K W A R TA A L B E R I C H T P E N S I O E N F O N D S P G B TWEEDE KWARTAAL 2014
Hoofdpunten: ● ● ● ●
dekkingsgraad stijgt van 105,8 procent naar 106,6 procent rendement in tweede kwartaal 2014 5,0 procent raad van toezicht en verantwoordingsorgaan nieuwe stijl van start herziening pensioencontract(en) wordt voorbereid
Financiële resultaten Dekkingsgraad
De dekkingsgraad steeg in het tweede kwartaal van 2014 van 105,8 procent (31 maart 2014) naar 106,6 procent (30 juni 2014). Door het goede rendement ging de dekkingsgraad omhoog. Het effect bleef echter beperkt omdat de rente tegelijkertijd daalde. Daardoor heeft het pensioenfonds nu meer geld nodig om straks de pensioenen te kunnen uitbetalen. De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het vermogen van een pensioenfonds en de waarde van de pensioenen. Rendement
De beleggingsportefeuille liet in het tweede kwartaal een positief resultaat zien. Aandelen in Europa, de VS, Japan en opkomende landen eindigden het kwartaal in de plus. De aandelenportefeuille steeg met 5,5 procent in waarde. Het vermogen in de portefeuille alternatieve beleggingen nam toe met 3,6 procent. De rente in Europa daalde, omdat de Europese Centrale Bank (ECB) meer verruimende monetaire maatregelen neemt. Daardoor steeg de waarde van de obligatieportefeuille (staats- en bedrijfsleningen) met 4,3 procent. Het beleggingsrendement over het tweede kwartaal kwam exclusief de afdekkingsportefeuilles voor het rente- en valutarisico uit op 4,5 procent. Inclusief deze afdekking bedroeg het rendement 5,0 procent. Over de eerste zes maanden gerekend kwam het rendement uit op 8,8 procent. De rendementen over het eerste half jaar van 2014 zijn per beleggingscategorie in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: rendementen tot en met 30 juni 2014 in procenten Beleggingsonderdeel vastrentende waarden – staatsobligaties – bedrijfsobligaties – liquiditeiten
30 juni 2014
– 3,4
9,0 12,4 4,1 0,1
aandelen alternatieve beleggingen – vastgoed – infrastructuur – inflatie gelinkte obligaties – alternatieve vastrentende waarden – grondstoffen
2013
–
6,0 0,5 0,1 14,1
7,3
– 2,1
3,7 1,6 7,8 0,4 7,0 —
0,6 6,4 – 6,2 — – 10,9
totaal beleggingsportefeuille (exclusief afdekkingsportefeuilles) totaal normportefeuille
7,6 7,6
2,0 1,6
totaal beleggingsportefeuille (inclusief afdekkingsportefeuilles)
8,8
1,7
Toelichting: de normportefeuille is de maatstaf die het bestuur voorafgaand aan een jaar vaststelt op grond waarvan de beleggingsprestaties worden beoordeeld. Het fonds koos in 2011 voor een defensiever beleggingsprofiel door minder in aandelen te beleggen en meer in hoogwaardige obligaties. Deze lijn wordt ook in 2014 aangehouden. De rendementen in bovenstaande tabel zijn inclusief de kosten voor extern vermogensbeheer.
