Korte inhoud
Een The Iron Fey-verhaal De voorspelling JULIE KAGAWA Zelfs in Nimmernimmer is ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’ een sprookje... Meghan begint al te wennen aan haar leven als koningin van het IJzerrijk – een even vreemd als fantastisch leven. Maar omdat ze eindelijk samen met Ash is, zou ze met niemand meer willen ruilen! Wanneer ze naar Elysium gaan, een bijeenkomst van alle hoven, doet een mysterieus orakel haar een duistere voorspelling. ‘Dat wat je bij je draagt, zal de hoven verenigen, maar kan ze ook te gronde richten.’ Tenzij Meghan een keuze maakt die voor haar onvoorstelbaar is…
The Iron Fey
De IJzerkoning De IJzerprinses De IJzerkoningin De IJzerprins
Hoofdstuk 1
Het was donker om me heen. Ik stond midden in een kamer die me bekend voorkwam, en die helemaal volgestouwd was met weerzinwekkende rariteiten. Op de planken aan de wanden stonden glazen potten waarin slangen ronddreven, en over een verzameling veren, botten en vijzels lagen allerlei tanden uitgestrooid. Vanuit een hoek stond een skelet met een hoge hoed op naar me te grijnzen. Het was angstaanjagend, maar ik was niet bang. Ik kende deze plek. Alleen kon ik me niet herinneren waarvan. Vanaf de lichtgrens klonk het gekraak van een oude houten schommelstoel. Ik zag alleen de achterkant, maar er zat een onderuitgezakte gestalte in, waarvan de verschrompelde armen over de leuningen hingen. Toen ik een stap naderbij zette, rook ik de verrotting en de stank van stof, vieze lompen, en oude kranten die al jaren op zolder lagen te verpulveren. Ik liep om de stoel heen en keek neer op het verdroogde lichaam van een oude vrouw. Haar nagels waren tot lange kromme klauwen vergroeid en haar hoofd hing voorover op haar ingevallen borst. Opeens keek ze op. In haar ogen brandde zwart vuur, en haar mond fluisterde de woorden die mijn hart deden stilstaan van angst. Toen werd ik wakker. Mijn naam is Meghan Chase. En ik heb de laatste tijd veel te hard gewerkt. Ik tilde mijn hoofd op van mijn bureau en keek knipperend naar de onzinnige woorden die op mijn computerscherm stonden. Een
3
vlugge blik op de klok leerde dat het twee minuten over half zeven in de ochtend was. Had ik soms weer een nachtje doorgehaald? Ik gaapte en schudde het spinrag uit mijn hoofd. Nee, nu wist ik het weer. Ik was een uurtje geleden achter de computer gaan zitten om te zien hoe het met het nieuwe spoorwegnet stond dat in het IJzerrijk werd aangelegd. Het was een van mijn favoriete projecten; hoewel het IJzerrijk het kleinste en jongste rijk in Nimmernimmer was, breidde het zich steeds verder uit. Er moest een manier komen waarop de onderdanen veilig en snel konden reizen, vooral als ze naar Mag Tuiredh wilden om hun nieuwe koningin te zien. Het spoor was de perfecte oplossing, hoewel het wel even zou duren voordat het hele net was aangelegd. Terwijl ik in mijn ogen wreef, trokken de laatste resten van mijn droom zich langzaam terug uit mijn geest. Iets met een skelet en een griezelig lijk… Ik wist het niet precies meer. Misschien moest ik het wat rustiger aan gaan doen, even een paar dagen vrij nemen of op vakantie gaan, als zoiets een IJzerkoningin tenminste was toegestaan. Eigenlijk was het helemaal nog niet zo’n gek idee. Het ging goed met het IJzerhof, al had het nog altijd te maken had met angst en vijandigheid van de andere hoven. Er waren nog wel wat probleempjes, vooral met het Winterhof, aangezien de grenzen van Tir Na Nog tamelijk dicht tegen het IJzerrijk aan lagen, maar over het algemeen liep alles een stuk soepeler en vreedzamer dan ik ooit had durven hopen. Dat deed me er overigens aan denken dat het vandaag de eerste dag van Winter was. Vanmiddag zou het Winterhof in Tir Na Nog Elysium houden. Ik kreunde bij de gedachte alleen al. Beau, mijn Duitse herder, tilde zijn hoofd van mijn voeten en begon hoopvol met zijn staart tegen de grond te zwiepen. Ik glimlachte naar hem. ‘Hé, jongen. Wil je naar buiten?’
4
De grote hond sprong hijgend en kwispelend overeind. Ik aaide hem en stond op, maar plotseling begon de vloer te deinen en voelde ik een golf van misselijkheid opkomen. Snel legde ik mijn hand op het bureau om mijn evenwicht te bewaren. Met opeengeklemde kaken wachtte ik tot het nare gevoel voorbij was. Beau duwde zijn snuit in mijn hand en jankte. Ik gaf hem een klopje op zijn nek. De misselijkheid trok langzaam weg en toen was alles weer normaal. ‘Niks aan de hand, ouwe jongen,’ stelde ik hem gerust; hij keek me zo bezorgd aan met zijn bruine ogen. ‘Ik denk dat ik een beetje te hard gewerkt heb. Kom, ik durf te wedden dat Vlijm al staat te wachten tot je weer tikkertje met hem komt spelen.’ We liepen de gang van het paleis in, waar ik direct een troepje gremlins achter me aan kreeg, kleine IJzerfae die dol zijn op het veroorzaken van chaos en overlast. Schaterend schoten ze om me heen; ze klommen langs de muren omhoog en hingen aan het plafond terwijl ze die arme Beau voortdurend aan het pesten waren. Uiteindelijk bereikten we de deuren die naar de tuin rondom het paleis leidden. Zodra ik die geopend had, vlogen de gremlins naar buiten en daagden de hond zoemend uit. Blaffend als een bezetene rende Beau achter ze aan. Ik sloot grinnikend de deuren. Even was de rust weer in het IJzerpaleis teruggekeerd, al was het dan maar tijdelijk. Met een glimlach op mijn gezicht liep ik terug naar mijn kamers, met hier en daar een knikje naar de IJzerridders die voor me bogen als ik langskwam. Dit was nu mijn leven. Het was natuurlijk behoorlijk vreemd en opwindend allemaal, maar ik zou niet anders meer willen. Zodra ik terug was in de slaapkamer, viel mijn blik op het grote bed en de bult onder de dekens. Bleek ochtendlicht stroomde door de
5
half geopende gordijnen en verlichtte de slapende gestalte van een Wintersidhe, of liever gezegd een voormalige Wintersidhe. Gewoon om even naar hem te kunnen kijken bleef ik in de deuropening staan. In mijn buik begon een vlindertje te fladderen. Soms vond ik het nog steeds moeilijk om te geloven dat hij er echt was, dat dit geen droom was, geen illusie of hersenspinsel. Dat hij voor altijd de mijne was – mijn echtgenoot, mijn ridder. Mijn fae, die een ziel bezat. Hij lag op zijn buik, met zijn armen om het kussen geslagen. Zijn donkere haar viel over zijn ogen en hij ademde vredig. Het dekbed was van zijn gespierde schouders af gegleden, en de vroege zonnestralen streelden zijn bleke huid. Ik zag hem niet vaak slapen; meestal was hij eerder op dan ik om op de binnenplaats een potje met Panne te vechten, of gewoon door de gangen van het paleis te lopen. Vooral toen we nog maar net getrouwd waren, werd ik vaak midden in de nacht alleen in bed wakker; hij was nog zo gewend om altijd hyperalert te moeten zijn dat hij het moeilijk vond om lang op één plaats te blijven en zelfs om te slapen. Hij was opgegroeid aan het Hof van het Duister, waar je je leven nooit zeker was, en die eeuwenlange waakzaamheid raakte je niet een-twee-drie kwijt. Echt verdwijnen zou zijn achterdocht wel nooit, maar toch begon hij zich langzaam maar zeker wat meer thuis te voelen, zodat het inmiddels weleens een enkele keer voorkwam dat hij ’s ochtends nog naast me lag en ik zijn arm om me heen voelde als ik wakker werd. Het gebeurde maar zo zelden dat ik hem volledig ontspannen en op zijn gemak zag, dat ik het jammer vond om hem te moeten storen. Toch liep ik naar de rand van het bed en legde zachtjes mijn hand op zijn schouder. Hij was direct wakker. Zijn zilverkleurige ogen ontmoetten de mijne, iets wat me nog altijd de adem benam.
6
‘Hé,’ zei ik glimlachend. ‘Sorry dat ik je wakker maak, maar we moeten straks ergens heen, weet je nog?’ Hij kreunde, en tot mijn verbazing ging hij op zijn rug liggen en legde het kussen op zijn hoofd. ‘Ik kan je zeker niet overhalen om zonder mij te gaan?’ klonk het gesmoord. ‘Kun je Mab niet vertellen dat ik door een manticore ben opgegeten, of zoiets?’ ‘Wat? Doe niet zo idioot.’ Ik griste het kussen van zijn hoofd en hij trok een gezicht, terwijl hij me nog wat wazig aanstaarde. ‘Het is ons eerste Elysium samen, Ash. Ze verwachten ons. Ons allebei.’ Kermend greep hij een volgend kussen om zijn ogen mee te bedekken. ‘Niks daarvan. Er wordt vandaag niet gespijbeld. De Winterkoningin zou geweldig beledigd zijn, en ik heb echt geen zin om dit in mijn eentje op te knappen.’ Het tweede kussen belandde op de grond. ‘Opstaan. En gauw een beetje.’ Ik deed net alsof ik kwaad was. Met een scheef lachje keek hij me aan. ‘Je bent nogal kwiek voor iemand die me de hele nacht heeft wakker gehouden.’ ‘Hé, jij begon, weet je nog?’ zei ik gespeeld verontwaardigd, maar het deed me goed om hem zo te zien. Het leek wel alsof de muur die hij om zich heen had gebouwd iedere dag een stukje verder afbrokkelde, en de stralende, heldere ziel eronder steeds duidelijker tevoorschijn kwam. Natuurlijk had ik al geweten dat hij een ziel had nadat hij was teruggekeerd van zijn reis naar het Eind van de Wereld, maar toen was deze nog jong en kwetsbaar geweest en werd hij overschaduwd door Ash’ verleden, zijn Winternatuur en zijn meedogenloze opvoeding. Nu kon ik hem iedere dag iets duidelijker zien. Voor ieder ander was hij nog steeds Ash de ijsprins en soms, als hij boos of van streek was, kwam die ijzige barrière weer tevoorschijn, maar hij deed zijn best. ‘Kom op.’ Ik porde hem in zijn ribben, wat hem een gegrom ont-
7
lokte. ‘We zullen deze ellende samen het hoofd moeten bieden. Dat was onderdeel van de afspraak toen je met me trouwde.’ Ik wilde hem opnieuw een por geven, maar hij stak razendsnel zijn hand uit, greep mijn pols beet en trok me voorover. Met een gil van schrik viel ik boven op hem, waarop hij onmiddellijk zijn armen om mijn middel sloeg en me tegen zich aan klemde. ‘Ik weet het niet,’ mijmerde hij met een trage glimlach, terwijl mijn hart tegen mijn borst begon te hameren. ‘Wat zou je doen als ik je gewoon de hele middag hier hield? We zouden Panne als onze plaatsvervanger naar Tir Na Nog kunnen sturen, dat zou hij vast uitstekend doen.’ ‘Ja, dat zou zeker goed vallen’ Maar hij snoerde me de mond met een kus. Ik sloot mijn ogen en versmolt met hem, genietend van zijn geur en van zijn lippen op de mijne. Hij was zo verslavend, ik kon maar geen genoeg van hem krijgen. Mijn handen gleden over zijn naakte schouders en zijn borst, en hij zuchtte terwijl hij zijn vingers in mijn haar begroef. ‘Denk maar niet dat je er zo onderuit komt,’ zei ik hijgend. Ik huiverde toen hij me teder in mijn hals kuste, net onder mijn oor. ‘Je moet… heus… gewoon mee… naar Elysium…’ Hij grinnikte zachtjes en streek met zijn lippen over mijn wang. ‘Ik sta geheel tot je dienst, mijn koningin,’ fluisterde hij. Mijn hart sprong op van liefde voor hem. ‘Al beveel je me mijn eigen hart uit mijn borst te snijden, dan zal ik je nog gehoorzamen. Ik wil me zelfs wel voor je in de hel wagen, de hel van het Winterhofelysium.’ ‘Maar… Zo erg is het toch niet?’ bracht ik met moeite uit. Ash grijnsde meelijwekkend. ‘Je moet het wel in perspectief zien,’ peinsde hij hardop, terwijl hij een lok haar uit mijn ogen streek. ‘Naar hoeveel Elysiums ben jij geweest?’
8
‘Drie,’ antwoordde ik meteen. ‘Tenminste, dit wordt mijn derde.’ ‘En hoeveel denk je dat ik er heb meegemaakt?’ ‘Eh… Meer dan drie?’ ‘Dat kun je wel stellen, ja.’ Na een laatste kus liet hij me hoofdschuddend gaan. Ik hees me meteen overeind, want als ik nog langer naar zijn verrukkelijke gezicht bleef kijken, kwamen we helemaal nergens meer. ‘Vooruit dan maar.’ Hij slaakte een overdreven zucht en drukte zich op een elleboog omhoog. ‘Dit zoveelste Elysium zal ik ook nog wel overleven.’ Vanonder het dekbed bleef hij naar me kijken. Hij zag er zo sexy uit dat ik echt in de verleiding begon te komen om de boel de boel te laten en zelf ook niet naar Tir Na Nog te gaan. ‘Je weet dat ik waarschijnlijk door minstens één ellendeling van het Winterhof zal worden uitgedaagd omdat ze denken dat ik een verrader ben?’ ‘Ja, nou, probeer in ieder geval iedereen in leven te laten, Ash.’ ‘Majesteit?’ Er klonk een zacht klopje op de deur. Ik opende hem op een kiertje en zag drie kabelnimfen naar me opkijken. ‘We komen u helpen met de voorbereidingen voor Elysium, majesteit,’ zei een van hen, terwijl ze een diepe reverence maakte. ‘Raadslid Fix stond erop dat u vandaag een jurk zou dragen die past bij uw status van koningin.’ ‘O, ja?’ Ik glimlachte. Fix, de rommelrat die inmiddels mijn belangrijkste adviseur was, had zich de laatste tijd grondig verdiept in de zeden en gebruiken van de hoven tijdens Elysium. Hij was onvoorstelbaar efficiënt en wist nu waarschijnlijk meer van dit halfjaarlijkse gebeuren dan de meeste traditionele fae. De kabelnimf stond een beetje ongelukkig met haar voeten te schuifelen. ‘Ja, majesteit. Hij vond ook dat we uwe hoogheid erop
9
moesten wijzen dat het uiterst ongepast zou zijn om een menselijke spijkerbroek en een T-shirt te dragen aan het Winterhof, en dat gympen ook niet geschikt zijn.’ Uit het bed klonk een zacht geluidje dat verdacht veel op gegrinnik leek. Snel wierp ik een strenge blik over mijn schouder, maar Ash keek onschuldig terug. Gisteravond, toen Fix voor de laatste keer de regels met me had doorgenomen, had ik voor de grap gezegd dat ik het allemaal zo’n muffe en formele bedoeling vond dat ik misschien dit jaar wel in gewone kleren wilde gaan. Dan zou ik tenminste een beetje comfortabel bevroren raken. Fix had zo’n ijselijke kreet geslaakt dat ik even bang was geweest dat hij aan een hartaanval zou bezwijken, en dus had ik hem haastig verzekerd dat het maar een grapje was. Rommelratten waren fantastische wezens en bovendien ongelofelijk trouw, maar ze hadden wel de neiging om alles nogal letterlijk op te vatten. Puck zou vast de wildste grappen met ze hebben uitgehaald. Puck. Even ging er een steek door me heen. Waar zou hij uithangen? Wat zou hij aan het doen zijn? Ik had mijn beste vriend niet meer gezien sinds de dag dat we de valse koning hadden verslagen en ik de troon van het IJzerrijk had opgeëist. Ash wel; toen hij op zoek was naar een ziel, die hij nodig had om bij mij in het IJzerrijk te kunnen blijven, had Puck hem vergezeld naar het Eind van de Wereld. Maar kort daarop hadden ook hun wegen zich gescheiden, en niemand had de grote grappenmaker nadien nog gezien. Ik wou dat ik wist waar hij was. Ik miste hem. ‘Goed,’ zei ik. Ik glimlachte naar de kabelnimfen om ze wat meer op hun gemak te stellen. ‘Dan zal ik me maar aan jullie overleveren. Waar willen jullie me hebben?’ Een hele tijd later, nadat ik geprikt, gestoken, in een ochtendjas gehesen, met een krultang bewerkt en zorgvuldig opgemaakt was,
10
ging ik terug naar de slaapkamer, opgelucht dat het eindelijk klaar was. Dit was een van de dingen waar ik niet veel om gaf, die extreem formele gelegenheden waarbij ik verondersteld werd er als een machtige elfenkoningin uit te zien. Ik begreep die weerzin van Ash wel. Elfenpolitiek was linke soep. Er werden voortdurend complotten gesmeed en als je niet uitkeek, kon het levensgevaarlijk worden. Ik had de kneepjes van het vak in rap tempo moeten leren. Gelukkig konden Panne en Fix me advies geven als ik dat nodig had, en nu was Ash er ook. De jongste zoon van de Winterkoningin was bepaald geen doetje als het ging om de machtsstrijd tussen de verschillende hoven. Juist terwijl ik aan hem dacht, zag ik hem staan. Voor de deur van onze kamer stond hij me met zijn armen over elkaar, leunend tegen een zuil op te wachten. Ik bleef even staan om bij te komen van de aanblik. Zoals hij daar tegen die witmarmeren pilaar stond in zijn zwart-met-zilverkleurige uniform, een cape om zijn schouders en zijn zwaard omgegord, zag hij er ongelofelijk knap uit. Het deed me denken aan die keer dat we samen gedanst hadden tijdens mijn eerste Elysium, toen ik de kille, gevaarlijke zoon van koningin Mab voor het eerst van dichtbij had gezien en meteen verloren was geweest. Of je het nu aan het lot toeschreef of gewoon aan stompzinnige koppigheid van ons allebei, vanaf dat moment was er geen weg meer terug geweest. Hij duwde zichzelf van de zuil af en stak glimlachend een hand naar me uit toen hij me zag naderen. Hij bezat het griezelige vermogen om me in één oogopslag helemaal in zich op te nemen, terwijl hij zijn blik alleen op mijn gezicht gericht hield. Ik voelde dat hij dat ook nu weer deed. Heel even zag hij er een beetje beduusd uit, maar toen was het moment alweer voorbij en drukte hij, galant als altijd, een kus op mijn hand.
‘Nou.’ Ik zuchtte en negeerde de vlinders in mijn buik. ‘Daar ben ik dan, helemaal opgedirkt en klaar om naar Elysium te gaan.’ Ik schudde mijn hoofd en keek naar mijn jurk, die van een metalig glanzende grijs-witte stof gemaakt was, een passende kleurencombinatie voor een IJzerkoningin. ‘Ik hoop dat dit gewaad dik genoeg is. Mabs paleis is niet bepaald het warmste plekje in Nimmernimmer.’ ‘Je ziet er prachtig uit,’ zei Ash. Hij trok me naar zich toe. Toen ik bloosde, gleed er een ondeugende trek over zijn gezicht. ‘Ik ben blij dat Fix je toch heeft weten te overtuigen.’ Met de rug van mijn hand gaf ik hem een tik op zijn maag. Hij lachte zacht en bood me zijn arm aan, en samen liepen we door de lange gangen van het IJzerpaleis. Giechelende gremlins renden over de muren en het plafond, en IJzerridders bogen hun hoofd wanneer we langskwamen. Hackerelfen, raderdwergen, kabelnimfen en tandwielmannen, allemaal hielden ze even op met waar ze mee bezig waren om voor ons te buigen. Mijn IJzerfae. Ik kon me nauwelijks meer voorstellen dat ik nog maar een paar jaar geleden een doodnormale tiener was geweest in het moerassige Louisiana, terwijl de IJzerfae nog bezig waren aan de voorbereiding voor de totale vernietiging van Nimmernimmer. Nu was ik hun koningin, en hoewel ze nog niet wat je noemt van harte welkom waren in het Wyldwoud en aan de andere hoven, werden ze ook niet langer beschouwd als gespuis dat zo snel mogelijk uitgeroeid moest worden. Er was zoveel veranderd. Ík was veranderd, en dat gold ook voor iedereen om me heen. Ik wierp een blik op mijn ridder, die zwijgend naast me liep. Hij leek zich inmiddels helemaal thuis te voelen in het IJzerpaleis. Wel keek hij nog voortdurend waakzaam om zich heen en hield hij iedere fae met wie ik sprak nauwlettend in de gaten, klaar om in actie te
komen als dat nodig was. Maar over het algemeen had hij zich wonderwel aan zijn nieuwe omgeving aangepast. Aanvankelijk was ik bang geweest dat hij Tir Na Nog en het Winterhof zou missen en moeilijk zou kunnen wennen aan het hem zo wezensvreemde IJzerrijk en zijn bewoners. Maar hij was verrassend soepel in zijn rol gegleden, bijna alsof deze hem al vertrouwd was. Alsof hij het allemaal al eens eerder had meegemaakt. En misschien was dat ook wel zo. Ik wist niet wat Ash allemaal had moeten doorstaan op zijn reis naar het Eind van de Wereld om zijn ziel te verdienen. Het weinige dát hij me had verteld, waarbij hij de pijnlijke details had weggelaten, klonk ook al bijna te waanzinnig voor woorden. Waar hij het minst over had losgelaten was een bepaalde versie van onze toekomst waar hij getuige van was geweest. Het was niet zozeer dat ik het niet mocht weten, had hij me uitgelegd, maar hij wilde onze toekomst niet beïnvloeden met allerlei veronderstellingen en voorspellingen die misschien helemaal niet zouden uitkomen. Eerlijk gezegd maakte ik me er niet zo druk over. Ik wist dat hij me alles tot in het kleinste detail zou vertellen als ik dat echt zou willen. Maar Ash was hier, in het IJzerrijk. Hij had een manier gevonden om te overleven, om bij me te kunnen zijn. Dat was het enige wat ertoe deed. ‘Je staart weer naar me,’ mompelde hij zonder zijn hoofd opzij te draaien. Zijn mondhoek kroop een stukje omhoog en zijn zilverkleurige ogen glommen ondeugend. ‘Komt het door mijn uniform? Misschien kan ik het beter uittrekken als het je zo afleidt.’ ‘Ash! Gedraag je!’ Ik keek hem streng aan maar kon een glimlach niet onderdrukken. ‘En denk maar niet dat ik niet in de gaten heb waar je mee bezig bent. Je probeert gewoon onder Elysium uit te’ Ik hapte naar adem toen de misselijkheid me zonder enige waar-
13
schuwing weer overviel. De muren draaiden om me heen. Ik probeerde nog iets te zeggen om Ash gerust te stellen, maar op dat moment begon de grond onder mijn voeten te hellen en kwam de vloer ineens in een razend tempo op me af.
