Kwaliteitshandboek Natuurbeheer provinciale Landschappen
Ter verkrijging van het certificaat Natuurbeheer SNL Versie 2.5 ZUID-HOLLANDS LANDSCHAP 12 november 2012 Rotterdam
Het Zuid-Hollands Landschap Nesserdijk 368 3063 NE Rotterdam T 010-2722222 E
[email protected] W www.zuidhollandslandschap.nl Contact Kwaliteitshandboek en certificering ZHL: A.Beckers (beleidsmedewerker) T 010-2722226 E
[email protected]
Contact Kwaliteitshandboek en certificering De12Landschappen: B.Lucas (beleidsmedewerker) T 030-2122035 E
[email protected]
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
2
Inhoud 1. Inleiding............................................................................................... 4 1.1. Twaalf samenwerkende provinciale Landschappen ...................................................... 4 1.2. Samenwerkingsverband De12Landschappen ............................................................... 5 1.3. Kwaliteitsborging bij provinciale Landschappen ............................................................ 6 1.4. Toepassing van het kwaliteitshandboek ........................................................................ 7 2. Algemene informatie over het Zuid-Hollands Landschap ...................... 8 2.1. Algemeen ....................................................................................................................... 8 2.2. Organisatie..................................................................................................................... 9 2.3. Natuurterreinen en beheer............................................................................................. 9 3. Onderdelen van het kwaliteitshandboek............................................. 12 3.1. Verantwoording aanvraagtitel ...................................................................................... 13 3.2. Bepaling beheerdoelen ................................................................................................ 15 3.3. De handelingen waarmee de beheerder de doelen via beheer behaalt...................... 17 3.4. Monitoring .................................................................................................................... 22 3.5. Evaluatie van beheer ................................................................................................... 23 3.6. Eigen controle van het proces ..................................................................................... 28 3.7. De wijze waarop de beheerder projecten voor kwaliteitsimpulsen opstelt, uitvoert .... 30 BIJLAGE........................................................................................................ 31
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
3
1. Inleiding Het nieuwe Subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) gaat uit van meer vertrouwen in de beheerder en een vermindering van uitvoeringslasten. De kwaliteit van het beheer van natuur en landschap is bovenal afhankelijk van de deskundigheid, professionaliteit, toewijding en inzet van natuurbeheerders, die gezien de huidige betekenis van hun terreinen al vele decennia hebben bewezen borg te staan voor het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden in hun terreinen. Om optimaal gebruik te maken van deze kwaliteiten, hebben de provincies samen met de beheerders een certificeringsysteem voor natuurbeheer ontwikkeld. Deze certificering geeft de overheid de zekerheid dat de kwaliteit van het natuurbeheer voldoende geborgd is bij een beheerder. Het betreft een relatief eenvoudige vorm van certificering, die nauw aansluit bij de huidige werkwijze en systemen van de beheerders en die weinig bureaucratisch is. Het gaat in feite over een ‘erkenning’ van professioneel handelen voor natuurbeheer. In het Programma van Eisen (PvE) heeft de subsidiegever (de provincie) aangegeven, aan welke voorwaarden een beheerder moet voldoen om voor certificering in aanmerking te komen. Bovengenoemde voorwaarden vormden de leidraad voor het opzetten en uitwerken van het kwaliteitshandboek natuurbeheer van de 12 Landschappen. Het kwaliteitshandboek geeft richtlijnen op welke wijze de te borgen elementen en processen van de bedrijfsvoering, gericht op instandhouding van de gesubsidieerde natuurbeheertypen, vastgelegd dienen te zijn. Daarbij is rekening gehouden met de zelfstandige positie van de Landschappen en de variatie die er bestaat tussen organisatiestructuren, werkprocessen en systemen bij de provinciale Landschappen. Het gebruik van het kwaliteitshandboek voor de 12 Landschappen en de individuele uitwerking daarvan door het provinciale Landschap biedt de garantie dat de kwaliteitszorg voldoet aan het PvE en op basis daarvan het certificaat natuurbeheer afgegeven kan worden. Certificering is tevens een erkenning van de inzet van het provinciale Landschap op het domein van natuur, landschap en het culturele erfgoed én een bevestiging van het vertrouwen dat sinds lang is opgebouwd tussen het provinciale Landschap en de provinciale overheid.
1.1. Twaalf samenwerkende provinciale Landschappen Provinciale Landschappen zijn in de vorige eeuw opgericht met het oog op behoud en ontwikkeling van natuur, landschap en cultuurhistorie. Elk provinciaal Landschap beschermt natuurgebieden in de eigen provincie. Het areaal wordt waar mogelijk uitgebreid door aankoop en inrichting, met steun van de overheid, beschermers en sponsors. Inmiddels is al meer dan 110.000 hectare natuur en landschap en het bijbehorende cultureel erfgoed veilig gesteld door de twaalf provinciale Landschappen. Een achterban van ruim 300.000 gezinnen steunt het werk van de Landschappen, aangesproken door het feit dat elk Landschap dicht bij huis zorgt voor toegankelijke en mooie natuur en afwisselend en waardevol landschap.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
4
De twaalf provinciale Landschappen zijn: Het Groninger Landschap It Fryske Gea Het Drentse Landschap Landschap Overijssel Het Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen Het Utrechts Landschap Landschap Noord-Holland Het Zuid-Hollands Landschap Het Zeeuwse Landschap Het Brabants Landschap Het Limburgs Landschap Het Flevo-landschap
De twaalf Landschappen voelen zich sterk verwant en verbonden in hun identiteit en provinciale en regionale oriëntatie, hun historie en doelstellingen en hun inspanningen voor natuur, landschap en cultureel erfgoed. Hoewel de autonome Landschappen veel overeenkomsten vertonen in (statutaire) doelen en organisatievorm, zijn er verschillen in de wijze waarop zij hun doelen realiseren.
1.2. Samenwerkingsverband De12Landschappen De12Landschappen is het samenwerkingsverband van de twaalf provinciale Landschappen. De missie van de stichting is bij te dragen aan de doelstellingen van de twaalf Landschappen. Zij doet dat door landelijk hun belangen te behartigen, te ondersteunen en te faciliteren. Zodoende levert zij een significante bijdrage aan het behoud, de ontwikkeling en het beheer van natuur, landschap en cultuurhistorisch erfgoed in Nederland. Op landelijk niveau richt het samenwerkingsverband zich vooral op de rijksoverheid, het interprovinciaal overleg, politiek Den Haag en de Europese Unie. De12Landschappen is daarnaast aanspreekpunt voor partnerorganisaties op het gebied van natuur en landschap en bevordert de samenwerking. Het samenwerkingsverband is verder verantwoordelijk voor de gezamenlijke naamsbekendheid en voor landelijk draagvlak voor het werk van de Landschappen. Daarnaast ondersteunt De12Landschappen de twaalf organisaties bij fondsenwerving op landelijke schaal, zorgt voor de onderlinge coherentie, faciliteert en bevordert de samenwerking en zorgt voor schaalvoordelen bij het gezamenlijk oppakken van projecten. Het samenwerkingsverband fungeert mede als kennisknooppunt voor de twaalf Landschappen op het gebied van natuurgebieden- en erfgoedbeheer en organisatorische zaken (Zie www.de12landschappen.nl).