PGB KWARTAALBERICHT
1
TWEEDE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Verwachtingen
De rente staat historisch laag door het zeer ruime beleid van de ECB. Omdat de ECB zich zorgen maakt over lage inflatie en de financierbaarheid van schulden bij Europese banken en overheden, wordt doorgegaan met verruimend monetair beleid. Daardoor kan de rente op korte termijn verder zakken. De inflatie kan laag blijven door wereldwijde overcapaciteit aan productie en de relatief hoge werkloosheid. Ontwikkeling en verdeling van het vermogen
Het vermogen nam in het tweede kwartaal toe van 15,3 miljard euro tot 16,3 miljard. Dit was het gevolg van het rendement en nieuwe aansluitingen waarbij vermogen meekwam. De samenstelling van de beleggingsportefeuille per 30 juni 2014 is in tabel 2 opgenomen: Tabel 2: samenstelling vermogen per 30 juni 2014: Samenstelling vermogen
vastrentende waarden incl. liquiditeiten aandelen alternatieve beleggingen waarde afdekkingsportefeuille rente waarde afdekkingsportefeuille valuta waarde totale beleggingsportefeuille
Portefeuille PGB 30 juni 2014
Portefeuille PGB 30 juni 2014
Mix normportefeuille 2014
Mix normportefeuille 2013
in euro’s
in %
in %
in %
8,1 miljard 5,1 miljard 2,9 miljard 0,2 miljard 0,0 miljard
50,5 31,7 17,8 — —
50 30 20
16,3 miljard
100
50 30 20
Toelichting: gezien de samenstelling van het deelnemersbestand en het vastgestelde risicokader is in de tweede helft van 2011 het risico in de beleggingsportefeuille teruggebracht. Er wordt sindsdien ongeveer 50 procent van de beleggingen aangehouden in een matching portefeuille bestaande uit hoogwaardige eurostaatsobligaties (32 procent) en bedrijfsobligaties met een gemiddelde rating A (17,5 procent). De matchingportefeuille heeft als primair doel om de kasstromen van de beleggingen zoveel als mogelijk in lijn te brengen met de kasstromen van de uit te keren pensioenen. Ongeveer 50 procent van het vermogen wordt in een returnportefeuille belegd bestaande uit aandelen (30 procent) en alternatieve beleggingen (20 procent) waaronder vastgoed (6 procent), infrastructuur (5 procent), alternatieve vastrentende waarden (3 procent) en inflatie-gelinkte obligaties (6 procent). Met de returnportefeuille wordt beoogd een rendement op de lange termijn te maken binnen de risicokaders die het fonds bereid is te aanvaarden om toeslagverlening mogelijk te maken.
Ontwikkeling van de verplichtingen
Om te berekenen hoeveel geld pensioenfondsen nodig hebben om de pensioenen nu en in de toekomst te kunnen betalen, maken ze gebruik van een marktrente die De Nederlandsche Bank (DNB) voorschrijft. Deze rente daalde in het tweede kwartaal van 2014 van 2,6 naar 2,4 procent. Het fonds moet daardoor meer reserveren voor de uitbetaling van de pensioenen. De verplichtingen stegen door de lagere rente en als gevolg van collectieve waardenovernames van nieuwe aansluitingen van 14,4 miljard euro tot 15,2 miljard. Ontwikkeling dekkingsgraad en herstelplan
Het kortetermijnherstelplan liep eind 2013 af. Het fonds kwam met ingang van 2014 in een volgende herstelfase terecht, die van het langetermijnherstelplan. Daarin staat dat de buffer voor beleggingsrisico’s (het zogeheten reservetekort) binnen tien jaar aangevuld moet worden. Dat betekent dat de dekkingsgraad in 2024 zou moeten uitkomen op 115 procent. Volgens het huidige langetermijnherstelplan kan dat niveau bij een normale economische ontwikkeling in 2016/2017 worden bereikt. Dan kan ook weer worden gedacht aan (gedeeltelijke) toeslagverlening tenzij de overheid strengere eisen gaat stellen door hogere buffers te verlangen en verdeelregels te introduceren. In het huidige wetsvoorstel van het kabinet ziet het daar nu wel naar uit. Het inbouwen van meer zekerheid gaat ten koste van de koopkracht van de pensioenen. De ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt op de volgende pagina grafisch weergegeven. Studie
In het tweede kwartaal van 2014 is een ALM-studie uitgevoerd. Hiermee is nagegaan hoe het strategisch beleggingsbeleid van PGB eruit moet zien om een zo waardevast mogelijk pensioen te kunnen realiseren met een beperkte kans op korten. De gevolgen van de nieuwe regels in het Financieel toetsingskader, die recent bekend zijn geworden, worden nu in de analyse meegenomen.
