Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Jaarverslag 2000
Uitgave
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Het Trippenhuis Kloveniersburgwal 29 Amsterdam Postbus 19121 1000 GC Amsterdam telefoon (020) 5 51 07 00 fax (020) 6 20 49 41 e-mail:
[email protected] website: http://www.knaw.nl Vormgeving
Afdeling Edita KNAW, Amsterdam Fotografie
Capital Photos, Amsterdam Druk
Drukkerij PlantijnCasparie, Heerhugowaard ISBN
90-6984-325-0
Inhoud
Voorwoord 5 Wereldklasse 7 De Akademie als ontmoetingsplaats 15 Fondsen en wetenschapsprijzen 21 Internationale samenwerking Kwaliteit Advies
35 39
Onderzoekorganisatie
49
Financiën 71 Sociaal jaarverslag 77 Informatievoorziening Bijlagen 95 Register 98
91
25
Voorwoord
De tijden dat de KNAW kon worden verweten zich op te sluiten in de ivoren toren van de wetenschap liggen achter ons. Ook het jaarverslag dat voor u ligt, getuigt daarvan. Het begin van een nieuwe eeuw nodigde uit tot herijking van structuren en werkwijzen. De KNAW verkeerde afwisselend in de positie om op ingrijpende veranderingen aan te dringen, dan wel om het met veranderen overboord zetten van vitale waarden te bestrijden. De KNAW heeft zich bij verschillende gelegenheden uitgesproken over de herinrichting van het wetenschappelijk onderwijs, in het bijzonder over de vraag hoe de bachelormaster-structuur de vorming van nieuwe generaties onderzoekers kan waarborgen. Evenzeer is aandacht besteed aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van een loopbaan in de wetenschap en de voorwaarden die het universitaire personeelsbeleid daartoe moet scheppen. Meegewerkt werd aan de vormgeving van de Vernieuwingsimpuls voor het fundamenteel onderzoek. Het vizier werd voorts gericht op de kwaliteit van de onderzoekersopleiding in ons land. Een sterkere positionering van de onderzoekscholen en een hechtere structurering van hun opleidingsaanbod werden bepleit. In opdracht van NWO, VSNU en KNAW werd door een werkgroep een alternatief uitgewerkt voor het systeem van disciplinegewijze kwaliteitsbeoordelingen van het universitair onderzoek. Tevens werden plannen ontwikkeld ter bescherming van de wetenschappelijke integriteit. Een landelijk werkende KNAW-commissie moet in de toekomst als ‘beroepsinstantie’ gaan fungeren voor gevallen van vermeend plagiaat en ander wetenschappelijk wangedrag in universiteiten en onderzoekinstellingen. Buiten de landsgrenzen was de KNAW ook buitengewoon actief. De academies van wetenschappen in Europa, verenigd in All European Academies (ALLEA), besloten het secretariaat van hun organisatie bij de KNAW te vestigen. Financiële steun van de minister van OCenW maakte dit mede mogelijk. De wereldwijd opererende InterAcademy Council (IAC) koos eveneens domicilie in Amsterdam. Onder auspiciën van de IAC zullen in opdracht van internationale organisaties en andere sponsors studies worden verricht naar mondiale vraagstukken. Belangrijke stappen werden verder gezet op weg naar het Programma Strategische Allianties, dat samenwerking op lange termijn tussen Chinese en Nederlandse top-onderzoekinstellingen op de gebieden materiaalonderzoek, biotechnologie & biofarmaceutica en milieu-onderzoek moet initiëren en stimuleren. Het Programma Wetenschappelijke Samenwerking Nederland-Indonesië kende als mijlpaal de start van programma’s op zes prioriteitsgebieden. Hoewel de KNAW niet van overheidswege is belast met wetenschapsvoorlichting – daarvoor is de stichting WeTeN opgericht – voelt zij zich in hoge mate verantwoordelijk voor de communicatie met de samenleving over wetenschappelijk onderzoek. De Akademie onderneemt de nodige activiteiten om de kloof tussen publiek en wetenschap te verkleinen. Die kloof dreigt zich te verbreden ten gevolge van de toenemende complexiteit van het wetenschappelijk werk, maar dat moet ons juist aanmoedigen om onze inspanningen te intensiveren. De rol als mede-initiatiefnemer van de Avond van Wetenschap en Maat-
5
schappij, het optreden als een van de hoofdsponsors van de Wetenschap- en Techniekweek en de sponsoring van een serie televisieprogramma’s vormen – naast vele acties van individuele Akademieleden – een niet uitputtende voorbeeldreeks van dergelijke inspanningen. In het Jaarverslag van volgend jaar zullen wij nieuwe initiatieven op het gebied van wetenschapsvoorlichting melden.
R.S. Reneman president
6
Wereldklasse
Wereldklasse
Het rapport Wetenschap- en Technologie Indicatoren 2000 1 meldt dat de Nederlandse wetenschap van wereldklasse is. Nederlandse onderzoekers leveren veel publicaties in toonaangevende internationale wetenschappelijke en technische vakbladen. De productiviteit per onderzoeker ligt ruim boven het gemiddelde van de West Europese landen. Het aantal onderzoeks-publicaties in internationale tijdschriften als aandeel van de mondiale output is van 1989 tot 1998 gegroeid van 2,09 procent naar 2,45 procent, goed voor de tiende plaats op de wereldranglijst. In de rangorde van de citatie-impact, maatstaf voor internationale zichtbaarheid en kwaliteit neemt Nederland wereldwijd de derde plaats in. De impact van Nederlandse publicaties ligt 23 procent boven het mondiale gemiddelde. Deze prestaties zijn geleverd in een tijdperk van, gerelateerd aan het bruto binnenlands product (BBP), dalende uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. De overheidsfinanciering van de universiteiten vertoont daarbij het meest zorgelijke beeld: er is in de gehele jaren negentig sprake van een daling in reële termen. De omvang van het wetenschappelijk personeel bij de universiteiten is sinds 1990 gestaag teruggelopen. De diagnose is duidelijk: wil Nederland zijn wetenschap van wereldklasse, die grotendeels verworven is dankzij ruimhartige investeringen in de jaren ’70/80, behouden, dan moet het uitgavenpeil omhoog. In het verslag van vorig jaar kon al gewag gemaakt worden van een bescheiden trendbreuk. In de Rijksbegroting 2001 kon de minister zijn bijdrage aan de Vernieuwingsimpuls verhogen tot 50 miljoen gulden, waardoor deze naar de door KNAW, NWO en VSNU gewenste omvang van 150 miljoen per jaar kan groeien. Eén zwaluw maakt echter nog geen zomer. De hoop is gevestigd op de Voorjaarsnota 2001 en de Rijksbegroting 2002 voor een substantiële verhoging van de uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek. Een structurele verhoging die Nederland in de statistiek weer terugbrengt in het rijtje van ontwikkelde landen waar het thuishoort, gelet op de hoogwaardige prestaties die de wetenschappelijke gemeenschap van ons land levert. Onderzoek is mensenwerk. Meer geld voor de wetenschap biedt de mogelijkheid om meer en beter in mensen te investeren. Het is verheugend te constateren dat in het verslagjaar het besef is gegroeid dat een systematisch en selectief loopbaanbeleid voor onderzoekers de sleutel vormt voor het behouden van de kwalificatie wereldklasse. Rijzende sterren
Behoud en versterking van de positie van Nederland als kennisland vergen een rijk gevulde kweekvijver met onderzoekers. In haar door de werkgroep-Van der Vliet voorbereide advies Rijzende Sterren; Om de kwaliteit van de onderzoekersopleiding, komt de KNAW tot de conclusie dat deze vijver aan een grondige onderhoudsbeurt toe is. In het bijzonder vraagt het systeem van onderzoekscholen om versterking en moeten de door de onderzoekscholen verzorgde onderzoeksopleidingen aantrekkelijker worden. 1 Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie, Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren 2000, CWTS/MERIT, december 2000
7
De positie van onderzoekscholen moet worden versterkt door hun financiële armslag en hun zelfstandigheid binnen de universitaire organisatie te vergroten. De onderzoekschool moet een nauwe binding krijgen met de onderzoekvariant van de toekomstige masteropleidingen. Onder meer moet dit tot uiting komen door de onderzoekscholen intensief bij het formuleren van de inhoud en de eindtermen van de onderzoekvariant. Het KNAW-advies geeft een uitvoerige omschrijving van het gewenste opleidingsaanbod aan onderzoekers in spe. Als belangrijke prikkel voor onderzoekscholen tot verhoging van de kwaliteit van de leer- en werkomgeving die zij aan promovendi te bieden hebben, ziet de KNAW de beschikbaarstelling van opleidingsbeurzen (training grants). Onderzoekscholen zouden in competitie middelen moeten kunnen verwerven waarmee zij aan streng geselecteerde talentvolle afgestudeerden (master)opleidingsbeurzen kunnen verstrekken. De beurs stelt de promovendus in staat extra materiële voorzieningen of een buitenlands verblijf als gastonderzoeker te financieren. Kwaliteit verplicht
De kwaliteit van de kwaliteitszorg in het (para-)universitair onderzoek vormt een centraal bestanddeel in de verantwoording van de publiek gefinancierde wetenschap aan de samenleving. Deze kwaliteitszorg berust op twee pijlers: (a) een systeem van zelfevaluatie (interne kwaliteitszorg) en (b) periodieke externe kwaliteitsbeoordeling (peer review). In 1999 hebben KNAW, NWO en VSNU een werkgroep, onder voorzitterschap van J.H. van Bemmel, ingesteld met de opdracht een alternatief te ontwikkelen voor het systeem van disciplinegewijze beoordelingen van het universitair onderzoek. In het rapport van de werkgroep-Van Bemmel (april 2000) wordt voorgesteld met ingang van 2002 elke onderzoekschool, elk onderzoeksinstituut, alsmede elk ander door een
8
Wereldklasse
presenteren. Volgens Cutler en haar twee co-auteurs is het niet nodig bij het proces van spraakherkenning uit te gaan van ‘feedback’ op het akoestisch signaal dat de oren bereikt. Die feedback kan bestaan uit verwachtingen die de luisteraar heeft vanwege de context van het gesprek en zijn woordenschat. Cutler stelt echter dat het opnemen van feedback in het model tegen het principe van Ockhams scheermes indruist: nooit meer elementen in je theorie toelaten dan strikt noodzakelijk is. Voetstoots aanvaard werd het nieuwe model niet: achter het artikel volgden bijna dertig bladzijden commentaar. Tijdens een workshop in Nijmegen waren een aantal van haar ‘vijanden’ aanwezig. ‘Dat ging er af en toe behoorlijk scherp aan toe. Maar je moet de controverse niet uit de weg gaan.’ Dit jaar belooft wetenschappelijk gezien minder enerverend te worden. Sinds januari is Anne Cutler managing director van het
Max Planck Institut, voor drie jaar. ‘Ik vind het helemaal niet leuk, want nu kom ik veel minder in het lab. Maar geen van de directeuren heeft tijd voor het management. Nu was ik aan de beurt.’ Of ze elke maand bij de KNAW kan komen zoals ze zich voorgenomen heeft, is nog maar de vraag. Graag zou ze via haar lidmaatschap wat doen aan het ‘opgeefgedrag’ van vrouwen in de wetenschap. Een verklaring schuilt in de Nederlandse cultuur, en met name de Nederlandse mannen, analyseert ze. ‘Steun geven aan hun werkende vrouw is niet hun sterkste kant.’ De enige remedie is positieve discriminatie. ‘Vroeger was ik daar geen voorstander van, maar nu ben ik behoorlijk vertwijfeld geraakt over de achterstandsituatie van vrouwen. Voor de individuele mannen die daar het slachtoffer van worden is dat natuurlijk vervelend. Maar het is voor zo’n man niet erger dan voor de generaties vrouwen die in de wetenschap afgehaakt zijn.’
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
E.A. Cutler (1945)
’Het viel me op dat vorig jaar drie nieuwe leden, allen mannen, zeiden dat ze het Akademielidmaatschap zagen als bevestiging ‘dat ze goed bezig waren geweest’. Dat geldt voor mij helemaal niet, zoiets hoor je toch van jezelf te weten.’ Anne Cutler (56), hoogleraar vergelijkende taalpsychologie in Nijmegen, doet niet aan career building, zegt ze, en de gedachte aan een mogelijk lidmaatschap kwam nooit bij haar op. ‘In Australië, waar ik vandaan kom, kennen ze geen academie. En hier in Nederland dacht ik eigenlijk dat buitenlanders geen lid konden worden.’ Toen ze van haar benoeming hoorde, was ze ‘absoluut sprakeloos’ - net als bij het nieuws over de Spinoza-prijs van NWO die ze eerder vorig jaar kreeg. 2000 was ook om andere redenen een bijzonder jaar voor Anne Cutler. Na jaren onderzoek kon ze in het tijdschrift ‘Behavorial and Brain Sciences’ een nieuw model voor de verwerking van taal
instellingsbestuur aangewezen organisatie-onderdeel eens per zes jaar te laten beoordelen door een internationale commissie van deskundigen. Tevens dienen alle onderzoekscholen en -instituten te worden verplicht elk drie jaar een zelfevaluatie uit te voeren. Begin 2001 zullen de drie organisaties hun standpunt over de gedane aanbevelingen bepalen. Talent voor de toekomst
Tijdens de in december 1999 door de universiteiten, NWO en KNAW gezamenlijk georganiseerde conferentie ‘Loopbanen in de wetenschap’ werd vastgesteld dat de belangrijkste strategische uitdagingen voor onze instellingen op het terrein van het personeelsbeleid en werkgeverschap liggen. Willen de academische werkgevers een vooraanstaande positie behouden in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, dan zullen zij de bakens moeten verzetten en in de komende jaren gericht moeten investeren in een vernieuwing van hun personeelsbeleid. Mede gelet op de geringe aantrekkingskracht dat universiteiten en onderzoekinstellingen vandaag de dag hebben op de arbeidsmarkt zullen werkgevers aanzienlijk betere instroom- en doorstroomperspectieven moeten gaan bieden aan vrouwen en jonge talentvolle onderzoekers dan zij in de afgelopen jaren hebben kunnen doen. De universiteiten en de onderzoekinstellingen zijn dus aan zet. Op de zware verantwoordelijkheid van de universiteiten en onderzoekorganisaties voor het voeren van een krachtig personeelsbeleid hamert ook het rapport van mevrouw B.E. van Vucht-Tijssen Talent voor de Toekomst. Toekomst voor Talent; Plan van aanpak voor het wetenschapspersoneelsbeleid (juni 2000). Dit in intensief overleg met VSNU, NWO, KNAW en TNO tot stand gekomen rapport is in opdracht van de minister van OCenW opgesteld naar aanleiding van twee Tweede Kamer moties. Het rapport inventariseert de knelpunten in het personeelsbeleid en draagt oplossingen aan voor de korte, middellange en lange termijn. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft een kwantitatieve analyse van de omvang van de problematiek opgesteld. Het CPB-onderzoek wijst uit dat er in de komende tien jaar in alle onderzoekgebieden tekorten ontstaan. Op basis hiervan wijst het CPB er op dat het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in Nederland in gevaar komt. De tekorten zijn volgens dit onderzoek in hoofdzaak het gevolg van een bovenmatige vergrijzing van het vaste personeel aan universiteiten en onderzoekinstellingen, een mager imago van universiteiten op de arbeidsmarkt, de onderbenutting van het vrouwelijk potentieel en het onvoldoende aanwezig zijn van carrièreperspectieven voor jonge onderzoekers. Tegelijk constateert het CPB dat de kwaliteit van de jonge onderzoekers onverminderd hoog blijft en dat de animo voor een carrière in de wetenschap onder de huidige generatie gelijk blijft. Bij de komende generatie neemt de animo volgens het CPB-onderzoek evenwel af. Het rapport-Van Vucht Tijssen mondt uit in een pleidooi voor extra geld om het beschikbare jonge talent boven de formatie aan te stellen. Becijferd wordt dat hiervoor gedurende tien jaar gemiddeld 140 miljoen gulden per jaar benodigd is. In een brief (juli 2000) aan de minister van OCenW heeft het KNAW-bestuur steun betuigd aan de analyse van het rapport-Van Vucht Tijssen. Met genoemd rapport is het bestuur van mening dat in het komend decennium, een extra financiële impuls in de bekostiging nodig is, om gevolg te kunnen geven aan de in het rapport gedane aanbevelingen. De minister wordt in overweging gegeven om universiteiten en onderzoekinstellingen in het vooruitzicht te stellen dat de bezuinigingen die in de afgelopen jaren zijn opgelegd, ongedaan zullen worden gemaakt, naar de mate waarin zij er als academische werkgevers erin slagen aantoonbare resultaten te boeken met de vernieuwing van hun wetenschapspersoneelsbeleid.
9
Vernieuwingsimpuls In de Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (september 2000) heeft de minister van OCenW, deels in antwoord op het rapport-Van Vucht Tijssen, aan de universiteiten 40 miljoen gulden beschikbaar gesteld, onder meer ter verhoging van de salarissen van promovendi. Merkwaardigerwijs werden deze middelen tot nu toe onthouden aan NWO en KNAW ten behoeve van de bij hen in dienst zijnde AIO’s (zie ook Sociaal Jaarverslag). Voorts besloot het kabinet in de komende tien jaar 57 miljoen gulden op jaarbasis beschikbaar te stellen ten behoeve van de Vernieuwingsimpuls. Dit betekent dat, te zamen met de bijdragen uit de tweede geldstroom (50 miljoen) en uit de universiteiten, de NWOen de KNAW-instituten (totaal 50 miljoen) een bedrag van 157 miljoen gulden per jaar beschikbaar is. Dat wil zeggen ruimschoots het niveau (150 miljoen) voor de Vernieuwingsimpuls dat KNAW, NWO en VSNU in hun notitie Gezamenlijke Koers (april 1999) bij de minister hadden bepleit. In de eerste ronde van de Vernieuwingsimpuls (VI) werden in 2000 43 aanvragen van postdocs gehonoreerd. Vijf gehonoreerde kandidaten hadden een aanstelling als Akademieonderzoeker, welke zij prijsgaven bij de aanvaarding van de VI-bijdrage. De tweede ronde werd in het verslagjaar in gang gezet. In juni 2001 zal aan 50 gepromoveerde onderzoekers een bijdrage worden toegekend. De uitbreiding van de Vernieuwingsimpuls naar ruim 150 miljoen gulden per jaar maakt een bredere aanpak dan de categorie jonge postdocs mogelijk. In december 2000 vond het eerste overleg tussen de minister van OCenW en de besturen van KNAW, NWO en VSNU plaats over de toekomstige vormgeving van de VI. In de eerste maanden van 2001 zullen de drie organisaties een contourenvoorstel voor de invulling van de Vernieuwingsimpuls in 2001 en volgende jaren de minister voorleggen.
10
Wereldklasse
variëren in leeftijd van veertig tot zestig. Maar het probleem begint natuurlijk bij de jeugd. Kinderen worden wel ingeënt tegen mazelen en waterpokken, maar tegen het roken op jonge leeftijd wordt heel weinig gedaan.’ Ondanks de publiciteit die op haar af kwam, kon ze vorig jaar in het vak ook substantiële vooruitgang boeken. De zoektocht naar de genetische achtergrond van astma is behoorlijk op streek. ‘Dankzij de Spinozapremie heb ik een diermodel aan het onderzoek toe kunnen voegen. Daardoor kunnen we nu ook onderzoek doen naar de interactie tussen de genen en eiwitveranderingen die tot astma leiden. Dat is natuurlijk buitengewoon fascinerend en uitdagend. Tegelijkertijd was ik gedwongen me af te vragen wat ik zelf zou doen in het onderzoek en wat ik zou delegeren. Ik heb in het verleden behoorlijke fysieke problemen gehad en die nopen
mij tot voorzichtigheid. Meer dan me soms lief is ben ik onderzoeks-manager geworden maar ik heb gelukkig prima senior-onderzoekers die zelfstandig kunnen werken.’ Eén deukje in haar ego moest Dirkje Postma vorig jaar incasseren. ‘In 1985 had ik aanwijzingen dat corticosteroïden mogelijk effect zouden hebben bij de longziekte COPD. Met subsidie van de industrie en de Europese Vereniging van Longartsen heb ik daarna drie jaar lang patiënten gevolgd, maar het bleek dat de steroïden de achteruitgang niet konden voorkomen. Dat was wel even een klap in mijn gezicht. Nu blijkt uit recent onderzoek uit Engeland en Amerika dat er bij ernstige vormen van COPD wel degelijk verlichting van de klachten optreedt door het gebruik van steroïden. Daarom hebben we samen met Leiden dat onderzoek weer opgepakt.’
Nieuw bij de afdeling Natuurkunde
D. Postma (1953)
Het kon niet op voor dr. Dirkje Postma (48) in 2000. Naast het Akademielidmaatschap sleepte de Groningse hoogleraar longziekten nog de Spinozaprijs van NWO en de Organon-onderzoeksprijs in de wacht. Ook werd ze benoemd tot buitenlid van de Belgische Academie van Wetenschappen. Haar ‘doorbraak’ leidde tot een lange reeks interviews, lezingen en brieven. Zelden zei ze nee. ‘Ik vind dat je als wetenschapper wel een zekere verantwoordelijkheid hebt om je werk aan een groot publiek uit te leggen. Ik ben het wat dat betreft ook helemaal eens met de missie van Akademie-president Reneman. Zeker het klinischgerelateerde onderzoek leent zich uitstekend voor popularisering.’ Met name de nadelige effecten van en de strategieën om met roken te stoppen wilde ze onder de aandacht brengen. ‘In elk interview heb ik daar op aan gestuurd. Wij zien mensen met longemfyseem of longkanker die
Inrichting wetenschappelijk onderwijs In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 2000 (HOOP) van de minister van OCenW komen voornemens aan de orde om de internationale positie van het Nederlandse hoger onderwijs te verstevigen. Deze zijn ingegeven door de zogenaamde ‘Bologna Verklaring’, een door de ministers van Onderwijs in Europa in juni 1999 ondertekende verklaring over de bevordering van mobiliteit en opleidingsniveau van haar burgers. Volgens de verklaring zou het hoger onderwijs in Europa voortaan uit twee cycli – een bachelor- en een masterfase – moeten bestaan, waarvan de eerste tenminste drie jaar duurt. In januari 2000 heeft het bestuur van de KNAW in een brief aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Tweede Kamer haar opvattingen over de toekomstige inrichting van het wetenschappelijk onderwijs op papier gezet. De Akademie stelt voorop dat de doelen van universiteiten (WO) en hoger beroepsonderwijs (HBO) wezenlijk van elkaar verschillen en dat daarom het onderscheid tussen beide opleidingsvormen moet blijven bestaan. De Akademie pleit voor een overzichtelijker aanbod van opleidingen aan de universiteit. Dit kan worden gerealiseerd door het onderwijs in de bachelorfase voor verwante opleidingen zoveel mogelijk te combineren. Pas in de masterfase dient een ruimere differentiatie in het opleidingenaanbod te worden aangebracht. Op deze wijze kunnen tijdens de doctoraalfase de studieprogramma’s zich richten op zwaartepunten in het wetenschappelijk onderzoek, zodat de universiteiten een goede voorbereiding kunnen bieden op de onderzoekersopleiding. De Akademie is van mening dat masteropleidingen, in alle gevallen een substantiële wetenschappelijke component moeten bevatten. De minister van OCenW heeft in november 2000 een notitie Naar een open hoger onderwijs over de invoering van een bachelor-masterstructuur naar de Tweede Kamer gezonden. Deze notitie bevat tevens een standpuntbepaling over het Advies inzake de invoering van een bachelor-master systeem in het Nederlandse hoger onderwijs van de commissieRinnooy Kan (juni 2000), waarin de president KNAW zitting had. Het KNAW-bestuur heeft in een brief (december) aan minister Hermans zijn waardering geuit voor diens uitdrukkelijke keuze voor handhaving van het binaire stelsel in het hoger onderwijs en overtuigende inzet op kwaliteit van de opleidingen. Het bestuur acht echter de kwaliteitsambities op gespannen voet staan met het streven van de minister om de overstap naar de BaMastructuur budgettair neutraal te maken. Gewaarschuwd wordt tegen de notie van een ‘open stelsel’ die wellicht de weg opent voor het WO om HBO-opleidingen aan te bieden en voor het HBO om WO-opleidingen te verzorgen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Vanuit de zorg voor een strenge kwaliteitsbewaking wordt daarom gepleit voor een koppeling van wetenschappelijke, respectievelijk beroepsopleiding aan daartoe erkende instituties. Het accreditatiestelsel zal zich zeker ook tot deze erkenning moeten uitstrekken. Meer dan de ministeriële notitie doet, wil de KNAW de institutionele grenzen respecteren. Die demarcatielijnen hoeven echter stevige verbindingen en hechte samenwerking tussen de instituties, in casu tussen HBO en WO, niet in de weg staan. Zo kan, indien er op kwaliteitsgronden ‘verwetenschappelijking’ van het HBO wordt verlangd, het WO hieraan op verschillende manieren bijdragen. Voor de hand ligt bijvoorbeeld dat HBO-docenten in het kader van hun education permanente WO-masteropleidingen volgen en dat er meer werk wordt gemaakt van stageplaatsen voor HBO-afstudeerders in het wetenschappelijk onderzoek bij universiteiten. Deze voorzieningen dienen door de overheid te worden bekostigd.
11
De KNAW bepleit een ‘onderzoekvariant’ in de master-opleiding van twee jaar voor alle wetenschapsgebieden. Kennisinfrastructuur
In de Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (september 2000) van de minister van OCenW wordt het lokkend perspectief geboden van de ICES-gelden als middel om de erosie van het kennisverval te keren. Bij alle waardering voor de veel opener werkwijze die in de derde ronde van ICES/Kennisinfrastructuur (KIS) ten opzichte van de tweede ronde is gekozen kon tot nu toe niet het vertrouwen worden gewekt dat het fundamenteel onderzoek substantieel van de spaarpot van aardgasbaten zal profiteren. De primaire verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken in dezen lijkt voorlopig te resulteren in een dominantie van korte termijn rendementsdenken bij de investeringsselectie. Bestuur en Organisatie Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie KNAW
In de Strategienota Onderzoekorganisatie 2000 (november 1999) is de instelling aangekondigd van een permanente bestuurscommissie onderzoekorganisatie (BCO) die binnen de door het dagelijks bestuur KNAW te stellen beleidskaders, is belast met de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid voor de instituten. De Verenigde Vergadering van beide Afdelingen heeft in mei 2000 door middel van besluiten tot wijziging van het Reglement KNAW tot instelling van de Bestuurscommissie besloten. Dit besluit gaf de Ondernemingsraad (OR-KNAW) aanleiding in beroep te gaan bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam. De OR achtte de positie van de medezeggenschap in de nieuwe structuur onvoldoende gewaarborgd. Hernieuwd overleg leidde tot aanhouding van de behandeling van het beroep van de OR en tot de beslissing het standpunt van het bestuur over zeggenschap/medezeggenschap in de nieuwe bestuursstructuur ter beoordeling voor te leggen aan een externe deskundige. Door Ondernemingsraad en bestuur van de KNAW is advies gevraagd aan M.G. Rood. De adviseur is in augustus tot de conclusie gekomen dat: a. de verdeling van taken binnen de door de Verenigde Vergadering vastgestelde bestuursstructuur eenduidig is, en b. de medezeggenschap binnen die structuur gewaarborgd is. Zowel de Ondernemingsraad als het bestuur hebben het advies van de heer Rood aanvaard. Het bestuur besloot de wijziging van het Reglement KNAW en het Reglement Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie met ingang van 20 september 2000 in werking te doen treden. Dit betekent dat vanaf die datum de bestuurscommissie onderzoekorganisatie (BCO) formeel is ingesteld en de haar opgedragen taken is gaan uitoefenen. Eveneens per genoemde datum zijn tot leden van de BCO benoemd: H. Franken, voorzitter, D. Bootsma en C. Fasseur.
12
Wereldklasse
Bestuur Dagelijks bestuur President: R.S. Reneman Algemeen secretaris: H. Franken Leden: P. Nijkamp, P.C. van der Vliet Algemeen bestuur President: R.S. Reneman Algemeen secretaris: H. Franken Leden: H.J. Adriaanse, H.J.C. Berendsen, W.Th.M. Frijhoff, J.E. Mooij, P.C. Muysken, P. Nijkamp, J. Oerlemans, R. Tijdeman, P.C. van der Vliet
Bestuurscommissie Onderzoeksorganisatie Voorzitter: H. Franken Leden: D. Bootsma, C. Frasseur Afdeling Letterkunde Voorzitter: P. Nijkamp Ondervoorzitter: H.J. Adriaanse Secretaris: H. Franken Assessoren: W.Th.M. Frijhoff, P.C. Muysken
Afdeling Natuurkunde Voorzitter: P.C. van der Vliet Ondervoorzitter: H.J.C. Berendsen, Secretaris: J.E. Mooij Assessoren: J. Oerlemans R. Tijdeman Directie Algemeen directeur: C.H. Moen Directeur beheer: P. van ’t Klooster
13
De Akademie als ontmoetingsplaats
Afdelingen
Een speciale gebeurtenis vormde de ter gelegenheid van het staatsbezoek van de president van Frankrijk, Jacques Chirac, gehouden bijzondere zitting van de beide Afdelingen over Bio-ethiek en gezondheid. Voorts werden voordrachten gehouden door mevrouw G. Walter-Klingenstein, lid Oostenrijkse Academie van Wetenschappen, C.R. Groeneboer, correspondent te Djakarta, C.W.A. Timmermans, correspondent te Luxemburg, K.O. Stetter (Duitsland), buitenlands lid, en werd de Descartes-lezing gehouden door J.P. Sauvage, lid van de Académie des Sciences de l’Institut de France, Parijs. Tijdens de maandelijkse openbare vergaderingen van de Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde hielden 28 leden voordrachten over hun wetenschappelijk werk. Afdeling Letterkunde
De Afdeling Letterkunde verloor door overlijden de rustende gewone leden C.J. Enschedé, C. Reedijk, F. de Roos, mw. H. Wagenaar-Nolthenius, P. de Wolff en A.S. van der Woude en de rustende correspondenten J.W. de Jong en H. Theil. In het verslagjaar gingen vijf leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren. De heer J. van der Gaag is afgetreden als correspondent vanwege vestiging in Nederland. De Afdeling Letterkunde koos zeven gewone leden waaronder vier vrouwelijke leden, vijf buitenlandse leden en één correspondent. Per 31 december 2000 telde de Afdeling Letterkunde 83 gewone leden, 105 rustende gewone leden, 3 gewone leden in het buitenland, 65 buitenlandse leden, 26 correspondenten en 22 rustende correspondenten. In maart werd de Hollemanprijs uitgereikt aan B. Zwanenburg. De uitreiking van de Gilles Holst Medaille aan R. Coehoorn en W.J.M. de Jonge vond plaats in oktober. Afdeling Natuurkunde
De Afdeling Natuurkunde verloor door overlijden de rustende gewone leden H.B.G. Casimir, W. Eckhaus, P. Eykhoff, H.C. van de Hulst en W.P. de Roever Sr., en de rustende correspondenten A. Pais en D.J. Struik. In het verslagjaar gingen negen leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren en twee correspondenten gingen over tot de categorie der rustende correspondenten. De Afdeling Natuurkunde koos acht gewone leden, waaronder één vrouwelijk lid, zes buitenlandse leden en drie correspondenten. Per 31 december 2000 telde de Afdeling Natuurkunde 103 gewone leden, 136 rustende gewone leden, 5 gewone leden in het buitenland, 69 buitenlandse leden, 35 correspondenten en 42 rustende correspondenten In oktober herdacht de Afdeling Natuurkunde het overlijden van Hendrik B.S. Casimir (1909-2000), sinds 1946 lid van de Akademie. D. Polder hield een herdenkingsrede over leven en wetenschappelijk werk. R.S. Reneman, president, belichtte vooral de verdiensten
15
In 2000 benoemde Akademieleden
Correspondenten S.P. Vleeming, Universität Trier, Bondsrepubliek Duitsland.
Verenigde Staten; G. Scoles, Princeton Materials Institute, Verenigde Staten; F. Wilczek, School of Natural Sciences, Verenigde Staten.
Afdeling Letterkunde
Afdeling Natuurkunde
Gewone leden Mw. R.I. Bartsch, Universiteit van Amsterdam; mw. E.A. Cutler, Max Planck Institut für Psycholinguïstik Nijmegen; C.A.J.M. Kortmann, Katholieke Universiteit Nijmegen; mw. R. Kruk, Universiteit Leiden; mw. A.G.B. ter Meulen, Rijksuniversiteit Groningen; B. Nooteboom, Erasmus Universiteit Rotterdam; K.J. Schuhmann, Universiteit Utrecht.
Gewone leden P. Baas, Universiteit Leiden; J.C. Clevers, Universiteit Utrecht; J. van Gijn, Universiteit Utrecht; J.H.J. Hoeijmakers, Erasmus Universiteit Rotterdam; mw. D.S. Postma, Rijksuniversiteit Groningen; J.H.C. Reiber, Universiteit Leiden; P.J.G. Teunissen, Technische Universiteit Delft; C.J.H. van de Velde, Universiteit Leiden.
Correspondenten B.U. Felderhof, Technische Universiteit Aken, Bondsrepubliek Duitsland; A.J. de Jong, Massachusetts Institute of Technology, Verenigde Staten; mw. T. de Lange, Rockefeller University, Verenigde Staten.
Buitenlandse leden H.H. Clark, Stanford University, Verenigde Staten; B. Comrie, Universität Leipzig, Bondsrepubliek Duitsland; F.C. Palm, Universiteit Maastricht; O. Prakash, University of Delhi, India; mw. S. Price, College of William & Mary, Verenigde Staten.
Buitenlandse leden M.V. Berry, Bristol University, Verenigd Koninkrijk; D. Duboule, Universiteit van Genève, Zwitserland; J. Mendelsohn, University of Texas, Verenigde Staten; A. Prosperetti, John Hopkins University,
van Casimir als eerste die de nieuw ingestelde functie van president van de KNAW (19721978) vervulde. Verenigde Vergadering, 8 mei 2000
De jaarrede van president R.S. Reneman was gewijd aan de gebrekkige verankering van de wetenschap in de Nederlandse cultuur. Hij deed een oproep aan individuele wetenschapsbeoefenaren om vaker en duidelijker het belang van de wetenschap aan de samenleving uit te leggen. Onderzoekers hebben de plicht nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap actiever te begeleiden. Als voorbeeld noemde de president de genetische modificatie van voedingsmiddelen. De wetenschappelijke voordracht werd uitgesproken door Nobelprijswinnaar G. ’t Hooft. De titel van zijn lezing luidde: ‘Quarks in een gevangenis’. De Akademiepenning 2000 werd – op voordracht van de Afdeling Letterkunde – uitgereikt aan J.L.A. (Leo) Jansen, emeritus hoogleraar TU Delft. De zilveren penning werd hem toegekend voor zijn jarenlange inzet voor een duurzame technologische, sociale en economische ontwikkeling. Bezoek van de President van Frankrijk, Jacques Chirac
Op 28 februari 2000 heeft een bijzondere zitting van de beide Afdelingen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen plaatsgevonden over ‘Bio-Ethiek en Gezondheid’ ter gelegenheid van het staatsbezoek van de president van Frankrijk, Jacques Chirac. In aanwezigheid van HM de Koningin, HKH Prinses Margriet, mevrouw Chirac en vele genodigden hebben president Chirac, R.S. Reneman, president KNAW, J.F. Bach, hoogleraar immunologie en lid van de Académie des Sciences te Parijs, en H. Galjaard,
16
De Akademie als ontmoetingsplaats
hoogleraar humane genetica en lid KNAW toespraken gehouden. De voertaal was Frans. De bijeenkomst vormde de opmaat voor een Frans-Nederlands colloquium over hetzelfde thema dat de Académie des Sciences te Parijs en de KNAW in een later stadium zullen organiseren. Themabijeenkomst van de beide Afdelingen over ‘Contractonderzoek’
Op maandag 13 maart 2000 heeft een themabijeenkomst van de Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde plaatsgevonden over ‘Contractonderzoek’. Aanleiding voor de themabijeenkomst vormde het steeds grotere volume aan universitair onderzoek dat externe opdrachtgevers voor hun rekening nemen. Velen tonen er zich in toenemende mate bezorgd over dat niet kennisvermeerdering doch inkomstenverwerving de besluitvorming over onderzoekactiviteiten gaat domineren. Met de groei van externe middelen van onderzoekfinanciering, neemt de kans toe op inmenging van buitenaf in de keuze van onderzoekonderwerpen en in de wijze waarop onderzoek in universiteiten wordt uitgevoerd alsmede in beslissingen over waar, wanneer en op welke wijze resultaten van onderzoek worden gepubliceerd. Allerlei kwesties van wetenschapsinhoudelijke, juridische, economische en ethische aard dienden zich tijdens de bijeenkomst aan (voor de lijst van sprekers, zie de bijlage wetenschappelijke voordrachten). Het besprokene vormde voor het bestuur aanleiding te besluiten een ‘position paper’ over opdrachtonderzoek voor te bereiden. Een voorbereidingscomissie werd ingesteld. Het document zal in de tweede helft van 2001 het licht zien. Verkiezingsprocedure Akademieleden
Voor de (kritische) aanvaarding van het gezag van de Akademie in wetenschappelijke en maatschappelijke kring is het van belang dat het kiezen van nieuwe leden met de nodige waarborgen is omgeven. Voorts baart de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het ledenbestand zorgen. In het verslagjaar is besloten om door aanpassingen in de gang van zaken bij de ledenverkiezingen de doorzichtigheid en de uniforme aanpak van het keuzeproces te vergroten. Besloten is tot instelling van een Commissie Kandidaatstelling bij elk van beide Afdelingen, die als ‘toetsingsinstantie’ in de procedure wordt tussengeschakeld. Het recht van voordracht van de secties aan de respectievelijke Afdelingen blijft volledig in stand. De Commissie Kandidaatstelling heeft echter de opdracht de benoemingsvoordrachten aan de Afdeling op een aantal aspecten te toetsen. Behalve op een aantal vorm- en inhoudsvereisten dient de Commissie de voordrachten in het bijzonder te beoordelen op: – representativiteit van de kandidatenlijst waaruit de sectie haar uiteindelijke keuzen heeft bepaald; – de inspanningen die de sectie heeft verricht om vrouwelijke kandidaten voor de kandidatenlijst te selecteren; – de inspanningen die zijn verricht om kandidaten met een multi- of interdisciplinaire staat van dienst te selecteren. De Commissie Kandidaatstelling heeft de bevoegdheid om een voordracht naar een sectie terug te verwijzen met een verzoek om heroverweging van of nadere toelichting op haar voordracht. Indien een Sectie volhardt in een naar het oordeel van de Commissie niet correct tot stand gekomen of onvoldoende beargumenteerde kandidaatstelling zal de Commissie in een advies aan de Afdeling haar bezwaren kenbaar maken.
17
Redactiecommissies
Commissie Geschiedschrijving KNAW
De Commissie Geschiedschrijving KNAW presenteerde in september de bundel Het oude Instituut en de nieuwe Akademie. Overheid en wetenschapsbeoefening omtrent het midden van de negentiende eeuw tijdens een vergadering van de Afdeling Letterkunde. Het boek gaat over de overgang van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen naar een professionele Akademie van Wetenschappen en in het bijzonder over de rol die Thorbecke daarbij heeft gespeeld. De Commissie Geschiedschrijving KNAW besloot om haar volgende studiedag, in september 2001, te wijden aan de periode rond 1900, door wetenschapshistorici ook wel als de Tweede Gouden Eeuw aangeduid. Bekeken zal worden of de Akademie een bijdrage heeft geleverd aan die bloei van zowel de Nederlandse natuurwetenschappen als andere vakgebieden. D.J. van de Kaa sloot in 2000 zijn overzicht af van alle leden van de Akademie sinds 1808. In de lijst, die als basis dient voor een nog te verschijnen demografische studie van zijn hand, staan geboorte en sterfdata van de Akademieleden, hun vakgebied en de datum waarop ze tot de Akademie toetraden. Voor wetenschapshistorische doeleinden is de lijst van groot belang, en hij zal dan ook als database op een voor iedere belangstellende toegankelijke manier beschikbaar worden gesteld. De Commissie Wetenschapsarchieven ingesteld om het Rijksarchief in NoordHolland te adviseren bij het uitoefenen van zijn taak als concentratiepunt van wetenschapsarchieven in Nederland, kwam dit jaar voor de eerste keer bijeen. Bij het Rijksarchief in Noord-Holland is het Centrum voor Wetenschapsarchieven ondergebracht waar naast persoonlijke archieven van (overwegend natuurwetenschappelijke) onderzoekers ook archieven van verenigingen berusten. Ook de archieven van de KNAW zijn er ondergebracht. De commissieleden spraken met vertegenwoordigers van het Centrum over acquisitie, financiering en over de mogelijkheden om aan het bestaan van het archief meer bekendheid te geven.
18
Commissie voor Geschiedenis van Aardwetenschappen Na de voltooiing door Th. E. Wong et al. van het omvangrijke boekwerk The history of earth sciences in Suriname (Amsterdam 1998) is de commissie zich gaan concentreren op de ontwikkeling van de geologie in het voormalige Nederlands-Indië. Uit praktische overwegingen zal het project in een aantal deelstudies worden opgesplitst. In november 2000 organiseerde de commissie in het Trippenhuis een symposium over Nederlandse pioniers van de aardwetenschappen. Een zestal sprekers behandelde diverse aspecten van het geologisch en paleontologisch onderzoek in Nederland gedurende de 19e eeuw. Het was de eerste keer dat de commissie een dergelijke activiteit ontplooide. De belangstelling was aanzienlijk. Ruim 70 personen namen deel aan het symposium.
Commissie voor de uitgave van de geschiedenis der Nederlandsche Rechtswetenschap Voor de uitgave van het derde deel van de Bibliografie der Nederlandsche Rechtswetenschap betreffende de hoogleraren in de rechten aan de Universiteit van Franeker is het materiaal, met name uit buitenlandse bibliotheken, gecompleteerd. Wat betreft de Geschiedenis van het Burgerlijk recht na 1811 kan worden gemeld dat G.E. van Maanen (Universiteit Maastricht) zijn collega C.J.H. Jansen (Universiteit Nijmegen) bereid heeft gevonden met hem samen te werken.
Commissie voor het Corpus van Oud-Babylonische Brieven In het afgelopen jaar is slechts marginaal aan het project gewerkt. Enig werk is verricht aan Altbabylonische Briefe in Umschrift und Übersetzung 14, brieven in het Louvre, en aan Altbabylonische Briefe in Umschrift und Übersetzung 15, brieven in het Brits Museum en het Horn Museum in Berrien Springs (Michigan). Een datum voor de afwerking van beide delen is nog niet bekend.
Commissie voor Zeegeschiedenis De verschijning van de tweede, gewijzigde druk van B.C. Damsteegt’s Nieuwe Spiegel der Zeevaart is gepland voor januari 2001. Dit naslagwerk is voor de eerste keer in 1942 als deel 8 in de serie Werken van de Commissie voor Zeegeschiedenis uitgegeven.
De Akademie als ontmoetingsplaats
Short-Title Catalogue, Netherlands De STCN (Short-Title Catalogue, Netherlands) is de Nederlandse bibliografie tot 1800. In de STCN-database zal de gebruiker uiteindelijk alle boeken aantreffen die in dat tijdvak in Nederland of daarbuiten in het Nederlands zijn verschenen. De KNAW-wetenschapscommissie voor de STCN houdt toezicht op het wetenschappelijk niveau van het werk; de Koninklijke Bibliotheek is verantwoordelijk voor de uitvoering. De collecties tot 1700 van de Koninklijke Bibliotheek en van de Universiteitsbibliotheken van Amsterdam, Leiden en Utrecht zijn reeds volledig opgenomen. Momenteel zijn de 18e-eeuwse collecties van de Koninklijke Bibliotheek en de Universiteitsbibliotheek Utrecht in bewerking en de gehele verzameling oude drukken van de bibliotheek van het Haags Gemeentearchief. De beschrijving van de collectie 1622-1700 van de British Library kon in 2000 worden afgerond. De controle en invoer ervan bevindt zich in het laatste stadium. Daarmee is het eerste doel van dit ambitieuze project bereikt. In 2001 zal een redactionele bewerking van de titels plaatsvinden ter voorbereiding van de gedrukte catalogus die de British Library van deze collectie zal uitbrengen. De totale STCN-productie in het jaar 2000 kwam uit op het aantal van 11 269 nieuwe titels en 6692 met nieuwe exemplaren verrijkte beschrijvingen. In december voegde het STCNBureau de 100 000ste titel aan het bestand toe. honoreerde een verzoek om de subsidie voor de STCN Basiscatalogus 18e eeuw met twee jaar te verlengen, zodat de gehele collectie 18e eeuw van de KB, inclusief bijzondere categorieën als overheidspublicaties, liedbladen en jaarboeken, zal kunnen worden verwerkt. NWO
In België is het werk aan de Short-Title Catalogue, Vlaanderen van start gegaan. De STCV volgt dezelfde methodiek en beschrijfregels als de STCN. De betrokken projectmedewerkers zijn opgeleid bij het STCNbureau en er vindt geregeld inhoudelijk overleg plaats. Het STCN-Bureau is in samenwerking met de afdeling Optische Technieken van de Koninklijke Bibliotheek begonnen aan een pilot project, dat tot doel heeft ervaring op te doen met het digitaliseren en beschikbaarstellen van sleutelpagina’s uit door de STCN beschreven boeken. De verwerking in de STCN-titels van de Typographia Batava, het in 1998 verschenen repertorium van Nederlandse drukken 15401600, is voltooid. Naast nuttige verwijzingen voor de gebruiker leverde deze actie ook wederzijds waardevolle aanvullingen op.
Union Académique Internationale (UAI)
oudheid in openbare en privé-verzamelingen. Vooral het gedecoreerde aardewerk uit de Griekse oudheid geeft tal van informatie over het dagelijks leven, de mythologie en de geschiedenis van de oudheid.
De Nederlandse commissie tot uitgave van het Corpus Vasorum Antiquorum bestaat uit vertegenwoordigers van de deelnemende musea en specialisten op het vakgebied. De De Union Académique Internationale coördineert een aantal internationale projecten op het commissie stelt zich ten doel de collecties klassiek aardewerk te publiceren, die zich in terrein van de geesteswetenschappen. Aan Nederlandse collecties bevinden. Tot nog toe sommige van die projecten wordt in meer landen gewerkt. In andere gevallen voert in één zijn acht Nederlandse delen verschenen. Dankzij financiële ondersteuning van de land een redacteur of redactiecommissie een Stichting Utopia werd in 2000 gewerkt aan de project uit. De verslaglegging van de vijf publicatie van twee nieuwe delen van het projecten van de UAI met een Nederlands Comité dat publiceert onder de verantwoorde- Allard Pierson Museum te Amsterdam. Door het beëindigen van de werkzaamheden aan het lijkheid van de Akademie volgt hierna. 5e deel van het Rijksmuseum van Oudheden door de auteur, die zulks op vrijwillige basis Aristoteles Semitico-Latinus deed, stagneert het onderzoek naar de Leidse Het Aristoteles Semitico-Latinus project (ASL) collectie. Dit vijfde deel is ongeveer voor de van de KNAW, sinds 1994 gedeeltelijk onderge- helft gereed. In samenspraak met de KNAW bracht bij het Constantijn Huygens Instituut, wordt naar een oplossing gezocht. beoogt de uitgave van Semitische en Semitisch-Latijnse vertalingen van Aristoteles’ Nederlands Comité van het werken, die zowel in de Oosterse als in de Westerse Middeleeuwse filosofie een grote rol Corpus Vitrearum hebben gespeeld. Het Nederlands Comité van het Corpus Vitrearum heeft zich de publicatie van de In 2000 is bij uitgeverij Brill deel 12 van de serie verschenen: P.L. Schoonheim, Aristotle’s gebrandschilderde glazen van de Sint Jan te Meteorology in the Arabico-Latin Tradition. A Gouda ten doel gesteld. Het comité fungeert Critical Edition of the Texts, with Introduction hierbij als redactiecommissie. De publicatie geschiedt in drie delen. Het eerste deel gaat and Indices. over de glazen in het koor en in de Van der Vormkapel, het tweede deel over de glazen van Corpus Vasorum Antiquorum Dirck en Wouter Crabeth, en het derde deel De internationale wetenschappelijke reeks over de prereformatorische glazen in de Corpus Vasorum Antiquorum heeft tot doel te kooromgang en de reformatorische glazen in publiceren over het aardewerk uit de klassieke het schip en het transept.
Het eerste deel is in 1997 verschenen bij de uitgever van de KNAW, Edita. Het tweede deel, van de hand van Xander van Eck en Christiane E. Coebergh-Surie, zal in het voorjaar van 2001 verschijnen, eveneens bij Edita. De KNAW heeft een deel van het onderzoek en de vertaling van deel 2 gesubsidieerd. Het derde deel is in 2000 verschenen: Zsuzsanna van Ruyven-Zeman, The Stained glass windows in the Sint Janskerk at Gouda 1556-1604. NWO is als subsidiegever opgetreden voor de aanstelling van de onderzoekster voor een jaar, bovendien heeft NWO een vertaalsubsidie verschaft. Tijdens het laatste colloquium van het Corpus Vitrearum te Bristol (juli 2000) is Zsuzsanna van Ruyven-Zeman benoemd tot vicepresident van het Internationale Bureau van het Corpus Vitrearum.
Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi Het doel van dit comité is het garanderen van de Nederlandse bijdrage aan het internationale Repertorium van historische bronnen van de Middeleeuwen. Het repertorium wordt samengesteld met de bijdragen van vele Europese landen, ter vervanging van A. Potthast, Bibliotheca Historica Medii Aevi, daterend uit 1896. De coördinatie van het project vindt plaats in het Istituto Storico Italiano per il Medio Evo onder leiding van professor Girolamo Arnaldi. De Nederlandse bijdrage wordt geleverd door het Comité, dat beslist welke auteurs en teksten moeten worden opgenomen, en de kopij voor de artikelen opstelt. In 2000 is de kopij voor de letter ‘O’ gecorrigeerd.
