Van landbouw naar natuur Met de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (Programma Beheer)
In Gelderland en Overijssel zal circa 40.000 hectare landbouwgrond worden omgevormd tot natuur. De bedoeling is dat op die manier bestaande natuurgebieden worden vergroot en met elkaar worden verbonden, zodat een aaneengesloten stelsel van natuurgebieden in Nederland ontstaat: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De om te vormen landbouwgronden zijn door de provincies aangewezen (’begrensd’) in gebiedsplannen. Een deel daarvan is inmiddels gekocht door Bureau Beheer Landbouwgronden/Dienst Landelijk Gebied en is of zal worden doorgeleverd aan één van de drie grote natuurbeschermingsorganisaties of aan particulieren. Met de introductie van het Programma Beheer in 2000 is er ook een andere manier gekomen om de nieuwe natuur te realiseren: de huidige eigenaar van landbouwgrond in begrensd gebied kan zelf (een deel van) zijn grond omvormen tot natuurgebied. Hiervoor is de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer, onderdeel van het Programma Beheer, in het leven geroepen.
De economische waarde van landbouwgrond is hoger dan die van natuurgebied. Als u uw landbouwgrond definitief omvormt tot natuurgebied heeft u dus te maken met waardedaling van de grond. Via de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer kunt u deze waardedaling vergoed krijgen. Dit heet subsidie functieverandering. Zijn er eenmalige maatregelen nodig voor de inrichting van het natuurgebied, bijvoorbeeld graafwerk, dan is er inrichtingssubsidie beschikbaar. Die dekt 95% van de inrichtingskosten. Tenslotte is er ook een vergoeding voor de kosten van het beheer: de beheersubsidie voor percelen en de landschapssubsidie voor landschapselementen. De hoogte van de subsidie hangt af van het ‘type’ natuur dat u gaat beheren, bijvoorbeeld schraal grasland, bos of moeras.
Nieuwe natuur: iets voor u? Met landbouwgrond in begrensd gebied kunt u verschillende dingen doen: zelf blijven gebruiken, verpachten aan een ander, verkopen aan de buurman, verkopen aan Bureau Beheer Landbouwgronden/Dienst Landelijk Gebied, zelf gebruiken met agrarisch natuurbeheer (indien van toepassing) óf zelf omvormen tot natuurgebied. Wat de mogelijkheden zijn, hangt onder meer af van het gebiedsplan van uw provincie en het budget dat de provincie dat jaar beschikbaar stelt. Wanneer is het zelf omvormen tot natuurgebied iets voor u? Belangrijk is natuurlijk dat u affiniteit heeft met natuur. Heel belangrijk is ook kennis van natuurbeheer. Hiermee kunt u bijvoorbeeld de ontwikkelingen op uw terrein signaleren en zonodig bijsturen. Deze kennis hoeft u niet vooraf paraat te hebben. Gedurende de omvorming naar natuur kunt u kennis over natuurbeheer opdoen. Dienst Landelijk Gebied helpt u daar graag bij. Het moment voor (gedeeltelijke) omvorming naar natuur kan bijvoorbeeld zijn het ontbreken van een bedrijfsopvolger of geld vrij willen maken voor investering in andere grond of gebouwen. De financiële gevolgen zijn sterk afhankelijk van uw (bedrijfs)situatie. De waardedaling wordt in één keer afgekocht. De hoogte van het bedrag wordt bepaald op basis van een taxatie door Dienst Landelijk Gebied. U krijgt in één keer een grote som geld, belastingvrij. Daar staat tegenover dat uw grond veel minder waard is en weinig of niets meer oplevert aan pacht of gewasopbrengst. U hoeft niet alle grond om te vormen, ook een gedeelte is mogelijk. Het minimum oppervlak is echter 0,5 hectare. Het is niet verstandig om elk jaar een stukje om te vormen. Vanuit ecologisch oogpunt is het het overwegen waard grotere oppervlakten te gaan (inrichten en) beheren als natuurterrein, omdat meer planten- en diersoorten zich dan kunnen vestigen en/of handhaven.
