Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Jaarverslag 2002
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41 E
[email protected], http://www.knaw.nl isbn 90 6984 390 0 2003. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens de uitzonderingen bij de wet gesteld. Vormgeving Studio Tint, Den Haag Edita knaw, Amsterdam Fotografie Omslag: Jan Schot Portretten: Capital Photos Binnenplaten: Jan Schot Interviews nieuwe leden: Hans Ariëns en Kees Versluis Druk PlantijnCasparie, Heerhugowaard Het papier van deze uitgave voldoet aan ∞ ISO-norm 9706 (1994) voor permanent houdbaar papier
Inhoud
Voorwoord van de president 5 Kennis, kennis, kennis 7 Organisatie 13 Missie 13 Organisatieschema 13 Samenstelling bestuur 14 Structuur knaw 14 Wetenschappelijk genootschap 14 Advisering 20
Algemeen 20 Verkenningen 22 Adviesraden 24 Akademie Commissie voor de Chemie 24 Akademie Raad voor de Wiskunde 24 Biologische Raad 25 Commissie Geesteswetenschappen 26 Commissie voor de Biochemie en Biofysica 26 Raad voor Aarde en Klimaat 27 Raad voor Medische Wetenschappen 28 Raad voor Natuur- en Sterrenkunde 29 Raad voor de Technische Wetenschappen 29 Sociaal-Wetenschappelijke Raad 30 Commissies met een specifieke taak 30
Kwaliteitsbeoordeling Erkenning Onderzoekscholen 36 Programma Akademiehoogleraren 36 Programma Akademie-onderzoekers 37 vsnu-onderzoeksbeoordelingen 39 Internationale samenwerking Algemeen 42 Bilaterale samenwerking 42 Samenwerking in internationale organisaties 50 Subsidieregelingen 53 Global Change 53 Geologie 54 Antarctica 54 Oceanografie 55
Onderzoekorganisatie Strategische ontwikkelingen 58 Kwaliteitszorg 62 ict en informatiebeleid 62 Huisvesting en bouwzaken 64 Jaarverslag per knaw-instituut 66 Constantijn Huygens instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis 66 Fryske Akademy 67 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis 68 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde 70 Meertens Instituut. Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur 71 Nederlands Economisch Historisch Archief 73 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie 74 Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten 76 Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences 78 Roosevelt Study Center 79 Centraalbureau voor Schimmelcultures 80 Hubrecht Laboratorium, Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie 82 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland 84 Interuniversitair Oogheelkundig Instituut 85 Nederlandse Commissie voor Geodesie 87 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek 88 Nederlands Instituut voor Ecologisch Onderzoek 90 Rathenau Instituut 93 Sociaal jaarverslag 95 Financieel Jaarverslag 109 Communicatie en informatie 115 Bijlagen Wetenschappelijke voordrachten 121 Fondsen 122 Wetenschapsprijzen 124 Redactiecommissies 125 Uitgebrachte adviezen, achtergrondstudies en rapporten 126 Erkenning Onderzoekscholen 126 Publicaties 127 Register 128
4
Voorwoord
Voorwoord
In dit voorwoord wil ik stilstaan bij twee grote Nederlanders, die ons vorig jaar zijn ontvallen. Op 3 januari overleed Alfred H. Heineken (1923-2002), van 1971 tot 1989 voorzitter van de raad van bestuur van Heineken n.v. en vanaf 1989 voorzitter van de raad van beheer van Heineken Holding n.v. In 1964 stelde hij ter ere van zijn vader, de in 1914 gepromoveerde chemicus Henry Pierre Heineken (1886-1971) de dr. H.P. Heineken Prijs voor Biochemie en Biofysica in. De selectie van de prijswinnaar vertrouwde hij toe aan de knaw. Eind tachtiger jaren werden door de heer Heineken een kunstprijs en drie nieuwe wetenschapsprijzen voor Geneeskunde, voor Historische Wetenschap en voor Milieuwetenschappen ingesteld. Vanaf 1990 worden alle vijf door een knaw-jury toegekende prijzen elke twee jaar in een bijzondere zitting van de Akademie uitgereikt. De gebieden waarop de Heinekenprijzen worden toegekend weerspiegelen de brede belangstellingssfeer van de heer Heineken. Hij was actief op het gebied van architectuur en industrieel ontwerpen, hij had verschillende octrooien op zijn naam staan, componeerde lichte muziek, had een diepe belangstelling voor Europese geschiedenis en milieuproblemen en ontdekte jonge kunstenaars voor zij door de kunstkritiek en kunsthandel werden opgemerkt. Met Alfred Heineken is een ware mecenas van wetenschap en kunst heengegaan. Voor zijn dood heeft hij de continuïteit van de vijf Heinekenprijzen veilig gesteld. Ook hier neemt zijn dochter Charlene de CarvalhoHeineken de fakkel van haar vader over. De Akademie gedenkt de heer Heineken met bewondering en diep respect. De naam van zkh Prins Claus is nauw verbonden met de Heinekenprijzen. Vanaf 1966 nam de prins de uitreiking van de dr. H.P.Heinekenprijzen op zich. Sinds 1990 reikte hij elke twee jaar de vijf Heinekenprijzen uit, eerst in de Nieuwe Kerk, later in de Beurs van Berlage. In september jl. was Prins Claus om gezondheidsredenen niet in staat om de vijf prijzen aan de laureaten te overhandigen. Zijn zoon, de Prins van Oranje, werd bereid gevonden deze taak op zich te nemen. Prins Claus overleed op 6 oktober 2002. De prins zal in onze herinnering blijven als een warm pleitbezorger van de wetenschap. Daarvan gaf hij blijk bij zijn activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, in zijn rol als medeoprichter (1969), voorzitter (1984-1987) en erevoorzitter van de Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, door zijn voorzitterschap (1987-1997) van de Stichting Publieksvoorlichting over Wetenschap en Techniek (pwt) en zijn erevoorzitterschap van de Stichting WeTeN en – niet in de laatste plaats – door zijn intensieve betrokkenheid bij de Heinekenprijzen. De Akademie gedenkt de prins in eerbied en met grote waardering voor zijn gaven van hoofd en hart. prof.dr. W.J.M. Levelt president
5
Voorwoord
6
Kennis, kennis, kennis
Kennis, kennis, kennis
Kennisstrategie 2010 Het regeerakkoord dat ten grondslag lag aan het in juli 2002 aangetreden kabinet-Balkenende telt in totaal 14.292 woorden. De woorden wetenschap en wetenschappelijk komen hierin tweemaal voor; technologie éénmaal. De term kennis komt slechts voor in de woordcombinatie kennis en vaardigheden. Het begrip universiteit ontbreekt geheel. Het is duidelijk dat de nieuwe coalitie zich van alle oproepen om serieus werk te maken van de kenniseconomie niets heeft aangetrokken. Ook de regeringsverklaring bevestigde dit. Direct na de verkiezingen van 15 mei 2002 hebben vno-ncw, knaw, nwo, tno en vsnu zich met een open brief onder de titel Investeren in kennis gericht tot de formerende fracties. Gevraagd wordt om een jaarlijkse extra investering van 100 miljoen euro in wetenschappelijk onderzoek, in te zetten via nwo, zoals eerder bepleit in het Manifest van oktober 2001 van dezelfde organisaties. Daarnaast dringen de ‘Manifestpartijen’ aan op een kennisstrategie gericht op het behalen van de Lissabon/Barcelona-doelstelling (tenminste 3 procent van het bnp te besteden aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie). In september organiseerde de knaw in samenwerking met vno-ncw, tno, nwo en vsnu in het Trippenhuis het symposium Kennisdiffusie en Netwerken, waaraan een groot aantal vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheid en wetenschap deelnamen. In oktober 2002 voerden de ministers van ocenw en ez overleg met de voorzitters van de vijf ‘Manifestpartijen’ over de oproep tot het ontwikkelen van een kennisstrategie. Afgesproken werd dat zowel het Wetenschapsbudget als de eveneens in 2003 uit te brengen Innovatienota bouwstenen voor een dergelijke kennisstrategie zouden gaan bevatten. De ‘Manifestpartijen’ hebben toegezegd daaraan een actieve bijdrage te leveren. Tengevolge van de kabinetscrisis van oktober is de voorbereiding van genoemde beleidsdocumenten gestagneerd. vno-ncw, knaw, nwo, tno en vsnu hebben besloten direct na de in januari 2003 te houden Tweede Kamer-verkiezingen een Actieplan Kennisstrategie 2010 het licht te doen zien. De vijf organisaties vinden het gewenst dat de minister-president de leiding neemt bij het door de regering in samenhang van relevante maatschappelijke partijen opstellen van een strategie die Nederland in 2010 in de kopgroep van de Europese kenniseconomie moet brengen. Als eerste aanzetten zien de ‘Manifestpartijen’ onder meer: • Extra investeringen in het wetenschappelijk onderzoek door in ieder geval verhoging van het nwo-budget met 100 miljoen euro per jaar. • Verhogen van de instroom in bèta, technisch en levenswetenschappelijk hoger onderwijs. • Versterken van de Nederlandse positie in de European Research Area. • Prikkels tot profilering en zwaartepuntvorming in het universitaire onderzoek. • Stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het bedrijfsleven. • Aantrekken en behouden buitenlandse kenniswerkers. • Een krachtige passage in het regeerakkoord van het nieuw te vormen kabinet over de noodzaak van versterking van de kennisinfrastructuur en van de kennis- en innovatieketen.
7
Kennis, kennis, kennis
Accreditatie onderzoekersopleidingen In het verslagjaar heeft de knaw, onder meer aan de hand van de notitie Grenzeloze Wetenschap (februari 2002), een discussie geëntameerd over de mogelijkheden tot systematische verbetering van de kwaliteit van de onderzoekersopleidingen. Aan de hand van de gevoerde gedachtewisselingen heeft het bestuur in december in een brief aan de minister en de staatssecretaris van ocenw voorstellen geformuleerd voor de accreditatie van onderzoekersopleidingen. De knaw acht het zowel voor de aanstaande – Nederlandse of buitenlandse – promovendus als voor de bekostigende overheid van belang om te weten of een door onderzoekscholen of onderzoekinstituten verzorgde onderzoekersopleiding aan de maat is. Het is daarom wenselijk de PhD-opleiding, evenals de Bachelors- en de Mastersopleiding, van een keurmerk te voorzien. Bij het invoeren van een accreditatiesysteem voor onderzoekersopleidingen – in een later stadium mogelijk voor graduate schools – kan worden voortgebouwd op de ervaring van de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos). De ecos is in 1992 door de knaw ingesteld, op basis van een Koninklijk Besluit en in overeenstemming met nwo en de vsnu. Ultimo 2002 zijn er 103 erkende onderzoekscholen, waarvan 90 onderzoekscholen voor een tweede periode van 5 jaar en 13 onderzoekscholen voor een derde periode van 5 jaar een erkenning hebben ontvangen. Met de invoering van een accreditatie van onderzoekersopleidingen kan de erkenning van onderzoekscholen door de ecos worden beëindigd. De belangrijkste criteria die de basis dienen te gaan vormen voor accreditatiebeslissingen zijn: • Gestructureerd opleidings- en begeleidingsprogramma (collectief en individueel) met heldere eindtermen. • Welomschreven wetenschappelijke missie en aantoonbaar hoog wetenschappelijk prestatieniveau van in de onderzoekersopleiding deelnemende onderzoekgroepen. • Productieve verbindingen van de onderzoekersopleiding met het mastersonderwijs, in het bijzonder de onderzoeksmasteropleidingen. • Voldoende kritische omvang van onderwijscapaciteit en van instroom promovendi. • Passende procedure voor selectie, prioritering en goedkeuring van onderzoekprojecten voor promovendi, in het kader van een meerjarenwerkprogramma. • Toereikende kwaliteitszorg van onderzoek en onderwijs. Evenals dat in de ecos-praktijk het geval is, zal het accreditatie-orgaan niet zelf de beoordeling dienen te verrichten van de kwaliteit (retrospectief en prospectief). De onderzoekersopleiding dient daartoe bij de accreditatieaanvraag een recent peer review-rapport te overleggen. In het in 2003 van start gaande nieuwe landelijke stelsel van kwaliteitszorg (zie volgende paragraaf), vormt een dergelijk rapport een zesjaarlijkse verplichting. De knaw spreekt zich in haar brief niet uit over de vraag of en zo ja welke consequenties de accreditering van onderzoekersopleidingen moet hebben voor het bekostigingsmodel van de universiteiten. In november heeft de knaw in een brief aan de minister en staatssecretaris van ocenw gereageerd op het advies van de Werkgroep Topmasters (november 2002). In deze reactie is de opvatting bestreden dat het over de gehele linie doorvoeren van een onderzoeksmasteropleiding met een cursusduur van twee jaar tot een reductie van de bekostiging (van vier naar drie jaar) van het promotietraject in de alfa- en gammawetenschappen zou kunnen leiden.
