koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen
koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en Constantijn Huygens Instituut intellectuele geschiedenis
voor tekstedities en intellectuele geschiedenis
jaarverslag
20 03
eissimmocspahcsneteW -netew ed tgaard tsaanraaD .dgidonegtiu jaarverslag ihc teh nen av intellectuele ammargorp kgeschiedejileppahcsnetew teH naa jiHet b gehet lrevintellectuele o ne seivHuygens da aleven iv eisvormgegeven. sInstituut immocspavoor hcs tekstedities van Constantijn e Nederlandse tde emnulde, gelrevtweede o Akademie ni edeen mderde dvan nats tot tmok -ew neop kjilepnis pah(chi) csnDe eis tew teonderzoeksinstituut h nav gnivan mokhet dnachi tstvan ozijn t ede dgehuisvest een werkgroepen Koninklijke -eb nWetenschappen 00opgericht 2 Haag. ni dnSommige ona tseeen b ezfusie eD .van eissienkemmocspahcsnet epeorgkrewvan ed tde saaKoninklijke N .ihHet c tehis nop av1djanuari ieleb 1992 verdieping (knaw). Bibliotheek in 3Den medewerkers tienaar tGogh isrevConstantijn inMuseum uskjiR( te kHuygens jiAmsterdam. D nav .(1596H .In rd .forp tiu -imdale -rkleinere eeelders heb gngestationeerd, iledfa nee en revprojecten obijvoorbeeld ihc teh en tkihgenoemd zijn incshet Van instituten tamet airatde ercKoninklijke es needereverschillende vo nBibliotheek e eitartsinaspecten .F.Dvan .gevoerd J .rde d werkzaamheden .foover rp tijdelijke ,.i.a rettizhuisvesroovhet,)negninorG 2003 werd overleg 1687), in .wiens persoon van ,fundamenteel )madvan retsm tonderzoek ieIn tisrde eviloop nUbetreffenevan jirV2004 ( ameslaH nav -egtiuInstituut nedelders row worden ihvanwege c teh nbelichaamd. ende nibherindeling eid neHet tcejochi ren p verricht everbouwing D ting deAkb. e k e i l o h t a K ( l e o P r e d n a v . M . Gkb .M .rd .forp -idetsde ketde leeontsluiting dchi etsvoor toorgde tvan eh– rvoorlopig o o v n e f f e r t e b d r e o v zal het onbekende – duur van de reconstructie van de bronnen. Hoofddoelstellingen zijn: het verzorgen en (doen) negnuitvoeren I nav .J.F .van rd .f2projecten orin p Den ,)negHaag. em neteouitgeven m tferteworden bvan djiTwetenschappelijke eondergebracht wueiN ed taw rop otekstedities, ohet V .sadres eit Bezuidenhoutseweg het opjiN hettietisrevinU tijdelijk .J.J .rdvan .foeen rp ,bijdrage )madretsaan mA de tietheotisrevinU ejirV( :nediegebied hcsredvan no de nedintellectuele row seitide geschiedenis, netroos eirdhet leveren -tiu-erievorming .G.instrumenten C .rd .forp neten )thbehoeve certU tievan tisrde evinU( keolK iduts ed ,evop agbeide tiu ehgebieden csitirk-hcen sirohet tsihleveren ed van Internationaal -eb nontsluiting maduitgevoerd retsmA nav tvanuit ietisreveen inU( ffohreeM jDe iz ewetenschappelijke ewt etsvan ree bronnen. eD .eitidteksteditie eseel ed newordt evag door het .)chi eD .kinternationaal eilbDe uphierboven kjileppaperspectief, hcgeformuleerde snetew nemaar e roodoelstellingen v dlebetrekking od met tot nauw het nationale culturele erfzijn met elkaar verweven. kjilepHet pahchi csNationaal neverstaat tew neeonder sneinternationaal enintellectuele eve tfeeg eitwil igeschiedenis deshet eel Instituut de geschiedenis intellectu- ezjiwkreW goed. en door middel van vanhet de organisatie nee roele ovleven, dledeelname odede b rol si radie aaan mdaarin ,congressen, tsket werd edroogespeeld wsymposia tnarev door dpersonen row tuuten itsbijdragen ninstellingen, I teh netot nnde ide b theokeozredno teH van en entstudiedagen stron i l e w n e , e z j i w e g i t a m t c e j o r p pde o dreovegtiu . k e i l b u p d e e r b mingen, rievorming de op methoden het gebied en van technieken, de wetenschappelijke de communicatie teksteditie tussenen intellectuelen, de intellectuele -neDe wuwetenschappelijke eop eledeze ddiMgebieden peorgkrein w de ed :praknegniledfa eewt ecnasproductie, sianeR-newverspreiding ueHet eledchi diMstreeft pereceptie oernaar rgkrewnieuwe geschiedenis. en vaneDteksten. inzichten teksteditie .djiTgeschiedenis, ewueiN peoaangezien rgkrew ediedere ne ecnassianeR atijk a koteoniet seitilos detsworden ket naa gezien evlahebvan hcizdetdintellectuele jiw -na nmoet brengen. neculturele e roov kjiomgeving lcontacten edroowtnen amet reniet v sdiverse i onafpeorgkrew eklE slaoz(tekst gnichi tisiuontstaan lsonderhoudt tnonennenorheeft b rechtstreeks navgefunctioneerd nemrovenervia ed in Het de een werkgroepen iideMhankelijk e a c i d n a l r e d e N s i t a t i n i t a L n o c i x e L t e h d r e o v e g t i u n e d r o w e i d , n e t c e j orinp)leed( latnaa wetenschappelijke instellingenkan in binnenbuitenland. is het is eenveelal kwestie daarvan beschouwd worden;en ook de literaireSoms productie ezeAcadémique D .srekreweInternationale dem kjileppah(uai), csnetew rood -ni edgebed navpatronage, din eibhet eg tintellectuele ehzoals po nein tcehet joleven. rpgeval naa nvan e )ivde eA Union van eksamenwerking, jieen ledjifunctie t ni sleevervullen d in neeen tsnenkel eiten d etdiensgeval av ni sleed njiz po edsoms neHet gggaat ezchi liw taom dmet ,sintensieve inezijn deihonderzoeksprogramma csegwetenschappelijke eleutcellet wil het hvan navde sinNederlandse eeen deihbilateraal cseg edrcultuur. eeonderzoeksprogramma sabeg nVoor etskede t periode -letniste tcejomet rpvan kleen Ede .tcbuitenlands eMiddeleeuwen jorp teh nainstituut. v ruuen d ede d roov tsneid istesprake van gnivan lletsde leoFédération d eneaangezien meglaInternationale ed een naagroot tsteoteg tdrow peorgRenaissance krewerkgroep w ed navmoet neMiddeleeuwen-Renaissance tcedeze jorp doelstelling eD .nevel eleruim utcelworden De is lid gehanteerd, ,seitiddeel etskInstituts et het laleeintellectuele vd’Etudes nefferteMédiévales bleven djiTtoen ew(fidem) ueiNnieten ,gheeft nlandsgrenzen aleb een kjilesamenwerkingsverband ppagebonden hcsnetew was. ;tuutWel itsnI teh nav des van nog aan nedrow component taatluLexicon serdnibevatten. een dgohet oebproject ne gninnalpsdjit esdnazal lredinede N tNederlandse eh raaelk n keonderzoeksproject ozrOnderzoekschool edno teh tem reen aamMediëvistiek. beginsel Nederlandse met Het ed Voor nennibelangstellenden b kSemitico-Latinus’ oo un tdrow em sinmaken aerinofolders twdeel eN over -fa ez‘Aristoteles dhet jitneen eInstituut ssuinternationaal t gidonbeschikbaar oz ne dproject letsein gtsvan av nerovet nav uit svan zijn het -in sinedNederlands, edeihcuai. seg Het ed naproject v gnDuits, ire‘Artes-faculteit’ duthet seb eEngels d naa gen ngeschiedt ilhet ed Frans. orpAlgemene k l e n a a t d r o w n e e m e g l a t e h nI .tsapegnaa het en actuele informatie samenwerking met het Institut .neRecherche vhet egegchi mrisovte evel eleop utcde edes llewebsite tnTextes i teh nvan av hetteInstituut: rParijs. oovreihHet ;http://www.chi.knaw.nl. nedErasmus-project nobrev eissimmoenctchet ejorp nee tcej de etnvinden d’Histoire (irht) over utitde snIuai. tehVoor netiuhet b nErasmus-proav negidnuksed nedrow -eg nGrotius-project jiz ihc teh nav ressorteren nepeorgkreonder w eD de patronagetuvan
Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) drs. N. Bakker, wetenschappelijk projectassistent
(020) 570 52 53
[email protected]
dr. J. Bloemendal, onderzoeker
(070) 331 58 25
[email protected]
drs. P. Boot, alfa-informaticus
(070) 331 58 04
[email protected]
dr. H. Brinkman, onderzoeker
(070) 331 58 12
[email protected]
dr. P.G. de Bruijn, senior onderzoeker
(070) 331 58 10
[email protected]
drs. P.J.W.R. van Eekelen, AIO
(030) 253 83 40
[email protected]
drs. M.J. Eijgenraam, medewerker onderzoek
(070) 331 58 26
[email protected]
drs. B.R.I. Van Elsacker, junior onderzoeker
(070) 331 58 06
[email protected]
dr. J.A.W. Gielkens, onderzoeker
(070) 331 58 09
[email protected]
dr. M. Gumbert-Hepp, onderzoekleider
(070) 331 58 35
[email protected]
drs. E.G.P. Huijing, onderzoeker
(070) 331 58 15
[email protected]
dr. L.A.M. Jansen, onderzoeker
(020) 570 52 06
[email protected]
dr. H.G.M. Jorink, junior onderzoeker
(070) 331 58 41
[email protected]
drs. P.W. Kegel, junior onderzoeker
(070) 331 58 17
[email protected]
drs. H. van Kempen, AIO
(070) 331 58 08
[email protected]
dr. A. Kets-Vree, plaatsvervangend directeur; onderzoekleider (070) 331 58 32
[email protected] C.I. Klützow, medewerker DTP
(070) 331 58 01
[email protected]
S.J. Landmeter, beheerder
(070) 331 58 05
[email protected]
dr. J.C.A. Luijten, onderzoeker
(020) 570 52 19
[email protected]
dr. H.J.M. Nellen, senior onderzoeker
(070) 331 58 21
[email protected]
dr. A.M.I. van Oppenraay, onderzoeker
(070) 331 58 38
[email protected]
drs. M. van Oosterhout, AIO
(024) 361 28 46
[email protected]
drs. L.C. Palm, senior onderzoeker
(030) 253 82 83
[email protected]
dr. L.L.E. Schlüter, junior onderzoeker
(070) 331 58 14
[email protected]
drs. S. Surdèl, wetenschappelijk projectassistent
(070) 331 58 42
[email protected]
dr. M.J. Teeuwen, onderzoeker
(070) 331 58 07
[email protected]
drs. B. Thijs, junior onderzoeker
(070) 331 58 18
[email protected]
dr. J. Trapman, senior onderzoeker
(070) 331 58 31
[email protected]
G. van Veen, netwerkbeheerder
(070) 331 58 11
[email protected]
dr. H. Wals, directeur ad interim
(070) 331 58 00
[email protected]
P.R. Werinussa, management assistent
(070) 331 58 00
[email protected]
dr. O. Weijers, bijzonder onderzoeker
(070) 331 58 24
[email protected]
dr. L.S. Wierda, onderzoeker
(050) 527 32 23
[email protected]
koninklijke akademievan van wetenschappen koninklijkenederlandse nederlandse akademie wetenschappen
Constantijn Huygens Instituut Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en voor tekstedities en intellectuele geschiedenis intellectuele jaarverslaggeschiedenis 2003 jaarverslag 2003
Constantijn Huygens Instituut ™ Den Haag 2004
4 Inleiding 10 Het Constantijn Huygens Instituut 18 Projecten Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi Artes-faculteit CIVICIMA Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance Aristoteles Semitico-Latinus/Avicenna Latinus Historische bronnen van Egmond Gruuthuse-handschrift Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden Middelnederlandse Lancelotromans Erasmus: Opera Omnia Europa Humanistica Emblemata Academiebibliotheken in Franeker en Groningen Hugo Grotius: Dichtwerken Biografie van Hugo Grotius Brieven in Remonstrantse archieven G.J. Vossius: Poeticae institutiones Antoni van Leeuwenhoek: Brieven Newtonianisme in de Republiek Johannes Antonides van der Goes: Ystroom (1671) Guido Gezelle: Nagelaten en ongebundelde lyriek Vincent van Gogh: Briefwisseling Herman Gorter: Lyrische poëzie (1886-1905) Herman Gorter: Correspondentie Willem Elsschot: Volledig Werk Willem Frederik Hermans: Volledige Werken 49 Thema 53 Publicaties 59 Overige activiteiten 65 presentaties ™ Vertegenwoordigingen ™ Stages 66 Zusammenfassung ™ Summary ™ Résumé 76 Illustratieverantwoording
Inleiding
4
jaarverslag chi ™ 2003
2003
was voor het Constantijn Huygens Instituut een productief jaar. Het wetenschappelijk personeel van het Chi was verantwoordelijk voor de publicatie van 19 boeken, tijdschriftafleveringen en webedities, 41 artikelen en 7 recensies. Het verschijnen van enkele van deze publicaties ging met feestelijkheden gepaard. Op 14 november werden in de Koninklijke Bibliotheek maar liefst vijf nieuwe boeken ten doop gehouden. In het kader van het project ‘Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie’ verscheen De Middelnederlandse Perceval-traditie van Soetje Ida Oppenhuis de Jong. Van de kritische leeseditie van het Volledig Werk van Willem Elsschot (bezorgd door Peter de Bruijn i.s.m. met Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter) verschenen de delen 7 en 8, Pensioen en Het Tankschip, nadat eerder in het jaar al de delen 5 en 6 – Kaas en Tsjip/De Leeuwentemmer – in het AMVCLetterenhuis in Antwerpen waren gepresenteerd. Mariken Teeuwen presenteerde haar The vocabulary of intellectual life in the middle ages, het tiende, afsluitende en samenvattende deel van het project CIVICIMA (Comité International du Vocabulaire des Institutions et de la Communication Intellectuelles au Moyen Age). Dit project bestond sinds 1985 en het werd, onder leiding van dr. O. Weijers, gesteund door een internationaal netwerk van geleerden. Als geschenk voor de aanwezigen en voor andere relaties van het Chi verschenen op 14 november ten slotte – in een fraai vormgegeven boekje onder de titel De tekst bij u thuis – de lezingen die Paul Schnabel en Nelleke Noordervliet hielden tijdens de viering van het tienjarig bestaan van het Instituut op 19 december 2002. >
het constantijn huygens instituut
5
Niet alleen drukwerk werd op 14 november ten doop gehouden. De alfa-informaticus van het Chi, drs. P. Boot, introduceerde met een virtuele rondleiding de nieuwe, door Zeezeilen te Amsterdam vormgegeven website van het Instituut: www.chi.knaw.nl. De nieuwe website moet het actieve en interactieve visitekaartje van het Chi worden, waarop niet alleen informatie wordt verstrekt over doelstelling, projecten, medewerkers en publicaties van het Instituut, maar waar ook digitale publicaties een plaats vinden. Een van deze elektronische publicaties is de digitale versie van het eerder in de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden in druk uitgegeven Geraardsbergse Handschrift. Ook Hugo Grotius’ bijbelse drama Sophompaneas en een voorlopige werkeditie van Antonides van der Goes’ Ystroom staan intussen op de website van het Chi. Daarnaast wordt in het kader van het ‘Emblem Project Utrecht’, waarmee het Chi een samenwerkingsverband heeft, een webeditie aangeboden van Cats’ Sinneen minnebeelden (eerder in druk verschenen in de reeks Monumenta Literaria Neerlandica). In hun digitale vorm zijn deze edities verrijkt met extra hulpmiddelen voor wetenschappelijk onderzoek. De andere grote Chi-presentatie vond plaats op 10 december in de aula van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Drie nieuwe delen van de Erasmi Opera Omnia werden gepresenteerd en aangeboden aan de president van de Knaw, 6
prof. dr. W.J.M. Levelt. Het betrof twee delen uit de Annotationes in Novum Testamentum, bezorgd door respectievelijk P.F. Hovingh en M.L. van Poll-van de Lisdonk, en een deel van de Apologiae, bezorgd door E. Rummel en E. Rabbie. Prof. dr. Rummel van de University of Toronto (Canada) hield een voordracht ‘Carpet citius aliquis quam imitabitur: The critical reception of Erasmus’ Annotations’. De tekst van deze lezing werd als boekje aan de aanwezigen uitgereikt. De Erasmus-editie is een van de vele Chi-projecten die in nationale of internationale samenwerkingsverbanden met universiteiten, andere wetenschappelijke instellingen en deskundigen worden uitgevoerd. Deze samenwerkingsverbanden werden in 2003 verstevigd en uitgebreid. Zo werd het gemeenschappelijk onderzoeksprogramma met het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (Irht/CNRS) te Parijs vernieuwd. De eerder begonnen besprekingen over een internationaal Graduiertenkolleg (een begeleid promotietraject voor 12 tot 16 promovendi op het gebied van de editiewetenschap) werden voortgezet: in mei vond op het Chi een gesprek plaats tussen de initiatiefnemers van deze postdoctorale opleiding, prof. dr. Th. Bein en prof. dr. A. Gellhaus (beiden van de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen) en dr. A. Kets-Vree, dr. M. Gumbert-Hepp en dr. J.A.W. Gielkens namens het Chi. Het Chi heeft zich jaarverslag chi ™ 2003
bereid verklaard een bijdrage te leveren aan het Graduiertenkolleg. Uitvoering van het project is afhankelijk van een financiering door de Deutsche Forschungsgemeinschaft. In samenwerking met de Katholieke Universiteit Nijmegen (Faculteit der Letteren, Griekse en Latijnse Taal en Cultuur) werd een promotieproject gestart over Hugo Grotius’ late Latijnse poëzie, de Posteriora. Het Chi zal ook medewerking verlenen aan het door een programmasubsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) mogelijk gemaakte project ‘De constructie van het Nederlands literair verleden: Ordening, evaluatie en presentatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw’ o.l.v. prof. dr. M. Mathijsen (Universiteit van Amsterdam). Het aan dr. J. Bloemendal toegewezen NWO-Vidi-project ‘Latijnstalige en volkstalige cultuur. Theater en publieke opinie in de Nederlanden (ca. 15101625)’ zal worden uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (Faculteit Geesteswetenschappen). Verder werd er besloten tot samenwerking met de Deltareeks. In deze reeks verschijnen nieuwe edities van oudere en klassieke werken uit de Nederlandse literatuur, op basis van een samenwerkingsverband van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Stichting Nederlandse Literaire Klassieken, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de Werkgroep Literaire Uitgevers het constantijn huygens instituut
en het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. Meer dan in de afgelopen jaren hielden de medewerkers van het Chi zich bezig met kennisoverdracht. Een van de manieren om kennis over te brengen is het opleiden van aankomende wetenschappers. Het Chi biedt daarvoor regelmatig bij enkele projecten stageplaatsen aan. In een speciaal katern in dit jaarverslag vertellen voormalige stagiairs over hun ervaringen. Stagiairs worden ook geworven tijdens de presentaties die medewerkers van het Chi geven aan bezoekende groepen van vooral letterenopleidingen van Nederlandse en Vlaamse universiteiten. Er is ten opzichte van de voorbije jaren een duidelijke stijging te zien van dit soort presentaties en van het aantal lezingen en gastcolleges dat op en buiten het Chi werd verzorgd. Ook het congresbezoek werd geïntensiveerd. Voor het eerst in zijn bestaan organiseerde het Chi op het tweejaarlijkse congres van de Amerikaanse Society for Textual Scholarship in New York een eigen panel, onder de titel ‘Made in Holland: On editing Vincent van Gogh, Hugo Grotius, and Antoni van Leeuwenhoek’ (maart). Oorspronkelijk was het de bedoeling dat zes Chimedewerkers aan het congres zouden deelnemen, van wie drie met een bijdrage aan het panel. Vanwege de dreigende oorlog in Irak besloot een deel van de Chi-afvaardiging niet naar New York te gaan, zodat uiteindelijk drie personen overble7
ven. H.J.M. Nellen hield zijn eigen lezing, J.A.W. Gielkens die van L.A.M. Jansen en H. Brinkman die van L.C. Palm. Kleinere delegaties namen onder andere deel aan het congres ‘New Technologies, Old Texts’ in Leicester (juli), aan het Vijftiende Colloquium Neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek in Groningen (augustus) en aan het colloquium ‘The Book as Artefact’ van de European Society for Textual Scholarship in Kopenhagen (november). Al bijna een traditie is de studiedag Tekstgenese, die sinds een aantal jaren in het najaar in Antwerpen wordt georganiseerd in een samenwerkingsverband van het Chi met het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen, het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudies van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (CTB-KANTL) in Gent, de Werkgroep Genese en de Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent. Dit jaar was het thema van de studiedag ‘De geboorte van het vers’. Een delegatie van het Chi bracht in november een kennismakingsbezoek aan het jonge Vlaamse zusterinstituut CTB in Gent; een tegenbezoek is voor 2004 gepland. Het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis verrichtte al deze activiteiten met 26,5 formatieplaatsen (0,7 meer dan in 2002), verdeeld over ca. 35 medewerkers. Van deze formatieplaatsen werden er 19,2 8
ingenomen door wetenschappelijk personeel. Het exploitatietotaal over 2003 bedroeg ¤ 1.618.500. Van dit bedrag werd 84% ter beschikking gesteld door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de rest komt onder andere uit externe subsidies (bijvoorbeeld van NWO). 2003 was dus voor het Constantijn Huygens Instituut een jaar van doorwerken, afronden en publiceren, maar ook van wachten op een nieuwe directeur. Nog in 2002 was, wat dit laatste betreft, een Benoemings Advies Commissie (BAC) in het leven geroepen, die bestond uit prof. dr. F.P. van Oostrom (voorzitter), prof. dr. H.A.G. Braakhuis (directeur a.i. van het Chi), prof. dr. H. van Dijk (voorzitter a.i. van de Wetenschapscommissie van het Chi), dr. A. Kets-Vree en G. van Veen namens het personeel van het Chi en drs. C.H. Moen en S. Premchand namens de Knaw. Uit de sollicitatieprocedure kwam een kandidaat naar voren wiens mogelijke directeurschap door het hele personeel werd begroet. Maar in de loop van de zomer werd duidelijk dat de beoogde nieuwe directeur met de Knaw geen overeenstemming kon bereiken over de voorwaarden waaronder het directeurschap gestalte moest krijgen. Mede naar aanleiding van deze ontwikkeling benoemde het Bestuur van de Knaw een commissie ‘Toekomst Chi’ onder voorzitterschap van prof. dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, die zich moest beraden over de toekomst en de jaarverslag chi ™ 2003
mogelijkheden van het Chi. Deze commissie, bestaande uit de leden prof. dr. H.J. Bennis (directeur van het Meertens Instituut-Knaw), prof. dr. H.A.G. Braakhuis en J. van ’t Hek (Knaw) en de adviserende leden prof. dr. W.J. van den Akker (Universiteit Utrecht; vanaf 1 november directeur Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen van de Knaw) en prof. dr. F. Willaert (Universiteit Antwerpen), bracht op 31 oktober haar rapport uit. Het personeel, de Onderdeelcommissie en de Wetenschapscommissie van het Chi keerden zich tegen een deel van de analyses en de conclusies uit het rapport-Schenkeveld en onderschreven het minderheidsrapport van prof. dr. F. Willaert. Op grond van deze ontwikkeling nam het Bestuur van de Knaw eind 2003 het besluit, dr. H. Wals (adjunct-directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis-Knaw) per 1 februari 2004 voor de duur van twee jaar en voor drie dagen per week te benoemen tot directeur van het Chi en dr. A. Kets-Vree tot plaatsvervangend directeur. De nieuwe directie heeft de opdracht gekregen de bedrijfsvoering van het Instituut te verbeteren. Prof. dr. H.A.G. Braakhuis, sinds februari 2002 interim-directeur, kondigde tegen het einde van het verslagjaar aan dat hij het Chi per 1 februari 2004 zou verlaten. Het Constantijn Huygens Instituut is Henk Braakhuis dankbaar voor de steun die hij de medewerkers tijdens de uitoefening van zijn functie heeft gegeven. het constantijn huygens instituut
9
Het Constantijn Huygens Instituut
10
jaarverslag chi ™ 2003
Het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (chi) is een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw). Het is op 1 januari 1992 opgericht na een fusie van enkele kleinere instituten en projecten en genoemd naar Constantijn Huygens (1596-1687), in wiens persoon de verschillende aspecten van de werkzaamheden van het Instituut worden belichaamd. Het chi verricht fundamenteel onderzoek betreffende de ontsluiting van bronnen. Hoofddoelstellingen zijn: het verzorgen en (doen) uitgeven van wetenschappelijke tekstedities, het uitvoeren van projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis, het leveren van een bijdrage aan de theorievorming op beide gebieden en het leveren van instrumenten ten behoeve van de ontsluiting van bronnen. De hierboven geformuleerde doelstellingen zijn nauw met elkaar verweven. Het chi verstaat onder intellectuele geschiedenis de geschiedenis van het intellectuele leven, de rol die daarin werd gespeeld door personen en instellingen, de stromingen, de methoden en technieken, de communicatie tussen intellectuelen, de productie, verspreiding en receptie van teksten. De wetenschappelijke teksteditie moet niet los worden gezien van de intellectuele geschiedenis, aangezien iedere tekst is ontstaan en heeft gefunctioneerd in een culturele omgeving en niet onafhankelijk daarvan beschouwd kan worden; ook de literaire productie is veelal ingebed in het intellectuele leven. Het chi wil met zijn onderzoeksprogramma een functie vervullen ten dienste van de Nederlandse cultuur. Voor de periode van de Middeleeuwen en de Renaissance moet deze doelstelling ruim worden gehanteerd, aangezien een groot deel van het intellectuele leven toen nog niet aan landsgrenzen gebonden was. Wel zal in beginsel elk onderzoeksproject een Nederlandse component bevatten. Voor belangstellenden zijn er folders over het Instituut beschikbaar in het Nederlands, het Duits, het Engels en het Frans. Algemene en actuele informatie over het chi is te vinden op de website van het Instituut: http://www.chi.knaw.nl.