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
5
1.3. Kwaliteitsborging bij provinciale Landschappen Als professionele natuurterreinbeherende organisaties streven de provinciale Landschappen er naar om door middel van een verantwoord beheer de kwaliteit van de terreinen te behouden of te herstellen en waar mogelijk door gerichte maatregelen te ontwikkelen of te verhogen. Deze hoge kwaliteitstandaard wordt op basis van jarenlange ervaring tot stand gebracht en gewaarborgd via een organisatiespecifieke invulling van de bedrijfsvoering, zover dat op natuurdoelen is gericht. Het voldoen aan certificeringsvoorwaarden moet gezien worden als een aanvulling op datgene wat organisaties zichzelf reeds aan kwaliteitsborging hebben opgelegd en het toezicht daarop, en op datgene dat op grond van bestaande wet- en regelgeving is overeengekomen. De statutaire doelstellingen van de organisatie en het toezicht daarop door besturen en raden van toezicht en beheeradviescommissies zijn al een garantie dat het werk van de organisatie op een doelmatige wijze gericht is op natuurbehoud met een zo efficiënt mogelijke inzet van menskracht en middelen. Het vastleggen van beheerdoelen, het toepassen van beheerplanning en -evaluatie aan de hand van veldresultaten, alsook het gebruik van specialistische beheerinformatie- en registratiesystemen daarbij is gemeengoed bij provinciale Landschappen. Ook het benutten en bevorderen van interne (ecologische en beheer-)deskundigheid via passende functieprofielen en scholing is gangbare praktijk. Kennisuitwisseling met andere terreinbeherende organisaties en particulieren al dan niet georganiseerd zoals agrarische natuurverenigingen en Federatie Particulier Grondbezit vindt zeer regelmatig plaats. Indien nodig zal gebruik gemaakt worden van externe deskundigheid en wordt het beheer getoetst door onafhankelijke beheeradviescommissies. Er zijn meer aspecten die de kwaliteit van terreinen en van werkprocessen borgen, bijvoorbeeld: Zorgvuldig natuurbeheer wordt bevorderd doordat provinciale Landschappen rekening dienen te houden met Flora- en faunawet-vereisten, veelal door middel van toepassing van de Gedragscode Zorgvuldig bosbeheer en/of de Gedragscode Natuurbeheer. Indien terreinen vallen onder Natura 2000, dient in het beheer rekening gehouden te worden met de in de aanwijzingsbesluiten genoemde instandhoudingsdoelen. De naleving van de Natuurschoonwet en de Boswet draagt in veel gebieden eveneens bij aan instandhouding en toegankelijkheid van bos en natuur op landgoederen. Met partners worden afspraken gemaakt met het oog op het beheer en de natuurkwaliteit van Nationale Parken. Bij een deel van de provinciale Landschappen is het bosbeheer gecertificeerd onder FSC of PEFC of valt het grondgebruik bijvoorbeeld onder het certificeringschema van de Barometer Duurzaam Terreinbeheer van SMK. Met het oog op fondsenwerving voor het behoud van natuur en landschap, zorgt het provinciale Landschap voor transparantie over de optimale besteding van middelen via certificering door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Los van subsidieovereenkomsten met de overheid bestaan er tal van convenanten en contracten met derde partijen om inspanningen te verrichten voor natuur, landschap en biodiversiteit.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
6
Een groot deel van de bestaande bedrijfsvoering is dus voortdurend gericht op instandhouding van natuurterreinen en andere bezittingen en de organisatie daaromheen. Ook zonder certificering zullen bedrijfsprocessen, systemen en organisatie gericht blijven op instandhouding en optimalisatie, met gebruikmaking van de daarvoor beschikbare financiële middelen. Het uniforme kwaliteitshandboek van De12Landschappen en deze uitwerking daarvan, zal vooral bijdragen aan het meer transparant maken en structureren van deze kwaliteitszorg.
1.4. Toepassing van het kwaliteitshandboek Het kwaliteitshandboek van De12Landschappen volgt het Programma van Eisen Kwaliteitshandboek Natuurbeheer, versie 16-9-2010 (PvE). In dit PvE is als uitgangspunt gehanteerd: voldoende kwaliteitsborging, een maximale aansluiting bij de eigen werkprocessen en zo gering mogelijke administratieve lasten. In de beschrijving van de kwaliteitsborgende onderdelen aan de hand van de gestelde eisen, is ruimte geboden om aan te sluiten op de eigen praktijk van het provinciale Landschap, en/of het onderdeel is zodanig beschreven dat elk Landschap het kan toepassen in de eigen organisatie. Op deze wijze biedt het kwaliteitshandboek voldoende speelruimte om recht te doen aan de bandbreedte in bedrijfsvoering. Het kwaliteitshandboek natuurbeheer van De12Landschappen dient als leidraad om de eigen werkprocessen toetsbaar te maken en zo nodig aan te passen aan de overeengekomen standaard. Aan de hand van dit gedeelde kwaliteitshandboek heeft het Zuid-Hollands Landschap de hierin genoemde kwaliteitsborgende routines en werkwijzen meer specifiek voor de eigen organisatie uitgewerkt en beschreven. Het kwaliteitshandboek wordt voor een periode van tenminste zes jaar vastgesteld en zal aan het eind van die periode geëvalueerd worden en indien nodig bijgesteld.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
7
2. Algemene informatie over het Zuid-Hollands Landschap 2.1. Algemeen De Stichting Het Zuid-Hollands Landschap is een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie in de provincie Zuid-Holland. De stichting wordt gesteund door 51.000 donateurs en beheert ruim 4.000 hectare, verdeeld over 100 natuurgebieden (peildatum 31-07-2012). Het Zuid-Hollands streeft naar duurzaam, kwalitatief evenwicht tussen mens en natuur, door voor beide rust en ruimte te creëren. De stichting stelt natuur en waardevol (cultuur)landschap veilig en versterkt deze. Om dit te bereiken, koopt en beheert het ZuidHollands Landschap natuurterreinen binnen de provinciegrenzen en zorgt zij voor voorlichting en belangenbehartiging ten behoeve van natuur en landschap. BOX 1 Statuten Zuid-Hollands Landschap Volgens de vastgestelde Statuten heeft de stichting tot doel: “1. Het behouden, ontwikkelen en scheppen van hetgeen uit oogpunt van natuuren landschapsbescherming waardevol is te achten in de Provincie Zuid-Holland, zulks in de ruimste zin genomen; 2. Het behouden en verbeteren van het natuurlijk milieu van de mens en de natuurgerichte en extensieve recreatie in deze provincie; 3. Het behouden van monumenten in de zin der wet, welke op haar terrein zijn gelegen.”
De stichting heeft volgens de Statuten de volgende “middelen tot bereiking van het doel”: “a. het verwerven, inrichten, beheren en exploiteren van in de provincie ZuidHolland aanwezige en voor haar doel geschikte onroerende goederen; b. bemoeiingen bij overheid, corporaties en particulieren ter bevordering van haar doeleinden; c. verzorgen van bij haar doel passende voorlichting en educatie; d. het bijeenbrengen van gelden nodig ter bereiking van haar doeleinden; e. alle andere wettige middelen, welke voor het doel van de stichting bevorderlijk kunnen zijn.”
Het Zuid-Hollands Landschap is opgericht in 1934 naar aanleiding van de dreigende teloorgang van de Rotterdamse buitenplaats De Tempel. In de decennia daarop is de stichting via aankoop en beheer van tientallen natuurgebieden uitgegroeid tot een professionele terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie. De helft van het huidige beheerareaal valt binnen de aangewezen Natura 2000-gebieden.