19
Fondsen en wetenschapsprijzen
Fondsen
KNAW
De KNAW beschikt over een aantal private fondsen ter bevordering van wetenschappelijk onderzoek in Nederland en in het buitenland. Deze fondsen zijn gevormd uit erfstellingen, legaten en schenkingen. Een deel van de fondsen heeft de toekenning van wetenschapsprijzen ten doel. Andere fondsen richten zich op het beschikbaar stellen van middelen voor door of onder leiding van senior-onderzoekers (tenminste vier jaar gepromoveerd) te uit te voeren projecten. Een derde categorie fondsen combineert beide doelen.
Aanvragen en toekenningen uit de fondsen Gonda Fonds Aantal aanvragen: 16 Aantal gehonoreerde aanvragen: 10 Toegekend bedrag: ƒ 337 366,25 Ramsay Memorial Fund Beurs voor het verrichten van scheikundig onderzoek in Engeland. Toegekend bedrag: ƒ 40 000
Schure-Beijerinck-Popping Fonds Aantal aanvragen: 58 Aantal gehonoreerde aanvragen: 36 Toegekend bedrag: ƒ 243 560
Van Leersumfonds Aanvragen: 28 Gehonoreerde aanvragen: 20 Toegekend bedrag: ƒ 54 000
Ter Meulen Fonds Aantal aanvragen: 19 (stipendium, inclusief verlengingsstipendium) 11 (werkbezoeken) Aantal gehonoreerde aanvragen: 14 (stipendium, inclusief verlengingsstipendium) 7 (werkbezoeken) Toegekend bedrag: ƒ 1 464 500
Vertaalfonds Aanvragen: 42 Gehonoreerde aanvragen: 31 Toegekend bedrag: ƒ 78 564,75. Van Walree Fonds Aantal aanvragen: 40 (congres- en werkbezoek) en 29 (medisch studenten) Aantal gehonoreerde aanvragen: 16 (congresen werkbezoek) en 19 (medisch studenten) Toegekend bedrag: ƒ 80 500
21
Ramsay Memorial Fund
Fondsen
E.W. Beth Stichting In het verslagjaar kwam een herziening van de statuten tot stand van deze stichting die actief is op het gebied van de moderne logica en wijsbegeerte. In het bijzonder wordt daarin de mogelijkheid geopend om, met financiële steun van de stichting, een E.W. Beth leerstoel te vestigen. De samenstelling van het bestuur werd vernieuwd. Het nieuw aangetreden bestuur zal in 2001 een activiteitenplan opstellen.
Mevrouw L.C. Snoek is in het academisch jaar 2000-2001, voor een tweede termijn, door de Akademie in de gelegenheid gesteld als Ramsay Fellow scheikundig onderzoek te verrichten in Engeland. Mevrouw Snoek is op 1 oktober 1999 gestart met het onderzoeksproject ‘Conformational landscapes of biologically important molecules and their hydrated clusters’ in de groep van J.P. Simons aan de Universiteit van Oxford, Verenigd Koninkrijk.
H.B.M. Uylings; leeropdracht: Morfometrie en Ontwikkeling van het Zenuwstelsel R.M. Buijs; leeropdracht: Neuroendocrinologie J. Verhaagen; leeropdracht: Moleculaire Biologie van Zenuwweefselregeneratie In 2000 werd voorts een tweetal projecten gesubsidieerd
Ter Meulen Fonds
Het doel van het Ter Meulen Fonds (TMF) is de bevordering van het (bio)medisch onderzoek in relatie tot de geneeskunde van de kinderleeftijd. Het Ter Meulen Fonds stelt daartoe stipendia Schure-Beijerinck-Popping Fonds en subsidies voor werkbezoeken beschikbaar Het verslagjaar was het eerste jaar waarin het voor personen, die vanuit een Nederlandse nieuwe Schure-Beijerinck-Popping Fonds werksituatie wetenschappelijk onderzoek heeft gefunctioneerd. Het fonds is eind 1999 willen gaan uitvoeren in het buitenland. gevormd door een samenvoeging van het Met ingang van 2000 heeft de AdviescommisBeijerinck-Popping Fonds en het fonds voor de sie haar aandachtsgebied verbreed. Naast de uitzending van onderzoekers naar buitenlandse gebruikelijke aandachtsgebieden, kinderFonds Staatsman Thorbecke marien-biologische instituten. geneeskunde, humane ontwikkelingsbiologie In december 2000 heeft de KNAW het Fonds Gezien het aantal subsidie-aanvragen over een en ontwikkelingspathofysiologie, komen ook Staatsman Thorbecke opgericht. Het fonds breed front van ecologisch onderzoek blijkt het subsidieaanvragen op het terrein van de heeft eerst en vooral tot doel het instandhouden fonds in een behoefte te voorzien. farmacologie van de kinderleeftijd voor van de kennis over leven, werken en gedachte- Uit het fonds wordt tevens een bijzondere subsidie in aanmerking. goed van Johan Rudolf Thorbecke (1789leerstoel gefinancierd. Begin 2000 is deze 1872). Verder wil het Fonds geestes-, maatleerstoel voor een eerste periode van vijf jaar Begin november 2000 heeft de eerste Ter schappij- en natuurwetenschappelijk onderzoek gevestigd aan de Katholieke Universiteit Meulen Fonds-lezing plaatsgevonden. De bevorderen. De eerste activiteit van het Fonds Nijmegen. Per 1 februari 2000 is mevrouw lezing werd gehouden door G.J.B. van Ommen zal zijn het totstandbrengen van een wetenE. van Donk bij deze universiteit benoemd tot tijdens de plenaire sessie van het 22e congres schappelijke biografie van Johan Rudolf bijzonder hoogleraar Limnologie door de van de Nederlandse Vereniging voor KinderThorbecke. Dankzij een schenking beschikt het stichting Schure-Beijerinck-Popping Fonds. geneeskunde te Veldhoven. Het onderwerp van fonds over een vermogen van ƒ 1 miljoen de lezing was ‘Humane Genome Project’. gulden.
Stichting Akademieleerstoelen
Gonda Fonds Het Gonda-Fonds verleende in 2000 subsidie voor diverse wetenschappelijke publicaties en onderzoekprojecten op het gebied van de indologie. Drie indologen uit Rusland verbleven in 2000 voor een studieverblijf met een Gonda Advanced Study Grant aan het IIAS te Leiden. Op 23 november 2000 werd de achtste Gonda-lezing gehouden door R.C. McGregor onder de titel ‘The formation of modern Hindi as demonstrated in early Hindi’ dictionaries’.
M.W. Beijerinck Virologie Fonds Begin 2000 is door een groot legaat van mevrouw A.P. den Dooren de Jong-Ris het M.W. Beijerinck Virologie Fonds sterk vergroot. Door het Bestuur van de Afdeling Natuurkunde is een adviescommissie ingesteld die zich buigt over de inrichting van de subsidiëring door het fonds.
22
De Stichting Akademieleerstoelen benoemde per 1 mei 2000 K.A. Algra tot bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de wijsbegeerte van de oudheid, iin het bijzonder van de Hellenistische periode aan de Universiteit Utrecht en V.J.J.P van Heuven tot bijzonder hoogleraar in de experimentele taalkunde, in het bijzonder de fonetiek aan de Universiteit Leiden. Per 31 december 2000 eindigde de aanstelling van W.E. Krul als Akademiehoogleraar. In december 2000 is Krul (met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2000) benoemd tot gewoon hoogleraar op persoonlijke titel aan de RUG. Ultimo 2000 waren vier door de Stichting benoemde bijzondere hoogleraren werkzaam.
Stichting van den Houtenfonds Het C.H. Van den Houtenfonds is in 1970 ingesteld uit een nalatenschap ter bevordering van het hersenonderzoek, waarbij de doelstellingen van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek als uitgangspunt zijn genomen. Namens de Stichting zijn de volgende bijzonder hoogleraren benoemd:
Fondsen en wetenschapsprijzen
Van der Gaag Stichting De Van der Gaag Stichting, opgericht in 1988 door de heer J.M. Verhoog, heeft tot doel het bevorderen en doen verrichten van hoogwaardig, maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek naar biologische, psychologische en sociale determinanten van menselijk gedrag. De Van der Gaag Stichting heeft in 2000 subsidie verstrekt aan de Theologische Faculteit van de Katholieke Universiteit Brabant voor een project over rampen en rituelen. De Van der Gaag Stichting heeft besloten tot continuering van de benoeming van J.K. Buitelaar als hoogleraar op het terrein van de biopsychosociale determinanten van menselijk gedrag aan de Universiteit Utrecht.
Van Walree Fonds
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
Het doel van het Van Walree Fonds is de bevordering van het medisch onderzoek, door middel van het subsidiëren van congres- en werkbezoeken van jonge promovendi aan het buitenland, het verlenen van een tweejaarlijkse prijs voor de beste journalistieke prestatie op het gebied van de medische wetenschappen en het instellen van een bijzondere leerstoel aan een faculteit Geneeskunde.
De filosoof en de natuurwetenschapper: ze hebben elkaar eigenlijk nooit gemogen. Over en weer vlogen de beschuldigingen de afgelopen eeuwen, voornamelijk over ongeoorloofde inmenging op elkaars terrein. Renate Bartsch, hoogleraar taalfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam, is over de kloof heengestapt. ‘Ik ben juist erg geïnteresseerd in de natuurwetenschappen. Filosofie en wetenschap moet je helemaal niet gescheiden houden.’ Maar een klassieke naturalist is Bartsch geenszins, verzekert ze. De ‘bewuste fenomenen’ die de filosoof analyseert, zijn volgens haar niet te reduceren tot chemische processen. ‘Hersenprocessen en bijvoorbeeld concrete taaluitingen staan weliswaar in een causale betrekking. Maar hersenprocessen hebben zich in het voorafgegaane leerproces aan de publieke taal aangepast. De taal is dus primair.’ Toch kan de neurofysiologie wel degelijk licht werpen op de concrete werking van ons taalvermogen. En logici en taal-
Eind 2000 zijn de nominaties ontvangen voor de vijfde Van Walree Prijs die in 2001 zal worden uitgereikt aan één of meer wetenschappers die in staat zijn gebleken medisch wetenschappelijk werk te populariseren, dat wil zeggen voor een breder publiek te vertalen. Het Van Walree Fonds biedt vanaf juni 2000 aan medisch studenten de mogelijkheid om voor hun artsexamen en ter afsluiting van hun wetenschappelijke stage een congres in het buitenland te bezoeken waar de resultaten van de stage gepresenteerd worden.
filosofen doen daar hun voordeel mee. Bartsch: ‘Daardoor zijn in de laatste decennia logica’s ontwikkeld, die veel dynamischer en flexibeler zijn dan vroeger.’ Zo is ‘Dynamic Conceptual Semantics’, Bartsch’ magnum opus uit 1998, een poging de formele semantiek te complementeren met de cognitief-neurologische wetenschappen. De Amsterdamse filosofe werpt in het boek nieuw licht op het menselijk begripsvermogen. `Vanaf Plato gaat de filosofie ervan uit dat wij begrippen als hond of tafel exact kunnen analyseren en omschrijven. Maar begrippen zijn juist zeer context- of perspectiefafhankelijk. Ik heb daarvoor een model ontwikkeld dat sterk gesteund wordt door neurofysiologische en connectionistische studies.’ Bartsch kwam in 1974 vanuit Duitsland naar Amsterdam, dat de laatste decennia is uitgegroeid tot een internationaal centrum op het gebied van logica en taalfilosofie. ‘De Amsterdamse Colloquia zijn toonaangevend op dit terrein’, erkent Bartsch op bescheiden
F.J. Meijman heeft op 12 mei 2000 zijn inaugurele rede uitgesproken als bijzonder hoogleraar biomedische wetenschapsvoorlichting. Hij is in oktober 1999 benoemd op de Van Walree Leerstoel ‘Biomedische wetenschapsvoorlichting en -journalistiek en de geschiedenis daarvan’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
toon. Hoogtepunt in 2000 was de voltooiing van haar boekmanuscript met de titel ‘Consciousness at the Cutting Edge Between World and Brain’. `Doordat ik sinds 1997 deeltijd werk, had ik eindelijk weer tijd om te wandelen en na te denken. Daardoor was het boek veel eerder klaar dan gepland. Een aangename verrassing.’ Binnen de KNAW wil Bartsch zich aan inzetten voor de briljante student. Die zou, net als in Duitsland, een speciaal stipendium moeten krijgen, dat drie of vier keer zo hoog is als de studiefinanciering. ‘Dan kan zo’n student zorgeloos studeren: hij hoeft geen jobs aan te nemen, en kan zonder moeite naar het buitenland.’ Ook de universiteit heeft daar baat bij, meent Bartsch, want het garandeert ‘een vlotte inbreng van jonge wetenschappers.’ In Duitsland werkt het systeem volgens haar prima, maar ze is bang dat Nederland er nog niet aan toe is: ‘Alles is hier zo gelijk.’
R.I. Bartsch (1939)
23
Wetenschapsprijzen
Akademiepenning Aan J.L.A. Jansen(1934) is op 8 mei 2000 tijdens de Verenigde Vergadering op voordracht van de Afdeling Letterkunde de zilveren Akademiepenning uitgereikt. Leo Jansen kreeg de Akademiepenning voor zijn multidisciplinaire aanpak van de ontwikkeling van milieutechnologie.
Christiaan Huygens Wetenschapsprijs De Christiaan Huygens Wetenschapsprijs is ingesteld door de Stichting Christiaan Huygens Prijs te Voorburg en wordt jaarlijks toegekend aan een onderzoeker voor een recent verdedigde dissertatie, op afwisselend een der volgende gebieden: informatie- en communicatietechnologie, verzekeringswiskunde en econometrie, theoretische en toegepaste natuurkunde en ruimtewetenschappen. De prijs bestaat uit ƒ 20 000 en een bronzen beeld van Christiaan Huygens. De prijs werd dit jaar door een Akademiejury toegekend voor een dissertatie op het terrein van ruimteonderzoek. De Christiaan Huygens Wetenschapsprijs werd op 19 oktober 2000 in Voorburg door minister Hermans (OCenW) uitgereikt aan T.J. Galama voor zijn proefschrift op het gebied van geavanceerde en innovatieve detectietechnologie.
Dow Chemical Energieprijs De Dow Chemical Energieprijs (ƒ 40 000) wordt sinds 1985 uitgereikt aan personen die zich verdienstelijk maken voor de bevordering van duurzame ontwikkelingen in de procesindustrie. De Dow Chemical Energieprijs 2000 is door de KNAW toegekend aan H.L. Lagerweij, fabrikant van windturbines voor zijn belangrijke verdiensten op het terrein van de windenergie. De Akademie heeft tevens voor de dissertatieprijzen P.J.M. Havinga en R.T. Wegh geselecteerd, die met hun studie een bijdrage hebben geleverd aan het efficiënter gebruik van energiedragers en daarmee tot een meer duurzame ontwikkeling van de samenleving.
24
Gilles Holstmedaille De Gilles Holst Medaille 2000 is door de Akademie toegekend aan R. Coehoorn (1956) en W.J.M. de Jonge (1940) voor hun gezamenlijke bijdragen aan het inzicht in het Giant Magneto Resistance effect en hun werk op het gebied van tunnelmagnetoweerstand. De Gilles Holst Medaille wordt eenmaal in de vier jaar toegekend aan bij voorkeur op het tussengebied van de natuur- en scheikunde werkzame Nederlandse onderzoekers.
Heinekenprijzen In april maakte de KNAW de namen bekend van de winnaars van de Heinekenprijzen 2000. Om de twee jaar worden de Heinekenprijzen uitgereikt aan vier internationale gerenommeerde wetenschappers, op het gebied van de biochemie en biofysica, de geneeskunde, de historische wetenschap en de milieuwetenschappen. Daarnaast is er de Heinekenprijs voor de Kunst voor een zeer getalenteerde Nederlandse beeldende kunstenaar. De Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica (150 000 Amerikaanse dollars) is door de KNAW toegekend aan James E. Rothman, Ph.D. (1951), verbonden aan het Sloan-Kettering Institute te New York, voor zijn baanbrekend onderzoek naar de moleculaire mechanismen die ten grondslag liggen aan de intracellulaire membraanfusie. De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde 2000 ging naar Dr Eric R. Kandel (1929) geboren in Wenen. Kandel is als hoogleraar verbonden aan het Center for Neurobiology and Behavior van de Columbia University, en werkt als onderzoeker bij het Howard Hughes Medical Institute. De jury kende de prijs aan Kandel toe vanwege zijn baanbrekend onderzoek naar de moleculaire mechanismen die een rol spelen bij leerprocessen in het geheugen. De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap is toegekend aan de Amerikaan Jan de Vries (1943). De Vries is als professor of History and Economics verbonden aan het Department of History van de University of California te Berkely, Verenigde Staten. Hij kreeg zijn prijs voor zijn bijdrage aan het begrip van de Europese geschiedenis in de periode van 1500 tot 1800. De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2000 is toegekend aan prof. Poul Harremoës (1932). Harremoës is verbonden aan de Technische Universiteit van Denemarken en kreeg zijn prijs voor zijn theoretische bijdrage aan biofilm kinetics en de biologische behandeling van vervuild water.
Fondsen en wetenschapsprijzen
De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst die in 2000 in de categorie keramiek werd uigereikt, ging naar Guido Geelen (1961). Geelen kreeg zijn prijs voor zijn gehele oeuvre. De jury kende de prijs aan Geelen toe vanwege de onorthodoxe wijze waarop hij de toepassing van het traditionele materiaal klei een vernieuwende impuls heeft gegeven. De vijf prijzen waarvan de eerstgenoemde wordt gefinancierd door de Dr. H.P Heinekenstichting en de overige vier door de Stichting Alfred Heineken Fondsen werden op 29 september 2000 tijdens een bijzondere zitting van de beide Afdelingen van de Akademie uitgereikt in de Beurs van Berlage te Amsterdam. Er was een tentoonstelling van het werk van Guido Geelen te zien in het Stedelijk Museum van eind september tot in januari 2001. De Heineken Lectures van de prijswinnaars waren op 2 oktober in het Trippenhuis te beluisteren.
Hollemanprijs Aan B. Zwanenburg, emeritus hoogleraar organische chemie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, is de Hollemanprijs 2000 uitgereikt voor zijn verdiensten voor de chemie in Nederland. De Hollemanprijs wordt eenmaal per vijf jaar uitgereikt aan een Nederlander die een voortreffelijk onderzoek op chemisch gebied (wetenschappelijk of technisch) heeft verricht. De heer Zwanenburg heeft de prijs uit handen van de voorzitter van de Afdeling Natuurkunde van de Akademie, J. de Swaan Arons, ontvangen op vrijdag 3 maart 2000 bij zijn afscheid van de Katholieke Universiteit Nijmegen.
Koninklijke/Shell Prijs Prof. dr. ir. Gatze Lettinga heeft in november de Koninklijke/Shell Prijs 2000 voor zijn onderzoek op het gebied van Duurzame Ontwikkeling en Energie 2000 in ontvangst genomen. Prof. Lettinga is hoogleraar ‘Anaërobe zuiveringstechnologie en hergebruik van afvalstoffen’ aan de Universiteit Wageningen. Hij ontving de prijs voor zijn innovatieve activiteiten op het gebied van anaërobe waterzuivering en afvalvergisting, de ontzwaveling van raffinagegas en de sluiting van kringlopen in industriële processen. Hierdoor worden aanzienlijke besparingen op energie en grondstoffen bereikt. Zowel de westerse wereld als ontwikkelingslanden profiteren van deze ontwikkelde nieuwe technologieën. De jury voor de Koninklijke/Shellprijs is samengesteld uit leden van de KNAW en van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem.
Internationale samenwerking
Internationale samenwerking
De activiteiten van de KNAW op het terrein van internationale samenwerking hebben in 2000 in belangrijke mate in het teken gestaan van de implementatie van eerder opgestelde beleidsplannen voor de samenwerking met China en Indonesië. Daarnaast heeft KNAW internationaal de vruchten kunnen plukken van haar solide en betrouwbare reputatie, door de vestiging van een tweetal secretariaten van internationale organisaties (ALLEA en IAC) bij de KNAW. Bilaterale samenwerking Wetenschappelijke Samenwerking met China
De wetenschappelijke samenwerking met China vindt plaats in het kader van een viertal samenwerkingsovereenkomsten met Chinese counterparts, te weten het Ministry of Science and Technology (MOST), het Ministry of Education of China (MOE), de Chinese Academy of Sciences (CAS) en de Chinese Academy of Social Sciences (CASS). Met het reguliere China programma was in 2000 een bedrag van circa 1,2 miljoen gulden gemoeid. Het reguliere China programma van de KNAW is op last van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in voorjaar 2000 door een externe evaluatie commissie beoordeeld. De KNAW is in afwachting van een standpunt van de minister over deze evaluatie. In 2000 heeft de KNAW 3 aanvragen voor de uitzending van Nederlandse individuele, dat wil zeggen niet project-gebonden, onderzoekers en 27 voorstellen voor gezamenlijke Chinees-Nederlands onderzoeksprojecten van wederzijds belang gehonoreerd. In het kader van deze projecten worden Nederlandse onderzoekers uitgezonden en Chinese onderzoekers ontvangen. Voorts zijn 5 aanvragen voor subsidie voor studie-bezoeken van Chinese onderzoekers gehonoreerd en ontving de KNAW een delegatie van de Chinese Academy of Social Sciences (CASS) in het kader van de samenwerkingsovereenkomsten. Projecten en bezoeken waren als volgt over de verschillende samenwerkingspartners verdeeld: Aantal gehonoreerde aanvragen
Projecten
MOST
MOE
CAS
CASS
11
5
10
1
naar China
–
2
–
1
China naar NL
–
–
2
2
Delegatie bezoeken China naar NL
–
–
–
1
NL
25
Programma Strategische Allianties tussen Nederland en de Volksrepubliek China
In oktober 2000 heeft, op verzoek van OCenW een KNAW-delegatie onder leiding van de president van de Akademie de Volksrepubliek China bezocht. Belangrijkste doel van het bezoek was het consulteren van de relevante Chinese counterparts over een op verzoek van het ministerie van OCenW door de KNAW voorstel voor een nieuw programma voor wetenschappelijke samenwerking, het ontwikkeld Programma Strategische Allianties tussen Nederland en de Volksrepubliek China (PSA). Tijdens het bezoek zijn succesvolle gesprekken gevoerd met MOST, MOE en CAS alsmede de National Natural Science Foundation of China (NSFC). Conclusie van het bezoek was dat van Chinese zijde grote belangstelling bestaat voor het nieuwe programma en dat er tevens bereidheid is tot een gelijkwaardige financiële bijdrage hieraan. Doel van het programma is het ontwikkelen van een nieuwe vorm van structurele lange termijn samenwerking van wederzijds belang, ‘Strategische Allianties’ tussen Nederlandse en Chinese top-onderzoeksinstellingen op de wetenschapsgebieden: materialenonderzoek, biotechnologie en biofarmaceutica, en milieuonderzoek. Het programma zal een looptijd hebben van vijftien jaar en zal gericht zijn op fundamenteel en strategisch onderzoek. Bijdragen en deelname van industriële partners aan het programma zal mogelijk zijn. De KNAW zal aan Nederlandse zijde door OCenW belast worden met de verantwoordelijkheid voor alle aspecten van opzet, uitvoering en administratie van het programma. Naar verwachting zullen tijdens het voorgenomen bezoek aan China van de minister van OCenW in februari 2001 nieuwe overeenkomsten met alle relevante Chinese counterpartorganisaties worden getekend waarin afspraken over het nieuwe programma zijn opgenomen. Na ondertekening zullen KNAW en MOST in onderling overleg een gedetailleerd implementatieplan voor het programma overeenkomen.
26
Internationale samenwerking
Veel beter wordt het er ook niet op, nu de minister en NWO ‘vernieuwing’ tot maat der dingen heeft genomen. Vernieuwing is natuurlijk van belang, maar wat is er tegen traditie? ‘Vooral in de systematische biologie zou je geen stap verder komen als je iedere planten- of dierengroep weer met een nieuwe methode bestookt, die niet vergelijkbaar is met de methode waarmee de groepen daarvoor werden of daarna zullen worden bestudeerd. Als je dit eerlijk toegeeft in een onderzoeksvoorstel ben je binnen NWO - en naar ik vrees ook in toenemende mate binnen de KNAW - aan het verkeerde adres.’ Baas wil er voor ‘knokken’, zegt hij zelf, om die tendens te keren. Net zoals hij ook wil tegengaan dat de KNAW ‘ te elitair’ wordt. ‘Ik heb - misschien wat schijnheilig - moeite met de tegenspraak tussen het elitaire karakter van het lidmaatschap en de opdracht van de KNAW midden in de maatschappij en de wetenschap te staan.’ Het werk van de
niet-leden in de commissies is trouwens minstens zo belangrijk als de vergaderingen van de secties, vermoedt hij. ‘Die zijn voornamelijk tijdverdrijf voor emeriti.’ Hoewel Pieter Baas dus opgeslokt wordt door zijn roeping om het Herbarium te laten overleven, incasseert hij ook nog steeds graag zijn wetenschappelijke triomfen. ‘Uit moleculair fylogenetisch onderzoek is ondubbelzinnig gebleken dat er een vaatloze angiosperm – het geslacht Amborella - aan de basis van de angiospermen staat. Als houtanatoom meen ik dat al dertig jaar zeker te weten, maar theoretici op het gebied van stamboomreconstructie hebben daar grote vraagtekens bij gezet. Het is erg leuk om te zien dat het genoom nu onze krachtig beleden houtanatomische overtuiging bevestigt. Ook allerlei andere onverwachte moleculaire bevestigingen van anatomische patronen geven me enorm veel voldoening.’
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
P. Baas ( 1944)
‘Mijn wetenschappelijke productie is niet slecht voor een directeur, maar ze is zeker niet lidmaatschapswaardig. Het nieuws van mijn benoeming kwam dan ook als een donderslag bij heldere hemel.’ Prof.dr. Pieter Baas (56), directeur van het Nationaal Herbarium Nederland, vermoedt dat de KNAW in hem de systematische plantkunde heeft willen waarderen. Het traditionele omgrenzen, beschrijven en determineren van planten, en het vergroten van onze inzichten in de fylogenetische verwantschappen der soorten is maatschappelijk van vitaal belang - de achteruitgang van de soorten moet volgens de internationale biodiversiteitsconventie gekeerd worden -, maar wetenschappelijk staat het niet in hoog aanzien. ‘In 1985 had het Leidse Herbarium nog vijfentwintig plaatsen voor wetenschappelijk personeel, nu de helft. Dat zegt genoeg. Het aantal mensen dat nog planten kent, neemt enorm af.’
Wetenschappelijke Samenwerking met Indonesië
In het kader van het door de minister van OCenW gefinancierde Programma Wetenschappelijke Samenwerking Nederland-Indonesië zijn in 1995 en 1996 ruim veertig projecten goedgekeurd en in uitvoering genomen. In 1997 zijn in vervolg op deze projectfase van het Programma zes prioriteitsgebieden geselecteerd waarop een meer programmatische samenwerking tot stand gebracht zou moeten worden. In deze nieuwe fase is het programma Wetenschappelijke Samenwerking NederlandIndonesië erop gericht subsidie te verlenen aan onderling samenhangende onderzoeksprojecten binnen gekozen prioriteitsgebieden. In 2000 zijn voor vijf prioriteitsgebieden contracten aangegaan met instellingen en projectleiders voor concrete onderzoeksactiviteiten die op basis van kwaliteit en coherentie voor subsidiëring geselecteerd zijn. Het betreft hierbij de prioriteitsprogramma’s Biotechnologie, Medische Wetenschappen (Infectie-ziekten), Religieuze Wetenschappen, Toegepaste Wiskunde en ‘Culture and Society (Indonesië in Transitie)’. Nadat begin 2000 het financieel perspectief voor de uitvoering van het samenwerkingsprogramma duidelijker werd – er is in totaal ƒ 19,6 miljoen beschikbaar gesteld door de minister van OCenW – heeft de KNAW in 2000 tot definitieve subsidiëring kunnen besluiten. De onderzoeksactiviteiten in het kader van het prioriteitsprogramma’s Medische Wetenschappen en Toegepaste Wiskunde zijn het najaar van 2000 daadwerkelijk gestart. De prioriteitsprogramma’s Biotechnologie, Religieuze Wetenschappen en Indonesië in Transitie zullen officieel op 1 januari 2001 van start gaan. Voor de thans in uitvoering genomen programma’s is een totale financiële verplichting aangegaan van ƒ 16,1 miljoen. De prioriteitsprogramma’s gaan uit van een looptijd van vier jaar. Voor het prioriteitsprogramma Rechtswetenschappen is uiteindelijk besloten dat dit nauw dient aan te sluiten bij het prioriteitsprogramma Indonesië in Transitie. Een oproep tot het indienen van aanvragen voor subsidiëring van concrete onderzoeksactiviteiten is voorzien voor het begin van 2001. In het verslagjaar heeft een externe evaluatie van het Programma Wetenschappelijke Samenwerking Nederland-Indonesië plaatsgevonden. De KNAW is in afwachting van het standpunt van de minister over deze evaluatie en de continuering van het Programma. Vooruitlopend hierop heeft de KNAW inmiddels een tot een aantal wijzigingen in de Programma-opzet genomen. Dit betreft ondermeer de opheffing van de gelaagde adviesstructuur binnen de KNAW. Gekozen is voor één wetenschapsbrede Programmacommissie die zich kan laten adviseren door externe adviseurs en referenten. Tevens is besloten nog meer aandacht te schenken aan de voorlichting over het Programma. In juni 2000 heeft een KNAW-delegatie onder leiding van de president van de Akademie een bezoek gebracht aan Indonesië. Tijdens dat bezoek is bij de verschillende betrokken Indonesische ministeries de bereidheid tot samenwerking herbevestigd. Tevens werd echter duidelijk dat de economische situatie in Indonesië de reden is dat het kapitaliseren van deze bereidheid maar moeizaam en in bescheiden mate van de grond komt. Samenwerking met zusteracademies
Sinds de jaren 1980 heeft de Akademie samenwerkingsovereenkomsten met zeven zusteracademies, te weten Australië, India, Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië. In het kader van deze samenwerkingsovereenkomsten kunnen wetenschappers korte wederzijdse werkbezoeken afleggen, met als doel het aangaan of bestendigen van structurele samenwerking. Met een drietal landen, Hongarije, Tsjechië en Polen, is tevens
27
een overeenkomst gesloten waarbinnen drie wetenschappers uit deze landen elk voor maximaal drie maanden een werkbezoek aan Nederland kunnen brengen. Hiermee beoogt de KNAW het structurele karakter van de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en de drie genoemde landen extra te versterken. Van deze mogelijkheid wordt inmiddels door alle drie de landen gebruik gemaakt, waarbij moet worden aangetekend dat alleen Hongarije en Polen de samenwerking uitputtend benutten. Van de reciproke mogelijkheid voor Nederlandse wetenschappers om een werkbezoek te brengen aan collega’s in Hongarije of Tsjechië werd in het verslagjaar nog geen gebruik gemaakt. Naast samenwerkingsovereenkomsten bestaan er zogenoemde ‘letters of intent’ met de Russische Academie van Medische wetenschappen en de Academies van Wetenschappen in Roemenië en Bulgarije. Tenslotte zijn er overeenkomsten met de Academies van Frankrijk, Oostenrijk, Israël en Zweden, waarbinnen jaarlijks een wederzijds bezoek kan worden afgelegd. Hiervan is in het verslagjaar in een enkel geval gebruik gemaakt. Aantal personen dat tot in 2000 een beroep deed op de overeenkomsten in vergelijking met de jaren 1995 t/m 1999. In deze aantallen zijn tevens de lange termijnbezoeken meegeteld. Deze staan tussen haakjes apart vermeld Overeenkomst Aantal bezoeken met aan Nederland 1995
1996
1997
Aantal bezoeken vanuit Nederland 1998
1999
2000
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Australië
7
3
4
6
1
4
0
0
2
1
2
2
Hongarije
5
5
4
4 8 (3)
6(2)
4
1
1
1
0
0
India
0
4
4
0
3
1
0
0
1
0
2
2
Polen
6
9
8
7 6 (3)
10(3)
4
7
4
7
3
3
Rusland
6
10
7
3
5
6
3
3
2
2
1
2
Slowakije
4
6
2
5
5
6
0
1
0
1
1
1
Tsjechië
7
8
7
6 5 (-)
7(1)
1
4
2
1
2
1
35
45
36
40
12
16
12
13
11
11
Totaal
31
33
In het verslagjaar is het aantal bezoeken vanuit Oost-Europese Academies aan Nederland gestegen. Hiermee is de verhouding van inkomende ten opzichte van uitgaande bezoekers nog meer ten gunste van de inkomende bezoekers komen te liggen dan in het verleden reeds het geval was. Werd in 1999 nog geconstateerd dat circa 75 procent van de bezoeken aan Nederland vakgebieden op het terrein van de Afdeling Natuurkunde betrof, in het verslagjaar is dit gereduceerd tot 55 procent. Deze in absolute en relatieve zin toegenomen belangstelling voor een bezoek op een vakgebied op het terrein van de Afdeling Letterkunde geldt niet voor de uitgaande bezoeken. Bij een gelijkblijvend aantal is het aandeel van de Afdeling Letterkunde gereduceerd van 2/3 naar circa 45 procent.
28
Internationale samenwerking
Samenwerking in internationale organisaties
het EMBL, als gevolg van veranderde regelgeving in het 5e EU-Kaderprogramma, alsmede de financiële wensen van het management van het EMBL neergelegd in het concept-Scientific Programme 2001-2005, zijn begin 2000 aanleiding geweest voor het ministerie van OCenW om de Nederlandse deelname aan het EMBL ten principale ter discussie te stellen.
Vertegenwoordigers van de Contactcommissie hebben in het najaar van 2000 deelgenomen All European Academies (ALLEA) aan een gesprek tussen het ministerie en de De federatie van All European Academies is in directeur-generaal van het EMBL, F. Kafatos. 1990 opgericht met een tweeledige doelstelDe minister is gewezen op het toenemend ling: enerzijds het uitwisselen van informatie, wetenschappelijk en maatschappelijk belang kennis en expertise tussen de Europese van het onderzoek dat binnen de EMBLAcademies onderling ten behoeve van hun organisatie wordt verricht en op de zeer snelle eigen ontwikkeling en anderzijds het fungeren ontwikkelingen binnen dat onderzoek. Gelet als spreekbuis voor de gezamenlijke academies ook op de achterstand die Europa heeft ten op Europees niveau. Naar aanleiding van aanzien van de ontwikkelingen in de Verenigde evaluatie over het functioneren van ALLEA heeft Staten, heeft de Contactcommissie aangedronde General Assembly in het voorjaar 2000 haar gen op extra investeringen in het EMBL en in goedkeuring gehecht aan een verdere profilehet European Bioinformatics Institute (EBI) in ring van haar taken. Tijdens dezelfde het bijzonder. De bevordering van de kwaliteit Assembly is voormalig KNAW-president van het moleculair biologisch onderzoek, P.J.D. Drenth verkozen tot President van zowel in nationaal als in Europees verband, is ALLEA. daarmee naar het oordeel van de ContactTevens werd besloten tot een meer professiocommissie gebaat. nele opzet van de staf van ALLEA. Dit besluit Uiteindelijk heeft de minister ingestemd met werd mogelijk gemaakt door een toezegging een herziening van de EMBL-begroting 2000 en van het ministerie van OCenW van een daarmee met een verhoging van de eerder jaarlijkse bijdrage van ƒ 300 000 voor een overeengekomen Nederlandse financiële periode van drie jaar als ondersteuning voor bijdrage voor het jaar 2000. een bij de Akademie in te richten secretariaat De Contactcommissie heeft haar bevindingen van ALLEA. In oktober 2000 was de KNAW gastheer voor de ten aanzien van de EMBL-voorstellen voor de jaren 2001-2005 neergelegd in een advies halfjaarlijkse vergadering van het Steering getiteld ‘Review of EMBL Scientific ProCommittee, het dagelijks bestuur, van ALLEA. gramme 2001-2005’, waarin naast een Tijdens deze bijeenkomst stond onder meer de bespreking van de voorgenomen plannen ook rol van ALLEA in de toekomstige Europese aandacht wordt besteed aan de activiteiten en adviesstructuur op de agenda. resultaten van het EMBL in de afgelopen jaren, Tot executive directeur van ALLEA werd de Nederlandse bijdrage daarin en de huidige benoemd W.B. Drees, voorheen studiepositie van het EMBL. In haar advies conclusecretaris bezinningscentrum Vrije Universiteit deert de Contactcommissie onder andere dat en thans nog tevens bijzonder hoogleraar het EBI/EMBC in een goede positie verkeert om natuur- en techniekfilosofie aan de Universiteit uit te groeien tot een Europees center of Twente. excellence op het terrein van de bio-informatica, maar dat daarvoor een aanzienlijk deel Contactcommissie EMBL/EMBC van de voorziene groei van het EMBL-budget 2001-2005 benodigd is. De Contactcommissie EMBL/EMBC heeft tot taak de Nederlandse delegatie, te adviseren Eind 2000 zijn de deelnemende landen, over de in te nemen standpunten op de verenigd in de EMBL-Council, akkoord gegaan halfjaarlijkse vergaderingen van de landen die met het Scientific Programme 2001-2005 en een (financiële) bijdrage leveren aan het het bijbehorende financieringsmodel. Dit komt European Molecular Biology Laboratory neer op een toename van het EMBL-budget in (EMBL) en -Conference (EMBC). 2005 met circa 25 procent ten opzichte van het De in 1999 wegens rechterlijke uitspraken op budget 2000. personeelsgebied opgetreden verslechtering van de financiële positie van het EMBL, de problemen die ontstonden over de structurele financiering van het European Bioinformatics Institute (EBI), een zogenaamd out-station van
ESO
Contact Commissie
De ESO Contact Commissie heeft in 2000 tweemaal vergaderd als voorbereiding op de vergaderingen van de Council van de European Southern Observatory. De Nederlandse afgevaardigden naar de diverse ESO commissies rapporteren in die vergaderingen Algemene standpunten in te nemen in de Council worden door de Commissie in samenspraak met de astronomische gemeenschap voorbereid. In de loop van 2000 heeft voor de laatste van de vier 8-meter telescopen van de Very Large Telescope op de Paranal sterrenwacht in Chili het zogenaamde ‘first light’ plaatsgevonden. In 2001 zullen alle vier telescopen in regulier gebruik door astronomen komen en zal de verdere bouw van het interferometer deel voortgaan. Voor de eerste twee telescopen is volledige operatie reeds gerealiseerd; Nederlandse astronomen hebben in competitie beduidend meer waarneemtijd verworven dan op grond van de financiële bijdrage verwacht kan worden. Belangrijkste punten, die in 2000 bij ESO speelden waren de toetreding van Portugal en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en de voorbereidingen voor een deelname in de Atacama Large Millimeter Array ALMA anderzijds. De onderhandelingen met Portugal zijn afgesloten en het wachten is nu op ratificatie door het Portugees parlement. Met het Verenigd Koninkrijk is een voorlopige overeenkomst gesloten en zijn voorbereidingen getroffen voor onderhandelingen over de precieze voorwaarden tot toetreding. Dit zal in de loop van 2001 naar alle waarschijnlijkheid uitmonden in een formele overeenkomst, die door het Britse parlement vervolgens zal moeten worden geratificeerd. De Nederlandse delegatie in ESO Council heeft zich mede op grond van de besprekingen in de ESO Contact Commissie positief opgesteld ten opzichte van een Britse toetreding. Nederland heeft ook ingestemd met de bouw van ALMA. Dit is een gezamenlijk project met de Verenigde Staten (en wellicht ook Japan) om een grote (sub-)millimeter array telescoop (het principe van de Westerbork radiotelescoop) te bouwen op ruim 5000 meter hoogte in de Atacama woestijn in Noord-Chili. Het ESO management heeft een ontwerp meerjaren strategisch plan geschreven, waarin dit als financieel mogelijk wordt beoordeeld. Toetreding van de Verenigde Staten is dan wel essentieel. ALMA wordt zeer sterk gedragen door de Nederlandse astronomische gemeenschap. In de loop van 2000 is de Nederlandse astronomische gedelegeerde naar ESO Council,
29
E.P.J. van den Heuvel (UvA), afgetreden en opgevolgd door P.C. van der Kruit (RUG). De laatst genoemde heeft tegelijk het voorzitterschap van de ESO Contact Commissie overgenomen. Hij is in december 2000 gekozen tot vice-president van ESO Council. Ook is besloten onder meer vanwege de instrumentele projecten betreffende ALMA de ESO Contact Commissie uit te breiden met de directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA).
European Science Foundation In november werd de 26e General Assembly van de European Science Foundation (ESF). Een belangrijk deel van deze Assembly werd gewijd aan een discussie over het thema ‘Biology and Society’. Vanuit de academische en industriële research werd toegelicht welk belang wordt gehecht aan een goede open communicatie met de samenleving en op welke wijze deze vormgegeven kan worden. Belangrijk knelpunt blijkt de afstemming tussen de informatie die vanuit de wetenschap gegeven wordt en de vragen die in de samenleving oprijzen. De discrepantie hiertussen wordt niet weggenomen door het nogmaals uitleggen van door de onderzoekers belangrijk gevonden kennis, maar alleen door een daadwerkelijk antwoord geven op de gestelde vragen. De General Assembly stemde in met een aanzienlijke contributieverhoging (6 procent) teneinde ESF in staat te stellen haar rol en ambities ten aanzien van het creëren van een Europese onderzoekruimte te kunnen waarmaken. Belangrijke nieuwe instrumenten die hiertoe in het leven zijn geroepen zijn de zogenaamde ‘Forward Looks’ en de EUROCORES (ESF Collaborative Research Programmes). Tijdens de Assembly werd ingestemd met toetreding van het Institut de la Recherche Agronomique en het Institut de Recherche pour le Développement uit Frankrijk, de Irish Research Council for the Humanities and Social Sciences en de Slowaakse academie van wetenschappen. In het verslagjaar had de president van de zitting in de Governing Council van ESF.
KNAW
InterAcademy Panel (IAP) Het InterAcademy Panel (IAP), waarvan de KNAW tezamen met tachtig andere academies uit de gehele wereld lid is, organiseerde in mei 2000 in Tokio de conferentie ‘Transition to Sustainability in the 21st Century. The Contribution of Science and Technology’. De KNAW werd vertegenwoordigd door R.S. Reneman, president, J.B. Opschoor en
30
C.H. Moen, algemeen directeur. De conferentie werd afgesloten met een verklaring van de deelnemende academies over de wijze waarop de wetenschappelijke gemeenschap de uitdagingen die het concept van duurzame ontwikkeling stelt dient op te pakken. Een drieledige inspanning is daartoe noodzakelijk: (1) het op een effectieve wijze en op ruimere schaal benutten van aanwezige kennis, (2) het genereren van nieuwe kennis en nieuwe technologieën en (3) het actief samenwerken met regeringen, internationale organisaties en de private sector. Het IAP zette in Tokio ook de nodige stappen naar een naar een hechtere structurering van de organisatie. Besloten werd het IAP–secretariaat onder te brengen bij de Third World Academy of Sciences (TWAS) in Triëst, Italië.
InterAcademy Council (IAC) Tijdens de IAP-conferentie in Tokio vond tevens de oprichting plaats van de InterAcademy Council (IAC). Besloten werd het secretariaat van de IAC bij de KNAW in Amsterdam onder te brengen. De IAC gaat voorzien in de behoefte van nationale overheden en internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en de Wereldbank, aan wetenschappelijk advies over mondiale vraagstukken. De IAC zal niet zelf adviezen uitbrengen maar verantwoordelijk zijn voor het instellen van expert panels, met leden gerecruteerd uit de achterban van academies, en voor de kwaliteitsbewaking van de rapporten. In een verklaring uitgegeven op 14 mei jl. juicht Kofi Annan, secretaris-generaal van deVerenigde Naties, de oprichting van de IAC toe. De gecompliceerde onderwerpen waarmee de internationale gemeenschap te maken heeft, vragen om ‘a bold vision for action involving a wide array of international, national and local institutions’ aldus Kofi Annan. De IAC heeft de juridische vorm gekregen van een stichting, bestuurd door vijftien presidenten van academies uit de gehele wereld. De formele oprichting van de stichting en de benoeming van haar bestuursleden vond in oktober 2000 plaats. De IAC Board houdt in januari 2001 in Davos zijn eerste vergadering, tijdens welke onder meer de benoeming van de ‘executive director’ van de IAC zal plaatsvinden. De KNAW heeft voor benoeming op deze post voorgedragen A.W. Koers, hoogleraar rechtswetenschappen, Universiteit Utrecht. Plannen zijn ontwikkeld voor de eerste, onder verantwoordelijkheid van de IAC te verrichten studies. Afspraken met de Verenigde Naties over een onderzoek naar de crisis in de voedselvoorzieningen in Afrika waren eind
Internationale samenwerking
2000 in een gevorderd stadium. Een tweede onderzoek, een eigen initiatief van IAC, wordt bekostigd door de Amerikaanse Alfred D. Sloan Foundation. Deze studie betreft ‘human capacity building’ in ontwikkelingslanden. Daarin staan vragen centraal als: hoe kunnen lange-termijn investeringen in wetenschappelijk en technisch potentieel worden gestimuleerd, en hoe kan de ‘brain drain’ worden voorkomen?
International Council of Scientific Unions (ICSU) De International Council for Science, ICSU, gevestigd in Parijs, werd in 1931 opgericht als opvolger van de International Research Council, om de internationale wetenschapsbeoefening te stimuleren en te faciliteren. de ICSUwordt gevormd door 95 nationale academies van wetenschappen en 25 zogenoemde Scientific Unions: internationale, monodisciplinaire organisaties. Zowel nationaal als in alle Scientific Unions is Nederland als volledig lid vertegenwoordigd en in veel Unions spelen Nederlandse wetenschappers een belangrijke rol. Een van de meest in het oog springende projecten is het international Geosphere and Biosphere Programma (IGBP), waarin mogelijke klimaatveranderingen en de invloed daarvan op het leefmilieu multidisciplinair worden onderzocht.
Carolina MacGillavry Fonds Uit de nalatenschap van mevrouw Carolina MacGillavry, in leven lid van de KNAW, is een fonds gevormd dat jonge onderzoekers op het terrein van landbouw- en voedingswetenschappen uit de regio zuidelijk Afrika in staat stelt in Nederland te promoveren. Het programma, dat wordt mede gefinancierd door de minister van Ontwikkelingssamenwerking, voorziet in een promotieonderzoek van twee à tweeëneenhalf jaar in eigen land en een onderzoek van één tot anderhalf jaar aan een van de deelnemende Nederlandse universiteiten. Deelnemende Nederlandse universiteiten zijn de Landbouwuniversiteit Wageningen, Universiteit Utrecht en Vrije Universiteit Amsterdam. De International Foundation for Science (IFS) in Stockholm, een organisatie die actief is ten behoeve van wetenschappelijke ontwikkelingssamenwerking verricht de administratie en selectie van de kandidaten.
In 2000 konden geen nieuwe kandidaten worden geselecteerd. Overleg is gevoerd met de betrokken instellingen en de IFS om tot een selectiemethode te komen die beter aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de deelnemende Nederlandse universiteiten. Het is de bedoeling in 2001 tot nieuwe afspraken te komen.
Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
In 2000 betreurde de Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening het verlies van twee leden. In januari overleed op 86-jarige leeftijd de voorzitter van de Commissie, P. de Wolff, en in mei 2000 overleed commissielid H.B.G. Casimir, in de ouderdom van 90 jaar. Het bestuur heeft in 2000 voormalig Akademiepresident D. de Wied benoemd tot nieuwe voorzitter van de Commissie. De oud-president P.J.D. Drenth en P. Zandbergen zijn als lid tot de Commissie toegetreden. Evenals in voorgaande jaren heeft de KNAW in 2000, op voordracht van de Human Rights Network van de National Academy in Washington en de Human Rights Watch in New York, namens de Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening (CVW) een tiental brieven verzonden, om regeringsleiders en ministers bezorgdheid over te brengen over de
De arabistiek is weer duidelijk zichtbaar in de KNAW met de benoeming van dr. Remke Kruk (58), hoogleraar in Leiden. En dat is ook het belangrijkste aan haar lidmaatschap, benadrukt ze. ‘Twee arabisten, Daiber en Van Gelder, zijn recent naar het buitenland vertrokken. Ik ben blij dat ons vak weer aanwezig is. Persoonlijk prestige zegt me niet zo veel. Hoewel het lidmaatschap voor mij wel een ruggesteun is om onderzoekstijd voor mezelf te claimen.’ Eenvoudig is dat niet, want de jarenlang beschermde kleine letteren in Leiden voelen nu ook de druk van aankomende bezuinigingen. ‘In zo’n situatie is het moeilijk voor jezelf op te komen. Maar je zult een bevoorrechte positie toch extra waar moeten maken.’ Met opzienbarende wetenschappelijke doorbraken à la de natuurwetenschappen kan ze vanuit haar discipline moeilijk aankomen. Wel met aardige nieuwe inzichten en ‘doorkijkjes’ tussen de antieke tijd en de Arabische middeleeuwen. ‘Ik ben dit jaar aangehaakt bij een groepje op het NIAS dat zich bezig-
beperkingen die aan wetenschappers in de betreffende landen zijn opgelegd. Met name werden brieven gestuurd aan de autoriteiten in Laos, Egypte, Joegoslavië, Cuba Turkije en de Russische Federatie. In een aantal gevallen is, mede dankzij de druk die de nationale academies hebben uitgeoefend, verbetering gekomen in de positie van de betrokken wetenschappers of heeft deze geresulteerd in hun vrijlating. De heer P. van Dijk, secretaris van de CVW heeft zitting in het Executive Committee van het International Human Rights Network in Washington, D.C. In deze hoedanigheid heeft hij in New York de voorbereidende vergadering voor de tweejaarlijkse Netwerkvergadering en het bijbehorende Colloquium van 2001 in Parijs bijgewoond.