8
Kennis, kennis, kennis
Kwaliteitszorg In de nota Kwaliteit Verplicht (2001) hebben nwo, vsnu en knaw zich voorgenomen in 2003 een nieuw stelsel van kwaliteitszorg voor het universitaire en para-universitaire onderzoek in te voeren. Kenmerk van dit nieuwe systeem is dat elke onderzoekschool of onderzoeksinstituut eens per zes jaar op wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld wordt door een internationaal samengestelde groep van deskundigen en elke drie jaar een zelfevaluatie dient uit te voeren. De vsnu-beoordeling per discipline wordt beëindigd. In het verslagjaar werd het ten behoeve van de onderzoekbeoordeling van universiteiten en knaw- en nwo-instituten opgestelde Standard Evaluation Protocol 2003-2009 voltooid. Het Protocol bevat voorschriften voor de toe te passen beoordelingscriteria, voor de evaluatieprocedure, voor de samenstelling en werkwijze van de externe evaluatiecommissie, voor de inhoud van het evaluatierapport en voor de standpuntbepaling over het rapport. Het Protocol bevat voorts uitvoerige richtlijnen voor de samenstelling van de documentatie die aan de evaluatiecommissie dient te worden voorgelegd. De uitkomsten van de externe evaluaties zullen openbaar zijn. In het Protocol is voorzien in een ‘meta-evaluatie’, te verrichten door een onafhankelijke commissie, die door knaw (initiatiefrol), nwo en vsnu, na overleg met de minister van ocenw, zal worden ingesteld. Taken van de commissie zijn: • Toezien op uitvoering van de evaluaties (toetsing aan Protocol, keuze van peer reviewers, kwaliteit evaluatierapporten). • Toetsen van de effecten van de evaluatierapporten. • Bewaken van de doelmatigheid en effectiviteit van de evaluatieprocedures. De ‘meta-evaluatie’-commissie rapporteert jaarlijks in een openbaar stuk aan de besturen van universiteiten, knaw en nwo. Investeringen in kennisinfrastructuur (ICES/KIS-3) Het kabinet heeft de oproep tot het indienen van ices/kis-aanvragen vlak voor de kerst van 2002 doen uitgaan. De aanvraagtermijn sluit medio februari 2003. Het uitstel van de oorspronkelijk voor september geplande opening van de aanvraagronde had veel te maken met diverse aanvallen die vanuit de Tweede Kamer op het voor investeringen in de kennisinfrastructuur beschikbare budget werden gepleegd. Verschillende pogingen werden ondernomen om aan het ices/kis-fonds substantiële bijdragen te onttrekken voor investeringen in verkeerswegen en spoortunnels. Dankzij de waakzaamheid van met name minister Van der Hoeven (ocenw) bleef het gehele bedrag van € 805 miljoen beschikbaar. De knaw heeft een Commissie Beoordeling Kennisprojecten (cbk) ingesteld die de wetenschappelijke kwaliteit van de in te dienen aanvragen moet beoordelen. Het Centraal Planbureau en andere planbureaus zijn gevraagd om de maatschappelijke kwaliteit te waarderen. De knaw-commissie bestaat uit zeven leden. Als voorzitter en vice-voorzitter treden H. van der Laan en R.S. Reneman op. De vice-voorzitter en de vijf andere leden leiden elk een subcommissie. De leden van de zes subcommissies zijn allen buitenlandse experts. Er zijn subcommissies voor respectievelijk de kennisthema’s: systeeminnovatie, duurzaamheid, informatie- en communicatietechnologie, ruimtegebruik, microsysteemen nanotechnologie en gezondheid, voeding, genomics en biotechnologie. De cbk moet in mei 2003 rapporteren.
9
Kennis, kennis, kennis
Toelating buitenlandse onderzoekers De door nwo, vsnu en knaw en anderen eerder ondernomen stappen tegen de belemmeringen die worden opgeworpen bij de toegang van buitenlandse kenniswerkers tot ons land sorteerden effect. In mei besloot de ministerraad tot versnelling en vereenvoudiging van de uit de Wet Arbeid Vreemdelingen (wav) voortvloeiende regelgeving, alsmede tot een versoepeling van de procedures voor toelating van ‘kennisimmigranten’. In augustus richtte het knaw-bestuur zich opnieuw tot de ministers van ocenw, van Buitenlandse Zaken, van Vreemdelingenbeleid en Integratie, van Financiën, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om op haast aan te dringen bij het wegnemen van belemmeringen voor de toegang van buitenlandse onderzoekers tot ons land. Wederom werd gepleit voor één afhandelingsloket voor de procedures van wav, Vreemdelingenwet en fiscale wetgeving. Voorts werd gewezen op de rampzalige rol van de Nederlandse ambassades en andere vertegenwoordigingen in het buitenland bij de verificatieprocedures in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. In het najaar werd door de minister van Justitie de toezegging gedaan dat er één loket zou komen voor de afhandeling van aanvragen van verblijfsvergunningen en tewerkstellingsvergunningen. Aan het eind van het verslagjaar was een notitie over De vreemdelingenrechtelijke positie van en toelatingsprocedures voor kennismigranten interdepartementaal in voorbereiding. Daarin worden in samenhang met de
Toegepaste data theorie
Jacqueline J. Meulman
‘Ik help graag als onderzoekers veel om hun data geven’
‘Ik heb veel met de KNAW’, zegt Jacqueline Meulman (1954) met reden. ‘In 1986, toen ik net gepromoveerd was, hoorde ik tot de eerste lichting KNAW-fellows. Ik greep elke gelegenheid aan om naar het Trippenhuis te gaan.’ Nu komt de Leidse hoogleraar toegepaste datatheorie – gespecialiseerd in de multivariate analyse van grote bestanden met kwalitatieve data – er weer regelmatig als nieuw lid, vanwege de maandagmiddagbijeenkomsten. ‘Ik beleef ze nu echt als uitjes.’ Afgelopen jaar had voor haar twee gezichten. Naast het lidmaatschap mocht ze zich verheugen in het presidentschap van de Psychometric Society – als een van de eerste Nederlandse wetenschappers. Tegelijkertijd kampte ze met een ernstige ziekte, die haar het werken bijna onmogelijk maakte. ‘Ik had allerlei plannen met de Society, die ik veel te veel naar binnen gekeerd vind. Graag wilde ik bijvoorbeeld de banden met Japan intensiveren dat ook een hele grote
Afdeling Letterkunde
10
Kennis, kennis, kennis
psychometrische vereniging heeft. Maar ik heb maar weinig tijd aan de Society kunnen besteden.’ Reizen kon ze nog wel, en dat deed ze ook volop. Ze vloog onder meer naar Champaign, Illinois, waar ze een nul-aanstelling bij het Department of Psychology heeft. En naar Chicago, de thuisbasis van SPSS (voorheen: Statistical Package for the Social Sciences). ‘Ik ben er erg trots op dat wij onze statistische methoden voor data-analyse via SPSS kunnen verspreiden. Wij hebben de ontwikkelomgeving van hen gekregen en programmeren nu direct in hun systeem. Onze vrijheid is groot, want SPSS vraagt wat wij voor nieuwe methoden hebben ontwikkeld en neemt ze dan over. Het enige is dat we gebonden zijn aan de deadlines voor nieuwe releases.’ Dankzij de SPSS royalties kan ze er een ruime onderzoeksgroep van negen mensen inclusief ondersteuning op nahouden en is ze vrij haar eigen onderzoeksprioriteiten te bepalen, zegt Meulman. Zelf vindt ze ook nog tijd om promovendi in de sociale faculteit te adviseren. ‘Ik heb bijvoorbeeld een promovendus van buiten bij Pedagogiek begeleid, die
in januari dit jaar is gepromoveerd op de motivatie tot behandeling van jeugdige delinquenten. Ze had geen enkele ervaring met statistische analyse, maar ze pikte het zo snel op dat ze binnen zes weken ingewikkelde analyse-methoden aan het toepassen was. Ik help graag als mensen veel om hun data geven. Als zij hart hebben voor hun data, heb ik het ook.’ Hoezeer haar lichaam ook nog tegenstribbelt, haar werklust is onverminderd groot. ‘Op mijn ziekenhuisbed zat ik met het infuus in op mijn laptop te werken. Ik wil nu een boek gaan schrijven over onze technieken in SPSS, dat dieper graaft dan de SPSS handleiding.’ Binnen de KNAW zal ze in een commissie zich gaan inzetten voor jonge onderzoekers, belooft ze. ‘Ik begrijp wel waarom het KNAW-fellows programma gestopt is, maar jonge onderzoekers mogen niet de dupe worden van een soort concurrentiestrijd tussen NWO en de KNAW. Zorgen voor de ontwikkeling van talent is van levensbelang voor de wetenschap.’
problemen bij de toelating van buitenlandse kenniswerkers, tezamen met mogelijke oplossingsrichtingen, besproken. De realisatie van één loket lijkt echter nog niet binnen bereik. In oktober bleek de Immigratie- en Naturalisatiedienst voornemens de in mei reeds verhoogde leges voor verblijfsvergunningen voor niet-eu onderdanen opnieuw fors te verhogen. Vanwege de negatieve gevolgen voor de kennisinstellingen en het bedrijfsleven, die buitenlandse hoogopgeleiden hard nodig hebben, werd op initiatief van nuffic door een reeks organisaties, waaronder de knaw, een brandbrief gericht aan de minister van Justitie. De briefschrijvers kregen nul op het rekest. Eind 2002 dreigde een nieuwe (derde) verhoging die de leges op een peil zouden brengen tienmaal zo hoog als dat per 1 mei 2002. Nieuwe acties worden beraamd. Voortgezet Onderwijs Er is alle reden tot zorg over het drastisch teruglopende aantal eerstejaarsstudenten dat voor een natuurwetenschappelijke of technische studie kiest. De opvolging van de huidige generatie wetenschappelijk onderzoekers op deze wetenschapsgebieden komt hierdoor in gevaar en daarmee het voortbestaan van de Nederlandse wetenschapsbeoefening op deze terreinen. Het is van groot belang na te gaan welke factoren in het vwo in de driehoek leraren-leerlingen-curriculum een rol spelen bij het wekken van belangstelling voor de wetenschap en wetenschappelijke denkwijzen en methoden, en bij het totstandkomen van studiekeuzen. In de zomer is een klankbordgroep ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van de tien knaw-adviesraden, die gevraagd is zich over deze problematiek te buigen. De klankbordgroep heeft een aantal hoorzittingen georganiseerd met vertegenwoordigers uit kringen van docenten, leerlingen, schoolleiders, lerarenopleidingen en onderwijskundigen. Rond de jaarwisseling 2002/2003 werd een adviesaanvraag ontvangen van de minister van ocenw. De adviesaanvraag gaat vergezeld van de notitie Ruimte laten en keuzes bieden in de tweede fase havo en vwo. De minister verzoekt de knaw om, mede gelet op de in de notitie voorgestelde ruimtes en keuzemogelijkheden, na te gaan hoe de doorstroming van jong talent naar de wetenschapsbeoefening te stimuleren. Het bestuur is voornemens begin maart 2003 te reageren op de in de ministeriële notitie gepresenteerde curriculumvoorstellen. In mei 2003 zal een advies volgen dat over de volle breedte ingaat op de wijze waarop in het vwo de aandacht voor het wetenschappelijk denken kan worden versterkt en op de vraag hoe het detecteren, aanspreken en vormen van wetenschappelijk talent in het vwo kan worden verbeterd.