Naast het reguliere beheer onderhoudt de stichting vele contacten in het provinciale netwerk. Het gaat dan om overleg met de provincie, gemeenten, waterschappen, maar ook collega-
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
8
organisaties zoals Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Hollands Particulier Grondbezit en Dunea. Ook wordt er gezocht naar vormen van samenwerking ook in de uitvoering met de terreinbeherende organisaties Verder vindt er op allerlei niveaus samenwerking plaats met agrariërs en hun vertegenwoordigers zoals de LTO. De stichting wil de contacten met de vele beschermers en vrijwilligers verder versterken, onder meer door hen te laten meedenken over inrichting en beheer. Daarnaast wil het Zuid-Hollands Landschap haar maatschappelijke positie verder verbreden door de in beheername van meer natuur dichtbij de stad (minder dan 10 km van de bebouwde kom).
2.2. Organisatie Bij het Zuid-Hollands Landschap werken 42 mensen (33 fte) met als peildatum 31-07-2012. Kernactiviteit van de stichting is het beheer van de natuurterreinen: bijna tweederde van de medewerkers is hier mee bezig. Het directe terreinbeheer vindt plaats in drie regio’s verdeeld over de provincie: Eilanden, Kuststreek en Veenweiden. Op het kantoor werken de afdelingen Ontwikkeling & Advies (waaronder monitoring, evaluatie en beheerplanning), Communicatie & Fondsenwerving en de afdeling Bedrijfsvoering. Aan het hoofd van de organisatie staat de directeur. Kernwaarden van de werkorganisatie zijn betrouwbaar, professioneel, resultaatgericht, praktische, visionair en betrokken enthousiast.
2.3. Natuurterreinen en beheer Het Zuid-Hollands Landschap heeft verspreid door de Provincie Zuid-Holland verschillende terreinen in eigendom, erfpacht en beheer. Er bestaat een grote verscheidenheid aan gebieden: het varieert van open veenweidegebieden met hoge weidevogeldichtheden, bloemrijke graslanden, duingraslanden en –valleien tot aan duingebieden met duindoorn en duinbos en landgoederen. Bijna de helft van de terreinen valt onder Natura 2000. Het overgrote deel van de gebieden is in eigendom (3.170 ha), ook heeft het Zuid-Hollands Landschap verschillende gebieden in erfpacht (861 ha). Het gaat dan in totaal om een beheerareaal van 3733 ha met een SNL-certificering; zie hieronder Tabel 1. Daarnaast voert het Zuid-Hollands Landschap het beheer in een aantal gebieden middels een beheerovereenkomst (308 ha), deze zijn echter voor de SNL en dus voor de certificering niet van toepassing. Het beheer van de gebieden is er op gericht de huidige natuurwaarden te behouden en waar mogelijk te versterken. Binnen de gebieden van het Zuid-Hollands Landschap zijn naast natuurwaarden ook verschillende, waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig. Ook hiervoor is het beheer gericht op het behoud van de waardevolle elementen. Als derde kan het onderhouden van recreatieve voorzieningen genoemd worden, ook hiervoor is het beheer gericht op het in stand houden van goede mogelijkheden en faciliteiten voor de beleving van de natuur en het landschap.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
9
Tabel 1 Overzicht ZHLbeheertypenverdeling en areaal Beheertypenr. 7301 7302 7303 7311 7321 7331 7332 7333 7334 7341 7342 7351 7381 7382 7383 7401 7402 7411 7421 7422 7424 7425 7431 7441 7442 7443 7451 7452 7462 7481 7482 7483 7484
Beheertype Zee en Wad Duin- en kwelderlandschap Rivier- en moeraslandschap Rivier Beek en bron Kranswierwater Zoete plas Brak water Afgesloten zeearm Moeras Gemaaid rietland Veenmosrietalnd en moerasheide Strand en embryonaal duin Open duin Vochtige duinvallei Nat schraalland Vochtig Schraalland Droog schraalland Bloemdijk Kruiden- en faunarijk grasland Zilt- en overstromingsgrasland Kruiden- en faunarijke akker Vochtig weidevogelgrasland Rivier- en beekbegeleidend bos Hoog- en laagveenbos Haagbeuken- en essenbos Duinbos Dennen-, eiken en beukenbos Vochtig bos met productie Vochtig hakhout en middenbos Droog hakhout Park- en stinzenbos Eendenkooi Totaal
ha 422 32 80 25 1 3 93 1 8 323 31 2 13 248 72 21 470 7 13 492 2 2 483 69 51 178 391 83 4 57 2 26 28 3733
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
10
Laan in Landgoed Mildenburg
cultuurhistorie: kade en knotbomen
Weidevogels
Bloemrijke graslanden
Duingebieden,soms open en de andere keer zoals hier, meer dichtgegroeid.
Rivieroevers
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
11
3. Onderdelen van het kwaliteitshandboek Het handboek is conform het PvE ingedeeld in de zeven hoofdonderdelen uit het PvE en verder uitgesplitst voor de onderliggende elementen: 0 1 2 3 4 5 6
Verantwoording aanvraagtitel; De wijze waarop de beheerder vastlegt dat hij aansluit bij de beheerdoelen die zijn vastgelegd in het natuurbeheerplan; De handelingen waarmee de beheerder de doelen via beheer behaalt; De basismonitoring; De evaluatie van het beheer op basis van de basismonitoring en eventuele bijstelling van doelen en beheermaatregelen; De eigen controle van het beheersysteem; De wijze waarop de beheerder projecten opstelt en uitvoert in een projectenprogramma.
Per onderdeel wordt behandeld: De certificeringseis geciteerd uit het PvE. Algemeen: een eventuele toelichting op de eis en een beschrijving van context, bandbreedte en variatie bij Landschappen. Een algemene beschrijving van de aantoonbare werkwijze. Verantwoordelijkheden en controle: wie is betrokken en hoe kan de werkwijze geverifieerd worden bij een externe audit. Een omschrijving van het beoogde resultaat. Indien van toepassing: een nadere specificatie van de wijze waarop het Landschap aan de eis voldoet (eventueel via verwijzing naar een intern proceduredocument). De wijze van checken van de gecertificeerde werkwijzen wordt zowel specifiek per eis behandeld alsook meer algemeen in hoofdstuk 3.6 Eigen controle van het kwaliteitssysteem.
De organisatie houdt zich het recht voor om af te wijken van de in hoofdstuk 3 beschreven werkwijzen en procedures indien dit om dringende redenen van organisatorische aard nodig wordt geacht. De redenen om af te wijken en de aangepaste werkwijze worden schriftelijk vastgelegd. Ook na de aangebrachte wijzigingen zal de werkwijze binnen de kaders van het Programma van eisen vallen.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
3.1. Verantwoording aanvraagtitel PvE 0: De beheerder geeft aan op welke wijze hij kan aantonen dat hij de aanvraagtitel bezit voor de gronden waarvoor hij subsidieaanvragen doet. Dat kan door te omschrijven hoe de eigendomsadministratie wordt bijgehouden of via een accountantscontrole.
