PGB JAARVERSLAG 2013
JAARVERSLAG
2013
PGB JAARVERSLAG 2013
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM 020 7532950 WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PENSIOENFONDS PGB
PENSIOENFONDS PGB
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
JAARVERSLAG 2013 61e BOEKJAAR
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM 020 7532950 WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PGB is in beweging. Van een pensioenfonds voor de grafische sector veranderen we in een multi-sectoraal pensioenfonds. We hebben er voor gekozen om ons open te stellen en zo het solidaire collectief uit te breiden. Om samen te zorgen voor een goed pensioen in de toekomst. Van onze oorsprong in 1929 tot het PGB van nu gaat het daarbij om betrokkenheid, solidariteit, verbondenheid en perspectief. Lees verder op pagina’s 16-17, 26-27, 38-39, 50-51, 62-63, 74-75 en 88-89. Foto’s: Patricia Wolf Fotografie
INHOUD Algemeen 5
Kerncijfers
6
Fondsorganen en hun samenstelling
9
Voorwoord
Verslag van het bestuur 11
Hoofdlijnen 2013
13
‘Pension Fund Governance’: over organisatie en besturing
21
Pensioenbeheer
21
Ontwikkeling pensioenregeling
22
Ontwikkeling in pensioenadministratie en werkgevers- en deelnemersbestand
25
Ontwikkeling communicatie
29
Financiële zaken
35
Balans- en vermogensbeheer
37
Beleggingsresultaten in 2013
41
Risicobeheer
43
Kosten pensioenfonds
45
Toekomstverkenning
Jaarrekening 2013 49
Balans per 31 december 2013
52
Staat van baten en lasten over 2013
53
Kasstroomoverzicht over 2013
55
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013
Overige gegevens 95
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
96
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
97
Verklaring van de actuaris
98
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Bijlagen 101 Bijlage 1: Profiel 103 Bijlage 2: Nieuwe aansluitingen 104 Bijlage 3: Statuten- en reglementswijzigingen 105 Bijlage 4: Pensioencommunicatie in brochures, digitale nieuwsbrieven en magazines 106 Bijlage 5: Begrippenlijst
PGB JAARVERSLAG 2013
3
ALGEMEEN
ALGEMEEN
KERNCIJFERS Aan het einde van respectievelijk over de jaren 2009 t/m 2013. Alle bedragen van de kerncijfers zijn afgerond op miljoenen euro’s met uitzondering van de pensioenuitvoeringskosten per deelnemer. De percentages zijn berekend op basis van de niet-afgeronde bedragen.
Aantal werkgevers Aangesloten werkgevers Aantal verzekerden Premiebetalende verzekerden Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Premievrije verzekerden Totaal Aantal pensioenen Ingegane ouderdomspensioenen Ingegane partnerpensioenen Ingegane wezenpensioenen Totaal Pensioenuitvoering Premieloon (pensioengrondslag) Premiebijdragen Pensioenuitvoeringskosten Reguliere kosten pensioenbeheer per deelnemer Incidentele1 kosten pensioenbeheer per deelnemer Uitkeringen Beleggingen Balanswaarde beleggingen2 Totale waarde beleggingsportefeuille Beleggingsopbrengst risico fonds Beleggingsopbrengst risico deelnemers Totaal rendement in % Z-score Performancetoets Kosten vermogensbeheer in % gemiddeld belegd vermogen Vermogenssituatie en solvabiliteit Voorziening pensioenverplichtingen Vereist eigen vermogen Vereiste reserve Aanwezig pensioenvermogen Vrije reserve (+)/reservetekort (-) Minimaal vereist eigen vermogen Aanvulllend vereist eigen vermogen Eigen vermogen Marktrente in % Aanwezige dekkingsgraad FTK in % Vereiste dekkingsgraad FTK in % Verhoging ingegane pensioenen en aanspraken per 1 januari in % Toeslag
2013
2012
2011
2010
2009
2.131
2.221
2.186
2.361
2.485
41.408
41.024
35.697
37.920
38.578
3.945 124.076
4.168 122.803
4.490 105.359
4.563 111.026
4.786 153.442
169.429
167.995
145.546
153.509
196.806
37.610 16.607 668
34.256 15.757 716
28.979 13.826 608
26.871 13.625 620
24.582 12.902 564
54.885
50.729
43.413
41.116
38.048
€ € € € € €
1.072 251 22 135 82 451
€ € € € € €
986 202 15 136 19 407
€ € € € € €
854 167 12 126 ─ 374
€ € € € € €
900 167 10 118 ─ 383
€ € € € € €
903 188 8 116 ─ 305
€ € € €
14.713 14.544 227 2 1,7 0,31 2,08
€ € € €
14.145 14.093 1.543 2 13,0 0,05 1,49
€ € € €
11.740 11.440 685 1 6,6 0,19 1,51
€ € € €
11.077 10.962 1.047 1 10,7 0,35 1,51
€ € € €
11.459 9.291 1.166 1 14,5 0,90 1,66
0,35
€ € € € € € € € ̶
13.695 2.092 15.787 14.350 1.437 561 1.531 655 2,73 104,8 115,3
—
0,40
€ € € € € € € € ̶
13.646 1.967 15.613 13.717 1.896 559 1.408 71 2,42 100,5 114,4
—
n.b.
€ € € € € € € € ̶
̶
11.500 1.700 13.200 11.431 1.769 552 1.148 69 2,74 99,4 114,8
—
n.b.
€ € € € € € € € ̶
10.128 1.840 11.968 10.945 1.023 471 1.369 817 3,47 108,1 117,8
—
n.b.
€ € € € € € € € ̶
8.491 1.339 9.830 9.322 508 395 944 831 3,88 109,8 115,8
—
1 De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie namen met 6,0 miljoen toe. De aanstaande wijzigingen in wet- en regelgeving vragen om grootscheepse aanpassingen in processen en systemen. 2 De lopende interest op vastrentende waarden, derivaten en deposito’s en de overige vorderingen en schulden inzake beleggingstransacties zijn met ingang van het verslagjaar 2013 onder de beleggingsportefeuille gepresenteerd. De vergelijkende cijfers over 2012 zijn aangepast. De vergelijkende cijfers over eerdere verslagjaren zijn niet aangepast.
PGB JAARVERSLAG 2013
5
ALGEMEEN
FONDSORGANEN EN HUN SAMENSTELLING
Bestuur Statutair bestaat het bestuur uit maximaal tien leden (vijf namens de werkgeversorganisatie en eveneens vijf namens de werknemersorganisaties). Bestuurders worden voor vier jaar benoemd. Het bestuur bestaat momenteel uit negen leden. Werkgevers- en werknemersorganisaties dragen kandidaatbestuursleden voor. Het bestuur beoordeelt de voordracht op basis van de functieprofielen.
Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau. Directeur is mr. I.J. van Vliet. Het bestuur wordt op het gebied van balansmanagement ondersteund door twee vaste externe adviseurs te weten drs. M.J.M. Jochems en drs. J.L.M.J. Klijnen.
De bestuursvergaderingen worden voorgezeten door een uit het bestuur gekozen voorzitter; tevens kiest het bestuur een plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur werkt volgens een model waarbij de leden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de besturing van PGB. Ieder bestuurslid is daarnaast portefeuillehouder met een eigen aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. Het bestuur vergadert in beginsel eens in de 14 dagen. Het bestuur kwam in 2013 29 keer bijeen. Het gemiddelde aanwezigheidspercentage van bestuursleden bedroeg bijna 90 procent. De samenstelling van het bestuur is ultimo 2013 als volgt: Bestuurder
Functie
Portefeuille
Aanwijzende organisatie*
Aftreden volgens rooster
drs. L. Coenradie RA
lid
1e: financiële en actuariële zaken 2e: pensioeninhoudelijke zaken
KVGO
ultimo 2016
drs. R. Degenhardt
voorzitter
1e: bestuurlijke zaken/voorzitterschap 2e: uitbesteding
KVGO
ultimo 2014
H.A. Elzerman
lid
1e: communicatie 2e: relatiebeheer/medezeggenschap
NVJ
ultimo 2015
F. de Haan
plv. voorzitter
1e: pensioeninhoudelijke zaken 2e: bestuurlijke zaken/voorzitterschap
FNV KIEM
ultimo 2014
drs. R.W.J. Heerkens
lid
1e: balansmanagement 2e: risicomanagement
FNV KIEM
april 2015
mr. M.M. Jansen
lid
1e: juridische zaken/compliance 2e: financiële en actuariële zaken
KVGO
april 2015
mw. drs. H. Kapteijn RA
lid
1e: risicomanagement 2e: balansmanagement
KVGO
mei 2016
mw. mr. N. Poelgeest
lid
1e: uitbesteding 2e: juridische zaken/compliance
CNV Media
ultimo 2014
drs. A.M. Verplancke
lid
1e: relatiebeheer/medezeggenschap 2e: communicatie
FNV KIEM
juli 2014
Vacature
lid
KVGO
* werkgeversorganisatie: Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (KVGO); werknemersorganisaties: FNV Kunsten Informatie en Media (FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ).
6
PGB JAARVERSLAG 2013
ALGEMEEN
Deelnemersraad (DR) De raad bestaat uit tien leden. De deelnemers en pensioengerechtigden zijn in de raad evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar. Ultimo 2013 waren er in de deelnemersraad twee vacatures. Tijdens het verslagjaar trad de heer Dubbeling af, die tevens voorzitter was. Wij danken de heer Dubbeling voor de wijze waarop hij zijn functie binnen de deelnemersraad vervuld heeft. De raad oefent de wettelijk aan hem toegekende bevoegdheden uit als medezeggenschapsorgaan. Zo heeft de deelnemersraad een advies-, beroeps- en informatierecht. Deze bevoegdheden zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen van de raad gehouden, waarvoor ook het bestuur wordt uitgenodigd. De deelnemersraad kwam in het verslagjaar totaal twaalf maal bijeen. Twee bijeenkomsten waren gewijd aan opleiding.
Verantwoordingsorgaan (VO) Het verantwoordingsorgaan telt achttien leden en kent een tripartiete verdeling: 1/3 actieve deelnemers, 1/3 pensioengerechtigden en 1/3 werkgevers. De leden worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar. Ultimo 2013 waren er in het verantwoordingsorgaan drie vacatures. Tijdens het verslagjaar traden mevrouw Kamp en de heer Dubbeling terug. Wij danken de teruggetrokken leden voor de wijze waarop zij hun functie hebben vervuld. Dit college heeft als taak een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Daartoe heeft het verantwoordingsorgaan een recht op informatie en overleg, een adviesrecht en enquêterecht. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen van het verantwoordingsorgaan gehouden, waarvoor ook het bestuur wordt uitgenodigd. Het verantwoordingsorgaan kwam in het verslagjaar in totaal acht keer bijeen. Twee bijeenkomsten waren gewijd aan opleiding.
De samenstelling van de deelnemersraad is ultimo 2013 als volgt: Bestuurder
Functie
Groep
Aanwijzende organisatie *
Aftreden volgens rooster
I.J. Akkerman
lid
werknemer
FNV KIEM
april 2015
drs. J.H.M. Brader
plv voorzitter
gepensioneerd
CNV Media
medio 2014
M. van den Brink
lid
gepensioneerd
CSO
maart 2014
F.P.M. Haselaar
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
ultimo 2015
C.A.M. Hoendervangers
lid
werknemer
FNV KIEM
april 2015
H. Jansen
voorzitter
gepensioneerd
FNV KIEM
april 2015
W.J. Monsieurs
lid
werknemer
NVJ
april 2015
P. Verhorst
lid
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
Vacature
─
werknemer
Unie
─
Vacature
─
werknemer
FNV KIEM
─
* FNV Kunsten Informatie en Media (FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening (Unie). Ouderenorganisatie: Coördinatieorgaan voor Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO).
De samenstelling van het verantwoordingsorgaan is ultimo 2013 als volgt: Bestuurder
Functie
Groep
Aanwijzende organisatie
Aftreden volgens rooster
I.J. Akkerman
voorzitter
werknemer
FNV KIEM
april 2015
A.F.A.H. Bergmans
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
juli 2016
drs. J.H.M. Brader
lid
gepensioneerd
CNV Media
medio 2014
R. de Bree
lid
werkgever
KVGO
april 2015
M. van den Brink
lid
gepensioneerd
CSO
maart 2014
drs. L. Dijkema
plv voorzitter
werkgever
KVGO
ultimo 2015
A. Emmink
lid
werkgever
KVGO
ultimo 2015
F.P.M. Haselaar
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
ultimo 2015
B. Hoekstra
lid
werkgever
KVGO
april 2015
C.A.M. Hoendervangers
lid
werknemer
FNV KIEM
april 2015
H. Jansen
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
april 2015
K.J.M. Langen
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
juli 2016
W.J. Monsieurs
lid
werknemer
NVJ
april 2015
P. Verhorst
lid
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
R. Warnar
lid
werkgever
KVGO
ultimo 2014
Vacature
─
werknemer
Unie
─
Vacature
─
werknemer
FNV KIEM
─
Vacature
─
werkgever
KVGO
─
PGB JAARVERSLAG 2013
7
ALGEMEEN
Klachtencommissie PGB kent een klachtencommissie bestaande uit twee bestuursleden, waarvan één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Deze commissie neemt besluiten over schriftelijke bezwaren van belanghebbenden tegen de wijze waarop de klantenbehandeling heeft plaatsgevonden. De bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het indienen van een klacht zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement.
Commissie Balansmanagement De commissie adviseert het bestuur bij het balansmanagement. Ze bereidt de besluitvorming voor over onder meer beleggingsen overlaystrategieën, actief en passief beheerde mandaten en het jaarlijkse beleggingsplan. In het verslagjaar heeft het bestuur de adviescommissie gemandateerd, om binnen de afgesproken bandbreedte van het strategisch beleggingsplan, ook beleggingsbesluiten te nemen voor zover het bestaande beleggingscategorieën en bestaande mandaten betreft.
De samenstelling van de klachtencommissie is ultimo 2013 als volgt:
Adviescommissie Juridische Zaken en Compliance Het bestuur heeft in het verslagjaar een commissie voor Juridische Zaken en Compliance ingesteld. De commissie adviseert het bestuur bij de voorbereiding van juridische zaken en bewaakt of het beleid in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving. Tot de taken behoren onder meer het beoordelen en actueel houden van juridische documentatie zoals de statuten, het pensioen-, uitvoeringsreglement en de overeenkomsten en contracten op het gebied van uitbesteding en vermogensbeheer. Tevens zorgt de commissie ervoor dat het bestuur werkt volgens een gedragscode en een integriteitsbeleid. De uitvoeringsorganisatie monitort of de belangrijkste uitbestedingspartijen van PGB aan het beleid voldoen.
Naam
Functie
Aanwijzende organisatie
mr. M.M. Jansen
fungerend voorzitter in 2014
KVGO
drs. A.M. Verplancke
fungerend voorzitter in 2013
FNV KIEM
Commissie van bezwaar PGB kent een onafhankelijke commissie van bezwaar. Belanghebbenden die het niet eens zijn met een beslissing van het bestuur over de toepassing van de pensioenregeling kunnen zich tot die commissie wenden. De bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het indienen van een bezwaar zijn geregeld in een afzonderlijk reglement. De samenstelling van de commissie van bezwaar is ultimo 2013 als volgt:
Naam
Functie
Aanwijzende organisatie
R.E. van Kesteren
fungerend voorzitter in 2013 lid lid fungerend voorzitter in 2014
CNV Media
J. Spaargaren T. van Veen B. Wals
FNV KIEM KVGO KVGO
Bezwaren kunnen worden ingediend bij het secretariaat van de commissie: Advocatenkantoor Kennedy Van der Laan mw. mr. S.J. Schijf Postbus 58188 1040 HD AMSTERDAM Adviescommissie Audit & Risk De commissie heeft een adviserende taak ten aanzien van de opzet en werking van het control framework en de externe financiële verslaggeving van PGB. Zij voert een integrale beoordeling uit van de beheersing van alle belangrijke risico’s van het pensioenfonds en verzorgt de voorbereiding van de financiële verslaglegging van het fonds.
8
Naast voornoemde drie (advies)commissies met een permanent karakter, kan het bestuur ook commissies met een tijdelijk karakter instellen. Ook voor die commissies geldt dat deze vooral adviserend zijn. Certificerend Actuaris R. Westhoff AAG van Towers Watson Netherlands Accountant W. Teeuwissen RA van KPMG Accountants N.V. Uitvoeringsorganisatie Het pensioenfonds PGB heeft het pensioenbeheer en balansmanagement uitbesteed aan Timeos bv. Timeos is per 1 oktober 2013 een bv geworden met PGB als enige aandeelhouder. Tot die datum was de uitvoeringsorganisatie van PGB een onafhankelijke stichting. Timeos is gevestigd te: Zwaansvliet 3 1081 AP Amsterdam Postbus 7855 1008 CA Amsterdam Telefoon: 020 7024000 Kantoor pensioenfonds PGB is gevestigd te: A.J. Ernststraat 595-H (kantoorgebouw ‘De Gelder’) 1082 LD Amsterdam Telefoon: 020 7532950 Website: www.pensioenfondspgb.nl
PGB JAARVERSLAG 2013
ALGEMEEN
VOORWOORD Het goede nieuws is dat PGB de pensioenen niet hoeft te korten. Niet in 2013 en niet in 2014. Onze dekkingsgraad is vorig jaar gestegen van 100,5 naar 104,8 procent. Daarmee zijn we boven het minimale niveau gekomen dat de wetgever van ons eist. Nu staat PGB voor de uitdaging voldoende buffers op te bouwen om eventuele nieuwe tegenslagen te kunnen opvangen en ook weer aan toeslagverlening te kunnen gaan denken. Dat we de pensioenen niet hoeven te verlagen is niet alleen goed nieuws voor onze pensioengerechtigden. Verlaging zou ook al onze actieve en gewezen deelnemers treffen. Dat vergeten mensen wel eens. De opgebouwde pensioenaanspraken zouden in dezelfde mate worden verlaagd als de ingegane pensioenen. In 2014 staat PGB voor meerdere uitdagingen. Natuurlijk doorgaan met een verantwoord financieel beleid om het vermogen (ruim 14 miljard euro) als een ‘goed huisvader’ (m/v) te beheren. Grote risico’s vermijden, maar wel kansen op extra rendement benutten. Tegelijkertijd is er veel gaande in de pensioensector. Evenals alle fondsen moet PGB vóór 1 juli 2014 zijn bestuursstructuur hebben aangepast aan de nieuwe Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Dat betekent onder meer vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur, stroomlijning van de medezeggenschap en de installatie van een Raad van Toezicht. PGB kan voortborduren op de professionele bestuurlijke basis die er al ligt. Daar waar nodig zijn in het verslagjaar, na overleg met sociale partners, sectorcommissies, de vereniging van gepensioneerden en fondsorganen, voorbereidingen getroffen om de structuur tijdig in lijn te brengen met de wetgeving. We liggen wat dat betreft goed op koers.
Diezelfde overheid is bezig via fiscale regels de opbouw van de pensioenen te verlagen en de pensioencommunicatie op een andere leest te schoeien. Bovendien heeft de staatssecretaris aangekondigd daarna een (nog) fundamentelere discussie te willen beginnen over het hele Nederlandse pensioenstelsel. Onze opdrachtgevers kunnen erop rekenen dat we op al die ontwikkelingen vakkundig en proactief blijven inspelen. In het belang van de pensioenperspectieven van onze deelnemers, pensioengerechtigden en hun (gewezen) partners. En dat wij al onze belanghebbenden daarvan op de hoogte houden. Ruud Degenhardt bestuursvoorzitter
Ook moeten we ons voorbereiden op vernieuwing van alle pensioencontracten, samen met sociale partners en aangesloten bedrijven. Een nieuwe wet, waarvan de inhoud helaas nog niet bekend is, zal dat gaan afdwingen. Via een nieuw Financieel Toetsingskader gaat de wetgever strengere regels stellen. PGB heeft daarvoor inmiddels een blauwdruk klaar liggen. Het wachten is nu op de overheid.
PGB JAARVERSLAG 2013
9
VERSLAG VAN HET BESTUUR
VERSLAG VAN HET BESTUUR
HOOFDLIJNEN 2013 De risicometer, die de kans op verlaging van de pensioenen weergeeft, stond het hele jaar diep in het rood. Omdat het einde van het kortetermijnherstelplan op 31 december 2013 lag en de dekkingsgraad maar langzaam herstelde, moest pensioenfonds PGB eind september nog een verlagingskans van 50 procent naar zijn deelnemers communiceren. Licht herstel van de economie lijkt zich, na jaren van krimp, aan te dienen. De dekkingsgraad (die de verhouding weergeeft tussen wat het fonds werkelijk aan pensioenvermogen heeft en wat het volgens de huidige rekenregels zou moeten hebben) steeg uiteindelijk in het verslagjaar van 100,5 naar 104,8 procent. Het was voldoende om de pensioenen van onze deelnemers volledig te kunnen blijven uitkeren. Het was helaas niet voldoende om de pensioenen ook te kunnen compenseren voor de stijging van de prijzen in 2013. Financiële positie en ontwikkeling pensioen Het beeld van de conjunctuur is in de loop van het jaar niet fundamenteel gewijzigd. De Europese en Amerikaanse economie lijken er wat florissanter bij te liggen, maar de gevaren en risico’s zijn de wereld niet uit. De euroschuldencrisis, Amerikaanse begrotingsproblematiek en lokale schuldengroei in China en andere opkomende landen hebben een grote invloed op wereldwijde economische groei en inflatie. In dit economisch klimaat heeft PGB in 2013 op zijn beleggingsportefeuille een bescheiden rendement gemaakt van 1,7 procent (inclusief het effect van de afdekkingsinstrumenten). Het pensioenvermogen steeg door de beleggingsresultaten en nieuwe aansluitingen van 13,7 miljard naar 14,4 miljard euro. De verplichtingen stegen van 13,6 miljard naar 13,7 miljard euro. Het fonds hoefde minder te reserveren voor toekomstige uitkeringen omdat de rente, op basis waarvan de verplichtingen worden vastgesteld, steeg. De gewogen gemiddelde rente liep geleidelijk op van 2,4 procent eind 2012 naar 2,7 procent eind 2013. Herstelplan Sinds 2008 had PGB, net zoals veel andere pensioenfondsen, een financieel tekort. Als gevolg van de kredietcrisis zakte de dekkingsgraad onder het wettelijk vereiste niveau van circa 104 procent. In een herstelplan was aangegeven met welke maatregelen het fonds weer op het vereiste niveau wilde komen. Het kortetermijnherstelplan liep eind 2013 af. De dekkingsgraad van 104,8 procent lag toen boven het minimum vereiste niveau van 104,1 procent. PGB hoefde de opgebouwde en ingegane pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden daarom niet te verlagen. Het fonds komt met ingang van 2014 in een volgende herstelfase terecht, namelijk die van het langetermijnherstelplan. Daarin is aangegeven hoe het fonds met de genomen herstelmaatregelen binnen 10 jaar minimaal het niveau van het Vereist Eigen Vermogen (ongeveer 115 procent) denkt te bereiken.
PGB JAARVERSLAG 2013
Geen toeslag Op grond van de financiële situatie van het fonds besloot het bestuur de pensioenen niet te verhogen. Zolang het fonds niet uit herstel is, blijft toeslagverlening achterwege. Per 1 januari 2013 en per 1 januari 2014 zijn de pensioenuitkeringen en de opgebouwde aanspraken dus niet geïndexeerd. Besturing In het verslagjaar is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen van kracht geworden. De wet beoogt de deskundigheid van het bestuur en het interne toezicht te versterken en de taken en bevoegdheden van bestaande fondsorganen te stroomlijnen. PGB had zijn werkwijze in 2010 al geprofessionaliseerd en kon daardoor voortborduren op de basis die er lag. Het bestuur nam, na overleg met belanghebbende organisaties, het besluit om het paritaire model te handhaven. Namens pensioengerechtigden zitten straks twee vertegenwoordigers in het bestuur. Verder zal er een Raad van Toezicht worden geïnstalleerd en gaan de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan op in een Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl. PGB zal het besturingsmodel voor de wettelijke datum van 1 juli 2014 hebben aangepast. Bedrijfsvoering Als richtsnoer voor het strategisch beleggingsbeleid gelden zowel koopkrachtbehoud als het beperken van eventuele kortingen. Het bestuur streeft ernaar de koopkracht van de pensioenen over 15 jaar gemeten, bij een normale ontwikkeling van de financiële markten, minimaal te laten uitkomen op 90 procent van een volledig geïndexeerd pensioen. Voor deze langetermijnambitie moet het pensioenfonds beleggingsrisico nemen. De kans op het korten van pensioenen was echter groter dan bedoeld (1,5 procent over een periode van drie jaar) doordat de crisis langer duurde en de economische ontwikkelingen achterbleven bij de verwachtingen. De koopkrachtmeter laat de verwachte koopkracht zien. (zie volgende pagina) Ontwikkeling beleggingsbeleid en risicomanagement Om een redelijke koopkracht op lange termijn te kunnen realiseren, heeft het bestuur in het verslagjaar het (defensieve) beleggingsprofiel gehandhaafd. Ook het beleid om 55 procent van het renterisico af te dekken in plaats van 60 procent, is voortgezet. Het valutarisico werd vrijwel volledig met derivaten afgedekt. Het fonds belegt een deel van het vermogen in nieteuro valuta. Omdat de uitkeringen in euro’s worden uitbetaald, loopt het fonds valutarisico. Ontwikkeling pensioenregeling en premie In de pensioenregelingen die PGB uitvoert, zijn vanaf 1 januari 2013 de pensioenrichtleeftijd en de standaardingangsdatum (ook wel pensioendatum genoemd) veranderd. De pensioen-
11
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOOPKRACHTMETER Verwachte koopkrachtontwikkeling (eind 2013) Bij een gelijkmatige ontwikkeling van de economie en op basis van het huidige financiële beleid kunnen de pensioenen bij PGB de komende 15 jaar ongeveer 94,7 procent van hun koopkracht behouden. Deze berekening is gebaseerd op de dekkingsgraad van 31 december 2013. Een jaar eerder lag de verwachte koopkracht nog op circa 90 procent. De koopkrachtverwachting is verbeterd door de hogere premie die wordt gevraagd, de verschuiving van de pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar 67 voor de opbouw vanaf 2013 en de hogere dekkingsgraad. Als de prijzen gemiddeld de komende 15 jaar met 2 procent stijgen, waar in de actuariële verkenningen vanuit wordt gegaan, verleent het fonds gemiddeld ongeveer 1,6 procent per jaar aan toeslag. Per jaar daalt de koopkracht in deze verwachting dus met 0,4 procent. De eerste jaren zal volgens de berekeningen geen of minder toeslag worden verleend. Daarna kan naar verwachting weer meer dan het verwachte gemiddelde aan toeslag worden verleend.
Risico van korting PGB hanteert voor kwantificering van het risico op korten een risicometer. Die geeft de kans weer dat de pensioenen bij PGB moeten worden verlaagd. Als het pensioenfonds in 2014 onder het wettelijk vereiste minimum van circa 104% uitkomt, hoeft het niet opnieuw een kortetermijnherstelplan in te dienen. De overheid wil de herziening van de pensioenregeling afwachten. De kans op een verlaging van de pensioenen na 2014 is verder ook afhankelijk van de ambitie voor wat betreft toeslagverlening die sociale partners met elkaar afspreken. De risicometer wordt daarom tijdelijk niet gebruikt.
richtleeftijd is de leeftijd die wordt aangehouden in de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw. Die is voor de nieuwe opbouw verschoven van 65 jaar naar 67 jaar. De standaardingangsdatum van het PGB-pensioen schuift voortaan mee met de AOW-leeftijd. PGB heeft de premie voor de basispensioenregeling moeten verhogen van 17,5 procent in 2012 naar 19,5 procent in 2013. De premie bleek niet meer kostendekkend als gevolg van de gestegen levensverwachting en de lage rentestand. Pensioenfondsen krijgen vanaf 2015 te maken met een herziening van het pensioencontract. Hoe dat er precies uit komt te zien, is nog niet duidelijk. Het kabinetsvoorstel dat eind 2013 voor behandeling naar de Tweede Kamer zou
12
worden verstuurd, is vertraagd. PGB trof in het verslagjaar voorbereidingen door sociale partners en opdrachtgevers via een pensioeninformatiebijeenkomst bij te praten, door deelnemers op de hoogte te houden, door het uitvoeren van een onderzoek naar risicobereidheid en door het opstellen van een transitieplan. Met het invullen van het pensioencontract wordt gewacht tot de contouren van het wetsvoorstel duidelijk zijn. Ontwikkeling deelnemerskring In 2013 brachten meerdere bedrijven en ondernemingspensioenfondsen hun pensioen bij PGB onder. Ten opzichte van eind 2012 steeg het totaal aantal deelnemers en pensioenontvangers met 4,5 procent van 95.921 naar 100.238. Door nieuwe aansluitingen zal het fonds met ingang van 2014 een verdere beheerste groei laten zien.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
‘PENSION FUND GOVERNANCE’ OVER ORGANISATIE EN BESTURING
Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregelingen die sociale partners en andere opdrachtgevers bij PGB hebben ondergebracht en voor de evenwichtige belangenbehartiging van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Tegelijk is het bestuur ervoor verantwoordelijk dat de financiële doelstellingen worden gehaald en dat het belegde vermogen goed wordt beheerd. Bestuurders moeten professioneel zijn en handelen volgens de in de Pensioenwet vastgelegde principes van goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). De principes voor bestuurlijk handelen, intern toezicht en verantwoording worden in 2014 vervangen door de normen uit de Code Pensioenfondsen. Voor verslagjaar 2013 zijn de principes van goed pensioenfondsbestuur als uitgangspunt gebruikt. Over de besturing van het pensioenfonds Het pensioenfonds wordt bestuurd als een financiële instelling met een maatschappelijk doel. De bestuursleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het fonds, maar ieder bestuurslid is ook portefeuillehouder met een eigen aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. De bestuursleden en hun aandachtsgebieden zijn opgenomen in het hoofdstuk ‘samenstelling fondsorganen’. De werklast voor bestuurders komt uit op anderhalf tot drie dagen per week, afhankelijk van de zwaarte van de portefeuille. Voor de werving, selectie en beoordeling van bestuurders zijn functieprofielen opgesteld. Bestuurders worden voor vier jaar benoemd. De organisatie van het pensioenfonds en de besturing worden in schema 1 weergegeven. Sectorcommissies PGB biedt sectoren waarvoor het fonds de pensioenregeling verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van sectorcommissies. Ze zijn een platform voor overleg over de ontwikkeling en inhoud van de pensioenregeling in de betreffende sector en voor informatie-uitwisseling met het bestuur van PGB.
Schema 1: Besturing pensioenfonds in verslagjaar
Toelichting positie: het bestuur, dat wordt ondersteund door het bestuursbureau en adviseurs, overlegt met de Visitatiecommissie (intern toezicht), de Deelnemersraad (medezeggenschap), het Verantwoordingsorgaan (verantwoording) en de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur heeft verschillende adviescommissies ingesteld die het bestuur op de toegewezen terreinen adviseren, het beleid voorbereiden en de uitvoering volgen. De uitvoeringsorganisatie werkt onder verantwoordelijkheid van het pensioenfonds. Ze registreert de gegevens van werkgevers en deelnemers, int en belegt de premie, keert de pensioenen uit en draagt er zorg voor dat werkgevers en deelnemers tijdig en begrijpelijk worden geïnformeerd. Het pensioenfonds staat onder financieel toezicht van De Nederlandsche Bank. De Autoriteit Financiële Markten houdt toezicht op de communicatie-uitingen en marktverhoudingen tussen pensioenuitvoerders. Voor controle van de jaarrekening heeft het bestuur te maken met de onafhankelijke accountant en voor de actuariële verklaring van de jaarcijfers met de extern actuaris. Een klantenpanel toetst en adviseert over de begrijpelijkheid van de pensioencommunicatie. KVGO, de werkgeversorganisatie voor grafimedia en reprografie draagt namens werkgevers kandidaat-bestuurders voor en leden van het verantwoordingsorgaan. De vakbonden FNV KIEM, NVJ en CNV Media doen dat namens werknemers en pensioengerechtigden. PGB biedt sectoren waarvoor het de pensioenregeling verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van een sectorcommissie. Ze zijn een platform voor overleg over de ontwikkeling en inhoud van de pensioenregeling in de betreffende sector en voor informatie-uitwisseling met het bestuur van PGB. De relaties tussen het fonds en externe organisaties zijn in het overzicht weergegeven met een stippellijn. De relaties binnen het fonds, interne commissies, fondsorganen en uitvoeringsorganisatie zijn weergegeven door middel van een ononderbroken lijn. Als gevolg van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen zal het besturingsmodel in 2014 wijzigingen ondergaan.
vastgelegd aan welke eisen individuele bestuursleden moeten voldoen en over welke kwalificaties het bestuur als collectief moet beschikken. Het plan is gebaseerd op het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de Pensioenfederatie.
De commissie kan bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties of uit een delegatie van opdrachtgevers. De commissie vergadert twee tot vier keer per jaar waarvan minimaal twee keer met het bestuur. Het fonds faciliteert vergaderingen van de sectorcommissie en overlegvergaderingen met het bestuur. Het gaat thans om sectorcommissies in de grafimedia, voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, de verf- en drukinktindustrie en het uitgeverijbedrijf.
Jaarlijks wordt het functioneren van het bestuur besproken door de twee voorzitters met alle bestuursleden individueel en het functioneren van de voorzitters door twee andere bestuursleden met hen. Daarbij wordt ook de opleidingsbehoefte in kaart gebracht. Het opleidingsplan wordt jaarlijks aangepast. In 2013 zijn in het kader van deskundigheidsbevordering diverse workshops georganiseerd en bezocht.
Evaluatie bestuurlijk functioneren Het bestuur beschikt over een deskundigheidsplan waarin is
In het verslagjaar heeft het bestuur onder leiding van externe deskundigen op het gebied van Pensionfund Governance
PGB JAARVERSLAG 2013
13
VERSLAG VAN HET BESTUUR
tijdens een ‘bestuursdag’ het functioneren van het bestuur als geheel geëvalueerd. Daarbij is een sterkte-zwakteanalyse opgesteld en is er op basis van recente pensioenontwikkelingen gekeken naar ‘witte vlekken’ in de besturing. Dat heeft geleid tot het instellen van enkele werkgroepen (onder meer voor Pensionfund Governance en het nieuwe Financieel Toetsingskader), en tot bijstelling van de portefeuilleverdeling binnen het bestuur. Door een accentverschuiving bij één portefeuille is als eerste aandachtsgebied ‘relatiebeheer’ gecreëerd. Dat wordt belangrijker naarmate PGB meerdere bedrijfstakken en sectoren bedient. Daarnaast is als nieuw aandachtsgebied informatietechnologie geïdentificeerd en als vacature aangemerkt voor de tiende statutaire bestuursportefeuille. Crisisplan Het bestuur beschikt over een crisisplan. Er is sprake van een crisissituatie als het fonds niet meer in staat is om binnen de wettelijk beschikbaar gestelde tijd aan zijn verplichtingen te voldoen. In het crisisplan staat hoe het bestuur dat wil voorkomen en welke maatregelen het kan nemen als het toch in een crisissituatie raakt of dreigt te geraken. Het crisisplan is als bijlage opgenomen in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Uitbestedingsbeleid Het bestuur heeft een uitbestedingsbeleid opgesteld. Voor de implementatie van het beleid is in het verslagjaar een plan van aanpak verder uitgewerkt. Alle uitbestedingsrelaties, waaronder de uitvoeringsorganisatie, moeten waar mogelijk aan dit beleid voldoen. De taken en verantwoordelijkheden van de uitvoeringsorganisatie zijn vastgelegd in een uitbestedingsovereenkomst (UBO). In de UBO zijn afspraken op hoofdlijnen gemaakt over de dienstverlening. Voor het fiduciair en vermogensbeheer en de pensioenadministratie zijn separate overeenkomsten opgesteld. De serviceniveaus zijn vastgelegd in serviceovereenkomsten. Jaarlijks wordt een budget voor de pensioenuitvoering vastgesteld. De uitvoeringsorganisatie legt periodiek verantwoording af in rapportages. Het bestuur toetst of de uitvoeringsorganisatie aan de afspraken voldoet en stuurt daar waar nodig bij. De uitvoeringsorganisatie verstrekt jaarlijks een rapport conform de richtlijnen van ISAE (International Standard on Assurance Engagements). Deze verklaring is een internationaal geaccepteerde standaard die organisaties in staat stelt uniforme informatie over de organisatie en de risico- en controleprocessen aan haar opdrachtgever te verstrekken. Ook bij de uitbesteding van het beheer van het belegd vermogen resp. de uitbesteding van de beleggingsadministratie worden de uitbestedingsrichtlijnen in acht genomen. Gedragscode en integriteit PGB heeft voor de aan het fonds verbonden personen (bestuursleden en adviseurs) een gedragscode opgesteld.
