JAARGANG 5 • DECEMBER 2005 • NUMMER 4
c c
Thema: Speciaal onderwijs (primair)
Vraag residentiele 2 hulp neemt sterk toe
De Koppeling naar voormalige Nieuwe Lloyd Het Amsterdamse initiatief de Koppeling heeft toestemming van staatssecretaris Ross-Van Dorp (VWS) om te starten in het pand van de voormalige justitiële jeugdinrichting ’t Nieuwe Lloyd. Een van de initiatiefnemers van de Koppeling, Spirit, koopt het pand van ‘t Nieuwe Lloyd aan. De officiële overdracht vond plaats op 4 november. De Koppeling is een nog op te starten behandelcentrum voor jongeren met ernstige gedragsproblemen uit de regio Amsterdam en Noord-Holland. Deze jongeren hebben naast gedragsproblemen ook vaak te kampen met psychische problemen. Veelal spelen er ook problemen binnen het gezin van de jongere. Er is in veel gevallen sprake van dreigende verloedering. Door gebrek aan capaciteit komen deze jongeren nu vaak nog in justitiële jeugdinrichtingen terecht, terwijl ze een behandeling in een besloten behandelcentrum nodig hebben. Het pand van ’t Nieuwe Lloyd zal na een grondige verbouwing het nieuwe behandelcentrum van de Koppeling huisvesten. De Koppeling is een uniek samenwerkingsverband van vier organisaties uit verschillende sectoren: Altra (jeugdzorg en onderwijs), de Bascule (academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie), Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en Spirit (jeugdhulpverlening en justitiële jeugdinrichting). Meer informatie: www.spirit.nl
c
Meertalige DVD over speciaal onderwijs De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling heeft samen met de schoolbesturen van het speciaal onderwijs een DVD gemaakt. De DVD verhoogt inzicht in wat het speciaal onderwijs in Amsterdam is en heeft te bieden en is bedoeld ter ondersteuning van docenten, begeleiders en andere professionals die contacten hebben met de ouders en voorlichting geven over het speciaal onderwijs in Amsterdam. Na het bekijken van de DVD hebben ouders/verzorgers kennis over het aanbod in Amsterdam, kennis over de Amsterdamse aanpak, kennis over de indicatiestelling en de daarbij betrokken instanties. Ook hebben zij een realistisch beeld gekregen van de onderwijsmogelijkheden voor kinderen met een handicap, leerproblemen of een stoornis. De DVD is geproduceerd in een oplage van 2250 exemplaren en wordt de komende tijd verstuurd naar alle scholen in Amsterdam en naar andere relevante intermediairs. De DVD is te bestellen via www.onderwijs.amsterdam.nl
Elk kind in het speciaal onderwijs heeft te maken met de jeugdzorg. Dat zit nu eenmaal ingebakken in wettelijke toelatingscriteria. Geschat wordt dat een kwart van alle leerlingen in het cluster 4 onder toezicht is gesteld. Jeugdzorg en speciaal onderwijs hebben derhalve over en weer veelvuldig contact. Zo heeft Altra een medewerker op drie van de speciale scholen voor primair onderwijs en is Bureau Jeugdzorg bezig om op alle scholen een voordeurmedewerker te krijgen. Uiteindelijk streven speciaal onderwijs en jeugdzorg naar een integrale aanpak bij deze leerlingen.
’Verantwoordelijkheid 2 jeugdzorg hoort bij gemeente’ Protocol 3 kindermishandeling moet zorgen voor actie
Lees verder op blz. 5
D O O R : L I N D A VA N W I J K
Jonge kinderen speerpunt Amsterdam De motie “Kinderen eerst” van Lodewijk Asscher zette, deze zomer de problematiek van jonge kinderen weer op de gemeentelijke agenda. Wethouder Ahmed Aboutaleb komt in december met plannen over hoe de gemeente kinderen in een vroegtijdig stadium kan helpen. Om zo erger te voorkomen.
c
Kabouterhuis start praktisch pedagogische gezinsbegeleiding Vanaf september biedt ’t Kabouterhuis praktisch pedagogische gezinsbegeleiding (PPG). Deze nieuwe behandeling richt zich op gezinnen met jonge kinderen (0-8 jaar) met een licht verstandelijke handicap of ontwikkelingsachterstand, vaak in combinatie met gedragsproblemen. De begeleiding vindt gemiddeld eens per week plaats in de thuissituatie. Observatie, oudergesprekken, videohometraining en training van opvoedingsvaardigheden zijn vormen van behandeling die de begeleider toepast. PPG kan daarnaast ook ingezet worden bij gezinnen waar een of beide ouders moeilijk lerend zijn. Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
ijdens werkbezoeken merkte ik dat de nadruk lag op de aanpak van hangjongeren,’ vertelt Lodewijk Asscher, gemeenteraadslid en lijsttrekker van de PvdA in Amsterdam. ‘Ik vroeg me af wat er voor deze kinderen was gedaan in de periode dat ze nog geen twaalf jaar waren.’ Onder het motto: hoe eerder je erbij bent, hoe meer ellende je kunt voorkomen, diende Asscher in juni een motie in waarin hij pleitte voor het eerder signaleren en beter aanpakken van problemen. De gemeenteraad nam de motie aan en zegde structureel 3,5 miljoen euro toe. De motie stelt dat opvoeden een taak is van de ouders, maar dat de gemeente hen moet helpen als zij daartoe niet in staat zijn. Zo nodig onder dwang. Consultatiebureaus, kinderdagverblijven en basisscholen krijgen hierin een belangrijke taak. Zij moeten ouders ondersteunen en coachen. Asscher: ‘We gaan opvoedingsondersteuning bieden om ouders meer te betrekken bij de schoolgang van hun kind. Daarmee willen we ook de slecht geïntegreerde ouders betrekken bij de school. Zo komt er taal- en opvoedles en gezinscoaching.’ Dat is ook in het belang van de schoolprestaties van het kind. Asscher: ‘Momenteel is 26 procent van de kinderen niet in staat om aan de Cito-toetsen mee te doen.’
Ouder en kindcentra
c
Asscher legt de nadruk op de basisscholen, maar voor kinderen van nul tot vier jaar werken instanties al langer samen. Drie jaar geleden zijn de ouder en kindcentra (okc’s) opgezet, waaronder ook de consultatiebureaus vallen. De ouders merken het niet, maar er wordt tegenwoordig op meer dingen gelet en eerder doorverwezen voor bijvoorbeeld pedagogisch advies. Bovendien zijn kraamzorg en verloskundigen nu ook aangesloten bij het okc. Als een vroedvrouw tijdens de kraamzorg ziet dat er
1
FOTO MAARTEN HARTMAN/HH
‘T
Een arts onderzoekt een kind in het consultatiebureau. Ouders merken het niet, maar er wordt tegenwoordig eerder doorverwezen voor pedagogisch advies.
bijvoorbeeld geen wiegje is, geeft ze dat door aan het okc. Zo kan de jeugdgezondheidszorg vroegtijdig ingrijpen. Bureau Jeugdzorg is blij dat het voorveld helpt bij het signaleren van problemen.