Natuurbeheer of agrarisch natuurbeheer? Natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer zijn verschillende zaken. Agrarisch natuurbeheer richt zich op een aangepast, natuurvriendelijk beheer van landbouwgronden. De inkomstenderving en extra kosten die dat met zich meebrengt, worden vergoed. Er wordt een overeenkomst gesloten voor zes jaar. Daarna staat het u vrij om ermee te stoppen. Deze folder gaat echter over natuurbeheer, in het bijzonder over de omvorming van landbouwgrond tot natuurgebied. Dat is een definitieve keuze, u kunt er niet mee stoppen; de bestemming van de grond wordt blijvend gewijzigd in natuur. Bij eventuele verkoop is ook de nieuwe eigenaar gebonden aan instandhouding van het natuurgebied. In sommige gebieden zijn zowel de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer als de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van toepassing. U kunt niet van beide regelingen tegelijk gebruik maken op eenzelfde locatie.
Wat zijn de gevolgen als u landbouwgrond omvormt tot natuurgebied? Stel uzelf de volgende vragen: a) Is het terrein door de provincie begrensd als nieuwe natuur? Dit staat in het natuurgebiedsplan van de provincie. Als uw grond niet is begrensd, kunt u geen gebruik maken van de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer voor de omvorming van landbouwgrond naar natuur. Wel is het mogelijk een wijziging in de begrenzing aan te vragen. Als u ook een aanpassing van het gebiedsplan voorstaat, kunt u contact opnemen met de provincie. Indien de voorgestelde wijziging en bijbehorende onderbouwing passen binnen het provinciale beleid voor natuur en landschap, kan de wijziging bij de jaarlijkse herziening van het gebiedsplan worden meegenomen. b) Zijn de typen natuur (bijvoorbeeld bos, moeras, schraal grasland) die de provincie hier wenst voor u acceptabel? Bent u in staat het beheer ervan in te passen in uw bedrijfsvoering c.q. uit te voeren? De natuurdoelen waar u uit kunt kiezen, staan in de vorm van ‘pakketten’ vermeld in de gebiedsplannen. Elk pakket beschrijft het natuurdoel dat gedurende het tijdvak wordt nagestreefd en wat er van u wordt verwacht. Meestal zijn er meerdere pakketten mogelijk. c) Zijn de gewenste natuurdoelen haalbaar op uw terrein? Begrenzing in het gebiedsplan houdt niet in dat alle natuurdoelen ook haalbaar zijn. De omstandigheden van het terrein bepalen voor een groot deel welk natuurdoeltype mogelijk is, zoals de waterhuishouding, de bodem en de samenstelling van het grondwater. Daarnaast wordt de haalbaarheid ook bepaald door het beheer en de eventuele inrichtingsmaatregelen. Dus geen poelaanleg op een van nature droge zandgrond. Nu is in Nederland veel maakbaar, maar door te kiezen voor de in het systeem ter plaatse thuishorende natuur, kiest u voor duurzaamheid en laat u juist de natuur helpen bij het beheer ervan! De haalbaarheid is te onderzoeken middels een landschapsecologische systeemanalyse. Een vragenlijst die kan helpen komt verderop in deze brochure aan de orde. d) Wat zijn de subsidiebedragen die u tegemoet kunt zien? De subsidie functieverandering wordt door taxatie in het veld bepaald na het indienen van uw aanvraag. Op dat moment kunt u nog besluiten of u daarmee akkoord gaat. Vóór u de aanvraag indient kunt u Dienst Landelijk Gebied om een indicatie vragen. De noodzakelijke inrichtingskosten kunnen voor 95% vergoed worden. Ga voor de hoogte van de beheersubsidie (de jaarlijkse vergoeding voor het beheer van het natuurgebied) uit van de zogenaamde basispakketten. e) Wat zijn de voorwaarden? Belangrijke voorwaarden zijn bijvoorbeeld dat u het natuurterrein moet openstellen voor publiek en dat u geen mest of chemische onkruidbestrijding toepast. Er zijn enkele uitzonderingen waarbij een ontheffing van de openstellingsverplichting mogelijk is. Naast algemene voorwaarden zijn er pakketspecifieke voorwaarden. Deze voorwaarden kunt u nalezen in de brochure die u kunt bestellen bij het LNV-loket. f) Wat zijn de gevolgen voor inkomen en vermogen? Wat zijn de gevolgen voor de agrarische bedrijfsvoering? U krijgt met de subsidie functieverandering in één keer een groot bedrag in handen. Wat gaat u daar mee doen? Houdt u een deel in reserve voor beheerkosten?
