntatie- en opleidingsplan op. Zodoende kan worden bepaald binnen welke sector praktijkervaring wordt opgedaan en welke opleiding wordt gevolgd. Gedurende het opvolgende traject zal het oriëntatie- en opleidingsplan regelmatig worden geëvalueerd en waar nodig worden bijgesteld. Zowel de opleiders als leermeesters vanuit het stagebedrijf zijn betrokken bij deze evaluaties. De jongeren worden intensief begeleid op de aandachtspunten die tijdens het intakegesprek geconstateerd zijn. Het oriëntatie- en opleidingsplan komt overeen met het werkleeraanbod dat gemeenten dienen te bieden volgens de WIJ. Tijdens deze fase kunnen ook instanties als het RBO (Regionaal Bureau Onderwijs) en RMC (Regionaal Meld- en Coördinatiepunt) van betekenis zijn.
Hoofdstuk 3
De leertuin als een traject
Doorstroom: oriëntatie Wanneer jongeren nog relatief onzeker zijn over de sector waarin zij later willen gaan werken krijgen zij de mogelijkheid om zogenaamde ‘snuffelstages’ te lopen. Dergelijke snuffelstages worden in principe voorafgaand aan het scholingstraject
19
verricht, zodat de jongere daarna weloverwogen een opleiding kan kiezen. Dit voorkomt dat hij of zij voortijdig besluit een opleidingstraject af te breken. Hiermee wordt de kans op duurzame arbeidsparticipatie vergroot. Oriëntatie en opleiding zijn twee losse functies binnen de Leertuin. Een jongere kan zich dus bijvoorbeeld één of twee maanden oriënteren binnen een sector. Pas bij een definitieve keuze start de opleiding.
Doorstroom: opleiding De opleiding bestaat uit een theorie- en praktijkgedeelte. Leerlingen krijgen de mogelijkheid een diploma op VMBO-niveau (Beroeps Begeleidende Leerweg niveau 0/1 AKA) te behalen. De gehele opleiding vindt plaats bij de bestaande onderwijsinstellingen die zich hebben verbonden aan de Leertuin (ROC’s). Zij faciliteren groepsgebonden onderwijs en verzorgen daarbij voor iedere leerling intensieve persoonlijke onderwijsbegeleiding, waarvoor het fundament is gelegd tijdens de intake. Ervaring leert dat een dergelijke begeleiding zeer noodzakelijk is voor de specifieke doelgroep van kwetsbare jongeren. Naast de theorieopleiding wordt met behulp van praktijksimulaties en instructieruimten geleerd en georiënteerd. Jongeren kunnen hiermee de theorie meteen in praktijk brengen en zich voorbereiden op de stagewerkzaamheden.
Doorstroom: stage Daarnaast kan de leerling door middel van stages praktijkervaring opdoen. De opleiding en stage vinden grotendeels naast elkaar plaats. De leerlingen verrichten twee á drie dagen per week werkzaamheden bij erkende leerwerkbedrijven. Hier brengen zij het geleerde in de praktijk. Ook biedt de stage de jongere de mogelijkheid om te ervaren hoe het is om te werken bij een vakbedrijf en of dit aansluit bij de verwachtingen. Elk deelnemend bedrijf biedt zelf de faciliteiten om de jongeren praktijkervaring te laten opdoen. Zodoende wordt wederom optimaal gebruik gemaakt van bestaande faciliteiten en worden de kosten van een separaat praktijkcentrum bespaard. De jongere zal in het werk worden begeleid door een leermeester. Naast de jongere heeft ook het (leerwerk)bedrijf direct baat bij het bieden van een stageplek. Het dient als een soort proefperiode waarin de jongere wordt ingewerkt en wordt getest of deze na afronding van de opleiding eventueel kan worden geplaatst bij het bedrijf.
20
De organisatie van de Leertuin dwingt de begeleiders vanuit de onderwijsinstellingen en leermeesters uit het bedrijfsleven voortdurend het functioneren en de voortgang van de deelnemer samen bespreken. Het opleidings- en oriëntatieplan en de participatieladder dienen als instrument. Door deze samenwerking kan het persoonlijke opleidingstraject worden aangepast aan het functioneren van de jongere tijdens de stage. Vice versa worden de stagewerkzaamheden nauwkeurig afgestemd met de theorie en praktijk die tijdens de opleiding wordt behandeld. Op een hoger niveau bezien worden de praktijkopleidingen op deze wijze dus voort durend getoetst op hun actualiteitswaarde. Leermeesters zijn betrokken bij de oriëntatiefase en de praktijkopleidingen en de Leertuin blijft betrokken bij uitstromers die in dienst treden bij een (leerwerk)bedrijf.