Algemeen Het Zuid-Hollands Landschap heeft vanuit zijn doelstelling gronden in eigendom, beheer en erfpacht en verwerft nieuwe gronden, veelal op basis van afspraken met de overheid over de realisatie van het natuurbeleid. Voor natuurterreinen die in eigendom of erfpacht zijn, wordt beheersubsidie aangevraagd op grond van het natuurbeheerplan en de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer (SVNL) van de provincie ZuidHolland. Het Zuid-Hollands Landschap maakt gebruik van een digitaal terrein(beheer)administratiesysteem waarin gegevens over het terrein en gerelateerde gegevens kunnen worden vastgelegd in combinatie met digitale kaartbeelden. De procedure rondom het vastleggen van de eigendomsgegevens is beschreven in de AOIB (Administratieve Organisatie en Interne Beheersing) die het Zuid-Hollands Landschap hanteert voor het vastleggen van verschillende administratieve procedures. De AOIB wordt jaarlijks door de accountant getoetst en door het bestuur vastgesteld.
Aantoonbare werkwijze a. De werkwijze van vastlegging van kadastrale gegevens (bij nieuw eigendom) in het digitale systeem en analoog (aktes), is in het AOIB beschreven. b. De terreinen van de organisatie worden – al dan niet nader onderverdeeldgeregistreerd in de eigendomsadministratie. c. Wijzigingen van oppervlakten en begrenzingen van percelen worden minimaal één keer per jaar aangepast in het digitale systeem. d. De rechtmatigheid voor het aanvragen van SNL-subsidie op een terrein kan worden aangetoond en is vastgelegd in ondermeer het eigen beheersysteem.
Verantwoordelijkheden en controle a. De organisatie heeft een medewerker aangewezen die verantwoordelijk is voor de terreinadministratie en het beheer van documenten waaruit de aanvraagtitel blijkt. b. Deskundigheid op het gebied van terreinadministratie is aanwezig bij de verantwoordelijke medewerker(s). c. Bij externe audit kan de werkwijze met betrekking tot de terreinadministratie geverifieerd worden aan de hand van één of meer van de volgende handelingen: Inzage in het (elektronische) terreinadministratiesysteem. Toelichting door de verantwoordelijke medewerker. d. De aanvraagtitel kan aangetoond worden aan de hand van één of meer van de volgende stukken of bronnen : (Notariële) akten en andere documenten waaruit de aanvraagtitel blijkt Kadastrale uittreksels, check ter plaatste van Kadaster Online of vergelijking met objectenlijst kadaster of Accountantscontrole jaarverslag e. Er wordt toegezien op het voorkomen van cumulatie in de subsidieaanvraag, in bijzonder in geval er sprake is van (eenjarige) pacht. Het Landschap kan echter
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
13
niet verantwoordelijk worden gesteld voor een (ongeldige) cumulerende aanvraag door de pachter.
Resultaat Informatie over perceelseigendom, erfpacht of een andere grond waarop het ZuidHollands Landschap over een aanvraagtitel beschikt, is voor alle terreinen die binnen de beschikking vallen van de SNL-subsidie, aanwezig en opvraagbaar.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
14
3.2. Bepaling beheerdoelen PvE 1: De beheerder gaat uit van de beheertypen die zijn aangegeven in de SNLsubsidiebeschikking.
Algemeen De beheertypenkaart van de provincie Zuid-Holland geeft perceelsgewijs weer, voor welk beheertype subsidie aangevraagd kan worden. De beheertypenkaart is gemaakt door de provincie in samenspraak met diverse partijen, waaronder het Zuid-Hollands Landschap. De subsidieaanvraag van het Zuid-Hollands Landschap wordt digitaal aangeleverd conform de indieningsspecificaties voor gecertificeerde beheerders. Het betreft een combinatie van de aan te vragen percelen met de provinciale beheertypenkaart. Op deze wijze wordt automatisch alleen dát aangevraagd wat in het Natuurbeheerplan voor subsidie is opengesteld afgezien van aanvullende eisen van het openstellingsbesluit die niet uit de kaart te herleiden zijn, bijv. toeslagen. Indien door het Zuid-Hollands Landschap wordt geconstateerd dat een aangevraagd beheertype niet correct is of niet meer voldoet, wordt dit aan de provincie Zuid_holland doorgegeven. De provincie beslist of dit wijzigingsvoorstel wordt doorgevoerd in de beheertypenkaart of dat het beheertype via een kwaliteitsimpuls toch gerealiseerd kan worden. Tussentijdse herziening van het Natuurbeheerplan leidt echter niet tot aanpassing van de SNL-beschikking, die zes jaar geldig is, tenzij er sprake is van een kwaliteitsverbetering al dan niet op basis van een investeringsubsidie SKNL.
Aantoonbare werkwijzen Gebruik beheertypenkaart provinciaal natuurbeheerplan Op grond van de aanvraag en de beschikking(en) SNL komen de aangevraagde beheertypen overeen met het natuurbeheerplan. Deze beschikkingen kunnen getoond worden.
Genereren aanvraagbestand a. Er kan vanuit het administratieve systeem (evt. extern) een aanvraagbestand en bijbehorende digitale kaart gegenereerd worden met de beheertypen die liggen binnen de terreinen waarvoor de SNL-beschikking geldt. b. Het aanvraagbestand voldoet aan de aanleverspecificaties van Dienst Regelingen.
Aansluiting op provinciale doelen a. De subsidiebeschikking heeft per definitie betrekking op de beheertypen die aanwezig zijn op de terreinen binnen de aanvraag. b. Er kan getoond worden welke beheertypen aanwezig zijn in de eigen terreinen; vanuit het systeem kan een kaart gegenereerd worden met de terreinen en de daarin liggende beheertypen. c. Indien afwijkingen worden geconstateerd van het beheertype (oppervlakte, begrenzing, naamcode), dan wordt dit aansluitend aangepast in de terreinadministratie. d. Wijzigingen van het beheertype worden jaarlijks doorgegeven aan de provincie met het verzoek het natuurbeheerplan hierop aan te passen. e. De beheertypen worden benoemd en beschreven als doelen in de relevante beheerdocumenten bij herziening daarvan (zie PvE 2, par. 3.3).
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
15
f.
Aanvullend is -indien en voor zover van toepassing- informatie vastgelegd over (tijdelijke) afsluiting van terreinen en redenen waarom het beheer (tijdelijk) niet kan worden uitgevoerd [Dit is een uitwerking van PvE 5 zie par. 3.6].
Verantwoordelijkheden en eigen controle a. De organisatie heeft een medewerker aangewezen die verantwoordelijk is voor het vastleggen en controleren van beheertypen in het administratieve systeem. b. De vastlegging van beheertypen in het administratieve systeem is geborgd bij de verantwoordelijke medewerker. c. Bij externe audit kan de werkwijze ten aanzien van het bepalen van beheerdoelen geverifieerd worden aan de hand van het inzien van de terreinadministratie in relatie tot het provinciale Ntuurbeheerplan, en een toelichting door de verantwoordelijke medewerker.
Resultaat De beheertypen zijn via het administratieve systeem en/of de digitale beschikkingskaart te benaderen en te raadplegen door de beheerders.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
16
3.3. De handelingen waarmee de beheerder de doelen via beheer behaalt A. Koppeling beheer en doelstelling PvE 2 A. De beheerder legt de koppeling tussen het beheer en de doelstelling vast, bijvoorbeeld in een beheerplan, een beheerrichtlijn of een beheervisie.