Onderwijsgebouwen Ahmed Aboutaleb komt in december met een uitwerking van de motie Asscher. Makkelijk zal dat niet zijn, omdat de gemeente weinig zeggenschap heeft over de scholen. Zo bepalen de rijksoverheid en de scholen de inhoud van het lespakket. Asscher: ‘De gemeente heeft hier niets te vertellen. Aboutaleb wordt niet voor niets gekscherend wethouder van onderwijsgebouwen genoemd. Dat betekent dus dat hij nu met elke school aparte afspraken moet maken over de vroegsignalering. Maar het moet wel als we bijvoorbeeld schooluitval effectief willen bestrijden.’
c D O O R : M I C H E L VA N D I J K ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van vier instellingen voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Altra, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Hans van der Jagt (Altra Jeugdzorg), Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis) Redactie Rik van Beijma (Spirit), Herbert Budde (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Vincent Fafieanie (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam)
Vraag residentiele hulp neemt sterk toe J
a, de vraag naar residentiele hulpverlening neemt toe, zegt Gert Klijn. Dat heeft volgens hem meerdere oorzaken. ‘Bureau Jeugdzorg is voorzichtig geworden en plaatst kinderen eerder uit huis. Dat heeft alles te maken met de casussen die de laatste tijd in het nieuws zijn geweest.’ Daarnaast worden probleemgezinnen sneller opgespoord. ‘Het Vangnet Jeugd van de GG&GD is daar behoorlijk effectief in. En ook het Crisisteam van Bureau Jeugdzorg doet goed werk.’ De aanvragen voor residentiele opnames nemen daarmee toe. En dus groeit de wachtlijst. Ondertussen werkt Spirit hard om het tekort aan residentiele hulpverlening zo beperkt mogelijk te houden. ‘In bezettingsgraad en opnameduur valt vrijwel geen winst meer te behalen. Onze bezettingsgraad is vrijwel 100 procent. We plaatsen soms wel eens een extra bed. En verdere verkorting van de residentiele hulp is niet mogelijk. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van de hulpverlening.’
Extra geld
Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Jaap Maars, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen, Maarten Terlage en Linda van Wijk. Redactie-adres Jong aan de Amstel Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam email:
[email protected]
Er moeten dus meer bedden bij. Spirit doet daar ook veel aan, vindt Klijn. ‘Dit jaar zijn we samen met De Bascule begonnen met twee orthopsychiatrische groepen, bestemd voor kinderen met onder meer een psychiatrische aandoening. En volgend jaar gaan we in
Zaanstreek/Waterland aan de slag met een orthopedagogische leefgroep, voor kinderen die niet meer naar huis kunnen. We denken eveneens na over het starten van een voorziening in Amsterdam.’ Klijn rekent voor dat Spirit in totaal ruim 200 residentiele bedden en 850 pleeggezinplaatsen heeft. ‘Dat is veel, maar niet genoeg. En het Rijk is niet scheutig met geld. De 40 miljoen die tijdens Prinsjesdag zijn vrijgemaakt voor de jeugdzorg, worden verdeeld over het hele land. Amsterdam krijgt daarvan nog geen 2 miljoen, dat dan nog verdeeld moet worden onder de vier jeugdhulpverleningsorganisaties.’
Poortgebouw Voorlopig gaan de extra residentiele voorzieningen niet ten koste van de ambulante hulpverlening. Klijn: ‘De gemeente Amsterdam neemt volgend jaar de financiering van het Poortgebouw over, onze voorziening voor dak- en thuislozen. Daarmee komt een miljoen euro vrij dat we mogen besteden aan ons hulpaanbod. We bekostigen daarvan onder andere de orthopedagogische leefgroep, de therapeutische gezinsverpleging van De Bascule en uitbreiding van onze pleegzorg. We hoeven de huidige capaciteit aan ambulante hulpverlening niet aan te tasten, al weet ik eerlijk gezegd niet voor hoe lang.’
D O O R : TA M A R A F R A N K E
’Verantwoordelijkheid jeugdzorg hoort bij gemeente’
Ontwerp en DTP Roggeveen | Grafisch Ontwerp - Amsterdam Druk Rob Stolk BV
2003/1 Vroegtijdige signalering
maart 2003
2003/2 De harde kern
juni 2003
2003/3 Kindermishandeling
september 2003
2003/4 Basisonderwijs
december 2003
2004/1 Jeugdpsychiatrie
maart 2004
2004/2 Voortgezet onderwijs
juni 2004
2004/3 Crisishulp
november 2004
2005/1 Huiselijk geweld
maart 2005
2005/2 Jeugdgezondheidszorg
juni 2005
2005/3 Lokaal jeugdbeleid
oktober 2005
2005/4 Speciaal onderwijs (primair)
december 2005
‘H
et is een fantastisch experiment waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de jeugdzorg mijns inziens op de plek komt waar die hoort, namelijk bij de gemeente. Een veel gehoorde klacht is: hoe kun je als gemeente een adequaat jeugdbeleid ontwikkelen wanneer je als gemeente wel verantwoordelijk bent voor welzijn en preventief jeugdbeleid, maar de provincie eindverantwoordelijk is voor de jeugdzorg? In de praktijk leidt dit geregeld tot onwerkbare en vooral inefficiënte situaties. Dat wil dus zeggen dat de jeugdzorg niet optimaal kan functioneren. Ik ben er geen voorstander van om de Wet op de Jeugdzorg nu al weer aan te passen, dat geeft alleen maar onnodige onrust. Een goede evaluatie over anderhalf jaar is wel noodzakelijk. En tot die tijd moeten er praktische oplossingen worden gevonden. En het experiment in de gemeente Tilburg is er daar één van.’
Minder bestuurslagen
Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het emailadres van de redactie:
[email protected]
c
WIM STEVENHAGEN
De gemeente moet de regie over de jeugdzorg krijgen. Dat bepleit de Amsterdamse wethouder Ahmed Aboutaleb. In Tilburg startte onlangs een experiment waarbij de gemeente die eindverantwoordelijk ook daadwerkelijk krijgt. Dit op initiatief van “Operatie Jong”, door het kabinet opgestart om een eind te maken aan de versnippering in het jeugdbeleid. Een gesprek met Steven van Eijck, commissaris jeugd- en jongerenbeleid en projectmanager van “Operatie Jong”.
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een bepaald thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod:
‘Taak van de overheid is om de burger te ondersteunen en liefst zo goed en efficiënt mogelijk’, stelt Van Eijck. ‘Dat geldt voor kinderen al helemaal. Dus bij alles wat je doet op het gebied van jeugdbeleid moet het kind centraal staan. Dat was het uitgangspunt bij dit experiment. In Tilburg hebben de drie bestuurlijke lagen - wethou-
2
der, gedeputeerde en minister – samen gekeken naar de taken en verantwoordelijkheden. Vervolgens keken ze naar de mogelijkheid er een bestuurslaag tussenuit te halen om zo de taken dichter bij de burger te brengen met minder ambtenarij en minder papieren rompslomp. Wettelijk gezien is het mogelijk de eindverantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de gemeente te leggen via “doormandateren”. Daarvoor hebben rijk, provincie en gemeente gezamenlijk een convenant getekend.’ Van Eijck vervolgt enthousiast: ‘Resultaat is dat de gemeente verantwoordelijk is voor de hele zorgketen, waarbij het kind in alle fases gevolgd kan worden en relevante informatie kan worden uitgewisseld. Kortom: De wethouder zorgt voor een integraal jeugdbeleid en is ook tevens eindverantwoordelijk voor de uitvoering van dit beleid. Dit experiment vereist wel een nieuwe dynamiek. We moeten nu beginnen met resultaatgericht werken, dus minder papier, minder bureaucratie, minder bestuurslagen en kortere trajecten. Ook binnen de jeugdzorg zelf. De jeugdzorg moet zo dicht mogelijk op het kind zitten.’
