Kwartaalbericht luchtkwaliteit 4e kwartaal 2012
Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025 norm voor een aantal verrichtingen met betrekking tot luchtkwaliteitsmetingen. In het tabellenboek zijn geaccrediteerde verrichtingen aangegeven met een Q. Een deel van de laboratoriumanalyse is uitbesteed aan een geaccrediteerd milieulaboratorium. Deze verrichtingen zijn aangegeven met een U. In bijlage “Overzicht presentaties en normen verrichtingen” wordt het overzicht gegeven van prestaties, meetonzekerheden, meetmethoden, geaccrediteerde en uitbestede verrichtingen. Redactie en monitoringsteam Het rapport is opgesteld door André Snijder. Projectleider van het meetnet is het hoofd van bureau Lucht Marcel Koeleman. De medewerkers van het meetnet zijn de heren Peter van Breugel, (coördinator meten), Paul Kummu (coördinator immissiemetingen), Douwe van Tuinen, Wynand Schiphorst, Aroen Balak, Yaír Stokkermans en Hugo Bison. Klachtenprocedure Mochten er naar aanleiding van dit rapport nog vragen zijn, dan kunt u contact opnemen met de opsteller van dit rapport. De afdeling Expertisecentrum heeft een klachtenprocedure (P-04). Indien u van mening bent dat wij bij de uitvoering van het onderzoek in gebreke zijn gebleven, dan kunt u contact opnemen met het bureauhoofd (telefoon 010 – 2468556). Copyright Dit is een uitgave van DCMR Milieudienst Rijnmond, Postbus 843, 3100AV, Schiedam. Deze uitgave, of delen hiervan, mogen worden gepubliceerd zonder toestemming, doch uitsluitend met bronvermelding.
Samenvatting Dit rapport presenteert de kwartaalcijfers voor het vierde kwartaal 2012 van het luchtmeetnet van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Om een vollediger beeld van de luchtkwaliteit te krijgen zijn ook de meetgegevens van de RIVM stations in het Rijnmondgebied in ogenschouw genomen. Op alle stations zijn de PM10 kwartaalgemiddelden dit kwartaal lager dan in het vierde kwartaal van voorgaande jaren. Op drie dagen is een PM10 daggemiddelde hoger dan 50 µg/m3 gemeten. De NO2 kwartaalgemiddelden zijn op bijna alle locaties lager dan het langjarig gemiddelde. Alleen op station Schipluiden, Westmaas en Vlaardingen zijn de NO2 concentraties hoger. De grootste daling is gemeten op station Hoogvliet. De RTU (Real Time URBIS) kaartjes laten zien dat de NO2 concentraties rond de zuidkant van de Rotterdamse ring het hoogst zijn. De PM10 concentraties zijn hoog rond de op- en overslagbedrijven. Het afgelopen kwartaal zijn op er twaalf momenten verhoogde benzeenconcentraties gemeten. De hoogste waarde werd op station Hoogvliet gemeten. Op 19 november werd tussen 6 en 7 uur een uurgemiddelde van 340 µg/m3 gemeten. Een uur eerder was het gemiddelde ook al hoger dan 20 µg/m3. Alle pieken zijn onderzocht door de meldkamer, maar voor geen van de pieken is een bron gevonden.