Descartes-Huygensprijs De Descartes-Huygensprijs is in 1995 ingesteld door de regeringen van Nederland en Frankrijk en wordt jaarlijks toegekend aan een Nederlandse en een Franse onderzoeker voor een wetenschappelijke prestatie, en voor bijgedragen aan de wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen. De selectie van de Franse kandidaat geschiedt door de KNAW. De prijs van ƒ 50 000 voor onderzoek in het andere land wordt afwisselend toegekend
houdt met de antieke geneeskunde. Mijn thema, de relatie tussen rationaliteit en niet-rationeel denken in de Arabische natuurfilosofie, vond ik ook bij hen terug. Dat was net de duw die ik nodig had.’ De middeleeuwse Arabieren recht doen, is haar opgave. ‘Ik wil hun beschrijvingswijze van de natuur in zijn waarde laten. Ze bevat in de lijn van de antieke wereld wel degelijk logica en consequentie. Om dat te ontdekken moet je leren redeneren volgens hun premissen. Zover probeer ik te komen.’ Haar mooie momenten in het onderzoek? Die zullen de buitenwereld op het eerste gezicht misschien bizar voorkomen, zegt ze. ‘Ik ben het afgelopen jaar gestuit op een stukje van een knorrige 11e-eeuwse theoloog die zijn observaties van paddendril beschrijft en daar beschouwingen over verschillende voortplantingstheorieën aan vast knoopt. In dat stukje kwamen een paar heel uiteenlopende lijnen van mijn onderzoek samen. Dat gaf een enorme kick.’
aan een wetenschapper in de Natuurwetenschappen (1995, 1998 en 2001), Levenswetenschappen (1996 en 1999) en Geestes- en Sociale wetenschappen (1997 en 2000). De Franse winnaar van de DescartesHuygensprijs 2000 is de juriste Veronique Guiraudon, verbonden aan het Centre de Recherche Administratives Politiques et Sociales (CRAPS) in Lille. Aan Nederlandse zijde is de Descartes-Huygensprijs 2000 toegekend aan T.H.M. Verbeek, verbonden aan de Faculteit Wijsbegeerte van de Universiteit Utrecht. HDP-Commissie
Na overleg met (vertegenwoordigers van) de bureaus van de RMNO, het NOP-2, NWO en anderen heeft de HDP-Commissie besloten een beknopt onderzoek te laten verrichten met betrekking tot onderzoek in Nederland naar gedrags- en maatschappijwetenschappelijke aspecten van ‘global change’. Het rapport van A.F. Correljé onderscheidt drie thema’s die voor Nederland van belang zijn: Instituties; Integrated Assessment; en Duurzaam gebruik van land en water. Het rapport van Correljé Sociaal-wetenschappelijk global changeonderzoek in Nederland; Een toekomstgerichte studie in opdracht van de HDP-Commissie,
Zoiets is af en toe nodig, want de universitaire ontwikkelingen stemmen niet altijd tot vreugde. ‘De trend om onderzoek en onderwijs te scheiden vind ik een ramp. Ik vind het heel erg om een lid van ons eigen college van bestuur in volle overtuiging te horen zeggen dat wij een onderwijsinstelling zijn en dat studierichtingen dus maar moeten zorgen dat ze rendabel zijn. Daarmee valt alles wat zijn bestaansrecht vooral aan de wetenschap ontleent dus weg. De KNAW zou bedreigde wetenschapsgebieden best wat agressiever mogen verdedigen. Misschien moeten we maar eens nadenken over een academisch equivalent van met tractoren optrekken naar het Binnenhof. ‘Het probleem is natuurlijk om geld voor de wetenschap te krijgen in een land waar hooguit twintig procent van de mensen überhaupt het belang van wetenschap inziet. Betere marketing? Zolang dat maar geen overdaad aan glossy publicaties vol kinderlijke taal oplevert.’
R.Kruk (1942)
31
(september 2000) op ruime schaal verspreid onder sociaal-wetenschappelijke onderzoekers en beleidsmakers.
Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendium De KNAW en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften hebben in 1997 de Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendia ingesteld. Deze stipendia, genoemd naar de eerste Presidenten van beide Academies, H.B.G. Casimir en K. Ziegler, zijn in het leven geroepen om een jonge, veelbelovende onderzoeker, jaarlijks wisselend afkomstig uit de wetenschapsgebieden Geesteswetenschappen, Sociale wetenschappen, Levenswetenschappen en Natuurwetenschappen in staat te stellen een jaar lang onderzoek te verrichten in het partnerland (NoordrijnWestfalen resp. Nederland). Met de onderzoeksprojecten wordt tevens beoogd de structurele samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen in Nederland en NoordrijnWestfalen te bevorderen. In het voorjaar zijn in Düsseldorf de beide Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendia uitgereikt. Aan Nederlandse zijde ontving Constantijn H. Koopman het stipendium ten behoeve van zijn onderzoek naar ‘De grondslagen van muzikale opvoeding: integratie van theorieën over muzikale betekenis’ aan de Universiteit van Keulen. Aan Duitse zijde ontving Jörg Matysik het stipendium voor zijn onderzoek naar het gebruik van spectroscopische technieken voor de bestudering van biologische systemen aan het Leids Instituut voor Chemisch Onderzoek.
Nederlandse Commissie van het Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR) Bij de evaluatie van het Nederlands Antarctisch Programma (NAAP, de coördinatie berust bij ALW-NWO) heeft de Nederlandse SCAR Commissie gepleit voor voortzetting van de financiering van een dergelijk programma na 2000. In augustus vindt het VIIIe SCAR Biology Symposium in Amsterdam plaats.
Nederlandse Commissie voor het Scientific Committee on Oceanic Research (SCOR) De Nederlandse SCOR Commissie heeft een reactie op de daar te behandelen voorstellen aan de XXV SCOR ‘General Meeting’ in Washington gezonden.
32
Ter voorbereiding besprak de Commissie nieuwe werkgroepvoorstellen voor het SCOR programma en stimuleerde zij Nederlandse deelname aan initiatieven tot nieuwe projecten, zoals het ‘Surface Ocean Lower Atmosphere Study’ (SOLAS) project van IGBP/SCOR. Een Nederlandse initiatiefgroep is actief op dit terrein en stimuleert de Nederlandse inbreng in dit project.
Nederlandse IGBP/WCRP Commissies De Commissie vervult een stimulerende en faciliterende rol ten behoeve van de Nederlandse deelname aan en financiering van ‘Global Change’ onderzoek. Dit ‘Global Change’ onderzoek betreft in hoofdzaak onderzoek in het kader van het ‘International Geosphere-Biosphere Programme’ (IGBP) en het ‘World Climate Research Programme’ (WCRP). Een aantal van de kernprojecten van het IGBP programma bevinden zich in hun laatste ‘Synthesis’-fase; de resultaten van deze syntheses zullen spoedig verschijnen in wetenschappelijk publicaties. Tijdens de mondiale ‘Global Change Open Science Conferentie’ in juli 2001 in Amsterdam zullen de dan voltooide ‘Syntheses’ worden gepresenteerd. Nederlandse onderzoekers leverden en leveren actief bijdragen aan syntheserapporten op de terreinen van respectievelijk terrestrische ecosystemen en landgebruik en de watercyclus. Ook gingen nieuwe initiatieven van start zoals het gemeenschappelijke IGBP–SCOR project ‘Surface Ocean Lower Atmospheric Study’, SOLAS. Een Nederlandse initiatiefgroep stimuleert de Nederlandse inbreng in dit project. De in november in Den Haag onder Nederlands voorzitterschap gehouden zesde ‘Conference of the Parties’, COP–6, betreffende het internationale klimaatbeleid, betekende een stimulans voor het Nederlands ‘Global Change’ onderzoek. Op persoonlijke titel traden Nederlandse ‘Global Change’ onderzoekers op als adviseur. Nederland treedt als gastheer op voor de in juli 2001 te houden ‘Global Change Open Science Conferentie’ van IGBP, IHDP en WCRP. Voor de organisatie van de Nederlandse bijdragen aan deze conferentie was in 2000 reeds een nationaal voorbereidingscomité actief naast het wetenschappelijke ‘International Organising Committee’ (IOC). In dit IOC hebben een vijftal Nederlandse onderzoekers zitting. In mei vond, in samenwerking met ALW-NWO, een nationale workshop plaats teneinde toekomstig onderzoek op het gebied van ‘Global Change’ en klimaatverandering te inventariseren. Deze workshop, waaraan zowel
Internationale samenwerking
natuurwetenschappelijke als sociaal-wetenschappelijke onderzoekers deelnamen, werd gehouden ter voorbereiding van advisering door de IGBP/WCRP Commissie en de HDP Commissie aan de financiers van dit onderzoek. Het programma had ten doel een overzicht te verkrijgen van de perspectieven van onderzoek op het gebied van ‘Global Change’ en klimaatverandering. In november vond onder de leden van de IGBP/WCRP Commissie een aanvullende inventarisatie plaats naar de toekomstige ontwikkelingen. Een begin is gemaakt met de voorbereiding van een advies ‘Toekomstig Nederlands Global Change onderzoek’. In het kader van CLIVAR (‘Climate Variability and Prediction Research Programme’), een WCRP project, zijn in samenwerking met de CLIVARNET Commissie van ALW-NWO zijn in maart) de CLIVARdagen georganiseerd. Gedurende twee dagen werden lezingen en posters gepresenteerd aan zo’n 120 deelnemers. De CLIVARNET commissie heeft een verslag met aanbevelingen opgesteld. Het PAGES (‘Past Global Changes’) Symposium, vond plaats in november in het Trippenhuis dagprogramma worden samengesteld. Het in Nederland verricht PAGES-gerelateerd onderzoek werd in zijn volle breedte gepresenteerd. De nadruk lag op de terrestrische informatie omdat de mariene resultaten eerder ruimer aan bod waren gekomen tijdens de CLIVARdagen in maart. NEST
Het Netherlands House for Science and Technology (NEST), een samenwerkingsverband van KNAW, NWO, VSNU, TNO en Senter/ EGLiaison dat kantoor houdt in Brussel heeft zich in 2000 intensief beziggehouden met de strategische informatievoorziening van de deelnemende organisaties over de ontwikkelingen binnen de EU op het terrein van het onderzoekbeleid. In het bijzonder betrof dit de totstandkoming van het document ‘Naar een Europese Onderzoekruimte’ en de voorbereidingen van het nieuwe Kaderprogramma.
Universiteit van Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten Sinds 1950 biedt de Universiteit van Michigan te Ann Arbor, Verenigde Staten, jaarlijks een gasthoogleraarschap van een jaar aan een Nederlandse hoogleraar aan. Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Akademie met ingang van 1995 het voordragen van de kandidaten
voor dit gasthoogleraarschap op zich genomen. In 1997 heeft de Akademie ingestemd met het voorstel van het ministerie van OCenW om het beschikbare budget voor het gasthoogleraarschap van het ministerie over te dragen aan de KNAW. Dit houdt onder meer in dat het gasthoogleraarschap sinds 1998 gezamenlijk wordt gefinancierd door de KNAW en de Universiteit van Michigan. De Universiteit van Michigan en het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen hebben het Nederlands gasthoogleraarschap te Ann Arbor voor de driejaarlijkse cyclus 1999-2000, 2000-2001 en 2001-2002 aan de volgende personen aangeboden: 1999-2000 A.P. van Goudoever, universitair hoofddocent geschiedenis van Europa aan de Universiteit Utrecht; 2000-2001 F.C.J. Ketelaar, hoogleraar archiefwetenschap aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam; 2001-2002 H. de Vries, hoogleraar metafysica en haar geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Allen hebben het gasthoogleraarschap aanvaard.
Reis- en congressubsidies
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
De KNAW heeft sinds het begin van de jaren tachtig de beschikking over een budget ten behoeve van het organiseren van internationale wetenschappelijke congressen in Nederland en voor reissubsidies ten behoeve van deelname aan wetenschappelijke symposia en congressen in het buitenland. Met deze reis- en congressubsidies is een bedrag van circa 1,1 miljoen gulden gemoeid. Tegen besluiten over aanvragen voor reissubsidies en voor de organisatie van internatio-
‘Nee’, antwoordt prof.dr. Hans Clevers stellig op de vraag of hij zijn Akademie-uitverkiezing verwacht had. De 43-jarige hoogleraar klinische immunologie in Utrecht meende dat hij veel te jong was. ‘Je wordt pas KNAW-lid aan het eind van je carrière, had ik in mijn hoofd. Als een soort beloning voor bewezen diensten.’ Meer aandacht voor fundamentele wetenschap; niet altijd te gericht zijn op praktische problemen. Dat is een stokpaardje van Clevers, waar hij zich binnen de KNAW dan ook warm voor gaat maken. Hoe abstract en experimenteel onderzoek kunnen leiden tot concrete wetenschappelijke doorbraken, ondervond Clevers aan den lijve. Zijn universitaire groep werd beroemd door de ontdekking van een nieuwe groep genen: de tcf-genen. Interesse voor bijna filosofische kwesties leidde tot deze vondst. ‘Eind jaren tachtig stelden we onszelf verschillende ontwikkelingsbiologische vragen: hoe groeit een vleugel eigenlijk aan
Aantal behandelde en gehonoreerde aanvragen voor reis- en congressubsidie per Afdeling in de jaren 1990 tot en met 2000 Jaar
Afd. Letterkunde
Afd. Natuurkunde
Ingediend
Gehonoreerd
Ingediend
Gehonoreerd
193 183 225 180 229 219 192 176 155 148 117
127 117 160 134 168 171 131 125 103 110 84
234 204 200 166 194 221 163 176 150 136 151
122 116 139 129 153 171 116 127 104 98 121
nale wetenschappelijke congressen zijn in 2000 in het totaal zes bezwaarschriften ingediend (vier betreffende aanvragen voor een reissubsidie en twee betreffende subsidieaanvragen voor de organisatie).
STAR-congressen
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
De KNAW en het Nederlands Congres Bureau (NCB), een non-profit organisatie die tot doel heeft het internationale congresbezoek aan Nederland te stimuleren, zijn in 1990 een samenwerkingsverband aangegaan onder de Vierentachtig aanvragen op het gebied van naam STAR: Science Technology and Art Letterkunde en Natuurkunde tezamen zijn op formele gronden niet in behandeling genomen. Recognition. Het doel van de samenwerking is om jaarlijks maximaal vier wetenschappelijk In 2000 heeft het bestuur van de KNAW het hoogwaardige congressen in aanmerking te besluit genomen de mogelijkheid van reislaten komen voor het predikaat STAR. Deze subsidies voor deelname aan internationale congressen, ten hoogste twee met 150-300 congressen in het buitenland na 31 december deelnemers en ten hoogste twee met 300-700 2000 te beëindigen. De tengevolge van de deelnemers, komen in aanmerking voor een opheffing van de reissubsidies vrijkomende subsidie à fonds perdu van maximaal 15 000, middelen blijven echter bestemd voor de bevordering van de internationalisering van de respectievelijk 25 000 gulden van zowel KNAW als NCB. In het verslagjaar vond één STAR– Nederlandse wetenschap door verhoging van congres plaats. het budget voor de organisatie voor internationale wetenschappelijke congressen.
een vlinder; hoe ontstaan afweercellen in beenmerg. Toen was daar nog niets van bekend’, vertelt de immunoloog.Het werd Clevers cum suis duidelijk dat steeds dezelfde algemene principes aan zulke processen ten grondslag liggen. ‘De evolutie gebruikt een beperkt aantal vondsten steeds opnieuw, of het nou om een worm, vlieg of de mens gaat. Via andere velden kunnen we dus heel veel over de mens leren.’ Bij onderzoek naar de groei van kikkers en fruitvliegen stuitte Clevers vervolgens op de tcfgenen: de ontbrekende schakel in het genenoverzicht van de mens. De tcf-genen bleken essentieel voor communicatie tussen cellen, en vormde een brug naar de behandeling van sommige vormen van darmkanker. ‘Misschien wel een kwart van de darmtumoren ontstaat doordat het tcf op hol slaat. Via muizenproeven ontdekten we hoe dat in zijn werk gaat.’ Genezing van deze vormen van darmkanker is nu een stuk dichterbij gekomen. ‘Tienduizen-
den darmkankeronderzoekers hebben dit nooit gevonden’, besluit Clevers zijn pleidooi voor meer freischwebende Intelligenz in de bètawetenschappen. Maar er zijn meer zaken waar hij binnen de KNAW aandacht voor wil. Een beter carrièreperspectief voor jonge wetenschappers bijvoorbeeld. Door de hiërarchische opbouw van het wetenschappelijk J.C. Clevers (1957) bedrijf modderen ze jarenlang maar wat aan. ‘Ze verdienen slecht en krijgen zelden een vaste baan, hoeveel succes ze ook hebben. Eindeloos worden ze op projecten van hoogleraren gezet.’ Zijn beroepsmatig hoogtepunt van 2000 vindt Clevers een klein symposium aan zijn eigen faculteit ter ere van de Catharijneprijs die hij ontving. ‘Er waren mensen van diverse pluimage, velen kwamen zo maar binnenlopen.’ Dit rommelige genendebat was weer eens wat anders dan de doorsnee congressen met vakgenoten. ‘Ik vond het ontzettend leuk om bij leken interesse op te wekken voor mijn werk.’
33
Kwaliteit
Kwaliteitszorg
In het inleidende hoofdstuk van dit jaarverslag is al aandacht besteed aan het rapport Kwaliteit verplicht; naar een nieuw stelsel van kwaliteitszorg voor het wetenschappelijk onderzoek dat de werkgroep-Van Bemmel heeft uitgebracht. Tevens is het KNAW-advies Rijzende sterren; Om de kwaliteit van de onderzoekersopleiding belicht. Naar aanleiding van het verschijnen van Kwaliteit verplicht en Rijzende Sterren is door het bestuur van de KNAW aan de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) verzocht om in het voorjaar 2001 een bijeenkomst met universiteiten en onderzoekscholen te organiseren waarin de kwaliteitszorg voor onderzoek en onderzoekersopleiding in een breder kader aan de orde komt. Erkenningscommissie Onderzoekscholen
In het verslagjaar heeft de negende beoordelingsronde van onderzoekscholen plaatsgevonden. Elf universiteiten dienden 32 aanvragen tot erkenning in. Hiervan betroffen 23 aanvragen een vervolgerkenning en negen aanvragen een eerste erkenning. De beoordeling van de aanvragen door de subcommissies van de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) vond plaats overeenkomstig de criteria die zijn opgenomen in het Protocol Erkenning Onderzoekscholen (zie voor de samenstelling van de subcommissies de bijlage op pagina 94). Medio juni 2000 deed de ECOS, aan de hand van adviezen van de subcommissies, uitspraak over de erkenningsaanvragen en twintig vervolg erkenningsaanvragen. De uitspraak over drie vervolg erkenningsaanvragen werd opgeschort met zes maanden. Twee onderzoekscholen lieten in deze periode, op verzoek van de ECOS, een internationale peer review uitvoeren en een onderzoekschool beantwoordde in deze periode een aantal vragen van de ECOS op het gebied van de organisatie van de onderzoekschool en het onderzoeksprogramma. Tweeëntwintig aanvragen voor vervolgerkenning en alle eerste erkenningsaanvragen werden uiteindelijk gehonoreerd. Tijdens de beoordelingsprocedure heeft één onderzoekschool zich teruggetrokken. Het aantal erkende onderzoekscholen bedraagt thans 114. Uit de behandelde aanvragen over het algemeen blijkt dat de voor hererkenning voorgedragen onderzoekscholen zich gedurende de afgelopen erkenningsperiode in positieve zin hebben ontwikkeld. Desalniettemin is de ECOS van mening dat in een volwassen systeem van onderzoekscholen de taken en bestuurlijke alsmede financiële bevoegdheden meer in overeenstemming met elkaar zullen moeten worden gebracht. In toekomstige erkenningsrondes zal nadrukkelijk meer aandacht aan de toetsing hiervan geschonken worden. Voorts acht de ECOS een regelmatige reflectie van de onderzoekscholen op hun functioneren aan de hand van een kritische evaluatie door terzake deskundigen, een peer review, van groot belang. Aan het bestuur van de KNAW is een voorstel tot wijziging van het protocol voorgelegd waarin een dergelijk peer review als basis voor hererkenning verplicht wordt gesteld.
35
De ECOS heeft in het najaar 2000 het bestuur van de KNAW verzocht om het protocol dat haar werkzaamheden regelt aan te passen aan een reeds sinds 1996 ingezette en aan universiteitten en onderzoekscholen kenbaar gemaakte beleidslijn. De ECOS acht een regelmatige reflectie van de onderzoekscholen op hun functioneren aan de hand van een kritische evaluatie door terzake deskundigen – een onafhankelijk internationaal peer review – van dusdanig belang dat zij heeft verzocht een dergelijk peer review dwingend voor te schrijven indien een onderzoekschool voor hererkenning in aanmerking wil komen. Programma Akademie-Onderzoekers
Het Programma Akademie-Onderzoekers is met nadruk gericht op het leveren van een bijdrage aan de verjonging van de vaste wetenschappelijke staf van de Nederlandse universiteiten. Hiermee onderscheidt het Programma zich van reguliere post-doc programma’s die zich richten op tijdelijke aanstellingen van jong wetenschappelijk talent. Iedere Akademie-onderzoeker wordt een aanstelling met een looptijd van vijf jaar in het vooruitzicht gesteld. In eerste instantie wordt uitgegaan van driejarige aanstellingen, op basis van onderzoeksvoorstellen voor projecten die in drie jaar tot een zinvolle afronding kunnen worden gebracht. Deze projecten moeten wel op natuurlijke wijze met een vervolgproject voor een periode van twee jaar kunnen worden uitgebreid zodat er een inhoudelijke relatie met het initiële project is. Verlengingsaanvragen kunnen in het derde jaar van de aanstelling worden ingediend en dienen vergezeld te gaan van een garantie van de universiteit dat na afloop van de tweejarige periode van verlenging een volledige structurele personeelsplaats zal worden aangeboden. Indien de betrokken universiteit geen aanstellingsgarantie kan afgeven, dan heeft de betrokken onderzoeker de mogelijkheid om met behoud van de KNAW-bijdrage over te stappen naar een andere universiteit, mits die universiteit wel een aanstellingsgarantie verstrekt. De eis dat een inhoudelijke relatie dient te bestaan tussen initieel en vervolgproject blijft hier onverkort gehandhaafd. De eis van een arbeidsplaatsgarantie is een expliciete uitnodiging aan universiteiten en faculteiten om een systematisch, op behoud van onderzoektalent gebaseerd, personeelsbeleid te voeren. Met ingang van 1 januari 2000 is de financiële vergoeding aan een universiteit verhoogd tot ƒ 120 000 voor de eerste drie jaar en ƒ 150 000 voor het vierde en vijfde jaar van de aanstelling van een Akademie-onderzoeker. In 2000 is met de selectie voor de eerste twee ronden van de Vernieuwingsimpuls aangevangen. Deze is met name gericht op de toetreding van jonge post-docs tot het universitaire systeem. De financiële voorwaarden die de Vernieuwingsimpulst aan de kandidaten biedt is beter dan die in het Programma Akademie-Onderzoekers, terwijl het zich op een overeenkomende doelgroep richt. Nu het financiële perspectief van de Vernieuwingsimpuls aanzienlijk is verruimd, staat de Akademie voor de vraag of het zinvol is het Programma Akademie-Onderzoekers in zijn huidige vorm voort te zetten. Naar de mening van de KNAW blijft aandacht voor de omslag van formatiegericht personeelsbeleid naar carrière gericht personeelsbeleid van groot belang. Naast stimulering in de beginfase van de wetenschappelijke carrière kan ook worden gedacht aan een stimulering in een vergevorderde fase van de wetenschappelijke loopbaan. Via de inzet van Akademie-hoogleraren zou deze beleidsovergang gerealiseerd kunnen worden. De
36
Kwaliteit
heeft daarom in het najaar een werkgroep ingesteld om de haalbaarheid van een Programma Onderzoekhoogleraren te onderzoeken en een dergelijk Programma te ontwerpen. In de loop van 2001 zal de Akademie een definitief standpunt innemen ten aanzien van de continuering van het Programma Akademie-Onderzoekers. KNAW
De beoordeling van 90 aanvragen eind 2000 zal leiden tot 37 nieuwe aanstellingen voor drie jaar in 2001. De aanvragen zijn beoordeeld op de kwaliteit van de voorgedragen onderzoeker en van het onderzoeksvoorstel, het niveau van de directe werkomgeving en de wijze waarop het voorstel in het onderzoek en onderzoeksbeleid van de betreffende universiteit of faculteit past. Het aantal aanvragen per wetenschapsgebied alsmede het aantal aanvragen dat uiteindelijk gehonoreerd is, is in bijgaand overzicht weergegeven. Aantal ingediende aanvragen in 2000 Mannen Geesteswetenschappen
Vrouwen
Totaal
14
3
17
8
8
16
Biomedische Wetenschappen
19
6
25
Natuurwetenschappen
19
6
25
6
1
7
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Technische Wetenschappen
Toewijzing in 2000 (aanstelling met ingang van 2001) Mannen Geesteswetenschappen
6
Vrouwen 1
Totaal 7
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
3
3
6
Biomedische Wetenschappen
9
1
10
Natuurwetenschappen
7
3
10
Technische Wetenschappen
4
–
4
Van de in 1998 voor een periode van drie jaar aangestelde Akademie-onderzoekers is van 29 onderzoekers een verlengingsaanvraag gehonoreerd. Elf onderzoekers uit deze jaargang hebben het Akademie-onderzoekerschap voortijdig beëindigd in verband met het aanvaarden van een andere functie, veelal binnen de Nederlandse universiteiten. In de beoordelingsronde 1999-2000 werd in vier gevallen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen de besluiten bezwaar aan te tekenen. Deze bezwaarschriften worden behandeld door de Bezwarencommissie Programma Akademie-Onderzoekers, die het bestuur van de Akademie voorziet van advies inzake de beslissing op bezwaarschriften. In geen van deze gevallen heeft het bestuur van de KNAW het besluit herzien. Voor één bezwaarschrift leidde het advies van de bezwarencommissie tot herziening van de motivering van het besluit. Twee bezwaren werden ongegrond verklaard. Eén bezwaarde trok zijn bezwaarschrift in. Ten behoeve van de Akademie-onderzoekers was in 2000 een budget van ƒ 225 000 gereserveerd voor deelname aan internationale wetenschappelijke congressen. Aan een Akademie-onderzoeker wordt maximaal één keer per jaar een bijdrage van ten hoogste ƒ 3500 voor reis- en deelnamekosten verstrekt.
37
In 2000 verscheen het tiende Jaarboek van de Vereniging Akademie-Onderzoekers. In het jaarboek, met de titel ‘Over de grenzen van het weten’, lichten enkele Akademie-onderzoekers hun onderzoek toe op een manier die voor een breed publiek toegankelijk is. Het eerste exemplaar werd in juni 2000 door de voorzitter van de Vereniging, E.R.T. Kerstel, overhandigd aan de voorzitter van de Vereniging van Universiteiten, R. Meijerink. VSNU-onderzoeksbeoordelingen
Overeenkomstig het Protocol 1998 van de VSNU-onderzoeksbeoordelingen van het universitaire wetenschappelijk onderzoek werkt de KNAW mee aan het samenstellen van de commissies die het onderzoek beoordelen. De VSNU benoemt de voorzitter van de commissies na overleg en met instemming van de KNAW. De leden van de commissies worden eveneens met instemming van de KNAW benoemd. In 2000 heeft de KNAW bijgedragen aan het samenstellen van beoordelingscommissies voor de volgende disciplines: pedagogie en onderwijskunde, sociale geografie, scheikunde en scheikundige technologie, bewegingswetenschappen, industrieel ontwerpen, civiele techniek en geodesie.
38
Kwaliteit
voor de positie van de kleine talen binnen de universiteiten. `Neem Sanskriet. Als ze dat wegbezuinigen, komt het nooit meer terug.’ De academische geest wordt tegenwoordig zelfs van binnenuit bedreigd. Van Gijn: ‘We leven helaas in een zakenmannetjescultuur, en dat maakt mij soms bedroefd. De economische en managementopleidingen schieten als paddestoelen uit de grond. Ook de colleges van bestuur gedragen zich tegenwoordig vaak als zakenmannetjes. Maar een universiteit is geen bedrijf en moet dat ook nooit worden.’ Je zou bijna vergeten dat Van Gijn zelf een uiterst praktisch vak beoefent. Hij is als neuroloog gespecialiseerd in beroertes: herseninfarcten zowel als hersenbloedingen. Bij het zoeken naar de juiste medicatie is Van Gijn een overtuigd aanhanger van de zogenaamde evidence based medicine. Statistisch onderzoek
met grote groepen proefpersonen moet bepalen of middel X of Y geschikter is. De ‘vooroorlogse geneeskunde’ die inzicht en logica centraal stelt, heeft volgens hem bijna alle krediet verloren. Hóé iets werkt weet een arts dus vaak ook niet, hij ziet alleen dát het werkt. Van die wetenschap moeten patiënten veel sterker doordrongen worden, meent Van Gijn. ‘Dan valt de dokter terecht van zijn alwetende voetstuk en doen meer patiënten mee aan clinical trials.’ Het wetenschappelijk dieptepunt voor Van Gijn in 2000 was de ontkenning door de Zuid-Afrikaanse president Mbeki van de relatie tussen hiv en aids. ‘Dat is voor mij een dieptepunt omdat het aangeeft hoe groot tegenwoordig de kloof is tussen politiek en wetenschap. In het klein is die kloof er in Nederland natuurlijk ook; dat blijkt onder meer uit het feit dat wetenschap niet hoog op de politieke agenda staat.’
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
J. van Gijn (1942)
Hij is hoofdredacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, en werd in 1995 door Utrechtse geneeskundestudenten uitverkoren tot docent van het jaar. ‘Ik vind het leuk om iets uit te leggen. Dat zit in mijn bloed’, verklaart hoogleraar neurologie prof.dr. Jan van Gijn. Op zijn Akademielidmaatschap is hij vanzelfsprekend trots, zegt hij: ‘Want wie is er nou niet ijdel.’ Hij wil er werk van maken, en is zeker niet van plan alleen díé bijeenkomsten bij te wonen die met zijn eigen vak te maken hebben. ‘Voor de Akademie moet je tijd máken’, vindt Van Gijn. De ‘klassieke universitaire waarden’, daarvoor wil de Utrechtse neuroloog op de bres springen tijdens zijn lidmaatschap. Hij bedoelt daar de liefde voor de wetenschap mee, los van het praktisch nut en het snelle geld. `Bildung, geestelijke ontwikkeling.’ Om die reden wil Van Gijn bijvoorbeeld opkomen
Advies
Verkenningen
Verkenningen vormen een zwaartepunt in de adviesfunctie van de KNAW. Aldus de notitie Raden of kiezen (1995), waarin het bestuur van de KNAW de beoogde herinrichting van de KNAW-adviesraden fundeert. Hetzelfde beleidsdocument verwoordt het streven om het aandeel van verkenningen in de adviesactiviteiten te verdubbelen. De verhoogde inspanning is zichtbaar in de productie van verkenningsrapporten in de afgelopen vijf jaar. Een serie rapporten over Chemie (1995), Aardwetenschappen (1996), Cognitiewetenschappen (1997) en Biologie (1997) werd geproduceerd in samenwerking met de Overlegcommissie Verkenningen (OCV). Geheel voor verantwoordelijkheid van de KNAW zagen verkenningen over Wiskunde (1999), Biochemie en Biofysica (1999) en Theologie (2000) het licht.
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
In het Wetenschapsbudget 2000 (juni 1999) heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het belang van het instrument verkenningen voor het wetenschapsbeleid onderstreept. Aan de KNAW wordt een centrale functie toegekend bij ‘verkenningen vanuit wetenschappelijk perspectief’. Tegelijk zal de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) zich richten op ‘verkenningen voor het onderzoek op maatschappelijke aandachtsgebieden’. In de in oktober 2000 aan de minister van OCenW aangeboden notitie Verkenningen-agenda KNAW worden de door de KNAW te vervullen signalerings-, uitvoerings- en disseminatie-opgaven nader uitgewerkt en wordt een agenda opgesteld van de komende jaren door de KNAW te ondernemen verkenningen.
‘Het is een voorrecht onderzoek te mogen doen op dit terrein in deze tijd’, meent prof.dr. Jan Hoeijmakers, hoogleraar moleculaire genetica aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De ontwikkelingen in zijn vak gaan ‘werkelijk razendsnel’, en hebben grote invloed op tal van terreinen: medisch, maatschappelijk, ethisch en sociaal. Een ‘heel dynamisch’ vak dus. Hoeijmakers is dan ook niet verbaasd dat een groot deel van de nieuwe KNAW-leden van de Afdeling Natuurkunde uit medici bestaat. ‘Ik denk dat de KNAW de verhoudingen in evenwicht wil brengen. De ontwikkelingen in de medisch-biologische wetenschappen gaan nu veel sneller dan tien, twintig jaar geleden. Denk maar aan het humane genoom project.’ Zijn lidmaatschap van de KNAW ziet de geneticus als een ‘bijzondere eer’. Onder meer omdat de Akademie veel invloed kan hebben op de politiek. En het is de hoogste tijd om die invloed volledig aan te wenden, want Nederland dreigt op
biotechnologisch terrein de boot te missen. ‘Schrijnend’ noemt Hoeijmakers de bedragen die de Nederlandse overheid investeert in wetenschappelijk onderzoek. Terwijl landen als Engeland, Amerika en Japan enorme bedragen in hun biotechonderzoek pompen. Kanker en veroudering: de oorzaken daarvan vormen de rode draad in Hoeijmakers’ wetenschappelijke werk. Onder zijn leiding is in Rotterdam geheel nieuw moleculair-biologisch onderzoek gestart op het gebied van DNA-herstel. ‘Kanker ontstaat door beschadigingen in het DNA. Gelukkig beschikt ieder wezen over processen die dergelijke beschadigingen kunnen corrigeren. Dat is een heel ingewikkeld proces, onder meer omdat er veel soorten beschadigingen zijn.’ Wordt een beschadiging niet op tijd hersteld, dan kan kanker het gevolg zijn. Hoeijmakers’ lab heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het huidige inzicht in die natuur-
lijke herstelprocessen. ‘De helft van de herstelgenen is in Rotterdam geïdentificeerd.’ Identifatie van genen is één ding, weten hoe ze precies functioneren is iets heel anders. Hoeijmakers is daar nu druk mee bezig. Met hulp van proeven met muizen, maar ook met eenvoudig bakkersgist, omdat de genen daarin sterk verwant blijken met die van een mens. Therapie en preventie van bepaalde vormen van kanker is het uiteindelijke doel van het onderzoek. Tot twee jaar geleden gebeurde het onderzoek in vitro, ofwel in de reageerbuis. ‘Nadeel is dat je op die manier eiwitten uit hun verband haalt.’ Een grote stap vooruit was de zeer recente ontwikkeling van nieuwe technieken om eiwitten in levende cellen ‘live’ te kunnen volgen. ‘Ze zijn als het ware voorzien van een lampje.’ De resultaten zijn vooralsnog ‘heel spannend. Het is erg verrassend dat we op deze manier kunnen zien hoe eiwitten te werk gaan om DNA te repareren.’
J.H.J. Hoeijmakers (1951)
39
De notitie is tot stand gekomen na twee werkconferenties van het bestuur met de voorzitters van de KNAW-adviesraden. Tevens heeft afstemming met de AWT en NWO plaatsgevonden. De KNAW-verkenningen hebben als hoofddoel richting te geven aan het denken over wetenschappelijke ontwikkelingen om zodoende een grondslag te bieden voor het te voeren beleid en te kiezen prioriteiten. Daarnaast zijn er nevendoelen, zoals consensusvorming en voorlichting die evenzeer met verkenningen kunnen worden bereikt. Het initiatief voor een verkenning zal doorgaans uitgaan van een of meer adviesraden van de KNAW. Het besluit tot instelling van een verkenningscommissie wordt genomen door het bestuur KNAW dat de opdracht verstrekt, de benodigde personele en financiële middelen fourneert en de voorzitter en de leden van de commissie benoemt. De KNAW streeft ernaar per jaar tenminste twee verkenningsrapporten het licht te doen zien. Dit betekent dat er meer verkenningen tegelijk kunnen lopen of in voorbereiding kunnen zijn. De agenda van KNAW-verkenningen ziet er als volgt uit: Taal- en letterkunde; Cognitieve en biologische psychologie; Global Change en gedragsen maatschappijwetenschappen; Biogeologie; Fysica en Levensprocessen; Natuurkunde; Translationeel Humaan Genoomonderzoek; Geschiedwetenschap. Daarnaast is er een portefeuille met onderwerpen die mogelijk voor een verkenning in aanmerking komen. Het benodigde budget wordt geraamd op 1 miljoen gulden per jaar. Aan de minister is gevraagd de helft van dit bedrag voor zijn rekening te nemen. In het eerstvolgende bestuurlijk overleg met de minister in 2001 zal de Verkenningen-agenda KNAW worden besproken.
40
Kwaliteit
ontwikkeling, waar de KNAW kritische kanttekeningen bij moet maken: de komst van de bachelormasterstructuur. ‘Ik had gehoopt dat de Akademie zich veel sterker te weer had gesteld. Ik zie weinig in het bachelor-mastermodel, te meer omdat andere Europese landen geen enkele haast met de invoering maken. Dit is zo’n typisch Nederlandse would be modern aanpak: beginnen met mijlenver voor de troepen uit lopen. Net als het middelbaar onderwijs krijgt het wetenschappelijk onderwijs zo geen enkele rust. Met name het verschijnsel accreditatie vind ik buitengewoon verontrustend. Dat kan betekenen dat Zoetermeer zich vooraf met de inhoud van de opleidingen gaat bemoeien. De KNAW moet daar dwars voor gaan liggen. Ik heb al een brief met die strekking geschreven.’ Aan een andere ongewenste trend kan de KNAW weinig doen. ‘Ik stoor me aan de universitaire newspeak: verhullend, slordig en fout taalgebruik. Daar lees je woorden als ‘terugkoppeling’, ‘pijnpunten’ en ‘streefbeelden’. Dit soort jargon vond zijn oorsprong bij bepaalde ambtena-
ren, beleidswetenschappers en sociologen. Zij worden niet getraind in zorgvuldig formuleren. Sociologen hebben er bovendien last van dat van oudsher een gezamenlijk begrippenapparaat voor hun discipline ontbreekt. Ook onder juristen begint het verhullend taalgebruik op te rukken. Dat is kwalijk, want het recht is een meccanodoos waarin alle elementen zo ordelijk en begrijpelijk mogelijk bij elkaar moeten liggen.’ Gelukkig waren er afgelopen jaar ook momenten van groot genoegen. In 2000 rondde Kortmann de vierde druk van zijn handboek Constitutioneel recht af. Dat was geen sinecure, zegt hij. ‘Er is veel veranderd, onder andere door de verdragen van Amsterdam en Nice. In Nice is een catalogus van grondrechten van de Europese Unie vastgesteld, een nieuw fenomeen voor de beoefenaar van het staatsrecht. In Nederland heeft de reorganisatie van het openbaar ministerie tot een aanzienlijke wetswijziging geleid. De vorige druk was van 1997. De ontwikkelingen in mijn vak gaan soms onverwacht snel.’
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
C.A.J.M. Kortmann (1945)
Mr. C.A.J.M. (Tijn) Kortmann (56), hoogleraar staatsrecht in Nijmegen, heeft een broertje dood aan de programmatische benadering van het onderzoek zoals die nu ook onder juristen gemeengoed is geworden. Gelukkig, zegt hij, biedt zijn faculteit hem de vrijheid ‘ouderwets individueel’ onderzoek te doen. ‘Ik kan nu eenmaal niet voorspellen met wat voor woeste plannen de wetgever, de Hoge Raad of de EU de komende jaren gaan komen.’ Voor zijn Akademielidmaatschap is hij dus ook veel dank verschuldigd aan zijn Nijmeegse collega’s. ‘Er zijn hier goede collegiale verhoudingen en een goede onderzoeksinfrastructuur die niet gebonden is aan bureaucratische instituties.’ De KNAW zou wat Kortmann betreft een einde moeten maken aan de ‘Etikettenschwindel’ die ontstaat door de druk programmatisch onderzoek op te zetten. ‘Of de verzamelnaam van het onderzoek is nep, omdat het programma alles omvat. Of het programma fixeert de individuele onderzoeker op thema’s waarmee hij niet uit de voeten kan.’ Kortmann signaleert nog een
Adviesraden van de Akademie
rapport met voorstellen voor samenwerking en herinrichting van het onderwijs en onderzoek over de grenzen van de instellingen heen. Dit als handreiking aan de universiteiten in de (voor eind 2000 aangekondigde maar nog niet verschenen) beantwoording van de door de minister gestelde vragen in het HOOP 2000 inzake het AWT-rapport.
In het licht van het voorgaande hebben de ACC en Kamer Scheikunde geconcludeerd dat het wenselijk is dat de tien opleidingen scheikunde, scheikundige technologie en molecuOntwikkelingen laire wetenschappen tot afspraken komen over Een voortdurend terugkerend onderwerp van de opzet van de bachelor-master structuur. In discussie binnen de chemie is de gestaag, vanaf de tweede helft van 2000 hebben onder het begin van de jaren negentig, dalende voorzitterschap van de Commissie twee instroom van studenten op het terrein van de bijeenkomsten plaatsgevonden van chemie en de chemische technologie. Dit (onderwijs)decanen/-directeuren van de betreft niet alleen tien universitaire opleidingen opleidingen. Het resultaat daarvan is dat op maar ook de chemische opleidingen binnen het hoofdlijnen overeenstemming is bereikt over hoger beroepsonderwijs. Acties om dit tij te de eindtermen van de bacheloropleidingen In keren hebben geen effect gehad. De verwachhet jaar 2001 zal het overleg vervolgd worden; ting is dat op een termijn van twee tot drie jaar nu met de bedoeling een blauwdruk te maken de negatieve gevolgen van deze dalende voor de structuur van de masterfase en de instroom pas echt zichtbaar zullen worden. specialisaties van ieder van de tien opleidinNiet alleen voor het hoger onderwijs en gen. onderzoek maar ook voor het chemische bedrijfsleven dat in Nederland een belangrijke De ACC en de Commissie voor de Biochemie en de Biofysica hebben zich beraden op de economische factor is. De wetenschapsinhoudelijke ontwikkelingen op het terrein van mogelijkheid een rol te spelen bij dringend noodzakelijke herziening van het eindexamende chemie en chemische technologie verlopen programma scheikunde in het voortgezet zeer snel en zullen de discipline chemie onderwijs. Tegenover de staatssecretaris van ingrijpend van karakter veranderen. De OCenW hebben beide KNAW-commissies de grenzen met de discipline natuurkunde en met bereidheid uitgesproken om aan die herziening name die met de biologie vervagen in toeneeen inhoudelijke bijdrage te leveren, met name mende mate. met het oog op een verbetering van de overgang VWO-WO. Totnutoe is echter niets Belangrijkste activiteiten terecht gekomen van het voornemen van de De teruglopende studentenaantallen bij de staatssecretaris om een commissie in te stellen wiskunde, natuurkunde en scheikunde zijn die de herziening van het scheikunde onderwijs voor de Adviesraad voor het Wetenschaps- en ter hand moet nemen. Technologiebeleid (AWT) aanleiding geweest medio 1999 een rapport uit te brengen waarin In april 2000 heeft onder auspiciën van de onder andere gepleit wordt voor een reductie Commissie de tweedaagse internationale van het aantal universitaire opleidingen in conferentie ‘High-Frequency Electron genoemde disciplines. In het kader van het Paramagnetic Resonance; Technology and Overleg Chemie Nederland (OCN), waarin Applications’ plaatsgevonden. naast de ACC de Koninklijke Nederlandse Aan deze conferentie, namen 80 wetenschapChemische Vereniging (KNCV), het Gebied pers uit binnen- en buitenland deel. Chemische Wetenschappen en de Stichting Technische Wetenschapen van NWO, de Kamer Adviezen en rapporten Scheikunde van de VSNU en Vereniging van de – Chemie in nieuw perspectief: van middelbare Nederlandse Chemische Industrie participeren, school tot arbeidsmarkt, maart 2000. Gezais het AWT–rapport uitvoerig besproken en menlijk rapport van de Akademie Commissie aanleiding geweest om in de maand maart van voor de Chemie, Koninklijke Nederlandse het verslagjaar een rapport uit te brengen onder Chemische Vereniging, Gebied Chemische de titel Chemie in nieuw perspectief; van Wetenschappen-NWO, STW-NWO, Vereniging middelbare school tot arbeidsmarkt. In dit van de Nederlandse Chemische Industrie en de rapport worden aanbevelingen gedaan om het Kamer Scheikunde-VSNU, verenigd in het universitaire onderwijs te herwaarderen en Overleg Chemie Nederland (OCN). aantrekkelijker te maken. Daarnaast komt het
Akademie Commissie voor de Chemie
Akademie Raad voor de Wiskunde Ontwikkelingen De wiskunde wordt geconfronteerd met conflicterende ontwikkelingen. In onze maatschappij spelen steeds complexere vraagstukken waardoor in vele sectoren om wiskundige modellen wordt gevraagd om met die complexiteit om te gaan. Deze mathematisering van de samenleving vereist een hiermee verbonden voortschrijdende kennisontwikkeling binnen de wiskunde en de beschikbaarheid van voldoende wiskundigen. Dit staat echter in schril contrast met het geringe aantal wiskundigen dat thans wordt opgeleid. Deze ontwikkelingen vormden voor de Akademie Raad voor de Wiskunde aanleiding om een advies voor te bereiden met aanbevelingen aan diverse actoren om de uitdagingen tegemoet te treden en de negatieve trends een halt toe te roepen. Belangrijkste activiteiten In 1999 is door de KNAW het door de Akademie Raad voor de Wiskunde voorbereide rapport De toekomst van het wiskunde-onderzoek in Nederland (TWON) uitgebracht. Het jaar 2000 stond voor de Raad vooral in het teken van de bevordering van de implementatie van de aanbevelingen in dat rapport. Een prettige omlijsting hierbij vormde de gestegen instroom van studenten bij de opleidingen wiskunde; dit na vele jaren van een dalende instroom. In het verslagjaar is een Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (OOW) gestart waarin naast de wiskundige onderzoekscholen ook enkele nauw verwante onderzoekscholen participeren. Tevens zijn vertegenwoordigers van NWO en de Kamer Wiskunde bij dit overleg uitgenodigd. Het OOW heeft zich onder meer beziggehouden met het ontwikkelen van voorstellen voor het creëren van hoogleraarsplaatsen ter tijdelijke overbrugging – met het oog op de binnenkort optredende pensioneringsgolf – naar een nieuwe situatie. Hierbij wordt een landelijk perspectief voor de wiskunde beoefening gehanteerd en wordt gebruik gemaakt van de overzichten uit het TWON rapport. Aan het eind van het verslagjaar was nog niet duidelijk of voor deze plannen financiering – bij minister en/of NWO – zou kunnen worden gevonden. De Raad heeft met genoegen geconstateerd dat diverse plannen ter bevordering van de wiskunde in het voortgezet onderwijs, die door verschillende organisaties waren ontwikkeld, onderling op elkaar afgestemd ter financiering konden worden ingediend bij de daartoe in het leven geroepen instanties, met name de stichting Axis.
41
Ook het punt van een sterkere presentatie (‘public relations’) van de wiskunde is in 2000 door diverse partijen goed opgepakt. Zo hebben verschillende manifestaties zoals ‘Pi in de Pieterskerk’ en ‘De nationale doorsnee’ op een positieve manier de landelijke pers gehaald. Ook het geheel in het nieuw gestoken ‘Nieuw Archief voor Wiskunde’ van het Wiskundig Genootschap kan bijdragen aan een verbetering van de zichtbaarheid van de wiskunde in de samenleving. Tenslotte heeft de Raad zich gebogen over de onderwerpen: – KNAW Verkenningenagenda; – De invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs en de positie van de onderzoekscholen; – De versterking van de positie van vrouwen in de wiskunde.
Biologische Raad Ontwikkelingen In het eindrapport van de Verkenningscommissie Biologie (Biologie: het leven centraal, november 1997) is aanbevolen om een rapport – een ‘disciplineplan’ – op te stellen dat aanbevelingen zou moeten bevatten over het te voeren beleid ten aanzien van de biologie in de komende periode met speciale aandacht voor de profilering van de biologie in de diverse (universitaire) instellingen. Belangrijke aanleiding om een dergelijk rapport op te stellen is de veranderende positie van de biologie – een centrale positie als toeleverancier van kennis aan vele andere wetenschappelijke disciplines en andere afnemers – en de zorg voor het vitaal houden en veiligstellen van de biologische kern van dit complex. Daarnaast maken de grote veranderingen in het universitaire onderzoek en onderwijs, zoals de vorming van (vaak interdisciplinaire) onderzoekscholen, het wenselijk dat een visie op de gewenste toekomstige ontwikkelingen wordt ontwikkeld. Belangrijkste activiteiten Om het bovenstaande te realiseren is in het najaar van 1999 een commissie ingesteld door de Biologische Raad en het Decanenoverleg Biologie. Deze commissie, onder voorzitterschap van E.J.J. van Zoelen, had eind 2000 het rapport Biologie: een vitaal belang nagenoeg voltooid. Een van de hoofdpunten van het rapport betreft de profilering van de diverse universiteiten. Uitgangspunt hierbij is dat elk van de zeven universitaire biologie-opleidingen een volwaardige opleiding kan blijven bieden en haar onderzoek concentreert binnen een beperkt aantal thematisch ingevulde onderzoeks-
42
Advies
programma’s, die elk inhoudelijk versterkt worden door een lokaal kader van aanpalend universitair en para-universitair onderzoek. Door hun complementariteit vormen deze onderzoeksprogramma’s – het rapport onderscheidt er 24 – een landelijk kader, vormgegeven in een zevental onderzoeksthema’s, met als resultaat een samenhangende visie op de biologie en de omringende multidisciplinaire vakgebieden. In het rapport worden verder onder meer voorstellen gedaan betreffende de invoering van de bachelor-/masterstructuur, waaronder de inhoudelijke koppeling van de masteropleidingen aan de onderzoeksprofielen van de diverse opleidingen en de bevordering van de mobiliteit van studenten. Dit stelsel vereist overigens wel dat er expliciete, academische eindtermen worden geformuleerd voor de bachelorfase die aansluiten op de diverse mastersopleidingen. Het rapport zal als KNAW advies naar verwachting begin 2001 worden aangeboden aan daarvoor in aanmerking komende instanties. Vanuit de Biologische Raad zal de implementatie van de aanbevelingen actief worden bevorderd. Hierbij zal weer nauw worden samengewerkt met andere partijen, waaronder het Decanenoverleg Biologie. In het verslagjaar heeft de Raad zich ook gebogen over zijn bijdragen aan de KNAWverkenningenagenda. Met de Raad voor Aarde en Klimaat is een begin gemaakt met een voorstudie op het terrein van de Biogeologie. In het jaar 2000 heeft de Raad zich ook weer beziggehouden met de infrastructuur voor het biodiversiteitsonderzoek. In een kort KNAWadvies wordt aangegeven dat het goed zou zijn als Nederland een actieve rol zou spelen in de beoogde Global Biodiversity Information Facility (GBIF), passend bij verwante internationale initiatieven zoals het programma ‘diversitas’. Met steun van de minister van OCenW wordt thans vanuit Nederland een ‘bidbook’ opgesteld inzake de vestiging in Nederland van het secretariaat van deze belangrijke, nieuwe internationale faciliteit. Adviezen en rapporten – Biologie: een vitaal belang, rapport van de Commissie Disciplineplan Biologie, oktober 2000. – Briefadvies over de Global Biodiversity Information Facility (GBIF), mei 2000. – Intern advies over de evaluatie van het ruimte-onderzoek, december 2000.
