Jaarverslag 2011 Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten
pensioenfonds
orsima
Jaarverslag 2011
2011 2011
JAARREKENING JAARverslag
1 januari 2011 tot en met 31 december 2011
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Inhoudsopgave
Voorwoord
Pagina 3
Kerncijfers 4 Karakteristieken van het bedrijfspensioenfonds
5
Colleges en vertegenwoordigingen
6
De belangrijkste bestuursbesluiten
11
Verslag van het verantwoordingsorgaan
18
Ontwikkelingen op pensioengebied in het jaar 2011
20
Risicoparagraaf 25 Beleggingen 28 Jaarrekening 33
2
Balans per 31 december 2011 na bestemming van het saldo van baten en lasten 34 Staat van baten en lasten over 2011 35 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 36 Risicobeheer en derivaten 43 Toelichting op de balans per 31 december 2011 49 Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2011 59 Kasstroomoverzicht 64 Niet in de balans opgenomen verplichtingen per 31 december 2011 65
Actuariële verklaring
66
Controleverklaring van een onafhankelijke accountant
67
Slotwoord 69
Jaarverslag 2011
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2011 van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante Activiteiten (Bpf Orsima). Het jaarverslag is verdeeld in karakteristieken van het pensioenfonds, een verslag van het bestuur, een jaarrekening en overige gegevens. In karakteristieken komen de organisatie, regelingen en de kerncijfers aan de orde. Het verslag van het bestuur informeert u over de beleidsmatige zaken die in 2011 hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening wordt het fondsvermogen gepresenteerd en de mutaties daarin gedurende 2011, alsmede wordt een toelichting op de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille gegeven. Doordat er ultimo 2009 een reservetekort ontstond, was het bestuur verplicht een herstelplan bij DNB in te dienen. Dat herstelpan is het afgelopen jaar gevolgd en aangepast verstuurd aan De Nederlandsche Bank (verder DNB) in februari 2011. Tot slot treft u in het verslag de actuariële verklaring en de controleverklaring van een onafhankelijke accountant aan. Het bestuur stelde het jaarverslag 2011 en de daarbij behorende staten voor DNB vast op 5 juni 2012.
Gorinchem, 5 juni 2012 Het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds Orsima G.H. Koudys, werknemersvoorzitter (voorheen secretaris) G. Pieterson, werkgeversvoorzitter (voorheen voorzitter)
3
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Kerncijfers 2011 2010
Aantallen Werkgevers 37 37 Deelnemers 1 1.082 1.057 Ex-deelnemers 2.013 1.974 Uitkeringsgerechtigden 232 209
Financiële gegevens ( bedragen x € 1.000,-)
4
Reserves 5.716 7.976 Pensioenverplichtingen risico fonds 42.761 23.101 Pensioenverplichtingen risico deelnemers 1.393 12.129 Premie reserveringsregeling 0 93 Premies verslagjaar 4.987 4.858 Premies oudere jaren 42 (80) Kostendekkende premie 4.985 4.154 Gedempte premie 4.419 4.035 Uitkeringen 560 412 Actuele waarde belegd vermogen 48.796 42.151 Opbrengst uit vermogen 3.049 4.526 Performance 2 6,7% 10,7% Resultaat boekjaar (2.260) 1.901
1
Inclusief arbeidsongeschikten
2
Schatting van de performance
Jaarverslag 2011
Karakteristieken van het bedrijfspensioenfonds Profiel en doelstelling van het fonds
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante Activiteiten (Bpf Orsima), statutair gevestigd te Gorinchem, werd in 1997 opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers, die representatief zijn voor de sector Orsima. De Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante Activiteiten (VUT Orsima) was in 1986 al in werking getreden. Bpf Orsima is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41122216. Het fonds is een bedrijfspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Het fonds heeft als doel gelden bijeen te brengen om bij ouderdom en overlijden pensioenen of uitkeringen te verstrekken aan werknemers en hun nabestaanden. Het fonds heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd bij Nationale Nederlanden.
Historie en kenmerken van de ouderdomsregelingen
Tot 1 januari 2006 was de pensioenregeling van het fonds een beschikbare premieregeling, de opbouw was op kapitaalbasis. De hoogte van het kapitaal is afhankelijk van de ontwikkelingen van de beleggingen. Het is een regeling waarbij het risico bij de deelnemers ligt. Op pensioendatum wordt met de dan vastgestelde waarderingsfactor pensioen ingekocht. Met ingang van 1 januari 2006 is deze pensioenregeling ingrijpend veranderd. De vakbonden, FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen, en de werkgeversvereniging SITO vormen de Cao-partijen in deze bedrijfstak. Vanaf die datum is de pensioenregeling een middelloonregeling geworden. Het ouderdomspensioen is gebaseerd op het gemiddelde salaris tijdens de loopbaan van de deelnemers. De opbouw is 1,75% van de pensioengrondslag. Per 31 december 2011 is de regeling die vóór 1 januari 2006 van toepassing was samengevoegd met de huidige regeling. Hierdoor is er vanaf 2012 nog maar één regeling van toepassing op de deelnemers van Orsima. Er bestond van 2002 tot en met 2005 ook een vroegpensioenregeling. De opgebouwde vroegpensioenkapitalen zijn door de fusie met Bpf Orsima vanaf 2006 ondergebracht in het bedrijfspensioenfonds. De betaling van het vroegpensioen geschiedt via het VUT-fonds van Orsima. Heeft de deelnemer geen recht op VUT, dan worden de aanspraken aan het ouderdomspensioen toegevoegd.
5
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Colleges en vertegenwoordigingen Bestuurssamenstelling per 31 december 2011 Leden werkgevers: Leden werknemers: De heer G. Pieterson (voorzitter) De heer J.M.G. Emmelkamp De heer R.A. Potters
(1) De heer G.H. Koudys (secretaris) (1) De heer M.H. Korbijn (1) De heer A. Gündüz
(2) (3) (3)
1) namens de vereniging van werkgevers in Scheeps-, Industrie-, Milieu en Technische Onderhoudsactiviteiten (Vereniging SITO) 2) namens CNV Vakmensen 3) namens FNV Bondgenoten Wisselingen in het bestuur De heer A. Gündüz heeft de heer M.M. Martens per 1 juni 2011 opgevolgd als bestuurslid aan werknemerszijde.
Beleggingscommissie
6
Het fonds heeft in 2009 een beleggingscommissie opgericht. In 2011 maakte namens de werknemerszijde de heer G.H. Koudys en namens werkgeverszijde de heer R.A. Potters deel uit van deze commissie. De beleggingscommissie wordt terzijde gestaan door de investment consultant van Towers Watson. In het verslagjaar kwam de beleggingscommissie vier maal bijeen. Onder verantwoordelijkheid van het bestuur draagt de beleggingscommissie zorg voor de voorbereiding van beleid binnen de marges van het door het bestuur aangegeven strategisch beleid. Bovendien houdt het bestuur toezicht op de uitvoering van dit beleid. De beleggingscommissie heeft binnen de in het beleggingsplan vastgestelde randvoorwaarden de ruimte de beleggingsportefeuille vast te stellen.
Deelnemersraad
De deelnemersraad vertegenwoordigt met drie leden de deelnemers en pensioengerechtigden in het fonds. De leden van de deelnemersraad worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. De leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigt kan worden aangewezen door de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De deelnemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaren. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden benoemd. De deelnemersraad adviseert gevraagd en ongevraagd het bestuur over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot: • het nemen van maatregelen van algemene strekking; • een wijziging van de statuten en pensioenreglementen van het fonds; • de vaststelling van het jaarverslag, het verslag van de actuaris en het verslag van de accountant met betrekking tot de financiële toestand van het fonds, alsmede vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota; • een wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft;
Jaarverslag 2011
• het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd, of het aanbrengen van wijzigingen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling; • gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds; • liquidatie van het fonds; • het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; • het terugstorten van premie of geven van premiekorting als bedoeld in artikel 129 van de Pensioenwet. Op 3 maart 2011 is de deelnemersraad voor het eerst bijeengekomen en adviseert het bestuur voor het eerst over het verslagjaar. Deelnemersraadssamenstelling per 31 december 2011 Leden De heer B. van Duijn De heer C. van Erkelens De heer W.H.G. Möring
(1) (2) (3)
1) namens CNV Vakmensen 2) namens FNV Bondgenoten 3) namens FNV Bondgenoten (namens gepensioneerden)
Verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit de leden van de deelnemersraad aangevuld met een vertegenwoordiger van de werkgeversvereniging die betrokken is bij het fonds. Het verantwoordingsorgaan kent drie geledingen: een vertegenwoordiger van de deelnemers, een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden en een vertegenwoordiger van de werkgevers. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan dit orgaan over het gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan heeft in 2011 voor het eerst haar oordeel afgelegd over het gevoerde beleid in 2010. Verantwoordingsorgaanssamenstelling per 31 december 2011 Leden De De De De
heer heer heer heer
B. van Duijn C. van Erkelens W.H.G. Möring J.C. van Zundert
(1) (2) (3) (4)
1) namens CNV Vakmensen 2) namens FNV Bondgenoten 3) namens FNV Bondgenoten (namens gepensioneerden) 4) namens de vereniging van werkgevers in Scheeps-, Industrie-, Milieu en Technische Onderhoudsactiviteiten (Vereniging SITO)
7
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Intern toezicht
Het bestuur heeft voor het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkel wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken bij het functioneren van het fonds. De leden worden benoemd door het bestuur, nadat het verantwoordingsorgaan advies over de beoogde samenstelling heeft uitgebracht. Het bestuur geeft de visitatiecommissie schriftelijk de opdracht om tenminste een maal per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. De visitatiecommissie vervult tenminste de volgende taken: • het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances binnen het fonds; • het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; • het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met risico´s op de lange termijn. De visitatiecommissie heeft recht op alle informatie die zij in redelijkheid nodig acht om haar taken te kunnen uitvoeren. Het bestuur verstrekt deze informatie uit eigen beweging dan wel op verzoek van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft voor de uitoefening van haar taken recht op overleg met het bestuur, de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, de accountant, de certificerende actuaris en de compliance officer van het fonds.
8
In maart 2011 heeft een deel van de visitatiecommissie kennis gemaakt met het bestuur en deelnemersraad. Echter in de loop van 2011 hebben de leden van de visitatiecommissie de opdracht tot visitatie ingeleverd. Hierdoor heeft het bestuur geen visitatie uit kunnen voeren in 2011. In 2012 zal een nieuwe visitatiecommissie worden gezocht voor de uitvoering van de visitatie in 2012. Visitatiecommissiessamenstelling per 31 december 2011 Leden Vacature Vacature Vacature
Adviseurs Accountant De accountant controleert jaarlijks de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit in overeenstemming met Nederlands recht. De controle wordt zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Borrie Accountants B.V. De heer J. Kraak RA Jan Leentvaarlaan 1, Rotterdam Postadres: Postbus 8565, 3009 AN Rotterdam Actuaris De waarmerkende actuaris is verantwoordelijk voor de jaarlijkse beoordeling van de pensioenvoorzieningen van het fonds, de gehanteerde actuariële grondslagen, de kostendekkende premie en het
Jaarverslag 2011
(minimum) vereist eigen vermogen. Op basis van deze beoordeling geeft de waarmerkende actuaris jaarlijks een actuariële verklaring af, inclusief een toelichtend en verklarend rapport. De adviserende actuaris berekent de pensioenvoorziening en berekent periodiek of de aanwezige middelen voldoende zijn tegenover de aangegane verplichtingen. De actuaris geeft advies over eventueel te verlenen toeslagen, premiestelling en andere beslissingen die de financiële positie van het fonds beïnvloeden. Waarmerkend Actuaris De heer ir. Drs. P.M. Halkes AAG Towers Watson B.V. Schumanpark 9e, Apeldoorn Postadres: Postbus 878, 7301 BC Apeldoorn Adviserend Actuaris De heer A. Berger AAG Towers Watson B.V. Schumanpark 9e, Apeldoorn Postadres: Postbus 878, 7301 BC Apeldoorn Secretaris Als ambtelijk secretaris van het fonds fungeert de heer mr. J.A. M. Suiker. Centrum Paritaire Dienstverlening Stephensonweg 14, Gorinchem Postadres: Postbus 693, 4200 AR Gorinchem Compliance officer Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld. In die code wordt een aantal algemene bepalingen met betrekking tot gedragsregels voor bestuursleden en andere betrokkenen van het fonds geformuleerd, gevolgd door onder meer specifieke regels inzake privétransacties. De door het bestuur benoemde compliance officer heeft tot taak toezien op de naleving van deze code en heeft toegang tot alle geledingen binnen het fonds. De heer J. Kraak RA Borrie Accountants B.V. Jan Leentvaarlaan 1, Rotterdam Postadres: Postbus 8565, 3009 AN Rotterdam Investment consultant De beleggingscommissie wordt bijgestaan door de investment consultant van Towers Watson B.V. Zijn belangrijkste werkzaamheden bestaan uit: • het vaststellen van de inhoud van de verslaggeving en de vorm waarin betrokken partijen (de eigenlijke vermogensbeheerders) rapporteren, alsmede de controle hierop; • het erop toezien dat de rapportage van de vermogensbeheerders voldoet aan de te stellen eisen met betrekking tot volledigheid, consistentie en tijdigheid; • het erop toezien dat alle betrokken partijen hun taken uitvoeren en dat daarbij zo veel mogelijk sprake is van ‘best practice’; • het voorbereiden van het oordeel van de beleggingscommissie over het door de vermogensbeheerders gevoerde beleid en de behaalde resultaten, het daartoe volgen van de beleggingsactiviteiten en de performance van de vermogensbeheerders alsmede de kwaliteit van de organisaties op regelmatige basis en het rapporteren over de bevindingen; • het geven van advies over de verdeling van de beschikbare gelden tussen de beheerders en het doen uitvoeren van het betalingsverkeer van het fonds met betrekking tot de beleggingen, en • het attenderen op de wenselijkheid om de beleggingsstrategie of de strategische benchmark te wijzigen en het doen van voorstellen daartoe.