14
Die code is gebaseerd op de modelgedragscode die door de Pensioenfederatie is opgesteld. Doel is dat er regels en richtlijnen gelden voor zogeheten verbonden personen en insiders om belangenconflicten en misbruik van vertrouwelijke informatie te voorkomen. Het beleid strekt zich uit naar de uitvoeringsorganisatie en alle andere belangrijke uitbestedingsrelaties. Het fonds bewaakt dit via een adviescommissie Audit en Risk. PGB laat de rol van compliance officer extern vervullen. Noodzakelijke aanpassing van processen en systemen Het huidige informatiesysteem voor de pensioenadministratie kan voor de bestaande bedrijfsvoering nog enige tijd worden gebruikt, maar is door allerlei ontwikkelingen aan vervanging toe. Dat heeft te maken met de verschuiving van de AOWleeftijd en van de standaardingangsdatum van het PGBpensioen, de verhoging van de pensioenrichtleeftijd en de aanstaande invoering van het nieuwe pensioencontract. In het verslagjaar is een programma gestart om de benodigde aanpassingen in processen en systemen door te voeren. Uitgangspunt is een bestaand pensioensysteem, waarbinnen maatwerk mogelijk is voor de aangesloten branches en bedrijven. In het nieuwe systeem kunnen werkgevers en deelnemers zelfstandiger zaken regelen. Met meer zelfservice kan de dienstverlening aan kwaliteit winnen. Alvorens te beslissen over de toekomstige inrichting van de pensioenadministratie en de daarvoor benodigde uitgaven, heeft het bestuur verschillende scenario’s onderzocht. PGB heeft uiteindelijk gekozen voor een eigen uitvoeringsorganisatie en zal de kosten dragen van de noodzakelijke verbeteringen van processen en systemen. De implementatie vergt naar verwachting ongeveer 15 miljoen euro. Uitvoeringsorganisatie dochter van PGB Tegelijkertijd is besloten de samenwerkingsverhouding tussen het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie aan te passen. De rechtsvorm van Timeos (stichting) is omgezet naar een bv met PGB als enig aandeelhouder. De structuur en werkwijze van beide organisaties zijn op de gezamenlijke strategie aangepast. Met de herautomatisering en de organisatorische wijzigingen wil PGB ook zijn relatieve kostenpositie op termijn verbeteren. Medezeggenschap en toezicht Verantwoordingsorgaan Over het gevoerde beleid legt het bestuur verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. In 2013 kwamen het verantwoordingsorgaan en het bestuur acht keer bijeen en werden er twee opleidingsdagen georganiseerd. Het bestuur verstrekte het verantwoordingsorgaan uitgebreid informatie over de actuele ontwikkelingen (waaronder het budget voor pensioenuitvoering, een nieuw besturingsmodel en het beleid inzake maatschappelijk verantwoord beleggen) en vroeg advies over onder meer het risicobereidheidsonderzoek en het communicatieplan. Buiten de vergaderingen om krijgen de
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
leden periodieke informatiebulletins. De verklaring van het verantwoordingsorgaan over het in 2013 gevoerde beleid is opgenomen onder ‘Overige gegevens’ elders in het jaarverslag evenals de reactie op de verklaring door het bestuur. Deelnemersraad In het kader van medezeggenschap overlegt het bestuur periodiek met de deelnemersraad. In 2013 kwamen de raad en het bestuur tien keer bijeen. Er werden twee opleidingsdagen georganiseerd. De raad kreeg uitgebreide informatie over actuele ontwikkelingen en gaf het bestuur advies over de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota, het jaarverslag, voorgenomen wijzigingen in de statuten en reglementen waaronder de uitbreiding van de werkingssfeer, nieuwe aansluitingen, vervangingsvoorstel van een pensioenadministratiesysteem, de wijziging van de zeggenschapverhouding tussen pensioenfonds en uitvoeringsorganisatie en de wijziging van het besturingsmodel. Buiten de vergaderingen om wordt ook de deelnemersraad op de hoogte gehouden door de periodieke informatiebulletins. De leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn in 2013 overgestapt op papierloos vergaderen. De uitnodiging, de agenda en de vergaderstukken worden digitaal beschikbaar gesteld. De samenstelling van de organen en de agenda’s voor de vergaderingen staan op de website zodat deelnemers daarvan kennis kunnen nemen. Visitatiecommissie PGB kent tot nu toe een visitatiecommissie als vorm van intern toezicht op de bedrijfsvoering. Die commissie dient minstens eens per drie jaar in actie te komen. Het bestuur besloot na overleg met het verantwoordingsorgaan over 2013 geen visitatie te laten uitvoeren. Dat was in 2012 reeds gebeurd en het verslagjaar kenmerkte zich door vele langlopende en daardoor nog niet afgeronde ontwikkelingen en projecten, zoals de besturing van het fonds, het nieuwe pensioencontract en automatisering van de pensioenuitvoering. Toezichthouders DNB en AFM PGB staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Het financieel toezicht vanuit DNB richt zich op de financiële soliditeit van het fonds en de stabiliteit van de sector. Het gedragstoezicht door de AFM heeft betrekking op transparante communicatie en de marktverhouding tussen pensioenuitvoerders. Het pensioenfonds informeert de toezichthouder DNB regelmatig over de gang van zaken bij het pensioenfonds. Daarbij komen onder meer aan de orde de wijzigingen in statuten en reglementen, de ABTN en ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad, het herstelplan en het premiebeleid. DNB is bij een aantal pensioenfondsen waaronder PGB de uitbesteding van het vermogensbeheer nagegaan. Er is
PGB JAARVERSLAG 2013
gekeken hoe de ambitie van het fonds naar het strategisch beleggingsbeleid en de opdrachten naar vermogensbeheerders was vertaald en welke beleggingslimieten werden gehanteerd. Daarnaast onderzocht de toezichthouder de beheersing van het renterisico van het fonds. Over beide onderzoeken had het fonds een positieve dialoog met de toezichthouder. Het bestuur zal op onderdelen zijn beleid en processen aanscherpen. Klachten en geschillen PGB kent een klachten- en een geschillenregeling. Een klacht gaat over de manier waarop deelnemers of werkgevers door de uitvoeringsorganisatie zijn behandeld en een geschil heeft betrekking op de manier waarop de pensioenregeling wordt toegepast. In 2013 werden er 17 (2012: 22) klachten in ontvangst genomen. Het gaat vooral om klachten over de schriftelijke of mondelinge communicatie, het verstrekken van onjuiste informatie, achterblijvende service of trage reacties op ingediende verzoeken. De klachten konden tijdig worden afgehandeld zonder dat er klachten werden voorgelegd aan de klachtencommissie. Het bestuur beschouwt dit beperkte aantal klachten ten opzichte van het transactievolume als een graadmeter voor de kwaliteit van de uitvoering van de pensioenregeling. Uit benchmarkonderzoek blijkt dat PGB zich positief onderscheidt ten opzichte van andere pensioenfondsen die aan het onderzoek meedoen. De gemiddelde waardering van deelnemers en pensioengerechtigden voor het pensioenfonds kwam in het laatst gehouden onderzoek (2013/2014) voor PGB uit op 7,2. De benchmark lag gemiddeld op 6,8. Geschillen In 2013 zijn er zes deelnemers geweest die een geschil over de manier waarop de pensioenregeling wordt toegepast, hebben voorgelegd aan het bestuur. Eén deelnemer diende een bezwaarschrift in bij de onafhankelijke Commissie van Bezwaar. De commissie heeft in 2013 uitspraak gedaan: het bezwaar van de deelnemer werd ongegrond verklaard. Werkgroepen Werkgroep Pension Fund Governance Het bestuur heeft in het verslagjaar de werkgroep Pension Fund Goverance ingesteld. De werkgroep bereidt de versterking van het besturingsmodel voor. In augustus 2013 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking getreden. De wet heeft tot doel de deskundigheid van het bestuur en het interne toezicht te versterken en de taken en bevoegdheden van bestaande fondsorganen te stroomlijnen. Voor bestuurders zijn de eisen voor geschiktheid en beschikbaarheid flink opgeschroefd. Naast bewezen expertise zullen ze voortaan, voor fondsen zoals PGB, minimaal twee dagen per week beschikbaar moeten zijn en de voorzitter minimaal drie dagen per week.
15
V
erantwoordelijk
WAAR KOMEN WE VANDAAN? De bakermat van pensioenfonds PGB ligt aan het begin van de vorige eeuw. Concurrentie tussen drukkerijen en een dreigende wereldcrisis vormen een ideaal klimaat voor samenwerking tussen werkgevers en werknemers. In plaats van de gebruikelijke controverses tussen ‘patroons’ en arbeiders ontstaat nu een gevoel van verantwoordelijkheid voor elkaar. Het leidt in 1929 tot één van de eerste bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland, het Pensioenfonds voor de Grafische Vakken. Na een fusie met fondsen voor de boekbinders en de illustratoren, ontstaat in 1953 het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven, of kortweg PGB.
VERSLAG VAN HET BESTUUR
PGB kiest ervoor om het paritaire bestuursmodel te continueren. Ook het aantal statutaire bestuurszetels (tien) verandert niet. Wat wel wijzigt, is de zetelverdeling. Die wordt 4 - 4 - 2 in plaats van 5 - 5. Naast werkgevers en werknemers komen gepensioneerden in de nieuwe structuur met twee vertegenwoordigers in het bestuur. Alle belanghebbende groepen zijn daarmee in het bestuur vertegenwoordigd. Dat moet de evenwichtige afweging van de verschillende belangen ten goede komen. In de nieuwe bestuursstructuur zijn er vier zetels ingeruimd voor vertegenwoordigers van werkgevers. De nieuwe Werkgeversraad PGB, een vertegenwoordiging van werkgevers die hun pensioenregeling bij PGB hebben ondergebracht, draagt de bestuurders voor. Het bestuur benoemt ze. Voor de vier zetels van werknemers verwacht het bestuur één voordracht van het CNV en drie van het FNV. Voor de twee zetels namens pensioengerechtigden zullen verkiezingen worden gehouden als er meer kandidaten per zetel zijn. Het bestuur heeft voor die twee vacatures twee functieprofielen (portefeuille Relatie/medezeggenschap en portefeuille Informatietechnologie) opgesteld. Kandidaten kunnen worden gesteld door de vakbonden en de Vereniging van Gepensioneerden (VVG PGB). Gepensioneerden konden zichzelf ook kandidaat stellen of een kandidaat voordragen. In dat geval moet worden aangetoond dat men over draagvlak beschikt. Waarom het paritaire model? Bestuur en belanghebbenden konden op grond van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen kiezen uit verschillende bestuursmodellen. Variërend van het beschreven paritaire model, tot een model met onafhankelijke beroepsbestuurders of een gemengd model. Het bestuur heeft mede op basis van de ontvangen adviezen van werkgevers- en werknemersorganisaties, sectorcommissies en de Vereniging van Gepensioneerden van PGB besloten de bestaande praktijk voort te zetten. Het had zijn besturingsmodel in 2010 geprofessionaliseerd. De bedrijfsvoering verschoof toen van het paritair uitvoeren van een pensioenregeling naar het actief besturen van een financiële instelling met een maatschappelijk doel. In het bestuur zijn daarvoor onder andere bestuurders met expertise op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement aangetrokken. Aan de eisen van geschiktheid en beschikbaarheid wordt voldaan. Daarnaast is een bestuursbureau ingericht. Dat verzorgt het bestuurssecretariaat, de bestuursagenda, de beleidsvoorbereiding en de monitoring van de uitvoeringsorganisatie. De belangrijkste reden om te kiezen voor het paritaire model ligt in het draagvlak bij de sociale partners en aangesloten bedrijven. Werkgeversorganisaties, vakbonden en aangesloten bedrijven zijn nauw betrokken bij het pensioenfonds. Ze hebben laten weten direct bestuurlijk betrokken te willen blijven bij de uitvoering van de pensioenovereenkomst. Ze verwachten ook in de toekomst de gewenste deskundigheid te kunnen leveren. Daar waar nodig, zullen ze net zoals nu het geval is, expert-bestuurders voor specialistische
18
beleidsterreinen aantrekken. Het huidige model heeft zich bewezen en is uitgerust voor de toekomst. Intern toezicht versterkt Ook het intern toezicht en de medezeggenschap veranderen. Er komt een permanente raad van toezicht met drie onafhankelijke deskundige leden. De raad vervangt de visitatiecommissie, die de ontwikkelingen bij het fonds minimaal eens per drie jaar beoordeelde. De raad houdt toezicht op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken binnen het pensioenfonds en heeft daarnaast het recht een aantal belangrijke bestuursbesluiten goed te keuren zoals het jaarverslag, het functieprofiel van bestuurders, het beloningsbeleid en de overname van pensioenrechten van andere fondsen. De raad is ook betrokken bij benoeming en ontslag van bestuurders. Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl De medezeggenschap krijgt een andere vorm. Er komt één raad (een verantwoordingsorgaan) in plaats van het huidige verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. Het nieuwe verantwoordingsorgaan zal uit achttien leden bestaan in een verdeling 6 - 6 - 6 (werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden). De zes zetels voor werkgevers worden ingevuld door de Werkgeversraad PGB. Van de zes zetels van de werknemers kunnen er vijf worden ingevuld door FNV en één door CNV. Van de zes zetels namens pensioengerechtigden kunnen er drie gaan naar FNV, één naar CNV en twee naar de Vereniging van Gepensioneerden PGB, tenzij de aantallen gepensioneerden die deze organisaties blijken te vertegenwoordigen tot een andere zetelverdeling aanleiding geven. Er komt geen aparte zeteltoewijzing voor slapers. Slapers kunnen in elk van de drie afvaardigingen echter wel een plaats hebben. Het verantwoordingsorgaan nieuwe stijl heeft recht op overleg met het bestuur en de raad van toezicht. Verder heeft het orgaan onder meer adviesrecht bij overnames en liquidatie, inrichting intern toezicht, beloningsbeleid, communicatiebeleid en de klachten- en geschillenprocedure. Bij PGB kan het verantwoordingsorgaan, het bestuur en de raad van toezicht straks ook gevraagd en ongevraagd aanbevelingen doen over andere onderwerpen dan in de wet geregeld. De veranderingen moeten voor 1 juli 2014 hun beslag krijgen. De huidige deelnemersraad zal uiterlijk 30 juni 2014 worden opgeheven. Werkgroep herziening pensioencontract De toekomstbestendigheid van ons Nederlandse pensioensysteem staat onder druk. Het kraakt als gevolg van de financiële crisis, de lage rente en de stijgende levensverwachting van deelnemers. De overheid werkt aan een nieuw Financieel Toetsingskader. Met het nieuwe financiële kader wil de overheid een stabielere toetsing voor pensioenfondsen creëren zodat de afhankelijkheid van dagkoersen vermindert en langetermijnbeleidsbeslissingen worden ondersteund. Deze aanpassing is één van de pijlers om
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
de toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel te versterken. Met het bestaande pensioensysteem kunnen pensioenfondsen hun doelstelling − de toegezegde pensioenen uitkeren en indien mogelijk laten meestijgen met de prijzen − onvoldoende waarmaken. Om de regeling duurzamer te maken, moeten er maatregelen worden genomen. Het bestuur heeft een werkgroep ingericht die de transitie van het huidige naar het nieuwe pensioencontract voorbereidt. Wetsvoorstel Het kabinet komt naar verwachting in 2014 met een wetsvoorstel waarin de regels voor de nieuwe pensioenregeling worden vastgelegd. Men werkt aan een nieuw financieel toetsingskader met één pensioencontract. Sociale partners en pensioenfondsen leken aanvankelijk te moeten kiezen uit een zogeheten nominaal contract of een reëel contract. Het nominale contract stuurde op een zeker pensioen. Het afgesproken pensioenbedrag zou in principe worden uitbetaald. Om de zekerheid over de hoogte van het pensioen te kunnen geven, moest het pensioenfonds veilig(er) beleggen. Dat betekende dat de kans op verhoging van de pensioenen veel kleiner zou zijn dan nu het geval is. In een reëel contract daarentegen zouden de pensioenen verplicht worden verhoogd met de prijsstijging. Dat betekende dat er dus meer risico genomen kan worden. En meer risico nemen betekent kans op een hoger rendement, maar ook kans op een lager rendement. In dat geval zouden de pensioenen direct moeten worden verlaagd.
Voorbereiding transitie: onderzoek risicobereidheid Ter voorbereiding op de keuzes die sociale partners moeten maken is eind vorig jaar een onderzoek uitgevoerd naar de risicobereidheid van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Met het onderzoek wilde PGB achterhalen hoeveel risico de deelnemer wil nemen voor zijn pensioen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de voorkeuren ten aanzien van onderdelen van de nieuwe pensioenregeling. Uit het onderzoek, dat door ruim 8.400 deelnemers online volledig werd ingevuld, blijkt dat een grote meerderheid ermee akkoord gaat dat PGB in aandelen belegt. Gepensioneerden vinden zelfs vaker dan jongeren dat het fonds risico’s moet nemen, hoewel jongeren objectief gezien meer kans hebben eventuele tegenvallers te compenseren in de loop van de tijd. Er is dus draagvlak voor het uitvoeren van een pensioenregeling met meer risico. In diagram 1 is de opinie van de deelnemerskring weergegeven. Diagram 1: Instemming met het beleggen in aandelen 100
80 70%
74% 60
Daar ben ik het mee eens Daar ben ik het niet mee eens
86%
40
20
30%
26% 14%
De Pensioenfederatie die de belangen van de pensioenfondsen in Den Haag vertegenwoordigt, is met een alternatief gekomen. Een nominaal contract waarbij pensioenfondsen ook kunnen kiezen voor koopkrachtbehoud. Een tussenvariant dus waarbij in het beleggingsbeleid verantwoord risico kan worden genomen. Belangrijk in die plannen is ook het uitgangspunt dat er stabiliteit ontstaat in de premie, de uitkeringen en de verplichtingen. Om stabiliteit in de uitkeringen te krijgen wordt voorgesteld om in het geval van een verlaging van het pensioen niet te kiezen voor een abrupte korting in één keer maar om de verlaging uit te smeren over meerdere jaren. Het kabinet heeft aangegeven waarschijnlijk een dergelijke tussenvariant uit te werken. Voorbereiding transitie: pensioenmiddag De werkgroep heeft ter voorbereiding van de transitie in het verslagjaar een pensioeninformatiemiddag georganiseerd voor sociale partners, sectorcommissies, vrijwillig aangesloten werkgevers, voorzitters van ondernemingsraden en fondsorganen. De bijeenkomst was erop gericht om informatie uit te wisselen over de actuele ontwikkelingen rond het pensioencontract. Daarnaast om te discussiëren over de pensioenregeling van de toekomst, beslissers mee te nemen in het besluitvormingsproces en het bestuur aanknopingspunten aan te reiken voor het vervolgtraject.
PGB JAARVERSLAG 2013
0 Actief (n=2407)
Gepensioneerd (n=3632)
Slapers (n=2369)
Toelichting: op de vraag of deelnemers het ermee eens zijn dat PGB ook in aandelen belegt, antwoordde 74 procent van de ondervraagde werknemers instemmend, 26 procent wil niet dat pensioengeld in aandelen wordt belegd. Bij gewezen deelnemers is dit respectievelijk 70 procent en 30 procent. Opvallend is dat van de pensioengerechtigden 86 procent risico wil nemen door in aandelen te beleggen. Gemiddeld over de drie groepen is 73 procent het ermee eens dat PGB in aandelen belegt.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan worden gesteld dat er onder deelnemers steun is voor het nu gevoerde strategisch beleggingsbeleid bij PGB waarbij met 50 procent van de portefeuille meer risico wordt gelopen en met 50 procent van de portefeuille minder risico. PGB zou afgezet tegen de opvattingen van de meerderheid van de deelnemers zelfs iets meer risico in de portefeuille kunnen inbouwen. Diagram 2 (op de volgende pagina) laat dat voor de pensioenopbouwende deelnemers zien.
19
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Diagram 2: Voorkeur beleggingsmix onder actieve deelnemers uitgesplitst per leeftijdcategorie Totaal voorkeursaandeel
44
30
14
12
100
80
60 48 43
43
< 34
43
35 - 44
40 27
31
32
45 - 54
28
55 + 16
20
13
16 12
14 9
13
13
0 Product 2:
Basisscenario:
Product 3:
Product 1:
Verwachte uitkering 100%
Verwachte uitkering 85%
Verwachte uitkering 110%
Verwachte uitkering 70%
Uitkering als het tegenzit 55%
Uitkering als het tegenzit 60%
Uitkering als het tegenzit 50%
Uitkering als het tegenzit 65%
Toelichting: de voorkeur voor verschillende beleggingsproducten is nagegaan. De voorkeur voor een beleggingsmix waarin 60 procent aandelen is opgenomen (product 2), heeft de voorkeur onder pensioenopbouwende deelnemers. Tussen de 43 en 48 procent kiest hiervoor. Gemiddeld over de nog pensioenopbouwende deelnemers is dat 44 procent. De voorkeur voor een mix met 40 procent aandelen (product basisscenario) ligt tussen 27 procent (jongeren tot 35 jaar) en 32 procent (45 tot 55 jarigen). Product 1 met 20 procent aandelen krijgt relatief weinig bijval. Evenals product 3 waar 80 procent van het vermogen in aandelen wordt belegd. Beide varianten halen een voorkeursaandeel van minder dan 15 procent. De huidige mix van PGB ligt tussen product 2 en product basisscenario in.
Wel vindt de achterban het belangrijk dat er een bodem is, waar de uitkering in het slechtste geval niet onder mag komen. En grote schokken in de pensioenen zouden ook vermeden moeten worden. Op grond van het onderzoek blijft er ruimte voor solidaire oplossingen. Er is een meerderheid om kortingen uit te smeren over tien jaar. Het partnerpensioen blijft, ondanks de individualisering, een belangrijk onderdeel van de pensioenregeling. De deelnemers hechten aan het (in goede tijden) aanleggen van een aparte buffer voor het langlevenrisico of andere maatregelen om het langlevenrisico voor het fonds te beperken.
20
Voorbereiding transitie: transitieplan De werkgroep heeft in het verslagjaar een transitieplan opgesteld. De werkgroep zal voor de sociale partners en aangesloten opdrachtgevers de ontwikkelingen in Den Haag blijven volgen en de voor- en nadelen van contractonderdelen waaruit straks kan worden gekozen op een rij zetten. In de eerste helft van 2014 moet de pensioenregeling en de ambitie met betrekking tot de toeslagverlening worden ingevuld. In de tweede helft van het jaar zal het beleggingsbeleid en risicomanagement, de reglementering, de administratie en communicatie erop worden aangepast. Het nieuwe pensioencontract zou dan wellicht nog vanaf 1 januari 2015 moeten ingaan.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
PENSIOENBEHEER ONTWIKKELING PENSIOENREGELING De pensioenregeling die PGB uitvoert, is een zogeheten uitkeringsovereenkomst op basis van een middelloonsystematiek. Het PGB-pensioen is flexibel. Het fonds kent een basisregeling die voor alle deelnemers en aangesloten bedrijfstakken geldt en bepalingen die per sector of onderneming kunnen verschillen. Daarbij gaat het om variaties in het opbouwpercentage, het partnerpensioen, de franchise, het loonbegrip en natuurlijk ook de premie. PGB berekent de premie voor uitvoering van een pensioenregeling naar rato van een vastgestelde prijs per eenheid pensioen. Die is afgeleid van de doorsneepremie voor de basispensioenregeling. Deze bedraagt in 2013 19,5 procent (2012: 17,5 procent) voor de volgende componenten: – 1,75 procent opbouw per jaar voor ouderdomspensioen; – partnerpensioen voor 35 procent (van het ouderdomspensioen) op opbouwbasis en voor 35 procent op risicobasis; – wezenpensioen (14 procent van het ouderdomspensioen) gemaximeerd op 5 wezen; – premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (maximaal 70 procent); – premievrijstelling bij wettelijk ouderschapsverlof; – pensioenrichtleeftijd 67 jaar; – voorwaardelijke toeslagverlening conform de wettelijk voorgeschreven toeslagenformulering (financiering uit overrendement). Voor alle sectoren geldt dat deelnemers binnen de fiscaal gestelde grenzen kunnen kiezen voor extra pensioenopbouw en voor verschillende vormen van uitbetaling bij pensionering. De standaardingangsdatum van het pensioen schuift mee met de AOW-leeftijd. Wijzigingen in 2013 In de pensioenregelingen die PGB uitvoert, zijn met ingang van 2013 de pensioenrichtleeftijd en de standaardingangsdatum (ook wel pensioendatum genoemd) veranderd. De pensioenrichtleeftijd is de leeftijd die wordt aangehouden in de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw. Die verschoof per 1 januari van 65 jaar naar 67 jaar. Deze maatregel heeft PGB een jaar eerder ingevoerd dan de overheid via de fiscale wetgeving verplicht. Het pensioen dat al is opgebouwd tot en met 31 december 2012 verandert niet en behoudt de richtleeftijd van 65 jaar. Vanaf 2013 ging de ingangsdatum van de AOW-uitkering omhoog. De standaardingangsdatum van het PGB-pensioen schuift mee met de AOW-leeftijd. De pensioenrechten die zijn opgebouwd met een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar en die van 67 jaar worden actuarieel herrekend naar het nieuwe
PGB JAARVERSLAG 2013
uitbetalingsmoment. Het fonds heeft daarvoor gekozen omdat het voor de meeste deelnemers het gemakkelijkst zal zijn. De eerste AOW-uitkering wordt dan in dezelfde maand uitbetaald als het eerste PGB-pensioen. De deelnemer kan zijn pensioendatum echter zelf kiezen. De pensioendatum kan liggen tussen 55 en 70 jaar. Regelingen voorwaardelijk extra pensioen Voor een aantal opdrachtgevers voert PGB een regeling ‘voorwaardelijk extra pensioen’ uit. Deelnemers aan de pensioenregeling grafimedia en De Persgroep Nederland, ontvangen op bepaalde voorwaarden over hun achterliggende dienstjaren in hun branche of bij hun werkgever extra opbouw over achterliggende dienstjaren vanaf hun 22e tot 1 januari 2006: per dienstjaar 0,2 procent. In het kader van de Vut-Prepensioen-Levensloopwetgeving (VPLwetgeving) moeten deze aanspraken voor 2021 afgefinancierd zijn. Het beleid van sociale partners in de grafimedia was erop gericht om ieder kalenderjaar het voorwaardelijk pensioen van minimaal een geboortejaar onvoorwaardelijk te maken. Sociale partners hebben besloten om de premie (2,0 procent) voor de regeling voorwaardelijk extra pensioen voor 2013 en 2014 op te schorten. In 2014 wordt overlegd of (en zo ja onder welke voorwaarden) de regeling voor het voorwaardelijk extra pensioen kan worden gecontinueerd. Uit de bestaande daarvoor bestemde middelen kunnen, na de toekenning van geboortejaar 1956 per 1 januari 2014, nog één à twee geboortejaren worden gefinancierd. Per 1 januari 2013 werden de voorwaardelijke aanspraken voor het geboortejaar 1955 onvoorwaardelijk toegekend. In de sector kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf wordt voor de VPL-regeling een premie geheven van 1,5 procent van de pensioengrondslag. Voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 of geboren voor 1 januari 1950 maar pas op of na 1 januari 2006 bij de werkgever in dienst getreden is er op bepaalde voorwaarden een extra voorwaardelijke pensioentoezegging over dienstjaren uit het verleden overeengekomen. Met de extra opbouw over de achterliggende dienstjaren wordt zoveel extra pensioen opgebouwd alsof gedurende de gehele deelname is deelgenomen aan de pensioenregeling zoals die voor de sector geldt vanaf 2006. In het kader van de VPL-wetgeving moeten deze aanspraken voor 2021 afgefinancierd zijn. Het beleid van sociale partners is erop gericht om per jaar te beoordelen of er middelen vrijgemaakt kunnen worden voor het toekennen van extra aanspraken over het verleden. In de verf- en drukinktindustrie wordt voor de VPL-regeling een premie geheven van 4,0 procent van het loon. Voor de sector voert PGB de overgangsregeling en voorwaardelijke
21
VERSLAG VAN HET BESTUUR
aanvullende pensioenopbouw uit. De regelingen zijn onder voorwaarden van toepassing op deelnemers die zijn geboren op of na 1 januari 1950. In het kader van de VPL-wetgeving moeten de extra aanspraken voor 2021 afgefinancierd zijn. Voor zover de financiele middelen aanwezig zijn, wordt jaarlijks voor diegene die met pensioen gaan extra aanspraken toegekend. Pensioen Plus Met Pensioen Plus kunnen deelnemers een extra periodieke pensioenpremie of een eenmalige koopsom storten in het pensioenfonds PGB. Zij doen dan voor eigen rekening en risico mee in het beleggingsbeleid van het gehele fonds. Met Pensioen Plus heeft de deelnemer een inleggarantie. Die inleggarantie geldt als het oudste saldo minstens vijf jaar heeft uitgestaan. Bij pensionering of overlijden voor pensionering wordt dan minstens de som van alle stortingen gebruikt voor inkoop van pensioenaanspraken. In 2013 spaarden 1.881 deelnemers via PGB-Pensioen Plus. Het totale spaarbedrag liep op tot 23,6 miljoen euro (2012: 15 miljoen euro). Over 2013 kregen ze een rendement over hun pensioenspaarrekening van 0,7 procent (2012: 12,0 procent), namelijk het PGB-rendement inclusief het effect van de afdekkingsportefeuille (1,7 procent) onder aftrek van 1 procentpunt aan kosten. WIA-excedentregeling Met het WIA-excedentpensioen dat PGB vanaf 1 januari 2013 aanbiedt, kunnen werkgevers op risicobasis het deel van het inkomen boven de WIA-grens verzekeren. De uitkering bedraagt – na een wachttijd van minimaal 104 weken – 70 procent van het inkomen boven de WIA-grens. Het uitkeringspercentage van de WIA-excedentverzekering is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Werkgevers die de aanvullende verzekering opnemen in hun pensioentoezegging, doen dat voor alle medewerkers met een salarisniveau boven de WIA-grens. Aan de regeling namen in 2013 273 deelnemers deel. Premiestelling 2014 PGB berekent de premie voor uitvoering van de pensioenregelingen van aangesloten branches en bedrijven, behoudens specifieke afspraken, naar rato van de vastgestelde prijs per eenheid pensioen. De premie voor de basispensioenregeling bedraagt in 2014 onveranderd 19,5 procent. De fiscale regels voor de opbouw van pensioen veranderen per 1 januari 2014. Het maximale opbouwpercentage gaat bij een middelloonregeling omlaag van 2,25 naar 2,15 procent. Pensioenregelingen met een hoger opbouwpercentage zijn fiscaal onzuiver en derhalve niet meer mogelijk. PGB heeft in overleg met de werkgevers die het betrof het opbouwpercentage (en de premie) aangepast. Tariefswijzigingen en premieverhoging individuele aanvulling Het bestuur heeft op basis van actuele ontwikkelingen – waaronder de verschoven pensioeningangsdatum – de tarieven voor uitruil van pensioensoorten, de premie voor het bijverzekeren van extra partnerpensioen en de Anw-Pluspremie aangepast.
22
De individuele premie voor extra partnerpensioen kwam in 2013 uit op 1,75 procent (in plaats van 1,5 procent). Bij een hoger opbouwpercentage wordt de premie pro rato verhoogd. In 2013 hadden 1.295 deelnemers voor hun partner zo’n extra partnerpensioen verzekerd. De Anw-Plusuitkering, die gezien kan worden als een vangnet voor nabestaanden die geen recht of slechts gedeeltelijk recht hebben op een nabestaandenpensioen van de overheid (Anwuitkering), moet PGB als gevolg van het opschuiven van de AOW-gerechtigde leeftijd langer uitbetalen. De hoogte van de Anw-Pluspremie is afhankelijk van de leeftijd. In 2013 hadden 4.729 (2012: 5.285) deelnemers voor hun partner zo’n extra verzekering afgesloten. De actuele premies, tarieven en uitruilfactoren zijn opgenomen in het pensioenreglement. Premiedepotregelingen In een aantal uitvoeringsovereenkomsten heeft PGB met opdrachtgevers aanvullende afspraken gemaakt over uitvoering van de pensioenregeling zoals over het binnen fiscale grenzen verlenen van extra toeslag. De daarvoor beschikbaar gestelde premies en koopsommen worden in een gesepareerd premiedepot beheerd. Aan de depotrekening wordt in overleg met de opdrachtgevers geld onttrokken voor uitvoering van de afspraken. De omvang van het depot steeg als gevolg van de toename van het aantal opdrachtgevers van 3,3 miljoen euro eind 2012 naar 11,1 miljoen eind 2013. De premiedepots worden in de jaarrekening bij de post ‘overige schulden’ en overlopende passiva (10) onder ‘schulden’ verantwoord. ONTWIKKELING IN PENSIOENADMINISTRATIE EN WERKGEVERS- EN DEELNEMERSBESTAND Schaalgrootte wordt belangrijker om op een professionele en kostenbewuste wijze de pensioenperspectieven van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op langere termijn veilig te stellen. Pensioenfondsen staan voor de afweging om zelfstandig door te gaan, samenwerking te zoeken of zich aan te sluiten bij een grotere uitvoerder. PGB heeft ervoor gekozen zich open te stellen voor nieuwe aansluitingen en daarmee het solidaire collectief uit te breiden. In dat kader heeft het bestuur de werkingssfeer uitgebreid. PGB wil als multisectoraal bedrijfstakpensioenfonds de pensioenregeling verzorgen voor bedrijfstakken en ondernemingen die zich binnen de werkingssfeer bevinden, tenzij bedrijfstakken, sectoren of bedrijven onder de verplichtingstelling van een ander pensioenfonds vallen. In bijlage 2 zijn de nieuwe aansluitingen per sector weergegeven en in bijlage 3 de werkingssfeer met ingang van 2014. Uitvoeringsovereenkomsten Voor branches en ondernemingen die zijn aangesloten bij het fonds zijn uitvoeringsovereenkomsten opgesteld. PGB heeft de pensioenadministratie op basis van een uitbestedingsovereenkomst uitbesteed aan zijn pensioenuitvoerings-
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
organisatie. Eens per jaar krijgen deelnemers informatie over de ontwikkeling van hun pensioen.
Aantal deelnemers
Pensioenoverzichten In 2013 is het voorgeschreven uniforme pensioenoverzicht (UPO) tijdig aan actieve deelnemers verstrekt. Deelnemers die meededen aan de individuele pensioenaanvulling (Pensioen Plus) ontvingen daarbij een aparte UPO. De overzichten zijn ook digitaal beschikbaar gesteld via de besloten website mijnpgbpensioen.nl. Ook gewezen deelnemers treffen hier hun pensioenoverzicht aan. Naast het UPO worden pensioenoverzichten verstrekt bij einde deelname, bij echtscheiding, bij arbeidsongeschiktheid en bij pensionering. De pensioenstanden bij PGB zijn ook beschikbaar gesteld voor de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Werkgevers In het verslagjaar nam het aantal aangesloten werkgevers met 4,1 procent (2012: 1,6 procent) af. Afkalving van het aantal werkgevers zien we in de sector grafimedia en reprografie. Aan het einde van 2013 stonden 2.131 (2012: 2.221) werkgevers ingeschreven. De onderverdeling naar branche is als volgt:
Aantal werkgevers
2013
2012
Grafimedia en reprografie Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf Verf- en drukinktindustrie Uitgeverijbedrijf Papierindustrie Kunststof- en rubberindustrie Chemische en farmaceutische industrie
1.863
1.981
118 73 54 7 5
117 71 43 4 3
11
2
Stand per 31 december
2.131
2.221
Deelnemers Het aantal deelnemers in dienst bij de aangesloten werkgevers is gebaseerd op voorlopige cijfers. Het totale aantal actieve deelnemers, inclusief arbeidsongeschikten, is fractioneel (0,4 procent) gestegen van 45.192 (eind 2012) naar 45.353. De krimp in de grafimedia werd gecompenseerd door de nieuwe aansluitingen afkomstig uit de sectoren die recent tot de werkingssfeer worden gerekend.