het constantijn huygens instituut
11
Wetenschapscommissie Het wetenschappelijk programma van het chi komt tot stand mede in overleg met een wetenschapscommissie. Deze bestond in 2003 uit prof. dr. H. van Dijk (Rijksuniversiteit Groningen), voorzitter a.i., prof. dr. J.D.F. van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam), prof. dr. M.G.M. van der Poel (Katholieke Universiteit Nijmegen), prof. dr. F.J. van Ingen (Vrije Universiteit Amsterdam), prof. dr. J.J. Kloek (Universiteit Utrecht) en prof. dr. C.G. Meerhoff (Universiteit van Amsterdam). Werkwijze Het onderzoek binnen het Instituut wordt uitgevoerd op projectmatige wijze, en wel in twee afdelingen: de werkgroep Middeleeuwen-Renaissance en de werkgroep Nieuwe Tijd. Elke werkgroep is verantwoordelijk voor een aantal (deel)projecten, die worden uitgevoerd door wetenschappelijk medewerkers. Deze zijn deels in vaste dienst en deels in tijdelijke dienst voor de duur van het project. Elk project wordt getoetst aan de algemene doelstelling van het Instituut; wetenschappelijk belang, tijdsplanning en beoogd eindresultaat worden van tevoren vastgesteld en zo nodig tussentijds aangepast. In het algemeen wordt aan elk project een projectcommissie verbonden; hiervoor worden deskundigen van buiten het Instituut uitgenodigd. Daarnaast draagt de wetenschapscommissie via advies en overleg bij aan de totstandkoming van het wetenschap12
pelijk beleid van het chi. Naast de werkgroepen beschikt het chi over een afdeling beheer-administratie en over een secretariaat. De projecten die binnen het chi worden uitgevoerd betreffen voor het grootste deel tekstedities. Voor wat de Nieuwe Tijd betreft moeten drie soorten edities worden onderscheiden: de historisch-kritische uitgave, de studie-uitgave en de leeseditie. De eerste twee zijn bedoeld voor een wetenschappelijk publiek. De leeseditie geeft eveneens een wetenschappelijk verantwoorde tekst, maar is bedoeld voor een breed publiek. De werkgroep Middeleeuwen-Renaissance wijdt zich behalve aan tekstedities ook aan andere vormen van bronnenontsluiting (zoals het Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi) en aan projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis, dat wil zeggen de op teksten gebaseerde geschiedenis van het intellectuele leven. De projecten van de werkgroep Nieuwe Tijd betreffen veelal tekstedities, maar met het onderzoek naar het Nederlandse Newtonianisme wordt nu ook binnen deze afdeling aan de bestudering van de geschiedenis van het intellectuele leven vormgegeven. De werkgroepen van het chi zijn gehuisvest op de nulde, tweede en derde verdieping van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Sommige medewerkers zijn elders gestationeerd, bijvoorbeeld in het Van Gogh Museum te Amsterdam. In 2003 werd met de Koninklijke Bibliotheek overleg jaarverslag chi ™ 2003
gevoerd over tijdelijke huisvesting elders vanwege de herindeling en verbouwing van de kb. In de loop van 2004 zal het chi voor de – voorlopig onbekende – duur van de reconstructie van de kb tijdelijk worden ondergebracht op het adres Bezuidenhoutseweg 2 in Den Haag. Internationaal De wetenschappelijke teksteditie wordt door het chi uitgevoerd vanuit een internationaal perspectief, maar met betrekking tot het nationale culturele erfgoed. Nationaal en internationaal wil het Instituut door middel van de organisatie van en deelname aan congressen, symposia en studiedagen bijdragen tot de theorievorming op het gebied van de wetenschappelijke teksteditie en de intellectuele geschiedenis. Het chi streeft ernaar nieuwe inzichten op deze gebieden in de praktijk te brengen. Het chi onderhoudt rechtstreeks en via de werkgroepen contacten met diverse wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland. Soms is het een kwestie van patronage, zoals in het geval van de Union Académique Internationale (uai), soms gaat het om intensieve wetenschappelijke samenwerking, in een enkel geval is sprake van een bilateraal onderzoeksprogramma met een buitenlands instituut. De werkgroep Middeleeuwen-Renaissance is lid van de Fédération Internationale des Instituts d’Etudes Médiévales (fidem) en heeft het constantijn huygens instituut
een samenwerkingsverband met de Nederlandse Onderzoekschool Mediëvistiek. Het Lexicon en het project ‘Aristoteles Semitico-Latinus’ maken deel uit van een internationaal project van de uai. Het project ‘Artes-faculteit’ geschiedt in samenwerking met het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) te Parijs. Het Erasmus-project en het Grotius-project ressorteren onder de patronage van de uai. Voor het Erasmus-project is in de jaren zestig de Conseil international pour l’édition des œuvres complètes d’Erasme in het leven geroepen, een adviesraad die de uitgave begeleidt. Het project ‘Europa Humanistica’ wordt uitgevoerd in een Europees samenwerkingsverband onder leiding van het irht te Parijs. De werkgroep Nieuwe Tijd onderhoudt contacten met de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition (Osnabrück), met de Society for Textual Scholarship (New York), met het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Gent) en met de in 2001 mede op initiatief van het CHI opgerichte European Society for Textual Scholarship (Leicester). Specifieke samenwerkingsverbanden zijn vermeld bij de desbetreffende projecten. Publicaties In overleg met deskundigen van buiten het Instituut is beleid ontwikkeld voor de productie, publicatie en verspreiding van door het Instituut 13
verzorgde edities. Leesedities zullen al dan niet met steun van het Nederlands Literair Productieen Vertalingenfonds door een van de Nederlandse literaire uitgevers worden uitgegeven. De grote wetenschappelijke edities worden onder auspiciën van het Instituut zelf geproduceerd of bij een wetenschappelijke uitgeverij ondergebracht. Bij elk project wordt de mogelijkheid van een digitale publicatie bekeken. Enkele digitale publicaties zijn intussen op de website van het chi te vinden. Financiën De onderzoeksprojecten van het chi worden gefinancierd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op basis van een lump sum-financiering, waarvan de hoogte jaarlijks door het bestuur van de Akademie wordt vastgesteld. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) draagt bij aan de geldmiddelen. Incidenteel worden (kleine) projecten betaald uit de zogenaamde derde geldstroom en voor een klein deel uit de opbrengst van boekverkoop en royalties. Stages Hoewel het chi geen onderwijstaken heeft, is het voor studenten mogelijk om binnen de werkgroepen voor een bepaald project een stage te volgen, in het algemeen voor de duur van drie maanden. De stages betreffen bijvoorbeeld literatuur- en/of archiefonderzoek en dienen vooral 14
als ondersteuning bij een teksteditie. De stagiair neemt tevens deel aan alle activiteiten van de werkgroep, zoals het werkgroepoverleg en eventuele studiedagen, en aan algemene instituutsactiviteiten, zoals de maandelijkse werklunch, cursussen, en dergelijke. In dit jaarverslag is een speciaal themakatern gewijd aan de stageplaatsen op het chi (p. 49-52). Interne commissies º Commissie Informatie- en Communicatietechnologie – P. Boot (voorzitter vanaf medio 2003), H. Brinkman, P.G. de Bruijn (voorzitter tot medio 2003), M.J. Eijgenraam, B.R.I. Van Elsacker, E.G.P. Huijing, P.W. Kegel, M.J. Teeuwen, G. van Veen. De commissie informeert en adviseert bestuur en medewerkers van het Instituut over nieuwe ontwikkelingen op het vlak van de ict. Daarnaast functioneert de commissie als denktank voor de mogelijkheden om ict op een vernieuwende manier in te zetten ten bate van edities van het chi. De commissie nam in het verslagjaar afscheid van haar voorzitter P.G. de Bruijn. In het jaar 2003 is onder verantwoordelijkheid van een subcommissie van de ict-commissie een nieuwe chi-website tot stand gekomen. De subcommisie werd voor deze gelegenheid aangevuld met J.A.W. Gielkens en H.J.M. Nellen. Met de vernieuwde site, ontworpen door Zeezeilen (Amsterdam), is een visitekaartje voor het jaarverslag chi ™ 2003
Instituut gerealiseerd. De commissie is voornemens om de site uit te breiden met een ‘werkomgeving’ voor de verschillende projecten van het Instituut. In het afgelopen jaar werden de eerste digitale uitgaven van het Instituut op de website geplaatst, zoals bijvoorbeeld Het Geraardsbergse Handschrift, een digitale heruitgave van het uitverkochte eerste deel uit de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. De commissie heeft zich daarnaast beziggehouden met de voorbereiding van een subsidieaanvraag voor het knaw-digitaliseringsfonds. De – inmiddels gehonoreerde – aanvraag, onder de titel editor, behelst de ontwikkeling van hulpmiddelen voor wetenschappelijk onderzoek in de context van een digitale editie. editor zal het mogelijk maken om categorieën, eigenschappen en relaties van en tussen tekstfragmenten te onderkennen en op een inzichtelijke wijze te visualiseren. Ten behoeve van deze aanvraag zijn contacten gelegd met verscheidene belangstellenden in binnen- en buitenland. De commissie is voornemens de in 2002 uitgebrachte ict-strategienota in de eerste maanden van 2004 aan de hand van de inmiddels opgedane ervaringen in een gewijzigde vorm uit te brengen.
het constantijn huygens instituut
º Commissie Public Relations – A.M.I. van Oppenraay (coördinator), P.R. Werinussa (praktische ondersteuning). De vaste PR-activiteiten binnen het Constantijn Huygens Instituut omvatten onder meer de organisatie van de maandelijkse werklunches, boekaanbiedingen en diverse feestelijke bijeenkomsten, en het contact met de redactie van Akademie Nieuws. Kleinere evenementen die betrekking hebben op de verschillende projecten worden in principe door de betreffende medewerkers zelf georganiseerd, eventueel met ondersteuning. Voor grotere evenementen wordt in wisselende bezetting een commissie ad hoc geformeerd. In het verslagjaar werden de lezingen tijdens de werklunches gehouden door respectievelijk H. Brinkman (23 januari: ‘Een lied van hoon en weerwraak. “Ruters” versus “Kerels” in het Gruuthuse-handschrift’), gastspreker N. van Haaften (20 februari, m.m.v. P. van Reenen en E. Wattel, Vrije Universiteit Amsterdam: ‘Het gebruik van de computer en wiskundige modellen bij stemmatologisch onderzoek’), gastspreker F. Wiering (Universiteit Utrecht, 28 maart: ‘xml-demonstratie van de webeditie Thesaurus Musicarum Italicarum’), H.G.M. Jorink (17 april: ‘Humanisten en microscopen in de zeventiende eeuw’), I. Broekman (stagiair, 5 juni: ‘Constantijn Huygens en Suzanne van Baerle: een dubbelportret beschouwd’), O. Weijers (25 september: ‘De 15
uitgave van het Repertorium van magistri en teksten van de Parijse Artes-faculteit’), B. Thijs (9 oktober: ‘De Nederduytsche Helicon, een rederijkersbundel uit 1610’) en P. Boot (20 november: ‘Internationaal digitaal embleemonderzoek’). De commissie woonde verder de voorlichting rond het evenement WetenWeek 2003 te Amsterdam bij. Ook organiseerde zij een ‘uitwaaimiddag’ met zomerborrel voor de medewerkers in Scheveningen en de jaarlijkse kerstborrel ter afsluiting van het jaar. De commissie rondde de werkzaamheden rond het jubileumjaar af met de publicatie van de feestredes van Paul Schnabel en Nelleke Noordervliet onder de titel De tekst bij u thuis.
briefwisseling van de filosoof Frans Hemsterhuis (1721-1790), aangevuld met een interpretatieve studie over de Haagse kring rond deze denker. Daarnaast zal het chi participeren in het door nwo gefinancierde project ‘De constructie van het Nederlands literair verleden: Ordening, evaluatie en presentatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw’ onder leiding van prof. dr. M. Mathijsen (Universiteit van Amsterdam). Naar verwachting zal de uitvoering van dit project in 2004 leiden tot de aanstelling van een aio. Met het chi als standplaats zal deze medewerker onderzoek verrichten naar de geschiedenis van vroege edities van literaire teksten in Nederland en Vlaanderen.
º Commissie Intellectuele Geschiedenis – H.G.M. Jorink,
º Onderdeelcommissie – G. van Veen (voorzitter),
A. Kets-Vree, L.C. Palm (voorzitter), J. Trapman, O. Weijers.
A.M.I. van Oppenraay (secretaris), M.J. Teeuwen (tot april), H.G.M. Jorink (vanaf april).
De commissie Intellectuele Geschiedenis beraadt zich over de wijze waarop binnen het chi vorm kan worden gegeven aan de beoefening van de intellectuele geschiedenis. In 2003 is de uitvoering van het project ‘Geschiedenis van het Nederlandse Newtonianisme’ voortgezet. De commissie besprak voorts de mogelijkheid van het opzetten van andere projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis. Een van de desiderata is een digitale editie van de omvangrijke
Als gevolg van de Wet op de Ondernemingsraden is op het chi een Onderdeelcommissie (oc) actief. Deze commissie hield in het verslagjaar zes reguliere en vier interne vergaderingen. Er was tweemaal informeel overleg met de directeur a.i. Daarnaast vonden er vier ingelaste gesprekken plaats, tweemaal met afvaardigingen van de knaw naar aanleiding van het rapport van de commissie-Schenkeveld over de toekomst van het chi, eenmaal met een kandidaat-directeur
16
jaarverslag chi ™ 2003
en eenmaal met de beoogde directeur a.i. dr. H. Wals (in functie per 1 februari 2004). Tevens vond een gesprek plaats met de directeur Instituten Geestes- en Sociale wetenschappen en de directeur Bedrijfsvoering van de knaw; naar aanleiding van dit gesprek over het voorgenomen besluit van de Akademie om dr. Wals als tijdelijk directeur aan te stellen heeft de oc een positief advies uitgebracht. De oc organiseerde driemaal een informatiebijeenkomst voor de medewerkers, over de or/oc-verkiezingen en over het rapportSchenkeveld. In de reguliere vergadering met de interim-directeur prof. dr. H.A.G. Braakhuis kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: de ontwikkelingen rond de werving van een nieuwe directeur voor het chi (de oc was in de persoon van G. van Veen vertegenwoordigd in de benoemingscommissie), de voorjaarsnota, de begroting en de or/oc-verkiezingen van 2003. De oc was aanwezig bij de verkiezingsbijeenkomst van de or/oc’s en de installatie van de nieuwe or/oc’s en nam deel aan een cursus medezeggenschap in Garderen. Bij de instelling van de commissieSchenkeveld was de oc in eerste instantie niet om advies gevraagd. Toen dat uiteindelijk wel gebeurde, heeft de oc alsnog een negatief advies uitgebracht voor wat betreft de instelling, de samenstelling en de opdracht van deze commissie. Het door de eerste directeur a.i. voorgestelde plan van aanpak ter invoering van het pop (Persoonlijk het constantijn huygens instituut
Ontwikkelingsplan) binnen het chi heeft de oc van een positief advies voorzien. Zwaartepunten van de activiteiten van de oc voor 2004 zullen zijn de verhuizing van het Instituut (gepland voor mei 2004) voor tenminste één jaar buiten de Koninklijke Bibliotheek, de implementatie van de strategienota van de knaw, de advisering van de nieuwe directie a.i. en de invoering van het pop op het Instituut.
º Jaarverslagcommissie – M.J. Eijgenraam, J.A.W. Gielkens (voorzitter), H. van Kempen, H.J.M. Nellen, P.R. Werinussa. De Jaarverslagcommissie was verantwoordelijk voor de samenstelling en de eindredactie van het jaarverslag 2002, dat in een vernieuwde vormgeving – van Willem Nobbe (bno) – verscheen.
17
Projecten
18
jaarverslag chi ™ 2003
º
LEXICON LATINITATIS NEDERLANDICAE MEDII AEVI M. Gumbert-Hepp, O. Weijers
Tot ongeveer 1900 was het oude Glossarium Mediae et Infimae Latinitatis van DuCange (voor het eerst verschenen in 1688, later steeds herzien en uitgebreid) voor degenen die zich met het Middeleeuws Latijn bezighielden steeds voldoende geweest, maar rond 1920 bleek dat dit niet meer het geval was. Er moest een geheel nieuw woordenboek komen. Vanwege de omvang van deze taak besloot de Union Académique Internationale (UAI) dat ieder land zijn eigen woordenboek zou maken, dat wil zeggen: ieder land zou een woordenboek maken van het Latijn zoals dat in de Middeleeuwen binnen de huidige grenzen werd gebruikt. Deze woordenboeken zouden dan, naast elkaar geplaatst, een compleet beeld geven van het Latijn uit de Middeleeuwen in heel Europa. In de praktijk bleek dat niet zo eenvoudig. Immers, ieder land stelde zijn eigen grenzen vast over de te behandelen periode (een land met zeer veel bronnen verkoos bijvoorbeeld om eerst tot het jaar 1200 te gaan, een ander land met weinig vroege bronnen nam de ‘hele’ Middeleeuwen, tot ca. 1500), er was weinig of geen eenheid van methode, en men kwam ook niet tot vaste afspraken dienaangaande. Ook ging lang niet ieder land direct aan de slag. 20
Wat Nederland betreft: er werd een commissie ingesteld – de DuCange-commissie – die de voorbereidingen ter hand nam. Er werden deskundigen aangezocht om bronnen te excerperen, maar het werk vorderde slechts langzaam. Pas in de jaren zestig werd dr. J.W. Fuchs de eerste redacteur van het Woordenboek. Onder zijn leiding werden de bronnen verder geëxcerpeerd door een aantal ervaren classici. Alleen gedrukte teksten werden gebruikt, maar daaronder vielen ook incunabelen en post-incunabelen wanneer er van een bepaalde tekst geen moderne editie verkrijgbaar was, hetgeen vooral voor filosofische teksten het geval was. Omstreeks 1970 was het excerperen klaar. Nieuwe edities werden (en worden) door de redactie tussendoor geëxcerpeerd en aan het bestand van fiches toegevoegd. Dit bestand is aanzienlijk: ca. 300.000 fiches, alfabetisch geordend in ladenkasten. Aan het eind van de jaren zestig was dr. Fuchs begonnen met het opzetten van een systeem voor het schrijven van de lemmata. Een erfenis van dit systeem is het ongebruikelijke alfabet dat in het Woordenboek wordt gehanteerd: dr. Fuchs wilde de middeleeuwse spelling recht doen en zo is er in het Woordenboek geen H, omdat deze letter in de middeleeuwen tot grote verwarring aanleiding had gegeven, en de klassieke spelling AE staat onder de letter E, PH onder de F, enz. De redactie, na de dood van dr. Fuchs gevoerd door dr. O. Weijers en dr. M. Gumbert-Hepp, kwam tot de conclusie jaarverslag chi ™ 2003
dat het na de publicatie van de letter A niet meer mogelijk was het systeem te wijzigen. De publicatie kwam vanaf 1970 op gang. Aflevering 1 bevatte de bronnenlijst, en vanaf dat jaar zijn er met grote regelmaat (tweemaal per jaar tachtig pagina’s) afleveringen verschenen. Na het gereedkomen van de geschreven kopij is het tempo van publicatie versneld: de afleveringen bevatten sinds fascikel 57 (2002) honderdtwintig pagina’s. Het Woordenboek vormt een onmisbaar instrument voor iedereen die zich met de Nederlandse Middeleeuwen bezighoudt. Immers, het vergroot de toegankelijkheid van de Middeleeuws Latijnse teksten die door Nederlanders, over Nederland(ers) of in Nederland geschreven zijn. Met het afnemen van de algemene schoolkennis van het Latijn neemt de betekenis van het Woordenboek toe. Wat de huidige stand en planning betreft: in 2003 zijn twee fascikels verschenen: 59 en 60. De publicatie van het Woordenboek is daarmee gevorderd tot Terminabilis. De rest van de letter T, en de letters U, V en X liggen in geschreven vorm klaar, waarmee het corpus in eerste redactie gereed is. (N.B.: de letter W valt onder de V, de Y vindt men onder de I, de Z onder de S, dit vanwege het speciale alfabet.) Ook het supplement en de corrigenda zijn gereed. Voor het persklaar maken van geschreven kopij en het verzorgen van drukproeven en dergelijke zijn nog anderhalf jaar nodig. projecten
Bij het schrijven van het supplement zijn de redacteuren zeer terughoudend geweest: het heeft geen zin het aantal citaten alleen uit te breiden met (bijvoorbeeld) plaatsen uit opnieuw uitgegeven bronnen, waardoor geen nieuwe informatie wordt verkregen. Er worden alleen nieuwe woorden, betekenissen of nuances opgenomen. Een uitzondering wordt gemaakt voor citaten met woorden die tot nu toe uitsluitend voorkwamen in de glossaria: bijvoorbeeld de Conflatus vocabulorum en de Teuthonista. Wij mogen haast aannemen, vooral als het gaat om minder gebruikelijke woorden, dat een auteur een exemplaar van deze oude glossaria op zijn werktafel had liggen en gebruikte bij het zoeken naar een goede vertaling. Eén van de aardigste voorbeelden hiervan is Jacob Tymman van Amersfoort, die een commentaar heeft geschreven bij werken van Aristoteles: de Meteorologica en De generatione. Hij beschikte vrijwel zeker over een exemplaar van de Teuthonista, aangezien er bij hem vele voorbeelden zijn van tekstbewijsplaatsen als aanvulling op de glossaria.
º
ARTES-FACULTEIT O. Weijers
Het project ‘Artes-faculteit’ betreft een gemeenschappelijk onderzoekprogramma van het CHI en het IRHT (Institut de Recherche et d’Histoire des Textes) in Parijs, dat sinds 1991 bestaat. In het kader van dit programma, dat gericht is op de 21
intellectuele geschiedenis van de Artes-faculteit, wordt gewerkt aan de samenstelling van een repertorium van magistri en teksten van de Parijse Artes-faculteit. Hiervan zijn de eerste vijf afleveringen (A-B; C-F; G; H-Johannes C.; J, à partir de Johannes D) inmiddels verschenen. Niet alleen de magistri die in Parijs hebben onderwezen worden opgenomen, maar ook die contemporaine auteurs van wie de werken duidelijk in Parijs bekend waren en gebruikt werden. Zo vindt men in de laatste aflevering niet alleen de Parijse filosoof Jean de Jandun, maar ook bijvoorbeeld de Engelse geleerde John Peckam. Bij het onderzoek is de rol van het internationale netwerk, dat het project al van het begin af steunt, van groot belang. Soms wijzen leden van dit netwerk op in geen van de gebruikte bronnen gevonden auteurs, soms ook bieden zij uitkomst in het geval van een zeer bekende auteur met een overweldigende bibliografie. Zo is er over Johannes Duns Scotus waarschijnlijk meer geschreven dan over enige andere middeleeuwse filosoof en leek het samenstellen van de notitie over deze auteur ondoenlijk, totdat een van de leden van het netwerk wees op de volledige bibliografie van Duns Scotus die Tobias Hoffmann aan de Catholic University in Washington bijna had afgerond en die hij op verzoek onmiddellijk ter beschikking stelde. Deze hulp was bijzonder, maar ook in het algemeen wordt de samenstelling van de notities sterk beïnvloed door opmerkingen, correcties en aanvullin22
gen van een veertigtal trouwe medewerkers. Ook wordt onderzoek verricht naar onderwijsmethoden en programma’s, in het bijzonder naar de rol van de ‘disputatio’ aan de Artes-faculteit. Een eerste publicatie hierover, toegespitst op de Parijse universiteit, is in 1995 verschenen. Een tweede studie, over de ‘disputatio’ aan de diverse Artes-faculteiten, verscheen in oktober 2002. Ten slotte zal een derde deel het verschijnsel van de ‘disputatio’ in ruimer verband bestuderen, vooral de relatie tussen die van de Artes-faculteit en van de overige faculteiten, de voorgeschiedenis en de nawerking tijdens de Renaissance. De voorbereiding van het eerste hoofdstuk, over de ‘disputatio’ aan de theologische faculteit, maakt al duidelijk dat naast overeenkomsten ook duidelijke verschillen zijn aan te wijzen in het functioneren van deze onderwijs- en onderzoekmethode in de diverse faculteiten.