Meer informatie: www.operatie-jong.nl
c DOOR: MARNIX DE BRUYNE
Protocol kindermishandeling moet zorgen voor actie De definitie van kindermishandeling in de Wet op de Jeugdzorg is ruim: bijna alle cliënten van het Bureau Jeugdzorg zouden eronder vallen. Is die definitie niet te ruim? Nee, zeggen betrokkenen. Maar je kunt er alleen mee werken met extra uitleg, zoals het nieuwe Amsterdamse Protocol Kindermishandeling biedt.
Nieuwbouw Altra College
mishandeld, van wie er vijftig tot tachtig overlijden aan de gevolgen van de mishandeling. Landelijke cijfers bevestigen zijn stelling. Sinds de AMK’s in 2002 een wettelijke status kregen, groeit het aantal keer dat ze worden benaderd elk jaar sterk. Vorig jaar gebeurde dit 34.061 keer, 19 procent meer dan in 2003. Het aantal ‘echte’ meldingen steeg nog sneller: kwam het in 2003 nog tot 7976 meldingen, in 2004 waren er 9820, ruim 23 procent meer. Maar toch ligt het aantal meldingen nog altijd ruim onder de door Willems geschatte 80.000. Willems: ‘Ik heb in mijn proefschrift een classificatie opgenomen met gradaties van kindermishandeling, lopend van licht tot fataal, die ik uit het Engels heb vertaald. Ik heb sterk de indruk dat in Nederland mishandeling pas wordt gemeld als die valt in de hoogste categorieën.’
Het Altra College, een school voor kinderen met psychiatrische en/of gedragsproblemen heeft een nieuwe accommodatie voor haar afdeling Centrum/Oud-West. Op 13 oktober werd het nieuwe schoolgebouw aan de Konijnenstraat in het hartje van de Jordaan officieel geopend door wethouder Aboutaleb. Ook het onderwijs aan leerlingen van de forensische afdeling van De Bascule verhuist naar de nieuwe vestiging. De nieuwe locatie biedt onderdak aan zo’n honderd leerlingen. Het Altra College telt in totaal circa 600 leerlingen verdeeld over twaalf afdelingen. Meer informatie: www.altracollege.nl
c
Succesvol symposium ’t Kabouterhuis 13 oktober vierde MOC ’t Kabouterhuis haar zestigjarig bestaan met een symposium over de zorg voor het (zeer) jonge kind. Er waren ruim 400 deelnemers van wie de meeste zelf professioneel betrokken zijn bij de zorg voor jonge kinderen in het onderwijs, de hulpverlening, de kinderopvang en de gezondheidszorg (consultatiebureaus, kinderartsen). De lezingen en workshops vonden plaats in de leefgroepen en de speel- en behandelruimtes van ’t Kabouterhuis, zodat deelnemers letterlijk en figuurlijk een kijkje achter de schermen konden nemen. De deelnemers waren erg enthousiast over het aanbod van die middag. Een verslag met impressies van het symposium zal begin december verschijnen. Geïnteresseerden kunnen dit aanvragen bij Annet Zika,
[email protected] (020 – 644 53 51).
ROGER DOHMEN/HH
Eerder ingrijpen
Actie tegen kindermishandeling door Stichting Raak. Raak vindt dat de politiek zich veel harder moeten inzetten om kinderen daadwerkelijk te kunnen beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld.
I
ngrid Leeuwenburgh checkt haar computer. ‘Het protocol is maar liefst 350 keer gedownload,’ zegt ze tevreden. ‘Niet gek voor de drie weken dat we in de lucht zijn.’ Leeuwburgh is coördinator voorlichting en trainingen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) in Amsterdam. In opdracht van de gemeente hielp ze mee het Amsterdamse Protocol Kindermishandeling op te stellen, met een stappenplan voor wat je moet doen bij het vermoeden dat een kind wordt mishandeld. ‘We wilden een norm stellen voor iedereen in Amsterdam die met kinderen werkt, zorgen dat ze in actie komen bij het eerste signaal dat er misschien iets mis is.’ Tweeduizend beroepskrachten kregen het protocol toegestuurd, nog eens duizend de beknoptere ‘routekaart’. Daarnaast kunnen mensen het protocol verkrijgen via de website.
Ruime definitie Maar wanneer is er eigenlijk sprake van kindermishandeling? De wettelijke definitie, zoals vermeld in de Wet op de Jeugdzorg, is ruim: zij spreekt van ‘elke vorm’ van ‘bedreigende of gewelddadige interactie’ waardoor een kind ‘ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend’. Valt met die definitie wel te werken? ‘De definitie is inderdaad ruim,’ reageert Jan Willems, hoogleraar kinderrechten aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en medeoprichter van RAAK, de Reflectieen Actiegroep Aanpak Kindermishandeling. ‘Centraal staat de vraag of er schade is voor de ontwikkeling van het kind, zonder de schuldvraag te stellen. Het is een hulpverleningsdefinitie: in Nederland wordt kindermishandeling - eigenlijk spreek ik liever van kinderbeschadiging - meer vanuit die hoek benaderd dan vanuit het recht, zoals in de Verenigde Staten.’ En dat is maar goed ook, vindt hij. ‘Daar gaat alle energie zitten in juridisch onderzoek naar wat er is gebeurd. Aan hulpverlening komt men nauwelijks toe. In Nederland kun je eerder aan een oplossing gaan werken.’ Ondanks de mogelijkheden die de wet biedt, wordt nog steeds vaak te laat ingegrepen, vindt Willems. Dat stelde hij al in 1998 aan de orde in zijn proefschrift “Wie zal de opvoeders opvoeden?” Daarin schatte hij dat in Nederland jaarlijks minimaal 80.000 kinderen worden
‘Je zou veel eerder moeten ingrijpen,’ vindt Willems dan ook. ‘Leer aanstaande ouders bijvoorbeeld dat slaan niet zo effectief is. Als je van je eerste kind in verwachting bent, sta je daar nog voor open. Maar als een kind je het bloed onder de nagels vandaan haalt, veel minder.’ De definitie van kindermishandeling hoeft daarvoor niet te veranderen, concludeert hij. ‘Als je die maar voorziet van concrete voorbeelden, die houvast bieden.’ Het Amsterdamse protocol bevat precies die voorbeelden, zegt Leeuwenburgh. ‘In het protocol komen ze uitgebreid aan bod, net als bij de trainingen. We merken daar dat veel mensen pas in actie komen als ze honderd procent zeker weten dat er sprake is van kindermishandeling. Wij geven voorbeelden van wat een eerste signaal kan zijn en proberen ze te leren meteen al in actie te komen. Als een kind geen brood bij zich heeft, hoeft dat niets te betekenen, bijvoorbeeld. Maar als dit vaak voorkomt, of als het kind vaak slonzig is, kan dat duiden op verwaarlozing. Je hoeft dan niet per se het AMK in te schakelen. Bespreek de zorgen eerst met de ouder en daarna kun je hulp inroepen van Bureau Jeugdzorg. Als een leraar weet dat een bepaald gezin al een voogd toegewezen heeft gekregen, kan dat enorm helpen. Dan kunnen ze samen overleggen welke actie nodig is.’