Uitstroom Zodra de leerling zijn opleiding en stage heeft afgerond komt hij/zij in dienst van een detacherings-/reïntegratiebureau. Vanuit dit bureau wordt de leerling gedetacheerd bij een (erkend leerwerk)bedrijf, bij voorkeur het stagebedrijf. Gecombineerd met een vervolgopleiding heeft de leerling de mogelijkheid om zijn kansen op de arbeids- markt verder te verbeteren. Dit wordt actief aangemoedigd bij leerlingen die hiervoor geschikt zijn. De begeleiding vanuit de Leertuin stopt niet op het moment dat de leerling uitstroomt naar een reguliere baan. Sterker nog: de begeleiding gaat door op de werkplek. Dit is essentieel om een duurzame uitstroom naar de arbeidsmarkt te garanderen. Reïntegratiebedrijven zullen leerlingen persoonlijk blijven coachen gedurende de beginperiode van hun detachering. Juist die persoonlijke begeleiding en stimulans zijn essentieel om de jongere duurzaam op de arbeidsmarkt te laten participeren. Door deze nazorg kan de Leertuin tevens toetsen of hetgeen in de opleidingen wordt geleerd ook daadwerkelijk aansluit bij de toekomstige werkzaamheden en benodigde competenties. De Leertuin genereert dus niet een eenmalig effect maar blijft haar opleidingen aanpassen en uitbreiden, gebaseerd op onderzoek en waarnemingen binnen de bedrijven. Intensieve aandacht voor alle drie de fasen leidt tot een gemotiveerde instroom van een verscheidenheid aan doelgroepen, een opleidingsprogramma dat aansluit bij de eisen van het bedrijfsleven en een goede match tussen werkzoekenden en werkgevers in de diverse deelnemende sectoren.
21
Het traject voor de LEERWERKBEDRIJVEN De leerwerkbedrijven laten de jongeren in een werkomgeving ervaring opdoen. Tevens zijn de leerwerkbedrijven de afnemers van de jongeren als ze eenmaal het opleidingsproces hebben doorlopen en via de detacheringbureaus geplaatst gaan worden. Het voordeel is dat de jongeren tijdens de stage ervaringen opdoen met de werkzaamheden, maar ook met de organisatie, de machines en het productieproces. Daarnaast leren de bedrijven en hun medewerkers de jongeren kennen en biedt het de bedrijven de mogelijkheid de jongeren te vormen naar de processen en werkzaamheden binnen het bedrijf. Daarmee kunnen de bedrijven het toekomstige personeel enigszins naar eigen inzicht opleiden.
Doorstroom Gedurende de doorstroom zullen de leerlingen stage lopen bij bedrijven. Daarnaast bieden de leerwerkbedrijven de mogelijkheid voor de jongeren om zich te oriënteren op de sector. Een jongere voert een korte periode een aantal werkzaamheden uit binnen het bedrijf. Hij/zij wordt hierin begeleid door een erkende leermeester uit de onderneming. Deze leermeester voorziet in de individuele begeleiding van de jongeren en laat hem/haar werkzaamheden verrichten die binnen het BBL-1 traject vallen. Op grond van deze ervaringen kan de jongere zich oriënteren en een keuze maken voor een van de sectoren binnen de Leertuin. Gedurende opleidingsfase krijgen de kwetsbare jongeren de kans om werkervaring op te doen door werkzaamheden te verrichten die repetitief van aard zijn binnen de productielijn van het leerwerkbedrijf. Daarnaast biedt de stage de mogelijkheid om de stagiaires te leren omgaan met verantwoordelijkheden als bijvoorbeeld op tijd komen en binnen een bepaalde tijd werkzaamheden afronden. Belangrijk is dat de leerwerkbedrijven hierin kunnen voorzien en dat ze rekening houden met de doelgroep kwetsbare jongeren, waarvoor individuele begeleiding nodig is. Het bedrijf zal een erkende leermeester beschikbaar moeten stellen. De werkzaamheden van de jongeren bestaan uit repetitieve (werk)handelingen binnen het productieproces. De leermeester heeft voornamelijk tot taak de jongeren deze werkzaamheden bij te brengen en ze te perfectioneren. Overigens worden deze werkzaamheden tijdens de praktijkles verder geoefend door de jongeren. Daarnaast houdt de leermeester toezicht op de jongeren tijdens de werkzaamheden. Hij heeft
22
een coachende rol, maar zal ook over enige didactische vaardigheden moeten beschikken. Er moeten immers praktische werkhandelingen overgebracht worden, maar er moet ook uitleg worden gegeven over het bedienen van apparaten en machines. De begeleiding door de leermeester is de investering van het leerwerkbedrijf in de Leertuin. Daar staat tegenover dat het bedrijf zo de mogelijkheid krijgt om de jongeren dusdanig op te leiden en te vormen, dat deze na de opleiding zonder aanpassingsmoeilijkheden in het productieproces kunnen worden ingepast. De werkzaamheden die de jongeren uitvoeren binnen de productielijn van het leerwerkbedrijf moeten passen binnen het BBL-1 niveau. Daarnaast zijn er logistieke zaken waar rekening mee moet worden gehouden binnen het bedrijf. Het werkt bijvoorbeeld effectief als de werkzaamheden van de stagiaires in eenzelfde ruimte worden uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid voor de leermeester om toezicht te houden op meerdere stagiaires tegelijkertijd, maar ook om effectief uitleg te geven over bijvoorbeeld de werking van machines. Het is daarom niet ondenkbaar dat een ruimte specifiek hiertoe wordt ingericht, waarbij ook andere didactische benodigd heden worden neergezet. Dit is echter niet noodzakelijk. De werkzaamheden die de kwetsbare jongeren uitvoeren tijdens de stage behoren tot het reguliere productieproces, daarmee leveren de werkzaamheden een bijdragen aan de productie van het bedrijf.