Inhoud 1
Inleiding
6
2
Kwartaaloverzicht
7
3
Trendoverzicht
12
Bijlage 1: Q4 - 2012 - Kwartaalgemiddelde Rijnmond PM10
15
Bijlage 2: Q4 - 2012 - Kwartaalgemiddelde Rijnmond NO2
17
Bijlage 3: Overzicht grenswaarden Wet milieubeheer
19
Disclaimer bij RTU kaarten van de DCMR Milieudienst Rijnmond
20
1
Inleiding
Al meer dan 40 jaar levert het meetnet luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied gegevens. De meetlocaties zijn een aanvulling op het landelijk meetnet van het RIVM, vanwege de bijzondere omstandigheden in het Rijnmondgebied met veel industrie en een grote concentratie van verkeer en mensen. Met de meetgegevens neemt de kennis over milieuverontreiniging in het gebied toe en ontstaat meer inzicht in de beschikbare milieuruimte. Bovendien stellen de metingen, aangevuld met modelberekeningen, de DCMR in staat om de verwachte ontwikkeling van de luchtkwaliteit te beschrijven. Jaarlijks publiceert de DCMR over het voorafgaande jaar een jaarverslag waarin de luchtkwaliteitmetingen worden gerapporteerd. Zowel de wijze van uitvoering van de metingen als de validatie van de meetgegevens vindt plaats conform de voorschriften van de Raad van Accreditatie. Dit kwartaalbericht geeft de waarnemingen met het meetnet in het afgelopen kwartaal. De informatie in dit kwartaalverslag is indicatief en informatief. Conclusies over het wel of niet overschrijden van grenswaarden kunnen niet aan de waarnemingen worden verbonden. De DCMR probeert met de kwartaalberichten het inzicht in de dynamiek van de regionale luchtkwaliteit te vergroten. Via onze website www.dcmr.nl/lucht kunt u de ontwikkelingen in de komende periode volgen. Op de website zijn ook de meetpunten van het RIVM in de Rijnmond terug te zien. Ook kunt u op de website dit kwartaalbericht, het jaarverslag over 2011 en het daarbij behorende tabellenboek ‘Lucht in cijfers 2011’ terugvinden en downloaden. Het jaarverslag 2012 komt in de loop van het tweede kwartaal 2013 uit. Mocht u daarnaast ook geïnteresseerd zijn in de luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied van dit moment, kijk dan op onze internetsites voor real-time luchtkwaliteitinformatie via www.dcmr.nl/luchtkwaliteit en www.dcmr.nl/luchtactueel.
2
Kwartaaloverzicht
2.1
Meteorologische omstandigheden
Het weer is van invloed op de luchtkwaliteit. Bij stabiel, droog weer bijvoorbeeld verplaatst de verontreinigde lucht zich minder snel, waardoor hogere concentraties worden gemeten. Ook bij inversie kunnen hoge concentraties optreden. Aan de hand van de metingen op het KNMI station Rotterdam The Hague Airport is het weerbeeld van het afgelopen kwartaal in het Rijnmondgebied bepaald. In deze paragraaf worden de meteorologische omstandigheden beschreven. In het kwartaalbericht wordt de mogelijke invloed van de weersomstandigheden op de hoogte van concentraties besproken. De weersomstandigheden in het vierde kwartaal weken op bijna alles af van wat normaal is voor de tijd van het jaar. Het was gemiddeld warmer dan normaal. Op 19 en 22 oktober zijn twee zomerse dagen gemeten. December begon aan de koude kant, maar de laatste twee weken was de temperatuur gemiddeld twee graden hoger dan normaal. Gemiddeld viel er 30 mm meer neerslag. Vooral december was aan de natte kant. Er viel twee keer zoveel als normaal. Het was ook een somber kwartaal. De zon liet zich niet zo vaak zien. December 2012 was de somberste decembermaand in meer dan zeven jaar. 2.2
Kwartaalgemiddelden
Het kwartaalgemiddelde voor het Rijnmondgebied wordt bepaald aan de hand van de meetstations Schiedam, Hoogvliet en Maassluis. Deze stations zijn gekwalificeerd als zogenaamde stadsachtergrondstations en geven een gemiddeld beeld van de luchtkwaliteit in de Rijnmond. In Tabel 2.1 zijn de kwartaalgemiddelden van de afgelopen vijf jaar voor het derde kwartaal weergegeven. Tabel 2.1 Kwartaalgemiddelden van het derde kwartaal over 2008 – 2012 (Rijnmondgemiddelde). Q4 SO2 NO2 NO2 PM10 PM10 O3 Benzeen Daggem.
Kwartaal
Uurgem.