9
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Towers Watson B.V. Prof. E.M. Meijerslaan 5 Postadres: Postbus 75201, 1070 AE Amsterdam Administrateur De operationele uitvoering van de pensioenregelingen heeft het bestuur uitbesteed aan Syntrus Achmea tot eind 2011. Syntrus Achmea Rijnzathe 10, De Meern Postadres: Postbus 3183, 3502 GD, Utrecht Vanaf 1 januari 2012 wordt de administratie uitgevoerd door: A&O Services Burg. Elsenlaan 321, Rijswijk Postadres: Postbus 11, 2280 AA, Rijswijk
Vergoedingen
De bestuurs-, deelnemersraad- en verantwoordingsorgaanleden ontvangen indien zij een vergadering bijwonen een onkostenvergoeding conform de richtlijnen van de Sociaal-Economische Raad (SER).
10
Jaarverslag 2011
De belangrijkste bestuursbesluiten Vergaderingen
Het bestuur vergaderde in het verslagjaar vier maal regulier en vijf maal extra. De reguliere bestuursvergaderingen vonden plaats op 3 maart, 9 juni, 15 september en 7 december 2011. De extra vergaderingen van 24 januari, 18 maart, 20 april, 1 en 10 november 2011 waren ingelast om de volgende zaken te bespreken: evaluatie herstelplan, ConFirm, ALM-studie, transitie administratie en opheffen DC-regeling. De belangrijkste onderwerpen van bespreking tijdens het verslagjaar waren: a. Reglementswijzigingen en vaststellen waarden en factoren; b. Goed pensioenfondsbestuur; c. Gedragscode en compiance officer; d. (Gebeurtenissen) communicatie;. e. Actuariële en bedrijfstechnische nota; f. Herstelplan; g. Omzetten beschikbare premieregeling naar middelloonregeling h. Beleggingsbeleid en -commissie; i. Toeslagpercentage per 1 januari 2011; j. Jaarverslag 2010; k. Kosten voor het uitvoeren van de regeling; l. Nieuwe administrateur per 1 januari 2012; m. Kenmerken pensioenregeling 2011. a. Reglementswijzigingen en vaststellen waarden en factoren Aanscherping diverse bepalingen in het pensioenreglement en statuten In het kader van thematisch onderzoek heeft DNB in een brief van 24 augustus 2011 geschreven dat het pensioenreglement en de statuten op een aantal punten verduidelijkt moet worden, dan wel aangepast aan de tekst van de Pensioenwet. In de statuten is een tekstuele aanpassing verwerkt en een verwijzing naar de Pensioenwet toegevoegd. In het reglement is van artikel 3.6, verevening ouderdomspensioen na echtscheiding, lid 9 komen te vervallen. In artikel 3.7 lid 1 en artikel 8.3 lid 1 wordt eerst de deelnemer de keuze geboden alvorens de pensioenuitvoerder over gaat tot uitruil van het ouderdomspensioen. Tot slot is het reglement aangepast bij de “geen recht, geen premie” bepaling. De zinsnede “dan wel daarmee bekend is” moet worden verwijderd in artikel 4.1 lid b. Alleen bekendheid bij de werknemer zal in de meeste gevallen onvoldoende zijn om boze opzet bij werkgever en werknemer aan te nemen. Het bestuur heeft op 7 december 2011 besloten om met de nieuwe uitvoerder A&O Services in 2012 het reglement te vernieuwen. Flexibiliseringfactoren Het fonds is overgegaan op een nieuwe prognosetafel. Er zijn nieuwe flexibiliseringfactoren vastgesteld. Deze factoren treden in werking per 1 juli 2011. Ook zijn de flexibiliseringfactoren van het vroegpensioen aangepast datum per 1 januari 2011. Depotwaarde De depotwaarde per 1 juli 2011 is vastgesteld op 0,789. Deze waarde geldt voor de periode 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012. Aanwendfactoren spaarkapitalen Ten behoeve van het opheffen van de oude regeling is de depotwaardefactor vastgesteld op 0,754 voor de afkoop en de omzetting. Franchise Het bestuur heeft besloten de franchise per 1 januari 2011 aan te passen van 3 10.500 naar 3 10.700 per jaar.
11
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
b. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) In 2005 publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en daarover verantwoording moet afleggen. Risicobeheer en compliance Risicobeheer en compliance vormden in 2010 een speerpunt voor DNB. Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. DNB hanteert hiervoor het FIRM-model met een beschrijving van tien risicocategorieën. FIRM staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. Deze verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitrisico’s en ook andere risico’s in kaart worden gebracht. Op 20 april 2011 heeft er een extra bestuursvergadering plaatsgevonden die geheel in het teken stond van de ConFirm rapportage van Towers Watson. In die vergadering zijn de aanbevelingen besproken en afspraken gemaakt over hoe het bestuur omgaat met risico’s. Er is een actielijst met quick wins opgesteld door het bestuur. Het contractenregister, uitbestedingbeleid, gedragscode en compliance en risico’s vermogensbeheerder zijn opgenomen en gemonitoord in 2011. In 2012 heeft het bestuur een crisisplan opgesteld. Het crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die het bestuur van het pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt.
12
Deskundigheidsbevordering Een belangrijk onderwerp van Goed pensioenfondsbestuur is deskundigheid. Het bestuur heeft in het verslagjaar cursussen Vermogensbeheer van F&C Netherlands B.V. gevolgd. Ook is er in diverse vergaderingen uitvoerig ingegaan op het herstelplan en de gevolgen daarvan. Opstellen deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Per 1 januari 2011 is er invulling gegeven aan de aanbeveling van DNB om een deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie in te stellen volgens de richtlijnen van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn in 2011 twee maal bijeengekomen. Het verantwoordingsorgaan heeft in 2011 voor het eerst haar oordeel gepubliceerd over het gevoerde beleid van het fonds in 2010. c. Gedragscode en compliance officer Het fonds heeft al langere tijd een gedragscode waarin de regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere betrokkenen zijn opgenomen. Deze regels en richtlijnen zijn ter voorkoming van conflicten tussen de belangen van het fonds en de privébelangen van betrokkenen en ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. Jaarlijks wordt door de bestuursleden de gedragscode getekend. In de vergadering van juni 2011 heeft de compliance officer een notitie opgesteld. De compliance officer adviseert het bestuur vanuit het oogpunt van transparantie om de bestaande nevenfuncties vast te leggen en deze op de website te publiceren. Andere bevindingen hebben betrekking op het begrip “insiders”. De compliance officer heeft verder voorgesteld de andere organen van het fonds ook de gedragscode laten ondertekenen. Het bestuur besluit de bevindingen van de compliance officer uit te voeren in 2012.
Jaarverslag 2011
d. (Gebeurtenissen)communicatie Het bestuur heeft in 2011 een communicatiebeleids- en actieplan opgesteld en vastgesteld. Onderdeel van het plan is om de website van Orsima te actualiseren en een nieuwsbrief en email te ontwikkelen. Mededelingen over (wijziging in) de pensioenregeling van Orsima worden hierin meegenomen. In 2011 is er een brief verstuurd naar alle actieve- en gewezen deelnemers, werkgevers en gepensioneerden over de financiële situatie van het fonds. In die brief werden de deelnemers uitgenodigd om deel te nemen aan één van de vijf voorlichtingbijeenkomsten in het land over het fonds en haar regelingen. Tijdens de vergadering van april heeft het bestuur gekozen voor een nieuw logo voor het fonds. Ook de website van het fonds is medio 2011 vernieuwd. De verschillende doelgroepen van het fonds kunnen via de website op de hoogte blijven van actuele pensioeninformatie. Ook zijn er verschillende documenten te downloaden, zoals het reglement en de statuten. UPO De Uniforme Pensioenoverzichten zijn vóór 1 oktober 2011 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Voor de deelnemers die vóór 2006 aangesloten waren bij het fonds en dus nog aanspraken hebben staan in de kapitaalregeling, is de waarderingsfactor in 2011 aangepast. Deze is licht gedaald, van 0,791 naar 0,789. Indien de waarderingsfactor hoger is dan 1, dan is de waarde van het opgebouwde kapitaal met meer dan 4% gestegen. Zo niet, dan is de waarde met minder dan 4% gestegen. Door de omzetting van DC aanspraken in DB aanspraken per 31 december 2011 ontvangen de deelnemers die vóór 2006 pensioen hebben opgebouwd bij Bpf Orsima vanaf 2012 nog maar één UPO waarin alle pensioenaanspraken worden vermeld. e. Actuariële en bedrijfstechnische nota Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). In de nota staan de uitgangspunten en maatstaven voor het financieringsbeleid. Het fonds zet op papier hoe het de regels van het financiële toetsingskader uitvoert. De ABTN wordt jaarlijks geactualiseerd. Tijdens de bestuursvergadering in december 2010 is een nieuwe ABTN voorgelegd aan het bestuur. De ABTN is met inachtneming van de gemaakte opmerkingen akkoord bevonden en vastgesteld in de vergadering van 3 maart 2011. In 2011 is er een start gemaakt voor de vernieuwde ABTN die gaat gelden vanaf 2011. De nieuwe ABTN 2011 is getekend in de bestuursvergadering van september 2011. f. Herstelplan Om te meten of het fonds er gezond voor staat gebruiken we de “dekkingsgraad”. Bij een dekkingsgraad van 100% heeft het fonds precies genoeg geld om alle pensioenen nu en in de toekomst te betalen. Bij een dekkingsgraad boven 100% heeft het pensioenfonds een reserve. Elk pensioenfonds moet een minimale reserve aanhouden, voor Bpf Orsima bedraagt deze 4,8%; het vereist eigen vermogen bedraagt 11,0%. Doordat er eind 2008 een dekkingtekort ontstond bij Bpf Orsima, is er in maart 2009 een korte - en lange termijnherstelplan opgesteld en verstuurd aan DNB. Op 20 juli 2009 heeft DNB ingestemd met de herstelplannen. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Door de ontwikkelingen op de markt, verzwaring van de overlevingstafels en verlaging van de rente, werd in 2010 een negatief effect op de dekkingsgraad behaald. Op 11 februari 2011 heeft Bpf Orsima aan DNB aangegeven hoe het herstel verloopt. Er is een update van het herstelplan gemaakt. In het nieuwe herstelplan wordt duidelijk dat Bpf Orsima binnen de gestelde wettelijke termijn uit het dekkingstekort en het reservetekort is. Daarbij is rekening gehouden met een onttrekking van
13
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
1 miljoen euro uit de reserve voor de overgangsregeling ten gunste van het eigen vermogen van het pensioenfonds ultimo 2010. Alvorens deze beslissing werd genomen, heeft de adviserende actuaris uitvoerig onderzocht wat de effecten zijn van deze onttrekking op de dekkingsgraad en de overgangsregeling. Het onderzoek liet zien dat er een overschot is bij de overgangsregeling. Het bestuur heeft op basis van de resultaten van het onderzoek besloten om een voorschot te nemen op het overschot uit de overgangsregeling. Het besluit is ook meegedeeld aan en goed gekeurd door sociale partners. Het herstelplan laat verder zien dat op de lange termijn de dekkingsgraad onder het vereiste niveau zal dalen en dat er uiteindelijk maatregelen getroffen moeten worden. In overleg met sociale partners zal besloten worden of er verdere maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestuur van Bpf Orsima heeft zich in loop van 2011 gebogen over de maatregelen. Er wordt besloten om in 2011 de premie van de overgangsregeling (3,9%) toe te voegen aan de basisregeling. Sociale partners hebben een resultaat voor een nieuwe cao 2011/2012 bereikt. Daarin is opgenomen dat wordt afgezien van verhoging van de opbouw naar 2% en dat er een verlaagd ambitieniveau is. Er is afgesproken dat in 2012 een oplossing komt voor de financiële problematiek van het fonds. Op 31 december 2010 was de daadwerkelijke dekkingsgraad van het fonds 114,9%. Op 31 december 2011 is de dekkinggraad gedaald tot 106,0%. Op 10 februari 2012 diende het bestuur wederom een evaluatie van het herstelplan bij DNB aan te leveren. Met de brief van 11 mei 2012 liet DNB weten dat de evaluatie geen aanleiding geeft tot opmerkingen over de voortgang van het herstel.