11
Kennis, kennis, kennis
12
Organisatie
Organisatie
Missie De missie van de knaw is het bevorderen van wetenschapsbeoefening in Nederland. Fundamenteel onderzoek vormt de bron van het toegepast onderzoek van morgen en daarmee van de maatschappelijke toepassingen van overmorgen. In het kader van deze missie verricht de knaw de volgende hoofdtaken: • Adviseren op het gebied van wetenschapsbeoefening • Beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek (peer review) • Forum voor de wetenschappelijke wereld en bevordering van internationale samenwerking • Koepelorganisatie voor wetenschappelijke onderzoeksinstituten Organisatieschema Leden van de Akademie
Afdeling Letterkunde
Afdeling Naturkunde
Afdelingsbestuur
Afdelingsbestuur
Algemeen bestuur & dagelijks bestuur
Bureau van de Akademie
Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie
Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke informatie Instituten Levenswetenschappen Rathenau Instituut
13
Organisatie
Samenstelling bestuur per 1 mei 2002 Dagelijks Bestuur President: W.J.M. Levelt Algemeen secretaris: R. Kaptein Leden: mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, P.C. van der Vliet
Algemeen Bestuur President: W.J.M. Levelt Algemeen secretaris: R. Kaptein Leden: W.Th.M. Frijhoff, G.J.F. van Heijst, M.H. van IJzendoorn, E. Noort, J. Oerlemans, mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, P.C. van der Vliet, S.E. Wendelaar Bonga, J.W. Zwemmer
Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie Voorzitter: R. Kaptein Leden: D. Bootsma, mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen
Structuur KNAW De knaw krijgt in 2003 een nieuwe ‘topstructuur’. Het dagelijks bestuur zal belangrijke beslissingsbevoegdheden met betrekking tot de knaw-instituten overdragen aan een vierhoofdige directie. Het dagelijks bestuur zal zich concentreren op strategische kwesties en het toezicht op de directie. Begin 2002 besloot het bestuur van de knaw het functioneren van de topstructuur van de Akademie te evalueren en waar nodig aan te passen. Er werd een werkgroep ingesteld onder voorzitterschap van de president van de Akademie. Deze werkgroep heeft gesprekken gevoerd met de directeuren van instituten, de bco, de ondernemingsraad en afdelingshoofden van het Bureau knaw. Vervolgens heeft de werkgroep, bijgestaan door extern adviseur M.M. Otto, het rapport Hoofdlijnen van een nieuwe topstructuur opgesteld. Na bespreking van het rapport in beide Afdelingen heeft het bestuur een herziening van het Reglement knaw in voorbereiding genomen, die de grondslag moet bieden voor de instelling van een directie knaw bestaande uit een directeur algemene zaken (voorzitter), een sectordirecteur instituten Levenswetenschappen, een sectordirecteur instituten Geestesen Sociale Wetenschappen en een directeur bedrijfsvoering. De consequenties voor de organisatie van het bureau der knaw zullen nog nader worden uitgewerkt. Voorts zal de betrokkenheid van de directeuren van de instituten bij de beleidsontwikkeling worden vergroot via de instelling van een zogenaamde directeurenraad. Ook zal de rol van de wetenschapscommissies worden versterkt. De Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie wordt opgeheven. Wetenschappelijk genootschap Tijdens de maandelijkse openbare vergaderingen van de Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde hielden dertig leden voordrachten over hun wetenschappelijk werk. Tevens werden voordrachten verzorgd door B. van Fraassen, buitenlands lid, C.W. Trowbridge, buitenlands lid en mevrouw J.M. Vandenberg, correspondent. Bijzondere vermelding verdienen de themabijeenkomst van de beide Afdelingen over Internationale migratie uit wetenschappelijk zicht, de uitreiking van de Akademiepenning aan J.R. Ritman voor zijn verdiensten als stichter van de Bibliotheca Philosophica Hermetica en mecenas van de Nederlandse wetenschap en
14
Organisatie
Afdeling Letterkunde Voorzitter: mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen Ondervoorzitter: W.Th.M. Frijhoff Secretaris: J.W. Zwemmer Assessoren: M.H. van IJzendoorn, E. Noort
Afdeling Natuurkunde Voorzitter: P.C. van der Vliet Ondervoorzitter: J. Oerlemans Secretaris: R. Kaptein Assessoren: G.J.F. van Heijst, S.E. Wendelaar Bonga
Directie Algemeen directeur: C.H. Moen Directeur beheer a.i.: J.M. van ‘t Hek
cultuur, de uitreiking van de Heinekenprijzen 2002 door zkh de Prins van Oranje, de uitreiking van de Lorentzmedaille aan F.A. Wilczek, buitenlands lid, en de uitreiking van de De la Courtprijs aan mevrouw D.M. Helmers. Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde De Afdeling Letterkunde verloor in 2002 door overlijden haar gewoon lid C. Vellekoop, de rustende gewone leden S. Dresden, R.A.V. baron van Haersolte, H.E. Reeser en A.L. Sötemann, de buitenlandse leden F.C.C. van Coetsem, J.A. van Houtte en A. Verhulst, en rustend correspondent A.H.R.E. Paap. De Akademie is in 2002 in kennis gesteld van het overlijden in 1995 van buitenlands lid R. Wellek. In het verslagjaar gingen tien leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren en één correspondent ging over tot de categorie der rustende correspondenten. De Afdeling Letterkunde koos zeven nieuwe gewone leden, drie buitenlandse leden en drie correspondenten. Per 31 december 2002 telde de Afdeling Letterkunde 82 gewone leden, 111 rustende gewone leden, 3 gewone leden in het buitenland, 63 buitenlandse leden, 29 correspondenten en 22 rustende correspondenten. De Afdeling Natuurkunde verloor in 2002 door overlijden de rustende gewone leden E.J. Ariëns, W.T. van Est, L.B.W. Jongkees en M.H. van Raalte, lid in het buitenland E.W. Dijkstra, buitenlands lid M. Perutz, en de rustende correspondenten D. ter Haar, T.H.J. Huisman en P.J.M. Ypma. In het verslagjaar gingen 13 leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren en vestigden 2 leden, M.S. Keane en G.A. Sawatzky, zich in het buitenland. De heer S.J. Edixhoven is afgetreden als correspondent vanwege vestiging in Nederland. De Afdeling Natuurkunde koos 10 gewone leden, 2 buitenlandse leden en 1 correspondent.
Theorie van de vaste stof
Carlo W.J. Beenakker Eigenlijk is Carlo Beenakker (1960) een nanowetenschapper. Maar dat klinkt zo modieus; bovendien gebruikt hij dat woord liever voor zijn Delftse en andere meer technische collega’s. Die doen namelijk experimenten, maken dingen. Beenakker denkt eigenlijk alleen maar na. De hele dag, pen en papier bij de hand. Daarom vat de Leidse vastestoffysicus zijn bezigheden liever samen met het woord ‘mesoscopische fysica’. Al dekt dat woord de lading niet helemaal, geeft hij toe. Want hij houdt zich wel degelijk bezig met mogelijkheden en onmogelijkheden van technologie op atomair niveau. Van die theoretische nanodenkers zoals hij – die piekeren over de toekomst, over fundamentele sta-in-de-wegs zijn er niet veel in de wereld. ‘De mondiale eredivisie op dit theoretische vakgebied bestaat uit tien onderzoeksgroepen, waarvan die
‘In Startrek zit een hoop goede natuurkunde verborgen’
Afdeling Natuurkunde
15
Organisatie
van mij in Leiden er een is’, zegt hij. De komende jaren zijn Beenakkers overpeinzingen vooral gewijd aan de veelbesproken quantumcomputer. Als die er komt, betekent dat een revolutie. In de techniek, maar ook in de maatschappij, weet Beenakker. De quantumcomputer is oneindig veel krachtiger dan de conventionele. Hij zal alle codes in de wereld kraken, alle berichten kunnen afluisteren, het weer een maand vooruit goed voorspellen. ‘Misschien kan hij zelfs menselijk bewustzijn simuleren.’ En dat allemaal omdat de quantumcomputer niet meer in nullen en enen ‘denkt’, maar gebruik maakt van quantumlogica: nanobits die tegelijk één en nul kunnen zijn. Dat valt aan een leek moeilijk uit te leggen, verontschuldigt Beenakker zich. Hij heeft een tijd geleden besloten dat niet meer te proberen. En dat terwijl de Leidse fysicus een begenadigd wetenschaps-populariseerder is. Hij houdt spreekbeurten en geeft presentaties bij allerlei verenigingen in den lande. Niet
langer over nanotechnologie of de quantumcomputer. ‘Over mijn hobby’s Startrek en tijdreizen. In die onderwerpen zit een hoop goede natuurkunde verborgen. Op die manier maak ik gelijk reclame voor het vak.’ Beenakker vindt het eervol tot lid verkozen te zijn van de prestigieuze KNAW. Het enige nadeel van het genootschap: het is een ‘club op leeftijd’. De Leidse fysicus zou graag zien dat de Akademie meer voor jonge wetenschappelijke talenten zou doen, zeker nu de KNAW-fellows (jonge, gesponsorde onderzoekers) niet meer bestaan. Een concrete tip heeft hij ook. ‘In Amerika en tegenwoordig ook in Duitsland hebben ze een prima formule bedacht: Frontiers of Science. Jonge onderzoekers, 30 tot 35 jaar, gaan een week lang bij elkaar zitten op de hei om kennis te maken met elkaars vakgebied. Dat werkt hartstikke goed. Zoiets zou de KNAW in Nederland ook moeten organiseren.’