Algemeen De koppeling tussen doelstelling (d.i. het vastgelegde beheertype op een bepaald kwaliteitsniveau1) en het daarop afgestemde beheer kan op verschillende manieren worden vastgelegd in (cyclische) visie-, plan- en uitvoeringsdocumenten met verschillende doorlooptijden en uiteenlopende schaalniveaus. Het schaalniveau kan een beheervisie zijn op alle terreinen met gelijksoortige beheertypen of een beheerplan voor een afzonderlijk terrein of terreincluster. Beheervisies, beheerplannen of- richtlijnen en werkplannen kunnen naast elkaar bestaan of hiërarchisch aan elkaar gekoppeld zijn. Voor grotere complexen zal vaak een beheerplan gehanteerd worden met daaraan eventueel een (jaarlijks) werkplan gekoppeld. Eventueel kan gewerkt worden met een eenvoudig werk- of onderhoudsplan, waarbij de algemene doelstelling is vastgelegd in een bredere beheervisie op de aanwezige beheertypen. Ook kan volstaan worden met een lijst van afwijkingen/uitzonderingen op de beheervisie. Bij provinciale Landschappen komen verschillende vormen van bovengenoemde beheerdocumenten voor. Het is ook mogelijk dat hiervoor het elektronische beheersysteem wordt gebruikt of een andere digitale vorm. Van belang is dat op enigerlei wijze de beheertypen waarvoor de organisatie SNL-subsidie ontvangt, gekoppeld zijn aan een beschrijving van het gekozen planmatige beheer en de onderbouwing daarvan. De situatie bij het Zuid-Hollands Landschap is kort beschreven onder het kopje Beschrijving koppeling doelstellingen en beheer zie hieronder.
Aantoonbare werkwijze koppeling beheer en doelstelling a. Voor het gehele beheerareaal waarop de SNL-beschikking van toepassing is, is de koppeling tussen doelstelling (=beheertype) en het gekozen beheer vastgelegd in beheerplannen. b. De beheerdoelen- en maatregelen zoals beschreven volgens a. richten zich op instandhouding dan wel kwaliteitsverbetering van de beheertypen die van toepassing zijn. c. In relatie tot de beheertypen zijn de volgende aspecten vastgelegd: Algemene beschrijving Visie, doelstellingen en streefbeelden Beheerkeuzen + randvoorwaarden beheer Planning van beheer Cyclus van herziening/looptijd.
1
Kwaliteitsdoelen van beheertypen De doelstelling van het beheer kan vooralsnog alleen gedefinieerd worden als: instandhouding van het beheertype. Het kwaliteitsniveau is niet bekend zolang er geen nulmeting heeft plaatsgevonden. In de loop van de tijd kan de ontwikkeling van de kwaliteit van beheertypen aan de hand van monitoring bepaald worden. Dan kan ook pas via evaluatie een koppeling gemaakt worden tussen kwaliteitsdoelstelling van de beheertypen en het te voeren beheer, en kan deze koppeling nader beschreven worden in de beheerdocumenten.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
17
De bovengenoemde onderdelen kunnen in één en hetzelfde document zijn vastgelegd, maar kunnen ook verspreid zijn te vinden in verschillende documenten en/of digitaal vastgelegd zijn in het gebruikte beheersysteem (zie onder algemeen).
Verantwoordelijkheid en controle a. De beheerdocumenten worden opgesteld door deskundige medewerkers op het gebied van ecologie en beheerplanning. b. Deskundigheid op het gebied van koppeling tussen doelstelling en beheer (ecologie en beheerplanning) is geborgd bij de verantwoordelijke medewerker(s). c. De beheerdocumenten worden centraal bewaard en gearchiveerd in het Centrale Archief op het hoofdkantoor. d. De beheerdocumenten zijn goed toegankelijk en worden gebruikt en geraadpleegd door de medewerkers verantwoordelijk voor planning en beheer. e. Bij externe audit kan de bovenstaande werkwijze geverifieerd worden door: Toelichting door verantwoordelijke medewerkers Inzage in de beheerdocumenten en de wijze van ontsluiting en toegankelijkheid. Voorbeelden van uitwerken van doelstelling via beheerdocumenten naar feitelijk beheer. Inzage in de Handleiding Beheerplanning en -evaluatie.
Resultaat Voor alle beheertypes uit de subsidiebeschikking is het te voeren beheer in één of meer beheerdocumenten (beheervisie, beheerplan en/of werk-/onderhoudsplan) en of in het elektronische beheersysteem vastgelegd. Deze beheerdocumentatie wordt toegepast bij (de planning van) het beheer. Daarmee is de relatie gelegd tussen de doelstelling en de geplande en uit te voeren beheermaatregelen.
Koppeling doelstellingen en beheer bij het Zuid-Hollands Landschap Voor alle natuurgebieden (ca 100) van het Zuid-Hollands Landschap worden de doelen vastgesteld in een beheerplan; deze heeft in principe een looptijd van zes tot maximaal 10 jaar. Tijdens de beheerplanperiode worden de beheermaatregelen, de voorgestelde actiepunten en de monitoring uitgevoerd. Na afloop van de beheerplanperiode wordt een beheerevaluatie opgesteld. De conclusies hiervan worden meegenomen in het nieuwe beheerplan. Op deze wijze blijft er zicht op de realisering van de gestelde natuurdoelen, en wordt waar nodig bijgestuurd, wordt nieuwe kennis en concrete acties ingebracht en wordt interne en externe verantwoording afgelegd over het gevoerde beheer. Er is voor het opstellen van de beheerplanning een Handleiding beheerplanning en –evaluatie opgesteld die jaarlijks wordt geactualiseerd waarbij betrokken medewerkers een aandeel hebben. Deze herziene versie wordt jaarlijks door het managementteam vastgesteld. De beheerplannen zelf worden eveneens in het managementteam vastgesteld. In de Handleiding wordt een toelichting gegeven op de inhoudsopgave van het beheerplan, op de inhoudsopgave van het evaluatieplan en is de planning en de procedure voor het opstellen van de planproducten opgenomen. Aan het beheerplan zijn kaarten toegevoegd zoals de eigendommenkaart, Structuurvisiekaart, Beheertypenkaart SNL en Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland. De Handleiding anticipeert op externe ontwikkelingen zoals de eisen die voortvloeien uit Natura 2000 aanwijzing en het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Alle planproducten zijn (ook digitaal) beschikbaar voor de (terrein)medewerkers.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
18
B. Benutting kennis bij beheer PvE 2 B: De beheerder geeft aan hoe ecologische kennis die intern en extern beschikbaar is benut wordt bij het beheer.
Algemeen Het Zuid-Hollands Landschap betrekt zoveel mogelijk relevante en actuele kennis en informatie bij het beheer van natuur, landschap en cultuurhistorie, en zorgt voor ontwikkeling van de hiervoor benodigde competenties van medewerkers.
Aantoonbare werkwijze benutting kennis a. Kennis wordt ingebracht in de organisatie en op peil gehouden door meerdere van de onderstaande middelen: Vakgerichte opleidingseisen behorend bij de relevante functieprofielen Opleidingen en bijscholing Vakbladen en vakliteratuur Symposia/workshops Uitwisseling en contact met andere beheerders en ecologen intern en/of extern Regelmatig terreinbeheerdersoverleg onder leiding van het Hoofd Terreinen & Opstallen Databanken/internet Eigen onderzoek/monitoring en interne ecologische advisering Externe ecologische monitoring en beheeradvisering Beheeradvisering en kwaliteitstoetsing door de Natuurwetenschappelijke Commissie (NWC). b. De kennis wordt vastgelegd en gedeeld in een of meer van onderstaande middelen: Een vakbibliotheek Databanken/informatiesysteem Rapportages en verslagen Verwerking in beheervisies,- plannen/-richtlijnen/-adviezen E-mail attendering c. Er is overleg en informatieuitwisseling tussen interne inhoudelijk deskundigen (ecologen) en beheerders. d. Ecologische inzichten en relevante informatie worden toegepast in het beheer (bijvoorbeeld bij evaluaties, herziening beheerplannen etc.).