# dagen
Kwartaal
# dagen
Kwartaal
[99,2 per-
gemiddelde
[99,8 per-
daggem. >
gemiddelde
max 8 uur
gemiddelde
centiel]
2012 2011 2010 2009 2008 Jaarnorm
14.4 15.3 12.5 23.6 18.9 125
centiel]
36.4 34.4 41.6 39.2 37.8 40
91 108 106 99 98 200
50 µg/m
3
3 7 4 0 3 351
>120 µg/m
18.8 26.0 24.6 20.6 25.8 40
3
0 0 0 0 0 25
1.3 1.2 1.5 1.3 1.6 5
De waarden uit de tabel laten zien dat vooral de PM10 concentraties ten opzichte van de vorige kwartalen laag zijn. Het is het laagste kwartaalgemiddelde sinds het begin van de metingen in 2001. De kwartaalgemiddelden van de andere verontreinigende stoffen wijken niet veel af eerdere kwartalen.
1
Naar rato per kwartaal zou dit 9 zijn.
Figuur 2.1 en Figuur 2.2 tonen de PM10 en NO2 gemiddelden op locaties waar het vierde kwartaal 2012 de betreffende component is gemeten. De sterretjes in de afbeeldingen laten de overige meetstations van het meetnet zien.
Figuur 2.1 PM10 gemiddelden in het vierde kwartaal van 2012.
Het hoogste kwartaalgemiddelde PM10 is op station Botlek aan Rijksweg A15 gemeten. Vanwege de korte afstand van het station tot de weg worden de concentraties niet getoetst aan de grenswaarden. Op de meetstations Statenweg, Pleinweg en Vlaardingen zijn PM10 concentraties hoger dan 20 µg/m3 gemeten. Op de overige stations zijn de PM10 concentraties lager dan 20 µg/m3.
Figuur 2.2 NO2 gemiddelden in het vierde kwartaal van 2012.
Het hoogste kwartaalgemiddelde NO2 is op station Botlek aan Rijksweg A15 gemeten. Vanwege de korte afstand van het station tot de weg worden de concentraties niet getoetst aan de grenswaarden. Op de stations bij verkeersbelaste locaties zijn ook hoge NO2 concentraties gemeten. Opvallend is het hoge kwartaalgemiddelde op station Schipluiden. Op dit RIVM regionaal achtergrondstation is het kwartaalgemiddelde 44,6 µg/m3. Dit is hoger dan op de stadsachtergrondstations. In eerdere kwartaalberichten is al opgemerkt dat het station zich niet meer als regionaal achtergrondstation ‘gedraagt’. Het RIVM heeft besloten met ingang van 2013 dit station buiten werking te stellen. 2.3
Langjarig gemiddelde
Figuur 2.3 en Figuur 2.2 tonen de stijging of daling van de PM10 en NO2 concentratie op de stations. De verschilfiguren laten het verschil zien tussen het langjarig gemiddelde van de periode 2004-2008 en het kwartaalgemiddelde van 2012. Het rode driehoekje betekent een stijging ten opzichte van het langjarig gemiddelde; het groene driehoekje een daling. De sterretjes in de afbeelding geven de overige meetstations van het meetnet weer. Voor deze stations is geen verschil afgebeeld, omdat er of geen langjarig gemiddelde kan worden bepaald of omdat het een SO2 meetstation betreft.
Figuur 2.3 Het verschil van het vierde kwartaal 2012 met langjarig gemiddelde PM10.
In Figuur 2.3 is te zien dat op alle locaties lagere PM10 waarden zijn gemeten. De grootste daling was op de stations Overschie, Ridderkerk en Maassluis. De PM10 concentraties waren daar meer dan 12 µg/m3 lager dan het langjarig gemiddelde.
Figuur 2.4 Het verschil van het vierde kwartaal 2012 met langjarig gemiddelde NO2.