2013
2012
25.491
26.846
4.054 1.643 6.257 627 896
3.784 1.700 6.000 480 844
2.440
1.350
3.945
4.168
Incl. de deelnemers met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Aantal gewezen deelnemers Aantal pensioengerechtigden*
45.353 124.076 59.801
45.192 122.803 55.923
Stand per 31 december
229.230
223.918
Grafimedia en reprografie Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf Verf- en drukinktindustrie Uitgeverijbedrijf Kunststof- en rubberindustrie Papierindustrie Chemische en farmaceutische industrie Met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
* Toelichting: het aantal pensioengerechtigde deelnemers is hoger dan het aantal ingegane pensioenen zoals vermeld in de kerncijfers en het onder ‘ontwikkeling toegekende pensioenen’ vermelde aantal pensioenontvangers doordat een aantal pensioengerechtigden het pensioen nog niet heeft aangevraagd. Het betreft hier 4.916 deelnemers (2012: 5.194) van wie het pensioenfonds PGB de woon- of verblijfplaats nog niet kent of van wie de uitbetaling is geblokkeerd. PGB spant zich in om de woon- of verblijfplaats te achterhalen.
Herkomst deelnemerskring
Toelichting: de totale deelnemerskring bij PGB kwam eind 2013 uit op 229.230 (2012: 223.918). Daarvan is 73% afkomstig uit de grafimediabranche, 12% uit het uitgeverijbedrijf, 9% uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, 3% uit de verf- en drukinktindustrie, 2% uit de chemische en farmaceutische industrie en 1% uit overige sectoren.
Het aantal deelnemers inclusief pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kwam eind 2013 uit op 229.230 (2012: 223.918). Een stijging van 2,4 procent. In het volgende overzicht zijn de ontwikkelingen in de deelnemerskring weergegeven.
PGB JAARVERSLAG 2013
23
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Aantal verzekerden per einde van het jaar: (in duizenden)
Uitkeringen In 2013 werd uitgekeerd: In miljoenen euro’s
300 280
2013
2012
Ouderdomspensioenen Partnerpensioenen Wezenpensioenen Afkoopsommen Vervroegd pensioen Anw
340 92 1 4 11 3
300 84 1 3 16 3
Ten laste van de rekening van baten en lasten
451
407
260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
2009
2010
2011
Premiebetalenden
2012
2013
Toelichting: de stijging van het volume aan pensioenuitkeringen wordt veroorzaakt doordat naast de reguliere instroom nieuwe aansluitingen tot stand kwamen waarbij de pensioenverplichtingen zijn overgenomen. De afname van vervroegd pensioen wordt veroorzaakt door de uitstroom uit vervroegd pensioen en instroom in ouderdomspensioen. Het aantal deelnemers dat gebruik maakt van vervroegd pensioen is met 237 (2012: 648) relatief beperkt. Het aantal uitkeringen op grond van de Anw Plusverzekering nam toe van 294 eind 2012 naar 305 eind 2013.
Arbeidsongeschikten Pensioengerechtigden Premievrij verzekerden
Ontwikkeling van toegekende pensioenen Onderstaand overzicht toont het verloop van de pensioenuitkeringen in 2013.
Overzicht aantallen ingegane pensioenen
Stand per 31-12-2012 Ingegaan o.b.v. toekenningen Ingegaan o.b.v. collectieve waardeoverdracht
Beëindigingen Stand per 31-12-2013 Ontwikkeling
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Totaal
34.256
15.757
716
50.729
3.957 1.249
1.435 682
124 26
5.516 1.957
5.206
2.117
150
7.473
1.852
1.267
198
3.317
37.610
16.607
668
54.885
9,8%
5,4%
− 6,7%
8,2%
Toelichting: de relatief sterke stijging van het aantal pensioenuitkeringen wordt verklaard doordat naast de reguliere instroom vanuit het zittend bestand, ook instroom (overname pensioenverplichtingen) heeft plaatsgevonden als gevolg van nieuwe aansluitingen.
24
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
ONTWIKKELING COMMUNICATIE Het bestuur wil alle belanghebbenden goed voorlichten over beleid, bestuur en organisatie van het pensioenfonds. Daarnaast wil het fonds het pensioenbewustzijn van de deelnemers versterken. Het daarvoor ontwikkelde communicatieplan en de resultaten van het communicatieeffectonderzoek zijn in het verslagjaar afgestemd met het verantwoordingsorgaan. Communicatiedoelen PGB streeft met zijn communicatie de volgende doelen na: ● het juist, tijdig en begrijpelijk inlichten van (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden over de ontwikkeling van hun opgebouwde aanspraken, te bereiken aanspraken, pensioenrechten en de voorwaardelijke toeslagverlening en de risico's daarbij (bieden van overzicht); ● het tijdig inlichten van belanghebbenden over actuele pensioenontwikkelingen en de rechten en plichten die voortvloeien uit deelname aan de pensioenregeling (bieden van overzicht); ● het (gewezen) deelnemers, aanstaande pensioengerechtigden en werkgevers in staat stellen afgewogen beslissingen te nemen (bieden inzicht en actie); ● het bevorderen van een goede relatie tussen het fonds en de belanghebbenden met het oog op het in het fonds gestelde vertrouwen (bijdragen aan een goede reputatie van het fonds); ● het verhogen van de naamsbekendheid van het fonds en het positioneren van PGB als multisectoraal pensioenfonds voor de bedrijfstakken en bedrijven binnen de statutaire werkingssfeer (bijdragen aan bekendheid van het fonds). Methodiek en middelen Om deze doelen te bereiken zet het fonds een evenwichtige mix van massa- en persoonlijke communicatiemiddelen in. PGB streeft ernaar de elektronische informatie-uitwisseling via website, besloten site en via e-mail te optimaliseren. Het wil daarvoor daar waar mogelijk pensioentransacties automatiseren en online aanbieden, daarbij rekening houdend met de behoefte aan persoonlijk contact van betrokkenen. Communicatiemix in 2013 In 2013 verschenen onder meer PGB Bericht en PGB Beeld. PGB Bericht is de digitale nieuwsbrief van het fonds die minimaal vier keer per jaar wordt verzonden, met aparte edities voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Daarnaast heeft het fonds PGB Beeld uitgebracht, een gedrukt pensioenmagazine dat naar alle deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers is verstuurd. Het magazine verschijnt minimaal eenmaal per jaar. Deelnemers en pensioengerechtigden die niet geabonneerd zijn op de digitale nieuwsbrief en de website niet kunnen volgen, worden via het magazine op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij hun fonds.
PGB JAARVERSLAG 2013
PGB verspreidt het pensioenmagazine en digitale nieuwsbrieven niet alleen onder werkgevers en deelnemers maar ook onder sectorvertegenwoordigers. In verband met de toenemende differentiatie van de klantenkring en het feit dat het primaat van de pensioenregeling bij sociale partners en opdrachtgevers ligt, worden de sectorvertegenwoordigers en opdrachtgevers naast werkgevers en deelnemers als aparte doelgroep beschouwd. Door middel van uitgebreide kwartaalrapportages worden zij op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij PGB. Maar ook via de website, de branchesites, het jaarverslag, de populaire Nederlandse en Engelse samenvatting daarvan en via diverse brochures en hun pensioenoverzichten blijven belanghebbenden op de hoogte van de strategie van het fonds, de besturing, het beleggingsbeleid en de veranderingen daarin, het rendement, de dekkingsgraad en de ontwikkeling van hun pensioen. Bestuurscolumn Naar aanleiding van actuele thema’s zoekt het bestuur ook het contact met deelnemers en pensioengerechtigden via de bestuurscolumn. Deze columns op de PGB-website worden goed gelezen en regelmatig van commentaar voorzien. In het verslagjaar verschenen 10 bestuurlijke bijdragen onder meer over simpele pensioencommunicatie, de doorsneepremie en over de vraag of er wel of niet moet worden gekort. Persoonlijke pensioenmeter De toezichthouder AFM verwacht dat veel deelnemers teleurgesteld zullen zijn als zij op pensioendatum een lagere uitkering krijgen dan ze hadden verondersteld. De toezichthouder rekent het tot de zorgplicht van pensioenfondsen om die verwachtingskloof zoveel mogelijk te dichten. PGB gebruikt daarvoor pensioenmeters. Naast de koopkrachtmeter die de verwachte koopkracht laat zien en de risicometer die de kans op verlaging van het pensioen aangeeft, is de persoonlijke pensioenmeter geïntroduceerd. Actieve deelnemers zien deze meter als zij inloggen in de beveiligde pensioensite. In 2013 gebeurde dat ruim 30.000 keer. Per dag raadplegen dus 85 actieve deelnemers de website mijnpgbpensioen.nl.
PERSOONLIJKE PENSIOENMETER Te bereiken pensioen 60
70
50
80 90
40
100
30 20
10
Pensioen inclusief AOW in percentage van het pensioengevend salaris
De persoonlijke pensioenmeter laat de stand van het te bereiken brutopensioen bij PGB zien, inclusief de AOW. Daarbij is ook rekening gehouden met de burgerlijke staat. Weergegeven is het pensioen op de standaardpensioenleeftijd die voor de deelnemer van toepassing is in een percentage van het laatste, bij het fonds geregistreerde brutosalaris.
25
S
olidair
WAAR GAAN WE NAARTOE? De eisen die worden gesteld aan het besturen van pensioenfondsen nemen toe. Net als die aan communicatie en verantwoording. Schaalgrootte wordt voor pensioenfondsen daardoor steeds belangrijker: om de gevraagde kwaliteit te kunnen leveren en toch de kosten per deelnemer zo laag mogelijk te houden. Ruud Degenhardt, voorzitter van het bestuur van PGB: ‘De wetgever en de toezichthouder verlangen steeds meer van een pensioenfonds. Voor kleinere pensioenfondsen is het daarom moeilijk zelfstandig te blijven. Zij zoeken vaker samenwerking of aansluiting bij een grotere uitvoerder. PGB heeft er daarom voor gekozen zich open te stellen en zo het solidaire collectief uit te breiden. Samen staan we sterker als het gaat om de toekomst van ons pensioen.” PGB is inmiddels een multi-sectoraal fonds dat zonder winstoogmerk de pensioenregeling verzorgt voor diverse bedrijfstakken en ondernemingen die zich binnen de werkingssfeer bevinden1. Sociale partners en opdrachtgevers bepalen de inhoud van de pensioenregeling en het fonds voert deze binnen afgesproken kaders zo goed mogelijk uit.
“PGB heeft ervoor gekozen zich open te stellen en zo het solidaire collectief uit te breiden. Samen staan we sterker als het gaat om de toekomst van ons pensioen.”
1. PGB verzorgt op dit moment het pensioen voor de grafimediabranche, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, de verf- en drukinktindustrie en een aantal bedrijven uit de papierindustrie, kunststofen rubberindustrie, chemische en farmaceutische industrie en overige (proces)industrie, (technische) groothandel, informatie- en communicatie-industrie, dienstverlening en het uitgeverijbedrijf.
RUUD DEGENHARDT Voorzitter bestuur PGB
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Klanttevredenheid De monitoring en evaluatie van de dienstverlening en communicatie aan de hand van een klanttevredenheidsonderzoek vindt jaarlijks plaats. PGB participeerde in het Benchmark Onderzoeksplatform Pensioenfondsen dat dit jaar voor de tweede keer in samenwerking met TNS NIPO werd uitgevoerd. Via het onderzoek waaraan 903 PGB-deelnemers en pensioengerechtigden deelnamen, kunnen fondsen inzicht krijgen in de tevredenheid van hun klantenkring, het pensioenbewustzijn van hun deelnemers en het resultaat van de communicatie-inspanningen. Met de resultaten kan PGB zijn ‘prestaties’ op dit gebied vergelijken met die van andere pensioenfondsen en daar waar nodig bijsturen. Op de vraag hoe tevreden bent u over het pensioenfonds in het algemeen, mochten respondenten een rapportcijfer geven. Bij de gepensioneerden haalt PGB 7,6 en bij de actieve deelnemers 6,7 (vergeleken met resp. 7,2 en 6,4 van de benchmark). Onderzocht werden de waardering voor de financiële resultaten, de pensioenregeling, de informatievoorziening en de dienstverlening. De resultaten, gebaseerd op 903 waarnemingen, waren in het onderzoek van 2013-2014 als volgt:
Per communicatiemiddel is gekeken naar de begrijpelijkheid van de verstrekte informatie, de hoeveelheid, het belang, de vormgeving en het lezersbereik. Voor wat betreft telefonie en e-mailverwerking is de bereikbaarheid, de deskundigheid en de vriendelijkheid van de behandelaar, het nakomen van afspraken en het op de hoogte zijn van de persoonlijke situatie onderzocht. Daar waar nodig zijn de serviceniveau-afspraken aangescherpt en is de middeleninzet aangepast. Houding ten aanzien van strategische koers PGB is nagegaan hoe deelnemers denken over de strategische groeirichting die is ingeslagen. Het betreft dan enerzijds het streven naar verbreding van het draagvlak van het pensioenfonds en anderzijds naar de invulling van de klantwaardestrategie.
Verbreding draagvlak Het aantal pensioenfondsen in Nederland daalt van jaar tot jaar. Vindt u het belangrijk dat PGB als zelfstandig pensioenfonds blijft bestaan? Totaal ondervraagden in percentages
Algemene tevredenheid
deelnemers gepensioneerd
Rapportcijfers deelnemers gepensioneerd
met pensioenfonds met de pensioenregeling met de financiële resultaten met de informatieverstrekking met de dienstverlening
6,7 6,6 6,4 6,8 6,7
7,6 7,6 6,9 7,6 7,6
Toelichting: de algemene tevredenheid met het pensioenfonds is in het verslagjaar gedaald. In 2012 kwam de tevredenheid onder actieve deelnemers uit op gemiddeld 7,1 en onder pensioengerechtigden op 7,6. In 2013 kwam de tevredenheid onder deelnemers uit op 6,7 en onder pensioengerechtigden op 7,6. De grootste bijdrage aan de tevredenheid leveren de onderdelen pensioenregeling en dienstverlening, de kleinste bijdrage de informatieverstrekking en de financiële resultaten.
ja, dat vind ik belangrijk nee, dat is mij om het even weet niet of geen mening
59% 20% 21%
71% 17% 12%
100%
100%
Toelichting: van de deelnemers en pensioengerechtigden stelt 65 procent het op prijs als PGB zijn draagvlak verbreedt om in de toekomst als zelfstandig pensioenfonds te kunnen blijven voortbestaan. Ongeveer 18 procent is het om het even en ongeveer 16 procent heeft ‘geen mening of weet niet’. Als de categorie ‘weet niet of geen mening’ buiten beschouwing wordt gelaten, steunt ruim 77 procent van de deelnemerskring de door het bestuur gekozen groeirichting.
Als norm voor de tevredenheid over communicatie en dienstverlening houdt PGB een rapportcijfer van 7,5 aan. De waardering voor de dienstverleningsaspecten en ingezette communicatiemiddelen blijft gemiddeld rond het beoogde normniveau liggen. De waardering van de gepensioneerden is met 7,7 bovengemiddeld, de waardering van deelnemers ligt met 7,3 onder het gemiddelde van de normtevredenheid. De algemene waardering voor informatieverstrekking ligt echter onder actieve deelnemers met 6,8 lager dan de gemiddelde waardering voor de ingezette middelen en geboden dienstverlening. Het gemiddelde wordt sterk beïnvloed door de waardering van het Uniform Pensioenoverzicht (voor pensioenfondsen niet beïnvloedbaar), het kunnen vinden van informatie en het klantvriendelijk imago.
28
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Voorkeur klantwaarde Pensioenfondsen moeten de premie innen, de administratie bijhouden, het vermogen beleggen, de pensioenen uitkeren en u informeren en service bieden. Daarvoor maken wij kosten. Wat ziet u het liefst? Totaal ondervraagden in percentages deelnemers gepensioneerd
- zo laag mogelijke kosten, ook als dat ten koste gaat van de service - gemiddelde kosten, de meeste service verloopt via internet - meer dan gemiddelde kosten, de (persoonlijke) service blijft dan op peil - weet niet of geen mening
17%
17%
59%
68%
9% 15%
7% 8%
100%
100%
Toelichting: van de deelnemers en pensioengerechtigden geeft ongeveer 64 procent de voorkeur aan gemiddelde kosten waarbij de meeste service digitaal wordt aangeboden. Een relatief kleine minderheid van 17 procent ziet meer in de laagste prijs ook als dit ten koste gaat van de service. Voor hoogwaardige service kiest minder dan 10 procent. Als de categorie ‘weet niet of geen mening’ buiten beschouwing wordt gelaten, steunt meer dan 72 procent de voorgestane klantwaardestrategie waarbij het fonds zo veel mogelijk communicatie en dienstverlening afwikkelt via internet, rekening houdend met de behoefte aan persoonlijk contact.
Op grond van de resultaten van het onderzoek kan worden gesteld dat een overgrote meerderheid van de deelnemerskring zich kan vinden in de door het bestuur uitgezette strategische koers. Toetsen van communicatie PGB voldoet aan de formele communicatievereisten van de Pensioenwet. Het beschikt over een plan waarin een uitvoeringsprogramma en een communicatiemonitor zijn opgenomen. In de monitor zijn meetbare doelen opgenomen. Het fonds is ook nagegaan of de verstrekte informatie overkomt: het klantenpanel heeft pensioencommunicatie op begrijpelijkheid beoordeeld en er is onderzoek onder deelnemers en pensioengerechtigden uitgevoerd. PGB heeft in het verslagjaar het klantenpanel verder gedifferentieerd naar leeftijd. Er zijn nu drie panels: tot 40 jaar, vanaf 40 tot 60 jaar en vanaf 60 jaar. Met het ‘jongerenpanel’ wordt nagegaan hoe de communicatiemiddelen gerichter kunnen worden ingezet voor jongeren.
PGB JAARVERSLAG 2013
Over de gehele linie liggen de resultaten van de communicatie in lijn met de beoogde doelen van het fonds. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van het klantenpanel en de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek wordt de communicatie jaarlijks op onderdelen aangescherpt. Pensioeninformatiedagen Deelnemers van PGB krijgen geruime tijd voorafgaand aan hun pensioneren een uitnodiging voor het bijwonen van een pensioeninformatiedag, samen met hun eventuele partner. In 2013 hebben 1.371 (2012: 1.374) deelnemers/partners een voorlichtingsdag bijgewoond.
FINANCIËLE ZAKEN Het belangrijkste financiële aspect voor PGB was de vraag of eind 2013 de verhouding van het vermogen versus de pensioenverplichtingen (dekkingsgraad) minstens voldeed aan de eis die door de toezichthouder (DNB) ten aanzien van de dekkingsgraad wordt gesteld. Met een dekkingsgraad einde boekjaar van 104,8 procent voldeed het fonds aan de eis van een minimale dekkingsgraad van 104,1 procent, waardoor het niet gedwongen is om in april 2014 een korting op de pensioenaanspraken door te voeren. De dekkingsgraad is in 2013 toegenomen van 100,5 naar 104,8 procent. Deze stijging kan worden toegeschreven aan een beleggingsrendement dat 1,5 procent hoger was dan de voor 2013 benodigde éénjaarsrente van 0,351 procent en door een stijging van de voorgeschreven gemiddelde rekenrente bij de bepaling van de pensioenverplichtingen van 2,4 procent eind 2012 naar 2,7 procent eind 2013. Pensioenfondsen hebben langetermijnverplichtingen en zijn daardoor ook langetermijn-beleggers. De vermogenspositie en dus ook de dekkingsgraad worden echter volledig op marktwaarde bepaald. Dit leidt in een periode van sterk fluctuerende beurskoersen en rentestanden ook tot fluctuerende dekkingsgraden. Een ander probleem bij de waardering op marktwaarde is, dat de looptijd van pensioenverplichtingen zo lang kan zijn, dat daar geen goede marktnotering voor is. Om hieraan enigszins tegemoet te komen is de voorgeschreven rentetermijnstructuur vanaf december 2011 gebaseerd op een 3-maandsgemiddelde en wordt bovendien sinds september 2012 bij de rekenrente voor lange looptijden rekening gehouden met een fictief rentepercentage dat oploopt naar 4,2 procent (UFR = Ultimate Forward Rate). De voorgeschreven rekenrente komt daarmee gemiddeld op een iets hoger niveau te liggen. Dat komt de dekkingsgraad ten goede. Voor PGB komt die rekenrente eind december uit op de vermelde 2,7 procent. Indien geen driemaandsmiddeling wordt toegepast is de rente 2,8 procent en de risicovrije marktrente (d.w.z. ongemiddeld en zonder toepassing van UFR) 2,6 procent. Wat deze verschillende methodes voor de dekkingsgraad betekenen, wordt in onderstaande grafiek weergegeven.
29
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Grafiek 1: Ontwikkeling dekkingsgraad pensioenfonds PGB 108,0%
106,0%
104,0%
102,0%
100,0%
98,0%
Herstelpad
DNB dekkingsgraad
Actuele dekkingsgraad
DNB dekkingsgraad (ongemiddeld)
96,0% dec 2012
jan 2013
feb 2013
mrt 2013
apr 2013
mei 2013
jun 2013
jul 2013
aug 2013
sep 2013
okt 2013
nov 2013
dec 2013
Toelichting: De door DNB vastgestelde rentecurves zijn op basis van de swapcurve. De swapcurve per 31 december 2013 is, net als per 31 december 2012, vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste drie maanden van 2013 met daarop de methodiek van de Ultimate Forward Rate (UFR) toegepast. De toepassing van de UFR betekent dat de curve op lange termijn naar 4,2 procent beweegt. In de grafiek is de dekkingsgraad weergegeven inclusief UFR en middeling (DNB dekkingsgraad, 104,8 procent per 31 december 2013 (2012: 100,5 procent)), inclusief UFR maar exclusief middeling (DNB dekkingsgraad ongemiddeld, 106,4 procent per 31 december 2013 (2012: 102,2 procent)) en exclusief UFR en exclusief middeling (actuele dekkingsgraad, 103,3 procent per 31 december 2013 (2012: 97,9 procent)).
Het vermogen steeg mede als gevolg van collectieve waardeovernames (0,6 miljard euro) van 13,7 naar 14,4 miljard euro. De verplichtingen stegen van 13,6 miljard naar 13,7 miljard euro. De in het verslagjaar gedane uitkeringen (effect op de voorziening - 0,4 miljard euro), die in mindering worden gebracht op de verplichtingen, overtroffen de toevoeging op grond van inkoop van nieuwe pensioenaanspraken (effect op de voorziening + 0,2 miljard euro). Het effect van de gerealiseerde collectieve waardeovernames op de voorziening bedroeg + 0,6 miljard euro. De verplichtingen zijn op basis van de reserveringsgrondslagen verhoogd met de benodigde eenjaarsrente over 2013 en herrekend naar de rentecurve van eind 2013. Omdat de rentecurve ten opzichte van eind 2012 steeg, hoefde het fonds minder te reserveren (− 0,4 miljard euro). Per saldo steeg de waarde van de verplichtingen met 0,1 miljard euro. Een analyse van de stijging van de dekkingsgraad in het verslagjaar van 100,5 naar 104,8 procent is in tabel 1 in beeld gebracht.
In tabel 2 zijn relevante kengetallen van het Financieel Toetsingskader weergegeven voor 2013 en 2012. In tabel 3 wordt op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de baten en lasten van het fonds over 2013 en voorgaande jaren. Het overzicht is in de actuariële analyse uitgewerkt. Tabel 2: Kengetallen Financieel Toetsingskader op basis van de rentetermijnstructuur van DNB Bedragen in miljoenen euro’s eind 2013
eind 2012
Totaal vermogen
14.350
13.717
Pensioenverplichtingen
13.695
13.646
655
71
Dekkingsgraad
Reserves
104,8%
100,5%
Vereiste dekkingsgraad
115,3%
114,4%
Tabel 3: Overzicht baten en lasten Bedragen in miljoenen euro’s 2013
Tabel 1: Verklaring ontwikkeling dekkingsgraad Premieresultaat ▲ %-punt Dekkingsgraad primo
2013 %
▲ %-punt
100,5% 0,1%
– 0,2%
M2 (uitkering)
0,0%
0,0%
M3 (indexering)
0,0%
0,0%
M4 (rentetermijnstructuur)
3,2%
– 7,0%
M6 (overig) Dekkingsgraad ultimo
30
1,5%
11,1%
– 0,5%
– 2,8% 104,8%
Kostenresultaat
–
Interestresultaat 99,4%
M1 (premie)
M5 (overrendement)
2012 %
Overig resultaat Totaal resultaat
100,5%
–
2012
2011
2010
2009
16
–
14
14
22
42
9
–
1
1
3
4
617
485
– 903
125
1.289
40
– 330
2
– 164
– 235
584
140
– 886
–
1.100
14
Korte- en langetermijnherstelplan Eind 2013 liep het kortetermijnherstelplan af. Volgens het herstelplan zou het fonds eind 2013 minimaal op een dekkingsgraad moeten uitkomen van 104,1 procent. In werkelijkheid was dat 104,8 procent. PGB hoeft de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen per 1 april 2014 dus niet te verlagen.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Met ingang van 2014 komt het fonds in een volgende herstelfase terecht. In dat zogeheten langetermijnherstelplan staat hoe het fonds binnen tien jaar het Vereist Eigen Vermogen denkt te bereiken. De dekkingsgraad zou moeten uitkomen op ongeveer 115 procent. Als de dekkingsgraad in 2014 weer onder de 104,1 procent uitkomt, hoeft er in afwachting van een door DNB nieuw te ontwikkelen toetsingskader geen nieuw kortetermijnherstelplan ingediend te worden. PGB wacht het nieuwe pensioencontract, dat in 2015 moet ingaan, af. Grafiek 2: Feitelijk versus verwachte en minimumherstelpad kortetermijnherstelplan 120,0% 115,0% 110,0% 105,0% 100,0% 95,0% 90,0% 85,0% 31-12-2008
31-12-2009 Minimaal vereist eigen vermogen
31-12-2010
31-12-2011
Herstelplan
Werkelijk herstel
31-12-2012
31-12-2013
Minimum Herstelpad
Dekkingsgraad en toeslagverlening PGB geeft niet automatisch toeslagen op de pensioenen om de prijs- of loonstijgingen bij te houden. Voor die toeslagen betalen de deelnemers geen premie. De financiering van toeslagen moet komen uit het extra rendement dat het pensioenfonds maakt op zijn beleggingen. PGB kan de pensioenen alleen verhogen met toeslagen als het bestuur oordeelt dat er genoeg geld voor is. Daarbij gebruikt het bestuur onderstaande richtlijn.
Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen Bij een dekkingsgraad:
kan de volgende toeslag worden verleend:
onder 105%
in het uiterste geval korting van pensioen
van 105% tot 115%
compensatie van eventuele korting + geen toeslag
van 115% tot 130%
gedeeltelijke toeslag over prijsinflatie van maximaal 4%
van 130% tot 140%
100% toeslag over prijsinflatie met maximum van 4%
van 140% tot 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum
van 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum + inhaaltoeslag + loonindexcijfer voor zover dat meer bedraagt dan het prijsindexcijfer
Toelichting: ligt de dekkingsgraad gedurende drie jaar onder de 105 procent dan kan het bestuur besluiten om de pensioenen te korten. De korting zal zodanig zijn dat het fonds weer voldoet aan de wettelijk vereiste dekkingsgraad van circa 105 procent. Bij een dekkingsgraad tussen de 105 en 115 procent wordt een eventuele korting ongedaan gemaakt voor zover het herstelplan dat toestaat. Om voor compensatie van de korting in aanmerking te komen, moet iemand zowel op het moment dat de korting werd doorgevoerd als op het moment van het ongedaan maken (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde van het fonds zijn. Zolang de dekkingsgraad onder de 115 procent ligt, kunnen de pensioenen op basis van de richtlijn niet worden verhoogd.
PGB JAARVERSLAG 2013
31
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Besluit toeslagverlening Op grond van de richtlijn zou de toeslagverlening bij een dekkingsgraad van 115 procent (gedeeltelijk) kunnen worden hervat. De gemiddelde dekkingsgraad over de maanden juli, augustus en september die als referentie wordt gebruikt, lag daar met ongeveer 100 procent ruim onder. Op grond van de richtlijn en omdat er nog steeds sprake is van een herstelsituatie, heeft het bestuur besloten de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2013 en 1 januari 2014 niet te verhogen. De gemiste toeslagen bedragen resp. 2,26 en 2,81 procent. Het fonds heeft vanaf 2004 aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioenontvangers de volgende toeslagen verleend: datum
1-1-2004 1-1-2005 1-1-2006 1-1-2007 1-1-2008 1-1-2009 1-1-2010 1-1-2011 1-1-2012 1-1-2013 1-1-2014
verstrekte toeslag
niet verstrekte toeslag
verstrekte inhaaltoeslag
toegepaste korting
compensatie korting
2,04% – 1,00% 1,50% 1,00% – – – – – –
– 1,09% 0,55% 0,30% – 3,00% 0,30% 1,50% 2,61% 2,26% 2,81%
– – – – 1,09% – – – – – –
– – – – – – – – – – –
– – – – – – – – – – –
Toelichting: de laatste jaren kunnen de pensioenen bij PGB de prijsontwikkeling niet volgen. Het totaal van de niet verstrekte toeslagen (=indexatie) bedraagt momenteel 13,33 procent (samengesteld 14,08 procent). De gemiste toeslag op 1 januari 2005 (1,09 procent) is ingehaald op 1 januari 2008. Wanneer de financiële situatie het toelaat, kan het bestuur in de toekomst besluiten om gemiste toeslagen alsnog, al dan niet volledig, toe te kennen. Het bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de financiële situatie in het uiterste geval de pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden te korten. Tot nu toe heeft PGB deze maatregel niet behoeven te nemen.
Premiebeleid Het bestuur bepaalt jaarlijks de kostendekkende premie voor deelname aan de basispensioenregeling. Zolang het pensioenfonds nog in onderdekking verkeert (wat bij PGB in 2013 het geval is), moet de premie bijdragen aan herstel, hetgeen wordt vertaald in een eis dat de premiedekkingsgraad (de verhouding tussen de premie en de actuariële lasten van de jaarlijkse pensioentoezegging) minimaal 100 procent plus de hoogte van het minimum vereiste eigen vermogen (MVEV) is. Daarbij moet worden gerekend met de huidige (lage) swaprente. Op basis van die rente bleek de huidige premie kostendekkend. Vanaf 2013 is het niet meer toegestaan om het premiebeleid te baseren op een gemiddeld toekomstig rendement. Wel is het nog mogelijk om de rekenrente te baseren op een gemiddelde marktrente van (maximaal) de afgelopen 10 jaar.
dan een premie met inbegrip van een solvabiliteitstoeslag ter hoogte van 20 procent. Deze opslag voldoet aan de eisen aan het vereist eigen vermogen (VEV); 2. Op basis van de actuele DNB-rentetermijnstructuur dient de premiedekkingsgraad (met inbegrip van een solvabiliteitstoeslag) minimaal ter hoogte van het VEV (in 2013 ongeveer 115 procent) te zijn. Deze toets wordt jaarlijks in oktober gedaan op basis van de rentetermijnstructuur per 30 september.
PGB streeft ernaar om de premiehoogte niet sterk te laten fluctueren. Daartoe vindt demping van de premie plaats, door een rekenrente te kiezen (in 2013 3,25%) die niet hoger is dan de gemiddelde rentevoet over de afgelopen tien jaar. De eisen die aan de premiehoogte worden gesteld zijn: 1. Op basis van de gekozen gedempte rente dient de premiedekkingsgraad minimaal 120 procent te zijn. Dat is
Het beleggingsbeleid en de andere sturingsmiddelen in combinatie met de buffers/voorzieningen zijn erop gericht om te voorkomen dat het vermogen van PGB binnen een periode van één jaar onder de waarde van de pensioenverplichtingen uitkomt. Indien het VEV aanwezig is – dat is momenteel niet het geval – dient de kans op een dergelijke daling kleiner te zijn dan 2,5 procent.
32
Indien niet aan de laatste eis wordt voldaan en de premie niet aangepast kan worden, dan wordt de opbouw van de aanspraken zodanig beperkt, dat wel wordt voldaan aan de eis ten aanzien van een minimale premiedekkingsgraad ter hoogte van het minimaal vereist eigen vermogen.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Daarnaast wenst PGB te komen tot een zodanige dekkingsgraad, dat de ambitie voor toeslagverlening uit de beleggingsopbrengsten en de aanwezige reserves gefinancierd kan worden. Indien uit gewijzigde inzichten inzake langetermijnverwachtingen blijkt dat de premie niet meer van voldoende niveau is, zal het bestuur maatregelen nemen. Deze langetermijnverwachtingen kunnen betrekking hebben op toekomstige salaris-, toeslag- en bestandsontwikkelingen, de kenmerken van de pensioenregeling of algemene (economische) langetermijnverwachtingen, die in een ALM-studie uitgewerkt kunnen worden. De actuariële analyse Het pensioenfonds maakt voor zijn financiële opzet gebruik van veronderstellingen. De actuariële analyse maakt inzichtelijk welke verschillen er zijn tussen de vooraf gedane veronderstellingen en de werkelijkheid zoals die na afloop van het jaar kan worden vastgesteld. De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten, een samenvatting van alle componenten van de verzekeringstechnische analyse, wordt als volgt weergegeven: Bedragen zijn afgerond in miljoenen euro’s 2013
Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw (inclusief risicokoopsommen) Kostenresultaat In premie begrepen bedrag voor kosten Vrijval voor kosten uit voorziening Pensioenuitvoeringskosten (betaalde kosten) Interestresultaat Beleggingsresultaten (direct en indirect, voor aftrek kosten vermogensbeheer) Rentetoevoeging VPV Indexering en overige toeslagen Wijziging marktrente Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo-overdracht van rechten) Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Overgang op overlevingstafels 1 Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen 2 Overige baten Overige lasten
Totaal saldo baten en lasten
–
– –
–
– –
244 228 16 5 8 22 9
229 48 0 436 617 1 0 0 0 0 41 40 584
2012
– –
217 231 14
– –
6 8 15 1
1.545 184 0 – 876 485
–
– – – – –
5 5 116 212 1 3 330 140
2011
–
–
193 179 14 6 7 12 1
686 128 1 – 1.462 – 903
–
–
–
1 9 0 0 0 8 2 886
1. Resultaat als gevolg van de wijziging overlevingstafel AG Prognosetafel 2010-2060 in AG Prognosetafel 2012-2062. 2. Resultaat als gevolg van de correctie latent nabestaandenpensioen is gecorrigeerd op de beginstand 2012.
PGB JAARVERSLAG 2013
33
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Premieresultaat De pensioenopbouw bestaat uit de onvoorwaardelijk ingekochte aanspraken op basis van ontvangen baten uit premies en koopsommen. De premies worden gefinancierd op basis van een doorsneepremie. De koopsommen worden gefinancierd op basis van inkooptarieven die voor 2013 gelden. De actuarieel benodigde premies zijn berekend op de grondslagen primo boekjaar 2013 waarbij de gewogen gemiddelde marktrente op 2,4 procent stond. De baten uit de premies en koopsommen waren hoger dan de actuarieel benodigde premies. Het premieresultaat (inclusief resultaat VPL en inclusief koopsommen) is berekend exclusief de pensioenuitvoeringskosten. Dat zijn de kosten eigen beheer, exclusief vermogensbeheer. De pensioenuitvoeringskosten zijn in het kostenresultaat opgenomen. Binnen de eisen die de Pensioenwet stelt, mag het pensioenfonds naast de kostendekkende premie, een eigen kostendekkende of gedempte premie vaststellen waaraan de feitelijke premie wordt getoetst. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie (19,5 procent van de pensioengrondslag bij de basisregeling van de grafimedia) volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: Bedragen zijn afgerond op miljoenen euro’s
kostendekkende premie ongedempt 1 inkomsten op grond van feitelijke premie 2 kostendekkende premie gedempt
2013
2012
256 230 222
250 192 173
1. Individuele koopsommen zijn niet meegenomen in de analyse van de kostendekkende premie omdat deze koopsommen niet op een doorsneepremie worden gewaardeerd, maar op basis van de actuariële inkoop. 2. Deze feitelijke premie bestaat uit de premie ad 239 miljoen euro + FVP/ANW-premie ad 7 miljoen, exclusief de koopsommen ad 7 miljoen en exclusief 9 miljoen VPL.
de eenmalige kosten ad 8 miljoen euro die betrekking hebben op incidentele projecten opgenomen. Het resultaat komt in 2013 9 miljoen euro (22 miljoen – 13 miljoen) negatief uit. De kosten worden dus niet volledig uit de premie gefinancierd. Interestresultaat De benodigde interesttoevoeging aan de pensioenverplichtingen bedraagt 0,351 procent (dit is de eenjaarsrente per 31 december 2012) voor boekjaar 2013. In 2013 is de marktrente gestegen en dat heeft ertoe geleid dat het resultaat op wijziging marktrente positief is. De positieve beleggingsopbrengsten (1,7 procent) waren hoger dan de lasten uit hoofde van de benodigde interest en wijziging marktrente waardoor er per saldo een positief interestresultaat is van 616 miljoen euro. Overig resultaat Het totaal van de overige resultaten bedraagt 39 miljoen euro negatief. De omvang van het overig resultaat heeft met name betrekking op aanpassingen op de voorziening per 1 januari 2013. Het resultaat op collectieve waardeoverdrachten is nagenoeg neutraal (1 miljoen euro). Dit komt doordat de collectieve waardeoverdrachten dekkingsgraadneutraal het fonds binnenkomen. Het resultaat op kanssystemen bestaat uit het resultaat op sterfte, op arbeidsongeschiktheid en op overige mutaties. Het resultaat op sterfte is positief: 2 miljoen euro. Dit resultaat wordt verklaard doordat de werkelijke sterfte afwijkt van de verwachte sterfte op basis van de in de voorziening gehanteerde overlevingstafels. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid en overige mutaties was met 2 miljoen euro negatief. De overige lasten zijn voornamelijk veroorzaakt door aanpassingen van de voorziening op 1 januari 2013. Dit betreft een aangepaste tariefstelling bij de pensioensoort ‘gelijk overlevingspensioen’ (20 miljoen euro) en resultaat op de geboekte versus de geschatte inkoop over 2012.
