LEERBOEK KINDER - EN JEUGDPSYCHIATRIE
Frank C. Verhulst
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Frank C. Verhulst
4e herziene druk 2015
© 2015 Koninklijke Van Gorcum BV, Postbus 43, 9400 AA Assen. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
NUR 875 ISBN 978 90 2325 245 0 ISBN ebook 978 90 2325 246 7
1e druk 2006 2e druk 2006 3e druk 2008 4e herziene druk 2015
Omslag en illustraties: Grootzus, Rotterdam Grafische verzorging: Koninklijke Van Gorcum, Assen Zetwerk: LINE UP boek en media bv, Groningen
V
Inhoud
Woord vooraf IX
Deel I
Inleiding
1
1
Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie 3
2
Diagnostiek 9 Inleiding 10 Meerdere informatiebronnen 10 Hoe wordt diagnostische informatie verkregen? 11 Onderdelen van het diagnostisch onderzoek 11 Het hulpverleningsproces 12 De aanmelding 14 De hulpvraag en het uitdiepen van de hoofdklacht 14 Vragenlijsten 15 Diagnostisch onderzoek 16 Gesprek met ouders 16 Gesprek met het kind of de jeugdige 18 Gesprek met de leerkracht 22 Psychodiagnostisch, lichamelijk en technisch onderzoek 22 Diagnostische formulering 22 Vergelijken en integreren van informatie 22 Diagnose in engere zin: classificatie 23 Etiologische en prognostische hypothesen 23 Diagnostische formulering 24 Behandeling en evaluatie 24
Deel II 3
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Leerstoornissen 27 Inleiding 28
25
VI
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Specifieke lees- en spellingsstoornis (dyslexie) 29 Diagnostische kenmerken 29 Comorbiditeit 30 Voorkomen 30 Etiologie 30 Differentiaaldiagnose 32 Behandeling 33 Beloop en prognose 34 Rekenstoornis (dyscalculie) 34 Diagnostische kenmerken 34 Voorkomen en comorbiditeit 35 Etiologie 35 Behandeling 36
4
Spraak- en taalstoornissen 39 Inleiding 40 Taalstoornis 40 Diagnostische kenmerken 40 Voorkomen 42 Etiologie 42 Differentiaaldiagnose 43 Behandeling 44 Beloop en prognose 45 Spraakstoornissen 45 Spraakklankstoornis 46 Stoornis in de vloeiendheid van de spraak (stotteren) 48
5
Autismespectrumstoornis 51 Inleiding 52 Diagnostische kenmerken 53 Problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale interactie 54 Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten 56 Bijkomende kenmerken 57 DSM-5-kenmerken van ASS 59 Voorkomen 61 Etiologie 61 Genetische invloeden 61 Omgevingsinvloeden 63 Psychologische mechanismen 63 Neurobiologische mechanismen 67 Klinisch onderzoek 69 Differentiaaldiagnose 69 Diagnostisch onderzoek 71
VII Behandeling en beleid 72 Psycho-educatie 73 Somatische zorg 73 Psychosociale behandeling 74 Medicatie 76 Beloop en prognose 76
Deel III Externaliserende stoornissen 6
79
Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis 81 Inleiding 82 Diagnostische kenmerken 82 Onoplettendheid 83 Hyperactiviteit 83 Impulsiviteit 83 Geassocieerde problemen 84 Comorbiditeit 86 Voorkomen 87 Etiologie 87 Genetische invloeden 87 Omgevingsinvloeden 88 Neurocognitief onderzoek 89 Beeldvormend en neurofysiologisch onderzoek 90 Differentiaaldiagnose 90 Behandeling en beleid 91 Psycho-educatie 91 Oudertraining 92 Schoolinterventies 93 Cognitieve gedragstherapie 93 Dieet en voedingssupplementen 93 Farmacotherapie 94 Integratie van verschillende behandelingsvormen: beslisboom 95 Beloop en prognose 98
7
Gedragsstoornissen 101 Inleiding 102 Diagnostische kenmerken 102 Verschillende ontwikkelingstrajecten 104 Ongevoeligheid en emotieloosheid 105 Reactief versus proactief agressief gedrag 105 Comorbiditeit 105 Voorkomen 106
VIII
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Etiologie 106 Kindkenmerken 106 Omgevingsinvloeden 111 Differentiaaldiagnose 114 Behandeling 114 Psycho-educatie 115 Behandeling van kinderen met een gedragsstoornis (tot twaalf jaar) 115 Oudertraining in opvoedingsvaardigheden 115 Training in sociaal probleemoplossende vaardigheden 116 Behandeling van jeugdigen met een gedragsstoornis (vanaf dertien jaar) 116 Farmacotherapie 117 Integratie van verschillende behandelingsvormen 118 Beloop en prognose 118
Deel IV Internaliserende stoornissen 8
121
Angststoornissen 123 Inleiding 124 Separatieangststoornis, gegeneraliseerde angststoornis, specifieke fobie, sociale angststoornis en paniekstoornis 125 Diagnostische kenmerken 125 Comorbiditeit 128 Voorkomen 129 Etiologie 129 Differentiaaldiagnose 136 Behandeling 137 Beloop en prognose 141 Schoolweigering 142 Inleiding 142 Diagnostische kenmerken 143 Voorkomen 143 Etiologie 143 Behandeling 144 Selectief mutisme 144 Diagnostische kenmerken 144 Voorkomen 145 Geassocieerde problemen 145 Etiologie 145 Differentiaaldiagnose 145 Behandeling 146 Beloop en prognose 146
IX 9
Posttraumatische-stressstoornis (PTSS) 149 Inleiding 150 Diagnostische kenmerken 150 Herbeleven van het trauma 152 Vermijding 152 Negatieve veranderingen in cognities en stemming 153 Verhoogde arousal en reactiviteit 153 Comorbiditeit 154 Voorkomen 154 Etiologie 154 Neurobiologische aspecten 155 Differentiaaldiagnose 156 Behandeling 157 Crisisinterventie 157 Psychosociale behandeling 158 Farmacotherapie 159 EMDR 159 Beloop en prognose 159
10
Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) 163 Inleiding 164 Diagnostische kenmerken 164 Comorbiditeit 166 Voorkomen 167 Etiologie 167 Genetische factoren 167 Neurobiologie 167 Differentiaaldiagnose 168 Behandeling 169 Psycho-educatie 170 Cognitieve gedragstherapie 170 Farmacotherapie 170 Beloop en prognose 171
11
Depressieve-stemmingsstoornissen 173 Inleiding 174 Depressieve stoornis 174 Inleiding 174 Diagnostische kenmerken 174 Comorbiditeit 176 Voorkomen 177 Differentiaaldiagnose 181 Behandeling 181 Beloop en prognose 184
X
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis 185 Inleiding 185 Diagnostische kenmerken 185 Comorbiditeit 186 Voorkomen 186 Etiologie 186 Differentiaaldiagnose 187 Behandeling 187 Beloop 187