º
CIVICIMA (Études sur le vocabulaire intellectuel du moyen âge) M.J. Teeuwen, O. Weijers
Aan het Latijnse vocabulaire van het intellectuele leven in de Middeleeuwen is sinds 1986 een negendelige serie boeken gewijd onder de reeksnaam CIVICIMA (Comité International du Vocabulaire des Institutions et de la Communication Intellectuelles au Moyen Age). De negen delen, bijna alle geredigeerd of gepublijaarverslag chi ™ 2003
ceerd door O. Weijers, bevatten het resultaat van congressen over afgebakende onderdelen van het onderwerp, monografieën of geredigeerde bundels artikelen. Zo is deel 2, Vocabulaire du livre et de l’écriture au moyen âge (Turnhout 1989), gewijd aan termen uit de wereld van het boek of de boekproductie. Hierin wordt bijvoorbeeld het voor de universiteit zo belangrijke fenomeen van het pecia-systeem besproken, een systeem waarbij een lange tekst op afzonderlijke katernen wordt opgeschreven, welke vervolgens worden verhuurd aan studenten ter overschrijving. Deel 4, om een ander voorbeeld te noemen, Dictionnaires et répertoires au moyen âge (1991), is geheel gewijd aan termen die worden gebruikt voor een heel nieuw genre dat in de dertiende eeuw tot bloei komt: de zogenaamde consultatieliteratuur – opzoekboeken, indexen, woordenboeken en naslagwerken. De reeks, die internationaal grote belangstelling en medewerking heeft gekregen, heeft overtuigend aangetoond dat de analyse van het meer technische vocabulaire van het middeleeuwse intellectuele bedrijf een waardevolle bijdrage levert aan de verdieping van onze kennis en begrip van het culturele leven. In de zomer van 2003 is een tiende en afsluitend deel in de reeks gepubliceerd door M.J. Teeuwen. Dit deel doet dienst als handboek en is een praktisch instrument voor het vinden van informatie en materiaal over een aanzienlijk aantal ‘technische’ termen – dat wil zeggen, termen projecten
die in de context van middeleeuwse onderwijs of wetenschap specifieke betekenissen hebben ontwikkeld. Het terminologische veld is verdeeld in vier categorieën: 1. het vocabulaire van scholen en universiteiten (bijvoorbeeld schola, magister, universitas, etc.); 2. het vocabulaire van het boek en de boekproductie (bijvoorbeeld armarium, pecia, scriptorium, etc.); 3. het vocabulaire van onderwijsmethoden, instrumenten en producten van wetenschappelijk onderzoek (bijvoorbeeld concordantia, disputatio, glossa, etc.); en ten slotte 4. de namen van de disciplines en hun beoefenaars (bijvoorbeeld artes liberales, canonista, decretista, theologia, etc.). Binnen deze vier categorieën worden termen, individueel of inhoudelijk gegroepeerd, beschreven in korte, uniforme artikelen. Hierin wordt aandacht besteed aan hun betekenis(sen) in middeleeuwse context(en), aan hun (klassieke) oorsprong en hun betekenisontwikkeling, en aan historische of regionale verschillen in betekenis. Als voorbeeld van een term die een sterke betekenisverschuiving doormaakt kan compilare of compilatio dienen. In het klassiek Latijn heeft het werkwoord compilare uitsluitend een negatieve betekenis: ‘met geweld afnemen’, ‘roven’, of ‘plunderen’. In de late oudheid komen daar compilatio en compilator bij, woorden die ook in figuurlijke zin gebruikt worden voor het ‘plunderen’ van andermans werk, het plegen van plagiaat. In de dertiende eeuw echter, die wel gekenschetst is als ‘the age of the compiler’, werd de praktijk van 23
het ‘compileren’, het aanleggen van verzamelingen van uittreksels of passages uit werken van anderen zo gewoon en zo waardevol gevonden, dat compilare een neutrale betekenis kreeg. Het genre van de bloemlezing, het florilegium (wat zelf overigens een post-middeleeuwse term is) werd beschouwd als een zeer waardevolle uitbreiding van het instrumentarium van de geleerde, die gezien de enorme groei in beschikbare boeken en teksten dringend behoefte had aan opzoekinstrumenten en teksten gerangschikt volgens beredeneerde principes. Een voorbeeld van een term die in moderne wetenschappelijke literatuur opvallend vaak voor misverstanden of foutieve vertalingen zorgt, is scriptorium. In het huidige wetenschappelijke vocabulaire wordt deze term gebruikt voor ‘werkplaats waar handschriften vervaardigd worden’. In het Latijn van oudheid en middeleeuwen betekent scriptorium echter in de eerste plaats ‘schrijfgerei’, ‘griffel’. In enkele middeleeuwse bronnen wordt de term ook gebruikt voor de plek waar boeken geschreven worden, maar het is vaak onduidelijk of hier wel een zaal bedoeld wordt waar collectief gewerkt wordt aan de vervaardiging van handschriften. Het lijkt vaker te gaan om de cel van een individuele monnik of om één schrijftafel. Behalve de beschrijving van de betekenissen van dergelijke termen en hun ontwikkeling bevat het boek een uitgebreide bibliografie en twee 24
indices, die het boek tot een echt opzoekboek beogen te maken. De bedoeling is dat men het ter hand neemt om snel informatie in te winnen over de betekenis van termen, én om snel meer gespecialiseerde literatuur erover op het spoor te komen.
º
REFLECTIONS OF SCIENTIFIC DEBATE IN THE CAROLINGIAN RENAISSANCE M.J. Teeuwen
Het Europa van de negende eeuw wordt gekenmerkt door een culturele opleving die geïnspireerd en gestimuleerd werd door zijn leiders. Karel de Grote en zijn zonen, met name Lodewijk de Vrome en Karel de Kale, zijn van grote invloed geweest op de ontwikkeling van het onderwijs en het streven naar kennis. Aan hun hoven verzamelden zich groepen geleerden, en het is bekend dat die hoven plaatsen waren waar koning en geleerden met elkaar discussieerden over allerlei theologische vraagstukken. Dit gold, zo wil dit project betogen, ook voor wereldlijke vraagstukken. Eén van de wereldlijke teksten die door negende-eeuwse geleerden met groot enthousiasme gelezen werden is Over het huwelijk van Philologia en Mercurius van Martianus Capella. Martianus behandelt in dit laat-antieke boek in beknopte vorm de zeven vrije kunsten (artes liberales), en de droge stof wordt omkleed met een mythologisch verhaal over het huwelijk tussen Philologia (die jaarverslag chi ™ 2003
hier staat voor ‘wetenschap’) en Mercurius (een beeld voor ‘welsprekendheid’). De tekst is overgeleverd in een vijftigtal negende-eeuwse handschriften, en in vijftien daarvan is hij verrijkt met een groot corpus marginale en interlineaire aantekeningen, dat ruwweg gedateerd kan worden rond 840. Hierin komen tal van wereldlijke onderwerpen aan bod: Griekse mythologie, de bewegingen van de planeten, getallenspeculatie, de antieke geleerde traditie over alle zeven vrije kunsten. De wijze waarop dit corpus van aantekeningen (of glossen) aan ons is overgeleverd suggereert een centrale verspreiding van de tekst vanuit het hof naar minder centrale delen van het Karolingische rijk. Het doel van dit project is een integrale editie van de oudste commentaartraditie op deze tekst. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van een internationaal netwerk van specialisten op de verschillende terreinen van de zeven vrije kunsten. Belangrijker echter is dat het commentaar gebruikt zal worden om vragen van algemenere aard te kunnen beantwoorden: door wie en voor wie is het commentaar geschreven; wat is de intellectuele context van het geheel; hoe ging de verspreiding van dergelijke teksten in zijn werk, etc. Het project wordt gesubsidieerd (Veni-subsidie) door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Voor de uitvoering ervan is een samenwerking tot stand gebracht tussen het Constantijn Huygens Instituut projecten
en het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur (OGC) van de Universiteit Utrecht. De looptijd van het project is 2003-2007.
º
ARISTOTELES SEMITICO-LATINUS en AVICENNA LATINUS A.M.I. van Oppenraay
Het project ‘Aristoteles Semitico-Latinus’ wordt sinds 1971 uitgevoerd onder auspiciën van de Union Académique Internationale (UAI). Het beoogt de uitgave van de Syrische, Arabische en Hebreeuwse vertalingen van de werken van Aristoteles, van de Latijnse vertalingen van deze vertalingen, en van middeleeuwse commentaren die binnen de context van deze vertaaltraditie werden vervaardigd. Bij het Constantijn Huygens Instituut zijn twee projectonderdelen ondergebracht: a. Afwerking van het project voor een tekstkritische editie van de Arabisch-Latijnse vertaling van Michael Scotus (ca. 1215) van Aristoteles’ De animalibus. Deel 3 van de editie, De generatione animalium, is in 1992 verschenen, deel 2, De partibus animalium, in 1998. Deel 1, Historia animalium, is in bewerking. Deze vertaling van Aristoteles’ algemene dierkunde, de anatomie der dieren en de voortplanting der dieren heeft, veel meer dan de latere Grieks-Latijnse vertaling van Willem van Moerbeke (ca. 1260), door de eeuwen heen de biologie als wetenschap gevestigd en deze tot op 25
de dag van vandaag diepgaand beïnvloed. In de wetenschappelijke en theologische werken uit de Middeleeuwen is het deze vertaling van Scotus waaruit vrijwel altijd wordt geciteerd. b. Tekstkritische editie van de ArabischLatijnse vertaling door Michael Scotus (ca. 1230) van Avicenna’s Libri de animalibus (ca. 1030). De editie zal vermoedelijk in drie delen verschijnen. Deel 1: Historia animalium (= De animalibus I-X); deel 2: De partibus animalium (= De animalibus XI-XIV); deel 3: De generatione animalium (= De animalibus XV-XIX). De verschijning van deel 1 is afhankelijk van de voltooiing van het laatste deel van onderdeel a. Naast de werkzaamheden aan de editie is in 2003 veel tijd besteed aan de implementatie van een nieuw opmaakprogramma voor tekstedities, Classical Text Editor. Recentelijk is aan dit programma, dat al faciliteiten bood om met Latijnse en Griekse teksten te werken, de mogelijkheid toegevoegd om Right-to-Left-tekst (Arabisch, Syrisch, Hebreeuws) te incorporeren. Hiermee is echter, ook internationaal, nog vrijwel geen expertise opgebouwd. Daarom is het van groot belang het programma geschikt te maken voor edities van teksten waarin het gebruik van meerdere alfabetten (Left-to-Right en Right-to-Left) noodzakelijk is. Een groot bijkomend voordeel van het programma is dat het de mogelijkheid biedt om de editie, indien gewenst, in een later stadium te converteren naar XML. In samenwerking met de alfa-informaticus van het CHI, P. 26
Boot, wordt ernaar gestreefd om te zijner tijd tot een algemene handleiding te komen, die ook voor andere editoren op dit gebied bruikbaar kan zijn. Op 23 oktober 2003 overleed te Leuven professor Jozef Brams, directeur van de ‘Aristoteles Latinus’. In deze door de UAI gepatroneerde reeks van middeleeuwse Graeco-Latijnse vertalingen van en commentaren op de werken van Aristoteles verzorgde hij samen met professor Fernand Bossier de uitgave van de Physica (Translatio Vetus, VII 1-2 1990). Hij maakte sinds 1995 deel uit van de projectcommissie voor de projecten Aristoteles’ De animalibus en Avicenna’s De animalibus, tweemaal negentien dierkundeboeken, beide in de Arabico-Latijnse vertaling van Michael Scotus, op het Constantijn Huygens Instituut. In die hoedanigheid heeft hij zich altijd bijzonder ingezet voor de kwaliteitsbewaking van de edities. Zijn vele waardevolle adviezen en zijn warme belangstelling voor de projecten worden hier met grote dankbaarheid herdacht.
º
HISTORISCHE BRONNEN VAN EGMOND M. Gumbert-Hepp
De Egmondse historiografie vóór Beka (ca. 1350) is vrijwel identiek aan de Hollandse historiografie en vormt het leeuwendeel van de WestNederlandse historiografie van die tijd. Zij omvat in hoofdzaak drie bronnen: I. De Egmondse Annalen. Een hoogst belangrijke jaarverslag chi ™ 2003
bron, overgeleverd in één handschrift. Over de aard, het ontstaan en de datering van dit werk is in de loop van de tijd veel bekend geworden; een nieuwe uitgave, met vertaling en toelichting (tekstkritische noten, historiografische opmerkingen – vooral over de bronnen en hun verwerking – en toelichtingen op de vermelde historische feiten zelf) is dringend gewenst. Hierbij hoort ook een editie van de Annales Xantenses, een interessant Karolingisch geschiedwerk dat door de eerste auteur van de Annalen in zijn werk is geincorporeerd. II. Het Chronicon Egmundense. Dit Chronicon is vanaf de dertiende (Melis Stoke) tot de achttiende eeuw een van de hoofdbronnen van de oude Hollandse geschiedenis geweest. Er bestaan verscheidene handschriften van en ook een aantal edities; de laatste is die van Kluit (1777). De tekst van het Chronicon is voor de periode 1122-1168 overigens zeer verwant met die van de Annalen, voor de periode 1168-1205 zelfs gedeeltelijk dezelfde. De relatie tussen deze teksten verdient heroverweging. III. Willelmus Procurator (= Willelmus Jacobi). Hij beschouwde zijn werk als een voortzetting van de Annalen van 1168 af; tot 1205 is zijn werk dan ook weinig meer dan een derde versie van Annalen/Chronicon. Hij heeft evenwel toevoegingen uit andere bronnen, en om zijn historiografische intenties recht te doen zijn deze in de editie opgenomen. projecten
Het doel van het project is de editie van Annalen, Chronicon en Willelmus Procurator met prolegomena en tekstkritische noten en de vertaling van deze teksten met historiografische en historische toelichtingen. De editie en vertaling met beperkte historische annotatie van de kroniek van Willelmus Procurator, chronologisch dus de jongste bron, is in 2001 gepubliceerd. Het werk aan de nieuwe editie van de Annalen, de oudste bron, vordert goed: er is een werkvertaling en de collatie van de tekst is vrijwel gereed. Er is een nieuwe transcriptie gemaakt van de Annales Xantenses (in de reeks Monumenta Germaniae historica uitgegeven door G.H. Pertz: MG. SS. II (1829) p. 217-236), en ook een (werk)vertaling. Het hoofdstuk over de codicologische interpretatie van het zeer ingewikkelde handschrift (Londen, British Library, Cotton ms. Tiberius C. XI), dat bovendien door brand beschadigd is, zal geschreven worden door J.P. Gumbert. De komende tijd zal de collatie worden voltooid, de werkvertaling doorgewerkt en een annotatie verzorgd. Evenmin als bij Willelmus Procurator wordt gestreefd naar historische volledigheid van de annotatie. Overwogen zal moeten worden in welke vorm het Chronicon Egmundense zal worden uitgegeven. De verschillen met enerzijds de tekst van de Annalen en anderzijds Willelmus Procurator zijn niet zodanig dat het zinvol is de hele tekst met vertaling in boekvorm uit te geven, maar het ligt in de 27
bedoeling de ‘overlappende’ delen van de teksten in enigerlei elektronische vorm parallel uit te geven. Hierover zal in 2004 een besluit worden genomen.
º
GRUUTHUSE-HANDSCHRIFT H. Brinkman
Reeds lange tijd bestaat binnen de medioneerlandistiek een grote behoefte aan een wetenschappelijk verantwoorde, integrale editie van het befaamde Gruuthuse-handschrift (Koolkerke, collectie familie Van Caloen). De enige uitgave waarin (nagenoeg) alle teksten uit dit Brugse, van omstreeks 1400 daterende handschrift werden opgenomen, verscheen in 1848-1849 in een gelimiteerde oplage. Niet slechts vanwege de moeilijke toegankelijkheid maar vooral om de povere kwaliteit ervan is een nieuwe editie dringend gewenst. In 2001 werd daarom, in samenwerking met de Universiteit Utrecht, het initiatief genomen tot een project waarin wordt voorzien in een kritische uitgave van zowel de teksten als de muziek (het handschrift bevat onder meer, naast enige verstrooide liederen, een collectie van 147 liederen, vrijwel alle met muzieknotatie). Het project behelst een integrale, kritische editie van de teksten en (voor zover mogelijk) de muziek in het handschrift. In 2003 is er gewerkt aan de diplomatische transcriptie van zowel de tekst van het Gruuthuse-handschrift als van de 28
parallele overlevering. Kritische bewerking van de melodieën zal lang niet in alle gevallen mogelijk zijn. Deels wordt dat veroorzaakt door de aard van de notatiewijze (de muziek is opgeschreven in de zogenaamde streepjesnotatie, die eigenlijk bedoeld was als geheugensteun voor gebruikers die de melodieën al kenden), deels door de latere besnoeiing van de bladmarges die vaak verlies van delen van de notenbalken met zich meebracht. Gestreefd wordt naar een editie die zowel een boekvorm als een digitale component omvat. Voor het digitale deel van de editie werd gekozen voor een XML-formaat. In 2003 werd tevens aandacht geschonken aan enkele belangrijke interpretatieve kwesties alsmede aan de literair-historische situering van de tekstcollectie.
º
MIDDELEEUWSE VERZAMELHANDSCHRIFTEN UIT DE NEDERLANDEN H. Brinkman, P. Boot
De digitale heruitgave van Het Geraardsbergse handschrift (MVN I), het inmiddels uitverkochte eerste deel dat verscheen in de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden, werd in 2003 voltooid. De editie is gebaseerd op XML-documenten die zijn gecodeerd volgens de (waar nodig aangepaste of uitgebreide) richtlijnen van het Textual Encoding Initiative (TEI). De uitgave is raadpleegbaar op de website van het Constantijn Huygens Instituut: http://www.chi. jaarverslag chi ™ 2003
knaw.nl/epub/mvn/geraardsbergen. Een gelukkige vondst van H. Mulder (Koninklijke Bibliotheek van België) maakte het mogelijk, bij wijze van sluitstuk van het editieproject Het Comburgse handschrift, zowel de datering als de herkomst van het in de MVN-reeks uitgegeven handschrift (MVN IV, 1-2) definitief vast te stellen. In een jurische codex afkomstig uit Gent werden, voor het eerst, drie kopiistenhanden aangetroffen die bekend zijn als medevervaardigers van de voornaamste gedeelten van het Comburgse handschrift. Een studie van de parallelhandschriften van de codex, alle behorend tot het type ‘Verzameling van Privileges van Gent’, maakte het ook mogelijk de onderlinge werkverdeling en de aard van het samenwerkingsverband tussen deze kopiisten aanschouwelijk te maken.
º
MIDDELNEDERLANDSE LANCELOTROMANS P.J.W.R. van Eekelen
Het volgende deel van het project ‘Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie’ behelst een (deel)editie van de Queeste vanden Grale. In 2003 zijn de werkzaamheden aan een afschrift van deze tekst, met de daarbij behorende paleografisch-genetische aantekeningen, grotendeels voltooid. Naar verwachting zal in de loop van 2004 worden begonnen met de vervaardiging van de leestekst. projecten
º
ERASMUS: OPERA OMNIA E.G.P. Huijing, L.L.E. Schlüter, J. Trapman
De kritische en geannoteerde uitgave van de Opera Omnia van Erasmus (ca. 1466-1536) is een langlopend KNAW-project, dat teruggaat op een Rotterdams initiatief uit 1960. Het wordt uitgevoerd onder auspiciën van de Union Académique Internationale (UAI) en de Conseil international pour l’édition des œuvres complètes d’Erasme (opgericht in 1963). Naar de plaats van vestiging van de KNAW wordt de uitgave aangeduid als de ‘Amsterdamse editie’, met als afkorting ASD. De uitgever is Elsevier (Amsterdam etc.). De volledige reeks zal ongeveer zestig banden tellen. De editie wordt verzorgd door een team van zo’n vijfendertig binnen- en buitenlandse specialisten, die hun werkzaamheden doorgaans naast hun reguliere taken verrichten. Zij ontvangen geen salaris. De medewerkers van het Constantijn Huygens Instituut die voor het Erasmus-project werkzaam zijn hebben een wetenschappelijke en coördinerende taak. Er bestaat een nauwe samenwerking met het Canadese project Collected Works of Erasmus (CWE), een Engelse vertaling, met commentaar, van Erasmus’ brieven en geschriften; CWE zal bij voltooiing zesentachtig banden omvatten. Evenals de edities van Bazel (Froben, 15381540) en Leiden (Van der Aa, 1703-1706) is de Amsterdamse editie overeenkomstig Erasmus’ 29
eigen wensen ingedeeld in negen ordines (categorieën). Dit zijn: I. geschriften over literaire en opvoedkundige kwesties; II. spreekwoorden en spreuken (Adagia); III. correspondentie; IV. geschriften over morele kwesties; V. geschriften met betrekking tot religieuze instructie; VI. editie van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament, met Latijnse vertaling en annotaties; VII. parafrasen van het Nieuwe Testament; VIII. geschriften in verband met de kerkvaders (incl. enkele vertalingen uit het Grieks); IX. apologieën. Elk deel van de Amsterdamse editie bevat een of meer werken van Erasmus en wordt aangeduid door middel van een Romeins cijfer, dat verwijst naar de ordo, gevolgd door een Arabisch cijfer, waarmee binnen iedere ordo de delen worden genummerd. Zo bevat bijvoorbeeld ASD I, 3 de Colloquia (Samenspraken). De correspondentie (ordo III) is beschikbaar in de editie van P.S. Allen, H.M. Allen en H.W. Garrod (12 delen, Oxford 1906-1958), en wordt daarom niet in de Amsterdamse editie opgenomen. In de Amsterdamse editie gaat aan iedere tekst een inleiding vooraf, waarin het ontstaan, de inhoud en de drukgeschiedenis van de betreffende tekst kort besproken wordt, gevolgd door een beschrijving van de gecollationeerde edities c.q. handschriften (er is overigens weinig handschriftelijk materiaal bewaard gebleven). Als uitgangspunt voor de tekstuitgave fungeert in beginsel de eerste door Erasmus geautoriseerde editie, met 30
aanduiding van de varianten uit de overige geautoriseerde edities in het kritisch apparaat. Alleen wanneer Erasmus een werk bij iedere nieuwe druk aanzienlijk heeft uitgebreid, wordt, om het kritisch apparaat te ontlasten, de laatste door Erasmus geautoriseerde editie als uitgangspunt voor de tekstuitgave gekozen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de editie van de Adagia, de Annotationes op het Nieuwe Testament en de Lof der Zotheid. Maar ook daar zijn uiteraard alle voorafgaande stadia van de tekst via het kritisch apparaat te reconstrueren. Het commentaar is beknopt en bevat de identificatie van de geciteerde bronnen, en de taalkundige en historische achtergrondinformatie die nodig is om de Latijnse tekst te begrijpen. De inleiding en het commentaar zijn, naar keuze van de bewerker, gesteld in het Engels, Frans of Duits. Aangezien het Erasmus-project grotendeels afhankelijk is van externe editoren, is regelmatige herziening van de planning onvermijdelijk. Daarbij komt dat een gepland deel soms twee, drie of meer geschriften bevat en pas kan worden gepubliceerd wanneer allen die daaraan meewerken hun bijdrage hebben ingediend. Het streven is erop gericht per jaar minstens een deel uit te brengen, het tempo te versnellen en het project in 2015 te voltooien. Sedert 1969 zijn 32 delen verschenen, te weten I, 1-7; II, 1-2 en 4-8; IV,1-3 (incl. IV, 1A); V, 1-5; VI, 2, 5, 6 en 8; VII, 6; IX, 1-4. In het verslagjaar verschenen drie delen in jaarverslag chi ™ 2003
de reeks Erasmi Opera Omnia. Deze werden op 10 december tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Koninklijke Bibliotheek door de editoren aangeboden aan de president van de KNAW, prof. dr. W.J.M. Levelt. Het betreft twee delen Aantekeningen op het Nieuwe Testament en een deel Apologieën, te weten: VI, 6 (Annotationes in Novum Testamentum [Ioannes-Acta], ed. P.F. Hovingh); VI, 8 (Annotationes in Novum Testamentum [Epistolae ad Corinthios], ed. M.L. van Poll-van de Lisdonk); IX, 4 (Apologia qua respondet duabus invectivis Eduardi Lei; Responsio ad annotationes Eduardi Lei; Manifesta Mendacia, ed. Erika Rummel; Responsio ad disputationem cuiusdam Phimostomi de divortio, ed. Edwin Rabbie). De Aantekeningen op het Nieuwe Testament verschenen in 1516 en vervolgens in telkens uitgebreide en gewijzigde edities in 1519, 1522, 1527 en in 1535, een jaar voor Erasmus’ dood. In veel gevallen reageerde Erasmus in de opeenvolgende edities op kritiek die door behoudende theologen op hem werd uitgeoefend. In zijn afzonderlijke Apologieën (doorgaans Apologia of Responsio genoemd) kon hij dieper op de zaken ingaan; ook hier betreft het vaak de interpretatie van het Nieuwe Testament. In zijn Annotationes bespreekt Erasmus bijvoorbeeld uitvoerig – en in relatief liberale zin – het probleem van de echtscheiding (zie deel VI, 8, pp. 144-190; annotatie op 1 Corinthen 7, 39). Aan dit thema wijdde hij tevens een apologie (zie deel IX, 4, pp. 357-398). projecten
Ter gelegenheid van de presentatie op 10 december sprak prof. dr. Erika Rummel (Toronto) over de Annotationes, de Apologieën en hun onderlinge verwevenheid. De tekst van haar voordracht is verschenen bij het CHI en werd na afloop van de bijeenkomst aan de aanwezigen uitgereikt.
º
EUROPA HUMANISTICA H.J.M. Nellen, S. Surdèl
In de zomer van 1999 besloot het Constantijn Huygens Instituut te participeren in het project ‘Europa Humanistica’, een internationaal onderzoek dat werd opgezet door het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (IRHT) te Parijs. Het doel van ‘Europa Humanistica’ is een meerdelig naslagwerk waarin een overzicht wordt gegeven van Europese humanistische filologen uit de zestiende en de zeventiende eeuw en hun edities van (post-)klassieke auteurs. Op basis van chronologische overzichten, die rond belangrijke editoren of editie-centra zijn opgezet, zullen (delen uit) de voorwerken (opdrachtbrieven, berichten aan de lezer, drempeldichten, etc.) worden afgedrukt. Op die manier zal inzicht worden verschaft in de beweegredenen om de teksten aan het lezerspubliek aan te bieden, in de verwerking van handschriften en eventuele eerdere drukken en in andere aspecten van het filologisch onderzoek dat aan de edities voorafging. Een dergelijk repertorium zal ook licht werpen op de drukge31
schiedenis van de edities, alsmede op de onderlinge betrekkingen die de filologen ter bevordering van hun arbeid onderhielden. Inmiddels wordt er voortgewerkt aan de lemmata Rudolph Agricola, Gisbertus Longolius, Petrus Nannius en Theodorus Pulmannus. Voor de lemmata over Dirk Volkertsz. Coornhert, Adrianus Junius en Johannes Murmellius zijn er principeafspraken gemaakt met externe specialisten. Gezien de grote hoeveelheid werk zijn de humanisten die hun werkkring aan het Collegium Trilingue te Leuven hadden naar een volgende fase verschoven. Voor deze groep zijn al contacten gelegd met collega’s uit België. Het driejaarlijkse internationale Neolatinistencongres (deze keer in Bonn, van 3 tot en met 9 augustus) bood een uitgelezen kans om het Nederlandse aandeel in Europa Humanistica voor het eerst aan een breed publiek van vakgenoten voor te leggen. S. Surdèl en H.J.M. Nellen verzorgden een lezing, bestaande uit een inleiding over het project als zodanig, gevolgd door een ‘case-study’ met nieuwe gegevens bij het onderzoek naar Gisbertus Longolius; een publicatie in de acta van het congres is in voorbereiding. Tevens werden er nuttige contacten gelegd met collega’s uit Duitsland en Spanje. In oktober (S. Surdèl) en november (H. Nellen) vonden werkbezoeken plaats aan diverse bibliotheken in Parijs, als vervolg op het onderzoek dat in 2001 werd begonnen. Van ongeveer zeventig 32
oude drukken werd het voorwerk vergeleken en getranscribeerd. Met dezelfde bedoeling werd in november ook een werkbezoek gebracht aan de Stedelijke Athenaeum Bibliotheek te Deventer en de bibliotheek van de Universiteit Utrecht. In december vond het jaarlijkse overleg plaats met collega’s van het IRHT, deze keer aangevuld met Marcus De Schepper van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en prof. Dr. Robert Seidel van de Goethe-Universität te Frankfurt. Dit overleg leidde onder meer tot een sterk verbeterde en meer gedetailleerde richtlijn voor het samenstellen van de lemmata, die in Frankrijk, Duitsland, België en Nederland zal worden toegepast. Daarmee kunnen deze landen een voortrekkersrol vervullen voor teams die nog bezig zijn met de voorbereiding van hun deelname, zoals Spanje en Italië. Een dergelijke richtlijn maakt het tevens mogelijk de boekdelen in de reeks ‘Europa Humanistica. Collection publiée par l’Institut de Recherche et d’Histoire des Textes’ op een voor de uitgever aantrekkelijke manier te presenteren. In de reeks Europa Humanistica is inmiddels verschenen: J.-Fr. Maillard et alii (eds.), La France des humanistes, Hellénistes I (Turnhout 1999). Volgende delen uit de reeks zijn op korte termijn te verwachten van W. Kühlmann (Ruprecht-KarlsUniversität Heidelberg) en van I. Monok (universiteit van Szeged, Hongarije). Het CHI zal in eerste instantie een dubbeldeel (1a en 1b) verzorgen over edities van geleerden uit de Nederlanden tot jaarverslag chi ™ 2003
1575, het stichtingsjaar van de Leidse universiteit. In samenwerking met collega’s uit België zal een volgend deel gewijd worden aan de bloeitijd van de klassieke filologie in de zeventiende eeuw.