Commissie voor de Biochemie en de Biofysica Ontwikkelingen De aankondiging in het verslagjaar dat de opheldering van de basenvolgorde van het menselijk genoom nagenoeg bekend was alsmede het feit dat van een groot aantal kleinere organismen deze volgorde gepubliceerd werd in de wetenschappelijke literatuur, leidde ook in Nederland tot een stortvloed van initiatieven om met de verworven kennis nieuwe wetenschappelijke uitdagingen aan te gaan of toepassingen te ontwikkelen. Het biochemische en biofysische onderzoek zal door deze ontwikkelingen grote veranderingen ondergaan. De Commissie voor de Biochemie en de Biofysica heeft daarop al gewezen in haar eind 1999 verschenen rapport Bio-exact. Mondiale trends en nationale positie in biochemie en biofysica, dat uitgebracht is in de serie Verkenningen van de KNAW. Belangrijkste activiteiten Een aanzienlijk deel van de werkzaamheden van de Commissie in 2000 is gericht geweest op het onder de aandacht brengen van het rapport Bio-exact van de daartoe geëigende instanties. In het bijzonder bij een aantal NWOonderdelen met het oog op de activiteiten die ontplooid werden ten behoeve Strategienota 2001-2005 van NWO in mei 2001. Zo zijn er gesprekken gevoerd met het gebiedsbestuur Chemische Wetenschappen en met een gezamenlijke delegatie van de gebiedsbesturen Aard- en Levenswetenschappen, Exacte- en Chemische Wetenschappen, terwijl daarnaast de Commissie vertegenwoordigd was op de zgn. strategiedagen van FOM. Begin 2001 is een tweede overleg met het Gebiedsbestuur Aarden Levenswetenschappen voorzien over de strategienota voor dit gebied. Het rapport Bioexact heeft op positieve reacties kunnen rekenen en is voorzover nu valt te overzien goed gebruikt voor de opstelling van andere rapporten. Niet alleen voor de strategienota’s van NWO(-gebieden), maar ook voor de opstelling van de eind 2000 verschenen Integrale Beleidsnota Biotechnologie van de regering. Het verschijnen van het rapport Bio-exact is voor de Nederlandse Vereniging voor Biochemie en Moleculaire Biologie aanleiding geweest een uitvoerig commentaar uit te brengen met suggesties voor nieuwe onderzoeksterreinen en ontwikkelingen die van belang worden voor het toekomstige biochemische en moleculair-biologische onderzoek. In een overleg tussen de Commissie en genoemde Vereniging is afgesproken, dat vergaderingen van beide besturen kunnen worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het andere bestuur. Een dergelijke
voorstel is door de Commissie ook voorgelegd aan het bestuur van de Vereniging voor Biofysica en Biomedische Technologie. Omdat één van de aanbevelingen van het rapport Bio-exact aangeeft dat verder onderzoek naar de structuur en functie van membraaneiwitten gestimuleerd moet worden, had de Commissie medio 1999 besloten dit onderwerp te selecteren voor een conferentie. Onder de titel ‘Membrane Proteins’ heeft in april 2000 een internationale bijeenkomst plaatsgevonden, waarop niet alleen de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen en resultaten aan de orde zijn gesteld, maar ook beleidsmatige maatregelen zijn besproken die ertoe moeten leiden dat Nederland een rol van belang speelt op dit terrein van onderzoek. De ACC en de CBB hebben in een gezamenlijke brief aan het ministerie van OCenW aangegeven bereid te zijn een bijdrage te leveren aan een herziening van het eindexamenprogramma scheikunde in het voortgezet onderwijs. Helaas is in de loop van 2000 vertraging opgetreden in de procedure om te komen tot de start van de voorgenomen herziening.
Commissie Geesteswetenschappen Ontwikkelingen Hoe kunnen met de teruggelopen middelen de voorzieningen voor de geesteswetenschappen aan de universiteiten op kwalitatief hoog niveau in stand worden gehouden? Deze vraag speelde ook in 2000 onvermijdelijk een rol bij de discussie over verschillende kwesties die voor de geesteswetenschappen van belang zijn, zoals de positie van de kleine letteren, de invoering van de bachelor/master structuur en de opleiding tot onderzoeker. Zes universiteiten garandeerden krachtens het in 1999 hernieuwde Convenant Letteren om de voorzieningen voor de letteren op peil te houden. De decanen van de letteren-faculteiten voerden intensief overleg om na te gaan hoe aan dit voornemen zo goed mogelijk uitvoering kan worden gegeven. Ook de inrichting van de bachelor- en masteropleiding was onderwerp van intensieve discussie binnen de faculteiten. De Commissie Geesteswetenschappen beijvert zich ervoor om de mogelijkheden van deze nieuwe structuur optimaal te benutten om een mastersvariant op te zetten ter voorbereiding op een carrière als onderzoeker. Belangrijkste activiteiten Landelijke samenwerking staat ook centraal voor de Commissie Geesteswetenschappen. Alleen op deze manier zal het mogelijk zijn uitvoering te geven aan de aanbevelingen die voortvloeien uit de door de commissie verrichte verkenningen en om een adequaat beleid te voeren voor de kleine letteren,
waarover de Commissie Geesteswetenschappen een advies voorbereidt. Begin 2000 verscheen in de serie ‘Verkenningen’ van de KNAW het verkenningsadvies van de Commissie Geesteswetenschappen De toekomst van de theologie in Nederland. De commissie zal met het betrokken Discipline-overlegorgaan van de VSNU en met de onderzoekschool NOSTER overleg voeren over de aanbevelingen in het advies, die zowel betrekking hebben op de inhoud van het theologisch onderzoek als op de organisatie daarvan en op het functioneren van de simplex en duplex ordo. De Commissie Geesteswetenschappen stelde een commissie in ter voorbereiding van het verkenningsadvies over de beoefening van de filosofie. Acht deskundigen hebben zich bereid verklaard om essays te schrijven in het kader van de verkenning taal- en letterkunde. Kwesties die daarbij centraal staan zijn onder andere de bestudering van de afzonderlijke taal- en letterkundes in relatie tot de algemene taalkunde en de literatuurwetenschap, en de invloed van de snelle ontwikkelingen op digitaal gebied op de taalkunde. Het bestuur van de Afdeling Letterkunde verzocht de Commissie Geesteswetenschappen om een advies voor te bereiden over de kleine letteren. Het vroeg daarbij aan te geven in hoeverre de kleine letteren ten opzichte van de grote letteren een aparte positie innemen en in welke mate zij dientengevolge aparte bescherming verdienen. De Commissie Geesteswetenschappen stelde voor de voorbereiding van het advies de Adviescommissie Kleine Letteren in onder voorzitterschap van W.P. Gerritsen. De Commissie Geesteswetenschappen belegde in oktober 2000 een bijeenkomst van vertegenwoordigers van faculteiten en onderzoekscholen om te overleggen over het eerder gelanceerde voorstel om als onderdeel van de masteropleiding een onderzoekvariant op te zetten. Het onderwijs binnen de variant zal moeten bestaan uit een plaatselijk en een landelijk gedeelte, het eerste te verzorgen door de faculteiten, het tweede door de onderzoekscholen. Essentieel is dan ook dat de faculteiten bij de opzet van de variant de onderzoekscholen betrekken. Geen van de deelnemers ontkende de wenselijkheid van de onderzoekvariant, en men was het er ook over eens dat de masteropleiding een duur van twee jaar moet kunnen hebben om de onderzoekvariant mogelijk te maken. Minder eensgezindheid bestond er over het advies om de onderzoekscholen een ruime plaats te geven bij de inrichting van de variant. Vrees van de faculteiten om de zeggenschap over hun curricula te verliezen lijkt bij hen terug-
houdendheid ten opzichte van de onderzoekscholen in de hand te werken. Adviezen en rapporten – De toekomst van de theologie in Nederland, advies van de Commissie Geesteswetenschappen, Verkenningen van de KNAW, deel 3, 2000
Commissie Geneeskunde Ontwikkelingen Verscheidene zaken op juridisch-ethisch terrein vroegen dit jaar de aandacht. De Bewaartermijn voor medische gegevens werd in een signalerend advies van de Gezondheidsraad aan de orde gesteld. Bij de inwerkingtreding in 1995 van de Wet inzake de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) is bepaald dat medische dossiers in principe maximaal tien jaar mogen worden bewaard. Dit heeft gevolgen voor de beschikbaarheid van deze gegevens op de lange termijn en daarmee voor zowel het wetenschappelijk onderzoek als voor de zorg. Veel dossiers worden nu al vernietigd. De Gezondheidsraad beveelt aan het huidige vernietigingsbeleid tot 2005 te temporiseren. De tussentijd kan dan worden gebruikt om de mogelijkheden na te gaan die de wet nu biedt en om een principieel debat over de bewaartermijnen nader uit te diepen. De Commissie Geneeskunde zal een actieve bijdrage aan deze activiteiten leveren. In september werd het voorstel van wet houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo’s (Embryowet) door de ministers van VWS en Justitie aan de Tweede Kamer gezonden. In het wetsvoorstel wordt onder meer toegestaan om embryo’s die overblijven na reageerbuisbevruchting (zogenaamde restembryo’s) te gebruiken voor het maken van embryonale stamcellijnen. Er zijn grote verwachtingen van dit type onderzoek, omdat daarmee transplantatie van cellen en weefsels binnen bereik komt waar veel patiënten baat bij kunnen hebben. Voordat zulke praktische toepassingen mogelijk zijn, is veel basaal onderzoek nodig. KNAW en NWO hebben in een reactie aan de Tweede Kamer medegedeeld dat zij zich in grote lijnen goed in het wetsvoorstel kunnen vinden, daarbij de wens uitsprekend dat deze regeling zo spoedig mogelijk wordt bekrachtigd. Verdere ontwikkelingen zullen door de Commissie Geneeskunde nauwlettend worden gevolgd. Belangrijkste activiteiten Voor belangrijke deelgebieden van het toegepast gezondheidsonderzoek is, naast het bereiken van een hoge wetenschappelijke kwaliteit, maatschappelijke impact een uitdrukkelijke doelstelling. Een breed geaccepteerde methode voor de beoordeling van dit
43
aspect is momenteel echter niet voorhanden. De subcommissie gezondheids(zorg)onderzoek (GZO) van de Commissie Geneeskunde heeft eind december een conceptrapport (The societal impact of applied health research: towards a quality assessment system) afgerond, waarin reeds bestaande evaluatiemethoden worden geïnventariseerd, mogelijke indicatoren voor de evaluatie van maatschappelijke impact worden besproken en een methodologie voor de beoordeling van toegepast gezondheidsonderzoek wordt geschetst. Binnen de Commissie Geneeskunde leeft enige zorg over de toekomst van het (bio)medisch onderzoek in relatie tot het aantal onderzoekers met een medische achtergrond. Steeds minder artsen lijken bereid te zijn onderzoeker te worden. Mogelijk zouden daarbij betere carrièreperspectieven in de perifere ziekenhuizen en de toegenomen parttime aanstellingen een rol spelen. Anderzijds zou ook sprake kunnen zijn van een meer algemeen arbeidsmarktprobleem, zoals onder meer aan de orde gesteld in het rapport-Van VuchtTijssen Talent voor de toekomst, toekomst voor talent. Desalniettemin wordt het van het grootste belang geacht artsen blijvend geïnteresseerd te houden voor het wetenschappelijk onderzoek wegens hun belangrijke positie als brugfiguur tussen laboratorium en kliniek. Om een meer gedegen inzicht te krijgen in deze problematiek is de Commissie Geneeskunde in samenwerking met het Gebied Medische Wetenschappen/NWO een analyse gestart. De uitkomsten van deze analyse zullen in het voorjaar van 2001 tijdens een discussiemiddag worden gepresenteerd en bediscussieerd. In de in het najaar van 2000 door het bestuur KNAW uitgebrachte notitie VerkenningenAgenda KNAW is een lijst met verkenningenonderwerpen gepresenteerd. Eén van de genoemde onderwerpen is Translationeel Humaan Genoomonderzoek: hoe kunnen de resultaten van het genoomonderzoek worden geïntegreerd in de (bio)medische disciplines. Het zal hierbij onder meer om onderzoek gaan dat zich richt op de vertaling van de resultaten van het fundamenteel genoomonderzoek in de gezondheidszorg en de kliniek. De Commissie Geneeskunde zal dit onderwerp in de komende tijd nader uitwerken. Adviezen en rapporten – Schriftelijk commentaar op toetsingsprocedure multicenteronderzoek van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (samen met Medische Wetenschappen/ NWO) – Intern advies inzake onderzoek met embryonale stamcellen
44
Advies
Raad voor Aarde en Klimaat Ontwikkelingen De nieuwe Raad voor Aarde en Klimaat (RAK) is met élan aan het eerste jaar van zijn bestaan begonnen. In januari 2000 was de deels thematisch, deels disciplinair samengestelde brede adviesraad op het terrein van aardwetenschappen en klimaatvraagstukken volledig samengesteld. In de nieuwe raad zijn de vroegere Akademie Raad voor Aardwetenschappen, de Klimaatcommissie en de INQUA-Commissie opgegaan. De leden van de Raad voor Aarde en Klimaat zijn afkomstig uit de universitaire wereld, KNMI, TNO en industrie. Als eerste inhoudelijke aandachtsvelden heeft de RAK gekozen voor de ‘geschiedenis van het leven’, ‘water’ en ‘aardwetenschappen in het Voortgezet Onderwijs’. De beide eerste wetenschappelijk georiënteerde thema’s hebben geleid tot inventariserende activiteiten die mogelijkerwijs kunnen leiden tot KNAWverkenningen inzake toekomstig biogeologisch en hydrologisch onderzoek. Belangrijkste activiteiten In november is de RAK-werkgroep ‘Aarde op School’ begonnen met zijn werkzaamheden. De werkgroep kreeg als (globale) taak een strategie te ontwikkelen om aardwetenschap in het natuurwetenschappelijke VWO-profiel te krijgen en een RAK symposium over dit thema inhoudelijk voor te bereiden. De werkgroep Aarde op School ziet daarnaast ook een taak voor zichzelf weggelegd in het doorvoeren van veranderingen op onderwijsgebied. Zij wil bijvoorbeeld meer aandacht vragen voor het vak Aardrijkskunde in de eerste drie jaren van het voortgezet onderwijs; om het aandeel aardwetenschappen groter te maken in de vierde klas en de bovenbouw tweede fase van het middelbaar onderwijs; en om interesse te wekken voor het vak bij biologie-, natuur- en scheikundeleraren. De biogeologie bestudeert de interactie tussen de levende- en de niet-levende natuur. Dit terrein heeft bovendien raakvlakken met de paleontologie. Beide disciplines behelzen de ‘geschiedenis van het leven’ en verdienen expliciet de aandacht van de RAK. Omdat dit relatief jonge vakgebied perspectieven lijkt te bieden voor toekomstig onderzoek is er een voorstel voor een KNAW verkenning ontwikkeld. Nagegaan dient welke aspecten bij de bestudering van het geo-bio-systeem kansen bieden en welke dreigen onder te gaan zodat duidelijk wordt in welke onderzoekthema’s extra geïnvesteerd moet gaan worden. Met de Biologische Raad is hierover overlegd en zal in 2001 een voorstudiegroep worden gestart. De RAK heeft, mede naar aanleiding van de Verkenning Aardwetenschappen (1996) in 2000 het plan opgevat de positie van het
hydrologisch onderzoek nader te beschouwen op kansen en bedreigingen in de toekomst. Het in 2000 opgerichte en autonoom functionerende Landelijk Hydrologisch Platform heeft een ‘Schets voor een samenhangend programma van fundamenteel-strategisch onderzoek’ opgesteld. Dit heeft er toe geleid dat de RAK niet zijn voorgenomen inventarisatie heeft gehouden en heeft besloten de voorstellen van het Platform af te wachten. In het verslagjaar was de beurt aan de RAK het vijfde Nederlands Aardwetenschappelijk Congres (NAC-V) voor te bereiden. Dit tweejaarlijkse congres onder auspiciën van ALW/ NWO, RAK/KNAW en KNGMG, vond plaats in Veldhoven in april 2000. Het NAC beoogt de interactie tussen aardwetenschappelijke disciplines te stimuleren; het is het tweejaarlijks nationale forum waar (veelal jonge) aardwetenschappelijke onderzoekers hun onderzoekresultaten uitwisselen en bediscussiëren. Als verbindende thema’s was in 2000 gekozen voor de thema’s: aardwetenschappen en maatschappij, nieuwe methoden en technieken, interacties aan het aardoppervlak, interactie geosfeer-biosfeer en vaste aarde. Ter gelegenheid van de viering van het 50-jarig bestaan van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) organiseerde de Raad voor Aarde en Klimaat samen met het KNMI, het RIZA en het nationaal IHP (International Hydrological Programme van Unesco -Comité in november 2000 een nationaal symposium ‘Weer en Water in de Samenleving’. De Prins van Oranje was onder de aanwezigen en kreeg het vierde deel van Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen (uitgegeven door de KNMI) aangeboden. Adviezen en rapporten – Biogeologie, intern advies, mei 2000
Raad voor Natuur- en Sterrenkunde Ontwikkelingen Tot nu toe ontbrak de natuur- en sterrenkunde in het palet van adviesraden van de KNAW. In juni 2000 is besloten een Raad voor Natuuren Sterrenkunde (RNS) in te stellen voor een periode van vijf jaren. Bij de instelling werden negentien leden benoemd; zes van hen vormen het bestuur van de raad. Belangrijkste activiteiten De eerste activiteiten van de raad bestonden uit het opstellen van een werkplan en het formuleren van een advies over een rapport over het ruimteonderzoek in de afgelopen vijf jaren, opgesteld door een commissie, die KNAW en NWO gezamenlijk hebben ingesteld.
Sociaal-Wetenschappelijke Raad Ontwikkelingen Van de sociale wetenschappen worden belangrijke bijdragen verwacht aan grote multidisciplinaire thema’s die maatschappelijk en wetenschappelijk in discussie zijn, zoals de informatie over het menselijk genoom, over informatietechnologie en economie, over milieuvraagstukken, over technologische ontwikkelingen en arbeid. Bovendien vragen de structuur van het hoger onderwijs, de zorg om het onderzoekersbestand voor de toekomst en de behoefte aan grote investeringen voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek om aandacht. Dit weerspiegelt zich in de inhoud van de SWR-conferenties en de tot stand gekomen of in voorbereiding zijnde adviezen.
Nieuw bij de afdeling Natuurkunde
Belangrijkste activiteiten Een ad hoc commissie, van SWR-leden, heeft in september 2000 in de notitie ‘De sociale, psychologische en juridische gevolgen van toenemende kennis over het genoom’ voorgesteld een SWR-advies op te stellen over het
‘Je hoopt er als wetenschapper natuurlijk altijd op’, zegt prof.dr.ir. Peter Teunissen bescheiden over het KNAW-lidmaatschap. De 43jarige hoogleraar mathematische geodesie en puntsbepaling aan de TU Delft spreekt van ‘een grote erkenning voor zijn werk tot nu toe’. Bovendien is het een opsteker voor zijn vakgebied: vóór Teunissens benoeming telde de Akademie geen enkele reguliere hoogleraar geodesie onder haar leden. Teunissens wetenschappelijke werk speelt zich voor een belangrijk deel af op een hoogte van twintigduizend kilometer boven het aardoppervlak. Hij is gespecialiseerd in plaatsbepaling met hulp van satellieten, vaak in één adem genoemd met het Amerikaanse Global Positioning System (GPS). ‘Het beter modelleren van de mathematisch-geodetische component van GPS; betere wiskundige algoritmes ontwikkelen’, beschrijft de geodeet zijn inbreng. Doel van Teunissens
oprichten van een Europees expertisecentrum voor de sociale, psychologische en juridische gevolgen van toenemende kennis over het genoom, met alles wat daarbij hoort, zoals het opzetten van: (a) de systematische monitoring van de mondiale wetenschappelijke bevindingen ten aanzien van het genoom; en (b) een onderzoeksprogramma naar de sociale, psychologische en juridische gevolgen van toenemende kennis over het genoom. Het SWR-bestuur heeft besloten eerst te zoeken naar het Nederlandse draagvlak voor het oprichten van een expertisecentrum door informeel te overleggen met een beperkt aantal bestuurders uit de wetenschappelijke wereld. In het kader van de Verkenningenagenda KNAW bereidt de SWR voorstudies voor met een betrekking tot de onderwerpen. Cognitieve en biologische psychologie en ‘Global Change’ en gedrags- en maatschappijwetenschappen. Het onderwerp Sociologie heeft de SWR als mogelijk verkenningsonderwerp in beraad.
rekenwerk is de nauwkeurigheid van ‘instantane’ positiebepaling te vergroten, heel handig voor navigatie en aardobservatie. ‘Die nauwkeurigheid is inmiddels heel hoog: centimeterniveau over afstanden van duizenden kilometers.’ Verrassend staat het GPS-onderzoek momenteel ook in de belangstelling van Erwin Kroll en zijn vakbroeders. De geodeten kampen namelijk met ‘vertroebeling’ van hun signalen tijdens de weg door de atmosfeer. Vervelend, maar heel interessant voor meteorologen. Want de vertraging die signalen oplopen, verraadt veel over de vochtigheid onderweg. Met een netwerk van grondstations kun je zo een goed beeld krijgen van de meteorologische opbouw van de atmosfeer; veel uitgebreider dan met de huidige weerballonnen. ‘Dat zou op termijn kunnen leiden tot verbeterde weermodellen’, denkt Teunissen. ‘Maar het is allemaal nog heel experimenteel. De bottleneck vormt nu nog de
Medio 2001 zal het huidige Nationaal Onderzoeksprogramma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering-fase 2 (NOP-2) worden beëindigd. In mei is – onder auspiciën van het Gebiedsbestuur Aard- en Levenswetenschappen (ALW) van NWO, de IGBP/WCRP Commissie en de HDP-Commissie van de KNAW, en het Ministerie van VROM – een workshop in Utrecht gehouden over het toekomstige onderzoek op het gebied van ‘global change’ en klimaatverandering. Deze workshop vormt het startpunt voor de voorbereiding van programmering van onderzoek na medio 2001 op het aangeduide gebied. Adviezen en rapporten – Intern advies d.d. 17 juli 2000 met drie voorstellen in het kader van de Investeringsportefeuille wetenschappelijk onderzoek van de KNAW: De ‘Sociale quaestie’ in transnationaal en transcultureel perspectief’, ‘De Netwerkeconomie’, en ‘Belichaamde Cognitie; Een Investeringsportefeuille voor de Psychonomie’.
lange rekentijd. Maar dit onderzoek is natuurlijk heel verrassend; we hadden er aanvankelijk helemaal niet aan gedacht.’ Zijn benoeming tot hoogleraar honoris causa in het Chinese Wuhan ziet hij zelf als het hoogtepunt van zijn wetenschappelijke carrière in 2000. Niet dat Teunissen regelmatig in China komt doceren. ‘Het is vooral een P.J.G. Teunissen eervolle benoeming. En door de (1957) samenwerking komen jonge mensen uit China nu in Delft promoveren.’ Wat zijn KNAW-werk betreft, wil Teunissen zich sterk maken voor meer transparantie rond de adviezen die de KNAW aan de overheid geeft. ‘Wat er precies met die adviezen gebeurt, moet beter worden teruggekoppeld. ‘Ik merk bij de onderzoekers dat ze steeds terughoudender worden als hen gevraagd wordt veel energie te steken in verschillende adviescommissies. Laten zien dat er ook echt iets met die adviezen wordt gedaan is daarom belangrijk.’
45
Raden en commissies met een specifieke taak
joodse Nederlanders’, die door 200 deelnemers werd bezocht. De studiedag werd in het Trippenhuis gehouden. In voorbereiding is het symposium ‘Het Nederlandse jodendom in een culturele stroomversnelling 1880-1940’, dat in november 2001 in het Trippenhuis zal plaatsvinden, met medewerking van veertien sprekers uit binnen- en buitenland.
Advies Commissie Wetenschap en Ethiek Een werkgroep van de Commissie heeft een in maart gehouden KNAW-themabijeenkomst over contractonderzoek voorbereid. Dit onderwerp is vanuit een aantal gezichtspunten, waaronder juridische, economische inhoudelijke en ethische wetenschapsbeoefening, door een tiental sprekers behandeld. De bijdragen kwamen zowel uit de geneeskunde, de sociale wetenschappen als de technische en milieuwetenschappen. De bijeenkomst is bezocht door een groot aantal wetenschappelijk onderzoekers uit universitaire en industriële kringen, alsmede door bestuurders en beleidadviseurs. Op aanbeveling van de Commissie heeft het bestuur KNAW besloten een ‘position paper’ over opdrachtonderzoek op te stellen, dat rond de zomer 2001 zal verschijnen.
Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie De in 1996 ingestelde Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie (CDTB) adviseert over ontwikkelingen, resultaten, toepassingen, de aanvaardbaarheid en de ethische en maatschappelijke implicaties van onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van dieren, genetisch gemodificeerde planten en micro-organismen Daarnaast heeft de CDTB tot taak het verstrekken van informatie aan de politiek en het brede publiek over aspecten van het hiervoor genoemde onderzoek.
De commissie was bij diverse bijeenkomsten vertegenwoordigd waar onderwerpen aan de orde kwamen op het terrein van de CDTB. Voorbeelden zijn bijeenkomsten inzake kloneren, georganiseerd door het Rathenau Instituut en over embryonale stamcellen, georganiseerd door de Centrale Commissie De Commissie was voorts betrokken bij Mensgebonden Onderzoek (CCMO). plannen over het instellen van een landelijk Op nationaal politiek niveau bestaan er goede orgaan op het gebied van wetenschappelijke contacten met de ministeries van LNV en VWS, integriteit en vormen van wetenschappelijk en met de Tweede Kamer. Zo is op verzoek wangedrag als plagiaat en fraude. De Commisvan het ministerie van LNV een werkbezoek sie heeft aan het begin van het verslagjaar een aan de Transgene Dierenfaculteit van het Leids advies gegeven aan het bestuur over het instellen van een meldpunt voor wetenschappe- Universitair Medisch Centrum georganiseerd lijk wangedrag. De commissie heeft tevens een voor minister Brinkhorst. voorstel gedaan voor het herzien van de uit Op verzoek van de heer P.K. ter Veer, voorzit1995 stammende Notitie inzake Wetenschappe- ter van de Vaste Tweede Kamercommissie van lijk Wangedrag. Na consultatie van universitei- LNV heeft voor de leden van die commissie in ten en onderzoekinstituten werkt de Commisseptember een door de CDTB georganiseerd sie een aantal aspecten van de notitie nader uit. werkbezoek plaatsgevonden aan het Naar verwachting zal het bestuur van de KNAW, Biomedical Primate Research Center te in overeenstemming met NWO en VSNU, in de Rijswijk (BPRC). Tijdens dat bezoek is met loop van 2001 besluiten over het al dan niet name aandacht gevraagd voor de financiële instellen van een KNAW-commissie die als een positie van het centrum en de niet van deze tijd ‘beroepsinstantie’ (met adviserende bevoegdzijnde huisvesting van de apen. heden) moet gaan oordelen over bij haar Het Besluit Biotechnologie bij Dieren en de aangemelde gevallen van vermeend wetenevaluatie daarvan vormden een rode draad in schappelijk wangedrag in universiteiten en de activiteiten van de CDTB in 2000. In februari onderzoeksinstellingen. 2000 bereidde de CDTB het KNAW-commentaar
Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland In november 2000 organiseerden de Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland en het Menasseh ben Israël Instituut een studiedag ‘Biografieën over
46
Advies
voor op het door Informatie- en Kenniscentrum Landbouw opgestelde evaluatierapport over de uitvoering van het besluit Biotechnologie bij Dieren (BBD) in de periode april 1997 - oktober 1999. Voor de KNAW bestond er geen aanleiding te persisteren op het over een breed front loslaten van het in de wetgeving inzake biotechnologische handelingen bij dieren
gehanteerde ‘nee, tenzij’- principe. Wel pleitte zij ervoor bepaalde typen van onderzoek ontheffing te verlenen van de vergunningplicht, zoals in het geval van biomedisch fundamenteel onderzoek met genetisch gemodificeerde muizen, biotechnologische handelingen met ongewervelde dieren en de import van transgene dieren die passen in reeds bestaande toetsbare eenheden. Uit de politieke conclusies die het kabinet in april 2000 verbond aan het evaluatierapport BBD bleek dat het kabinet tegemoet kwam aan de door de KNAW bepleite ontheffing van de vergunningplicht voor ongewervelde dieren en voor de import van transgene dieren. Voor onderzoek met genetisch gemodificeerde muizen achtte het kabinet het nog te vroeg om een uitzondering te maken op de vergunningplicht. Het verloop van de bespreking door de Tweede Kamer van de kabinetsvoornemens noodzaakte de KNAW er toe om, op voorspraak van de CDTB, bij de fracties in de Kamer nogmaals het standpunt van de KNAW naar voren te brengen over de bepleite ontheffingen. De betrokkenheid van de KNAW bij de politieke besluitvorming heeft in zoverre succes gehad dat voor de ongewervelde dieren en de import van transgene dieren de vergunningplicht is komen te vervallen. Wel heeft de Tweede Kamer in een motie vastgelegd dat er een vrijwillige toetsing moet komen van de geïmporteerde transgene dieren voorzover die dieren niet tot een reeds bestaande zgn. toetsbare eenheid behoren. Aan de uitwerking van die motie neemt de KNAW/CDTB op verzoek van het ministerie deel, maar dat heeft op het moment van het schrijven van dit verslag nog niet tot resultaten geleid
Dierexperimentencommissie De Dierenexperimentencommissie houdt toezicht op experimenten op dieren in de Akademie-instituten en adviseert het bestuur van de KNAW en instituutsdirecteuren terzake. In het verslagjaar zijn 77 protocollen van Akademie-instituten door de commissie behandeld. Het aantal positief geadviseerd protocollen in 2000 van KNAW-instituten is 63, waarvan 26 na bijstelling. Van de overige instituten (Alterra, NIOZ) zijn er veertien positief beoordeeld, waarvan negen na bijstelling. Het aantal ingetrokken protocollen in 2000 is twee.
Trippenhuiscommissie De Trippenhuiscommissie adviseert het bestuur van de KNAW over de inrichting en de conservering van de stijlvertrekken van het Trippenhuis en over het beheer van het cultuurbezit – zoals kunstvoorwerpen en collecties – van de Akademie.
M. van Roosmalen, architect van de Rijksgebouwendienst (Bureau Rijksbouwmeester), is in het verslag jaar gestart met het voorbereiden van een plan-van-aanpak voor de voltooiing van de restauratie van de plafondschilderingen alsmede voor een nieuwe afwerking van de wanden in de gangen van het Trippenhuis en het aanbrengen van nieuwe verlichting in deze verkeersruimten. De Trippenhuiscommissie heeft voorstellen gedaan voor het verbeteren van de verlichting in de stijlkamers die als vergadervertrekken worden gebruikt.
Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding De Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding heeft in 2000 het Bestuur van de Nederlandse Kankerbestrijding/KWF geadviseerd over 194 nieuwe project-subsidie-
aanvragen voor onderzoek op het gebied van kanker. Dit betreft projecten voor fundamenteel kankeronderzoek, preventie-onderzoek, onderzoek naar de verbetering van diagnostiek en therapie van kanker. Voor de vaststelling van de kwaliteit van de aanvragen deed de Raad een beroep op onafhankelijke, voornamelijk buitenlandse deskundigen. Bij gelijke kwaliteit van de projectaanvragen hanteerde de Raad een prioritering voor klinisch kankeronderzoek, onderzoek naar de relatie tussen exogene factoren en het ontstaan van kanker en onderzoek dat zich richt op primaire preventie van kanker, zoals ook aangegeven in zijn beleidsnota 1996 - 2000. Op advies van de Raad werd door KWF aan 89 nieuwe projecten subsidie verstrekt. De Raad beoordeelde tevens de voortgang van lopende KWF-projecten, eindverslagen van KWF-projecten, alsmede subsidieaanvragen
voor persoonsgebonden financiering voor gepromoveerde medisch specialisten ten behoeve van het opzetten van een eigen klinische onderzoekslijn en voor programmafinanciering voor oncologisch top onderzoek in de kliniek. Daarnaast adviseerde de Raad over een groot aantal subsidieaanvragen voor een verdere verdieping in kankeronderzoek en de behandeling van kanker in binnen- en buitenland, in het kader van het onderwijs en opleidingsprogramma van het KWF. Het Bestuur van het KWF heeft in 2000 op advies van de Raad besloten om gelden in te zetten voor de stimulering van de introductie van de microarray technologie binnen het kankeronderzoek in Nederland. Daartoe is in augustus 2000 een centrale microarray faciliteit geopend bij het Nederlands Kanker Instituut.
47
Onderzoekorganisatie
Algemeen
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen draagt de verantwoordelijkheid voor een aantal belangrijke instituten die fundamenteel onderzoek verrichten op de gebieden Levenswetenschappen, Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie. Daarnaast hebben sommige instituten een dienstverlenende functie voor de wetenschap door het vormen en beheren van biologische en documentaire collecties, informatieverzorging en het verschaffen van andere faciliteiten voor onderzoek. In het verslagjaar zijn twee wijzigingen voorbereid in de samenstelling van het institutenbestand die in 2001 hun beslag zullen krijgen. Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden, voorheen als gelieerd instituut verbonden aan de KNAW, is per 1 januari 2001 als volwaardig KNAW-instituut gaan functioneren. Voor het MEG-centrum KNAW was het verslagjaar het laatste jaar als onderdeel van de KNAW-organisatie. Dit centrum zal met ingang van 1 februari 2001 worden opgenomen in de organisatie van het Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam. Voorts is er in het verslagjaar een belangrijke verandering aangebracht in de bestuursstructuur ten aanzien van de onderzoekorganisatie. Met het oog op verdere verbetering van slagvaardigheid en kwaliteit van bestuur is er een bestuurscommissie onderzoekorganisatie (BCO) ingesteld, welke toeziet op het beleid ten aanzien van de instituten. De BCO functioneert sinds september 2000 (zie hoofdstuk Bestuur en Organisatie). Strategische ontwikkelingen
Er werd een begin gemaakt met de uitvoering van de in de Strategienota 2000 aangekondigde inhoudelijke en bestuurlijke lijnen naar de toekomst. Teneinde de kwaliteit van de onderzoekorganisatie verder te versterken zijn initiatieven genomen voor een sterkere concentratie op enkele zwaartepunten van het onderzoek binnen de levenswetenschappen: ontwikkelingsbiologie, ecologie en neurobiologie. Ten aanzien van al deze gebieden geldt dat steeds meer nadruk komt te liggen op moleculair-biologisch en -ecologisch onderzoek en in het bijzonder op ‘genomics’ onderzoek. Naast een versterking van dit onderzoek uit eigen middelen onderzoekt de KNAW ook de mogelijkheden om in samenwerking met andere instellingen tot projecten en programma’s te komen. Met de in de Strategienota aangekondigde verschuiving van 1 miljoen gulden van de budgetten van de instituten Levenswetenschappen naar het Vernieuwingsfonds werd een begin gemaakt. Een eerste tranche van ƒ 500 000 is doorgevoerd in de begroting voor 2001, een tweede (eveneens van ƒ 500 000) zal volgen in 2002. Op het terrein van de geesteswetenschappen en wetenschappelijke informatie zijn verschillende initiatieven genomen om de onderzoekscomponent te versterken. Aan enkele instituten werden extra financiële middelen toegekend om structurele personele versterking te zoeken. Aan andere werd via dotaties uit het Vernieuwingsfonds de mogelijkheid geboden om nieuwe onderzoekslijnen te ontwikkelen. Het digitaliseringsfonds werd rijker gevuld teneinde de instituten de mogelijkheid te bieden hun dienstverlening te verbeteren. Jaarlijks is er vanaf 2000 ƒ 600 000 beschikbaar voor goede aanvragen.
49
Apparatuurinvesteringen
Met NWO werd overeengekomen met ingang van 2001 ƒ 2 miljoen van het NWO-budget voor middelgrote investeringen structureel aan de KNAW-begroting toe te zeggen. Voor het verslagjaar betekende dit dus een verhoogde druk op de middelen voor apparatuur. Desalniettemin werden toch een aantal belangrijke investeringen gedaan. Aan de kant van de Levenswetenschappen werd onder meer ten behoeve van de samenwerking van IOI en NIH circa ƒ 0,5 miljoen toegezegd voor de aanschaf van een laser capture microscoop. Aan de kant van de Geesteswetenschappen was een belangrijk deel van de investeringen gericht op digitaliseringactiviteiten. Zo werd de digitalisering van het fotoarchief van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie gefinancierd. Kwaliteitszorg
In het verslagjaar werd verder gewerkt aan de verbetering van de kwaliteitszorg met betrekking tot de instituten. Conform de landelijke afspraken over het rapport van de door KNAW, NWO en VSNU ingestelde werkgroep-Van Bemmel (Kwaliteit verplicht) zijn stappen gezet om een drietrapsraket voor de kwaliteitszorg te implementeren: jaarlijkse monitoring door middel van kengetallen per instituut, een driejaarlijkse zelfevaluatie door elk instituut en eens in de vijf à zes jaar een externe ‘peer review’. Samen met VSNU en NWO wordt verder gewerkt aan de vormgeving en landelijke afstemming van dit nieuwe stelsel. Op dit moment wordt elk instituut van de KNAW eenmaal per vijf jaar geëvalueerd door een commissie bestaande uit – voor het grootste deel buitenlandse – deskundigen. De kwaliteit van de instituten is overwegend goed met uitschieters naar zeer goed. In de Strategienota 2000 is gesteld dat die kwaliteit een trede hoger behoort te liggen: zeer goed tot excellent. Daartoe wordt gestreefd naar uitbreiding van het aantal ‘top-onderzoekers’. Daarnaast wordt van directeuren verwacht dat zij zelf als top-onderzoeker actief zijn en blijven. Er moet ook een strengere selectie van nieuwe onderzoekers plaats vinden, maar dit streven werd in het verslagjaar bemoeilijkt door de arbeidsmarktsituatie.
(1953)
50
Onderzoekorganisatie
vinden.’ In de VS had ze een aanstelling in de filosofie en de taalwetenschap. De brede blik op taalwetenschap als tak van de cognitiewetenschappen blijft haar werk kenmerken. In 2000 stelde zij een deel van het programma op van de zomerschool cognitiewetenschappen van de Groningse onderzoekschool BCN (behavorial and cognitive neurosciences). Het werd een inspirerende ontmoetingsplek van linguïsten, filosofen, theoretische informatici en cognitieve psychologen, zegt ze. ‘Mij boeien op dit moment vooral de overeenkomsten tussen de grondslagen van de informatica en taalkunde. Programmeertalen hebben een grote gelijkenis met natuurlijke talen, die ook codes zijn voor het uitwisselen van informatie. De computer is ook best in staat de taal van de mens te leren, spraakherkenning door computers maakt inmiddels flinke vorderingen. Maar het wordt lastig op het moment dat betekenis om de hoek komt kijken. Een interessant probleem is bijvoorbeeld de rol van intonatie in
het overdragen van de boodschap. De theorievorming over kunstmatige systemen die daar rekening mee houden, komt nu in het verschiet.’ Alice ter Meulen heeft twee wensen voor het Nederlandse universitaire beleid, die mede gevormd zijn door haar Amerikaanse ervaringen. Allereerst verbaast ze zich over de ‘dubbele petten’ die in de Nederlandse onderzoeksbeoordeling voorkomen. ‘Een te kleine groep heeft de touwtjes in handen. In de VS bestaan er hele strenge regels om belangenverstrengeling tegen te gaan. De relatie tot de beoordeelden moet je ook bij de beoordeling vermelden.’ En daarnaast valt het haar op dat Nederland ‘schrikbarend’ achter loopt wat betreft het aandeel van vrouwen in de wetenschap. ‘Vrouwen worden hier niet voldoende aangemoedigd na hun promotie door te gaan in de wetenschap.’ In deeltijd-wetenschap gelooft ze niet - ‘dat heb ik zelf ook nooit gedaan’, maar wel in veel ‘klopjes op de schouder en duwtjes in de rug’.
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
A.G.B. Termeulen
‘Laten we hopen dat jij er langer plezier van hebt dan je grootvader.’ Zo luidde de reactie van familieleden van taalwetenschapper prof.dr. Alice ter Meulen (48), toen het nieuws over haar lidmaatschap doordrong. Grootvader Ter Meulen, een organisch chemicus en rector van de Technische Universiteit Delft, ontving de benoeming kort voor zijn emeritaat en overleed een paar jaar later. Er is trouwens meer dat Alice ter Meulen aan de KNAW bindt: haar broer stichtte bij testament het Ter Meulen fonds voor de wetenschappelijke vorming van kinderartsen, dat de medische sectie van de Akademie beheert. Maar dat geeft haar nog geen streepje voor bij de keuze van nieuwe leden. Een andere belemmerende factor was haar nog tamelijk recente terugkeer naar Nederland. Tot zomer 1998 was ze hoogleraar (full professor) aan Indiana University in Bloomington. Vanuit die positie werd haar de leerstoel Engelse Taalkunde aan de RUG aangeboden. ‘Terugkeren stond altijd op mijn wensenlijst, maar het was niet eenvoudig een vaste plek te
Levenswetenschappen
In verband met het instellen van de Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie in september 2000 is het bestuur Instituten Levenswetenschappen opgeheven en vervangen door de Adviescommissie Instituten Levenswetenschappen. Deze commissie heeft tot taak de BCO te adviseren over de hoofdlijnen van beleid op gebied van de instituten, waaronder de uitwerking van de plannen van de Strategienota en de beoordeling van aanvragen uit het Vernieuwingsfonds. Met elk der instituten voerde het koepelbestuur in het voorjaar en de BCO, bijgestaan door de Adviescommissie Levenswetenschappen, in het najaar, overleg. Dit overleg was vooral gericht op de implementatie van de Strategienota. Belangrijke aandachtspunten voor het bestuur waren, naast de gebruikelijke begrotings-, plannings- en verslagleggingsprocessen, de investeringsproblematiek in het licht van de verminderde mogelijkheden als gevolg van het uitblijven van NWO-middelgroot in 2000, de voorgenomen intensievere samenwerking van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (NIH) en Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (IOI), het plan om voor het ICIN en het Hubrecht Laboratorium een gezamenlijke faciliteit op te richten ten behoeve van onderzoek op gebied van ontwikkelingsbiologie van het hart, ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie van het genoom-onderzoek in KNAW-verband, de samenwerking tussen NIOO-CEMO en NIOZ, en de samenwerking van NIOO-CTO en NIOO-CL met de Universiteit Wageningen. Huisvesting
De belangrijkste mijlpaal vormde in 2000 de oplevering van de nieuwe respectievelijk gerenoveerde gebouwen op de Utrechtse Uithof waarin het Hubrecht Laboratorium en CBS gezamenlijk opereren. In de loop van het verslagjaar zijn beide instituten, eerst het NIOB en tegen het einde van het jaar het CBS, in het gebouw getrokken. In mei 2001 is het gebouw officieel door Prins Willem-Alexander geopend. De oplevering van het nieuwe gebouw van het IOI, gelegen op het terrein van het AMC te Amsterdam, is helaas nog steeds niet voltooid. In het verslagjaar werd meerdere malen met het AMC hierover overlegd, maar een bevredigend resultaat heeft het nog niet opgeleverd. Er werd verder gewerkt aan de samenvoeging van de facilitaire diensten van IOI en NIH. Verdergaande samenwerking tussen beide instituten, op inhoudelijk gebied, vormde een van de belangrijkste agendapunten van het afgelopen jaar in de BCO. MEG-centrum KNAW
Voor het MEG-centrum KNAW was het verslagjaar het laatste jaar in KNAW-verband. In de beheercommissie voor het MEG-centrum is uitvoerig gesproken over de weg die het centrum zou kunnen gaan na afloop van de driejarige experimentele periode waarvoor de KNAW de verantwoordelijkheid op zich had genomen. Uiteindelijk is besloten dat de toekomst van het centrum het best gewaarborgd was binnen de structuur van het Universitair Medisch Centrum van de VU. Per 1 februari 2001 zijn het personeel en de apparatuur formeel overgedragen aan de VU. Wel blijft de KNAW nog vier jaar lang ƒ 250 000 bijdragen ten behoeve van gebruik van de MEG voor fundamenteel onderzoek door KNAWonderzoekers. Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie
Het bestuur Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie (GWI) werd eveneens, tegelijk met de instelling van de BCO, met ingang van september 2000 opgeheven. De Adviescommissie Instituten GWI werd ingesteld en adviseert de BCO op de hoofdlijnen van beleid ten aanzien van de instituten. Met de grotere instituten werd in het
51
verslagjaar een voorjaars- en najaarsoverleg gevoerd. Met de kleinere werd eenmaal overlegd. Belangrijke aandachtspunten voor het bestuur waren, naast de gebruikelijke begrotings-, plannings- en verslagleggingsprocessen, de besprekingen in het kader van de Strategienota 2000, de afwikkeling van de evaluaties van het Meertens Instituut en het KITLV, de organisatie van de peer review van het NIAS, de overgang van het KITLV naar de KNAW, de instelling van een Digitaliseringsfonds voor de GWI-instituten, en de ontwikkelingen rond het NIWI, enerzijds betreffende de reorganisatie van het instituut anderzijds in verband met de oprichting van een nieuwe onderzoeksafdeling. Ook werd veel aandacht besteed aan een mogelijke overgang van het KNHG naar het ING (NWO). Een besluit hierover kon nog niet worden genomen in het verslagjaar. Strategie Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie
De instituten onder de noemer Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie zijn nogal verschillend in omvang en missie. De meeste instituten combineren een nationale en internationale archief- en bibliotheekfunctie met eigen wetenschappelijk onderzoek. Maar het accent heeft in het verleden gelegen op de eerste functie. Het onderzoek heeft bij de GWI-instituten een tweeledige doelstelling. Het is niet alleen uit het oogpunt van autonome kennisvermeerdering belangrijk, maar vormt ook een voorwaarde om de aanwezige collectie zo goed mogelijk te beheren en dienstbaar te maken aan het onderzoek van anderen. Keuzes van thema’s en programma’s voor het eigen onderzoek kunnen een bepalende rol spelen bij beslissingen over acquisitie of afstoting van collecties. De BCO heeft in het verslagjaar vorm gegeven aan de versterking van de onderzoekscomponent via structurele bijdragen en via investeringen en extra fondsen. Zo werden bij het NIAS twee permanente onderzoeksfellows aangesteld teneinde het onderzoek van het instituut zelf een impuls te geven. Aan het NIWI werden middelen ter beschikking gesteld om een eigen onderzoeksafdeling op te starten. Ook bij de meeste andere instituten werd de structurele bijdrage ten behoeve van de onderzoeksfunctie verhoogd. Vanwege het toenemend belang van ICT en digitalisering werd het digitaliserings-fonds structureel versterkt, van ƒ 200 000 per jaar naar ƒ 600 000 per jaar. Dit gebeurde met name met het oog op de mogelijkheden om via digitale technologieën de waarde van collecties te verrijken, en om de collecties ter beschikking te stellen van een groter publiek. Van de instituten wordt verlangd dat zij in hun meerjarenplannen de verbanden tussen onderzoek en collectie onderling en van deze beide met de latente of manifeste gebruikersvraag beargumenteren. Uitgeverij
Binnen de KNAW-organisatie worden diverse uitgeeffuncties vervuld door CHI, FA, IISG, Meertens, NIWI en Edita-KNAW. Veel uitgaven van de KNAW zijn specialistisch en bereiken slechts een klein koperspubliek. Hierdoor zijn de kosten van productie, promotie en distributie relatief hoog. Teneinde hier een grotere doelmatigheid te bereiken, alsmede meer effect van de verkoopinspanningen, is door een werkgroep onder leiding van prof. J. de Vuijst nagegaan of het mogelijk is door een betere taakverdeling en bundeling van krachten efficiency winst te boeken. Een rapport hierover werd afgeleverd en bediscussieerd met de instituutsdirecteuren. Voorlopige conclusie was dat er wel mogelijkheden zijn voor meer samenwerking, maar dan vooral in de productiefase van het uitgeverijproces, en minder in de daaraan voorafgaande redactie en selectiefase en de daarop volgende promotie- en verkoopfase. Er wordt over dit onderwerp verder overlegd.
52
Onderzoekorganisatie
Kwaliteitszorg
Nieuw bij de afdeling Natuurkunde in 1999
In het verslagjaar werden de procedures van de evaluaties van het KITLV (uitgevoerd in 1999), en van het Meertens instituut bestuurlijk afgerond. Beide instituten werden over het algemeen positief beoordeeld. De KNAW heeft voor beide instituten op grond van de evaluaties besloten de structurele bijdrage enigszins te verhogen. In het verslagjaar werd een peer review uitgevoerd bij het NIAS. De bevindingen waren over het algemeen positief. De resultaten zullen in 2001 nader worden besproken met betrokkenen.