Deel V 12
Psychiatrische stoornissen met lichamelijk lijden
Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen 191 Inleiding 192 Diagnostische kenmerken 193 Somatisch-symptoomstoornis 193 Conversiestoornis 194 Comorbiditeit 195 Voorkomen 196 Etiologie 196 Differentiaaldiagnose 198 Behandeling 199 Inleiding 199 Psycho-educatie 200 Cognitieve gedragstherapie 200 Fysiotherapie en psychomotorische therapie 201 Farmacotherapie 201 Andere behandelingsvormen 201 Klinische behandeling 201 Beloop en prognose 202
13
Eetstoornissen 205 Inleiding 206 Anorexia nervosa 206 Diagnostische kenmerken 206 Andere kenmerken 207 Comorbiditeit 208 Voorkomen 208 Etiologie 208 Differentiaaldiagnose 210 Behandeling 211 Beloop en prognose 213
189
XI Boulimia nervosa 214 Inleiding 214 Diagnostische kenmerken 214 Comorbiditeit 215 Voorkomen 215 Etiologie 215 Differentiaaldiagnose 215 Behandeling 215 Beloop en prognose 216
Deel VI Overige stoornissen 14
217
Ticstoornissen 219 Inleiding 220 Diagnostische kenmerken 220 Beschrijving van tics 220 Kenmerken van tics 221 Ticstoornissen 221 Comorbiditeit 222 Voorkomen 223 Etiologie 223 Neurobiologie 223 Genetisch onderzoek 225 Neuropsychologische mechanismen 225 Omgevingsinvloeden 226 Differentiaaldiagnose 226 Behandeling en beleid 227 Psycho-educatie 227 Gedragstherapie 227 Medicatie 227 Beloop en prognose 228
15
Psychiatrische stoornissen bij jonge kinderen 231 Inleiding 232 Invloeden op de ontwikkeling van het jonge kind 232 Neurobiologie 234 Effecten van stress tijdens de zwangerschap 235 Effecten van stress in de eerste levensjaren 235 Gehechtheid 236 Kwaliteit van de gehechtheidsrelatie 236 Hechtingsstoornissen 238 Diagnostische kenmerken 238
XII
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Etiologie 239 Voorkomen 240 Differentiaaldiagnose en comorbiditeit 240 Behandeling 241 Beloop en prognose 241 Voedingsstoornissen 242 Pica 242 Ruminatiestoornis 243 Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis 243 Slaapstoornissen 245 Inleiding 245 Slapen en waken 245 Nachtelijk ontwaken en inslaapproblemen 246 Parasomnieën 247
Literatuur 251 Register 275 Over de auteur 281
XIII
Woord vooraf
In het woord vooraf bij de eerste druk van het Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie moest nog uitgelegd worden waarom een Nederlandstalige beknopte beschrijving van de belangrijkste psychische stoornissen op de kinderleeftijd en adolescentie uitgebracht werd. Er bestaat immers een aantal overzichtswerken over de kinder- en jeugdpsychiatrie, zelfs bij dezelfde uitgever uitgegeven. Na acht jaar en een paar ongewijzigde drukken verder is het duidelijk dat het Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie in een leemte voorziet. Beknopt en overzichtelijk worden de belangrijkste psychische stoornissen beschreven die in de eerste achttien levensjaren kunnen voorkomen. Maar het was ook duidelijk dat het tijd was de tekst aanzienlijk te herzien. De introductie van de nieuwste en vijfde editie van de Amerikaanse Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5), de toename van wetenschappelijke kennis binnen het vakgebied en de wens om over toegankelijke informatie voor de praktijk te beschikken, waren redenen genoeg om de tekst grondig aan te pakken. De tekst is niet uitgebreid, eerder zelfs ingekort, en toegankelijk gehouden terwijl de wetenschappelijke onderbouwing up-to-date is en de vertaling naar de praktijk voorrang heeft gekregen. Daarbij is zo veel mogelijk franje achterwege gelaten en wordt alleen kennis besproken die noodzakelijk is voor het begrijpen van de belangrijkste kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen en hoe hiermee om te gaan. De tekst is niet alleen gericht om basiskennis over de kinder- en jeugdpsychiatrie op te doen, maar dient ook als een beknopt naslagwerk dat voor de praktijk geschikt is. Opleidingen geneeskunde, psychologie, pedagogiek, gezondheidswetenschappen en hbo-opleidingen waarin aandacht besteed wordt aan psychiatrische problemen bij kinderen en jeugdigen, vinden in dit boek een overzichtelijke bespreking van de belangrijkste kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen. Aandacht wordt besteed aan stoornissen als autismespectrumstoornis, ADHD, gedragsstoornissen, angststoornissen, depressie en suïcide, andere neurobiologische ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische stoornissen met lichamelijke problemen zoals anorexia nervosa, maar ook minder vaak voorkomende stoornissen zoals conversiestoornis, tics en selectief mutisme. Ook wordt aandacht besteed aan het diagnostisch psychiatrisch onderzoek bij kinderen en jeugdigen en staat
XIV
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
er een aantal handige overzichten in het boek met vragen die aan het kind of de jeugdige en de ouders gesteld kunnen worden evenals het gedrag dat geobserveerd kan worden. Stoornissen en problemen die niet specifiek zijn voor de kindertijd of adolescentie en waarover in de literatuur over psychiatrie bij volwassenen uitgebreid wordt geschreven, worden hier niet behandeld. Te denken valt aan schizofrenie, bipolaire stoornis of middelenmisbruik en verslaving. Hierover is elders veel te vinden. Deze herziening is geschreven vanuit mijn ervaring als kinder- en jeugdpsychiater, maar ook als wetenschappelijk onderzoeker en docent binnen een universitair medisch centrum. Kennis en ervaring komen door veel te doen, veel te lezen maar vooral door de vele contacten en discussies met medewerkers, collegae en studenten; en natuurlijk door de gesprekken met kinderen en jeugdigen en hun ouders die hulp zochten voor de problemen die zij ervoeren. Ik ben hen zeer dankbaar voor de inspiratie en het vertrouwen.