º
EMBLEMATA P. Boot, m.m.v. J. Bloemendal en B. Thijs
Begin 2003 ontving het ‘Emblem Project Utrecht’ (EPU) een subsidie van NWO. Dankzij die subsidie kan het samenwerkingsverband van CHI en EPU worden voortgezet. De komende jaren zal door het EPU worden gewerkt aan de digitalisering van ongeveer vijfentwintig bundels liefdesemblemen uit de Nederlanden. Hiervoor is een projectorganisatie gevormd waarin wordt samengewerkt door de Universiteit Utrecht, het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI-KNAW), de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), Mnemosyne en het CHI. Het CHI zal meewerken aan de inhoudelijke ontsluiting van de embleembundels die door het EPU op het internet ter beschikking zullen worden gesteld. Zodra het materiaal voor deze ontsluiting beschikbaar is, kan het CHI met dit werk beginnen. Gedurende 2003 is al wel verder gewerkt aan de digitale versie van Sinne- en minnebeelden, de door J.C.A. Luijten bezorgde editie van Cats’ beroemde embleembundel (Monumenta Literaria Neerlandica IX). In 2003 is bovendien een aanprojecten
vang gemaakt met een promotieonderzoek naar embleemsemiotiek. De bevindingen van dit onderzoek zullen digitaal worden vastgelegd, en toegankelijk worden gemaakt vanuit elektronische edities van het bronnenmateriaal. Voor het CHI is het onderzoek interessant vanwege de mogelijkheden om de digitale editie en het daarop gebaseerde onderzoek te integreren. Daarmee is het onderzoek relevant voor de bruikbaarheid van de digitale editie. In het verslagjaar heeft het onderzoek vooral in het teken gestaan van technische mogelijkheden om onderzoeksbevindingen vast te leggen. Van dit onderzoek is verslag gedaan op diverse conferenties.
º
ACADEMIEBIBLIOTHEKEN IN FRANEKER EN GRONINGEN L.S. Wierda
In 1999 is een begin gemaakt met een gemeenschappelijk onderzoeksproject van het CHI en de Fryske Akademy. Het project heeft tot thema de voor- en vroege geschiedenis van de bibliotheken van de academies/universiteiten te Franeker en Groningen (respectievelijk gesticht in 1585 en 1614). De uitvoerder van het project is gestationeerd aan de Fryske Akademy te Leeuwarden. Met dit onderzoek wordt beoogd de intellectuele geschiedenis van de Noordelijke Nederlanden inzichtelijker te maken. Daartoe wordt studie 33
gemaakt van de samenstelling van de twee academiebibliotheken en hun rol bij het onderwijs aan beide academies. Van de Franeker bronnen (vijf gedrukte bibliotheekcatalogi uit de zeventiende eeuw) wordt daartoe een ruim geannoteerde editie gemaakt. In de inleidende hoofdstukken worden de Franeker gegevens, die tot nu toe niet zijn ontsloten, vergeleken met het Groninger materiaal, dat door J.M.M. Hermans al uitgebreid is bewerkt. Daarnaast wordt in het inleidende deel de geschiedenis van de Franeker bibliotheek, haar functioneren en samenstelling besproken. Behalve de zeventiende-eeuwse gedrukte catalogi zijn de boeken zelf object van onderzoek, voor zover ze aanvullende informatie leveren over de wijze waarop ze in de bibliotheek werden bewaard (te denken valt aan bijvoorbeeld kettingklampen of sporen daarvan) en over gebruikssporen (aantekeningen, verwijzingen etc.). Een ander punt van aandacht is de manier waarop de bibliotheek de boeken heeft verworven. Aangezien er geen budget beschikbaar was, moet de groei van de bibliotheek gedurende de zeventiende eeuw (van 373 titels in 520 banden in 1626 naar 1229 titels in 1780 banden in 1694) vrijwel geheel voor rekening zijn geweest van schenkingen van instellingen en particulieren in Friesland. Veel schenkingen zijn vastgelegd, in een vermelding in een van de catalogi en/of in de gedrukte schenkingsoorkonden die in een groot aantal boeken zijn bijgebonden. In de annotaties 34
bij de editie worden schenkingsaantekeningen steeds vermeld en geciteerd en wordt gesignaleerd waar schenkingsoorkonden voorkomen. Deze laatste worden apart weergegeven. Wegens gezondheidsproblemen is sinds 1 juli 2003 tot begin december 2003 geen werk verricht voor het project. In de resterende tijd is door de onderzoeker verder gewerkt aan het voorbereiden van de editie en de annotaties daarbij. Vooral het gestandaardiseerd en bibliografisch juist weergeven van auteurs, titels en drukgegevens (plaats van druk, drukker, jaar van druk) bleek zeer tijdrovend. Om een voorbeeld te geven: een auteur die in de zeventiende-eeuwse catalogi wordt vermeld als ‘Jani Damasceni’ (in genitiefvorm dus) blijkt gestandaardiseerd (en dus vindbaar in bibliografische naslagwerken) Ibn Sarafyun te heten. Behalve aan de editie is ook gewerkt aan de inleidende stukken: zo zijn alle schenkingsoorkonden geïnventariseerd en beschreven en is een begin gemaakt met een hoofdstuk over schenkers. Ook de inleiding is in grote lijnen geschreven. Tevens is een lezing, gehouden tijdens de Codicologendagen 2002 in Leeuwarden, bewerkt tot een Engelstalig artikel (te verschijnen in 2004 onder de titel ‘Armamentarium totius sapientiae. The Franeker Academy Library and its seventeenth-century catalogues’).
jaarverslag chi ™ 2003
º
HUGO GROTIUS: DICHTWERKEN A.C.G.M. Eyffinger, M. van Oosterhout
In de reeks Dichtwerken van Hugo Grotius (The Poetry of Hugo Grotius) zullen nog twee delen verschijnen: het deel met de Gravure-poëzie wordt voorbereid door A.C.G.M. Eyffinger, extern medewerker van het Instituut, de Posteriora worden bewerkt door M. van Oosterhout. In het verslagjaar vorderde het werk aan het deel Gravure-poëzie gestaag, zij het dat de in het vorig jaarverslag vermelde opdracht voor Buitenlandse Zaken een grote aanslag op de gereserveerde tijd deed. Grotius’ gravurereeks Omnium rerum vicissitudo oogstte een onverwacht groot succes tijdens tentoonstellingen in Wenen (voor de diplomaten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Verenigde Naties) en in het Palais des Nations in Genève. Van de reeks is een vierhonderdtal afdrukken op groot formaat gemaakt, die over de ambassades werden verspreid. Daarnaast werden er voorbereidingen getroffen voor de najaarstentoonstelling in Slot Loevestein/Gorcum. Inmiddels zijn de tekstconstitutie en het onderzoek naar de achtergronden en wordingsgeschiedenis van de gravures nagenoeg afgerond. Het vertaal- en commentaarwerk wordt vanaf 1 maart 2004 ter hand genomen. De verzorging van de tekstuitgave van de Posteriora van Hugo Grotius (1583-1645) wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband tussen het projecten
Constantijn Huygens Instituut en de Katholieke Universiteit Nijmegen. Het werk aan de uitgave gebeurt in de vorm van een promotieonderzoek en is begonnen op 1 september 2003. De gedichten die Grotius in de periode van 1609 tot aan zijn dood in 1645 schreef worden de Posteriora, ofwel de Latere Poëzie genoemd, dit in tegenstelling tot de Jeugdpoëzie (Iuvenilia). Het corpus van de Posteriora bestaat uit ongeveer honderdvijftien gedichten die verspreid gepubliceerd zijn. Het betreft vooral gelegenheidspoëzie. De gedichten zijn onderverdeeld in thematische groepen in navolging van eerdere delen in de Dichtwerken van Hugo Grotius. Ook in het geval van de Posteriora zal de kritische uitgave van de Latijnse tekst worden voorzien van een uitgebreid ontsluitingsapparaat, bestaande uit een letterlijke vertaling van de gedichten, alsmede een historische en letterkundige becommentariëring. De voertaal van de reeks is het Engels. Onder de Posteriora bevindt zich tevens een zeer klein aantal Griekse gedichten, waaronder een distichon uit 1642 op het overlijden van François van Aerssen, Heer van Sommelsdijk. In zijn brieven geeft Grotius meermaals blijk van zijn afkeer van deze geslepen staatsman, wanneer hij Van Aerssen ‘nuttig voor zichzelf en voor het Huis van Nassau’ noemt, en schrijft dat de bestuurder zichzelf rijk heeft gemaakt en het land arm (Briefwisseling van Hugo Grotius XIII, 5552 p. 27, d.d. 11.I.1642, aan L. Camerarius en Briefw. XIII, 5553 p. 35
28, d.d. 11.I.1642, aan J. de Wicquefort). Grotius ontvangt een omstandig verslag van het sterfbed van Van Aerssen: ‘Somelsdijck naer een seer pinelijcke sieckte, verswerynge van nieren, ulceratiën in de blase, in thien dagen geen water hebbende geloost als door een καθτερ, heeft geagoniseert van tusschen den Maendach ende Dynxdach met groten ziek- ende flauten tot des Vrijdachs naer den middach, wanneer hij is overleden. […] De doot wort by weynyge beclacht’. (Briefw. XIII, 5566 p. 46, d.d. 20.I.1642, van N. van Reigersberch). De dichter heeft hierop in een brief aan zijn broer Willem een giftig epitaphium verzonden (Briefw. XIII, 5582 p. 64, d.d. 1.II.1642): Θλυς ην ψυν ιλργυρς, νµα δ’ ρσην. ’Αρσενικν δ’ τµς πατρδι τς τε λις.
De woordspelingen in het epigram zorgen voor problemen in de vertaling: ‘Vrouwelijk van geest was de hebzuchtige: zijn naam is echter mannelijk (ρσην). Puur arsenicum was hij voor zijn vaderland en voor zijn vrienden’. Het gedicht is voor zover bekend slechts overgeleverd in de brief van Hugo aan zijn broer.
36
º
BIOGRAFIE VAN HUGO GROTIUS en BRIEVEN IN REMONSTRANTSE ARCHIEVEN H.J.M. Nellen
Na de voltooiing van de Briefwisseling van Hugo Grotius werd een begin gemaakt met de redactie van een biografie van Hugo Grotius (1583-1645) op basis van zijn correspondentie. Voor de uitgave van deze biografie heeft het Prins Bernhard Fonds een subsidie verstrekt. In het verslagjaar werd een vijftal hoofdstukken in een voorlopige vorm afgerond. Aan het einde van het jaar kon beslag worden gelegd op een onbekende brief. Op 19 november 2003 werd door het veilinghuis Burgersdijk & Niermans te Leiden een brief geveild van Hugo Muys van Holy. Het kavelnummer omvatte behalve de autograaf ook een afschrift in latere hand, vermoedelijk uit de negentiende of twintigste eeuw, alsmede een portretgravure van een familielid van Muys van Holy. De Koninklijke Bibliotheek kocht de brief aan en gaf meteen na aankoop toestemming een afschrift te vervaardigen. De briefschrijver, Hugo Muys van Holy, schout van Dordrecht, was in november 1618 benoemd tot lid van een speciale rechtbank, bestaande uit vierentwintig rechters, die Johan van Oldenbarnevelt en diens partijgenoten moesten veroordelen. Muys van Holy gold als een van de meest verbeten tegenstanders van de landsadvojaarverslag chi ™ 2003
caat. De brief werd in grote haast opgesteld op zondag 19 mei 1619, daags nadat het vonnis tegen Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets was uitgesproken. Van beiden geeft de briefschrijver de reactie op de uitspraak. Het wordt wel duidelijk dat de gevangenen in grote spanning hadden gezeten. Na de terechtstelling van hun grote leider Oldenbarnevelt, op maandag 13 mei, hadden zij vanzelfsprekend een gegronde reden om voor hun leven te vrezen. De uitslag viel mee, althans voor De Groot, pensionaris van Rotterdam, die tegenover de rechters niet op de uitspraak wilde reageren, maar terug in zijn kamer blijdschap toonde en voor het eerst weer eens met smaak zijn voedsel verorberde: ‘Grotius sprack noch voor noch naer niet een eenich woort, ende in sijn camer wederom comende toonde vreuchde, gelijck hij des middaechs wel geeeten ende gedroncken heeft, meer als oyt te voiren’. Daarentegen heeft het er alle schijn van dat Hogerbeets, pensionaris van Leiden, door gevangenschap en proces ernstig van slag was gebracht. In de rechtszaal hield hij een verward betoog over het vonnis en toen hij ’s avonds vroeg opnieuw zijn zegje te mogen doen, opperde hij tegenover Muys van Holy en diens collega Hendrik van Essen dwaze argumenten, die dan ook vlot opzij geschoven werden. Tevens is in 2003 een bescheiden voortgang gemaakt met het project dat de uitgave betreft van brieven van geleerden uit remonstrantse kring. Dit brievenmateriaal zal licht werpen op projecten
de wijze waarop het gedachtegoed van geleerden als Arminius, Grotius, Vossius en Episcopius werd aangewend voor de ontwikkeling van ideeën die uiteindelijk in de Verlichting uitmondden. In het onderzoeksjaar werden transcripties vervaardigd van een aantal brieven van de remonstrantse predikant Etienne de Courcelles (1586-1659), hoogleraar aan het Remonstrants Seminarie te Amsterdam. De brieven van Courcelles worden bewaard in de collectie van de Remonstrantse Kerk in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.
º
G.J. VOSSIUS: POETICAE INSTITUTIONES J. Bloemendal, E. Rabbie
Dit project betreft de uitgave van Gerardus Joannes Vossius, Poeticarum institutionum libri III, De artis poeticae natura ac constitutione en De imitatione, alle drie in 1647 in Amsterdam verschenen. Het jaar 1647 was voor Vossius (1577-1649) het ‘poëticale’ hoogtepunt. In dat jaar werd zijn invloedrijke werk Poeticae institutiones voor het eerst gedrukt en gaf hij twee kleinere geschriften over de dichtkunst uit: De artis poeticae natura ac constitutione, een theoretische inleiding op het grote werk, en De imitatione, een uitwerking van een deelaspect van de poëtica, namelijk de navolging van de klassieke auteurs. De tweede editie van deze drie werken stamt uit 1697, als deel van de Opera omnia. De editie die nu wordt voorbereid zal de eerste kritische 37
uitgave en de eerste vertaling van deze werken bieden, alsook de eerste commentaar erop. Vossius’ poëtica biedt een heldere en geleerde samenvatting van alles wat op dat moment over de antieke poëtica, in het bijzonder de leer van Aristoteles, bekend was. Daarnaast citeert Vossius talloze bekende en minder bekende klassieke en contemporaine auteurs die over de dichtkunst of een onderdeel daarvan hebben geschreven, en ook diverse scholiasten en commentatoren, zodat hij een staalkaart geeft van wat er op dit gebied voorhanden is. De drie werken waren invloedrijk, vooral op het gebied van de theorie, maar ook op dat van de praktijk van het drama in de tweede helft van de zeventiende eeuw. De theorie van het Frans-classicistische toneel en haar praktische toepassing kunnen nauwelijks los gezien worden van deze poëticale geschriften. De tekst zal verschijnen als studie-uitgave met kritisch apparaat, parallelle Engelse vertaling en commentaar. In de commentaar zal vooral worden ingegaan op de bronnen en tussenbronnen die Vossius heeft gebruikt: zo wordt duidelijk hoe hij in relatief korte tijd deze omvangrijke studie kon uitvoeren. Aan het einde van het verslagjaar waren de tekstconstitutie en de vertaling in eerste versie afgerond. Ook waren Vossius’ klassieke, middeleeuwse en vroegmoderne bronnen voor het grootste deel getraceerd. De commentaar was
38
grotendeels in eerste versie uitgeschreven. De voltooiing van het project is gepland voor 2005.
º
ANTONI VAN LEEUWENHOEK: BRIEVEN L.C. Palm
Het project behelst een historisch-kritische editie van alle brieven van de Delftse microscopist Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) met een moderne Engelse vertaling, voorzien van filologische, historische, natuurwetenschappelijke annotaties en interne verwijzingen en geïllustreerd met foto’s van tekeningen en gravures. Van Antoni van Leeuwenhoek is een groot aantal brieven bewaard gebleven. In deze brieven, die hij vaak van illustraties voorzag, beschreef hij nauwgezet de resultaten van zijn microscopisch onderzoek, dat vanwege de kwaliteit van zijn instrumenten en de eigenzinnigheid van zijn interpretaties tot het beste van die tijd behoort. Monografieën heeft Van Leeuwenhoek nooit geschreven en daarom vormt het corpus van zijn brieven de enige toegang tot zijn werk en zijn ideeën. Een aantal brieven is in zeldzame contemporaine edities beschikbaar, in het Nederlands of in Latijnse vertaling. Ook is er een gedeelte in Engelse vertaling gepubliceerd. Een volledig overzicht van het werk van Van Leeuwenhoek ontbreekt. De editie is van belang voor (wetenschaps)historici die Van Leeuwenhoeks rol
jaarverslag chi ™ 2003
in de wetenschap willen bestuderen en voor taalkundigen die gespecialiseerd zijn in zeventiendeen achttiende-eeuws Nederlands. Het project bevindt zich thans in zijn afsluitende fase. Er zijn tot nu toe vijftien delen van Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek / The Collected Letters of Antoni van Leeuwenhoek verschenen. De reeks zal uiteindelijk negentien delen tellen. De bewerking van de kopij van de laatste vier delen is naar verwachting in 2005 klaar. Internationaal is er van verschillende kanten grote belangstelling voor Van Leeuwenhoeks werk, in 2003 zelfs in Japan. Van 7 tot 10 november werd onder auspiciën van het Japanse Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Sport, Wetenschap en Technologie in Nagahama een congres gehouden onder de titel: ‘Headwaters of Science and Technology in Pre-Modern Japan: Galileo, Leeuwenhoek, Ikkansai’. L.C. Palm verzorgde bij dit congres een lezing.
º
NEWTONIANISME IN DE REPUBLIEK H.G.M. Jorink
‘Dat aller grootste vernuft onzer eeuw’ was de kwalificatie van Betje Wolff voor Sir Isaac Newton (1642-1727). De invloed van deze geleerde op het geestesleven in de Republiek was enorm. Newton is vooral bekend vanwege zijn formulering van de universele gravitatiewet (Principia Mathematica, 1687), die al snel de Aristotelische en projecten
Cartesiaanse natuurfilosofie verdrong. Newtons genie sprak echter ook buiten de kleine kring van natuurkundigen zeer tot de verbeelding. Aan de Engelsman toegeschreven ideeën bleken een rijke bron voor dichterlijke ontboezemingen en voor bespiegelingen over bijvoorbeeld Gods openbaring in de Schepping, over de samenhang tussen de Europese talen en over de aantrekkingskracht tussen ‘zedelijke wezens’. Kortom: de achttiende eeuw was de eeuw van Newton. Om de complexe beeldvorming rond Newton te bestuderen is in oktober 2001 dit project van start gegaan. Oogmerk van het onderzoek, dat wordt gefinancierd uit het Vernieuwingsfonds van de KNAW, is om de invloed van Newtons werk te analyseren, in het bijzonder op de niet-natuurkundige aspecten van het intellectuele leven. Het uiteindelijke doel van het onderzoek is een Engelstalige monografie, die naar verwachting in 2006 gepubliceerd zal worden. Nadat het eerste jaar van de aanstelling vooral werd besteed aan een inventarisatie van het bronnenmateriaal, het formuleren van een werkhypothese en het opstellen van een hoofdstukindeling, werd in 2003 begonnen met het schrijven van de monografie. Daarnaast verscheen een eerste artikel: een studie waarin de problematische verhouding tussen theologie en natuurfilosofie in de Republiek ten tijde van de publicatie van Newtons Principia wordt beschreven.
39
º
JOHANNES ANTONIDES VAN DER GOES: YSTROOM (1671) B. Thijs
‘Wat zal het nieuwe jaer ons geven / Indien wij als in ’t oude leven?’ – Deze wijze woorden zijn de beginregels van een nieuwjaarslied op de melodie van Vondels ‘O kerstnacht schoner dan de dagen’ dat Johannes Antonides van der Goes (16461684) dichtte. Het gedicht is opgenomen in de bundel Alle de gedichten, die een jaar na Antonides’ dood verscheen en werd verzorgd door zijn vader Antonis Jansz. De bundel opent met het beroemdste werk van Antonides van der Goes, de Ystroom. Dit lofdicht op het Amsterdamse IJ bestaat uit vier boeken. In het eerste boek neemt de auteur ons mee op een wandeling door Amsterdam langs het IJ. Gedetailleerd beschrijft hij de torens, de huizen, de ‘industrieterreinen’, de markt etc. Antonides laat alleen de mooiste plekjes van de stad zien. In boek twee neemt hij ons mee op een wereldzeereis: langs Kaap de Goede Hoop richting Indië. Antonides benoemt de specerijen die de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) meenam uit de Oost: foelie, nootmuskaat, kruidnagelen. Hij stipt de Groenlandvaarders aan, noemt de Goudkust, de West-Indische Compagnie (WIC). Het derde boek is anders van karakter: hierin bevindt de ik-figuur zich in een grot, waar de bruiloft van Peleus en Thetis wordt gevierd. De 40
IJstroomgod heeft de rol van Peleus en zit aan het hoofd van de feestdis, wat leidt tot een jaloerse reactie bij de overige riviergoden. Met deze allegorie verwijst Antonides naar de Triple Alliantie van 1668. In boek vier brengt de dichter ons terug naar Holland en bevindt hij zich weer op het IJ. Net als in het eerste boek wordt hier de omgeving rond het IJ beschreven. De teneur in dit boek is dat Amsterdam mede aan het IJ, de ‘koopgoot’ van Amsterdam, zijn grote rijkdom te danken heeft. Het doel van dit project is het vervaardigen van een studie-uitgave. De basistekst is de laatste door de auteur geziene versie, de eerste druk uit 1671. Het project loopt sinds april 2001 en zal naar verwachting in 2006 worden afgerond. Het Ystroom-project is een van de pilots voor digitale uitgaven van het CHI. In het verslagjaar is de basistekst gedigitaliseerd. Tekst en illustraties zijn nu raadpleegbaar via de website van het CHI. Aan ieder boek van de Ystroom gaat een titelprent van Romeijn de Hooghe (1645-1708) vooraf. Bij de titelprent van boek III is op de website bij wijze van voorproefje te zien hoe het verband tussen tekst en illustratie digitaal weer te geven is: http://www.chi.knaw.nl/epub/ystroom.
jaarverslag chi ™ 2003
º
GUIDO GEZELLE: NAGELATEN EN ONGEBUNDELDE LYRIEK P.G. de Bruijn, J. Pauwels (ISNL/Universiteit Antwerpen)
Dit project is een door het Vlaams Nederlands Comité (FWO/NWO) gesubsidieerd onderzoek dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden (ISNL) van de Universiteit Antwerpen. Doel van het project is een historisch-kritische editie van de nagelaten en ongebundelde lyriek van Guido Gezelle (1830-1899). Alhoewel de gedichten tot het belangrijkste werk van Gezelle worden gerekend, bestaat nog steeds geen uitgave waarin recht wordt gedaan aan de diversiteit en complexiteit van het overgeleverde materiaal. In het tekst- en apparaatdeel wordt de tekstontwikkeling van de gedichten zo volledig mogelijk gedocumenteerd en van commentaar voorzien. In een apart deel wordt ook de publicatiegeschiedenis van de postume bundels Laatste verzen en Verzen (beide uit 1901) beschreven. De uitgave zal worden gepubliceerd in de reeks Monumenta Literaria Neerlandica. In 2003 is de inventarisatie van het primaire materiaal, met uitzondering van enkele handschriften in privébezit, afgerond. Op grond van deze inventarisatie zijn het corpus gedichten en de editieprincipes definitief vastgesteld. Daartoe werd in overleg met de projectcommissie het in projecten
de reeks Monumenta Literaria Neerlandica gebruikelijke presentatiesysteem op enkele punten aangepast aan de specificiteit van het overgeleverde bronnenmateriaal. Inmiddels is ongeveer driekwart van het corpus volledig bewerkt (tekst, apparaat en commentaar). Daarnaast werd het aldus ontwikkelde model uitgeprobeerd op de genese van het bekende gedicht ‘Bezoek by ’t graf’, dat het onderwerp vormt van een themanummer van het tijdschrift Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie (te verschijnen in 2004). Met het oog op het onderdeel publicatiegeschiedenis is het secundaire materiaal (correspondentie, zakelijke documenten e.d.) volledig verwerkt: de collecties van het Guido Gezellearchief in de Stadsbibliotheek Brugge, het Engels Klooster te Brugge, de Universiteit Antwerpen, het AMVC-Letterenhuis te Antwerpen, het Letterkundig Museum te Den Haag en de UB Amsterdam zijn doorgenomen op relevante gegevens in verband met het ontstaan en de publicatie van Gezelles gedichten en postume bundels. Dit heeft talloze nieuwe gegevens opgeleverd over de totstandkoming van Laatste verzen en Verzen, twee bundels die indertijd uit de handschriftelijke nalatenschap zijn samengesteld door Gezelles executeurs-testamentair Stijn Streuvels en Caesar Gezelle. Deze uitgaven zijn zowel in editietechnisch opzicht interessant (in sommige gevallen gaan ze terug op inmiddels verloren gegane manuscripten) als in literair-historisch opzicht 41
van belang, omdat de ontstaansgeschiedenis ervan verweven blijkt te zijn met de pogingen van Vlaamse schrijvers (met name Streuvels) om in Nederland vaste voet aan de grond te krijgen. Dit laatste aspect is door de Vlaamse projectuitvoerder nader uitgewerkt in het proefschrift Guido Gezelle en Lambertus Jacobus Veen; bijdrage tot de studie van uitgeverij, boekhandel en lezerspubliek, 1901-1919, waarop hij op 5 december 2003 te Antwerpen promoveerde.