g) Wil ik gebruik maken van de Natuurschoonwet? Terreinen groter dan 5 hectare die voor meer dan 30% uit bos of natuurterrein bestaan, kunnen profiteren van de Natuurschoonwet. Er hoeft dan geen vermogensbelasting, onroerende zaakbelasting (OZB), successierechten en dergelijke te worden betaald. Is dit in uw situatie gewenst en realiseerbaar? Informatie over de Natuurschoonwet vindt u op www.minlnv.nl/loket. h) Wie gaat er zorgen voor het beheer? Doet u dat zelf of zoekt u daarvoor iemand anders? Beschikt u over het (aangepaste) materieel? Kunt u dat delen met andere natuurbeheerders uit de buurt? i) Zijn er consequenties voor omwonenden? Overleg met omwonenden kan voorkomen dat ze bezwaar aantekenen tegen uw plannen. j) Wat kunnen gemeente, provincie, waterschap, etc. betekenen? Wil het waterschap bijvoorbeeld bijdragen aan uw natuurvriendelijke oevers, een natuurlijke inrichting van de beek of waterretentie? Gaat de gemeente akkoord met een bestemmingsplanwijziging?
Vraag advies!
Het is complexe materie. Een deskundig adviseur is geen overbodige luxe. Met betrekking tot de punten a tot en met e kunt u voorafgaand aan de aanvraag (in de ideeënfase) gratis advies krijgen van Dienst Landelijk Gebied. Desgewenst kan DLG samen met de aanvrager/intermediair een globale landschapssysteemanalyse uitvoeren. Deze analyse geeft richting aan wat nog verder onderzocht of uitgewerkt moet worden. DLG stelt dus geen inrichtingsplan voor u op. Voor de overige zaken - en ook voor het indienen van een aanvraag - kunt u een betaald adviseur in de arm nemen. De advieskosten kunnen onder de inrichtingskosten vallen die voor 95% gesubsidieerd worden, hieraan is wel een maximum verbonden. U kunt meerdere ecologische adviesbureaus een offerte uit laten brengen. Het is verstandig met de adviseur duidelijk af te spreken wat u door hem wilt laten doen tegen welke prijs. Denk hierbij aan de volgende vragen: wilt u alleen een financieel en/of bedrijfseconomisch advies? Moet de adviseur ook met de buurt praten? Of met andere partijen die middelen kunnen bijdragen, zoals het waterschap? En als u besluit het te doen, moet uw adviseur dan ook het inrichtingsplan maken? De subsidieformulieren invullen? De vergunningen regelen? De uitvoering organiseren? Als het plan later gewijzigd moet worden, betaalt u dan opnieuw? Maakt uw adviseur een plan op basis van het no cure - no pay principe? Wanneer uw plan (in concept) gereed is, kunt u een prétoets laten uitvoeren door DLG voordat het definitief wordt verzonden naar Dienst Regelingen. Hierdoor krijgt u meer zekerheid of het plan kans van slagen heeft, waardoor verwachtingen (en het plan) bijgesteld kunnen worden. De waardedaling bij functieverandering krijgt u middels het Nationaal Groenfonds uitgekeerd. Het Nationaal Groenfonds kan u daarnaast ook helpen met advies over de financiële mogelijkheden van uw natuurproject.