Figuur 2.4 laat zien dat alleen op de RIVM stations Schipluiden, Westmaas en Vlaardingen het NO2 kwartaalgemiddelde hoger is dan het langjarig gemiddelde. Op alle andere stations is het kwartaalgemiddelde lager. De grootste afwijking is op station Hoogvliet. 2.4
Real time URBIS
In het Rijnmondgebied staan zestien meetstations. De DCMR en het RIVM genereren hiermee een beeld van de heersende luchtkwaliteit. Het meten van de luchtkwaliteit kent wel een beperking. De metingen zeggen iets over de luchtkwaliteit in de omgeving van het meetstation, terwijl beleidsmakers, bestuurders en andere belanghebbenden een compleet beeld willen hebben in ruimte en tijd. Om aan die behoefte te voldoen heeft de DCMR door TNO het model Real Time URBIS (RTU) laten ontwikkelen. Het model extrapoleert de gemeten PM10 en NO2 concentraties naar de luchtkwaliteit voor het hele gebied. In bijlage 1 en 2 zijn RTU kaartjes voor het vierde kwartaal 2012 afgebeeld. De PM10 kaart in bijlage 1 laat zien dat rond de op- en overslagbedrijven de PM10 concentraties het hoogst zijn. Bijlage 2 toont de NO2 kaart. De kaart laat zien dat rond de zuidkant van de Rotterdamse ring hoge concentraties zijn berekend.
2.5
Verhoogde benzeenconcentraties
Er is sprake van een verhoogde uurgemiddelde benzeen als een meting tienmaal hoger is dan de normale benzeenconcentratie. De normale concentratie is 2 µg/m3. In de onderstaande tabel is per station aangegeven hoe vaak het afgelopen kwartaal een benzeenpiek is gemeten. Tabel 2.2 Aantal benzeenpieken in het vierde kwartaal 2012. Station Schiedam Hoogvliet Maassluis Botlek (A15) Hoek van Holland (Berghaven)
Aantal pieken 1 8 7 1 0
Hoogste uurgemiddelde (in µg/m3) 39 340 68 31 -
Het afgelopen kwartaal is op een aantal momenten een verhoogde benzeenconcentratie gemeten. De meldkamer heeft de opdracht om bij iedere benzeenverhoging onderzoek te doen. In de meeste gevallen zijn de pieken te kortdurend om ter plekke aanwezig te kunnen zijn om de oorzaak te achterhalen. Bij de meeste pieken is het onderzoek dan ook achteraf uitgevoerd. Het hoogste benzeen uurgemiddelde is op 19 november om 06:00 uur op meetstation Hoogvliet gemeten. De benzeencponcentratie was op dat moment 340 µg/m3. Een uur eerder was de concentratie met 28 µg/m3 ook al hoger dan 20 µg/m3. In dit geval was niet te achterhalen wat de oorzaak van de verhoogde concentratie was. Op 11 en 12 november waren er kort achter elkaar twee benzeenverhogingen op station Maassluis. Om 20:00 uur op 11de was het uurgemiddelde 35 µg/m3 en om 03:00 uur was het 67 µg/m3. Bij het onderzoek naar beide verhogingen was het Havenbedrijf Rotterdam betrokken. De verhoging van 11 november is zeer vermoedelijk het gevolg van een belading van een schip in de Neckerhaven. De verhoging op 12 november is waarschijnlijk het gevolg van een voorbijvarend ontgassend schip. Onderzoeken naar de andere benzeenverhogingen hebben geen (vermoedelijke) oorzaak opgeleverd. In zijn algemeenheid geldt dat mogelijke oorzaken voor verhoogde benzeenconcentraties zijn: - de industrie waar wordt gewerkt met benzeenhoudende producten; - de schepen die hun ruimen luchten waar benzeenhoudende producten in opgeslagen waren, of; - de verbrandingsmotoren van (vracht)auto's.