º
VINCENT VAN GOGH: BRIEFWISSELING L.A.M. Jansen, J.C.A. Luijten, m.m.v. N. Bakker.
Het onderzoek voor de uitgave van de volledige correspondentie van Vincent van Gogh (1853-1890) wordt uitgevoerd op basis van een samenwerkingsverband tussen het Constantijn Huygens Instituut en het Van Gogh Museum te Amsterdam; het begon aan het einde van 1994 en is inmiddels in een vergevorderd stadium. Het beoogde jaar van publicatie is 2008. In 2003 richtten de werkzaamheden zich voornamelijk op het schrijven van de commentaren bij de brieven uit de Nuenense en Antwerpse periode. Door het onderzoek in archieven en het raadplegen van specifieke bronnen kon een groot aantal brieven nauwkeuriger worden gedateerd. Zo meldt Van Gogh in een brief uit 1885 dat hij in Antwerpen een collectie schilderijen zag die werd verkocht. Dit was, volgens een advertentie in het 42
Handelsblad van Antwerpen van 12 december 1885, een verkoping op maandagmiddag 14 december. De brief moet na de verkoping zijn geschreven, en aangezien Van Gogh bovendien zegt dat er in de stad nog sneeuw lag, dateert hij hoogstwaarschijnlijk van maandag(avond) 14 december 1885, want vanaf die dag steeg de temperatuur, aldus de weerrapporten van het KMI te Ukkel. In de laatste uitgave van de brieven werd dit schrijven nog gedateerd tussen circa 8 en 15 december. Ook zijn enkele samenstellingen van brieven gewijzigd ten opzichte van de vorige editie, bijvoorbeeld uit de Drentse periode (1883). Nader onderzoek wees uit dat voorheen sommige bladen abusievelijk bij elkaar werden gevoegd. Bijzondere vermelding verdient de veiling van een blad met een briefschets van ‘Het Gele Huis’ op 24 juni 2003 bij Christie’s te Londen. Aan de verso-zijde stonden 30 regels brieftekst; zij bleken het slot te vormen van een brief die zich in het Van Gogh Museum bevindt – verrassend was dat de afsluiting die men in voorgaande edities aan deze laatste brief had toegekend op haar beurt weer beter bij een andere brief bleek te passen, waardoor opeens twee volledige brieven aan de nieuwe uitgave kunnen worden toegevoegd. Inmiddels zijn de annotaties van circa 600 brieven gereed. De eerstkomende tijd zal het onderzoek zich geheel richten op Van Goghs Franse periode: Arles, Saint-Rémy-de-Provence en Auvers-surOise (1888-1890). In de loop van het verslagjaar jaarverslag chi ™ 2003
werden intensieve besprekingen gevoerd met een potentiële uitgever. Over de uiteindelijke vorm van de uitgave (met een mogelijke elektronische component) is nog geen beslissing gevallen. Met de Pierpont Morgan Library te New York is overeenstemming bereikt over een rijk geïllustreerde deeluitgave van de twintig brieven van Van Gogh aan de kunstenaar Emile Bernard. Dit boek zal de oorspronkelijke Franse teksten, de Engelse vertalingen en annotaties bevatten die in de uiteindelijke editie zullen worden opgenomen, en aldus als een pilot gaan dienen. Voorts zijn, samen met Michael Hoyle, ‘general editor of translations’ van het project, van ruim 100 briefteksten de Engelse vertalingen gecontroleerd. Buiten het museum verstrekten de editeurs regelmatig informatie en advies over de Van Gogh-brieven en editieproblematiek: in radioprogramma’s, filmdocumentaires, gastcolleges, voordrachten voor studenten, bijdragen aan ‘Profielwerkstukken’ en het ‘GRAS-project’ (ten behoeve van het Middelbaar Onderwijs), bij de opening van de tentoonstelling ‘Van Gogh en Amsterdam’ in Museum de Amstelkring Ons’ Lieve Heer op Solder, tijdens een paneldiscussie op de Salon du Livre in Parijs en aan de (internationale) schrijvende pers. Over de recent ontdekte, onbekende brief van Van Gogh aan Hermanus Gijsbertus Tersteeg, zijn vroegere chef bij kunsthandel Goupil & Cie. in Den Haag, werd een presentatie samengeprojecten
steld voor het Prentenkabinet van het Van Gogh Museum met andere brieven en documenten die de context van deze uitzonderlijke brief evenals Van Goghs relatie met Tersteeg toelichten. Ter begeleiding van deze tentoonstelling, die vanaf januari 2004 te zien zal zijn, schreven de editeurs voor het Van Gogh Museum Journal 2003 het artikel ‘Self-portrait between the lines: a previously unknown letter from Vincent van Gogh to H.G. Tersteeg’, waarin deze onconventionele condoleancebrief in zijn geheel is gepubliceerd: het is de enige in zijn soort die we kennen van Van Gogh en waarin zijn ambities als aspirant-predikant onmiskenbaar tot uitdrukking komen.
º
HERMAN GORTER: LYRISCHE POËZIE (1886-1905) H. van Kempen
Aan dit project wordt sinds augustus 2001 gewerkt in een samenwerkingsverband tussen het CHI en de Vrije Universiteit Amsterdam in de vorm van een AIO-aanstelling aan deze universiteit. Het onderzoek omvat twee onderdelen: de uitgave van een historisch-kritische editie van de lyrische poëzie die Herman Gorter (18641927) schreef tussen 1886 en 1905, en daaraan gekoppeld een studie naar de achtergronden van Gorters wisselende bundelsamenstellingen tussen 1890 en 1925. De editie bevat gedichten uit tijdschriften als De nieuwe gids, Tweemaandelijksch 43
Tijdschrift en De nieuwe tijd en uit de bundels Verzen (1890), De school der poëzie (1897), Verzen (1903), De school der poëzie (1905), Verzen (1916) en De school der poëzie (1925). Gorter selecteerde, herschikte en wijzigde in zijn vier andere verzenbundels het materiaal uit Verzen 1890 en 1903, en vulde dit aan met tijdschriftpublicaties en met voorheen ongepubliceerd materiaal. Bij de inrichting van de editie spelen de bundels en de samenstellingen ervan een belangrijke rol. In het verslagjaar is het onderzoek voor de editie voortgezet. De werkzaamheden stonden in het teken van het vervolledigen van het apparaat en het vormgeven van het commentaargedeelte van de editie. Er is ten behoeve van het commentaar en de drukgeschiedenis archiefonderzoek gepleegd in een aantal archieven, bijvoorbeeld dat van De nieuwe gids (Koninklijke Bibliotheek in Den Haag), en er is verder relevante correspondentie bekeken. Daarnaast zijn concretere ideeën ontwikkeld over de editietechnische achtergronden van en problematiek achter Gorters wisselende bundelsamenstellingen. Deze thematiek was ook onderwerp van een lezing tijdens de jaarlijkse Studiedag Tekstgenese in het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen. Daarnaast stond 2003 voor dit project in het teken van de kennisoverdracht. Uitvoerende was samen met haar promotor, prof. J.D.F. van Halsema, docent van de collegereeks ‘Herman Gorter tot 1897’ aan de Vrije Universiteit 44
Amsterdam (september-december). Tijdens deze colleges voor de opleiding Nederlandse taal en cultuur werd gestreefd naar een verdieping van de kennis van en het inzicht in het dichterschap van Herman Gorter tot aan zijn overgang naar het socialisme. Gorters poëzie werd geplaatst in haar literair-historische, cultuur-historische en levensbeschouwelijke context. Daarbij werd ook specifieke aandacht besteed aan de editietechnische problemen die dit corpus teksten met zich meebrengt, en aan de oplossingen die hier in de editie voor zijn gezocht. Bovendien is samen met de uitvoerder van het project ‘Herman Gorter: Correspondentie’, J.A.W. Gielkens, een aantal stagiairs begeleid. Irna van der Wekke (Universiteit Utrecht) en Rebecca Lingstuyl (Universiteit Leiden) hebben meegewerkt aan zowel het lyriek- als het correspondentieproject. Hun taken bestonden uit het collationeren van teksten, het transcriberen van brieven, het doen van bibliografisch onderzoek en uitvoeren van diverse archiefwerkzaamheden. Hun stage mondde uit in een kleine proefeditie van twaalf brieven van Herman Gorter aan Augusta de Wit, inclusief commentaar. Er is daarnaast grote vooruitgang geboekt bij de samenstelling van een zo volledig mogelijke secundaire bibliografie van werken over zowel de literator als de politicus Herman Gorter. Het uiteindelijke bestand zal op termijn op de website van het Instituut raadpleegbaar zijn. jaarverslag chi ™ 2003
º
HERMAN GORTER: CORRESPONDENTIE J.A.W. Gielkens
Na twee jaar van inventarisatie stond 2003 voor het project ‘Herman Gorter: Correspondentie’ voor een deel in het teken van de transcriptie. Er werd een begin gemaakt met het tot stand brengen van een zogenaamde ‘archiefeditie’: het is de bedoeling dat van alle – ruim 2000 – bewaarde brieven van en aan Herman Gorter (1864-1927) een digitale versie wordt gemaakt. Tot nu toe is ongeveer een derde van dit aantal getranscribeerd of – als het om eerder gepubliceerde brieven gaat – gescand en geredigeerd. De archiefeditie zal in een later stadium als basis dienen voor (een) publicatie(s). Het grootste corpus dat in 2003 werd getranscribeerd was dat van de brieven aan (en enkele van) Gorters politieke vriend David Wijnkoop. De in het verslagjaar 2002 in Moskou geraadpleegde correspondentie – met bijna 300 brieven de grootste die van Gorter bewaard is – werd in zijn geheel overgeschreven. De ca. 65 documenten van een andere uitvoerige correspondentie met een politieke vriend, Barend Luteraan, werden getranscribeerd door Irna van der Wekke (Universiteit Utrecht) in het kader van haar stage bij de twee Gorter-projecten van het CHI. Een andere, minder omvangrijke correspondentie (met uitgeverij Van Dishoeck) werd getranscribeerd door een andere stagiair, Rebecca Lingstuyl, studente klassieke projecten
talen aan de Universiteit Leiden. Tijdens hun werk aan een kleine proefeditie van brieven van Herman Gorter aan Augusta de Wit (zie projectbeschrijving ‘Herman Gorter: Lyrische poëzie’) haalden de stagiairs overigens een tot nu toe onbekende opdracht van Herman Gorter aan Henriette Roland Holst boven water, die verborgen was gebleven in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Gorter schreef de opdracht in zijn brochure Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie (1915). Over het vertalen van deze brochure in het Duits gaan de meeste van de twaalf brieven van Gorter aan Augusta de Wit. Opdrachtexemplaren van Herman Gorter zijn uiterst zeldzaam. Een klein aantal bevindt zich in openbare collecties; uit de Gorter-literatuur en uit andere bronnen is het bestaan van nog enkele exemplaren te concluderen. Tot nu toe zijn slechts zo’n vijfentwintig boeken met opdrachten van Gorter bekend. Het was dan ook bijzonder dat de uitvoerder van het project ‘Herman Gorter: Correspondentie’ in het najaar van 2003 een exemplaar van de vijfde druk van Mei (1916) in de antiquariaatsboekhandel kon kopen met de volgende opdracht: ‘Aan Marie Hagemeijer / van / Herman Gorter’. Ondanks navraag bij de oorspronkelijke eigenaar van het boek kon nog niet worden achterhaald wie Marie Hagemeijer was en waarom Herman Gorter het boek aan haar opdroeg. 45
º
WILLEM ELSSCHOT: VOLLEDIG WERK P.G. de Bruijn, L.S. Hunter
Volledig Werk van Willem Elsschot (1882-1960) is een kritische leeseditie in elf delen, uitgegeven door Athenaeum – Polak & Van Gennep te Amsterdam. Elk deel bevat een zorgvuldig geëditeerde tekst, voorzien van een aparte verantwoording en commentaar. De tekst van het Volledig Werk – die op enkele uitzonderingen na gebaseerd is op de eerste publicatie in boekvorm (de eerste druk) – is het resultaat van uitgebreid bibliografisch en tekstkritisch onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van alle beschikbare bronnen. Behalve handschriften, typoscripten, tijdschriftpublicaties en boekuitgaven van Elsschots werk is ook de correspondentie van Elsschot in het onderzoek betrokken, alsmede de brieven van degenen (literaire vrienden, uitgevers, drukkers) die zich met de totstandkoming van zijn werk hebben bemoeid. Deze gegevens over de ontstaans- en publicatiegeschiedenis zijn te vinden in de verantwoording van de editie. Ten slotte bevat elk deel een lijst met annotaties, waarin alle begripsproblemen die de hedendaagse lezer zou kunnen ontmoeten uit de weg worden geruimd. In 2003 werden vier nieuwe delen van het Volledig Werk gepubliceerd. De presentatie van de delen 5 en 6, Kaas en Tsjip/De Leeuwentemmer, 46
vond plaats op 26 juni 2003 tijdens een drukbezochte bijeenkomst in het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen. P.G. de Bruijn hield bij die gelegenheid een toespraak waarin hij beide delen toelichtte. In het bijzonder de tekstgeschiedenis van Tsjip/De Leeuwentemmer is interessant, omdat dat boek – dat zich afspeelt aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog – in 1940 buiten de auteur om in gecensureerde vorm werd uitgegeven (met weglating van politiek gevoelige uitdrukkingen) en tijdens Elsschots leven nooit meer in zijn oorspronkelijke, authentieke vorm is herdrukt. In de nieuwe uitgave van het Volledig Werk wordt deze omissie voor het eerst hersteld. Op 14 november werden in Den Haag de delen 7 en 8, Pensioen en Het Tankschip, ten doop gehouden tijdens een door het CHI georganiseerde bijeenkomst. Met deze publicatie nadert het Volledig Werk zijn voltooiing: de nog te verschijnen delen – Het Dwaallicht (VW 9), Verzen (VW 10) en Ongepubliceerd werk (VW 11) – staan gepland voor eind 2004/begin 2005. In 2003 verscheen ten slotte ook nog een goedkope editie van Kaas, eveneens uitgegeven door Athenaeum – Polak & Van Gennep. De tekst ervan is gebaseerd op de kritische leeseditie in het Volledig Werk, maar werd omgezet in de huidige spelling. De volledige tekstverantwoording uit de wetenschappelijke uitgave is niet overgenomen, wel bleven de inhoudelijke toelichtingen bij de tekst gehandhaafd. jaarverslag chi ™ 2003
º
WILLEM FREDERIK HERMANS: VOLLEDIGE WERKEN A. Kets-Vree, P.W. Kegel, m.m.v. B.R.I. Van Elsacker en C.I. Klützow (technische ondersteuning)
Het onderzoek voor de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans (1921-1995) is in het begin van 2000 van start gegaan. De editie zal behalve al het zelfstandig verschenen werk (ca. 65 titels) ook honderden niet eerder gebundelde teksten bevatten, waaronder veel recensies en artikelen uit de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het Hermans-project wordt uitgevoerd in samenwerking met het Willem Frederik Hermans Instituut; de Volledige Werken zullen vanaf 2005 verschijnen bij uitgeverij De Bezige Bij (Amsterdam). De ruime aanloopperiode is het gevolg van de omvang en complexiteit van het project: de editeurs streven ernaar om alle problemen goed in kaart te brengen en om mogelijke oplossingen kritisch te doordenken, mede met het oog op een consequente uitvoering binnen het gehele oeuvre. Dit gebeurt via pilots, vaak uitgevoerd per genre. Zo is, op basis van representatieve steekproeven, besloten het Beschouwend Werk (gebundeld en ongebundeld, in totaal ca. 12 verzamelbanden) te ontsluiten door middel van registers en van een beperkte vorm van annotatie. Met de uitvoering hiervan is inmiddels een begin gemaakt. projecten
De periode van voorbereiding dient ook om het omvangrijke privé-archief van Hermans (zo’n dertig strekkende meter) door te nemen op gegevens die van belang (kunnen) zijn voor de beschrijving van de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van zijn werken, vanaf de eerste manifestatie (zoals een ruwe opzet op een kladje of een opmerking in een brief) tot en met de laatste bij leven verschenen druk. Het archiefonderzoek, dat voltooid moet zijn alvorens de publicatie van de Volledige Werken in gang kan worden gezet, zal in 2004 worden afgesloten. Details uit de ontstaansen publicatiegeschiedenis van de Boze Brieven van Bijkaart (zie hiervoor http://www.chi.knaw. nl/nieuwetijd/hermans/pdf/bijkaart.pdf) maken, hoewel het onderzoek nog niet is afgerond, al wel duidelijk dat het archiefmateriaal aanknopingspunten biedt voor meer algemene conclusies, die vervolgens weer aanleiding kunnen vormen voor literair-historisch en interpretatief onderzoek naar de aard, de achtergronden en de ontwikkeling van Hermans’ schrijverschap. In de aanloopfase is en wordt bovendien, mede door ondersteunende medewerkers en stagiairs, gewerkt aan de voorbereiding en uitvoering van elektronische collaties. Per titel worden alle relevante drukken en voorpublicaties met elkaar vergeleken, waarna de documentatie wordt geconverteerd naar één XML-TEI-bestand, met de laatste bij leven verschenen druk als uitgangspunt. In 47
2003 zijn de technische en inhoudelijke standaarden voor de productie van deze XML-TEI-bestanden vastgesteld. De XML-TEI-bestanden vormen het werkmateriaal voor de samenstelling van de leesteksten van Hermans’ werken. De tekstconstitutie van een aantal titels, waaronder Ik heb altijd gelijk (1951) en Boze Brieven van Bijkaart (1977), is inmiddels in gang gezet. In 2003 werd eveneens begonnen met het digitaliseren van het ongebundelde werk: ongeveer veertig procent van dit materiaal is op dit moment digitaal beschikbaar, met inbegrip van voorlopige coderingen, die een automatische omzetting naar XML-TEI mogelijk maken. Voor het vervaardigen van de ‘hard copy’ op basis van de XML-TEI-bestanden werd overleg gevoerd met de zetterij, waarbij een aantal testbestanden is uitgewisseld. De editeurs waren tevens nauw betrokken bij de door De Bezige Bij bepaalde typografische vormgeving van de Volledige Werken, op basis waarvan de definitieve indeling van de reeks kan worden vastgesteld. Gedetailleerde en actuele projectinformatie is te vinden op de website van het CHI.
48
jaarverslag chi ™ 2003
‘Een kijkje in de keuken’ over stages bij het constantijn huygens instituut
Het Constantijn Huygens Instituut is gevestigd in de nabijheid van de Koninklijke Bibliotheek en het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag. Als wetenschappelijk instituut is het CHI niet verbonden aan een van de Nederlandse universiteiten, maar het staat wel dicht bij de rijke bronnen van de KB en het NLMD. Geïnteresseerde studenten krijgen op verschillende manieren de kans om zich te verdiepen in het onderzoek dat aan het Instituut plaatsvindt. Voor de onderzoekers van het CHI is, buiten het geven van (gast)colleges en lezingen, het begeleiden van stagiairs een van de manieren om hun kennis en expertise over te dragen. In 2003 waren in totaal zeven stagiairs, afkomstig van verschillende Nederlandse universiteiten, voor een bepaalde periode werkzaam aan het CHI. In dit jaarverslag komen vijf stagiairs van zeer diverse projecten over hun ervaringen aan het woord. Stageplaatsen worden binnen beide werkgroepen van het Instituut gevonden: zowel bij de werkgroep Middeleeuwen-Renaissance als bij de Nieuwe Tijd. Moniek van Oosterhout (Katholieke Universiteit Nijmegen) vond een onderkomen binnen de eerste werkgroep: ‘Ik heb van januari tot en met september 2002 stage gelopen aan het Constantijn Huygens Instituut in het kader van mijn tweede studie Algemene Literatuurwetenschap aan de Katholieke thema
Universiteit Nijmegen. Mijn eerste studie, Griekse en Latijnse Taal en Cultuur aan dezelfde universiteit, had ik in 2001 afgerond. Gedurende de stageperiode verkeerde ik één dag per week op het Instituut, en op twee andere dagen verrichtte ik stagewerkzaamheden in Nijmegen.’ De stageopdracht van Inge Broekman (Rijksuniversiteit Groningen) bevond zich op het snijvlak van de twee werkgroepen: ‘In de periode februari tot en met juni 2003 heb ik stage gelopen bij het Constantijn Huygens Instituut. Mijn stageopdracht had betrekking op het Ystroom-project; Boukje Thijs werkt daar aan een studie-editie van dit zeventiende-eeuwse stroomdicht van Antonides van der Goes.’ Irna van der Wekke (Universiteit Utrecht) werkte in het kader van haar studie moderne Nederlandse letterkunde van juli tot december 2003 binnen de werkgroep Nieuwe Tijd mee aan de beide Gorterprojecten: Lyrische poëzie en Correspondentie. Andrea van Leerdam (Universiteit Utrecht) liep van april tot juli 2003 stage bij het ‘Van Gogh correspondentie’-project, een samenwerking tussen het CHI en het Amsterdamse Van Gogh Museum: ‘Een docente had me op deze stage geattendeerd en hoewel ik mij in mijn opleiding heb gespecialiseerd in de cultuur van de Middeleeuwen en de Renaissance, leek het me prachtig om te mogen meewerken aan een geannoteerde uitgave van de brieven van Vincent van Gogh.’ Simon Blaas (Universiteit Utrecht) heeft meegewerkt aan 49
het project Volledige Werken van Willem Frederik Hermans: ‘Het Constantijn Huygens Instituut bood mij een kijkje in de keuken van een wetenschappelijk instituut. Ik heb ervaring kunnen opdoen met bronnenonderzoek en editietechniek aan de hand van het werk van Hermans.’ Er kunnen verschillende redenen zijn om te kiezen voor een stage bij een wetenschappelijk instituut. Behalve het opdoen van werkervaring is het in praktijk brengen van geleerde vaardigheden aan de universiteit een belangrijke reden. Andrea: ‘Aanvankelijk was het naast het onderzoekswerk vooral het “kijkje in de keuken” bij een gerenommeerd museum dat me in deze opdracht aantrok. Inderdaad was het een hele ervaring om afdelingsvergaderingen bij te wonen, post te mogen lezen en natuurlijk het depot en het restauratieatelier uitgebreid te bekijken. Bovendien heb ik kennis kunnen maken met bibliotheken en archieven in het hele land, waar ik niet alleen boeiend speurwerk verrichtte (wat soms nog iets opleverde ook!), maar waar ik tevens praktijkervaring opdeed die mij nu, bij het schrijven van mijn doctoraalscriptie, en ongetwijfeld ook later tot nut is.’ Het aftasten van de mogelijkheden na het afronden van de studie spelen ook een rol. Irna stelt: ‘Ook al is de stage geen verplicht onderdeel van de studie, toch wilde ik me graag wat meer oriënteren op het vakgebied. Bovendien sloot deze stage goed aan bij mijn belangstelling voor 50
het tijdperk van de Tachtigers en de periode kort daarna. De brede opzet van de stage vond ik aantrekkelijk. Door zowel met de poëzie- als met de brieveneditie bezig te zijn kreeg ik meer inzicht in de verschillende aspecten van het editeursvak.’ Stagiairs doen op een aantal gebieden ervaring op. Aan de ene kant is er het tekstkritisch onderzoek. Irna: ‘Voor de poëzie-editie van Herman Gorter heb ik de bundel Verzen (1890) gecollationeerd: een heel intensieve, maar ook erg leuke klus. In eerste instantie was ik bang dat ik het niet nauwkeurig genoeg deed. Bovendien was de bundel al een keer gecollationeerd en ik dacht dat ik niets nieuws meer zou vinden. Toen ik echter een variant ontdekte die nog niet was opgenomen, was ik enigszins gerustgesteld.’ Ook komt het maken van annotaties en kritisch commentaar soms aan bod: ‘Voor de brieveneditie heb ik onder andere zo’n zestig brieven getranscribeerd die Herman Gorter in de jaren 1918 tot 1927 schreef aan Barend Luteraan, een politieke vriend van hem. Daarnaast heb ik samen met mijn medestagiaire Rebecca Lingstuyl een uitgave gemaakt van twaalf brieven van Herman Gorter aan Augusta de Wit. Deze brieven zijn gedateerd in 1904 en 1915 en hebben als onderwerp de Duitse vertalingen die Augusta de Wit maakte van twee van Gorters politieke geschriften. Het leuke van dit project was voor ons om toe te kunnen werken naar een zichtbaar eindresultaat. We maakten transcripties jaarverslag chi ™ 2003
van de originele brieven en verzamelden informatie om ze te kunnen annoteren. Daarbij moesten we natuurlijk eerst goed nadenken over de vraag welk publiek we met de uitgave op het oog hadden. Op onze laatste stagedag presenteerden we vol trots onze – bescheiden – brievenuitgave aan de medewerkers van het CHI.’ Volgens Moniek waren de werkzaamheden afwisselend: ‘enerzijds archivalisch van aard naast de onderzoekscomponent. Het onderwerp betrof de latere Neo-Latijnse poëzie van de zeventiendeeeuwse geleerde en staatsman Hugo de Groot. Deze zogenaamde Posteriora zijn door Grotius geschreven in de jaren 1609-1645.’ Het doen van archiefonderzoek heeft Inge nog een nieuwe vondst opgeleverd: ‘Een van de onderdelen van mijn stageopdracht was het maken van een inventarisatie van de verschillende drukken waarin de Ystroom is overgeleverd. In de collectie van de afdeling “Handschriften en oude drukken” van de Koninklijke Bibliotheek kon ik nagenoeg alle uitgaven vinden. Toen ik deze op mijn tafel ter inzage kreeg, bleek een van de exemplaren in het bezit geweest te zijn van Constantijn Huygens (1596-1687). Het moment waarop ik daar achter kwam, is mij van deze stageperiode het best bijgebleven: “Zie ik dit nu goed…? Ja! En mijn hart maakte een sprongetje”.’ Volgens Andrea heeft het stagewerk haar ook inzicht geboden in het proces waarin een editie tot stand komt: ‘Gaandeweg, meekijkend over de thema
schouders van de editeurs, groeide mijn belangstelling voor de editietechniek. Hoe leuk het kan zijn om te puzzelen op onleesbare woorden tot je als bij toverslag ziet wat er staat had ik al eens in mijn studie ervaren bij een cursus paleografie. Nu zag ik ook in de praktijk welke dilemma’s zich zoal voordoen bij het verzorgen van een kritische editie, en hoe belangrijk maar moeilijk het is om consequent trouw aan je uitgangspunten (met betrekking tot transcriptie en annotatie) te blijven.’ Bovendien kan een stage de universitaire kennis van een student in een bepaald perspectief plaatsen. Simon: ‘Wat mij betreft was de stage een illustratie bij mijn letterenstudie. Ze heeft inzicht gegeven in werk dat je als literatuurwetenschapper in de praktijk zou kunnen doen. Het editeren is echter wel specifiek werk, want er is maar één CHI in Nederland. Van wat ik tijdens de stage heb geleerd is een opgedane vaardigheid als het werken met het tekstvergelijkingsprogramma Collate bijvoorbeeld specifiek voor het editeren en het Hermans-project in het bijzonder gebleken.’ Wat de functie van deze nieuwe kennis zal zijn voor zijn toekomst kan hij nog maar moeilijk overzien: ‘In algemene zin is het in deze tijd, waarin aan digitalisering groot belang wordt gehecht, altijd goed om met iets op dat gebied (nieuwe media) kennis te hebben gemaakt. Op de universiteit was de aandacht hiervoor namelijk gering. Ook het bronnenonderzoek is te vertalen naar het vinden van je weg in informatie in het algemeen. Vooraf 51
was het niet altijd makkelijk om een goed beeld te krijgen van wat editiewerk nu precies inhoudt. Het is specialistisch werk dat voor buitenstaanders weinig bellen doet rinkelen. Achteraf is gebleken hoe veel in korte tijd te leren is van werk waarvan je eerst het bestaan niet wist.’ De stage is voor sommigen aanleiding om serieus een carrière in de wetenschap te overwegen. Inge: ‘Deze stage aan het Constantijn Huygens Instituut was voor mij een buitenkans om als student te kunnen ervaren wat het inhoudt om aan een wetenschappelijk onderzoeksinstituut werkzaam te zijn. De vacaturesite van dit Instituut zal ik de komende jaren nauwlettend in de gaten houden!’ Andrea heeft nog geen concrete loopbaanplanning, maar is door haar stage gaan inzien dat ze graag zelf ooit editiewerk zou willen doen: ‘Met bijvoorbeeld de uitgave van een Middeleeuwse tekst zouden ervaringen uit mijn specialisatie en mijn stage, schijnbaar zo wijd uiteenlopend, toch nog heel mooi samenvloeien…’ Voor Moniek is haar stage al uitgemond in een vervolg: ‘Een eerste voortvloeisel uit mijn stage was mijn doctoraalscriptie voor Algemene Literatuurwetenschap met de titel Ad Arcam, Op de Kist: Literatuur en de herinnering aan de ontsnapping van Hugo de Groot (Nijmegen 2003). Aangezien de Posteriora als laatste corpus van de oorspronkelijke Neo-Latijnse poëzie van Grotius nog niet zijn verschenen in de reeks Oorspronkelijke Dichtwerken 52
van Hugo de Groot, heb ik samen met Henk Nellen en prof. dr. M.G.M. van der Poel (hoogleraar Latijnse Taal- en Letterkunde in Nijmegen) een onderzoeksvoorstel ingediend bij het CHI en de KUN. Sinds 1 september 2003 ben ik als junior onderzoeker verbonden aan de werkgroep Middeleeuwen-Renaissance van het CHI en bij de afdeling Griekse en Latijnse taal en cultuur van de Nijmeegse letterenfaculteit. Het belang van de stage voor mijn loopbaan is evident.’ Maar behalve een concrete baan kan een stage ook meer algemene inzichten over het werk binnen een wetenschappelijk instituut opleveren. Simon: ‘Wat mij erg bevallen is aan de stage was het zelfstandig werken en het kennis nemen van het hele traject. Medewerkers van het instituut maken een volledig product, wat het werk bevredigend doet zijn.’ En Inge stelt: ‘Ik heb mijn stageperiode aan het CHI als zeer leerzaam ervaren. Niet alleen heb ik geleerd hoe je een historische tekst moet annoteren en welke problemen daarbij komen kijken, doordat ik als stagiair bij vergaderingen aanwezig was heb ik ook van de beleidsmatige kant van dit instituut kennis kunnen nemen. Verder heb ik me laten inspireren door de mensen die ik heb leren kennen: ik heb het als bijzonder prettig ervaren te werken in een omgeving waarin mensen gepassioneerd met hun vak bezig zijn.’