c
Amsterdam wil leerlinggegevens De gemeente Amsterdam meldde Operatie Jong in november 2005 dat de wetgeving haar belemmerde in het verkrijgen van gegevens van leerlingen die in Amsterdam naar school gaan maar elders wonen. Amsterdam beschikt namelijk niet over de bevoegdheid om bij andere gemeenten het GBA-nummer (Gemeentelijke Basis Administratie) op te vragen. Een en ander leidt ertoe dat de gemeente geen adequaat beeld van de leerlingpopulatie kan krijgen. De gemeente Amsterdam heeft haar klacht neergelegd bij de Operatie Jong. Deze zal het probleem onder de aandacht van de betrokken departementen brengen. Meer informatie: www.operatie-jong.nl
Blij Wybo Miedema, intern begeleider van bassischool Catamaran in de Spaarndammerbuurt, is blij met het protocol. ‘Wij hadden in het verleden te maken met seksueel misbruik van een meisje. Pas in een laat stadium kwamen we daar achter. We voelden ons erg tekort schieten en hebben toen het AMK benaderd. De training die we kregen - een middag, veel te kort eigenlijk - riep meer vragen op dan zij beantwoordde: wat zijn de signalen? Hoe serieus moet je ze nemen? Het nieuwe protocol is veel duidelijker, specifieker en werkbaarder dan oudere modellen.’ Toch geeft het nieuwe protocol niet overal antwoord op. ‘Laatst gaven we een cursus weerbaarheid voor de hoogste groepen. Tot onze verbijstering bleek toen dat negen van de elf jongens regelmatig thuis wordt geslagen, met vuist, riem of stok. Maar veel van de kinderen vonden dat normaal. “Ik had het ernaar gemaakt” zeiden ze. En striemen of blauwe plekken, het bewijs dat een grens was overschreden, hadden ze niet.’ ‘Het is moeilijk te bedenken hoe je daarmee moet omgaan. Met het AMK hebben we overlegd en besloten een discussieavond te organiseren voor de ouders. ‘Je kind is stout. Hoe moet ik straffen?’ wordt het thema. Praten met de ouders is belangrijk. Maar ik heb nog geen idee van wat ik erover precies ga zeggen.’
c
’Leerstraf meest effectief’ Jongeren die voor de eerste keer een vergrijp hebben gepleegd, lijken meer gebaat bij een leerstraf dan bij een werkstraf. Dat blijkt uit onderzoek van Halt Amsterdam-Amstelland. Uit het onderzoek kwam onder andere naar voren dat jongeren die een sociale competentietraining hebben gevolgd, aanzienlijk minder recidiveren dan jongeren die een werkstraf kregen. Halt Amsterdam-Amstelland wil daarom het accent meer gaan leggen op leerstraffen. Momenteel legt men leerstraffen tien keer minder op dan werkstraffen.
Het Amsterdamse protocol is te vinden op www.amsterdam.nl/apk.
c 3
Jeugdzorg in de regio Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) is in en rond Amsterdam dé organisatie waar iedereen terecht kan met vragen en problemen over opgroeien en opvoeden. De medewerkers geven informatie, advies en hulp aan kinderen, jongeren, ouders/verzorgers, professionals en betrokkenen. Dit gebeurt vanuit tien locaties in Amsterdam, Amstelveen, Hoofddorp, Purmerend en Zaanstad.
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is verantwoordelijk voor de toegang tot de jeugdzorg. Deze organisatie vormt als het ware de voordeur voor de jeugdzorg. Hier wordt ook vastgesteld welke hulp de jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende ambulante hulp, dan wordt deze door Bureau Jeugdzorg verleend. Is er meer nodig, dan neemt Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit op grond waarvan de cliënt recht heeft op een zorgprogramma. Zorgprogramma’s worden onder andere uitgevoerd door drie instellingen voor Hulp Op Indicatie (HOI): Altra, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. Zij bieden zowel ambulante als residentiële hulp. Daarnaast neemt Bureau Jeugdzorg ook indicatiebesluiten voor de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen en voor zorgprogramma’s elders in de jeugdzorg. Het aanmeldnummer van Bureau Jeugdzorg is: 0900 – 200 30 04.
AANMELDING Artsen Scholen
TOEGANG EN INDICATIE
Politie Maatschappelijk werk
Voogdij In de Nederlandse wet staat dat iedereen die jonger is dan 18 jaar onder ouderlijk gezag moet staan. Als er geen ouder (of familielid) is die het gezag kan uitoefenen (of daarin ernstig tekortschiet), wordt in de agglomeratie Amsterdam de voogdij opgedragen aan Bureau Jeugdzorg. De voogdijwerker behartigt dan namens Bureau Jeugdzorg de belangen van de minderjarige en neemt de belangrijke beslissingen.
Jeugdreclassering Als een jongere in aanraking komt met de politie en er proces-verbaal wordt opgemaakt, dan kan – na een beslissing van een bevoegde justitiële instelling – de jeugdreclassering worden ingeschakeld om herhaling te helpen voorkomen. De jeugdreclasseringswerker betrekt de situatie op werk of school, de vrijetijdsbesteding, vriendenkring en de thuissituatie bij de begeleiding, en zal de jongere intensief motiveren en controleren.
Opvoedondersteuning Bureau Jeugdzorg biedt ouders en professionals ondersteuning bij vragen over opgroeien en opvoeden. Hiertoe verzorgt Bureau Jeugdzorg trainingen en kan men terecht bij diverse Opvoedwinkels en de Opvoedtelefoon. Voor een overzicht van het totale aanbod van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam: www.bjaa.nl.
Spirit Spirit helpt opvoeders en jeugdigen met oplossen van problemen bij opvoeden en opgroeien. De meeste hulp biedt Spirit in elke regio van Amsterdam en omstreken. Naast dit basisaanbod, biedt zij diverse andere hulpvormen.
• Jeugdbescherming • Jeugdreclassering • Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
overigen
MOC ‘t Kabouterhuis Spirit Jeugdpsychiatrie en overige instellingen
Kinderopvang
Gezinsvoogdij De gezinsvoogd ondersteunt een gezin als een kind door de situatie thuis niet meer goed en/of veilig kan opgroeien. Deze begeleiding start na een uitspraak van de kinderrechter. De gezinsvoogd geeft de ouder(s) ondersteuning bij de verzorging en opvoeding van het kind en kan de ouder(s) bindende aanwijzingen geven.
Altra
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
Jeugdhulpverlening Wanneer er geen indicatiestelling nodig is, biedt Bureau Jeugdzorg hulp- en adviesgesprekken (gemiddeld vijf gesprekken). Indien er wél een indicatiebesluit is genomen, helpt Bureau Jeugdzorg de cliënt desgewenst bij het vinden van de bij de indicatie passende hulp. Ook zorgt Bureau Jeugdzorg voor casemanagement tijdens de hulp bij de zorgaanbieder.
ZORGAANBOD
Raad voor de Kinderbescherming
Ambulante spoedhulp met kleinschalige acute opvang Als er acuut hulp nodig is, geeft een hulp verlener intensieve hulp bij het gezin thuis. Zonodig vindt daarnaast direct opvang plaats van een jeugdige voor een paar nachten in een huis voor Kleinschalige Acute Opvang of in een pleeggezin.