Een weerzien met oude vrienden. Dat is het Akademie-lidmaatschap voor dr. Bert Peletier, hoogleraar niet-lineaire wiskunde in Leiden. In het Trippenhuis treft hij Delftenaren als Verruijt en Kramers. Van 1974 tot 1977 was Peletier hoogleraar in Delft, de stad waar hij ook studeerde. ‘Aan dat sociale aspect had ik eigenlijk vantevoren niet gedacht. Maar bij mijn entree in de Akademie werd ik meteen herkend en in de familie opgenomen.’ Maar ook de kennismaking met andere leden is aangenaam. ‘In mijn vakgebied ben ik altijd on the look out voor leuke toepassingen. Vooral het contact met biologen, fysici, chemici en mechanici binnen de Akademie is zeer vruchtbaar. Ik heb al verschillende artikelen met ze uit kunnen wisselen.’ Peletier ziet zijn lidmaatschap als de definitieve erkenning voor een vakgebied, dat hij zelf in Nederland introduceerde. ‘Ik heb in Sussex en Minnesota gewerkt en
daar de niet-lineaire wiskunde opgepikt, een vak dat tussen de zuivere en toegepaste richting inhangt. In Nederland was er aanvankelijk niet zo veel belangstelling voor.’ Uiteindelijk, zegt hij met enige schroom, heeft hij school gemaakt. ‘Ik had het geluk dat ik al snel hele goede studenten kreeg. Er zijn nu vijf hoogleraren in dit vak, voor een deel mensen die ik heb opgeleid.’ Zijn wetenschappelijk hoogtepunt van 1999 betreft een doorbraak: ‘We werken aan een theorie van een nieuwe klasse vergelijkingen die voor de fysica en mechanica van belang zijn. Stel je bijvoorbeeld een gelaagde grond in een rotsformatie voor, die geplooid is in een nauwe strook en voor de rest vlak is. Of een stapeltje papier dat je stevig inklemt en dan van de zijkant kops indrukt: de ribbels die ontstaan blijken dan erg lokaal te zijn. De vergelijkingen voor dit
soort verschijnselen zijn nietlineair en waren bekend, maar het inzicht in hun karakter en eigenschappen ontbrak nog. Afgelopen zomer brak dat inzicht door dankzij een cruciale ontdekking. Het gaf je een echt eureka-gevoel.’ Er zijn nog mooie dingen mogelijk aan de Nederlandse universiteiten, maar het maatschappelijkpolitieke klimaat is niet gunstig, L.A. Peletier (1937) meent Peletier. ‘Er is een mismatch tussen wat de Nederlandse wetgever wil en wat men in de wereld van de universiteiten verlangt. In Minnesota beschouwde de universiteit zich als onderzoeksinstelling, terwijl dat nota bene een state university was. Ook de staat daar vond het onderzoeksprofiel heel erg belangrijk. Hier word je op het onderwijs afgerekend. Er bestaat een gevaar dat we bèta-afdelingen moeten gaan sluiten. En het wordt dan heel moeilijk ze op te bouwen, als het tij weer gunstiger is.’
53
worden samengewerkt met de Universiteit Leuven. Twee andere nieuwe projecten beogen de ontwikkeling van bepaalde ideeën en stromingen in kaart te brengen. Aan de hand van overgeleverde geleerdencorrespondenties in de archieven van de Remonstrantse Broederschap, met name in Amsterdam, Leiden en Rotterdam zal studie worden verricht naar het intellectuele bedrijf in de zeventiende eeuw. Het tweede Constantijn Huygens Instituut voor onderzoek richt zich op de geschiedenis van tekstedities en intellectuele gehet newtonianisme in Nederland in de achttiende eeuw. schiedenis Naast de uitbouw en versterking van de intellectuele geschiedenis is de belangrijkste Werkgebied ontwikkeling voor het CHI de informatietechnoHet Constantijn Huygens Instituut (CHI) verricht fundamenteel onderzoek op het terrein logie. De ontwikkelingen op dit terrein hebben vooral gevolgen voor de teksteditie. Daarbij van de editiewetenschap en de intellectuele geschiedenis. De onderzoeksprojecten op beide gaat het al lang niet meer alleen om het gebruik van de pc bij het maken van een editie, terreinen hebben bronnenontsluiting als maar veel meer om onderzoek, ontsluiting en gemeenschappelijke noemer. Dit gebeurt door publicatie met behulp van de nieuwe media. het verzorgen en (doen) uitgeven van wetenDe ontwikkelingen in het buitenland, vooral schappelijke edities van teksten uit de Nederlandstalige literatuur van de Middeleeu- die in Amerika, wijzen duidelijk in de richting van het internet. Het is zeker dat de nieuwe wen tot de moderne tijd, van teksten uit het media een steeds grotere rol zullen gaan spelen corpus Aristoteles Semitico-Latinus en van binnen de editiewetenschap, zonder dat het teksten uit de Neolatijnse literatuur, het traditionele medium boek gaat verdwijnen. verzorgen en doen uitgeven van lexica en repertoria en monografieën en het leveren van Belangrijkste resultaten bijdragen aan de theorievorming op beide In juni 2000 verscheen in de serie Monumenta terreinen. Literaria Neerlandica de omvangrijke historisch-kritische editie van Gerrit Achterbergs Ontwikkelingen poëzie. In samenwerking met het AchterbergVoor de komende jaren zijn binnen het ondergenootschap organiseerde het CHI in novemzoeksprogramma van het CHI een versterking ber een symposium waarbij de vraag centraal en uitbreiding voorzien van de ‘intellectuele stond welke nieuwe onderzoeksmogelijkheden geschiedenis’. Zowel op nationaal als op de wetenschappelijke editie te bieden heeft. internationaal niveau valt een steeds grotere belangstelling te constateren voor de studie van In samenwerking met Duitse en Oostenrijke de geschiedenis van het intellectuele leven, de editeurs werd een bundel wetenschappelijke rol die daarin door personen en instellingen als artikelen samengesteld waarin een nieuwe generatie editeurs uit vijf verschillende landen universiteiten, verenigingen en genootschappen is gespeeld en de vroeger gebruikte les- en haar visie geeft op de toekomst van de editiewetenschap. Naar aanleiding van de onderzoeksmethoden en technieken, de publicatie werd door het CHI en de Vrije communicatie tussen intellectuelen, de Universiteit een internationale conferentie vorming van wetenschappelijke bibliotheken georganiseerd onder de titel ‘Perspectives of en hun invloed, enzovoort. In dit kader is de samenwerking tussen het CHI en het Institut de Scholarly Editing’.
Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke informatie
Recherche et d’Histoire des Textes te Parijs uitgebreid. Het CHI participeert in het internationale onderzoeksproject ‘Europa Humanistica’. Het doel hiervan is een reeks naslagwerken tot stand te brengen die per land en periode een overzicht geven van edities van klassieke geschriften die door humanisten tot stand zijn gebracht. Als Nederlandse bijdrage zijn twee bronnenpublicaties voorzien: een deel over de humanisten-editeurs tot circa 1575 en een deel over de bloeitijd van de klassieke filologie aan de Leidse universiteit in de zeventiende eeuw. Voor het eerste deel zal
54
2000. 3 dln. 4 bd. Deel 1: Teksten; deel 2: Commentaar; deel 3a-b: Apparaat. – Briefwisseling van Hugo Grotius. Dl. XVI: oktober 1644-augustus 1645. Verzorgd door Cornelia M. Ridderikhof en Henk J.M. Nellen. Den Haag 2000. – Text und Edition. Positionen und Perspektiven. Redactie: R. Nutt-Kofoth, B. Plachta, H.T.M. van Vliet en ,H. Zwerschina. Berlin 2000. Personeelsinzet
CHI
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Middeleeuwen
4,8
–
3,8
–
Renaissance
5,4
–
6,2
–
Nieuwe Tijd
4,0
–
4,6
–
Directie
1,0
1,0
1,0
1,0
Algemene dienst
–
2,0
–
2,0
Secretariaat
–
1,8
–
15,2
4,8
15,6
Totaal
5,0
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 2,76 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
Externe subsidies Totaal
99,5 % 0,5 % 100 %
Constantijn Huygens Instituut (CHI-KNAW) Prins Willem Alexanderhof 5, Den Haag http://www.chi.knaw.nl/chi/
Fryske Akademy De opdracht van de Fryske Akademy is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de Friese taal en cultuur en het op grond daarvan verzorgen van wetenschappelijk onderwijs. Het wetenschappelijk onderzoek richt zich op de Friese taal- en letterkunde, op de geschiedenis van Friesland en op de sociaal-culturele ontwikkelingen in de huidige Friese samenleving.
Productie – 3 artikelen in tijdschriften met een referee systeem – 27 artikelen in overige vaktijdschriften – 5 bijdragen aan proceedings en wetenschappelijke congressen – 13 boeken – 45 voordrachten en gastcolleges – 2 wetenschappelijke prijzen Belangrijkste publicaties – Gerrit Achterberg, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door P.G. de Bruijn. Den Haag
Onderzoekorganisatie
Ontwikkelingen In het jaar 2000 kon het project ‘Corpus Gesproken Fries’ na een periode van lange voorbereiding van start gaan. Het project is bescheidener van opzet en omvang dan zijn nationale tegenhanger ‘Corpus Gesproken Nederlands’, maar beoogt toch nagenoeg hetzelfde: het tot stand brengen van een database waarin in gedigitaliseerde vorm gesproken taalmateriaal is opgeslagen waarmee geavanceerd wetenschappelijk onderzoek
mogelijk is en praktische taaltechnologische toepassingen tot stand kunnen worden gebracht. Omdat het aantal dialectsprekers in Friesland steeds verder afneemt, is het voor toekomstig onderzoek noodzakelijk dialectmateriaal te verzamelen en op te slaan. De Fryske Akademy is er in geslaagd een bescheiden maar structurele voorziening te realiseren op het terrein van de Friese dialectologie. Voor de komende jaren zal het werk aan een nieuwe Friese grammatica extra aandacht krijgen. Reeds is begonnen met een onderzoek (AIO-project) naar de imperatief pro infinitiefconstructie. Belangrijkste resultaten Een aanzienlijk aantal projecten kon in dit verslagjaar worden afgerond, waarvan hier een paar worden genoemd. Allereerst konden twee woordenboeken met een publicatie worden afgesloten, namelijk: het Frysk-Ingelsk wurdboek/Frisian-English dictionary en het Nederlands-Fries Juridisch Woordenboek. Van de onderzoeksprojecten op historisch terrein die konden worden afgerond, worden hier twee apart gememoreerd:‘Geschiedenis van het doperdom 1531-1675’ en het onderzoek naar de ‘Hofcultuur in het 17de eeuws Friesland.’ Beide werden afgesloten met een boekpublicatie. Voorts werd een aantal congressen en symposia gehouden, waarvan hier alleen het vierdaagse congres ‘Cultural Uniqueness and Regional Economy’ wordt genoemd (van 22 tot en met 24 november). Productie Wetenschappelijke output – 28 boeken – 32 artikelen – 39 congrespapers/lezingen Overige output – 10 recensies – 11 rapporten – 16 artikelen Belangrijkste publicaties – Dijkstra, A., Frysk-Ingelsk wurdboek/FrisianEnglish dictionary, Leeuwarden, Afûk/Fryske Akademy, 1153 pp. – Duijff, P., Juridisch Woordenboek NederlandsFries, Groningen/Leeuwarden, Martinus-Nijhoff/ Fryske Akademy, 677 pp. – Kooijmans, L., Liefde in opdracht. Het hofleven van Willem Frederik van Nassau Amsterdam/ Leeuwarden: Uitgeverij Bert Bakker/Fryske Akademy, 332pp. – Zijlstra, S., Om de ware gemeente en de oude gronden. Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1541-1675, Hilversum/Leeuwarden, Uitgeverij Verloren, 544 pp.
Personeelsinzet Fryske Akademie Onderwerp of thema
Aantal fte 1999
2000
WP
NWP
WP
NWP
Taalkunde
8,70
5,00
8,84
4,29
Sociale Wetenschappen(FSW)1
5,60
1,10
8,60
0,63
Letterkunde, Geschiedenis, Naamkunde (LSN)2
10,90
0,20
7,60
0,42
Bijz. Leerstoelen Frysk
1,10
–
1,10
–
Wetenschappelijke afdeling algemeen
1,70
2,70
1,70
2,80
Algemene dienst Totaal
– 11,60
– 13,07
28,00 20,60
27,84 21,21
worden, behalve op Nederland en een aantal internationale organisaties en stromingen, in toenemende mate gericht op West, Zuid en Zuidoost-Azië, waar veel waardevol materiaal verloren dreigt te gaan. Op het onderzoeksterrein waarop het IISG zich beweegt, wordt al jaren de behoefte gevoeld aan meer internationaal en diachroon vergelijkend onderzoek met een grotere sociaalwetenschappelijke inbreng. Het Instituut speelt hier een belangrijke rol, deels door het eigen onderzoek, dat zich in hoofdlijnen richt op de bestaansstrategieën van arbeiders in Europa en Azië, deels door het faciliteren van onderzoek door anderen. Naast de traditionele infrastructurele voorzieningen voor congressen en publicaties biedt het IISG ook de omvangrijkste electronische dienstverlening ter wereld op het vakgebied. De webserver van het IISG ontving ruim driekwart miljoen bezoekers.
Belangrijkste resultaten Het Instituut richt zich al jaren op het archiveren van moderne sociale bewegingen die op het internet actief zijn. Dank zij een wereldwijde inspanning om nog bestaande oudere bestanden op te sporen kon de reeds Financiering zeer grote collectie internationale newsgroupberichten dit jaar aanzienlijk worden uitgeExploitatietotaal 2000 ƒ 5,6 miljoen breid, zodat in 2001 circa drie miljoen Financieringsbronnen in % documenten via de website van het IISG KNAW 51% raadpleegbaar zullen zijn. Daarmee is deze Subsidie provincie Friesland 33% collectie, die nog dagelijks wordt aangevuld, Contractonderzoek/Dienstverlening aan derden 16% uitgegroeid tot de grootste zelfstandige eenheid Totaal 100% in de Instituutsverzameling en een van de grootste online toegankelijke archieven ter wereld. Fryske Akademy (FA–KNAW) Behalve de (derde) European Social Science Doelestraat 8, Leeuwarden History Conference, die circa duizend deelnehttp://www.fa.knaw.nl mers trok, organiseerde het Instituut ter gelegenheid van zijn 65-jarig bestaan een Internationaal Instituut voor internationaal congres over ‘Global Labour Sociale Geschiedenis History in the 21st Century’, waarin de Het Internationaal Instituut voor Sociale hoofdlijnen van het toekomstige onderzoeksGeschiedenis (IISG) verzamelt documenten, beleid ter discussie werden gesteld. verricht onderzoek en verleent diensten op het Van de vele nieuwe projecten die werden terrein van de nationale en internationale ondernomen, verdient het ‘Digitaal Monument sociale geschiedenis in het algemeen en de voor de Joodse Gemeenschap in Nederland’ labour history in het bijzonder. Het is op dit bijzondere vermelding. Het is gebaseerd op terrein een van de grootste instellingen ter een idee van de historicus Isaac Lipschits en wereld. wordt gefinancierd door het Verbond van Verzekeraars. Het is de bedoeling een reconOntwikkelingen structie te maken van de grote joodse gemeenOp het gebied van de collectievorming is het schap in Nederland aan de vooravond van de IISG sinds een aantal jaren zijn aandacht aan het Tweede Wereldoorlog. Het werk zal in nauwe verschuiven naar niet-Westerse gebieden, samenwerking met het Nederlands Instituut omdat het meent dat het behoud van materiaal voor Wetenschappelijke Informatievoorziening in West-Europa en de Verenigde Staten meestal (NIWI-KNAW) worden verricht. afdoende geregeld is. De inspanningen 1
Het aantal medewerkers bij FSW is gestegen vanwege de toename van (kort) contractonderzoek. 2 Bij LSN is een afname van personeel te constateren doordat enkele projecten zijn afgerond.
55
Productie
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
Wetenschappelijke output – 16 monografieën – 25 wetenschappelijke artikelen – 41 overige artikelen Overige output – 12 956 catalogisering boeken – 2 460 catalogisering periodieken – 41 697 catalogisering AV-documenten – 5925 raadpleging archivalia – 15 164 raadpleging gedrukt materiaal – 1603 overige raadplegingen – 4568 inlichtingen – 761 557 bezoek website Belangrijkste publicaties – Bakounine-Oeuvres complètes, Amsterdam, Edita, KNAW, CD-ROM – The International Confederation of Free Trade Unions, ed Marcel van der Linden et al, Bern etc, Peter Lang, 624 pp. – The GULag Press 1920-1937, Leiden IDC, 649 microfiches. Personeelsinzet
IISG
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999
2000
WP
NWP
WP
NWP
Verzamelingen
11,3
28,9
8,9
37,6
Onderzoek en publicaties
7,9
13,2
13,3
11,0
–
–
2,7
2,3
Directie
2,0
–
2,0
–
Algemene dienst
1,0
18,3
1,0
18,1
22,2
70,2
27,9
65,1
Digitale projecten/IT
Totaal Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 9,7 miljoen
Financieringsbronnen in % 83,4% 14,2% 2,4% 100%
KNAW
Contractonderzoek Externe subsidies Totaal
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG-KNAW) Cruquiusweg 31, Amsterdam http://www.iisg.nl
Werkgebied Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) heeft tot doel de bevordering van de geestes- en menswetenschappen betreffende Zuidoost-Azië, in het bijzonder Indonesië, en het Caraïbisch gebied, in het bijzonder Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Het instituut legt zich toe op het verzamelen en toegankelijk maken van boeken en andere documenten, het verrichten en stimuleren van onderzoek en het publiceren van boeken en tijdschriften. Het KITLV heeft zijn hoofdvestiging in Leiden en een vertegenwoordiging in Jakarta.
Het manuscript van het door G.J. Oostindie en I.A.J. Klinkers in opdracht van de rijksoverheid geschreven boek Knellende Koninkrijksbanden; Het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940-2000 werd in de nazomer voltooid. Presentatie van de ruim 1700 bladzijden tellende, driedelige studie was voorzien voor medio december 2000, maar moest tot 2001 worden uitgesteld daar opdrachtgever en auteurs nog geen volledige overeenstemming bereikten over de definitieve tekst. Productie
Ontwikkelingen In het afgelopen decennium is het beleid van het instituut erop gericht geweest de balans tussen zijn drie hoofdtaken te verschuiven in de zin van een versterking van de onderzoeksfunctie. Deels werd dit bewerkstelligd door herverdeling van het budget, deels door een beroep te doen op externe financiering. Dit beleid heeft inderdaad geleid tot een groeiende onderzoeksinspanning en navenante resultaten, met name in het EDEN-project (Economy and Demography in Nusantara) en in het cluster Dekolonisatie en nationale identiteit in de Nederlandse Caraïben. Gelijktijdig zijn zowel op het gebied van de collectievorming en ontsluiting als van de uitgeverij inspanningen gedaan die maken dat het KITLV zich op deze terreinen mag rekenen tot de internationale top. De internationale belangstelling voor ZuidoostAzië neemt toe, mede door de turbulente politieke ontwikkelingen in de regio. Dit geldt ook voor de wetenschappelijke belangstelling. Het beleid van het KITLV is erop gericht actief in te spelen op deze ontwikkelingen, waarbij onder meer de eigen website een belangrijke rol speelt (digitale ontsluiting catalogi en collecties), voorts door het voeren van het secretariaat van de European Association for South-East Asian Studies. Anderzijds heeft ook de postkoloniale migratie vanuit de voormalige koloniën naar Nederland geleid tot een sterke en aanhoudende belangstelling in eigen land voor de werkterreinen van het instituut. Het KITLV speelt in toenemende mate in op ontwikkelingen in deze sfeer. Belangrijkste resultaten De KITLV Uitgeverij publiceerde, behalve de diverse periodieken, 18 titels, waarvan het zesdelige Indonesisch-Nederlands woordenboek privaatrecht, de nieuwe tekstuitgave Het verheven en verdorven Azië; Woord en beeld in het Itinerario en de Icones van Jan Huygen
56
van Linschoten, en de gelijktijdig verschenen bibliografie Batavia-Jakarta 1600-2000 en bundel Jakarta-Batavia; Sociocultural essays speciale vermelding verdienen.
Onderzoekorganisatie
Wetenschappelijke output – 4 artikelen in vaktijdschriften – 7 boeken – 10 hoofdstukken in boeken – 2 wetenschappelijke rapporten/adviezen – 55 voordrachten en gastcolleges op uitnodiging (betaald) Overige output bibliotheek – 10 970 bezoeken – 22 883 uitleningen – 21 180 bezoekers homepage afdeling Historische Documentatie – 999 bezoeken – 6391 bezoekers digitale catalogus Belangrijkste publicaties – Ebing, E.F. (met Y. de Jager, J.E.F. ter Beek, J. Delwel, H.C. Kemp), Batavia-Jakarta, 1600-2000; A bibliography. Leiden, KITLV Press, 2000, xxx+1018 pp. – Tol, R.G. (met Muhammad Salim et al.), La Galigo menurut naskah NBG 188 yang disusun oleh Arung Pancana Toa, Jilid II, Makassar: Lembaga Penerbitan Universsitas Hasanuddin, 2000, viii + 612 pp. – Boomgaard, Peter en Brown, Ian (red.), Weathering the storm; The economies of Southeast Asia in the 1930s depression, Singapore, Leiden, ISEAS, KITLV Press, 2000, xiv+332 pp.
Personeelsinzet
KITLV
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999
2000
WP
NWP
Bibliotheek
1,0
13,1
1,0
13,1
Caraïbische Studies
1,8
2,5
1,0
1,7
Historische documentatie
1,0
3,6
1,0
3,6
Redactie/Uitgeverij
1,0
4,7
1,0
4,7
Vertegenwoordiging Indonesië
1,0
8,0
1,0
8,0
Onderzoek
4,0
–
4,8
–
Directie
1,0
–
0,9
–
–
2,5
–
2,5
10,8
34,4
10,7
33,6
Algemene Dienst Totaal
WP
NWP
Ten opzichte van 1999 dienen twee verschuivingen te worden gesignaleerd, beide samenhangend met de directiewisseling. De zittende directeur trad terug en ging deel uitmaken van de formatie voor onderzoek, die hierdoor substantieel werd versterkt. Het hoofd Caraïbische Studies werd directeur; zijn vroegere afdeling werd in het verslagjaar nog niet adequaat gecompenseerd. Dit wordt in 2001 rechtgetrokken. Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 5,3 miljoen
Financieringsbronnen in %: KNAW
Vereniging Totaal
KITLV
87% 13% 100%
N.B. Enkele door het KITLV aangenomen c.q. beheerde speciale projecten (o.m. Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië; dekolonisatiebeleid Nederlandse Caraïben, 1940-2000) zijn buiten dit overzicht gehouden. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV–KNAW) Reuvensplaats 2, Leiden http://www.kitlv.knaw.nl
Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap Werkgebied Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG)bevordert de beoefening van de geschiedenis der nederlanden en van de ontwikkeling van de geschiedkundige wetenschap. Het KNHG produceert onder meer vier afleveringen per jaar van het tijdschrift
Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (BMGN). Ontwikkelingen Eind 1996 is het takenpakket van het KNHG uitgebreid met het adviseren ten aanzien van het beleid met betrekking tot archiefvernietiging. Het KNHG had al geruime tijd met klem gewezen op het historisch belang als criterium bij de archiefselectie. Deze betrekkelijk nieuwe taak van het KNHG komt in concreto neer op het zoeken, vinden en begeleiden van deskundigen. Deze activiteit is ook in 2000 voortgezet en een eerste evaluatie is voorbereid. In het verslagjaar is er intensief overleg geweest met het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING) over mogelijke vormen van samenwerking. De besprekingen hebben geresulteerd in de door de voorzitter van het ING opgestelde ‘Derde proeve van een convenant tussen het KNHG en het ING’, een stuk waarin beide organisaties de intentie uitspreken dat zij een proces van samenwerking aangaan en waarin de hoofdlijnen van die samenwerking zijn vastgelegd. Dit door beide besturen en de jaarvergadering van het KNHG goedgekeurde convenant is eind december 2000 voorgelegd aan de koepels KNAW en NWO. Belangrijkste resultaten In januari 1999 is de jaarlijkse selectieve bibliografie op het terrein van de Nederlandse geschiedenis in een databank on-line beschikbaar gesteld op het internet. In oktober 1999 is tevens een electronische index op de in de BMGN gepubliceerde artikelen (1970-1998) online op het internet beschikbaar gesteld. In 2000 verschenen vier afleveringen van het tijdschrift de BMGN (totaal 680 bladzijden). Tevens is gepubliceerd de bibliografie over 1999 namelijk Kroniek. Lijst van de voornaamste in 1999 verschenen boeken en artikelen op het terrein van de Nederlandse Geschiedenis (708 nummers). Deze titels zijn ook aan de databank toegevoegd. Er verschenen eveneens vier afleveringen van de nieuwsbrief van het KNHG, HG-Nieuws. In september 2000 verscheen: Nederland en Indonesië: vier eeuwen contact en beïnvloeding. Bronnen bij het eindexamenonderwerp 2001/2002. In mei organiseerde de Commissie Geesteswetenschappen van de KNAW samen met het KNHG een studiedag over ‘Archieven of regionale historische centra’. In november organiseerde het KNHG samen met andere organisaties de druk bezochte geschiedenisdagen-2000, gewijd aan het thema ‘Nederland in de koloniën; de koloniën in Nederland’.
Productie Wetenschappelijke output – 4 afleveringen van het tijdschrift de BMGN; – 1 deel Kroniek; 4 afleveringen HG-Nieuws; – 1 deel Nederland en Indonesïe: vier eeuwen contact en beïnvloeding. Bronnen bij het eindexamenonderwerp 2001/2002. Personeelsinzet
KNHG
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
3
2000 NWP
WP
NWP
1,2
3
1,2
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 567 600
Financieringsbronnen in % KNAW
externe subsidie eigen inkomsten Totaal
50% 10% 40% 100 %
Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG-KNAW) Prins Willem Alexanderhof 5, Den Haag http://www.knhg.nl
Meertens Instituut. Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur Werkgebied Voor beide onderzoeksgroepen Variatielinguïstiek en Nederlandse etnologie zijn vier zwaartepunten geformuleerd. Binnen variatielinguïstiek zijn dit syntactische variatie, morfologische variatie, fonologische variatie en naamkunde. Binnen Nederlandse etnologie: feest en ritueel, religieuze cultuur, orale cultuur en materiële cultuur. Ontwikkelingen Internationaal groeien twee benaderingen van taalkunde – de theoretische grammatica en de sociolinguïstiek – steeds meer naar elkaar toe. Binnen de generatieve grammatica ontstaan nieuwe theoretische middelen om (micro-) variatie te benaderen, terwijl men binnen de sociolinguïstiek steeds meer belangstelling krijgt voor het apparaat van de theoretische grammatica. Het doel is om inzicht te krijgen in de structuur van geografische, historische en sociale taalvariatie. In de internationale etnologie spelen momenteel onderzoeksvragen rond de thema’s ‘identiteit’ en ‘etniciteit’ alsmede de ‘maakbaarheid’ van deze fenomenen een grote
57
rol. Dit heeft zijn weerslag in de onderzoeksgroep, waar deze problematiek duidelijk naar voren komt in projecten als ‘Dutch rituals’ en ‘Nederlandse kalenderfeesten’, ‘een muziekgeschiedenis der Nederlanden’ en ‘taal en cultuur in het Utrechtse Lombok’. Belangrijk voor het gezicht van de onderzoeksgroep was het verschijnen van de publicatie ‘Volkscultuur’; een inleiding in de Nederlandse etnologie. Het boek biedt tegelijkertijd de stand van zaken in het onderzoek en een overzicht van het (huidige) begrippenapparaat waarmee wordt gewerkt. De samenwerking met het universitaire onderzoek komt nadrukkelijk naar voren. Voor de Universiteit van Amsterdam zijn twee collegereeksen verzorgd, te weten ‘Volkscultuur in Nederland, een inleiding in de Volkskunde’ en ‘Taalvariatie in Nederland, Haagse Harrie en zijn vrienden’. Bij de Faculteit Geesteswetenschappen van deze universiteit zijn twee medewerkers van het Instituut benoemd tot bijzonder hoogleraar. Belangrijkste resultaten Het project Bedevaartplaatsen in Nederland (BiN) is een grootschalig onderzoeksproject geweest waaraan gedurende de looptijd (19932000) meer dan honderd wetenschappers van uiteenlopende disciplines aan hebben meegewerkt. Het behelsde de beschrijving en analyse van de Nederlandse bedevaartcultuur van de 6e eeuw tot en met het jaar 2000. De resultaten zijn drieledig te benoemen: een driedelig lexicon van zo’n 3100 pagina’s, een omvangrijk archief- en documentatiebestand met een nog grotere hoeveelheid gegevens en illustratiemateriaal en een electronische database, waarmee het genoemde gedrukte lexicon via het internet (website Meertens Instituut) toegankelijk en bevraagbaar wordt. Het lexicon heeft internationaal met zijn vernieuwende opzet en inhoud binnen het etnologisch onderzoek een nieuwe standaard gezet. Met de afronding van het manuscript van het Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600 wordt een project van ruim zes jaar afgesloten. Het werd gefinancierd door het VlaamsNederlands Comité (NWO/ NFWO) en gerealiseerd door het Meertens Instituut in samenwerking met de UFSIA te Antwerpen. Het gestelde doel, een inventarisatie van alle Nederlandstalige liederen in bronnen van vóór 1600, bleek 7338 verschillende liedteksten op te leveren, in circa 20 593 versies, alsmede duizend verschillende melodieën. Het totale aantal gevonden bronnen – zoals liedboeken, – schriften, – blaadjes – bedraagt 921. Onder de onderzoeksresultaten bevinden zich twee oudere drukken van het Wilhelmus dan tot nog toe bekend. De presentatie van de publicatie
58
(twee boekbanden en een cd-rom) vindt plaats in september 2002 tijdens een symposium gewijd aan het oude Nederlandse lied tijdens het Utrechtse Festival Oude Muziek. Het tweedaagse internationale congres over syntactische microvariatie (SAND) in augustus 2000 werd georganiseerd in het kader van het in januari 2000 gestarte VNC-project Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (SAND). Voor het congres werden syntactici uit Duitsland, Zwitserland, Italië, België en Canada uitgenodigd om een lezing te houden over de syntactische-atlasprojecten waar zij in hun land/taalgebied aan werken. Belangrijkste doel van het congres was om te komen tot een uitwisseling van methodologische, empirische en theoretische inzichten. Een ander doel was samenwerking tussen de verschillende atlasprojecten in gang te zetten. Beide doelen zijn verwezenlijkt. De meeste papers die gepresenteerd werden tijdens het congres zullen verschijnen in een electronische publicatie (werktitel ‘Syntactic Microvariation’). Productie Wetenschappelijke output taalvariatie Artikelen in tijdschriften met een referee systeem Artikelen in overige vaktijdschriften
etnologie
totaal
5
6
11
10
14
24
Bijdragen aan proceedings van wetenschappelijke conferenties
2
9
11
Boeken
6
11
17
Hoofdstukken in boeken
4
8
12
Wetenschappelijke rapporten/adviezen
1
5
6
Audio Nieuwe opnamen in 2000 voor de volgende projecten: Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal (TCULT), de Liederenbank, het Onder de Groene Linde project, het Nederlands Volksliedarchief, het Metamorfozeliedbladen project. – 140 banden voor TCULT a. ‘Vrije gesprekken: 927 bandnummers (950 banden) en 1555 CD–R’s b. TCULT: 49 banden en: 84 CD–ROM’s Werkzaamheden voor derden – 7 audio CD’s en 3 muziekcassettes Liederenbanken – 3779 liederen nieuw ingevoerd – 3083 liederen zijn uit herdrukken toegevoegd (Repertorium) – 2801 liederen ingevoerd voor TCULT project en Onder de Groene Linde project – 21 976 liederen ingevoerd in het kader van Nederlands Volksliedarchief digitaliserings-project – 1966 liedbladen ingevoerd in het kader van het Metamorfoze-liedbladen project – 275 andere bronnen ingevoerd Totaal: 31 639 liederen ingevoerd en 2241 bronnen. Belangrijkste publicaties – Dekker, Ton, Roodenburg, Herman, Rooijakkers, Gerard (red.), Volkscultuur: Een inleiding in de Nederlandse etnologie, Nijmegen, SUN, 2000 – Margry, P.J., Bedevaartplaatsen in Nederland. Deel 3. Hilversum, Verloren, 2000 Aarssen, Jeroen en Willy Jongenburger, Talen en culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal, een survey-studie. Amsterdam, IISG, 2000 Personeelsinzet Meertens Instituut Onderwerp of thema
Aantal fte 1999
Voordrachten en gastcolleges op uitnodiging (betaald) 10
WP
32
42
Overige output Dienstverlening en informatievoorziening – 442 verzoeken om inlichtingen, waarvan 86 bezoeken aan de bibliotheek – 981 nieuwe aanwinsten gecatalogiseerd – 641 titels retro ingevoerd – 613 nieuwe records in de OLS (onomastische literatuurservice) – 2500 nieuwe records in de Familienamendatabank – 2200 records ingevoerd in de BIN database (bedevaarten in Nederland) – 6 lemma’s voor de Feestenbank
Onderzoekorganisatie
– 1500 nieuwe records voor het Volkskundige Trefwoordenbank – 500 foto’s geregistreerd voor het afbeeldingenarchief vragenlijst 69 en 70 beide voor 2/3 ingevoerd
Variatielinguïstiek
10,62
Etnologie
2000 NWP
1,5
WP
10,28
NWP
3,00
11,63
7,0
Documentatie
–
4,94
–
3,84
Automatisering
–
3,70
–
3,90
Stafbureau
–
5,23
–
4,93
1,0
–
1,9
–
Directie Totaal
23,25 23,37
8,30 13,30
21,02 28,97
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 6,5 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
80,3%
Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Totaal
19,7% 100%
Meertens Instituut - Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur Joan Muyskenweg 25, Amsterdam http://www.meertens.knaw.nl
Nederlands Economisch Historisch Archief Werkgebied Het Nederlands Economisch-Historisch Archief (NEHA) heeft tot taak de wetenschappelijke studie van de economische geschiedenis te bevorderen, zowel door eigen onderzoek als door het verzamelen en ter beschikking stellen van bronnen en andere informatie. Om bij te dragen aan de infrastructuur voor de beoefening van de economische geschiedenis in Nederland geeft het NEHA (sinds 1915) een jaarboek uit en (sinds 1987) het NEHA-Bulletin, naast monografieën en bundels. Ontwikkelingen In de sociale wetenschappen heeft het economische verklaringsmodel in de loop van de jaren negentig aan belang gewonnen. Ook in de sociaal-economische geschiedenis was een toenemend belang te bespeuren van van oorsprong economische methoden en theorieën, waarbij bijvoorbeeld de mens gezien wordt als een maker van rationele keuzen gericht op het zeker stellen van de toegang tot schaarse goederen. Die ontwikkeling was binnen het NEHA zichtbaar doordat in de tweede helft van de jaren negentig een groot onderzoeksproject gestart werd naar ‘Vijfhonderd jaar zekerheid in Nederland 1500-2000’. Dit onderzoek combineert een traditioneel zwaartepunt van het NEHA, bedrijfsgeschiedenis van met name de financiële sector, met een breder aandachtsveld, omdat allerlei vormen van onzekerheid en zeer verschillende zekerheidsarrangementen behandeld worden. In het onderzoek worden risico’s (bijvoorbeeld veepest), preventieve maatregelen (inentingen, vervoersverboden) en financiële compensatie (veeverzekering) vergeleken. Belangrijkste resultaten Het onderzoek naar vijfhonderd jaar zekerheid in Nederland werd in 2000 met succes afgerond met de publicatie van een driedelig standaardwerk. Hierin wordt de ontwikkeling
van maatschappelijke risico’s en de bestrijding van die risico’s en hun financiële gevolgen beschreven. Samen met het IISG onderhoudt het NEHA de Labour and Business History sectie van de WWW Virtual Library, een veel bezocht onderdeel van de IISG-server. Productie Wetenschappelijke output – 6 monografieën – 3 wetenschappelijke artikelen – 15 overige artikelen Belangrijkste publicaties – Gerwen, Jacques van en Leeuwen, Marco H.D. van, Zoeken naar zekerheid: risico’s, preventie, verzekeringen en andere zekerheidsregelingen in Nederland 1500-2000, Den Haag/Amsterdam, Verbond van Verzekeraars en Stichting Beheer IISG, 1832 pp. – Leeuwen, Marco H. D. van, The Logic of Charity: Amsterdam, 1800-1850, New York, St Martin’s Press, xv + 242 pp. Personeelsinzet
NEHA
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Verzamelingen
1,0
–
0,7
–
Onderzoek en publicaties
2,6
1,9
2,8
2,0
Totaal
3,6
1,9
3,5
2,0
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 0,84 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
Contractonderzoek Externe subsidies Totaal
38,9 % 53,2 % 7,9 % 100 %
Nederlands Economisch Historisch Archief (NEHA-KNAW) Cruquiusweg 31, Amsterdam http://www.iisg.nl/~neha
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie Werkgebied Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie heeft als werkgebied de Tweede Wereldoorlog in Nederland en NederlandsIndië/Indonesië in het bredere kader van de eigentijdse geschiedenis. Oorlogsdocumentatie heeft vanaf de oprichting in 1945 twee centrale taken. De eerste is de
Informatie- en Documentatietaak, dat wil zeggen het beheren, ontsluiten en ter beschikking stellen van documentatie over Nederland en Nederlands-Indië/Indonesië in de Tweede Wereldoorlog en alles wat daar direct mee samenhangt, alsook het geven van informatie daarover aan overheidsinstellingen en particulieren. De tweede taak is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op dit terrein in het bredere kader van de eigentijdse geschiedenis. Ontwikkelingen In het in 2000 gepubliceerde Research Plan 1998-2003 worden de drie zwaartepunten uitgewerkt, die een doelgerichte omslag naar een breder werkterrein mogelijk moet maken. De zwaartepunten zijn a) staat en maatschappij onder de spanning van oorlog en conflict, b) de langere termijn verschijnselen rond de gevolgen van oorlog en conflict voor individuele burgers en hun sociale leven en c) de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië in de context van de moderne Aziatische geschiedenis. Een belangrijke impuls gaat uit van het European Science Foundation-programma ‘National Socialism and Fascist Rule in Occupied Europe’, dat mede door Oorlogsdocumentatie wordt gedragen. Daarnaast was het instituut oprichter van een netwerk van Europese instellingen voor contemporaine geschiedenis. Het meest omvangrijke en aandachttrekkende opdrachtonderzoek betrof het onderzoek naar de gebeurtenissen vóór, tijdens en na de val van Srebrenica in 1995. Dit project maakte substantiële vorderingen. Aan het kabinet werd bericht dat de oorspronkelijk beoogde voltooiing van het rapport nog in 2000, mede door een aantal belangwekkende doorbraken met betrekking tot de bronnen voor het onderzoek, niet zou worden gehaald. De presentatie van het eindrapport is thans voorzien in 2001. Belangrijkste resultaten Na tien jaar ‘traditionele’ Jaarboeken te hebben gepubliceerd, is thans overgestapt op een meer themagerichte benadering onder de paraplu van een brede redactieraad. Volkseigen. Ras, cultuur en wetenschap in Nederland 19001950, het 11e Jaarboek van Oorlogsdocumentatie, is tevens een voorbeeld van de nieuwe koers van het instituut. Het boek Nationalsozialistische Herrschaft und Besatzungszeit. Historische Erfahrung und Verarbeitung aus niederlaendischer und deutscher Sicht laat zien hoe internationaal en interdisciplinair onderzoek tot een goed resultaat leidt. Met de Centrale Archiefselectiedienst in Winschoten is een convenant afgesloten om de
59
bij Oorlogsdocumentatie aanwezige overheidsarchieven te bewerken. Bij het maken van nieuwe toegangen wordt rekening gehouden met digitale ter beschikking stelling (ook op de website) van de inventarissen. Het was verheugend dat de in Nederland succesvolle tentoonstelling Dutchmen, Japanese, Indonesians. The Japanese occupation of the Dutch East Indies remembered in verkorte vorm in een aantal Japanse steden welkom was. Productie Wetenschappelijke output – 7 artikelen in tijdschriften referee – 6 artikelen in overige vaktijdschriften – 3 bijdragen proceedings – 5 boeken – 18 hoofdstukken in boeken – 2 wetenschappelijke rapporten/adviezen – 89 voordrachten/lezingen(betaald en onbetaald) – 14 bijdragen dag- en weekbladen – 35 recensies Overige output Het aantal bezoekers aan de Studiezaal lag dit jaar rond de 2500, maar omdat vanaf augustus de geautomatiseerde bezoekersregistratie het liet afweten, kan geen nauwkeuriger cijfer worden gegeven. Schriftelijke informatievoorziening – 1372 inkomende schriftelijke verzoeken om informatie, algemene dienstverlening – 1387 uitgaande schriftelijke informatie, algemene dienstverlening – 136 inkomende schriftelijke verzoeken om informatie, PUR en St. 40-45 – 163 uitgaande schriftelijk informatie, PUR en St. 40-45 Belangrijkste publicaties – Aalders, G., Geraubt! Die Enteignung jüdischen Besitzes im Zweiten Weltkrieg (Köln, 2000) – Fasse, N., Houwink ten Cate, J., Ladenmacher, H., (Hrsg.), Nationalsozialistische Herrschaft und Besatzungszeit. Historische Erfahrung und Verarbeitung aus niederländscher und deutscher Sicht (Münster/New York/München/Berlin, Waxmann Verlag, 2000) – Eickhoff, M., Henkes, B. en Vree, F. van, Volkseigen. Ras, cultuur en wetenschap in Nederland 1900-1950 (11e Jaarboek Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie), (Zutphen, 2000).
Ontwikkelingen Het Nederlands Instituut voor WetenschappeOnderwerp of Aantal fte lijke Informatiediensten (NIWI) opereert in een thema momenteel snel veranderende omgeving. Eén 1999 2000 aspect van die veranderingen is voor het NIWI met name van belang: het feit dat de WP NWP WP NWP informatiegebruiker rechtstreekse toegang krijgt tot het bronnenmateriaal. WetenschappeInfodoc 3,5 11,0 3,5 13,7 lijke publicaties zijn via internet voor de Onderzoek 7,0 – 10,6 1,0 Japan – 2,5 – 2,8 individuele gebruiker full-text toegankelijk en SOTO 2,0 1,0 1,0 – doorzoekbaar, literatuurreferenties zijn één Srebrenica 7,0 0,8 9,0 0,8 muisklik verwijderd. Overheidsinstanties Yad Vashem 1,0 0,2 0,5 – bieden hun informatie online aan. Databanken Directie 1,5 – 1,5 – met gegevens op vele terreinen zijn vrij Algemene Dienst 1,0 7,35 1,0 7,3 toegankelijk. Dit is exact het doel waarvoor Totaal 23,0 22,85 27,1 25,6 internet destijds door en voor wetenschappers is ontwikkeld; een vrij en onbelemmerd Toelichting: informatieverkeer. In het verslagjaar 2000 nam de personeelsinzet Volledige digitale beschikbaarheid van bronnen bij het NIOD toe ten opzichte van 1999. In 1999 heeft ook een keerzijde: de grote hoeveelheid bedroeg de personeelsinzet 55,85 fte; in 2000 en het weinig gestructureerde karakter van het bedroeg deze 62,7 fte. geheel, inherent aan een innovatieve sector als het wetenschappelijk onderzoek, bemoeilijken De toename betrof: het overzicht. Op een beperkt gebied kennen a. De afdeling Infodoc. De vrije beleidsruimte gebruikers wel de weg, bijvoorbeeld in de binnen deze afdeling werd met name ingezet vorm van bekende auteurs of publicaties. Maar om door middel van tijdelijke aanstellingen, even buiten het eigen specialisme of de eigen zowel de dagelijkse werkzaamheden als een discipline zijn de ontwikkelingen niet bij te aantal specifieke projecten te ondersteunen. houden. De kans dat een gebruiker daar b. De afdeling Onderzoek. In het verslagjaar potentieel relevante informatie mist is veel 2000 werd een aantal projecten gestart. groter. Op dit vlak kan de informatiespecialist Financieringsbronnen waren de vrije beleidsnog steeds nuttig werk verrichten door ruimte van de afdeling, tweede geldstroom en (kwaliteits) selectie en synthese van informatie derde geldstroom. uit verschillende bronnen en disciplines, c. De personeelsinzet bij het Srebrenicagerelateerd aan specifieke thema’s en vraagproject, dat in 2001 zal worden afgerond, werd stellingen. In de nota ‘Strategie en Organisatie in het verslagjaar versterkt. NIWI 2000-2004’ is een duidelijke keuze Tegenover deze groei van het personeelsbegemaakt voor wetenschappelijk onderzoekers stand stond in teruggang van het personeel bij als doelgroep voor het NIWI; de specifieke de projecten Yad Vashem, dat in het verslagjaar informatievragen van onderzoekers zullen de vrijwel werd afgerond, en SOTO, welk project inhoud van de dienstverlening bepalen. in 2001 tot rapportage zal komen In maart 2000 verscheen het NIWI-onderzoeksprogramma 2000-2004 ‘Exploring the future of Financiering information and communication in research’ en Exploitatietotaal 2000 ƒ 8,540 miljoen werd een start gemaakt met de uitvoering ervan (zie http://www.niwi.knaw.nl/us/ Financieringsbronnen in % KNAW 57% research/research.htm) Personeelsinzet Oorlogsdocumentatie
Contractonderzoek Externe subsidies Totaal
42% 1% 100%
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten Werkgebied Het NIWI richt zich op de levering van wetenschappelijke informatie, op het terrein van de maatschappijwetenschappen, de biomedische wetenschappen, de geschiedenis en de Nederlandse taal- en letterkunde. Bovendien levert NIWI informatie over onderzoeken en onderzoekers in Nederland, voor alle wetenschapsgebieden.
60
Onderzoekorganisatie
Belangrijkste resultaten De sociaal-wetenschappelijke data-archieven zijn gebruikt in enkele nationale en internationale samenwerkingsprojecten, zoals de European Values Study (met het Zentral Archiv te Keulen en de Universiteit Tilburg). Ook werden in samenwerking met het Wetenschappelijk Statistisch Agentschap en sociaalwetenschappelijke onderzoeksinstituten drie landelijke gebruikersdagen georganiseerd. Het historisch data-archief opende enkele speciale websites, waaronder één over de nationale rekeningen van Nederland 18001913 in samenwerking met het N.W. Post-
humusinstituut, en werkte aan de digitale archivering van de data en images van de Nederlandse Volkstellingen 1795-1971. In samenwerking met de Universiteiten van Utrecht en Delft werd in het kader van het Roquade-samenwerkingsverband gestart met een project, dat tot doel heeft een infrastructuur te bieden voor elektronisch publiceren. Digitaliseringsdiensten worden vooral in de vorm van externe projecten geleverd. Evenals in 1999 werkte NIWI in 2000 aan circa vijftig projecten in opdracht van of in samenwerking met externe opdrachtgevers. Voorbeelden van in 2000 afgesloten projecten zijn: de (3-d) visualisatie van de embryonale ontwikkeling van de zebravis (in samenwerking met het Hubrecht Laboratorium) en de elektronische uitgave van de verzamelde werken van Bakunin (met Edita en het IISG). De userinterface van de Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) werd totaal vernieuwd. Met deze nieuwe interface werd het mogelijk de gebruiker uitgebreidere zoekmogelijkheden te bieden en thematische databases ter beschikking te stellen. Themadatabases op het gebied van milieu, gehandicaptenonderzoek, jeugdonderzoek en waterbeheer werden binnen de NOD ter beschikking gesteld. Per 1 januari 2001 is de NOD gratis beschikbaar via Internet. Productie Productie- en gebruikscijfers Biomedisch – 81 literatuurzoekacties – 2249 bezoekers NIWI leeszaal – 213 042 externe documentleveranties – 13 906 documentleveranties via de NIWI leeszaal
– 64 058 zoekacties in elektronische Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL) – 286 abonnementen gedrukte Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL) – 37 abonnementen online Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL) – 1106 boeken ontsloten d.m.v. abstracts en toekenning trefwoorden t.b.v. Bibliografische attenderingslijst Neerlandistiek (BAN) – 342 abonnementen Bibliografische attenderingslijst Neerlandistiek (BAN)
Neerlandistiek – 9068 titels ontsloten en toegevoegd aan de databank Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL)
Exploitatietotaal 2000 KNAW
Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Totaal
Maatschappijwetenschappen – 4687 titels ontsloten en toegevoegd aan de Sociaal-Wetenschappelijke Literatuurdatabank (SWL) – 81 abonnementen databank Sociaal-Wetenschappelijke Literatuurdatabank (SWL) – 572 titels ontsloten en toegevoegd aan de Onderwijsdatabank – 39 abonnementen Onderwijsdatabank – 97 datacollecties toegevoegd aan het Steinmetzarchief – 498 datacollecties geleverd vanuit het Steinmetzarchief – 7 abonnementen Steinmetzarchief NIWI
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
Stafbureau marketing
2000 NWP
WP
ƒ 18,4 miljoen
Financieringsbronnen in %
Historische Wetenschappen – 727 abonnementen Historica & Informatica – 6 datasets toegevoegd aan Nederlands Historisch Data Archief (NHDA) – 17 682 zoekacties – 55 in bruikleen gegeven delen van de Historische collectie KNAW – 557 historische banden KNAW bibliotheek gerestaureerd produktie en (mede) uitgave van 3 CDROM’s realisatie van 3 websites realisatie van softwaresystemen voor archivering historische fotocollecties digitalisering van enkele tienduizenden documenten
Personeelsinzet Onderzoekinformatie – 430 abonnementen Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) – 15 950 logins Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) – 47 699 zoekacties Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) – 25 159 records lopend onderzoek totaal in Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) – 11 605 records afgesloten onderzoek totaal in Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) – 55 abonnementen Milieu Literatuur Bestand (MLB) – 12 613 zoekacties Milieu Literatuur Bestand (MLB) – 15 101 zoekacties Permanent Inventory of Biotechnology Research Projects in the European Communities – 15 314 zoekacties Jeugdonderzoek – 6901 zoekacties Directory of Research Information Systems (DRIS)
Financiering
NWP
–
6,4
–
–
Afdeling Bedrijfsvoering –
10,5
1
10,3
Afdeling Documentleverantie
1,0
18,0
1
21,1
Afdeling Wetenschappelijke Informatie en Collectievorming
2,0
29,0
2
32,5
Afdeling Informatietechnologie
4,6
23,0
7
24,1
Directie
1,0
–
1
–
Totaal
8,6
86,9
12
88
67% 33% 100%
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI-KNAW) Joan Muyskensweg 25, Amsterdam Http://www.niwi.knaw.nl
Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences Werkgebied De belangrijkste taak van het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) is het bevorderen van hoogstaand onderzoek op het gebied van de mens- en maatschappijwetenschappen en de internationalisering daarvan. Het instituut stelt daartoe jaarlijks onderzoeksfaciliteiten ter beschikking aan een veertigtal vooraanstaande onderzoekers uit binnen- en buitenland. Daarnaast kent het instituut enkele speciale onderzoeksprogramma’s. Ontwikkelingen Als uitvloeisel van de Strategienota Onderzoekorganisatie KNAW 2000 werden twee Nederlandse geleerden door het bestuur van de Akademie uitgenodigd om als ‘permanent fellow’ voor langere tijd aan het NIAS te verblijven. Het betreft mevrouw J. Gierveld, die in oktober 2000 haar opwachting maakte, en W.A. Wagenaar, die in februari 2001 zal komen. Mevrouw Gierveld zal tot en met 2003 aan het instituut verbonden zijn en de heer Wagenaar tot en met 2006. Het NIAS was betrokken bij het oprichten van een Romanian Institute for Recent History in Boekarest en een Centre for Advanced Study in Sofia. In december 2000 had de eerste bijeenkomst plaats van het door de Europese Unie gefinancierde ‘Social Sciences Infrastructure Network in a Growing European Research Community’, waarin het NIAS deelneemt met zeven andere instituten uit zes andere landen, waaronder kandidaat-leden van de EU. Het netwerk heeft de potentie om uit te groeien tot een Europese pendant van het reeds bestaande inofficiële Europees-Amerikaanse netwerk ‘Some Institutes for Advanced Study’.