jaarverslag chi ™ 2003
Publicaties
º J. Bloemendal, Spiegel van het dagelijks leven? Latijnse school en toneel in de zestiende en de zeventiende eeuw. Hilversum 2003 (Zeven Provinciënreeks 22). º J. Bloemendal (in samenwerking met H.J.M. Nellen), webeditie van Hugo Grotius, Sophompaneas (1635). Op: http://www.chi.knaw.nl/publicaties/elektronica.html. º De Utrechtse Parnas. Utrechtse Neolatijnse dichters uit de zestiende en de zeventiende eeuw, red. J. Bloemendal. Amersfoort 2003. º J. Bloemendal, ‘Inleiding’. In: De Utrechtse Parnas. Amersfoort 2003, p. 7-10. º J. Bloemendal, ‘Een stichtelijk lied van een onbekende Utrechtse rector. Bergius’ Carmen annale’. In: De Utrechtse Parnas. Amersfoort 2003, p. 159-182. º J. Bloemendal, ‘Voorlopige inventaris van Utrechtse Neolatijnse dichters’. In: De Utrechtse Parnas. Amersfoort 2003, p. 183-191. º J. Bloemendal (in samenwerking met H.J.M. Nellen), Bijdrage over Daniel Heinsius (1580-1655). In: The dictionary of seventeenth and eighteenth-century Dutch philosophers, red.
publicaties
W. van Bunge et al. Bristol 2003, deel I, p. 404-407. º J. Bloemendal (in samenwerking met H.J.M. Nellen), Bijdrage over Gerardus Joannes Vossius (15771649). In: The dictionary of seventeenth and eighteenth-century Dutch philosophers, deel ii, p. 1045-1049. º J. Bloemendal, ‘Themes and subjects in early modern Latin plays in the Netherlands’. In: Neerlandica ii. Emblematica et iconographia = Acta Universitatis Palackianae Olomucensis. Facultas Philosophica. Philologica 81 (2003), p. 103-112. º P. Boot (in samenwerking met H. Brinkman) (eds.), Het Geraardsbergse handschrift. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 837-845, f. 103r-183v. Tweede, elektronische uitgave. Naar de diplomatische editie, bezorgd door Marie-José Govers, Mariken Goris, Peter van Heusden, Anda Schippers, Gerard Sonnemans, Wilma Wissink en Hans Kienhorst. Den Haag 2003. Op: http://www.chi.knaw.nl/ epub/mvn/geraardsbergen. º P. Boot (in samenwerking met E. Stronks), ‘Ingrediënten voor een
succesformule? Experimenten met een digitale editie van Cats’ “Sinne- en minnebeelden”’. In: Nederlandse letterkunde 8 (2003), afl. 1, p. 24-40. º H. Brinkman (in samenwerking met P. Boot) (eds.), Het Geraardsbergse handschrift. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 837-845, f. 103r-183v. Tweede, elektronische uitgave. Naar de diplomatische editie, bezorgd door Marie-José Govers, Mariken Goris, Peter van Heusden, Anda Schippers, Gerard Sonnemans, Wilma Wissink en Hans Kienhorst. Den Haag 2003. Op: http://www.chi.knaw.nl/epub/ mvn/geraardsbergen. º H. Brinkman, ‘Het Kerelslied: van historielied tot lyriek van het beschavingsoffensief’. In: Queeste 9 (2002), p. 98-116. º H. Brinkman (in samenwerking met H. Mulder), ‘Recht, historie en schone letteren: het arbeidsterrein van een Gents kopiistencollectief’. In: Queeste 10 (2003), p. 27-78.
53
º P.G. de Bruijn, ‘Aardige misverstanden voor litteratuur-historici. De wonderbaarlijke geboorte van Elsschots Kaas te Antwerpen’. In: Zuurvrij 2003, afl. 4, p. 34-39. In gewijzigde vorm onder de titel ‘De wonderbaarlijke geboorte van Kaas en Tsjip’ ook in: Achter de schermen 5 (2003), afl. 2, p. 1-3. º P.G. de Bruijn, Twist met ons, twist met mate. Woubrugge 2003 º Willem Elsschot, Kaas. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter. Amsterdam 2003 (Volledig Werk 5). º Willem Elsschot, Tsjip/De Leeuwentemmer. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter. Amsterdam 2003 (Volledig Werk 6). º Willem Elsschot, Pensioen. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter. Amsterdam 2003 (Volledig Werk 7). º Willem Elsschot, Het Tankschip. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter. Amsterdam 2003 (Volledig Werk 8).
54
º B.R.I. Van Elsacker (in samenwerking met P.W. Kegel), ‘In progress – The Complete Works of Willem Frederik Hermans: a report on the integration of digital technologies in the publication of a multi-volume edition’. Op: http://www. chi.knaw.nl/nieuwetijd/hermans/ pdf/in-progress.pdf). º Desiderius Erasmus Roterodamus, Opera Omnia, deel IX, 4. Amsterdam etc. 2003. Bevat: 1. Apologia qua respondet duabus invectivis Eduardi Lei; 2. Responsio ad annotationes Eduardi Lei; 3. Manifesta Mendacia, uitgegeven door Erika Rummel; 4. Responsio ad disputationem cuiusdam Phimostomi de divortio, uitgegeven door Edwin Rabbie. º Desiderius Erasmus Roterodamus, Opera Omnia, deel VI, 6. Amsterdam etc. 2003. Bevat: Annotationes in Novum Testamentum [pars secunda; Ioannes-Acta], uitgegeven door P.F. Hovingh. º Desiderius Erasmus Roterodamus, Opera Omnia, deel VI, 8. Amsterdam etc. 2003. Bevat: Annotationes in Novum Testamentum [pars quarta; Epistolae ad Corinthios], uitgegeven door M.L. van Poll-van de Lisdonk.
º J.A.W. Gielkens, ‘“Wilt ten strijde u stalen!” De vroegste vertaling van de Internationale?’. In: Filter. Tijdschrift over vertalen 10 (2003), nr. 2, p. 43-45. º J.A.W. Gielkens, ‘“Wir ziehen morgen um”. Eine bisher unveröffentlichte Postkarte von Friedrich Engels an Karl Kautsky’. In: Ursula Balzer, Heiner M. Becker en Jaap Kloosterman (red.), Kein Nachruf! Beiträge über und für Götz Langkau. Amsterdam 2003, p. 98-100. º J.A.W. Gielkens (in samenwerking met H. van Kempen), Bespreking van vier delen uit de serie ‘Berliner Beiträge zur Editionswissenschaft’ (red. Hans-Gert Roloff): Kleine Schriften zur Editionswissenschaft, Wissenschaftliche Briefeditionen und ihre Probleme. Editionswissenschaftliches Symposion, Die Funktion von Editionen in Wissenschaft und Gesellschaft en Editionswissenschaft und akademischer Unterricht (Berlin 1997-1999). In: Tijdschrift voor Nederlandse taalº en letterkunde, 119 (2003), afl. 1, p. 711. Op: http://www.leidenuniv. nl/host/mnl/tntl/119/119-1/webpaginas.pdf.
jaarverslag chi ™ 2003
º M. Gumbert-Hepp (in samenwerking met O. Weijers), Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi, Fasc. 59 (Suadela-Superimprimo) en Fasc. 60 (SuperinanteaTerminabilis). Leiden 2003.
Ons Erfdeel 46-5 (2003), p. 657-664. º L.A.M. Jansen (in samenwerking met J.C.A. Luijten), Publicatie van brief 883 [522]. In: Septentrion. Arts, lettres et culture de Flandre et des PaysBas 32 (2003), afl. 33, p. 39-44.
º L.S. Hunter, ‘“Ja, onze Harp heeft veel tijd noodig om tot ruischen te komen”. Het poëzietijdschrift De Harp’. In: ZL. Literair-historisch tijdschrift 3 (2003) afl. 3, p. 45-62. º L.S. Hunter (in samenwerking met P.G. de Bruyn en W. ’t Hoen), uitgave van Willem Elsschot, Volledig werk 5-8 (zie hierboven).
º H.G.M. Jorink, ‘“Outside God, there is nothing”. Swammerdam, Spinoza and the Janus-face of the early Dutch enlightenment’. In: The early enlightenment in the Dutch Republic, 1650-1750. Selected papers of a conference held at the Herzog August Bibliothek, Wolfenbüttel, 22-23 March 2001, red. W. van Bunge. (Leiden etc. 2003), p. 81-108 (Brill’s Studies in Intellectual History 120). º H.G.M. Jorink, Bijdrage over Otto Heurnius (1577-1652). In: The dictionary of seventeenth and eighteenthcentury Dutch philosophers, red. W. van Bunge et al. Bristol 2003, deel I, p. 430-432. º H.G.M. Jorink, Bijdrage over Johannes de Mey (1617-1678). In: The dictionary of seventeenth and eighteenth-century Dutch philosophers, deel ii, p. 691-694. º H.G.M. Jorink, Bijdrage over Nicolaus Mulerius (1564-1630). In: The dictionary of seventeenth and eight-
º L.A.M. Jansen (in samenwerking met J.C.A. Luijten en F. Pabst), ‘Paper endures: documentary research into the life and work of Vincent van Gogh’. In: Van Gogh Museum Journal 2002. Amsterdam en Zwolle 2002, p. 26-39. º L.A.M. Jansen, ‘Literatuur als leidraad. Vincent van Gogh als lezer’. In: Literatuur 20 (2003), afl. 1, p. 20-26. º L.A.M. Jansen (in samenwerking met J.C.A. Luijten en E. Fokke), ‘Een nog onbekende diagnose. De ziekte van Vincent van Gogh’. In:
publicaties
eenth-century Dutch philosophers, deel ii, p. 712-714. º H.G.M. Jorink, Bijdrage over Jan Swammerdam (1637-1680). In: The dictionary of seventeenth and eighteenthcentury Dutch philosophers, deel ii, p. 960-963. º H.G.M. Jorink, Recensie van J.K. van der Korst, Een dokter van formaat. Gerardus van Swieten, lijfarts van keizerin Maria Theresia (Amsterdam 2003). In: NRC Handelsblad, 12 december 2003. º H.G.M. Jorink, Recensie van Edwin van Meerkerk, Achter de schermen van het boekbedrijf. Henri du Sauzet (1687-1754) in de wereld van de uitgeverij en boekhandel in de Republiek (Amsterdam 2001). In: πTijdschrift voor tijdschriftstudies 14 (2003), p. 43-45. º P.W. Kegel (in samenwerking met A. Kets-Vree), ‘De Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’. In: Nachbarsprache Niederländisch. Beiträge zur Sprache, Literatur und Kultur der Niederlande und Flanderns 18 (2003), p. 14-25. Ook op: http://www.chi.knaw.nl/ nieuwetijd/hermans/pdf/ nachbarsprache.pdf.
55
º P.W. Kegel (in samenwerking met B.R.I. Van Elsacker), ‘In progress – The Complete Works of Willem Frederik Hermans: a report on the integration of digital technologies in the publication of a multi-volume edition’. Op: http://www. chi.knaw.nl/nieuwetijd/hermans/ pdf/in-progress.pdf. º H. van Kempen (in samenwerking met J.A.W. Gielkens), Bespreking van vier delen uit de serie ‘Berliner Beiträge zur Editionswissenschaft’ (red. Hans-Gert Roloff): Kleine Schriften zur Editionswissenschaft, Wissenschaftliche Briefeditionen und ihre Probleme. Editionswissenschaftliches Symposion, Die Funktion von Editionen in Wissenschaft und Gesellschaft en Editionswissenschaft und akademischer Unterricht (Berlin 1997-1999). In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde, 119 (2003), afl. 1, p. 711. Op: http://www.leidenuniv. nl/host/mnl/tntl/119/119-1/ webpaginas.pdf. º H. van Kempen, Bespreking van Problems of editing. Beihefte zu editio, Vol. 14. Edited by Christa Jansohn (Tübingen 1999). In: Text. An Interdisciplinary Annual of Textual Studies 15 (2003), p. 431-437.
56
º A. Kets-Vree (ed.), Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy. Digitale uitgave van deel 1 van de historisch-kritische uitgave, verzorgd door A. KetsVree, Assen 1992 (Monumenta Literaria Neerlandica vi, 1). Op: http://www.dbnl.nl/tekst/ mult001maxh01. º A. Kets-Vree (in samenwerking met P.W. Kegel), ‘De Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’. In: Nachbarsprache Niederländisch. Beiträge zur Sprache, Literatur und Kultur der Niederlande und Flanderns 18 (2003), p. 14-25. Ook op: http://www.chi.knaw.nl/ nieuwetijd/hermans/pdf/ nachbarsprache.pdf. º A. Kets-Vree, ‘Ontstaan en publicatie van Bijkaarts Boze Brieven; over de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’. Op: http://www.chi.knaw.nl/ nieuwetijd/hermans/pdf/ bijkaart.pdf. º J.C.A. Luijten (in samenwerking met L.A.M. Jansen en F. Pabst), ‘Paper endures: documentary research into the life and work of Vincent van Gogh’. In: Van Gogh
Museum Journal 2002. Amsterdam en Zwolle 2002, p. 26-39. º J.C.A. Luijten (in samenwerking met L.A.M. Jansen en E. Fokke), ‘Een nog onbekende diagnose. De ziekte van Vincent van Gogh’. In: Ons Erfdeel 46 (2003), afl. 5, p. 657-664. º J.C.A. Luijten (in samenwerking met L.A.M. Jansen), Publicatie van brief 883 [522]. In: Septentrion. Arts, lettres et culture de Flandre et des PaysBas 32 (2003), afl. 3, p. 39-44. º H.J.M. Nellen (in samenwerking met J. Bloemendal) (eds.), Webeditie van Hugo Grotius, Sophompaneas (1635). Op: http:// www.chi.knaw.nl/publicaties/ elektronica.html. º H.J.M. Nellen (in samenwerking met D.K.W. van Miert en A. Wesseling) (red.), Nieuwsbrief van het Neolatinistenverband, nr. 15 [Den Haag 2003]. º H.J.M. Nellen, ‘Varen en vechten: de neergang van Zeeland tijdens de Tachtigjarige Oorlog’. In: Hein Kluiver, een Zeeuws cultuurhistoricus, red. Fr. Smulders en E. van der Doe. Middelburg-Zierikzee 2003, p. 141-152.
jaarverslag chi ™ 2003
º H.J.M. Nellen, ‘Hugo Grotius’ correspondence with his brother Willem de Groot’. In: Acta Conventus Neo-Latini Cantabrigiensis. Proceedings of the Eleventh International Congress of Neo-Latin Studies (Cambridge, 30 July - 5 August 2000), ed. Rh. Schnur. Tempe (Arizona) 2003, p. 385-393. º H.J.M. Nellen (in samenwerking met J. Bloemendal), Bijdrage over Daniel Heinsius (1580-1655). In: The dictionary of seventeenth and eighteenth-century Dutch philosophers, red. W. van Bunge et al. Bristol 2003, deel I, p. 404-407. º H.J.M. Nellen (in samenwerking met J. Bloemendal), Bijdrage over Gerardus Joannes Vossius (15771649). In: The dictionary of seventeenth and eighteenth-century Dutch philosophers, deel ii, p. 1045-1049. º H.J.M. Nellen, Bespreking van The Adventure of Religious Pluralism in Early Modern France. Papers from the Exeter conference, April 1999, red. K. Cameron, M. Greengrass, P. Roberts (Oxford etc. 2000). In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Review of Church History 83 (2003), p. 591-593. º H.J.M. Nellen, Bespreking van G. Braun et al. (eds.), Die franzö-
publicaties
sischen Korrespondenzen, Band V, 1 (1646-1647) en V, 2 (1647). Acta Pacis Westphalicae, Serie ii, Abt. B (Münster 2002). In: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 118 (2003), p. 585-586. º M. van Oosterhout, ‘Ad Arcam, Op de Kist: Literatuur en de herinnering aan de ontsnapping van Hugo de Groot’. Doctoraalscriptie Nijmegen 2003. º A.M.I. van Oppenraay, ‘The reception of Aristotle’s “History of Animals” in the marginalia of some Latin manuscripts of Michael Scot’s Arabic-Latin translation’. In: The reception of Aristotle’s physical works in the Middle Ages. Essays in memory of Jozef Brams. Leiden 2003, p. 387-403 (Early Science and Medicine, deel viii, afl. 4. Special Issue). º L.C. Palm, ‘Leeuwenhoek and microscopy in the Dutch Republic in the 17th and 18th centuries’. In: Headwaters of Science and Technology in Pre-Modern Japan: Galileo, Leeuwenhoek, Ikkansai. Nagahama 2003, p. 29-36. º L.C. Palm, Bijdrage over Antoni
van Leeuwenhoek (1632-1723). In: The dictionary of seventeenth and eighteenth-century Dutch philosophers, red. W. van Bunge et al. Bristol 2003, deel ii, p. 599-603. º E. Rummel, Carpet citius aliquis quam imitabitur. The critical reception of Erasmus’ Annotations. ’s-Gravenhage (Constantijn Huygens Instituut) 2003. º L.L.E. Schlüter, Jaarlijkse bijdrage voor de Bibliographie Internationale de l’Humanisme et de la Renaissance (Genève): publicaties (circa 500 titels) in Nederland uit 1999 op het gebied van Humanisme en Renaissance (1450-1650). º Paul Schnabel, Nelleke Noordervliet, De tekst bij u thuis. Over de zin van tekstedities. Den Haag (Constantijn Huygens Instituut) 2003 º M.J. Teeuwen, The vocabulary of intellectual life in the Middle Ages. Turnhout 2003 (civicima. Études sur le vocabulaire intellectuel du moyen âge, deel x). º M.J. Teeuwen, ‘The study of
57
Martianus Capella’s De nuptiis in the ninth century’. In: A.A. MacDonald, M.W. Twomey en G.J. Reinink (red.), Learned Antiquity. Scholarship and society in the Near-East, the Greco-Roman world, and the early medieval west. Leuven etc. 2003, p. 185-194. º M.J. Teeuwen, Bespreking van L. Nauta (ed.), ‘Guillelmus de Conchis, Glosae super Boetium’ (Turnhout 1999). In: Millennium. Tijdschrift voor middeleeuwse studies 16 (2002), afl. 2, p. 186-189 (verschenen in 2003). º B. Thijs, ‘Gekunsteld geknutsel. Puzzelen met naamletters in de Veldt-dichtsche T’saemspraeck’. In: Literatuur 20 (2003), afl. 3, p. 32-34. º B. Thijs, Bespreking van From Strangers to Citizens, The Integration of Immigrant Communities in Britain, Ireland and Colonial America, 15501750, red. R. Vigne en Ch. Littleton (Sussex 2001). In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Review of Church History 83 (2003), p. 578-581. º O. Weijers (in samenwerking met M. Gumbert-Hepp), Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi,
58
Fasc. 59 (Suadela-Superimprimo) en Fasc. 60 (SuperinanteaTerminabilis). Leiden 2003. º O. Weijers, Le travail intellectuel à la Faculté des arts de Paris: textes et maîtres (ca. 1200-1500), 5. Répertoire des noms commençant par J à partir de Johannes D). Turnhout 2003 (Studia Artistarum 11). º O. Weijers (in samenwerking met C. Sirat en S. Klein-Braslavy) (red.), Les méthodes de travail de Gersonide et le maniement du savoir chez les scolastiques. Parijs 2003. º O. Weijers, ‘Les cursus des études et le cadre institutionnel et intellectuel chrétien’. In: C. Sirat, S. Klein-Braslavy, O. Weijers (red.), Les méthodes de travail de Gersonide et le maniement du savoir chez les scolastiques. Parijs 2003, p. 27-32. º O. Weijers (in samenwerking met C. Sirat), ‘Les genres littéraires des textes hébreux ou traduits de l’arabe et ceux des textes latins’. In: C. Sirat, S. Klein-Braslavy, O. Weijers (red.), Les méthodes de travail de Gersonide et le maniement du savoir chez les scolastiques. Parijs 2003, p. 32-39. º O. Weijers, ‘Questions disputées et dispute scolastique à la Faculté des
arts’. In: C. Sirat, S. Klein-Braslavy, O. Weijers (red.), Les méthodes de travail de Gersonide et le maniement du savoir chez les scolastiques. Parijs 2003, p. 135-149. º O. Weijers, ‘Chronique pour les Pays-Bas’. In: Archivum Latinitatis Medii Aevi 60 (2002), p. 348-351 (verschenen in 2003). º O. Weijers, ‘La Faculté des arts dans les Universités médiévales’. In: Thema no 1. Le CNRS à l’heure de l’Europe. Parijs 2003, p. 87. º O. Weijers, ‘La Questio de augmento d’Adam de Bocfeld’. In: G. Marchetti, V. Sorge, O. Rignani (red.), Ratio et superstitio. Essays in honor of Graziella Federici Vescovini. Louvain-la-Neuve 2003, p. 243-262. º O. Weijers, ‘Un type de commentaire particulier à la Faculté des arts : la sententia cum questionibus’. In: P. Lardet (red.), La tradition vive. Mélanges d’histoire des textes en l’honneur de Louis Holtz. Turnhout 2003, p. 211-222 (Bibliologia 20).
jaarverslag chi ™ 2003
Overige activiteiten
J. Bloemendal - Lezing ‘Gerardus Joannes Vossius and his Poeticae Institutiones (1647). Perspicuitas for would-be poets and their tutors?’, Bonn, International Association for NeoLatin Studies (3-9 augustus). - Voorbereiding en indiening van een aanvraag voor een Vidi-subsidie bij NWO ten behoeve van een project ‘Latijnstalige en volkstalige cultuur. Theater en publieke opinie in de Nederlanden (ca. 1510-1625)’, dat zal worden uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam. º Medewerking aan ‘Emblem Project Utrecht’ (EPU): vertaalwerk en bronnenonderzoek voor Otho Vaenius’ Amorum emblemata. P. Boot º Lezing ‘Sign structures and networks of concepts in TEI-encoded texts’ tijdens de conferentie Digital resources in the humanities 2003, Cheltenham (31 augustus – 3 september). º Lezing ‘Beyond the digital edition: Tools for emblem research’ tijdens het symposium ‘Emblem Literature: Digital modelling
overige activiteiten
of the interrelationships between texts and images’ in de Herzog August Bibliothek te Wolfenbüttel (11-13 september). º Technisch adviseur van het ‘Emblem Project Utrecht’ (EPU). º Lid van de technische adviescommissie voor de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). H. Brinkman º Lid van de projectcommissie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. º Lid van de redactieraad van Queeste. º Lid van de begeleidingscommissie van de editie van de Rijmkroniek van Holland (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis-Rijks Geschiedkundige Publicatiën). º Lid van de adviescommissie voor de Mondriaan-Stichting. º Advisering voor een subsidieaanvraag bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO).