14
Hoofdstuk 2
‘Meghan!’ Kreunend deed ik mijn ogen open. Ik lag op mijn rug op de koude vloer. De duizeligheid was aan het wegtrekken, maar de muren bewogen nog steeds een beetje. Ash zat geknield naast me met een arm om me heen. Natuurlijk had hij me opgevangen en voorzichtig op de grond laten zakken. Nu zat hij me bleek en ongerust aan te kijken en hij kneep me pijnlijk hard in mijn hand. ‘Meghan.’ ‘Het… Het gaat wel, Ash.’ Voorzichtig ging ik overeind zitten, en ik haalde diep adem. Langzaam werd de wereld om me heen weer normaal. ‘Ik… Ik viel flauw, geloof ik.’ Was dat even vernederend. Ik, de koningin van het IJzerrijk, die onderuitging in mijn eigen gang! Een geluk bij een ongeluk dat we nog niet in Tir Na Nog waren, want het tonen van zwakte was vragen om moeilijkheden in het Rijk van het Duister. ‘Wat gebeurde er? Ben je niet lekker?’ Ash pakte me bij mijn elleboog en hielp me rustig overeind, terwijl hij me intussen voortdurend in de gaten hield. ‘Moet ik een genezer laten komen?’ ‘Nee, dat is niet nodig.’ Ik legde een hand op zijn arm en gaf hem een kneepje. ‘Het stelt niet veel voor. Ik denk dat ik de laatste tijd een beetje te hard gewerkt heb. Ik voel me nu weer prima, echt waar.’ ‘Misschien moeten we Elysium maar laten schieten,’ zei Ash, die duidelijk nog niet overtuigd was. ‘Panne kan ons wel bij Mab en Oberon verontschuldigen. Als er iets mis is’ ‘Nee.’ Vastbesloten keek ik hem aan. ‘Ik ben de IJzerkoningin, en
15
ik moet hier echt bij zijn. Daar is geen discussie over mogelijk, Ash. Ik moet gaan.’ ‘Meghan…’ ‘Als ik niet kom opdagen, wordt dat als een teken van zwakte beschouwd, en dat kunnen we ons niet veroorloven. Je weet wat Mab zal denken, Ash. Jij kent haar beter dan wie dan ook.’ Ash knikte kort. ‘Ik weet het,’ mompelde hij somber. ‘Ik wil mijn volk niet in gevaar brengen.’ Ik keek de gang in, naar de gremlins, de IJzerridders, de rommelratten en iedereen die er verder stond. ‘Ik mag ze niet in de steek laten, Ash,’ zei ik. ‘Dat kan ik ze niet aandoen. De andere hoven mogen niet de indruk krijgen dat de IJzerkoningin niet sterk genoeg is om naar Elysium te komen en haar eigen onderdanen te beschermen.’ ‘Dat zou niemand ooit denken.’ Ash kwam achter me staan en legde zijn sterke handen op mijn schouders. ‘Maar ik geloof toch niet dat je je erg veel zult aantrekken van wat ik zeg. Je bent hoe dan ook van plan om te gaan.’ Hij klonk berustend en een antwoord was niet nodig. Met een zucht boog hij zijn hoofd en beroerde zachtjes mijn oor met zijn lippen. ‘Ik heb je nooit kunnen tegenhouden, mijn koningin,’ prevelde hij, ‘maar ik wil je wel waarschuwen dat ik vanavond misschien een tikkeltje overbezorgd zou kunnen zijn. Dit is jouw volk, en dus ook het mijne, maar mijn eerste en enige prioriteit ben jij. Altijd.’ ‘Majesteit!’ Voordat ik kon antwoorden, kwam Panne al met grote stappen op ons af. Neonblauwe bliksemstralen knetterden in zijn stekels en wierpen paarse schaduwen op de wanden toen hij voor me boog. ‘De rijtuigen staan klaar,’ zei hij met een knikje naar Ash, die op zijn beurt zijn hoofd boog. ‘We kunnen vertrekken, als je het goed vindt.’
16
‘Dan gaan we. We moeten Mab niet laten wachten.’ En voordat een van hen de kans had om te antwoorden, was ik al op weg, met opgeheven hoofd en rechte rug, precies zoals Fix me had geleerd. Dit was de manier waarop een koningin liep: vorstelijk en vol zelfvertrouwen. Even later liep Ash weer naast me. Ik voelde dat hij iets wilde zeggen, dat hij wilde tegensputteren, maar hij zweeg, en die hele lange, koude tocht naar Winter begon hij er niet meer over. Het hof van de Winterkoningin was niet mijn favoriete plek in Nimmernimmer, om het maar eens zacht uit te drukken. De laatste keer dat ik in Tir Na Nog was geweest, had Mab me daar gevangen gehouden. Dat was natuurlijk mijn eigen schuld geweest. Het hoorde bij de overeenkomst die ik met Ash had gesloten in ruil voor het veilig thuisbrengen van mijn broertje. En hoewel ik het meteen weer zou doen als het moest, waren die weken wel de verschrikkelijkste uit mijn hele leven geweest. Mab had me veracht, Rowan, haar middelste zoon, had me voortdurend geprobeerd te kwellen, en de Winterfae waren er onophoudelijk op uit geweest om me een kopje kleiner te maken, te bevriezen, te martelen of op te eten. En dan was er nog Ash zelf. Ook hij had aan het hof verbleven, maar hij had zich koud en wreed gedragen en me overgeleverd aan de genade van zijn broer en de koningin. Tenminste, dat dacht ik toen. Winterfae zijn hard en meedogenloos; ze beschouwen emotie als een zwakte die uitgeroeid moet worden. Ash had me beschermd op de enige manier die hij kende; door de rol van harteloze Winterprins te spelen. En dat had hij overtuigend gedaan, want al had hij me van tevoren voorzichtig geprobeerd te waarschuwen, toch had ik geloofd dat hij het meende. Ik dacht dat hij zich tegen me had gekeerd en me had gebruikt, en mijn hart was in scherven uiteengeval-
17
len. Pas later had ik me gerealiseerd wat Ash allemaal voor mijn veiligheid had opgeofferd. Wat was ik toen naïef geweest, dacht ik, terwijl ik de kristallijne stalactieten buiten voorbij zag glijden. Mabs paleis was gelegen in een enorme grot, waarvan het plafond zo hoog was dat je het in de duisternis niet eens kon zien. Ik mocht nog van geluk spreken dat ik die eerste dag niet meteen al was opgegeten. Als ik naar dat moment in de tijd had kunnen terugkeren, zou ik mezelf een klap hebben gegeven. Ik slaakte een zucht bij de herinnering aan het verlegen, onzekere meisje dat ik toen was geweest. Je kunt je nu echt niet langer veroorloven om je emoties zo openlijk te tonen, Meghan, sprak ik mezelf toe. Niet aan het Winterhof. Je bent nu de IJzerkoningin. Je staat aan het hoofd van een heel koninkrijk dat op je rekent. Door het raampje van het rijtuig kwam nu het paleis in zicht. Het was een fonkelend, ijsblauw kasteel, met ijspegels aan alle torens en een laagje ijs op iedere traptree. Het geheel was al even beeldschoon als gevaarlijk, net als de koningin zelf. De Winterkoningin, die natuurlijk niet bepaald dolgelukkig was dat ik met haar favoriete en inmiddels enige zoon was getrouwd. Ik keek naar Ash, die uitdrukkingsloos naar het paleis zat te staren. Waarschijnlijk was hij in herinneringen verzonken, net als ik. Ik voelde een mengeling van verdriet, schuldgevoel en medelijden. Dit was vast niet makkelijk voor hem. ‘Hé.’ Ik raakte zijn hand aan. Om zijn ringvinger zat een gouden ring, omstrengeld met zilveren bladerranken, het tweelingbroertje van de trouwring aan mijn eigen hand. Bijna schuldbewust keek hij op, en ik glimlachte hem toe. ‘Gaat het?’ ‘Ja, hoor.’ Hij knikte. ‘Prima. Alleen een beetje last van…’ Hij bewoog zijn hoofd naar het raampje, waarachter we de bevroren toren-
18
spitsen boven de daken uit konden zien rijzen, en haalde zijn schouders op. ‘Herinneringen.’ ‘Mis je het?’ ‘Het hof? Het geruzie en het elkaar in de rug aanvallen en het constant op je woorden en gebaren moeten letten? Niet echt.’ Hij snoof en ik glimlachte opgelucht. ‘Maar toch…’ Hij zuchtte en keek opnieuw uit het raampje. ‘Er zijn ook dingen die ik wél mis. Ik heb hier zo lang gewoond dat ik het Winterhof echt van haver tot gort kende. Nog steeds, eigenlijk. Maar nu…’ Er verscheen een rimpel in zijn voorhoofd. ‘Als ik nu naar Tir Na Nog kijk, zie ik alleen de dingen die ontbreken. De familie die er niet meer is. Sage is dood, en Rowan ook.’ Even werden zijn ogen dof, en ik kon zijn verdriet en het knagende gevoel van spijt en schuld bijna voelen. ‘Ik had nooit gedacht dat ik ze nog eens zou missen,’ peinsde hij hardop. ‘Ik had nooit gedacht… dat ik de allerlaatste uit de lijn zou zijn.’ Ik nam zijn hand in mijn beide handen en gaf er een zacht kneepje in. Het koele metaal van zijn trouwring streek langs mijn huid. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen, Ash,’ fluisterde ik, terwijl ik zijn melancholieke blik ontmoette. ‘Ik kan me niet eens voorstellen hoe zoiets moet zijn. Ik mis mijn familie ook al verschrikkelijk, terwijl zij allemaal gewoon nog leven.’ ‘Dat ligt wel een beetje anders.’ Er verscheen een glimlachje op zijn gezicht, hoewel zijn ogen nog mat stonden. ‘Jullie houden van elkaar, en jij zou letterlijk alles voor ze over hebben. Maar mijn familie… Nou ja, je hebt ze ontmoet. Ik moest altijd geweldig op mijn hoede zijn voor mijn broers, vooral voor Rowan. En Mab…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Mab liet ons geen moment vergeten dat zij de Winterkoningin was.’
19
‘Maar toch mis je hen.’ ‘Ja,’ gaf hij toe. ‘Ondanks alles maakte ik deel uit van een gezin. Het was vertrouwd, veilig. Ik hoorde er thuis. Ook al speelden we de meest gruwelijke spelletjes en hebben we elkaar ontelbare malen gebruikt, toch wist ik dat Rowan, Sage en Mab er altijd zouden zijn. Hij staarde naar zijn hand, die nog steeds in de mijne lag. ‘Maar nu is alles anders. Mijn broers zijn dood en ik ben niet langer welkom aan het Winterhof, in ieder geval niet zoals vroeger.’ ‘Heb je heimwee?’ ‘Heimwee heb je als je naar huis verlangt. Tir Na Nog is niet langer mijn thuis.’ Eindelijk keek hij weer op. Zijn prachtige zilverkleurige ogen glansden weer als vanouds. ‘Ik zit te zeuren, hè?’ zei hij beschaamd. ‘Nee, ik heb geen heimwee. Soms mis ik mijn familie, maar mijn thuis is Mag Tuiredh, of welke andere plek dan ook vanwaaruit jij je rijk wilt besturen. Nimmernimmer, het IJzerrijk of desnoods de sterfelijke wereld, dat maakt me allemaal niet uit. Meghan…’ Hij schoof iets dichterbij en streelde mijn wang. ‘Mijn thuis, dat ben jij.’ Verdorie, nou moest ik niet gaan huilen. Ik beet op mijn lip om de tranen tegen te houden. Het was niet echt handig om met betraande ogen aan het Winterhof te verschijnen, maar soms overviel Ash me met zijn kalme, diep gemeende gevoelsuitingen, en ik kon er niks aan doen. ‘Sorry,’ fluisterde hij. Misschien dacht hij dat het tranen van medelijden waren. ‘Ik zal erover ophouden. Uiteindelijk wist ik dat ik Mab ooit weer onder ogen zou moeten komen. Maar dat is nog geen reden om eindeloos tegen jou te gaan zitten jeremiëren en’
20
‘Ash.’ Ik legde een vinger tegen zijn lippen, waarop hij zijn wenkbrauwen fronste. ‘Kus me nou maar gewoon.’ Hij lachte. Toen sloeg hij een arm om me heen en trok me naar zich toe. We kusten elkaar in dat donkere rijtuig, zonder op de stad van het Duister te letten waar we doorheen reden. Eerst was Ash nog teder en hield hij zich in, maar toen ik tegen hem aan leunde en hem bij zijn oor kuste, kreunde hij en fluisterde mijn naam. Ik begroef mijn vingers in zijn haar, terwijl hij mijn rug streelde en me nog dichter tegen zich aan trok. Met mijn tong duwde ik zijn lippen van elkaar, en we zoenden elkaar steeds hongeriger. Maar ineens liet hij me los en kuste me zachtjes in mijn hals. Ik hapte naar adem en legde mijn hand op zijn strakke, platte buik. Daarna schoof ik mijn vingers onder de stof van zijn hemd en volgde de lijn van zijn ribben. Hij rilde, en meteen voelde ik zijn koele lippen weer op die van mij. Toen maakte hij zich van me los en keek me aan. Zijn heldere ogen glansden in de duisternis. ‘Mijn koningin,’ bracht hij ademloos uit, terwijl hij zijn hand op mijn wang legde, ‘ik hoor bij jou. Wat Mab ook zegt, hoelang ik ook in Tir Na Nog heb gewoond, jij bent mijn leven. Wat er ook gebeurt, ik zal je nooit verlaten.’ ‘Pas op, anders ga ik weer huilen,’ waarschuwde ik hem, terwijl ik mijn ogen alweer vochtig voelde worden en zijn prachtige gezicht zag vervagen. ‘Mab zal zich geen raad weten van blijdschap als ze mij in tranen ziet, of ze walgt van ons, een van de twee.’ Hij lachte zacht en sloeg beschermend zijn armen om me heen. Zijn hart bonkte tegen mijn vingers, en heel lichtjes voelde ik zijn lippen tegen mijn oor. ‘Ik hou van je, Meghan,’ fluisterde hij. Ik snikte van geluk en verborg mijn gezicht in zijn overhemd. Hij hield me dicht tegen zich aan en liet zijn kin op mijn hoofd
21
rusten, terwijl hij uit het raampje staarde. ‘Ik hoef niets meer te verbergen,’ klonk het tevreden maar tegelijkertijd ook trots. ‘Niet voor Mab, en ook niet voor anderen. Laat ze maar praten en staren. Dit zal een heel ander Elysium worden.’ De koets kwam met een schok tot stilstand voor de poort van het Winterpaleis. Met tegenzin liet Ash me gaan toen ik me van hem losmaakte om me voor te bereiden op de beproeving die me te wachten stond. De koetsier sprong van de bok en opende het portier, waarop er een ijzige wind naar binnen blies. Ash stapte als eerste uit en draaide zich toen naar mij om. ‘Ben je zover?’ vroeg ik hem toen ik eenmaal op de besneeuwde binnenplaats stond. Overal hingen ijspegels en het was bijtend koud. Heerlijk, dat Winterweer. Ik kon me dit nog maar al te goed herinneren. Panne stapte naar voren met een regiment IJzerridders. Ze stelden zich achter ons op, klaar om te volgen. Ash knikte en bood me zijn arm, en samen betraden we het ijzig koude domein van de Winterkoningin. Het eerste wat me opviel toen we de binnenplaats vol bevroren beelden en immense veelkleurige kristallen op liepen, was dat het er vol stond met Winterfae. Dat was op zich niet zo vreemd, aangezien dit toch het hart van het Winterrijk was, maar wat me zorgen baarde, was dat ze ons zo stonden aan te staren. Een groep sidhe stond ons met nauwelijks verholen gegrijns te bekijken, kobolds en roodkappen liepen met hongerige blik achter ons aan, hoewel ze nog wel op afstand van de ridders bleven, en boemannen beloerden ons vanuit de schaduwen. Ash hield me stevig vast terwijl we de binnenplaats overstaken, en we waren ons maar al te goed bewust van het uit onsterfelijke wezens bestaande publiek, dat we desondanks probeerden te negeren.
22
Bij de trappen stond een slungelige sidhe met puntig bevroren haar. Hij boog spottend voor Ash. ‘Prins,’ mompelde hij sarcastisch. Ash deed alsof hij hem niet opmerkte en vertrok geen spier van zijn gezicht – het masker van de Winterprins. Nu drong het tot me door wat er eigenlijk aan de hand was. De Winterfae stonden hier allemaal om de nieuwe koningin en haar misschien wel sterfelijke echtgenoot te bekijken. Ze waren niet uit beleefdheid gekomen, of om ons welkom te heten; ze wilden ons op de proef stellen, ze wilden uitproberen of deze nieuwe, half menselijke koningin makkelijk te manipuleren en te vernederen zou zijn. En ze stonden hier ook voor Ash, om te kijken of hun vroegere prins net zo zwak was als een gewone sterveling. Want als dat zo was, maakte het de koningin die hij diende ook veel kwetsbaarder. Maar daar moest een eind aan komen, en wel meteen. Niet alleen voor de toekomst van mijn koninkrijk, maar ook vanwege Ash zelf. Wilde hij zich nog met goed fatsoen in Tir Na Nog kunnen vertonen, dan zou hij zich eerst tegenover zijn eigen mensen moeten bewijzen. Zo zou het eens en vooral duidelijk worden dat er met de IJzerkoningin en haar ridder volstrekt niet te spotten viel. ‘Ash,’ fluisterde ik toen we bijna boven waren. ‘Weet je nog wat ik vanmorgen zei, over dat je niet bij duels betrokken moest raken?’ ‘Ja.’ Inmiddels stonden we boven aan de trap, nog geen meter van de ingang van het paleis. Ik bleef staan en dwong hem hetzelfde te doen. Ook Panne en de ridders hielden halt, maar ik gebaarde dat ze door moesten lopen. Na een bezorgde blik in mijn richting maakte Panne een buiging en liep naar binnen, waar hij op ons bleef staan wachten. Ik wendde me tot mijn ridder, die ook lichtjes ongerust keek. ‘Dat
23
neem ik terug. Die lui hier zijn op ruzie uit. Ik wil dat je ze hun zin geeft.’ Ash knipperde met zijn ogen. ‘Moet ik vechten?’ vroeg hij ongelovig. ‘Nu?’ Toen ik knikte, fronste hij zijn wenkbrauwen. ‘Maar Mab en Oberon verwachten ons allebei,’ zei hij met gedempte stem. ‘Het zou wel eens helemaal verkeerd opgevat kunnen worden als je nu alleen naar binnen ging.’ ‘Laat dat maar aan mij over.’ Ik keek naar de massa onder aan de trap, naar hun grijnzende gezichten en hun hongerige blikken, en ik wist dat ik gelijk had. ‘Tenslotte ben ik de IJzerkoningin; ik zal eerst zelf de andere heersers begroeten. En ik wil dat jij een andere boodschap overbrengt, Ash. De Winterfae vragen zich ongetwijfeld af of hun vroegere prins nog even sterk is als eerst. Ze willen weten of een gewone sterveling zichzelf en zijn koningin hier wel zal kunnen beschermen. Als daar ook maar enige twijfel over bestaat, gaat dat als een lopend vuurtje het hele land door en dan zullen de andere hoven het IJzerhof als zwak en manipuleerbaar gaan zien.’ Ik gaf hem een kneepje in zijn arm en glimlachte dapper. ‘Aan die twijfel gaan we nu meteen een eind maken. Ik wil dat je iedereen laat zien dat we allesbehalve zwak zijn, en dat ze de ridder van de IJzerkoningin maar beter niet kunnen onderschatten.’ Ash’ ogen glansden, en er gleed een kwaadaardig glimlachje over zijn gezicht. ‘Zoals je wilt, mijn koningin,’ zei hij zacht. ‘Ik zal je bevelen opvolgen. Ik hoop dat je Mab en Oberon mijn verontschuldigingen wilt overbrengen. Zodra het kan, voeg ik me weer bij je.’ Ik knikte en liep het paleis in, waar ik Panne een teken gaf dat hij me moest volgen. Mijn ridder liet ik achter om af te rekenen met de nieuwsgierige massa. Ik hoorde dat het ijszwaard uit de schede getrokken werd, en dat de fae op het binnenhof begonnen te joelen. Er klonken rennende voetstappen, ongetwijfeld van fae die wilden aan-
24
vallen… of vluchten. Ik voelde een ijzige explosie van magie, waarschijnlijk van Ash, en daarna brak er een ijselijk geschreeuw los. ‘Wat bén je eigenlijk?’ brulde iets of iemand, waarop een enorme dreun weerklonk, gevolgd door het geraas van neerkletterende ijsscherven. Er klonk gelach. Het was de lach van Ash, jubelend en trots. Even bleef ik staan. Wat bén je? Een goede vraag. Een die ik mezelf ook al meerdere keren gesteld had. Lichamelijk was Ash niets veranderd. Hij was nog steeds slank en elegant en bezat nog dezelfde beheersing over het zwaard en de Wintermagie die hem ooit tot zo’n gevreesde krijger had gemaakt. Hij was dapper, trouw en zorgzaam en kon je nog steeds zo ijzig aanstaren dat je ingewanden ter plekke bevroren. In dat opzicht was hij dezelfde gebleven. En toch was hij soms ook weer zo anders. Het zou idioot zijn om Ash als een softie te beschouwen, maar de laag ijs die de Winterprins altijd had omgeven, was verdwenen. Hij was vriendelijker, zachter geworden, en hij kon invoelend zijn op een manier die hij als ijsprins nog niet had gekend. Soms kon hij ineens zulke uitgesproken maar toch subtiele menselijke trekjes vertonen, dat ik bijna vergat dat hij ooit tot het Winterhof had behoord. Soms piekerde ik daarover. Was Ash menselijk, zoals ik? Een sterfelijk wezen dat nog over de magie uit zijn vroegere leven als Winterprins beschikte? Of was hij nog steeds een fae? Een elf met een menselijke ziel? Ik wist het niet. En het kon me ook eigenlijk niet schelen. Ash was Ash. Die liet zich niet in een hokje stoppen; niemand had ooit voor elkaar gekregen wat hij had gedaan, er was niemand zoals hij in het hele elfenrijk. Hij was… uniek.