Hulp van de regionaal ambulante teams Bij deze intensieve, ambulante hulpverlening zoekt Spirit met de jeugdige en de gezinsleden uit, wat er voor hem of haar nodig is om de problemen die er zijn op te lossen door middel van verschillende methodieken, praktische ondersteuning en advies.
Pleegzorg Voor een jeugdige die tijdelijk niet in zijn of haar eigen gezin kan wonen, maar voor wie opvang in een gezinssituatie wel het beste zou zijn, zoekt Spirit een passend pleeggezin in het sociale netwerk van het gezin en anders in haar pleeggezinnenbestand.
Beter met Thuis Beter met Thuis biedt ambulante hulp en hulp met verblijf, bij de opvoeding van kinderen van zes tot en met vijftien jaar die tijdelijk niet constant thuis kunnen wonen. Aan deze hulp is vaak al andere hulp vooraf gegaan en is het noodzakelijk gebleken dat het kind tijdelijk ergens anders verblijft. Samen met de ouders of andere opvoeders, werkt Spirit aan de terugkeer naar huis of anders naar een andere gezinssituatie.
16+ 16+ helpt opvoeders en jongeren van zestien en zeventien jaar samen problemen op het gebied van opgroeien en opvoeden aan te pakken. De hulp wordt thuis in het gezin gegeven. De jongere kan tijdelijk in een woonruimte van Spirit verblijven. De hulp richt zich op terugkeer naar huis. Als terugkeer niet meer kan, dan wordt naar een andere oplossing gezocht, bij voorkeur bij familie of vrienden.
Speciaal onderwijs Behalve hulpverlening geeft Altra speciaal onderwijs aan kinderen die door gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen geen normale schoolloopbaan kunnen volgen. Deze vorm van onderwijs wordt gegeven op het Altra College, voorheen De Werkruimte. Om de hulp dicht bij huis te kunnen geven, werkt Altra vanuit meer dan dertig locaties verspreid over Amsterdam, Zaanstreek/Waterland en Amstelland en de Meerlanden. Voor meer informatie: 020 – 555 8 333 of www.altrajeugdzorg.nl.
Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis MOC ’t Kabouterhuis biedt hulp aan jonge kinderen tot acht jaar met ernstige gedragsproblemen of complexe ontwikkelingsproblematiek en hun ouders en andere opvoeders. Ze biedt multidisciplinair onderzoek en behandeling van het kind en begeleiding van het gezin. Uitgangspunt daarbij is: Samen met ouders zorgen voor een optimale ontwikkeling van het kind.
Echt-recht Conferentie Wanneer jeugdigen verantwoordelijkheid willen nemen voor een ‘wandaad’ die zij hebben gepleegd, kan een ‘Echt-recht Conferentie’ worden georganiseerd. Hier kunnen de dader, het slachtoffer zijn of haar familie en vrienden de gebeurtenis bespreken en een plan maken hoe de aangerichte schade enigszins hersteld kan worden. Voor meer informatie: www.spirit.nl of 020 – 540 05 00
Dagbehandeling voor kinderen Van anderhalf tot zeven jaar. Voltijd of deeltijd in combinatie met intern onderwijs en begeleiding van het gezin. Er zijn speciale groepen voor jonge kwetsbare kinderen tot vier jaar, die zowel lichamelijk als sociaal-emotioneel extra kwetsbaar zijn. Binnen de dagbehandelinggroepen bestaat de mogelijkheid voor een kortdurende observatieplaatsing van drie tot zes maanden.
Ambulante gezinsbehandeling
Altra Altra biedt hulp aan kinderen en jongeren die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen in hun ontwikkeling en aan ouders die steun nodig hebben bij de opvoeding. Deze hulp is onlosmakelijk verbonden met de hulp aan hun ouders en meestal ook met hulp op school. Want de driehoek kind-ouder-school is de basis voor praktisch alle hulp van Altra.
Programma’s De hulp van Altra valt uiteen in een groot aantal programma’s. Voor baby’s en jonge kinderen kent Altra onder andere daghulp, leefgroepen en crisisopvang. Voor de schoolgaande jeugd tot 12 jaar is er ambulante hulp in diverse vormen en voor tieners en jongeren de zogeheten Boppi-hulp. Aanstaande tienermoeders krijgen hulp bij de opvoeding van hun kind en worden geholpen op weg naar zelfstandigheid.
School Steeds meer hulpverlening vindt op of vanuit de scholen plaats. Altra introduceerde schoolgerichte projecten zoals Switch (voor schoolwisselaars) en het time-outproject (voor leerlingen die door hun gedrag tijdelijk niet op school te handhaven zijn). En steeds meer basisscholen in Amsterdam schakelen schoolmaatschappelijk werkers van Altra in.
4
Voor gezinnen met kinderen tot acht jaar waarbij de kinderen gewoon naar school of de kinderopvang gaan. De behandeling vindt plaats in de thuissituatie eventueel in combinatie met advies aan andere opvoeders in de school- of opvangsituatie van het kind.
Okido Begeleiding op het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal van het kind. Een medewerker van MOC ’t Kabouterhuis komt naar de opvang toe om begeleiding te bieden aan de leidsters van het kind.
Diagnostiek - via een consultatieplaatsing, een observatieplaatsing van zes weken op een van de dagbehandelinggroepen inclusief onderzoek. - via de uitzoekmodule, observatie (thuis/ op school of in de opvang) en onderzoek binnen zes weken. - via VTO- coördinatie (vroegtijdige onderkenning ontwikkelingsproblemen bij kinderen t/m vier jaar) VTO-coördinatie kan onderzoeken aanvragen bij ’t Kabouterhuis. Voor meer informatie: 020 – 644 53 51 of www.kabouterhuis.nl
THEMA.. c Kinderen op de AH Gerhardschool in Amsterdam-Oost. De REC’s hebben de keuzevrijheid van ouders vergroot.
SAKE RIJPKEMA
c
Het speciaal onderwijs kent vier clusters, namelijk:
• •
Naar een integrale aanpak Elk kind in het speciaal onderwijs heeft te maken met jeugdzorg. Dat zit nu eenmaal ingebakken in de wettelijke toelatingscriteria. Geschat wordt dat een kwart van alle leerlingen in het cluster 4 onder toezicht is gesteld. Jeugdzorg en speciaal onderwijs hebben derhalve over en weer veelvuldig contact. Zo heeft Altra een medewerker op drie van de speciale scholen voor primair onderwijs en is Bureau Jeugdzorg bezig om op alle scholen een voordeurmedewerker te krijgen. Uiteindelijk streven speciaal onderwijs en jeugdzorg naar een integrale aanpak bij deze leerlingen.
• •
cluster 1: Scholen voor visueel gehandicapte kinderen. cluster 2: Scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden. cluster 3: Scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, langdurig (somatische) kinderen en lichamelijk gehandicapte kinderen. cluster 4: Scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig (psychiatrisch) zieke kinderen en scholen verbonden aan pedologische instituten.
We beperken ons in ‘Jong aan de Amstel’ tot het primair onderwijs in cluster 4. Dit is namelijk het cluster waarmee de jeugdzorg het intensiefst samenwerkt.
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Meer keuzevrijheid ouders in speciaal onderwijs De zorg moet naar het kind worden gebracht en niet het kind naar de zorg. Dat was het idee achter de vernieuwing van het speciaal onderwijs. Sinds twee jaar is het ook zover. Toen trad de Wet op de Expertisecentra in werking. Maar hoe is het speciaal onderwijs nu precies ingebed in het primair onderwijs? Een gesprek met Co de Custer, coördinator Weer Samen naar School.