De gedempte en de ongedempte kostendekkende premie zijn berekend op de grondslagen begin boekjaar en zijn inclusief een solvabiliteitsopslag van 20 procent. De rente bij de berekening van de gedempte premie bedroeg 3,25 procent (2012: 4,25 procent). De gewogen gemiddelde rente bij de berekening voor de ongedempte kostendekkende premie bedroeg begin 2013 2,7 procent. Rekening houdend met de toets op de ongedempte actuariële premie (inclusief een opslag ter grootte van het Minimum Vereist Eigen Vermogen) is sprake van een kostendekkende premie over 2013. Kostenresultaat Totaal beschikbaar voor kosten zijn het in de premie begrepen bedrag aan directe kosten (5 miljoen euro) en de vrijval van excassokosten uit hoofde van reguliere uitkeringen (8 miljoen euro). De pensioenuitvoeringskosten (exclusief kosten vermogensbeheer) bedragen 22 miljoen euro. In dit bedrag zijn
34
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
BALANS- EN VERMOGENSBEHEER Hoe het bestuur van het pensioenfonds de (financiële) ambities van het fonds probeert waar te maken, blijkt uit het balansen vermogensbeheer. Het bestuur heeft de ambities vertaald in een financieel kader. Daarvoor is in 2011 een uitgebreide ALMstudie uitgevoerd en in 2012 een continuïteitsanalyse. De conclusie is dat er onvoldoende stuurmiddelen zijn om de pensioenen, inclusief de toeslagen voor koopkrachtbehoud, met een hoge mate van zekerheid veilig te stellen. Wijziging van het premie- of toeslagbeleid creëert onvoldoende financiële middelen voor een sterke solvabiliteit. Uiteindelijk resteert alleen het beleggingsbeleid waarmee de kans op gedeeltelijk koopkrachtbehoud versus de kans op kortingen kan worden beïnvloed.
Tabel 5: Realisatie financiële maatstaven in 2013 Strategisch doel
eind 2012
Q1 2013
Q2 2013
Q3 2013
eind 2013
Koopkracht
90%
90%
90%
92%
95%
Kans op korten
50%
40%
50%
40%
7%
Kans grote korting
10%
7%
13%
1%
2%
Toelichting: De verwachte koopkracht en de kans op korten worden berekend met een statistisch model. In het model worden verwachtingen voor de toekomst gebaseerd op historische tijdreeksen. Rendementscijfers, samenhang tussen beleggingscategorieën en andere aannames op basis van het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Bij de ALM-studie die in 2014 zal plaatsvinden zullen de strategische doelstellingen worden herijkt.
ALM-studie In de ALM-studie zijn duizenden economische scenario’s doorgerekend, waarvan sommige pessimistische scenario’s tot heel slechte pensioenuitkomsten leiden. De kans daarop wil het bestuur beperken. Daarom heeft het fonds de volgende financiële maatstaven geformuleerd, die het ambitieniveau van het fonds het beste vertalen:
Het bestuur is zich ervan bewust dat dit statistische uitkomsten zijn, die afhankelijk zijn van de hoogte van de dekkingsgraad. De praktijk kan anders uitpakken. De kortetermijnherstelperiode eindigde ultimo 2013 boven de dekkingsgraadgrens van 104,1 procent. Een korting was niet nodig.
Tabel 4: Financiële maatstaven
Beleggingsplan 2013 De afweging tussen koopkrachtbehoud en kans op korten is voor 2013 doorvertaald naar de volgende beleggingsmix:
Financiële maatstaven Een over een periode van 15 jaar verwachte koopkracht van minimaal 90% Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van maximaal 1,5%
Tabel 6: Beleggingsportefeuille Beleggingsportefeuille
Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van meer dan 10% van maximaal 0,3% Matching portfolio, bestaande uit:
Er zit altijd spanning tussen het streven naar een goed beleggingsrendement om de toeslagen te kunnen bekostigen en het beperken van het risico op tegenvallers. Bij lagere dekkingsgraden zal niet aan alle ambities kunnen worden voldaan. Bovenstaande drie maatstaven vormen volgens het bestuur ten tijde van de ALM-studie het optimum tussen de koopkracht, die toch zoveel mogelijk behouden moet blijven, en het risico dat daarvoor maximaal gelopen mag worden.
Werkelijke portefeuille 31-12-2013
Strategische portefeuille
51,4%
50%
Euro-staatsobligaties
31,2%
32%
Euro-bedrijfsobligaties
17,2%
17,5%
3,1%
0,5%
48,6%
50%
Euro-liquiditeiten Return portfolio, bestaande uit: Aandelen
32,4%
30%
Alternatieve beleggingen
16,2%
20%
Onroerend goed
4,5%
6%
Infrastructuur
5,2%
5%
Inflatieobligaties
4,6%
5%
Alternatieve vastrentende waarden
1,9%
4%
53,1%
55%
93%
100%
Alternatieve beleggingen, bestaande uit:
Met een gelijke tijdshorizon voor kortingskansen en koopkracht kan gekeken worden naar de gemiddelde kans op korten over 15 jaar. Dit percentage was 0,6 procent bij de ALM-studie in 2011 (bij een nominale dekkingsgraad van 108,4 procent). In 2013 was de kans op korten (veel) hoger dan de ambitie die in 2011 geformuleerd werd. De op lange termijn verwachte koopkracht bleef wel op peil.
Renteafdekkingsbeleid Valuta-afdekkingsbeleid
PGB JAARVERSLAG 2013
35
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Matching portefeuille De matching portefeuille heeft als primair doel om de kasstromen van de beleggingen zoveel als mogelijk in lijn te brengen met de kasstromen van de uit te keren pensioenen (matchen). Hoe hoger dit percentage, hoe lager de gevoeligheid voor renteveranderingen en dus ook de kans op korten. De omvang van de matching portfolio bedroeg circa 51 procent in 2013. Binnen de matching portfolio is vanwege de eurocrisis ook in 2013 voorzichtig geopereerd met beleggingen in relatief laag renderende euro-staatsobligaties van de hoogst haalbare kredietwaardigheid (Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Finland). Dit is vanwege de liquide aard van deze beleggingen ook goed voor de liquiditeitspositie van het fonds. Aan de andere kant blijft een relatief grote positie in hoogwaardige euro-bedrijfsobligaties gehandhaafd, omdat het fonds ook rendement nodig heeft. Returnportefeuille De returnportefeuille heeft enerzijds tot doel het vermogen in stand te houden voor de nominale pensioenverplichtingen op lange termijn en anderzijds (extra) rendement te genereren ten behoeve van het koopkrachtbehoud van de pensioenen op lange termijn, dus ook voor de benodigde toeslagen. De omvang van de return portfolio bedroeg circa 49 procent. De best renderende beleggingscategorie in de return portfolio in 2013 waren de aandelen in de ontwikkelde landen. Renteafdekking Het niveau van de renteafdekking bedroeg in 2013 circa 55 procent. Het bestuur heeft ervoor gekozen om de verplichtingen van het fonds op basis van de werkelijke rentestanden (marktrente) af te dekken en niet op basis van de ultimate forward rate (UFR). Hierdoor blijft de aansluiting behouden tussen de waardering van de bezittingen en de verplichtingen die dan beiden op gelijke grondslagen de marktwaarde weergeven. Valuta-afdekking PGB belegt een deel van het vermogen in niet-euro valuta. Omdat de uitkeringen in euro’s worden uitbetaald, loopt het fonds valutarisico. Het strategische valutarisicobeleid van PGB is gericht op het ‘vrijwel geheel afdekken’ van valutarisico door middel van valutatermijncontracten. Maatschappelijk verantwoord beleggen PGB streeft er in zijn beleggingsbeleid naar om het pensioenvermogen maatschappelijk verantwoord te beleggen. Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) is beleggen op grond van financiële, sociale, bestuurlijke en milieuoverwegingen. Naast het behalen van een zo hoog mogelijk rendement is ook van belang waarin wordt belegd. Deze maatschappelijke verantwoordelijkheid is bij PGB uitgewerkt in uitsluitingsbeleid, duurzaamheidsinvesteringen en via het stemgedrag op aandeelhoudersvergaderingen alsmede het actief in gesprek gaan met ondernemingen. PGB heeft de invulling van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid bij zijn beleggingen in het verslagjaar
36
bijgesteld. Het fonds beoordeelt ieder kwartaal zijn beleggingsportefeuille vanuit het perspectief van maatschappelijk verantwoord beleggen. In dat kader worden de tien Global Compact Principles van de Verenigde Naties (VN) actief gehanteerd en wordt er niet belegd in bedrijven die zich bezighouden met de productie van en handel in controversiële wapens. Uitsluitingsbeleid De principes van de VN hebben betrekking op de naleving van internationaal erkende mensenrechten, de ondersteuning van arbeidsstandaarden, de aandacht voor het milieu en de bestrijding van corruptie. Bij de controversiële wapens gaat het om oorlogsmaterieel dat wordt gebruikt om veel slachtoffers te maken zoals anti-persoonsmijnen en clusterbommen. De biologische en chemische wapens zijn daar in het verslagjaar aan toegevoegd. Nucleaire wapens zijn in het huidige uitsluitingenbeleid van het fonds niet opgenomen. Het fonds volgt in deze de lijn van de nationale wetgeving en internationale verdragen. Kernwapens worden daarin vooralsnog als noodzakelijke middelen gezien om de stabiliteit en de vrede te kunnen handhaven. Verder is het uitsluitingsbeleid op landenniveau uitgebreid. PGB belegt op grond daarvan niet in landen waartegen sancties zijn uitgevaardigd door de VN of de Europese Unie. Dat zijn er eind 2013 21. PGB maakt een uitzondering voor China. Sinds het bloedig neerslaan van de studentendemonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 viel het land onder een lichte sanctie van Europa. Bepaalde wapentechnologie mag daardoor niet worden geëxporteerd. Verscheidene Europese landen pleiten voor opheffing van het wapenembargo. Gezien de Europese verdeeldheid, de relatief lichte sancties en het belang van China in de wereldeconomie heeft PGB het land niet op zijn uitsluitingslijst geplaatst. Het MVB-beleid wordt over alle beleggingscategorieën heen uitgewerkt. Beleggingsfondsen en termijncontracten zijn uitgezonderd omdat het fonds daar geen invloed op kan uitoefenen. Bij nieuwe beleggingen zal het fonds dat zoveel mogelijk in mandaten doen om de uitsluitingslijst zo volledig mogelijk te kunnen uitvoeren tenzij het fonds goede gronden heeft om daarvan af te wijken. Stemgedrag en engagement PGB hecht bij de selectie van zijn beleggingen veel waarde aan deugdelijk ondernemingsbestuur en naleving van wet- en regelgeving. Via aandeelhoudersvergaderingen kan een vinger aan de pols worden gehouden. PGB belegt wereldwijd. Het bijwonen van alle vergaderingen van aandeelhouders is gezien de omvang van de beleggingsorganisatie onmogelijk. Daarom wordt zoveel als mogelijk en gewenst per volmacht en op afstand gestemd. Voor het stemmen in de vergaderingen van aandeelhouders van Europese bedrijven maakt PGB gebruik van de diensten van Institutional Shareholder Services (ISS). Het stemgedrag is uitgebreid voor Noord-Amerikaanse bedrijven. Verder zijn met twee vermogensbeheerders van aandelenmandaten afspraken gemaakt om het beleid van circa 100
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
ondernemingen (wereldwijd) daar waar noodzakelijk te beïnvloeden en te verduurzamen. Tot nu toe werd (vooral via Eumedion) vrijwel uitsluitend de dialoog gezocht met het topmanagement van Nederlandse beursgenoteerde bedrijven. De beleggingsportefeuille wordt nagelopen op grond van de uitgangspunten. Per kwartaal wordt een lijst van ondernemingen of landen opgesteld die uitgesloten worden van belegging. Mocht uit de periodieke toetsing of nader onderzoek blijken dat ondernemingen of landen niet voldoen aan de gestelde criteria dan worden zij geweerd uit het beleggingsuniversum van PGB. PGB evalueert periodiek zijn beleggingsbeleid, de uitvoering van het uitsluitingsbeleid en de ontwikkelingen in de samenleving. Het bestuur staat open voor de dialoog met zijn deelnemers en de maatschappij. De ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn om het uitsluitingsbeleid verder aan te scherpen.
omzetting van obligaties naar aandelen en het monetaire beleid van centrale banken. De aandelen in de opkomende markten bleven achter. De koersen daalden omdat beleggers verwachten dat de stijgende rente de economische groei gaat afremmen. PGB heeft op grond van diversificatie-overwegingen een substantieel belang in opkomende markten. In 2013 rendeerden deze beleggingen negatief. Binnen de categorie alternatieve beleggingen rendeerde vastgoed met − 0,63 procent licht negatief. Het dal in de vastgoedmarkt lijkt na enkele jaren van afwaardering bereikt. Toch is het einde van het relatief grote verschil tussen vraagen aanbodprijzen van vastgoedobjecten nog niet in zicht. Dat verschil is op efficiënte markten te overbruggen wanneer kopers en verkopers prijsconcessies doen. Op de minder efficiënte markten, met onverkoopbare panden, werkt dit principe niet en zijn afwaarderingen nog steeds aan de orde van de dag.
BELEGGINGSRESULTATEN IN 2013 De wereld anno 2013 De wereld zal de komende decennia blijven veranderen. De verhouding tussen de omvang van de economische blokken wijzigt in een hoog tempo. Dat is een gevolg van het verschil in economische groei en een verschuiving in de handelsverhoudingen. De ‘opkomende landen’ ontwikkelen zich van een landbouweconomie naar een industriële, diensten- en een kenniseconomie. De bevolkingsgroei versnelt dit proces. In de economische blokken Europa en Japan, zorgen de vergrijzing, de overheidsschulden en de toegenomen afhankelijkheden in economische samenwerkingsverbanden voor een beperktere groeicapaciteit. Het groeipotentieel is ook afhankelijk van de gevoerde overheidspolitiek en het beleid van centrale banken. De euroschuldencrisis, de Amerikaanse begrotingsproblematiek, de onzekerheid in de economische activiteiten in China en opkomende landen hebben een grote impact op wereldwijde economische groei en inflatie. Beleggingsresultaten 2013 Het brutorendement van de beleggingsportefeuille voor 2013 bedraagt 1,74 procent. Daar waar aandelen profiteerden van verbeterde vooruitzichten, hadden de ‘veilige’ staatsobligaties van Nederland en Duitsland er juist last van. Als gevolg van de rentestijging daalden de koersen van de obligaties. Investment Grade Credits (bedrijfsobligaties met een hogere kredietwaardigheid) behaalden een licht positief resultaat. De portefeuille met inflatiegerelateerde obligaties bestond uit Franse staatsobligaties met een inflatiecomponent. Ook deze obligaties werden geraakt door de rentestijgingen, terwijl de inflatiecomponent slecht rendeerde door de verlaagde inflatieverwachtingen. Het rendement kwam daardoor negatief uit. De rentestijging had per saldo zoals ook verwacht mag worden een negatief effect op de matchingportefeuille. In het verslagjaar rendeerden aandelen sterk positief. De stijging van de aandelen werd vooral ingegeven door verbeterde wereldwijde economische groeivooruitzichten, de
PGB JAARVERSLAG 2013
De woningmarkt had wereldwijd een goed jaar met Nederland en Zuid-Europa als negatieve uitzonderingen. De portefeuille rendeerde daardoor licht negatief. PGB heeft bewust zijn beleggingen in vastgoed en alternatieve vastrentende beleggingen en inflatiegerelateerde obligaties onderwogen vanwege de vooruitzichten en een mogelijke rentestijging. Tevens heeft het fonds de rentegevoeligheid van zijn inflatiegerelateerde obligaties verminderd door de verkoop van rentederivaten. Tabel 7: Beleggingsresultaten 2013 In procenten Beleggingsresultaten 2013
rendement PGB
Matching portfolio: Euro-staatsobligaties Euro-bedrijfsobligaties Euroliquiditeiten
– –
Return portfolio: Aandelen Alternatieve beleggingen
2,04% 14,39% – 2,09%
1,59% 12,22% – 0,25%
–
–
Alternatieve beleggingen: Onroerend goed Infrastructuur Inflatie gerelateerde obligaties 1 Alternatieve vastrentende waarden Totaal beleggingsportefeuille (excl. rentederivaten)
– –
3,42% 5,98% 0,52% 0,09%
rendement benchmark
0,63% 6,44% 6,19% 4,04% 2,04%
Totaal beleggingen Incl. afdekking rente/valutarisico, excl. beheerskosten
1,74%
Totaal beleggingen Incl. afdekking rente/valutarisico, incl. beheerskosten
1,66%
– –
– –
3,83% 6,26% 0,50% 0,09%
0,17% 6,16% 4,64% 2,88% 1,59%
1. De inflatie gerelateerde obligaties zijn opgenomen onder alternatieve beleggingen omdat zij vanwege het inflatie gerelateerde karakter worden aangehouden en niet vanwege de matching van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. In de jaarrekening worden de inflatie gerelateerde obligaties onder vastrentende waarden gerubriceerd.
37
B
etrokken
HOE HEBBEN WE ONZE MEDEZEGGENSCHAP EN BETROKKENHEID GEREGELD? De deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers zijn onze ‘aandeelhouders’. Via hun organisaties zoals vakbonden, werkgeversorganisaties en vereniging van gepensioneerden dragen ze bestuursleden en leden voor het Verantwoordingsorgaan voor. Arnold Verplancke, bestuurslid PGB met portefeuille Relatiebeheer en Medezeggenschap: “Als pensioenfonds vinden wij het belangrijk dat we de opvattingen van de verschillende bedrijfstakken (leren) kennen en draagvlak behouden. Wij bieden de sectoren waarvoor wij werken daarom een platform voor overleg.” Dat zijn de sectorcommissies. Daar zijn er nu vier van: voor de grafimedia, voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, voor de verf- en drukinktindustrie en voor het uitgeverijbedrijf. Ook is er een brede werkgeversraad gevormd over alle sectoren en vrijwillig aangesloten bedrijven heen en bezoeken we regelmatig individuele bedrijven. Zo is medezeggenschap en betrokkenheid bij PGB geregeld.
Zie de volgende fotopagina’s voor de ervaringen van de voorzitters van de vier sectorcommissies.
“Als pensioenfonds vinden wij het belangrijk dat we de opvattingen van de verschillende bedrijfstakken (leren) kennen en draagvlak behouden.” ARNOLD VERPLANCKE Bestuurslid PGB met de portefeuille Relatiebeheer en Medezeggenschap
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Tabel 8: Verwachte rendementen op lange termijn In procenten Beleggingsportefeuille
15-jaars meetkundig gemiddelde rendement uit de ALM-studie
Euro-staatsobligaties
2,2
Euro-bedrijfsobligaties
3,4
Aandelen
6,4
Onroerend goed
5,9
Infrastructuur
6,1
Alternatieve vastrentende waarden
3,5
Inflatieobligaties
2,1
Totaal
4,6
Toelichting: in de tabel zijn de rendementen opgenomen zoals die op de lange termijn werden verwacht bij het uitvoeren van de ALM-studie in 2011. In het beleggingsplan worden de verwachte rendementen voor zover nodig geactualiseerd.
Z-score In het kader van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 wordt het behaalde rendement van het fonds vergeleken met het rendement van de jaarlijks vooraf vastgestelde normportefeuille, uitmondend in een jaarlijkse score, de zogenaamde Z-score. De Z-score over 2013 bedroeg 0,31 (2012: 0,05). De score was positief omdat het rendement van de beleggingsportefeuille (exclusief derivatenportefeuille) met 2,04 procent hoger was dan dat van de normportefeuille met 1,59 procent. Bij de wettelijk voorgeschreven jaarlijkse performancetoets dient het gemiddelde van de Z-scores over de laatste vijf jaar ieder jaar te worden vastgesteld. Indien het gemiddelde, berekend volgens een voorgeschreven formule, negatief is dan heeft het fonds volgens de wet onvoldoende gepresteerd. De performancetoets 2013 over de jaren 2009 tot en met 2013 komt uit op een score voor het fonds van + 2,08 (2012: 1,49) wat ruim voldoende is.
Vooruitzichten voor de middellange termijn Het bestuur analyseert verschillende economische scenario’s, van deflatie tot inflatie en van stagflatie tot hoge economische groei, met een lage inflatie. Hierdoor krijgt het bestuur meer inzicht in de niveaus die de nominale dekkingsgraad van het fonds zou kunnen bereiken, gegeven de geschetste scenario’s. Dit inzicht ondersteunt het bestuur bij de uiteindelijke keuzes tussen koopkracht enerzijds en de kans op korten anderzijds. De kansen die voor de middellange termijn worden toegekend aan de verschillende scenario’s luiden als volgt: 1. Er is een grote kans op lage groei en lage inflatie op korte termijn; 2. Er is een substantiële kans op lage groei en hogere inflatie op middellange termijn; 3. Er is een kleine kans op hoge groei, met lage inflatie, zowel op korte als op langere termijn, zie tabel 9. Tabel 9: Kans op wereldwijde inflatie/groeiscenario's Inflatie/Groei
Lage inflatie
Hoge inflatie
Lage groei
Grote kans korte termijn
Substantiële kans middellange termijn
Hoge groei
Kleine kans
Kleine kans
Dit heeft het fonds in die zin vertaald dat het naast de traditionele beleggingscategorieën, zoals euro-staatsobligaties en aandelen uit ontwikkelde landen, voor 2014 expliciet rekening houdt met: relatief hoge, directe inkomensgenererende beleggingen (denk aan: bedrijfsobligaties uit opkomende landen), regio’s en/of sectoren waar meer groeipotentie is (denk aan: opkomende landen), maar ook inflatierisico (denk aan: inflatiegerelateerde obligaties).
Vooruitzichten 2014 Hoge schulden bij consumenten, overheden en banken in combinatie met de toenemende inkomensongelijkheid (hoge werkloosheid), hinderen substantiële binnenlandse groei in de eurozone op korte en waarschijnlijk middellange termijn. De VS onderscheidt zich ten opzichte van Europa positief door een betere demografische opbouw (minder vergrijzing) en sterk ondernemerschap in de kenniseconomie. Op de lange termijn is het groeipotentieel in opkomende landen hoog dankzij de overgang van landbouw- naar een industriële, diensten- en een kenniseconomie. De interne kruisfinancieringen van Chinese overheden, banken, de vastgoedsector en inefficiënte staatsbedrijven vormen daarbij een aandachtspunt. De risico’s van achterblijvende economische groei in China kunnen ook de overige opkomende landen raken.
40
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
RISICOBEHEER Ontwikkeling van het risicoprofiel in 2013 Het risicomanagement van PGB is gericht op het beheersen van de risico’s die het realiseren van zijn strategische doelstellingen kunnen belemmeren. De strategische doelstelling van PGB is het beschermen van zijn deelnemers en hun gezinnen tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Meer concreet is de ambitie het uitkeren van de nominale pensioenverplichtingen met de aanvullende ambitie om toeslagen toe te kennen. De pensioenen zouden naar verwachting over een periode van 15 jaar minimaal 90 procent van hun koopkracht moeten behouden en de kans op korten zou beperkt moeten blijven (zie de tabel in de paragraaf Balans- en vermogensbeheer). In 2013 was het niet mogelijk om op alle onderdelen binnen de gestelde ambitie te blijven. De te verwachten koopkracht bleef op peil, maar de kans op korten en de kans op een grote korting was (veel) hoger dan de ambitie van het pensioenfonds. Dit had enerzijds te maken met de lage dekkingsgraad en anderzijds met de beperkte resterende tijd van het kortetermijnherstelplan. De kansen op korting zijn sterk gedaald aan het einde van de 5-jaars herstelperiode. PGB komt met ingang van 2014 in een volgende herstelfase terecht, namelijk die van het langetermijnherstelplan waarbij binnen tien jaar minimaal het niveau van het Vereist Eigen Vermogen dient te zijn bereikt. Risicobeheer door balansmanagement en beleggen Een pensioenfonds heeft beleggingen nodig om voldoende kapitaal te genereren voor de pensioenuitkeringen. Bij een relatief lage premie en een onzekere beleggingsomgeving komt het dan aan op een goed gekozen evenwicht tussen de te nemen risico’s en de te ontvangen rendementen. Het bestuur is bereid een zekere mate van risico te nemen om met de beleggingsaanpak en het beheren van de balansrisico’s de strategische ambitie te bereiken. Als maatstaf voor het risicobudget, de mate waarin het fonds risico wil lopen, wordt de bewegelijkheid van het rendement op de dekkingsgraad van het pensioenfonds aangehouden. De doelstelling is dat niet meer risico in de totale beleggingsportefeuille wordt genomen dan de limiet van circa 10 procentpunt. Bij een dekkingsgraad van 100 procent kan het beleggingsresultaat ertoe leiden dat de dekkingsgraad over 1 jaar in twee derde van de gevallen tussen 90 procent en 110 procent beweegt. Omdat deze maatstaf een grote gevoeligheid laat zien voor de kortetermijnmarktontwikkelingen hanteert het bestuur bij de implementatie bandbreedtes.
Tabel 10: ontwikkeling van risicobudget voor beleggingsportefeuille Risicobudget
eind 2012
Q1 2013
Q2 2013
Q3 2013
eind 2013
volatiliteit van rendement van de dekkingsgraad (maximaal 10%)
9,3%
9,3%
10,5% 9,5%
8,9%
Buffervermogen De omgang met de concrete beleidspraktijk van het beleggingsplan, en dan met name het rente-afdekkingsbeleid, is in het bestuur frequent aan de orde gekomen. In 2013 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds iets verbeterd. Het was bij het einde van het kortetermijnherstelplan voldoende om een verlaging van de pensioenen te voorkomen. De dekkingsgraad is echter nog laag en ontwikkelt zich niet stabiel. Pensioenfondsen kunnen zich, ondanks de aanzienlijke risicoafdekking, niet onttrekken aan de ontwikkelingen op de financiële markten. Het pensioenfonds heeft te maken met het herstelplan dat in 2008 is opgesteld. Het fonds heeft daarin aangegeven een financieel beleid te willen voeren dat op prudente wijze naar een langetermijnherstel van solvabiliteit zal voeren. Het risicoprofiel zal binnen de destijds berekende buffer conform de solvabiliteitstoets blijven. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bedroeg 117,5 procent, op basis van de destijds verwachte ontwikkeling in de normportefeuille en een renteafdekking van 70 procent. Vanaf 2011 is het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille aanzienlijk teruggebracht. Daarentegen is de renteafdekking lager geworden. Het gevolg was dat het VEV daalde naar 114,4 procent (ultimo 2012). Het VEV op basis van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie en de vreemde-valutarisico-afdekking van circa 90 procent en renterisico-afdekking van circa 55 procent bedroeg ultimo 2013 115,3 procent. Tabel 11: Overzicht solvabiliteitsbuffers ultimo 2013 versus 2012
S1 renterisico S2 risico zakelijke waarden S3 valutarisico S4 grondstoffenrisico S5 kredietrisico S6 verzekeringstechnisch risico diversificatie-effect Totaal Vereist Eigen Vermogen
PGB JAARVERSLAG 2013
2013 %VEV
2012 %VEV
4,4% 12,3% 2,1% 0,0% 0,8% 2,6% − 6,9%
3,5% 11,7% 2,2% 1,2% 0,7% 2,8% − 7,7%
15,3%
14,4%
41
VERSLAG VAN HET BESTUUR
In het verslagjaar zijn de vereiste solvabiliteitsbuffers iets gestegen. Met name het risico zakelijke waarden is per ultimo 2013 gestegen in vergelijking met ultimo 2012 door een wijziging in de returnportefeuille. Aangezien niet langer in grondstoffen wordt belegd, is het grondstoffenrisico gereduceerd tot nihil. PGB heeft daardoor een grotere positie in aandelen kunnen nemen. Als gevolg hiervan is het diversificatie-effect ultimo 2013 ook afgenomen in vergelijking met ultimo 2012.
vermogen actief gemanaged worden, waarbij de risicostrategie en het risicobeleid helder zijn en waarbij hoogwaardige risicomanagementprocessen uitgevoerd worden.
Het pensioenfonds houdt geen solvabiliteitsbuffers aan voor liquiditeitsrisico, voor concentratierisico en voor operationeel risico (S7 tot en met S9). Het fonds heeft veel liquide beleggingen die relatief snel, zonder direct tot waardeverlies te leiden, te gelde kunnen worden gemaakt om een eventuele grote uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het belangrijkste instrument dat PGB inzet tegen concentratierisico is spreiding van de beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, regio’s, landen, sectoren en debiteuren. Concentratierisico op hoogwaardige Europese staatsobligaties wordt bewust geaccepteerd. Het fonds tracht operationele risico’s zoveel als mogelijk te vermijden door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie en het opvragen en analyseren van zogeheten ISAE 3402-verklaringen van vrijwel al haar uitbestedingsrelaties. Het fonds heeft een incidenten-managementbeleid.
Om tot een slagvaardige en efficiënte organisatie te komen is onderzoek gedaan naar de gewenste inrichting. Het bestuur heeft vastgesteld dat – mede vanwege het feit dat PGB de enige grote klant van de uitvoeringsorganisatie is – de uitvoering van het risicomanagement gedelegeerd zal worden aan de uitvoeringsorganisatie. Dit impliceert dat de risicoorganisatie op een professionele wijze gestalte zal krijgen en dat als onderdeel daarvan het balans(risico)management bij de uitvoeringsorganisatie uitgevoerd blijft worden. Alle benodigde risicodiensten zijn afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst en de Service Level Agreement.
Ontwikkelingen in het risicobeleid In het verslagjaar heeft het pensioenfonds een informatiebeveiligingsbeleid opgesteld en het aansluitingenbeleid verder uitgewerkt. Verder heeft het fonds deelgenomen aan diverse sectoronderzoeken van de toezichthouder, zoals het onderzoek uitbesteding vermogensbeheer en het onderzoek naar renterisicobeheer. Dergelijke onderzoeken geven een kwaliteitsimpuls aan het beheer bij pensioenfondsen. In het verslagjaar is het fonds gestart met de voorbereidingen op een nieuw toetsingskader. Uit het onderzoek naar de risicobereidheid is gebleken dat de deelnemers bereid zijn risico te nemen om de kans te verhogen dat de koopkracht op peil blijft. In de nieuwe ALM-analyse wordt met de onderzoeksvragen rekening gehouden met de voorkeuren van de deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur zal daarbij nadrukkelijk aandacht besteden aan de langetermijndoelstellingen, de haalbaarheidsrisico’s (kansen) en de wijze waarop het bestuur beleidsmatig met de signaalwerking van de gekozen overkoepelende risicomaatstaven wil omgaan1. Ontwikkeling van de risico-organisatie Het pensioenfonds streeft naar een geïntegreerde beheersing van risico’s, waarbij het zelfsignalerend en zelfcorrigerend
In 2013 heeft het fonds een goede stap kunnen maken bij de realisatie van deze ambitie. De uitvoeringsorganisatie kwam onder aansturing van PGB en binnen de nieuwe organisatiestructuur wordt een brede risicobeheerafdeling ingericht. De implementatie zal in 2014 zijn beslag krijgen.
Het toezicht op het risicomanagement wordt door de bestuurder met dit aandachtsgebied uitgevoerd. Het bestuurslid wordt hierbij ondersteund door een risk controller die bij het bestuursbureau werkt. Het bestuursbureau houdt zich met name bezig met beleidsbepalend risicomanagement en is voorbereidend en controlerend van karakter. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
PGB beheerst alle risico’s integraal vanuit de strategie, doelstellingen en context van het fonds. Doel is het beheersen van de balansrisico’s en de operationele risico’s in de uitvoering.
De uitvoeringsorganisatie beheerst de risico’s die voortvloeien uit de uitvoering van de pensioenregeling. Doel is het beheersen van de operationele risico’s.
De wijziging in de organisatie geeft het bestuur meer grip op de kwaliteit van de uitvoeringsprocessen. Daardoor kan het zich concentreren op de strategie, de analyse en de belangen van de pensioendeelnemers.
1. Het pensioenfonds werkt met verschillende risicomaatstaven en risico-analyses. De risicomaatstaven bewegen veelal mee met de financiële markten. Dat past niet zo goed bij de aard en doelstelling van een pensioenfonds. Pensioenfondsen willen graag een stabiele ontwikkeling in de beleggingsstrategie toepassen en bij voorkeur niet teveel reageren op de kortetermijnbewegingen.
42
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOSTEN PENSIOENFONDS Het bestuur streeft ernaar om de pensioenregeling voor opdrachtgevers uit te voeren tegen marktconforme kosten in combinatie met een zich positief onderscheidende dienstverlening. Kostenbeheersing is van belang om de pensioenregeling betaalbaar te houden, maar mag een goede dienstverlening niet in de weg staan. Het bestuur wil helder communiceren over de keuzes die daarin worden gemaakt en geeft daarom actief invulling aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie om de kosten transparant te presenteren. PGB heeft zich de afgelopen twee jaren ingespannen om de kosten voor het vermogensbeheer zo volledig mogelijk inzichtelijk te maken. Naast de gefactureerde kosten, die volledig in de jaarrekening worden verantwoord, zijn er kostencategorieën die direct ten laste gaan van het beleggingsresultaat. Dit betreft beheervergoedingen van beleggingsfondsen en transactiekosten. De beheervergoedingen van beleggingsfondsen zijn inmiddels nagenoeg volledig in kaart gebracht. Het verkrijgen van inzicht in de transactiekosten is minder eenvoudig. Deze kosten zijn verwerkt in de transactieprijs. Wanneer de werkelijke transactiekosten niet kunnen worden vastgesteld, wordt gerekend met de normen zoals opgenomen in de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Tabel 12: Overzicht kosten pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten Kosten
2013
2012
structurele pensioenbeheerskosten
135
136
incidentele pensioenbeheerskosten
82
19
0,27
0,28
in euro per deelnemer reguliere vermogensbeheerkosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen transactiekosten vermogensbeheer
0,06
0,08
als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
Kosten pensioenbeheer De kosten voor pensioenbeheer zijn de kosten die het fonds moet maken voor de deelnemersadministratie, het doen van uitkeringen, de werkgeversadministratie, besturing van het fonds, het financieel beheer en voor de uitvoering van projecten. De kosten per deelnemer zijn afhankelijk van de schaalgrootte van een pensioenfonds en het gewenste serviceniveau. De grafimediasector en het uitgeverijbedrijf zijn aan sterke veranderingen onderhevig. De sectoren krimpen als gevolg van technologische ontwikkelingen en internationale concurrentie. Het bestuur hecht daarom aan verbreding van het draagvlak.