Verantwoordelijkheid en controle Bij de externe audit kan kennistoegankelijkheid en –benutting en toepassing in beheer aangetoond worden aan de hand van: • concrete voorbeelden; • toelichting door de verantwoordelijke medewerkers.
Resultaat Ecologische en beheerkennis is intern en extern beschikbaar en wordt benut bij het beheer.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
19
C. Aanbestedingsbeleid PvE 2 C: De beheerder geeft aan welk aanbestedingsbeleid wordt gehanteerd en kan dit desgewenst staven met voorbeelden.
Algemeen Het Zuid-Hollands Landschap streeft naar een doelmatige en verantwoorde besteding van publieke middelen. Daarbij wordt gelet op: Een optimale prijs-kwaliteitsverhouding Minimaal 3 offertes bij bestedingen boven de €10.000 (generiek beleid) Keuzes op basis van juiste motieven, integriteit en transparantie Uniformiteit in het omgaan met uitbesteden. Meer in het algemeen vraagt ook de CBF-Keur voor ‘ goede doelen organisaties’ (die geldt voor alle provinciale Landschappen) om continue aandacht voor een optimale besteding van de middelen, zodat effectief en doelmatig gewerkt wordt aan het realiseren van de doelstelling.
Aantoonbare werkwijze aanbestedingsbeleid a. Het interne beleid bij openbare aanbesteding of onderhandse inschrijving van projecten en regulier onderhoud is eenduidig vastgelegd. Daarbij wordt gelet op: Bovenstaande criteria (onder Algemeen) Geldende wet- en regelgeving Wanneer openbare aanbesteding nodig is, wanneer onderhandse inschrijving, hoeveel offertes nodig zijn bij welke prijsniveaus Wie er beslist bij afwijkingen op de regels. b. Aanvullend wordt verwezen naar de CBF-Keur en de daarvoor vereiste kwaliteitseisen en verantwoording van besteding van middelen. c. Het aanbestedingsbeleid wordt regelmatig gecontroleerd bij uitgaande betalingen en er is een gestandaardiseerde interne audit.
Verantwoordelijkheid en controle Bij externe audit kan de bovenstaande werkwijze geverifieerd worden door: Tonen hoe het aanbestedingsbeleid is vastgelegd door middel van inzage in de AOIB (Administratieve Organisatie en Interne Beheersing); Toelichting door de hiervoor verantwoordelijke medewerker; Voorbeelden van aanbestedingen conform het protocol; Evt. accountancyrapport bij grote projecten; CBF-Keur-certificaat en beoordeling via jaarverslag.
Resultaat Concreet vastgelegd aanbestedingsbeleid dat wordt nageleefd.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
20
D. Samenwerking met andere beheerders PvE 2 D: De wijze waarop bij het beheer samenwerking met andere beheerders wordt gezocht.
Algemeen Bereidheid tot samenwerking met andere beheerders is een algemene grondhouding, maar zal in het algemeen niet in vaste organisatiestructuren worden vastgelegd. Bij het beheer van terreinen zal op het niveau van de beheereenheid contact, afstemming en uitwisseling vooral het geval zijn waar sprake is van aanliggende of nabije terreinen. De samenwerking kan gericht zijn op andere terreinbeherende organisaties, particuliere grondeigenaren en agrariërs en beheereenheden binnen de eigen organisatie. Het kan daarbij gaan om informatie-uitwisseling over beheer, materieeluitwisseling, pacht, inscharing, gezamenlijke aanbesteding van onderhoud, monitoring etc. Op ecologisch en beheerstrategisch niveau is in de regel sprake van regulier overleg met andere terreinbeheerders en natuurorganisaties, zowel regionaal als landelijk. Samenwerking via De12Landschappen en met individuele Landschappen op het gebied van beheergerelateerde kennisdeling en strategie heeft een min of meer regulier karakter. Er vindt daarnaast regelmatig overleg plaats met collega beheerders zoals SBB, NM en GZH (Groenservice Zuid-Holland). Ook met de HPG (Hollands Particulier Grondbezit (onderdeel van de Federatie Particulier Grondbezit) wordt samenwerking vormgegeven o.a. door gezamenlijke interne audits in het kader van de certificering. Een formeel karakter hebben (regionale) samenwerkingsovereenkomsten zoals met gebiedspartners m.b.t. gebiedsprojecten. Tijdelijke samenwerking betreft bijvoorbeeld de gezamenlijke ontwikkeling van beheeradministratiesystemen.
Aantoonbare werkwijze samenwerking a. Er is aantoonbare samenwerking met andere beheerders. b. Bij aanliggende of nabije terreinen van andere eigenaren en op gebiedsniveau zal waar nodig en mogelijk afgestemd worden over beheerkeuzen, beheerplanning en gezamenlijke monitoring.
Verantwoordelijkheid en controle proces Bij externe audit kan samenwerking met voorbeelden en mondelinge toelichting worden gestaafd (convenanten en samenwerkingscontracten, vergaderverslagen e.d.).
Resultaat Er is op verschillende niveaus sprake van samenwerking en contact met andere beheerders, informeel en eventueel via vastgelegde formele afspraken.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
21
3.4. Monitoring PvE 3: De beheerder beschrijft de werkwijze met betrekking tot de monitoring. Hierover worden separaat afspraken gemaakt met de overheid.
Algemeen De biotische monitoring wordt uitgevoerd in overleg met en zoals overeengekomen met de provincie. Van belang daarbij is de wijze waarop de provinciale afstemming wordt vormgegeven en de beschikbaarheid van budget voor de uitvoering van de benodigde monitoringactiviteiten. Zonder deze afspraken en dit budget is dit onderdeel niet van toepassing.
Aantoonbare werkwijze a. De overeengekomen werkwijze is beschreven in het eigen monitoringplan ofprogramma (Handleiding Beheerplanning- en evaluatie). b. De monitoring wordt uitgevoerd door deskundige personen vanuit of in opdracht van de organisatie. c. De monitoringresultaten worden geregistreerd en, zover de onderliggende monitoring vergoed wordt door de provincie, aangeleverd volgens afspraak met provincie. d. De monitoringresultaten worden gebruikt voor de periodieke evaluatie van het beheer (zie 5.5. PvE 4).
Verantwoordelijkheden en controle a. De organisatie heeft medewerkers aangesteld voor het monitoringbeleid en de uitvoering ervan; De medewerker Ecologisch Beleid & Monitoring bewaakt de kwaliteit van de monitoring en benodigde deskundigheid. b. Bij externe audit kan de werkwijze ten aanzien van monitoring worden geverifieerd aan de hand van: monitoringplan(nen) of -programma toelichting door (een) verantwoordelijke medewerker(s).
Resultaat Monitoringafspraken. Monitoringresultaten beschikbaar voor evaluatie.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
22
3.5. Evaluatie van beheer PvE 4: A. De beheerder draagt zorg voor een evaluatie van het beheer en maakt daarbij gebruik van de resultaten van de monitoring. B. De beheerder brengt in beeld op welke wijze de resultaten van de evaluatie worden benut.