D
e Custer denkt even na en pakt dan toch het boek met criteria erbij om een zekere definitie te geven van de leerlingen die in aanmerking komen voor het speciaal onderwijs REC cluster 4. ‘Kinderen met een ernstige emotionele stoornis, gedragsstoornis of ontwikkelingsstoornis (…) komen in aanmerking voor de zorg van cluster 4 wanneer de gedragsproblemen een integraal karakter hebben.’ Dat laatste wil zeggen dat de problemen zich niet alleen voordoen op school, maar ook thuis of in de vrije tijd. En, zo vervolgt de definitie ‘er een beroep is gedaan op de jeugdhulpverlening.’ Het gaat dus om leerlingen met ernstige gedragsstoornissen die in veel gevallen een psychiatrische component hebben. De cluster 4-scholen zijn globaal te verdelen in scholen waarbij de nadruk ligt op de opvang van kinderen met gedragsstoornissen. Dat zijn de scholen voor Moeilijk Opvoedbare Kinderen. Daarnaast zijn er scholen voor kinderen met stoornissen met een andere psychiatrische component. Dat zijn de Pedologisch Instituut-scholen.
Speciaal basisonderwijs Naast het speciaal onderwijs (SO) bestaat er nog het
speciaal basisonderwijs (SBO). Deze bestaan sinds de invoering van de Wet op het Primair Onderwijs in 1998 en vervangen de oude scholen voor moeilijk lerende kinderen (MLK), de scholen voor leerlingen met opvoedingsproblemen (LOM) en hun afdelingen voor In Ontwikkeling Bedreigde Kleuters (IOBK). Het zijn scholen met kleinere groepen en deskundigen om leerlingen te helpen. Ze vallen sinds 1998 onder dezelfde wetgeving als het regulier basisonderwijs. De Custer: ‘Hier komen leerlingen die een ernstige leerachterstand hebben. Dat kan zijn door een cognitieve beperking, maar ook door andere oorzaken. Vaak hebben ze als gevolg van de leerachterstand gedragsproblemen. Dat is een fundamenteel verschil met de ZMOK’ers. Die vertonen overal dezelfde gedragsproblemen. De gedragsproblemen van leerlingen in het speciaal basisonderwijs verdwijnen als het weer beter met hen gaat.’
Ander gezicht Het speciaal onderwijs kreeg met de invoering van de Regionale Expertise Centra (REC’s) een volstrekt ander gezicht. Wat betekent de invoering van de REC’s nu in
5
praktijk? Doel van de samenwerking in REC’s is enerzijds het versterken van de onderwijssoort en anderzijds het aanbieden van de deskundigheid in het speciaal onderwijs aan derden. Dit laatste krijgt onder andere vorm in het aanbieden van ambulante begeleiding aan leerlingen die nog in het reguliere onderwijs zitten. De Custer: ‘De REC’s hebben de keuzevrijheid van ouders vergroot. Ouders kunnen hun kind nu naar een school in het speciaal onderwijs laten gaan of ze met behulp van het rugzakje (leerling gebonden financiering – red.) aanmelden bij een reguliere school voor basisonderwijs in de buurt waar het kind woont.’ Een en ander kan alleen nadat de Commissie voor Indicatiestelling (CvI) aan de hand van objectieve criteria heeft getoetst of het kind daadwerkelijk in aanmerking komt voor het speciaal onderwijs of het reguliere basisonderwijs. De Custer: ‘Verder zorgt de samenwerking in het REC voor een grotere regionale verscheidenheid. Zo is er nu in Purmerend een dependance van ‘De Kleine Prins’, zodat de leerlingen daar niet meer in busjes naar een school in Amsterdam of Alkmaar moeten.’
REC BovenAmstel is het REC dat verantwoordelijk is voor het cluster 4-onderwijs in het grootste deel van de stadsregio Amsterdam. REC BovenAmstel, Plantage Middenlaan 33, 1018 DB Amsterdam. Tel.: 020 - 555 83 64. www.recbovenamstel.nl
DOOR: MARTIN GERRITSEN
VIA Amsterdam: één loket voor zorgleerlingen VIA Amsterdam. Dat is de naam van het centrale loket voor de verwijzing, indicatie en advies voor het speciaal onderwijs in Amsterdam. Doel is de procedure voor de aanmelding van leerlingen bij zorg en onderwijs te vergemakkelijken, zodat alle kinderen in Amsterdam een passende plek kunnen vinden.
E
r werd wel eens geklaagd. Waarom al die indicatieprocedures? Waarom moet iemand die een kind voor de jeugdzorg aanmeldt een ander traject doorlopen dan iemand die een kind voor het speciaal onderwijs aanmeldt. Kan dat allemaal niet eenvoudiger? Het antwoord leek in eerste instantie negatief. Immers de Wet op de Jeugdzorg en de Wet op de Expertise Centra schrijven nu eenmaal elk een indicatieprocedure voor.
Verschillende organisaties in het onderwijs en de zorg onderkenden de problemen en zochten een oplossing in het op elkaar afstemmen van de indicatieprocedures. Ze vonden die oplossing in VIA Amsterdam (Verwijzing, Indicatie en Advies). Hiermee willen ze twee doelen bereiken: verschillende indicatiestellingen moeten op elkaar aansluiten; scholen en instellingen gaan samen werken aan nieuwe onderwijs-zorgarrangementen. VIA Amsterdam is voor een deel al aangelegd. Scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs weten elkaar namelijk al goed te vinden. De grote stap voorwaarts is dat vanaf 1 januari 2006 ook het speciaal onderwijs en de jeugdzorg zich hierbij aansluiten. Hiermee komt er in feite één loket voor onderwijs, speciaal onderwijs, jeugdzorg en AWBZ-zorg.
• •
Zorgplatform VIA Amsterdam sluit aan bij de al bestaande zorgplatforms. Deze spelen in het primair onderwijs al een
SAKE RIJPKEMA
Afstemmen
belangrijke rol bij de begeleiding zorgleerlingen en het zorgsysteem. Deskundigen vanuit verschillende disciplines kijken in dit zorgplatform met welke zorg een leerling het beste is gediend. Deze zorgplatforms gaan nu ook functioneren als oprit naar VIA Amsterdam, dat we op haar beurt weer kunnen zien als voorportaal voor verdere hulp aan de leerling. Bij VIA Amsterdam kijken deskundigen vanuit zorg en onderwijs met welke hulp een leerling het meeste is gediend; jeugdzorg, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of AWBZ-zorg. Vervolgens wordt de indicatieprocedure voor deze hulpvorm in werking gesteld.
Kinderen op de A.H. Gerhardschool in Amsterdam-Oost. De voordelen van VIA Amsterdam zijn evident. Scholen hebben nog maar te maken met één loket.
De voordelen van VIA Amsterdam zijn evident. Scholen hebben nog maar te maken met één loket. Dat loket heeft een goed inzicht in het zorgaanbod en kan een leerling op een snelle manier naar de juiste indicatieprocedure loodsen. Bovendien wordt er gewerkt aan een gemeenschappelijke registratie, zodat een school bij een aanmelding niet telkens weer een enorme stapel formulieren moet invullen.