14
g. Omzetten beschikbare premieregeling naar middelloonregeling Toen de pensioenregeling Orsima in 1997 van kracht werd, was het een beschikbare premieregeling. Een regeling waarbij met de ingelegde premie een kapitaal werd opgebouwd voor de deelnemer. Met het opgebouwde kapitaal kon de deelnemer op leeftijd 65 jaar een levenslang pensioen inkopen (ouderdomsregeling). Met ingang van 1 januari 2002 is daarnaast een aanvullende beschikbare premieregeling ingegaan die als doel had pensionering op leeftijd 61 jaar (vroegpensioenregeling). Per 1 januari 2006 is de kapitaalopbouw van deze regelingen gestopt en is de pensioenregeling voortgezet in de vorm van de huidige middelloonregeling. In deze regeling worden jaarlijks pensioenaanspraken opgebouwd, die niet afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de waarde van het kapitaal. Het kapitaal dat tot 1 januari 2006 is opgebouwd blijft als kapitaal in stand. Reeds in eerdere jaren heeft het bestuur van Orsima gesproken over het beëindigen van de beschikbare premieregelingen en de omzetting van de opgebouwde kapitalen in pensioenaanspraken. De belangrijkste overweging hierbij was dat de resultaten op de beleggingen in de afgelopen jaren zijn achtergebleven bij de verwachtingen. Dat kwam enerzijds door de slechte marktomstandigheden en anderzijds door de hoge kosten die verbonden zijn aan het in standhouden van de beschikbare premieregelingen. Daarnaast is de datum waarop met pensioen wordt gegaan van invloed op de hoogte van het pensioen; als de ingangsdatum van het pensioen valt na een slecht beleggingsjaar, dan kan er veel minder pensioen worden ingekocht. In 2010 had een werkgroep reeds de voorbereidingen ter hand genomen. Deze werkgroep heeft in 2011 de uiteindelijke beëindiging begeleid. Begin 2011 heeft het bestuur een voorgenomen besluit genomen tot beëindiging van de beschikbare premieregelingen per ultimo 2011 en de omzetting van de opgebouwde kapitalen in pensioenaanspraken. In de voorlichtingsbijeenkomsten is hiervan mededeling gedaan. De deelnemersraad heeft een positief advies uitgebracht op het voorstel de beschikbare premieregelingen om te zetten in een middelloonregeling. Het voorgenomen besluit zou alleen niet worden geëffectueerd als er veel bezwaren van de deelnemers zouden komen. In de bestuursvergadering van 15 september 2011 zijn de volgende uitgangspunten voor de beëindiging en de omzetting besproken en vastgesteld aan de hand van een notitie van de actuaris: - rekendatum 1 januari 2012; - inkoop pensioen op basis van de fondsgrondslagen, rekening houdend met een opslag van 12,3% voor het vereist eigen vermogen;
Jaarverslag 2011
- inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen (70%); - RTS per 31 augustus 2011; - geschatte depotwaarde per 31 december 2011 op basis van gegevens 31 augustus 2011, groot 0,754; - geen renteafdekking. Medio oktober 2011 hebben alle (gewezen) deelnemers aan de beschikbare premieregeling een brief ontvangen van het fonds met een uitleg op het voornemen om de beschikbare premieregelingen te beëindigen en van de gevolgen voor de deelnemers. Aan iedere deelnemer is een individueel aanbod gedaan (afhankelijk van de hoogte van de aanspraak was dit een aanbod tot afkoop of een aanbod tot omzetting). Daarbij werd aangegeven dat als de deelnemer niet zou reageren, er werd verondersteld dat hij akkoord zou zijn met het aanbod. Een zeer beperkt aantal deelnemers heeft aangegeven niet akkoord te gaan met het voorstel tot omzetten van hun pensioenkapitaal in aanspraken. Dit betrof evenwel geen principiële bezwaren; het bezwaar was vooral gelegen in de beperkte hoogte van het aanbod. In de bestuursvergadering van 7 december 2011 heeft het bestuur definitief besloten de regeling over te zetten. In zijn brief van 9 maart 2012 heeft de actuaris gerapporteerd over de afhandeling van de omzetting. Hieruit wordt duidelijk dat als gevolg van de omzetting de spaarsaldi zijn gedaald met 3 231.000. Dit wordt veroorzaakt door de negatieve ontwikkeling van het belegd vermogen van de beschikbare premieregelingen in de periode tussen 31 augustus en 31 december 2011 en de daling van de marktrente (RTS per 31 augustus 2011 was 3,2% en per 31 december 2011 2,75%). Dit negatieve saldo komt ten laste van de middelloonregeling in de vorm van een vermindering van het eigen vermogen. h. Beleggingsbeleid en -commissie Het bestuur heeft in de vergadering van maart 2009 besloten om een beleggingscommissie in te stellen. Deze commissie bestaat uit twee bestuursleden en de externe secretaris. De taak van de beleggingscommissie is het adviseren van het bestuur en toezicht houden. Tevens bereidt de beleggingscommissie voorstellen voor ter behandeling in het bestuur. De commissie ziet ook als taak toezicht uit te oefenen op de wijze waaraan de vermogensbeheerder haar bevoegdheid tot het nemen van beleggingsbeslissingen uitoefent. De beleggingscommissie wordt bijgestaan door een investment consultant. De beleggingscommissie vergadert minimaal viermaal per jaar. De vergaderingen van de beleggingscommissie vonden plaats op 1 maart, 30 maart, 24 mei, 1 september en 1 november 2011. In september zijn de uitgangspunten voor de ALM-studie gepresenteerd. De onderdelen die besproken zijn, zijn dekkingsgraad en solvabiliteit, financiering, toeslagverlening en acceptatie van risico’s. In november is het bestuur weer bijeengekomen om met de uitgangspunten van de ALM-studie te komen tot een keuze voor een strategische beleggingsmix voor het beleggingsplan 2012. Er is gekozen voor een beleggingsmix 60/40 (hierop is het beleggingsplan 2012 gebaseerd) en er is afgesproken dat de handhaving daarvan nauwkeurig zal worden gemonitord. i. Toeslagpercentage per 1 januari 2012 Het bestuur beoordeelt ieder jaar of de opgebouwde aanspraken en de ingegane pensioenen, gehoord de actuaris en in aanmerking genomen de financiële positie van het fonds, kunnen worden verhoogd. De ambitie van het pensioenfonds is de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks aan de consumentenprijsindex (CPI) aan te passen. Het bestuur hecht er belang aan duidelijk te communiceren dat de toeslagverlening voorwaardelijk is en er geen recht op toeslag bestaat. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor een toeslag. Ook voor de langere termijn is het niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur heeft besloten, gezien de financiële situatie en de hoogte van de dekkingsgraad, geen toeslag te verlenen per 1 januari 2012. Bovendien is besloten om het ambitieniveau aan te passen tot niveau C.
15
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
j. Jaarverslag 2010 Het bestuur stelde in de vergadering van 9 juni 2011 het jaarverslag en de jaarstaten 2010 vast. k. Kosten voor het uitvoeren van de regeling Het fonds maakt voor het uitvoeren van de pensioenregeling diverse kosten. Globaal kunnen deze kosten worden onderverdeeld in kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling en kosten van het vermogensbeheer. Het fondsbestuur vindt het belangrijk open te zijn over deze kosten. Administratiekosten: de administrateur zorgt voor het administreren van de deelnemers aan de regeling, het aansluiten van werkgevers en het onderhouden van deze werkgeverscontracten, het informeren van deelnemers en werkgevers, het betalen van uitkeringen, het opstellen van de jaarrekening en het publicitair verslag en het ondersteunen van het bestuur. Bestuurskosten: de bestuursleden en hun plaatsvervangers ontvangen, indien zij een vergadering bijwonen, een onkostenvergoeding conform de richtlijnen van de SER. Secretariaatskosten: het bestuur wordt bijgestaan door een extern secretaris die vergaderingen voorbereidt en notuleert, beleidsadviezen formuleert en contacten onderhoudt met de administrateur en de externe adviseurs.
16
Adviseurskosten: de externe actuaris adviseert het bestuur bij actuariële kwesties door middel van rapportages en studies en het bijwonen van vergaderingen. De waarmerkend actuaris beoordeelt de financiële positie van het fonds volgens de eisen van DNB. Hij rapporteert eenmaal per jaar aan het bestuur doormiddel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. De externe accountant controleert de jaarrekening en geeft een controleverklaring af. Tevens fungeert hij als compliance officer van het fonds. Tot slot zijn er sinds 2009 extra kosten voor de beleggingsadviseur van het fonds. Hij adviseert de beleggingscommissie tijdens de vergaderingen met de vermogensbeheerders. Beleggingskosten: de vermogensbeheerder zorgt voor het beleggen in de diverse met het bestuur afgesproken beleggingscategorieën en beleggingsproducten. Tevens stelt de vermogensbeheerder een beleggingsplan op en informeert het bestuur over ontwikkelingen op de financiële markten en adviseert het bestuur over het vast te stellen beleggingsbeleid. Overige kosten: dit betreft kosten als drukkerijkosten, lidmaatschap VB, kosten van KVK, DNB, AFM, notaris, UWV en opleidingen van het bestuur. De totale kosten voor 2011 (exclusief de beleggingen) zijn vastgesteld op 3 813.000. In 2010 bedroegen de kosten 3 790.000. De kostenverhoging zat mede in de posten bestuurskosten en transitiekosten naar de nieuwe uitvoerder. De werkzaamheden die zijn verricht voor het onderzoek naar de omzetting van de beschikbare premieregeling naar middelloonregeling hebben eveneens geleid tot een stijging van de kosten. Extra posten die zijn opgenomen in het overzicht zijn webkosten, ontwerp nieuwe logo, pensioencommunicatie en drukwerk. In 2011 heeft het bestuur gesprekken gevoerd met de adviseur van het fonds om betere afspraken te maken over de standaard kosten en kosten die in rekening worden gebracht voor extra diensten. Daarnaast is gekozen voor een andere uitvoerder per 1 januari 2012; hiermede gaan transitiekosten gepaard, die gedeeltelijk in 2011 en gedeeltelijk in 2012 zijn en worden gemaakt. l. Nieuwe administrateur per 1 januari 2012 In december 2010 is de administratieve overeenkomst tussen Syntrus Achmea en Orsima formeel opgezegd ultimo 2011. In juni heeft het bestuur besloten om te kiezen voor een nieuwe administrateur per 1 januari 2012, A&O Services. Met A&O Services is een overeenkomst aangegaan voor een periode van 5 jaar.
Jaarverslag 2011
m. Kenmerken pensioenregeling 2011 Gedurende 2011 is alleen de franchise aangepast in de regeling. De kenmerken van de pensioenregeling zijn als volgt:
Pensioensysteem Pensioenleeftijd Pensioengevend salaris Pensioengrondslag Franchise Opbouwpercentage Ouderdomspensioen Opbouwpercentage Nabestaandenpensioen (op risicobasis) Premie
: Middelloon : 65 jaar : Vaste brutoloon op jaarbasis plus vakantietoeslag, resultaatbeloning, dertiende maand en tantièmes : Pensioengevend salaris minus franchise : € 10.700 : 1,75% : 70% OP : totaal 19,5% van de pensioengrondslag waarvan 10,6% voor rekening van de werkgever en 8,9% voor rekening van de werknemer komt
17
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Verslag van het verantwoordingsorgaan Algemeen
Het verantwoordingsorgaan van het fonds is met ingang van 1 januari 2011 ingesteld. Het verantwoordingsorgaan is in 2011 twee maal bijeen gekomen. Op basis van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed fondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van:
18
- - - - -
Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan De vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid
Boekjaar 2011
Het verantwoordingsorgaan heeft, in het kader van haar taakuitoefening, in de vergadering van 5 juni 2012 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2011 en het rapport van de waarmerkend actuaris. Bij deze vergadering waren namens het bestuur de voorzitter en secretaris aanwezig. Deze hebben het in 2011 gevoerde bestuursbeleid en de behaalde resultaten toegelicht en daarbij tevens inzicht gegeven in de visie op de toekomst van het fonds. Onderstaande bevindingen van het verantwoordingsorgaan komen voort uit de hiervoor genoemde schriftelijke rapportages alsmede uit de gezamenlijke vergadering met de voorzitter en secretaris van het bestuur.
Oordeel
Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat: - het bestuur afdoende informatie heeft verstrekt aan het Verantwoordingsorgaan om zich een oordeel te vormen over het gevoerde beleid in 2011; - het handelen van het bestuur in 2011 in overeenstemming is geweest met de statuten, reglementen en het herstelplan.
Aanbevelingen
Het Verantwoordingsorgaan doet het bestuur de volgende aanbevelingen: - de vastrentende portefeuille bestaat voor 13% uit lager dan BBB-ratings; dit percentage lijkt aan de hoge kant en levert aldus een hoger kredietrisico op; het Verantwoordingsorgaan verzoekt het bestuur na te gaan of dit een verantwoord percentage is; - het Verantwoordingsorgaan zou graag reeds gedurende het jaar worden geïnformeerd over de besluiten die worden genomen;
Jaarverslag 2011
- de stukken van het jaarverslag zijn pas zeer kort voor de vergadering ontvangen; het Verantwoordingsorgaan wenst op een veel eerder moment in ieder geval het bestuursverslag te ontvangen. Gorinchem, 5 juni 2012 De De De De
heer heer heer heer
B. van Duijn C. van Erkelens W.H.G. Möring J.C. van Zundert
Reactie van het bestuur
Het bestuur dankt het Verantwoordingsorgaan voor zijn oordeel. Het bestuur neemt de aanbevelingen over en zal hieraan in 2012 uitvoering geven. Concreet is reeds afgesproken dat het Verantwoordingsorgaan de verslagen van de bestuursvergaderingen zal ontvangen.