Algemeen Bij de periodieke evaluatie wordt bepaald of de gestelde doelen worden behaald; in het kader van het SNL gaat het er dan om of de beoogde natuurkwaliteit van het beheertype op een terrein wordt/is bereikt. Daarvoor kan verschillende informatie worden gebruikt, waaronder de resultaten van de SNL-monitoring (afhankelijk van de met de provincie Zuid-Holland gemaakte afspraak) en beheerverslaglegging zoals de beheerevaluaties. Beslissingen over beheerdoelen en beheerkeuzen worden op verschillende momenten gedaan in een cyclisch proces. In de korte, jaarlijkse, beheeruitvoeringscyclus wordt op basis van eenvoudige beoordeling en op praktische gronden het afgesproken beheer zo nodig bijgestuurd en eventueel in een jaarplan of vergelijkbaar document aangepast. In de praktijk zal de beheerder dit zelf besluiten, al dan niet na overleg met ecoloog en/of beheerplanningmedewerker. Het beheerdoel (beheertype) wordt daarbij niet aangepast. De meerjarige kwaliteitscyclus verschilt per provinciaal Landschap, maar heeft in de regel geen langere duur dan 12 jaar. Voor deze meerjarige cyclus zullen monitoringresultaten en de daarmee verrichte natuurkwaliteitsbepaling onderdeel uitmaken van de evaluatie. Zie Kwaliteitscyclus en Figuur 1 volgende pagina. Omdat in deze cyclus gekeken wordt of de beheerdoelen nog wel gelden of haalbaar zijn, en eventueel aangepast moeten worden, kan gesproken worden van een adaptief model. Zie Figuur 2 volgende pagina.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
23
Kwaliteitscyclus De in Hoofdstuk 3.5. Algemeen beschreven cyclus voor kwaliteitcontrole en – verbetering en beheeruitvoering komt overeen met de kwaliteitscirkel van Deming, ofwel de PDCAregelkring (Plan, Do, Check, Act). De vier activiteiten (gemodificeerd) hierin zijn: PLAN: DO: CHECK: ACT:
Stel beheerdoelen vast en plan activiteiten om die doelen te halen. Neem de verbeteringen hierin op; bij ZHL vastgelegd in het geldende beheerplan. Voer de geplande activiteiten uit. Meet prestaties en resultaten om vast te stellen of de doelstellingen zijn gerealiseerd; bij ZHL vastgelegd in het evaluatieplan. Analyseer de meetresultaten. Stuur bij indien er afwijkingen zijn geconstateerd. Voer de verbeteringen door bij PLAN.
De opbouw van hoofdstuk 3 volgt deze cirkel ook. 3.2 = plan, 3.3 = do, 3.4 = check en 3.5 = act.
Figuur 1 Kwaliteitscyclus
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
24
Beslissingsschema beheerevaluatie: Er zijn drie mogelijke uitkomsten van de evaluatie van het beheer: 1. Het doel is of wordt naar verwachting gehaald met het doorzetten van het gevoerde beheer. Als dit het geval is zal het gevoerde beheer worden doorgezet. 2. Het doel wordt niet bereikt via het gevoerde beheer, maar is via ander beheer waarschijnlijk wel te halen. Als dit het geval is zal het beheer worden aangepast. 3. Het doel wordt niet bereikt via het gevoerde beheer en het is onwaarschijnlijk dat dit met ander beheer wel bereikt zal worden. Als dit het geval is wordt in overleg met de provincie Zuid-Holland: een kwaliteitsimpuls gegeven in de vorm van herstelmaatregelen in het gebied of kwaliteitsmaatregelen buiten het gebied, óf, indien niet haalbaar, het doel aangepast. Dit doel zal dan ook veranderen in het Natuurbeheerplan c.q. de beheertypenkaart/ambitiekaart van de provincie en in de eigen beheeradministratie.
Figuur 2 Beslissingsmodel beheerevaluatie
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
25
Voorbehoud toepasbaarheid monitoringresultaten en evaluatie De informatie die met behulp van SNL-monitorings-systematiek wordt verzameld is maar ten dele bruikbaar voor de aansturing van het beheer. SNL-monitoring is met name een beleidsmonitoring gericht op het benoemen van de natuurkwaliteit per beheertype. Belangrijke indicatoren ten aanzien van het beheer behoren niet tot deze systematiek en zullen dus op andere wijze in beeld gebracht moeten worden, want ze zijn wel benodigd bij een goede evaluatie. De beschreven kwaliteitscyclus als geheel beschrijft een ideale situatie van het proces van planning, uitvoering, beoordeling en bijsturing van beheer. In de praktijk zijn naast biotische aspecten veelal onbekende abiotische aspecten van grote invloed op het behalen van de doelen. Daardoor is het trekken van conclusies over ontwikkelingen in terreinen/terreinbeheertypen vaak niet eenvoudig. De beschreven evaluatieprocedure zal dan ook niet per definitie leiden tot een optimale onderbouwing voor de bijsturing via beheer, het nemen van kwaliteitsmaatregelen of het aanpassen van het beheertype.
Aantoonbare werkwijze Eén keer per zes tot twaalf jaar wordt het beheer geëvalueerd voor elk terrein/ meerdere terreinen óf voor gelijksoortige beheertypen. Hiervoor wordt een beheerevaluatieschema opgesteld: welk terrein/welke (groep van) beheertypen worden wanneer ongeveer geëvalueerd. De beheerevaluatie wordt in een evaluatieverslag vastgelegd. Dit kan per gebied, voor alle gelijksoortige gebieden of voor gelijksoortige beheertypen. De beheerevaluatie per terrein of beheertype omvat minimaal: o Een beschrijving van het gevoerde beheer gericht op de beheerdoelen o Een discussie over het beheer in relatie tot de beheerdoelen, aan de hand van een analyse van knelpunten en oplossingen o Voorstellen voor het beheer in de komende beheerperiode.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
26
3
Verantwoordelijkheden en controle a. De organisatie heeft medewerkers aangesteld die verantwoordelijk is voor evaluatie van het beheer, nl. de medewerker Ecologisch Beleid & Monitoring. b. Bij externe audit kan de werkwijze ten aanzien van beheerevaluatie geverifieerd worden aan de hand van: Gesprek met de verantwoordelijke medewerker(s). Het tonen van beschikbare beheerevaluaties.
Resultaat Het beheer van het gehele areaal onder SNL is één keer in de 12 jaar geëvalueerd en vastgelegd.
Nadere beschrijving beheerevaluatie bij het Zuid-Hollands Landschap De beheerevaluatie geeft aan in hoeverre de in het beheerplan gestelde doelen zijn gerealiseerd. Centraal staan de natuurontwikkelingen op basis van de in de planperiode verzamelde flora- en faunagegevens en de analyse en interpretatie. Het evaluatieplan omvat een beschrijving van de gehanteerde monitoringsystematiek, een beschrijving van de ontwikkelingen van de soortgroepen waarvoor structurele (betaalde) inventarisaties worden uitgevoerd aan de hand van een vergelijking met voorgaande inventarisatierondes en landelijke trends. Vooruitlopend op de definitieve vaststelling wordt er volgens de systematiek van het Handboek Kwaliteitsklassen en monitoring van de beheerstypen, metingen verricht. Zie ook 3.3 Koppeling doelstellingen en beheer bij het Zuid-Hollands Landschap. In de Handleiding Beheerplanning- en -evaluatie is de inhoudsopgave en procedure opgenomen.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
27
3.6. Eigen controle van het proces PvE 5: De beheerder is zelf verantwoordelijk voor controle op het in het kwaliteitshandboek beschreven proces en geeft aan subsidiegever aan hoe dit plaatsvindt (administratief en fysiek). De onderdelen die daarbij aan de orde komen zijn: 1. vastleggen van gebruikstitels en oppervlakten; 2. (tijdelijke) pacht- of gebruiksovereenkomsten; 3. terreinen die (tijdelijk) worden afgesloten of waar om bepaalde redenen het beheer niet kan worden uitgevoerd; 4. wordt het beheer uitgevoerd op de wijze die binnen de organisatie is afgesproken; 5. hoe wordt geborgd dat met het beheer de doelen gerealiseerd worden.