Per 31 december 2002 telde de Afdeling Natuurkunde 96 gewone leden, 146 rustende gewone leden, 6 gewone leden in het buitenland, 68 buitenlandse leden, 31 correspondenten en 43 rustende correspondenten. Prijzen en fondsen De knaw beschikt over een reeks private fondsen ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek. Deze fondsen zijn gevormd uit erfstellingen, legaten en schenkingen. Een deel van de fondsen heeft de toekenning van wetenschapsprijzen ten doel. Andere fondsen richten zich op het beschikbaar stellen van middelen voor, door of onder leiding van senioronderzoekers uit te voeren projecten. Een derde categorie fondsen combineert deze doelen. In de bijlagen bij dit jaarverslag wordt gerapporteerd over de fondsactiviteiten in 2002. Heinekenprijzen 2002 In april maakte de knaw de namen bekend van de winnaars van de Heinekenprijzen 2002. Om de twee jaar worden de Heinekenprijzen uitgereikt aan vier internationale gerenommeerde wetenschappers, op het gebied van de biochemie en biofysica, de geneeskunde, de historische wetenschap en de milieuwetenschappen. Daarnaast is er de Heinekenprijs voor de Kunst voor een zeer getalenteerde Nederlandse beeldende kunstenaar. De Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica (150.000 Amerikaanse dollars) is door de knaw toegekend aan de Amerikaan professor Roger Y. Tsien (1952). Hij ontving de prijs voor zijn unieke bijdrage aan het ontwikkelen van een reeks van methoden en technieken voor het meten en zichtbaar maken van processen in en tussen cellen. De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde 2002 (150.000 Amerikaanse dollars) ging naar de Amerikaan professor Dennis J. Selkoe, M.D. (1943). Hij ontving de prijs voor zijn inbreng in de ontwikkeling van het moleculaire onderzoek naar hersenziekten, in het bijzonder die van Alzheimer. De Duitser professor Heinz Schilling (1942) ontving de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap 2002 (150.000 Amerikaanse dollars) vanwege zijn interdisciplinaire onderzoek naar de geschiedenis van het vroegmoderne Europa, waarin hij de confessionalisering en nationale identiteitsvorming een onderlinge samenhang geeft. De Amerikaan professor Lonnie G. Thompson (1948) ontving de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2002 (150.000 Amerikaanse dollars) voor zijn baanbrekend werk in het onderzoek naar ijskernen uit de polaire gebieden en de tropen. De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst (50.000 euro) die in 2002 in de categorie videokunst werd uitgereikt, ging naar de Nederlandse beeldend kunstenaar Aernout Mik. Hij kreeg de prijs voor zijn consistente oeuvre van video-installaties, waarin hij het medium video gebruikt in combinatie met andere artistieke middelen. Zijn werkwijze heeft grote invloed gehad op de huidige generatie videokunstenaars in Nederland. De vijf prijzen waarvan de eerstgenoemde wordt gefinancierd door de Dr. H.P. Heinekenstichting en de overige vier door de Stichting Alfred Heineken Fondsen werden 24 september tijdens een bijzondere zitting van de beide Afdelingen van de Akademie uitgereikt in de Beurs van Berlage te Amsterdam. zkh de Prins van Oranje overhandigde dit jaar de prijzen aan de laureaten.
16
Organisatie
De Heineken Lectures, de lezingen van alle vijf prijswinnaars, werden dit jaar voor studenten en vakgenoten gehouden op een zelfde dag maar voor het eerst niet in het Trippenhuis doch op verschillende locaties. Roger Tsien sprak bij de Vrije Universiteit, Dennis Selkoe bij het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden, Heinz Schilling in het Academiegebouw te Leiden, Lonnie Thompson in de Uithof, faculteitsgebouw Aardwetenschappen te Utrecht, en Aernout Mik stond voor een stampvolle zaal bij de aki in Enschede.
Geschiedenis moderne en hedendaagse kunst
Carel H. Blotkamp ‘Ik opereer in verschillende circuits. Mijn ziel en zaligheid heb ik niet alleen in de academische wereld liggen. Daarom had ik ook niet gerekend op het lidmaatschap van de Akademie.’ Carel Blotkamp (1945) hoogleraar in de geschiedenis van de moderne kunst aan de Vrije Universiteit, is waarschijnlijk de enige Akademie-wetenschapper die schildert, én exposeert – vorig jaar hingen zijn werken nog in het Utrechtse Centraal Museum. Daarnaast schrijft hij ook nog kunstkritieken- en beschouwingen, voorheen voor Vrij Nederland en NRC, nu voor De Volkskrant. ‘Ik hoop dat ik binnen de Akademie iets met die dubbele ervaring kan doen. Graag zou ik meehelpen de dialoog tussen kunstenaars en wetenschappers weer op gang te brengen. Er is een groepje binnen de KNAW met die missie en ik zal me daar bij aansluiten.
‘Ik houd er van redelijk fundamentele kwesties aan te snijden in gewone mensentaal’
Afdeling Letterkunde
17
Organisatie
In de negentiende eeuw maakten kunstenaars ook deel uit van de Akademie, maar later zijn ze er uitgebonjourd. Er zijn nog steeds kunstenaars – beeldende kunstenaars, musici, schrijvers – van wie het werk interfereert met bepaalde wetenschapsgebieden. Je betreedt dan een moeilijk, maar wel heel interessant gebied.’ Binnen de wetenschap zelve vindt hij de begeleiding van promovendi misschien wel het meest bevredigend. Afgelopen jaar zag hij twee ‘hele leuke’ promoties voltooid worden. Kunstcriticus Sven Lutticken verdedigde met succes het proefschrift ‘Allegories of abstraction’ over abstracte kunst en het postmodernisme in de laatste decennia, Jonneke Fritz-Jobse promoveerde op een proefschrift over het tijdschrift Structures dat in de jaren vijftig vanuit Nederland de internationale discussie opstookte. Zijn eigen productie beperkte zich in 2002 tot ‘kleinere zaken’, zegt hij. ‘Dit jaar hoop ik tijd te besteden aan een boek over het laatste werk van kunstenaars en de mythevorming
daaromheen, met als titel The End. Anders dan de titel doet vermoeden, publiceer ik het behalve in het Engels ook in het Nederlands. Het wordt essayistisch van aard, met het uiterlijk van een wetenschappelijke publicatie. Die mengvorm tussen wetenschappelijk en populairwetenschappelijk bevalt me het beste, ik zie ook geen tegenstelling tussen die twee. Ik houd er van redelijk fundamentele kwesties aan te snijden in gewone mensentaal.’ Waarover maakt Blotkamp zich druk? Hij kan zich, zegt hij, buitengewoon opwinden over het onbegrip bij beleidsmakers en bestuurders voor de moderne kunst en de juiste voorwaarden daarvoor. Illustratief waren in 2002 ‘de dramatische ontwikkelingen rond de uitbreiding van het Stedelijk Museum’, waarover hij net een stuk in De Volkskrant voorbereidt. ‘Bij het Amsterdamse college van B&W leeft geen enkel besef wat voor geweldigs ze in huis hebben en wat ze schromelijk hebben laten versloffen. Dat is slecht voor de toeristenindustrie – en voor de moderne kunst in Nederland natuurlijk.’
Advisering
18
Advisering
De Akademie is officieel adviesorgaan van de regering op het gebied van de wetenschapsbeoefening. Ter voorbereiding en uitvoering van gevraagde en ongevraagde adviezen kent de Akademie tien adviesraden die zowel uit leden als niet leden zijn samengesteld. Kerntaak van de adviesraden vormt het initiëren en stimuleren van wetenschapsverkenningen. Daarnaast heeft de Akademie voor een aantal specifieke problemen adviescolleges ingesteld en worden waar nodig geacht ad hoc commissies in het leven geroepen om zich in de loop van de tijd aandienende thema’s te behandelen.
• Advies
Commissie voor de Chemie Raad voor de Wiskunde • Biologische Raad • Commissie Geesteswetenschappen • Commissie voor de Biochemie en Biofysica • Raad voor Aarde en Klimaat • Raad voor de Medische Wetenschappen • Raad voor Natuur- en Sterrenkunde • Raad voor de Technische Wetenschappen • Sociaal-Wetenschappelijke Raad • Akademie
19
Advisering
Advisering
Algemeen In 2002 heeft de problematiek rond het voortgezet onderwijs, die naar de mening van de knaw haar repercussies heeft op het wetenschappelijk onderwijs aanleiding gegeven tot het instellen van de knaw-klankbord-groep Voortgezet Onderwijs. Zie hoofdstuk Kennis, kennis, kennis van dit Jaarverslag waarin tevens wordt ingegaan op adviezen inzake de accreditatie van onderzoekersopleidingen en de topmasteropleidingen. In februari bracht de Akademie in het rapport Vensters op de wereld. De studie van de zogenoemde ‘Kleine letteren’ in Nederland uit. Het advies werd voorbereid door een commissie onder voorzitterschap van W.P. Gerritsen. In het advies wordt ervoor gepleit de ‘Kleine Letterenstudies’ in aanmerking te doen komen voor een vorm van aparte financiering, die niet is gebaseerd op studentenaantallen, maar op wetenschappelijke kwaliteit. Anders dreigen die opleidingen en daarmee het onderzoek uiteindelijk te verdwijnen. Verder moeten de opleidingen nauwer samenwerken, bijvoorbeeld in gezamenlijke masterprogramma’s en door concentratie van het onderzoek. Tot de Kleine Letterenstudies worden in het knaw-advies de disciplines gerekend met een landelijke instroom van minder dan 50 studenten, zoals Arabisch, talen en culturen van Zuidoost Azië, maar ook Europese talen zoals Scandinavische en Slavische talen en Keltisch. Nederland neemt op het gebied van deze studies internationaal een vooraanstaande positie in. De toch al kleine studierichtingen hebben de laatste jaren te kampen met dalende studentenaantallen: over de hele linie daalde het aantal eerstejaarsstudenten tussen 1995 en 2000 met meer dan dertig procent. Wanneer de disciplines volgens het voornamelijk op studenteninstroom gebaseerde universitaire financieringsmodel worden behandeld, moet de financiering van de niet-kostendekkende studierichtingen op de grote studierichtingen uit dezelfde faculteit worden verhaald. Dat leidt op den duur tot opheffing van kleine richtingen en daarmee tot het verdwijnen van hoogwaardig onderzoek. De situatie van de Kleine Letteren kan volgens de Akademie verder verbeterd worden door samenwerking tussen de studies, die nu vaak een onafhankelijke koers volgen. De opleidingen die aan twee of drie universiteiten worden aangeboden moeten streven naar een gezamenlijk masterprogramma waarin de universiteiten elkaar aanvullen. Hierdoor kan landelijk een zo breed mogelijk spectrum aan expertise blijven bestaan. Samen met nwo bracht de Akademie in de zomer het rapport De Toekomst van de Bioinformatica in Nederland uit met een aantal aanbevelingen over de organisatie van dit vakgebied, dat een sleutelrol zal gaan vervullen voor allerlei andere disciplines. In het biomedisch, biochemisch en moleculair biologisch onderzoek wordt steeds meer gewerkt met omvangrijke gegevensbestanden. De noodzaak om die data te kunnen verwerken en er relevante informatie uit te halen heeft geleid tot de ontwikkeling van de bio-informatica. Wil Nederland in de internationale top van het genomics-onderzoek meedraaien, dan is het nodig dat de bio-informatica een goede infrastructuur krijgt. nwo en knaw pleiten er in hun rapport voor om een centrum op te richten dat service verleent, contacten met internationale centra onderhoudt en een voortrekkersrol speelt bij het onderwijs. Onderzoekers uit verschillende disciplines moeten via het centrum toegang kunnen krijgen tot databases, grote berekeningen kunnen uitvoeren
20 Advisering
en praktisch advies kunnen inwinnen. Het ligt voor de hand om de al bestaande Bio-informatics Application Service Provider (Bio-asp) van de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam tot zo’n zelfstandig centrum uit te bouwen. knaw en nwo hopen dat financiering voor de nieuwe Bio-asp gevonden kan worden in de ices/kis-3 gelden, die het kabinet voor de ontwikkeling van de kennisinfrastructuur heeft gereserveerd. De minister van ocenw heeft in het najaar advies gevraagd aan de knaw over de gevolgen van het octrooieren van genen voor de wetenschapsbeoefening. Aanleiding daartoe vormde een discussie met de Tweede Kamer over de rol van octrooien bij klinische tests voor borstkanker. De belangrijkste vragen die aan de knaw zijn voorgelegd betreffen de implicaties van de huidige praktijk van genoctrooiering voor het wetenschappelijk onderzoek en de wenselijkheid van aanpassingen in de bestaande praktijk. De knaw heeft een commissie onder voorzitterschap van E.J. Ruitenberg ingesteld die de beantwoording van de adviesaanvraag voorbereidt. Naar verwachting zal het advies in het voorjaar van 2003 kunnen worden uitgebracht.