Frank Verhulst Rotterdam, januari 2015
Deel I Inleiding
1 Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie 3 2 Diagnostiek 9
Hoofdstuk
1 Het vakgebied kinderen jeugdpsychiatrie
Veel, misschien wel de meeste kinderen en jeugdigen hebben tijdens hun ontwikkeling wel eens een kortere of langere periode gehad waarin hun gedrag enigszins problematisch was. Dan hoeft er nog geen sprake te zijn van een psychiatrische stoornis. Deze problemen zijn misschien tijdelijk, gaan vaak over en er is meestal geen gespecialiseerde professionele hulp nodig. Zijn gedrags-, emotionele of sociale problemen ernstig of langdurig en wordt hierdoor het dagelijks functioneren ernstig beperkt, dan kan er wel sprake zijn van een psychiatrische stoornis. In zulke gevallen is professionele hulp nodig. Deze kan worden geboden door de gespecialiseerde jeugd-geestelijkegezondheidszorg. Hierin speelt de kinder- en jeugdpsychiater, een medisch specialist, een centrale rol. Hij of zij doet dat nooit alleen, maar samen met professionals van andere disciplines zoals psychologen, pedagogen, vak therapeuten of systeemtherapeuten. Dit hoofdstuk gaat over het vak kinderen jeugdpsychiatrie, wat het is, wie erbij betrokken zijn en hoe het zich onderscheidt van de psychiatrie voor volwassenen.
4
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Kinder- en jeugdpsychiatrie is een medisch specialisme. De kinder- en jeugdpsychiatrie houdt zich bezig met het diagnosticeren en behandelen van kinderen en jeugdigen met psychische stoornissen. Wat is een psychische stoornis? Een psychische stoornis is een samenstel van problemen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon. Deze problemen zijn een uiting van een disfunctie in psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gepaard met lijden en/of sociaal disfunctioneren. Een korte periode zich wat ‘down’ voelen is geen psychische stoornis, maar als een jongen of meisje dagelijks huilbuien heeft, het bed niet uit kan komen en regelmatig de wens heeft dood te willen zijn, is er wel sprake van een psychische stoornis. Een druk vierjarig jongetje dat na schooltijd thuis moeilijk stil kan zitten, plezier heeft en tijdens het spelen graag hard praat, vertoont normaal gedrag, maar een achtjarige die geen moment stil kan zitten, op school problemen heeft met concentreren, voortdurend andere kinderen lastigvalt, altijd alles vergeet, voortdurend in de problemen komt vanwege zijn impulsieve gedrag en thuis niet luistert, heeft gedrag dat een psychische stoornis kan zijn. Het wetenschappelijk fundament van de psychiatrie wordt gevormd door het domein van de psychopathologie, waarbij psychopathologie wordt gedefinieerd als de wetenschap of studie van het geestelijk of psychisch lijden. Psychiatrie wordt soms getypeerd als toegepaste wetenschap, terwijl psychopathologie slaat op de theoretische en empirische kennis van psychische stoornissen en processen die tot stoornissen leiden. Psychiatrie en psychopathologie gaan hand in hand: de psychiatrische praktijk wordt ondersteund door wetenschappelijk denken en onderzoek en op haar beurt beïnvloedt de praktijk het wetenschappelijk denken en onderzoek (Verhulst & Danckaerts, 2014). Voor de kinder- en jeugdpsychiatrie wordt aan de psychopathologie als wetenschappelijk domein een dimensie toegevoegd, namelijk het ontwikkelingsperspectief. Men spreekt dan ook van ontwikkelingspsychopathologie, een term geïntroduceerd door Achenbach (1974). Kennis van de lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling is onontbeerlijk om het ontstaan en het beloop van psychiatrische stoornissen te begrijpen. De ontwikkelingsbenadering in de psychopathologie is een manier om de belangrijkste vragen te formuleren over het ontwikkelingsverloop van normaal en afwijkend gedrag en biedt richtlijnen om deze vragen te beantwoorden in plaats van kant-en-klare antwoorden. Er is op dit moment geen enkelvoudige theorie die alle vormen van psychopathologie op de kinderleeftijd en in de adolescentie kan verklaren. In plaats daarvan biedt de ontwikkelingspsychopathologie een geheel aan opvattingen, methoden en vraagstellingen om een beter begrip te krijgen van afwijkend gedrag in het licht van de ontwikkelingstaken, -stadia en -processen die de menselijke groei kenmerken. De psychiatrie verenigt twee benaderingen: een empathisch begrijpende of ‘Verstehende’ versus een systematisch, rationeel-verklarende of ‘Erklärende’. In de praktijk hebben beide invalshoeken een plaats en zal de hulpverlener moeten kunnen schakelen tussen het toepassen van op algemene wetmatigheden rustende wetenschappelijke kennis en het intuïtief-empathisch kunnen begrijpen van unieke kenmerken en achtergronden van het individu. In de kinder- en jeugdpsychiatrie gaat het bovendien
Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie
5
niet alleen om het individuele kind, maar ook om het gezin dat onder de stoornis van het kind of de jeugdige lijdt en een belangrijke rol kan spelen in het ontstaan en beloop van de stoornis. Omdat zich ontwikkelende kinderen of jeugdigen afhankelijk zijn van gezin, school en leeftijdgenoten, die bovendien van invloed kunnen zijn bij het ontstaan en beloop van psychiatrische stoornissen, is de kinder- en jeugdpsychiater bij uitstek in staat deze complexe systemen te hanteren bij de diagnostiek en behandeling van psychische stoornissen. De kinder- en jeugdpsychiatrie is een monodisciplinair vak, maar kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen werken multidisciplinair, waarbinnen de kinder- en jeugdpsychiater de regie voert binnen een multidisciplinair team. De afgelopen jaren is het wetenschappelijk fundament onder de kinder- en jeugdpsychiatrie beduidend verstevigd. Dit gaat samen met een heroriëntatie van het vakgebied van overwegend psychosociaal en psychotherapeutisch georiënteerd naar meer medisch waarbij ziekenhuiszorg, samenwerking met andere medisch specialisten en kennis van de combinatie van lichamelijke en psychische problematiek een sterkere rol spelen. Kinder- en