Boekbespreking Kortdurende videohometraining bij jonge kinderen M. Eliën & B. Prinsen (2011). Handleiding kortdurende videohometraining (K-VHT) in gezinnen met jonge kinderen; voor professionals in de jeugdgezondheidszorg. Tweede, licht gewijzigde, druk, Amsterdam: SWP, 295 p., € 44,90. ISBN 978 90 8560 0541 Femke van Trier-Klijnstra Geschiedenis In 1985 ontwikkelde Maria Aarts de methode Videohometraining, na gebleken resultaten uit onderzoek van moeder-babyinteracties (Trevarthen, 1979). De methode werd in eerste instantie bekend onder de naam ‘Orionmethode’, later zette Aarts hem voort als ‘Marte Meo (www.martemeo.nl). Harrie Biemans (Dekker & Biemans, 1994) verspreidde de methode binnen diverse werkvelden, waaronder de RIAGG en de Jeugdgezondheidszorg. In 1998 ontwikkelde Nelleke Polderman de Basic Trustmethode, op basis van de bestaande Videohometraining. Basic Trust, aanvankelijk gericht op adoptieouders en pleegzorgwerkers, werd nu breder gericht op twee- tot en met vijfjarigen met hechtingsproblemen en hun opvoeders. Eind jaren negentig ontwikkelde Christine Brons de Video Interactie Begeleiding op scholen (VIBs) en voor de kinderopvang (VIB-ee, early enrichment). Paul Wels (2001) onderbouwde de methodiek vanuit praktische en wetenschappelijke kennis. In 2007 deponeerde het AIT (Associatie voor Interactiebegeleiding en Thuisbehandeling) ‘video-hometraining (VHT)’ en ‘video-interactiebegeleiding (VIB)’ (Dekker e.a., 2004) en maakte zich daarmee tot merk- en methodiekeigenaar. Het AIT coördineert twintig instellingen in Nederland waar VHT wordt toegepast. De AIT ontwikkelde ook kortdurende videohometraining (K-VHT) voor toepassing in gezinnen met jonge kinderen door de Jeugdgezondheidszorg. Ook thuiszorgorganisaties maken er gebruik van. In 2008 verscheen de eerste druk van de Handleiding kortdurende videohometraining uit behoefte aan uniforme toepassing van de methodiek en opname daarvan in de Databank Effectieve interventies van het NJI, die in juni
2010 de methodiek theoretisch voldoende onderbouwd beoordeelde. In 2010 verscheen ook de Handleiding video-hometraining in gezinnen met kinderen in de basisschoolleeftijd (Prinsen & Van der Veen, 2010) voor professionals in het maatschappelijk werk. Natuurlijk een andere doelgroep, maar een vrijwel identieke uitleg van de methodiek. Ondersteuning van ouders In dit boek beschrijven Eliën & Prinsen kortdurende videohometraining als ondersteuning van ouders met opvoedingsvragen en/of lichte tot matige pedagogische problemen. De begeleiding past binnen de opvoedingsondersteunende taak van de jeugdverpleegkundige. Het programma omvat acht bijeenkomsten waarin driemaal een video-opname wordt gemaakt. Wanneer er meer dan acht bijeenkomsten nodig zijn, is er een indicatie nodig voor een langdurige begeleiding met videohometraining. De methodiek is door de jaren heen in de kern vrijwel ongewijzigd gebleven; het is dus een sterke methode die als zodanig professioneel en effectief inzetbaar is. Dat blijkt ook uit de vele, uit andere invalshoeken ontwikkelde toepassingen van het werken met video. K-VHT is gebaseerd op de natuurlijke intuïtieve omgang tussen ouder en kind. Ouders en baby’s geven door lichaamstaal hun emoties, gevoelens en wensen te kennen. Met stilgezette videobeelden kan de interactie tussen de ouder en het kind beeld voor beeld geanalyseerd worden. Met name geslaagde contactmomenten in de basiscommunicatie worden getoond. Er staan meerdere nieuwe schema’s in het boek die in mijn ogen niet wezenlijk iets toevoegen aan het oorspronkelijke Schema Basiscommunicatie (Dekker & Biemans, 1994). Het nog steeds goed bruikbare en altijd weer aangehaalde schema van clusters (zoals ‘initiatief / ontvangst’; ‘uitwisseling in de kring/beurtverdeling’; ‘overleg’ en ‘conflicthantering’) die verder zijn uitgewerkt in ‘patronen’ en ‘elementen’ (van die patronen) is de basis van VHT. In verband met de toenemende problemen bij kinderen in verband met frustratie-tolerantie en emotieregulatie heb ik in 2004 een cluster aan dit schema toegevoegd: ‘omgaan met frustratie’, bestaande uit de patronen ‘realiteitszin versterken’, ‘frustratie helpen (ver)dragen en nieuwe mogelijkheden aanreiken’ en de daarbij behorende elementen. Het AIT heeft deze toevoeging niet overgenomen, omdat dit al vervat zou zijn in het cluster ‘conflicthantering’. Mijns inziens is er een duidelijk onderscheid in het hanteren van externe en interne conflicten. Als interne conflicten beter
2
Kinder- & Jeugdpsychotherapie, jaargang 39, nummer 1, 2012