PGB KWARTAALBERICHT
2
TWEEDE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
ONTWIKKELING DEKKINGSGRAAD
(Feitelijke versus verwachte ontwikkeling dekkingsgraad op basis van herstelplan en minimum herstelpad) Toelichting: De financiële positie van een pensioenfonds wordt uitgedrukt in de dekkingsgraad. Is de dekkingsgraad 100 procent dan is er precies voldoende vermogen om alle pensioenen te kunnen uitbetalen. Pensioenfondsen zijn wettelijk verplicht om reserves aan te houden. Een reserve van ongeveer 4 procent voor algemene risico’s en daarnaast een buffer om schommelingen in de beleggingen te kunnen opvangen. De minimale dekkingsgraad voor PGB zou bij de huidige beleggingsmix ongeveer 115 procent moeten zijn. Onder die grens moet een herstelplan worden opgesteld. Daarin wordt aangegeven hoe het fonds weer op het vereiste niveau denkt te komen. Binnen 3 jaar boven de circa 104 procent en binnen 15 jaar boven de circa 115 procent. De overheid werkt aan nieuwe financiële spelregels. Die kunnen het langetermijnherstelplan gaan beïnvloeden.
Organisatie en beleid Raad van toezicht en verantwoordingsorgaan nieuwe stijl van start
PGB heeft per 1 juli 2014 een raad van toezicht. Nico Meeuwisse is voorzitter van de raad. Hij heeft de aandachtsgebieden governance, pensioenen, wet- en regelgeving en communicatie. De andere twee leden zijn Orpa Bisschop (aandachtsgebieden administratieve organisatie, interne controle, compliance en integriteit) en René van de Kieft (aandachtsgebieden balansmanagement, actuariaat, vermogensbeheer en risicomanagement). De permanente, onafhankelijke raad van toezicht vervangt de visitatiecommissie. Per 1 juli is ook het nieuwe verantwoordingsorgaan actief. Het verantwoordingsorgaan telt 18 leden. Zij vertegenwoordigen de belangen van werknemers, gepensioneerden en werkgevers. Het verantwoordingsorgaan nieuwe stijl vervangt het oude verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. Eerder waren al Arnold Verplancke en Tom Vollebergh voorgedragen als leden in het bestuur namens gepensioneerden. De toezichthouder van pensioenfondsen, De Nederlandsche Bank, heeft ingestemd met de samenstelling van de raad van toezicht en de bestuurlijke benoemingen. Met de wijzigingen is het bestuursmodel nu aangepast aan de nieuwe regels in de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Op weg naar herziening van het pensioencontract
De toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioensysteem staat onder druk. De gevolgen van de financiële crisis, de lage rente en de stijgende levensverwachting zijn daar vooral debet aan. Het kabinet wil meer rust en stabiliteit in de pensioenregelingen. Daarom is er onlangs voor gekozen om op korte termijn een beperkt aantal aanpassingen van het pensioensysteem door te voeren. Staatssecretaris Klijnsma (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) noemt dit ‘technisch onderhoud’. Voor maatregelen op de langere termijn is de bewindsvrouw inmiddels een nationale dialoog over pensioenen gestart. Eind augustus vindt in dat kader de lancering van de website www.denationalepensioendialoog.nl plaats. Kern huidige wetsvoorstel De aanpassingen die staatssecretaris voor behandeling naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, zijn erop gericht om de pensioenen minder gevoelig te maken voor grote schokken op de financiële markten en de stijging van de levensverwachting. Financiële mee- en tegenvallers moeten gelijkmatig over de tijd worden gespreid en eerlijk worden verdeeld.