jeugdpsychiatrie is een verbijzondering van de algemene (volwassenen) psychiatrie en richt zich op de psychiatrie van nul- tot en met achttienjarigen. In dit boek wordt met kinderen verwezen naar de leeftijden van nul tot en met elf jaar, en met jeugdigen of adolescenten naar de leeftijden van twaalf tot en met achttien jaar. De psychiatrie voor kinderen en jeugdigen verschilt op essentiële punten van de psychiatrie voor volwassenen: • kinderen en jeugdigen zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen; • kinderen en jeugdigen zijn afhankelijk van het gezin en hun functioneren houdt vaak direct verband met de gezinssituatie; • bij het beoordelen van problemen bij kinderen en jeugdigen speelt de ontwikkeling een centrale rol; • bij het diagnostisch onderzoek van kinderen en jeugdigen worden gegevens van andere informanten dan de patiënt zelf sterk meegewogen; • interventietechnieken en de organisatie van zorg voor kinderen en jeugdigen wijken af van die voor volwassenen. De psychiatrie en in het bijzonder de kinder- en jeugdpsychiatrie, is in Nederland en Vlaanderen met een heroriëntering bezig. De maatschappelijke noodzaak tot zorg dicht bij huis, de discussie rond het medicaliseren van huis-tuin-en-keukenproblemen, de rijzende kosten van de zorg maken dat de positie van de kinder- en jeugdpsychiatrie binnen het palet van jeugdzorg aan het verduidelijken is. Zoals eerder beschreven richt de kinder- en jeugdpsychiatrie zich op de diagnostiek en behandeling van psychische stoornissen. Dat zijn ernstige problemen die het dagelijks functioneren belemmeren en die met lijden gepaard gaan. Dit zijn dus geen problemen die ‘aan de keukentafel’ opgelost kunnen worden. Psychische stoornissen zijn zo ernstig en kunnen zo complex zijn dat kennis en ervaring met biologische en psychosociale processen die tot stoornissen kunnen leiden noodzakelijk zijn. De decentralisering in Nederland van de jeugdzorg (inclusief de jeugd-ggz) naar gemeentelijk niveau per 2015 heeft tot doel in de wijk, dus dicht bij het kind en zijn of haar gezin, zorg te bieden. Het mooie hiervan is dat
6
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
zorg dicht bij huis voor zo veel mogelijk kinderen, jeugdigen en hun gezinnen gegeven kan worden. Waar nodig zullen kinderen en jeugdigen naar meer gespecialiseerde zorg verwezen moeten worden, inclusief de jeugd-ggz (Boer & Verhulst, 2014). De tekst van dit leerboek is bedoeld bij te dragen aan de herkenning en eventueel behandeling van psychische stoornissen bij kinderen en jeugdigen als onderdeel van de keten van zorg voor kinderen en jeugdigen die in hun ontwikkeling ernstig belemmerd worden.
Hoofdstuk
2 Diagnostiek
Psychiatrische diagnostiek bij kinderen en adolescenten wijkt sterk af van de psychiatrische diagnostiek bij volwassenen. Het ontwikkelingsniveau van het kind, de rol van andere informanten dan het kind of de jeugdige zelf (zoals ouders, leerkrachten en leeftijdgenoten) en de aard van de problemen vergen specifieke vaardigheden en kennis van degene die het psychiatrisch onderzoek uitvoert. Dit hoofdstuk gaat over de opbouw van het psychiatrisch onderzoek bij kinderen en jeugdigen en biedt handige overzichten, onder andere van het vraaggesprek met het kind of de jeugdige.
10
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Inleiding Het diagnostische proces bestaat uit twee onderdelen: 1 het verkrijgen van informatie over klachten en symptomen (het diagnostisch onderzoek); en 2 het maken van een samenvattende conclusie (het stellen van de diagnose). Het diagnostisch onderzoek en het stellen van een diagnose zijn nodig om de beste behandeling te kiezen.
Meerdere informatiebronnen Gedrag van kinderen en jeugdigen kan sterk variëren afhankelijk van de context. Er zijn bijvoorbeeld kinderen die in de klas druk en ongeconcentreerd zijn, maar thuis niet. Dit kan komen doordat er in de klas eisen gesteld worden waaraan zij niet kunnen voldoen. Het is mogelijk dat deze kinderen in de thuissituatie, waar zij veel meer hun gang kunnen gaan, minder druk en ongeconcentreerd zijn. Om een goed beeld te krijgen van de problemen van een kind of jeugdige is het nodig om informatie vanuit verschillende bronnen te krijgen. De vier belangrijkste zijn: • ouders; • leerkrachten; • kinderen en jeugdigen zelf; • hulpverleners. Ouders zijn meestal goed op de hoogte van het functioneren van hun kind in de thuissituatie, zowel ’s nachts als overdag. Hun visie op het functioneren van het kind is doorslaggevend bij het zoeken van hulp. Leerkrachten kunnen informatie geven over de schoolprestaties en het sociale functioneren van kinderen en kunnen het gedrag van kinderen observeren in een taakgerichte situatie. Bovendien kunnen zij het gedrag van een individueel kind vergelijken met dat van leeftijdgenoten. Kinderen en jeugdigen zelf kunnen goed informatie geven over hun eigen gevoelens (bijvoorbeeld depressieve gevoelens of angst) en gedachten (bijvoorbeeld suïcidegedachten of dwanggedachten). Ook kunnen zij inzicht geven in activiteiten buitenshuis die zij het liefst voor ouders en leerkrachten verborgen houden, zoals antisociaal gedrag of middelengebruik. Hulpverleners zijn in de gelegenheid om het kind of de jeugdige te onderzoeken. De arts kan lichamelijk onderzoek verrichten en technisch onderzoek laten doen zoals laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek, genetisch onderzoek of neurofysiologisch onderzoek. De psycholoog of pedagoog kan cognitieve functies onderzoeken met behulp van psychologische tests. Ook kan de hulpverlener de belevingswereld, in het bijzonder de fantasieën van het kind of de jeugdige, exploreren en de reactie op eventuele interventies toetsen.
Diagnostiek
11
Informanten verschillen vaak in de informatie die zij geven. Deze kan zelfs tegenstrijdig zijn. Dit heeft onder andere te maken met verschillen in de relatie die informanten tot het kind of de jeugdige hebben, met verschillen in context waarin zij het kind of de jeugdige meemaken en met verschillen in perceptie van gedrag.