PGB JAARVERSLAG 2013
Alleen zo kan de kwaliteit van de dienstverlening worden gehandhaafd bij een verantwoord kostenniveau. De pensioenbeheerskosten bestaan uit direct toerekenbare kosten en het toewijsbare aandeel in de algemene kosten. De pensioenbeheerskosten zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 13: Kosten pensioenbeheer (in miljoenen euro’s) 2013 Kosten pensioenfondsorganisatie
2012
2,8
2,3
Kosten uitvoeringsorganisatie
10,8
10,7
Subtotaal structurele kosten
13,6
13,0
Projecten pensioenfondsorganisatie
0,5
0,2
Incidentele kosten uitvoeringsorganisatie
7,7
1,7
Subtotaal incidentele kosten
8,2
1,9
21,8
14,9
Totale kosten pensioenbeheer
De kosten pensioenfondsorganisatie betreffen de kosten voor het bestuur en zijn adviesorganen, de kosten voor het bestuursbureau, de kosten voor toezicht en overige kosten voor zover toe te rekenen aan pensioenbeheer. De kosten van de pensioenfondsorganisatie zijn met 0,5 miljoen euro gestegen door een toename in de communicatie met deelnemers en extra actuariële werkzaamheden voor de jaarrekening over het voorgaande verslagjaar. In de jaarrekening wordt de hoogte van de bestuurskosten toegelicht. De reguliere kosten van de uitvoeringsorganisatie zijn in het verslagjaar beperkt gestegen van 10,7 miljoen naar 10,8 miljoen euro. De incidentele kosten van het bestuur stegen in het verslagjaar met 0,3 miljoen euro. Het bestuur heeft zich actief laten ondersteunen bij de strategische heroriëntatie op de uitvoering van de pensioenregeling. Onderzoek heeft plaatsgevonden naar alternatieve modellen en uitvoerders. Gezien de complexiteit en het belang van het besluit heeft het bestuur hierbij gericht gebruik gemaakt van de expertise van externe professionals. De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie namen met 6,0 miljoen euro toe. De aanstaande wijzigingen in weten regelgeving vragen om aanpassingen in processen en systemen. In 2014 zullen de activiteiten doorlopen om de noodzakelijke aanpassingen te realiseren. De incidentele kosten blijven in dat jaar naar verwachting op een vergelijkbaar niveau. De structurele pensioenbeheerskosten bedragen in het verslagjaar 13,6 miljoen euro (2012: 13,0 miljoen euro).
43
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Omgerekend per actieve en pensioengerechtigde deelnemer zijn de kosten met 1 euro gedaald naar 135 euro. De daling is een gevolg van de toename van het aantal deelnemers. De efficiency neemt daardoor toe; de vaste kosten kunnen over een grotere groep deelnemers worden gespreid. Indien de incidentele kosten worden meegenomen, dan bedragen de kosten per deelnemer 217 euro in 2013 (2012: 155 euro per deelnemer). Kosten vermogensbeheer De kosten die het pensioenfonds maakt voor het beheer van het vermogen bestaan uit kosten voor het portefeuillebeheer, kosten voor selectie en monitoring door de uitvoeringsorganisatie, kosten van bewaarloon, kosten voor accountants en juridische adviseurs en eventuele prestatieafhankelijke vergoedingen. Bij de evaluatie van de kosten vermogensbeheer wordt door het bestuur niet alleen gekeken naar de gemaakte kosten, maar naar de samenhang tussen kosten, rendement en risico van de verschillende beleggingscategorieën. Tabel 14: Kosten vermogensbeheer (in miljoenen euro’s) 2013
2012
Kosten pensioenfondsorganisatie
3,5
3,4
Kosten uitvoeringsorganisatie
7,1
6,2
Beheerkosten directe en indirecte beleggingen
26,7
25,6
Subtotaal
37,3
35,2
3,4
5,3
40,7
40,5
Prestatievergoeding directe en indirecte beleggingen Totaal
Toelichting: In de jaarrekening worden de kosten verantwoord die zijn gefactureerd aan het fonds (toelichting 13 bij de beleggingsresultaten). Deze bedragen 25,1 miljoen euro. De overige beheerkosten zijn ten laste van het rendement gebracht.
De kosten van de pensioenfondsorganisatie zijn beperkt gestegen. De kosten uitvoeringsorganisatie zijn met 0,9 miljoen euro gestegen, voornamelijk als gevolg van projecten om wijzigingen in wet- en regelgeving door te voeren. In 2013 is het beheer van de staatsobligaties overgenomen door de uitvoeringsorganisatie, waardoor een kostenreductie is gerealiseerd. De beheerkosten voor directe en indirecte beleggingen zijn met 1,1 miljoen euro gestegen vanwege de toegenomen omvang van het belegd vermogen. Door het heronderhandelen van bestaande contracten en het intern uitvoeren van het beheer van vastrentende waarden, is de gemiddelde beheervergoeding gedaald. De prestatievergoeding van externe vermogensbeheerders daalt met 1,9 miljoen euro van 5,3 miljoen in 2012 naar 3,4 miljoen in 2013 omdat externe managers een gematigder extra rendement voor het fonds toevoegden.
44
Transactiekosten Onder transactiekosten worden verstaan de kosten die gemaakt moeten worden om een beleggingstransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn in de meeste gevallen onderdeel van de aan- en verkoopprijs en daarmee onderdeel van het behaalde rendement. Voor transacties in vastrentende waarden, grondstoffen en afdekkingsportefeuilles is gebruik gemaakt van de normen van de Pensioenfederatie. Voor transacties in aandelen, onroerend goed en infrastructuur zijn de werkelijke kosten bepaald. Tabel 15: Transactiekosten (in miljoenen euro’s) 2013
2012
Transactiekosten aandelen
1,8
2,6
Transactiekosten vastrentende waarden
5,1
4,3
Transactiekosten onroerend goed en infrastructuur
0,1
0,1
Transactiekosten grondstoffen en afdekkingsportefeuilles
1,7
3,9
Totaal
8,7
10,9
De transactiekosten zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar vooral als gevolg van een afname in het transactievolume van renteswaps. De totale kosten vermogensbeheer van het fonds ontwikkelen zich in de afgelopen jaren als volgt: Tabel 16: Kosten vermogensbeheer (in procenten) 2013
2012
2011
2010
2009
Kosten t.o.v. 0,14 gemiddeld belegd vermogen Kosten onroerend 0,13 goed en infrastructuur
0,15
0,21
0,24
0,25
0,13
n.b.
n.b.
n.b.
Subtotaal structurele kosten vermogensbeheer Kosten prestatievergoeding Transactiekosten
0,27
0,28
─
─
─
0,02
0,04
0,02
0,0
0,0
0,06
0,08
0,03
n.b.
n.b.
Totale kosten vermogensbeheer
0,35
0,40
n.b.
n.b.
n.b.
De totale kosten vermogensbeheer bedragen in het verslagjaar 0,35 procent (35 basispunten). Dit is een daling van 5 basispunten ten opzichte van 2012. Deze daling wordt verklaard door: – lagere transactiekosten (− 2 basispunten); – de afgenomen prestatievergoeding (− 2 basispunten); – schaalvoordelen bij intern beheerde mandaten (− 1 basispunt)
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
TOEKOMSTVERKENNING PGB krijgt in 2014 te maken met een breed scala aan veranderingen. Het besturingsmodel en het richtsnoer voor bestuurlijk handelen veranderen. Samen met sociale partners en andere opdrachtgevers zal het fonds nieuwe pensioencontracten binnen het nieuwe Financieel Toetsingskader vormgeven. De pensioenregelingen die het fonds uitvoert, zullen ook veranderingen ondergaan als gevolg van een verdere inperking van het nieuwe zogeheten Witteveenkader. Omdat PGB voor verschillende sectoren en ondernemingen werkt, vergt dat meer afstemming dan bij collega pensioenfondsen. In de nabije toekomst is ook wijziging van de wettelijke pensioencommunicatie te verwachten. Bovendien zal de uitvoeringsorganisatie in 2014 zijn nieuwe pensioenadministratiesysteem in gebruik nemen. Invoering nieuw besturingsmodel Het paritaire model met een Raad van Toezicht en een Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl waarvoor het bestuur na overleg met alle partijen heeft gekozen, zal tijdig, dus vóór 1 juli 2014 zijn beslag krijgen. De nieuwe bestuursleden namens pensioengerechtigden zullen in het tweede kwartaal kunnen worden benoemd, onder voorbehoud van goedkeuring door toezichthouder DNB. In het tweede kwartaal zal ook de Raad van Toezicht met drie onafhankelijke leden worden gevormd en zal het nieuwe Verantwoordingsorgaan van start gaan. Besturing volgens de Code Pensioenfondsen Met ingang van 1 juli 2014 zullen de normen van de Code Pensioenfondsen zoals die zijn opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid de principes van goed pensioenfonds bestuur gaan vervangen. Het maatschappelijk belang van pensioenfondsen vereist dat het functioneren van het bestuur, het intern toezicht en de verantwoording meer aandacht krijgen. De normen voor de besturing zijn wettelijk verankerd in een aanvulling op wet- en regelinggeving. Pensioenfondsen leven de Code na volgens het ‘pas-toe-of-leguit’ principe. Bestuur en de fondsorganen van PGB zullen de normen als richtsnoer voor hun handelen gaan nemen. Als een norm niet of niet volledig kan worden nageleefd, zal in het jaarverslag een toelichting worden opgenomen. Invoering herzien pensioencontract De wetgever gaat er – op het moment dat we dit schrijven – nog steeds vanuit dat per 1 januari 2015 een nieuw Financieel Toetsingskader zal gelden en dat fondsen hun regelingen daaraan aangepast moeten hebben. De wet- en regelgeving is echter al meerdere keren opgeschort. Fondsen wachten nog steeds op de uitwerking en verfijning. PGB heeft afgelopen jaar wel voorbereidingen getroffen. Met informatievoorziening naar opdrachtgevers en deelnemers, het opstellen van een transitieplan en het uitvoeren van een risicobereidheidsonderzoek. Het bestuur moet met de definitieve invulling van het contract wel wachten tot de wettelijke randvoorwaarden duidelijk zijn,
PGB JAARVERSLAG 2013
om vervolgens met alle contractpartijen te overleggen en tot overeenstemming te komen. In de voorbereiding van het nieuwe pensioencontract zal de evenwichtige belangenafweging van verschillende generaties worden meegenomen. Inmiddels heeft PGB alvast een nieuwe ALM-studie opgestart. ALM staat voor Asset Liability Management. De assets zijn de bezittingen (het vermogen) van het fonds en de liabilities de verplichtingen (de pensioenen). ALM-studies geven aan hoe de doelstellingen van het fonds kunnen samenhangen met de risico’s van een te kiezen beleggingsbeleid. Daarbij gelden het deelnemersbestand, de inflatie en de beleggingsrendementen als variabelen. Verschillende uitwerkingen van het strategisch beleid worden vergeleken, waarbij de doelstelling en ambitie van het fonds leidend zijn. Ondanks al deze voorbereidingen, ziet het ernaar uit dat de vormgeving van het nieuwe pensioencontract pas in de tweede helft van 2014 rond komt. De uitvoeringsorganisatie komt onder hoge druk te staan om alle contractuele wijzigingen te verwerken in de reglementen, de administratie, de communicatie en het beleggingsbeleid. Aanpassing pensioenopbouw De pensioenopbouw gaat zoals bekend verder omlaag. Het kabinet sloot daarover een akkoord met de ‘constructieve’ oppositie. Het maximale opbouwpercentage is met ingang van 2014 reeds verlaagd van 2,25 naar 2,15 procent. Het daalt in januari 2015 verder naar 1,875 procent. Daarnaast geeft de overheid aan dat de pensioenopbouw boven de 100.000 euro fiscaal niet meer zal worden ondersteund. Ter compensatie komt er wel een vrijwillige regeling voor bijsparen. Ongeveer 10% van de werkgevers kent een pensioenregeling die op termijn als fiscaal onzuiver zal worden aangemerkt. PGB zal met de sociale partners en werkgevers overleggen óf en hoe de pensioenregeling in zo’n geval moet worden aangepast. Verschillende opties staan dan open. De regeling kan, afgezien van de verlaging van de opbouw, verder intact blijven waardoor de premie normaal gesproken zal kunnen dalen. Of er wordt gekeken of de regeling op andere onderdelen kan worden verbeterd. Aanpassing processen en systemen De nieuwe basisadministratie wordt naar verwachting medio 2014 ingevoerd. Het vernieuwde deelnemersportaal volgt in de tweede helft van het jaar. Verdere uitbreiding van het systeem en het werkgeversportaal volgt daarna in 2014 en 2015. Zoals het zich nu laat aanzien, verwacht het bestuur dat de uitgaven in verband met de vervanging zullen uitkomen op circa 15 miljoen euro.
45
VERSLAG VAN HET BESTUUR
De vernieuwde processen en systemen moeten door een efficiëntere manier van werken straks ook de uitvoeringskosten omlaagbrengen. Naar verwachting zullen de besparingen in het verslagjaar 2016 ten volle kunnen worden bereikt. Pensioencommunicatie Het doel van de pensioencommunicatie is dat de deelnemer goed is geïnformeerd en ook weet wat hij eventueel extra kan doen. ‘Handelingsbekwaam’ heet dat in het jargon. Om dit te bereiken stelt het kabinet een driesporenbeleid voor. De communicatie via de werkgever moet worden verbreed. De communicatie via het Pensioenregister moet substantieel worden uitgebreid. De informatieverstrekking van de pensioenuitvoerder zal meer dan nu het geval is, rekening moeten houden met de doelgroep, de wijze van informatieverwerking en de voorkeur voor een informatiekanaal. Daarnaast wil het voorontwerp van wet de startcommunicatie beperken en uniformeren tot een zogeheten ‘drielagenmodel’. Het uniform pensioenoverzicht (UPO) zou de deelnemer uitsluitend laten zien wat aan pensioen bij de pensioenuitvoerder is opgebouwd en verder verwijzen naar de website van het Pensioenregister. PGB ziet de voorstellen van het kabinet als potentieel kansrijk om het pensioenbewustzijn van deelnemers te versterken en het lezersbereik te vergroten. Het heeft bij de voorgenomen uitvoering van dit beleid niettemin een aantal kanttekeningen doorgegeven. PGB vindt op het jaarlijkse pensioenoverzicht (UPO) ook het te bereiken ouderdomspensioen en het bijbehorende partnerpensioen thuishoren, volgens de meest actuele inzichten. Met betrekking tot pensioen hebben deelnemers in de regel de volgende vragen: wat heb ik? wat krijg ik? is dat genoeg? wat krijgt mijn partner? kan ik als dat nodig is wat doen? Als het voorontwerp van wet zou worden gevolgd, krijgt de deelnemer via de UPO uitsluitend nog antwoord op de eerste vraag. Voor het antwoord op de overige vragen wordt hij doorverwezen naar het Pensioenregister. Los van alle bovengenoemde wijzigingen als gevolg van weten regelgeving en organisatorische veranderingen zal PGB doorgaan op de ingeslagen weg. Het fonds werkt aan solide en duurzaam vermogensbeheer in combinatie met uitgebalanceerd risicomanagement, zorgvuldige pensioenuitvoering en verbreding van het draagvlak. Met als doel de pensioenperspectieven van onze deelnemers ook op langere termijn veilig te stellen.
46
PGB JAARVERSLAG 2013
PGB JAARVERSLAG 2013
47
JAARREKENING 2013
JAARREKENING 2013
BALANS PER 31 DECEMBER 2013 (na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
Activa Beleggingen 2 – Vastgoed en infrastructuur – Aandelen – Vastrentende waarden – Derivaten – Overige beleggingen
Vorderingen en overlopende activa Overige activa
Passiva Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
Dekkingsgraad (in %)
Bedragen in miljoenen euro’s
Toelichting 1
2013
2012
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
1.454 4.593 8.357 298 11
1.324 3.984 8.396 422 19
14.713
14.145
34 10
37 0
14.757
14.182
655 13.695 24 383
71 13.646 15 450
14.757
14.182
104,8
100,5
5 6
7 8 9 10
1. De nummering verwijst naar de toelichting zoals opgenomen vanaf pagina 55 2. De lopende interest op vastrentende waarden, derivaten en deposito’s, alsmede de te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties zijn met ingang van verslagjaar 2013 geclassificeerd onder de beleggingen. De vergelijkende cijfers zijn aangepast in verband met deze presentatiewijziging.
PGB JAARVERSLAG 2013
49
G
ezamenlijk
RAAD VOOR OVERLEG IN DE GRAFIMEDIA BRANCHE
“Onze rol ligt erin ervoor te zorgen dat de eigenheid van onze regeling herkenbaar blijft. Dat lukt tot nu toe naar tevredenheid en in gezamenlijkheid.”
De ROGB is het belangrijkste overlegorgaan in de grafische sector en functioneert als sectorcommissie voor de grafimedia branche, waaruit PGB is voortgekomen. De ROGB is dus de oudste rechthebbende van PGB, zou je kunnen zeggen. En is het model waarnaar de andere sectorcommissies zijn gevormd. Richard van den Berg is bij de ROGB betrokken ‘sinds mensenheugenis’: “Er gebeurt veel in de bedrijfstak. We moeten hard werken om die te laten overleven.” Hoe kijkt hij aan tegen alle nieuwe aansluitingen bij PGB? “Ik ben blij dat PGB heeft gekozen voor het verbreden van het draagvlak. Het is de enige weg. Al die andere bedrijfstakken hebben ’t zelfde probleem: als kleintje red je het niet. Als je ziet welke eisen er worden gesteld aan de controle, en de bestuurders die je moet inhuren. Dat kun je in je eentje nooit volhouden. Je moet professionaliseren. Samen. En onze rol ligt erin ervoor te zorgen dat de eigenheid van onze regeling herkenbaar blijft. Dat lukt tot nu toe naar tevredenheid en in gezamenlijkheid.” Van den Berg ziet in de toekomst de grafische herkomst van PGB minder belangrijk worden, ook in de vertegenwoordiging in het bestuur. Toch betreurt hij dat niet: “Het maakt niet uit, als het maar goed bestuurd wordt. En daar zijn de laatste 5 jaar enorme slagen in gemaakt.”
RICHARD VAN DEN BERG Voorzitter ROGB, in het dagelijks leven directeur HRM bij Roto Smeets.
JAARREKENING 2013
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Beleggingsresultaten Overige baten
Toelichting
2013
2012
11 12 13
251 229 10
202 1.545 23
490
1.770
226 — 48 444 9 436 — — 620 44
231 — 184 401 8 876 212 116 934 2
Lasten Pensioenopbouw 14 Indexering en overige toeslagen 15 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen 16 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen 17 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten 18 Wijziging marktrente 19.1 Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen Wijziging overige actuariële uitgangspunten 19.2 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 19.3 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen 19.4
– – –
Totale wijziging voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Saldo overdracht van rechten Overige lasten
20 21 22
–
–
– –
49
2.146
451 22 616 0
407 15 940 2
–
94
1.630
Saldo van baten en lasten
584
140
Bestemming van het saldo van baten en lasten: Vereiste reserve Vrije reserve
125 459 584
52
–
267 127 140
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
KASSTROOMOVERZICHT OVER 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten 1 Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten
– – –
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
2013
2012
269 293 451 13 22
223 842 407 — 15
– –
76
643
1.921 378 3.010 25 100
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Ontvangen en gestelde zekerheden in liquide middelen
– – –
3.035 397 3.293 28 187
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
–
76
–
636
Netto kasstroom Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
— —
–
7 7
Mutatie liquide middelen
—
—
8 8
8 8
—
—
Liquide middelen einde boekjaar Liquide middelen begin boekjaar Mutatie liquide middelen
– –
1. In het verslagjaar is de collectieve waardeoverdracht van vier ondernemingspensioenfondsen afgerond. De hiervoor ontvangen liquide middelen zijn verantwoord onder de ontvangen waardeoverdrachten.
PGB JAARVERSLAG 2013
53
TOELICHTING JAARREKENING 2013
JAARREKENING 2013
TOELICHTING
BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2013 1
INLEIDING
1.1 Inleiding Het doel van de Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het pensioenfonds PGB’), opgericht in 1953, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het pensioenfonds PGB geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling voor ondernemingen en onderdelen van ondernemingen die bedrijfsactiviteiten uitoefenen welke worden gerekend tot: a. de (proces)industrie, waaronder mede zijn begrepen de grafische bedrijven, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, het karton- en papierproducerend en verwerkend bedrijf, bedrijven die tabaksproducten vervaardigen, bedrijven in de chemische industrie waaronder mede begrepen de bereide verf- en drukinktindustrie, bedrijven die farmaceutische grondstoffen en producten vervaardigen en de bedrijven die producten van rubber- en kunststof produceren; b. de (technische) groothandel; c. de informatie- en communicatie-industrie, waaronder mede begrepen de creatieve industrie alsmede het uitgeverijbedrijf; d. het dienstverlenende bedrijf. Consolidatiekring De pensioenuitvoeringsorganisatie Stichting Timeos is per 1 oktober 2013 omgezet in een besloten vennootschap, genaamd Timeos B.V.. Het pensioenfonds PGB houdt alle aandelen in de vennootschap Timeos B.V. te Amsterdam. Timeos B.V. is een groepsmaatschappij maar wordt niet geconsolideerd in de jaarrekening van pensioenfonds PGB in verband met de te verwaarlozen betekenis, hetgeen wordt afgemeten aan de invloed van de dochtermaatschappij op solvabiliteit en liquiditeit. Het pensioenfonds PGB maakt gebruik van de vrijstelling zoals bepaald in BW art. 407 lid 1. Alle bedragen zijn in miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld. 1.2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 22 mei 2014 de jaarrekening vastgesteld. 1.3 Presentatiewijzigingen De lopende interest op vastrentende waarden, derivaten en deposito’s wordt vanaf 2013 opgenomen onder de betreffende beleggingscategorie in plaats van onder de kort-
PGB JAARVERSLAG 2013
lopende vorderingen en overlopende activa. De vergelijkende cijfers van 2012 zijn hierop aangepast; daarmee is een bedrag van 195 verschoven van kortlopende vorderingen en overlopende activa naar de beleggingen. De overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties zijn met ingang van 2013 geclassificeerd onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen respectievelijk vastrentende waarden. Het pensioenfonds PGB heeft de intentie om de tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties niet aan te wenden voor andere doelen dan beleggingstransacties. Dit ligt in lijn met het beleid dat pensioenfonds PGB heeft vastgelegd en hoe pensioenfonds PGB het beleid in de praktijk brengt. In het vorige verslagjaar waren deze overige vorderingen en schulden geclassificeerd onder vorderingen en overlopende activa respectievelijk overige schulden en overlopende passiva. De vergelijkende cijfers van 2012 zijn aangepast in verband met deze presentatiewijziging; daarmee is een bedrag van 29 verschoven van kortlopende vorderingen en overlopende activa naar de beleggingen. Als gevolg van deze presentatiewijzigingen is de jaarrekening van pensioenfonds PGB beter vergelijkbaar met andere pensioenfondsen en sluiten de beleggingen beter aan bij het internal control framework. Een andere presentatiewijziging die in het verslagjaar is doorgevoerd betreft de 'Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling' (hierna: VPL). Met ingang van het jaarverslag 2013 is de VPL geclassificeerd onder overige schulden. De vergelijkende cijfers van 2012 zijn daarop aangepast; daarmee is een bedrag van 27 verschoven van overige voorzieningen naar overige schulden. In het verslagjaar 2012 werd de VPL nog onder overige voorzieningen gepresenteerd. Voor het verslagjaar 2013 is gekozen om de rubricering van de VPL in overeenstemming te brengen met de ontwerp richtlijn RJ 610.270. De VPL gelden ’maken onderdeel uit van de depositobeleggingen. Deze presentatiewijzigingen hebben geen gevolgen voor het resultaat over 2012 of voor de hoogte van het eigen vermogen ultimo 2012. 2
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds PGB zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uit-
55
JAARREKENING 2013
stroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verantwoording van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur een oordeel vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn
Vreemde valuta per euro
31 dec. 2013
op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden periodiek beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Bepaling vereiste reserve De vereiste reserve wordt bepaald volgens de in het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen gehanteerde normen voor beleggingsrisico’s en verzekeringstechnische risico’s. Voor de bepaling van de vereiste reserve wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Er wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s, zijnde de functionele valuta, tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. Valutaresultaten voortvloeiend uit beleggingen zijn opgenomen in het resultaat beleggingen. De koers van de euro ten opzichte van de belangrijkste valuta is:
Gemiddelde 2013
31 dec. 2012
Gemiddelde 2012
31 dec. 2011
Britse pond (GBP)
0,8320
0,8216
0,8111
0,8232
0,8353
Japanse yen (JPY)
144,8300
129,4150
114,0000
106,9400
99,8800
Amerikaanse dollar (USD)
1,3779
1,3431
1,3184
1,3083
1,2981
Zwitserse frank (CHF)
1,2255
1,2179
1,20680
1,21035
1,21390
56
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
3
SPECIFIEKE GRONDSLAGEN
oninbaarheid) en de looptijd, of anders conform opgave van de fondsbeheerder.
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. De overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties zijn opgenomen in de waardering van de betreffende beleggingscategorie. Vastgoed en infrastructuur Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De taxaties vinden elk jaar plaats. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastgoed en infrastructuur worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastgoed en infrastructuur worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, welke is bepaald op de nettovermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde aandelen of participaties in beleggingsfondsen worden volgens de grondslagen van de fondsbeheerder gewaardeerd. Waar nodig worden correcties gemaakt op basis van meer betrouwbare informatie aangaande deze opgaven. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen, onder toevoeging van de opgelopen rente. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico en/of
PGB JAARVERSLAG 2013
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, indien die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen, onder toevoeging van de opgelopen rente. Derivaten met een positieve marktwaarde worden opgenomen onder de beleggingen. Derivatenposities met een negatieve marktwaarde worden opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde en waar mogelijk tegen beurswaarde ultimo boekjaar. In geval van hedgefunds en private equity wordt de waarde gebaseerd op de opgave van derden, waarbij deze waarde is gebaseerd op de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Het management van de betreffende beleggingsfondsen maakt hierbij gebruik van schattingen, die later door het pensioenfonds PGB worden getoetst met gecontroleerde jaarrekeningen. Deelnemingen Deelnemingen worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde, op basis van de grondslagen van het pensioenfonds. Onder gebruikmaking van de vrijstelling in BW art. 407 lid 1 wordt er geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld. De deelneming Timeos B.V. brengt zelfstandig een jaarrekening uit. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden tegen nominale waarde gewaardeerd, voor zover van toepassing onder aftrek van noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties. Vorderingen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Stichtingskapitaal en reserves Vereiste reserve Onder de vereiste reserve wordt opgenomen het bedrag aan solvabiliteitsbuffers dat moet worden aangehouden in de zogenaamde evenwichtssituatie van het vereiste vermogen van het pensioenfonds PGB. Vrije reserve Het saldo van baten en lasten wordt, voor zo ver niet toegevoegd aan de vereiste reserve, toegevoegd aan de vrije reserve.
57
JAARREKENING 2013
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag-)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken een toeslag kan worden verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De actuariële uitgangspunten zijn bepaald op prudente grondslagen, waarbij rekening is gehouden met de te verwachten trend in overlevingskansen. De actuariële grondslagen en veronderstellingen zijn: ● Onder de marktrente wordt verstaan de rentetermijnstructuur per einde boekjaar zoals (maandelijks) gepubliceerd door DNB. In oktober 2012 heeft DNB een aangepaste rentecurve geïntroduceerd, welke mede is gebaseerd op de zogenaamde UFR swap curve. Ten opzichte van de 3-maands gemiddelde swapcurve kent de UFR-swap curve een meer stabiele rente vanaf 20 jaar; ● Financieringssysteem van de jaarlijkse pensioenopbouw door middel van doorsneepremie; ● Overlevingstafels: AG prognosetafel van de overlevingskansen 2012-2062 met startjaar 2014, zonder leeftijdsterugstelling, waarbij een leeftijdsafhankelijke correctiefactor wordt toegepast op de overlijdenskansen op grond van een intern (fondsspecifiek) ervaringssterfteonderzoek, uitgevoerd in 2013; ● De toeslagverlening van pensioenaanspraken gebeurt, alleen indien de middelen dit toelaten en het bestuur daartoe een besluit neemt, op basis van de Consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals deze wordt vastgesteld door het CBS; ● Voor de waardering van de pensioenverplichtingen geldt dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw; ● Voor alle actieve verzekerden in de PGB basisregeling is een
58
●
●
●
●
●
●
●
●
partnerpensioen verzekerd, welke voor de helft op risicobasis is verzekerd; Kostenopslag ter grootte van 2 procent van de voorziening voor pensioenverplichtingen ten behoeve van toekomstige administratie- en excassokosten; Financiering van de op te bouwen aanspraken ineens, tot de pensioendatum, van verzekerden die langer dan 3 jaar arbeidsongeschikt zijn; Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden met een revalidatiekans; In 2013 is besloten om voor deelnemers aan de grafimediaregeling de voorwaardelijke backservicerechten van de in 1956 geboren deelnemers per 1 januari 2014 toe te kennen voor zover zij daar reglementair voor in aanmerking komen; Voor deelnemers aan de regeling van de sector Kartonnageen Flexibele Verpakkingenbedrijf en voor de sector Verf- en Drukinkt worden de voorwaardelijke backservicerechten onvoorwaardelijk gemaakt bij pensionering; Het standaardmoment van de uitkering vindt plaats vanaf het moment van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd; Voor niet-ingegane arbeidsongeschiktheid (langdurig zieken) is een voorziening gevormd ter grootte van 6; Alle afwijkingen van de PGB-basisregeling zijn vastgelegd in aansluitingsovereenkomsten en worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. De toezeggingen uit de aansluitingsovereenkomsten worden conform bovenstaande grondslagen en veronderstellingen gewaardeerd.
Voorziening voor risico deelnemers De waardering van de voorziening voor risico deelnemers wordt bepaald door de waarde van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen. De deelnemer belegt voor eigen rekening en risico en heeft onder specifieke voorwaarden een inleggarantie. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder overige schulden wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice verantwoord. De toekenning van onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van besluiten van sociale partners. In het kader van de wet VPL (VUT, Prepensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. De VPL-gelden zijn belegd in deposito's waarop de EONIA-rente wordt vergoed. De uitgezette VPL-gelden zijn belegd in de beleggingsmix van pensioenfonds PGB. Collectieve waardeovernames Aansluitingen worden verwerkt op het overdrachtsmoment van de verplichtingen. Het resultaat dat ontstaat vanaf het moment dat het contract is afgesloten tot het overdrachtsmoment, wordt, indien van toepassing, verantwoord onder het resultaat beleggingen.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Dekkingsgraad De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds PGB wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de overige voorzieningen, voorziening voor risico deelnemers en overige schulden en overlopende passiva te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. Onder de post ontvangen waardeoverdrachten zijn de liquide middelen verantwoord die bij de collectieve waardeovernames zijn ontvangen 4
BELEGGINGEN
De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille zijn als volgt samen te vatten: Bedragen in miljoenen euro’s Vastgoed en infrastructuur
Aandelen
1.228 98
Stand per 1 januari 2012 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen
–
Herwaardering Subtotaal
21
–
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
3.411
6.468
392
130
11.629
370
2.256
0
1
310
–
780
–
2.725
206
–
129
–
1
1.196
1
14.104
14
498
464
221
1.319
3.969
8.408
407
–
1.446
Vorderingen en schulden ivm beleggingstransacties 1
1
2
Liquide middelen 1
4
13
—
—
—
Stand per 31 december 2012
1.324
3.984
Stand per 1 januari 2013
1.324 232
Rubricering Overige Schulden
Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen
–
57
Herwaardering
–
Subtotaal
–
–
12
— –
–
7
–
16
37
25
5
—
52
—
52
8.396
422
19
14.145
3.984
8.396
370
19
14.093
467
2.920
—
1
404
–
2.377
–
169
62
533
–
539
–
1.437
4.580
8.400
–
3.620
1
–
3.008
113
1
–
180
88
20
14.525
Vorderingen en schulden ivm beleggingstransacties 1
—
4
Mutatie liquide middelen1
17
9
Rubricering Overige schulden
— 1.454
Stand per 31 december 2013
13
—
56
41
—
—
169
—
169
4.593
8.357
298
11
14.713
–
7 –
16
24 –
5
1. In verband met de presentatiewijzigingen zijn overige vorderingen en schulden en tijdelijke banksaldi (liquiditeiten) in verband met beleggingstransacties onder de betreffende beleggingscategorie opgenomen.
PGB JAARVERSLAG 2013
59
JAARREKENING 2013
Van de beleggingen wordt 24 (2012: 15) aangehouden voor risico van individuele deelnemers. De premiebijdragen voor risico van deelnemers worden belegd in de beleggingsmix van het pensioenfonds PGB. Hiervoor wordt geen separaat beleggingsdepot aangehouden. Deelnemers beleggen voor eigen rekening en risico en hebben onder specifieke voorwaarden een inleggarantie. De inleggarantie heeft ultimo 2013 geen intrinsieke waarde (2012: nihil). Van de beleggingen wordt 29 (2012: 27) aangehouden voor de VPL. De premiebijdragen voor de VPL worden belegd in deposito´s. In 2013 heeft een aantal collectieve waardeovernames plaats gevonden, welke deels in liquide middelen (287) en deels in stukken (338) en overige (1) zijn gefinancierd. Het totaal van deze waardeovernames ad 626 wordt toegelicht in paragraaf 22 Saldo overdracht van rechten. Met de verkregen middelen heeft pensioenfonds PGB beleggingen aangekocht, die passend zijn binnen de strategische beleggingsmix. De overgenomen beleggingen zijn gealloceerd aan de beleggingscategorieën en onder de aankopen verantwoord. Het vermogen van pensioenfonds PGB dat is belegd in staatsobligaties wordt vanaf 1 juli 2013 door Timeos beheerd. Het was ondergebracht bij een externe vermogensbeheerder. Door het beheer van staatsobligaties over te brengen naar de eigen uitvoeringsorganisatie kan adequater worden ingespeeld op veranderingen in de verplichtingen. Ook worden kosten bespaard. Het gaat om een portefeuille staatsobligaties met
een waarde van ongeveer 4 miljard euro. De stukken zijn ‘in kind’ overgedragen waardoor hiervoor geen mutatie in het verloopoverzicht zichtbaar is. De reële waarde van de beleggingen wordt bepaald volgens een hiërarchisch onderscheid in waarderingsmethoden. Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen in een actieve markt. Niveau 2: De waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen en technieken, waarbij inschattingen zijn gemaakt door het management vanwege het ontbreken van volledig waarneembare marktdata. Schattingen van de actuele waarde zijn momentopnames, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld. Op basis van de hiervoor beschreven indeling is de beleggingsportefeuille als volgt in te delen: Bedragen in miljoenen euro’s
Per 31 december 2013 Vastgoed en infrastructuur Direct vastgoed Indirect vastgoed en infrastructuur Overig
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
247
315
892
1.454
—
—
48
48
247
293
844
1.384
—
22
—
22
4.027
484
82
4.593
3.530
—
—
3.530
497
461
—
958
Durfkapitaal
—
—
82
82
Overig
—
23
—
23
7.742
607
8
8.357
Staatsobligaties
4.423
—
—
4.423
Bedrijfsobligaties
2.678
—
—
2.678
—
662
—
662
641
—
—
641
Leningen op schuldbekentenis
—
—
8
Overig
—
55
—
Aandelen Aandelen mature markets Aandelen emerging markets
Vastrentende waarden
Deposito’s Inflatieobligaties
Derivaten (incl. schuldpositie)
–
8 –
55
—
129
—
129
Rentederivaten
—
61
—
61
Valutaderivaten
—
64
—
64
Grondstofderivaten
—
—
—
—
Overig
—
4
—
4
—
8
3
11
12.016
1.543
985
14.544
Overige beleggingen Totaal beleggingen
60
Niveau 1
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013 Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2012
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
153
208
963
1.324
—
—
56
56
153
203
907
1.263
Vastgoed en infrastructuur Direct vastgoed Indirect vastgoed en infrastructuur Overig
—
5
—
5
3.421
519
44
3.984
2.957
—
—
2.957
464
517
—
981
Durfkapitaal
—
—
44
44
Overig
—
2
—
2
7.086
1.294
16
8.396
Staatsobligaties
4.249
—
—
4.249
Bedrijfsobligaties
2.204
—
—
2.204
—
1.306
—
1.306
633
—
—
633
Leningen op schuldbekentenis
—
—
16
Overig
—
12
—
Aandelen Aandelen mature markets Aandelen emerging markets
Vastrentende waarden
Deposito’s Inflatieobligaties
Derivaten (incl. schuldpositie)
–
16 –
12
—
370
—
370
Rentederivaten
—
316
—
316
Valutaderivaten
—
97
—
Grondstofderivaten
—
–
6
—
–
6
Overig
—
–
37
—
–
37
—
18
1
19
10.660
2.409
1.024
14.093
Overige beleggingen Totaal beleggingen
Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. De betreffende aandelen, obligaties en beleggingsfondsen zijn opgenomen onder niveau 1 en worden gewaardeerd tegen de slotkoers. Bij de waardering van derivaten wordt gebruik gemaakt van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en -technieken, waarbij de inputvariabelen afkomstig zijn uit een actieve markt, zoals interbancaire rentecurves, swap rentes, of valutakoersen. De betreffende swaps en valutatermijncontracten zijn opgenomen onder niveau 2. De berekende waarden worden dagelijks afgestemd met de tegenpartijen in het kader van het collateral managementproces. Niet-genoteerde beleggingsfondsen in vastgoed en infrastructuur, direct onroerend goed en onderhandse leningen zijn opgenomen onder niveau 3. Ook beleggingen in durfkapitaal zijn onder level 3 opgenomen. De waarde van niet-genoteerde beleggingsfondsen is gebaseerd op de nettovermogenswaarde zoals gerapporteerd door de beheerder. De aannames van de beheerder zijn afhankelijk van de specifieke beleggingen en zijn daarmee niet direct waarneembaar en vragen een bepaalde mate van professionele expertise op het betreffende marktsegment. De gebruikte methoden om de waarde te bepalen bevat daarmee subjectieve elementen, waardoor de reële waarde kan afwijken van de waarde die bij verkoop gerealiseerd zou worden.