3
Trendoverzicht
In dit hoofdstuk worden voor PM10, NO2 en O3 de trends besproken. De trendanalyse wordt gedaan op basis van het voortschrijdend 12 maandengemiddelde. Het gemiddelde is bepaald door iedere maand het gemiddelde van de voorafgaande 12 maanden te berekenen. Door al de 12 maandgemiddelden naast elkaar te zetten ontstaat er een beeld van het verloop van de concentraties. Er is een onderscheid gemaakt in verkeerstations en stadsachtergrondstations. In onderstaand overzicht staat aangegeven welke stations per categorie zijn gebruikt. Tabel 3.1 Stations gebruikt per categorie.
Verkeer Overschie Ridderkerk Statenweg
3.1
Stadsachtergrond Schiedam Hoogvliet Maassluis
Trend NO2
60
50
Concentratie (µg/m3)
40
Grenswaarde jaargemiddelde
Stadsachtergrond Verkeerstation
30
20
10
0 dec-04
dec-05
dec-06
dec-07
dec-08
dec-09
dec-10
dec-11
dec-12
Figuur 3.1 NO2 - 12 maanden trend op basis van de uurgemiddelden.
De concentraties op de verkeerstations liggen boven de grenswaarde voor het jaargemiddelde. Het laatste jaar laten de concentraties geen daling zien. Het concentratieniveau lijkt te stabiliseren en zelfs een langzaam te stijgen. De concentraties op de stadsachtergrondstations overschrijden de grenswaarde voor het jaargemiddelde niet. Sinds anderhalf jaar is er een duidelijk dalende trend waarneembaar.
3.2
Trend PM10
50
Grenswaarde jaargemiddelde
Concentratie (µg/m3)
40
30 Stadsachtergrond Verkeerstation
20
10
0 dec-04
dec-05
dec-06
dec-07
dec-08
dec-09
dec-10
dec-11
dec-12
Figuur 3.2 PM10 - 12 maanden trend op basis van de uurgemiddelden.
40
Grenswaarde daggemiddelde 35
Aantal dagen overschrijding norm)
30
25
Stadsachtergrond Verkeerstation
20
15
10
5
0 dec-04
dec-05
dec-06
dec-07
dec-08
dec-09
dec-10
dec-11
dec-12
Figuur 3.3 PM10 - 12 maanden trend op basis van overschrijdingen van de dagnorm.
De PM10 waarden laten het afgelopen jaar weer een duidelijk dalende trend zien. De grenswaarden zijn niet overschreden.
3.3
Trend O3
30
Grenswaarde max 8-uurgemiddelde
Aantal dagen max. 8 uurgemiddelde > 120 µg/m3
25
20
Stadsachtergrond Verkeerstation
15
10
5
0 dec-04
dec-05
dec-06
dec-07
dec-08
dec-09
dec-10
dec-11
dec-12
Figuur 3.4 O3 – trend op basis van de overschrijding van de norm voor het maximale 8-uurgemiddelde.
De hoogte van de O3 concentraties is afhankelijk van de aanwezigheid van NOX, koolwaterstoffen, zonlicht en de weersomstandigheden. De figuur laat zien dat de zomer van 2006 hoge O3 concentraties heeft veroorzaakt. De laatste vijf jaar waren de weersomstandigheden zodanig dat er geen hoge O3 concentraties zijn gemeten. Er lijkt zich een dalende trend af te tekenen.
Bijlage 1: Q4 - 2012 - Kwartaalgemiddelde Rijnmond PM10
Kwartaalbericht luchtkwaliteit blad 15 van 20
blad 16 van 20
Kwartaalbericht luchtkwaliteit
Bijlage 2: Q4 - 2012 - Kwartaalgemiddelde Rijnmond NO2
Kwartaalbericht luchtkwaliteit blad 17 van 20
blad 18 van 20
Kwartaalbericht luchtkwaliteit
Bijlage 3: Overzicht grenswaarden Wet milieubeheer In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen waaraan de luchtkwaliteit moet voldoen. De toetsing van de gemeten concentraties vindt plaats aan het eind van elk kalenderjaar. In Tabel 0.1 zijn de grenswaarden opgesomd. Tabel 0.1 Grenswaarden Wet milieubeheer. Component Middelingstijd Grenswaarden PM10 Jaargemiddelde 40 µg/m3 PM10 Daggemiddelde 50 µg/m3 NO2 NO2
Jaargemiddelde Uurgemiddelde
40 µg/m3 200 µg/m3
Opmerkingen Maximaal 35 dagen per kalenderjaar overschrijding toegestaan. Grenswaarde geldig vanaf 2015. Grenswaarde geldig vanaf 2015.