Hoe wordt diagnostische informatie verkregen? Het verzamelen van diagnostische gegevens is een proces van opsporen van kenmerken die het ene individu onderscheiden van andere individuen. Deze kenmerken kunnen onder andere het probleemgedrag van het kind of de jeugdige zijn, de cognitieve, sociaalemotionele en motorische functies, lichamelijke afwijkingen en biologische kenmerken zoals fysiologische, chemische kenmerken, structurele hersenkenmerken, of hersenfunctie. Er zijn drie methoden om diagnostische gegevens te verkrijgen: • ongestructureerd methoden, bijvoorbeeld een gesprek met de ouders, een gesprek met het kind of de jeugdige en observaties tijdens het gesprek, test of in de klas; • gestructureerde methoden, bijvoorbeeld het laten invullen van vragenlijsten door ouders, leerkracht of jeugdige zelf, het afnemen van gestandaardiseerde interviews of het verrichten van gestandaardiseerde observaties; • gestandaardiseerde tests of onderzoeken, bijvoorbeeld het algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek, een psychologische test en technisch onderzoek (bijvoorbeeld [psycho]fysiologisch onderzoek, beeldvormend hersenonderzoek, genetisch onderzoek, chemisch onderzoek).
Onderdelen van het diagnostisch onderzoek Het psychiatrisch diagnostisch onderzoek van kinderen en jeugdigen bestaat uit vijf componenten verdeeld over drie informatiebronnen (zie tabel 2.1): 1 Informatie van ouders: reden voor het zoeken van hulp, de hoofdklacht, de ontwikkelingsanamnese, de gezins- en familieanamnese en gegevens over het dagelijks functioneren van het kind of de jeugdige. 2 Informatie van de leerkracht: informatie over leerprestaties, het gedrag van het kind of de jeugdige in de klas en op het schoolplein, de relatie tot de leerkracht en medeleerlingen en het schoolklimaat (ziekteverzuim leerkracht, orde in de klas, verzorging van de omgeving, contact met de ouders). 3 Informatie van het kind of de jeugdige a onderzoek naar de cognitieve functies en het sociaal-emotioneel functioneren met behulp van gestandaardiseerde psychologische tests; b lichamelijk en technisch onderzoek, zoals chemisch onderzoek, beeldvormend hersenonderzoek, genetisch onderzoek of (psycho)fysiologisch onderzoek; c Het gesprek met het kind of de jeugdige. Ook observaties tijdens het gesprek.
12 Tabel 2.1
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Onderdelen van het psychiatrisch onderzoek van kind en jeugdige naar informatiebron
Ouders
Leerkracht
Kind Cognitief onderzoek
Lichamelijk onderzoek
Psychiatrisch onderzoek
Hoofdklacht
Leerprestaties
Intelligentietest
Algemeen lichamelijk
Vraaggesprek
Ontwikkelings anamnese
Relatie tot leerkracht
School vorderingentest
Neurologisch
Geven van opdrachten
Huidig functioneren kind
Relatie tot medeleerlingen
Technisch
Observaties
Gezinsanamnese
Gedrag (klas, schoolplein)
Familie-anamnese
Schoolklimaat
Het hulpverleningsproces Na de bespreking van de onderdelen en de verschillende methoden van het psychiatrisch diagnostisch onderzoek van kinderen en jeugdigen, worden de volgorde van de verschillende stappen van het verzamelen van informatie en het opstellen van een diagnostische formulering in kaart gebracht. Omdat de bemoeienis met een kind of jeugdige niet ophoudt na het stellen van de diagnose, wordt ook stilgestaan bij het evalueren van de behandeling en de uitkomst. Figuur 2.1 geeft het proces weer van aanmelding voor hulp tot en met de evaluatie van het functioneren na de behandeling. Het proces zoals in deze figuur beschreven geeft de situatie weer die voor de specialistische kinder- en jeugdpsychiatrische hulpverlening geldt. Hulpverleners in andere settings, zoals huisartsen, praktijkondersteuners voor de ggz (POG-ggz), kinderartsen, jeugdartsen of hulpverleners binnen centra voor jeugd en gezin en bureaus jeugdzorg, of in een algemeen ziekenhuis, zullen een deel van dit proces doorlopen (Boer & Verhulst, 2014). Ook zal het schema aangepast moeten worden naargelang de aard van de problemen en de situatie. Zo is uitgebreid lichamelijk of technisch onderzoek bij de meeste kinderen en jeugdigen niet nodig. Bij autistische kinderen met een laag IQ zal lichamelijk en technisch onderzoek wel nodig zijn.
Selectie van doelen van behandeling Keuze en starten van behandeling
BEHANDELING
Reden voor zoeken van hulp en aard van hoofdklacht Vragenlijsten om de voorgeschiedenis of emotionele en gedragsproblemen vast te stellen Demografische gegevens
AANMELDING
Vergelijken van huidig functioneren met gegevens over functioneren voor behandeling Eventueel aanpassen behandeling
EVALUEREN BEHANDELING
Gesprek ouders – ontwikkelingsanamnese – huidig functioneren – gezins-/familieanamnese Gesprek kind/jeugdige Gesprek leerkracht Psychodiagnostisch, lichamelijk en technisch onderzoek
DIAGNOSTISCH ONDERZOEK
Vergelijken van huidig functioneren met gegevens over functioneren voor behandeling
UITKOMST EVALUATIE
Vergelijken van informatie Integratief beeld van het functioneren van kind/jeugdige Diagnose in engere zin: classificatie Etiologische en prognotische hypothesen Diagnose in ruimere zin
DIAGNOSTISCHE FORMULERING
Diagnostiek
Figuur 2.1 Het hulpverleningsproces in de kinder- en jeugdpsychiatrie
13
14
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
De aanmelding Het zijn meestal de ouders of de leerkracht en soms andere volwassenen, zoals de huisarts, die de noodzaak om gespecialiseerde hulp te zoeken aangeven. Bij jonge kinderen zijn het uiteraard de ouders die deze beslissing nemen. Naarmate het kind ouder is, zal zijn of haar medewerking een voorwaarde zijn voor het krijgen van hulp. Voor kinderen tussen twaalf en zestien jaar is zowel de instemming van het kind als van de ouders wettelijk nodig voor het krijgen van hulp. Na het zestiende jaar kan een jeugdige geheel zelfstandig hulp zoeken. Meestal komen ouders met hun kind samen voor een eerste gesprek.