Als u besloten heeft dat u eigenaar van een natuurgebied wordt, zijn er vier stappen te onderscheiden:
1
Het inrichtingsplan
Soms kan landbouwgrond tot een natuurgebied gemaakt worden door het alleen maar anders te beheren: geen mest meer gebruiken, het grasland maaien en het maaisel afvoeren, na het maaien eventueel beweiden. Vaak vraagt het omvormen van landbouwgrond naar natuurgebied echter eenmalige inrichtingsmaatregelen. Bijvoorbeeld het afgraven van de bovengrond, het herstellen van de waterhuishouding of het planten van bomen. Het nemen van inrichtingsmaatregelen is voor een goed natuurresultaat vaak noodzakelijk. U kunt de noodzakelijke inrichtingsmaatregelen voor 95% vergoed krijgen, hieraan is echter een maximum verbonden. Dit maximum is circa ¤ 7.500 per hectare voor beheerpakketten en circa ¤ 10.500 per hectare voor landschapspakketten (van toepassing op pakketten waarvan de grootte in hectaren wordt uitgedrukt). Om de maatregelen vergoed te krijgen, moet u wel een inrichtingsplan maken, de kosten hiervoor kunnen onder de inrichtingskosten vallen. In het inrichtingsplan moet staan: a) Beschrijving van de beginsituatie b) De beoogde eindsituatie c.q. het type natuur c) Beschrijving van de uit te voeren maatregelen (bijvoorbeeld aantal m3 grondverzet, aantal te planten bomen) d) Begroting e) Planning f) Toekomstig beheer In het inrichtingsplan laat u zien hoe het moet worden. Feitelijk geeft u in het plan aan wat u waar wilt uitvoeren, hoe u dat gaat doen en waarom. U kiest uit de natuurdoelen die in het gebiedsplan voor het betreffende gebied staan vermeld. De verschillende typen natuur moeten elk groter zijn dan 0,5 hectare. Sluit aan bij het karakter en de schaal van het omringende landschap en benut de ecologische potenties van de plek. Denk ook aan ter plaatse karakteristieke landschapselementen, zoals knotwilgen, houtwallen en poelen. Het inrichtingsplan wordt in de praktijk meestal door een deskundig bureau gemaakt. U (of het bureau) kunt Dienst Landelijk Gebied om advies vragen. Zodra u een beeld hebt van hoe het er uit gaat zien, is het goed om eens aan de gemeente te vragen hoe zij tegenover uw plan staat. De gemeente moet straks immers een vergunning afgeven of een bestemmingswijziging doorvoeren. Zo’n gesprek is zeker nodig als u (ook) bos gaat aanleggen.
Is het gewenste natuurdoel haalbaar op mijn terrein? Het is belangrijk vooraf te weten of het gewenste natuurdoel, bijvoorbeeld heide, wel te realiseren is op uw terrein. Dit is mogelijk middels gedegen vooronderzoek, o.a. met behulp van een landschapsecologische systeemanalyse. Hieronder is een vragenlijst opgenomen die u kan helpen het systeem te doorgronden, waardoor u of uw adviseur een heldere keuze voor inrichtingsmaatregelen en beheer kunt maken. Enige ecologische voorkennis is wel noodzakelijk. Voorbereiding • Tot welke landschapstype behoort het terrein? Bijvoorbeeld: heideontginningslandschap of kampenlandschap. Welke landschapselementen zijn aanwezig? • Welk bodemtype en grondwatertrap zijn aanwezig? • Waar verwacht ik kansen voor ontwikkeling? Bijvoorbeeld: oude slenken, schrale ruggen etc. • Welke typen natuur grenzen aan het terrein? Welke flora is in de omgeving aangetroffen? • Was het gewenste natuurdoeltype ooit aanwezig? Hoelang is het al verdwenen? Veldbezoek: Indicatoren • Zijn er doelvegetaties in de omgeving? Kunnen doelsoorten het gebied bereiken? In het heideontginningslandschap zien we in bermen vaak heiderelicten zoals brem, struikheide, schapezuring etc. Denk ook aan karakteristieke fauna, kan die het gebied ook bereiken, komt die in de omgeving voor? • Kijk naar waterlopen. Zit er water in? Hoe diep onder het maaiveld bevindt zich het water? Wat voor water is het? Is het water troebel met strooisel, zonder vegetatie, of is het water ijzerhoudend met ijzerbacteriën en bezit het langs de oevers kwelindicatoren zoals bijvoorbeeld waterviolier of gewone dotterbloemen? • Welke soorten groeien op het perceel en in welke bedekkingen? Wat indiceren die? • Kan n.a.v. de aangetroffen soorten of juist de afwezigheid ervan een uitspraak worden gedaan over ver-thema’s (vermesting, verzuring, verdroging, etc.) die het behalen van het natuurdoel gaan bemoeilijken? Veldbezoek: Bodem en waterhuishouding • Waar bestaat de bodem uit (zand, veen, moerige lagen)? • Hoe dik is de bouwvoor? Welke horizonten zijn te onderscheiden? • Waar zit de gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstand? Op welke diepte is het grondwater bereikt (vermeld datum en weersomstandigheden)? • Zitten er ijzerdeeltjes in het profiel? • Staat er water op het perceel? Is dat regenwater, grondwater of beek- of rivierwater? Hoe lang staat dat water erop? Veldbezoek: Bodemchemie en nutriënten • Het is goed om inzicht te krijgen in de chemische samenstelling van het grondwater en van de bodem, omdat dit veel inzicht geeft in de haalbaarheid van het natuurdoel. Te denken valt aan de beschikbaarheid van calcium en ijzer. • Is het water verontreinigd? • Welk karakter heeft het bodemwater; regenwater of grondwater of een menging ertussen? • Wat is de zuurgraad van het water en van verschillende bodemhorizonten? • Wat is het zuurbufferend vermogen (alkaliniteit) van oppervlakte- of grondwater?
Voorgaande stappen hebben inzichtelijk gemaakt welke kansen en knelpunten zich voor doen ten aanzien van de ontwikkeling en/of herstel van natuurwaarden. Deze stappen geven inzicht ten aanzien van de ecologische potenties. Om deze potenties te realiseren is het op voormalige landbouwgronden vaak verstandig om onderzoek te laten doen naar de hoeveelheid fosfaat in de bovengrond. Fosfaat beperkt zich niet altijd tot de bouwvoor, maar kan ook (on)dieper in de bodem voorkomen. Daarom is het afgraven van de gehele bouwvoor niet altijd noodzakelijk en in andere gevallen juist onvoldoende voor een goed natuurresultaat. Fosfaatonderzoek kan ook veel geld besparen, omdat kan blijken dat afgraven in het geheel niet nodig is.
2
De subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag omvat het invullen van formulieren en het intekenen van kaarten. Als u ook inrichtingsmaatregelen gaat uitvoeren, voegt u het inrichtingsplan bij. De aanvraag wordt ingediend bij Dienst Regelingen die een administratieve toetsing doet en gaat daarna naar Dienst Landelijk Gebied. DLG maakt een inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag op basis van het inrichtingsplan en een veldbezoek. Hierbij wordt gekeken naar onder andere de ecologische doelstelling, haalbaarheid van pakketten, landschappelijke inpassing en kosteneffectiviteit. Aanvragen kunnen alleen in de daarvoor aangewezen periode (meestal de laatste twee maanden van het jaar) worden ingediend. In eenvoudige gevallen kunt u wellicht de aanvraag zelf doen, maar meestal wordt ook dit door een bureau verzorgd. Voor subsidietechnische vragen kunt u telefonisch terecht bij het Groenloket. Voor u de aanvraag opstuurt, kunt u DLG laten bekijken of uw inrichtingsplan voldoet middels een prétoets. Over het algemeen krijgt u na ongeveer 10 maanden van Dienst Regelingen bericht of uw aanvraag wordt gehonoreerd (de ‘beschikking’).
3
Bestemmingswijziging en vergunningen
Binnen twaalf maanden na de beschikking moet u bij de notaris een contract (‘kwalitatieve verplichting’) met Gedeputeerde Staten tekenen. De notaris wordt door de provincie betaald. Na het tekenen van deze ‘kwalitatieve verplichting’ mag u uw perceel niet langer landbouwkundig gebruiken. In het contract verplichten u en uw toekomstige rechtsopvolgers zich tot het creëren en instandhouden van het natuurgebied zoals u dat heeft aangevraagd en het nalaten van alle handelingen die het natuurgebied in gevaar brengen of verstoren. U moet er daarom voor zorgen dat u voor die tijd zeker weet dat u het gebied mag inrichten en beheren volgens plan. Dat betekent dat de eventueel vereiste vergunningen geregeld moeten zijn voor u het contract tekent. Er kan bijvoorbeeld een aanlegvergunning van de gemeente nodig zijn, een ontgrondingsvergunning van de provincie, een keurvergunning van het waterschap, etc. Als er grond verplaatst wordt, moet deze chemisch geanalyseerd worden en misschien is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast is wellicht nodig om een bestemmingsplanwijziging door te voeren.