61
Belangrijkste resultaten In het najaar van 2000 konden de eerste onderzoekers uit Midden- en Oost-Europa worden verwelkomd, die voor een studieverblijf van twee tot drie maanden aan het instituut verblijven. Dit bijzondere fonds van individuele studiebeurzen is de opvolger van het succesvolle programma ‘Trends in Scholarship’. Van deze laatste activiteit is uitvoerig verslag gedaan in de NIAS-publicatie Advancing Scholarship: The TRIS Programme 1994 -1999 (Wassenaar, 2000). In de jaargroep 1999/2000 waren twee themagroepen actief ‘Ethnic Interaction and the Representation of Identity in Early Modern Asia’ en ‘A Comparative History of Literatures of East-Central Europe’. Beide themagroepen hebben aan het einde van het jaar de resultaten van hun activiteiten gepresenteerd in een grote conferentie, respectievelijk ‘Shifting Communities and Identity Formation in Early Modern Asia’, en ‘The Literary Cultures of East-Central Europe: A Case Study in Rewriting Literary History’. De overige dertig onderzoekers – zowel reguliere NIAS fellows als fellows in het kader van bijzondere fellowship programma’s – richtten zich op hun individuele projecten. Op de jaarlijkse reünistendag werd de Uhlenbeck Lecture gehouden door A. Lijphart. De titel van zijn voordracht was Democracy in the Twenty-First Century: Can We Be Optimistic? (Wassenaar, 2000). Productie Wetenschappelijke output – 35 boeken – 124 artikelen – 76 papers – 39 hoofdstukken in boeken – 129 lezingen door fellows – 23 NIAS seminars en conferenties – 13 conferenties door derden Belangrijkste publicaties – Gibson, Walter S., Pleasant places: the rustic landscape from Bruegel to Ruisdael. Berkeley, CA: University of California, 2000 – Nooteboom, Bart, Learning and innovation in organizations and economics, Oxford [etc.], Oxford University Press, 2000 – Stone, M.E., and M.E. Shirinian, Pseudo-Zeno, anonymous philosophical treatise, [translated with the collaboration of J. Mansfeld and D.T. Runia]. Leiden [etc.], Brill, 2000.
62
Personeelsinzet Onderwerp of thema
NIAS
Aantal fte 1999 WP
Directie
NWP
WP
NWP
1,6
–
1,6
–
-
16,0
–
16,6
1,6
16,0
1,6
16,6
Algemene dienst Totaal
2000
Financiering Exploitatietotaal in 2000
ƒ 5,5 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
Extern Totaal
70 % 30 % 100%
Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS– KNAW) Meijboomlaan 1, Wassenaar http://www.nias.knaw.nl
Roosevelt Study Center Werkgebied Het Roosevelt Study Center (RSC) bestudeert de geschiedenis en cultuur van de Verenigde Staten van Amerika in de twintigste eeuw en de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen. Ontwikkelingen De Amerikanistiek aan de Nederlandse universiteiten telt als gevolg van de onder grote druk staande budgetten van Letterenfaculteiten steeds minder plaatsen waar jonge onderzoekers kunnen worden opgeleid. Het RSC is inmiddels door het sluiten van samenwerkingscontracten met diverse Amerikanistiek opleidingen de enige plaats geworden waar AIO’s op dit vakgebied onderzoek verrichten. Op basis van matching met de universiteiten van Leiden, Nijmegen en Utrecht zijn thans vijf AIO-plaatsen gecreëerd. Belangrijkste resultaten Het RSC heeft studiebeurzen verleend aan twaalf jonge Europese onderzoekers om in het RSC onderzoek te verrichten en het RSC heeft de Theodore Roosevelt American History Awards uitgereikt aan de auteurs van de drie beste Nederlandse doctoraalscripties over een Amerikaans historisch onderwerp. Het RSC organiseerde in het verslagjaar twee internationale conferenties: ‘Dreams of Paradise, Visions of Apocalypse: Utopia and Dystopia in American Culture’ en ‘California Dreams: Historical and Contemporary Relations between the Netherlands and California.’
Onderzoekorganisatie
Het RSC heeft drie belangwekkende bronnencollecties verworven: Papers of the Republican Party, 1911-1980, Records of the Council on Foreign Relations, 1921-1951, en ter aanvulling van de reeds in het RSC beschikbare Nixon Papers, de H.R. Haldeman Notes of White House Meetings, 1969-1973. Productie Wetenschappelijke output – 6 artikelen in overige vaktijdschriften – 7 bijdragen aan proceedings van wetenschappelijke conferenties – 5 boeken – 1 hoofdstuk in boek Overige output Dienstverlening: – 352 boek/video-uitleningen – 348 onderzoekers bibliotheek – 809 bezoekers conferentie/filmzaal – 16 551 bezoekers tentoonstelling Informatievoorziening: – 68 aanvragen van informatie Belangrijkste publicaties – Minnen, C.A. van and S.L. Hilton, eds., Federalism, Citizenship, and Collective Identities in U.S. History (Amsterdam: VU University Press, 2000). – Krabbendam, H. and L.J. Wagenaar, eds., The Dutch-American Experience: Essays in Honor of Robert P. Swierenga (Amsterdam: VU University Press, 2000). –Krabbendam, H. and H.M. ten Napel, eds., Regulating Morality: A Comparison of the Role of the State in Mastering the Mores in the Netherlands and the United States (Antwerpen/Apeldoorn, Maklu 2000). Personeelsinzet
RSC
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Onderzoek en publicaties
5,0
–
5,0
–
Directie
1,0
–
1,0
–
–
1,0
–
1,0
6,0
1,0
6,0
1,0
Algemene Dienst Totaal Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 1,2 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
Externe subsidies (o.a. Provincie Zeeland) Totaal
Roosevelt Study Center (RSC–KNAW) Abdij 9, Middelburg http://www.roosevelt.nl
35% 65% 100%
Instituten Levenswetenschappen
Centraalbureau voor Schimmelcultures Werkgebied Het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) is, vanaf de oprichting in 1904, gericht op het verkrijgen van inzicht in de variatie, de eigenschappen en de onderlinge relaties van schimmels en gisten, samen het Rijk der Fungi vormend. De collectie levende gisten en schimmels behoort tot de belangrijkste genetische bronnen voor onderzoek aan fungi in wetenschap en industrie, wereldwijd. Het onderzoek van de gespecialiseerde taxonomen wordt gekenmerkt door inventarisatie, beschrijving en karakterisering, uitmondend in classificatie, verwantschapsanalyse en correcte naamgeving. De Strategienota Onderzoekorganisatie KNAW 2000 houdt belangrijke impulsen in om het onderzoek in het CBS te verbreden naar oecologische, functionele en genomische vraagstellingen. De kennis, verankerd in collectie en onderzoek, wordt ter beschikking gesteld van wetenschap, industrie, geneeskunde en maatschappij.
strategische uitgangspunten van de KNAW. Nationaal en internationaal is het CBS betrokken bij samenwerking tussen biosystematische onderzoekinstellingen in Nederland (Onderzoekschool Biodiversiteit), tussen collecties in Europa (European Biological Resource Centres Network) en mondiaal (OECD: Biological Resource Centres). Het CBS vormt daarin het Nederlandse aanspreekpunt voor de microbiologie. Belangrijke ontwikkelingen in de sedert 1998 onderdeel van het CBS uitmakende Nederlandse Cultuurcollectie van Bacteriën (NCCB) hadden betrekking op de benoeming van een nieuwe curator en het voornemen deze collecties, tot op heden gehuisvest in de Universiteit Utrecht, over te brengen naar het CBS. Het onderzoek aan infectueuze fungi neemt, met de dermatofyten, de zwarte gisten, Malassezia en Cryptococcus, een steeds belangrijker plaats in evenals populatiebiologische, ecologische en evolutiebiologische vraagstellingen.
Resultaten Belangrijke onderzoeksprojecten (Pezicula, Bionectria, Verticillium) werden in publicaties dan wel in monografische bewerking, afgerond. De Atlas of Clinical Fungi waarvan in 2000 de tweede druk verscheen, vormt een internationaal standaardwerk, onmisbaar voor de identificatie voor in de geneeskunde belangrijke schimmels en gisten. Binnen de collecties werd het project ‘Common Access to Biotechnological Resources and Information’ van de Europese Unie voltooid. Een eerste versie van het Ontwikkelingen geautomatiseerde identificatiesysteem voor Met de faculteit biologie van de Universiteit Utrecht wordt overleg gevoerd over samenwer- gisten, een samenwerking tussen de collectie, king binnen het thema ‘De biologie van lagere de afdeling onderzoek, en het Expertisecentrum voor Taxonomische Identificaties, eukaryoten’ en participatie van het CBS in het werd gepresenteerd tijdens het negende onderwijs. Een project gericht op onderzoek Internationale Congres van Cultuurcollecties in naar structuur, functie en ontwikkeling van Brisbane. septa in schimmeldraden is ingediend voor gezamenlijke financiering vanuit het CBS en de Productie Universiteit Utrecht. In breder verband, waarbij ook het Hubrecht Wetenschappelijke output Laboratorium is betrokken, wordt samenwer– 53 artikelen in tijdschriften met een referee system king in het kader van bioinformatica, DNA– 25 artikelen in overige vaktijdschriften sequencing en genoomonderzoek nader – 3 boeken uitgewerkt. – 5 hoofdstukken in boeken – 50 wetenschappelijke rapporten/adviezen Eén van de hoofdthema’s binnen de biologie ligt op het grensvlak van evolutiebiologie en Overige output ontwikkelingsbiologie. Op dit interdisciplinaire – 3000 leveranties van stammen onderzoeksterrein lijken goede mogelijkheden – 821 depositie patentstammen te liggen voor samenwerking tussen het CBS en – 1600 identificaties Belangrijkste publicaties het Hubrecht Laboratorium. – Hoog, de G.S., Guarro, J., Gené, J. & Figueras, Met de ecologische instituten wordt invulling M.J. (2000) Atlas of Clinical Fungi, second edition, gegeven aan het thema ‘Plant-bodemrhizosfeer’, gericht op samenstelling en functie Centraalbureau voor Schimmelcultures, 1126 pp. – Seifert, K., Gams, W., Crous, P.W. & Samuels, van de microbiële diversiteit in dit ecosysteem. G.J., eds. (2000) Molecules, morphology and Deze ontwikkelingen sluiten goed aan bij de
classification: towards monophyletic genera in the Ascomycetes, Studies in Mycology, 45, 230 pp. – Fell, J.W., Boekhout, T., Fonseca, A., Scorzetti, G & Statzell-Tallman, A. (2000), Biodiversity and systematics of basidiomycetous yeasts as determined by large-subunit rDNA D1/D2 domain sequence analysis. International Journal of Systematic and Evolutionary Biology, 50, 13511371. Personeelsinzet
CBS
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Onderzoek
10,6
7,4
10,5
Collectie
CBS
4,6
13,0
3,6
10,7
Collectie
NCCB
1,6
1,8
0,6
2,1
Dienstverlening/ Toegepast onderzoek
2,0
4,5
2,0
4,5
Directie
1,0
–
1,0
–
–
1,0
–
1,0
Secretariaat Algemene Dienst Totaal
9,0
–
4,7
–
4,3
19,8
32,4
17,7
31,6
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 7 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
74,7%
Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies
18,9% 6,4%
Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBSKNAW) Uppsalalaan 8, Utrecht http://www.cbs.knaw.nl
Hubrecht Laboratorium, Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie Werkgebied De ontwikkelingsbiologie houdt zich bezig met één van de meest fundamentele processen in de biologie: de ontwikkeling van een organisme vanuit een enkele cel, de bevruchte eicel. Het onderzoek binnen het Hubrecht Laboratorium richt zich op de embryonale ontwikkeling van dieren als centraal onderzoeksthema. Door het voortschrijdend inzicht dat fundamentele biologische processen zich in evolutionair ver uiteenliggende systemen toch volgens dezelfde principes voltrekken is het niet langer wenselijk de onderzoeksmissie van het instituut tot de gewervelde dieren te beperken.
63
van dat gen (bijvoorbeeld tijdens de ontwikkeling) te weten te komen. Inactivatie van een bepaald gen is bij de muis al sinds 1988 mogelijk, maar bij andere gewervelden is dat niet het geval. In C. elegans is er een relatief simpele manier om via de zogenaamde RNAinterferentie (RNAi) methode genen te inactiveren waarbij dubbelstrengs-RNA complementair aan het endogene gen wordt geïntroduceerd en expressie van dit gen specifiek en effectief onderdrukt. In de groep Plasterk is belangrijke voortgang gemaakt bij het onderzoek naar het onderliggende moleculaire mechanisme. Ook in de zebravis en in de klauwpad Ontwikkelingen (Xenopus laevis), waar gen-inactivatie nu niet Het jaar 2000 stond uiteraard in het teken van mogelijk is, zou deze techniek toepasbaar het betrekken van een nieuw gebouw en het kunnen zijn. Er is een begin gemaakt met de aantreden van een nieuwe directeur. Het introductie van een andere klauwpad-soort, nieuwe gebouw betekent voor het Hubrecht Xenopus tropicalis, waarbij de nieuwe Laboratorium een enorme verbetering in aquariumfaciliteiten uitstekend bruikbaar ruimte en outillage en vervult alle voorwaarden blijken te zijn. Het voordeel is dat deze soort voor een lange periode van wetenschappelijke diploid is, een relatief korte generatietijd heeft bloei van het onderzoek. De komst van de en transgeen gemaakt kan worden. Een nieuwe directeur, Ronald Plasterk, afkomstig belangrijke resultaat werd geboekt door het van het Nederlands Kanker Instituut te produceren van de eerste transgene (reporter) Amsterdam, samen met zijn onderzoeksgroep zebravis, welke gebruikt kan worden voor het van ongeveer twintig personen, leidt tot aantonen van zogenaamde endocriene vernieuwing van het onderzoek en de organisa- disruptors, stoffen in het milieu die (ongetie van het laboratorium. wenste) effecten op de geslachtelijke ontwikEen belangrijke verandering welke geleidelijk keling van mens en dier kunnen hebben en zal worden doorgevoerd is dat het bestaande ervan verdacht worden bepaalde vormen van systeem van een beperkt aantal zogenaamde kanker te bevorderen. Een belangrijke stap hoofdlijnen waarin het onderzoek is georganivooruit werd ook gezet door de introductie – in seerd, zal worden vervangen door een geheel samenwerking met Australische onderzoekers van onderzoeksprojectgroepen waarvoor de – van menselijke zogenaamde embryonale betrokken senioronderzoeker de verantwoorstamcellen. Hoewel reeds veel werk is verricht ding draagt. In dit organisatiemodel past ook met ES cellen van de muis is het duidelijk dat het aantrekken van hooggekwalificeerde jonge er nog zeer veel onderzoek zal moeten plaats onderzoekers die de gelegenheid krijgen vinden om aan de hooggespannen verwachtingedurende een aantal jaren hun kwaliteiten te gen ten aanzien van het mogelijk therapeutisch bewijzen en waarvoor de KNAw een aantal gebruik van humane embryonale stamcellen te basisvoorzieningen ter beschikking stelt. Twee voldoen. Het onderzoek betreft met name de manier waarop deze cellen efficiënt tot het van dergelijke nieuwe junior-onderzoeksvormen van homogene populaties gedifferengroepen zijn inmiddels gestart. Tevens zijn er tieerde cellen van een bepaald type (bijvoorbelangrijke vorderingen gemaakt ten aanzien beeld hart of zenuwcellen) kunnen worden van de toekomstige samenwerking tussen het aangezet. Bij het werk aan de digitale 3D-atlas ICIN-KNAW en het Hubrecht Laboratorium. In 2001 zullen onderzoeksgroepen starten, waarin van het zebravis-embryo is een belangrijke de ontwikkeling van hart en bloedvaten stap gezet nu een procedure is uitgewerkt (in centraal zal staan. De snelle ontwikkelingen op samenwerking met het NIWI-KNAW) voor het het gebied van genomics missen uiteraard hun on-line beoordelen van geannoteerde beelden. uitwerking op het Hubrecht Laboratorium niet Bij het maken van annotaties in de beelden en er zijn verschillende initiatieven gaande op wordt zelfontwikkelde software gebruikt. dit gebied waarin het instituut participeert. In samenhang met het fundamentele onderzoeksprogramma wordt ook strategisch biomedisch onderzoek verricht. Het onderzoeksprogramma van het Hubrecht Laboratorium is (ook internationaal) uniek omdat het zich richt op de gehele ontwikkelingsbiologie van dieren, van bevruchting tot het volwassen organisme, en daartoe de meeste belangrijke onderzoeksmodellen aanwendt – nematoden, vissen, amfibieën, zoogdieren en diverse in vitro celsystemen – elk met zijn specifieke mogelijkheden. Dit maakt het tevens mogelijk snel en efficiënt verschillende modelsystemen naast elkaar te gebruiken.
Productie
Resultaten De diversiteit aan biologische systemen waarin het ontwikkelingsbiologische handwerk wordt bedreven, maakt het mogelijk één bepaald gen definitief (of tijdelijk) te inactiveren met het doel om op die manier meer over de functie
64
Wetenschappelijke output – 41 tijdschriftartikelen – 4 proefschriften
Onderzoekorganisatie
Belangrijkste publicaties – Ketting, R.F., Plasterk, R.H.A., A genetic link between co-suppression and RNA interference in C. elegans, Nature 404, pp.1690-1696. – Legler, J., Broekhof, J.L.M., Brouwer, A., Lanser, P.H., Murk, A.J., van der Saag, P.T., Vethaak, A.D., Wester, P., Zivkovic, D., van der Burg, B., A novel bio-assay for (xeno)-estrogens using transgenic zebrafish, Environm. Sci. Toxicol. 34, pp. 4439-4444 – Blanchetot, C., den Hertog, J. Multiple interactions between receptor protein-tyrosine phosphatase (RPTP ) and membrane-distal PTP domains of various rptps, J. Biol. Chem. 275, pp. 12446-12452. Personeelsinzet Hubrecht Laboratorium Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Vroege Differentiatiekeuzen 5,4
3,1
5,0
Axiale patroonvorming10,0
2,3
8,0
3,0
Genetische specificatie 8,9
2,3
6,0
4,4
4,1
Neurogene signalering 7,2
3,0
8,0
2,8
Kernreceptoren
8,3
3,0
5,0
2,5
–
–
15,0
6,2
C. elegans Beeldanalyse/ Bioinformatica
2,7
1,5
2,0
4,2
Directie
1,6
0,4
1,5
1,0
–
–
Bedrijfsvoering* Facilitaire dienst* Alg. Dienst/ Onderzoeksdienst Totaal
–
7,5
–
23,6
–
31,7
–
–
44,1
47,3
50,5
59,3
* Tezamen met het CBS Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 14,7 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
Contractonderzoek Externe subsidies Totaal
65 % 4% 31 % 100 %
Hubrecht Laboratorium, Nederlands instituut voor Ontwikkelingsbiologie Uppsalalaan 8, Utrecht http://www.niob.knaw.nl
Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland Werkgebied Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) verricht onderzoek naar oorzaak en behandeling van hart- en vaatziekten. Het onderzoek vindt plaats in hechte samenwerking met de acht academische
cardiologische afdelingen in Nederland, zowel in de voorbereidende als de uitvoerende fase. De onderzoeksprojecten van het ICIN zijn multicentrisch van opzet, dat wil zeggen dat ten minste twee of meer van de in het ICIN samenwerkende academische centra aan een project deelnemen. Niet zelden wordt ook aan het onderzoek deelgenomen door nietacademische ziekenhuizen. Medisch wetenschappelijk onderzoek is niet mogelijk zonder een groot aantal specifieke infrastructurele voorzieningen. Het ICIN maakt gebruik van de infrastructuur van de academische centra (voor het patiëntgebonden onderzoek) en de experimentele cardiologische afdelingen (voor het meer basale onderzoek). Op deze wijze wordt met zo min mogelijk mensen en middelen de grootst mogelijke wetenschappelijke output gerealiseerd. Ontwikkelingen Zoals in medisch-wetenschappelijk onderzoek in het algemeen, wordt ook binnen het cardiovasculaire onderzoek in toenemende mate gebruik gemaakt van informatie en technieken afkomstig uit de celbiologie en moleculaire genetica. Dit is dus ook het geval met de drie reeds lang bestaande onderzoeksclusters van het ICIN: Vaatwand, Hartritme, Hartspierfunctie. Daarnaast is er in het afgelopen jaar gewerkt aan het tot stand komen van een nieuw onderzoekscluster, dat van de ontwikkelingsbiologie van hart en vaten. Dit onderzoek zal de komende jaren gebeuren in samenwerking met het Hubrecht Laboratorium voor Ontwikkelingsbiologie. Hierbij zal het ICIN gebruik maken van de expertise en ruimten van het Hubrecht Laboratorium. Beide instituten zijn enthousiast over deze nieuwe onderzoekslijn, die op termijn mogelijkheden biedt om basale informatie te vertalen in klinische toepassing. Belangrijkste resultaten In het jaar 2000 werd de projectlijn ‘Interventiecardiologie’ opnieuw opgezet en in verband met het grote aantal nieuwe projecten gegroepeerd rond drie onderwerpen, met ieder een eigen projectleiding: Intravasculair ultrasound, Remodellering en Endotheel. Verder werd goede voortgang geboekt bij de lopende projecten, zoals het onderzoek naar de genetische factoren bij kransslagaderlijden (de GENDER studie), de beste behandeling van boezemfibrilleren (de RACE studie), het gebruik van magnetische resonantie (MRI) bij de bestudering van (aangeboren) hart- en vaatziekten, contrastechografie, mechanismen van ritmestoornissen in de atrioventriculaire knoop, etc.
Het eerder begonnen registratieproject van Nederlandse patiënten met aangeboren hartafwijkingen wordt in de komende jaren voortgezet. Het doel hiervan is, om beter geïnformeerd te worden over levensverwachting en resultaten van de behandeling bij de verschillende aangeboren hartgebreken. Plannen bestaan om in het verlengde hiervan, ook DNA-gegevens van deze categorie hartpatiënten te registreren. Binnen het ICT project EPD CAR wordt gewerkt aan het beter registreren en beschikbaar maken van patiëntengegevens, gebruik makend van de nieuwe mogelijkheden van de informatietechnologie. Voorts werd een begin gemaakt met het onderzoeken van de mogelijkheden om de beschikbaar zijnde technieken voor snelle beeldcommunicatie (via breedband) aan te wenden voor consultatie- en onderwijs-opafstand (tele-consulting en tele-teaching) binnen de cardiologie.
De toegenomen projectactiviteiten worden duidelijk weerspiegeld in het toenemende aantal onderzoekers dat binnen de ICIN projecten actief is. In dit overzicht is, in tegenstelling tot voorgaande jaren, behalve met personeel in eigen dienst, ook rekening gehouden met de inbreng van onderzoekers die financieel op ICIN projecten rusten. Om vergelijking mogelijk te maken zijn de cijfers voor 1999 hierop gecorrigeerd. Voorts is de verdeling naar onderwerp/thema in dit overzicht rechtstreeks afgestemd op de onderzoeksprogramma’s van het ICIN. Het onderzoeksprogramma ‘Ontwikkelingsbiologie van hart en vaten’ is in 2001 gestart en is dus nog niet vertegenwoordigd in dit personeelsoverzicht. Financiering Exploitatie 2000
ƒ 7,9 miljoen
Financieringsbronnen in % 48% 52%
KNAW
Productie
Externe subsidies
Totaal
Wetenschappelijke output – 96 artikelen in peer-reviewed tijdschriften – 29 artikelen in overige tijdschriften – 8 proefschriften – 10 hoofdstukken in boeken – 3 boeken – 11 overige publicaties
Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN-KNAW) Catharijnesingel 52, Utrecht http://www.icin.knaw.nl
Belangrijkste publicaties – Kastelein, J.J.P., Jukema, J.W., Zwinderman, A.H., Clee, S., Van Boven, A.J., Jansen, H., Rabelink, T.J., Peters R.J.G., Lie K.I., Liu, G. Bruschke, A.V.G., Hayden, M.R., Lipoprotein lipase activity is associated with the severity of angina pectoris, Circulation 2000, 102, 1629-33. – Pasterkamp, G., Schoneveld, A.H., Hijnen, D.J., De Kleijn, D.P.V., Teepen, H.L.J.M., Van der Wal, A.C., Borst, C., Atherosclerotic arterial remodeling and the localization of macrophages and matrix metalloproteinases in the human coronary artery. Atherosclerosis 2000, 150, 245-53. – Ramanna, H., Derksen, R., Elvan, A., Simmers, T.A., Wittkampf, F.H., Hauer, R.N., Robles de Medina, E., Ventricular tachycardia as a complication of aterial flutter ablation. J Cardiovasc Electrophysiol 2000, 11, 472-4. Personeelsinzet
ICIN
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Programma Vaatwand 13,0
5,7
18,5
8,7
Programma Hartfunctie 10,4
1,5
16,8
1,8
Programma Hartritme
0,6
1,0
0,6
1,2
Informatie Technologie 2,7
1,8
2,3
0,5
Directie en beheer
0,4
4,4
0,4
3,7
27,5
14,0
39,2
15,3
Totaal
100%
Interuniversitair Oogheelkundig Instituut Werkgebied Het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (IOI) heeft als missie het verrichten van multidisciplinair fundamenteel en strategisch onderzoek naar het oog en het visuele systeem. Dit gaat van bijvoorbeeld de neuronale schakelmechanismen in het menselijke netvlies en opsporen van specifieke toxoplasma antigenen, tot klinisch werk in de vorm van advisering over erfelijke oogaandoeningen. Daartoe bestaan er vijf werkgroepen die zich respectievelijk richten op ontwikkeling en veroudering van het oog, erfelijke oogaandoeningen en hun ontstaansmechanismen, de bijzondere immunologische bescherming van het oog in vergelijking met de rest van het lichaam en de plasticiteit van het netvlies en het hogere visuele systeem. Ontwikkelingen Het ter beschikking komen van de transgenen verblijven was een grote stimulans voor het onderzoek en de eerste transgene muizen werden al binnen twee maanden verkregen. Er ontstaat goede samenwerking met enkele groepen uit het NIH met name in de transgenen faciliteiten en de beeldverwerkingsgroep. De stagnatie bij de oplevering van de nieuwbouw zal hopelijk spoedig verholpen zijn zodat
65
men dan ook m.b.t. het zebravisonderzoek Personeelsinzet IOI flink aan de slag kan. Er zijn een aantal Aantal fte uitstekende nieuwe onderzoekers aangetrokken Onderwerp of thema die een belangrijke aanvulling op de aanwezige 1999 kennis binnen het IOI leveren. Belangrijkste resultaten De ophthalmogenetica werkgroep ontdekte twee nieuwe genen voor ziektebeelden die vaak al op jonge leeftijd tot ernstige oogklachten kunnen leiden. Van de toxoplasmose parasiet die tot ernstige foetale afwijkingen kan leiden en die de meest voorkomende verwekker is van ernstige oogontstekingen, werden specifieke antigenen geïsoleerd. Dit kan tot belangrijke diagnostische en therapeutische resultaten leiden. Er werd een nieuwe vorm van terugkoppeling in synapsen tussen de horizontale cellen van het netvlies en de kegeltjes gevonden zonder tussenkomst van een neurotransmittor. Deze terugkoppeling verloopt waarschijnlijk door stroompjes die via de hemi kanalen op uitlopers van horizontale cellen calciumkanalen beïnvloeden. Productie Wetenschappelijke output – 51 sci artikelen – 4 overige artikelen – 3 proefschriften – 2 hoofdstukken in boeken Belangrijkste publicaties – Bergen A.A., Plomp A.S., Schuurman E.J., Terry S., Breuning M., Dauwerse H., Swart J., Kool M.,Soest S. van, Baas F., Ten Brink J.B., Jong P.T.V.M. de, Mutations in ABCC6 cause pseudoxanthoma elasticum, Nature Genet 2000, 25, 226-31 – Meek B., Klaren V.N., Van Haeringen N.J., Kijlstra A., Peek R. IgA Antibodies to Toxoplasma Gondii in human Tears. Invest Ophthalmol Vis Sci 2000, 41, 2584-90 – Kraaij D.A., Spekreijse H., Kamermans M. The nature of surround induced depolarizing responses in goldfish cones. J Gen Physiol 2000, 115, 1-14
Patentaanvragen Molecular Immunology: Application for CDT6 in the treatment of diseases Retinal Signal Processing Physic: Measurement of the optical quality of the eye lens Dienstverlening De Corneabank bewerkte in 2000 2647 cornea’s. Ten behoeve van patiëntenzorg werd 166 maal uveitisdiagnostiek aan voorste oogkamer waterpuncties verricht. Erfelijkheidsadviezen over oogaandoeningen werden 50 maal geleverd (29 keer uitgebreid en 21 keer enkelvoudig) en dertien keer werd DNA-diagnostiek verricht.
66
2000
WP
NWP
Oculaire media
4,4
3,5
3,6
2,4
Genetica
2,7
2,7
7,8
2,0
Immunologie
5,9
3,7
3,9
3,1
Visuele systeemanalyse*
7,6
2,6
11,3
1,4
Corneabank
0,8
4,6
0,8
4,0
Directie & ondersteunende diensten
1,0
8,0
1,0
11,6
22,4
25,1
28,4
24,5
Totaal
WP
NWP
* incl. op locatie elders (WP 5,1 en NWP 1,0) Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 7,9 miljoen
Financieringsbronnen in % KNAW
Contractonderzoek/dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
83% 3% 14% 100%
Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (IOI– KNAW) Meibergdreef 47, Amsterdam Zuidoost http://www.knaw.nl/01institut/ioin100.htm
Nederlandse Commissie voor Geodesie Werkgebied De Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) initieert en coördineert fundamenteel en strategisch geodetisch onderzoek in Nederland. De NCG geeft adviezen over algemene beleidslijnen voor de geodesie en stimuleert de verspreiding van geodetische kennis. Geodesie ontleent haar betekenis als ruimtelijk informatieve wetenschap aan het veelzijdige gebruik dat de samenleving van de beschrijvingen van de aarde maakt. In hoofdzaak kan dit gebruik worden ondergebracht in twee toepassingsgebieden: de beschrijving van de aarde als natuurlijk object en de inrichting en het beheer van de ruimte op aarde. Ontwikkelingen Het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD) is het nationaal horizontaal systeem van geodetische referentiepunten ten behoeve van landmeetkundige, cartografische en overige plaatsgerelateerde activiteiten.Voor geode-
Onderzoekorganisatie
tische metingen in het horizontale vlak met behulp van het RD-stelsel, wordt steeds meer gebruik gemaakt van het op satellieten gebaseerde Global Positioning System (GPS). De hoge meetnauwkeurigheden van deze techniek heeft vervormingen in het huidige RDstelsel aangetoond, die merkbaar zijn voor de gebruiker van het GPS. Deze vervormingen zijn de aanleiding om een herziening van het RDstelsel te overwegen. Het Normaal Amsterdams Peil (NAP) is het hoogtereferentiesysteem van Nederland. Het wordt als referentie gebruikt voor bijvoorbeeld infrastructurele voorzieningen, beheer van waterkwaliteit en kustbescherming. Voor de instandhouding van het NAP wordt gebruik gemaakt van meer dan 200 Ondergrondse Merken en nulpalen. Aanleiding voor een discussie over de herziening van het NAP zijn nauwkeurigheidswaterpassingen in nationaal en Europees verband die bewegingen van de Ondergrondse Merken hebben aangetoond. Belangrijkste resultaten Het Kadaster en de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, respectievelijk de beheerders van de Rijksdriehoeksmeting en het NAP, hebben voorstellen voor de herziening van de systemen opgesteld. De NCG heeft op verzoek van het Kadaster en de Meetkundige Dienst advies uitgebracht over deze voorstellen. Naar aanleiding van één van de aanbevelingen van het Nationaal Geodetisch Plan (1995) heeft de NCG in samenwerking met onderwijsinstellingen, beroepsverenigingen en diensten een onderzoek laten uitvoeren naar het toekomstig beroepsprofiel van de geodeet. Met het onderzoek is nader inzicht verkregen in het huidige beroepsprofiel van de geodeet en in maatschappelijke trends en marktontwikkelingen die mogelijk op langere termijn veranderingen in het beroepsprofiel kunnen veroorzaken. Mede op basis van het laatste zijn inzichten verkregen in het beroepsprofiel van de geodeet op de langere termijn (10 - 15 jaar). Deze inzichten worden gebruikt voor het formuleren van aanbevelingen voor het geodetisch onderwijs. De rol van de tijdscomponent in geografische informatiesystemen (GIS) wordt de laatste jaren steeds belangrijker. De theorievorming rond dit onderwerp begint massa te krijgen en ook bestaan er inmiddels een aantal min of meer succesvolle operationele systemen. De Subcommissie Geo-Informatie Modellen heeft een studiedag georganiseerd om de huidige kennis op dit gebied in kaart te brengen en zo mogelijk verder te brengen. De voordrachten zijn gepubliceerd in Time in GIS: Issues in spatio-temporal modelling.
menselijke postmortem hersenweefsel ter beschikking gesteld door de Nederlandse Hersenbank van het NIH vinden geïntegreerd plaats.
Productie Wetenschappelijke output – 4 boeken – 11 afleveringen van Journal of Geodesy Belangrijkste publicaties – Molendijk, R.E., Willigen, G,W. van, Buren, J. van, Salzmann, M.A., De vernieuwing van de geometrische infrastructuur van Nederland, Jaarverslag 1999, NCG, Delft 2000, pp. 41-51 – Heres, L. (editor), Time in GIS: Issues in spatiotemporal modelling, NCG, Delft 2000 – Aardoom, L (redactie), Samen meten, beter weten. Voordrachten gehouden ter gelegenheid van de opening van het Astrometrisch-Geodetisch Observatorium te Westerbork, 24 september 1999, NCG, Delft 2000, pp. 49 Personeelsinzet
NCG
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
–
2000 NWP
1,5
WP
–
NWP
1,5
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 309 850
Financieringsbronnen % KNAW
Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Totaal
95% 5% 100%
Nederlandse Commissie voor Geodesie, Thijsseweg 11, Delft http://www.ncg.knaw.nl
Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek Werkgebied Het centrale onderzoeksthema van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (NIH) is ‘ontwikkeling, plasticiteit en veroudering van de hersenen’. Het onderzoek van het NIH vindt plaats in zes multidisciplinaire werkgroepen die niet alleen onderzoek doen naar de normale hersenontwikkeling, sexuele differentiatie van de hersenen, het functioneren in volwassenheid (met name wat betreft het geheugen en de regulatie van het cardiovasculaire systeem en hormonen) en veroudering, maar ook naar stoornissen hiervan zoals mentale retardatie, transsexualiteit, eetstoornissen en hypertensie en de pathogenetische mechanismen van de ziekte van Alzheimer en psychiatrische ziektebeelden. Dierexperimenteel en theoretisch onderzoek en observaties op het unieke,
Ontwikkelingen Niet alleen kunnen zich ontwikkelende hersencellen van de rat nu gedurende een lange tijd elektrofysiologisch gevolgd worden, maar tevens kunnen ook hersencellen van overleden, oude patiënten vele weken gekweekt worden. Dit maakt een veelheid van multidisciplinair onderzoek aan de hersenontwikkeling, veroudering en hersenziekten mogelijk inclusief functioneel genoomonderzoek. Tevens worden op deze kweken de eerste stappen gezet voor de ontwikkeling van gentherapie voor hersenziekten. De transgenese technieken die het genereren van nieuwe diermodellen voor hersenziekten mogelijk maken zijn nu functioneel. In de prefrontale cortex van de volwassen rat werd een groep neuronen ontdekt die anders ging vuren na het aanleren van associaties. In de hersenen van de mens werden in systemen die essentieel zijn voor geheugenprocessen receptoren voor de verschillende geslachtshormonen aangetroffen die veranderingen vertoonden tijdens de veroudering en bij de ziekte van Alzheimer. Dit is de basis voor verder onderzoek naar effecten van hormonen op geheugenprocessen. Belangrijkste resultaten Voor het eerst is na een beschadiging in het ruggenmerg bij de volwassen rat met behulp van gentransfer voor het neurotrofine NT–3 functioneel herstel van de pootfunctie verkregen. Hoewel klinische toepassing van deze technieken nog niet op korte termijn verwacht kan worden, wordt dit gezien als een belangrijke, eerste stap op weg naar herstel van het volwassen zenuwstelsel. Met steun van NWO hebben de Akademieinstituten NIH en het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (IOI) een uitstekende transgenen faciliteit kunnen opzetten en met genexpressie array’s is tevens het eerste functioneel genoomonderzoek op hersenweefsel van de Nederlandse Hersenbank tot stand gebracht. De biologische klok speelt niet alleen een cruciale rol in de regulatie van de afgifte van hormonen, hij beïnvloedt ook, op receptorniveau, de gevoeligheid van endocriene organen voor die hormonen. Dit principe geeft een nieuw inzicht in de achtergrond van ziektebeelden zoals type-II diabetes die gekenmerkt wordt door een ongevoeligheid voor het hormoon insuline.
Productie Wetenschappelijke output – 71 artikelen in tijdschriften met referee systeem – 14 artikelen in overige vaktijdschriften – 1 boek – 16 hoofdstukken in boeken Overige output – 3 wetenschappelijke prijzen toegekend Levering biologisch materiaal De Nederlandse Hersenbank (NHB) heeft in het jaar 2000 klinisch en neuropathologisch goed gedocumenteerd hersenmateriaal beschikbaar kunnen stellen van 143 obducties. Sinds 1985 bedraagt het totaal aantal obducties 2277. Totaal ontvingen de laatste vijftien jaar meer dan 380 Nederlandse en buitenlandse onderzoeksprojecten in 22 landen materiaal van de NHB. Belangrijkste publicaties – Uylings, H.B.M., Eden C.G. van , Bruin, J.P.C. de, Feenstra, M.G.P. and C.M.A. Pennartz (Eds.), Cognition, Emotion and Autonomic Responses: The Integrative Role of the Prefrontal Cortex and Limbic Structures, Progress in Brain Research (2000) Vol. 126, Elsevier, Amsterdam, pp. 514 – Leeuwen, F.W. van, Hol, E.M., Hermanussen, R.W.H., Sonnemans, M.A.F., Moraal, E., Fischer, D.F., Evans, D.A.P., Chooi, K.-F., Burbach, J.P.H. and Murphy, D., Molecular misreading in nonneuronal cells. The FASEB J. 14 (2000), 1595-1602 – Liu, R.-Y., Zhou, J.N., Hoogendijk, W.J.G., Heerikhuize, J.J. van, Kamphorst, W., Hofman, M.A. and Swaab D.F., Decreased vasopressin gene expression in the biological clock of Alzheimer patients with and with and without depression. J. Neuropathol. Exp. Neurol. (2000) 59, 314-322 Personeelsinzet Onderwerp of thema
NIH
Aantal fte 1999
2000
WP
NWP
WP
NWP
Hypothalumus I
11,0
3,0
11,0
2,5
Hypothalumus II
10,5
2,5
8,2
4,6
Molecular Misreading 3,0
2,0
5,7
2,0
Neuroregeneratie
11,0
3,3
9,7
2,7
Prefrontale Cortex
8,0
3,5
5,2
3,5
Neuronen & Netwerken 5,7
1,8
4,0
1,8
Beeldverwerking
1,5
1,0
1,5
1,0
Hersenbank
0,8
5,2
0,8
5,0
Directie
1,0
–
1,0
1,0
Algemene Dienst
0,5
19,2
0,5
20,4
53,0
41,5
47,7
44,5
Totaal
De indeling naar onderzoeksthema is aangepast aan de voor 2000 geldende realiteit. De thematische indeling is terug te vinden in de organisatorische indeling van het NIH zoals ontstaan
67
in het verslagjaar. De verschillen in bezetting tussen het verslagjaar en het referentiejaar zijn te verklaren uit de afloop van projecten en het opstarten van nieuwe projecten gekoppeld aan het daaruit voortvloeiende vacaturebeleid. Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 11,9 miljoen
Op 1 januari 2000 is de nieuwe werkgroep Multitrofe Interacties van start gegaan. De werkgroep stelt als centrale vraag hoe de communicatie verloopt tussen boven- en ondergrondse multitrofe (plant-plantenetervleeseter) interacties en wat de consequentie van deze interacties is voor biodiversiteit onder invloed van landgebruik en klimaatsveranderingen.
Financieringsbronnen in % 72%
KNAW
Contractonderzoek/ Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
5% 23% 100%
Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (NIH–KNAW) Meibergdreef 33, Amsterdam http://www.nih.knaw.nl
Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek Werkgebied Het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek doet fundamenteel en strategisch ecologisch onderzoek in zee en estuarium (CEMO), in zoete wateren (CL) en op het land (CTO). Ontwikkelingen De wereldwijd toenemende krapte in zoetwatervoorraden vormt een belangrijke inspiratiebron voor het onderzoek aan zoetwaterecosystemen door het Centrum voor Limnologie (CL). Nieuwe richtingen van onderzoek betreffen de rol van parasieten (virussen en schimmels) bij het functioneren van het plantaardige plankton. Specifieke aandacht krijgen daarbij de moleculaire herkenning van gastheren, de verdedigingsmechanismen van het plantaardig plankton en de betekenis van parasitaire relaties voor het functioneren van het voedselweb. Verder zijn er nieuwe ontwikkelingen bij het gebruik van isotopenratio’s in vogels voor het reconstrueren van de voedselkeuze en het ontrafelen van trekgedrag en populatiestructuren. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met onderzoekers in Zweden, Denemarken en Canada. Ontwikkelingen in de biologische wetenschappen hebben geleid tot nieuwe initiatieven binnen het Centrum voor Terrestrische Oecologie (CTO). Dit betreft onder meer de herprogrammering van het onderzoek aan plant-micro-organisme interacties, met veel aandacht voor de relatie tussen veranderingen in het bodemmilieu en de reactie van microorganismen op moleculair-genetisch niveau. Omgevingsfactoren waarop het onderzoek zich met name richt zijn de aan- of afwezigheid van andere micro-organismen en plantenwortels.
68
Het einde van het vierde kaderprogramma van de Europese Unie betekende voor het Centrum voor Estuariene en Mariene Oecologie (CEMO) het aflopen van een groot aantal projecten. Twee projecten zijn nog niet afgerond: het ISLED–project dat de effecten van zeespiegelstijging op schorren bestudeert en het BIOPTISproject waarin de optische eigenschappen van bodem-algen worden bekeken. Beide projecten vormen een bijdrage aan het EU ELOISEprogramma (European Land-Ocean Interaction Studies). Eind 2000 startte de concerted action BIOMARE rond marien biodiversiteitsonderzoek in Europa voor het Vijfde Kaderprogramma van de EU. Het CEMO coördineert deze actie, die ook een bijdrage aan het International Biodiversity Observation Year in 2001 is. Aan de Rijksuniversiteit Groningen is de leerstoel Estuariene Ecologie opgericht met CEMOdirecteur C. Heip als bijzonder hoogleraar. Ook de prioriteiten in de samenwerking met Vlaamse onderzoeksinstituten (rond de Westerschelde) en met het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee ((NIOZ) rond de Waddenzee en de Noordzee) zijn uitgewerkt. Belangrijkste resultaten Volkomen onverwacht nam het Centrum voor Limnologie in het voorjaar een snelle daling van cyanobacteriën waar in de Loosdrechtse Plassen. Normaal veroorzaken deze bacteriën (‘blauwalgen’) door het jaar heen een plaag voor de plassen en de omgeving. Een virusinfectie ligt mogelijk ten grondslag aan de verdwijning, maar direct bewijs hiervoor kon nog niet worden geleverd. Buitengewoon opvallend aan de verdwijning van de cyanobacteriën was hun relatief hoge groeisnelheid tijdens de ‘afsterffase’ van de populatie. Iets dergelijks is eerder in het laboratorium aangetoond tijdens een virusinfectie. Verder ging in het verslagjaar een nieuw internationaal programma van start over waterkwaliteit en het functioneren van ecosystemen op basis van het Europese Water Initiatief. Onderzoek naar de timing van de voortplanting bij vogels neemt een steeds belangrijkere plaats in bij de werkgroep Populatiebiologie van Dieren van het CTO. Dit onderzoek is van zeer groot belang voor het begrip van de gevolgen van klimaatsveranderingen. In
Onderzoekorganisatie
toenemende mate ondervinden vogels de nadelen van verschuivingen in de tijd van de piek in het voedselaanbod ten opzichte van de voortplanting (eieren leggen, bebroeden en uitkomen van de eieren). Dit onderzoek stoelt op de beschikbaarheid van (decennia)lange serie-metingen, een belangrijk kenmerk van het NIOO. In het onderzoek naar de populatiebiologie van planten staat het proces van genetische aanpassing van planten aan veranderende omstandigheden centraal. Kenmerken van het seksuele systeem krijgen speciale aandacht. Dit jaar is vooral voortgang geboekt dankzij de toepassing van moleculaire merkers. De eerste genetische kaart – van hertshoornweegbree – nadert voltooiing. Voor de paardebloem zijn inmiddels microsatellietmerkers beschikbaar voor een gen dat verantwoordelijk is voor een facet van apomixis (ongeslachtelijke voortplanting via zaad). Door gebruik te maken van stabiele isotopen – zowel in natuurlijke concentraties als door experimentele toevoeging als tracer – hebben onderzoekers van het CEMO de primaire productie van bodemalgen en de overdracht van het organisch materiaal door het voedselweb kunnen meten. Zij stelden een zeer snelle opname en doorgave vast, waarin bovendien de kleine ‘foraminiferen’ een nog niet eerder beschreven groot aandeel hadden. Door fluorescentie van cellen te koppelen aan remote-sensing technieken vanuit vliegtuigen kan de productiviteit van grote getijdengebieden worden bepaald. Ook blijkt dat niet temperatuur maar licht een cruciale factor is voor het ontwikkelen van bloeien van cyanobacteriën in de Oostzee. Licht blijkt het vastleggen van stikstof door deze organismen nauwelijks te beïnvloeden. Op West-Europese schorren zijn de productie van schorrenplanten en de koolstofkringloop van bacteriën slechts in beperkte mate gekoppeld. Verder ontwikkelde het CEMO een model om de fotosynthese van korstmossen te beschrijven. CEMOonderzoekers wisten aan te tonen dat korstmossen en algen goed uitgerust zijn voor het herstellen van beschadiging door UV-licht. Productie Wetenschappelijke output Het aantal NIOO-publicaties bedroeg vorig jaar in totaal 125, als volgt verdeeld: – 99 publicaties in tijdschriften – 12 proceedings – 1 boek – 5 proefschriften – 8 publicaties in rapporten
Belangrijkste publicaties
Personeelsinzet
Rathenau Instituut
NIOO
CEMO
– Barranguet, C., J. Kromkamp, 2000 Estimating primary production rates from photosynthetic electron transport in estuarine microphytobenthos. Marine Ecology Progress Series 204, pp. 39-52. – Boschker, H.T.S., A. Wielemaker, B.E.M. Schaub, M. Holmer, 2000. Limited coupling of macrophyte production and bacterial carbon cycling in the sediments of Zostera spp. meadows. Mar. Ecol. Progr. Ser. 203, pp. 181-189 – Middelburg, J.J., C. Barranguet, H.T.S. Boschker, P.M.J. Herman, T. Moens, C.H.R. Heip, 2000. The fate of intertidal microphytobenthos: an in situ 13C labelling study. Limnology & Oceanography 45, pp. 1224-1234. CL
– Bodelier, P.L.E., P. Roslev, T. Henckel, P. Frenzel, 2000. Stimulation by ammonium-based fertilizers of methane oxidation in soil around rice roots, Nature 403, pp. 421-424. – Klaassen, M., A. Kvist, Å. Lindström, 2000. Flight costs and fuel composition of a bird migrating in a wind-tunnel. The Condor 102, pp. 445-452. – Schwenk K, D Posada, P.D.N. Hebert, 2000. Molecular systematics of European Hyalodaphnia: the role of contemporary hybridization in ancient species, Phil. Trans. R. Soc. Lond. B 267, pp. 18331842. CTO
– Van Dijk, P., J. van Damme, 2000. Apomixis technology and the paradox of sex. Trends Plant Sci. 5, pp. 81-84. – Malý, S., G.W. Korthals, C. van Dijk, W. H. van der Putten, W. de Boer, 2000. Effect of vegetation manipulation of abandonded arable land on soil microbial properties, Biol. Fertil. Soils 31, pp. 121127. – Visser, M.E., L.J.M. Holleman, 2001. Warmer springs disrupt the synchrony of Oak and Winter Moth phenology. Proc. R. Soc. Lond. B 268, pp. 289294.