De hulpvraag en het uitdiepen van de hoofdklacht In het eerste contact wordt de reden van komst uitgevraagd. Veel psychiatrische stoornissen bij kinderen en jeugdigen beginnen niet acuut, maar ontstaan geleidelijk. De vraag die in eerste instantie beantwoord moet worden, is dan ook waarom voor dit kind of deze jeugdige en juist op dit moment hulp wordt gevraagd. Ouders zijn vaak niet geïnteresseerd in een diagnose, maar willen dat er wat wordt gedaan aan bijvoorbeeld het moeilijke gedrag van hun kind of aan het feit dat hun kind geen vriendjes kan maken, niet wil eten en broodmager is, of steeds ruzie krijgt. Ook is het mogelijk dat de omgeving druk uitoefent om hulp te zoeken, terwijl de ouders zelf geen probleem bij hun kind ervaren. Ouders hebben zelf ideeën over wat er aan de hand is. Via internet hebben zij vaak al veel informatie en verwachtingen over de hulp die zij graag willen. Het is belangrijk een beeld te krijgen van de ernst en acuutheid van de problemen. Is er bijvoorbeeld sprake van suïcidaliteit, dan zal onmiddellijke actie nodig zijn. In het eerste contact wordt de basis gelegd voor het verdere diagnostisch onderzoek en de behandeling. Samengevat komen in een eerste contact de volgende aspecten aan de orde: • nagaan van de aanleiding voor het zoeken van hulp; • schatten van de aard en ernst van de problemen; • nagaan hoe acuut de problemen zijn; • nagaan wat het effect is van de problemen op het functioneren van het kind op school, in het gezin en met leeftijdgenoten; • nagaan van de reactie van de omgeving op het probleemgedrag; • nagaan van het beloop van de problemen in de tijd; • nagaan van de aanwezigheid van eventuele oorzakelijke, luxerende of in stand houdende of bevorderende factoren; • nagaan wat ouders of school al aan de problemen hebben gedaan; • vragen naar eerdere hulpverleningscontacten; • nagaan wat de verwachtingen zijn van de hulpverlening; • inwinnen van informatie bij eerdere hulpverleners of de leerkracht; • uitleg geven over de volgende gesprekken of onderzoeken.
Diagnostiek
15
Vragenlijsten Over het algemeen hebben hulpverleners een voorkeur voor het directe contact met ouders, gezin, kind of jeugdige in de vorm van een gesprek. Het voeren van een gesprek heeft uiteraard voordelen, vooral omdat een goede communicatie en begrip de basis vormen voor de verdere hulpverlening. Een gesprek is minder voor de hand liggend om een grote hoeveelheid routine-informatie te verkrijgen. Ook is de betrouwbaarheid (in de zin van herhaalbaarheid) van ongestandaardiseerde gesprekken gering. Voor het verkrijgen van betrouwbare en valide informatie hebben gestandaardiseerde methoden de voorkeur. Gestandaardiseerde instrumenten, zoals vragenlijsten waarmee gedragsproblemen en emotionele problemen bij kinderen en jeugdigen vast te stellen zijn, hebben het voordeel dat ze gemakkelijk af te nemen en goedkoop zijn. Vragenlijsten zijn ook geschikt voor het inwinnen van informatie over de gezinssamenstelling, het beroep van de ouders, vroegere ziekten van het kind of de jeugdige, levensgebeurtenissen en een deel van de ontwikkelingsanamnese. Vragenlijsten hebben als nadeel dat niet direct doorgevraagd kan worden op antwoorden. Een ander nadeel is dat problemen die niet in de vragenlijst staan vermeld ook niet aan de orde komen. Vragenlijsten zijn een nuttig hulpmiddel in het totale diagnostische proces, maar zijn niet bedoeld om dat te vervangen. Er zijn twee soorten vragenlijsten: 1 vragenlijsten waarmee een breed scala van problemen kan worden vastgesteld, generieke vragenlijsten; 2 vragenlijsten die gericht zijn op een specifiek gebied van problemen, zoals depressie, autisme of ADHD. Er bestaat een groot aantal vragenlijsten (Verhulst & Van der Ende, 2006; 2014). Hier worden alleen twee internationaal veel gebruikte en in Nederland beschikbare generieke vragenlijsten genoemd. Het Achenbach System of Empirically Based Assessment (ASEBA; Achenbach & Rescorla, 2000; 2001) is vooral bekend onder de namen van de verschillende versies die er zijn. Voor ouders of verzorgers van kinderen van anderhalf tot vijf en van zes tot achttien jaar is er de Child Behavior Checklist (CBCL) en voor de leerkrachten de Teacher’s Report Form (TRF). De Youth Self-Report (YSR) is de zelfbeoordelingsversie voor adolescenten van elf tot achttien jaar. De ASEBA-lijsten brengen de vaardigheden van een kind of jeugdige in kaart en bevatten daarnaast vragen over emotionele en gedragsproblemen. De ASEBA-lijsten zijn in het Nederlands vertaald en voor gebruik in Nederland en Vlaanderen gevalideerd (www.aseba.nl). De eerste versie van de CBCL verscheen in 1983; sindsdien zijn vele verbeteringen aangebracht (Verhulst & Van der Ende, 2013). De Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ; Goodman, 1997) heeft een versie voor ouders en leerkrachten van kinderen en jeugdigen van vier tot zestien jaar en een zelfbeoordelingsversie voor elf- tot zestienjarigen (zie ook www.sdqinfo.com). In Nederland is de SDQ vertaald en heeft als naam Sterke kanten en moeilijkheden (Treffers & Van Widenfelt, 2000).
16
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Diagnostisch onderzoek Het diagnostisch onderzoek bestaat uit een gesprek met de ouders, een gesprek met het kind of de jeugdige zelf, een gesprek met de leerkracht en eventueel uit het afnemen van tests.
Gesprek met ouders Het gesprek met ouders wordt gebruikt om de volgende drie aspecten, ook genoemd in tabel 2.1, uit te diepen: • de ontwikkelingsanamnese; • het huidig functioneren van kind of jeugdige; • de gezins- en familieanamnese.