Romeins recht en zijn geschiedenis
Johannes H.A. Lokin ‘Rechtsgeschiedenis is geen ‘rustig bezit’ meer binnen de juridische faculteiten, zoals collega Jansen in navolging van Paul Scholten zei. Dat iedere rechtenfaculteit een leerstoel rechtsgeschiedenis heeft is niet langer vanzelfsprekend. Er is ons dus veel aan gelegen te voorkomen dat het een orchideeënvak wordt.’ J.H.A. Lokin (1945), hoogleraar Romeins recht en zijn geschiedenis te Groningen, prijst zich gelukkig dat de rechtsgeschiedenis aan zijn eigen universiteit niet ter discussie staat. ‘We hebben ons ook gehandhaafd in het nieuwe curriculum volgens de bachelor-masterstructuur, en zijn er zelfs nog enigszins versterkt uitgekomen.’ Het belang van het vak kan alleen maar overtuigend gedemonstreerd worden als de rechtsvergelijking en de doorwerking van het Romeinse recht voorop staat, denkt Lokin. ‘Ook in het nieuwe Burgerlijk Wetboek kun je nieuwe elementen aanwijzen
‘Studenten beschikken lang niet altijd over voldoende algemene ontwikkeling’
Afdeling Letterkunde
21
Advisering
die uit het Romeinse recht afkomstig zijn. Natuurlijk hebben de Romeinen niet op alles een antwoord, zeker niet in nieuwe gebieden als het commerciële recht, maar de kern van het moderne vermogensrecht laat zich heel goed met het Romeinse recht vergelijken.’ In bredere zin bevordert de bestudering van de rechtsgeschiedenis een academische instelling, meent Lokin. ‘Het leert studenten de regels van het positieve recht te relativeren. Ze zien dat er ook andere rechtsopvattingen mogelijk zijn, en dat gewoonweg regeltjes uit het hoofd leren niet aan de orde is.’ De ontvankelijkheid neemt toe naarmate de studenten ouder zijn, is Lokins ervaring. Tijdens zijn jaarlijkse gastdocentschap aan de universiteit van Curaçao zag hij daarvan een onverwachte illustratie. ‘Vaak komen studenten uit vorige jaren me dan vertellen dat ze er zo veel plezier aan hebben beleefd. Dat kan natuurlijk geslijm zijn. Maar afgelopen zomer vertelde een student dat hij als huldeblijk voor de grondlegger van het Romeinse recht zijn zoon ‘Justini-
anus’ had genoemd. Zo’n voldoening had ik nog nooit gesmaakt.’ Niet alles uit zijn vak maakt zo’n enthousiasme bij studenten los, beseft Lokin. Zijn eigen onderzoeksopdracht van de laatste jaren is voor fijnproevers. ‘Ik ben bezig Griekse collegedictaten van de Byzantijnse hoogleraar Theophilus, een tijdgenoot van Justinianus, uit te geven. Voor de zorgvuldigheid werk ik samen met classici. Dat karwei hoop ik voor mijn pensioen af te ronden.’ Zorgvuldigheid mist hij nog wel eens bij zijn studenten. ‘Ze vertalen wat er ongeveer staat en beschikken lang niet altijd over voldoende algemene ontwikkeling. Dat heeft te maken met de achteruitgang van het niveau van de middelbare scholieren – een Europees verschijnsel, begreep ik uit Le Monde.’ Doet dat voor zijn vak op de lange termijn niet het ergste vrezen? ‘Ik ben niet pessimistisch, ik geloof dat we het dieptepunt hebben gehad. Nu ligt de nadruk op het aanleren van vaardigheden in plaats van kennis. Ik ben er van overtuigd dat de slinger wel weer de andere kant op zal zwaaien.’
Verkenningen Verkenningen vormen een zwaartepunt in de adviesfunctie van de knaw. In 1995 is besloten tot een verhoogde inspanning op dit terrein. Verkenningsrapporten op de volgende terreinen zagen in de afgelopen jaren het licht: Chemie (1995), Aardwetenschappen (1996), Cognitie wetenschappen (1997) en Biologie (1997), Wiskunde (1999), Biochemie en Biofysica (1999) en Theologie (2000). In het Wetenschapsbudget 2000 heeft de minister van ocenw het belang van het instrument verkenningen voor het wetenschapsbeleid onderstreept, en de centrale rol van de knaw bij het uitvoeren van ‘verkenningen vanuit wetenschappelijk perspectief’ bevestigd. De minister heeft tijdelijk additionele middelen aan de knaw beschikbaar gesteld voor deze taak. De knaw-verkenningen hebben als hoofddoel inzicht te verwerven in de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen om zodoende een grondslag te bieden voor het in Nederland te voeren beleid en te kiezen prioriteiten. Het initiatief voor een verkenning zal doorgaans uitgaan van één of meer adviesraden van de knaw. Het besluit tot instelling van een verkenningscommissie wordt genomen door het bestuur van de knaw dat de opdracht verstrekt, de benodigde personele en financiële middelen fourneert en de voorzitter en de leden van de commissie benoemt.
loopt dat productgerichte onderzoek vanzelf tegen grenzen aan. En dan Henk A. Dijkstra is het ‘back to basics, geheel nieuwe concepten bedenken, ofwel fundaHenk Dijkstra (1960) is niet alleen mentele wetenschap.’ jong voor een Akademielid, hij is Dijkstra zelf probeert de wiskundige ook nog maar net hoogleraar (sinds modelrepresentatie van oceaan2001). Dat de Utrechtse fysisch stromingen te verbeteren. Over die oceanograaf desondanks tot de stromingen is veel nog niet goed wetenschappelijke elite is doorgebekend, met name op grote diepten. drongen, heeft volgens collega’s te Door fundamenteel onderzoek zijn de maken met zijn vernieuwende aanpak modellen die het effect van de strobinnen het vak en de grote diepgang mingen op het klimaat bepalen, de van zijn wetenschappelijke artikelen. laatste jaren sterk verbeterd. Neem Al houdt hij zich met iets concreets de separatie van de Golfstroom. als oceaanstromingen bezig, zijn werk `De warme Golfstroom volgt de heeft een zeer fundamenteel karakter, Amerikaanse Oostkust, en buigt bij vindt Dijkstra zelf. En fundamentele Cape Hatteras plotseling af naar het wetenschap, dat is iets waar hij oosten. Maar tot twee jaar geleden zich binnen de KNAW hard voor wil lieten alle modellen de Golfstroom te maken. ‘Door de huidige stimulering ver naar het noorden doorlopen.’ van multidisciplinair onderzoek komt Oceanografen braken zich er het fundamenteel onderzoek gemakkelijk hoofd over. Maar ontdekten uiteindein het gedrang. Multidisciplinair lijk waar ‘m de subtiele kneep zat. ‘De onderzoek heeft de neiging om erg Golfstroom kent twee verschillende productgericht te zijn.’ separatietoestanden. Welke door Het komt wel weer goed, daar twijfelt een bepaald model voorspeld wordt, Dijkstra niet aan. Want vroeg of laat bleek afhankelijk van de representatie
Fysische oceanografie
‘Door de huidige stimulering van multidisciplinair onderzoek komt fundamenteel onderzoek in het gedrang’
Afdeling Natuurkunde
22 Advisering
van kleinschalige processen.’ In onderzoek naar klimaatverandering is het volgens Dijkstra een groot probleem dat de oceaanmodellen een veel te lage resolutie hebben, een rastergrootte van slechts 200 tot 400 kilometer. ‘Eigenlijk zou dat 10 kilometer moeten zijn.’ Voorlopig kunnen de computers dat niet aan. En daarom zijn voorspellingen over de veranderingen in de oceaancirculatie ten gevolge van toename van broeikasgassen in de atmosfeer, zoals het afzwakken van de Golfstroom, op drijfzand gebouwd, meent Dijkstra. En toch verschijnen er regelmatig dreigende artikelen in topbladen als Nature en Science. ‘Ik ben bang dat die tijdschriften in dat opzicht veel te mediagericht geworden zijn’, aldus Dijkstra. ‘Op mijn vakgebied is een aantal publicaties verschenen in die bladen, die door vaktijdschriften vermoedelijk niet zouden zijn geaccepteerd: speculatie en onvoldoende bewijs.’
In 2002 is verder uitvoering gegeven aan de Verkenningen Agenda 2000. De in 2001 gestarte verkenningen Biogeologie en Natuurkunde van levende materie werden eind van het najaar afgerond met aan het bestuur aangeboden ontwerpverkenningsrapporten. De definitieve rapporten van deze verkenningen zullen naar verwachting begin 2003 gepubliceerd worden. De in 2002 gestarte verkenning Taal- en Letterkunde zal in februari 2003 worden afgerond. Medio 2002 werd de laatste hand gelegd aan het Handboek Verkenner, dat de belangrijkste aandachtspunten voor uitvoerders van knaw verkenningen onder de loep neemt. In opdracht van de knaw werd door B.van der Meulen van het Centre for Studies of Science, Technology and Society van de Universiteit Twente een beschrijving opgesteld van verkenningsmethodieken. Deze beschrijving is bij het handboek gevoegd. In de loop van 2002 is in samenwerking met de Commissie van Overleg Sectorraden (cos) een inventarisatie verricht naar de behoefte om op meer systematische wijze inzicht te krijgen in afgeronde, lopende en geplande verkenningsprojecten binnen en buiten Nederland. Deze activiteit heeft geleid tot intensieve contacten met prest te Manchester dat bezig is aan de ontwikkeling van de verkenningen database eurofore. Deze database zal in 2003 worden geoperationaliseerd. In overleg met de afdeling Foresight van dg Research van de Europese Commissie zal in februari 2003 worden bepaald hoe de invoer vanuit Nederland het beste geëffectueerd kan worden. In 2002 zijn het ministerie van Economische Zaken en de knaw een landelijk contactoverleg verkenningen gestart. In dit overleg participeren zowel gebruikers (nwo, ocenw – directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid, Economische Zaken-directie Innovatie en Infrastructuur en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij-Innovatienetwerk Groene Ruime en Agrocluster) als uitvoerders van wetenschapsverkenningen (cos, cssts-ut, knaw, stt tno-stb). Door de knaw en cos is het initiatief genomen voor een in 2003 te organiseren symposium over Toekomstverkenningen en Wetenschap. Eind 2002 heeft in een gezamenlijke vergadering van het algemeen bestuur met de voorzitters en secretarissen van de tien adviesraden en de coördinator verkenningen beraad plaatsgevonden over de aanpak van verkenningen en over mogelijk in de toekomst te kiezen verkenningsonderwerpen. Het bestuur zal in het voorjaar van 2003 de Verkenningen Agenda actualiseren op basis van de uitgewerkte voorstellen van de raden.