Onderwerp of thema
Aantal fte 1999 WP
2000 NWP
WP
NWP
Voedselweb onderzoek (CL)
9,5
4,0
10,5
4,8
Plant-dier interacties (CL)
7,0
5,6
6,5
5,4
Microbiele ecologie (CL)
5,6
4,1
12,5
6,6
Populatiebiologie van dieren (CTO) 9,0
9,0
12,0
11,0
Populatiebiologie van 14,0 planten (CTO)
6,0
12,0
6,0
Plant-micro-organisme interacties (CTO) 10,8
6,5
6,0
5,0
Multitrofe ineracties (CTO)
–
–
7,0
3,0
Ecosysteem studies (CEMO)
18,6
11,9
15,6
9,9
Litoral vegetaties (CEMO)
10,0
4,4
8,7
4,9
Mariene microbiologie (CEMO) 12,2
5,0
8,7
4,0
Directie en stafbureau 1,0
2,6
1,0
3,2
–
36,3
–
38,4
97,7
95,4
Overige ondersteunende diensten Totaal
99,8 102,2
Financiering Exploitatietotaal 2000
ƒ 23 849 656
Financieringsbronnen in % 78%
KNAW
Contractonderzoek / Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
3% 19% 100%
Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO–KNAW) Rijksstraatweg 6, Nieuwersluis http://www.nioo.knaw.nl Centrum voor Estuariene en Mariene Oecologie (NIOO-CEMO) Korringaweg 7, Yerseke Centrum voor Limnologie (NIOO–CL) Rijksstraatweg 6, Nieuwersluis Centrum voor Terrestrische Oecologie (NIOO–CTO) Boterhoeksestraat 48, Heteren
Werkgebied Het Rathenau Instituut heeft tot taak maatschappelijke en politieke oordeelsvorming te ondersteunen rond vraagstukken die te maken hebben met ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en technologie. Door het organiseren van diverse activiteiten stimuleert en activeert het instituut het maatschappelijke en politieke debat. De werkterreinen zijn momenteel informatie- en communicatietechnologie, biomedische technologie en technologische systemen die dreigen vast te lopen (veehouderij en waterbeheer). Het Rathenau Instituut heeft ook een specifieke taak met betrekking tot ethische vraagstukken rond wetenschap en technologie. Het Nederlandse parlement is een belangrijke ontvangende partij van de resultaten van het instituut. Ontwikkelingen Op het werkterrein van het Rathenau Instituut, technology assessment (TA), is een duidelijke verschuiving gaande in de richting van interactieve TA processen en het betrekken van maatschappelijke partijen bij het proces. De evaluatie van het Instituut in 1999 sloot daarbij aan in de zin dat werd aanbevolen meer aandacht te schenken aan het gebruik van de resultaten (de effectiviteit). Mede naar aanleiding van de evaluatie is een aanvang gemaakt met het verbeteren van de kwaliteitszorg. In de tweede helft van 2000 is het werkprogramma 2001-2002 opgesteld. Het is eind december aan de minister van OCenW aangeboden. Ook heeft er gedurende het jaar overleg met het ministerie plaatsgevonden over de toekomstige positionering van het Rathenau Instituut. Resultaten De nieuwe aanpak is zichtbaar geworden in de publicaties en andere activiteiten. Er verschenen vier Berichten aan het Parlement. De onderwerpen waren voorspellende geneeskunde, privacy, waterbeheer en het gebruik van dieren voor productiedoelen. Van de drie studies verscheen er een bij een commerciële uitgever. In het kader van het programma Veehouderijsystemen werd een videoproductie gemaakt over de toekomst van de varkenshouderij in Nederland (Pork Plaza). Deze is als uitgangspunt gebruikt voor de week ‘alle dieren tellen mee’ die in september in samenwerking met de AVRO werd georganiseerd. In het kader van het project Vervangingsgeneeskunde is de theaterproductie ‘Dierbaar Leven’ over xenotransplantatie ontwikkeld. Dierbaar leven is een vertaling van het Britse toneelstuk ‘Pig in the Middle’. De try-out vond in november in de Wetenschapsweek plaats bij de KNAW.
69
Belangrijkste publicaties:
Productie Wetenschappelijke output – 4 berichten aan het parlement – 3 studies – 4 werkdocumenten – 3 overige publicaties van het instituut – 22 artikelen van medewerkers – 1 video – 1 theaterproductie voor scholieren, inclusief docentenhandleiding
70
Hij wordt geroemd om zijn enorme productiviteit en brede filosofische kennis. Hoogleraar geschiedenis van de wijsbegeerte sedert de Renaissance, luidt zijn functie officieel. Maar de deskundigheid van prof.dr.mag. Karl Schuhmann gaat eigenlijk veel verder. Zo is hij ook bijzonder goed thuis in de Oudheid, de scholastiek en zelfs de moderne analytische filosofie. ‘Ik heb inderdaad een brede belangstelling’, erkent de Utrechtse filosoof. Schuhmann is een van de weinigen in de wereld die de wetenschappelijke titel magister cooptatus mag voeren. ‘Een soort eredoctoraat van de universiteit van Leuven’, legt Schuhmann uit. ‘Alleen bedoeld voor theologen en filosofen. Concreet betekent het dat ik het grootzegel van de universiteit als eigen zegel mag gebruiken. Heb ik nooit gedaan, maar ik draag mijn zegelring wel bij officiële gelegenheden.
Onderzoekorganisatie
Eigenlijk ken ik maar vijf personen die zo’n ring hebben; Leuven is tegenwoordig gestopt met het verkiezen van nieuwe magisters.’ Een echte filosoof wil Schuhmann zichzelf overigens niet noemen. Hij definieert zichzelf nadrukkelijk als ‘historicus van de filosofie’. ‘Van kinds af aan heb ik al een diepe belangstelling voor geschiedenis en filologie.’ Al is Schuhmann een allesweter, hij heeft toch twee duidelijke specialismen. In de eerste plaats de Duitse rationalisten Brentano en Husserl; ten tweede de Engelse politiek-filosoof Hobbes. Volkomen toeval, zijn belangstelling voor juist die twee onderwerpen, meent Schuhmann. ‘Om familiale redenen ben ik vroeger als student naar Leuven gegaan. En daar bevindt zich het beroemde Husserl-archief.’ Met de Hobbesinteresse ging het op vergelijkbare wijze: ‘Toen ik naar Nederland kwam, vertelden de doctoraal-
Financiering Exploitatietotaal in 2000
ƒ 5,1 miljoen
Financieringsbronnen in % 95% 5% 100%
KNAW
Externe subsidies Totaal
Rathenau Instituut Koninginnegracht 56, Den Haag http://www.rathenau.nl
studenten me dat ze nog niets aan Hobbes hadden gedaan. Dus gaf ik colleges over Hobbes. Maar na afloop had ik zelf de indruk dat ik nog niets van de Britse filosoof begrepen had. Ik heb me er daarom vervolgens opgestort.’ Hobbes en Husserl als specialismen, daar blijft het bij, weet Schuhmann zeker. ‘Ik heb nog een paar jaar aan de universiteit te gaan, en ben samen met het Franse Centre Thomas Hobbes hard bezig aan een omvangrijk Hobbes-project. Ik zit dus volgeboekt.’ Voor algemeen bestuurlijke activiteiten binnen de KNAW heeft Schuhmann dan ook weinig tijd, vreest hij. Maar interessante lezingen van collegaleden zal hij zeker bijwonen. Geen ingewikkelde bètabetogen, maar zaken die enigszins in het verlengde van zijn eigen interesses liggen. Schuhmann: ‘Archeologie bijvoorbeeld.’
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
K.J. Schuhmann (1941)
– Swierstra, Tsjalling. Kloneren in de polder: het maatschappelijk debat over kloneren in Nederland februari 1997-oktober 1999, (S39) – Jonge, Francien H. de en Eric A. Goewie. In het belang van het dier: over het welzijn van dieren in de veehouderij, (S40) – Rooy, Peter van & Lydia Sterrenberg. Het blauwe goud verzilveren : integraal waterbeheer en het belang van omdenken, (S41)
Financiën
Planning & Control
In het overleg met de directies van de KNAW-instituten wordt intensief aandacht gegeven aan de planning en control cyclus. Begroting – werkplan en jaarrekening – en jaarverslag staan daarin centraal. Voor het jaar 2000 is de verantwoording van de middelen per beleids- of onderzoekssector nog niet geheel gerealiseerd; wel zijn de voorbereidingen getroffen voor 2001. De KNAW wil met verdere begrotingsspecificaties in de eerste plaats de kwaliteit van de interne beheersingsmaatregelen opvoeren; aan verdere ontwikkeling en verbetering van de kwaliteit van de administratieve verantwoording wordt veel aandacht besteed. Met deze activiteiten houdt de KNAW ook goede aansluiting met de ontwikkelingen rondom het interdepartementale begrotingsprogramma Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB). Algemene Rekenkamer
In maart 2000 heeft de Algemene Rekenkamer het rapport Vermogensvorming bij instellingen op afstand van het rijk aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. In het rapport is ook de vermogenspositie van de KNAW van 1997 geanalyseerd. Aan vele van de aanbevelingen van de Rekenkamer is met de invoering van BW2 Titel 9 in 2000 (zie hierna) tegemoet gekomen. Om meer zicht te krijgen op de optimale vermogenspositie van onder andere de KNAW heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in 2000 aan KPMG opdracht gegeven daar nader onderzoek naar te doen, met name door gebruik te maken van de optimalisatiemethode welke door de Commissie Koopmans voor de universiteiten is toegepast (De vermogenspositie van universiteiten, 1999). Rapportage hieromtrent wordt verwacht in 2001. Inrichting van de jaarrekening
De financiële verantwoording over het boekjaar 2000 is aangepast aan de definitieve invoering van de wettelijke regelingen rondom de inrichting van de jaarrekening zoals die zijn vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek Boek 2 Titel 9, aangevuld met de Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging alsmede specifieke voorschriften van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Over de invoering is overleg gevoerd met de externe accountant; dat is met ingang van het boekjaar 2000 Ernst & Young Accountants te Amsterdam. Een set van interne instructies aan de instituten is samengesteld. De stelselwijziging leidde tot aanpassing van de inrichting van de balans en van de rekening van baten en lasten. De productie van en de interne en externe controle op de jaarcijfers vergde ten gevolge van de nieuwe richtlijnen een extra inzet van alle betrokkenen.
71
Liquiditeiten
De liquiditeitspositie is enigszins verbeterd. Voor een overzicht van de belangrijkste bewegingen in de kasstromen wordt verwezen naar het betreffende overzicht. De totale liquiditeit van de KNAW van ƒ 100 000 000 vereist een set van adequate beheersingsinstrumenten om het renterendement te optimaliseren en de centrale financieringsinstrumenten goed te kunnen monitoren. In 2000 zijn de centrale faciliteiten uitgebreid met een KNAW-bank waarin de verschillende organisatieonderdelen participeren. De ondernomen stappen zijn een logisch gevolg van de eigen verantwoordelijkheid die de KNAW op dit punt heeft; dat nu het ministerie van Financiën op termijn eveneens een centrale bankiersrol zou wensen te vervullen binnen het overheidsbereik bedreigt de gedecentraliseerde verantwoordelijkheid van de KNAW. Het spreekt voor zich dat de KNAW samen met diverse collega-instellingen passende acties onderneemt tegen de plannen van het kabinet. Investeringen in apparatuur en inventaris
In het kader van de nieuwe verantwoordingsrichtlijnen is nu een eenduidiger beeld van de betreffende investeringen ontstaan. In 2000 is ruim ƒ 10 000 000 geïnvesteerd. De begrote bijdrage van NWO in de apparatuurinvesteringen voor 2000 van ƒ 2 000 000 is in werkelijkheid uitgekomen op ƒ 200 000. Met ingang van 2001 is het apparatuurbudget van ƒ 2 000 000 door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen overgeheveld van NWO naar de KNAW die nu zelf de interne verdeling ter hand zal nemen. Investeringen in nieuwbouw
Eind 2000 kon de nieuw- en vernieuwbouw ten behoeve van het Hubrecht Laboratorium en CBS in Utrecht in gebruik worden genomen. Nu de dienstverlenende afdelingen zijn samengevoegd kan de beoogde kwaliteitsverbetering van onderzoek en organisatie verder gestalte krijgen. In de jaarrekening 2000 zijn tot op heden kosten geactiveerd ter hoogte van ruim ƒ 39 000 000. De intern beschikbare liquiditeiten waren voldoende om te voorkomen dat er een beroep op de geldmarkt zou moeten worden gedaan. Vermeldenswaard is verder de realisatie van een colloquiumzaal in het gebouw van het IISG te Amsterdam. Algemene reserve
De vermogenspositie van de KNAW is in 2000 verder versterkt; enerzijds door om reden van stelselwijziging vrijvallende voorzieningen (bijna ƒ 10 000 000) en anderzijds door een positief nog te bestemmen resultaat op de exploitatie van ruim ƒ 10 000 000. Zie voor dat laatste ook de exploitatierekening. Verder heeft er een herschikking van bestemmingsreserves plaatsgevonden ten gunste van de algemene reserve. Fondsen
De KNAW beheert 32 fondsen waaruit wetenschappelijke activiteiten (subsidies en wetenschapsprijzen) worden gefinancierd. Het fondsvermogen is licht gedaald door een negatief saldo van bestedingen, kosten, koersverliezen en inkomsten. Nieuw is het Fonds Staatsman Thorbecke; daarnaast is een groot legaat gestort in het BeijerinckVirologiefonds. Het fondsvermogen – privaat vermogen opgebouwd uit giften, legaten en erfstellingen – wordt beheerd door een aantal professionele vermogensbeheerders.
72
Financiën
Fondsen van de KNAW (bedragen in guldens x 1000) Stand per 31-12-2000 Hubrecht Fonds voor het NIOB Geschiedschrijving KNAW
996 1 149
Nalatenschap Beth-Pastoor
1 428
Van Leersumfonds
1 477
Schure-Beijerinck-Popping Fonds
7 250
M.W. Beijerinck-Virologiefonds
4 806
Van der Gaag Stichting
2 258
Fonds Staatsman Thorbecke Stichting J. Gonda Fonds
1 000 13 912
Stichting Van den Houten Fonds voor NIH
5 077
Mac Gillavry Fonds
3 531
Ter Meulen Fonds
18 965
Van Walree Fonds
4 173
Overige
4 355
Totaal
70 377
Vernieuwingsfonds
Het doel van het Vernieuwingsfonds voor de KNAW-instituten is het tijdelijk (mede-) financieren van (a) de introductie van structureel nieuwe kennis door overbruggingsbijdragen voor het aantrekken van nieuwe medewerkers, en van (b) organisatorische veranderingen die met het opzetten van een nieuwe lijn van onderzoek of dienstverlening gepaard gaan. Uit centrale middelen is in 1999 en 2000 in totaal ƒ 4 000 000 gereserveerd; uitgekeerd is over die twee boekjaren een bedrag van ƒ 3 250 000. Overeenkomstig de Strategienota Onderzoekorganisatie KNAW (1999) wordt in 2001 een bijdrage voorzien van ƒ 3 000 000 en in de jaren daarna ieder jaar ƒ 4 500 000. Ultimo 2000 is aan Vernieuwingsfondsprojecten door het bestuur van de KNAW toegezegd een bedrag van ƒ 9 300 000, verspreid over de komende jaren. Digitaliseringsfonds
Voor het uitvoeren van het programma ‘Stimulering van de inventarisatie, bewerking, ontsluiting en digitalisering van teksten en bestanden, gericht op het behoud van het Nederlands Cultureel Erfgoed’ zal er volgens afspraken in de Strategienota Onderzoekorganisatie KNAW (1999) jaarlijks tot en met 2003 ƒ 600 000 beschikbaar komen. Tot en met 2000 is gereserveerd ƒ 1 000 000 waarvan reeds is toegekend ƒ 200 000. Voor de uitvoering van het programma is aan de instituten bij de begroting 2001 gevraagd om opnieuw projecten in te dienen. Een speciale commissie adviseert het bestuur omtrent de toekenning. Baten
In de exploitatierekening 2000 is zichtbaar op totaalniveau uit welke inkomstenbronnen de KNAW de activiteiten bekostigt. In het kader van de toelichting wordt eveneens verantwoord hoe de verdeling van de beschikbare middelen binnen de KNAW over de instituten is.
73
Baten voor het jaar 2000 per KNAW-organisatie-onderdeel (bedragen in guldens x 1000) Rijksbijdrage
Werk voor
OCenW
derden
Overige
Totaal baten
GWI-instituten CHI
2 669
0
90
2 759
IISG
8 054
NIAS
3 940
750
843
9 647
199
1 400
Meertens Instituut
5 150
5 539
992
286
6 428
NIOD
4 869
1 578
2 095
8 542
NIWI
12 305
5 001
1 060
18 366
* FA
2 900
–
–
2 900
* KITLV
4 557
–
–
4 557
* NEHA
327
–
–
327
* RSC
428
–
–
428
* KNHG
287
–
–
287
45 486
8 520
5 774
59 780
6 986
839
174
7 999
LW-instituten IOI ICIN
3 830
3 565
546
7 941
Hubrecht Laboratorium
8 912
4 806
447
14 165
CBS NIOO NIH NCG
5 084
1 411
530
7 025
18 607
3 932
1 445
23 984
8 575
2 702
579
11 856
263
0
26
289
52 257
17 255
3 747
73 259
4 663
–
525
5 188
–
–
8 956
8 956
50 371
2 406
5 610
58387
55 034
2 406
15 091
72 531
152 777
28 181
24 612
205 570
Overig Rathenau Instituut Fondsen KNAW-bureau
Totaal
* aan de KNAW gelieerde instituten/bureau’s; de aldaar genoemde bedragen betreffen alleen de door de KNAW verstrekte subsidies.
Lasten De lastenindeling van de exploitatierekening kent in sommige rapportages ook een functionele indeling; in de volgende grafiek wordt die getoond. Advies 1,4% Ontmoeting 1,6% Overige functies 3,4% Internationale samenwerking 5,4% Programma Akademie-onderzoekers 10,3% GWI
onderzoek 36,6% LW onderzoek
74
Financiën
41,3%
Balans per 31 december 2000 (bedragen in guldens x 1000) Activa
31-12-2000
31-12-1999
Vaste activa
Passiva
31-12-2000
31-12-1999
Eigen vermogen
Materiële vaste activa
117 718
101 681
Financiële vaste activa
70 646
72 316
Collecties
p.m.
p.m.
188 364
173 997
Algemene reserve
120 973
85 883
25 968
45 251
10 812
6 163
157 753
137 297
70 377
71 981
7 446
28 726
Langlopende schulden
0
110
Kortlopende schulden
116 890
80 505
Totaal passiva
352 466
318 619
Bestemmingsreserves Saldo exploitatie verslagjaar
Vlottende activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen
583
340
62 608
46 176
100 911
98 106
164 102
144 622
Fondsen Voorzieningen Schulden
TOtaal activa
352 466
318 619
Exploitatierekening 2000 (bedragen in guldens x 1000) Jaar 2000
Begroting 2000
Jaar 1999
Baten Rijksbijdrage OCenW
152 777
152 011
155 988
Opbrengst werk voor derden
28 181
16 212
21 189
Overige baten
15 656
8 174
2 257
Baten fondsen
8 956
-
-
205 570
176 397
179 434
Personele lasten
89 898
94 008
92 882
Afschrijving materiële vaste activa
10 678
265
0
Totaal der baten Lasten
Huisvestingslasten
8 074
7 169
8 049
60 559
67 812
62 897
Doorberekende kosten
962–
1 281–
1 423–
Toekenningen aan derden
7 834
8 363
10 714
77
62
151
Overige materiële lasten
Financiële lasten Lasten fondsen
8 956
Totaal der lasten
185 114
176 397
173 271
Exploitatiesaldo
20 456
0
6 163
Bestemming exploitatiesaldo 2000 – naar algemene reserve ƒ 9 644 000 – nog te bestemmen exploitatiesaldo verslagjaar ƒ 10 812 000: – ƒ 4 662 000 van het resultaat is ontstaan en blijft derhalve beschikbaar bij de instituten van de KNAW – ƒ 6 170 000 van het resultaat blijft centraal beschikbaar en zal door het bestuur van de KNAW nader bestemd worden voor beleidsmaatregelen
75
Kasstroomoverzicht 2000 (bedragen in guldens x 1000) Resultaat
20 456 +
Materiële vaste activa Afschrijvingen
10 678 +
Investeringen/desinvesteringen
26 715 – 16 037 –
Financiële vaste activa Verwerving deelnemingen
20 –
Verstrekking leningen u/g
59 –
Aflossing leningen u/g
145 + 66 +
Vlottende activa en passiva Voorraden
243 –
Vorderingen
16 432 –
Kortlopende schulden
36 385 + 19 710 +
Voorzieningen
21 280 –
Langlopende schulden
110 –
Mutatie liquide middelen
76
Financiën
vindt er steeds meer multidisciplinair onderzoek plaats: chirurgie in combinatie met radio- en chemotherapie en biologische technieken. Voor die projecten heeft bijvoorbeeld het Koningin Wilhelmina Fonds veel geld uitgetrokken. De voordelen van multidisciplinair oncologisch onderzoek tonen zich nu al, vertelt Van de Velde. ‘Endeldarmkanker bijvoorbeeld. Tot voor kort kwam de ziekte bij eenderde van de patiënten op dezelfde plek terug. Maar door een nieuwe mix van technieken, waarbij chirurgie een centrale rol speelt, is dat percentage nu teruggebracht tot minder dan tien.’ Trots is Van de Velde op het feit dat het walhalla van zijn vakgebied niet langer aan de overzijde van de oceaan ligt. ‘Tijdens mijn opleiding was de gedachte nog: alle grote ontwikkelingen komen met de westenwind uit Amerika. Maar nu loopt Europa in chirurgischoncologisch onderzoek voor op de VS.’ Vorig jaar mocht Van de Velde als eerste niet-Amerikaan zelfs de
jaarlijkse Cancer Commission Lecture houden. Waar de VS nog wel in voorlopen, zijn technieken voor virtual reality. Hobby-piloot Van de Velde ziet hiervoor een grote rol weggelegd in de chirurgie-opleiding. ‘Piloten leren vliegen op een simulator, maar een chirurg leert het vak op kunststof poppen of in de praktijk. Volgens mij moet het binnen tien jaar mogelijk zijn om een heleboel operatietechnieken virtueel te leren.’ Met de KNAW is Van de Velde nog niet goed bekend. Maar hij is ‘verbaasd’ dat de Akademie zo weinig invloed heeft op het regeringsbeleid. ‘Die invloed zou absoluut groter moeten zijn. De minister mag een KNAW-advies niet zomaar naast zich neerleggen. Buitenlandse academies hebben een veel grotere macht. Ik ben het daarom roerend eens met de voorzitter die vindt dat de KNAW een grotere mond op moet gaan zetten.’
Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde
C.J.H. van de Velde (1951)
‘Het is niet zo gebruikelijk dat een chirurg lid wordt van de KNAW. Velen vinden dat hij daarvoor te praktisch geschoold is.’ Onterecht, aldus prof.dr. Cock van de Velde, Leids hoogleraar heelkunde, in het bijzonder de chirurgische oncologie. ‘Want het is de chirurgie die de belangrijkste rol speelt bij het bestrijden van kanker. Maar helaas is dat nog steeds niet erg zichtbaar.’ Gelukkig lijkt het tij te keren. Zijn verkiezing tot Akademielid ziet Van de Velde zelf als erkenning van het belang van de chirurgische oncologie. Het vakgebied heeft de laatste jaren dan ook een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt, meent hij. ‘Je zou kunnen zeggen dat de Nederlandse chirurgie op de wereldranglijst enorm is gestegen.’ Dat heeft volgens Van de Velde twee oorzaken. ‘Nederlandse chirurgen zijn hun onderzoek meer gaan structureren; ze werken niet meer individueel zoals vroeger vaak het geval was.’ Daarnaast
2 805 +
Sociaal jaarverslag
Algemeen: strategienota en activiteitenplan P&O
In de Strategienota onderzoekorganisatie KNAW 2000 heeft het bestuur de koers uitgezet voor de verdere ontwikkeling van de onderzoekorganisatie in de komende jaren. Centraal in de nota staat de wil nog meer dan in het verleden te gaan sturen op de kwaliteit van het onderzoek en de dienstverlening in en door de Akademie-instituten. Vanuit het besef dat kwaliteitsambities alleen gerealiseerd kunnen worden als de KNAW over voldoende gekwalificeerde en gemotiveerde medewerkers beschikt, is in de Strategienota een zwaar accent gelegd op het personeelsbeleid. Uitgaande van de stelling ‘onderzoekbeleid is personeelsbeleid’ is in het hoofdstuk Personeel en management een drietal aandachtsvelden benoemd. Het eerste heeft betrekking op het geven van meer aandacht aan de ontwikkeling van de individuele kwaliteiten van medewerkers, mede in het licht van het bieden van loopbaanperspectieven en het bevorderen van een bredere inzetbaarheid. Dit thema sluit goed aan bij de bevindingen en aanbevelingen in het in juni 2000 verschenen rapport Talent voor de toekomst, toekomst voor talent 1, met dien verstande dat in de Strategienota nadrukkelijk ook aandacht wordt gevraagd voor de positie van medewerkers in onderzoekondersteunende functies. Het tweede veld betreft het verder ontwikkelen van de kwaliteit van leidinggeven binnen de Akademie-instituten. Het derde betreft het streven van de KNAW om haar aantrekkingskracht als werkgever te verhogen, onder meer door – samen met de andere instellingen in de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI) en in goed overleg met de vakbonden – het pakket arbeidsvoorwaarden verder te moderniseren. De KNAW wil zich op een snel veranderende arbeidsmarkt duidelijk kunnen profileren. Uitgaande van deze hoofdlijnen van beleid heeft de centrale afdeling Personeel en Organisatie van de KNAW eind 2000 een Activiteitenplan P&O 2001 opgesteld met een reeks concrete activiteiten en projecten om het personeelsbeleid van de KNAW verder te ontwikkelen. Met veel van deze activiteiten en projecten is reeds in 2000 een begin gemaakt, de andere zullen in de loop van 2001 worden ondernomen.
1
Dit rapport, geschreven in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen door een projectgroep onder leiding van mw. B.E. van Vucht-Tijssen, schenkt met name aandacht aan de positie van jonge onderzoekers en vrouwen in het Nederlands onderzoekbestel. Aan de totstandkoming van dit rapport is ook vanuit de KNAW een bijdrage geleverd, zowel in de stuurgroep als in de werkgroep.
77
Instrumenten van personeelsbeleid: personeelsbeoordeling en functioneringsgesprek
Met de ondernemingsraad van de KNAW is in 2000 uitvoerig van gedachten gewisseld over een herziening van het Beoordelingsvoorschrift 1993 en over het opstellen van een voor alle onderdelen van de KNAW toepasbare Leidraad functionerings-gesprekken. Over beide onderwerpen werd aan het eind van 2000 overeenstemming bereikt. Het nieuwe beoordelingsvoorschrift en de Leidraad functioneringsgesprek-ken zullen begin 2001 in werking treden. Voorts heeft het bestuur een protocol vastgesteld voor het periodiek voeren van functioneringsgesprekken met de directeuren van Akademie-instituten. Arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim en milieu Plan van aanpak
Eind 2000 is met de ondernemingsraad overeenstemming bereikt over het Plan van Aanpak Arbeidsomstandigheden en Milieu KNAW 2000-2001. Het plan bevat een beschrijving van de doelstellingen en activiteiten op arbo- en milieugebied voor de periode tot eind 2001, zowel voor de KNAW als geheel als voor de afzonderlijke Akademie-instituten. Het plan is een vervolg op het Plan van Aanpak 1999 dat was opgesteld naar aanleiding van de eind 1998 uitgevoerde Risicoinventarisatie en -evaluatie. Terugblikkend op deze RI&E kan worden geconstateerd dat de grootste en meest urgente risico’s nu redelijk worden beheerst en dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt als het gaat om bijvoorbeeld het veilig werken met apparatuur, het geven van aandacht aan werkplekergonomie en de zorg voor een gezond binnenklimaat. Onderwerpen die nu prioriteit hebben gekregen zijn bedrijfshulpverlening, de beschikbaarheid van huisregels, de aanpak van RSI en het omgaan met gevaarlijke stoffen. Arbodag
In oktober is in het Trippenhuis een Arbodag georganiseerd voor leden van arbocommissies en medezeggenschapsorganen (ondernemingsraad en onderdeelcommissies). Doel van de dag was het bieden van enige nascholing op het gebied van de nieuwe arbowetgeving en het onder de loep nemen van bepaalde risico’s voor de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van medewerkers. De deelnemers zijn in workshops nagegaan hoe deze risico’s kunnen worden geëlimineerd of beheerst en hoe zij kunnen leren van elkaars successen bij de aanpak van arboknelpunten. De arbodag werd goed bezocht en is door de deelnemers positief gewaardeerd. Milieu-audits
In de instituten levenswetenschappen is in 2000 een audit uitgevoerd naar de omgang met chemicaliën. Daarmee is een beginsituatie vastgelegd. Met het GROS-systeem kon een goed inzicht worden verkregen in de opslag en registratie van chemicaliën. De aangetroffen situatie verschilde van instituut tot instituut. In de auditrapportages aan de instituutsleiding is aangegeven welke tekortkomingen zijn aangetroffen en welke maatregelen moeten worden getroffen om verbeteringen door te voeren. In de loop van 2001 zal een vervolgaudit worden uitgevoerd om vast te stellen welke vooruitgang is geboekt. Ziekteverzuim
Het ziekteverzuim binnen de KNAW is in 2000 met 0,5 procent gedaald naar 5,35 procent gemiddeld (exclusief bevallings- en zwangerschapsverlof). Hiermee is het ziekteverzuim weer terug op het niveau van 1997. Afgerond zijn de verzuimcijfers over de afgelopen jaren als volgt:
78
Sociaal jaarverslag
Jaargemiddelde KNAW 1994 4.6
1995
1996
1997
1998
1999
2000
4.6
4.2
5.3
5.7
5.9
5.4
De Arbo-dienst AMG heeft een analyse van het verzuim uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het aantal werkgerelateerde klachten binnen de KNAW in absolute zin klein en in relatieve zin verder dalende is: in 2000 gaf 2 procent van de medewerkers bij hun ziekmelding aan dat er sprake was van een werkgerelateerd probleem, in 1999 was dit nog 4 procent (percentages die in beide jaren onder het landelijk gemiddelde van circa 6 procent liggen). Opmerkelijk is dat het aantal meldingen en diagnoses van knelpunten op het gebied van werkhoeveelheid en arbeidsverhoudingen een dalende tendens vertoont, evenals het aantal psychische verzuimdiagnoses (terwijl de landelijke ontwikkeling van psychische arbeidsongeschiktheid juist een stijgende lijn vertoont). AMG verbindt hieraan de conclusie dat de inspanningen van de KNAW om het middenkader te trainen, de persoonlijke effectiviteit van medewerkers te vergroten en de juiste persoon op de juiste plek te krijgen hebben bijgedragen aan deze gunstige ontwikkeling 2. Voorts blijkt dat in 2000 geen zogenaamde beroepsziekten zijn vastgesteld of gemeld (in 1998 was er nog sprake van zeven vermoede beroepsziekten). Dit leidt tot de voorzichtige conclusie dat het preventief beleid van de KNAW met betrekking tot RSI zijn vruchten begint af te werpen. Bedrijfsongevallen
Bedrijfsongevallen doen zich binnen de KNAW gelukkig weinig voor. Er was een val over een computersnoer waardoor een medewerker een snee in het gezicht opliep. Een ernstig bijna-ongeval betrof het losschieten van een kraan tijdens het verwisselen van een gasfles. Inmiddels zijn maatregelen genomen om dergelijke incidenten te voorkomen. Bij de arbodienst kwamen via het ziekte-informatieformulier in 2000 negen meldingen binnen waarin werd aangegeven dat het verzuim het gevolg was van een bedrijfsongeval. Vermoedelijk betreft dit kleine ongevallen, die niet in het instituut als bedrijfsongeval gemeld zijn. Met de AMG zullen nadere procedureafspraken worden gemaakt over de melding van ongevallen. Verder is de arbocommissies gevraagd periodiek een rondgang binnen het eigen instituut te maken en daarbij speciaal te letten op veiligheidsrisico’s zoals de (on)toegankelijkheid van nooduitgangen, de organisatie van de bedrijfshulpverlening, losliggende kabels, etc. Werkbeleving
In overleg met de ondernemingsraad is een pilotproject Werkbeleving opgezet met als doel om ervaring op te doen met het uitvoeren van participatief onderzoek naar werkbeleving. In zo’n onderzoek worden medewerkers en leidinggevenden ondersteund bij het in beeld krijgen en oplossen van knelpunten in de taakuitvoering, de communicatie of de samenwerking binnen het instituut. Nadat de gekozen opzet bekend is gemaakt onder alle instituten is binnen het NIWI daadwerkelijk een start gemaakt met dit type onderzoek. Het uitgevoerde onderzoek is in november door een begeleidingscommissie geëvalueerd. De belangrijkste conclusie luidde dat de ervaringen bij het NIWI hebben laten zien dat de gekozen aanpak waardevol is en een goede bijdrage kan leveren aan het signaleren van knelpunten die de werkbeleving van medewerkers negatief beïnvloeden. Tevens is gebleken dat de methode concrete handvatten aanreikt voor het in gang zetten van verbeteringen. 2
bron: Arbo Management Groep: Jaarverslag 1999/2000 voor de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen (maart 2001).
79
Onacceptabel gedrag
Gedurende het jaar zijn er geen klachten ingediend in het kader van de Klachtenregeling Onacceptabel gedrag. Twee keer heeft een medewerker van de KNAW een vertrouwenspersoon benaderd met een probleem. In beide gevallen kon het probleem in onderling overleg worden opgelost, zonder dat dit resulteerde in een formele klacht. Bedrijfsmaatschappelijk werk
Het bedrijfsmaatschappelijk werk binnen de KNAW wordt verzorgd door het GIMD. Het bedrijfsmaatschappelijk werk verleent, vanuit een onafhankelijke positie, psychosociale hulp aan individuele medewerkers en adviseert leidinggevenden over de begeleiding van medewerkers en het oplossen van problemen. In februari 2000 heeft het GIMD een nieuwe bedrijfsmaatschappelijk werkende aan de KNAW toegewezen. De eerste helft van het jaar heeft voor haar in het teken gestaan van kennismaking met en introductie bij de KNAW. Gedurende het jaar heeft de bedrijfsmaatschappelijk werkende psychosociale hulp geboden aan 56 medewerkers, 30 vrouwen en 26 mannen. Hulpvragen op het gebied van arbeidsverhoudingen (bijvoorbeeld relatie met leidinggevende of collega’s) kwamen het meeste voor. Andere vragen betroffen de inhoud van het werk (bijvoorbeeld in het kader van reïntegratie na ziekte), gevolgen van organisatieveranderingen en/of dreigend ontslag. Aan 19 leidinggevenden zijn adviezen uitgebracht of is consultatie geboden. De meeste vragen hadden betrekking op de begeleiding en/of reïntegratie van zieke medewerkers. Ook waren er vragen over arbeidsverhoudingen. Verder heeft de bedrijfsmaatschappelijk werkende geparticipeerd in de Sociaal-medische teams en ondersteuning en begeleiding geboden aan de KNAW-vertrouwenspersonen in het kader van het beleid rond onacceptabel gedrag. Bezwaar en beroep
In het jaar 2000 is 15 keer door medewerkers van de Akademie bezwaar aangetekend tegen rechtspositionele besluiten waardoor zij zich in hun belangen geschaad voelden. Twee bezwaarschriften zijn voor advies voorgelegd aan de Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (CCAA). Beide zijn ongegrond verklaard. Van de andere 13 bezwaarschriften is er één ongegrond verklaard, zijn er twee na onderling overleg alsnog opgelost en zijn er nog tien in behandeling. Gedurende het verslagjaar zijn geen nieuwe beroepszaken aanhangig gemaakt bij de bestuursrechter. Er loopt nog een beperkt aantal zaken uit voorgaande jaren bij de rechter. Opleidingen
In 2000 heeft een groot aantal medewerkers van de KNAW deelgenomen aan de training ‘Persoonlijke Effectiviteit’. Deze training is in samenspraak met de ondernemingsraad ontwikkeld om de weerbaarheid en communicatievaardigheden van medewerkers verder te ontwikkelen. Vanwege de grote belangstelling (bijna 200 mensen hebben de training gevolgd) en de zeer goede evaluaties is besloten de training in 2001 opnieuw aan te bieden en verder een aantal eendaagse vervolgworkshops te organiseren. Voor de groep van zogenaamde labverantwoordelijken is door P&O een speciale training opgezet en verzorgd. Medewerkers in deze functies vervullen een sleutelrol in de organisatie van het lab en bevinden zich veelal in een krachtenveld van tegenstrijdige belangen. Op hen drukt ook de verantwoordelijkheid voor het naleven van veiligheidsvoorschriften en andere ARBO-regels. In de training is aan de hand van praktijkvoorbeelden geoefend hoe ieder zich op eigen wijze in dit spanningsveld staande kan houden. In 2001 zal de training opnieuw worden aangeboden.
80
Sociaal jaarverslag
P&O
heeft in 2000 een vragenlijst onder leidinggevenden uitgezet om hun wensen en behoeften met betrekking tot managementtrainingen te inventariseren. De uitkomsten van dit onderzoek zullen in 2001 worden vertaald in een concreet aanbod van cursussen en workshops. Vanuit de KNAW zijn de cursorische activiteiten voor deze doelgroep in 2000 beperkt gebleven tot een eenmalige follow-up bijeenkomst voor medewerkers die in 1999 de leergang leidinggeven hebben doorlopen.
Loopbaanbegeleiding en mobiliteit
In de CAO 2000-2001 zijn nadrukkelijk afspraken gemaakt over de ondersteuning van medewerkers in hun loopbaanontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkgever en de individuele medewerker. Om medewerkers bij te staan in hun loopbaanontwikkeling beschikt de KNAW over een eigen mobiliteitsbureau. Bij de start van dit bureau (rond 1993) lag het accent nog sterk op de uitstroom van boventallige medewerkers. Gaandeweg is het zwaartepunt meer en meer komen te liggen bij het bieden van ondersteuning aan medewerkers die zich, om wat voor reden dan ook, willen oriënteren op hun inzetbaarheid en de verdere ontwikkeling van hun loopbaan. Deze tendens was mede aanleiding voor een herbezinning op de dienstverlening van het mobiliteitsbureau. De projectgroep die dit voor zijn rekening nam heeft zich georiënteerd op ontwikkelingen elders en voorstellen gedaan om het bureau te herprofileren. Dit zal in 2001 zijn beslag gaan krijgen. Het idee is om het mobiliteitsbureau te transformeren in een Loopbaancentrum KNAW, de dienstverlening dichter bij medewerkers van de KNAW te brengen en meer gebruik te maken van de mogelijkheden van internet en intranet. In 2000 maakte eenzelfde aantal medewerkers (49) als in 1999 gebruik van diverse vormen van loopbaanbegeleiding. Er was vooral vraag naar individuele loopbaangesprekken (85 procent). In de praktijk blijkt dat driekwart van de cliënten aan drie gesprekken voldoende heeft om een besluit te nemen over een volgende stap in hun loopbaan. De gesprekken en andere diensten als sollicitatie- en netwerktraining, psychologische testen worden bekostigd uit het budget decentrale arbeidsvoorwaarden, in totaal voor een bedrag van ruim ƒ 25 000. Het aantal ingeschreven medewerkers blijft de laatste jaren betrekkelijk constant en schommelt rond de 110 personen (113 in 1999). Ook de samenstelling van de ingeschreven kandidaten is stabiel: het aantal uitkeringsgerechtigden bedroeg 36 (37 in 1999), het aantal ontslagbedreigden (o.a. door afloop tijdelijk dienstverband) 20 (21 in 1999) en het aantal vrijwillige kandidaten 57 (55 in 1999). Het mobiliteitsbureau is indertijd opgezet om met ontslag bedreigde medewerkers op een actieve manier aan een nieuwe baan te helpen. Een belangrijk hulpmiddel was de matching met interne vacatures. Instituten hebben de plicht hun vacatures te melden, waarna het mobiliteitsbureau na kan gaan of er een geschikte interne kandidaat beschikbaar is. In 2000 hebben vier medewerkers na matching met succes op een interne vacature gesolliciteerd (92 interne vacatures). Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt heeft het matchen gaandeweg tevens als functie gekregen de instituten te helpen bij het vinden van een kandidaat.
81
Medezeggenschap
Op 30 maart 2000 zijn binnen de KNAW nieuwe medezeggenschapsorganen verkozen (ondernemingsraad en onderdeelcommissies). De raad en zijn commissies zijn op 6 april officieel geïnstalleerd. Er zijn slechts op vier instituten echte verkiezingen gehouden (NIH, Rathenau, NIOD en NIWI). Bij de overige instituten was het aantal kandidaten gelijk aan of kleiner dan het aantal beschikbare OC-zetels. De ondernemingsraad zag zich helaas genoodzaakt te starten met drie vacatures. In de eerste helft van het jaar werd het overleg tussen de OR en de bestuurder sterk gedomineerd door discussies over de Strategienota. Herhaald overleg heeft niet kunnen voorkomen dat de ondernemingsraad een negatief advies heeft uitgebracht over het voornemen een bestuurscommissie Onderzoeksorganisatie in te stellen en op 2 mei een procedure bij de Ondernemingskamer aanhangig heeft gemaakt. Het geschil betrof met name de kwaliteit van de medezeggenschap na aanpassing van de bestuursstructuur binnen de KNAW. In de zomer is in goed overleg besloten om prof. mr. M.G. Rood als extern deskundige te verzoeken zijn oordeel te geven over het geschil. Na kennisname van het door Rood op 3 augustus uitgebrachte advies heeft de OR besloten de procedure bij de Ondernemingskamer niet verder door te zetten. Nadat er nadere afspraken waren gemaakt over eventuele sociale gevolgen van de ingezette strategie en over de invulling van de rol van de bestuurders namens het DB (en in voorkomende gevallen namens de Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie) hebben de OR en het bestuur hun meningsverschillen bijgelegd. Verder is tijdens het verslagjaar met de ondernemingsraad overleg gevoerd over tal van onderwerpen betreffende de ontwikkeling van de organisatie, het personeelsbeleid en het arbo- en milieubeleid. Onder andere is met de OR afgesproken om – gefinancierd uit de decentrale arbeidsvoorwaardengelden – een project te starten met als doel een betere communicatie en informatie-uitwisseling tussen de OR en zijn onderdeelcommissies te bewerkstelligen. Organisatie-ontwikkelingen
Gedurende het verslagjaar hebben zich bij diverse instituten organisatieveranderingen voorgedaan. Het ging om een scale van aanpassingen, in een aantal gevallen leidend tot formele reorganisaties. KITLV
In 2000 is de overdracht van de zeggenschap over de werkorganisatie van het KITLV aan het bestuur van de KNAW voorbereid, welke overdracht per 1 januari 2001 zijn beslag heeft gekregen. Door de werkorganisatie KITLV volledig te integreren in de KNAW-organisatie is de bestuurlijke zeggenschap meer in overeenstemming gebracht met de financiële relatie en met de verantwoordelijkheid die de KNAW feitelijk draagt voor de continuïteit van het instituut. Per 1 januari 2001 zijn alle KITLV-medewerkers aangesteld in dienst van de KNAW, onder gelijktijdige beëindiging van hun arbeidsovereenkomst met de vereniging. Om dit alles goed te laten verlopen is overleg gevoerd, zijn medewerkers voorgelicht en is een regeling getroffen om de verplichte overgang van ziekenfonds naar particuliere ziektekostenverzekering zonder negatieve gevolgen te realiseren.
82
Sociaal jaarverslag
NIOB/CBS
Het CBS is eind november 2000 verhuisd naar Utrecht en gehuisvest in het voormalige gebouw van het Hubrecht Laboratorium. Hierna kon volledig uitvoering worden gegeven aan het implementatieplan Facilitaire Dienst Hubrecht Laboratorium/CBS. In afwijking van het oorspronkelijke plan is, in goed overleg met alle betrokkenen, alsnog besloten de scheiding tussen mediabereiding en spoel- en sterilisatiewerkzaamheden te laten vervallen en deze werkzaamheden geïntegreerd onder te brengen in een sectie Mediabereiding als onderdeel van de Facilitaire Dienst. IOI/NIH
Bij het IOI en het NIH is na de verhuizing – vergelijkbaar met de ontwikkeling bij het Hubrecht Laboratorium en CBS – gewerkt aan een organisatorische integratie van de ondersteunende diensten. Er is een reorganisatieopdracht verstrekt en een combi-OC ingesteld om vorm te geven aan de medezeggenschap. In het proces werd in 2000 betrekkelijk weinig voortgang geboekt. Begin 2001 is besloten de voortzetting van deze reorganisatie uit te stellen in afwachting van de ontwikkelingen rond de vorming van een Neurocentrum waarin ook wetenschapsinhoudelijke samenwerking tussen beide instituten gestalte kan krijgen. Meertens Instituut
De reorganisatie van het Meertens Instituut is in de loop van dit jaar afgerond: de functies zijn gewaardeerd en medewerkers zijn in de nieuwe functies geplaatst. NIWI
Met het verschijnen van een interne strategienota is een aanvang gemaakt met de reorganisatie van het NIWI. Veel medewerkers hebben deelgenomen aan de strategiediscussie op basis waarvan het management een voorstel heeft ontwikkeld tot aanpassing van de organisatiestructuur. Parallel aan deze activiteiten heeft na de zomer een participatief onderzoek naar de werkbeleving plaatsgevonden. Een derde van de medewerkers van het NIWI heeft deelgenomen aan groepsgesprekken, waarin knelpunten en mogelijke oplossingen rondom werkbeleving zijn aangedragen. Het verbeteren van de communicatie en managementstijl zijn de belangrijkste speerpunten die hieruit naar voren zijn gekomen. Hieraan wordt een vervolg gegeven door de ontwikkeling van strategisch personeelsmanagement en het expliciteren van gewenste competenties voor managementfuncties. NIOO
Met de aanstelling van een onderzoeker als directeur NIOO is het profiel van de directeursfunctie gewijzigd. Er is een zwaarder accent komen te liggen op de wetenschappelijke integratie van de drie centra van het NIOO, hetgeen heeft geresulteerd in een nieuwe visie op de management- en beheerstructuur van het instituut. Dit is in goed overleg met de betrokkenen uitgewerkt tot een herontwerp van de top van de organisatie van het NIOO. In december 2000 heeft het bestuur van de KNAW zijn goedkeuring gehecht aan de reorganisatie en kon een start worden gemaakt met de implementatie.