Ontwikkelingsanamnese De meeste problemen bij kinderen en jeugdigen ontstaan niet plotseling, maar hebben voorlopers die bij het afnemen van de voorgeschiedenis aan de orde komen. Bovendien kan de voorgeschiedenis informatie opleveren over mogelijke etiologische factoren. Tabel 2.2 geeft de onderwerpen weer die bij het afnemen van de ontwikkelingsanamnese aan de orde komen. Tabel 2.2
Ontwikkelingsanamnese
Zwangerschap/geboorte lichamelijke gezondheid, medicijnen, roken en middelengebruik (alcohol, drugs) moeder, geboortecomplicaties en postnatale toestand kind, prenatale stress, psychosociale omstandigheden van moeder en gezin Eerste levensmaanden kwaliteit ouder-kindrelatie, temperament van het kind, psychosociale omstandigheden Motorische ontwikkeling Slapen/eten Taal- en spraakontwikkeling Ontwikkeling gehechtheid en sociale relaties o.a. reacties op separatie (crèche, peuterspeelzaal, school), relatie met leeftijdgenoten Schoolverloop prestaties, leerproblemen, gedragsproblemen, schoolwisselingen Levensgebeurtenissen en eerdere gedragsproblemen of emotionele problemen o.a. ziekten, ziekenhuisopnamen, ongevallen, echtscheiding, dood
275
Register
A
aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis 82 Achenbach System of Empirically Based Assessment 15 acute stressstoornis 156 ADHD 30, 35, 82 adolescence-onset 104 afasie 43 affectieve verwaarlozing 44 afslanken 207 agorafobie 128 Albert 132 allemansvriendjesgedrag 240 amenorroe 207 amygdala 134 angst 86, 124 angstconditionering 107 angstig temperament 196 anorexia nervosa 199, 206 antisociaal gedrag 104 anxiety 124 Applied Behavior Intervention 74 arousal 108, 153, 155 articulatie 47 Asperger 52 associatieve bias 133 atomoxetine 94 attention deficit hyperactivity disorder 82 audiologisch onderzoek 47, 71 autismespectrumstoornis 42, 44, 52, 86
B
basale ganglia 223 BDNF 209 bekrachtigers 132 belle indifference 194 benzodiazepines 141 beschrijvende diagnose 24 bipolaire stoornis 185 blindheid 57 BMI 206, 212 boulimia nervosa 206, 214 brain-derived neurotrophic factor 209 Bronfenbrenner 232
C
callous and unemotional 105 CBCL 15 centrale coherentie 65 CGT 181-182, 200, 216 Charcot 195 Child Behavior Checklist 15 chronisch vermoeidheidssyndroom 193 classificatie 23 classificatiesysteem 23 Clomipramine 171 clonidine 94, 228 cluster-2-scholen 44 CNV's 62 coercive family process 112 cognitieve gedragstherapie 93, 139, 169, 181-182, 200, 216 cognitieve vervormingen 180 cognitive rehearsal 133 common disease-rare variant hypothese 62 common variants 62 compulsies 164 Concerta 95 conditionering 132 conduct disorder 102 contingentie management 115 conversie 194 conversiestoornis 194 coördinatieproblemen 86 coprolalie 221 copropraxie 220 copy number variations 62 cortico-striato-pallido-thalamische (CSPT)- circuits 224 cortisol 110 co-slapen 247 crisisinterventie 157 CSPT-circuits 224 CVS 193
D
debriefing 157 de novo mutaties 62 depressie 86 depressieve stemming 174
276
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
depressieve stoornis 174 desintegratieve stoornis van de kinderleeftijd 52-53 deviancy training 113 dexamethason 180 dexamfetamine 94 Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 23 diagnostische formulering 22, 24 diagnostische gegevens 11 diagnostische proces 10 diagnostisch onderzoek 16 disregulatieprofiel 186 disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis 185 Disruptive Mood Dysregulation Disorder 185 DMDD 185 doofheid 57 dopaminetransportergenen 88 DRD4 88 driftbuien 185 dwanggedachten 164 dwanghandelingen 164 dyscalculie 34 dyslexie 28-29, 35
E
echolalie 56, 58, 220 echopraxie 220 ECT 181 eeg-onderzoek 180 eetbuien 206, 214 eetstoornissen 206 egodystoon 164-165 eilandjes van normaal of bovennormaal functioneren 56 elektroconvulsieve therapie 181 EMDR 159, 201 endofenotypen 63 epilepsie 69 epileptische afasie 43 executieve functies 65, 109 exposure 134, 138, 170 externaliserend gedrag 102 eye movement desensitisation and reprocessing 159
F
fear 124 fearlessness 108 fight-or-flight 129, 134 fladderen 56 flashbacks 152 fluoxetine 171, 180, 182 fobie 127 fonologisch decoderen 29 formalistisch taalgebruik 59 fragiele-X-syndroom 57, 69 freeze defence 145 Freud 195 FRIENDS-protocol 140 frontaalkwabfuncties 109 functioneel-neurologisch-symptoomstoornis 194 fysiotherapie 200-201
G
gedeelde aandacht 55, 66 gedragsinhibitie 131 gedragsstoornissen 30, 102 gegeneraliseerde angststoornis 125, 127 gehechtheid 236 gehoorverlies 43 geïnhibeerd temperament 131 genetic counseling 73 genome wide association studies 62, 167 gen-omgevingscorrelatie 88, 178 gen-omgevingsinteracties 88, 179 geweten 107 gewichtsverlies 206 gezichtsherkenning 66 gezins- en familieanamnese 16 Gilles de la Tourette 98, 220-221 GWAS 62, 167
H
habit reversal 200 habituatie 34 haloperidol 228 hechtingsgedrag 54 hechtingsstoornissen 238 herbeleven van het trauma 152 hersenvolume 67 hippocampus 134, 155 hoofdpijnklachten 194 HPA-as 111, 129, 155, 180, 235 hyperactiviteit 83 hyperresponsiviteit 57 hypnotherapie 201 hyporesponsief 67 hyporesponsiviteit 57 hypothalamus-hypofyse-bijnier-as 111 hysterie 195
I
impulsbeheersing 107 impulsiviteit 83, 107 indiscriminate sociability 239 inhiberende functie 224 inhibitievermogen 89 insistence on sameness 56 interpersoonlijke psychotherapie 182 interpersoonlijke therapie 181 IPT 181-182 IQ 12, 28, 32, 34, 42, 52, 54, 57-59, 64, 71, 73, 76, 99, 109 Itard 220
K
kaliumverlies 215 Kanner 52 kindling-hypothese 184 kleurstoffen 93 koppelingsonderzoek 62
L
Landau en Kleffner 43
Literatuur
leerstoornissen 28, 85-86 lees- en spellingsstoornis 28 life-course persistent 104
M
MAOA 107 MECP2-gen 53 mediatie 200 mediatietherapie 92 metabole alkalose 215 metabole screening 71 methylfenidaat 94 middelenmisbruik 86 migraine 194 mishandeling 23, 85, 105, 107, 110-111, 154, 179, 235, 237, 240-241 modeling 112, 133, 138 moeilijk temperament 107 monoamine oxidase A 107 morfologisch probleem 42 Mozart 220 multisysteemtherapie 117 Münchhausen by proxy 199