25
Een volgende kreet echode over het plein. Ik liep de hal door met Panne en de ridders, terwijl achter me het gekletter van wapens losbarstte, gevolgd door kreten van pijn en schrik. En ik glimlachte bij mezelf. Wat Ash ook was, hij was beslist goed in wat hij deed. Het zou hem niet veel tijd kosten. Dit jaar werd Elysium gehouden in de balzaal van koningin Mab, waar het al vol fae stond. Ik liet Panne met zijn ridders in de hal achter, vlak bij de zaaldeuren. Met heldere stem kondigde een heraut mijn komst aan: ‘Hare Majesteit koningin Meghan Chase, vorstin van Mag Tuiredh, heerseres over het IJzerrijk en koningin van de IJzerfae.’ Even zweeg hij afwachtend, alsof hij Ash ook had willen aankondigen, maar het was duidelijk dat Ash op dit moment niet bij me was. Na die nauwelijks waarneembare stilte knikte hij, en ik betrad de zaal, waar ik door tientallen fae werd aangestaard. Helemaal aan het einde van de zaal stond een lange witte tafel, waaraan al drie personen zaten en nog twee plekken leeg waren. Koningin Mab, koning Oberon en koningin Titania wachtten op me terwijl ik met rechte rug en opgeheven hoofd de zaal door liep. ‘Meghan Chase.’ Erg verwelkomend het klonk dat niet. De heerseres van het Duister zat in het midden van de tafel. Haar lange zwarte haren waren elegant opgestoken en werden op hun plaats gehouden door ijspegels. ‘Wat buitengewoon attent van je dat je er vandaag bij wilt zijn.’ ‘Koningin Mab,’ zei ik beleefd, en ik knikte naar mijn vader, die links van haar zat. ‘Heer Oberon, vrouwe Titania.’ De Zomerkoningin perste haar lippen op elkaar en negeerde me nadrukkelijk, maar Oberon boog plechtig zijn hoofd. Het was geen onvriendelijk gebaar, maar ook niet direct de begroeting die een dochter van haar vader
26
zou verwachten. Ik hield een diepe zucht binnen. Dit zou een lange avond worden. ‘Waar is Ash?’ informeerde Mab, terwijl ze een donkere blik op de deuren achter me wierp. ‘Is hij niet meegekomen? Had hij geen behoefte om zijn oude vrienden en verwanten weer te zien?’ Haar stem klonk laag en enigszins gevaarlijk. ‘Is hij ons nu al vergeten?’ ‘Nee, koningin Mab. Ash is hier,’ verzekerde ik haar haastig. Mab was nogal snel op haar teentjes getrapt en koesterde haar grieven eindeloos. ‘Hij is… een paar minuten opgehouden op de binnenplaats. Maar hij komt zo dadelijk.’ ‘Aha.’ Mab leek enigszins te bedaren. ‘Goed. Ik wens te horen hoe Ash het maakt in het giftige rijk.’ Ik wilde net antwoorden dat het met Ash allemaal uitstekend ging, toen ineens alle lichten de fakkels, de ijspegelkroonluchters en de flakkerende blauwe kaarsen op de zuilen sissend uitdoofden. Onmiddellijk was de lucht gevuld met angstige kreten. Stoelen vielen om, fae sprongen overeind, trokken hun wapens en tuurden in de schaduwen. Met een ruk draaide ik me om en zocht met mijn ogen de zaal af naar verborgen gevaren, naar iemand die stom genoeg was om een aanval uit te voeren tijdens Elysium, als de machtigste fae uit heel Nimmernimmer zich allemaal in één ruimte bevonden. ‘Stilte!’ Mab was opgestaan en haar stem donderde door de duisternis. Onmiddellijk werd het doodstil. Je kon een speld horen vallen. ‘Degene die hier verantwoordelijk voor is, zal binnenkort wensen dat hij nooit geboren was,’ klonk het messcherp door de donkere stilte. ‘Ik laat me niet in mijn eigen hof beledigen tijdens Elysium. Laat zien wie je bent, nu!’ Na een zwaai van haar hand kwamen de vlammen van kaarsen en kroonluchters flakkerend weer tot leven. De fae knipperden met hun
27
ogen en begonnen achterdochtig om zich heen te kijken, bang voor aanvallers en voor elkaar. Vrijwel niemand merkte de oude vrouw op die midden in de zaal stond, op een plek die eerst leeg was geweest. Maar ik zag haar bijna meteen en ik werd koud van schrik. Stoffig, broos als een oude krant en gehuld in lompen stond daar het orakel. Ze richtte haar lege oogkassen op mij en keek niet meer van me weg. Ik hoorde Titania naar adem happen, precies op het moment dat ook de andere fae het mummie-achtige schepsel in hun midden ontdekten. Ze weken achteruit alsof ze voor besmetting vreesden. Maar de nietsziende ogen van het orakel bleven me onverstoorbaar aankijken, en als een stoffige geestverschijning zweefde ze over de vloer totdat ze vlak voor me stond. ‘Orakel,’ zei Mab op vlakke toon. ‘Wat kom je doen? Hoe waag je het ons hier te storen?’ Maar het orakel negeerde de Winterkoningin en zweefde nog dichter naar me toe. ‘Meghan Chase,’ fluisterde ze, en de stank van eeuwenoud stof, van graven en graftombes, vulde de ruimte. ‘IJzerkoningin. Ken je me nog?’ ‘Wat wil je, orakel?’ Ik bleef fier rechtop staan en sprak op kalme toon. ‘De oude Anna komt met een waarschuwing,’ fluisterde het orakel. ‘Een waarschuwing die al eerder in de wind is geslagen. Weet je nog wat ik je heb verteld, Meghan Chase? Jou en je Winterprins? Herinner je je mijn voorspelling nog?’ Er klonk een gemompel in de zaal, en ik kon Mabs scherpe ogen bijna in mijn achterhoofd voelen steken. Ik kreeg overal kippenvel, maar toch zorgde ik ervoor dat ik mijn stem in bedwang hield. ‘Nee,’ zei ik, terwijl ik een stap naar voren zette. ‘Je hebt ons een heleboel
28
dingen verteld, en ik heb je gegeven waar je om vroeg. Ik heb gedaan wat ik moest doen om mijn familie te redden. Daar ging het om, en de rest was niet belangrijk.’ Maar het orakel hield aan. ‘Je herinnert je het vast nog wel. Dat ene, dat je me weigerde te geven. Dat wat je niets dan verdriet zou brengen. Weet je het nu weer, Meghan Chase?’ Even had ik geen idee waar ze het over had. Toen drong het met een schok tot me door, en als er geen honderden fae, waaronder de heersers van andere hoven, naar me hadden staan kijken, was ik beslist door mijn knieën gezakt. Ineens wist ik weer wat ze al die tijd geleden, toen ik voor het eerst naar Nimmernimmer was gekomen, tegen me had gezegd. Ik had haar een herinnering gegeven in ruil voor haar hulp, maar dat was niet het enige waar het orakel om had gevraagd. Je bent niet bereid het op te geven, al zal het je niets dan verdriet brengen? Dat waren haar woorden geweest. ‘O, god,’ fluisterde ik, terwijl ik mijn hand op mijn buik legde. De misselijkheid, die plotselinge aanvallen van duizeligheid en moeheid… Het kon niet waar zijn. ‘Ja,’ fluisterde het orakel. Ze hief een verschrompelde hand en wees naar me. ‘Je weet waarover ik het heb. En je zult een beslissing moeten nemen, IJzerkoningin. Wat jij bij je draagt zal de hoven verenigen, of het zal ze te gronde richten. Ik heb het gezien. Ik weet dat het één van die twee zal worden.’ ‘Nee,’ zei ik met trillende stem. Het was alsof niemand in de zaal ons nu nog kon horen, alsof het orakel en ik ons samen in een cocon bevonden en alles om ons heen was vervaagd. De verschrompelde heks keek me zonder medelijden aan met haar holle oogkassen. ‘Je weet dat ik de waarheid spreek, Meghan Chase,’ zei ze. ‘Je kent de grote kracht van datgene wat je in je draagt. Kracht
29
die kan vernietigen en alles tot stof kan doen vergaan. Maar er is nog hoop.’ Ze hief een verdorde klauw. ‘Ik heb een voorstel voor je. We moeten verder spreken, maar niet hier. Niet zo.’ Ze begon achteruit te zweven, terwijl ze me nog steeds bleef aankijken met de zwarte gaten waar eens haar ogen hadden gezeten. ‘Kom zo snel mogelijk naar me toe. Je hebt vrienden die je de weg zullen wijzen. Ik wacht je komst en je beslissing af.’ Een plotselinge windvlaag raasde door de balzaal. Weer werden de kaarsen uitgeblazen en een paar kroonluchters vielen rinkelend op de grond kapot. De fae gilden van schrik, en tegen de tijd dat Mab de orde had hersteld en de kaarsen weer had aangestoken, was het orakel verdwenen.
30
Hoofdstuk 3
‘Ik eis een verklaring, IJzerkoningin!’ Rillend draaide ik me om naar de koningin van het Duister. Ze stond me vanachter de tafel woedend aan te staren. Haar ogen schitterden van wantrouwen en Oberon zag er ook niet al te vriendelijk uit. Om van Titania nog maar te zwijgen: die hoopte zo te zien dat mijn hoofd uit elkaar zou spatten. Maar eerlijk gezegd waren zij op het moment wel de minste van mijn zorgen. Steeds opnieuw weerklonken de uitspraken van het orakel in mijn hoofd, en de betekenis van haar woorden bracht me volledig van mijn stuk. Je kent de grote kracht van datgene wat je in je draagt… Wat jij bij je draagt zal de hoven verenigen, of het zal ze te gronde richten… Je zult een beslissing moeten nemen, IJzerkoningin… Kom zo snel mogelijk naar me toe… ‘Ik moet gaan.’ Dat viel niet bepaald in goede aarde. Mab maakte zich nog iets langer en straalde een en al beledigd ongenoegen uit. ‘Hoe durf je, IJzerkoningin!’ siste ze dreigend. ‘Hoe durf je me ten overstaan van mijn eigen volk voor schut te zetten!’ Haar zwarte ogen vernauwden zich en ze boog zich over de tafel heen, waardoor er op alle glazen prompt een laagje ijs ontstond. ‘Je vertelt me nú wat er aan de hand is, of je mag je vast gaan voorbereiden op de toorn van Winter.’ Ik staarde haar hooghartig aan. ‘Nee, koningin Mab. Ik zal niet toestaan dat je mij of mijn rijk op deze manier bedreigt.’ Mab verroerde zich niet, maar ik voelde haar ontzetting; de dochter van Oberon was niet langer een angstig klein meisje.
31
Ik gebaarde naar de zaal achter ons. ‘Je hebt gehoord wat het orakel heeft gezegd: dit heeft betrekking op álle hoven, niet alleen op dat van mij. Ik ga me niet aan een of ander belachelijk ouderwets protocol houden terwijl mijn rijk misschien in gevaar is.’ ‘Ze heeft gelijk, vrouwe Mab,’ zei Oberon. Eindelijk. Het zou eens tijd worden dat hij me te hulp schoot. Maar goed, beter laat dan nooit. ‘Een oproep van het orakel mag niet zomaar genegeerd worden. Als zij ons waarschuwt voor iets wat de stabiliteit van onze hoven in gevaar kan brengen, moeten we zorgen dat we voorbereid zijn.’ ‘En Ash dan?’ bitste Mab chagrijnig. ‘Ik heb mijn zoon al in geen maanden gezien. De IJzerkoningin neemt hier beslissingen die hen allebei aangaan. Wat denkt Ash hier allemaal van?’ ‘Ash,’ zei een koele, donkere stem naast mij, ‘voegt zich naar de besluiten van zijn koningin.’ Ik verroerde me niet, maar mijn hart sprong op en het liefst had ik opgelucht opzij gekeken. Maar ik wendde mijn blik niet af van de Winterkoningin. ‘Ash,’ zei Mab. Haar aandacht was nu op mijn ridder gevestigd, die zich in zijn volle lengte naast mij had opgesteld. ‘Je bent al in geen maanden thuis geweest. Kan het je niet schelen dat je koningin de oude tradities van Elysium aan haar laars lapt? Kan het je niet schelen dat ze je tegen je eigen hof zou opzetten als het ooit tot oorlog kwam?’ Ik voelde een vlaag van woede over het manipulatieve gedrag van de koningin van het Duister, maar Ash bleef kalm. ‘Dit is niet langer mijn thuis,’ zei hij met heldere stem, zodat iedereen hem goed zou kunnen horen. ‘En mocht het ooit tot een oorlog komen, dan zou ik vooraan in de gelederen staan om het IJzerrijk te verdedigen.’ Mab zag er volstrekt verbijsterd uit. Ik maakte gebruik van haar zwijgen door een buiging te maken en een stap achteruit te zetten.
32
‘Wij nemen nu afscheid,’ zei ik tegen de heersers van Nimmernimmer, zonder op mijn bonkende hart te letten. Alleen Oberon knikte. Titania snoof vol walging en Mab bleef me gewoon aanstaren met die enge ogen van haar. ‘Het spijt me dat het zo moet lopen, koningin Mab, maar wij moeten nu terug naar Mag Tuiredh. Ik hoop dat je ons wilt excuseren.’ En zonder op antwoord te wachten draaide ik me om en verliet de balzaal met Ash aan mijn zijde, terwijl de ijzige blik van de Winterkoningin zich in mijn nek boorde. Dat was het gemakkelijke deel. Zodra we weer in de hal stonden, buiten gezichts- en gehoorsafstand, keek Ash me aan. Zijn zilverkleurige ogen stonden bezorgd. Van de koele en nonchalante houding die hij tegenover Mab had aangenomen, was niets meer over. ‘Wat was dat allemaal voor herrie in de zaal?’ vroeg hij dringend. ‘Wat gebeurde er? Waarom moeten we weg? Wat is er aan de hand, Meghan?’ Ik stond te trillen op mijn benen. Nu ik niet langer tegenover de heersers stond, hoorde ik de woorden van het orakel opnieuw door mijn hoofd galmen. Ze dreigden me volledig te overspoelen. Ik kon niet nadenken en ik was al helemaal niet in staat iets uit te leggen. Ik had tijd nodig om tot mezelf te komen en een besluit te nemen. Natuurlijk moest Ash weten wat er aan de hand was, tenslotte had hij er ook een levensgroot aandeel in, maar het Winterhof was niet de aangewezen plek om hem dit nieuws te vertellen. Ik kon het hem nu onmogelijk zeggen. Niet op deze manier. ‘Naar huis, Ash,’ zei ik uiteindelijk. Ik wilde zo snel mogelijk weg uit Tir Na Nog, terug naar mijn eigen vertrouwde omgeving. ‘Alsjeblieft. Thuis zal ik je alles uitleggen.’ Hij was er niet blij mee maar schikte zich naar mijn wensen, hoe-
33
wel ik de hele weg terug naar Mag Tuiredh zijn ogen op me gericht wist. Hoe moest ik het hem vertellen? Wat zou hij er allemaal van denken? Terwijl ik uit het raampje staarde, voelde ik zijn bezorgde blik op mijn huid branden. Naar dit moment had ik heel lang uitgekeken, maar hoe had ik kunnen vermoeden dat iets uit het verleden ons nu alsnog zou achtervolgen? Wat moesten we beginnen? Panne zei niets toen de koets voor het paleis stilhield, en niemand probeerde me tegen te houden toen ik met grote stappen de gangen door beende; zelfs de gremlins, die altijd als een bende opgewonden puppy’s om me heen zwermden, bleven uit mijn buurt. Alleen Ash hield me bij, nog altijd zwijgend, al wist ik dat dat zou veranderen zodra we de deur van onze kamer achter ons hadden dichtgetrokken. Ik had nog steeds geen idee hoe ik het hem moest vertellen. Beau keek op van het bed toen we binnenkwamen en sloeg zijn staart tegen de matras. Ik liep op de hond af en begon hem achter zijn oren te kriebelen, terwijl ik nog steeds probeerde de chaos in mijn hoofd de baas te worden. Hij drukte zijn neus in mijn hand en jankte, waarop ik mijn gezicht in zijn zachte vacht begroef. Mijn hart bonkte als een razende en mijn maag verkrampte toen ik Ash’ voetstappen achter me hoorde. ‘Oké,’ zei hij, toen hij de deur stevig had dichtgedaan. ‘Nu heb ik wel lang genoeg mijn mond gehouden. Wat is er aan de hand, Meghan? Wat is er gebeurd tijdens Elysium?’ Mijn mond begon droog aan te voelen. Met een bezorgde Beau op mijn hielen liep ik de kamer door en opende de balkondeuren. Buiten ademde ik diep de koele nachtlucht in. Ver onder ons lag Mag Tuiredh, de stad van de IJzerfae, te sprankelen in het licht van de volle maan. Mijn stad. Mijn IJzerfae. Mijn koninkrijk, dat ik gezwo-
34
ren had te zullen beschermen, zowel tegen onheil van buiten als tegen dreiging van binnenuit. Wat jij bij je draagt zal de hoven verenigen, of het zal ze te gronde richten… ‘Meghan.’ Ash stond achter me in de deuropening. Zijn stem klonk smekend. ‘Alsjeblieft. Vertel me wat er aan de hand is.’ Ik haalde diep adem en liep terug de slaapkamer in. ‘Ik… We kregen onverwacht bezoek,’ begon ik. Ash kwam achter me aan zonder de moeite te nemen de balkondeuren achter zich te sluiten, en een koel briesje bracht de gordijnen in beweging. ‘In de balzaal. Het was het orakel. Ze verscheen ineens uit het niets en joeg iedereen de stuipen op het lijf. Kun je je haar nog herinneren?’ ‘Jawel,’ zei Ash een beetje verward. ‘Dat was in New Orleans. Daar zijn we naar een kerkhof gegaan om een Aandenken voor haar te halen, in ruil voor jouw herinnering. Toen werden we nog achtervolgd door de kerkgrim. Wat had ze te vertellen?’ Om niet door mijn knieën te zakken greep ik stevig de leuning van een stoel vast. Mijn hart bonkte tegen mijn ribben en ik kon er bijna geen woord uit krijgen. ‘Ze… Ze kwam me waarschuwen. Ze wilde me er nog een keer op wijzen dat datgene wat ik haar toen niet had willen geven me niets dan verdriet zou brengen. Dat…’ Mijn maag trok zich samen, ik slikte moeizaam en ging fluisterend verder: ‘Dat wat ik bij me draag de hoven kan verenigen, maar ze ook te gronde kan richten.’ ‘Wat jij bij je…’ Ash’ adem stokte, en hij staarde me aan. Ik voelde de energie in de kamer veranderen toen het kwartje viel. ‘Meghan.’ Zijn stem klonk kalm en beheerst, maar vlak onder de oppervlakte voelde ik een wirwar van verschillende emoties kolken. ‘Ben… Ben je… zwanger?’