83
Het personeel van de KNAW in getallen In- en uitstroom regeling ontslaguitkeringen (wachtgelden) instroom in 2000
20
uitstroom in 2000
38
aantal uitkeringsgerechtigden ultimo 2000
50
Aard dienstverbanden (vast/tijdelijk) vaste dienst of uitzicht daarop Bureau Rathenau NIWI
100
18
14
6
104
18
CHI
18
2
Meertens Instituut
41
27
IISG/NEHA
74
2
NIAS
21
2
waarvan OIO
2
2
2
CBS
48
6
Hubrecht Laboratorium
61
37
12
NIH
65
34
17
IOI
49
14
8
MEG
ICIN NIOO
Oorlogsdocumentatie Totaal
84
tijdelijke dienst
Sociaal jaarverslag
16
36
7
138
55
17
33
23
1
784
282
64
Personeelsopbouw KNAW op peildatum 31 december 2000. Achter de naam van het instituut is vermeld het aantal fte respectievelijk personen. Het totaal aantal personeelsleden is 1186, exclusief personeel werkzaam bij KNAW-onderdelen doch met een dienstverband elders. Jonger dan 35
35 tot 50 jaar
50 jaar en ouder
Instituut
Fte
Schalengroep
m
v
m
v
m
v
Bureau
106,29
119 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
5 6 1
14 5 0
4 18 10
7 17 4
2 7 10
1 7 1
16,50
19 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 1 0
1 4 0
0 3 1
2 3 2
0 0 1
0 0 1
102,48
123 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
5 3 0
5 6 0
16 27 1
12 11 1
5 10 5
9 6 1
CHI
18,80
20 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 1 0
0 1 0
1 3 0
3 1 0
0 1 3
0 2 4
Meertens Instituut
45,19
66 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
4 0 1
11 3 0
3 8 3
6 9 1
1 4 2
7 3 0
IISG/NEHA
61,39
77 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
1 2 0
2 1 0
7 14 6
10 8 1
2 6 4
6 7 0
NIAS
16,56
23 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 0 0
3 0 0
2 0 1
1 3 0
1 3 0
8 1 0
MEG
3,50
4 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 1 0
0 0 0
0 1 2
0 0 0
0 0 0
0 0 0
CBS
47,26
54 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
6 2 0
8 0 0
2 6 2
11 2 0
2 1 4
6 2 0
NIOB
89,64
97 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
6 17 0
8 14 0
6 12 5
3 6 3
4 4 3
5 1 0
NIH
94,62
99 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
3 14 0
6 12 0
5 17 4
8 4 0
4 3 14
3 1 1
IOI
54,13
64 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
2 7 1
2 8 0
1 3 6
5 9 0
1 5 7
5 1 1
ICIN
47,75
53 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
2 21 0
3 9 0
0 2 6
3 0 1
0 0 2
2 2 0
173,37
191 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
5 23 1
13 14 0
11 27 16
9 15 4
12 19 13
8 1 0
Oorlogs- 49,59 documentatie
56 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
5 2 0
4 4 0
3 10 4
2 5 1
3 5 3
1 3 1
KNHG
3,30
4 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 0 0
0 1 0
0 0 0
1 1 0
0 0 0
0 0 1
RSC
7,00
7 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 2 0
0 2 0
0 1 1
1 0 0
0 0 0
0 0 0
FA
51,64
66 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
3 0 0
3 1 0
4 16 5
13 2 0
1 7 5
6 0 0
KITLV
36,93
44 schaal 7 of lager schaal 8 t/m 11 schaal 12 en hoger
0 2 0
0 0 0
6 2 1
9 4 2
3 4 0
2 3 6
155
168
315
226
196
126
Rathenau
NIWI
NIOO
Totaal
1025,9
1186
85
Percentage ziekteverzuim 1994-2000 Jaar Bureau
RI
NIWI
MI
CHI
IISG
NIAS
CBS NIOB
NIH
IOI
ICIN NIOO NIOD
Totaal
1994
5,8
5,8
8,3
4,8
5,5
5,4
4,3
4,3
3,4
3,9
2,2
4,9
3,8
4,6
1995
5,2
3,6
6,1
3,3
5,9
5,2
7,6
4,7
3,5
3,7
3,3
7,7
3,6
4,6
1996
4,7
8,9
2,3
3,9
4,3
6,8
6,0
3,6
2,1
3,0
3,8
4,7
3,2
4,2
1997
6,8 10,0
3,0
3,6
6,5
4,8
5,2
3,6
2,7
7,1
5,7
5,1
3,5
5,3
1998
9,2 10,0
6,0
2,4
5,3
7,6
7,6
5,9
2,9
4,9
4,2
6,1
4,1
5,7
1999
6,4
8,7
6,0
2,6
7,4
9,1
7,1
5,0
2,6
7,6
2,9
5,9
4,7
7,8 5,9
2000
7,0
5,7
3,5
2,4
5,8
8,5
4,6
4,1
1,4
5,1
3,6
4,4
5,9
9,4 5,4
CBS
NIOB
10
8
percentage ziekteverzuim
6
4
2
0 Bureau
Rathenau
NIWI
Instituut
Meertens
CHI
IISG
NIAS
Instituut
10
8
percentage ziekteverzuim
6
4
2
0 NIH
86
Sociaal jaarverslag
IOI
ICIN
NIOO
NIOD
totaal
Percentage ziekteverzuim 1997-2000 Jaar Bureau
RI
NIWI
MI
CHI
IISG
NIAS
1997
6,8 10,0
3,0
3,6
6,5
4,8
1998
9,2 10,0
6,0
2,4
5,3
1999
6,4
8,7
6,0
2,6
2000
7,0
5,7
3,5
2,4
ICIN NIOO NIOD
Totaal
CBS NIOB
NIH
IOI
5,2
3,6
2,7
7,1
5,7
5,1
3,5
5,3
7,6
7,6
5,9
2,9
4,9
4,2
6,1
4,1
5,7
7,4
9,1
7,1
5,0
2,6
7,6
2,9
5,9
4,7
7,8 5,9
5,8
8,5
4,6
4,1
1,4
5,1
3,6
4,4
5,9
9,4 5,4
10
8
percentage ziekteverzuim
6
4
2
0 Bureau
Rathenau
NIWI
Instituut
Meertens
CHI
IISG
NIAS
CBS
NIOB
Instituut
10
8
percentage ziekteverzuim
6
4
2
0 NIH
IOI
ICIN
NIOO
NIOD
totaal
87
Arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid CAO Onderzoekinstellingen 2000-2001
Op 1 maart 2000 eindigde de looptijd van de eerste CAO voor de onderzoekinstellingen. Medio mei heeft de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI) met de centrales voor één jaar een nieuw CAO-akkoord gesloten dat onder meer voorzag in de volgende afspraken: – een generieke salarisverhoging van 3,5 procent met ingang van 1 maart 2000 afschaffing van de wachtjaren in de salarisschalen 1 t/m 5 invoering van een systeem van Arbeidsvoorwaarden op maat (AVOM-regeling)invoering van het recht op – een professioneel loopbaanadvies (één keer per vijf jaar) uitbreiding van het recht op ‘flankerend beleid’ voor medewerkers met een dienstverband voor bepaalde tijd openstelling van de ADV-meerjarenvariant voor zorgtaken – het uitvoeren van een aantal studies tijdens de looptijd van de CAO (functiewaardering en beloningssystematiek, harmonisatie secundaire arbeidsvoorwaarden, ziektekosten en loopbaanbeleid). De belangrijkste vernieuwing betrof de introductie van de regeling Arbeidsvoorwaarden op maat (AVOM). Deze regeling geeft medewerkers de mogelijkheid om, afhankelijk van hun persoonlijke wensen en omstandigheden, tijd (vakantie) en/of geld (salaris of vakantie-uitkering) als bron in te brengen om bepaalde doelen te verwerven (extra vakantieuren, geld, fiets, PC-privé, verlaging eigen bijdrage voor studie, kinderopvang of reiskosten woon-werkverkeer). Om ervoor te zorgen dat medewerkers goed geïnformeerd zouden zijn over de mogelijkheden van deze regeling, heeft P&O veel tijd en energie geïnvesteerd in voorlichtingsactiviteiten (brochure en instituutsbijeenkomsten). Terugblikkend kan worden vastgesteld dat AVOM duidelijk heeft voorzien in een behoefte van de KNAW-medewerkers: circa 35 procent heeft van de regeling gebruik gemaakt. 141 deelnemers hebben alleen vakantie-uren ingezet, 126 deelnemers alleen geld en 83 deelnemers een combinatie van beide. Hiermee zijn de volgende doelen verworven (per deelnemer konden meerdere doelen worden gekozen): – 22 aankoop vakantie-uren – 4 spaaruren – 90 ‘verkoop’ vakantie-uren – 74 verlaging eigen bijdrage reiskosten – 55 aanschaf fiets – 123 aanschaf PC – 50 verlaging eigen bijdrage kinderopvang – 1 verlaging eigen bijdrage studie
Salariëring onderzoekers in opleiding (OIO’s)
In de CAO Onderzoeksinstellingen 2000-2001 zijn geen concrete afspraken vastgelegd over de salariëring van OIO’s. In het hoofdlijnenakkoord werd de wenselijkheid van een structurele extra verhoging door beide partijen erkend, maar om te voorkomen dat de onderzoekinstellingen uit de pas zouden gaan lopen is afgesproken de CAO-ontwikkelingen bij de universiteiten af te wachten. Nadat de VSNU een nieuwe CAO overeen was gekomen, heeft de WVOI besloten de daarin afgesproken extra salarisverhoging voor AIO’s te volgen. Hiermee werd gewaarborgd dat universiteiten en onderzoekinstellingen hun promoverende medewerkers in beginsel dezelfde primaire arbeidsvoorwaarden bieden. Overigens heeft, tot ongenoegen van de KNAW en de NWO, de minister van Onderwijs,
88
Sociaal jaarverslag
Cultuur en Wetenschappen de onderzoekinstellingen in 2000 geen extra financiële tegemoetkoming gegeven voor deze kostenverhogende maatregel, dit terwijl de universiteiten wèl ruimschoots zijn gecompenseerd voor de oplossing van dit knelpunt. Als onderdeel van een grootscheepse operatie die overheidswerknemers onder de sociale zekerheidsregelingen moet brengen die ook voor het bedrijfsleven gelden (de zogenaamde OOW-operatie) heeft de WVOI in overleg met de bonden veel aandacht moeten besteden aan de herziening van de werkloosheidsregelingen. Daarbij ging het met name om de splitsing van de wachtgelduitkering in een wettelijke (ww) en een aanvullende bovenwettelijke uitkering en in het maken van afspraken met het USZO over de uitvoering van deze regelingen. Het nieuwe uitkeringsregime is, evenals de Ziektewet, met ingang van 1 januari 2001 in werking getreden. Andere ontwikkelingen binnen de werkgeversvereniging
De WVOI is in 2000 als volwaardig lid toegelaten tot het Verbond sectorwerkgevers overheid (VSO). Om te voorkomen dat dit lidmaatschap de onderzoekinstellingen onevenredig veel tijd kost, heeft de WVOI met de VSNU afspraken gemaakt over afstemming en samenwerking. De WVOI heeft een aantal projectvoorstellen voor financiering ingediend bij de stichting SoFoKles die inmiddels zijn goedgekeurd. De goedgekeurde projecten hebben betrekking op werkdrukonderzoek, de ontwikkeling van een interactief systeem voor personeelsconsultatie, het bevorderen van de doorstroming van vrouwen naar hogere functies en loopbaanmonitoring. In november heeft de WVOI, samen met de HBO-raad en de VSNU, een zogenaamd Arboconvenant afgesloten met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit convenant is gericht op de aanpak van werkdruk (psychische werkbelasting) en ziekteverzuim binnen het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De onderzoekinstellingen hebben, samen met de universiteiten en de HBO-instellingen, afgesproken dat zij zich zullen inspannen om het ziekteverzuim terug te dringen en het arbeidsrisico ‘psychische werkbelasting’ te reduceren. De ministeries van SZW en OCenW stellen in totaal ruim 8 miljoen gulden beschikbaar voor de uitvoering van het convenant. Er wordt naar gestreefd dat alle werkgevers voor 1 juli 2002 een plan van aanpak opstellen met specifieke aandacht voor het verminderen en/of beheersen van de psychische werkbelasting (werkdruk) binnen de eigen organisaties. De WVOI-instellingen hebben besloten op een aantal terreinen de handen ineen te slaan als het gaat om het inschakelen van externe dienstverleners. Zo participeert de KNAW samen met de andere WVOI-instellingen in Academic Transfer. Academic Transfer is een vacaturesite op het internet met de vacatures van vrijwel alle universiteiten en onderzoekinstellingen binnen Nederland. De eerste evaluaties hebben reeds aangetoond dat de site succesvol is. Voorts is in WVOI-verband een contract afgesloten met Bureau Schade Afwikkeling voor het verhalen van (loon)schade die het gevolg is van ziekmeldingen van medewerkers, na een door derden veroorzaakt ongeval. Ook in de contacten met de uitvoeringsinstelling voor de sociale zekerheid (USZO) en met het pensioenfonds (ABP) werkt de KNAW nauw samen met de andere WVOI-werkgevers.
89
Decentrale arbeidsvoorwaarden
De KNAW heeft in het lokaal overleg (LO) met de bonden overeenstemming bereikt over de besteding van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden voor 2000 en 2001. Naast continuering van een aantal regelingen die min of meer als structureel kunnen worden beschouwd (zoals kinderopvang en premiesparen) zijn middelen gereserveerd voor loopbaanadvisering en voor cursussen ter verhoging van de mondigheid en weerbaarheid van medewerkers (bijvoorbeeld in de vorm van een training ‘persoonlijke effectiviteit’). Daarnaast is in het LO gesproken over een herziening van het sociaal beleidskader. Het overleg hierover heeft in 2000 nog niet tot overeenstemming geleid.
90
Sociaal jaarverslag
economie inzicht als we het hebben over de ‘lerende organisatie’.’ Dat laatste thema is ook het onderwerp van Nootebooms opus magnum ‘Learning and innovation in organisations and economies’ dat vorig jaar het licht zag bij Oxford University Press. ‘Vijfendertig jaar geleden ben ik begonnen over het onderwerp na te denken. Twintig en vijftien jaar geleden heb ik al eens een poging gedaan het boek te schrijven, maar toen beschikte ik toch nog niet over voldoende kennis en ervaring.’ Reacties en recensies zijn er nog amper - het boek verscheen eind november - maar het feit dat het werk af is, stemt al tot grote tevredenheid. Vorig jaar maakte Nooteboom ook een opmerkelijke overstap, van Groningen naar Rotterdam. ‘Ik hoefde niet per se weg, maar de beslissing stoelt op een mengsel van motieven. Ik had nog zeven jaar tot mijn pensioen te gaan en al die tijd op dezelfde plek zitten, stond me niet aan. Bovendien moest mijn vrouw haar balletschool in Drenthe opgeven.
Allebei wilden we wel terug naar de Randstad.’ Ondanks zijn persoonlijke hoogtepunten van het afgelopen jaar koestert Nooteboom ook een aantal zorgen. Hij bespeurt een enorme scheiding tussen wetenschap en maatschappij waardoor het Nederlandse intellectuele klimaat verschraalt. ‘De diepgang in de media ontbreekt, men registreert, maar analyseert amper. De kranten concentreren zich nu bijvoorbeeld op de affaire rond Maxima - die ik persoonlijk niet zo belangwekkend vind. Het entertainment overheerst. De KNAW heeft een mooie taak om de wetenschap stem te geven in het maatschappelijk debat.’ Maar ook binnen het wetenschapsbedrijf is er voor de KNAW voldoende werk aan de winkel, vindt Nooteboom. ‘De kwaliteit van de beoordeling van plannen voor onderzoek behoeft verbetering. Momenteel is het vaak natte vingerwerk en erg gevoelig voor de persoon van de beoordelaar.’
Nieuw bij de Afdeling Letterkunde
B. Nooteboom (1943)
‘Interdisciplinair werk wordt in kringen van economen van oudsher niet zo gewaardeerd. Het gevaar bestaat dat je als econoom met een brede interesse tussen wal en schip raakt. Maar langzamerhand ontkomen ook economen er niet meer aan over de grenzen van hun vakgebied heen te kijken.’ Bij die kentering past het voordragen van de Rotterdamse Bedrijfskundige prof.dr. Bart Nooteboom (58) voor het Akademielidmaatschap - zo verklaart hij het zelf tenminste. Nooteboom beweegt zich al jaren op het raakvlak van de economie, sociologie en de cognitiewetenschap , maar pas recent zijn die disciplines ook binnen het blikveld van de doorsnee econoom gekomen. ‘Er is nu veel meer aandacht voor relaties in de economie. Als je het over de netwerkeconomie hebt, kun je uitstekend inzichten vanuit de sociologie integreren, zoals het idee dat instituties de basis voor markten vormen en de analyse van netwerken. En de cognitiewetenschap levert aan de kennis-
Informatievoorziening
Interne en externe communicatie
In het verslagjaar was er veel media-aandacht voor het bezoek van de Franse president Chirac aan de Akademie (februari), de door de KNAW georganiseerde themabijeenkomst over ‘Contractonderzoek’ (maart), de door de Akademie uitgegeven publicatie Wetenschappelijk onderzoek: dilemma’s en verleidingen (maart), de bekendmaking van de winnaars en de uitreiking van de Heinekenprijzen (april en september), de jaarrede van de president van de KNAW, R.S. Reneman, over ‘wetenschap zonder profijtbeginsel’ en de uitreiking van de Akademiepenning aan de Delftse chemicus en milieutechnoloog Leo Jansen (mei). Veel aandacht was er in het verslagjaar voor de Nota over Wetenschaps- en Techniekcommunicatie Boeiend, Betrouwbaar en Belangrijk (april 2000) die minister Hermans, samen met zijn collega’s van Economische Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uitbracht. In een reactie op de nota lieten NWO, VSNU en de KNAW weten verheugd te zijn dat het onderwerp wetenschapscommunicatie zo prominent op de agenda is gezet. De in 1996 opgerichte Stichting Wetenschap en Techniek Nederland (WeTeN) speelt een centrale rol in de plannen van de minister. KNAW, NWO en VSNU hebben voor een grondige vernieuwing van de missie en de organisatie van deze stichting gepleit. De drie organisaties hebben kritiek geuit op enkele voorstellen die de minister in zijn nota doet. Vooral het plan om bij WeTeN een team van vijf tot tien wetenschapsredacteuren aan te stellen ter ondersteuning van de omroepen, vinden zij niet goed doordacht. Naar aanleiding van de bespreking van de nota in de Tweede Kamer in mei zegde Hermans toe een aantal van zijn plannen nog eens nader te bekijken. Bij de Stichting WeTeN vond in de maanden na de behandeling in de Tweede Kamer van de nota over wetenschaps- en techniekcommunicatie een reorganisatie plaats. In december presenteerde de Stichting haar Meerjarenplan 2001-2004. Extra impulsen voor de publieksgerichte wetenschaps- en techniekcommunicatie in Nederland (december 2000), waarin enkele in de nota Boeiend, Betrouwbaar en Belangrijk geformuleerde doelen zijn geconcretiseerd. Voorlichtingsprojecten
In 2000 was de KNAW opnieuw een van de hoofdsponsors van de Wetenschap&TechniekWeek. De Week, georganiseerd door de Stichting Wetenschap en Techniek Nederland (WeTeN), is een publieksmanifestatie bedoeld om jong en oud te laten kennismaken met wetenschap en techniek. In oktober 2000 vond de Week voor de vijftiende keer plaats. Het thema was ‘Huis, tuin en keuken’. Een groot aantal instituten van de KNAW organiseerde activiteiten tijdens de Week. In het kader van de Wetenschap&TechniekWeek organiseerde het Rathenau Instituut in samenwerking met WeTeN en de British Council op 10 oktober twee activiteiten die een vrucht zijn van Brits-Nederlandse samenwerking rond de betrokkenheid van een breed publiek bij wetenschap en technologie. De eerste is een try-out van een vertaald Brits toneelstuk over xenotransplantatie en de tweede een bijeenkomst over het consulteren van
91
een breed publiek bij besluitvorming over wetenschap en technologie. Beide bijeenkomsten werden in het Trippenhuis van de KNAW georganiseerd en de Akademie leverde een financiële bijdrage aan de activiteiten. Op de Avond van Wetenschap en Maatschappij in november kwamen ruim tweehonderd kopstukken uit bedrijfsleven, politiek, openbaar bestuur, kunst, media en sport en honderd vooraanstaande wetenschappers bijeen in de Ridderzaal te Den Haag om te praten over de uitdagingen en dilemma’s waar Nederland voor staat. De Avond was bedoeld als start van een brede dialoog tussen maatschappij en wetenschap. De initiatiefnemers, waaronder ZKH Prins Willem-Alexander, F.W. Huibregtsen en R.S. Reneman willen meer erkenning van het belang van de wetenschap en wetenschapsbeoefenaren stimuleren een actievere rol in maatschappelijke discussies te spelen. In 2001 zal de Avond opnieuw worden georganiseerd. In het verslagjaar is gestart met de uitwerking van een voorstel van programmamaker Jan Vink, winnaar van de Van Walreeprijs voor wetenschapsjournalistiek in 1999, om samen met KNAW en Teleac/NOT een serie televisieprogramma’s over wetenschap en wetenschappelijke onderzoekers te realiseren. De programmareeks moet een breed publiek aanspreken, maar zal vooral gericht zijn op jongeren van 16 jaar en ouder. Het bestuur van de Akademie achtte het voorstel belangwekkend en heeft de mogelijkheden van inhoudelijke en financiële participatie vanuit de KNAW nader onderzocht. Er is besloten de programmareeks te sponsoren vanuit de private fondsen van de KNAW. Uitgeverij Edita
Als beheerder van de website van de Akademie heeft Edita een begin gemaakt met het herstructureren van de site. De bedoeling is over te gaan naar een dynamische site die gebruik maakt van de bij het Bureau aanwezige informatie zoals deze is opgeslagen in verschillende databases, zoals het relatiebeheersysteem Akademis. Doordat gegevens in een dynamische structuur slechts een keer hoeven te worden ingevoerd, en wel door diegenen die direct verantwoordelijk zijn voor het verzamelen van informatie, wordt het bijhouden van gegevens minder arbeidsintensief en het risico van discrepanties tussen verschillende informatiesystemen verminderd. Behalve de achterliggende structuur van de website zullen ook uiterlijk, indeling en navigatie worden verbeterd. In 2000 is als eerste stap het deel van de site waarop de uitgaven van de Akademie worden gepresenteerd herzien, waardoor het nu mogelijk is op verschillende manieren naar publicaties te zoeken. Bovendien worden van veel uitgaven van beperkte omvang en/of met hoge actualiteitswaarde pdf-bestanden aangeboden die gebruikers kunnen downloaden. Het aantal uitgaven dat zo beschikbaar wordt gesteld zal langzamerhand worden uitgebreid. In 2000 werd met de publicatie van de CD-ROM Bakounine-Oeuvres complètes een groot uitgeefproject afgerond. Deze uitgave was een samenwerkingsproject van IISG, NIWI en Edita waarin door de betrokken partijen veel ervaring is opgedaan met het elektronisch beschikbaarstellen van complex bronnenmateriaal. De CD-ROM bevat alle bekende geschriften van de Russische anarchist Bakunin, in het origineel en in Franse vertaling. Een tweetalig (Frans en Engels) zoeksysteem biedt velerlei toegangen op het materiaal, hetgeen belangrijke nieuwe mogelijkheden biedt voor onderzoek van deze bronnen. Verschillende aspecten van elektronisch publiceren door wetenschappelijke instellingen worden onderzocht in Roquade, een project gesteund door IWI, waarin Edita samen met
92
Informatievoorziening
het NIWI een van de modules uitwerkt. Doel is gereedschappen en handleidingen te ontwikkelen die elektronisch publiceren voor wetenschappelijke instellingen kunnen vereenvoudigen. Met de Universiteit van Utrecht zijn besprekingen gestart over het overnemen van het beheer van het Iconclass project door de Akademie. Dit iconografisch classificatiesysteem is in de jaren 70 en 80 in 17 delen gepubliceerd door Edita. Voor het beheer van de elektronische versie die vervolgens is ontwikkeld door de vakgroep Informatie en Letteren van de Universiteit Utrecht is de Akademie benaderd. Er is een plan opgesteld voor gezamenlijk beheer, ontwikkeling en exploitatie door Edita en NIWI. Naar verwachting zal de elektronische Iconclass vanaf medio 2001 worden overgenomen door de Akademie. Een van de publicaties die door Edita werden gerealiseerd is een deel van The StainedGlass Windows in the Sint Janskerk at Gouda, handelend over The Pre-Reformation Windows in the Ambulatory of the Choir; the Post-Reformation Windows of the Nave and the Transept van de hand van Zsuzsanna van Ruyven-Zeman. Het laatste deel van dit driedelig werk zal in de loop van 2001 worden gepubliceerd. Een belangrijke herdruk was de nieuwe, herziene editie van Nieuwe spiegel der zeevaart. Beknopte historische atlas van de Europese kusten met de oude Nederlandse namen van B.C. Damsteegt. De eerste editie van dit boek werd door de Akademie in 1942 gepubliceerd en sindsdien geldt het als een gerenommeerd naslagwerk onder historici. Op initiatief van de Commissie voor de Zeegeschiedenis werd door de auteur zelf een heruitgave voorbereid, die tenslotte in een nieuwe vormgeving aan het eind van 2000 het licht zag. Documentaire Informatievoorziening
In 2000 is door de afdeling Documentaire Informatievoorziening (DIV) gewerkt aan het project Akademis, de database met gegevens van personen, leden van de KNAW, commissieleden en aanverwante organisaties. Het project is in het najaar 2000 technisch opgeleverd, daarna is er gestart met de conversie van de data. Het abonnement op de levering van digitale krantenknipsels is opgezegd. De kosten waren te hoog en het resultaat niet goed genoeg. DIV is begonnen met een eigen knipseldienst in samenwerking met de afdeling Voorlichting. Dagelijks worden artikelen uit een aantal landelijke dagbladen geknipt op relevante informatie. Deze artikelen zijn een aanvulling op het reeds bestaande attenderingsbulletin. Opschoning en herordening van het statisch archief (vanaf 1945) en het opstellen van bewaartermijnen wordt nu structureel uitgevoerd. Er is overleg gepleegd met het Rijksarchief Noord-Holland over de planning van de overdracht. In het postregistratiesysteem zijn 4629 inkomende en 3935 uitgaande correspondentie stukken geregistreerd. In 2000 zijn er door de centrale postkamer 115 143 stukken verstuurd.
93
Automatisering Millennium en Euro
Geheel volgens hoop en verwachting heeft de overgang van 1999 naar 2000 bij de Akademie en haar instituten geen noemenswaardige problemen opgeleverd. Met behulp van extra middelen van OCenW zijn ruim op tijd de mogelijke knelpunten opgelost. Na de millennium-problematiek is er nu volop aandacht voor de invoering euro en het voorbereiden van de nodige overgangsstappen. De laatste problemen zullen medio 2001 zijn verholpen. Dan zullen ook het personeelsinformatie- en salarissysteem volledig op de euro ingesteld zijn. Beleid De hoeveelheid en breedte van automatiseringsactiviteiten biedt mogelijkheden tot meer samenwerking binnen en tussen Bureau en instituten van de KNAW op het gebied van automatisering en informatisering. Er zijn initiatieven ontplooid om in 2001 een helder plan op te stellen voor een efficiëntere inzet van de beschikbare capaciteit en know-how. Grondslag daarvan vormt een scherpe afweging van welke kennis waar het meest optimaal benut kan worden, van welke aspecten het best centraal kunnen worden gefaciliteerd en van welke zaken juist beter decentraal kunnen worden georganiseerd.
J.H.C. Reiber (1946)
94
Ingenieur onder medici. Toevallig, want prof.dr.ir. Hans Reiber is het ziekenhuis lang geleden min of meer ingerold tijdens zijn afstudeerproject aan de TU Delft. De elektrotechnicus zou de medische wereld nooit meer verlaten. In 1977 richtte hij aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit het Laboratorium voor Klinische en Experimentele Beeldverwerking op, dat later naar de Universiteit Leiden verhuisde. Hier werd Reiber hoogleraar medische beeldverwerking. Röntgenopnames, echo’s, mriscans, etcetera: ze worden steeds uitgebreider en steeds moeilijker te beoordelen door de specialisten. ‘Louter visuele beoordeling kent een belangrijke mate van subjectiviteit’, vertelt Reiber, ‘de ene arts beoordeelt de beelden als veel ernstiger dan de ander.’ Reiber en zijn groep ontwikkelen daarom computertechnologie die de arts helpt bij het stellen van de juiste diagnose. ‘We proberen de diagnostiek veel objectiever te maken’, vertelt Reiber. Zo kunnen
Informatievoorziening
specialisten veel beelden tegenwoordig bijvoorbeeld driedimensionaal bekijken via de computer. Veel beter natuurlijk dan de platte plaatjes van vroeger. Hoogtepunt in 2000 was voor Reiber de ontwikkeling van een computermodel dat automatisch leert van de aanwijzingen van artsen, zogenaamde ‘kennis gestuurde beeldverwerking’. Een voorbeeld: de cardioloog tekent op een serie mri-scans de contouren van het hart. De computer ‘bekijkt’ ze, en is vervolgens in staat de organen zelf te herkennen op mriafbeeldingen van andere patiënten. ‘Uiteindelijk moet dit computermodel volledig automatisch zelf de diagnose kunnen stellen’, vertelt Reiber. ‘De cardioloog of radioloog hoeft dan alleen nog even een laatste blik te werpen op het computeroordeel. Ik denk dat op termijn 95 procent van het beeldmateriaal door de computer correct gediagnosticeerd kan worden. Met dit onderzoek zijn we de komende jaren heel druk.’ Zijn benoeming tot KNAW-lid ziet
Reiber als een ‘zeer grote eer’ en een erkenning van het belang van zijn vakgebied. ‘Ik denk dat het lidmaatschap heel belangrijk is. Zeker binnen het Leids Universitair Medisch Centrum wordt er veel waarde aan gehecht.’ Voor twee zaken wil hij aandacht binnen de KNAW. Ten eerste: meer geld voor wetenschap. ‘In vergelijking met andere westerse landen steekt de Nederlandse overheid erg weinig geld in research. En dat is natuurlijk heel vreemd voor een land dat het moet hebben van zijn kennis. Als we wetenschappelijk willen bijblijven, moet er snel veel geld bij.’ Daarnaast moet het wetenschappelijk carrièrebeleid anders, in de ogen van Reiber. ‘Jonge onderzoekers worden jaar na jaar op tijdelijke projecten gezet, zonder uitzicht op een werkelijk vaste baan. Dat is natuurlijk niet stimulerend, zeker niet als het bedrijfsleven aan je trekt met een veel hoger salaris en betere doorgroeimogelijkheden.’
Bijlagen
10 april 2000 Mw. I.M. Veldman over De visie van een prentuitgever: Crispijn de Passe (1564-1637) over zijn beroep. 8 mei 2000 P. Nijkamp over De machtige arm van de overheid en het nieuwe groei debat; een metaanalystische verkenning.
Wetenschappelijke voordrachten Verenigde Vergadering 8 mei 2000: voordracht van G. ‘t Hooft over Quarks in een gevangenis.
Afdelingsvergaderingen Letterkunde 10 januari 2000 A.F. Sanders over Informatieverwerking gedurende oog fixaties en saccadische oog bewegingen. 14 februari 2000 E.H. Hondius over Nieuwe methoden van privaatrechtelijke rechtsvinding en rechtsvorming in een verenigd Europa. 13 maart 2000 Themabijeenkomst van de beide Afdelingen over Contractonderzoek. Sprekers: Prof. dr. J. van Gijn (neurologie, Universiteit Utrecht) en prof. dr. J.A. Knottnerus (huisartsgeneeskunde Universiteit Maastricht, vice-voorzitter Gezondheidsraad) over Spanning tussen wetenschappelijke normen en ethiek en commerciële belangen van opdrachtgevers. Prof. mr. D.W.F. Verkade (informatierecht en recht van intellectueel eigendom Universiteit Leiden/advocatuur) en prof. dr. U. Rosenthal (bestuurskunde Universiteit Leiden, lid Algemeen Bestuur-NWO) over Intellectueel eigendom, openbaarheid van kennis en de relatie met media en politiek. Prof. dr. K. van ‘t Riet (levensmiddelen proceskunde Wageningen Universiteit en Researchcentrum, TNO-Voeding) en prof. dr. ir. W.P.M. van Swaaij (chemische technologie Universiteit Twente) over De universiteit als ondernemer. Prof. ir. N.D. van Egmond (milieubeleid Universiteit Utrecht, directeur RIVM-Milieu) en prof. dr. ir. J. Bouma (bodeminventarisatie en landevaluatie Wageningen Universiteit en Researchcentrum, lid WRR) over Groei van contractonderzoek: komen de fundamentele vragen nog aan bod? Prof. dr. P. Schnabel (geestelijke gezondheidszorg en geestelijke volksgezondheid Universiteit Utrecht, directeur Sociaal en Cultureel Planbureau) en prof. dr. W.A. Wagenaar (psychologie/rectormagnificus Universiteit Leiden) over Staat de academische vrijheid onder druk als gevolg van contractonderzoek?
5 juni 2000 J.L. van Zanden over Van drinkgelag naar poldermodel. Horizontale instituties en de ontwikkeling van de markteconomie. 11 september 2000 H.G.C. Hillenaar over Oedipus revisited: enkele beschouwingen over de Oedipusmythe voor en na Freud. 9 oktober 2000 Mw. G. Walter-Klingenstein, lid Oostenrijkse Academie van Wetenschappen, over Governing a Composite Monarchy in Early Modern Europe: the case of Austria, ca. 15001800. 13 november 2000 J.W. Zwemmer over De dood als belastbaar feit. 11 december 2000 Mw. Schenkeveld-Van der Dussen over De geheimen van het vrouwelijke hart.
Afdelingsvergaderingen Natuurkunde 31 januari 2000 G.J.F. van Heijst over Zelforganisatie in tweedimensionale stromingen, J. Reedijk over Zware metalen in geneesmiddelen en de zevende Descartes-lezing door J.P. Sauvage, lid van de Académie des Sciences de l’Institut de France, Parijs, over Towards artificial machines and motors at the molecular level. 28 februari 2000 N.J. Vlaar over De evolutie van de jonge aarde en de groei van continenten en D.N. Reinhoudt over Supramolecaire chemie. 27 maart 2000 J.P. Vandenbroucke over Van pil tot pil en J. Oerlemans over IJskappen als archief van het klimaat. 17 april 2000 M. Koornneef over De genetica van kleurenblindheid bij planten en A. Lagendijk over Licht in het labyrint. 29 mei 2000 H.C. Hemker over Bloedstollend en J.A. Battjes over Windgolven - onderzoek en ontwikkeling. 19 juni 2000 K.O. Stetter, buitenlands lid, over Microbial life at the upper temperature border en
A. Verruijt over Materiaaldemping in korrelmaterialen. 25 september 2000 E. Drent over Avonturen in katalyse en R. Tijdeman over Algebraïsche aspecten van discrete tomografie. 30 oktober 2000 S.A.P.L. Cloetingh over Verticale bewegingen in de geologie en de dynamica van continenten en J.E. Mooij over Supergeleidende Schrödinger-kat als quantumcomputer. 27 november 2000 A.S. Tanenbaum over Beyond the Web: Towards a Billion-User Distributed System en M.J. van der Wiel over Revolutie in versnellerland. 18 december 2000 J.A.R.A.M. van Hooff over Bimaturisme en alternatieve seksuele strategieën bij een primatensoort en J.J. Duistermaat over Nietholonome inperkingen. Sprekers 13 maart 2000 Contractonderzoek zie bij Afdelingsvergaderingen Letterkunde
Colloquia Akademie Colloquium ‘Research Methodology’ 12-14 januari 2000 georganiseerd door prof. dr. G.J. Mellenbergh (UvA) Akademie Colloquium ‘The Reception of the Galileian Science of Motion in Europe’ 5-7 juli 2000 georganiseerd door prof. dr. J.M.M.H. Thijssen (KUN) Akademie Colloquium ‘The World of Emperor Charles the Fifth’ 4-6 oktober 2000 georganiseerd door prof. dr. W.P. Blockmans (UL) Akademie Colloquium ‘Constructive Algebra and Systems Theory’ 1-3 november 2000 georganiseerd door prof. dr. M. Hazewinkel en dr. B. Hanzon (CWI) Akademie Colloquium ‘Photoreceptor proteins: Structure, photochemistry & dynamics’ 24 en 25 november 2000 (Tinbergen Instituut) georganiseerd door prof. dr. K.J. Hellingwerf Akademie Colloquium ‘Assignment and matching models in economics’ 14-16 december 2000 georganiseerd door prof. dr. C.N. Teulings
95
Erkenning Onderzoekscholen De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) beslist krachtens het vastgestelde protocol over verzoeken van universiteiten tot erkenning van onderzoekscholen. De Commissie bestaat uit negen personen, te weten een voorzitter, een vice-voorzitter en zeven andere leden. Deze zeven leden zijn de voorzitters van de zeven subcommissies die de Commissie adviseren bij het beoordelen van de aanvragen. Alle Commissie- en subcommissieleden worden door het bestuur van de KNAW benoemd voor een periode van vier jaar en zijn éénmaal hernoembaar. Tijdens de beoordelingsronde 2000 was de samenstelling van de ECOS en haar subcommissies als volgt: Erkenningscommissie Onderzoekscholen Voorzitter: J.A. Michon, vice voorzitter: A. Verruijt Subcommissies Sub-commissie Geesteswetenschapppen (GW) Voorzitter: A. van de Beek Leden: H. Bennis, J.L. van Zanden, W.L. Idema Sub-commissie Maatschappij- en Gedragswetenschappen (MAG) Voorzitter: J. Gierveld Leden: E. van Avermaet, E.E.C. van Damme, D.W.F. Verkade, J. van Doorne-Huiskes Sub-commissie Exacte Wetenschappen (EW) Voorzitter: E. Drent Leden: H.J. Habing, P.J. Zandbergen, G. van Middelkoop Sub-commissie Biologische-, Oceanografische- en Aardwetenschappen (BOA) Voorzitter: J.H. Koeman Leden: J. Ridder, S.B.J. Menken, W. van Delden Sub-commissie Medische Wetenschappen (MW) Voorzitter: S.W.J. Lamberts Leden: R. Casteels, J.A. Knottnerus, C.J.M. Melief, G.B. Snow, A.M. Kruisbeek, B. Löwenberg Sub-commissie Technische Wetenschappen (TW) Voorzitter: G.J.F. van Heijst Leden: J.A. Wesselingh, S. Middelhoek, B.M. Spee
Uitgebrachte achtergrondstudies commentaren en rapporten algemeen – Briefadvies aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de toekomstige inrichting ven het wetenschappelijk onderwijs, januari 2000 – Briefadvies aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de notitie Naar een open hoger onderwijs, december 2000 – Rijzende sterren. Om de kwaliteit van de onderzoekersopleiding, december 2000
KNAW
Afdeling Letterkunde Commissie Geesteswetenschappen – De toekomst van de theologie in Nederland, advies van de Commissie Geesteswetenschappen, Verkenningen van de KNAW, deel 3, 2000 Sociaal-Wetenschappelijke Raad – Intern advies d.d. 17 juli 2000 met drie voorstellen in het kader van de Investeringsportefeuille wetenschappelijk onderzoek van de KNAW: De ‘sociale quaestie’ in transnationaal en transcultureel perspectief, De Netwerkeconomie, en Belichaamde Cognitie; Een Investeringsportefeuille voor de Psychonomie. Afdeling Natuurkunde Akademie Commissie voor de Chemie – Chemie in nieuw perspectief: van middelbare school tot arbeidsmarkt, maart 2000. Gezamenlijk rapport van de Akademie Commissie voor de Chemie, Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging, Gebied Chemische Wetenschappen-NWO, STW-NWO, Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie en de Kamer Scheikunde-VSNU, verenigd in het Overleg Chemie Nederland (OCN) Biologische Raad – Biologie: een vitaal belang, rapport van de Commissie Disciplineplan Biologie, oktober 2000. – Briefadvies over de Global Biodiversity Information Facility (GBIF), mei 2000. – Intern advies over de evaluatie van het ruimte-onderzoek, december 2000.
Sub-commissie Landbouwwetenschappen (LW) Voorzitter: J.W.M. Osse Leden: S. Bruin, A.H. Eenink, F. de Vree, J.M. van Groenendael
Commissie Geneeskunde –Schriftelijk commentaar op toetsingsprocedure multicenteronderzoek van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (samen met Medische Wetenschappen/ NWO)
De voorzitters van de subcommissies zijn lid van de Erkenningscommissie Onderzoekscholen.
– Intern advies inzake onderzoek met embryonale stamcellen
96
Bijlagen
Raad voor de Aarde en Klimaat – Biogeologie, intern advies, mei 2000
Publicaties Publicaties van de Akademie in haar geheel Levensberichten en herdenkingen 2001 – Bernard Budiansky, Levensbericht door J.F. Besseling – Hendrik Brugt Gerhard Casimir, Levensbericht door D. Polder – Willem Hilbrand van Dobben, Levensbericht door P.J.C. Kuiper – Christiaan Justus Enschedé, Herdenking door H. Franken – Frederik Willem Nicolaas Hugenholtz, Herdenking door W.P. Blockmans – Jan Willem de Jong, Levensbericht door H.W. Bodewitz – Frans Karel Ligtenberg, Levensbericht door A. Verruijt en J. Witteveen – Bastiaan Jacob Dirk Meeuse, Levensbericht door H.F. Linskens – Paul Charles Émile Michot, Levensbericht door E. den Tex en H.J. Zwart – Helene Nolthenius, Herdenking door C. Vellekoop – André Tunc, Herdenking door A.R. Bloembergen – Jacobus Theodorus Wiebes, Levensbericht door K. Bakker en S.B.J. Menken – Pieter de Wolff, Herdenking door A. Heertje Jaarboek 2000 Jaarverslag 1999 Verslag van de Verenigde Vergadering van de beide Afdelingen der Akademie Akademie Nieuws, Nieuwsbrief over de Akademie en de Akademie-instituten, dertiende jaargang, nummer 56-59 Robert Spreeuw en Diederik Stapel (red.); Herman Veenhof (eindred.), Over de grenzen van het weten. Jaarboek 1999. Vereniging van Akademie-Onderzoekers. Geschiedschrijving van de Akademie Berkel, K. van (red.), Het oude Instituut en de nieuwe Akademie. Overheid en wetenschapsbeoefening omtrent het midden van de negentiende eeuw Commissie Geesteswetenschappen De toekomst van de theologie in Nederland, rapport.
Van den Berg, W. en G.W. Muller (red.), Literatuur op school. Zeven voordrachten over het literatuuronderwijs Publicaties Afdeling Letterkunde Mededelingen, jaargang 63, nummer 1-3 – Kees Groeneboer, Van Radja Toek tot Goesti Dertig. Herman Neubronner van der Tuuk als veldlinguïst in negentiende-eeuws Indonesië, MLN 63: 1 – S.R. Slings, Symposium: Speech and Ideology. Two hermeneutical issues in early Greek lyric, with special reference to Mimnermus, MLN 63: 2 – A.F. Sanders, Informatieverwerking gedurende oogfixaties en saccaden, MLN 63: 3 Verhandelingen Letterkunde nieuwe reeks – Kossmann, E.H., Political Thought in the Dutch Republic. Three studies, VLN 179 – Bennis, Hans, Martin Everaert and Eric Reuland, Interface Strategies, VLN 180 – Salet, Willem and Andreas Faludi, The Revival of Strategic Spatial Planning, VLN 181 – Postmes, T., R. Spears, M. Lea & S. Reicher, SIDE issues centre stage: Recent Developments in Studies of De-individuation in Groups, VLN 183
Publicaties Afdeling Natuurkunde Indagationes Mathematicae, vol. 11, nummer 1-4 Verslag van de gewone vergadering van de Afdeling Natuurkunde, vol. 109, nummer 1-8, waarin opgenomen de in 2000 gehouden wetenschappelijke voordrachten van: G.J.F. van Heijst, N.J. Vlaar, J.P. Vandenbroucke, M. Koornneef, H.C. Hemker, K.O. Stetter, E. Drent, J.E. Mooij, S.A.P.L. Cloetingh.
Meijman, Frans J., Overdracht van medische kennis: vrij en blij? Het populariseren van biomedische wetenschappelijke informatie Daan, Jo, Geschiedenis van de dialectgeografie in het Nederlandse taalgebied. Rondom Kloeke en het Dialectenbureau SWR,
Sociale wetenschappen en beleid: spannende verhoudingen Lustrumconferentie SWR 1959-1999
Berkel, K. van, Het oude Instituut en de nieuwe Akademie. Overheid en wetenschapsbeoefening omtrent het midden van de negentiende eeuw
Verhandelingen Natuurkunde Eerste Reeks – Lenstra D., T.D. Visser and K.A.H. van Leeuwen, Quantum Optics of Small Structures Bakunin, M.A., Bakounine, Oeuvres complètes (VNE 51) - CD-ROM ism IISG/NIWI – Clément, Ph., F. den Hollander, J. van Neerven and B. de Pagter, Infinite Dimensional Stargardt, Janice, Tracing Thoughts through Stochastic Analysis (VNE 52) Things. The Oldest Pali Texts and the Early Buddhist Archaeology of India and Burma (7th Overige publicaties Gonda Lecture) Heilbron, Johan, Maarten van Bottenburg en Ruyven-Zeman, Zs. van, The stained-glass Ingrid Geesink, Wetenschappelijk onderzoek: Windows in the St Janskerk at Gouda, vol III: dilemma’s en verleidingen The Pre-Reformation Windows in the Ambulatory of the Choir; the Post-Reformation Windows of the Nave and the Transept
97
Register
89 41, 43 Advies Commissie Wetenschap en Ethiek 46 Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) 39, 40, 41 AIO 55 Akademie Commissie voor de Chemie (ACC) 41 Akademie Raad voor de Wiskunde 41 Akademiepenning 16, 24 All European Academies (ALLEA) 5, 25, 29 ALMA 29, 30 Alterra 46 ALW 32, 44 AMG 79 Arbodag 78 Aristoteles Semitico-Latinus project (ASL) 19 Automatisering 94 AVOM 88 ABP
ACC
Bedrijfsmaatschappelijk werk 80 Bedrijfsongevallen 79 Bestuurscommissie onderzoekorganisatie (BCO) 12, 49, 51 Biologische Raad 42 Biomedische Wetenschappen 37 Biotechnologie bij Dieren (BBD) 46 BMGN 57 BPRC 46 88 Carolina MacGillavry Fonds 30 Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (CCAA) 80 CBB 43 CBS 51, 83, 84 CCMO 46 CDTB 46 CEMO 68 Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) 63 Chinese Academy of Sciences (cas) 25 Chinese Academy of Social Sciences (cass). 25 Christiaan Huygens Wetenschapsprijs 24 CL 68 CLIVAR (Climate Variability and Prediction Research) 32 Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie 46 Commissie Geesteswetenschappen 43 Commissie Geneeskunde 43 Commissie Geschiedschrijving KNAW 18 Commissie Kandidaatstelling 17
Commissie voor de Biochemie en de Biofysica 41, 42 Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur 46 Commissie voor de uitgave van de geschiede -nis der Nederlandse Rechtswetenschap18 Commissie voor Geschiedenis van Aard wetenschappen 18 Commissie voor het Corpus van OudBabylonische Brieven 18 Commissie Wetenschapsarchieven 18 Commissie voor Zeegeschiedenis 18 Constantijn Huygens Instituut (CHI) 52, 54, 84 Contactcommissie EMBL/EMBC 29 Contractonderzoek 17 COPD 10 Corpus Vasorum Antiquorum 19 CPB 9 CTO 68
IGBP/WCRP
32 84 ING 52, 57 INQUA 44 InterAcademy Council (IAC) 5 InterAcademy Panel (IAP) 30 Internationaal Instituut voor Sociale Geschie denis (IISG) 52, 55, 56, 59, 61 International Council of Scientific Unions (ICSU) 30 International Foundation for Science (IFS) 30 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) 64, 65, 84 IOC 32 Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (IOI) 50, 66, 65, 83, 84 ISEAS 56 IISG/NEHA
Kamer Scheikunde 41 12 KITLV 52, 53, 57, 82 KNGMG 44 KNMI, 44 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkund (KITLV) 56 Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) 52, 57 Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging (KNCV) 41 Koninklijke/Shell Prijs 24 KPMG 71 Kwaliteitszorg 35 KWF 47 KIS
Dierexperimentencommissie 46 Digitaliseringsfonds 73 Documentaire Informatievoorziening 93 Dow Chemical Energieprijs 24 E.W. Beth Stichting 22 Edita, Uitgeverij 52, 61, 92 Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) 35 ESO Contact Commissie 29, 30 Euro 94 European Science Foundation (ESF) 30 52 42 Fonds Staatsman Thorbecke 22, 72, 73 Fryske Akademy 54, 55 FA
FOM
Letterkunde, Afdeling 15, 33 LNV 46 Loopbaanbegeleiding en mobiliteit 81
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen 37 Gedragswetenschap en Wetenschappelijke Informatie (GWI) 51 Geesteswetenschappen 37 Geografische informatiesystemen (GIS) 66 Gilles Holstmedaille 15, 24 Global Biodiversity Information Facility (GBIF) 42 Global Positioning System (GPS) 66 Gonda Fonds 21, 22, 23, 73 GZO 44
Mac Gillavery Fonds 73 M.W. Beijerinck Virologie Fonds 22, 73 Meertens Instituut 52, 57, 58, 83, 84, 85, 86 MEG 49, 84 Milieu-audits 78 Millennium 94 Ministry of Education of China (MOE) 25, 26 Ministry of Science and Technology (MOST) 25, 26 MRI 65
CAO
Commissie 32 Heinekenprijzen 24 Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendium 32 Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 2000 (HOOP) 11 Hollemanprijs 24 Hubrecht Fonds 73 Hubrecht Laboratorium 63, 64, 84
HDP
IAC ICES
98
Bijlagen
25 12
National Natural Science Foundation of China (NSFC) 26 Natuurkunde, Afdeling 15, 17, 33 Natuurwetenschappen 37 NCB 33 NCG 66 Nederlands Aardwetenschappelijk Congres (NAC) 44 Nederlands Comité van het Corpus Vitrearum 19 Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi 19 Nederlands Congres Bureau (NCB) 33
Nederlands Economisch-Historisch Archief (NEHA) 59 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (NIH) 50, 67, 82, 83, 84-87 Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO) 68, 69, 83, 84-87 Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatie (NIWI) 52, 55, 60, 61, 79, 82, 83, 84-87 Nederlandse Commissie van het Scientific Committee 32 Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) 66 Nederlandse Commissie voor het Scientific Committee on Antartic Research 32 Nederlandse Cultuurcollectie van Bacteriën (NCCB) 63 Nederlandse Hersenbank (NHB) 67 Nederlandse IGBP/WCRP Commissies 32 Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) 61 Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA) 30 NEH 59 NEHA 59 Netherlands House for Science and Technology (NEST) 32 NFWO 58 NIAS 52, 53, 61, 62, 84-87 NIOB 73, 83 NIOD 60, 82 NIOZ 46 Normaal Amsterdams Peil (NAP) 66 NOSTER 43 NWO 8, 10, 32, 40, 41, 42, 43, 50, 52, 57, 58, 72, 91 OCN
41
Onacceptabel gedrag 80 Ondernemingsraad (OR-KNAW) 12, 82 Oorlogsdocumentatie 84 Overleg Chemie Nederland (OCN) 41 Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (OOW) 41 p&o 77,80 (‘Past Global Changes’) 32 Programma Akademie-Onderzoekers 36 Programma Strategische Allianties 5, 26 Programma Wetenschappelijke Samenwerking Nederland 5
45 89 TA 69 Talent voor de Toekomst. 9 Technische Wetenschappen 37 Ter Meulen Fonds 21, 22, 73 TNO 32, 44 Trippenhuiscommissie 46 SWR SZW
PAGES
Raad voor Aarde en Klimaat (RAK) 44 Raad voor Natuur- en Sterrenkunde 44 Ramsay Memorial Fund 21, 22 Rathenau Instituut 69, 82, 84-87 Reis- en congressubsidies 33 Rijksdriehoeksmeting (RD) 66 Rijzende sterren 7, 35 RIZA 44 RNS 44 Roosevelt Study Center (RSC) 62 Schure-Beijerinck-Popping Fonds 21, 22, 73 SENTER/EGLiaison 32 Sociaal-Wetenschappelijke Raad 45 STAR 33 STCN (Short-Title Catalogue, Netherlands) 18 STCR 18 Stichting Akademieleerstoelen 22 Stichting Axis 41 Stichting SoFoKles 89 Stichting van den Houtenfonds 22, 73 Stichting Wetenschap en Techniek Nederland (WeTeN) 5, 91
Union Académique Internationale 19 Universiteit van Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten 32 Van der Gaag Stichting 22, 73 Van Leersumfonds 21, 73 Van Walree Fonds 21, 23, 73 Verbond sectorwerkgevers overheid (VSO) 89 Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 41 Verkenningen 39 Vernieuwingsfonds 73 Vertaalfonds 21 VSN 50 VSNU 5, 7, 8, 10, 32, 41, 43, 50, 89, 91 VSNU-onderzoeksbeoordelingen 38 VWS 46 Werkbeleving 79 Wet inzake de Geneeskundige Behandelings overeenkomst (WGBO) 43 Wetenschap- en Technologie Indicatoren 2000 7 Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding 47 WVOI 77, 88 Ziekteverzuim 78
99