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Weten wat een ander doet Het is niet eenvoudig om kinderen met ernstige gedragsproblemen aan te melden voor naschoolse hulpverlening. In de Mr. G.T.J. de Jonghschool werken docenten en hulpverleners daarom samen aan onderwijszorgprogramma’s.
D
e aansluiting tussen onderwijs en jeugdzorg kan beter. Dat geldt zeker voor het onderwijs in cluster 4, stelt schoolmaatschappelijk deskundige Suzanne van Wakeren. Van Wakeren werkt op de Mr. G.T.J. de Jonghschool. Deze school sloot een begeleidingscontract met Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam om de samenwerking tussen school en jeugdhulpverlening vorm te geven. De kinderen op de Mr. De Jonghschool doen het goed. Van Wakeren: ‘Ze zitten in kleine, gestructureerde klasjes met veel individuele aandacht. Deze kinderen hebben vaak negatieve ervaringen met het gewone basisonderwijs. Voor hen is het een verademing om hier te zijn.’ Onderwijs is voor deze kinderen echter vaak niet genoeg. Ze hebben ook psychosociale hulp nodig. ‘De
meeste leerlingen komen uit “multiproblem” gezinnen, met opvoedings- of gedragsproblemen of een onveilige thuissituatie. Een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing komt vaak voor. Dat belemmert deze kinderen in hun ontwikkeling.’
Anger control groep Naschoolse psychosociale hulpverlening, zoals therapeutische behandeling, sociale vaardigheidstraining of video-hometraining, ligt voor cluster 4 kinderen echter niet voor het oprapen. ‘Het is moeilijk om ze aan te melden voor het reguliere hulpverleningsaanbod. Er zijn wachtlijsten en instellingen vinden deze kinderen, en hun ouders, vaak te complex.’ Van Wakeren en haar collega’s besloten in deze leemte te voorzien door op school onderwijszorgprogramma’s op te zetten. ‘Dat heeft twee voordelen. We bieden deze kinderen een naschools hulpaanbod dat er nu niet is en we zorgen tegelijk voor betere aansluiting tussen zorg en onderwijs.’ Want de onderwijszorgprogramma’s vormen een gedeelde verantwoordelijkheid van school en jeugdzorg. ‘We werken samen met Bureau Jeugdzorg, jeugdhulpverleningsinstellingen en kinder- en jeugdpsychiatrie. Sinds twee jaar doen we bijvoorbeeld samen met jeugdhulp-
6
verleners van Mentrum een “anger control groep”. Onze leerlingen zijn vaak snel boos. Ze moeten leren om controle te krijgen over hun gedrag. In deze groep leren de kinderen hun emoties te beheersen, zodat ze minder snel boos hoeven te zijn.’ De Mr. De Jonghschool werkt ook samen met Altra en Spirit. Van Wakeren: ‘Op de school werkt een medewerkster van Altra die ouders adviezen geeft over de opvoeding. En de hulp van Spirit roepen we in als een gezin extra opvoedingsondersteuning nodig heeft. Dat verloopt prima.’
Continuïteit Van Wakeren is blij met de ‘zorgarrangementen’ waarin onderwijs en jeugdzorg samenwerken. ‘Daardoor weet je van elkaar waar je mee bezig bent. Het gaat om continuïteit van zorg. Het heeft geen zin als een jeugdhulpverlener een half jaar één uur per week een kind in behandeling heeft en de behandeling vervolgens afsluit zonder daarover met school te spreken. Je kunt dan geen ervaringen uitwisselen of elkaar adviezen geven. Dat is een gemiste kans.’
Meer informatie: www.bjaa.nl
DOOR: EVELIEN HOEKSTRA
Via de Gouden Ster naar school De sociaal-emotionele vaardigheidstraining voor kinderen op ’t Kabouterhuis-West is een succes. Samen met de prof. Waterinkschool bereidt ’t Kabouterhuis tien kinderen voor op de stap naar het onderwijs. Behandelcoördinator Karin Vermeulen: ‘De kinderen bleken onvoldoende voorbereid op de schoolsituatie. Voor hen hebben we deze training opgezet.’
D
SAKE RIJPKEMA
e kinderen zitten samen in de groep de Gouden Ster en komen naast zes dagdelen onderwijs op de prof. Waterinkschool nog twee middagen bij elkaar voor een speciaal trainingsprogramma in de behandelgroep. Volledig onderwijs kunnen zij nog niet volgen vanwege hun gedrags- of ontwikkelingsproblemen. In de groep wordt er met de kinderen gewerkt aan zelfstandigheid, samenwerken en het functioneren in een groep. ‘Zo heeft iedereen een eigen kastje met een lijmpotje en potloden. De kinderen beheren zelf de spullen en moeten er voor zorgen dat er niks kwijt raakt. Ook nemen de kinderen zelf brood mee, zoals op alle scholen.’ De leerlingen oefenen ook om samen te werken. ‘Laatst hadden we een aankleedwedstrijd. Van elk koppel moest een kind een muts, een jas en schoenen aantrekken. Ze moesten overleggen wie dat ging doen. Het ging fout bij sommige kinderen toen bleek dat ze zich alle twee aangekleed hadden, in plaats van een van de twee.’
Doorstroming Het programma van de Gouden Ster duurt een half jaar. De eerste groep is in januari/februari klaar, de tweede groep voor de zomervakantie. Voor de eerste groep levert dit soms een doorstroomprobleem op omdat er halverwege het schooljaar weinig plaatsen meer zijn in het onderwijs. De tweede groep stroomt makkelijker door omdat zij in het nieuwe schooljaar beginnen. Verder zorgt de verschillende wetgeving soms voor obstakels. ‘Wij moeten voldoen aan de eisen van de Wet op de Jeugdzorg, terwijl prof. Waterinkschool zich moet houden aan de onderwijswetgeving. Het gevolg is dat we
Kinderen van de Gouden Ster. Hier wordt gewerkt aan zelfstandigheid, samenwerken en het functioneren in een groep.
voor het kind twee plannen schrijven, een hulpverleningsplan en een schoolhandelingsplanning.’
Geïntegreerd ’t Kabouterhuis en de prof. Waterinkschool zoeken steeds weer naar een geïntegreerd aanbod van onderwijs en behandeling. Doordat de groep van de Gouden Ster bij elkaar blijft tijdens het onderwijs en de trai-
ning, is er veel contact over de individuele kinderen. Het liefst zou Vermeulen het concept van de Gouden Ster ook willen openstellen voor kinderen van buiten. ‘Je zou dit programma kunnen opzetten op andere scholen, zodat de leerlingen daar op kunnen blijven en ze twee dagdelen deze training krijgen.’
Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Herstart moet de leerling plezier geven in school ’Kinderen moeten hier weer met plezier naar school gaan’, zegt Sander Jacobs. Hij is coördinator van de projecten “Herstart” en “Op de Rails” op de A.H. Gerhardschool. Beide projecten moeten voorkomen dat leerlingen thuis zitten. Het is een succes.
‘H
et gaat er natuurlijk in de eerste plaats om dat de leerling weer op school komt, maar daarvoor is het wel belangrijk dat je het vertrouwen van ouders herstelt.’, zegt Jacobs in zijn kantoor. ‘Vaak geloven ze niet meer in de vele instanties waar ze al met hun kind zijn geweest. En ze kijken soms vreemd aan tegen een cluster 4-school. “Dat is een school voor gekke kinderen. Daar hoeft mijn kind toch niet naar toe.” Wat dat betreft is “Herstart” ideaal. Dat is namelijk in principe een tijdelijk project. Ouders weten dat het project na dertien weken eindigt. In die tijd kunnen wij werken aan het vertrouwen. Uiteindelijk blijkt dat zo’n 90 procent van
de leerlingen van “Herstart” hier uiteindelijk ook blijft. Met instemming van de ouders, want die zien ook dat hun kind weer met plezier naar school gaat.’