35
Ik huiverde en sloot mijn ogen, niet wetend of ik nu wilde lachen, huilen of gillen. ‘Ik geloof het wel.’ Langzaam ademde Ash uit. Ik hoorde dat hij zich met een plof op het bed liet vallen. Er viel een stilte. Beau jankte en duwde zijn neus in Ash’ hand, maar toen hij geen reactie kreeg, sprong hij naast Ash op het bed en legde zijn kop op zijn poten. Met mijn ogen dicht wachtte ik af. ‘Wat zei het orakel nog meer?’ vroeg Ash uiteindelijk fluisterend. Hij klonk een beetje verbouwereerd. ‘Ze wilde me een voorstel doen,’ antwoordde ik. Ik durfde me niet om te draaien, zo bang was ik om angst, wanhoop of teleurstelling in zijn ogen te zullen zien. ‘Ze zei dat ik naar haar toe moest komen, en dat ik vrienden had die me de weg wel konden wijzen. Ze zou mijn komst en mijn beslissing afwachten, zei ze.’ ‘Beslissing?’ Ik kon zijn frons bijna horen. ‘Wat voor beslissing?’ ‘Dat heeft ze niet gezegd.’ Ik trilde van de inspanning die het me kostte om mijn tranen binnen te houden. Ik moest sterk zijn, maar ik had wel net te horen gekregen dat ik zwanger was, en dat er ook nog eens grote kans was dat mijn kind alles zou vernietigen waar ik zo hard voor had gewerkt. Bovendien had ik geen idee of Ash wel zat te wachten op een baby, of hij er al aan toe was. Ik wist niet eens of ik zelf wel zover was. ‘Ik kreeg niet de kans om verder nog iets te vragen,’ zei ik, terwijl ik mijn best deed om beheerst over te komen. ‘Nadat ze me aan die oude profetie had helpen herinneren, verdween ze, en toen besloot ik dat het tijd was om naar huis te gaan en dat het me aan mijn kont zou roesten wat de andere heersers daarvan dachten.’ ‘Hé.’ Zijn stem klonk zo zacht en troostend dat ik me eindelijk omdraaide. Hij zat op de rand van het bed en stak zijn hand naar me uit. ‘Kom eens hier.’
36
Ik zette een stap naar voren en legde mijn hand in de zijne. Hij trok me dicht tegen zich aan en sloeg zijn armen om mijn middel terwijl hij zijn voorhoofd tegen mijn buik duwde. ‘Ik ben er voor je,’ mompelde hij. Met een bibberig snikje van opluchting boog ik me over hem heen, en ik omhelsde hem. ‘Je staat er niet alleen voor. We komen er wel uit.’ Ik begroef mijn gezicht in zijn haar en voelde de koele, zachte lokken over mijn wangen strijken. Mijn rots in de branding, de enige waar ik op kon steunen als de wereld om me heen in elkaar stortte. ‘Ik denk dat ik behoorlijk indruk heb gemaakt tijdens mijn eerste Elysium als koningin,’ mompelde ik. Eindelijk had ik niet meer het gevoel dat de grond ieder moment onder mijn voeten kon wegzakken. ‘Nu maar hopen dat ik ooit nog uitgenodigd wordt. Mab vergeeft het me nooit dat ik haar doodleuk heb laten zitten.’ Ik voelde hem glimlachen. ‘Daar komt ze wel weer overheen.’ ‘Zou je denken?’ ‘Niet echt.’ Ik kreunde, en we zwegen allebei. Zo bleven we een tijdje zitten, met onze armen om elkaar heen geslagen, allebei in gedachten verzonken. Ash was zo stil; ik vroeg me af waar hij aan dacht, en of hij blij was of juist doodsbenauwd bij het vooruitzicht dat hij vader zou worden. Vader van een kind dat mogelijk zou opgroeien tot iemand die de hoven te gronde zou richten. Hoe moest je je tot zoiets verhouden? Kon je je überhaupt wel op zoiets extreems voorbereiden? Het was nog te vroeg om hem dat te vragen. Ik wist nog niet eens hoe ik er zelf tegenover stond. ‘Wanneer wil je vertrekken?’ vroeg hij na lange tijd. Zijn stem, die
37
bij het eerste woord nog een beetje had getrild, klonk bij het laatste weer net zo standvastig als altijd. Ik haalde diep adem. ‘Vanavond,’ antwoordde ik. ‘Ik geloof niet dat ik nog een oog dichtdoe voordat deze hele zaak is opgelost.’ Toen hij knikte, maakte ik me van hem los en begon de kamer op en neer te lopen. Vanaf het bed keek hij stilzwijgend toe. ‘Aan de andere kant heb ik geen idee hoe we dat orakel moeten vinden,’ zei ik. ‘Ze heeft helemaal niet gezegd waar we naartoe moesten. We zouden natuurlijk weer naar het Voodoomuseum in New Orleans kunnen gaan’ ‘Daar zul je haar niet vinden, mens.’ Met een ruk draaide ik me om, en mijn hart sprong op bij het horen van die vertrouwde, verveelde stem. Op de rand van het balkon, scherp afgetekend tegen de donkere nachtlucht, zat een grijze kat ons met zijn grote ronde ogen aan te kijken. Bij het zien van de indringer sprong Beau grommend overeind. Met ontblote tanden spande hij zijn spieren al voor de sprong, maar Ash legde een hand op zijn nek en mompelde iets, waarop de hond onmiddellijk kalmeerde en weer op het bed ging liggen. Grimalkin gaapte ongeïnteresseerd en likte aan zijn poot. ‘Hallo, IJzerkoningin,’ zei de grijze kat, en hij slaakte een zucht, alsof hij dit allemaal nogal zonde van zijn tijd vond. ‘Zo ontmoeten we elkaar dus opnieuw. Sneller dan ik had gedacht, maar misschien was dat ook wel te verwachten.’ Hij schudde zijn grijze kop terwijl hij ons beurtelings bestudeerde. ‘Hoe komt het toch dat jullie het zelfs nog geen paar maanden kunnen redden zonder in de problemen te komen?’ Ash stond op van het bed. ‘Hoe ben je hier binnengekomen, kat?’ vroeg hij met een frons in zijn voorhoofd. Grimalkin snoof. ‘Geklommen.’
38
‘Dat bedoelde ik niet.’ Toen pas drong tot me door wat Ash bedoelde. ‘Wacht eens even,’ zei ik. Ik liep het balkon op, waar de kat me slaperig zat aan te kijken. ‘Inderdaad, hoe kan het dat je hier gewoon zit, Grim? Je bent geen IJzerfae, en dus kun je niet in Mag Tuiredh zijn zonder vergiftigd te worden. Ik neem tenminste aan dat die reis naar het Eind van de Wereld niet voor jezélf bedoeld was.’ Alsof het idee alleen al hoogst beledigend was, knorde de kat zacht. ‘Hoe krijg je het dan voor elkaar?’ drong ik aan. ‘En zeg nu niet “ik ben nu eenmaal een kat,” want dan smijt ik je van het balkon.’ Grimalkin niesde geamuseerd. ‘Geen zorgen, mens,’ zei hij, terwijl hij zijn ogen tot spleetjes kneep. ‘Ik loop geen gevaar. Het heeft allemaal te maken met een overeenkomst die ik met de vroegere eerste luitenant heb gesloten.’ ‘IJzerhoef?’ ‘Hm. Ja.’ Grimalkin krabde aan zijn oor. ‘Je zou kunnen zeggen dat zijn… hm… geest nog steeds in die amulet zit die ik toen heb verworven, dus zolang die intact blijft, ben ik immuun voor het gif van het IJzerrijk.’ Hij gaapte opnieuw en streek langs zijn snorharen. ‘Ik weet niet hoelang dat zal zijn, hoeveel tijd ik nog heb in het IJzerrijk, maar de luitenant was wel behoorlijk sterk. Zijn laatste wens was dat jij beschermd zou worden, ook al zou hij daar zelf niet meer bij kunnen zijn.’ Hij snoof, en gaapte nog een keer, waarbij zijn scherpe tanden even zichtbaar werden. ‘Toch zal die amulet waarschijnlijk niet eeuwig meegaan, en ik ben dan ook niet van plan om hier langer rond te hangen dan strikt noodzakelijk is. Enige haast is geboden.’ Hij zwiepte met zijn staart en keek me aan. ‘Zullen we dan maar eens?’ ‘Dus je weet het,’ klonk Ash’ stem achter mijn rug. ‘Je weet van de voorspelling van het orakel.’
39
‘Jullie mensen zijn toch altijd weer ijzersterk in het maken van overbodige opmerkingen.’ ‘Weet je waar ze is?’ vroeg ik. ‘Weet je waar we heen moeten?’ Grimalkin staarde me doordringend aan. ‘Jazeker,’ zei hij spinnend en zonder zijn ogen af te wenden. ‘En deze keer ben je me geen gunst verschuldigd. Daar is al voor gezorgd. Ik word verondersteld de IJzerkoningin, haar ridder en nog iemand anders door het Wyldwoud naar een plek te brengen die de Wensboom heet.’ Aan de manier waarop Ash plotseling verstijfde, kon ik merken dat hij deze plek kende. Ik keek achterom. ‘Wat is de Wensboom?’ vroeg ik. ‘Wil je hier echt nog langer blijven treuzelen om dat te bespreken?’ informeerde Grimalkin voordat Ash had kunnen antwoorden. ‘We staan onze tijd te verdoen. Voor de nacht voorbij is, moeten we nog iemand treffen, en als we niet opschieten, missen we onze doorgang. Laten we gaan.’ Hij stond op en zwaaide met zijn staart. ‘Ik zie jullie aan de zuidkant van het Wyldwoud, bij de brug naar het IJzerrijk. En schiet een beetje op, mens.’ Toen was hij verdwenen. Ash en ik namen maar een paar minuten om ons te verkleden ik in spijkerbroek en trui, hij in zijn lange zwarte mantel en om Panne in te lichten. De eerste luitenant was niet blij met mijn voornemen om midden in de nacht in het Wyldwoud te gaan ronddolen. Ik was de IJzerkoningin; ik had verantwoordelijkheden ten opzichte van mijn volk en mijn rijk. Wat als ik niet meer terugkwam? ‘Ik kom heus wel terug,’ verzekerde ik hem. Ik trok mijn zwaard van de wand en bond de gordel om mijn middel. De gebogen stalen kling tegen mijn heup gaf me een gevoel van veiligheid. In het Wyldwoud kon je niet voorzichtig genoeg zijn. ‘Ash blijft bij me. Er is daar niets wat ons kan verhinderen terug te gaan. Ik moet dit doen, Panne.
40
Ik kan het niet uitleggen, maar ik moet echt gaan. Ik vertrouw erop dat jij de zaken waarneemt zolang we weg zijn.’ Panne keek niet erg overtuigd, maar toch maakte hij een buiging. ‘Komt in orde, majesteit.’ Beau jankte en duwde zijn snuit in mijn hand. Ik knielde neer om hem achter zijn oren te kriebelen. ‘Denk eraan dat jij je ook gedraagt,’ zei ik tegen hem. ‘Zorg goed voor Panne en Vlijm terwijl we weg zijn, oké?’ Beau hijgde en kwispelde met zijn staart. Ik gaf hem nog een laatste klopje en stond op. ‘We gaan,’ zei ik tegen Ash, die zwijgend bij het balkon stond te wachten. ‘Ik wil geen minuut langer wegblijven dan nodig is.’ Ik liep het balkon op en zette mijn handen op de leuning. Deze keer keek ik niet naar de stad, die als een sterrenkaart in de diepte lag. In plaats daarvan sloot ik mijn ogen en riep mijn magie op, de magie van Zomer en IJzer die door mijn hele wezen stroomde en me met mijn land verbond. Het was de essentie van wetenschap, logica en technologie, maar ook die van de natuur, de warmte en het leven. Dankzij die magie kon ik naar een klok kijken en ieder onderdeeltje van het mechaniek apart waarnemen, terwijl ik tegelijkertijd ook de liefdevolle aandacht zag waarmee schoonheid en functionaliteit tot een volmaakte eenheid werden gemaakt. Dankzij die magie kon ik naar een lied luisteren en zowel de strakke zwarte notenbalk en het met wiskundige precisie aangebrachte notenschrift als de pure emotie van de muziek zelf horen. En dankzij die magie kon ik in contact komen met mijn IJzerfae. Als ik mijn bewustzijn naar buiten richtte, kon ik hun gedachten voelen en wist ik wat ze aan het doen waren. Ik stuurde mijn magie het kasteel door, zoekend en reikend met onzichtbare tentakeltjes. Ik voelde Panne, die terug liep, de gang in,
41
en die zijn bezorgdheid over mij zorgvuldig verborgen hield. Ik voelde de wachten, die stokstijf op hun post stonden, zich niet bewust van het feit dat er iets mis was. Ik ving de dolzinnige capriolen op van de gremlins, die langs de paleismuren schoten en voortdurend uit waren op trammelant. Ik bleef zoeken, langs de muren en hoger, nog hoger, totdat… Daar. In de oostelijke toren hingen ze slaperig aan de ruwe stenen, de wezens waar ik naar op zoek was. Ik stuurde een zacht signaal en voelde ze reageren. Opgewonden zoemend werden ze wakker. Ik opende mijn ogen en zette een stap achteruit, weg van de leuning. Een paar seconden later kropen er twee insectachtige zwevers langs de muur omlaag en gingen op de rand van het balkon zitten, terwijl ze ons met hun grote facetogen hoopvol aankeken. Ik wierp een blik op Ash. ‘Klaar?’ Hij knikte. ‘Na jou.’ Ik liep naar de rand van het balkon en stak mijn armen uit. Een van de zwevers kwam meteen op mijn rug zitten en sloeg zijn dunne gelede poten om mijn middel. Toen klom ik over de leuning, greep zijn voorpoten beet en dook de toren af, waarbij ik de wind aan mijn haar voelde rukken. De vleugels van de zwever vingen de opwaartse luchtstroom en we raasden weer omhoog, boven Mag Tuiredh, waarvan we de lichtjes ver beneden ons zagen twinkelen. Ash kwam naast me vliegen. Zijn zwever zoemde opgewonden naar die van mij, alsof ze elkaar al in geen dagen hadden gezien. Mijn ridder gaf me een bemoedigend knikje, en toen stuurden we de zwevers in de richting van het Wyldwoud.
42
Hoofdstuk 4
De Wensboom was een van die eigenaardigheden in Nimmernimmer die te mooi klonken om waar te zijn, vertelde Ash. De boom stond diep in het Wyldwoud en was waarschijnlijk zo oud als Nimmernimmer zelf. Er bestonden allerlei verhalen over mensen die ernaar op zoek waren gegaan. Volgens de legende kon je alles wensen wat je hartje begeerde, als het je eenmaal gelukt was om langs de draak of de reuzenslang te komen, of wat het ook voor monster was dat de boom bewaakte. Maar zoals altijd in het land van de fae, kwam de wens natuurlijk nooit uit zoals de wenser hem had bedoeld. Een dode geliefde die opnieuw tot leven werd gewekt, bleek zich ineens niets meer te herinneren, of met een ander getrouwd te zijn. De rijkdom waar je om gevraagd had, bleek aan iemand anders toe te behoren, liefst iemand die reuze groot, reuze machtig en reuze kwaadwillend was. Als je gewenst had dat iemand verliefd op je zou worden, kon je er donder op zeggen dat diegene vlot daarna zou sterven, of zo maniakaal geobsedeerd zou raken dat je niet wist hoe snel je je uit de voeten moest maken en de dag vervloekte waarop je voor het eerst over de Wensboom had horen spreken. ‘Maar waarom wil Grimalkin ons dan juist daar ontmoeten?’ vroeg ik, toen we onze zwevers vlak bij de grens van het IJzerrijk lieten landen. Volgens het nieuwe verdrag mocht geen enkele IJzerfae de grens naar het Wyldwoud over zonder toestemming van Zomer of Winter. Natuurlijk had ik, als IJzerkoningin, de wet best een keertje aan mijn laars kunnen lappen, maar het vredesverdrag was nog jong, en ik
43
wilde de boel niet in het honderd sturen, dus hield ik me netjes aan de regels. De zwevers maakten teleurgestelde klikgeluidjes toen ik ze de opdracht gaf weer naar huis terug te keren, maar uiteindelijk scheerden ze weer weg in de richting van Mag Tuiredh. ‘Ik hoop dat hij niet van ons verwacht dat we ook een wens doen,’ ging ik verder, terwijl Ash, waakzaam als altijd, minutieus de omgeving verkende. ‘Ik heb mijn lesje wel geleerd. Ik ga nog liever bij Mab op de thee dan dat ik een wens doe bij een of andere Wensboom die midden in Nimmernimmer staat.’ ‘Hè hè, ik ben blij dat je eindelijk verstandig bent geworden.’ Ash stond nog steeds geconcentreerd de open plek te bestuderen. Toen ik hem een kwade blik toewierp, draaide hij zich naar me om en brak de lach, die ik al in zijn stem had gehoord, ook op zijn gezicht door. ‘Ik denk trouwens dat we ons daar geen zorgen over hoeven maken,’ zei hij luchtig. ‘Hoewel ik je nog steeds aanraad om voorzichtig te zijn. Tenslotte hebben we het hier wel over Grimalkin.’ ‘Ja,’ verzuchtte ik, terwijl Ash wat dichter bij me kwam staan, zonder me overigens aan te raken. ‘En hij laat pas iets los als hij zover is en ik al zo ongeveer op het punt sta hem de nek om te draaien.’ Plotseling hief Ash zijn hoofd, alsof hij ergens naar luisterde. ‘Hoor je dat?’ vroeg hij. We hielden ons stil. En inderdaad, door de bomen klonk getier en geraas en het gekletter van wapens, dat aanvankelijk nog van ver leek te komen, maar gaandeweg steeds luider werd. ‘Dat klinkt alsof er wordt gevochten,’ stelde Ash kalmpjes vast. Ik zuchtte. Ook dat nog. Waarom kon er nou nooit eens iets normaal gaan in Nimmernimmer? ‘Vooruit dan maar,’ mompelde ik, terwijl ik mijn zwaard trok. ‘Laten we maar eens gaan kijken wat er aan de hand is. Maar als ik weer Winterfae zo dicht bij de grens aantref, zal Mab ervan lusten!’
44
Al snel nadat we ons tussen de bomen hadden begeven, werd het donker om ons heen. We volgden het lawaai, dat steeds duidelijker hoorbaar werd, tot we uiteindelijk bij de officiële grens tussen het IJzerrijk en het Wyldwoud uitkwamen. Om het hele woud liep een diepe kloof, waarover op deze plek een brug was gebouwd. Eerst was er een houten brug geweest, maar die was door het Wyldwoud keer op keer de diepte in getrokken, alsof het bos niet wilde dat iemand het IJzerrijk in of uit ging. Uiteindelijk had ik er met mijn vader, koning Oberon, over gesproken, en daarna was er door trollen en rotsdwergen een brug van steen vervaardigd. Deze was nog steeds wel met mos begroeid, en de stijlen en de leuningen waren overwoekerd met klimplanten, maar de rotsdwergen verstonden hun vak, en deze brug zou voorlopig wel op zijn plek blijven. En dat was maar goed ook. Midden op de brug was een gevecht aan de gang tenminste, ik nam aan dat het een gevecht was, maar het had evengoed een idiote dans kunnen zijn. Een bende kleine, donkere fae met houten maskers op danste kwekkend en schetterend om een lange gestalte heen. Aan de flikkerende speerpunten zag ik dat ze de vreemdeling probeerden te steken, terwijl deze met grote behendigheid zijn dolken hanteerde om de aanvallen af te weren. Zijn haar lichtte felrood op in de duisternis en mijn hart begon sneller te kloppen. ‘Puck!’ De roodharige fae keek snel even opzij. ‘O, hoi, Meghan!’ Hij nam een milliseconde de tijd om naar me te zwaaien en weerde toen een volgende speerpunt af. ‘Wat is de wereld toch klein! En ik zie dat de sneeuwbal er ook is! Wat een toeval! Ik was juist naar jullie op zoek! Hé!’ Hij dook toen er een speer naar zijn hoofd vloog. ‘Jemig, jongens, waar slaat dit op! Ik zei toch al dat het een misverstand was!’ De dwergjes begonnen boos te kwetteren en zetten opnieuw de aanval in.