Uitstroom Gedurende de uitstroom zijn de leerwerkbedrijven ook betrokken. Via de detacheringsbureau’s worden de jongeren uit de doelgroep geplaatst bij bedrijven. Zowel voor de bedrijven als voor de jongere is het effectief en efficiënt om de jongere te plaatsen bij hetzelfde bedrijf als waar de stage heeft plaats gevonden. De jongere kent de werkzaamheden van het bedrijf, de interne organisatie en de bedrijfscultuur. Het bedrijf heeft de jongere mede opgeleid en gevormd en kan hem/haar daardoor zonder aanpassingsproblemen inpassen. De jongere wordt vanuit het detacheringsbureau tegen een tarief geplaatst bij het leerwerkbedrijf, waar hij conform zijn diploma werkzaamheden verricht op BBL-1 niveau. Op deze wijze heeft het bedrijf toegang tot een ‘pool’ van opgeleide vakmensen, waar ze zelf in de opleiding aan heeft bijgedragen.
23
Dit hoofdstuk is uitgewerkt in twee onderdelen te weten: de uitvoeringsorganisatie en de organisatie van de Stichting Leertuin.
Uitvoeringsorganisatie De uitvoering van de activiteiten binnen de Leertuin wordt verricht door de opleidingsorganisaties, detacheringsbedrijven, werkleerbedrijven en UWV/gemeenten. Om de activiteiten goed uit te voeren moet het Leertuinproces op de juiste wijze worden georganiseerd, zodat afstemming en aansturing efficiënt en effectief plaatshebben en alle functieonderdelen zijn gegarandeerd. Per functieonderdeel - Instroom, Doorstroom, Uitstroom - van de Leertuin zijn verscheidene toeleverende organisaties betrokken. Zij voeren ieder specifieke activiteiten uit met betrekking tot de jongeren. Elke toeleverende organisatie, hierna te noemen ‘business partner’, is verantwoordelijk voor de eigen uit te voeren activiteit en de afstemming met andere organisaties binnen het proces. Met elke business partner worden afspraken in een overeenkomst vastgelegd, – in aanvulling op een convenant – waarin de principes van vraaggestuurde personeelsvoorziening, onderlinge samenwerking en de vastlegging in een leerlingvolgsysteem zijn vastgelegd. De Stichting stelt een projectmanager aan die dit gaat regelen. Figuur 3 geeft per onderdeel de betrokken business partner weer. Van belang is dat een goede archivering en administratie – zowel financieel als inhoudelijk - wordt gevoerd. Hierbij valt te denken aan de archivering van de afspraken met de business partners en de administratie van kosten en opbrengsten van de Leertuin (en alle onderdelen daarbinnen), alsmede van de voortgang van elke deelnemer.