19
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Ontwikkelingen op pensioengebied in het jaar 2011 Financiële positie pensioenfonds Ontwikkeling financiële positie in 2011
Vanwege de financiële situatie heeft het fonds in 2009 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank (DNB) ingediend. Aan het einde van 2010 steeg de marktrente waardoor het fonds op 31 december 2010 een dekkingsgraad van 114,9% had. De marktrente liep gedurende de eerste maanden van 2011 verder op. Daardoor herstelde de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich gedurende de eerste maanden van het jaar verder. Echter, door de daling van de marktrente vanaf juli, daalde de dekkingsgraad weer waarbij het dieptepunt voor zowel de marktrente als de dekkingsgraden in september werd bereikt. Als gevolg hiervan is het fonds in een situatie van onderdekking geraakt en moest er een aangepast herstelplan ingediend worden. Dit aangepaste herstelplan is op 10 februari 2012 ingediend; DNB deelde mede dat deze evaluatie geen opmerkingen geeft over de voortgang van het herstel. Op 6 januari 2012 besloot DNB dat er aan het einde van 2011 uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten waren. Daarom pasten zij de rentetermijnstructuur aan op basis waarvan het pensioenfonds haar verplichtingen berekent. Op 31 december 2011 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 101,5%.
Fonds stelt financieel crisisplan op
20
Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september 2011 introduceerde DNB een financieel crisisplan. Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een scenario waarin de dekkingsgraad snel verslechtert. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) een financieel crisisplan opstellen. Een nieuwe beleidsregel stelt de deadline daarvoor op 1 mei 2012. Inmiddels is een crisisplan van kracht per 1 mei 2012; DNB is hiervan op de hoogte gesteld. Het crisisplan geeft een beschrijving van maatregelen die het bestuur van het pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt.
Uitwerking pensioenakkoord
De sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) bereikten in juni 2011 overeenstemming over de uitwerking van het in juni 2010 gesloten pensioenakkoord. Met dit akkoord deden zij voorstellen over de AOW, de aanvullende pensioenen en de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Het kabinet legt het akkoord in wetgeving vast. AOW-leeftijd omhoog vanaf 2013 Op 12 oktober 2011 diende minister Kamp een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer over verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd. In het voorstel werd de AOW-leeftijd per 2020 verhoogd naar 66 jaar. En daarna gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. Daardoor zou de AOW-leeftijd naar verwachting per 2025 naar 67 jaar worden verhoogd. Het kabinet Rutte viel op 23 april 2012. Onder druk van Europese begrotingsregels sloten VVD, CDA, D66, ChristenUnie en GroenLinks nog dezelfde week een akkoord over de begroting 2013. Nieuwe afspraken over de verhoging van de AOW-leeftijd maken daar deel van uit. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2013 stapsgewijs verhoogd. De AOW-leeftijd is uiterlijk in 2019 66 jaar en uiterlijk in 2024 67 jaar. De stappen zijn kleiner, maar gebeuren eerder. Het begrotingsakkoord past per 2014 ook de fiscaal maximale opbouwpercentages neerwaarts aan. Dit betekent een lagere opbouw per jaar. Ongewijzigd ten opzichte van het
Jaarverslag 2011
pensioen-akkoord blijft dat de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioenen per 2014 verhoogd wordt naar 67 jaar. Ook blijft de AOW in de toekomst gekoppeld aan de levensverwachting. Fiscale pensioenleeftijd omhoog vanaf 2013 Voor pensioen geldt een fiscale omkeerregel: over pensioenpremie betaal je geen belasting, wel over de uitkering. De overheid verhoogt de fiscale pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen per 2013 naar 66 jaar en per 2015 naar 67 jaar. In het pensioenakkoord is afgesproken om de pensioenleeftijd per 2012 te verhogen naar 66 jaar en per 2015 naar 67 jaar. Daarna is de pensioenleeftijd gekoppeld aan de stijgende levensverwachting. De verhoging van de pensioenleeftijd loopt tien jaar vooruit op de verhoging van de AOW-leeftijd. Het bedrag waarmee fondsen rekening houden met de AOW-uitkering, de franchise, wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de verdiende lonen. Financieel toetsingskader verandert per 2014 In het pensioenakkoord is afgesproken de pensioenregelingen schokbestendig te maken voor een verdere stijging van de levensverwachting en voor schokken op de financiële markten. Het financieel toetsingskader (FTK) wordt naar verwachting per 2014 aangepast. Dan kunnen sociale partners de pensioencontracten aanpassen. Minister Kamp onderzoekt losse eindjes Minister Kamp laat ondertussen nog onderzoek doen naar diverse vraagstukken: • kan het nieuwe pensioencontract ook kan worden toegepast op reeds opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen?; • evenwichtige toedeling van risico’s over de generaties; • toezichts- en buffereisen in EU-verband; • pensioencommunicatie van het nieuwe pensioencontract. Nadat de onderzoeken zijn afgerond, stuurt de minister in het voorjaar van 2012 zijn voorstellen over het nieuwe FTK en communicatie aan de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel daarover wordt in het voorjaar van 2013 verwacht. Met cao partijen is afgesproken om aan de hand van de definitieve politieke besluitvorming te bekijken welke aanpassingen nodig zijn.
Gevolgen verschuiving ingangsdatum AOW
De ingangsdatum van de AOW verschuift per 1 april 2012 van de eerste van de maand naar de 65ste verjaardag. De Eerste Kamer ging daarmee in december 2011 akkoord. Centrale vraag voor pensioen- en vutfondsen was of zij de verschuiving van de ingangsdatum van de AOW voor hun uitkeringen volgen. Verschuiving zou tot een aanzienlijke kostenverhoging leiden. De huidige cao bepaalt in artikel 6 lid 4 sub a. dat de arbeidsovereenkomst eindigt zonder opzegging op de eerste van de maand waarin de 65e verjaardag van de werknemer valt. Cao partijen hebben afgesproken dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd moet worden aangesloten bij de nieuwe ingangsdatum van de AOW. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst vanaf 1 april 2012 zonder opzegging eindigt op de dag dat de werk-nemer 65 wordt. Deze afspraak zal in de nieuwe cao formeel worden vastgelegd.
Communicatie Pensioenregister in januari 2011 van start
Begin januari 2011 is het pensioenregister van start gegaan. Op de website van het pensioenregister kan elke burger een overzicht krijgen van de door hem of haar opgebouwde en op te bouwen pensioenaanspraken bij pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. Consumenten, pensioenuitvoerders en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn positief over het pensioenregister.
21
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Vooruitlopend op evaluatie al aanpassingen in praktijk communicatie
In 2011 is de doeltreffendheid van de informatiebepalingen in de pensioenwetgeving onderzocht. Hieruit blijkt dat pensioenuitvoerders de informatiebepalingen over het algemeen goed naleven. Uit het onderzoek kwam wel naar voren dat de bepalingen te gedetailleerd zijn. Ook is het verplichte taalgebruik te lastig en de verplichte hoeveelheid informatie is te omvangrijk. Het toeslagenlabel bijvoorbeeld is bedoeld om deelnemers snel inzicht te geven in de mate waarin het fonds hun pensioen naar verwachting kan verhogen. Een zeer grote meerderheid van de pensioenuitvoerders vindt het toeslagenlabel echter onbruikbaar. Het label is weinig begrijpelijk voor deelnemers en zorgt voor schijnzekerheid. Ook de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), liet zich negatief over het label uit. Begin 2011 gaf minister Kamp daarom al aan dat pensioenfondsen zelf de afweging mogen maken of het toeslagenlabel bruikbare informatie biedt of eerder tot verwarring leidt. De AFM zal niet handhavend optreden als een pensioenfonds het toeslagenlabel niet opneemt. In 2011 is het toeslagenlabel niet meegenomen op de UPO. Voor de UPO 2012 wordt nog bekeken of een alternatieve tekst over de toeslagverlening wordt opgenomen. Pensioenfondsen moeten bij het informeren over de toeslagverlening ook een zogenaamde voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. De teksten daarvoor zijn voorgeschreven. Minister Kamp heeft per 1 april 2011 de regels gewijzigd. Het fonds hoeft afwijkingen van de voorgeschreven teksten in persoonlijke uitingen niet meer vooraf aan de AFM voor te leggen. Afwijkingen van de voorgeschreven teksten in reglementen zijn echter niet meer toegestaan. Naar aanleiding van het evaluatieonderzoek worden de informatiebepalingen in de wet aangepast. Het is de bedoeling dat de aangepaste informatiebepalingen tegelijk in werking treden met de wijzigingen in de pensioenwetgeving die uit het pensioenakkoord voortvloeien.
22
Pensioenfonds is transparant over kosten
Toezichthouder AFM vond in april 2011 de kostentransparantie van de pensioensector onvoldoende. Het fonds vindt transparantie over kosten ook van groot belang en geeft daarom vanaf nu op meerdere manieren informatie over de kosten van de pensioenregeling. Voorheen stonden de totale kosten in het jaarverslag. In de loop van 2012 staat deze informatie ook op de website en in eventuele nieuwsbrieven.
Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Nieuwe regels voor governance en medezeggenschap op komst
Het kabinet wil de wettelijke regels in de Pensioenwet over governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen integraal herzien. Het kabinet gaat hiermee verder dan het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Koçer Kaya (D66) en Blok (VVD) over bestuursdeelname van pensioengerechtigden. Minister Kamp stuurde op 31 oktober 2011 het wetsvoorstel voor spoedadvies naar de Raad van State. De Eerste Kamer wil de voorstellen van het kabinet en de Kamerleden begin 2012 gezamenlijk behandelen. In • • • •
een voorontwerp van 1 juli stelde minister Kamp drie bestuursmodellen voor. Paritair bestuursmodel. Gemengd bestuursmodel (one tier board). Extern bestuursmodel. In het paritair en externe bestuursmodel wordt intern toezicht uitgeoefend door een raad van toezicht (bpf of opf). Minister Kamp wijzigde enkele zaken in het in oktober aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel. • In het paritair bestuur worden pensioengerechtigden opgenomen. Daarom vervallen de adviestaken van de deelnemersraad. • In het paritair bestuur kunnen externe deskundigen op ‘neutrale’ zetels worden benoemd. • Het gemengd bestuursmodel is vervallen.
Jaarverslag 2011
Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan
De Wet bestuur en toezicht beperkt het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag vervullen bij pensioenfondsen tot in totaal vijf. Iemand met een bestuursfunctie mag die met maximaal twee toezichthoudende functies combineren. De limitering heeft geen gevolgen voor de zittende bestuurder of toezichthouder, behalve bij herbenoeming. De wet treedt naar verwachting in werking op 1 juli 2012. Er is een reparatiewet in voorbereiding waarbij heel kleine fondsen van deze wet worden uitgezonderd. De Pensioenfederatie vindt deze reparatiewet niet ver genoeg gaan. De Federatie vroeg daarom aan het ministerie van SZW te werken aan een specifieke regeling voor pensioenfondsen.
Deskundigheid en functioneren bestuur Aanscherping toetsing deskundigheid
Per 1 januari 2011 geldt de nieuwe Beleidsregel deskundigheid. Bestuursleden van pensioenfondsen kregen te maken met aangescherpte deskundigheidseisen. De Pensioenfederatie heeft een uitgewerkt Plan van Aanpak Deskundig en Goed Pensioenfondsbestuur opgesteld op basis waarvan het deskundigheidsplan is aangescherpt. In 2012 zal het bestuur een plan van aanpak deskundigheid opstellen.
Diversen Standaard uitruil partnerpensioen bij vertrek uit bedrijfstak
De regeling van het fonds heeft een partnerpensioen op risicobasis. Daardoor is het overlijdensrisico niet meer gedekt als de deelneming eindigt. In de praktijk is dat onder andere wanneer iemand van baan wisselt. Dit kan worden opgelost door waardeoverdracht, maar dat is nu vaak niet mogelijk door de slechte financiële positie van veel pensioenfondsen. De Pensioenwet is gewijzigd waardoor de (gewezen) deelnemer bij het einde van de deelneming ouderdomspensioen standaard kan uitruilen in partnerpensioen. Deze (gewezen) deelnemer moet daarvoor wel gehuwd zijn of een geregistreerde partnerrelatie hebben. Het pensioenfonds kan niet standaard uitruilen als de (gewezen) deelnemer daar bezwaar tegen maakt.
Melden van arbeidsongeschiktheid door UWV
Op grond van de Pensioenwet is het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) verplicht om arbeidsongeschiktheid van deelnemers aan pensioenfondsen te melden. Toch moeten veel gegevens nog specifiek worden aangeleverd op contractbasis. Ook voldoet de kwaliteit van de aangeleverde gegevens nog niet helemaal. Extra controle is voorlopig nodig. UWV werkt hard aan verbetering van de inhoud en de kwaliteit van alle gegevens.
Wet Uniformering Loonbegrip
Op 21 juni 2011 is de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) in het Staatsblad geplaatst. Doel van de wet is te komen tot een vereenvoudiging van de loonheffingen, waardoor de administratieve lasten voor de werkgever worden verminderd, de uitvoering voor de Belastingdienst gemakkelijker wordt en het loonstrookje voor de werknemer begrijpelijker wordt. De WUL gaat over uniformering van het loon voor de loonheffing, de heffing van de premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Het fiscale loonbegrip is de basis. De ambitie is om de wet in te voeren per 1 januari 2013.