45
Puck trok een gezicht. ‘Eh, sneeuwbal, wat dacht je ervan om me even te komen helpen?’ Ash hief onmiddellijk zijn arm en smeet een regen van ijsscherven in de richting van de brug, waarbij verschillende van de kleine figuurtjes geraakt werden, al was het dan niet hard genoeg om ze te doden. Ze begonnen woedend te krijsen en kwamen met opgedreven speren op ons af rennen. Ik verstijfde, maar bij de grens van het IJzerrijk kwamen ze slippend tot stilstand en staarden me met grote ogen aan. Dicht tegen elkaar aan gedrukt begonnen ze heftig te overleggen in een vreemd en onverstaanbaar taaltje. Daarna draaiden ze zich om en schreeuwden iets naar de achtergeblevenen, die nog steeds om Puck heen zwermden. Het clubje liet Puck met rust en rende op de rest af. Weer werd er fluisterend overlegd, en af en toe werd er naar Puck en mij gewezen. ‘Wat is er aan de hand?’ fluisterde ik tegen Ash, die de conversatie met een rimpel in zijn voorhoofd volgde. Hij slaakte een zucht. ‘Het zijn Aluxob,’ verklaarde hij, alsof ik daar ook maar iets wijzer van werd. ‘Natuurgeesten van de Maya’s. Ze beschermen de oude wouden, maar meestal zijn ze betrekkelijk tolerant tegenover outsiders.’ Hij wierp een blik op Puck. ‘Tenzij de indringer iets gedaan heeft waarmee hij ze heeft beledigd.’ ‘Aha.’ ‘Wat nou aha?’ vroeg Puck, die zijn aanvallers nog steeds enigszins achterdochtig gadesloeg. ‘Ik had ze allang duidelijk gemaakt dat dat hele gedoe met die voddige hoofdtooi en die oude graftombe gewoon op een misverstand berustte. Hoe kon ik weten dat dat ding zo belangrijk voor ze was?’ ‘Puck…’ zei ik met een zucht van wanhoop, maar toen zag ik dat een van de kleine mannetjes heel dicht bij ons gekomen was en ons
46
aandachtig stond te bekijken. Ineens maakte hij een schokkerige buiging. ‘Godin?’ vroeg hij met een helder hoog stemmetje. ‘Jij… Godin? Ja?’ Ik keek naar de kleine wezentjes en probeerde mijn gezicht in de plooi te houden terwijl ik aan een scène uit één van mijn favoriete films dacht: Als iemand vraagt of je een god bent, dan zeg je… Ja! ‘Ik ben Meghan Chase, koningin van het IJzerrijk. Wat willen jullie hier?’ ‘Hij,’ ging de Alux of hoe hij ook heten mocht verder, terwijl hij naar Puck wees. ‘Hij gestolen. Moet teruggeven. Dan wij weg.’ Ash zuchtte en schudde zijn hoofd. Ik staarde het dwergje aan en richtte mijn blik toen op Puck. ‘Wat heb je gestolen?’ ‘Ik heb niks gestolen,’ antwoordde Puck beledigd. ‘Ik had het alleen heel eventjes geleend. Ik was heus van plan om het terug te geven.’ ‘Puck!’ ‘Oké, oké. Jemig, zeg.’ Puck stak zijn hand omhoog en trok een lange veer uit zijn haar. De veer glinsterde toen het licht erop viel, een regenboog van verschillende kleuren die voortdurend wisselden in de wind. Knorrig gaf hij hem aan het dichtstbijzijnde mannetje, dat hem met een boos gezicht uit zijn vingers trok. ‘Tjongejonge, wat een gedoe over zo’n miezerig veertje van een gevleugelde slang. Alsof die beesten er niet minstens iedere tien jaar eentje verliezen.’ De Aluxob lieten Puck hun tanden zien, bogen voor mij en maakten zich in allerijl uit de voeten. We bleven ze nakijken tot ook de laatste tussen de bomen verdwenen was. Toen stonden we alleen aan de rand van het Wyldwoud. Een paar seconden lang deden we niets anders dan elkaar aanstaren. De laatste keer dat ik Puck had gezien, was ik gewoon nog Meghan Chase geweest, het meisje waar hij jaren op gepast had in
47
opdracht van mijn vader, koning Oberon. Dat was voordat ik bijna het loodje legde bij het doden van de valse koning, voordat ik zelf de troon had bestegen en getrouwd was met Pucks aartsvijand. Voordat ik de IJzerkoningin was. Nu was alles anders. Na de laatste veldslag was Puck vertrokken. Eerst had hij Ash geholpen op zijn zoektocht naar een ziel, maar later was hij helemaal uit Nimmernimmer verdwenen. Niemand wist waarnaartoe, maar ik vermoedde dat hij even wat afstand nodig had gehad, wat tijd om na te denken. Ik had er erg naar verlangd om hem snel weer te zien, al was het maar om hem te laten merken hoe dankbaar ik hem was. Puck hield van me, maar toch was hij met Ash meegegaan om hem te helpen een ziel te verdienen, zodat hij naar het IJzerrijk kon terugkeren om bij mij te kunnen zijn. Robin Goodfellow mocht dan een ondeugd en een schelm zijn, voor mij was hij de liefste en edelmoedigste persoon die ik ooit had gekend, en ik had hem verschrikkelijk gemist. ‘Tja.’ Uiteindelijk was het Puck die de stilte verbrak. Hij krabde zich in zijn nek. ‘Dit is wel een beetje gênant allemaal. En ik maar denken dat ik jou en de sneeuwbal weer eens uit de penarie moest halen. Want zo gaat dat meestal als wij elkaar weer treffen.’ Hij grinnikte schaapachtig en bleef een beetje ongemakkelijk met zijn handen in zijn zakken bij de brug staan. ‘Ik weet niet zo goed wat ik nu moet doen, hoogheid. Het liefst zou ik je omhelzen, maar dat is misschien niet zo gepast, en buigen is ook weer zo vreemd. Ik denk dat ik gewoon maar een beetje naar je zwaai. Of ik kan natuurlijk salueren’ Hoofdschuddend liep ik op hem af en sloeg mijn armen om hem heen. Hij aarzelde maar heel even voordat hij me stevig tegen zich aan drukte. ‘Hé, prinses,’ mompelde hij nadat we elkaar weer hadden losgelaten. Ik glimlachte om dat oude koosnaampje. Alles leek nu weer nor-
48
maal tussen ons; het kwam in ieder geval in de buurt. Nu draaide hij zich om naar Ash, die kalm van een afstandje stond toe te kijken. Ook ik wierp een blik op mijn ridder, maar op zijn gezicht was niets kouds of vijandigs te bekennen. Hij leek bijna blij om Puck te zien. Bijna. ‘We hebben je gemist op de bruiloft,’ zei hij. ‘Ja.’ Puck haalde zijn schouders op. ‘Toen zat ik in Kyoto bij een paar oude kitsune-vrienden. We zouden naar Hokkaido om een oude tempel te onderzoeken waarvan gezegd werd dat het er spookte. De plaatselijke bevolking was doodsbenauwd. Uiteindelijk bleek er een yuki-onna haar intrek genomen te hebben. Ze was niet echt blij met ons bezoekje.’ Hij grinnikte. ‘Het kan natuurlijk zijn dat ze, eh, een beetje nijdig was omdat haar tempel in de fik was gevlogen je weet hoe die kitsune zijn. In ieder geval heeft ze ons tot aan de kust achternagezeten terwijl ze ijspegels achter ons aan smeet en sneeuwstormen op ons af stuurde. Ze probeerde ons zelfs te verpletteren onder een lawine! Het had niet veel gescheeld of we waren er geweest.’ Een dromerige zucht slakend keek hij naar Ash. ‘Je had er bij moeten zijn, sneeuwbal.’ ‘Maar hoe ben je dan hier terechtgekomen?’ vroeg ik. Ik was vast van plan hem de rest van het verhaal op een later tijdstip nog eens te ontfutselen. Maar nu moesten we ons concentreren op onze taak. Puck krabde aan zijn wang. ‘Nou, na dat, eh, misverstandje in Hokkaido besloot ik dat ik misschien maar een tijdje uit de buurt moest blijven van die temperamentvolle sneeuwvrouwtjes. Daarom ging ik op weg naar Belize, en ik was juist een beetje aan het rondsnuffelen in die coole Mayaruïnes toen dat orakel ineens opdook met haar geheimzinnige spelletjes. Ik denk dat ze me bang probeerde te maken met die stof- en lichtshow, maar ik heb al zoveel dingen gezien
49
die tevoorschijn sprongen en boe riepen, dat het eigenlijk alleen een beetje zielig overkwam.’ ‘Het orakel?’ vroeg ik geschrokken. ‘Ja.’ Hij schokschouderde. ‘Ze zei dat ik als de bliksem terug moest naar Nimmernimmer omdat de sneeuwbal en jij binnenkort mijn hulp nodig hadden. Veel meer zei ze niet, alleen dat we met ons drieën bij elkaar moesten zijn om een of ander akelig gedoe in de toekomst te voorkomen. Ik dacht natuurlijk dat jullie wel weer in de puree zouden zitten, dus hier ben ik. Eh, inmiddels zonder die eh… lifters die ik in Belize had opgepikt.’ Puck sloeg zijn armen over elkaar en keek me onderzoekend aan. ‘Dus waar hadden jullie me nou zo dringend voor nodig, prinses? De sneeuwbal en jij zien er blakend uit, voor zover ik kan zien, en Nimmernimmer lijkt ook niet op instorten te staan. Wat is er aan het handje?’ ‘Ik ben zwanger, Puck,’ zei ik zacht. Ik zag zijn wenkbrauwen zo ongeveer onder zijn haar verdwijnen. Kort legde ik uit wat er tijdens Elysium was gebeurd: de geheimzinnige verschijning van het orakel, haar uitnodiging, en Grimalkins opdracht om elkaar hier te treffen. Tegen de tijd dat ik was uitgepraat, stond Puck me nog steeds aan te gapen. Het was misschien de tweede keer in zijn hele leven dat hij met zijn mond vol tanden stond, en als de situatie niet zo ernstig was geweest, zou ik er misschien om hebben moeten lachen. ‘O,’ bracht hij uiteindelijk uit. ‘Dat is, eh… Wauw. Dat is niet iets wat je elke dag hoort. Niet bepaald wat ik had verwacht, hoewel dat hele gedoe met die voorspellingen na een tijdje ook afgezaagd wordt.’ Na enigszins zijn evenwicht te hebben hervonden, richtte hij zich tot Ash. ‘Dus dit is weer zo’n gevalletje van een eerstgeborene die de wereld ten onder laat gaan? Wat een ongelofelijk cliché! Waarom treft zoiets nou nooit eens het jongste achterachterneefje?’
50
Het irriteerde me een beetje dat Puck zo luchthartig reageerde, maar ja… zo was Puck nu eenmaal. Dat was zijn manier om problemen het hoofd te bieden. Je kon het hem moeilijk kwalijk nemen. Tenslotte hád ik een behoorlijk sensationele mededeling gedaan en kwam het ook niet iedere dag voor dat je beste vriendin je vertelde dat haar ongeboren kind later de wereld zou vernietigen. O, help, begon ik nu zelf ook al grappig te worden? Ash wierp Puck een vermoeide blik toe. ‘We tasten nog in het duister,’ zei hij, terwijl hij me aankeek alsof hij wist waar ik aan dacht. ‘Eerst moeten we het orakel vinden en erachter zien te komen wat ze te vertellen heeft en met welke oplossing ze komt. Tot die tijd heeft het geen zin om ons zorgen te maken over dingen die nog helemaal niet zijn gebeurd.’ Het verbaasde me dat hij zo kalm bleef. Wist hij misschien iets wat ik niet wist, iets wat hij had gezien in die toekomstige versie van ons leven samen? Maar dat leek me onmogelijk. Als hij werkelijk voorzien had dat ons kind zou opgroeien als de vernietiger van de hoven, had hij me dat vast wel verteld. Dat was nou niet echt een nieuwtje dat je vergat door te geven. Of was het misschien een van die watalsvragen waar hij nooit over wilde praten? ‘Nou,’ zei Puck opgewekt, maar met een enigszins gepijnigde glimlach, ‘net als vroeger, hè? Jij en ik en de sneeuwbal, de toekomst van Nimmernimmer die op het spel staat… Nu is het wachten alleen nog op de haarbal, en dan is alles weer volmaakt.’ ‘Die is er al, Goodfellow,’ klonk een bekende stem achter ons. ‘En hij zit hier al een hele tijd te wachten tot je eindelijk eens verder kijkt dan je neus lang is.’ Grimalkin speelde het klaar om verveeld en beledigd tegelijk te klinken. ‘Yep.’ Puck zuchtte terwijl we ons allemaal omdraaiden. ‘Net als vroeger.’
51
Hoofdstuk 5
‘Dus… Waarom gingen we ook weer naar de Wensboom?’ vroeg Puck, terwijl we Grimalkin volgden door een gedeelte van het Wyldwoud dat nog donkerder en ondoordringbaarder was dan de rest. De bomen stonden heel dicht opeen en de takken wikkelden zich als grijpgrage vingers om elkaar om de weg zo veel mogelijk te versperren. We zouden er nooit doorheen gekomen zijn, als de dichte begroeiing niet steeds uiteengeweken was zodra ik naderde. Nimmernimmer herkende een elfenkoningin, had Ash uitgelegd toen het de allereerste keer gebeurde. Op een bepaalde manier waren alle heersers met het land verbonden en Nimmernimmer reageerde op hun aanwezigheid, zelfs hier in het Wyldwoud. ‘Hé, haarbal,’ riep Puck, toen de kat niet reageerde. ‘Ik weet dat je me hoort. Waarom moeten we nu uitgerekend naar die verrekte Wensboom? Wil die ouwe heks ons daar ontmoeten?’ ‘Nee, dat wil ze niet.’ ‘Nee, dat wil ze niet,’ echode Puck, die schamper zijn neus optrok. ‘Natuurlijk niet, dat zou ook al te voor de hand liggend zijn, of niet soms?’ Grimalkin gaf geen antwoord en Puck rolde met zijn ogen. ‘Waar wil ze ons dan wél ontmoeten, kat?’ ‘Bij de Droomvijver.’ ‘Oké, iedereen die hier ook geen bal van snapt, steekt zijn vinger op,’ zei Puck, die zijn arm al in de lucht had. ‘Moet ik het dan echt nog vragen? Als ze ons bij de Droomvijver wil ontmoeten, waarom zijn we dan in vredesnaam op weg naar de Wensboom?’ Over zijn schouder kijkend zwaaide Grimalkin laatdunkend met
52
zijn staart. ‘Dat leek me nogal duidelijk, Goodfellow,’ zei hij traag en geïrriteerd. ‘Je herinnert je misschien nog dat de Droomvijver in de Stekels ligt. Diep in de Stekels, en bovendien voortdurend op een andere plek. Je kunt hem alleen bereiken als je er min of meer per ongeluk tegenaan loopt. En ik heb echt geen zin om weet ik hoe lang met jullie tussen al die stekelige struiken te gaan rondploeteren. Met de Wensboom komen we er veel sneller.’ ‘Hoe dan? Je gaat me toch niet vertellen dat je ons erheen wilt wénsen?’ Even leek Puck daadwerkelijk enigszins in paniek. ‘De vorige keer werkte dat niet bijster goed, weet je nog, sneeuwbal?’ Geschokt keek ik hen aan, maar Ash snoof. ‘Jij was degene die de wens deed, Goodfellow. Ik meen me te herinneren dat ik je nog probeerde tegen te houden. Juist jij had beter moeten weten.’ ‘O, echt waar?’ Ik keek naar de grijnzende schelm. ‘Vertel eens?’ ‘Dat wil je niet weten, prinses.’ ‘Hij probeerde ervoor te zorgen dat Oberon een grap zou vergeten die een zeker iemand in de slaapkamer van Titania had uitgehaald,’ antwoordde Ash in Pucks plaats. ‘Ik weet niet meer precies wat er mis ging, maar het kwam erop neer dat Oberon het slachtoffer werd in plaats van Titania. De Erlkoning stond op het punt hem een kopje kleiner te maken.’ ‘Ja hoor, sneeuwbal, dik het nog maar een beetje aan.’ Ik sloeg mijn ogen ten hemel. ‘Het is een wonder dat je het hebt overleefd. Wat gebeurde er met de boom?’ Puck krabde op zijn achterhoofd. ‘Nou… Dit is allemaal lang geleden gebeurd, dat snap je… We kwamen bij de boom’ ‘Wat geen geringe prestatie was, omdat Oberon ons voortdurend achtervolgde,’ viel Ash hem in de rede. ‘Wie vertelt hier het verhaal, sneeuwbal? In ieder geval…’ Puck snoof. ‘We kwamen bij de boom aan, en daar wenste ik dat Oberon
53
dat, eh, misverstandje verder zou vergeten. Ik dacht dat ik het nogal goed geformuleerd had en niets aan het toeval had overgelaten. En het werkte… Min of meer.’ ‘Min of meer?’ ‘Iederéén vergat ons,’ vulde Ash aan met een zucht. ‘Heel Nimmernimmer. Niemand wist überhaupt dat we ooit hadden bestaan.’ Hij wierp een ijzige blik op Puck. ‘Dankzij jou was ik bijna vervaagd.’ ‘En hij zorgt er wel voor dat ik dat nooit vergeet,’ zei Puck met een scheve blik. Ik keek hem geschokt aan en hij trok een gezicht. ‘Maar inderdaad, het was een helse klus om die wens weer te herroepen, en ik heb echt geen zin in een tweede ronde van al die ellende. Het is gewoon vragen om moeilijkheden om weer naar de Wensboom te gaan. En dan heb ik het nog niet eens over dat stomme schepsel dat hem bewaakt.’ ‘En dat is precies waar jullie míj voor nodig hebben, Goodfellow.’ Vanuit de voorhoede slaakte Grimalkin een zucht. ‘Maak je nou maar geen zorgen over de formulering van de wens, die neem ik wel voor mijn rekening. Het enige waar jij je druk over hoeft te maken is hoe je de koningin langs de wachter van de boom krijgt. Dat is waarom je hier bent, neem ik aan.’ ‘Wachter?’ Ik fronste mijn voorhoofd toen een dikke wand van doornige braamstruiken uiteenweek, waarachter een kleine open plek zichtbaar werd. ‘Wat voor wachter?’ Puck huiverde en knikte in de richting van het valleitje. ‘Die wachter.’ In het midden van de open plek stond een enorme, bijna witte boom. De kale, kronkelende takken reikten klauwend omhoog de hemel in. Maar alleen de bovenste takken waren zichtbaar, want om de stam had zich een gigantische slang gerold. Het enorme zwarte
54
beest met zijn glimmende, metalige schubben wrong zich er nu nog steviger omheen, alsof hij probeerde de boom te wurgen. Ik kon de kop op de grond zien liggen, een pijlvormige adderkop met rode ogen zonder oogleden. Een gevorkte tong, die ongeveer net zo lang was als ik, schoot naar buiten om de lucht te proeven. ‘Jemig, die is gegroeid,’ mompelde Puck, die zijn armen over elkaar sloeg terwijl we het monster stonden te bekijken. ‘De vorige keer dat we hem doodmaakten, was hij nog niet half zo lang, toch, sneeuwbal?’ Geschrokken staarde ik hem aan. ‘Maar… Als jullie hem hebben gedood, hoe kan hij er dan nog steeds zijn?’ ‘Hij blijft niet dood,’ antwoordde Ash, die over mijn schouder naar het enorme beest keek. Hij legde zijn armen om mijn middel. ‘Als iemand de Wensboom wil gebruiken, moet hij eerst de wachter doden. Als hij succes heeft, wordt zijn wens vervuld, maar daarna komt de wachter weer tot leven en is hij groter en dus moeilijker te doden dan voorheen.’ ‘O.’ Boos keek ik naar Grimalkin, die kalmpjes zijn poten zat te likken op een grote kei. ‘Geweldig. Dus jij verwacht dat we dat gedrocht gewoon even om zeep helpen? Hij is ongeveer net zo groot als mijn oude supermarkt!’ De kat gaapte. ‘Ik verwacht helemaal niets, IJzerkoningin,’ zei hij. ‘Ik breng jullie gewoon naar de plek waar jullie heen moeten. Als jullie niet naar het orakel willen om meer te weten te komen over de toekomst van jullie kind, dan is dat jullie beslissing.’ Hij gaf nog een laatste likje aan zijn poot, voordat hij deze weer naast de andere zette. ‘Als je naar het orakel wilt, moet je langs de Wensboom. En om bij de Wensboom te komen, moet je langs de wachter.’ Ash zuchtte en trok zijn zwaard. ‘Hij heeft gelijk.’ Puck pakte zijn
55
dolken. ‘Als we langs dat monster moeten om het orakel te kunnen bereiken, zullen we ons er een weg dwars doorheen moeten banen. Dat hebben we al eens eerder gedaan, dus moet het nu gewoon nog een keer.’ ‘Goed gesproken, sneeuwbal. Je haalt me de woorden uit de mond.’ Puck grinnikte. Ook ik trok mijn zwaard, maar Ash legde een hand op mijn arm. ‘Meghan, wacht,’ zei hij zacht, terwijl hij me een eindje achteruit trok. Ik aarzelde even, maar volgde hem toen terug het woud in, uit het zicht van de slang. ‘Deze keer wil ik niet dat jij ook vecht,’ zei hij, terwijl hij zich ernstig naar me toe boog. ‘Jij moet bij Grimalkin blijven. Laat dit maar aan Puck en mij over.’ Ik keek hem boos aan. ‘Denk je soms dat ik het niet aankan?’ vroeg ik, me er vaag van bewust dat Puck een stukje verder gelopen was om ons wat meer privacy te gunnen. Ook Grimalkin was verdwenen, dus ik was alleen met mijn ridder. Ik was gekwetst en verontwaardigd. ‘Ben je soms bang dat ik in de weg loop?’ ‘Dat is het niet’ ‘Wat dan wel?’ Ik richtte me in mijn volle lengte op en keek hem kalm aan. Tenslotte was ik de IJzerkoningin, en ik was echt niet van plan om me nu als een huilerige puber te gedragen. Ik was heerseres over Mag Tuiredh, vorstin van duizenden fae; het was mijn eer te na om een scène te schoppen in het hartje van het Wyldwoud. ‘Je weet best dat ik kan vechten,’ zei ik. ‘Je hebt het me nota bene zelf geleerd. We hebben zij aan zij gestreden tegen Machina, Virus, Ferrum en een heel leger IJzerfae. Ik heb al in meer veldslagen gevochten dan menigeen in zijn hele leven te zien krijgt, en ik weet dat ik er in de toekomst ook weer een aantal mee zal maken. Dat is mijn plicht, Ash. Ik ben niet meer het hulpeloze meisje van vroeger.’