Algemeen De benodigde controle op het proces is in dit kwaliteitshandboek steeds beschreven per onderdeel van het Programma van Eisen. De onderdelen 1, 2 en 3 in het kader hierboven maken deel uit van de werkwijzen die vallen onder 3.1 (Verantwoording aanvraagtitel) en 3.2 (Bepaling beheerdoelen), omdat deze in belangrijke mate gekoppeld zijn aan de terreinadministratie. De onderdelen 4 en 5 worden geborgd door de werkprocessen die zijn beschreven in de paragrafen 3.3, 3.4 en 3.5 (PvE 2, 3 en 4). Doel is om periodiek (minimaal één keer per 6 jaar) de werkprocessen zoals beschreven in het kwaliteitshandboek na te lopen. De resultaten worden vastgelegd in een intern evaluatierapport. De kwaliteits- en controle-elementen die in de paragrafen per eis worden beschreven, kunnen hierbij als checklist dienen.
Aantoonbare werkwijze Minimaal één keer per zes jaar worden de werkprocessen zoals beschreven in het kwaliteitshandboek nagelopen en beoordeeld. De conclusies worden vastgelegd in een evaluatierapport. Uitvoering van beheer volgens afspraken wordt intern gecheckt door een combinatie van één of meer van onderstaande handelingen: Tussentijds wordt het gevoerde beheer doorlopen aan de hand van het relevante beheerdocument, waarbij de belangrijkste afwijkingen en gebeurtenissen worden benoemd en bijsturingen worden vastgelegd (zie 3.5.). Dit kan op het niveau van afzonderlijke terreinen, terreinclusters of (groepen van) beheertypen. Periodieke steekproeven in het veld aan de hand van het van toepassing zijnde beheerdocument. Raadpleging van het administratief systeem (indien gebruikt voor registratie van beheerhandelingen). Jaarlijks stelt de medewerker Beheerplanning een lijst van actiepunten uit de beheerplannen op die door het managementteam zijn vastgesteld. Bij de eigen controle op de uitvoering van het beheer zijn betrokken: medewerker Monitoring en/of medewerker Ecologisch beleid en/of medewerker Beheerplanning en/of externe deskundige(n) en de betrokken terreinbeheerder(s).
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
28
Verantwoordelijkheid en controle De organisatie heeft een medewerker belast met de organisatie van de periodieke controle op de naleving van het kwaliteitshandboek, nl. medewerker Beheerplanning onder verantwoordelijkheid van het Hoofd Ontwikkeling&Advies. Het Hoofd Ontwikkeling&Advies heeft in die hoedanigheid een onafhankelijke positie en/of rapporteert direct naar de eindverantwoordelijke, zijnde de directeur van de organisatie. Bij externe audit kan getoond worden hoe de eigen controle van het proces plaats vindt aan de hand van de nadere beschrijving (zie onder) en een toelichting van de daarvoor verantwoordelijke medewerker(s).
Resultaat De organisatie heeft een interne procedure beschreven om de in het kwaliteitshandboek beschreven werkprocessen te controleren door (een) daarvoor verantwoordelijke persoon/personen en voert deze procedure periodiek uit.
Nadere beschrijving van de eigen controle bij het Zuid-Hollands Landschap In principe worden beheer-en evaluatieplannen om de 6 tot 10 jaar herzien. De door het management vastgestelde beheer- en evaluatieplannen worden ter advisering voorgelegd aan de Natuurwetenschappelijke Commissie. Deze commissie bestaat uit externe deskundigen die een onafhankelijke positie hebben en benoemd zijn door het Bestuur. De adviezen uit de commissie worden verwerkt in de planproducten waarna het Managementteam deze plannen definitief goedkeurt. De medewerker beheerplanning stelt jaarlijks een lijst op met de actie- en/of verbeterpunten van de Handleiding Beheerplanning en -evaluatie op onder verantwoordelijkheid van het Hoofd Ontwikkeling & Advies. Dit gebeurt in overleg met de Regiohoofden, onder verantwoordelijkheid van het Hoofd Terreinen en Opstallen. Jaarlijks wordt deze vernieuwde Handleiding in het Managementteam vastgesteld. De vastgestelde Handleiding wordt gehanteerd in de voor dat jaar op te stellen en/of te herziene beheer-en evaluatieplannen.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
29
3.7. De wijze waarop de beheerder projecten voor kwaliteitsimpulsen opstelt, uitvoert PvE 7: De beheerder kan aanvragen op projectniveau indienen of, wanneer de provincie die mogelijkheid biedt, op programmaniveau. Indien de gecertificeerde beheerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dienen de onderstaande punten in het kwaliteitshandboek te worden uitgewerkt. Indien de gecertificeerde beheerder op andere wijze met de provincie afspraken maakt over projecten, bijvoorbeeld ten aanzien van een meerjarenovereenkomst of op projectniveau, gelden ten aanzien van deze projecten de bepalingen in de overeenkomst of subsidieverordening en is uitwerking in het kwaliteitshandboek niet nodig. A. De beheerder gaat bij projecten kwaliteitsimpuls uit van de beheertypen die zijn aangegeven in het provinciale natuurbeheerplan. B. De beheerder geeft aan hoe bij projecten kwaliteitsimpuls een koppeling met provinciale doelen gelegd wordt. C. De beheerder geeft aan op welke wijze binnen zijn organisatie bij formulering, uitvoering en oplevering van projecten kwaliteitsimpuls kwaliteitsborging plaatsvindt. D. De beheerder geeft aan hoe hij garandeert dat de projecten tegen marktconforme prijs worden uitgevoerd. E. De beheerder geeft aan hoe de financiële verantwoording over projecten kwaliteitsimpuls plaatsvindt. F. De beheerder geeft aan hoe hij projecten kwaliteitsimpuls evalueert en hoe wordt omgegaan met de conclusies van evaluaties.
Dit onderdeel is niet van toepassing zolang geen projecten worden uitgevoerd ten behoeve van de kwaliteitsimpuls in het kader van de Subsidieregeling Natuur en Landschap.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
30
BIJLAGE Overzicht genoemde documenten • Administratieve Organisatie en Interne Beheersing (AOIB) van het Zuid-Hollands Landschap. De AOIB wordt jaarlijks door de accountant getoetst en door het bestuur vastgesteld. • Handleiding Beheerplanning en –evaluatie. De Handleiding wordt jaarlijks met betrokken medewerkers geëvalueerd en door het Management opnieuw vastgesteld. • Overzicht Meerjarenplanning beheerplanning en –evaluatie. Dit overzicht wordt jaarlijks opgesteld en door het Management vastgesteld. • Organogram per 31-12-2012.
Kwaliteitshandboek Natuurbeheer SNL versie 2.5/ZHL
31