Hoofdstuk 4
De organisatie
De projectmanager coördineert het Leertuinproces. Hierbij valt te denken aan: • Acquisitie van de vraag naar arbeid • Overeenkomsten met business partners • Bewaken van de leerwerkplekken • Uitvoering van het proces waarin begeleiders, opleiders en leermeesters dwingend met elkaar in contact blijven • Contact met stakeholders (werkgevers, gemeenten, UWV, opleidingsorganisaties) • Toezien op een goede financiële en inhoudelijke administratie • Opstellen van rapportages aan de Stichting
25
Beleidsbepalend niveau
Figuur 3: de organisatie van het Leertuinproces
Uitvoerend niveau
Activiteit Werkgever
Activiteit Jongere
• Externe communicatie en promotie (website, brochures, bedrijvenbijeenkomsten, intervisie met business partners en deelnemers). • Tijdens fase 1 zal het projectmanagement bestaan uit een projectmanager (gemeen telijke ambtenaar in natura geleverd) en een persoon ter ondersteuning. In de tweede fase kan het nodig zijn om het projectmanagement uit te breiden als gevolg van de uitbreiding van de Leertuin. Zeker in het begin, zullen de projectmanager en de administratie nauw met elkaar zijn verbonden.
Stichting Leertuin Conceptbewaking en regie
Instroom (A)s
Werving
Intake en
werk
selectie
Uitstroom (C)
Stage
Praktijk
Uitplaatsing
gerichte
van leerling
Orïentatie
zoekende
opleiding
bij
kwetsbare
niveau BBL
(leerwerk)
0-1 per
bedrijf
jongeren
branche
Werving-
Functie-
Opleiding
Intake
Inplaatsing
Leerwerk-
vereisten
en stage
door
van leerling
bedrijven
vaststellen
inrichten
leermeester
bij leerwerk
Stage
bedrijf
Gemeente
Reïnte-
Regionaal
Beroeps
Beroeps
Beroeps
UWV en
gratiebe-
Bureau
onderwijs en
onderwijs en
onderwijs en
project-
drijven en
Onderwijs
groep
Praktijk-
Praktijk
Praktijk
Praktijk
opleiders
opleiders
opleiders
Bedrijven, Detacheringsbureaus en Reïntegratie bedrijven
opleiders
Bedrijven en
Reïnte-
Beroeps
Bedrijven
Bedrijven
project-
gratiebe-
onderwijs en
met
en
groep
drijven en
Praktijk
leermeester
Praktijk-
opleider
opleiders
26
Doorstroom (B)s
Deta cherings bureau
27
Organisatie van de Stichting De Stichting Leertuin bepaalt en bewaakt het algemene beleid. Feitelijk ligt de algemene leiding van het Leertuinproces bij deze organisatie. Het bestuur van de Stichting bestaat uit een neutrale voorzitter en leden die de verschillende werkgevers en gemeenten vertegenwoordigen. Naast een bestuur zal een projectmanager worden aangesteld. Er wordt een bestuursreglement opgesteld die taken, verantwoordelijkheden, samenwerking en procedures vastlegt. Het bestuur wordt door een Raad van Advies ondersteund. In de Raad kunnen vertegenwoordigers van de businesspartners en mogelijke anderen (denk aan branche-organisaties) een plaats krijgen. Zij dient het bestuur gevraagd en ongevraagd van advies. Op de wijze kan vanuit de markt worden aangegeven wat mogelijk is en wie dat het beste kan doen.
Figuur 4: Organisatiemodel Stichting Leertuin
Bestuur Stichting Leertuin (Stakeholders)
Raad en Advies
Projectmanagement (gemeente ambtenaar)
Businesspartner
Businesspartner
Businesspartner
Businesspartners zijn al die bedrijven die een rol spelen in de uitvoering van het Leertuinproces. Dit kunnen zijn de leerwerkbedrijven, de praktijkopleiders de ROC’s, detacheringbureaus, reïntegratiebureaus, enz. In figuur 3 is aangegeven in welk deel van het proces zij vooral actief zijn. Zij zijn via een overeenkomst met de Stichting verbonden en in operationele zin met name met de projectmanager van de Stichting.