PGB JAARVERSLAG 2013
97
Het pensioenfonds PGB bewaakt de kwaliteit van het waarderingsproces door de gerapporteerde waarden achteraf te vergelijken met de gecertificeerde jaarcijfers van het beleggingsfonds en tussentijdse waardeontwikkelingen te monitoren en waar gewenst tussentijds te bespreken met de beheerder. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van verrichte interne controles, waaronder vergelijking van prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. De waarde van directe vastgoedbeleggingen wordt tenminste eenmaal per jaar extern getaxeerd door onafhankelijke, gecertificeerde en beëdigde taxateurs. De taxateurs volgen de taxatierichtlijnen van de stichting ROZ-IPD vastgoedindex en stellen taxaties op in overeenstemming met de Practice Statements uit de International Valuation Standards, zoals gepubliceerd door RICS (Royal Institutional of Chartered Surveyors). De uitkomsten van de hertaxaties worden beoordeeld aan de hand van het interne waarderingsmodel dat de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB hanteert. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van het Platform Taxateurs en Accountants zoals dat in oktober 2012 is gepubliceerd. Het taxatieproces is vooraf met het bestuur afgestemd. De waarde van onderhandse leningen wordt bepaald aan de hand van de netto contante waarde van de toekomstige kasstromen, waarbij de marktrente wordt gehanteerd met een risico-opslag voor het debiteuren- en liquiditeitsrisico.
61
V
erwant
SECTORCOMMISSIE UITGEVERIJ
“Via de sectorcommissies weet PGB wat er speelt. En weten de sectoren wat er speelt bij PGB. Daardoor is er grotere betrokkenheid over en weer.”
De uitgeverij was de eerste sector die zich in 2007 ‘als vreemde eend in de bijt’ aansloot bij PGB. De uitgeverij voelt zich verwant met de grafische sector. Maar men wil wél graag de eigen belangen verdedigd zien. Ruud Schets: “Het was een lang gekoesterde wens om tot een regulier overleg te komen met het PGB-bestuur. Ik heb toen ’t initiatief genomen voor het instellen van een sectorcommissie. En dat is dus gelukt. Wij waren de eerste na de ROGB. En na ons zijn er nog twee bij gekomen. Er komen er vast nog meer.” Schets is tevreden over deze overlegstructuur. Het werkt volgens hem twee kanten op: “Zo weet PGB wat er speelt in de sectoren. En weten de sectoren wat er speelt bij PGB. Daardoor is er grotere betrokkenheid over en weer. En dat geeft minder zorg. Meer vertrouwen ook.” En dat is belangrijk nu pensioen zo aan het veranderen is. “Ik merk dat mijn achterban het ook prettig vindt dat we dichterbij het bestuur zijn aangesloten. Het nieuwe pensioencontract, de nieuwe bestuursstructuur, de jaarlijkse premievaststelling en andere veranderingen; we worden regelmatig en goed op de hoogte gehouden. En vanuit het bestuursbureau is er veel bereidheid om de aangesloten uitgeverijen te helpen, zowel technisch als inhoudelijk. Het is gewoon een mooi clubje bij elkaar zodat de pensioenproblematiek goed kan worden gevolgd en besproken.”
RUUD SCHETS Voorzitter sectorcommissie Uitgeverij en vaksecretaris sociale zaken bij het Nederlands Uitgeversverbond (NUV)
JAARREKENING 2013
Onder niveau 3 zijn ook enkele beleggingen opgenomen die resteren na de verkoop van de belangen in hedgefunds. Het betreft 1 aan beleggingen die niet vrij verhandelbaar zijn. De waarde is gebaseerd op de laatste prijsopgave van de fondsbeheerder. Securities Lending Het pensioenfonds PGB heeft zelf geen programma lopen voor het uitlenen van effecten. Bij de participatie in enkele beleggingsfondsen staan de fondsvoorwaarden het gebruik van effectenuitleen toe. Het pensioenfonds PGB heeft de voorwaarden van eventuele leenprogramma’s beoordeeld en voldoende prudent bevonden. 4.1 Vastgoed en infrastructuur 31 dec. 2013 beurs genoteerd
Direct vastgoed
31 dec. 2012
nietbeurs genoteerd
beurs genoteerd
nietbeurs genoteerd
—
48
—
56
247
1.137
154
1.109
—
22
—
5
247
1.207
154
1.170
Indirect vastgoed en
De beleggingen zijn gespreid over de segmenten woningen, winkels en kantoren en logistiek. Participaties in infrastructuurfondsen zijn gespreid over de verschillende sectoren (nutsbedrijven, water, transport, schone energie, parkeren) en geconcentreerd in Europa (circa 63 procent (2012: circa 70 procent)) en de Verenigde Staten (circa 25 procent (2012: circa 20 procent)). 4.2 Aandelen 31 dec. 2013
Aandelen volwassen markten Aandelen opkomende markten
31 dec. 2012
beurs genoteerd
nietbeurs genoteerd
beurs genoteerd
nietbeurs genoteerd
3.530
—
2.957
—
497
461
464
517
Durfkapitaal
—
82
—
44
Overige
—
23
—
2
4.027
566
3.421
563
Balanswaarde
infrastructuur (via beleggingsfondsen) Overige Balanswaarde
De directe vastgoedportefeuille is volledig in Nederland belegd en bestaat voor een bedrag van 24 (2012: 29) uit winkelbedrijven, 23 (2012: 26) uit kantoorgebouwen en 1 (2012: 1) uit woningen. De huidige en verwachte leegstand heeft een significante invloed op de waardering. De directe vastgoedportefeuille heeft naar de aard van de beleggingen een beperkte verhandelbaarheid.
In bovenstaande opstelling is doorkijk toegepast op de beleggingsfondsen en zijn de exposures zoveel als mogelijk toegedeeld aan de verschillende marktsegmenten. De aandelen zijn voor 80 procent belegd in volwassen markten (2012: 74 procent) en voor 20 procent in opkomende markten (2012: 26 procent). De waarde van durfkapitaal is toegenomen als gevolg van beleggingen die overgekomen zijn vanuit collectieve waardeovernames. Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend (2012: nihil). 4.3 Vastrentende waarden
In de portefeuille is voor 3 (2012: 3) een kantoorgebouw opgenomen dat verhuurd is aan de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB. Met betrekking tot de vrije verhandelbaarheid door het pensioenfonds PGB gelden geen restricties voor dit kantoorgebouw. De verslechterde toekomstverwachtingen in de Nederlandse markt voor zakelijk vastgoed hebben geleid tot een substantiële afwaardering van het direct vastgoed. De afwaardering in 2013 bedraagt 12 (2012: 22). De direct vastgoedportefeuille bestaat uit een tiental beleggingen, voornamelijk kantoren. Alle objecten zijn ultimo jaar getaxeerd en de externe taxatie is onverkort doorgevoerd (conform bestaand beleid).
31 dec. 2013
31 dec. 2012
beurs genoteerd
nietbeurs genoteerd
beurs genoteerd
nietbeurs genoteerd
Staatsobligaties
4.423
—
4.249
—
Bedrijfsobligaties
2.678
—
2.204
—
—
662
—
1.306
641
—
633
—
Deposito’s Inflatieobligaties Leningen op schuldbekentenis
—
8
—
Overige
—
– 55
—
7.742
615
7.086
Balanswaarde
16 –
12 1.310
De indirecte beleggingen betreffen participaties in vastgoedmaatschappijen en infrastructuur. Indirecte beleggingen in vastgoed zijn geconcentreerd in Nederland en Europa (circa 67 procent (2012: circa 70 procent)) en Azië/Pacific (circa 33 procent (2012: circa 25 procent)).
64
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Staatsobligaties betreffen vastrentende waarden uitgegeven door overheden in Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Finland. De inflatieobligaties betreffen obligaties uitgegeven door de Franse overheid. De bedrijfsobligaties betreffen uitsluitend emissies in euro en hebben een goede kredietwaardigheid (zogenaamde investment grade credits). Per balansdatum zijn geen vastrentende waarden uitgeleend (2012: nihil). Een deel van de obligatieportefeuille met een totale marktwaarde van 55 (2012: 7) is gestort in een gesepareerd depot als zekerheid voor derivaten met een negatieve marktwaarde. Deze obligaties staan niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds PGB. Onder leningen op schuldbekentenis zijn leningen inbegrepen van 8 (2012: 16) aan premiebijdragende ondernemingen.
5
Bedragen in miljoenen euro’s
215
325
Valutaderivaten
79
97
4
—
298
422
Overig Balanswaarde
Voor derivaten met een positieve waarde per 31 december 2013 zijn zekerheden ontvangen. Deze zekerheden bedragen 190 (2012: 421) en bestaan voor 153 uit liquide middelen (2012: 340) en voor 37 uit staatsobligaties (2012: 81) met een rating van minimaal A-. Het pensioenfonds PGB monitort dagelijks de hoogte van de ontvangen zekerheden. Indien hiertoe aanleiding is, worden van tegenpartijen aanvullende zekerheden gevraagd. De omvang van de ontvangen zekerheden moet, per individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een negatieve balanswaarde. 4.5 Overige beleggingen Onder overige beleggingen heeft het pensioenfonds PGB haar beleggingen in hedgefondsen, private equity en overige beleggingen vanuit collectieve waardeovernames opgenomen. Dit betreft enkele illiquide restposities. De waarde van deze posities bedraagt 11 (totaal belang in 2012: 19). De illiquide posities zullen tot het einde van de looptijd worden aangehouden.
34
2
3
34
37
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Onder de post premie is een bedrag voor oninbaarheid opgenomen. Het betreft een bedrag van 0,1 (2012: 0,1). OVERIGE ACTIVA Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
Liquide middelen
8
—
Overige activa
2
—
Balanswaarde
10
—
Onder de overige activa worden de liquide middelen en andere activa verantwoord. Onder de liquide middelen worden die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen opgenomen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Onder de overige activa wordt onder andere de deelneming in Timeos B.V. door pensioenfonds PGB verantwoord. Timeos B.V. is per 1 oktober 2013 opgericht en het pensioenfonds PGB houdt alle aandelen. Timeos B.V. is een groepsmaatschappij maar wordt niet geconsolideerd in de jaarrekening van pensioenfonds PGB in verband met de te verwaarlozen betekenis. De activiteiten van Timeos B.V. bestaan uit het verlenen van diensten op het gebied van beleids- en bestuursondersteuning, pensioenbeheer, communicatie en balansmanagement. Timeos B.V. brengt zelfstandig een jaarrekening uit. 7
STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Bedragen in miljoenen euro’s Vereiste reserve Stand per 1 jan. 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2012 Stand per 31 dec. 2012 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2013 Stand per 31 dec. 2013
PGB JAARVERSLAG 2013
32
Balanswaarde
Bedragen in miljoenen euro’s
Rentederivaten
31 dec. 2012
Overige vorderingen
6
31 dec. 2012
31 dec. 2013 Premie
4.4 Derivaten Onderdeel van het beleggingsbeleid is het gebruik van financiële derivaten, voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden.
31 dec. 2013
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
Vrije reserve
Totaal
1.700
–
1.769
–
69
267
–
127
140
1.967
–
1.896
71
125
459
584
2.092
1.437
655
65
JAARREKENING 2013
Bij de vaststelling van de vereiste reserve wordt uitgegaan van de feitelijke mix in de evenwichtssituatie. De vereiste reserve bij de strategische mix in de evenwichtssituatie bedraagt 2.068 (2012: 2.003).
●
In de vrije reserve is 1.134 euro (2012: 1.134 euro) stichtingskapitaal opgenomen.
●
Vereiste reserve Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
561
559
Aanvullend vereist eigen vermogen
1.531
1.408
Vereiste reserve
2.092
1.967
●
Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld op 4,1 procent van de voorziening pensioenverplichtingen (2012: 4,1 procent). Uitgaande van de vereiste reserve van 2.092 (2012: 1.967) resteert een aanvullend vereist eigen vermogen van 1.531 (2012: 1.408).
●
HERSTELPLAN ●
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het PGB bestuur heeft naar aanleiding van haar financiële positie per 31 december 2008 een herstelplan opgesteld en het na een positief advies van de Deelnemersraad ingediend bij de toezichthouder. Dit herstelplan is in 2009 door de toezichthouder goedgekeurd. Het kortetermijnherstelplan is ultimo 2013 beëindigd en dus niet langer van kracht, het langetermijnherstelplan is ultimo 2013 nog wel van kracht. De belangrijkste uitgangspunten van het oorspronkelijke herstelplan waren: ● in de vijfjaarsperiode 2009 - 2013 wordt verondersteld dat er alleen conform de beleidsstaffel (zie voor deze staffel de paragraaf risicobeheer) sprake is van toeslagverlening; ● de premie voor de basis-PGB-regeling is bepaald op een niveau van 17,5 procent voor pensioenopbouw en risicodekking; ● het beleggingsbeleid zal worden aangepast: er zal geleidelijk worden toegewerkt naar een vaste assetmix van circa 1/3 aandelen, 1/3 vastrentende waarden en 1/3 alternatives; ● de Beleidsregel besluitvorming toeslagverlening is aangepast. Het langetermijnherstelplan is nog steeds van kracht. Inmiddels zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd: ● In 2011 is op basis van een ALM-studie een aantal belangrijke aanpassingen doorgevoerd. Deze hebben betrekking op het beleid toeslagverlening en de noodmaatregel van korting op pensioenen en uitkeringen welke een positief effect hebben op het herstelpad. Tevens is het strategisch beleggingsbeleid op basis van de studie aangepast.
66
Het beleggingsbeleid is prudenter waardoor de verwachte rendementen naar beneden zijn bijgesteld, hetgeen een negatief effect heeft op het herstelpad. de premie voor de basis PGB-regeling is verhoogd naar een vast niveau van 19,5 procent voor pensioenopbouw en risicodekking Het pensioenfonds PGB heeft een voorwaardelijke toeslagambitie die gelijk is aan een over een periode van 15 jaar verwacht behoud van koopkracht van minimaal 90 procent. De koopkracht wordt gemeten met de ontwikkeling van de Consumentenprijsindex van alle huishoudens, zoals deze wordt vastgesteld door het CBS. Als laatste middel om het noodzakelijke minimum niveau van dekkingsgraad te bereiken staat het bestuur van het pensioenfonds PGB korting van rechten en uitkeringen ter beschikking. Dit middel wordt alleen ingezet als alle andere middelen niet meer tot de oplossing leiden en zal met in achtneming van de belangen van alle betrokkenen worden gebruikt. Bij het nieuwe strategische beleggingsbeleid wordt uitgegaan van een principeverdeling van 30 procent zakelijke waarden, 50 procent vastrentende waarden en 20 procent alternatieve beleggingen (vastgoed, infrastructuur, hedgefunds en commodities). Hiermee is gekozen voor een meer defensieve rendement/risico verhouding ten opzichte van de oude verdeling van 1/3, 1/3, 1/3. Het renterisicobeleid en het valutarisicobeleid zijn specifieker opgesteld, passend binnen het risicoprofiel van het vigerende herstelplan voor het pensioenfonds.
Feitelijke situatie herstelplan 31 december 2013 Ultimo 2013 bedraagt het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) 104,1 procent (2012: 104,1 procent). Eind 2013 bedraagt de dekkingsgraad 104,8 procent, waarmee deze zich boven het te bereiken niveau van het MVEV bevindt. Het te bereiken niveau van het langetermijnherstelplan is nog niet bereikt, zodat het langetermijnherstelplan onverkort blijft bestaan. Bijgesteld herstelpad Op basis van de nieuwe beleidskeuzes en de lagere verwachte toekomstige rendementen, zoals voorgeschreven in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (artikel 23, parameters), is in 2012 een nieuw herstelpad berekend. Dit laat zien dat de verwachte dekkingsgraad ultimo 2013 op 105,9 procent zou moeten uitkomen, boven het minimaal vereist eigen vermogen. De werkelijke dekkingsgraad is ultimo 2013 uitgekomen op 104,8 procent. De ontwikkeling van de dekkingsgraad in het verslagjaar naar de bijdrage van de diverse elementen ten opzichte van het herstelplan wordt in de volgende tabel weergegeven.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
In procenten Gerealiseerd
Volgens herstelplan
Dekkingsgraad per 1 januari
100,5
100,5
M1 Premie
0,1
0,0
M2 Uitkering
0,0
0,0
M3 Indexering
0,0
0,0
Bedragen in miljoenen euro’s
M4 Renteverandering
3,2
0,0
31 dec. 2013 31 dec. 2012
M5 Overrendement
1,5
4,6
M6 Overig
–
Dekkingsgraad per 31 december
0,5
0,3
104,8
105,4
Op basis van de uitgevoerde evaluatie van het herstelplan per 31 december 2012 werd een dekkingsgraad verwacht van 105,9%. De per 31 december 2012 ingediende evaluatie was nog gebaseerd voor de correctie van de reservering voor het nabestaandenpensioen. Hierdoor wijkt de startdekkingsgraad af van de feitelijke dekkingsgraad primo jaar van 100,5 procent. Naar verwachting wordt in 2017 de einddatum van het langetermijnherstelplan bereikt. De dekkingsgraad bereikt dan het niveau van 117,6 procent, ruim boven het niveau van het vereist eigen vermogen dat is berekend op 115,3 procent in de evenwichtssituatie. Tabel 17: vergelijking van feitelijk herstelpad met de prognose conform Herstelplan van pensioenfonds PGB (in percentages) Jaar
8
2062, met toepassing van de PGB-leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte en een kostenopslag van 2 procent. Inherent aan schattingen, zoals voor de ervaringssterfte, is dat deze op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld kunnen worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitvallen.
Werkelijk verloop dekkingsgraad
Prognose dekkingsgraad (conform herstelplan)
Prognose dekkingsgraad (conform minimum herstelplan)
2008
96,8
96,9
95,5
2009
109,8
97,3
95,8
2010
108,1
98,5
96,4 98,1
2011
99,4
101,0
2012
100,5
103,5
99,5
2013
104,8
106,2
104,1
2014
—
109,0
2015
—
111,8
2016
—
114,7
2017
—
117,6
2018
—
120,0
2019
—
121,8
2020
—
123,6
2021
—
125,3
2022
—
128,1
2023
—
131,7
TECHNISCHE VOORZIENINGEN
De pensioenverplichtingen van het pensioenfonds PGB zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2012-
PGB JAARVERSLAG 2013
Voorziening voor pensioenverplichtingen
13.695
13.646
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
13.646
11.500
239
231
Stand 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen
—
—
Rentetoevoeging
48
184
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Correctie latent nabestaanden pensioen
–
444
–
–
8
–
–
436
876
—
212
—
116
401 8
Wijziging overige actuariële uitgangspunten Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
613
934
Overige wijzigingen
37
2
Stand 31 december
13.695
13.646
Ultimo boekjaar bedraagt de gehanteerde DNB gemiddelde marktrente 2,73 procent (2012: 2,42 procent). Net als in 2012 is de methodiek van de DNB-marktrente gebaseerd op toepassing van de UFR en een 3-maands middeling. Op basis van de rentetermijnstructuur zonder de 3-maands middeling en toepassing van de UFR zouden de pensioenverplichtingen ultimo 2013 op circa 13.889 (2012: 13.995) zijn uitgekomen. Dit betreft een mutatie op de mutatie wijziging marktrente en zou in dat geval een extra effect van 155 (2012: 349) op de post wijziging marktrente hebben gehad. Het totale effect van het toepassen van de 3-maands middeling en UFR is dus afgenomen in het verslagjaar. In 2013 is een aantal collectieve waardeovernamen uitgevoerd, welke onder de post saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten zijn verantwoord. Verdere toelichting wordt verstrekt onder paragraaf 22 Saldo overdracht van rechten. De overige wijzigingen zijn voornamelijk veroorzaakt door aanpassingen van de voorziening op 1 januari 2013: dit betreft
67
JAARREKENING 2013
een betere tariefstelling bij de pensioensoort ‘gelijk overlevingspensioen’ (20) en resultaat op de geboekte versus de geschatte inkoop over 2012. Voor een toelichting op de verschillende andere posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013 € aantal
31 december 2012 € aantal
Actieve deelnemers
3.908
43.223
4.169
45.192
Pensioengerechtigden
6.061
58.725
5.678
55.923
Gewezen deelnemers
3.726
124.076
3.799
122.803
13.695
226.024
13.646
223.918
Pensioenverplichtingen inclusief toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
De post pensioenverplichtingen van 13.695 (2012: 13.646) is de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, vermeerderd met een opslag van 2 procent (2012: 2 procent) voor toekomstige uitvoeringskosten.
niet zeker of en in hoeverre, op basis van de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen, in de toekomst toeslagen kunnen worden verleend. Het pensioenfonds PGB heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen.
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Voor het antwoord op de vraag of er voldoende financiële middelen voor toeslagverlening zijn, toetst het bestuur jaarlijks de dekkingsgraad van pensioenfonds PGB aan een afgesproken beleidsregel. Met de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen krijgen de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde inzicht in de mogelijke ontwikkeling van hun pensioen. Het bestuur heeft besloten om op de pensioenaanspraken per 1 januari 2014 geen toeslag te verlenen. De som van niet toegekende toeslagen bedraagt per 1 januari 2014: 13,33 procent (samengesteld 14,08 procent) en heeft betrekking op de jaren 2005 tot en met 2013.
Korte beschrijving van de basis pensioenregeling De basis pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75 procent van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Daarnaast bestaat de mogelijkheid excedentcontracten af te sluiten met specifieke aanvullingen op de hoofdregeling. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon verminderd met de franchise. Onder loon wordt verstaan het in een jaar werkelijke verdiende brutoloon inclusief alle vaste en variabele loonbestanddelen. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaandenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds PGB over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
9
VOORZIENING VOOR RISICO DEELNEMERS
Het verloop in de voorziening voor risico deelnemers is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
Stand 1 januari
15
12
Inleg en stortingen
11
Uitkeringen en onttrekkingen
Toeslagverlening De toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van een vastgestelde matrix gebaseerd op de hoogte van de dekkingsgraad. De toeslag is maximaal gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals vastgesteld door het CBS, of indien hoger, de grafimedia loonindex. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is
68
Beleggingsresultaten risico deelnemers Balanswaarde
–
3
2 –
1
1
2
24
15
De toename in de inleg en stortingen wordt voornamelijk veroorzaakt door instroom van nieuwe deelnemers uit collectieve waardeovernames.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
10
OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Bedragen in miljoenen euro’s Toelichting 31 dec. 2013
Derivaten
31 dec. 2012
10.1
169
52
Schulden uit hoofde van onderpand in liquide middelen 10.2
153
340
29
27
VPL
10.3
Belastingen en premies sociale verzekeringen
10
7
Overige schulden
22
24
383
450
Balanswaarde
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De derivaten met een negatieve balanswaarde worden onder de overige schulden en overlopende passiva gerubriceerd. Deze post derivaten betreft de marktwaarde van afgeleide financiële instrumenten, die worden aangehouden voor het verminderen van balansrisico’s, zoals rente- en valutarisico. Deze derivaten hebben veelal een langdurige looptijd. De waardering is afhankelijk van de waardeontwikkeling van de onderliggende instrumenten en kan sterk fluctueren.
Binnen het pensioenfonds PGB worden drie separate regelingen geadministreerd: voor de Grafimedia, voor de sector Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf en voor de sector Verf- en Drukinkt. De toekenning van onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van besluitvorming door sociale partners. In het kader van de wet VPL (VUT, Prepensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. Aan de VPL wordt EONIA-rente toegevoegd. Op grond van reglementaire bepalingen wordt binnen de sector Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf een premie geheven van 1,5% van de pensioengrondslag. De premie over 2013 is toegevoegd aan de VPL. Toekenningen vinden plaats voor 1 januari 2021 of indien van toepassing bij eerdere ingang van het pensioen vanaf 1 januari 2014. Het onvoorwaardelijk maken van backservicerechten voor de Grafimedia vindt per geboortejaar plaats. Eind 2013 zijn voor de Grafimedia de voorwaardelijke rechten van de geboortejaren tot en met 1956 onvoorwaardelijk gemaakt. In 2013 zijn de rechten van het geboortejaar 1956 (2012: 1955) ingekocht voor een bedrag van 11 (2012: 12). In verslagjaar 2012 was VPL nog onder overige voorzieningen gerubriceerd, daarmee was een bedrag gemoeid van 27. Dit bedrag is in verslagjaar 2013 onder overige schulden gerubriceerd. Het verloop van de VPL is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
Stand 1 januari
27
26
Inleg en stortingen
13
10.1 Derivaten Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
Uitkeringen en onttrekkingen Rentederivaten
154
46
Valutaderivaten
15
6
169
52
Totaal
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het pensioenfonds PGB zekerheden gesteld ter waarde van 55 (2012: 7). De omvang van de gestelde zekerheden moet, per individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een positieve balanswaarde. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost en de omvang van de gestelde zekerheden. Hiervoor wordt ook verwezen naar de toelichting in paragraaf 4.4. 10.2 Schulden uit hoofde van onderpand in liquide middelen Het pensioenfonds PGB ontvangt liquide middelen als zekerheid voor de reële waarde van derivatencontracten. Deze middelen worden in het kader van risicospreiding uitgezet op kortlopende deposito’s. Eind 2013 bedraagt de omvang van de liquide middelen inzake verkregen onderpand 153 (2012: 340). 10.3 VPL De VPL heeft betrekking op de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice.
PGB JAARVERSLAG 2013
–
11
17 –
16
Beleggingsrendement
—
—
Totaal
29
27
RISICOBEHEER Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over meerdere beleidsinstrumenten om risico’s te beheersen. De belangrijkste financiële risico’s worden beheerst met de normstelling, risicomaatstaven en afspraken uit het beleggingsbeleid, premiebeleid, toeslagenbeleid, kortingbeleid en de pensioenregeling. De inzet van deze instrumenten is toegelicht in het bestuursverslag. Voorts beschikt het bestuur over een specifiek risicobeleid en risicoregister met een beschrijving van de gekozen risicomaatstaven en risiconormen. Het bestuur voert periodiek een risicoanalyse uit en gebruikt de uitkomsten om haar beleid bij te sturen. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds PGB wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds PGB is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het
69
JAARREKENING 2013
realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds PGB betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds PGB niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van algemeen geldende normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds PGB verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen moet verminderen. Dekkingsgraad De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2013 Dekkingsgraad per 1 januari
100,5
M1 Premie
0,1
M2 Uitkering
0,0
M3 Indexering
0,0
M4 Renteverandering
3,2
M5 Overrendement M6 Overig Dekkingsgraad per 31 december
2012 99,4 –
0,0 0,0 –
1,5 –
0,5 104,8
0,2
7,0 11,1
–
Opstelling Vereist Eigen Vermogen Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds PGB buffers in het vermogen aan te houden. Bij de berekening van deze buffers past het pensioenfonds PGB het standaardmodel toe. Het pensioenfonds PGB belegt in langlopende vastrentende waarden waarmee al een deel van de risico’s wordt afgedekt. Ter afdekking van renterisico’s heeft het pensioenfonds PGB rentederivaten (nominale renteswaps) afgesloten. Bij het bepalen van de vereiste buffer voor het renterisico is rekening gehouden met de nettopositie, dus inclusief de negatieve derivaten. Renterisico’s worden niet alleen door middel van derivaten afgedekt. De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt:
2,8
Bedragen in miljoenen euro’s
100,5
De premie 2013 draagt bij aan herstel, waardoor M1 (net) positief is. De uitkeringen (M2) hebben nauwelijks effect op de dekkingsgraad omdat de dekkingsgraad ultimo 2012 net boven de 100 procent is uitgekomen. Er is geen toeslag verleend waardoor M3 0 procent bedraagt. De stijgende rente heeft een positief effect van 3,2 procent op de dekkingsgraad (M4). De beleggingsrendementen na aftrek van de benodigde rente heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 1,5 procent (M5). In M6 zitten overige effecten en kruiseffecten die invloed op de dekkingsgraad hebben. In 2013 hebben de beleggingen van PGB 1,74 procent (2012: 13,04 procent) opgebracht. Het vermogen steeg mede als gevolg van collectieve waardeovernames (0,6 miljard) van 13,7 naar 14,4 miljard. De gewogen gemiddelde rente waarmee de pensioenverplichtingen moet worden berekend, steeg echter van 2,4 procent eind 2012 naar 2,7 procent eind 2013, waardoor per saldo de voorziening pensioenverplichtingen nagenoeg gelijk is gebleven. In plaats van de actuele marktrente (driemaandsgemiddelde) wordt sinds september 2012 een methode (ultimate forward rate) gebruikt voor het berekenen van de verplichtingen waarbij de rente bij zeer lange looptijden oploopt naar een afgesproken vast percentage van 4,2 procent. De rekenrente die pensioenfondsen mogen hanteren, komt daarmee gemiddeld op een iets hoger niveau te liggen. Voor pensioenfonds PGB komt die rekenrente eind december uit op de vermelde 2,7 procent. De hogere rente komt de dekkingsgraad ten goede. PGB kon daardoor 3,2 procent punt aan dekkingsgraad bijschrijven.
70
Aangezien de dekkingsgraad ultimo 2013 is uitgekomen boven de 104,1 procent, hoeft het pensioenfonds niet te korten. Als de dekkingsgraad in 2014 weer onder de 104,1 procent uitkomt, hoeft er in afwachting van een door DNB nieuw te ontwikkelen toetsingskader geen nieuw kortetermijnherstelplan ingediend te worden. Het pensioenfonds PGB wacht het nieuwe pensioencontract, dat in 2015 moet ingaan, af.
31 dec. 2013
31 dec. 2012
13.695
13.646
Voorziening pensioenverplichtingen (a) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico
597
484
1.673
1.609
285
301
—
158
S5 Kredietrisico
110
91
S6 Verzekeringstechnisch risico
356
379
Diversificatie-effect Toetswaarde solvabiliteit Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen 1 Saldo vereist versus aanwezig eigen vermogen
–
929
–
1.055
(b)
2.092
1.967
(a+b)
15.787
15.613
14.350
13.717
– 1.437
–
1.896
1. Het Aanwezig vermogen bestaat uit het Stichtingskapitaal en reserves en de Technische voorzieningen.
Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen wordt van de feitelijke beleggingsmix uitgegaan om aan te sluiten bij de actuele balans. Daarbij wordt gerekend met de evenwichtssituatie. De evenwichtssituatie is de fictieve situatie waarbij de algemene reserve exact toereikend is om het totale effect van voorgeschreven negatieve scenario’s op te vangen. De eerste
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
stap (iteratie) bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen is ter bepaling van de buffer voor de feitelijke beleggingen en verplichtingen. Eind 2013 bedraagt deze zogeheten toetswaarde solvabiliteit 1.945 (2012: 1.813). Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie bij de feitelijke beleggingsmix bedraagt eind 2013 2.092 (2012: 1.967). De waarde in de evenwichtssituatie is hoger dan de berekening volgens de eerste iteratie, omdat er voor het verschil tussen het vereist eigen vermogen en het aanwezige vermogen ook weer een buffer moet worden aangehouden. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie van de strategische beleggingsmix is 115,2 procent en bedraagt 2.079 (2012: 2.003). De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2013 ten opzichte van 31 december 2012 worden veroorzaakt door met name een hercategorisering van de returnportefeuille (afbouw van commodities, toename van aandelen) en door een verbeterde verwerking van de renteafdekking in het renterisico. Marktrisico’s (S1-S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het risico zakelijke waarden, het valutarisico en het grondstoffenrisico. De strategie van het pensioenfonds PGB met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en van de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in de marktrente. Voor de beheersing van het renterisico bewaakt het pensioenfonds PGB maandelijks de kasstromen van de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en stemt die af op de voorziening pensioenverplichtingen. Gedurende het verslagjaar is de strategische renteafdekking gehandhaafd op 55 procent en is de tactische ruimte gehandhaafd op een bandbreedte van 2,5 procent. Het renterisico is berekend met inachtneming van de kasstromen van de vastrentende waarden (kasstroommethode). Het renterisico is ultimo 2013 gestegen vanwege het constant houden van de renteafdekking uit de eerste iteratie. Voor de verschillende looptijdsegmenten worden limieten gehanteerd. De beste maatstaf om te meten of het rente-risicobeleid effectief is, is de ‘Present Value of 1 basispoint’ (PV01). Deze maatstaf meet hoe gevoelig een looptijdsegement (hierna: bucket) is in euro’s voor de verandering van de rente met 1 basispunt. Bij de beoordeling van de PV01 wordt in ogenschouw genomen of het aantal onderscheiden buckets op basis waarvan de rentecurve in dit verband is opgedeeld - recht doet aan het soort posities dat het fonds inneemt. Door aan
PGB JAARVERSLAG 2013
elke bucket een maximale PV01-limiet te koppelen wordt het renterisico van de nominale pensioenverplichtingen beheerst. Per bucket geldt een PV01-limiet van 400.000 euro, met als uitgangspunt de euro-renteswapcurve en niet de DNB rentetermijnstructuur met UFR. Een aantal buckets is opgedeeld in een aantal clusters. Voor cluster A geldt een limiet van 1.250.000 euro voor cluster B en C een limiet van 750.000 euro. Deze limieten impliceren dat voor circa 25 procent afgeweken kan worden van de benchmark voor de clusters van 55 procent voor cluster A resp. 40 procent voor de clusters B en C. Uitgangspunt hierbij is stringent beleid én uitvoerbaarheid, met behoud van voldoende ruimte tot curvepositionering. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven.
Geldstroom-matching PV01 doelstelling
Bucket/cluster
PV01 per bucket/cluster
2014 tot 2059
één per vijf jaar
maximaal 400.000 euro
Vanaf 2059
één
maximaal 400.000 euro
Cluster A (1ste vier buckets)
0-20
maximaal 1.200.000 euro
Cluster B (5de en 6de bucket)
20-30
maximaal 750.000 euro
Cluster C (7de bucket e.v.)
30 e.v.
maximaal 700.000 euro
Modified duration doelstelling
50% van de modified duration van de nominale pensioenverplichtingen
Bandbreedte
47,5% - 52,5%
De rentegevoeligheid wordt ook gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. De duratie en het effect van de renteafdekking kunnen als volgt worden samengevat:
Duratie van de: – vastrentende waarden (voor rentederivaten) – rentederivaten – totale beleggingsportefeuille – (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde
31 dec. 2013
31 dec. 2012
8.357 61 14.713
9,7 14,5 8,6
8,3 14,9 9,5
13.695
15,5
16,2
Op de balansdatum is de duratie van de totale beleggingsportefeuille korter dan de duratie van de nominale verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zekere vorm van ‘duratie-ongelijkheid’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de totale beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele
71
JAARREKENING 2013
marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de totale beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad zal dalen.
Het pensioenfonds PGB heeft het verschil in de rentetypische looptijd teruggebracht door het aangaan van renteswaps en bewaakt bovendien de rentegevoeligheid op de looptijd van de rentecurve.
De kasstromen in de verschillende looptijdsegmenten van de toekomstige pensioenverplichtingen worden voor 55 procent afgedekt (‘gematched’) met kasstromen uit de beleggingsportefeuille. Het matchen van de kasstromen gebeurt door het kopen van langlopende obligaties en door middel van het inzetten van renteswaps. De afdekking in de buckets met korte looptijden is hoger, zodat de afdekking in de buckets met lange looptijden lager kan zijn, zonder dat de afdekking in de totale beleggingsportefeuille onder de 55 procent is uitgekomen. Zodra in de totale beleggingsportefeuille de mate van afdekking boven of onder de 55 procent uitkomt (met een bandbreedte van 2,5 procent), wordt er in principe een swaptransactie gesloten om de mate van afdekking van de totale portefeuille weer op 55 procent te stellen.
Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds PGB ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld EONIA). Hierdoor wordt de ongelijkheid van de kasstromen verkleind, maar het pensioenfonds PGB wordt wel blootgesteld aan de ontwikkeling van de korte rente die het aan de tegenpartij dient te betalen. Bij het afsluiten van een renteswap kunnen dus ongelijkheidsrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico). Deze risico’s worden onder meer afgedekt door het opeisen van onderpand en het afsluiten van contracten. Op basis van de verwachte kasstromen volgens actuariële grondslagen zien de kasstromen van het pensioenfonds PGB er op de lange termijn als volgt uit: Bedragen in miljoenen euro’s
Vastrentende waarden Rentederivaten inclusief schuldpositie Pensioenverplichtingen Saldo
–
Balanswaarde
Totale nominale kasstroom
<1 jaar
1-5 jaar
5 - 10 jaar
10 - 20 jaar
> 20 jaar
8.357
11.288
940
1.911
2.298
2.959
3.180
61
1.703
65
315
311
521
491
13.695
22.617
486
2.055
2.835
6.216
11.025
9.626
519
171
5.277
–
–
226
–
2.736
–
7.354
De solvabiliteit van het pensioenfonds PGB is gevoelig voor wijzigingen in het renteniveau en deze gevoeligheid wordt tweewekelijks beoordeeld. Een daling van de rentestand met 1 procent heeft een negatief effect op het vermogen van 1,1 miljard en een stijging van de rentestand met 1 procent heeft een positief effect van circa 1,2 miljard. Onderstaande tabellen geven een indruk daarvan. Bedragen in miljoenen euro’s Stand bij 1% rentedaling
Stand ultimo boekjaar
Stand bij 1% rentestijging
16.092
13.695
11.809
9.153
8.357
522
61
–
297
5.277
–
4.083
Voorziening pensioenverplichtingen Vastrentende waarden (exclusief derivaten) Rentederivaten Saldo ultimo boekjaar
72
–
6.417
–
7.429
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
De looptijdverdeling van de vastrentende waarden is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013 % Resterende looptijd < 1 jaar
31 december 2012 %
884
11
1.637
20
Resterende looptijd 1 - 5 jaar
1.072
13
917
11
Resterende looptijd 5 - 10 jaar
1.457
17
1.127
13
Resterende looptijd > 10 jaar
4.944
59
4.715
56
Balanswaarde
8.357
100
8.396
100
Risico zakelijke waarden (S2) Het vereist eigen vermogen voor aandelenrisico inclusief vastgoedbeleggingen en infrastructuur is gebaseerd op een grote koersdaling van de index. Daarbij geldt een onderscheid tussen beursgenoteerde aandelen 'mature markets' (75 procent) en aandelen 'emerging markets' (25 procent). De laatste categorie is risicovoller dan de eerste: aandelen van dit type blijken grotere waardeschommelingen te kennen dan beursgenoteerde aandelen op volwassen markten. Een nadere detaillering van de beleggingen in vastgoed en infrastructuur naar de aard van de belegging is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013 %
31 december 2012 %
Kantoren
22
1
26
Winkels
24
2
29
2
2
—
1
—
Fondsbeleggingen in vastgoed en infrastructuur
1.406
97
1.268
96
Balanswaarde
1.454
100
1.324
100
Woningen
2
De segmentatie van vastgoed en infrastructuur naar regio is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s REGIO
31 december 2013 %
31 december 2012 %
Europa
910
63
949
Noord Amerika
250
17
110
8
Pacific
233
16
216
16
61
4
49
4
1.454
100
1.324
100
Emerging markets Balanswaarde
72
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
PGB JAARVERSLAG 2013
73
P
erspectief
SECTORCOMMISSIE KARTONNAGE & FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF
“Als we al discussie hebben, wordt er van beide kanten goed gekeken wat er kan. Ik ben tevreden, we hebben weer perspectief.”
Cees Otterspeer zit in de sectorcommissie sinds de aansluiting bij PGB in 2012. Daarvoor zat hij ruim dertien jaar in het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds van de sector Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf. Hij is dus goed ingevoerd in de pensioenproblematiek. De rol van zijn sectorcommissie ziet Otterspeer vooral in het “bewaren van de eigen identiteit binnen het grotere geheel.” Ook ziet hij erop toe dat er goed wordt gecommuniceerd met de achterban over specifieke sectorthema’s. De commissie komt zo’n drie keer per jaar bijeen en bespreekt dan vooral actuele zaken, zoals het nieuwe pensioencontract. Of speciale sectorzaken zoals het extra voorwaardelijk pensioen. Tot nu toe is Otterspeer zeer tevreden over deze overlegstructuur: “Het bestuur luistert naar ons. Het functioneert goed. Mag ook wel, het is één van de oudste bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland. En één van de grotere onderhand. Ze hebben veel ervaring. Het prettige is dat we op één lijn zitten. Als we al discussie hebben, wordt er van beide kanten goed gekeken wat er kan. Zo hadden wij promotiecontracten, pensioen voor functies boven cao-niveau. Dat is overgenomen, er zijn aparte afspraken voor gemaakt. PGB doet er alles aan dat soort dingen goed te regelen. Als commissie ervaren we geen tegenstellingen, geen andere belangen. We zijn tevreden, er is weer perspectief.”
CEES OTTERSPEER Voorzitter sectorcommissie Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf, werkt als teamleider afdeling printing bij Tetra Pak
JAARREKENING 2013
Van de beleggingen in Europees vastgoed en infrastructuur bevindt 473 (2012: 319) zich in Nederland. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sector is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s SECTOR
Financiële instellingen
31 december 2013 %
31 december 2012 %
729
16
545
2.143
47
1.827
46
Serviceorganisaties
612
13
531
13
Andere instellingen
1.109
24
1.081
27
Balanswaarde
4.593
100
3.984
100
Handel en industriële bedrijven
14
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s REGIO
31 december 2013 %
31 december 2012 %
Europa
1.762
38
1.166
29
Noord Amerika
1.467
32
1.470
37
Pacific
540
12
423
11
Emerging markets
824
18
925
23
4.593
100
3.984
100
Balanswaarde
Bij bovenstaande tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een belegging wijzigt als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Met het beleggen in vreemde valuta wordt een valutarisico genomen, aangezien de verplichtingen in euro’s luiden. Het strategische valutabeleid van het pensioenfonds PGB is gericht op het grotendeels afdekken van valuta-posities met behulp van valutatermijncontracten. Specifiek voor aandelen in de Emerging Markets hanteert het pensioenfonds PGB een pragmatische aanpak door een combinatie van valutatermijncontracten in te zetten, zijnde een derde US Dollar, een derde (lokale) Emerging Markets valuta’s en een derde niet afdekken. Het aandeel dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar circa 34 procent (2012: circa 33 procent) van de beleggingsportefeuille. De belangrijkste vreemde valuta daarin zijn in procenten: USD 41 procent, GBP 14 procent en JPY 9 procent (2012: USD 46 procent, GBP 11 procent en JPY 8 procent). Het strategisch beleid van het pensioenfonds PGB is om vrijwel alle vreemde-valutaposities af te dekken. In verband met de onzekerheid in het eurogebied is vorig jaar besloten om maximaal een positie van 10 procent in vreemde valuta aan te
76
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
houden. Eind 2013 is 88,7 procent (2012: 92,1 procent) afgedekt naar de euro. Ondanks de lagere afdekking is de aan te houden buffer afgenomen tot 285 (2012: 301). Eind 2013 is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 64 (2012: 97). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013 % Vastgoed en infrastructuur Aandelen Vastrentende waarden
31 december 2012 %
826
17
678
15
3.772
77
3.339
75
459
10
6
—
267
5
Derivaten
—
—
Overige
35
1
14
—
4.900
100
4.484
100
Balanswaarde
–
Bij deze tabel is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
Vastgoed beleggingen
Aandelen
Bedragen in miljoenen euro’s
VastDerivaten rentende en overige waarden beleggingen
Totaal
voor afdekking
Valutaderivaten
afdekking
31-12-2013
31-12-2012
Nettopositie
Nettopositie
na afdekking
EUR
606
796
8.092
230
9.724
3.338
13.062
GBP
176
486
—
—
662
–
447
215
JPY
101
322
—
—
423
–
246
177
USD
215
1.511
265
—
1.991
–
1.735
256
375
Overige
356
1.478
—
—
1.834
–
831
1.003
917
1.454
4.593
8.357
230
14.634
79
14.713
14.145
Totaal
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen (doorkijk). In de tabel is aangesloten met de balanswaarde van de beleggingen. Het strategische beleid is om maximaal 10 procent van de exposure in vreemde valuta binnen de totale portefeuille af te dekken. Grondstoffenrisico (S4) De actuele waarde van de posities in grondstoffen bedraagt nihil (2012: – 6). De onderliggende waarde bedraagt nihil (2012: 464). Het ontbreken van een aandeel van grondstoffenexposure in de totale beleggingsportefeuille zorgt ervoor dat het pensioenfonds PGB niet gevoelig is voor een daling in de grondstoffenprijzen.
PGB JAARVERSLAG 2013
12.600 –
67 320
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds PGB als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds PGB (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee over the counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door diversificatie, het stellen van positielimieten voor tegenpartijen, zowel op product- als op totaalniveau, het stellen van limieten voor de kredietbeoordeling van de portefeuilles, tegenpartijen en het land van hoofdtoezicht op deze tegenpartijen, het vragen van onderpand en het hanteren van prudente verstrekkings-
77
JAARREKENING 2013
normen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds PGB enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds PGB enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds PGB adequaat worden afgedekt door onderpand. Deze zekerheden bestaan alleen uit liquide middelen en hoogwaardige staatsobligaties. Liquide middelen worden op deposito uitgezet bij tegenpartijen met een kredietwaardigheid van minimaal A-, gevestigd in een (toezicht)land met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Voorts worden positielimieten aangehouden voor deposito’s en voor een totaalbedrag aan vorderingen (bijvoorbeeld als gevolg van nettoderivatenposities). Het kredietrisico is berekend op basis van de verwachte kasstromen van alle vastrentende waarden (kasstroommethodiek). In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen naar sector weergegeven: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013 %
31 december 2012 %
Overheidsinstellingen
5.214
62
5.534
66
Financiële instellingen
1.311
16
1.321
16
Handel en industriële bedrijven
1.331
16
1.148
13
Serviceorganisaties
416
5
319
4
Andere instellingen
85
1
74
1
8.357
100
8.396
100
Balanswaarde
De samenstelling van de vastrentende waarden naar landen kan als volgt worden samengevat: Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2013
Nederland en andere EU-landen 1
Overheid
Financiële instellingen
Reële economie
Totaal
7.308
5.214
912
1.182
Europa (niet-EU)
—
48
36
84
Noord-Amerika
—
221
369
590
Zuid-Amerika
—
37
106
143
Japan
—
2
—
2
Zuid-Oost Azië
—
29
15
44
Midden-Oosten
—
4
9
13
Overige
—
58
115
173
5.214
1.311
1.832
8.357
Balanswaarde
78
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013 Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2012
Overheid
Financiële instellingen
Reële economie
Totaal
7.681
Nederland en andere EU-landen
5.534
1.058
1.089
Europa (niet-EU)
—
48
34
82
Noord-Amerika
—
171
280
451
Zuid-Amerika
—
—
53
53
Japan
—
—
—
—
Zuid-Oost Azië
—
—
—
—
Midden-Oosten
—
—
—
—
Overige
—
44
85
129
5.534
1.321
1.541
8.396
Balanswaarde
Bij deze tabellen is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013 %
31 december 2012 %
AAA
3.734
45
3.511
AA
1.918
23
1.717
42 21
A
1.855
22
1.676
20
BBB
137
2
39
—
BB
57
1
—
—
B
29
—
—
—
3
—
—
—
624
7
1.453
17
8.357
100
8.396
100
lager dan B Geen Rating 2 Balanswaarde
1. Het pensioenfonds PGB heeft bedrijfsobligaties in haar portefeuille voor 34 (2012: 55) in Italië, voor 21 (2012: 10) in Ierland en nihil (2012: 2) in Spanje. Vanwege het besluit slechts in hoogwaardige Europese staatsobligaties te beleggen, heeft het pensioenfonds PGB bewust een concentratierisico geaccepteerd op voornamelijk Nederland en Duitsland. Het pensioenfonds PGB heeft alleen bedrijfsobligaties met een minimale kredietwaardigheid van BBB en stuurt de portefeuille op een gewogen gemiddelde kredietkwaliteit van A. Vanwege de risico-concentratie in de financiële sector in het universum van de benchmark heeft het bestuur besloten een maximum van 25 procent in te stellen voor de financiële instellingen. Voorts beperken beleggingen in banken zich tot banken met een hoge kredietwaardigheid. Het pensioenfonds PGB heeft geen posities in Cyprus, Griekenland, Hongarije en Portugal. 2. Betreft deposito’s
Actuariële risico’s (S6) Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, kortleven en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichtingen. Door toepassing van de meest recente prognosetafel 2012 - 2062 van het Actuarieel Genootschap is het langleven risico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
PGB JAARVERSLAG 2013
79
JAARREKENING 2013
Het kortlevenrisico betekent dat het pensioenfonds PGB in geval van overlijden voor de pensioenleeftijd (dit is de eerste dag van de maand waarin de AOW wordt ontvangen) mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds PGB voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Voor de risico’s van overlijden voor de pensioenleeftijd en voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De AG prognosetafel van de overlevingskansen 2012 - 2062 met startjaar 2014 is ingevoerd en toegepast bij de technische analyse. Voorts heeft een kwalitatieve beoordeling van de populatie van de recent aangesloten werkgevers en collectief overgedragen pensioenverplichtingen (eveneens industrie met volcontinue arbeid) niet tot aanpassing geleid in de veronderstellingen voor de door het pensioenfonds PGB specifiek toegepaste ervaringssterfte. Het pensioenfonds PGB bewaakt de sterfteresultaten. De uitkomsten in 2013 geven geen aanleiding tot aanpassing van de ervaringssterfte. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek beoordeeld. Gezien de omvang van het pensioenfonds PGB wordt geen gebruik gemaakt van herverzekering. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds PGB heeft de ambitie om op de pensioenen toeslag te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, prijsinflatie en demografie. Wanneer deze componenten zich ongunstig ontwikkelen, bestaat het risico dat het pensioenfonds PGB geen indexatie kan verlenen. In het meest ongunstige geval bestaat het risico dat de aanspraken zelfs verminderd moeten worden. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Het toeslagrisico betreft een risico voor de deelnemers. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds PGB op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Bij een oordeel over dit risico moet tevens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Daarnaast kan de financiële afwikkeling van derivaten grote mutaties teweeg brengen in de liquide middelen. Het pensioenfonds PGB heeft relatief grote posities in (passief beheerde) staatsobligaties en (passief beheerde) aandelen in Noord-Amerika en in Europa. Deze beleggingen kunnen
80
relatief snel, zonder direct waardeverlies te leiden, te gelde worden gemaakt om een eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het pensioenfonds PGB heeft de omgang met liquiditeitsrisico genormeerd en daarvoor een lange termijn strategische liquiditeitsrisico-maatstaf en een dagelijkse treasury liquiditeitsprofielmonitor ingevoerd. De lange termijn strategische liquiditeitsrisico-maatstaf luidt als volgt: Liquiditeitsrisico-maatstaf
Liquidity coverage ratio (strategisch)
Matching portfolio + Return portfolio exclusief onroerend goed en infrastructuur schokken op derivatenexposures
De limiet voor deze maatstaf luidt als volgt: ‘de teller moet minimaal 4 keer zo groot zijn als de noemer.’ De schokken die gehanteerd worden, zijn vergelijkbaar met de FTK-schokken die DNB hanteert voor de berekening van het Vereist Eigen Vermogen. Over de lange termijn strategische liquiditeitsmaatstaf wordt maandelijks gerapporteerd. Ultimo 2013 komt de liquiditeitsmaatstaf uit op 14,7 en komt daarmee ruim boven de norm van 4 uit.
De dagelijkse treasury liquiditeitsprofielmonitor verschaft inzicht in de liquiditeitspositie van het fonds onder normale en gestresste omstandigheden voor de komende vijf weken. Het korte termijn liquiditeitsrisico is gedefinieerd als de directe liquiditeit versus de liquiditeitsbehoefte voor de komende vijf weken onder zowel normale als gestresste marktomstandigheden. Directe liquiditeit betreft cash en aflopende deposito’s. De liquiditeitsbehoefte onder normale marktomstandigheden betreft de benodigde liquiditeiten voor het doen van betalingen en uitkeringen in de komende vijf weken, gegeven de marktomstandigheden van dat moment. De liquiditeitsbehoefte onder gestresste marktomstandigheden veronderstelt dat in de komende vijf weken alle uitstaande commitments worden opgevraagd en dat alle in die periode aflopende derivaten en/of derivaten waarvan waardemutaties dagelijks worden verrekend (zoals termijncontracten of Central Clearing) met 10 procent in waarde dalen. Op dit moment wordt geen buffer berekend voor het liquiditeitsrisico. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Het concentratierisicobeleid is erop gericht om te voorkomen dat als gevolg van ontoereikende spreiding binnen de portefeuille een specifieke ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds PGB. Het belangrijkste instrument dat het pensioenfonds PGB hiertoe inzet betreft spreiding over meerdere beleggingscategorieën, regio’s, landen, sectoren en debiteuren. Om het concentratierisico te bepalen, worden alle instrumenten met dezelfde debiteur gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke gesommeerde positie die meer dan 2 procent van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december 2013 is hier alleen sprake van bij staatsobligaties van de volgende landen:
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013 %
31 dec. 2012 %
Nederland
1.969
13,7
1.924
13,5
Duitsland
1.526
10,6
1.450
10,2
Oostenrijk
705
4,9
667
4,7
Frankrijk
641
4,5
633
4,5
4.841
33,7
4.674
32,9
Balanswaarde
Vanwege het besluit uitsluitend in hoogwaardige Europese staatsobligaties te beleggen, heeft het pensioenfonds PGB bewust een concentratierisico geaccepteerd op voornamelijk Nederland en Duitsland. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het pensioenfonds PGB is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Voor het pensioenfonds PGB is ultimo 2013, gewogen naar de verplichtingen, een man/vrouw verhouding van 65:35 (2012: 66:34) van toepassing. De gemiddelde leeftijd van alle deelnemers, gewogen naar de verplichtingen, is 62,1 jaar (2012: 61,2 jaar). Het bestuur volgt de potentiële concentraties in de activa of verplichtingen nauwlettend en beoordeelt de grote posities op maandbasis. Er worden geen financiële buffers voor concentratierisico’s aangehouden. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afhandeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds PGB beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie. Het niveau van de dienstverlening is vastgelegd in een Service Level Agreement. Op basis van periodieke rapportages wordt de kwaliteit van de dienstverlening door het bestuur getoetst. Aanvullend toont de uitvoeringsorganisatie met een ISAE3402type II verklaring aan dat zij de operationele risico’s van de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer op een adequate wijze beheerst. Met deze verklaring bevestigt de accountant van de uitvoeringsorganisatie dat de beheersmaatregelen en de beheersstructuur in opzet, bestaan en werking aanwezig is en dat door de beheersmaatregelen de beheersdoelstellingen ook daadwerkelijk worden bereikt. In maart 2014 heeft de uitvoeringsorganisatie de ISAE3402 type II-verklaring over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 aan het pensioenfonds PGB overlegd. Onder de scope van de verklaring vallen de processen inzake vermogensbeheer en pensioenbeheer.
PGB JAARVERSLAG 2013
De uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB beoordeelt ieder jaar de ISAE3402-verklaringen van de grote uitbestedingsrelaties van het pensioenfonds PGB. Op basis van het uitbestedings- en integratiebeleid van het pensioenfonds PGB wordt een analyse gemaakt en worden de aandachtspunten gerapporteerd aan het audit- en riskcommittee van het pensioenfonds PGB. Indien nodig worden aanvullende controlemaatregelen uitgevoerd, zoals een ad-hoc operational audit. Timeos rapporteert de uitkomsten van de halfjaarlijkse risicoanalyse en de belangrijkste incidenten aan het audit- en riskcommitee van pensioenfonds PGB. Voor het operationeel risico wordt geen buffer aangehouden. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. Het pensioenfonds PGB gebruikt derivaten hoofdzakelijk om grote financiële risico’s af te dekken binnen de door het bestuur gestelde limieten. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van renteswaps kan het pensioenfonds PGB de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Grondstofderivaten: Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin wordt geïnvesteerd door middel van afgeleide financiële instrumenten in onder andere energie en grondstoffen.
81
JAARREKENING 2013
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013: Bedragen in miljoenen euro’s Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Overig
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
2014
GBP
444
—
11
2014
JPY
266
19
—
2014
USD
1.784
45
3
2014
Overige valuta
797
15
1
3.291
79
15
2014 t/m 2023
EUR
50
4
—
2024 t/m 2033
EUR
872
44
15
2034 t/m 2043
EUR
722
20
36
2044 t/m 2053
EUR
1.055
94
93
2054 t/m 2061
EUR
630
53
10
3.329
215
154
—
4
—
—
4
—
6.620
298
169
Overig
EUR
Balanswaarde
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012: Bedragen in miljoenen euro’s Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Grondstoffenswaps
Balanswaarde
82
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
2013
GBP
562
18
—
2013
JPY
23
3
—
2013
USD
1.758
47
—
2013
Overige valuta
693
29
—
3.036
97
—
2013 t/m 2022
EUR
50
6
—
2023 t/m 2032
EUR
792
86
—
2033 t/m 2042
EUR
947
38
3
2043 t/m 2052
EUR
1.105
125
43
2053 t/m 2060
EUR
275
70
—
3.169
325
46
2013
Index USD
278
—
4
2014
Index USD
186
—
2
464
—
6
6.669
422
52
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het pensioenfonds PGB zekerheden ontvangen voor een bedrag van 190 (2012: 421) en gesteld voor een bedrag van 55 (2012: 7). De omvang van de ontvangen/gestelde zekerheden wordt per individuele tegenpartij bepaald, waarbij de nettowaarde wordt gehanteerd van de derivatenposities voor de desbetreffende tegenpartij. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost en de omvang van de ontvangen en gestelde zekerheden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de samenstelling van het ontvangen en gestelde onderpand inzake derivaten: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2013
31 december 2012
153
340
Onderpand ontvangen in liquiditeiten Onderpand gesteld in liquiditeiten Onderpand ontvangen in de vorm van (staats)obligaties Onderpand gesteld in de vorm van (staats)obligaties
–
Subtotaal onderpand
–
Opgelopen Interest Subtotaal derivaten inclusief schuldpositie Overdekking
Het pensioenfonds PGB heeft verschillende maatregelen genomen om de posities in verstrekte en ontvangen zekerheden te beheersen en te monitoren. Zo stelt het pensioenfonds PGB limieten aan tegenpartijen op totaalniveau. Daarbij volgt het pensioenfonds PGB op dagbasis de hoogte van de ontvangen en gestelde zekerheden. De omvang van de zekerheden moet in samenhang worden gezien met de gesaldeerde waarde van de derivatenposities per tegenpartij. Indien hiertoe aanleiding is, worden van tegenpartijen aanvullende zekerheden gevraagd of gesteld. De afwikkeling
PGB JAARVERSLAG 2013
81
55
–
7 414
264
Derivaten met een negatieve waarde
Het pensioenfonds PGB heeft voor een totaalbedrag van 55 (2012: 7) aan (staats)obligaties als onderpand verstrekt als gevolg van een negatieve waardeontwikkeling van rentederivaten. Dit bedrag is verantwoord onder de vastrentende waarden. Het verstrekte onderpand staat niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds PGB.
0
37
135
Derivaten met een positieve waarde
Het pensioenfonds PGB heeft eind 2013 190 (2012: 421) aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten en hoogwaardige staatsobligaties als gevolg van een positieve waardeontwikkeling van de derivatenposities. Het ontvangen onderpand in de vorm van liquiditeiten is herbelegd in deposito’s. De ontvangen obligaties staan niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds PGB.
0
422
169
–
52
30
36
125
406
10
8
hiervan vindt niet per dezelfde datum plaats, waardoor kortstondig een over- of onderdekking ontstaat. Op balansdatum heeft het pensioenfonds PGB een overdekking van 10 (2012: 8). Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2013
31 dec. 2012
Vastgoed
39
21
Infrastructuur
45
43
Totaal
84
64
Deze verplichtingen zullen naar verwachting voor circa 50% (2012: 50%) in het komend boekjaar worden afgewikkeld. Het restant zal grotendeels in het daaropvolgende jaar worden afgewikkeld.
83
JAARREKENING 2013
Overnameverplichtingen In 2013 is met een aantal bedrijven overeenstemming bereikt over hun aansluiting per 1 januari 2014. In alle gevallen betreft het een aansluiting voor toekomstige op te bouwen pensioenaanspraken met uitzondering van één aansluiting. Voor deze aansluiting vindt er een collectieve waardeoverdracht plaats van elders opgebouwde aanspraken per 2 januari 2014. Aangezien er op 31 december 2013 geen collectieve waardeoverdrachten plaatsvinden van elders opgebouwde aanspraken, zijn er aan deze aansluitingen per 31 december 2013 geen overnameverplichtingen verbonden.
De uitvoeringsorganisatie verricht haar werkzaamheden in een kantoorgebouw, welke in huur is van het pensioenfonds PGB. De huurovereenkomst betreft een transactie op zakelijke gronden. Het kantoorgebouw is op 31 december 2013 gewaardeerd op 2,8 bij een jaarlijkse huurprijs van 0,6. De kosten van Timeos B.V. worden aan pensioenfonds PGB doorbelast op basis van een door het pensioenfondsbestuur goedgekeurde begroting. Hierin is geen winstopslag verwerkt.
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds PGB heeft een uitbestedingsovereenkomst gesloten met Timeos voor een periode van 5 jaar, bestaande uit de Fiduciair Beheerovereenkomst met een minimale looptijd van 3 jaar en de Overeenkomst van Pensioenadministratie en Overige diensten met een minimale looptijd van 5 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt 17,7 (2012: 17,0). De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt 64,2 (31 december 2012: 73,9). Overige verplichtingen Ten behoeve van het bestuursbureau is een kantoorruimte gehuurd. De verplichting voor het lopende huurcontract met een resterende looptijd van 2,25 jaar bedraagt 0,6. Verplichtingen uit hoofde van onderhoudscontracten en overige contracten bedragen 0,1. Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds PGB, zijn uitvoeringsorganisatie waarvan pensioenfonds PGB de enige aandeelhouder is, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Voor informatie over de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting onder ‘Bezoldiging bestuurders en leden commissies’. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Voor zover bestuurders deelnemen aan de pensioenregeling, gebeurt dit onder reguliere condities. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds PGB en werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling, dienen beiden zorg te dragen voor de verplichtingen die voortvloeien uit de grafimedia-cao en het Pensioenreglement. Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie en het bestuursbureau hebben een pensioenregeling die wordt uitgevoerd door het pensioenfonds PGB. Hierbij wordt gebruik gemaakt van reguliere excedentregelingen tegen standaardvergoedingen.
84
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
TOELICHTING
OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN 11
PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS) Bedragen in miljoenen euro’s 2013
2012
Werkgeversgedeelte
144
115
Werknemersgedeelte
95
77
Eenmalige premiebijdragen
12
10
251
202
Totaal
De gewogen gemiddelde marktrente aan het begin van 2013 bedroeg 2,42 procent (2012: 2,74 procent). Als gevolg van de lage rentestand was voor het boekjaar 2013 de kostendekkende premie hoger dan de feitelijk ontvangen premie. De gepresenteerde kostendekkende premie is inclusief een solvabiliteitsopslag van 14,7 procent. De aan het boekjaar toe te rekenen premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende en gedempte premie is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers aan de basis PGB-regeling bedraagt 19,5 procent (2012: 17,5 procent) van de pensioengrondslag. In de verantwoorde premie over 2013 is een toename ter grootte van circa 23 (2012: circa 35) het gevolg van nieuwe aansluitingen. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 2013
Feitelijke premie
2013
2012
239
192
Kostendekkende premie Inkoop aanspraken (ouderdoms- en partnerpensioen)
200
199
Risicopremie nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheid
9
8
Kosten
5
6
31
37
245
250
Opslag solvabiliteit
2012 Totaal
Feitelijke premie
239
192
Kostendekkende premie
245
250
Gedempte premie
Gedempte premie
213
173
Inkoop aanspraken (ouderdoms- en partnerpensioen)
De kostendekkende en gedempte premie worden bepaald op basis van de grondslagen aan het begin van het boekjaar. Het pensioenfonds PGB hanteert een systeem voor vaststelling van de jaarlijkse inkoop van pensioen waarbij pas in het volgende boekjaar vastgesteld kan worden wat de werkelijke bedragen zijn. Met andere woorden, in het boekjaar werkt het pensioenfonds PGB met een schatting. Voor zover de uiteindelijke premie afwijkt van de schatting, zal een corresponderende wijziging in de pensioenrechten worden verwerkt. Het effect van eventuele verschillen in de afloop van de premieschatting is per saldo nagenoeg nihil.
173
135
Risicopremie nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheid
8
6
Kosten
5
6
27
26
213
173
Opslag solvabiliteit Totaal
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de premie te dempen. Dit gebeurt door een rente te hanteren van 3,25 procent. Per jaar zal de werkelijke rente hiervan afwijken. Het effect van demping dient over een langere periode (artikel 128 van de Pensioenwet) zodanig prudent te zijn dat (tenminste) de aangroei van de VPV voor pensioeninkoop gefinancierd is met de kostendekkende premies (KDP’s) in die periode. De kostendekkende premie conform artikel 130 van de Pensioenwet, fluctueert ook met de door DNB voorgeschreven marktrente.
PGB JAARVERSLAG 2013
85
JAARREKENING 2013
12
BELEGGINGSRESULTATEN Bedragen in miljoenen euro’s
2013
Directe beleggingsopbrengsten
Vastgoed en infrastructuur
51
Aandelen
83
Vastrentende waarden
Indirecte beleggingsopbrengsten –
Kosten
63
–
2
532
–
14
–
Totaal
–
14 601
244
–
545
9
–
310
Derivaten
61
–
110
—
–
49
Overige beleggingen
—
1
—
1
25
229
Totaal
439
–
185
–
Bedragen in miljoenen euro’s 2012
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten
Totaal
Vastgoed en infrastructuur
45
14
–
1
58
Aandelen
80
498
–
16
562
227
451
–
8
670
50
205
—
255
1
1
—
—
401
1.169
25
1.545
Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
–
Totaal
De directe beleggingsopbrengsten zijn verlaagd met de directe beleggingskosten van 25 (2012: 25) zoals door derden in rekening gebracht. De kosten zijn naar rato van de gemiddelde omvang van de beleggingen toegerekend.
–
Verdere toelichting wordt verstrekt onder paragraaf 21 Pensioenuitvoeringskosten. 13
OVERIGE BATEN Bedragen in miljoenen euro’s
De kosten zijn als volgt opgebouwd:
2013
2012
Bedragen in miljoenen euro’s 2013 Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie Beheervergoeding externe vermogensbeheerders Kosten vermogensbeheer Totaal
2012
7
6
12
13
6
6
25
25
Beheervergoedingen van beleggingsfondsen zijn meegenomen in de waardering van deze beleggingsfondsen. Voor deze fondsen wordt derhalve het nettorendement verwerkt. Hiermee maken deze beheervergoedingen onderdeel uit van de indirecte beleggingsopbrengsten. Van het totale beleggingsresultaat van 254 is 2 (2012: 2) voor rekening van deelnemers op hun inleg vergoed. De vergoeding is gelijk aan het beleggingsrendement van het pensioenfonds PGB onder aftrek van 1 procentpunt kosten.
86
Vrijwillige premies (ANW hiaat)
4
FVP bijdragen
3
3 3
Premie Pensioensparen
3
—
Premie voorwaardelijke backservicerechten
—
17
Totaal
10
23
Gezien het geringe belang van het niet uitgekeerde deel van de winst van Timeos B.V., is geen resultaat deelnemingen opgenomen onder overige baten. 14
PENSIOENOPBOUW
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
15
TOESLAGVERLENING EN OVERIGE TOESLAGEN
De ambitie voor toeslagverlening is om pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks zoveel mogelijk aan te passen aan de procentuele stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen worden aangepast. Met ingang van 1 januari 2014 heeft net als 1 januari 2013 geen toeslagverlening plaatsgevonden. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Verder is in de richtlijn besluitvorming ‘dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen’ als uitgangspunt gehanteerd dat bij een dekkingsgraad vanaf de ondergrens (dekkingsgraad van 115 procent) wordt getracht een gedeeltelijke toeslagverlening te realiseren. Bij een dekkingsgraad van meer dan 150 procent zal in eerste instantie gekeken worden naar nog openstaande inhaaltoeslagen en vervolgens naar aanpassing op basis van de loonindex en een eventuele premiekorting. Ook de inhaaltoeslag heeft een voorwaardelijk karakter. 16
RENTETOEVOEGING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351 procent (2012: 1,544 procent), zijnde de rente uit het eerste jaar van de door DNB voorschreven rentetermijnstructuur ultimo 2012 (2011). 17
ONTTREKKING UIT VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR PENSIOENUITKERINGEN
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uitkeerbare pensioenen van de verslagperiode. 18
ONTTREKKING UIT VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
technische voorzieningen herrekend door toepassing van de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. 19.2 Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven en arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds PGB. De verplichtingen zijn gewaardeerd op de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2012-2062, met toepassing van de PGB leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. In 2013 is geen sprake geweest van herziening van de actuariële uitgangspunten. In 2013 heeft een ervaringssterfte onderzoek plaatsgevonden waarbij de sterftekansen zijn gekalibreerd voor de deelnemerspopulatie PGB. Het sterfterisico in termen van onzekerheid in de contante waarde van toekomstige uitkeringen bij overlijden wordt versterkt door een daling van de rente. Voor het verslagjaar is vastgesteld dat de sterfte in lijn ligt met de uitkomsten van het onderzoek in 2011 en dat de populatie van toetredende fondsen in hoge mate vergelijkbaar is met de kern van pensioenfonds PGB: de grafische industrie. Het betreft voornamelijk industriële arbeid, die in ploegendienst wordt uitgevoerd. Hieruit blijkt, naar beste inschatting, dat op dit moment geen aanpassing voor de ervaringssterfte noodzakelijk is. 19.3 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten In 2013 hebben vier ondernemingspensioenfondsen de pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds PGB. De collectief overgenomen verplichtingen betreffen de aanspraken en toekenningen, welke zijn vastgesteld op 626. Het saldo van individuele waardeoverdrachten bedraagt 4. Verdere toelichting wordt gegeven onder paragraaf 22 Saldo overdracht van rechten. 19.4 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen Bedragen in miljoenen euro’s
WIJZIGING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
19.1 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de
PGB JAARVERSLAG 2013
2012
2
6
Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid
19
2013
−
1
0
Mutaties
—
−
1
Overig
43
−
3
Totaal
44
2
87
V
erbonden
88
PGB JAARVERSLAG 2013
SECTORCOMMISSIE VERFEN DRUKINKTINDUSTRIE
“We zijn niet de grootste. Maar dat merk je eigenlijk niet. Ik voel me niet verpletterd onder het grote getal. De grootte biedt juist voordeel.”
De sector is in 2013 toegetreden tot PGB. En de samenstelling van de commissie is praktisch gelijk aan die van de vroegere pensioencommissie. Robbert van der Eijk: “Daar hebben we bewust voor gekozen. Zo hoefden we het wiel niet opnieuw uit te vinden.” Vindt hij het moeilijk nu minder invloed te hebben? “We kijken niet met heimwee terug. Het was een onhoudbare zaak. Er is de laatste jaren zo ontzettend veel veranderd. Het was bijna een dagtaak om het pensioenfonds draaiende te houden. Het is een opluchting dat niet meer allemaal te hoeven bijhouden. En we zijn ronduit positief, zowel over PGB als over de uitvoeringsinstantie. De overdracht is soepel verlopen, foutloos en secuur.” Als taak ziet Van der Eijk vooral het toezicht houden. “Het gaat om 5.700 pensioenen, toch een flinke pot met geld. Wij behartigen de belangen van deze mensen. En zien erop toe dat PGB dat ook doet.” Voelt hij zich serieus genomen? “Ja, zeker! We zijn niet de grootste. Maar dat merk je eigenlijk niet. Ik voel me niet verpletterd onder het grote getal. De grootte van de massa biedt juist voordeel, verbinding, meer zekerheid. En het is prettig dat er bij PGB ruimte is voor eigen regelingen.” Hebben ze speciaal voor PGB gekozen? “We zijn verwant aan de grafische sector, voelen ons er thuis. Maar uiteindelijk draait het om hoeveel pensioen je krijgt. En doet de herkenbaarheid er niet zoveel toe. Als het een pensioenfonds in de metaal was geworden, dan hadden we dat ook gedaan. Het gaat om wat het beste voor de deelnemer is.”