56
‘Dat heb ik ook nooit beweerd!’ Hij legde zijn hand op mijn wang en keek me indringend aan met zijn heldere, zilverkleurige ogen. ‘Daar gaat het helemaal niet om,’ ging hij wat zachter verder, terwijl hij met zijn duim over mijn huid streelde. ‘Het is alleen… Je draagt nu ons kind, Meghan. Ik wil niet het risico lopen dat je iets overkomt. Dat jullie iets overkomt.’ Op slag was mijn boosheid verdwenen. Het was onmogelijk om kwaad te blijven als hij dat soort dingen zei. Maar toch; ik was en bleef de IJzerkoningin. Ik wilde echt niet staan toekijken terwijl mijn dierbaren hun leven voor mij in de waagschaal stelden. Dat had ik al vaak genoeg gedaan. ‘Ash,’ zei ik terwijl ik hem in de ogen keek. ‘Dat gaat niet. Ik kan echt niet werkeloos toezien. Niet meer.’ Hij slaakte een stille zucht en ik legde mijn handen om zijn gezicht. ‘Ons leven, onze wereld; het zal altijd gevaarlijk blijven, en er zal altijd wel iets zijn wat ons kwaad wil doen. Maar als dit om de toekomst van ons kind gaat, en om de toekomst van ons koninkrijk, dan wil ik naast je staan en er samen met jou voor vechten. Dat is mijn plicht als koningin, en het is de gelofte die ik heb afgelegd. Ik zal niet toestaan dat er iets tussen ons komt of ons in de weg staat.’ Er verscheen een smeulende blik in Ash’ ogen. ‘Zoals je wilt, mijn koningin,’ zei hij zacht. ‘Als dit je wens is, dan zal ik naast je vechten met alle kracht die ik in me heb.’ Zijn lippen raakten de mijne, en we kusten tot er een ongeduldig gesnuif vanachter de braamstruiken klonk. ‘Goodfellow begint een beetje onrustig te worden,’ zei Grimalkin. Met tegenzin lieten we elkaar los. ‘En de wachter is er al helemaal klaar voor. Het lijkt me verstandig om het feestvieren nog even uit te stellen tot hij verslagen is.’
57
Ik trok een gezicht en rukte het zwaard, dat ik kort daarvoor in de grond gestoken had, omhoog. ‘Verder zou ik willen opmerken dat de slang inmiddels vrijwel onoverwinnelijk is. Zijn schubben zullen alle slagen afweren, en voor magie is het beest ongevoelig. Het zou dus onverstandig zijn om hem frontaal aan te vallen.’ ‘Oké, hoe worden we dan verondersteld hem naar de andere wereld te helpen?’ Grimalkin keek even hulpeloos omhoog. ‘Hoe werd Achilles uiteindelijk verslagen? Hoe kwam de draak Smaug aan zijn eind? Er is altijd een zwakke plek, mens. Het kan een nauwelijks waarneembaar plekje zijn, maar het bestaat wel.’ Een doordringend gesis verscheurde de stilte op de open plek. Ik huiverde en Grimalkin verdween. De enorme slang had zich ontrold en stond nu rechtop voor de boom, terwijl zijn tong snel heen en weer schoot door de lucht. Ineens verscheen er nóg een pijlvormige kop, op de plek waar de staart had moeten zitten, precies gelijk aan de eerste en al even angstaanjagend. De tweekoppige slang siste opnieuw woedend en toonde daarbij twee paar ijzingwekkend lange en scherpe giftanden. ‘Eh, jongens?’ Puck keek over zijn schouder. ‘Ik wil natuurlijk niet storen, maar dit ding begint me aan te kijken alsof ik een soort smakelijke reuzenmuis ben. Waren jullie ook nog van plan om op het feestje te komen?’ Ik wisselde een blik uit met Ash, die rustig stond te wachten en geen enkele keer naar Puck, de slang of Grimalkin keek, maar alleen naar mij. ‘Ben je zover?’ vroeg ik. Hij knikte en maakte een gebaar met zijn zwaard. ‘Ga je gang, mijn koningin, ik sta pal naast je.’ We lieten de bomen achter ons en liepen rustig naast elkaar de
58
open plek op. De monsterlijke tweekoppige slang siste uitdagend en richtte zich op tot een s-vorm, klaar om aan te vallen. ‘Hoe wil je dit aanpakken?’ mompelde Puck toen we dichterbij kwamen. De rode kraaloogjes volgden ons zonder te knipperen en het beest hield zich onbeweeglijk stil. Ik voelde dat de spanning zich verdeelde over dat enorme lichaam, als een elastiekje dat werd opgerekt tot het bijna brak. Mijn hart begon te bonken. ‘Neem jij die ene kop,’ antwoordde Ash, die zijn ogen geen moment van onze tegenstander af liet dwalen, ‘dan pak ik de andere. Meghan, dat geeft jou de ruimte om de zwakke plek te zoeken. En laten we hopen dat Grimalkin weet waar hij het over heeft.’ ‘Zwakke plek?’ echode Puck verward. ‘Wat voor zwakke plek? De laatste keer dat we met hem vochten, hebben we hem gewoon aan mootjes’ Eén van de koppen schoot naar voren. Het ging verbijsterend snel en het overviel me volkomen, maar Puck was er klaar voor. Hij maakte een enorme luchtsprong en toen de kaken op elkaar sloegen op de plek waar hij eerst had gestaan, landde hij op de platte, schubbige kop. Woedend schudde het beest heen en weer in een poging zijn ongenode passagier kwijt te raken. Puck juichte en bleef als een bloedzuiger aan hem hangen, terwijl hij het dier overal waar hij het maar raken kon met zijn dolk prikte en stak. De vonken vlogen in het rond, maar geen enkele keer doorboorde de punt van de dolk de dikke schubben. Toch raakte de slang er machtig van uit zijn humeur, want hij wrong zich in de mafste bochten om zijn berijder af te werpen. ‘Meghan, kijk uit!’ Vloekend sprong ik naar achteren. Ik had maar heel even naar Puck gekeken, maar toch had de tweede kop al toegeslagen. Ash
59
wierp zich voor me en stak zijn zwaard regelrecht in het oog van de slang. Het beest schreeuwde het uit, deze keer van pijn, en opende de tegenaanval. Kwaad sissend richtte hij zich op Ash, die hem met opgeheven zwaard tegemoet kwam. Dat had maar een haartje gescheeld. Ik moest me beter concentreren. Ik haalde diep adem en riep mijn Zomer- en IJzermagie op. Terwijl Puck en Ash de slang bezighielden, sloot ik mijn ogen en stuurde de magie de grond in, regelrecht naar de bodem van het Wyldwoud. Ik voelde de wortels van de eeuwenoude Wensboom diep in de aarde. Ik voelde de kracht die door de bodem van het woud en door heel Nimmernimmer zoemde. Zelfs de hartslag van de slang zelf kon ik voelen, en zijn plotselinge angst toen het tot hem doordrong dat zijn twee aanvallers hem alleen maar wilden afleiden. Dat het echte gevaar gelegen was in dat kleine onbeduidende mensje dat daar voor hem op de grond stond, gloeiend van plotselinge macht. ‘Meghan!’ Ik hoorde Ash’ waarschuwingskreet en voelde dat beide koppen hun aanval hadden afgebroken en nu mijn kant uit kwamen. Ik voelde de snelheid waarmee ze op me af suisden, de giftanden klaar om toe te happen en de bek wijd open om me in één keer door te slikken, en ik glimlachte. Te laat. De oeroude dikke en kronkelige wortels van de Wensboom schoten uit de aarde tevoorschijn en richtten zich op in de lucht. Ze wikkelde zich om de slang heen en drukten hem tegen de grond. Sissend en beukend zwiepte het enorme beest met zijn machtige lichaam, waardoor de dikke, taaie wortels doormidden braken, en uit alle macht probeerde hij vrij te komen. Hij was sterk, sterker dan ik had verwacht. Triomfantelijk schoten de koppen weer omhoog,
60
klaar voor een volgende aanval. Maar op dat moment vloog er een ijsspeer door de wirwar van takken en wortels op de ene kop af, terwijl een grote zwarte raaf in het oog van de andere kop begon te pikken. Even waren de koppen afgeleid, en dat gaf me precies de tijd die ik nodig had. Weer riep ik de wortels op, maar deze keer liet ik mijn IJzermagie op volle kracht door het hout stromen dat zich opnieuw om de slang heen slingerde. Het beest begon weer te sissen en probeerde opnieuw vrij te komen, maar nu waren de oude wortels plotseling zo sterk als ijzeren kabels. De slang bewoog zich steeds trager naarmate de ijzeren wortels zich verder om hem heen wikkelden, en hij krijste van frustratie. Ik trok mijn zwaard en liep naar voren, terwijl ik nog steeds mijn kracht in de boom liet stromen, mijn gecombineerde Zomer- en IJzermagie. De eerste kop siste en probeerde naar me te happen, maar faalde jammerlijk. Toen liep ik doodgemoedereerd langs de tweede, waar hetzelfde zich voordeed, totdat ik precies in het midden stond van de kluwen wortels en slang. Daar sloot ik opnieuw mijn ogen, op zoek naar de hartslag, de levensenergie die door het enorme monster stroomde. Ik negeerde zijn stuiptrekkingen en volgde de stroom, net zolang tot ik hem gevonden had: de zwakke plek in het schild van de slang. Een gat ongeveer ter grootte van mijn vuist. De slang jankte en keek me met zijn rode ogen door de takken heen aan. Ik glimlachte verdrietig. ‘Het spijt me, maar ik ben de IJzerkoningin, en je staat me in de weg.’ Toen hief ik mijn zwaard en joeg het met volle kracht in de opening tussen de schubben. De slang gilde, een hoge, schrille kreet, en schokte heftig terwijl hij zich tegen het onvermijdelijke probeerde te verzetten. Met het zwaard in mijn hand maakte ik me wankelend uit
61
de voeten. Uiteindelijk werden zijn bewegingen trager en ging het licht uit in de felrode ogen. Na een poosje lag hij helemaal stil. Hijgend liet ik me tegen een dikke tak zakken. Mijn lichaam was uitgeput van het aanwenden van alle magie. Toen Ash en Puck met ongelovige gezichten het web van wortels binnen kwamen, stak ik net mijn zwaard weer in de schede. Vermoeid grijnsde ik hen toe. ‘Nou, dat viel best mee,’ zei ik, nog steeds nahijgend. ‘Wat was daar nou de vorige keer zo moeilijk aan?’ Puck staarde me verbijsterd aan en Ash bleef doorlopen tot hij vlak voor me stond. Zwijgend keek hij me aan en maakte toen een plechtige buiging. ‘Je bent een ware elfenkoningin,’ zei hij zo zacht dat alleen ik hem kon horen. ‘Ik voel me vereerd dat ik je ridder ben.’ Ik kreeg een brok in mijn keel, maar op dat moment kwam de Wensboom ineens tot leven. Honderden, misschien wel duizenden kaarsen brandden tussen de takken, zodat de hele boom als een baken in het duister stond te stralen. ‘O, ja,’ zei Puck, die naar het indrukwekkende schouwspel staarde. ‘Dit herinner ik me. Als ik je een goede raad mag geven, prinses: blaas alsjeblieft niet meer dan één kaars uit. Als je meer probeert te wensen, kunnen er wel eens nare dingen gebeuren.’ Voorzichtig liepen we op de boom af. We voelden de hitte van duizenden kleine vlammetjes tegen ons gezicht slaan. Ik zag iets grijsharigs boven me langsflitsen, en daar zat Grimalkin vanaf een tak op ons neer te kijken. Zijn grote ronde ogen weerspiegelden het kaarslicht. ‘De wens is al uitgesproken,’ zei hij spinnend, terwijl hij met zijn staart zwiepte. ‘De weg naar het orakel is vrij. Als je er klaar voor bent, mag je een kaars uitblazen. Daarna sluit je je ogen. De boom doet de rest.’ ‘Ja, maar wat doet hij nog meer, vraag ik me af,’ mompelde Puck,
62
die argwanend naar Grimalkin en de flakkerende kaarsen tuurde. ‘Weet je wel zeker dat je de wens precíés goed hebt geformuleerd, kat? Geen achterdeurtjes of vreemde zinswendingen die tegen ons gebruikt kunnen worden? Ik wil niet als kikker wakker worden of ineens merken dat ik op de bodem van de oceaan lig, of zoiets idioots.’ De kat krabde achteloos achter zijn oor. ‘Dat risico zul je moeten nemen.’ Op een van de laagste takken ontwaarde ik een kaars met een oranjekleurig, teer dansend vlammetje. ‘Kom,’ zei ik zacht. ‘Als dit de enige weg is naar het orakel, dan zullen we verder moeten. We kunnen niet meer terug.’ Ash nam mijn hand in de zijne. ‘We mogen elkaar niet kwijtraken,’ fluisterde hij, terwijl hij zijn vingers door de mijne vlocht. ‘Later zullen we een prijs moeten betalen, zo werkt dat nou eenmaal. De Wensboom vraagt altijd iets terug, wat Grimalkin ook zegt.’ Ik voelde mijn maag verkrampen, maar Ash lachte me bemoedigend toe en gaf me een kneepje. Ik voelde het koele metaal van zijn trouwring tegen mijn huid en glimlachte terug. Toen draaide ik me half om een stak mijn andere hand naar Puck uit. Even aarzelde hij, terwijl hij bezorgd naar de boom staarde. Ik trok mijn neus op. ‘Robin Goodfellow,’ zei ik met mijn meest uitdagende glimlach. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je bang bent?’ De vertrouwde groene ogen lichtten fonkelend op, en hij nam mijn hand. ‘Hoe kom je erbij, prinses,’ zei hij met een grijns. ‘Maar je moet niet denken dat ik niet in de gaten heb waar je mee bezig bent. Als we straks allemaal in lama’s zijn veranderd, dan zweer ik dat ik de rest van mijn leven achter je aan blijf lopen en in het lamaas “zie je wel dat ik gelijk had” tegen je blijf mekkeren.’ Snel duwde ik de gedachte aan Puck als lama weg voordat ik de
slappe lach zou krijgen. Ik moest me concentreren. Het orakel wachtte op me. Zij had het antwoord op de vragen over de toekomst van mijn kind. Maar ik was niet langer bang. Niet met Ash en Puck naast me, die mijn hand vasthielden en me beschermden. Net als vroeger, zoals Puck had gezegd. We hadden al zoveel doorstaan met z’n drieën, en altijd hadden we gewonnen. Deze keer zou het niet anders zijn. Ik kneep in hun handen, richtte me op en blies de kaars uit. Het laatste wat ik zag, was een dun sliertje rook dat de lucht in kringelde.
64
Hoofdstuk 6
Verward met mijn ogen knipperend keek ik om me heen. Ik kon me niet herinneren dat ik ze had dichtgedaan, maar dat moest wel, want alles was anders. De open plek en de Wensboom waren verdwenen, evenals het lichaam van de reuzenslang. Ik was omgeven door een tunnel van dikke, stekelige braamstruiken. De takken knarsten en wriemelden alsof het levende wezens waren. ‘Nou, daar zijn we dan,’ zei Puck, die mijn hand losliet en zichzelf beklopte, alsof hij wilde controleren of hij er nog wel helemaal was. ‘We zijn nog heel, zo te zien.’ Hij gluurde langs me heen naar Ash, die mijn andere hand nog steeds in een ijzeren greep hield. ‘En iedereen is er nog. Ik had al half en half verwacht dat we allemaal in een ander deel van Nimmernimmer zouden uitkomen, of op zijn minst omsingeld zouden zijn door engerds die op het punt stonden onze kop eraf te bijten. Maar het lijkt erop dat de haarbal het voor elkaar heeft gekregen.’ ‘Wat had je dan gedacht, Goodfellow?’ Met zijn staart in de lucht kwam Grimalkin langs paraderen, zonder ons een blik waardig te keuren. ‘Ik ben een kat.’ Ik keek tersluiks opzij naar Ash. Die zag er ook opgelucht uit, hoewel ik kon zien dat hij bezorgd was over de hele situatie. Blijkbaar had hij er ook op gerekend dat er direct moeilijkheden zouden komen. ‘Blijf op je hoede,’ fluisterde hij terwijl we Grimalkin door de doorntunnel volgden. ‘Het kan heel goed zo zijn dat er nog verrassingen komen.’ Voor ons zagen we blauwe lichtplekjes op het plafond van de tun-
65
nel glinsteren. Kort daarop bereikten we het einde van de gang, die overging in een volledig door doornstruiken afgeschermde ruimte. De stekelige takken groeiden zo dicht tegen elkaar aan, dat we niets van de lucht konden zien, waardoor het geheel op een grot leek. Aan de doornige wanden hingen allerlei mensenspulletjes: speelgoed, boeken, fotolijstjes, medailles en knuffelbeesten, allemaal hingen ze aan lange doorns of waren ze op puntige takken gespietst. Grimalkin was tussen de rommel verdwenen, alsof hij ook een soort knuffelbeest in de berg speelgoed was. Een porseleinen pop die een oog miste, staarde me aan toen ik me vanuit de tunnel de ruimte in waagde. ‘Echt gezellig is het hier niet,’ mompelde Puck naast me. Hij keek enigszins verontrust naar de pop. ‘Mocht je die pop toevallig zien bewegen, doe me dan een plezier en zeg er niets over, oké? Ik vind het hier zo al eng genoeg.’ Ik wilde net tegen hem uitvallen omdat ik nu aldoor aan die griezel van een Chucky zou moeten denken, toen Ash me op mijn arm tikte en wees. Midden in de ruimte lag een heldere, lichtgevende vijver, die allerlei vage schijnsels op de wanden projecteerde. Maar het water zelf was stil en glad als een spiegel, en je kon er van alles in zien. De wanden vol rommel, het plafond, alles verdween in de diepte van het vijveroppervlak. En aan de rand van het water, als een berg oude vodden in een stokoude schommelstoel, zat een bekende gestalte. Een paar seconden lang zat het orakel zo stil, dat ik dacht dat ze misschien toch dood was. Toen draaide ze langzaam haar hoofd opzij en richtten de lege, oogloze kassen zich op mij. ‘Je bent gekomen.’ Alsof ze door middel van touwtjes werd bewogen kwam ze omhoog uit haar stoel en hief een verschrompelde hand, waarmee ze ons wenkte. Ik rechtte mijn schouders en stapte
66
op haar af, met Ash en Puck in mijn kielzog. Het leek alsof alle doornstruiken hun adem inhielden en de poppen en de andere speeltjes aandachtig toekeken. Een paar passen voor de oude heks bleven we staan, en de inmiddels vertrouwde stank van rotting, vieze lompen en oude kranten drong mijn neus en keel binnen. Korte tijd verroerde niemand zich. Toen schraapte ik mijn keel. ‘Oké,’ kondigde ik aan, terwijl ik haar griezelige blik beantwoordde. Tenminste, dat hoopte ik, want het is behoorlijk lastig om iemand zonder ogen aan te kijken, omdat je eigenlijk niet weet of diegene jou wel ziet. ‘Hier ben ik, orakel. We zijn zo snel gekomen als we konden. Wat is dat aanbod waar je het over had? Wat weet je over mijn kind?’ ‘Jouw kind,’ mijmerde het orakel bijna dromerig. ‘Je zoon. Ja, ik weet veel over hem.’ Ze glimlachte toen ze merkte dat ik schrok. ‘Ik heb heel wat toekomsten bekeken, en in alle varianten is hij een bijzondere persoon, dit kind van Zomer, Winter en IJzer. Dit kind dat zo anders is dan zijn ouders en voorouders. Deels mens, deels fae is hij, en de macht van alle drie de hoven stroomt door zijn aderen. Hij zal een ongeëvenaarde macht bezitten.’ Ze zweeg even, en haar voorhoofd verkreukelde als een prop papier. ‘En vanaf dat punt wordt zijn toekomst nevelig. Er is daar iets, IJzerkoningin, iets duisters, en het heeft de macht om je zoon tegen je op te zetten. Ik kan niet zien wat het is, misschien bestaat het nog niet eens, maar ik kan wel zeggen dat je zoon op een heel dun randje balanceert. Hij kan allebei de kanten op vallen. En wat daarna komt… ’ Ze schudde haar verdorde hoofd. ‘Ik heb op grote schaal dood en verderf gezien. Heel veel verloren levens, de hoven vernietigd, en in het centrum van dat alles staat jouw zoon.’ Ik haalde moeizaam adem. Mijn benen trilden, en ik zette mijn knieën op slot om te voorkomen dat ik erdoorheen zakte. Zelfs Puck
67