23
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Vervroegen van de pensioeningangsdatum en gelijktijdig doorwerken
Het pensioen vervroegen en gelijktijdig toch doorwerken mag vanaf 7 september 2011, zonder dat hier fiscale sancties tegenover staan. Met deze ommezwaai komt de overheid tegemoet aan bezwaren vanuit de praktijk en is meer flexibiliteit mogelijk. De werknemer kan pas daadwerkelijk kiezen voor de combinatie van vervroegd pensioen en doorwerken als de werkgever en de pensioenuitvoerder die mogelijkheid opneemt in de pensioenregeling. Het fonds heeft in 2011 de mogelijkheid niet verwerkt in het reglement.
Dekking van Inloop-/uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid
Er komt een convenant over de dekking van het inloop- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid. Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie zijn overeen gekomen dat Carenzbepalingen in pensioenregelingen moeten worden afgeschaft. En dat bij arbeidsongeschiktheidspensioen het uitlooprisico wordt gedekt en het inlooprisico wordt beperkt. Ook moet er beperkte dekking van het uitlooprisico en beperking van het inlooprisico komen bij premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De afspraken gelden voor alle gerechtigden op WIA-/WAO- of WAZuitkeringen ingaand vanaf januari 2013. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) oordeelde dat het uitsluiten van het inlooprisico bij arbeidsongeschiktheid onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte betekent. Dit onderscheid is bij verzekeraars te rechtvaardigen, maar bij pensioenfondsen niet altijd. Verwacht wordt dat de minister van SZW zich beraadt over een wettelijke verankering van het convenant. Het convenant betekent dat de pensioenregeling moet worden aangepast als sociale partners en pensioenfonds zich aan dit convenant conformeren.
Aandacht uit Europa heeft mogelijk grote impact
24
Vanwege de vergrijzing van de Europese bevolking en de fikse staatsschulden van lidstaten, willen de Europese instellingen zich meer mengen in pensioenbeleid van individuele landen. Pensioenen zijn namelijk onlosmakelijk verbonden met de financiële huishouding van landen. Sinds 2006 is de Europese pensioenrichtlijn direct opgenomen in de Nederlandse Pensioenwet. De Europese Commissie wil die richtlijn herzien. Mogelijk heeft dat ook ingrijpende gevolgen voor Nederlandse pensioenfondsen. Bijvoorbeeld doordat Brussel andere financiële eisen gaat stellen dan het huidige Nederlandse Financieel Toetsingskader. In 2011 zijn zowel de Europese Commissie als de Europese Toezichthouder op pensioenfondsen een consultatieronde gestart over de herziening van pensioenwetgeving. De Pensioenfederatie levert een actieve bijdrage aan het Europese debat. Het bestuur volgt de ontwikkelingen in 2012 met belangstelling.
Jaarverslag 2011
Risicoparagraaf Algemeen
Het overlijdensrisico verbonden aan de pensioenregeling is herverzekerd. De risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), waarin de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het fonds uitvoering geeft aan de wettelijke vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het fonds uitgebrachte analyse.
Uitbestedingsrisico
Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uitbesteed en loopt hierdoor een uitbestedingrisico. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de ABTN. Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea, beschikt over een zgn. ISAE 3402 type II verklaring. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles in opzet bestaan en adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. Met Syntrus Achmea is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Met de nieuwe administrateur, A&O Pensioenservices, is ook een SLA overeengekomen. Met de vermogensbeheerder zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaarlijks de beheerafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de performancemeting, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en -beheersing. De financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. De belangrijkste risico’s zijn het valuta-, rente- en kredietrisico. De financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Ten behoeve van het risicobeheer is het volgende beleid vastgesteld.
Beleggingsrisico’s Algemeen De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarden, tenzij anders aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn: Renterisico Renterisico is het risico dat veranderingen in de verplichtingen ten gevolge van renteveranderingen niet voldoende wordt gecompenseerd door de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Het structurele renterisico wordt geanalyseerd binnen het ALM-proces. Doordat de waardering van verplichtingen op marktwaarde (FTK) plaatsvindt, is het renterisico voor de totale financiële positie van het fonds veel explicieter zichtbaar geworden en speelt dit risico een dominante rol.
25
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen en convertibles verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele gewenste marktrisico wordt o.a. in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat een voor het fonds acceptabel marktrisico definieert. De beheersing van dit risico is geïntegreerd in het beleggingsproces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin opgenomen beleggingsmandaat. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren (onder andere obligaties) en tegenpartijen die hun verplichtingen aan het fonds (deels) niet meer kunnen nakomen. Het fonds neemt momenteel kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen. Het is de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in ‘investment grade’ credits, High Yield beleggingen en schuldbekentenissen in opkomende markten. Voor al deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Zo wordt tegenpartijrisico verbonden aan de inzet van afgeleide financiële instrumenten op marktconforme wijze beheerst. Het bestuur houdt toezicht op deze risico’s door de vermogensbeheerder periodiek te laten specificeren welk deel van de beleggingen een verhoogd risico met zich meebrengt. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Het fonds heeft de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken.
26
Beleggingskosten risico Dit risico hangt samen met de kosten- en rendementsverhouding. De kosten moeten in verhouding staan tot de te behalen rendementen. Door deel te nemen in beleggingspools maakt het fonds gebruik van de bij grotere omvangen optredende schaalvoordelen. Het bestuur houdt daarnaast toezicht op het beleggingskosten risico aan de hand van de rapportages. Het fonds kijkt hierbij niet alleen naar de directe beheerskosten maar ook de indirecte kosten (de zogenaamde Total Expense Ratio).
Actuariële risico’s Beleidsinstrumenten Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn het toeslagenbeleid, het premiebeleid, het beleggingsbeleid, het liabilitymanagementbeleid en tot slot de pensioenregeling. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Strategisch risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financierings-doelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het indexeringsbeleid, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het liabilitymanagement-beleid. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Er vindt periodieke bijstelling plaats. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico en looninflatie.
Jaarverslag 2011
Operationele risico’s Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het fonds. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Het bestuur volgt dit door de uitvoeringsorganisatie te laten rapporteren over de uitgevoerde processen. Hierbij vindt het bestuur het belangrijk dat er een heldere toelichting wordt gegeven bij afwijkingen ten opzichte van de begroting of de gemaakte afspraken. De uitvoeringsorganisatie heeft een SAS-70 type II verklaring, welke dient als borging voor een zorgvuldige procesuitvoering. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per ommegaande te verkopen. Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving danwel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn compliance manuals opgesteld welke extern zijn getoetst. Risico’s voor de aangesloten werkgevers De aangesloten werkgevers betalen een jaarlijkse doorsneepremie. Gelet op het CDC-karakter van de regeling bestaat er geen premierisico voor de aangesloten werkgevers. De premie blijft vooralsnog ongewijzigd tot tenminste 1 januari 2013. Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken.
27
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Beleggingen Marktontwikkelingen Terugblik op 2011 Het jaar 2011 werd gekenmerkt door onrust op de financiële markten. In het begin van het jaar zorgde de oplopende grondstoffenprijzen en de Japanse zeebeving voor veel schommelingen op de financiële markten. Vanaf de tweede helft van het jaar verergerde de euroschulden problematiek. In eerste instantie was er veel aandacht voor de landen Portugal en Griekenland, echter gedurende de tweede helft van 2011 sloegen de zorgen over de kredietwaardigheid over op de overige Europese landen zoals Italië, Ierland, en Spanje. Hierdoor liepen de rentes op deze staatsleningen sterk op. In oktober verdiepte de crisis zich verder doordat de Europese politieke leiders niet in staat bleken overeenstemming te kunnen bereiken over de rol van de Europese centrale bank en de kwijtschelding van Griekse schulden. De schuldproblemen van Griekenland werden als onhoudbaar gezien en verliezen op de schulden als onvermijdelijk. De besmetting naar andere landen zette door. De situatie werd grimmig toen de rente in Spanje en Italië opliep tot niveaus die op lange termijn onhoudbaar zijn voor deze overheden. Men verwachtte daarom dat de problemen verder zouden toenemen. Voortdurend werden bezuinigingen afgekondigd, waarbij zelfs regeringen werden vervangen om dit door te kunnen voeren. Maar dit kon een verder wegvloeien van vertrouwen niet tegenhouden. De staatsobligaties van de Zuid Europese landen daalden door de bij hen sterk opgelopen rentes dan ook flink in waarde.
28
Een en ander leidde tot een verdere stimulering van de economie door de centrale banken. Dit verliep vooral via het vergroten van de beschikbare financiering voor banken, waardoor de balansen van de centrale banken ongekend groot werden. Aanvankelijk verhoogde de Europese Centrale Bank de korte rente, maar aan het eind van het jaar werd deze korte rente verlaagd. In de Verenigde Staten deed de centrale bank (FED) zijn best duidelijk te maken dat de rente nog lang zeer laag zou blijven. De tegenvallende economische groei, extreem ruim monetair beleid en zorgen over Europa zorgden voor een sterke daling van de lange rente: de lange Europese rente daalde van 3,5% naar 2,55%.
Beleggingen in het verslagjaar
Bpf Orsima voert twee verschillende regelingen voor haar deelnemers. Een deel van het vermogen van Bpf Orsima is gereserveerd voor de “defined contribution” regeling, het andere deel voor de “defined benefit” regeling. Eind 2011 zijn de twee regelingen samengevoegd. Onderstaande informatie heeft betrekking op de beleggingen vóór omzetting van de beschikbare premieregeling naar middelloonregeling. De “defined contribution” (DC) regeling heeft eind 2011 een omvang van circa 3 12,3 miljoen. Premies tot aan 2006 zijn gestort in deze regeling. De “defined benefit” (DB) regeling heeft eind 2011 een omvang van circa 3 36,5 miljoen. Dit bedrag is inclusief de reserve “Overgangsregeling” Premies worden gestort in deze regeling. Gedurende het verslagjaar is de afbouw van de “defined contribution” (DC) regeling ingezet en ultimo 2011 volledig overgeheveld naar de “defined benefit” (DB) regeling. In de jaarrekening wordt deze splitsing niet gemaakt; daarin is uitgegaan van de situatie dat de DC regeling ultimo 2011 is beëindigd. Onderstaande tabel laat de beleggingen in procenten zien van 2011 en 2010. NB. Dit betreft het overzicht voor de opheffing van de DC regeling.