23
Advisering
Adviesraden Akademie Commissie voor de Chemie Ontwikkelingen Ook in 2002 zette de voortdurende daling door van het aantal eerstejaars dat een universitaire studie scheikunde of scheikundige technologie gaat volgen. Nieuwe studierichtingen en opleidingen met in hoofdzaak een chemische signatuur zijn in 2002 geïntroduceerd, maar ook deze lijken niet in staat om meer studenten te trekken. De activiteiten van de Akademie Commissie voor de Chemie in het verslagjaar hebben in hoofdzaak een relatie gehad met die dalende instroom en met de invoering van de bachelor-masterstructuur. Belangrijkste activiteiten Een discussie heeft plaatsgevonden over het thema ‘Wetenschap en Industrie’. Er zijn drie korte voordrachten gehouden over dit thema, bezien vanuit nwo door E.M. Meijer (voorzitter van het Gebiedsbestuur Chemische Wetenschappen), vanuit de industrie door P.F. Noordervliet (directeur vnci) en vanuit het buitenland door P. Smith (hoogleraar aan de eth-Zürich). Naar aanleiding van overleg met de Stichting Duurzame Chemie Ontwikkeling over de mogelijkheden voor een verkenning op het terrein van de duurzame chemie, heeft de acc in het verslagjaar een aantal personen bereid gevonden zitting te nemen in een commissie die die mogelijkheden moet nagaan. In het kader van de invoering van de bachelor/masterstructuur faciliteert sinds 2000 de acc het proces om op het terrein van de chemie en de chemische technologie te komen tot afstemming en coördinatie van de onderwijsprogramma’s in de bachelor- en masterfase. Daartoe heeft in het verslagjaar overleg plaatsgevonden met de onderwijsdirecteuren/-decanen van de tien opleidingen. Tijdens dit overleg zijn de eindtermen van de bacheloropleidingen scheikunde/scheikundige technologie en moleculaire wetenschappen definitief vastgesteld. In dit kader heeft de acc in 2002 eveneens nauw samengewerkt met de werkgroep Convenanten Natuurwetenschappen van de vsnu die in reactie op een verzoek van de minister in september 2002 het zogenaamde bachelor/ masterconvenant voor het terrein van de wiskunde, natuurkunde en scheikunde heeft uitgebracht. Wat betreft de huidige profilering en samenwerkingsverbanden van de tien opleidingen heeft de acc in 2002 de werkzaamheden voortgezet om per opleiding de onderzoekszwaartepunten te identificeren. Dit gebeurt aan de hand van de zelfevaluatierapporten die de opleidingen hebben opgesteld ten behoeve van de vsnu-onderzoekvisitatie en de resultaten daarvan. Naar verwachting zal de acc in het voorjaar van 2003 rapporteren. De activiteiten die de acc en cbb hebben ontplooid om te komen tot een herziening van het eindexamenprogramma scheikunde op havo en vwo hebben er in geresulteerd dat begin 2002 een commissie door het ministerie is ingesteld die een rode draad moet ontwerpen waarlangs het vak scheikunde in het voortgezet onderwijs vorm gegeven kan worden. Voorzitter acc
24 Advisering
en voorzitter cbb zijn op persoonlijke titel benoemd tot respectievelijk voorzitter en vice-voorzitter van die commissie. De acc heeft in het kader van het Overleg Chemie Nederland (ocn) een reactie gegeven op de eerste plannen van de vnci om in samenwerking met de universiteiten het tekort aan chemici te verminderen door min of meer duale trajecten tussen industrie en universiteit te ontwikkelen. Naar de mening van de acc zou de vnci in haar voorstellen meer gebruik moeten maken van de bestaande structuren om mensen op te leiden tot een hogere niveau binnen de chemie. Inhoudelijk heeft de acc geen moeite met duale onderwijsvormen, echter de kwaliteit daarvan moet op afdoende wijze gewaarborgd zijn. Medio november heeft een driedaagse acc-conferentie met internationale deelname plaatsgevonden op het gebied van de ‘molecular basis of catalysis’. Besloten is op het terrein van de combinatoriële chemie en high-throughput experimentation in november 2003 een acc-workshop te organiseren. Begin 2003 vindt overleg plaats met de Raad voor de Medische Wetenschappen om een bijeenkomst te organiseren over de ‘agendering van het geneesmiddelenonderzoek’.
Akademie Raad voor de Wiskunde Ontwikkelingen In onze maatschappij spelen steeds complexere vraagstukken waardoor in vele sectoren om wiskundige modellen wordt gevraagd om beter met die complexiteit om te kunnen gaan. Deze mathematisering van de samenleving, en de daarmee verbonden wetenschappelijke disciplines, vereist een hiermee voortschrijdende kennisontwikkeling binnen de wiskunde en het opleiden van voldoende wiskundigen. Dit staat in schril contrast met het geringe aantal wiskundigen dat thans wordt opgeleid. Deze ontwikkelingen vormden voor de Akademie Raad voor de Wiskunde enige jaren geleden aanleiding om een verkenningenrapport (1999) op te stellen met als doel aanbevelingen te doen aan diverse actoren om de uitdagingen adequaat tegemoet te kunnen treden en de negatieve trends een halt toe te roepen. Belangrijkste activiteiten Het werk van de Raad stond in 2002 voor een belangrijk deel nog in het teken van de implementatie van de aanbevelingen in 1999 door de knaw uitgebrachte verkenningsrapport De toekomst van het wiskunde-onderzoek in Nederland (twon). Een belangrijke ontwikkeling in dat kader vormde het werk van het in het jaar 2000 gestarte nationaal Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (oow). In het oow participeren de wiskundige, landelijk georganiseerde, onderzoekscholen, alsmede enkele nauw verwante onderzoekscholen. Om de samenwerking ‘op de werkvloer’ verder te versterken zijn ook vertegenwoordigers van nwo en de Kamer Wiskunde van de vsnu bij het werk van de oow betrokken. Regelmatig wordt de arw geïnformeerd over en betrokken bij het werk van het oow. In april 2002 heeft het oow een belangrijke nota met de titel Nieuwe dimensies, ruimer bereik. Een nationale strategie voor wiskundeonderzoek en gerelateerde masteropleidingen
gepresenteerd die onder meer voortbouwt op het twon rapport. In deze nota wordt onder meer aanbevolen om een groot deel van het wiskundig onderzoek langs een aantal thema’s te structureren onder het koepelthema ‘Wiskunde op Raakvlakken’. Het betreft hier niet alleen raakvlakken tussen diverse wiskundige specialisaties, maar vooral ook raakvlakken met andere disciplines en daarmee met de vele toepassingsgebieden van de wiskunde. Een en ander zou tevens gepaard moeten gaan met een financiële injectie, met name ook gezien het feit dat door diverse bezuinigingen de wiskunde onder zware druk staat. In het verslagjaar is het nodige overleg gevoerd om de doelstellingen van de nota – die breed worden gedragen, mede door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven – te kunnen realiseren. In het bijzonder wordt een beroep gedaan op nwo en de minister van Economische Zaken voor financiële steun bij de zwaartepuntvorming in het wiskundig onderzoek. Voortbouwend op de recente rapporten heeft de Raad gesproken over het voorbereiden van mogelijke nieuwe verkenningen. Ook hierbij staat interdisciplinaire samenwerking hoog in het vaandel van de Raad. De volgende twee onderwerpen worden vooralsnog als prioritair gezien: ‘Wiskunde en levenswetenschappen’ en ‘Wiskunde en economische/financiële wetenschappen’. De ontwikkelingen in het onderwijs, zowel in het voortgezet als het hoger onderwijs, blijven de aandacht van de Raad vragen. Het gaat hierbij om kwesties zoals de herziening van de ‘tweede fase’ in het voortgezet onderwijs, het voor de wiskunde (veelal te lage) aantal contacturen tussen docent en leerling in het ‘studiehuis’ en de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs. Een bijzonder punt van aandacht vormt de geringe participatie van vrouwen in het wiskunde onderzoek. De Raad heeft aan het eind van het verslagjaar een commissie van ‘ervaringsdeskundige vrouwen’ geformeerd om te bezien of er naast de initiatieven die de afgelopen tijd reeds zijn genomen (zoals de door nwo gecoördineerde programma’s aspasia en meervoud) nog andere maatregelen kunnen worden voorgesteld om het aantal vrouwen dat werkzaam is in de wiskunde te vergroten. Om de afstemming te bevorderen tussen de diverse organisaties die actief zijn op het terrein van wiskunde onderzoek en onderwijs is in 2001 een informeel ‘Voorzittersoverleg Wiskunde’ van start gegaan. Hierin participeren de voorzitters van de Akademie Raad voor de Wiskunde (knaw), de Advies Commissie Wiskunde (van het Gebiedsbestuur-E van nwo), de Kamer Wiskunde (vsnu), het Wiskundig Genootschap, het Overleg Onderzoekscholen Wiskunde, de Nederlandse Onderwijscommissie voor de Wiskunde en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. In het verslagjaar is in een brief aan de staatssecretaris van ocenw nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de problematiek van het (veelal te geringe) aantal conctacturen dat veelal beschikbaar is voor het wiskundeonderwijs in de tweede fase van het voortgezet onderwijs (havo/vwo). Daarnaast is in het overleg onder meer gesproken over de bezuinigingen die in het bijzonder de wiskundebeoefening bedreigen, de positie van het universitaire service-onderwijs, het vervolg
25
Advisering
op de oow nota (zie pagina 20) en over de vergroting van de beroepsmogelijkheden na het behalen van het bachelordiploma, met name als docent in het voortgezet onderwijs.
Biologische Raad Ontwikkelingen De biowetenschappen hebben de afgelopen jaren een prominente plaats gekregen, met name waar het gaat om de verwachtingen die bestaan rond de oplossing van centrale maatschappelijke vraagstukken zoals lichamelijke en geestelijke gezondheid, de voorziening van voldoende en veilig voedsel alsmede een duurzame energievoorziening voor een groeiende wereldbevolking, leerprocessen, natuur- en milieubeheer. Het is dan ook van groot belang dat de kern van de biologie voldoende krachtig is om zich goed te kunnen blijven ontwikkelen en vanuit haar centrale positie ook de meer perifere wetenschapsgebieden en andere afnemers te kunnen blijven voeden met nieuwe inzichten, al dan niet in solide samenwerkingsverbanden. Vanuit deze optiek heeft de Raad de afgelopen periode een aantal belangrijke rapporten het licht doen zien. Zo is in 1997 het verkennings-rapport Biologie: het leven centraal door de knaw uitgebracht en in 2001 het vervolg daarop: Biologie: een vitaal belang. In de rapporten staat nationale samenwerking, naast lokale en regionale zwaartepuntvorming, centraal. De ontwikkelingen rond de invoering van een bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs zijn hierbij nadrukkelijk betrokken. De raad heeft daarnaast eind 2001 het initiatief genomen om het gehele spectrum van het biologieonderwijs van ‘acht tot achttien’ jaar onder de loep te nemen en daarover advies uit te brengen. Het gaat daarbij zeker niet alleen om de leerwegen die naar een universitaire (biologie)studie leiden, maar om een zodanige inrichting van het basis- en voortgezet onderwijs dat alle jonge mensen die bagage meekrijgen die hen in staat stelt om goed in de maatschappij te kunnen functioneren. Belangrijkste activiteiten De Biologische Raad houdt zich actief bezig met de implementatie van de aanbevelingen zoals opgenomen in het in 2001 door de knaw gepubliceerde rapport Biologie: een vitaal belang. Hierbij wordt samengewerkt met daarvoor in aanmerking komende organen, waaronder het Decanenoverleg Biologie. Een belangrijk aandachtspunt voor de raad vormt de invoering van de bachelor-masterstructuur, i.c. de aansluiting daarbij op de aanbevelingen in het rapport Biologie: een vitaal belang. Zo wordt samen met het Decanenoverleg Biologie (tevens fungerend als Kamer Biologie van de vsnu) gewerkt aan nationaal geldende eindtermen en competenties voor de bachelor biologie. De aanbeveling in het rapport om voor het gebied van de diersystematiek, inclusief de bijbehorende zoölogische collecties een nationaal kenniscentrum op te richten, is door de diverse partijen (met name Universiteit van Amsterdam, Naturalis en ministerie van ocenw) opgepakt en lijkt tot constructieve resultaten te gaan leiden.