Daarvoor zijn verschillende procedures mogelijk. De gemeente bepaalt welke. Gezien de lange doorlooptijd van sommige procedures en vergunningverlening is het goed om daar direct na het indienen van de subsidieaanvraag mee te beginnen. Ook hier hebt u weer de keus tussen zelf regelen of door een bureau laten regelen.
4
Uitvoering
Als alle administratieve zaken zijn geregeld, kan begonnen worden met de daadwerkelijke inrichting. U kunt het in eigen beheer uitvoeren, of uitbesteden. Denk hierbij aan het maken van een offerteaanvraag (werkomschrijving), het verlenen van de opdracht en toezicht op de uitvoering. Bij voorkeur kiest u een aannemer met ervaring op het gebied van natuurontwikkeling. Na afloop moeten gespecificeerde nota’s en dergelijke opgestuurd worden naar Dienst Regelingen om de subsidie uitbetaald te krijgen. Wanneer u de werkzaamheden zelf wilt uitvoeren en het inrichtingsplan is geschreven door derden, zorg er dan voor dat u de gebezigde terminologie heeft eigengemaakt en dat u kennis heeft van natuurtechnisch werken. In principe wijkt u niet af van de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen die zijn beoordeeld en goedgekeurd. Mocht u tijdens de uitvoering inzichten krijgen die leiden tot mogelijke planwijzigingen, neem dan contact op met uw contactpersoon van DLG.
U kunt zich nu de trotse eigenaar noemen van een natuurgebied. Als er nieuwe beplanting is aangebracht, de bovenste bodemlaag is afgegraven, misschien een poel gegraven of het waterpeil is verhoogd, dan zult u al snel nieuwe planten, vogels en andere dieren zien verschijnen. Dit te zien en te volgen kan veel voldoening geven. De voormalige landbouwgrond gaat een nieuw leven tegemoet. U beheert het terrein zelf of zorgt ervoor dat iemand dat voor u doet. Daarmee draagt u bij aan het natuurbehoud in Nederland.
Meer informatie Groenloket Gelderland / DLG regio Oost Telefoon: op werkdagen tussen 9.00 en 13.00 uur, 0900 - 36 36 360 (0,15 euro per minuut) Website: www.groenloket.nl E-mail:
[email protected]
Groenloket Overijssel Telefoon: op werkdagen tussen 9.00 en 12.00 uur, 0900 - 20 21 492 (0,35 euro per gesprek) Website: www.groenloketoverijssel.nl E-mail:
[email protected]
Het LNV-loket Telefoon: op werkdagen tussen 8.30 en 16.30 uur, 0800 - 22 33 322 (gratis) Website: www.minlnv.nl/loket Nationaal Groenfonds Telefoon: 033 - 25 39 255 Website: www.groenfonds.nl E-mail:
[email protected]
Colofon Dit is een uitgave van de
Dienst Landelijk Gebied regio Oost Postbus 9079, 6800 ED Arnhem Tekst Bert Geerdes (provincie Utrecht), met aanpassingen door de Dienst Landelijk Gebied regio Oost Fotografie Bas Klaver, Janneke Diels, Louis Lansink, Martin Vossebeld, Harm Smeenge, Yvette Ruesen, Reinier Leenman DTP Peter Reijrink, Dienst Landelijk Gebied regio Oost Druk ‘La’ Intermediaire
April 2008
Deze brochure heeft als doel om op eenvoudige wijze een beeld te geven van (een deel van) de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer. Dit betekent dat u aan de letterlijke tekst geen rechten kunt ontlenen.
DLG realis eert groene p l annen voo r 16 mil joen Nederl anders!