N
nachtmerries 248 nagebootste stoornis 198 nagebootste stoornis opgedrongen aan iemand anders 198 negatieve bekrachtiging 112 neuroleptica 94 normoverschrijdend-gedragsstoornis 86, 102
O
observationeel leren 133 obsessies 164 obsessieve-compulsieve stoornis 164 OCS 164 olanzapine 212 onoplettendheid 83 ontremd-sociaalcontactstoornis 239 ontspanningsoefeningen 200 ontwikkelingsanamnese 16 ontwikkelingspsychopathologie 4 onveilige hechting 236, 238 operante conditionering 107, 115, 132 operante technieken 139 oppositional defiant disorder 102 oppositionele opstandige stoornis 86, 102 opvoedingsstijl 135 oudertrainingprogramma 92, 115
P
palilalie 220 PANDAS 168, 225 paniekstoornis 125, 128 parasomnieën 247 parent management training 92, 115 pavor nocturnus 248 PDD-NOS 52
277
pediatric autoimmune neuropsychiatric disorders associated with streptococcal infection 168, 225 persisterende depressieve stoornis 176 pervasieve ontwikkelingsstoornissen 52 pervasive developmental disorders 52 pica 242 pijnstoornis 193 Pivotal Response Treatment 75 pleiotropie 167 posttraumatische-stressstoornis 150 Prader-Willi-syndroom 215 pragmatisch probleem 42 prefrontale cortex 134 prikkelbare stemming 185 prikkelhonger 108 proactief antisociaal gedrag 105 PRT 75 psychiatrie 4 psychofarmaca 201 psychomotorische therapie 201 psychopathie 105 psychopathologie 4 psychoseksuele ontwikkeling 73 psychostimulantia 88 PTSS 150 purgeren 206
R
reactief agressief gedrag 105 reactieve hechtingsstoornis 239 rebound 95 refrigerator parent 61 rekenstoornis 28, 34 REM 221, 245 remedial teacher 44 REM-fase 180 repetitieve gedragspatronen 53, 56, 60, 69 responspreventie 170 Rett-syndroom 52, 70 risperidon 76, 118, 228 Ritalin 95 Roemeense adoptiekinderen 241 rote memory 57 rouwreactie 156 ruminatiestoornis 243
S
schoolinterventies 93 schoolweigering 32, 142, 199 SDQ 15 selectief mutisme 44, 144 selectieve serotonineheropnameremmers 182 sensomotorische ontwikkeling 86 separatieangst 143 separatieangststoornis 125-126 serotonineheropnameremmer 141, 170 serotonine transporter promoter polymorfisme 179 Sertraline 170, 182 slaap-apnoe-aanvallen 249 slaapfysiologie 180 slaapmedicatie 247
278
Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie
slaapproblemen 86 slaapstoornissen 245 smetvrees 164 SNP 167 sociale angststoornis 125, 128 sociale brein 64 sociale cognitie 109 sociale communicatie 44, 46, 52-55, 58, 60 sociale informatieverwerking 109 sociale interactie 53-54, 60 SOLK 193 somatisatie 192 somatisch onverklaarde lichamelijke klachten 193 somatisch-symptoomstoornis 192 somatoforme stoornissen 192 spanningshoofdpijn 194 specifieke fobie 125 spraakklankstoornis 46 spraakstoornissen 45 SSRI 159, 170, 182 stemming 174 stimulantia 76, 90, 94, 98 stoornis 23 stotteren 48 strange situation 236 Strengths and Difficulties Questionnaire 15 structuurdiagnose 24 sympathische zenuwstelsel 129, 155 syndroom van Heller 70 syntactisch probleem 42 systeemtherapie 200
T
taal 40 taalbegrip 33, 41, 43-45, 58-59, 144 taalexpressie 45 taalontwikkeling 86 taalstoornis 40-41 TEACCH 75
Teacher's Report Form 15 testosteron 68, 110 theory of mind 63 tics 220 ticstoornis 86 time-out 92 ToM 64 transactioneel ontwikkelingsmodel 233 Trauma-Focused cognitieve gedragstherapie 158 TRF 15 tricyclische antidepressiva 94, 141
V
vaccinaties 63 veilig gehecht 237 vermijdende/restrictieve voedselinname stoornis 243 vermijding 152 vermijdingsgedrag 127, 200 vermoeidheid 196 verstandelijke beperking 57 voedingsstoornis 242 voedingssupplementen 93 vragenlijsten 15 vrees 124
W
waxing and waning 221 woordenschat 42 woordvindingsstoornis 42
Y
Youth Self-Report 15 YSR 15
Z
zelfbeschadigend gedrag 222 zwakke centrale coherentie 65
279
Over de auteur
Prof. dr. Frank C. Verhulst
is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie.
Hij is hoofd van de afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie/psychologie van het Erasmus MC te Rotterdam.
Negen jaar na de eerste druk is het duidelijk dat het Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie in een leemte voorziet. Beknopt en overzichtelijk worden de belangrijkste psychische stoornissen beschreven die in de eerste achttien levensjaren kunnen voorkomen. De introductie van de DSM-5 en de enorme toename van wetenschappelijke kennis binnen het vakgebied waren echter belangrijke redenen om het leerboek grondig te herzien. Deze nieuwe druk is zeer toegankelijk gehouden, terwijl de wetenschappelijke onderbouwing up-to-date is en de vertaling naar de praktijk voorrang krijgt. Daarbij is zoveel mogelijk franje achterwege gelaten en wordt alleen kennis besproken die noodzakelijk is voor het begrijpen van de belangrijkste kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen en hoe hiermee om te gaan. Opleidingen geneeskunde, psychologie, pedagogiek, gezondheidswetenschappen en hbo-opleidingen waarin aandacht besteed wordt aan psychiatrische problemen bij kinderen en jeugdigen vinden in dit boek een overzichtelijke bespreking van de belangrijkste kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen zoals autismespectrumstoornis, ADHD, gedragsstoornissen, angststoornissen, depressie en suïcide, andere neurobiologische ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische stoornissen met lichamelijke problemen zoals anorexia nervosa, maar ook minder vaak voorkomende stoornissen zoals conversiestoornis, tics en selectief mutisme. Ook wordt aandacht besteed aan het diagnostisch psychiatrisch onderzoek bij kinderen en jeugdigen en staat er een aantal handige overzichten in het boek met vragen die aan het kind of de jeugdige en de ouders gesteld kunnen worden, evenals het gedrag dat geobserveerd kan worden. Frank C. Verhulst is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie en afdelingshoofd van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie/psychologie van het ErasmusMC-Sophia te Rotterdam
9 789023 252450