[99.8 percentiel]
O3
SO2
Hoogste 8uurgemiddelde op een dag Daggemiddelde
120 µg/m3
Gemiddeld over drie jaar, niet vaker dan 25 dagen worden overschreden.
125 µg/m3
Maximaal 3 dagen per kalenderjaar overschrijding toegestaan.
[99.2 percentiel]
Benzeen
Jaargemiddelde
5 µg/m
3
Kwartaalbericht luchtkwaliteit blad 19 van 20
Disclaimer bij RTU kaarten van de DCMR Milieudienst Rijnmond Kaartmateriaal DCMR Milieudienst Rijnmond Het kaartmateriaal is uiterst zorgvuldig tot stand gebracht. De DCMR Milieudienst Rijnmond kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid, volledigheid en actualiteit van het kaartmateriaal. De DCMR Milieudienst Rijnmond kan eveneens niet aansprakelijk worden gesteld voor consequenties van of eventuele schade ontstaan door direct of indirect gebruik van de inhoud van het kaartmateriaal. De kleuren die zijn gebruikt voor de afbeelding zijn gekozen om getoonde onderwerpen zo duidelijk mogelijk weer te geven maar vertegenwoordigen geen waardeoordeel, anders dan de (eventuele) waarden die zijn genoemd in de legenda. Niets van deze afbeelding mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of op welke andere wijze ook en evenmin in een elektronisch informatiesysteem (retrieval system) worden opgeslagen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Verveelvoudiging van het kaartmateriaal voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. Aan het kaartmateriaal kunnen geen rechten worden ontleend. Verschaling van het kaartmateriaal is niet toegestaan en bij reproductie moeten schaalniveau en papierformaat gehandhaafd blijven. Als u meer gedetailleerde kaarten nodig hebt kunt u contact opnemen met de DCMR Milieudienst Rijnmond, zodat in overleg kan worden bepaald of dit mogelijk is. Modelberekening RTU-kaarten De kaarten zijn gemaakt met RealTimeUrbis (RTU). RTU is gebaseerd op Urbis Rijnmond. Dit is een combinatie van de verkeersmodellen CAR en Pluimsnelweg. Voor de overige bronnen is er is een pluimmodel gebruikt. Het RTU model berekent de verspreiding van de Rijnmond bronnen aan de hand van uurlijkse werkelijke meteo en wordt uurlijks geijkt voor achtergronden en eventuele emissie- en modelonnauwkeurigheden op werkelijke uurlijkse metingen. De kaarten geven de best beschikbare concentratie-informatie met het oog op ruimtelijke structuur en nauwkeurigheid. De verkeersmodellen voldoen aan de wettelijke eisen. Urbis Rijnmond is gevalideerd met metingen. Ook RTU is gevalideerd met metingen (voor NO2 en PM10) . Uit vergelijkingen tussen Urbis en de individuele modellen blijkt dat Urbis beter presteert dan de individuele modellen daar waar meerdere bronnen bij elkaar komen. Als het gaat om een gedetailleerde beschouwing van één enkele bron zullen de individuele modellen beter presteren. Met name voor het goed berekenen van de hoogste individuele uurwaarden dichtbij snelwegen is RTU minder geschikt. Op dit moment is RTU het enige model dat goede integratie van alle bronnen met de gewenste ruimtelijke resolutie levert. Uit de validatie van het model (en van de onderliggende modellen) blijkt dat de onzekerheid voldoet aan de eisen voor jaargemiddelde concentraties die de EU en de Wet luchtkwaliteit stellen. RTU is geen gekeurd Rbl model.
blad 20 van 20
Kwartaalbericht luchtkwaliteit