Jaarverslag 2011
CATEGORIE DC Regeling Weging 31/12/2011
Norm Weging 2011 31/12/2010
Norm 2010
Liquide portefeuille 99,4% 99,4% 99,1% 99,0% Illiquide portefeuille 0,6% 0,6% 0,9% 1,0% Totaal portefeuille 100% 100% 100% 100% Liquide portefeuille Aandelen 13,2% 13,2% 18,0% 15,0% Converteerbare Obligaties 5,1% 4,7% 5,8% 5,0% Totaal zakelijke waarden 18,3% 17,9% 23,8% 20,0% Obligaties (incl. Credits) 81,5% 82,1% 76,2% 80,0% Liquide middelen 0,2% 0,0% 0,0% 0,0% Totaal vastrentende waarden 81,7% 82,1% 76,2% 80,0% Totaal Liquide portefeuille 100% 100% 100% 100% Illiquide portefeuille Illiquide GTAA 100% 100% 100% 100% Totaal illiquide portefeuille 100% 100% 100% 100%
CATEGORIE DC Regeling Weging 31/12/2011
Norm Weging 2011 31/12/2010
Norm 2010
Liquide portefeuille 66,1% 66,1% 100% 100% Illiquide portefeuille 33,9% 33,9% nvt Nvt Totaal portefeuille 100% 100% 100% 100% Liquide portefeuille Aandelen 46,1% 46,4% 53,1% 50,0% Converteerbare Obligaties 10,3% 9,9% 10,5% 10,0% Totaal zakelijke waarden 56,4% 56,3% 63,6% 60,0% Obligaties (incl. Credits) 43,5% 43,7% 35,9% 40,0% Liquide middelen 0,1% 0,0% 0,5% 0,0% Totaal vastrentende waarden 43,6% 43,7% 36,4% 40,0% Totaal Liquide portefeuille 100% 100% 100% 100% Illiquide portefeuille Zero Coupon Bonds 25,7% 25,7% nvt Nvt LDI 75,2% 75,2% nvt Nvt Totaal illiquide portefeuille 100% 100% 100% 100%
29
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Rendement van de beleggingsportefeuille
Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van de totale DC-portefeuille bedroeg in 2011 0,0%. De benchmark (meetlat van de afspraak) bedroeg 1,9%. In 2010 bedroeg de performance 7,2%. In de tabel hieronder worden de absolute rendementen per categorie en van de totale DC-portefeuille van 201 en 2010 weergegeven. Rendementen % DC Regeling
2011
2010
PORTEFEUILLE Aandelen Converteerbare Obligaties
-10,5 -7,2
10,6 9,9
Obligaties (incl. Credits) Totaal Liquide Portefeuille
3,1 0,0
5,9 6,9
ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Illiquide GTAA
-9,1
30,4
0,0
7,2
Totaal portefeuille
30
Het rendement van de DB-portefeuille bedroeg in 2011 9,5%. De benchmark (meetlat van de afspraak) bedroeg 10,6%. In 2010 bedroeg de performance 17,0% Rendementen % DB Regeling
2011
2010
PORTEFEUILLE Aandelen -10,5 9,8 Converteerbare Obligaties -7,3 9,7 Obligaties (incl. Credits) 3,5 10,6 ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Zero Coupon Bonds 27,8 22,7 LDI 52,9 13,7 Totaal portefeuille 9,5 17,0
Evaluatie van de beleggingsportefeuille “Defined Benefit” regeling
De focus van het afgelopen jaar was evenals in 2010 primair gericht op het herstelplan van de dekkingsgraad. Gedurende het verslagjaar daalde de kapitaalmarktrente tot historisch lage niveaus en was er sprake van de opwaartse aanpassing van de verplichtingen (vanwege de toegepaste nieuwe sterftetafels) hierdoor had de dekkingsgraad het erg zwaar. Het bestuur heeft ten aanzien van het renterisico besloten een hoog matchpercentage te kiezen ondanks de kenmerken dat de rente wel eens zou kunnen gaan stijgen. Gelet op de flink gedaalde rente is dit een goed besluit gebleken.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) nadrukkelijk in haar beleggingsbeleid geïntegreerd. Daartoe wordt er rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals onder andere zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat en de
Jaarverslag 2011
‘Principles for Responsible Investment’ van de Verenigde Naties. Op jaarbasis (en indien nodig frequenter) wordt door de vermogensbeheerder F&C een prioriteitenlijst samengesteld op basis van een combinatie van top down- (macro-economische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur) en bottom up factoren (input van het fonds, mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde ondernemingen). Tevens wordt een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur (ESG-criteria) vastgesteld. Tegen deze achtergrond wordt binnen de beleggingsportefeuille door de vermogensbeheerder screening toegepast, actief gebruik gemaakt van het spreek- en stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en een constructieve dialoog (‘engagement’) gezocht met ondernemingen in de portefeuille. Ten aanzien van screening hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij producenten clusterbommen en landmijnen expliciet worden uitgesloten. Het beleid van stemmen en de ‘engagament’ wordt door de vermogensbeheerder verzorgd voor alle aandelenfondsen waarin het fonds is belegd (‘F&C responsible engagement overlay’). Over de resultaten van dit verantwoorde beleid wordt door F&C op kwartaalbasis verantwoording afgelegd. Het fonds heeft haar vermogensbeheerder F&C gevraagd het beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen dat van toepassing is op de beleggingsfondsen ten aanzien waarvan zij als beheerder optreedt uit te voeren. Dit beleid wordt gekenmerkt door de volgende twee onderdelen: • Het reo®-beleid • Het uitsluiting beleid
Vooruitblik 2012
F&C, de vermogensbeheerder van het fonds, zegt daarover het volgende: Zoals de laatste jaren het geval is, zijn de vooruitzichten nog steeds onzeker. De angst voor hoge inflatie is afgenomen, maar de angst voor een crisis - dan wel een langere periode van lage groei - is toegenomen. Misschien is wel het grootste probleem het gebrek aan politieke daadkracht in Europa en de Verenigde Staten waardoor er een nieuwe bankencrisis kan ontstaan. Problematisch voor de komende tijd is dat het basisscenario betrekkelijk gunstig is (lage maar gemiddeld positieve groei, uiteindelijk komt men wel uit de Europese staatsleningencrisis), maar dat de risicoscenario’s zeer gevaarlijk zijn (lange periode met te lage groei en een bankencrisis). Men zal de kansen op de diverse scenario’s van tijd tot tijd duidelijk anders inschatten. In tijden dat die door de markt ingeschatte kansen veranderen, zullen de markten zeer volatiel zijn.
31
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
32
Jaarverslag 2011
2011
JAARREKENING
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Balans per 31 december 2011 na bestemming van het saldo van baten en lasten (in eenheden van duizend euro)
31 december 2011
31 december 2010
ACTIVA
34
Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen 15.616 13.030 Vastrentende waarden 31.691 15.955 Overige beleggingen 96 845 47.403 29.830 Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen 255 3.072 Vastrentende waarden 1.130 9.880 Overige beleggingen 8 (631) 1.393 12.321 Totaal beleggingen 48.796 42.151 Vorderingen en overlopende activa (2) Premies 58 110 Overige vorderingen 897 854 955 964 Overige activa (3) Liquide middelen 392 404 50.143 43.519
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve 2.553 3.535 Reserve overgangsregeling 3.163 4.441 5.716 7.976 Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 42.230 22.560 Overige technische voorzieningen 531 541 42.761 23.101 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (6) 1.393 12.129 Andere voorzieningen (7) - 93 Overige schulden en overlopende passiva (8) 273 220 50.143 43.519 Dekkingsgraad op basis van FTK ( in %)
106,0%
114,9%
Jaarverslag 2011
Staat van baten en lasten over 2011 (in eenheden van duizend euro)
2011 2010
BATEN Premiebijdragen risico pensioenfonds (9) 4.858 4.858 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (10) 3.075 3.668 Beleggingsresultaten risico deelnemers (11) (26) 858 Uitkeringen en winstaandeel uit hoofde van herverzekering (12) 132 516 8.039 9.900
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichting (13) Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
3.527 321 (525) (11) 4.903
2.812 226 (413) (8) 2.247
(12) - 11.467
133 1.106 603
19.670 6.706 Pensioenuitkeringen (14) 560 412 Pensioenuitvoeringskosten (15) 813 790 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (16) (10.736) 98 Wijzigingen overige technische voorziening (17) (10) (10) Wijzigingen andere voorzieningen (18) (93) (4) Saldo overdracht van rechten (19) (148) (219) Premies herverzekering (20) 243 226 10.299 7.999 Saldo van baten en lasten (2.260) 1.901 Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve (982) 1.375 Reserve overgangsregeling (1.278) 526 Saldo van baten en lasten (2.260) 1.901
35
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 Inleiding
Het doel van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante Activiteiten, statutair gevestigd te Gorinchem (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche aangesloten werkgevers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante Activiteiten.
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
36
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Jaarverslag 2011
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Rubriceringswijzigingen
De vordering en schuld aan de herverzekeraar zijn in de jaarrekening 2011, ter bevordering van het inzicht, samengevoegd. De vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Deze aanpassing heeft geen invloed op het vermogen en resultaat. In onderstaande tabel is de wijziging opgenomen. Omschrijving post Verwerkingswijze Verwerkingswijze Omvang 2010 2011 2010
Herverzekeringen Kortlopende schuld Samengevoegd met de kortlopende vordering
3 313.000
In de vergelijkende cijfers is de mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers in de toelichting op de staat van baten en lasten, ter bevordering van het inzicht, uitgesplitst. Deze aanpassing heeft geen in vloed op het vermogen en resultaat.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
37
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen
De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1. Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.
38
Zakelijke waarden Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
Vastrentende waarden
Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
2. Vorderingen en overlopende activa
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3. Overige activa
Onder de overige activa worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De kasmiddelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4. Reserves Algemene reserve De algemene reserve is een buffer voor waardefluctuaties van de actiefposten aandelen, vastgoed en obligaties alsmede een buffer voor afwijkingen in de gehanteerde veronderstellingen van het fonds.
Jaarverslag 2011
Reserve overgangsregeling De Reserve overgangsregeling is bestemd voor de financiering van de voorwaardelijke aanspraken welke uit hoofde van de overgangsregeling in de toekomst aan deelnemers kunnen worden toegekend.
5. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het reglement rechten zijn verkregen. Rekenrente Als rekenrente wordt de markrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Toegepaste sterftegrondslagen /gehuwdheidsfrequenties 1. De overlevingskansen en sterftetrend van mannen worden ontleend aan de AG Prognosetafel 2010-2060 Mannen zonder ervaringssterfte. De overlevingskansen en sterftetrend van vrouwen worden ontleend aan de AG Prognosetafel 2010-2060 Vrouwen eveneens zonder ervaringssterfte. 2. De overlevingskansen van de kinderen aan wie een wezenpensioen wordt uitgekeerd worden op 1 gesteld (geen sterfte). 3. Er wordt uitgegaan van een bepaald partnersysteem. 4. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man. Toegepaste opslagen Ter dekking van toekomstige administratiekosten is een voorziening administratiekosten opgenomen. Deze voorziening bedraagt 2,0% van de totale netto voorziening pensioenverplichtingen. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB . in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad. Overige technische voorziening Het pensioenfonds houdt het risico voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (hierna: PVI) in eigen beheer. Ter dekking van het risico van PVI is in de doorsneepremie een opslag opgenomen ter grootte van 6%. De eerste PVI-opslag is betaald in boekjaar 2006. Jaarlijks wordt de betaalde PVI-opslag van 6% toegevoegd aan de overige technische voorziening. Eventuele lasten die ontstaan door het toekennen van PVI in een boekjaar, worden ten laste van de overige technische voorziening geboekt. Opheffing DC-regeling Tot 1 januari 2006 was er sprake van een tweetal beschikbare premieregelingen: een OP-regeling en een VP-regeling. Deze regelingen zijn op 31 december 2005 beëindigd en vervangen door een
39
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
middelloonregeling op CDC-basis. Uit het oogpunt van kostenbesparing en vereenvoudiging heeft het bestuur in 2011 besloten om de beide beschikbare premieregelingen per 31 december 2011 op te heffen. Uitgangspunt hierbij was dat kleine opgebouwde spaarkapitalen zouden worden afgekocht en dat de niet voor afkoop in aanmerking komende kapitalen zouden worden omgezet in een aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen. Voor de deelnemers aan de VUT-regeling worden de vroegpensioen-kapitalen omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen. De totale waarde van de kapitalen bedroeg einde 2011 ruim 11 miljoen (voor overheveling). Voor de waardebepaling van de opgebouwde kapitalen is uitgegaan van de daarvoor geldende grondslagen. Voorts is er bij de inkoop van de pensioenaanspraken rekening gehouden met de actuariële grondslagen van het fonds die worden gehanteerd voor de vaststelling van de actuarieel benodigde premie uit hoofde van de middelloonregeling. Daarbij is de rentetermijnstructuur per 31 augustus 2011 gebruikt. Het bestuur heeft met het hanteren van deze grondslagen gestreefd naar een zo goed mogelijke (evenwichtige) belangenbehartiging van alle (ex-)deelnemers en pensioengerechtigden.
6. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
40
De opgebouwde spaarsaldi hebben betrekking op het opgebouwde kapitaal voor de niet ingegane pensioenen. Het kapitaal is de som van de door de (gewezen) deelnemers tijdens de deelneming betaalde premie, vermeerderd met het daarop behaalde beleggingsresultaat en verminderd met de beheers- en administratiekosten. Het opgebouwde kapitaal dient ter inkoop van aanspraken. Indien het over enig boekjaar voor dekking van toe te kennen pensioenaanspraken beschikbare deel van de over dat boekjaar ontvangen premies niet voldoende blijkt om de over dat boekjaar volgens het pensioenreglement toe te kennen pensioenaanspraken te verzekeren, zullen de aanspraken worden vastgesteld op een naar evenredigheid van het premietekort van de betreffende werkgever verminderd bedrag, tenzij het premietekort over dat boekjaar ten laste van de algemene reserve kan worden gebracht. Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling van het fonds is een middelloonregeling, met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Het ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75% van de pensioengrondslagen. Opheffing DC-regeling Alle betrokken deelnemers zijn hierover door het bestuur geïnformeerd. Aan de deelnemers die in aanmerking kwamen voor inkoop van pensioenaanspraken is gevraagd of zij hiermee akkoord gaan. Daarbij is gevraagd om te reageren als de deelnemer het er niet mee eens is (negatieve optie). Aan de deelnemers die in aanmerking kwamen voor afkoop is gevraagd of zij hiermee akkoord gaan en om, indien positief, hierop te reageren met opgave van de benodigde gegevens om de afkoopwaarde te kunnen uitkeren. Uit de reacties bleek dat slechts van de groep deelnemers die in aanmerking kwam voor afkoop enkele deelnemers hebben aangegeven hier niet mee akkoord te gaan. Voor deze deelnemers zullen de kapitalen alsnog worden omgezet in een pensioenaanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen.
7. Andere voorziening
De premies reserveringsregeling zijn in het verleden betaald als zijnde premies voor een op te zetten beschikbare premieregeling. Naar aanleiding van een bestuursbesluit is de premiereserveringsregeling opgegaan in de algemene reserve.
Jaarverslag 2011
8. Overige schulden en overlopende passiva
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen
Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
9 Premiebijdragen risico pensioenfonds
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
10 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
11 Beleggingsresultaten risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
13 Mutaties voorziening pensioenverplichting Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%) Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
41
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen (op basis van de door DNB voorgeschreven marktrente) herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Onder dit hoofd zijn de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten opgenomen. Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de op bovenstaande grondslagen berekende voorziening verhoogd. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen en overige mutaties.
16 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
42
Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
17 Wijziging overige technische voorziening
Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
18 Wijziging andere voorziening
Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
19 Saldo overdrachten van rechten
Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
20 Premies herverzekering Herverzekering overlijdensrisico De risico’s van overlijden voor het nabestaanden- en wezenpensioen worden op kapitaalbasis herverzekerd bij Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. Het contract met Nationale Nederlanden is afgesloten op 1 januari 2010 en heeft een duur van vijf jaar. Indien partijen het contract niet uiterlijk een half jaar voor afloop beëindigen, wordt het contract stilzwijgend met vijf jaar verlengd. Het fonds heeft recht op 12% van de eventuele sterftewinst. De verzekeraar berekend aan het einde van de driejarige periode, 2010-2012, het aandeel waarop het fonds recht heeft.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
Jaarverslag 2011
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico informatie aan.