Vanuit de Biologische Raad zijn bijdragen geleverd aan de in 2001 gestarte verkenningen ‘Biogeologie’ en ‘Natuurkunde van Levende Materie’. Eerstgenoemde verkenning is in samenwerking met de Raad voor Aarde en Klimaat uitgevoerd en heeft in het verslagjaar geleid tot een rapport onder de titel Tussen Aarde en Leven. Het rapport zal begin 2003 door de knaw worden uitgebracht. Voor de uitkomsten van deze verkenning is reeds nadrukkelijk interesse getoond van nwo zijde. De Verkenningscommissie Natuurkunde van Levende Materie heeft tevens een concepteindrapport uitgebracht – onder de titel De appel van Newton – en zal naar verwachting begin 2003 ook haar werkzaamheden afronden. Deze verkenning is anders dan van biogeologie, meer monodisciplinair van opzet en met name gericht op de natuurkunde. De Commissie Onderwijs van de Biologische Raad, waarin tevens vertegenwoordigers van het Nederlands Instituut voor Biologie (nibi) en de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen (nvon) zijn opgenomen, heeft, met de nodige terugkoppeling naar de Raad, een advies voorbereid dat aan een breed publiek uit het onderwijsveld is voorgelegd op een in november 2002 gehouden symposium, mede georganiseerd door het nibi en de nvon. Op basis van de uitkomsten van dit succesvolle symposium en de op andere wijze verkregen commentaren wordt het rapport afgerond. Naar verwachting zal het begin 2003 als advies worden uitgebracht onder de titel Biologieonderwijs: een vitaal belang.
Commissie Geesteswetenschappen Adviezen en rapporten Vensters op de wereld. De studie van de zogenoemde ‘Kleine Letteren’ in Nederland. Rapport van de Adviescommissie Kleine Letteren, februari 2002. Ontwikkelingen In februari 2002 verscheen het reeds in de inleidende paragraaf vermelde knaw-advies Vensters op de wereld. De studie van de zogenoemde ‘Kleine Letteren’ in Nederland, voorbereid door de commissie-Gerritsen. Het advies speelde een rol bij de totstandkoming van het Sectorplan Letteren 2002, waarin de universiteiten een aantal concrete maatregelen voor de sector Letteren presenteren. Centraal thema hierin is de schaalvergroting door middel van samenwerking en concentratie in de masterfase, een van de aanbevelingen uit Vensters op de wereld. Het ministerie zal voor de uitvoering hiervan met een eenmalige financiering komen. De afname van het aantal studenten en de invoering van het bachelor-mastersysteem maakte een nieuwe positiebepaling van de talenstudie noodzakelijk. De vsnu kwam om die reden met het Advies modernisering curricula moderne talen van de commissie-Van Els. De opleidingen zouden volgens deze commissie aantrekkelijker gemaakt moeten worden door de invoering van brede profielen, omdat studenten geen disciplinaire verkokering meer willen. Met de profielen kunnen studiepaden geïndividualiseerd worden, waardoor de studentenaantallen weer zullen groeien. Een rapportage over de bijdrage die de geestes-wetenschappen kunnen leveren aan de kritische reflectie op cultuur en cultuurveranderingen door de ontwikkeling van
26 Advisering
de informatie- en communicatie-technologie kwam van de awt. Digitalisering roept vragen op, ook op geesteswetenschappelijk gebied. De maatschappij zal daarom steeds vaker een beroep doen op nieuwe geëngageerde geesteswetenschappen, is het pleidooi in Geëngageerde geesteswetenschappen. Perspectieven op cultuurveranderingen in een digitaliserend tijdperk. Belangrijkste activiteiten Over bovengenoemde rapporten sprak de Commissie Geesteswetenschappen op haar jaarlijkse conferentie te Leusden in november. Daarbij waren ook vertegenwoordigers van de awt en de vsnu aanwezig. Afgesproken is toen dat in de toekomst samenwerking van alle spelers in het veld gewenst is als het gaat om de concretisering van de geëngageerde geesteswetenschappen. In mei organiseerde de Commissie Geesteswetenschappen de tweede conferentie over samenwerking tussen wetenschapsgebieden. Deze keer stonden de cultural studies centraal, een interdisciplinair wetenschapsgebied, waarbinnen het begrip tekst wordt opgerekt. Er werd met name gesproken over de positie van de literatuurwetenschap in deze nieuwe constellatie, omdat die juist de literaire tekst als object van onderzoek heeft. De Commissie Geesteswetenschappen besteedde in 2002 wederom aandacht aan verkenningen op deelgebieden van de geesteswetenschappen. Over de implementatie van het verkenningsadvies theologie werd extern overleg gevoerd. Door een subcommissie werd gewerkt aan de verkenning taalkunde en letterkunde, waarvan de startconferentie in maart plaatsvond. Het verkenningsadvies over de taalkunde en letterkunde zal waarschijnlijk in 2003 verschijnen. Er is de afgelopen tien jaar door de cgw veelvuldig gesproken over de onderzoekschool als plek waar de onderzoekersopleiding moet plaatsvinden. Op een discussiemiddag in februari was dit wederom een belangrijk gespreksonderwerp. Ook kwam toen de toegevoegde waarde van de scholen voor het onderzoek ter sprake. Het bestuur van de cgw heeft een Commissie Onderzoekscholen Geesteswetenschappen ingesteld, die zal onderzoeken welke organisatievorm het meest geschikt is voor de bevordering van de kwaliteit van de onderzoekersopleiding en het onderzoek binnen de geesteswetenschappen.
Commissie voor de Biochemie en Biofysica Ontwikkelingen De wetenschapsbijlagen van de Nederlandse dagbladen besteden bijna wekelijks aandacht aan de nieuwe wetenschappelijke uitdagingen, mogelijkheden en (potentiële) toepassingen die het gevolg zijn van de fascinerende ontwikkelingen op het terrein van de genomics. Deze ontwikkelingen zijn van grote invloed voor het onderzoek op het terrein van de biochemie en de biofysica en laten ook de meer ‘klassieke’ disciplines zoals de biologie, scheikunde, natuurkunde en wiskunde niet onberoerd. De uitdagingen die uit die ontwikkelingen voortkomen leiden tot op heden echter niet tot meer belangstelling van aankomende studenten om een universitaire studie op één van de genoemde gebieden te gaan volgen. Hoewel nieuwe studierichtingen op het
gebied van de ‘life sciences’ op die nieuwe ontwikkelingen inspelen, kunnen zij de verminderde belangstelling voor ‘klassieke’ disciplines op dit moment slechts gedeeltelijk compenseren. De ontwikkelingen op het terrein van de genomics houden verder het gevaar in dat minder aandacht besteed gaat worden aan onderzoeksgebieden binnen de biochemie en de biofysica die zeer weinig of geen relatie met genomics hebben. Belangrijkste activiteiten De cbb heeft besloten drie wetenschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de biochemie en de biofysica in beschouwing te nemen: a. Mens-machine interacties: in het verslagjaar is tezamen met de Nederlandse Vereniging voor Biofysica een notitie over dit onderzoeksterrein opgesteld. Op basis daarvan is besloten eind 2003 of begin 2004 een cbb-workshop over dit onderwerp te organiseren; b. De dynamica van biomedische en biofysische processen en interacties: besloten is de verdere uitwerking van dit onderwerp te laten afhangen van de eerste resultaten van het in 2002 gestarte nwo-programma ‘Van Molecuul tot Cel’. c. Structural genomics/ontwikkeling nieuwe methoden en technieken: in het verslagjaar heeft de cbb de conclusie getrokken dat de grote mate van belangstelling voor het terrein van de genomics en de bereidheid tot financiering, tot gevolg kan hebben dat op den duur de kennis over belangrijke klassen van essentiële biomoleculen, die niet rechtstreeks uit het genoom zijn af te leiden, onderbelicht zal worden. Beter is het dan ook een conferentie te organiseren die als doel heeft nieuwe accenten voor onderzoek in het ‘post-genomics’ tijdperk te identificeren. Naast bovengenoemde activiteiten heeft de cbb zich in het verslagjaar met name gericht op aspecten die verband houden met de inhoud en de kwaliteit van het voortgezet onderwijs en de relatie vo-wo wat betreft de bèta-opleidingen. De voorzitter van de cbb nam deel aan de knaw klankbordgroep voor het voortgezet onderwijs en was op persoonlijke titel vice-voorzitter van de ministeriële commissie die de inhoud van scheikundeonderwijs vwo/ havo onder de loep neemt. Het eerste rapport van die ministeriële commissie is voor de cbb aanleiding geweest de commissie te complimenteren met de heldere analyse van de huidige problematiek van het scheikundeonderwijs in de tweede fase van het voortgezet onderwijs, en de herkenbare conclusies en aanbevelingen die op basis van die analyse getrokken worden. Daarnaast adviseert de cbb de commissie extra aandacht te schenken aan aspecten uit de biochemie en biofysica in de vernieuwde opzet van het scheikundeonderwijs. De grensgebieden tussen de scheikunde en aanpalende disciplines dienen in het toekomstige schoolvak scheikunde beter dan nu het geval is zichtbaar te moeten worden. In april 2002 is gebleken dat de voordracht van de cbb/knaw, als adhering body van de iupab, om het cbb-bestuurslid R. van Grondelle te benoemen tot lid van de iupab-Council niet succesvol is geweest. In overleg met de Nederlandse Vereniging voor Biochemie en Moleculaire Biologie is eind 2002 besloten J.J.H.H.M. de Pont voor te dragen voor de functie van
27
Advisering
penningmeester in het dagelijks bestuur van de iubmb. De definitieve verkiezing vindt plaats op de in juli 2003 in Canada te houden driejaarlijkse general assembly van de iubmb.
Raad voor Aarde en Klimaat Adviezen en rapporten Biogeology Symposium (abstracts en programma), februari 2002 Tussenrapportage Verkenningscommissie Biogeologie, mei 2002 De werkgroep ‘Aarde op school’ – een jaar verder, 2002 Tussen Aarde en Leven. Strategische verkenning van de biogeologie in Nederland, eindrapport, december 2002 Ontwikkelingen De Raad voor Aarde en Klimaat (rak) heeft ruim aandacht besteed aan activiteiten rond de knaw-Verkenningen. Zo is in het verslagjaar de Verkenning Biogeologie, waartoe in 2001 een voorstudie was verricht, tot stand gekomen en heeft de rak het bestuur een voorstudie ‘Hydrologie’ geïnitieerd. De rak heeft besloten zijn relatie met de voor de Raad relevante icsu-unies te continueren. Belangrijkste activiteiten In april werd in Veldhoven het zesde Nederlands Aardwetenschappelijk Congres (nac iv) gehouden, met de titel Earth: driving the climate and climate-driven. Aan de samenstellers van de twee beste (studenten)posters is door de voorzitter van de Raad voor Aarde en Klimaat de rak-posterprijs uitgereikt. De werkgroep ‘Aarde op School’ is in 2000 ingesteld met als taak een strategie te ontwikkelen om de aardwetenschappen meer zichtbaar te maken in het voortgezet onderwijs. Dit is noodzakelijk door de zichtbaar geringe aardwetenschappelijke kennis bij het grote publiek, de teruglopende belangstelling voor de studies aardwetenschappen bij aankomende studenten, en het daaruit voortvloeiende gevaar dat Nederland in de toekomst niet over voldoende expertise zal beschikken om de groeiende problemen inzake energie, grondstoffenvoorziening, klimaat, milieu, en ruimtelijke ordening het hoofd te bieden. De werkgroep heeft haar bevindingen uiteen gezet in het rapport De werkgroep ‘Aarde op school’ – een jaar verder. Vanuit de rak en de Biologische Raad (br) is in 2000 voorgesteld een knaw-verkenning uit te voeren naar het biogeologisch onderzoek in Nederland. Biogeologie betreft de studie van de regulering (in verleden, heden en toekomst) van het systeem Aarde door de voortdurende interactie van evoluerende organismen en hun abiotische omgeving. Om de belangrijkste ontwikkelingen binnen het internationale biogeologisch onderzoek te identificeren en het Nederlandse onderzoek binnen deze ontwikkelingen strategisch te positioneren is door het knaw-bestuur een Verkenningscommissie Biogeologie (vcbg) ingesteld, met vertegenwoordigers uit de aardwetenschappen en biologie. Het werk van de vcbg zal moeten leiden tot concrete aanbevelingen aan de overheid, andere financiers, universiteiten en onderzoekinstellingen.