28
29
Begroting Er worden de volgende begrotingen onderscheiden: • Kosten met betrekking tot de jongeren gedurende het opleidings- en oriëntatie traject van gemiddeld 6 maanden; • Stichtingskosten ten behoeve van het inrichten van de operationele kant van de Stichting; • Begroting voor de exploitatie van de Stichting; Er zal een investering moeten worden gedaan in de oprichting en inrichting van een Stichting. Dit zijn eenmalige kosten. Deze hebben voornamelijk betrekking op het gebruiksklaar maken van de exploitatie. Daarnaast bestaan er de exploitatiekosten en -inkomsten van het Leertuinproces. Deze komen in beginsel voor rekening van de businesspartners, hoewel de Stichting de geld- en informatiestromen op een zodanige manier zal moeten beheersen dat recht wordt gedaan aan ieders rechtvaardige belangen. Bij de indicatieve begroting is uitgegaan van 100 leerlingen die het traject van 6 maanden doorlopen. In de onderstaande tabellen worden de betreffende kosten zo goed mogelijk gespecificeerd. Verdere concretisering zal pas kunnen geschieden nadat een beginselakkoord is gesloten met de verschillende partijen. Dan zal een businessplan worden opgesteld met definitieve cijfers:
Totaal in euro’s • Uitkeringkosten jongeren (obv 100 jongeren *950,- *6 maanden)
Gemeentekosten
Hoofdstuk 5
Begroting en Financiering
Werkgeverskosten
€ 570.000,-
• Trajectkosten jongeren (opleiding gem. 1.500,- *100*6 maanden)
€ 900.000,-
• Projectmanager
Inbreng in natura
• Leermeester
Inbreng in natura
• Materiaalkosten
Inbreng in natura
31
De uitkeringskosten en trajectkosten van de jongeren worden via de gemeenten gefinancierd met respectievelijk de uitkeringsbudgetten en de reïntegratiebudgetten uit de Wet Werk en Bijstand. De projectmanager heeft een coördinerende functie binnen de stichtingorganisatie voor het Leertuinproces en draagt daarmee zorg voor het projectmanagement zoals beschreven in hoofdstuk 4. Gedurende de stage krijgen de jongeren begeleiding van een leermeester en gebruiken en verbruiken ze materialen binnen het bedrijf. De kosten hiervan zijn moeilijk in te schatten, aangezien het aantal stagiaires per bedrijf verschilt en sommige leermeesters in loondienst zijn en anderen op vrijwillige basis meewerken. Daarom worden deze kosten als inbreng in natura aangemerkt.
De Stichting zal naast de stichtingkosten structurele kosten hebben. Afhankelijk van de omvang van de Leertuin is hieronder een jaarlijkse exploitatiebegroting weergegeven. Hierbij is uitgegaan van een minimale bezetting van het projectmanagement.
Exploitatie Stichting (per jaar) • Huur kantoorlocatie (50 m2) per jaar
Om de Stichting in te richten en op te zetten zullen eenmalige kosten moeten worden gemaakt. Onderstaande tabel geeft een indicatie van deze stichtingskosten:
Voorbereidingskosten
• Implementatie/onderzoek/ businessplan, oprichting rechtspersonen
Kantoorkosten Stichting
• Inventaris
Inhuur consultancy
• Adviseurs/ accountancy
Externe communicatie
• Promotie & publiciteit
Onvoorzien
• Materiaalkosten
Totaal
In euro’s
€ 150,- pm2
• Energiekosten (gas, water en elektra) per jaar
Locatie
Investeringskosten Stichting (eenmalig stichtingskosten)
In euro’s
Totaal
€ 1.000,-
• Bureaukosten (telefonie, ICT, schoonmaak, verzekering) per jaar • Ondersteuning project management
€ 7.500,-
€ 3.500,-
1 fte*€40*1600 uur-
€ 64.000,€ 76.000,-
€ 25.000,Computers, telefoon, bureau, etc.
Materiaal/brochure/ flyers
€ 8.000,-
Financiering
€ 25.000,-
Voor de dekking van de door de Stichting en de businesspartners te maken kosten zal een financieringsmodel worden opgesteld.
€ 10.000, € 20.000,€ 88.000,-
Het grootste deel van de kosten zal direct of indirect worden gedekt door de Wet Werk en Bijstand door de deelnemende gemeenten (waarschijnlijk via een allocatie van een deel van de uitkering). De Leerwerkbedrijven dragen de kosten van de leermeesters en detacheringkosten (als de jongeren eenmaal klaar zijn met de opleiding en via de detacheringbureaus worden geplaatst). Een gedeelte van de detacheringsinkomsten, middelen uit scholingsfondsen van brancheorganisaties en middelen van publieke instanties behoren tot de mogelijkheid om de organisatiekosten van de Stichting te financieren, maar ook investeringen door de businesspartners.
32
33
Algemeen uitgangspunt daarbij is echter dat de kosten van respectievelijk de gemeenten en bedrijven lager zijn dan wanneer zij niet zouden participeren in een Leertuin. Dat wil zeggen dat iedereen die meewerkt aan de realisatie van de Leertuin daar in beginsel voordeel bij zou kunnen hebben. • De leerlingen door perspectief op een opleiding en werk. • De gemeenten door het realiseren van de doelstelling uit de wet WIJ en door lagere uitkeringskosten. • De bedrijven door voldoende werknemers en de relatief lage kosten van de opleiding van deze werknemers. • De businesspartners door omzet, imago en marge. Met een goede organisatie biedt de opzet van de Leertuin voordelen voor alle betrokken partijen.
34