hanteerbaar zijn zal dit externe conflicten helpen voorkomen. De elementen reiken de stappen hiertoe aan. Toepassingsgebied De Handleiding K-VHT is erg waardevol voor jeugdverpleegkundigen die onzekere moeders direct na de geboorte kunnen helpen bij het groeien in hun moederrol. Er verandert veel als er een baby in het gezin komt; alle posities wijzigen zich. Een steun in de rug kan dan uitermate welkom zijn. De methode sluit aan op intuïtief ouderschap, aanvoelen van wat het kind bezighoudt, en het kunnen genieten van elkaar. Ook de VHT-trainers zelf blijven nadrukkelijk in positieve gedachten en bewoordingen hun werk doen en zoeken naar de in de opvoedingssituatie altijd nog aanwezige positieve interacties. VHT richt zich vooral op dat wat goed gaat en dus niet op wat fout gaat, geven de auteurs aan. De hulpvraag wordt benoemd als aanleiding om samen te kijken hoe het ook anders zou kunnen, en om de eventuele gang naar de jeugdhulpverlening te voorkomen. Ouders in opvoedingsnood worden door de K-VHT hometrainer rechtstreeks doorverwezen naar de reguliere hulpverlening, vermelden de auteurs. De handleiding is hier echter inconsistent en ten minste onduidelijk daar waar het psychiatrische problemen van ouders signaleert. Deze worden vanwege hun complexiteit genoemd als contra-indicatie voor K-VHT, terwijl enkele alinea’s verderop gezegd wordt dat deze ouders daar wel voor in aanmerking komen als de opvoedingsvraag licht is en het kan worden ingevlochten in de volwassenenzorg. De ervaring leert echter dat bij ouders met (complexe) psychiatrische klachten de eigen stress en overbelasting in de weg kunnen staan. Zij hebben soms onvoldoende de baby ‘in mind’. In deze gevallen is het niet roereikend om na de voorgeschreven acht begeleidingscontacten K-VHT, door te verwijzen naar VHT. Het NJI spreekt zich in de Databank Effectieve Jeugdinterventies hierover expliciet uit als zijnde contraindicaties. Diagnosticeren met behulp van video K-VHT is geen observatie-instrument, niet probleemanalyserend of probleemgericht. Het analyseren is primair gericht op de opmerkzaamheid van de ouders voor initiatieven van de kinderen. Toch halen de auteurs Wels (2001) aan, die de beelden als een diagnostische informatiebron ziet voor kwaliteiten en tekorten in de basiscommunicatie. In de diagnostiek van de tweede- en
Kinder- & Jeugdpsychotherapie, jaargang 39, nummer 1, 2012
3
derdelijns-GGZ wordt wel vaak de video ingezet bij diagnostiek; onder meer bij het diagnosticeren van hechtingsstoornissen, autismespectrumstoornissen (ASS), ADHD en gedragsstoornissen. Dit kan gebeuren in meerdere situaties: thuis, op school of in het kinderdagverblijf, zowel in vrije als in gestructureerde situaties. De video-opname kan ook de ouders inzicht geven in de manier waarop een bepaalde diagnostische classificatie bij hún kind tot uiting komt. In de Infant Mental Health (IMH)-Centra in Utrecht en Amsterdam wordt de hechtingsrelatie tussen ouder en kind middels een video-opname beoordeeld en met de Emotional Availability Scales (EAS; Biringen, 2008) op zes schalen gescoord. Door ook aan het einde van de behandeling video-opnamen te maken wordt het een bruikbaar effectmetingsinstrument. De eerste diagnostische video-opname is na montage het begin van videobehandeling. Verschillen met videobehandeling in de GGZ Er zijn verschillen in werkwijze als ook verschillen die het gevolg zijn van de doelgroep. In de werkwijze worden in K-VHT bijvoorbeeld stukken film uitgekozen ter bespreking met de ouders, waar videobehandeling in de GGZ gebruikmaakt van montage met ondertiteling op stilstaand beeld, om specifiek het mentaliseren te bevorderen: ‘speaking for the child’, en elke montage wordt afgesloten met resultaten en nieuwe aandachtspunten. Na elke bespreking van een video-opname krijgen de ouders deze als ondersteuning mee op DVD. Dat geeft hen een ‘visueel stappenplan’ waarmee zij zelf verder kunnen tot de volgende afspraak. Bij K-VHT worden alleen na afloop van de reeks zittingen een aantal fragmenten op een DVD meegegeven vermeldt het boek. De verschillen tussen beide methoden hebben natuurlijk te maken met de verschillen in werkveld en de mate van ernst in problematiek. Gaat het bij KVHT om lichte eerstelijnsproblemen en preventie van ernstiger problemen, in de GGZ gaat het om complexe psychiatrische stoornissen bij ouders en kinderen. Psychiatrische problemen hebben al tijdens de zwangerschap grote invloed op de hersenen van de foetus. Na de geboorte vraagt een moeder met bijv. een borderline- of schizofrene stoornis en die met medicatie voldoende stabiel functioneert, specifieke kennis om haar te kunnen helpen in de ouderrol. Dan is (K-)VHT niet toereikend, ook al is het in samenwerking met een GGZvolwassenenafdeling. Toch kunnen ook deze ouders een goede ouderrol vervullen en kan ook hun kind zich aan de eigen ouders hechten. In het IMH (Infant Mental Health)-Centrum wordt dan een behandeling aangeboden die