Solvabiliteitsrisico
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele verhoging van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
31 dec. 2011 31 dec. 2010 € €
Technische voorzieningen volgens jaarrekening 42.761 23.101 Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a) 42.761 (a) 23.101 Buffers: S1 Renterisico 1.605 1.212 S2 Risico zakelijke waarden 3.022 2.879 S3 Valutarisico - 17 S5 Kredietrisico 742 324 S6 Verzekeringstechnisch risico 2.227 1.230 Diversificatie-effect (2.898) (1.752) Totaal S (vereiste buffers) (b) 4.698 (b) 3.910 Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b) 47.459 (a+b) 27.011 Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) 45.314 26.537 Tekort (2.145) (474) Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Het standaardmodel is wel aangepast, omdat het pensioenfonds een actief beleid voert. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie.
43
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden afgedekt door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.
Valutarisico
Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2011 circa 47% (2010: 47%) van de beleggingsportefeuille. De valutapositie ultimo 2011 voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
44
2011 Voor Valutaderivaten in beleggingspool 7 7
Nettopositie (na) 7
EUR 25.063 (23.107) 48.170 GBP 1.691 1.745 (54) JPY 162 164 (2) USD 15.758 19.267 (3.509) Overige 4.729 1.931 2.798 47.403 - 47.403 De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten ultimo 2010 is als volgt weer te geven: 2010 Voor Valutaderivaten in beleggingspool 7 7
Nettopositie (na) 7
EUR 15.713 (13.955) 29.668 GBP 1.387 1.413 (26) JPY 1.028 1.030 (2) USD 8.150 10.276 (2.126) Overige 3.552 1.236 2.316 29.830 - 29.830
Jaarverslag 2011
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balans- 31 december Balans- 31 december waarde 2011 waarde 2010 € €
31.691
6,4
15.955
6,9
31.691
20,2
15.955
23,7
42.761
23,3 23.101
22
Op balansdatum ultimo boekjaar is de duration van de vastrentende waarden lager dan de duration van de pensioenverplichtingen. Er is sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit is gebeurd door het beleggen in zero coupon bonds en LDI pools.
45
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31 december 2011 31 december 2010 7 % 7 %
Resterende looptijd < 1 jaar 3.726 12 3.871 24 Resterende looptijd 1 - 5 jaar 8.204 26 2.945 19 Resterende looptijd > 5 jaar 19.761 62 9.139 57 31.691 100 15.955 100
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot nietbeurs-genoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven:
2011 2010 7 7
Overheidsinstellingen 12.484 6.250 Financiële instellingen 14.529 11.633 Handel- en industriële bedrijven 17.914 9.476 Nutsbedrijven 1.346 720 Andere instellingen 1.129 1.751 47.403 29.830 De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
46
2011 2010 7 7
Mature markets 36.300 22.992 Emerging markets 7.927 5.384 Andere 3.176 1.454 47.403 29.830 Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
2011 2010 7 % 7
%
AAA 9.573 30 5.334 34 AA 2.664 8 2.105 13 A 6.561 21 2.422 15 BB/BBB 5.231 17 1.825 11 Lager dan BBB 4.110 13 2.213 14 Geen rating 3.552 11 2.056 13 31.691 100 15.955 100
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities.
Jaarverslag 2011
Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Voor het fonds geldt dat de ontvangsten inzake premiebijdragen hoger zijn dan de uitbetalingen inzake uitkeringen, waardeoverdrachten en overige uitgaven. Het liquiditeitsrisico is hierdoor beperkt.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van overlevingstafel AG Prognosetafel 2010-2060 is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Door het fonds zijn de risico’s van overlijden beperkt middels herverzekering bij Nationale Nederlanden. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s)
Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toezegging voor toeslagverlening voorwaardelijk is. Dekkingsgraad Toeslagverlening
Lager dan 115 % Tussen 115 en 118 % Tussen 118 en 121 % Tussen 121 en 125 % Hoger dan 125 %
Concentratierisico
nee 25% 50% 75% volledig
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.
47
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Het onderstaande betreft per 31 december:
Vastrentende waarden FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY
2011 2010 7 7
4.093
2.991
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
48
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Het fonds heeft geen discretionaire derivaten. De beleggingsfondsen waarin het fonds participeert maken wel gebruik van derivaten ter afdekking van marktrisico’s.
Jaarverslag 2011
Toelichting op de balans per 31 december 2011 (in eenheden van duizend euro)
ACTIVA
1. BELEGGINGEN Beleggingen voor risico pensioenfonds Verloopstaat 2011
Aandelen Vastrentende
waarden beleggingen
Overige
Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Mutatie inzake overdracht beleggingen risico deelnemer "Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2011"
13.030 3.535 (1.455) (1.486)
15.955 8.419 (6.168) 4.656
845 29.830 3.642 15.596 (4.453) (12.076) - 3.170
1.992
8.829
62
10.883
15.616
31.691
96
47.403
Totaal
Verloopstaat 2010
Aandelen Vastrentende
Overige
waarden beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari 6.472 14.357 810 21.639 Aankopen / verstrekkingen 6.810 10.369 747 17.926 Verkopen / aflossingen (1.412) (11.352) (712) (13.476) Herwaardering 1.160 2.581 - 3.741 "Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2010" 13.030 15.955 845 29.830 In een aantal aandelenfondsen zijn stukken beschikbaar om uitgeleend te worden. De marktwaarde van de uitgeleende stukken per 31/12/2011 bedroeg 3 89 en het ontvangen onderpand had een marktwaarde van 3 96. Het onderpand bestaat uit AAA staatsobligaties waarbij de volgende landen zijn toegestaan: VS, Nederland, Duitsland, Zweden, Zwitserland en Frankrijk. Voor alle vormen van derivaten met uitzondering van valutatermijncontracten is sprake van collateral management. Ultimo 2011 bedroeg het ontvangen collateral 3 3.227 en het betaalde collateral 3 15 Het bestuur heeft besloten om per 31 december 2011 de DC-regeling op te heffen. Voor het grootste deel van de deelnemers is het opgebouwde vermogen (DC-regeling) omgezet in pensioenaanspraken. Dit heeft per 31 december 2011 geleid tot een overdracht van beleggingen voor risico deelnemers naar beleggingen voor risico pensioenfonds ad 3 10.883.
49
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
2011 2010 € €
Aandelen
50
Indirecte beleggingen Participaties aandelenfondsen 15.616 13.030 Totaal aandelen 15.616 13.030 Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 22.508 9.820 Totaal obligaties 22.508 9.820 LDI Pools Indirecte beleggingen Participaties in LDI Pools 9.183 6.135 Totaal LDI Pools 9.183 6.135 Totaal vastrentende waarden 31.691 15.955 Overige Beleggingen GTAA 68 Overige Liquide middelen inzake beleggingen 10 98 Kortlopende vorderingen inzake overige beleggingen 18 747 Totaal overige 28 845 Totaal overige beleggingen 96 845 Totaal beleggingen risico pensioenfonds 47.403 29.830 Beleggingen risico pensioenfonds overeenkomstig activazijde balans 47.403 29.830
Jaarverslag 2011
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Waarderings-
Directe Afgeleide
modellen
markt markt
en
noteringen noteringen -technieken Totaal
31 december 2011 Aandelen - 15.616 - 15.616 Obligaties 3.182 19.326 - 22.508 LDI Pools - 9.183 - 9.183 GTAA - 68 - 68 Overige beleggingen 28 - - 28 Totaal 3.210 44.193 - 47.403 31 december 2010 Aandelen - 13.030 - 13.030 Obligaties 6.706 3.114 - 9.820 LDI Pools - 6.135 - 6.135 Overige beleggingen 845 - - 845 Totaal 7.551 22.279 - 29.830 Beleggingen voor risico deelnemers Verloopstaat 2011
Aandelen Vastrentende
Overige
waarden beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari 3.072 9.880 (631) 12.321 Aankopen / verstrekkingen 179 1.257 2.290 3.726 Verkopen / aflossingen (723) (1.488) (1.583) (3.794) Herwaardering (281) 310 (6) 23 Mutatie inzake overdracht naar beleggingen voor risico pensioenfonds (1.992) (8.829) (62) (10.883) Beleggingen voor risico deelnemers per 31 december 2011 255 1.130 8 1.393 Verloopstaat 2010
Aandelen Vastrentende
Overige
waarden beleggingen
Totaal
Stand per 1 januari 2.650 10.085 (533) 12.202 Aankopen / verstrekkingen 645 5.692 679 7.016 Verkopen / aflossingen (490) (6.502) (811) (7.803) Herwaardering 267 605 34 906 Beleggingen voor risico deelnemers per 31 december 2010 3.072 9.880 (631) 12.321
51
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
2011 2010 € €
52
Aandelen Indirecte beleggingen Participaties aandelenfondsen 255 3.072 Totaal aandelen 255 3.072 Vastrentende waarden Obligaties Directe beleggingen Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 1.130 9.880 Totaal obligaties 1.130 9.880 Totaal vastrentende waarden 1.130 9.880 Overige Beleggingen GTAA - 114 Overige Liquide middelen inzake beleggingen 26 2 Kortlopende schuld inzake vermogen DC-regeling naar DB-regeling (18) (747) Totaal overige 8 (745) Totaal overige beleggingen 8 (631) Totaal beleggingen risico deelnemers 1.393 12.321 Beleggingen risico deelnemers overeenkomstig activazijde balans 1.393 12.321
Jaarverslag 2011
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Waarderings-
Directe Afgeleide
modellen
markt markt
en
noteringen noteringen -technieken Totaal
31 december 2011 Aandelen - 255 - 255 Obligaties - 1.130 - 1.130 Overige beleggingen 8 - - 8 Totaal 8 1.385 - 1.393 31 december 2010 Aandelen 3.072 - - 3.072 Obligaties 7.118 2.762 - 9.880 GTAA - 114 - 114 Overige beleggingen (745) - - (745) Totaal 9.445 2.876 - 12.321 2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA 2011 2010 € €
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies 215 129 Voorzieningen tegen verlies op premievorderingen (152) (17) 63 112 Nader vast te stellen volgend boekjaar (5) (2) 58 110 Overige vorderingen Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerd VUT-fonds 440 560 440 560 Pensioenen Uitkeringen 1 8 Waardeoverdrachten 9 87 Herverzekeringen 213 199 223 294 Kosten Administratiekosten 233 233 Diverse vorderingen Overige vorderingen 1 1 Totaal overige vorderingen 897 854
53
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
3. OVERIGE ACTIVA 2011 2010 € €
Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers 392 404 Totaal liquide middelen 392 404
PASSIVA
4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES 2011 2010 € % € %
54
Solvabiliteit en dekkingsgraad Aanwezig eigen vermogen 2.553 106,0% 3.436 114,9% Minimaal vereist eigen vermogen 2.053 104,8% 1.224 105,3% Vereist eigen vermogen 4.698 111,0% 3.910 116,9% Dekkingsgraad 106,0% 114,9% De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- reserve overgangsregeling -/- voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model met een aanpassing voor actief beheer. Per 31 december 2011 voldoet het fonds aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen. Ultimo 2008 voldeed het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist vermogen. Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen ultimo 2008 hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en in 2009 is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB. Er worden de volgende maatregelen genomen: de voorwaardelijke toeslag wordt niet toegekend en de rebalancing van de beleggingsmix is opgeschort. Indien het herstel uitblijft, zal een of meerdere van de volgende instrumenten worden gebruikt: • Verhoging van de premie • Aanpassing van het beleggingsbeleid • Verlenging van de periode waarin geen toeslagverlening plaatsvindt • Tijdelijk verlaging van de pensioenopbouw • Korting van de aanspraken en rechten • Wijziging van de inhoud en/of het karakter van de regeling
Jaarverslag 2011
Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Werkelijk Herstelplan 2011 2011 % %
Dekkingsgraad per 1 januari 2011 114,9 111,4 Premie (0,2) (0,2) Uitkeringen 0,2 0,1 Verandering van de rentetermijnstructuur (20,1) 0,0 Overrendement 11,1 2,2 Overige oorzaken en kruiseffecten 0,1 0,2 Dekkingsgraad per 31 december 2011 106,0 113,7 Verklaring voor de afwijking tussen werkelijk en het herstelplan e dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2011 106% en loopt daarmee achter op het herstelD plan dat uitgaat van 113,7% op die datum. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn: De rentetermijnstructuur is in 2011 verder gedaald, terwijl in het herstelplan geen wijziging van de RTS is verondersteld. Het effect van de wijziging van de RTS bedraagt (20,1%) op de dekkingsgraad. Het beleggingsrendement is hoger dan het voor het herstelplan veronderstelde beleggingsrendement.