PGB KWARTAALBERICHT
3
TWEEDE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Nieuwe regels voor verlaging In slechte tijden zullen pensioenfondsen direct maatregelen moeten nemen. Als een pensioenfonds een tekort heeft, wordt niet meer gewacht met het verlagen van de pensioenen tot het einde van de herstelperiode. De verlaging mag wel over maximaal tien jaar worden uitgesmeerd. In plaats van een kleine kans op een grotere korting, krijgen deelnemers te maken met een grotere kans op een kleinere korting. Pensioenfondsen met een wat oudere deelnemerskring kunnen overwegen om een kortere spreidingsperiode te gebruiken. Nieuwe regels voor verhoging Er komen ook nieuwe regels voor toeslagverlening. De toeslagverlening (of indexatie) is de verhoging van de pensioenen om gestegen prijzen en lonen bij te houden. In goede tijden zorgen de nieuwe regels ervoor dat de toeslagen op een evenwichtige en eerlijke manier over de generaties wordt verdeeld. Pensioenfondsen zullen meer reserves moeten aanhouden om schommelingen in de beleggingen op te kunnen vangen. De vereiste dekkingsgraad voor PGB zou daarmee naar verwachting stijgen van circa 115% naar circa 120%. En fondsen kunnen alleen een toeslag geven als zij die ook in de toekomst kunnen betalen. De toeslagverlening voor gemiste indexaties in het verleden of compensatie voor eerder verlaagd pensioen kan pas worden verstrekt als een dekkingsgraad is bereikt waarbij sprake is van volledige indexatie. Als dat zo is, kan per jaar 10 procent van het meerdere boven de dekkingsgraad voor deze toeslagverlening of compensatie worden gebruikt. Pensioenfondsen houden volgens de staatssecretaris de mogelijkheid om een beleggingsbeleid te voeren dat is gericht op het realiseren van een geïndexeerd pensioen (een pensioen dat wordt verhoogd om gestegen prijzen en lonen bij te houden). Daarnaast blijft het afspreken van een stabiele premie mogelijk. Wat de precieze gevolgen zijn van de nieuwe regels, gaat PGB op dit moment na. Daarna vindt overleg plaats met de sociale partners en de aangesloten bedrijven waarvoor het fonds de pensioenregelingen uitvoert. Het lijkt er nu op dat de koopkrachtverwachting van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden bij onveranderd beleid zal dalen. Na de zomer behandelt de Tweede Kamer de nieuwe regels voor pensioenen, die staan in het Financieel toetsingskader. Het kabinet wil de nieuwe regels op 1 januari 2015 invoeren. De belangrijkste informatie en achtergronden over de nieuwe pensioenregels vindt u op onze website. Aanpassing pensioenopbouw
De maximale pensioenopbouw gaat per 1 januari 2015 omlaag. Het maximale opbouwpercentage is nu 2,15 procent. Het gaat per 1 januari 2015 omlaag naar 1,875 procent. Daarnaast wordt de pensioenopbouw boven de 100.000 euro straks niet meer fiscaal ondersteund. Wie meer dan 100.000 euro verdient, bouwt over het meerdere géén pensioen meer op. Ter compensatie komt er een vrijwillige regeling voor bijsparen. PGB wil zo’n ‘netto-pensioenregeling’ gaan aanbieden als daar belangstelling voor is en de eisen van de overheid een efficiënte uitvoering mogelijk maken. Gevolgen fiscale beperking In de meeste regelingen die PGB voor werkgevers uitvoert, ligt het opbouwpercentage al onder het nu voorgestelde maximum van 1,875 procent. Het maximum pensioengevend salaris is bovendien al lager dan 100.000 euro. Deze regelingen, zoals die van de grafimedia en reprografie, worden door de fiscale beperking van de pensioenopbouw dus niet geraakt. Een aantal branches of werkgevers heeft echter een (aanvullende) pensioenregeling waarbij de pensioenopbouw wél hoger is dan 1,875 procent. Of waarbij het maximum pensioengevend salaris wél boven de 100.000 euro ligt. Deze regelingen moeten worden aangepast. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. De regeling kan, afgezien van de verlaging van de opbouw, verder intact blijven. Daardoor zou de premie normaal gesproken kunnen dalen. Of er wordt gekeken of de regeling op andere onderdelen kan worden verbeterd. Overleg met sociale partners en werkgevers PGB gebruikt het derde kwartaal 2014 om met sociale partners uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf en de verf- en drukinktindustrie, sectorcommissies en werkgevers, die met een fiscaal onzuivere regeling te maken krijgen, te overleggen hoe de pensioenregeling kan worden aangepast. Werkgevers met een (aanvullende) pensioenregeling die straks als onzuiver zal worden aangemerkt, ontvangen in juli een brief over de gevolgen van het nieuwe fiscale regime voor hun pensioenregeling. PGB KWARTAALBERICHT
4
TWEEDE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Pensioenuitvoering
PGB verwacht in september zijn basisadministratie te kunnen vervangen. Het huidige systeem wordt gefaseerd vervangen, om de gevolgen van de flexibilisering van de pensioenleeftijd, de verschoven richtleeftijd (van 65 naar 67 jaar) en de wijzigingen in de uitvoering van het pensioencontract die eraan komen, te kunnen opvangen. In het pakket vindt verder maatwerk plaats voor de aangesloten branches en bedrijven en wordt meer selfservice geboden. De komende twee tot drie maanden worden alle gegevens verhuisd. De gegevens in de deelnemers- en werkgeveraccounts in de portalen zijn daardoor tijdelijk niet actueel. Na het vervangen van het pensioenadministratiesysteem wordt het heringerichte werknemersportaal in november 2014 in gebruik genomen en het werkgeversportaal begin 2015.
Ontwikkeling deelnemerskring Het aantal premiebetalende werknemers - inclusief toerekening wegens arbeidsongeschiktheid - daalde in het tweede kwartaal met 1,2 procent. Het aantal pensioengerechtigden steeg met 0,9 procent. Per saldo nam het volume premiebetalende deelnemers en pensioenontvangers in het tweede kwartaal af met 70. Ten opzichte van de stand van 31 maart 2014 is het aantal gedaald van 102.444 naar 102.374 premiebetalende deelnemers en pensioengerechtigden. Het aantal deelnemers en pensioengerechtigden inclusief de gewezen deelnemers (oud-deelnemers die in het verleden bij PGB pensioen opbouwden en dit hebben laten staan) komt eind juni 2014 uit op circa 234.000. In tabel 3 is de ontwikkeling weergegeven. Tabel 3: ontwikkeling deelnemerskring (30 juni 2014): Ontwikkeling aantal deelnemers Grafimedia en reprografie Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf
30 juni 2014
30 maart 2014
31 december 2013
24.123
24.650
25.491
4.439
4.374
4.054
Verf- en drukinktindustrie
1.517
1.531
1.643
Uitgeverijbedrijf
6.195
6.356
6.257
Kunststof- en rubberindustrie
1.094
1.102
627
Papierindustrie
1.642
1.608
896
Chemische en farmaceutische industrie
2.825
2.800
2.440
518
519
—
4.042
4.019
3.945
Totaal incl. toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
46.395
46.959
45.353
Totaal aantal pensioenontvangers
55.979
55.485
54.885
102.374
102.444
100.238
Overige sectoren Met. toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
Totaal aantal deelnemers en pensioenontvangers
Profiel Pensioenfonds PGB is een bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers en werknemers uit de grafimediasector, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, de verf- en drukinktindustrie en voor een aantal bedrijven uit het uitgeverijbedrijf, de papierindustrie, de kunststof- en rubberindustrie, de chemische en farmaceutische industrie, de informatie- en communicatie-industrie, de (proces)industrie, de (technische) groothandel en de dienstverlening. Het voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden belegde vermogen bedraagt circa € 16 miljard. Disclaimer De cijfers in dit kwartaalbericht zijn voorlopige cijfers, deels gebaseerd op schattingen, en niet gecontroleerd door de certificerende accountant en externe actuaris.
5