ROBBERT VAN DER EIJK Voorzitter sectorcommissie verf- en drukinktindustrie, in het dagelijks leven directeur/eigenaar van IJssel Coatings
PGB JAARVERSLAG 2013
89
JAARREKENING 2013
De toename in overige wijzigingen wordt voornamelijk veroorzaakt door aanpassingen op de beginstand van de voorziening pensioenverplichting. Dit betreft een aangepaste tariefstelling bij de pensioensoort ‘gelijk overlevingspensioen’ (20) en resultaat op de geboekte versus de geschatte inkoop over 2012. 20
De opbouw van de overige kosten is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 2013
2012
Incidentele pensioenbeheerkosten Timeos
8
—
Kosten bestuur en bestuursbureau
2
1
—
—
1
1
11
2
Advies- en controlekosten
PENSIOENUITKERINGEN
Toezichts- en overige kosten Bedragen in miljoenen euro’s 2013
2012
340
300
92
84
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) Wezenpensioen
1
1
Premierestitutie/afkoopsommen
4
3
11
16
3
3
451
407
Vervroegd pensioen ANW hiaat Totaal
Door het bestuur is besloten om per 1-1-2013 en per 1-1-2014 geen toeslag op de pensioenuitkeringen toe te kennen. De post afkoopsommen betreft de afkoop van pensioenen, die lager zijn dan 451,22 euro (2012: 438,44 euro) per jaar. De sterke toename van de pensioenuitkeringen wordt verklaard door autonome groei en pensioenuitkeringen van de nieuwe aansluitingen. 21
PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN
De pensioenuitvoeringskosten van 22 (2012: 15) hebben betrekking op de kosten van de uitvoeringsorganisatie, de kosten van het bestuursbureau (personeel en huisvesting), de bezoldigingen van bestuurders en adviseurs en de inkoop van overige diensten. Deze kosten bestaan voor 14 uit reguliere pensioenuitvoeringskosten (2012: 15) en voor 8 uit incidentele projectkosten. De kosten vermogensbeheer van 25 (2012: 25) zijn in mindering gebracht op de directe beleggingsopbrengsten (zie ook de toelichting onder noot 12). De opbouw van de pensioenuitvoeringskosten is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 2013
2012
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie
11
13
Overige kosten
11
2
Totaal
22
15
Totaal
De werkzaamheden worden voor het merendeel verricht door werknemers die in dienst zijn bij de uitvoeringsorganisatie. In de loop van 2011 heeft het pensioenfonds PGB een bestuursbureau ingericht ter ondersteuning van de eigen bestuurstaken. Aan het eind van 2013 waren bij dit bureau 8 werknemers (7,7 fte) in dienst. De pensioenuitvoeringskosten van het bestuursbureau zijn verantwoord onder overige kosten en bedragen in 2013 0,7 (2012: 0,8). Aan het bestuur en medewerkers van het bestuursbureau zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Ook zijn aan het pensioenfonds PGB in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes opgelegd. De kosten bestuur en bestuursbureau betreffen de kosten voor het bestuur en haar adviesorganen, de kosten voor het bestuursbureau, de kosten voor toezicht en overige kosten voor zover toe te rekenen aan pensioenbeheer. De kosten pensioenfondsorganisatie zijn met 0,5 miljoen gestegen door een toename in de communicatie met deelnemers en meerwerk voor het jaarwerk 2012. Elders in de jaarrekening wordt de hoogte van de bestuursvergoeding toegelicht. De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie namen sterk toe. De gestage groei van het fonds en de aanstaande wijzigingen in wet- en regelgeving vragen om grootscheepse aanpassingen in processen en systemen. De organisatiestructuur van de uitvoeringsorganisatie en het niveau van de medewerkers die daar werkzaam zijn, worden in lijn gebracht met de eisen die aan een moderne uitvoerder moeten worden gesteld. Het bestuur ziet erop toe dat de veranderingen op een beheerste wijze plaatsvinden, zonder dat de dienstverlening aan de deelnemers in het gedrang komt. Ook in 2014 zullen de incidentele kosten nog substantieel zijn. In het verslagjaar 2014 zal nader onderzoek plaatsvinden over de toedeling van algemene kosten aan pensioenbeheer en vermogensbeheer, conform de update van de aanbevelingen van de Pensioenfederatie die in oktober 2013 zijn uitgebracht. Honoraria accountant Onder de overige kosten zijn de honoraria opgenomen van de externe accountant.
90
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Bedragen in duizenden euro’s 2013
2012
2013
108
—
2012
155
176
2011
—
71
Andere controleopdrachten
—
—
Fiscale adviesdiensten
—
—
Andere niet-controlediensten
—
5
263
252
Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten:
Totaal
De kosten inzake onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten hebben betrekking op de controle van de basisgegevens, ‘z-score en performancetoets’, normportefeuille, jaarrekening en verslagstaten. Bezoldiging bestuurders en leden commissies In het verslagjaar zijn er geen wijzigingen opgetreden in het bestuur en is per saldo het aantal vergoede bestuursdagen toegenomen. De bezoldiging van de leden van het bestuur is mede daardoor gestegen van 866.000 euro in 2012 naar 1.046.000 in 2013. De bezoldiging van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies, verantwoordingsorgaan en deelnemersraad is in 2013 niet gewijzigd en is als volgt opgebouwd:
Het verantwoordingsorgaan (met afgevaardigden van werknemers, werkgevers en gepensioneerden) heeft in 2011 ingestemd met deze vergoedingsregeling. Indien een bestuurslid werkzaam is bij een aanwijzende organisatie, dan wordt de vergoeding uitgekeerd aan de betreffende organisatie. Aan de leden van het bestuur zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. 22
SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN
In 2013 hebben vier ondernemingspensioenfondsen zich aangesloten bij de regeling van het pensioenfonds PGB. De aansluitingen vinden zoveel mogelijk dekkingsgraadneutraal plaats, waarbij de belangen worden bewaakt van zowel de aansluitende partijen als het pensioenfonds PGB. De aangesloten ondernemingspensioenfondsen en de individuele waardeovernamen vertegenwoordigen een totaal aan pensioenverplichtingen van 616. Deze verplichtingen zijn deels in liquide middelen en deels in beleggingen overgedragen en verwerkt in de jaarrekening 2013. Bedragen in miljoenen euro’s
Inkomende waardeoverdrachten (individueel) Inkomende waardeoverdrachten (collectief) Uitgaande waardeoverdrachten
2013
2012
3
1
626 –
13
940 –
1
Bedragen in duizenden euro’s
Voorzitters Overige bestuursleden, verantwoordingsorgaan, deelnemersraad en adviseurs bestuurscommissies Totaal
2013
2012
223
223
Kasstroom (A)
616
940
Toevoeging aan de voorziening voor pensioenverplichtingen
624
935
Onttrekking aan de voorziening voor pensioenverplichtingen 823
742
1.046
965
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (B) Resultaat overdracht van rechten (A-B)
Door sociale partners en een extern bureau is voor de bestuursbeloningen in 2011 een vergoedingensysteem ontworpen. Dat is gebeurd met behulp van de zogenaamde CATS-methodiek, in de grafische sector gebruikelijk voor functiewaardering. De vergoeding is afhankelijk van de te besteden tijd (minimaal 1,5 dagen en maximaal 3 dagen), de zwaarte van de functie en de ervaring. Omdat bestuurders niet in dienst zijn van het fonds zijn de vakantietoeslag, vakantiedagen, pensioenvoorziening, arbeidsongeschiktheidsvoorziening en andere lasten die de werkgever normaal gesproken betaalt, omgerekend en verwerkt in de vergoeding. Er worden twee groepen onderscheiden. Als een bestuurder in groep 1 zit, ontvangt hij of zij maximaal 725 euro per dag en in groep 2 maximaal 950 euro per dag. Voor 2013 is net als 2012 géén prijscompensatie toegepast op de uit 2011 stammende beloningen.
PGB JAARVERSLAG 2013
–
18
–
1
606
934
10
6
Op het moment dat het contract wordt afgesloten, is een collectieve waardeoverdracht in principe dekkingsgraad neutraal. Tot het overdrachtsmoment loopt het pensioenfonds PGB echter het risico van een afwijkende ontwikkeling in de dekkingsgraad van het overdragende fonds. Indien de verplichtingen een gelijksoortig karakter hebben, wordt dit resultaat veroorzaakt door afwijkende beleggingsopbrengsten. In voorkomende gevallen wordt het hiermede samenhangende resultaat verantwoord onder de beleggingsopbrengsten in de categorie overige beleggingen. In het boekjaar betreft dit een resultaat van 0 (2012: 10) verantwoord onder het resultaat op de overige beleggingen.
91
JAARREKENING 2013
De waarde van de verplichtingen en de daarbij behorende koopsom worden in het saldo van overdracht van rechten verantwoord. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de door de uitvoeringsorganisatie te maken kosten van het inregelen van de aanspraken in de pensioenadministratie. Een specificatie van de aansluitingen naar sector, onder vermelding van de aantallen betrokken deelnemers en de bijbehorende overgedragen verplichtingen, is opgenomen in bijlage 2. Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds PGB zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Het pensioenfonds PGB is wel BTW verschuldigd over door derden verleende diensten. Vastgesteld in de op 22 mei 2014 gehouden vergadering van het bestuur. Voorzitter namens werkgevers: drs. R. Degenhardt Voorzitter namens werknemers: F. de Haan
92
PGB JAARVERSLAG 2013
PGB JAARVERSLAG 2013
93
OVERIGE GEGEVENS
OVERIGE GEGEVENS
STATUTAIRE REGELING
OMTRENT DE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Het saldo is toegevoegd (onttrokken) aan de balanspost Stichtingskapitaal en reserves.
PGB JAARVERSLAG 2013
95
OVERIGE GEGEVENS
CONTROLEVERKLARING
VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven VERKLARING BETREFFENDE DE JAARREKENING Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. VERKLARING BETREFFENDE OVERIGE BIJ OF KRACHTENS DE WET GESTELDE EISEN Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 22 mei 2014 KPMG Accountants N.V. W. Teeuwissen RA
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te
96
PGB JAARVERSLAG 2013
OVERIGE GEGEVENS
VERKLARING VAN DE ACTUARIS
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Oordeel De Technische Voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven is naar mijn mening niet voldoende vanwege het reservetekort. Op basis van de per 31 december 2013 uitgevoerde evaluatie van het herstelplan, constateer ik dat het reservetekort naar verwachting binnen de daartoe gestelde termijn zal zijn opgeheven. Amstelveen, 22 mei 2014 drs. R. Westhoff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: – heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en – heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
PGB JAARVERSLAG 2013
97
OVERIGE GEGEVENS
VERSLAG
VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN In aanwezigheid van de onafhankelijke accountant KPMG, de externe actuaris Towers Watson, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad heeft het bestuur van PGB op 24 april 2014 zijn jaarverslag 2013 gepresenteerd en toegelicht. In de vergadering hebben de accountant en de externe actuaris hun bevindingen en conclusies over het jaarverslag gegeven. Het bestuur heeft vervolgens de vragen van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad naar aanleiding van het bestuursverslag en de jaarrekening beantwoord. In de vergadering van 13 mei 2014 heeft het verantwoordingsorgaan zich een oordeel gevormd over het door het bestuur gevoerde beleid. Algemeen en financieel beleid Het in 2013 gevoerde financiële beleid resulteerde in een versterking van de vermogenspositie. De dekkingsgraad klom van 100,5 procent naar 104,8 procent. Als gevolg daarvan hoefde PGB geen verlaging van de pensioenen door te voeren. Helaas was de stijging van de dekkingsgraad niet toereikend voor het verlenen van een toeslag (=indexatie). Het verantwoordingsorgaan is ervan doordrongen dat de achteruitgang in koopkracht deelnemers en pensioengerechtigden teleurstelt. Temeer daar het totaal van de niet-verleende toeslagen sinds 2004 inmiddels ruim 13 procent bedraagt. Het beleid is erop gericht om de vermogenspositie verder te versterken zonder al te grote risico’s te nemen. Het verantwoordingsorgaan is zich ervan bewust dat dit ook in 2014 de inzet van het financieel beleid is. Het orgaan dringt er echter bij het bestuur op aan om daar waar mogelijk, rekening houdend met toekomstige wetgeving, maatregelen te treffen die de dekkingsgraad duurzaam verbeteren. Het in 2013 gehouden onderzoek naar de risicobereidheid onder de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden laat zien dat het beleggingsbeleid en risicomanagement in grote lijnen aansluiten op de risicohouding van zijn klantenkring. PGB-deelnemers kiezen grosso modo voor indexatie en hebben daar (meer) neerwaarts risico voor over. Kostenontwikkeling In 2013 zijn de structurele pensioenbeheerkosten niet verder gestegen. Er is sprake van een lichte daling. Deze ontwikkeling kan worden toegeschreven aan het door PGB gevoerde beleid om zich open te stellen en het solidaire collectief uit te breiden. Nieuwe aansluitingen van ondernemingspensioenfondsen en bedrijven binnen de werkingssfeer hebben de afname van het aantal actieve grafimediadeelnemers meer dan gecompenseerd. Het draagvlak is verbreed, hetgeen per saldo leidde tot een (geringe) reductie van de kosten per deelnemer. De incidentele pensioenbeheerkosten zijn in het verslagjaar echter sterk gestegen ten opzichte van 2012. Verklaring hiervoor zijn de uitgaven die verbonden zijn aan de vervanging van de pensioenadministratie en de inrichting van de daarmee
98
samenhangende processen. Het bestuur had die uitgaven in 2012 aangekondigd. Het verantwoordingsorgaan heeft met het bestuur uitvoerig overleg gevoerd over het nut en de noodzaak ervan. Het orgaan twijfelt aan de hardheid van de prognoses omtrent de te verwachte uitgaven. Het is ervan doordrongen dat de vervanging van het pensioensysteem in het kader van de continuïteit noodzakelijk is maar dringt er bij het bestuur op aan om de kostenontwikkeling zorgvuldig te bewaken en daar verantwoording over af te leggen. De incidentele beheerkosten zouden na 2014 weer het gebruikelijke patroon moeten laten zien. De structurele pensioenbeheerkosten zullen moeten dalen omdat processen efficiënter kunnen worden uitgevoerd. De verlaging van de pensioenbeheerkosten zal een belangrijk onderwerp voor het bestuur moeten blijven en zal door het verantwoordingsorgaan kritisch worden gevolgd. Uitvoeringsorganisatie De uitvoeringsorganisatie is op 1 oktober 2013 omgevormd van een onafhankelijke stichting tot een B(esloten) V(ennootschap) met PGB als enige aandeelhouder. Het bestuur heeft daarmee de voorwaarden geschapen om de voortgang en invoering van het nieuwe automatiseringssysteem en de daarbij behorende uitgaven op een verantwoorde wijze te kunnen bewaken. Het verantwoordingsorgaan kan zich vinden in deze strategische keuze en gaat ervan uit dat het bestuur het orgaan ook in de toekomst nauw betrekt bij de voortgang van het project. Wet versterking bestuur pensioenfondsen In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, waar uiterlijk op 1 juli 2014 uitvoering aan gegeven dient te worden, heeft het bestuur na overleg met de sociale partners, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad besloten een paritair model te kiezen. Het bestuur bestaat straks uit tien afgevaardigde leden van werkgevers, werknemers en gepensioneerden. De zetelverhouding zal respectievelijk vier, vier, twee zijn. Daarnaast zal er een raad van toezicht, bestaande uit drie onafhankelijke leden, worden benoemd. De huidige deelnemersraad zal uiterlijk op 30 juni 2014 worden opgeheven. Tevens wordt per 1 juli 2014 een nieuw verantwoordingsorgaan benoemd waarvan zes zetels namens de werknemers, zes zetels namens de werkgevers en zes zetels namens de gepensioneerden. Van de zetels van de gepensioneerden worden vier zetels door de vakverenigingen en twee zetels door de Vereniging van Gepensioneerden PGB aangewezen. In het verslagjaar zijn de voorgenomen wijzigingen in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen frequent in de vergaderingen van het verantwoordingsorgaan en het bestuur aan de orde geweest. Het verantwoordingsorgaan gaat ervan uit dat haar zienswijze en adviezen zullen worden verwerkt in de reglementen en de inrichting van het nieuwe
PGB JAARVERSLAG 2013
OVERIGE GEGEVENS
besturingsmodel. In de loop van 2014 zal het bestuur advies vragen aan het verantwoordingsorgaan met betrekking tot de bijbehorende statuten en reglementen. Conclusie Kennisgenomen hebbende van de bevindingen en conclusies van de accountant en externe actuaris en de antwoorden en toelichting van het bestuur met betrekking tot het jaarverslag 2013 is het verantwoordingsorgaan van mening dat het bestuur een goed en verantwoord beleid heeft gevoerd. Amsterdam, 18 mei 2014 Het Verantwoordingsorgaan
REACTIE VAN HET BESTUUR Het bestuur herkent zich in de evaluatie van het verantwoordingsorgaan over 2013. Voor een fonds is het lastig opereren zolang de dekkingsgraad niet veel hoger is dan het minimaal vereiste niveau. In 2014 zal het bestuur een nieuwe ALMstudie uitvoeren en het beleggingsbeleid herformuleren. Daarbij vormen de opvattingen van het verantwoordingsorgaan en de uitkomsten van het risicobereidheidsonderzoek waardevolle input. Doel is de vermogenspositie en de dekkingsgraad duurzaam te verbeteren. Over de vorderingen bij het ingrijpende administratieve vernieuwingsproces zal het bestuur ook in 2014 het verantwoordingsorgaan goed op de hoogte houden. Zoals bekend gaan de uitgaven voor de baat uit, maar het bestuur deelt de opvatting dat de structurele kosten voor pensioenbeheer na voltooiing van dit project duidelijk omlaag moeten. Vanaf 1 juli 2014 zal de bestuursstructuur van PGB voldoen aan de nieuwe wetgeving. Daardoor ontstaat voor alle organen een nieuwe situatie. Na de opheffing van de deelnemersraad zullen de raad van toezicht, het nieuwe verantwoordingsorgaan en het bestuur een nieuwe samenwerking moeten vinden, met respect voor elkaars verschillende verantwoordelijkheden. Daarbij is de vertrouwensbasis van groot belang die is gegroeid tussen bestuur en verantwoordingsorgaan. Niettemin zal van alle partijen rolvastheid worden gevraagd in het nieuwe krachtenveld. Dat geldt ook voor de nauwe samenwerking tussen PGB en zijn uitvoeringsorganisatie. Amsterdam, 22 mei 2014 Bestuur PGB Voorzitter Drs. R. Degenhardt Plaatsvervangend voorzitter F. de Haan
PGB JAARVERSLAG 2013
99
BIJLAGEN
BIJLAGE 1
PROFIEL Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB), statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 22 mei 1953. De laatste statutenwijziging was op 12 december 2013. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41198535. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds, aangesloten bij de pensioenkoepelorganisatie de Pensioenfederatie. PGB verzorgt sinds 1953 de pensioenregeling voor werknemers en oud-werknemers die werken of gewerkt hebben in de grafimediabranche. Het PGB-pensioen is een aanvulling op de wettelijke basisvoorzieningen voor ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en invaliteitspensioen in Nederland. Het fonds is opgericht om werknemers en hun gezinnen te verzekeren van een goed pensioen bij arbeidsongeschiktheid, bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of bij overlijden van de deelnemer. PGB koos er in 2007 voor om zich open te stellen voor nieuwe aansluitingen om daarmee het solidaire collectief uit te breiden en te versterken. Visie De dynamiek in de omgeving van pensioenfondsen is sterk toegenomen. De toezichthouders stellen onder invloed van de effecten van de financiële crisis, de Wet Versterking bestuur Pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen steeds hogere eisen aan de bedrijfsvoering bij pensioenfondsen en aan de wijze waarop toezicht wordt gehouden en verantwoording wordt afgelegd. Bij ongewijzigd beleid zullen de kosten voor pensioen- en vermogensbeheer toenemen. En meer kosten betekent of meer premie of minder pensioen. Schaalgrootte wordt steeds belangrijker om de pensioenperspectieven van onze deelnemers en pensioengerechtigden te kunnen consolideren en een kwalitatief adequate invulling te kunnen blijven geven aan goed pensioenfondsbestuur. In dat kader is verbreding van het draagvlak en versterking van de financiële kracht noodzakelijk. Missie pensioenfonds PGB wil voor branches en ondernemingen in de (proces) industrie waaronder de grafimedia, kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf en de verf- en drukinktindustrie, de creatieve industrie waaronder uitgeverijen, de (technische) groothandel en dienstverlening hét loket zijn voor pensioen. Sociale partners, werkgevers en werknemers kunnen rekenen op professionele besturing van hun fonds, een solide en duurzaam beheer van het vermogen op basis van een actief risicobeheer en maatschappelijk verantwoorde investeringen en een effectieve, efficiënte en flexibele uitvoering van de pensioenregeling. Het fonds stuurt in de uitvoering op betrokkenheid, transparantie, professionaliteit en resultaatgerichtheid waarbij de persoonlijke band met belanghebbenden wordt versterkt, administratief gemak wordt bevorderd en
PGB JAARVERSLAG 2013
relevante benchmarks worden verslagen. Vanuit de missie zijn kernwaarden geformuleerd waaraan door het pensioenfonds en zijn uitvoeringsorganisatie invulling wordt gegeven. Betrouwbaar en betrokken PGB wil voor de branches en ondernemingen een betrouwbare partner zijn. De betrouwbaarheid vertaalt zich in solide vermogensbeheer onder verantwoorde risico’s, een door de jaren heen betaalbaar en zoveel mogelijk waardevast pensioen en een accurate administratie met oog voor service en gemak voor werkgever en deelnemer. Flexibel De dienstverlening van PGB sluit goed aan bij de branches waar het voor werkt en bij de ontwikkelingen in de samenleving. De systemen en processen worden zo ingericht dat flexibel kan worden ingespeeld op gedifferentieerde behoeften van branches, werkgevers en werknemers. Ook de pensioeninformatie wordt op het juiste moment, begrijpelijk en op de persoonlijke situatie toegesneden aangeboden. Resultaatgericht Het bedrijfstakpensioenfonds levert zonder winstoogmerk een compleet pensioenpakket tegen een verantwoorde premie in combinatie met een onderscheidend serviceniveau. Bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer ligt de nadruk op het verslaan van relevante benchmarks. Voor het pensioenbeheer zijn dat de kosten per deelnemer ten opzichte van referentiegroepen en de klanttevredenheid. Voor het vermogensbeheer is dat, binnen het vastgestelde risicokader, (structureel) extra beleggingsrendement ten opzichte van de vooraf vastgestelde normportefeuille. Transparant PGB wil zijn belanghebbenden optimaal bruikbare informatie verstrekken. Dat geldt zowel voor de communicatie over zijn beleid als over de ontwikkeling van het pensioen en de daaraan verbonden risico’s. Evenwichtige solidariteit en duurzaamheid Het pensioenfonds wil in zijn beleid op een evenwichtige manier rekening houden met de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, van jongere en oudere deelnemers en van werknemers en werkgevers. Daarnaast wil het fonds in het beleggingsbeleid bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van milieu en samenleving. Strategie Er wordt steeds meer verlangd van een pensioenfonds als het gaat om professionele besturing, bedrijfsvoering en verantwoording. Gezien de ontwikkelingen in het pensioendomein, streeft PGB er naar om in samenwerking met bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen en sociale partners te komen
101
BIJLAGE 1
tot verdere consolidatie. Samen staan we sterker als het gaat om de toekomst van ons pensioen. PGB heeft als multisectoraal pensioenfonds een uitvoeringsmodel ontwikkeld waarin bedrijfstakken en ondernemingen binnen de werkingssfeer en afgesproken kaders hun (verplichtgestelde) pensioenregeling kunnen laten uitvoeren (en zo hun krachten bundelen) terwijl de identiteit van de beroepsgroep met een eigen pensioenregeling en op de branche afgestemde communicatie kan worden gecontinueerd.
102
PGB JAARVERSLAG 2013
BIJLAGE 2
NIEUWE AANSLUITINGEN Met ingang van 2013 en 2014 zijn de volgende aansluitingen tot stand gekomen: Overzicht aansluitingen 2013
Bedragen in miljoenen euro’s Aantal bedrijven
Aantal (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden
Chemische en farmaceutische industrie
8
4.665
426
Uitgeverijbedrijf
8
2.234
169
Kunststof- en rubberindustrie
2
172
Papierindustrie
1
37
19
7.108
Totaal
Overzicht nieuwe aansluitingen 2014
595
Bedragen in miljoenen euro’s Aantal bedrijven
Aantal deelnemers en pensioengerechtigden
Groothandel
6
5.877
Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf
2
459
Chemische en farmaceutische industrie
2
83
Dienstverlening
1
38
Papierindustrie
2
809
13
7.266
Totaal
Voor de aansluitingen die in 2013 zijn gerealiseerd is 626 aan overdrachtswaarde ontvangen. Toetredingsbeleid PGB hanteert één doorsneepremie voor een eenheid op te bouwen pensioen. Wanneer een aan te sluiten partij kiest voor aanvullingen op de pensioenregeling die meer eenheden pensioen kent dan de PGB basisregeling, geldt voor die regeling een pro-rata premie. Het beleid ten aanzien van toeslagverlening is uniform. Uitgangspunt is dat een nieuwe aansluiting ook op langere termijn geen nadelige gevolgen mag hebben voor de reeds ingeschreven deelnemers van PGB. Bij collectieve waardeoverdrachten is het uitgangspunt dat deze dekkingsgraadneutraal plaatsvinden.
PGB JAARVERSLAG 2013
Overgedragen verplichtingen
Overgedragen verplichtingen
444
444
Nieuwe aansluitingen vinden binnen een afgesproken uitvoeringskader plaats. In het Handboek Aansluitingen is het aansluitingsbeleid uitgewerkt. Aansluitingen worden volgens een vast draaiboek verwerkt waardoor de migratie gestandiseerd en beheerst verloopt en de continuïteit van de uitvoering van processen gewaarborgd blijft. Uittredingsbeleid De voorwaarden bij toetreding en uittreding zijn symmetrisch; partijen krijgen bij vertrek de verplichtingen tegen de vigerende dekkingsgraad mee, rekening houdend met door PGB te maken kosten en eventuele verzekeringstechnische nadelen voor PGB.
103
BIJLAGE 3
STATUTEN EN REGLEMENT WIJZIGINGEN
Statuten De statutenwijziging die is doorgevoerd, heeft betrekking op het wijzigen van de werkingssfeer van de sector Kartonnage en Flexibele Verpakkingen. De statuten zijn aangepast vanwege een discrepantie tussen de werkingssfeertekst in de Kartoflexcao en de werkingssfeerbepalingen zoals opgenomen in de Verplichtstellingsbeschikking. De werkingssfeerbepaling in de statuten is nu tevens conform de tekst in de Kartoflex-cao. Per 1 januari 2014 is de statutaire werkingssfeer uitgebreid met de sectoren (proces)industrie, (technische) groothandel, de informatie- en communicatie-industrie en de financiële en zakelijke dienstverlening. Pensioen- en Uitvoeringsreglement Het pensioenreglement is aangepast in verband met de aansluiting van een nieuwe sector en nieuwe werkgevers, waarvan de pensioenregeling op een aantal punten afwijkt van de basisregeling van PGB. Voor de betreffende sector en werkgevers zijn specifieke bepalingen in het pensioenreglement opgenomen. Daarnaast zijn per 1 januari 2014 de tarieven voor de inkoop van ouderdoms- en nabestaandenpensioen, voor flexibele pensionering, voor afkoop en de tarieven voor de Anw Plusverzekering gewijzigd.
104
PGB JAARVERSLAG 2013
BIJLAGE 4
PENSIOENCOMMUNICATIE PGB brengt over de pensioenregeling of onderdelen daarvan periodiek de volgende brochures, digitale nieuwsbrieven en magazines uit: Voor de deelnemer ● Flexibel pensioen voor de grafimedia, vragen en antwoorden over de pensioenregeling voor de grafimediabranche. ● Flexibel pensioen voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, vragen en antwoorden over de pensioenregeling. ● Flexibel pensioen, vragen en antwoorden: een algemene editie en edities voor Koninklijke Wegener, Persgroep Nederland en TeijinAramid. ● PGB-Pensioen Plus: informatie over de mogelijkheden om het pensioen van de werkgever aan te vullen. ● Waardeoverdracht van opgebouwde pensioenaanspraken: informatie bij de start of het einde van de deelname bij het pensioenfonds. ● Populaire samenvatting van het jaarverslag (in Nederlandse en Engelse versie)
Voor de werkgever Richtlijn administratievoering PGB: informatie over aansluiting, administratievoering, mutatieverwerking en jaaropgave. ● Pensioen aanvullen bij PGB, informatie over de mogelijkheden voor deelnemers om het pensioen aan te vullen en de administratieve verwerking ervan. ● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de werkgever na aanmelding. ● Kwartaalbericht, overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen bij PGB. ● De werkgever ontvangt, vooruitlopend op verzending naar deelnemers, PGB Beeld en PGB Bericht voor deelnemers. ●
Voor de leden van de sectorcommissies en andere opdrachtgevers ● Kwartaalbericht PGB, overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen bij PGB. ● Informatiebulletin, bulletin vanuit het bestuur naar aanleiding van actuele ontwikkelingen bij PGB.
Bij veranderingen in de privé situatie ● Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden: informatie over de voorwaarden. ● Einde relatie en pensioen (vanaf 1 mei 1995): informatie over pensioen en scheiding. ● Einde relatie en pensioen (vóór 1 mei 1995): informatie over pensioen en scheiding. ● Anw Plus: informatie over de aanvullende risicoverzekering voor de partner. ● PGB Partnerpensioen Plus: informatie over extra pensioenopbouw voor de partner. Bij pensioneren ● Binnenkort pensioen: informatie voor deelnemers die met pensioen gaan. Algemeen ● PGB Beeld, het pensioenmagazine: periodieke editie over actuele pensioenontwikkelingen. ● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de deelnemer na aanmelding.
PGB JAARVERSLAG 2013
105
BIJLAGE 5
BEGRIPPENLIJST ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplichtgestelde, nota worden naast de actuariële aspecten van de reglementaire pensioenen ook de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle beschreven. Actuele waarde Waarde van verplichtingen of beleggingen op het moment van berekenen. ALM Asset liability management. Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen. Asset Mix Verhouding tussen de onderscheiden beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden afgezet. Collateral Onderpand. Manier om het kredietrisico op tegenpartijen uit hoofde van Over-The-Counter derivatentransacties te beperken. Het risico is dat de tegenpartij op afloopdatum niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Het collateral reduceert dit risico doordat er gedurende de looptijd van de transactie onderpand in de vorm van kasgeld wordt gestort ter dekking van de marktwaarde van de transacties. Commodities Bulkproducten waarvan de prijs in hoge mate door de actuele vraag en aanbod wordt bepaald, zoals olie, graan en metalen. Contante waarde De huidige waarde van lopende en toekomstige uitkeringen, rekening houdend met een bepaalde renteopbrengst en sterftekansen. Cross currency swap Een overeenkomst om rentestromen in verschillende valuta te ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf. Deelnemer PGB onderscheidt twee groepen deelnemers. De actieve deelnemers, dat zijn de werknemers die pensioen bij het fonds opbouwen en de gewezen deelnemers, dat zijn de werknemers voor wie de pensioenopbouw is beëindigd maar waarvan het pensioen niet is overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder.
106
Dekkingsgraad Verhouding tussen het aanwezige pensioenvermogen en de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken, uitgedrukt in een percentage. Dekkingstekort Tekort dat ontstaat als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen, de reserve voor algemene risico’s, te dekken. Delta In het geval van futures geeft de delta het renterisico weer. Bij optiecontracten is de delta gelijk aan de onderliggende waarde. Derivaten Van effecten afgeleide beleggingsproducten, zoals futures, swaps, total return swaps. Exposure Marktwaarde van een asset of in het geval van derivaten de waarde van de onderliggende asset. Franchise De franchise is het gedeelte van het salaris waarover geen premie betaald wordt en waarover ook geen pensioenrechten opgebouwd worden. De franchise verschilt per regeling. FTK Financieel toetsingskader. Methodiek voor toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen en verzekeraars door De Nederlandsche Bank. Future Op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van waarden/goederen in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. De onderliggende waarde kan een obligatie zijn of een aandelenindex, een geldmarktrente of een commodity. Futures stellen een belegger in staat beleggingsrisico’s af te dekken. Gepensioneerde Een gepensioneerde is een oud-deelnemer wiens ouderdomspensioen is ingegaan. Hedgefondsen Beleggingsfondsen die op basis van een vastgelegde strategie proberen een positief rendement te behalen onafhankelijk van het marktrendement. Het zijn vaak fondsen met een besloten karakter die met geleend geld opereren en gebruikmaken van afgeleide producten (derivaten).
PGB JAARVERSLAG 2013
BIJLAGE 5
Inflation linked obligaties Obligaties waarvan de hoofdsom en de rentebetalingen worden geïndexeerd met de inflatie van een bepaald land.
Premievrije verzekerden Gewezen deelnemers met aanspraken, de zogenaamde slapers.
Intrest Rate Swap Overeenkomst om rentestromen in dezelfde valuta te ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
Private equity Beleggingen in niet aan de beurs genoteerde ondernemingen.
Look-through Diepere doorkijk in bijvoorbeeld de beleggingsfondsen. Marktrente De rente die op een bepaald moment op de kapitaalmarkt en de geldmarkt geldt. Modified duratie Maatstaf voor de koersgevoeligheid van een obligatie. Als het effectief rendement van de obligatie met 1 procentpunt stijgt, dan daalt de koers van de obligatielening ongeveer met de modified duratie als percentage. Normportefeuille De vooraf gedefinieerde samenstelling van de beleggingsportefeuille met bijbehorende benchmarks, waaraan de behaalde beleggingsresultaten achteraf worden getoetst. Out- of underperformance Er is sprake van een out- of underperformance als het gerealiseerde rendement van een portefeuille hoger, respectievelijk lager is dan het rendement van de benchmark. Bij een negatief rendement is sprake van outperformance als het rendement van de benchmark nog negatiever is. Overlevingstafels Tabellen die aangeven hoeveel mannen resp. vrouwen uitgaande van een bepaald aantal nul-jarigen de leeftijd van 1,2,3, enz. jaar zullen bereiken. Ze zijn door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekend uit gegevens die door de bevolkingsregisters in Nederland zijn verstrekt. Deze tabellen worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. Over-the-counter (OTC) Over-the-counter contracten zijn contracten die buiten de beurs verhandeld worden. Peer group Referentiegroep met vergelijkbare/gelijkwaardige activiteiten of producten. Pensioengerechtigde Een pensioengerechtigde is een oud-deelnemer of zijn/haar nabestaande(n) die een pensioen ontvangen. Het kan dan gaan om ouderdomspensioen, partnerpensioen of wezenpensioen.
PGB JAARVERSLAG 2013
Renteswap Een renteswap of Interest Rate Swap (IRS) is een afspraak tussen twee partijen om gedurende een bepaalde periode (variërend van 1 tot 30 jaar) rentebetalingen over een bepaalde hoofdsom uit te wisselen. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Reservetekort Tekort dat aangeeft dat er niet genoeg geld is om naast de voorziening voor de pensioenen en voor de algemene risico’s, ook nog de vereiste reserves te hebben voor o.m. de beleggingsrisico’s. Spread Het rendementsverschil tussen twee vermogenstitels. Tracking error Risicomaatstaf die aangeeft in welke mate het rendement in percentages kan afwijken van het benchmarkrendement, gegeven een betrouwbaarheidsinterval. UFR De Ultimate Forward Rate wordt sinds september 2012 gebruikt voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen. Het is de risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel in bestaat. Valutaswap Uitwisseling van rentebedragen en hoofdsommen in verschillende valuta tegen een vooraf overeengekomen verhouding tussen de valuta. Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw gedeeltelijk ten laste van PGB wordt voortgezet. Voorziening pensioenverplichtingen De contante waarde van de reeds ontstane en gefinancierde pensioenverplichtingen uit hoofde van pensioenaanspraken.
107
PENSIOENFONDS PGB
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARVERSLAG
2013
PGB JAARVERSLAG 2013
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM 020 7532950 WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PENSIOENFONDS PGB