was met stomheid geslagen, en zijn gezicht zag lijkbleek onder het rode haar. Ash zei geen woord maar kwam dicht bij me staan en legde een stevige hand op mijn onderrug, gewoon om me te laten merken dat hij er nog was. Ik leunde tegen hem aan en putte kracht uit zijn aanraking. ‘Je hebt me nog steeds je aanbod niet gedaan,’ fluisterde ik, nog duizelend van alle informatie die ik over me heen had gekregen. ‘Dit had je me in het Voodoomuseum ook wel kunnen vertellen, of op iedere willekeurige plek in Nimmernimmer. Waarom heb je ons hierheen geroepen?’ Om de dunne lippen van het orakel speelde een onheilspellend glimlachje. ‘Omdat ik je iets wil laten zien, IJzerkoningin,’ fluisterde ze terug. Ze draaide zich om en gebaarde naar het water achter haar. ‘De Droomvijver kan iedereen zijn toekomst laten zien, of de toekomst van een ander, als je weet waar je moet kijken. Kom…’ Ze wenkte me met een klauw. ‘Loop naar voren, het water in, dan zal ik je je zoon laten zien.’ Ash en ik keken elkaar even aan. Toen knikte hij. Maar voordat we een stap gezet hadden, begon het orakel opnieuw te spreken. ‘Alleen de IJzerkoningin,’ zei ze. Met een ruk keek ik op. ‘Ik kan maar één iemand met me mee de vijver in nemen. Dit is de beslissing van de koningin, en van niemand anders.’ ‘Maar het is ook de zoon van Ash,’ protesteerde ik. ‘Ash heeft ook recht om dit te zien.’ ‘Dat gaat niet,’ zei het orakel eenvoudig. ‘Ik kan het maar aan één persoon laten zien, en jij bent de koningin. Deze verantwoordelijkheid en de keuze die daaruit voortkomt, rust op jouw schouders.’ Ash pakte mijn arm en trok me zachtjes weg van het glinsterende licht van de vijver. Puck kwam onopvallend van zijn plek en ging tus-
68
sen ons en het orakel in staan, waar hij haar met over elkaar geslagen armen toegrijnsde om te voorkomen dat ze ons zou volgen. Maar ze verroerde zich niet. Ik keek op naar Ash. Hij nam mijn handen in de zijne en glimlachte nauwelijks waarneembaar. ‘Het komt wel goed,’ fluisterde hij, terwijl hij me in de ogen keek. ‘Ik vertrouw je. Ik weet dat je zult doen wat het beste is voor onze zoon, zelfs als ik er niet bij kan zijn.’ Hij legde zijn hand op mijn wang. ‘Vergeet alleen dit niet, Meghan: wat het orakel je ook laat zien, hoe afschuwelijk of angstaanjagend het ook is, het is nog niet gebeurd. Zorg ervoor dat je je niet zo bang laat maken dat je besluiten neemt waar we later allebei spijt van krijgen.’ Met bonzend hart knikte ik. Ash boog zijn hoofd en kuste me in mijn hals, net onder mijn oor. Ik huiverde. ‘Ik hou van je,’ fluisterde hij. ‘En denk eraan dat ik altijd bij je ben, zelfs als je me niet kunt zien.’ Daarna drukte hij een zachte kus op mijn lippen. ‘Wat je ook ontdekt, je staat er niet alleen voor. Je hebt mij, en Puck, en een heel koninkrijk dat voor je klaarstaat. Het orakel kan je niets laten zien waardoor wij je in de steek zullen laten.’ Mijn keel voelde dik aan. Het liefst was ik in zijn armen gekropen om me voor de wereld te verstoppen. Maar het orakel keek naar ons, ik kon haar holle oogkassen op mijn achterhoofd voelen, en ik mocht niet zwak overkomen, niet nu. Daarom legde ik mijn vingers tegen Ash’ wang, in een poging hem zonder woorden duidelijk te maken wat ik voelde. Hij legde zijn hand over die van mij en glimlachte. Toen draaide ik me om en liep met opgeheven hoofd terug naar het orakel. Ze stond niet langer op dezelfde plek maar was naar het midden van de Droomvijver gezweefd, terwijl ze nog steeds iedere beweging van mij in de gaten hield. We gingen naast Puck aan de rand van het water staan. Onze spiegelbeelden staarden ons aan, perfecte beelte-
69
nissen op een glanzend glad oppervlak: de IJzerkoningin, haar ridder en de beruchte Robin Goodfellow, die stond te grijnzen naar de heks in het midden van de vijver. Het orakel stond boven op het water, alsof dat maar een paar centimeter diep was. Hoewel er geen golfje of rimpeling te zien was, bleef de bodem onzichtbaar; ik zag niets anders dan de weerspiegeling van het doornige takkendak boven mijn hoofd. ‘Kom, IJzerkoningin,’ zei het orakel wenkend. ‘Kom maar naar Anna, dan zal ze je je zoon laten zien. Denk eraan, dit privilege is alleen voor jou bestemd. Je ridder en de grappenmaker van Zomer moeten achterblijven. Maak je geen zorgen, het zal niet lang duren.’ Ik wilde net het water in lopen, toen Ash begon te spreken. ‘Orakel,’ zei hij, dodelijk kalm. ‘Ik vertrouw erop dat je de uiterste zorg zult dragen voor het welzijn van mijn vrouw, de koningin van de IJzerfae. Als haar op welke manier dan ook letsel wordt toegebracht, zul je niet alleen de toorn van het hele IJzerrijk voelen, maar dan krijg je ook met mij persoonlijk te maken.’ ‘Ja, en niet alleen met hem,’ viel Puck hem bij, op een toon die ernstiger was dan ik ooit van hem had gehoord. ‘Met ons allebei, om nog maar te zwijgen van een pisnijdige Zomerkoning en vrijwel het hele Zomerhof.’ Toen pas grinnikte hij, maar het was een angstaanjagend lachje. ‘Ik waarschuw je maar even.’ Het orakel perste haar bloedeloze lippen opeen. ‘Het fysieke lichaam van jullie koningin zal geen enkel gevaar lopen,’ zei ze met tegenzin, alsof ze gedwongen werd de kleine lettertjes op een contract voor te lezen. ‘Bedenk echter wel dat een blik in de toekomst een serieuze zaak is, ook als je maar een klein deel van die toekomst ziet. Zoiets kan een minder sterke geest nog verder verzwakken. Ik kan niet beloven dat jullie koningin niet verándert door wat ze te zien
70
krijgt. Ik kan haar alleen de toekomst tonen. De verantwoordelijkheid voor haar reactie ligt niet bij mij.’ Puck keek me bezorgd aan. ‘Weet je wel zeker dat je dit wilt, prinses?’ Ik voelde Ash achter me en dacht aan zijn woorden en aan de blik in zijn ogen. Ik was niet langer bang. ‘Ja,’ zei ik vastbesloten. Ik draaide me weer om naar het water. Ash had onze toekomst gezien, een mogelijke toekomst in ieder geval, en daar had hij zich niet door laten tegenhouden. Ik moest dit doen om al het mogelijke te weten te komen over mijn kind, onze zoon. ‘Ik ben er klaar voor,’ zei ik tegen het orakel. ‘Laat maar zien wat je hebt gezien. Ik wil het weten.’ ‘Kom dan maar hier,’ fluisterde het orakel, terwijl ze haar hand naar me uitstak. ‘Stap maar in de Droomvijver, Meghan Chase. Stap in de vijver, dan neem ik je mee naar je zoon.’ Ik zette een stap naar voren in de verwachting dat het water wel behoorlijk diep zou zijn en ik op zijn minst naar het orakel toe zou moeten waden. Maar uiteindelijk kwam het amper tot mijn enkels. Zelfs de zoom van mijn spijkerbroek werd nauwelijks nat toen ik naar het midden liep. Er was vrijwel geen rimpeling te zien, zelfs niet wanneer mijn voetstappen door het oppervlak braken. Tegen de tijd dat ik het orakel had bereikt, lag de vijver er weer net zo spiegelglad bij als voorheen. De lege oogkassen van het orakel gleden over mijn gezicht. ‘Weet je zeker dat dit is wat je wilt?’ vroeg ze, alsof dit het laatste formele onderdeel was dat nog afgewikkeld moest worden. ‘Dat wat eenmaal is gezien, kan nooit meer ongezien worden.’ ‘Ik weet het zeker,’ antwoordde ik. Ze knikte kort. ‘Kijk dan naar beneden, IJzerkoningin. Kijk recht naar beneden in het water.’
71
Ik keek omlaag. Mijn spiegelbeeld staarde naar me terug. Het was alsof ik op een stuk glas of een reusachtige spiegel stond, in plaats van in een vijver. Maar toen ik eenmaal langs mijn beeltenis keek, voorbij mijn eigen gezicht naar de plek waar ik het dak van de ruimte had moeten zien, zag ik dat het doornige plafond was veranderd in een met sterren bezaaide wolkenloze hemel met een heldere volle maan. Geschrokken keek ik omhoog. De Stekels waren verdwenen. Ik stond nog steeds met mijn voeten in een plasje water, maar nu was ik omgeven door een heuvelachtig graslandschap. In een valleitje in de verte stonden wollige witte dieren. Als verdwaalde wolkjes bewogen ze zich door het gras, en hun zwakke geblaat werd door de wind naar me toe gedragen. ‘Waar ben ik?’ vroeg ik, terwijl ik langzaam om mijn as draaide. Een vleugje stoffige verrottingslucht bereikte mijn neusgaten, en de schapen sloegen angstig op de vlucht over de heuvels. ‘In het rijk van de stervelingen,’ fluisterde het orakel, dat inmiddels achter me was verschenen. ‘Ik geloof dat het tegenwoordig Ierland heet. De geboorteplek van veel van de onzen.’ Ik wilde net vragen wat we in vredesnaam in Ierland moesten, toen een andere geur me het zwijgen oplegde. Mijn hart begon als een wilde te hameren. Het was maar een zwak luchtje, maar ik herkende het onmiddellijk. Als je maar genoeg veldslagen en oorlogen hebt meegemaakt, kun je onmogelijk om die geur heen. Bloed. Ik liep in de richting waar de wind vandaan kwam en zag een eindje verderop een eenzame figuur in het maanlicht staan. Hij stond met zijn rug naar me toe, maar ik kon zien dat hij lang en slank was. Zijn zilverkleurige haar, dat zachtjes door de wind werd beroerd, glansde in het duister. Hij stond in het midden van een kring pad-
72
denstoelen, grote witte bollen die in een vrijwel perfecte cirkel om hem heen stonden. Terwijl ik hem dichter naderde, begon mijn hart vreemd te bonzen in mijn borstkas. De gestalte draaide zich niet om; al zijn aandacht was op de grond aan zijn voeten gericht. Toen ik dichterbij kwam, zag ik het elegante gebogen zwaard, dat hij losjes in zijn hand hield. De kling zat onder het bloed, evenals de hand die het zwaard vasthield. En er zat ook bloed op zijn arm, grote donkere vegen tot ver boven de elleboog. Ik hapte naar adem toen de man zich omdraaide. Zijn gezicht kon ik niet zien, dat was vaag en schimmig, alsof zijn gelaatstrekken achter een dikke wolk verborgen zaten. Maar ik kende hem; hij was me even vertrouwd als mijn eigen schaduw en mijn eigen hartslag. Schrander, lang en hartverscheurend knap, zelfs zonder dat ik zijn gezicht zag. Ik voelde felle, ijsblauwe ogen daar ergens in die mist tussen ons, ik voelde dat hij naar me glimlachte. Mijn zoon. Dit is mijn zoon. En hij zat onder het bloed. Het kleefde aan zijn handen, zijn armen, en er zaten grote spetters op zijn borst. Ik voelde een steek in mijn hart omdat ik even dacht dat hij dodelijk gewond was, misschien zelfs stervende. Was dat wat het orakel had willen laten zien? Was dit het verdriet waarover ze had gesproken? De dood van mijn kind? Maar hoe kon dat, als hij daar gewoon stond en ik de glimlach kon voelen die duidelijk voor mij was bedoeld? Toen besefte ik dat het niet zijn eigen bloed was. En ik zag wat er voor ons in het gras lag. Even leek de wereld stil te staan. Mijn benen begonnen te trillen en ik liet me op mijn knieën vallen, niet in staat om nog langer overeind te blijven staan. Nee, dit kon niet waar zijn. Dit was een afschuwelijke grap, een nachtmerrie.
73
Aan de voeten van mijn zoon lag een lichaam dat met nietsziende ogen naar de maan staarde. Het was een jongen, misschien van mijn leeftijd, met slordig bruin haar en grijsblauwe ogen. In zijn handen hield hij een paar korte steekmessen geklemd, waarvan de lemmeten nog schoon waren. Uit een gapende wond in zijn borst, ter hoogte van zijn hart, was een golf bloed gestroomd. Het kleurde zijn T-shirt, dat ooit wit geweest was, bijna zwart. Ik werd misselijk en moest mijn handen voor mijn mond slaan om het niet uit te schreeuwen. Ik had deze jongen nog nooit gezien, niet zo, maar toch kende ik hem. Ik herkende zijn gezicht, zijn ogen en de reactie van mijn hart. Hoewel hij inmiddels jaren ouder was en heel veel was veranderd, zou ik hem overal hebben herkend. ‘Ethan,’ fluisterde ik. Ik raakte zijn arm aan. Die voelde koud en kleverig aan, en met een ruk trok ik mijn hand terug terwijl ik heftig met mijn hoofd schudde. ‘Nee,’ zei ik rillend. ‘Nee, dit is niet waar. Dit kan niet waar zijn.’ Ik keek op naar mijn zoon, die niet langer glimlachte, en voelde dat hij me opnam met zijn koude blauwe ogen. ‘Waarom?’ Hij gaf geen antwoord maar stak zijn zwaard terug in de schede en keek neer op het lichaam. Hoewel zijn gezicht nog steeds voor me verborgen bleef, voelde ik dat er tranen over zijn wangen stroomden. Een stem, donker en zacht, hoog en helder, vervuld van ontelbare mogelijkheden, dreef over het gras naar me toe. ‘Het spijt me.’ Toen draaide hij zich om en liep weg, mij sidderend van verdriet, afgrijzen en verwarring achterlatend bij het levenloze lichaam van mijn kleine broertje. ‘Dit is altijd de aanleiding,’ fluisterde het orakel achter me. ‘Wat je zoon uiteindelijk ook kiest, of het nu de rol van redder of die van vernietiger is, deze scène is de katalysator van het hele gebeuren. De
74
dood van Ethan Chase ontketent een storm die alles overtreft wat de fae ooit hebben meegemaakt, en in het oog van die storm staat jouw zoon.’ ‘Dit kan… onmogelijk zijn enige toekomst zijn,’ bracht ik uit. Ik wilde niet geloven dat mijn zoon voorbestemd was om mijn broertje te doden. ‘Er moeten ook andere wegen zijn, andere uitkomsten. Dit is nog niet zeker.’ ‘Nee,’ zei het orakel met enige tegenzin. ‘Dit is niet de enige weg. Maar het is wel de toekomst die het duidelijkst te zien is. En iedere dag wordt hij duidelijker. Wees gewaarschuwd, IJzerkoningin, je broer en je zoon bewegen met grote snelheid in elkaars richting, en als ze elkaar ooit ontmoeten, hangt het lot van Nimmernimmer aan een zijden draadje. Net als dat van de rest van je familie. Maar… Ik kan zorgen dat dit allemaal niet gebeurt.’ Eindelijk scheurde ik mijn blik los van Ethans lichaam. ‘Jij? Hoe dan?’ Met haar meedogenloze oogkassen keek ze me aan, terwijl de wind met haar haveloze kleren speelde. ‘Ik kan je een contract aanbieden,’ fluisterde ze. ‘Een overeenkomst, in het belang van je familie en van Nimmernimmer. Een overeenkomst waarmee je heel veel levens kunt redden, ook dat van je broer.’ Het was alsof een koude hand mijn hart omklemde. Ik wist wat ze wilde hebben, maar toch vroeg ik door. ‘Wat voor contract? Wat wil je dan van me?’ ‘Je kind,’ antwoordde ze, zoals ik al had verwacht. Al mijn ingewanden verkrampten. ‘Beloof me je eerstgeboren zoon, en alle versies van zijn toekomst die ik heb gezien zullen in het niets oplossen. Het leven van je broer zal gespaard worden en Nimmernimmer zal geen gevaar lopen als je zijn draadje uit het wandtapijt verwijdert.’ ‘Nee!’ Het antwoord kwam snel en instinctief, zonder dat ik erover
75
had nagedacht. Ik was absoluut niet van plan mijn eerstgeboren zoon aan dit angstaanjagende wijf te geven. Geen sprake van. Maar het orakel hief met een verzoenend gebaar haar handen. De lange nagels glinsterden in het maanlicht. ‘Denk er heel goed over na, IJzerkoningin,’ fluisterde ze. ‘Ik begrijp dat je eerste reactie een weigering is, maar denk ook aan de gevolgen van je keuze. Het lot van Nimmernimmer en dat van je familie ligt in jouw handen. Jij bent een elfenkoningin, en als zodanig heb je bepaalde verantwoordelijkheden voor je rijk en je onderdanen. Het is je plicht om ze te beschermen tegen álle bronnen van gevaar, ongeacht welke vorm dat gevaar aanneemt. Als dit niet je zoon was, als dit gewoon een of andere willekeurige vreemdeling was die een bedreiging vormde voor de toekomst van Nimmernimmer en voor talloze levens, wat zou je dan doen?’ ‘Maar het ís niet een of andere willekeurige vreemdeling,’ zei ik met trillende stem. ‘Het is mijn kind. Het kind van Ash. Dat kan ik hem niet aandoen.’ ‘Jij bent zijn koningin,’ betoogde het orakel. ‘Hij zal het begrijpen en je beslissing ondersteunen, of hij het er nu mee eens is of niet.’ Ernstig stak ze haar hand uit. ‘Ik beloof je, Meghan Chase, dat het je zoon bij mij aan niets zal ontbreken. Ik zal als een moeder voor hem zijn. Hij zal opgroeien zonder zijn ware afkomst te kennen, ver van de hoven en de invloed die deze op hem zouden kunnen hebben. Hij zal veilig zijn en nooit veranderen in het gevaar dat je vanavond hebt gezien. Dat is mijn aanbod en mijn plechtige belofte. Dus, Meghan Chase…’ Ze zweefde naderbij en ik voelde haar lege blik branden. ‘Het lot van je wereld hangt af van jouw beslissing. Wat is je antwoord? Kunnen we een overeenkomst sluiten?’ Ik sloot mijn ogen. Kon ik dit doen? Kon ik mijn zoon opgeven om Nimmernimmer te redden? Zou het egoïstisch van me zijn als ik
76
weigerde en daardoor iedereen veroordeelde tot een lot van chaos en vernietiging? En wat moest er van mijn familie terechtkomen? Van mijn broertje, om wie dit hele avontuur uiteindelijk begonnen was? Ik had er alles voor over om hem te beschermen. Alles… Maar niet dit. Ik vouwde mijn handen voor mijn gezicht en dacht na. Mijn verstrengelde vingers drukten tegen iets koels en hards. Ik opende mijn ogen en keek naar mijn hand. Mijn trouwring fonkelde in het maanlicht, zilver met goud. Ik dacht aan mijn ridder, die net zo’n ring aan zijn vinger droeg. Ash heeft zijn toekomst ook gezien, dacht ik ineens. Hij heeft ónze toekomst gezien. Of in ieder geval één van onze mogelijke toekomsten, toen hij probeerde een ziel te bemachtigen. Zou hij dit ook hebben gezien? Onze zoon die Ethan doodt en Nimmernimmer vernietigt? Want als dat zo was… Als dat zo was, dan had hij zich daardoor niet laten tegenhouden. Hij had afgemaakt waarvoor hij was gekomen, hij had zijn ziel gekregen en was teruggekomen naar het IJzerrijk om bij mij te kunnen zijn. Ik vertrouw je… Zijn stem echode door mijn hoofd, alsof hij hier vlak naast me stond. Ik weet dat je zult doen wat het beste is voor onze zoon… Denk eraan, wat het orakel je ook laat zien, hoe afschuwelijk of angstaanjagend het ook is, het is nog niet gebeurd… ‘Nee, dat is zo,’ fluisterde ik. Het orakel fronste haar voorhoofd. ‘Wat zei je?’ vroeg ze. ‘Ik verstond je niet. Heb je een besluit genomen, Meghan Chase?’ ‘Ja.’ Ik rechtte mijn rug en keek haar strak aan. ‘Het antwoord is nee. Ik sluit geen overeenkomst. Ik geef onze zoon niet op vanwege
77
een toekomst die nog helemaal niet zeker is. En je hebt wel lef dat je probeert me tot die keuze te dwingen zonder dat de vader van het kind erbij aanwezig is. We vormen nu een gezin. Wat er ook gebeurt, we zullen er samen wel uitkomen.’ Het verschrompelde, oogloze gezicht van het orakel vertrok van woede. ‘Dan spijt het me voor je, IJzerkoningin,’ siste ze, terwijl ze een stukje achteruit zweefde. ‘Als je mijn aanbod niet accepteert, laat je me geen andere keuze. In het belang van alle hoven en alle fae zul je deze plek niet verlaten.’ Ik trok mijn zwaard. ‘Je hebt ons je woord gegeven,’ zei ik, terwijl het orakel sissend en met geheven klauwen als een stoffig, voddig spook om me heen cirkelde, haar haar wapperend in de wind. ‘Je hebt Ash en Puck beloofd dat me niets zou overkomen.’ ‘Ik heb gezegd dat je fysíéke lichaam geen gevaar zou lopen,’ antwoordde het orakel met een grijns die al haar rottende gele tanden blootlegde. ‘Maar we zijn hier niet meer in de fysieke wereld, mens. Dit is een droom, of een nachtmerrie, afhankelijk van hoe je het ziet.’ Die verdomde woordspelletjes ook altijd! Dit had ik kunnen weten. ‘Ash en Puck staan nog steeds op me te wachten,’ zei ik, terwijl ik mijn zwaard op haar gericht hield. ‘Als ik niet terugkom, krijg je het hele IJzerrijk achter je aan. Dat is het niet waard, orakel.’ ‘Jouw beschermers hebben geen idee wat er hier allemaal gebeurt,’ antwoordde het orakel, dat terugweek als een marionet die op de bewegingen van de poppenspeler reageerde. ‘Zij zien alleen je fysieke lichaam, en daarop zal de dood van je droomlichaam geen enkele invloed hebben. Als ze eenmaal in de gaten krijgen dat ze een lege huls mee teruggenomen hebben naar het IJzerrijk, ben ik allang verdwenen. En ik héb gezegd dat je geest misschien door deze ervaring enigszins zou kunnen veranderen.’ Ik vloekte grommend en haalde naar haar uit met mijn zwaard.