P.G. de Bruijn º Voordracht bij de presentatie van het Volledig Werk (deel 5 en 6) van Willem Elsschot, Antwerpen (26 juni). º Voordracht bij de presentatie van het Volledig Werk (deel 7 en 8) van Willem Elsschot, Den Haag (14 november). º Redactielid van het Jaarboek Gerrit Achterberg. B.R.I. Van Elsacker º Lezing (in samenwerking met P.W. Kegel) ‘In progress – The Complete Works of Willem Frederik Hermans: a report on the integration of digital technologies in the publication of a multi-volume edition’ tijdens het ‘Seminar in electronic editing’, Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (KANTL), Gent (4 juli), en het congres ‘New technologies, old texts’, De Montfort University, Leicester (7-9 juli). Tekst op: http://www. chi.knaw.nl/nieuwetijd/hermans/ pdf/in-progress.pdf. J.A.W. Gielkens º Leiding van het panel ‘Made in Holland: On editing Vincent van
59
Gogh, Hugo Grotius, and Antoni van Leeuwenhoek’ tijdens de ‘Twelfth biennial international interdisciplinary conference’ van de Society for Textual Scholarship, New York (19-22 maart). º Lezing ‘Celan, de lezer en het weten’ tijdens een studiedag over Paul Celan van het Instituut voor Joodse Studies van de Universiteit Antwerpen (10 april). º Redactieconferenties van het bezorgersteam van de Ernst-Meistereditie (Bonn/Aken), Aken (16-17 april en 23-24 september). M. Gumbert-Hepp º Advies en correctie bij vertalingen uit het middeleeuws (en vroegRenaissance) Latijn (Kroniek van Aduard en Abtenlevens van Sibrandus Leo). L.A.M. Jansen º Lezing ‘“Zoekend naar de Rust, die Geluk heet”. Karel van de Woestijne en de oorsprong van het vers’ tijdens de Studiedag Tekstgenese van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, in het Archief en Museum voor het Vlaams
60
Cultuurleven, Antwerpen (5 november). º Begeleiding van de dissertatie van Wouter van der Veen (Universiteit Utrecht). º Lid van de redactie van Van Gogh Museum Journal. º Lid van de redactie van de brieveneditie van Willem Witsen. º Advies voor een rapport van het Van Gogh Museum over Bouwe Jans’ schilderij Twee spitters. º Deelname aan een seminar in Gent over het digitaal uitgeven van brieven (4 juli). º Deelname aan de studiedag ‘Het RKD als Bron’, Den Haag (22 september). H.G.M. Jorink º Gastcollege ‘Rariteitenverzamelingen in de vroegmoderne tijd’, Vakgroep Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen (27 mei). º Externe referent van Gewina. Tijdschrift voor de geschiedenis der geneeskunde, natuurwetenschappen, wiskunde en techniek. P.W. Kegel º Lezing (in samenwerking met B.R.I. Van Elsacker) ‘In progress
– The Complete Works of Willem Frederik Hermans: a report on the integration of digital technologies in the publication of a multi-volume edition’ tijdens het ‘Seminar in electronic editing’, Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (KANTL), Gent (4 juli), en het congres ‘New technologies, old texts’, De Montfort University, Leicester (7- 9 juli). Tekst op: http://www. chi.knaw.nl/nieuwetijd/hermans/ pdf/in-progress.pdf. º Interview met Tonnus Oosterhoff tijdens ‘De geboorte van het vers’, Studiedag Tekstgenese, Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (KANTL), Werkgroep Genese, Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent en het Constantijn Huygens Instituut, Antwerpen (5 november). º Gastcollege ‘De voorbereidingen voor de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’, bij de cursus ‘Editiewetenschap’, Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent, Gent (25 november). º Redactielid πTijdschrift voor tijdschriftstudies.
jaarverslag chi ™ 2003
H. van Kempen - Deelname aan de workshop ‘Tekstanalyse’ van de Onderzoekschool Literatuurwetenschap (OSL), Bergen (28-30 januari). - Lezing ‘“Die andere hangen zonder dit in de lucht”: evolutie van samenhang in het werk van Herman Gorter’ tijdens ‘De geboorte van het vers’, Studiedag Tekstgenese, Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (KANTL), Werkgroep Genese, Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent en het Constantijn Huygens Instituut, Antwerpen (5 november). º Docent collegereeks ‘Herman Gorter tot 1897’ (in samenwerking met prof. dr. J.D.F. van Halsema) aan de Vrije Universiteit Amsterdam (september-december). A. Kets-Vree º Lezing ‘Ontstaan en publicatie van Bijkaarts Boze Brieven; over de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’ ter gelegenheid van de presentatie van Ronald Havenaar, Muizenhol.
overige activiteiten
Nederland volgens Willem Frederik Hermans, Koninklijke Bibliotheek Den Haag (25 april). Tekst op: http://www.chi.knaw.nl/ nieuwetijd/hermans/pdf/ bijkaart.pdf. º Voordracht voor Bestuur en relaties van het Willem Frederik Hermans Instituut over de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans, Amsterdam (14 mei). º Voordracht Faculty Club Erasmus Universiteit over de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans, Rotterdam (22 oktober). º Gastcollege voor studenten van de Masteropleiding Nederlands van de Rijksuniversiteit Groningen (‘Trends in de Neerlandistiek’), Groningen (3 november). º Organisatie van de vijfde Studiedag Tekstgenese ‘De geboorte van het vers’ in samenwerking met het AMVC-Letterenhuis, het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (KANTL), de Universiteit Gent en de Werkgroep Genese, Antwerpen (5 november). º Gastcollege voor studenten van de Vakgroep Nederlandse Literatuur
en Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap van de Universiteit Gent (18 november). º Copromotor voor het AIO-project ‘Herman Gorter: Lyrische poëzie 1886-1905’ van drs. H. van Kempen in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam; promotor prof. dr. J.D.F. van Halsema. º Adviserend lid van de Beheerscommissie van het Archief Willem Frederik Hermans. º Lid van de Stuurgroep en de Redactieraad van het Van Gogh Brievenproject. º Lid van de Adviesraad Correspondentie Willem Witsen. H.J.M. Nellen º Lezing ‘Codes of confidentiality in Grotius’ correspondence’, tijdens de ‘Twelfth biennial international interdisciplinary conference’ van de Society for Textual Scholarship, New York (19-22 maart). º Bijdrage aan de organisatie van de Neolatinistendag (in samenwerking met de Belgische zustervereniging en Oikos) (5 juni). º Lezing (in samenwerking met S. Surdèl) ‘Classical philology
61
and early humanism in the Low Countries. Research for Europa Humanistica’, Bonn, International Association for Neo-Latin Studies (3-9 augustus). º Voordracht bij de presentatie van de bundel Hein Kluiver, een Zeeuws cultuurhistoricus, Zeeuws Archief, Middelburg (30 augustus). º Studieverblijf voor Europa Humanistica te Parijs (9-22 december). º Bijdrage aan de organisatie van een themagroep over Hugo de Groots De iure praedae (NIAS, Wassenaar). º Secretariaat van het Neolatinistenverband (in samenwerking met D.K.W. van Miert en A. Wesseling). º Begeleiding en coördinatie van de uitgave van de Poemata van Hugo de Groot. º Bestuurslid van de Stichting Grotiana. M. van Oosterhout º Lezing ‘De Posteriora van Hugo Grotius’, tijdens een symposium van de onderzoeksgroep De Antieke Wereld, Nijmegen (17 oktober).
62
A.M.I. van Oppenraay º Secretaris van het redactiecomité van de Aristoteles Semitico-Latinus.
º Collegereeks Middeleeuws Latijn aan de Universiteit Utrecht (september-oktober).
L.C. Palm º Lezing ‘Leeuwenhoek and microscopy in the Dutch Republic in the 17th and 18th centuries’, Nagahama, Japan (8 november). º Redactiesecretaris van De Achttiende Eeuw. Documentatieblad van de Werkgroep Achttiende Eeuw. º Redactielid van de Nieuwe Nederlandse Bijdragen tot de Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek.
B. Thijs º Lezing over ‘Rederijkers over hun stad’, gehouden voor de werkgroep Beelden van Leiden, Universiteit Leiden (15 april). º Hoofdredactie van de Zeven Provinciënreeks van uitgeverij Verloren (Hilversum). º Eindredactie van: A. Tønnesen, ‘Al het Hollandse volk dat hier nu woont’. Nederlanders in Helsingør, circa 15501600 (Hilversum 2003).
S. Surdèl º Lezing (in samenwerking met H.J.M. Nellen) ‘Classical philology and early humanism in the Low Countries. Research for Europa Humanistica’, Bonn, International Association for Neo-Latin Studies (3-9 augustus). º Studieverblijf voor Europa Humanistica te Parijs (21 september-5 oktober).
J. Trapman º Lezing ‘Erasmus in de Gouden Eeuw’, Historisch Gezelschap te ’s-Gravenhage (24 januari). º Organisatie (in samenwerking met B. Westerweel) van de 24e ‘Erasmus Birthday Lecture’ in Leiden (23 oktober). º Secretaris van de Conseil international pour l’édition des œuvres complètes d’Erasme. º Voorzitter van de Redactiecommissie van de Opera Omnia Erasmi.
M.J. Teeuwen º Oppositie bij de promotie van dr. W. Engelbrecht (18 juni).
jaarverslag chi ™ 2003
º Secretaris van de Erasmus of Rotterdam Society. º Lid van het Advisory Committee van de Collected Works of Erasmus. º Redactielid van het Erasmus-project van Athenaeum-Polak & Van Gennep. º Redactielid van het Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis/Dutch Review of Church History. º Redactielid van het Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme. º Lid van het ‘Comitato scientifico’ van de Studi e testi per la storia della tolleranza in Europa nei secoli XVI-XVIII. º Bestuurslid van de Vereniging van Vrienden der Koninklijke Bibliotheek. º Penningmeester van de Fédération Internationale des Sociétés et Instituts pour l’Étude de la Renaissance (FISIER). O. Weijers º Correctie van de kopij van het Novum Glossarium Mediae Latinitatis. º Begeleiding van het postdoc-project van Pascale Duhamel in Parijs over ‘Les questions disputées de musique de l’Université de Paris’. º Begeleiding van de thèse de
overige activiteiten
doctorat van Bénédicte Sère over ‘L’amitié dans les commentaires sur l’Ethique, XIII-XVe siècles’. º Lezing ‘La Commissio Leonina et l’histoire intellectuelle’ tijdens een studiedag in Parijs, Sorbonne (Paris-IV) (13 december). º Bestuurslid van de FIDEM (Fédération Internationale des Instituts d’Etudes Médiévales). º Voorzitter van de Nederlandse redactiecommissie van het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi (Potthast) en voorbereiding van de kopij voor dit repertorium. º Hoofdredactie, met Louis Holtz, van de reeks Studia Artistarum. º Lid van de redactiecommissie van ALMA (Archivum Latinitatis Medii Aevi). º Lid van het redactiecomité van de Aristoteles Latinus. º Lid van het redactiecomité van de Aristoteles Semitico-Latinus. º Lid van het redactiecomité van ‘Les lieux de savoir’ (vierdelige publicatie over de ‘pratiques intellectuelles’ onder leiding van Christian Jacob, CNRS, Paris).
door de Stichting Oude Groninger Kerken. º Secretaris van de afdeling Noord van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
L.S. Wierda º Eindredacteur van Groninger Kerken, kwartaaltijdschrift uitgegeven
63
Presentaties ™ vertegenwoordigingen ™ stages
PRESENTATIES In wisselende samenstellingen verzorgden medewerkers van het CHI gedurende het jaar presentaties voor studenten. In 2003 werd het Instituut onder andere bezocht door groepen van de universiteiten van Groningen, Amsterdam (UvA; Minoropleiding Redacteur/Editor) en Utrecht.
VERTEGENWOORDIGINGEN º Congres ‘Parallel Cities’ over de relatie tussen Hollandse steden en steden overzee, Amsterdam (31 januari en 1 februari). º Akademielezingen (februari, oktober). º Liber workshop microfilming and digitisation for preservation, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag (14 en 15 april). º Focquenbroch-symposium, Amsterdam (22 april). º Vijftiende Colloquium Neerlandicum van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, Groningen (25-27 augustus).
º ‘Digitale Bibliothek - Digitale Edition’. Forum der Editorinnen und Editoren der philosophischen und theologischen Mediävistik, Albertus-Magnus-Institut, Bonn (25 oktober). º Text Encoding Initiative, ledenbijeenkomst, Nancy (7-8 november 2003). º Stemmatologiedag, Vrije Universiteit Amsterdam, NIAS, Wassenaar (21 november). º Presentatie Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent (21 november). º ‘The book as artefact’. Third colloquium of the European Society for Textual Scholarship, Kopenhagen (21-23 november).
Presentaties ™ vertegenwoordigingen ™ stages
STAGES Andrea van Leerdam (Universiteit Utrecht): Project ‘Vincent van Gogh: Briefwisseling’. Rebecca Lingstuyl (Universiteit Leiden): Projecten ‘Herman Gorter: Lyrische poëzie (18861905)’ en ‘Herman Gorter: Correspondentie’. Irna van der Wekke (Universiteit Utrecht): Projecten ‘Herman Gorter: Lyrische poëzie (18861905) en ‘Herman Gorter: Correspondentie’. Johan Jansen (Rijksuniversiteit Groningen): Project ‘Willem Frederik Hermans, Volledige Werken’. Erika van Bommel (Universiteit Utrecht): Project ‘Willem Frederik Hermans, Volledige Werken’. Jolanda Hamers (Universiteit van Amsterdam): Project ‘Willem Frederik Hermans, Volledige Werken’. Inge Broekman (Rijksuniversiteit Groningen): Project ‘Johannes Antonides van der Goes: Ystroom’.
65
66
Zusammenfassung
Für das Constantijn Huygens Instituut (chi) war 2003 ein produktives Jahr. Die wissenschaftlichen Mitarbeiter zeichneten verantwortlich für 19 Bücher, Zeitschriftennummern und digitale Editionen, 41 Artikel und 7 Rezensionen. Das Erscheinen einiger Publikationen wurde festlich begangen, so am 14. November, als in der Koninklijke Bibliotheek in Den Haag nicht weniger als fünf Bücher aus der Taufe gehoben wurden. Im Rahmen des Projekts ‘Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie’ erschien De Middelnederlandse Perceval-traditie von Soetje Ida Oppenhuis de Jong. Von der kritischen
Summary
For the Constantijn Huygens Institute, 2003 was a productive year. chi’s research staff were responsible for the publication of 19 books, issues of journals and web editions, 41 articles and 7 reviews. The appearance of some of these publications was marked by festivities. On 14 November, for example, no less than five new books were launched in the Koninklijke Bibliotheek. As part of the project entitled ‘Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie’, Soetje Ida Oppenhuis de Jong presented De Middelnederlandse Perceval-traditie. On the same day,
Résumé
L’année 2003 a été particulièrement féconde pour l’Institut Constantijn Huygens (chi). Le personnel scientifique de l’Institut a publié pas moins de dix-neuf livres, revues et éditions numériques, ainsi que quarante et un articles et sept recensions. La parution de certaines de ces publications a donné lieu à des festivités. Le 14 novembre, cinq livres ont été portés sur les fonts baptismaux dans les locaux de la Bibliothèque royale, à La Haye. Dans le cadre du projet « Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie » (Lancelot, la traduction en moyen néerlandais du Lancelot en prose transmise dans la compilation de jaarverslag chi ™ 2003
Textedition von Willem Elsschots Volledig Werk (hrsg. von Peter de Bruijn unter Mitarbeit von Wieneke ’t Hoen und Lily Hunter) erschienen die Bände 7 und 8 – Pensioen und Het Tankschip –, nachdem bereits im Juni die Bände 5 und 6 – Kaas und Tsjip / De Leeuwentemmer – im Antwerpener amvc-Letterenhuis vorgestellt worden waren. Mariken Teeuwen stellte ihr Studie The vocabulary of intellectual life in the middle ages vor, die das Projekt civicima (Comité International du Vocabulaire des Institutions et de la Communication Intellectuelles au Moyen Age) als zehnter, zusammenfassender Band zum Abschluß bringt. Das Projekt lief seit 1985 und wurde unter Leitung
von Dr. Olga Weijers international unterstützt. Schließlich erschienen als Geschenk für die Anwesenden und für Kontakte des chi auch noch – in einem schön gestalteten Bändchen mit dem Titel De tekst bij u thuis [Der Text bei Ihnen zuhause] – die Festvorträge von Paul Schnabel und Nelleke Noordervliet zum 10jährigen Bestehen des Instituts im Dezember 2002. Am 14. November 2003 erblickte aber nicht nur Gedrucktes das Licht der Welt. Der Informatiker des chi, Drs. Peter Boot, führte mit einem virtuellen Rundgang die neue, von Zeezeilen in Amsterdam entwickelte Webseite des Instituts vor: www.chi.knaw.nl. Die Seite
parts 7 and 8, Pensioen and Het Tankschip, appeared of the critical edition of Willem Elsschot’s Volledig Werk (prepared by Peter de Bruijn in collaboration with Wieneke ’t Hoen and Lily Hunter), after parts 5 and 6, Kaas and Tsjip / De Leeuwentemmer, had made there appearance earlier in the year at the amvc-Letterenhuis in Antwerp. Mariken Teeuwen presented her The vocabulary of intellectual life in the middle ages, the tenth and final, summarizing volume of the civicima project (Comité International du Vocabulaire des Institutions et de la Communication Intellectuelles au Moyen Age). This project had been set up in 1985 and was
supported by an international group of scholars led by Dr Olga Weijers. Finally, 14 November also saw the presentation of De tekst bij u thuis, comprising the papers read by Paul Schnabel and Nelleke Noordervliet during the celebration of chi’s tenth anniversary on 19 December 2002, a splendidly designed booklet given to the guests present and other contacts of the Institute. But it was not only printed matter that was presented on 14 November: chi’s information scientist, Peter Boot, gave a virtual introductory tour of our new website, designed by Zeezeilen in Amsterdam: www.chi.knaw.nl. This new site is
Lancelot), Soetje Ida Oppenhuis de Jong a publié De Middelnederlandse Perceval-traditie (La tradition de Perceval en moyen néerlandais). En collaboration avec Wieneke ’t Hoen et Lily Hunter, Peter de Bruijn a poursuivi la réalisation de l’édition critique des Œuvres complètes de Willem Elsschot, en publiant le 14 novembre les tomes 7 et 8: Pensioen (Pension) et Het tankschip (Le bateau-citerne). Les tomes 5 et 6 de la série – Kaas (Fromage) et Tsjip / De leeuwentemmer (Tchip / Le dompteur de lions) – avaient été présentés précédemment dans l’année, à la Maison des Lettres amvc (Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven) à Anvers. Mariken Teeuwen a présenté son The vocabulary of intellectual life in the middle ages, le dixième et dernier volume, publicaties
récapitulatif, du projet du civicima (Comité international du Vocabulaire des Institutions et de la Communication intellectuelles au Moyen Âge), un projet lancé en 1985 sous la direction de Olga Weijers et qui a bénéficié du soutien de chercheurs de plusieurs pays. Enfin, a été publiée le 14 novembre une jolie plaquette intitulée De tekst bij u thuis (Le texte à domicile) reproduisant le texte intégral des causeries que Nelleke Noordervliet et Paul Schnabel ont données à l’occasion du dixième anniversaire du chi, le 19 décembre 2002. Cette plaquette, qui a été distribuée à toutes les personnes présentes le 14 novembre, constituera une belle « carte de visite » que le chi sera fier d’offrir à ses relations. 67
wird aktiv wie interaktiv die neue Visitenkarte des chi sein, auf der nicht nur Informationen über Zielstellung, Projekte, Mitarbeiter und Publikationen zu finden sind, sondern auch digitale Publikationen, wie z.B. die digitale Fassung der in der Reihe ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’ erschienenen Geraardsbergse Handschrift. Auch Hugo Grotius’ biblisches Drama Sophompaneas und eine vorläufige Arbeitsedition von Antonides van der Goes’ Ystroom stehen inzwischen auf der chi-Webseite. Außerdem wird im Rahmen des ‘Emblem Project Utrecht’, an dem das chi beteiligt ist, eine web-Edition von Jacob Cats’ Sinne- en
minnebeelden aus der Reihe ‘Monumenta Literaria Neerlandica’ angeboten. Diese Editionen sind mit zusätzlichen digitalen Hilfsmitteln für die wissenschaftliche Benutzung angereichert. Die zweite große chi-Präsentation fand am 10. Dezember in der Aula der Koninklijke Bibliotheek statt. Drei neue Bände der Erasmi Opera Omnia wurden vorgestellt und dem Präsidenten der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw), Prof. Dr. W.J.M. Levelt, überreicht. Es betraf zwei Bände der Annotationes in Novum Testamentum, hrsg. von P.F. Hovingh bzw. von M.L. van Poll-van de Lisdonk, sowie einen Band Apologiae, hrsg. von E. Rummel
meant as an active and interactive calling card for the chi, not only providing information about the Institute’s aims, projects, staff and publications, but also offering a platform for digital publications. One such work is the digital version of the Geraardsbergse Handschrift, which had appeared in print earlier in the series ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’. Other works on the website include Hugo Grotius’ biblical drama Sophompaneas and a provisional draft of Antonides van der Goes’ Ystroom. Furthermore, the site is host to Jacob Cats’ Sinneen minnebeelden (already published in the series
‘Monumenta Literaria Neerlandica’), a product of the ‘Emblem Project Utrecht’, in which chi also participates. The digital version of these works is enriched with extra aids for scholarly research. The other major chi presentation took place on 10 December in the hall of the Koninklijke Bibliotheek in The Hague. Three new volumes of Erasmi Opera Omnia were presented to the President of the Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw), Professor W.J.M. Levelt: two parts of the Annotationes in Novum Testamentum, prepared by P.F. Hovingh and M.L. van Pollvan de Lisdonk respectively, and one part of the
Mais les nouvelles technologies étaient, elles aussi, présentes le 14 novembre: Peter Boot, l’informaticien du chi, a présenté le nouveau site internet de l’Institut (www.chi.knaw.nl), conçu par la société Zeezeilen à Amsterdam, en emmenant toute l’assistance dans une visite virtuelle du site, qui est appelé à devenir un instrument de communication privilégié – actif et interactif – du chi: non seulement il donnera des informations sur l’objectif, les projets, les collaborateurs et les publications de l’Institut, mais il sera aussi un support numérique pour des publications. Une de ces publications est la version numérique du Geraardsbergse Handschrift, publié dans la série « Middeleeuwse Verzamelhandschriften » (Recueils 68
de manuscrits médiévaux). Le drame biblique de Hugo Grotius Sophompaneas et une édition de travail provisoire de l’Ystroom d’Antonides van der Goes ont été placés entre-temps sur le site du chi. Par ailleurs, le site propose, dans le cadre du projet Emblem d’Utrecht, avec lequel le chi a conclu un accord de coopération, une édition numérique du Sinne- en minnebeelden (Symboles et poèmes courtois) de Jacob Cats (publié précédemment dans la série Monumenta Literaria Neerlandica). La version numérique de ces ouvrages est enrichie de nombreux auxiliaires de recherche. La seconde grande journée de présentation du chi a eu lieu le 10 décembre, dans la salle de conférences de la Bibliothèque royale, à La Haye. jaarverslag chi ™ 2003
und E. Rabbie. Prof. Rummel von der University of Toronto (Canada) sprach über ‘Carpet citius aliquis quam imitabitur: The critical reception of Erasmus’ Annotations’. Der Vortrag wurde den Anwesenden als Büchlein überreicht. Die Erasmus-Edition ist eines der vielen chiProjekte, die in nationaler und/oder internationaler Zusammenarbeit mit Universitäten, anderen wissenschaftlichen Einrichtungen und Fachwissenschaftlern entsteht. Diese Zusammenarbeit wurde 2003 intensiviert und erweitert. So wurde das gemeinsame Forschungsprogramm mit dem Pariser
Apologiae, edited by E. Rummel and E. Rabbie. Professor Rummel of the University of Toronto (Canada) delivered a paper entitled ‘Carpet citius aliquis quam imitabitur: The critical reception of Erasmus’ Annotations’. The text of her paper was made available as a booklet to the other guests.
Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht/cnrs) erneuert. Die 2002 begonnenen Besprechungen über ein internationales Graduiertenkolleg (ein Doktoranden auf dem Gebiet der Editionswissenschaft begleitendes Programm) wurden fortgeführt: im Mai fand im chi ein Gespräch zwischen den Initiatoren, den Professoren Dr. Thomas Bein und Dr. Axel Gellhaus (beide von der Rheinisch-Westfälischen Technischen Hochschule Aachen), und Dr. Annemarie Kets-Vree, Dr. Marijke GumbertHepp und Dr. Jan Gielkens statt. Das chi hat sich bereit erklärt, einen Beitrag zum Graduiertenkolleg zu liefern. Der Start des Projekts ist abhängig
Editing Erasmus’ works is one of the many projects carried out by the chi in partnership with universities, other research institutions and experts at home and abroad. In 2003 these cooperative projects were strengthened and expanded. One example of this is the renewal of the joint
research programme run by the Institute and the Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht/cnrs) in Paris. Negotiations continue on the institution of an international Graduiertenkolleg, a supervised PhD programme in textual editing for 12 to 16 graduates: in May, talks were held at the chi between the initiators of this postgraduate programme, Professor Thomas Bein and Professor Axel Gellhaus (both of the Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen), and Dr Annemarie Kets-Vree, Dr Marijke Gumbert-Hepp and Dr Jan Gielkens on behalf of the chi. While the chi expressed willingness to
À cette occasion, trois nouveaux volumes des œuvres complètes d’Érasme (Erasmi Opera Omnia) ont été présentés et offerts au président de l’Académie royale néerlandaise des Sciences et des Lettres (knaw), le professeur W.J.M. Levelt: deux volumes des Annotationes in Novum Testamentum, réalisés l’un par P.F. Hovingh, l’autre par M.L. van Poll-van de Lisdonk, et un volume des Apologiæ d’Érasme, réalisé par E. Rummel et E. Rabbie. E. Rummel, professeur à l’université de Toronto (Canada) a donné à cette occasion une causerie intitulée « Carpet citius aliquis quam imitabitur: The critical reception of Erasmus’ Annotations », dont le texte a été distribué à l’assistance, sous la forme d’une plaquette. L’édition des œuvres complètes d’Érasme est publicaties
l’un des nombreux projets du chi réalisés dans le cadre de coopérations, nationales et internationales, avec des universités, des chercheurs et d’autres instituts scientifiques. Ces structures de coopération ont été renforcées et élargies en 2003. C’est ainsi que le programme commun de recherche avec l’Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) du cnrs, à Paris, a été reconduit. Les entretiens sur la création d’un « Graduiertenkolleg » international – un programme d’encadrement de 12 à 16 doctorants qui préparent une thèse dans le domaine de l’édition critique – ont été poursuivis: en mai a eu lieu au chi une rencontre entre les initiateurs de cette formation postdoctorale, le professeur Thomas Bein et le professeur Axel 69
von einer Finanzierung durch die Deutsche Forschungsgemeinschaft (dfg). In Zusammenarbeit mit der Katholieke Universiteit Nijmegen (Literarische Fakultät, Abt. Griechische und Lateinische Sprache und Kultur) wurde ein Promotionsprojekt zu Hugo Grotius’ späte Poesie, die Posteriora, gestartet. Das chi wird auch das durch Subvention der Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) ermöglichte Projekt ‘De constructie van het Nederlands literair verleden: Ordening, evaluatie und presentatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw’ unter der Leitung von Prof. Dr. Marita Mathijsen
(Universiteit van Amsterdam) unterstützen. Das an Dr. Jan Bloemendal zugewiesene nwo-VidiProjekt ‘Latijnstalige und volkstalige cultuur. Theater en publieke opinie in de Nederlanden (ca. 1510–1625)’ wird in Zusammenarbeit mit der Universiteit van Amsterdam (Geisteswissenschaftliche Fakultät) durchgeführt werden. Außerdem wurde eine Zusammenarbeit mit der Delta-Reihe beschlossen, die – gefördert vom Ministerie van Onderwijs, Cultuur und Wetenschap, der Stichting Nederlandse Literaire Klassieken, der Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, der Werkgroep Literaire Uitgevers und dem Nederlands Literair Productie- und
participate in this joint project, the final decision on the realization of the plans depends on funding by the Deutsche Forschungsgemeinschaft. Together with the classics department of the University of Nijmegen, chi started a PhD project on the Posteriora, the late Latin poetry of Hugo Grotius. Moreover, the Institute will also participate in a project, under the direction of Professor Marita Mathijsen (University of Amsterdam), entitled ‘De constructie van het Nederlands literair verleden: Ordening, evaluatie en presentatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw’, which was made possible by
a grant from the Netherlands Organisation for Scientific Research (nwo). The nwo Vidi Project ‘Latijnstalige en volkstalige cultuur. Theater en publieke opinie in de Nederlanden (ca. 15101625)’, awarded to Dr Jan Bloemendal, will be carried out in conjunction with the Faculty of Humanities of the University of Amsterdam. Lastly, the Institute decided to participate in the Deltareeks, a series of new editions of early and classic works of Dutch literature produced under the aegis of the Dutch Ministry of Education, Culture and Science, the Stichting Nederlandse Literaire Klassieken, the Maatschappij der Nederlandse
Gellhaus, tous deux attachés à l’université technique de Rhénanie-Westphalie d’Aix-la-Chapelle, et Mme Annemarie Kets-Vree, Mme Marijke GumbertHepp et M. Jan Gielkens, pour le chi, lequel s’est déclaré disposé à fournir une contribution au projet. En fin de compte, la viabilité du projet de création du Graduiertenkolleg dépend du soutien financier de la « Deutsche Forschungsgemeinschaft ». Un projet a été lancé, en coopération avec l’université catholique de Nimègue (Faculté des Lettres, département des lettres classiques), sur l’œuvre poétique latine de Hugo Grotius, les Posteriora. Le chi apportera aussi son concours à un projet qui a été rendu possible par une subvention de programme accordée par l’Organisa70
tion néerlandaise pour la Recherche scientifique (nwo); il s’agit du projet intitulé « De constructie van het Nederlands literair verleden: Ordening, evaluatie en presentatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw » (La construction du passé littéraire néerlandais: ordonnance, évaluation et présentation du patrimoine littéraire au xixe siècle), mis en œuvre sous la direction du professeur Marita Mathijsen, de l’université d’Amsterdam. Le projet de la nwoVidi, confié à Jan Bloemendal et intitulé « Latijnstalige en volkstalige cultuur. Theater en publieke opinie in de Nederlanden (ca. 1510-1625) (Culture latine et en langue vulgaire. Théâtre et opinion publique aux Pays-Bas de 1510 à 1625), sera réalisé en coopération avec l’université d’Amsterdam (département jaarverslag chi ™ 2003
Vertalingenfonds – neue Editionen von älteren und klassischen Werken der niederländischen Literatur auf den Markt bringt. Mehr als in früheren Jahren bemühte sich das chi 2003 um die Weitergabe von Wissen. Eine der Möglichkeiten ist die Ausbildung kommender Wissenschaftler. Das chi bietet hierfür bei einigen Projekten regelmäßig Praktikantenstellen an. (Siehe dazu auch die Sonderseiten in diesem Bericht.) Praktikanten werden z.B. während Führungen gewonnen, die das chi regelmäßig für Gruppen, vor allem von Studenten der Literaturwissenschaften an niederländischen und
Letterkunde, the Werkgroep Literaire Uitgevers and the Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. In the year under review chi staff were increasingly involved in the dissemination of knowledge. One way of achieving the spread of knowledge is to train aspiring researchers in the methods of scholarship. To this end the chi regularly offers traineeships involved in work on projects; in a special section of this Annual Report former trainees tell of their experiences with us. Trainees are also recruited during presentations
des sciences humaines). Le chi a également décidé de participer à la réalisation de la série Delta, qui publie de nouvelles éditions d’œuvres anciennes et classiques de la littérature néerlandaise. Ce projet est le fruit d’une coopération entre le ministère de l’Enseignement, de la Culture et des Sciences, l’Association des Classiques littéraires néerlandais (Stichting Nederlandse Literaire Klassieken), la Société des Lettres néerlandaises (Maatschappij der Nederlandse Letterkunde), le Groupe de travail des Éditeurs littéraires néerlandais (Werkgroep Literaire Uitgevers) et le Fonds néerlandais de production et de traduction d’œuvres littéraires (Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds). publicaties
flämischen Universitäten, organisiert. In Bezug auf frühere Jahre ist ein deutlicher Anstieg dieser Art Öffentlichkeitsarbeit und auch der Zahl der Vorträge und Gastvorlesungen festzustellen, die im oder außerhalb des chi gehalten wurden. Auch die Teilnahme an Kongressen wurde intensiviert. 2003 organisierte das chi erstmals in seiner 10jährigen Geschichte auf dem zweijährlich stattfindenden Kongreß der amerikanischen Society for Textual Scholarship in New York ein eigenes Panel, ‘Made in Holland: On Editing Vincent van Gogh, Hugo Grotius, and Antoni van Leeuwenhoek’ (März). Ursprünglich sollten sechs chi-Mitarbeiter – drei mit einem
given by chi staff to visiting groups of mainly arts students from Dutch and Flemish universities. Compared with preceding years, there was a marked increase in 2003 in the number of such presentations and in the volume of talks and guest lectures given on and off the premises of the chi. There were also more visits to conferences. For the first time in its existence the chi organized its own panel at the biennial conference of the American Society for Textual Scholarship in New York, entitled ‘Made in Holland: On Editing Vincent van Gogh, Hugo Grotius, and Antoni van Leeuwenhoek’ (March). Originally, six mem-
Au cours de l’année 2003, les chercheurs du chi se sont davantage consacrés au transfert de connaissances que les années précédentes, notamment en participant à la formation de jeunes chercheurs. Le chi offre régulièrement des places de stage dans le cadre de plusieurs de ses projets. Un cahier spécial du rapport annuel donne la parole à un certain nombre d’anciens stagiaires qui racontent leur expérience au chi. Des stagiaires sont aussi recrutés à la faveur des présentations données par des chercheurs du chi à des groupes de visiteurs, le plus souvent des étudiants en lettres des universités néerlandaises et flamandes. On a assisté en 2003 à une augmentation sensible de ce type de présentations, de même que du nombre de confé71
Beitrag – am Kongreß teilnehmen. Wegen des drohenden Kriegs im Irak waren es letztendlich nur drei: Henk Nellen hielt seinen eigenen Vortrag, Jan Gielkens den von Leo Jansen und Herman Brinkman den von Lodewijk Palm. Kleinere Delegationen nahmen u.a. teil am Kongreß ‘New Technologies, Old Texts’ in Leicester (Juli), am 15. ‘Colloquium Neerlandicum’ der Internationale Vereniging voor Neerlandistiek in Groningen (August) und am Colloquium ‘The Book as Artefact’ der European Society for Textual Scholarship in Kopenhagen (November). Fast eine Tradition ist bereits der Studientag Tekstgenese, der seit
einigen Jahren im Herbst in Antwerpen in Zusammenarbeit des chi mit dem Antwerpener amvc-Letterenhuis, dem Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudies der Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (ctb-kantl) in Gent, der Arbeitsgruppe Genese und der Vakgroep Nederlandse Literatuur der Universität Gent organisiert wird. 2003 hieß das Thema ‘De geboorte van het vers’. Im November brachte eine Delegation des chi einen ersten Arbeitsbesuch an das junge flämische Schwesterinstitut ctb in Gent; ein Gegenbesuch ist für 2004 geplant.
bers of staff were to take part in the conference, three of whom contributing to the panel. What with the threat of war in Iraq, however, only three members of the original delegation travelled to New York: Dr Henk Nellen delivered his own paper, and those of Leo Jansen and L.C. Palm were read by Dr Jan Gielkens and Dr Herman Brinkman respectively. Smaller delegations participated in conferences and colloquia such as ‘New Technologies, Old Texts’ in Leicester (July), the Fifteenth Colloquium Neerlandicum of the Internationale Vereniging voor Neerlandistiek in Groningen
(August) and ‘The Book as Artefact’ of the European Society for Textual Scholarship in Copenhagen (November). An annual event which is rapidly becoming a modern tradition is the Studiedag Tekstgenese, an all-day workshop on textual genesis held every autumn in Antwerp for a number of years now. This event is organized jointly by the chi, the amvc-Letterenhuis in Antwerp, the Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudies of the Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (ctbkantl) in Ghent, the Werkgroep Genese and the Vakgroep Nederlandse Literatuur of the
rences et de cours donnés par le personnel scientifique du chi, aussi bien intra muros qu’à l’extérieur. La participation à des congrès a également connu un succès accru au cours de l’année écoulée. Pour la première fois dans son histoire, le chi a organisé un panel au congrès biennal de la Société américaine d’édition critique de textes (Society for Textual Scholarship), en mars 2003 à New York, sous le titre « Made in Holland: On Editing Vincent van Gogh, Hugo Grotius, and Antoni van Leeuwenhoek » (Fabriqué aux Pays-Bas: l’édition critique de van Gogh, Hugo Grotius et Antonie van Leeuwenhoek). Il était prévu, à l’origine, que six chercheurs du chi participent au congrès, dont trois devaient présenter une contribution au panel. Devant la 72 menace de guerre en Irak, une partie de la déléga-
tion renonça à se rendre à New York: seuls participèrent au panel Henk Nellen, qui présenta son propre exposé, Jan Gielkens, qui présenta l’exposé de Leo Jansen, et Herman Brinkman, qui présenta l’exposé de Lodewijk Palm. Des délégations plus restreintes ont notamment participé au congrès « New Technologies, Old Texts », qui a eu lieu en juillet à Leicester, au Quinzième Colloquium Neerlandicum de l’Association internationale de Langue et de Littérature néerlandaises, qui a eu lieu en août à Groningue, et au colloque « The Book as Artefact », organisé en novembre à Copenhague par la Société européenne d’édition critique de textes (European Society for Textual Scholarship). Le chi a aussi organisé la journée d’étude Tekstgenese jaarverslag (Genèse chi du™texte) 2003
Dem Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis standen für seine Aktivitäten 26,5 Stellen (0,7 mehr als 2002) verteilt über ca. 35 Personen zur Verfügung. Hiervon sind 19,2 Stellen von wissenschaftlichen Mitarbeitern besetzt. Die Betriebskosten betrugen 2003 insgesamt ¤ 1.618.500. Hiervon wurden 84% durch die knaw getragen, der Rest kam u.a. aus externen Subventionen (z.B. nwo). 2003 war für das chi also ein Jahr des Weiterarbeitens, Abschließens und Publizierens, aber auch ein Jahr des Wartens auf einen neuen Direktor. Was das Letzte betrifft, war noch 2002 eine be-
University of Ghent. This year’s theme was ‘The birth of verse’. In November, finally, a chi delegation paid a courtesy call on the newly-formed Flemish sister-institution, ctb, in Ghent; a return visit is planned in 2004. The Constantijn Huygens Institute for text editions and intellectual history performed the activities mentioned above with a complement of 26.5 full-time equivalent staff positions (.7 more than in 2002), occupied by some 35 individuals, with 19.2 of the 26.5 positions filled by research staff. The total budget for 2003 was ¤1,618,500, 84%
– qui est presque devenue une tradition –, dans le cadre d’une coopération avec la Maison des Lettres amvc d’Anvers, le Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudies (Centre pour l’édition critique de textes et les études de sources) de l’Académie royale de Langue et de Littérature néerlandaises (ctb-kantl) de Gand, le groupe de travail Genese (Genèse) et le département de littérature néerlandaise de l’université de Gand. Le thème retenu pour la journée d’étude de cette année était: « La naissance du vers ». En novembre, une délégation du chi a rendu une visite à sa jeune homologue flamande, le ctb de Gand, pour lier connaissance. Le chi devrait accueillir à son tour le ctb dans le courant de 2004. publicaties
ratende Kommission, bestehend aus Prof. Dr. Frits van Oostrom (Vorsitzender), Prof. Dr. Henk Braakhuis (chi-Direktor a.i.), Prof. Dr. Hans van Dijk (Vorsitzender a.i. des wissenschaftlichen Beirats des chi) sowie Dr. Annemarie Kets-Vree und Gerard van Veen (für die Mitarbeiter des chi) und Drs. C.H. Moen und S. Premchand (für die knaw), ins Leben gerufen worden. Ein erster möglicher Kandidat für den Posten fand bei der chi-Belegschaft Zustimmung, im Laufe des Sommers wurde jedoch deutlich, daß er mit der knaw keine Übereinstimmung über die Voraussetzungen zur Leitung des Instituts erreichen konnte.
of which was funded by the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (knaw) and the rest by external sources such as nwo. 2003 was a year marked by ongoing work on projects and their completion, and by the publication of results; but it was also a year of waiting as the quest for a new director continued. As early as 2002 a committee consisting of Professor Frits van Oostrom (chair), Professor Henk Braakhuis (acting director chi), Professor Hans van Dijk (acting chair Research Committee of the chi), Dr Annemarie Kets-Vree and Gerard van Veen
L’Institut Constantijn Huygens pour l’édition critique de textes et l’histoire intellectuelle a accompli toutes ces activités avec un personnel limité: 35 personnes occupant au total 26,5 postes à temps complet (soit 0,7 poste de plus qu’en 2002), dont 19,2 postes de chercheurs. Le budget de l’Institut pour 2003 s’élevait à 1 618 500 euros, dont 84 % mis à disposition par l’Académie royale néerlandaise des Sciences et des Lettres, le reste provenant notamment de diverses subventions extérieures (de la nwo, par exemple). L’année 2003 aura donc été pour l’Institut Constantijn Huygens une année de travail intense et soutenu, ayant conduit à de nombreuses publications, mais aussi une année marquée73par
Anläßlich dieser Entwicklung benannte der Vorstand der knaw eine Kommission unter Vorsitz von Prof. Dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, die sich über Zukunftsperspektiven und Chancen des chi aussprechen sollte. Die Kommission, bestehend aus Prof. Braakhuis, Prof. Dr. Hans Bennis (Direktor des Meertens Instituut-knaw) und J. van ’t Hek (knaw) sowie den beratenden Mitgliedern Prof. Dr. Wiljan van den Akker (Universiteit Utrecht; ab November 2003 Direktor der Institute für Geistes- und Sozialwissenschaften der knaw) und Prof. Dr. Frank Willaert (Universiteit Antwerpen), reichte ihren Bericht am 31. Oktober ein. Die
Belegschaft, der Personalrat und der wissenschaftliche Beirat des chi lehnten einen Teil der Analyse des Schenkeveld-Berichts einschließlich der Schlußfolgerungen ab und unterschrieben eher den Minderheitsstandpunkt von Prof. Dr. Willaert. Auf Grund dieser neuen Entwicklung entschloß sich der Vorstand der knaw Ende 2003, Dr. Henk Wals (stellvertretender Direktor des Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis-knaw) zum 1. Februar 2004 für die Dauer von zwei Jahren für drei Tage pro Woche zum Direktor des chi zu ernennen und Dr. Annemarie Kets-Vree zur stellvertretenden Direktorin. Die neue Direktion hat den Auftrag
representing chi staff, and C.H. Moen and S. Premchand on behalf of the knaw, was formed to advise on the appointment. This process produced a candidate whose possible appointment was greeted positively by all members of staff. In the course of the summer, however, it became clear that the potential appointee and the knaw were not able to reach agreement on the terms under which the director was to operate. Partly as a result of this development the governors of the knaw instituted a committee, chaired by Professor M.A. Schenkeveld-van der Dussen, to advise on the future prospects of the
Institute. On 31 October this committee, whose membership included Professor Henk Braakhuis, Professor Hans Bennis (director of the Meertens Instituut-knaw) and J. van ’t Hek (knaw) and, in a consulting capacity, Professor Wiljan van den Akker (University of Utrecht; as from 1 November 2003 director of the Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen of the KNAW) and Professor Frank Willaert (University of Antwerp), published its report. The staff of the chi and two important standing committees of the Institute objected to some of the analyses of the Schenkeveld committee’s report and supported the minor-
l’attente d’un nouveau directeur. Fin 2002 avait été mise en place une Commission consultative de nomination (la bac), présidée par le professeur Frits van Oostrom et comprenant le professeur Henk Braakhuis (directeur par intérim du chi), le professeur Hans van Dijk (président par intérim de la Commission scientifique du chi), Mme Annemarie Kets-Vree et M. Gerard van Veen, représentant le personnel du chi, et M. C.H. Moen et Mme S. Premchand, représentant la knaw. Dans la procédure de sélection d’un nouveau directeur, un candidat est sorti du lot qui recueillait l’agrément de l’ensemble du personnel. Mais il apparut, dans le courant de l’été, que le nouveau directeur pressenti ne parvenait pas à se mettre 74
d’accord avec la knaw sur les conditions d’exercice de la direction de l’Institut. À la suite notamment de ces développements, le conseil d’administration de la knaw a institué une commission à laquelle il a confié le mandat de mener une réflexion sur l’avenir et les possibilités du chi. Présidée par le professeur M.A. Schenkeveld-van der Dussen, la commission se composait du professeur Henk Braakhuis, du professeur Hans Bennis (directeur de l’Institut Meertens de la knaw) et de M. J. van ’t Hek (de la knaw), ainsi que de deux membres consultatifs: le professeur Wiljan van den Akker (de l’Université d’Utrecht, directeur, depuis le 1er novembre 2003, des Instituts des Sciences sociales et humaijaarverslag chi ™ 2003
bekommen, die Betriebsführung des Instituts zu verbessern. Prof. Dr. Henk Braakhuis, seit Februar 2002 Interimsdirektor, kündigte am Ende des Berichtsjahrs an, das Institut zum 1. Februar 2004 zu verlassen. Das chi ist Prof. Braakhuis dankbar für die Unterstützung, die er den Mitarbeitern während der Interimszeit hat zukommen lassen.
ity report written by Professor Frank Willaert. At the end of 2003 the governors of the knaw decided to appoint Dr H. Wals (deputy director of the Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis-knaw) director of the chi on a three-day-a-week basis for a period of two years as from 1 February 2004, and to appoint Dr Annemarie Kets-Vree deputy director. The remit of the new management is to improve the operational viability of the Institute. At the end of the year under review, Professor Henk Braakhuis, acting director since February 2002, announced that he would be leaving
the chi on 1 February 2004. The Constantijn Huygens Institute takes this opportunity to thank Henk Braakhuis for his unstinting support for members of staff while acting director.
nes de la knaw) et le professeur Frank Willaert (de l’université d’Anvers). Le personnel, la comité d’entreprise et la Commission scientifique du chi n’étaient pas d’accord avec une partie des analyses et des conclusions du rapport publié le 31 octobre 2003 par la Commission Schenkeveld, mais souscrivaient au rapport minoritaire du professeur Frank Willaert. Devant cette situation, le conseil d’administration de la knaw a décidé, fin 2003, de nommer, au 1er février 2004, pour une période de deux ans et à raison de trois jours par semaine, M. Henk Wals, directeur adjoint de l’Institut international d’histoire sociale de la knaw, à la direction du chi et Mme Annemarie Kets-Vree, au poste de directeur suppléant. Le nouveau directeur a été publicaties
chargé d’améliorer la gestion de l’Institut. Le professeur Henk Braakhuis, qui assurait l’intérim depuis février 2002, a annoncé fin 2003 qu’il quitterait le chi le 1er février 2004. L’Institut Constantijn Huygens tient à exprimer ici toute sa gratitude à Henk Braakhuis pour le soutien qu’il a apporté au personnel du chi au cours de ces deux dernières années.
75
Illustratieverantwoording p. 8: titelpagina van Prudentius’ Cathemerinon (hymnen voor de getijden), bezorgd door Johannes Murmellius uit Roermond, ca. 1510 (Deventer, Stedelijke Athenaeum Bibliotheek, 11 E 22 KL) p. 12: Annalen van Egmond. Codex Cotton. Tiberius C. XI, f. 167 (171) (Londen, British Library) p. 16: omslag van Paul Schnabel, Nelleke Noordervliet, De tekst bij u thuis. Over de zin van tekstedities. Den Haag (Constantijn Huygens Insituut) 2003 (vormgeving Caroline de Lint) p. 17: Jaarverslag 2002 van het Constantijn Huygens Instituut (vormgeving Willem Nobbe); p. 19, 25: initiaal met portretminiatuur van Michael Scotus in een laat-dertiende- of begin-veertiende-eeuws handschrift, afkomstig uit ZuidItalië (Oxford, Bodleian Library) p. 22-23: in tien medaillons wordt het proces van het maken van een boek geïllustreerd. Afbeelding uit het eerste terts van de twaalfde eeuw, handschrift afkomstig uit het klooster Michelsberg in Bamberg (R. Büll, Das große Buch vom Wachs, deel 2, München 1977, p. 838) p. 24: eerste pagina van het handschrift Martianus Capella, De nuptiis Philologiae et Mercurii, gedateerd rond 850, vervaardigd in Auxerre (?) (Oxford, Bodleian Library, Laud.lat. 118, fol. 1r) p. 26: Annalen van Egmond. Codex Cotton. Tiberius C. XI, f. 125 (129) (Londen, British Library) p. 27: Annalen van Egmond. Codex Cotton. Tiberius C. XI, f. 141 (145) (Londen, British Library) p. 28: het Egidiuslied (Gruuthuse-handschrift) p. 29: foto: Nelly Werinussa en Gerard van Veen p. 31: titelpagina van een bloemlezing uit het werk van Juvenalis, bezorgd door Johannes Murmellius, ca. 1516 (Deventer, Stedelijke Athenaeum Bibliotheek, 11 E 17 KL) p. 33 rechtsboven links: Gedenk te sterven, rechtsboven rechts: Gehechtheid aan aardse goederen brengt de mens in de macht van de duivel (beide ontleend aan Amoris divini et humani 76
antipathia, Parijs 1628), achtergrond: voorbeelden van doorzoekbaarheid van een database van emblemen op basis van een ontologie van gerelateerde begrippen (prototype, gepresenteerd op de conferentie Digital Resources in the Humanities, 2003) p. 35: De inname van Breda (1590), gravure door B. Dolendo, met een gedicht van Hugo Grotius (François Petiti, Grande Chronique, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek) p. 36: portret van Hugo Grotius door Michiel Jansz. Mierevelt, 1631 (Delft, Stedelijk Museum Het Prinsenhof) p. 38: portret G.J. Vossius (http://www.dbnl.nl) p. 40 links: prent uit de Ystroom van Johannes Antonides van der Goes, 1671 (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 764 D 33), rechts: een andere prent uit de Ystroom met bijbehorende tekst als voorbeeld van een digitale editie in aanbouw (http://www.chi.knaw.nl) p. 41: eerste blad van het nethandschrift van Guido Gezelles gedicht ‘Gierzwaluwen’ uit 1897, met rechtsboven de notitie van de dichter: ‘niet te verliezen of te verdolen / ’k en heb geen afschrift / G.G.’ (Brugge, Openbare Bibliotheek) p. 42: schetsen in een brief van Vincent van Gogh aan Theo van Gogh, Den Haag, woensdag 26 juli 1882 (Amsterdam, Van Gogh Museum, Vincent van Gogh Stichting) p. 44: handschrift van het gedicht ‘De golven en hun òver voorovervallen (De Dagen)’ van Herman Gorter, uit een brief aan Willem Kloos (ongedateerd) (Herman Gorter, Twintig gedichten in handschrift, Amsterdam 1964, p. 55) p. 45: opdracht van Herman Gorter aan Marie Hagemeijer in een exemplaar van de vijfde druk van Mei uit 1916 (privébezit) p. 47: bewerking door W.F. Hermans van een van de ‘Brieven van Bijkaart’ met het oog op bundeling in Ik draag geen helm met vederbos (Collectie wfh) p. 48: xml-tei-documentatie van W.F. Hermans’ Ik heb altijd gelijk, weergegeven in de xml-editor xxe
jaarverslag chi ™ 2003
Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen)
Tijdelijk bezoekadres: Bezuidenhoutseweg 2 ™ 2594 av Den Haag Correspondentieadres: Postbus 90754 ™ 2509 lt Den Haag Telefoon: (070) 331 58 00 Telefax: (070) 382 05 46 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.chi.knaw.nl Ontwerp en typografie: Peterpaul Kloosterman p Gouda (www.2pk.nl) Druk: Koninklijke van der Garde bv, Zaltbommel isbn 90 76832 10 2