2011 2010 € €
Algemene reserve Stand per 1 januari 3.535 2.160 Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten (982) 1.375 Stand per 31 december 2.553 3.535 Vanaf 2011 is de gehele algemene reserve bestemd voor de DB-regeling. Het deel van de DC-regeling eind 2010 (ad 99) is in zijn geheel komen te vervallen. In de mutatie is een bedrag van 3 1,6 mln (2010: 1 mln) opgenomen met betrekking tot de overheveling van de reserve overgangsregeling naar de algemene reserve. Reserve overgangsregeling Stand per 1 januari 4.441 3.915 Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten (1.278) 526 Stand per 31 december 3.163 4.441
55
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN 2011 2010 € €
Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari 22.560 15.854 Mutaties Pensioenopbouw 3.527 2.812 Rentetoevoeging 321 226 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (525) (413) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (11) (8) Wijziging marktrente 4.903 2.247 Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten (12) 133 Wijzigingen uit hoofde van verzwaring overlevingstafels - 1.106 Wijzigingen overige actuariële uitgangspunten 11.467 Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen - 603 Totaal mutaties 19.670 6.706 Stand per 31 december 42.230 22.560 Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en o mvang op basis van de soort deelnemer
56
2011 2010 Aantal € Aantal
€
Actieve deelnemers 1.082 26.711 1.057 14.419 Pensioengerechtigden 232 5.687 209 3.916 Gewezen deelnemers 1.516 9.832 1.445 4.225 Totaal* 2.830 42.230 2.711 22.560 *De voorziening is inclusief DC-regeling. De aantallen zijn exclusief DC-regeling. Opheffing DC-regeling Tot 1 januari 2006 was er sprake van een tweetal beschikbare premieregelingen: een OP-regeling en een VP-regeling. D eze regelingen zijn op 31 december 2005 beëindigd en vervangen door een middelloonregeling op CDC-basis. Uit het oogpunt van kostenbesparing en vereenvoudiging heeft het bestuur in 2011 besloten om de beide beschikbare p remieregelingen per 31 december 2011 op te heffen. Uitgangspunt hierbij was dat kleine opgebouwde spaarkapitalen zouden worden afgekocht en dat de niet voor afkoop in aanmerking komende kapitalen zouden worden omgezet in een aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen. Voor de deelnemers aan de VUT-regeling worden de vroegpensioen kapitalen omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen. De totale waarde van de kapitalen bedroeg einde 2011 ruim 3 11 miljoen. Voor de waardebepaling van de opgebouwde kapitalen is uitgegaan van de daarvoor geldende grondslagen. Voorts is er bij de inkoop van de pensioenaanspraken rekening gehouden met de actuariële grondslagen van het fonds die worden gehanteerd voor de vaststelling van de actuarieel benodigde premie uit hoofde van de middelloonregeling. Daarbij is de rentetermijnstructuur per 31 augustus 2011 gebruikt. Het bestuur heeft met het hanteren van deze grondslagen gestreefd naar een zo goed mogelijke (evenwichtige) belangenbehartiging van alle (ex-)deelnemers en pensioengerechtigden.
Jaarverslag 2011
Overige technische voorzieningen 2011 2010 € €
Voorziening premievrijstelling arbeidsongeschiktheid Stand per 1 januari 541 551 Dotatie van de premie-opslag 269 217 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen 45 72 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen (324) (299) (10) (10) Stand per 31 december
531
541
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS
2011 2010 € €
Stand per 1 januari 12.129 12.031 Mutaties Rendementstoevoeging 19 834 Overdracht naar VPV voor risico van het pensioenfonds (9.955) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (407) (395) Waardeoverdrachten (72) (48) Uitkeringen en onttrekkingen (420) (270) Overige mutaties 99 (23) (10.736) 98 Stand per 31 december 1.393 12.129 Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico deelnemers naar aantal en o mvang op basis van de soort deelnemer 2011 2010 Aantal € Aantal
€
Actieve deelnemers 1 497 496 7.134 Gewezen deelnemers 884 896 1.658 4.995 Totaal 885 1.393 2.154 12.129 Opheffing DC-regeling Alle betrokken deelnemers zijn hierover door het bestuur geïnformeerd. Aan de deelnemers die in aanmerking kwamen voor inkoop van pensioenaanspraken is gevraagd of zij hiermee akkoord gaan. Daarbij is gevraagd om te reageren als de deelnemer het er niet mee eens is (negatieve optie). Aan de deelnemers die in aanmerking kwamen voor afkoop is gevraagd of zij hiermee akkoord gaan en om, indien positief, hierop te reageren met opgave van de benodigde gegevens om de afkoopwaarde te kunnen uitkeren. Uit de reacties bleek dat slechts van de groep deelnemers die in aanmerking kwam voor afkoop enkele deelnemers hebben aangegeven hier niet mee akkoord te gaan. Voor deze deelnemers zullen de kapitalen alsnog worden omgezet in een pensioenaanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen.
57
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
7. ANDERE VOORZIENINGEN 2011 2010 € €
Premiereserveringsregeling Stand per 1 januari 93 97 Mutaties Onttrekking voorziening (93) (4) Stand per 31 december - 93 Naar aanleiding van een bestuursbesluit is de premiereserveringsregeling opgegaan in de algemene reserve. Totaal andere voorzieningen per 31 december - 93 8. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA 2011 2010 € €
58
Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies 8 22 8 22 Pensioenen Belastingen en sociale lasten 8 4 Waardeoverdrachten - 55 8 59 Kosten Advies- en controle kosten 109 89 Beleggingskosten 32 32 Te betalen transitiekosten A&O Services 83 Overige 33 18 257 139 Totaal overige schulden en overlopende passiva 273 220
Jaarverslag 2011
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2011 (in eenheden van duizend euro) BATEN 2011 2010 € €
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
4.992
4.761
9. PREMIEBIJDRAGEN RISICO PENSIOENFONDS Werkgevers- Werknemers gedeelte gedeelte 2011 2010 € € € €
Periodieke premies - Verplichte verzekering - Voortgezette verzekering
2.642 10 2.652
2.250 85 2.335
4.892 95 4.987
Koopsommen - Mutaties inzake voorziening premievorderingen (135) Afschrijving premievorderingen 6 4.858
4.669 70 4.739 19 136 (36) 4.858
2011 2010 € €
Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor overgangsregeling ad 997; 2010:972 ) De gedempte premie over het boekjaar bedraagt
4.985
4.154
4.987 4.419
4.858 4.035
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
2011 2010 € €
Kosten pensioenopbouw 4.039 3.255 Opslag voor uitvoeringskosten 449 362 Opslag voor instandhouden vereiste vermogen 497 537 4.985 4.154
59
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
2011 2010 € €
Kosten pensioenopbouw 3.581 3.162 Opslag voor uitvoeringskosten 398 351 Opslag voor instandhouden vereiste vermogen 440 522 4.419 4.035 Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie is gelijk aan de kostendekkende premie met dien verstande dat de rekenrente is gebaseerd op het gemiddelde van de marktrente over de afgelopen 5 jaren. Deze gemiddelde rente wordt afgeleid van de rentetermijnstructuur zoals deze wordt gepubliceerd door de DNB. 10. BELEGGINGSRESULTATEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011 Directe
60
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens-
opbrengsten opbrengsten
beheer Totaal
€ € € €
Aandelen - (1.486) (58) (1.544) Vastrentende waarden - 4.656 (42) 4.614 Overig 5 - - 5 5 3.170 (100) 3.075 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2010 Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens-
opbrengsten opbrengsten
beheer Totaal
€ € € €
Aandelen - 1.160 (34) 1.126 Vastrentende waarden - 2.581 (41) 2.540 Overige beleggingen - - (1) (1) Overig 3 - - 3 3 3.741 (76) 3.668 11. BELEGGINGSRESULTATEN VOOR RISICO DEELNEMERS Beleggingsresultaten risico deelnemers 2011 Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens-
opbrengsten opbrengsten
Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
beheer Totaal
€ € € €
-
(281) 310 (6) 23
(11) (38) - (49)
(292) 272 (6) (26)
Jaarverslag 2011
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2010 Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens-
opbrengsten opbrengsten
Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
beheer Totaal
€ € € €
-
267 605 34 906
(9) (39) - (48)
258 566 34 858
12. UITKERINGEN EN WINSTAANDEEL UIT HOOFDE VAN HERVERZEKERING 2011 2010 € €
Uitkeringen herverzekeringen overlijdensrisico Uitkeringen herverzekeringen arbeidsongeschiktheidsrisico
129 3 132
513 3 516
LASTEN 13. MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN 2011 2010 € €
Pensioenopbouw Pensioenopbouw 3.527 2.812 Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente1,296% (2010: 1,303%) 321 226 Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen (525) (413) Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen (11) (8) Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur 4.903 2.247 Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel 84 212 Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel (96) (79) (12) 133 Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Verzwaring overlevingstafels - 1.106
61
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte 439 209 Resultaat op arbeidsongeschiktheid 110 (81) Resultaat op mutaties 10.919 746 Toevoeging voorziening overkook - (271) Overige (1) 11.467 603 In de overige mutaties is de opheffing van DC-regeling opgenomen. Door deze omzetting is VPV risico fonds ad 3 10.186 gestegen. Hier tegen over staat een bedrag van de DC-regeling ad 3 9.955. Het resultaat is per saldo 3 231 negatief. 19.670 6.706 14. PENSIOENUITKERINGEN 2011 2010 € €
62
Ouderdomspensioen 259 244 Nabestaanden pensioen 67 49 Wezenpensioen 8 2 Prepensioen 203 108 Overige uitkeringen: - Afkoop wegens gering bedrag 23 9 560 412 15. PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN 2011 2010 € €
Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar 196 192 Vorig boekjaar (8) 40 188 232 Andere kosten: Advieskosten 369 416 Honoraria accountant 27 35 Bestuurskosten 62 36 Transitiekosten A&O Services 83 De Nederlandsche Bank 9 7 Autoriteit Financiële Markten 4 Secretariaatskosten 48 46 Overige kosten 23 18 625 558 813 790 Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt 57 26
Jaarverslag 2011
Personeel Het fonds heeft zowel in 2011 als in 2010 geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer dan wel vermogensbeheerder. Honoraria accountant De externe accountant is Borrie & Co Accountants. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: Onderzoek van de jaarrekening 27 35 27 35 Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet. 16. MUTATIE PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS 2011 2010 € €
Rendementstoevoeging 19 834 Overdracht naar VPV voor risico van het pensioenfonds (9.955) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (407) (395) Waardeoverdrachten (72) (48) Uitkeringen en onttrekkingen (420) (270) Overige mutaties 99 (23) (10.736) 98 17. WIJZIGINGEN OVERIGE TECHNISCHE VOORZIENINGEN
Voorziening premievrijstelling arbeidsongeschiktheid (10) (10) (10) (10) 18. WIJZIGINGEN ANDERE VOORZIENINGEN Wijziging voorziening premies reserveringsregeling (93) (4) (93) (4) 19. SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel (99) (167) Ontvangsten inzake overkook en spaarvut uit Vutfonds/ Prepensioenfonds (206) (160) Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel 157 108 (148) (219) 20. PREMIES HERVERZEKERINGEN Premies herverzekeringen arbeidsongeschiktheidsrisico
243 243
226 226
63
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Kasstroomoverzicht
(in eenheden van duizend euro) 2011 2011
Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten Uitgaven Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers
4.896
-
4.896
4.985
-
4.985
Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen
132
-
132
386
-
386
157
171
308
Overdrachten van rechten
Pensioenuitkeringen
-
549
(549)
Betaalde premies herverzekering
-
243
(243)
Pensioenuitvoeringskosten
-
823
(823)
328
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
5.356
1.772
108
200
-
412
(412)
-
383
(383)
-
953
(953)
64
3.584
5.679
1.856
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontwikkeling van de portefeuille
3.823
Aandelen
2.178
3.714
(1.536)
1.902
7.455
(5.553)
Vastrentende waarden
7.656
9.676
(2.020)
17.854
16.061
1.793
Overige beleggingen
5.289
5.932
(643)
1.523
1.426
97
Subtotaal ontwikkeling portefeuille
15.123
19.322
(4.199)
21.279
24.942
(3.663)
Opbrengsten van de portefeuille
-
Vastgoedbeleggingen
-
Aandelen
-
Vastrentende waarden
-
Derivaten Overige beleggingen
752 752
-
-
69
(69)
-
43
(43)
80
80
(80)
-
(80)
-
-
-
-
-
-
752
2
-
2
603
2
149
123
(121)
15.875
19.471
(3.596)
21.231
21.243
21.281
25.065
(3.784)
Totaal kasstroom
-
-
Subtotaal opbrengsten portefeuille Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-
(12)
26.960
26.921
39
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname/toename
404
392
(12)
365 404 39
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het verslagjaar als voorgaand jaar verwerkt in de opbrengsten van de portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
Jaarverslag 2011
Niet in de balans opgenomen verplichtingen per 31 december 2011 Administratiekosten
Vanaf het boekjaar 2012 is A&O Services de uitvoerder van het fonds. Met A&O Services is een contract afgesloten met een looptijd van 5 jaar.
Vermogensbeheerkosten
et fonds heeft met de vermogensbeheerder F&C Netherlands BV een beheerovereenkomst afgeH sloten voor een periode van 5 jaar, en is beeindigend op 31 december 2011. Het bestuur voert nog overleg met de vermogensbeheer over de verlenging van het contract.
65
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Actuariële verklaring Opdracht
Door Stichting Bedrijfspensioenfonds Orsima te Gorinchem is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
66
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. • Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds Orsima is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort.
Apeldoorn, 5 juni 2012 ir. drs. P.M. Halkes AAG Verbonden aan Towers Watson B.V.
Jaarverslag 2011
Controleverklaring van een onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten te Gorinchem gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de Staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet.
67
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 27 juni 2012 Borrie Accountants B.V.
J. Kraak RA
68
Jaarverslag 2011
Slotwoord Het bestuur dankt allen die in de verslagperiode voor de Stichting werkzaam zijn geweest.
Gorinchem, 5 juni 2012
Het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds Orsima G.H. Koudys, werknemersvoorzitter G. Pieterson, werkgeversvoorzitter
69
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en milieu en Aanverwante Activiteiten
70