Amsterdam. In het voortgezet onderwijs lopen de procedures overigens anders.
Cognitief Thuiszitters “Herstart” startte vorig schooljaar en had als doel thuiszitters weer op school te krijgen. Zij kunnen bij “Herstart” terecht en tegelijk start een indicatieprocedure voor een cluster 4-school. Deze procedure wordt afgerond binnen de projectplaatsing van dertien weken. Sinds dit schooljaar loopt er een soortgelijk project, “Op De Rails”. Dit is bedoeld voor leerlingen die niet meer te handhaven zijn op de eigen school en al thuis zitten of thuiszitter dreigen te worden. Ook hoeft het niet duidelijk te zijn of de leerling uiteindelijk wel of niet in cluster 4 in zal stromen. Zij volgen gedurende het project wel lessen op een cluster 4-school tot duidelijk is wat er verder met hen moet gebeuren. Ander belangrijk verschil is dat de leerplichtambtenaar naar “Herstart” toe leidt. Bij “Op De Rails” is dat VIA
7
Wat doet de A.H. Gerhardschool nu met thuiszitters? Jacobs: ‘We willen ten eerste dat het kind weer met plezier naar school gaat. Ten tweede werken we aan het gedrag van de leerling en ten derde komt het cognitieve aspect aan de orde. De leerling moet ook iets leren.’ Jacobs benadrukt dat leerlingen van “Herstart” en “Op de Rails” niet worden behandeld als “projectleerling”. Ze stromen in een reguliere klas in en daar blijven ze vaak ook. Verder maakt de Gerhardschool de rapporten klaar voor de Commissie van Indicatiestelling die de uiteindelijke beslissing neemt of het kind op een cluster 4-school geplaatst kan worden. In 90 procent van de gevallen valt die beslissing dus positief uit.
Meer informatie: REC BovenAmstel: tel.: 020 – 555 83 33.
Steunpunt Autisme wil zoveel mogelijk helpen Het steunpunt Autisme is er zowel voor scholen, leerkrachten als ouders van kinderen tussen de vier en achttien jaar met een stoornis in het autistisch spectrum. Maar wat doen ze nu precies voor het primair onderwijs? Een gesprek met Simon Klein van het Steunpunt Autisme. ‘Voorlichting, advies en ondersteuning geven. Dat zijn de drie belangrijkste taken.’
I
n veel gevallen is het de leerkracht of de intern begeleider die contact met ons opneemt. Zij hebben het vermoeden dat er bij een leerling sprake is van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). Klein: ‘Er kan dan eerst een observatie van de leerling in de klas plaatsvinden en vervolgens een nagesprek. Dat doen de medewerkers van het Steunpunt. Als wij het vermoeden van ASS onderschrijven, moet er een diagnose worden gesteld. Dat wordt niet door ons gedaan, maar door een kinderpsychiater of gespecialiseerde psycholoog die het kind test.’ Iedereen die te maken heeft met kinderen of leerlingen met een Autisme Spectrum Stoornis kan bij het Steunpunt terecht. ‘Als je naar het primair onderwijs kijkt, zijn dat in de praktijk leerkrachten, interne begeleiders en ambulant begeleiders. Wij bieden (team-) voorlichting, studiedagen en cursussen. Daarnaast geven we vanzelfsprekend ook informatie aan ouders over scholen. Welke school past het best bij het kind? Welke scholen hebben ervaring met autisme? Wat zijn de mogelijkheden voor aanvullende hulp?’
T E K S T: T A M A R A F R A N K E
Toverwoord
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Giovanni Vroom (12 jaar), cliënt van Dion Forrer, schoolmaatschappelijk werker
c
’Ik wil tekenaar worden’ ‘Zojuist heb ik een toets gehad, een IQ-test. Die ging wel goed, volgens mij. Ik had niet echt het idee dat het verkeerd ging. Alles gaat hier wel goed op deze school (AH Gerhardschool – red.). Het is gewoon een goede school omdat je allerlei leuke vakken krijgt, zoals handenarbeid, muziek en gym. Dat had ik op mijn oude school niet, behalve gym dan natuurlijk. De leukste vakken vind ik gym en handenarbeid. Ik werk namelijk graag met mijn handen. Het stomste vind ik rekenen omdat ik dat niet altijd snap. Maar dat gebeurt niet meer zo vaak. Nu snap ik het vaak wel. ‘Ik zit nu twee, drie jaar op de Gerhardschool. Hiervoor zat ik eerst op een andere school, maar daar ging het niet goed. Ik werd snel boos en had vaak ruzie. En de juf gaf me ook nog eens overal de schuld van. Daarom heeft m’n moeder me van die school af gehaald. Het ging gewoon niet.
‘Ik kwam toen eerst op de Bets Freijlingschool, maar uiteindelijk kwam ik hier terecht. Nu gaat het beter. Ik word ook niet meer zo vaak boos, want daar bereik je gewoon niets mee. Dat heb ik moeten afleren bij meester Dion. Hij had een soort thermometer waar ik telkens een pion op moest zetten als ik boos werd. En meester Dion kwam ook bij ons thuis om te praten met mij en m’n moeder. Dan ging het over wat wel en wat niet goed ging op school. Hij sprak ook wel eens alleen met m’n moeder, maar waar dat over ging weet ik niet. ‘Als ik klaar ben met deze school, wil ik naar het Atland. Dat is ook een speciale school. Maar uiteindelijk wil ik tekenaar worden, want ik maak graag graffiti. Wie weet lukt dat ook.’
‘Uitgangspunt van het Steunpunt is dat we zoveel mogelijk willen helpen bij het realiseren van goede begeleiding voor een kind binnen het onderwijs. Juist daarom geven we voorlichting en studiedagen het liefst aan een heel schoolteam omdat iedereen met dit kind te maken krijgt. Een algemene voorlichting duurt ongeveer anderhalf uur en gaat kort in op wat autisme is, waar het vandaan komt en hoe je ermee om kunt gaan. Een studiedag gaat dieper op alle facetten in waarbij ook eventuele medicatie, gedragsproblemen en praktische invulling van lessen worden behandeld. Maar ook het gebruik van lesmateriaal en hoe om te gaan met bepaald gedrag van het kind.’ ‘Het belangrijkste is het kweken van begrip en inzicht en van daaruit het aanbrengen van structuren, zowel in de klas, de lessen, het organiseren van de pauze als ook het huiswerk. Een cursus duurt vijf middagen en is specifiek bedoeld voor de leerkrachten en begeleiders. Maar alle begeleiding is er op gericht dat leerkrachten en anderen betrokkenen leren hoe ze het kind zo zelfstandig mogelijk kunnen laten werken. En structuur aanbrengen is daarbij het toverwoord.’
Het Steunpunt Autisme houdt elke donderdagochtend een telefonisch spreekuur. Luna Beukema: Tel.: 06 - 125 232 73 & Simon Klein: Tel.: 06 - 484 213 05 website: www.recbovenamstel.nl
c 8