4
Kinder- & Jeugdpsychotherapie, jaargang 39, nummer 1, 2012
een combinatie is van babymassage, mentaliserende videobehandeling en ouderbehandeling op huisbezoek. In de Altrecht Deeltijdbehandeling voor peuters en kleuters met contact- , hechtings- of ontwikkelingsproblemen wordt met video gewerkt volgens de Floorplay-methodiek (Couturier, 2003). Daarin wordt de ouder geleerd om te mentaliseren en met plezier aan te sluiten bij de (emotionele) ontwikkeling van het kind, waardoor alle ontwikkelingsgebieden gestimuleerd worden. Ook ernstige traumaproblematiek vraagt een andere aanpak dan (K-)VHT. Als er sprake is van gedesorganiseerde hechting, waarin de ouder wel veiligheid biedt door aan te sluiten bij het kind en anderzijds gedrag vertoont dat angst oproept, kan het aanleren van sensitieve responsiviteit niet genoeg zijn. Het beangstigende gedrag van de ouder kan de ontwikkeling van het kind stagneren en intergenerationele overdracht van psychische kwetsbaarheid veroorzaken. Bij gedesorganiseerde hechting wordt gewerkt met de Modified Interaction Guidance methode (MIG; Benoit, 2006), waarbij de behandelaar na vijf minuten video-opname als een leraar aangeeft wat wel en niet goed is in de interactie met het kind. Een directieve werkwijze die totaal anders is dan de methodiek die beschreven staat in de Handleiding K-VHT. De Altrecht Academie start in juni 2012 met een opleiding Mentaliserende Videobehandeling, inclusief montage, gevolgd door supervisie voor het GGZwerkveld en voor vrijgevestigde psychotherapeuten. Het is jammer dat de Handleiding K-VHT alleen een algemene verwijzing naar reguliere instellingen geeft en dat er voor behandeling van jonge kinderen niet gerichter wordt verwezen naar andere mogelijkheden. Het lijkt alsof de specialistische kennis van Infant Mental Health (0-4 jaar) hier nog niet is doorgedrongen. Het past mijns inziens in een lijvige handleiding als deze dat er duidelijke verwijzingskanalen worden aangegeven bij (langdurige) psychiatrische problemen, een traumatische bevalling of een zwangerschapspsychose. Ondanks deze bezwaren is de Handleiding K-VHT een echte handleiding, met name voor professionals die nieuw zijn in het werkveld van de Jeugdgezondheidszorg en die met deze door het NJI erkende methode willen gaan werken. De methode wordt bij herhaling zeer uitgebreid beschreven. Femke van Trier-Klijnstra is deskundige IMH bij het Altrecht Infant Mental Health Centrum Utrecht.
[email protected]
Kinder- & Jeugdpsychotherapie, jaargang 39, nummer 1, 2012
5
Literatuur Benoit, D. (2006). Modified Interaction Guidance. Infant Mental Health Journal, 27 (5), 509-527. Biringen, Z., Robinson, J., & Emde, R. (2008). The Emotional Availability (EA) Scales (4 th edition, 2008), Boulder, CO.
[email protected]. Brons, C. (1998). Klas in beeld , DVD uitgave in eigen beheer. Heijkant, C.van de, & Wegen, R.van der (2000). De klas in beeld, video interactie begeleiding in school. Heeswijk/Dinther: Esstede. Couturier, G., Donkersloot, P., & Pol, P. van der (2003). Als uw kind speciale aandacht nodig heeft, emotionele, sociale en intellectuele groei stimuleren (Floortime methodiek). Nederlandse bewerking van S.I. Greenspan, S. Wieder & R.Simons, The child with special need. Amsterdam: RINO Noord Holland Dekker, T., & Biemans, H. (1994). Video-hometraining in gezinnen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Dekker, J., Eliëns, M., Giessen, J. van der, & Hoogland, M. (2004). Video Interactiebegeleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Polderman, N. (2009). Schema ‘Interactievaardigheden voor basisvertrouwen en hechting’. www.basictrust.com. Prinsen, B. & Veen, M. van der (2010). Handleiding videohometraining in gezinnen met kinderen in de basisschoolleeftijd (inclusief DVD). Amsterdam: SWP. Trevarthen, C. (1979). Primary and Secondary Intersubjectivity and Mediated Learning. Edinburgh: Edinburgh University. Trier-Klijnstra, F. van (2004). Het cluster ‘omgaan met frustratie’ toegevoegd aan het schema Basiscommunicatie van Biemans. Wels, P.M.A. (2001). Helpen met beelden, video in de hulpverlening aan gezinnen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
6
Kinder- & Jeugdpsychotherapie, jaargang 39, nummer 1, 2012