78
Ze week terug en ontblootte haar rottende tanden. ‘Dit is míjn rijk, Meghan Chase,’ beet ze me toe. ‘Je mag dan een elfenkoningin zijn met een heel koninkrijk dat voor je wil vechten, maar hier in mijn rijk gehoorzaamt de droom míj!’ Ze zwaaide met een klauw, en als bij toverslag veranderde het landschap om ons heen. De maanverlichte heuvels verdwenen, en in plaats daarvan verschenen er zwarte, knoestige bomen die hun takken naar me uitstrekten. Ik dook weg en sloeg een paar takken kapot die me krabden met hun scherpe twijgnagels. Het orakel lachte kakelend. Ik sloeg nog een dikke tak weg, die het op mijn hoofd had voorzien, en draaide me met een ruk naar het akelige wijf om. Mijn armen trilden, zo woedend was ik, maar ik wist me te beheersen. ‘Waarom doe je dit?’ vroeg ik. ‘Eerst was je nooit zo wraakgierig. Vroeger heb je ons wel geholpen, orakel. Waarom keer je je nu dan ineens tegen me?’ ‘Begrijp je dat dan niet, kind?’ Plotseling klonk het orakel vermoeid. De onheilspellende blik was verdwenen. Ze zwaaide met een klauw, waarop de bomen een stukje terugweken. ‘Ik schep hier geen genoegen in, want ik wens je werkelijk geen kwaad toe. Maar dit is echt het beste voor Nimmernimmer, voor ons allemaal. Jouw menselijke gevoelens maken je blind. Je wilt alle hoven opofferen om één kind te kunnen redden.’ ‘Míjn kind.’ ‘Precies.’ Er leek een rimpeling door het orakel heen te trekken. Toen, alsof ze doormidden werd gescheurd, splitste haar stoffige, voddige lijf zich in tweeën, en daarna in zessen, in twaalven. De duplicaatorakels verspreidden zich en sloten me in. Met hun rimpelige mondjes spraken ze als één: ‘Jij neemt beslissingen als mens en als moeder, niet als een ware koningin. Mab zou geen seconde aarzelen
79
om haar kroost op te offeren, zelfs niet haar geliefde jongste zoon, als ze meende dat hij een gevaar voor haar troon vormde.’ ‘Ik bén Mab niet. En zo zal ik ook nooit worden.’ ‘Nee,’ beaamden de orakels droevig, terwijl ze hun klauwen uitstaken. ‘Jij zult helemaal nooit meer iets worden.’ Allemaal tegelijk stortten ze zich op me, een dozijn rafelige, hortend bewegende marionetten met hun scherpe klauwen. Ik weerde de eerste aanval af en stak met mijn zwaard naar een van de orakels. De kling sneed door het dunne lichaampje en het duplicaat gilde toen het in een wolk stof uiteen plofte. Maar er waren er zoveel, en allemaal hakten ze op me in en probeerden ze me met hun lange nagels open te rijten. Al snel bloedde mijn huid en hingen mijn kleren aan rafels. Ik danste in het rond en probeerde me te verdedigen zoals Ash me dat had geleerd. Waar ik maar kon, deelde ik rake klappen uit. Maar ik wist dat ik dit niet eeuwig zou kunnen volhouden. De orakels weken achteruit. Het waren er nu minder, en er waren al heel wat stofwolkjes op de wind weggedreven, maar ook ik was gewond. Met hun scherpe klauwen hadden ze me lelijke japen toegebracht. Ik haalde langzaam en diep adem en probeerde me ondanks de pijn te concentreren. Eén van de orakels maakte een gebaar, waarop de boom achter me zich dubbelvouwde en me probeerde te verpletteren onder zijn stam. Ik dook weg en voelde het gevaarte dreunend tegen de grond slaan. Hijgend kwam ik overeind. De bomen zwiepten krakend naar alle kanten en wrongen zich in de meest onnatuurlijke bochten. Ook de orakels kwamen nu weer aanschuifelen in een poging me terug het bos in te drijven. Dit is gewoon een droom, hield ik mezelf voor. Ik moest proberen kalm te blijven. Dit is een droomwereld die door het orakel wordt beheerst, maar het blijft een droom. Ik ben niet van plan om hier
80
dood te gaan. Ik ben de IJzerkoningin, en als Nimmernimmer zich naar mijn wensen voegt, moet ik ook deze nachtmerrie kunnen beheersen. De orakels duwde me steeds verder in de richting van de zwiepende bomen achter me. Ik zette een stap achteruit om tijd te winnen en sloot heel even mijn ogen, waarbij ik mijn wil door de Droomvijver heen stuurde, zoals ik dat ook in het IJzerrijk altijd deed. Denk eraan dat ik altijd bij je ben, zelfs als je me niet kunt zien… Ik hoorde de snerpende gil van de orakels toen ze me opnieuw aanvielen, en opende mijn ogen. Een flits blauw licht spoot tevoorschijn tussen mij en twee van de duplicaten, en sneed ze doormidden alsof ze van papier waren. De rest kwam schokkend tot stilstand toen Ash zijn zwaard liet zakken en zich glimlachend naar me omdraaide. ‘Had je me geroepen, mijn koningin?’ De orakels krijsten en vlogen met zwaaiende armen achteruit. ‘Dit kan niet,’ gilden ze toen Ash dreigend op hen af kwam. ‘Hoe heb je dat gedaan? Hoe heb je hem hier gekregen?’ ‘Een goede vraag,’ klonk een andere stem. Tussen de bomen kwam Puck tevoorschijn, met zijn dolken al in de aanslag. ‘Het ene moment sta ik me nog af te vragen of die pop niet een beetje raar naar me kijkt, en dan plotseling, floep, sta ik ineens hier. En precies op tijd, zo te zien.’ Hij draaide zich om en grijnsde de orakels stralend toe. ‘Dat,’ merkte hij op, terwijl hij met zijn dolken naar een van hen zwaaide, ‘is míjn truc.’ Tierend van woede en zwaaiend met hun klauwen kwamen de orakels weer op ons af. We troffen ze in het midden van de open plek, waar we ze met z’n drieën naast elkaar te lijf gingen. Het stof vloog ons om de oren toen de orakels een voor een verdwenen door
81
een slag van mijn zwaard, een dolkstoot van Puck of een scherp stuk ijs dat hun hart doorboorde. Uiteindelijk bleef er nog maar eentje over. ‘Wacht!’ riep het laatste, het echte orakel, toen Ash dreigend op haar af kwam lopen. ‘Wacht even, IJzerkoningin! Spaar me, ik smeek het je. Ik heb je nog niet alles verteld. Er is nog een laatste geheim. Iets wat te maken heeft met je broer en je zoon, iets wat hen allebei kan redden!’ ‘Wacht even, Ash,’ riep ik. Ash bleef staan, met de punt van zijn zwaard tegen de borst van het orakel gedrukt. ‘Nog meer geheimen, orakel?’ vroeg ik, terwijl ik met getrokken zwaard op haar af liep. ‘En waarom heb je me die dan niet eerder verteld?’ ‘Het is maar een klein dingetje,’ fluisterde het orakel. Haar lege oogkassen schoten angstig tussen mij en Ash heen en weer. Ook Puck kwam er nu bij staan, met over elkaar geslagen armen en een ongelovige grijns op zijn gezicht. ‘Een piepklein splitpennetje in een reusachtige, ingewikkelde machine. Maar als je het verwijdert, kan het hele bouwwerk instorten en onze wereld in een chaos veranderen. Het is net als de eerste dominosteen die valt en vervolgens alle andere stenen omgooit.’ ‘Genoeg,’ zei ik, terwijl Puck dramatisch zijn ogen ten hemel sloeg. Ash verroerde zich niet, maar hield zijn zwaard nog steeds op het hart van het orakel gericht in afwachting van mijn orders. ‘Spreek, orakel. Hoe kunnen we dit voorkomen? Je moet het me nu meteen vertellen.’ Het orakel zuchtte diep. ‘Om je broer te redden, moet je’ Met een oorverdovend gekraak kwamen de reusachtige takken van de boom achter ons naar beneden zetten. Eén ervan belandde
82
nog geen meter van ons vandaan op de grond. Ik deinsde terug en keek een fractie van een seconde weg van het orakel – – en toen was het hele tafereel ineens verdwenen. Knipperend met mijn ogen tuurde ik om me heen. Wat was er gebeurd? Waar waren we? Ash en Puck stonden vlak bij me en begrepen er duidelijk ook niets van. Het orakel was nergens te bekennen. ‘Wat krijgen we nou?’ riep Puck verbijsterd uit. ‘Wat is dit voor idioot gedoe? Ik begin er een beetje genoeg van te krijgen om voortdurend heen en weer gefloept te worden, alleen omdat iemand anders daar toevallig zin in heeft.’ Toen ik verderop een stenen brug zag, hapte ik naar adem. ‘We zijn terug in het Wyldwoud,’ zei ik verbijsterd. ‘Bij de grens met het IJzerrijk. Maar hoe kan dat?’ Vragend keek ik Ash en Puck aan. ‘Net waren we nog bij de Droomvijver in de Stekels, en het orakel stond juist op het punt ons uit te leggen hoe we Ethan konden redden.’ Ash zuchtte diep en stak zijn zwaard terug in de schede. ‘De Wensboom,’ zei hij. Ik fronste mijn wenkbrauwen. ‘Je moet altijd een prijs betalen als je hem gebruikt,’ ging hij verder. ‘Iets onverwachts en onbegrijpelijks, precies als je er het minst op zit te wachten. Dit was blijkbaar de prijs.’ ‘Hm. Geen kwade prijs als je het mij vraagt,’ klonk Grimalkins stem vanaf de brugleuning, waar de kat doodgemoedereerd aan zijn poot zat te likken. ‘Meestal is de prijs een stuk vermakelijker. Maar ja, dit keer heb ik de wens geformuleerd. Er was weinig ruimte voor missers.’ ‘Dus dit is het?’ vroeg ik. ‘Het orakel is verdwenen, we weten niet waar ze is, en ik ben nog steeds niks wijzer over Ethan en mijn zoon? En hoe ik ze zou moeten redden?’ Ik wreef over mijn slapen, want ik
83
voelde een bonkende hoofdpijn opkomen. ‘Waarom zijn we hier eigenlijk gekomen?’ vroeg ik fluisterend. De toekomst doemde ineens donker en dreigend voor me op. ‘Het heeft eigenlijk totaal geen zin gehad. Hoe moet het nu verder? Ik voel me nu al een wrak.’ ‘Dat is het gevaar van te veel kennis, mens,’ zei Grimalkin zacht. ‘Voor de meesten van jouw soort is het kennen van de toekomst een te zware last. Maar aan de andere kant, als je eenmaal het een en ander weet, is de vraag wat je met die kennis doet.’ ‘Vandaag in ieder geval niets,’ zei Ash, die me tegen zich aan trok. Verbaasd keek ik op, en hij glimlachte vermoeid. ‘Ik denk dat we naar huis moeten. Morgen zien we wel weer verder.’ Ik knikte en leunde tegen hem aan. ‘Je hebt gelijk. Panne is waarschijnlijk al een zenuwtoeval nabij. We moeten terug.’ Ik maakte me uit Ash’ armen los en keek naar Puck, die met zijn handen achter zijn hoofd gevouwen en een glimlachje op zijn gezicht naar ons stond te kijken. ‘En jij, Puck? Wat ga jij doen? Ik heb je gemist. Zien we je snel weer?’ ‘Nou, ik was eigenlijk van plan om de Alpen in te trekken en op zoek te gaan naar die yeti-stam die daar gesignaleerd is.’ Hij stak zijn handen in zijn zakken en grinnikte een beetje. ‘Maar nu het hier allemaal zo spannend lijkt te gaan worden, wacht ik daar misschien nog maar even mee. Als het niet al te lang duurt.’ Hij snoof en trok een gezicht. ‘Zou Titiana al een beetje afgekoeld zijn? Anders zou ik eens even in Arcadia kunnen gaan kijken of daar nog iets interessants is gebeurd terwijl ik weg was. Ze zullen vast ontzettend blij zijn me te zien.’ Glimlachend liep ik op hem af, en hij opende zijn armen. ‘Kom nog eens langs, Puck,’ fluisterde ik in zijn oor, terwijl ik hem tegen
84
me aan trok. ‘Het is niet hetzelfde zonder jou.’ ‘Nee, dat zal wel niet,’ antwoordde hij opgewekt. ‘Zonder mij moet het wel bloedsaai zijn, het is eigenlijk een wonder dat mensen dat overleven.’ Hij maakte zich los uit mijn omhelzing en gaf me een kus op mijn wang. ‘Ik zie je nog wel, prinses. Als je me nodig hebt, stuur je maar een briefje. Of een gremlin. Of wat dan ook.’ Hij zwaaide naar Ash, die ernstig knikte. ‘Later, sneeuwbal. Misschien ben je de volgende keer dat ik je zie wel druk met het verschonen van poepluiers of het zingen van slaapliedjes.’ Gnuivend schudde hij zijn hoofd. ‘Wie had ooit kunnen denken dat jij nog eens een gezin zou krijgen, prins? Dat helden toch zo diep kunnen zinken…’ Ik gaf hem een stomp tegen zijn arm, maar Ash schudde alleen zijn hoofd. ‘Ik zou niet anders willen,’ zei hij kalm. ‘Misschien moet je het ook eens proberen, Goodfellow.’ Puck lachte en week achteruit. ‘Ik? Robin Goodfellow als brave huisvader? Ik dacht het niet, sneeuwbal. Dat zou funest zijn voor mijn reputatie.’ Om hem heen flakkerde magie en hij knipoogde naar ons. ‘Tot gauw, tortelduifjes. Geef maar een seintje als de kleine er is, dan komt oom Puck wel even kijken.’ In een wolk van magie en zwarte veertjes veranderde hij in een zwarte raaf, die met spottend gekras en machtige vleugelslagen tussen de takken van het Wyldwoud en uit het zicht verdween. Ik hoefde me niet om te draaien om te weten dat Grimalkin ook verdwenen was. De leuning was leeg en Puck en Grimalkin waren weg, maar toch voelde ik me niet verdrietig. We zouden ze terugzien, allebei. We hadden nog heel wat bij te praten. Ash stak zijn hand naar me uit en ik nestelde me in zijn armen. Ik sloot mijn ogen en voelde dat hij me een kus op mijn hoofd gaf. ‘Kom, we gaan naar huis,’ fluisterde hij.
85
Epiloog
Ik stond op het balkon van mijn kamer uit te kijken over Mag Tuiredh. Een koel nachtbriesje speelde met mijn haar. Beau zat naast me, zijn grote herdersoren oplettend gespitst. Het liep tegen middernacht, en vrijwel overal in Mag Tuiredh was het stil. Vredig. Ik wenste dat het in mijn binnenste ook zo rustig was. Er klonken zachte voetstappen en even later sloeg Ash van achteren zijn armen om me heen. Ik reikte omhoog en begroef mijn vingers in zijn zijdeachtige haar. Toen hij zijn wang tegen mijn hals legde, slaakte ik een zucht, waarop Beau een beetje beledigd opzij keek, opstond en terug de kamer in liep. ‘Waar denk je aan?’ prevelde mijn ridder met zijn lippen tegen mijn huid. ‘Ach, dat weet je zelf ook wel.’ Ik liet mijn hoofd achterover vallen toen hij met zijn mond mijn schouder beroerde. ‘Orakels, voorspellingen, toekomsten, dat soort dingen. Ash, mag ik je wat vragen?’ ‘Natuurlijk.’ Ik draaide me om zodat ik hem aan kon kijken en nam zijn handen in de mijne. Geduldig wachtte hij terwijl ik worstelde met mijn vraag. Ik wist niet zeker of ik hier wel over moest beginnen, maar hij had gezegd dat ik ernaar mocht vragen, en ik wilde niet dat we dingen voor elkaar verborgen hielden. ‘Ik… Ik weet dat we weinig gesproken hebben over je tocht naar het Eind van de Wereld,’ begon ik. ‘Maar… Heb je… Heb je iets gezien toen je in die toekomst met mij leefde? Heb je onze zoon… Heb je gezien dat hij de hoven vernietigde?’
86
‘Ah.’ Ash leunde tegen de balustrade en trok me tegen zich aan. ‘Ik vroeg me al af wanneer je erover zou beginnen.’ ‘Het spijt me,’ zei ik vlug. ‘Ik begrijp het best als je er liever niet over wilt praten. Ik dacht alleen… Je was aldoor zo kalm. Ik vroeg me af of… Of je misschien iets had gezien…’ ‘Nee.’ Ash hield me stevig vast om te voorkomen dat ik weg zou lopen. Hij keek me aan en glimlachte. ‘Ik heb niets van die voorspelling van het orakel gezien, Meghan. Als dat wel zo was geweest, als ons zoiets was overkomen, al was het dan maar in die droom van mij, dan had ik het je verteld. Dat zweer ik.’ ‘O.’ Ik was opgelucht, maar ook een klein beetje teleurgesteld. Als Ash die toekomst had gezien, dan hadden we misschien geweten wat ons te wachten stond. Dan hadden we het misschien kunnen voorkomen. Nadenkend streelde hij mijn armen. ‘Het is vreemd,’ mijmerde hij hardop, terwijl hij langs me heen keek naar de lichtjes van Mag Tuiredh. ‘Ik kan me bijna niets meer van dat leven herinneren. Ik herinner me jou, en onze zoon, en het feit dat we over Mag Tuiredh regeerden, maar… het is aan het vervagen. Iedere dag raak ik een stukje meer kwijt.’ Hij schudde zijn hoofd en richtte zijn ogen weer op mij. ‘En zo hoort het ook, denk ik. Dat leven was niet echt. Maar dit…’ Hij nam mijn gezicht tussen zijn handen en keek me aan. De intense blik in zijn zilverkleurige ogen benam me de adem. ‘Dit is wel echt. Dit is wat nu belangrijk voor me is. Ik maak me geen zorgen over de toekomst, wat die ook brengt. Alles wat ik nodig heb, heb ik hier bij me.’ ‘Ik wou dat ik er zo rustig onder kon blijven,’ verzuchtte ik. Ash trok me nog dichter tegen zich aan. De blik in zijn ogen werd zachter. ‘Meghan, ik wil je iets vertellen wat iemand ooit tegen me heeft gezegd toen ik bang was voor wat komen ging.’ Hij boog zijn
87
hoofd en zijn zachte haar streek langs mijn huid. ‘Niets is zeker,’ fluisterde hij. ‘De toekomst verandert voortdurend, en niemand kan precies voorspellen wat er hierna gaat gebeuren. We hebben de kracht om ons lot te veranderen, want dat is niet in steen uitgehouwen, en we houden altijd de vrijheid om te kiezen.’ Met zijn vingers streek hij een lok haar uit mijn gezicht en stak hem achter mijn oor. ‘Dat heeft een machtige ziener me ooit eens verteld. En ze had gelijk. Daarom ben ik ook niet bang voor die profetie van het orakel, of voor de toekomst. Als we het lot zijn gang zouden laten gaan, zouden we niets meer zijn dan slaven. Maar er blijft altijd een keuze.’ Ik snufte. ‘Had je me dat maar eerder verteld,’ zei ik zogenaamd verwijtend. ‘Dat had me een hoop stress bespaard.’ Ash grinnikte diep vanuit zijn keel. ‘Ik wist niet dat je er zo door van slag zou raken. De Meghan die ik ken laat zich niet uit het veld slaan door wissewasjes als orakels en doemvoorspellingen.’ Ik porde hem in zijn ribben en hij lachte. ‘Maar één ding weet ik wel,’ ging hij verder. ‘Wat dit ook voor kind wordt, welke weg hij ook zal kiezen in zijn leven, we zullen altijd van hem houden. Daar kan geen orakel of profetie iets aan veranderen.’ Hij had gelijk. En ik geloof dat ik nog nooit zoveel van hem had gehouden als op dat moment. Ik sloot mijn ogen en leunde tegen hem aan terwijl hij me stevig in zijn armen hield. Toen lichtte hij mijn kin iets op en kuste me zachtjes. Ik sloeg mijn armen om zijn middel. Wat er ook gebeurde; zolang hij bij me was, durfde ik het aan. Samen zouden we de toekomst onder ogen zien, wat die ook zou brengen. ‘Ash,’ fluisterde ik, terwijl mijn hart zwol van geluk, opluchting en liefde. ‘Besef je wel dat je vader wordt?’
88
Zachtjes legde hij zijn hand op mijn buik en zijn ogen straalden van eerbied en verwondering. Hij werd vader. We zouden een gezin worden. ‘Dus,’ zei ik terwijl ik door mijn tranen heen naar hem glimlachte. ‘Dan blijft er nu nog maar één vraag over: hoe gaan we hem noemen?’ Ash keek me aan en glimlachte terug. ‘Wat dacht je van Keirran?
Volg Harlequin Young Adult op Facebook www.facebook.com/harlequin.youngadult
Colofon
Harlequin Young Adult © 2012 Julie Kagawa Oorspronkelijke titel: Iron’s Prophecy Vertaling: Angelique Verheijen Zetwerk e-book: Mat-Zet B.V., Soest Omslag: Véronique Cornelissen/Peter Verwey Originele uitgave verschenen bij Harlequin Enterprises Ltd., Don Mills, Canada Deze uitgave is uitgegeven in samenwerking met Harlequin Books SA © Nederlandse uitgave: Harlequin Holland Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Alle in dit verhaal voorkomende personen zijn ontleend aan de fantasie van de schrijver. Elke gelijkenis met bestaande personen berust op toeval.
www.harlequin.nl