In februari organiseerde de vcbg een Biogeology Symposium, waarbij de resultaten van het (inter)nationale onderzoek rond het thema biogeologie gepresenteerd werden door zowel aardwetenschappers als biologen. De sprekers, waaronder vier vooraanstaande Amerikaanse wetenschappers op dit specifieke terrein: Lynn Margulis, Paul Falkowski, Andrew Knoll en Kenneth Nealson, kregen volop aandacht van de landelijke pers. Na het symposium ontvingen de leden van de vcbg de sprekers van het Biogeology Symposium en een aantal experts voor een discussie. De resultaten van deze discussie vormden het uitgangspunt voor het verdere werk van de vcbg. In mei presenteerde de vcbg haar Tussenrapportage Biogeologie. De voorstellen uit deze rapportage zijn uitvoerig besproken met onder andere de rak en de br. Tevens zijn in deze Tussenrapportage Biogeologie de resultaten verwerkt van een uitgebreide enquête die gehouden is onder de vertegenwoordigers van het biogeologische vakgebied in Nederland. In oktober presenteerde de vcbg tijdens een consultatiebijeenkomst haar concepteindrapport en bood de Commissie de rak, de br, en het biogeologische veld de kans te reageren op de bevindingen waartoe zij gekomen was. De aanbevelingen die in de discussie naar voren kwamen zijn verwerkt in het eindrapport Tussen Aarde en Leven. Strategische verkenning van de Biogeologie in Nederland dat in december verscheen. De rak heeft, mede naar aanleiding van de Verkenning Aardwetenschappen (1996), in 2000 het plan opgevat de positie van het hydrologisch onderzoek nader te beschouwen op kansen en bedreigingen in de toekomst. Het in 2000 opgerichte en autonoom functionerende Landelijk Hydrologisch Platform heeft een ‘Schets voor een samenhangend programma van fundamenteelstrategisch onderzoek’ opgesteld dat is besproken door de rak. Naar aanleiding hiervan vonden verschillende besprekingen plaats met het oog op een eventuele definitiestudie Hydrologie, waarbij de huidige plaats, de afzonderlijke onderzoekgroepen, het internationale kader, en de maatschappelijke inbedding van het hydrologisch onderzoek in Nederland nader beschouwd zullen worden. In het verslagjaar is besloten een tijdelijke rak-commissie in te stellen ter voorbereiding van een advies aan het knaw-bestuur.
Raad voor Medische Wetenschappen Adviezen en rapporten The societal impact of applied health research: towards a quality assessment system. Rapport van de subcommissie Gezondheidszorgonderzoek, Raad voor Medische Wetenschappen, juni 2002. Briefadvies aan de minister van vws inzake budgetreductie ZonMW, juni 2002 Ontwikkelingen In november 2001 werd de Raad voor Medische Wetenschappen (rmw) ingesteld als opvolger van de Commissie Geneeskunde. De Raad is het adviesorgaan van de knaw op het terrein van de medische wetenschappen, met inbegrip van de diergeneeskunde, de farmacie en de tandheelkunde. Zij adviseert gevraagd en ongevraagd over actuele of te verwachten ontwikkelingen op dit terrein
28 Advisering
van onderzoek en over de wijze waarop daarmee in het onderzoeksbeleid rekening moet worden gehouden. De advisering betreft zowel wetenschapsinhoudelijke zaken als randvoorwaarden voor onderzoek. Belangrijkste activiteiten In 2002 is de Raad gestart met de voorbereiding van een aantal nieuwe activiteiten op basis van door de leden ingediende onderwerpen te weten: multifactoriële aandoeningen in het genomics tijdperk, financiering van (bio)medisch wetenschappelijk onderzoek in Nederland, geneesmiddelenonderzoek en medische vaardigheidstraining met geavanceerde computersimulatie. De ontwikkelingen op het gebied van genomics hebben de mogelijkheden van wetenschappelijk onderzoek naar multifactoriële chronische aandoeningen sterk uitgebreid. Praktische consequenties van genomics worden vooralsnog alleen gezien op het gebied van monogenetische aandoeningen en aandoeningen die goed gedefinieerd en pathologisch anatomisch benaderbaar zijn. Echter, in de toekomst zullen genomics en proteomics bij het onderzoek naar vele multifactoriële chronische aandoeningen een rol gaan spelen. De Raad zal een verkenning initiëren die de ontwikkeling van het onderzoek op dit terrein, inclusief de daarvoor benodigde randvoorwaarden, in kaart brengt. Binnen de rmw bestaat ernstige zorg over het huidige financieringsbeleid van het (bio)medisch wetenschappelijk onderzoek en de consequenties van dit systeem voor de continuering van een kwalitatief hoog medisch onderzoeksniveau in de toekomst. De medische technologische veranderingen en de noodzaak om op competitieve wijze deel te nemen in de wetenschappelijke ontwikkelingen vragen meer dan ooit om een slagvaardige en doelmatige wijze van financiering. Een notitie zal worden geschreven waarin de nadruk komt te liggen op de analyse van knelpunten in het huidige financieringssysteem en op de doelmatigheid van financiering. Een vergelijking met financieringssystemen in andere Europese landen en de Verenigde Staten zal hierbij betrokken worden. In het geneesmiddelenonderzoek leidt een verschil in belangen tussen de farmaceutische industrie en de academische wereld tot knelpunten zoals bijvoorbeeld tot uiting komt in de ontwikkeling van individuele geneesmiddelen, weesgeneesmiddelen en diagnostica, het selectieproces van geneesmiddelen en drug delivery. Een symposium wordt voorbereid waarin deze knelpunten zullen worden geïnventariseerd. Vaardigheidstraining is een belangrijk onderdeel van iedere praktisch medisch specialistische en tandheelkundige opleiding. Het gebruik van interactieve simulatoren waarmee extreme situaties worden nagebootst is een nieuwe ontwikkeling op dit terrein. Een symposium over dit onderwerp, waarbij experts uit verschillende disciplines de mogelijke implementatie ervan bespreken, wordt voorbereid.
Raad voor Natuur- en Sterrenkunde Ontwikkelingen De instroom van studenten in de natuurkunde is al jaren tanende. In 2002 is de positie van de natuurkunde in het vwo verder onder druk gekomen. Het ministerie van
ocenw heeft plannen ontwikkeld om het vak natuurkunde uit het vwo-Natuur en Gezondheid-profiel te schrappen en het aantal uren in het Natuur en Techniek-profiel te reduceren. Tezamen met onder meer de Nederlandse Natuurkundige Vereniging, fom en de Kamers voor natuurkunde en sterrenkunde heeft de Raad voor Natuuren Sterrenkunde (rns) meegewerkt aan de oprichting van het Nederlands Platform voor Natuurkunde (npn). Dit platform beoogt bij te dragen aan een goede positie van de natuurkunde in het (voortgezet) onderwijs. De rns blijft aandacht houden voor de laatste fase van de wetenschappelijke opleiding en de relatie daarvan met het wetenschappelijk onderzoek. In het verslagjaar heeft tevens het imago van het vakgebied op de agenda gestaan. De Raad wil bijdragen aan het verbeteren van de beeldvorming over de natuurkunde, onder meer door het vervaardigen van betrouwbare informatie over de vaak gedachte mogelijkheden die de studie natuurkunde biedt op de arbeidsmarkt. Belangrijkste activiteiten De Raad heeft aan het einde van 2001 een conferentie georganiseerd over natuurkundig onderzoek aan energieconversie en energiebronnen. In het verslagjaar is de samenstelling van een bundel met de bijdragen aan de conferentie afgerond. Hoewel de natuurkunde geen primaire rol vervult in het wetenschappelijk energieonderzoek, blijkt dat fysici op uiteenlopende deelonderwerpen belangrijke bijdragen kunnen leveren aan de ontwikkeling van een koolstofarme energiehuishouding. De Raad heeft uit de conferentie conclusies getrokken over de bijdrage die de natuurkunde kan leveren aan het energieonderzoek; deze zullen in de voorstudie voor een verkenning van het energieonderzoek waartoe de Raad voor Technische Wetenschappen het initiatief heeft genomen nader worden getoetst. In het verslagjaar is onder auspiciën van de rns de verkenning van het natuurkundig onderzoek van levende materie zo goed als afgerond en zal voorjaar 2003 verschijnen. De verkenningscommissie heeft experts geïnterviewd, een discussie gestart op het internet en een conferentie georganiseerd waarin voorlopige bevindingen ter discussie zijn gesteld. Onderdeel van het verkenningsproces vormden twee conferenties voor Nederlandse onderzoekers waar ook onderzoekers uit het buitenland richtingen voor nieuw onderzoek schetsten. De verkenning heeft dankzij deze bijeenkomsten al tijdens de verkenning zelf stimulansen kunnen bieden aan het onderzoek van fysici aan levend materiaal en levensprocessen. De commissie komt tot de conclusie dat voor een aantal onderwerpen op het raakvlak van natuurkunde en levenswetenschappen Nederlandse onderzoeksgroepen in verwante gebieden actief zijn zodat de natuurkunde van levende materie in Nederland een belangrijke impuls kan krijgen. De rns heeft in het verslagjaar een inventarisatie uitgevoerd van de wijze waarop Nederland structureel deelneemt aan grote internationale faciliteiten voor natuurkundig en sterrenkundig onderzoek. Daarbij gaat het om faciliteiten als cern en eso, maar ook om de vrije electronenlaser felix in het fom-instituut ‘Rijnhuizen’ of Joint Institute for Very Long Baseline Interferometry. Deze inventarisatie kan een onderdeel vormen van de basis
29
Advisering
voor een verkenning van het natuurkundig onderzoek in Nederland en kan bovendien als uitgangspunt dienen voor een analyse van mogelijkheden voor de vestiging van een nieuwe internationale faciliteit op Nederlandse bodem of participatie in een faciliteit elders.
Raad voor de Technische Wetenschappen Ontwikkelingen De sector van de informatie- en communicatietechnologie (ict) wordt gekenmerkt door een zeer grote dynamiek in het gebruik en in de ontwikkeling van toepassingen. Voor ondersteuning en voeding van deze ontwikkelingen is fundamenteel en strategisch onderzoek noodzakelijk. Een duidelijke afbakening van ict-onderzoek en een programma voor de (middel)lange termijn ontbreken echter. De ict-sector bouwt vooralsnog voort op de agendastelling in aanpalende vakgebieden zoals de (kern)informatica en toepassingen van informatiewetenschappen. Er is behoefte aan de ontwikkeling van onderzoeksprogramma’s waarmee belangrijke terreinwinst kan worden geboekt. Het onderzoek naar sociaalwetenschappelijke aspecten van ict dient daarvan deel uit te maken. Belangrijkste activiteiten De raad heeft in het verslagjaar besloten de mogelijkheid en wenselijkheid te onderzoeken van een verkenning van het wetenschappelijk onderzoek in de ict. De raad (rtw) heeft het initiatief genomen voor een voorstudie naar een verkenning van het energieonderzoek. De aanleiding hiertoe werd gevormd door de uitkomsten van een rns-conferentie over natuurkundig energieonderzoek. De rol van de technische wetenschappen in het energieonderzoek is nog groter dan die van de natuurkunde. Na overleg met de Raad voor Natuur- en Sterrenkunde heeft de rtw daarom vertegenwoordigers van de Akademieraden voor natuurkunde, scheikunde, biologie en aardwetenschappen uitgenodigd deel te nemen aan de voorstudie naar de wenselijkheid en haalbaarheid van een verkenning van het energieonderzoek. Een eventueel in uitvoering te nemen verkenning zal goed gebruik kunnen maken van een aantal studies dat onlangs is uitgevoerd in omringende landen. Een vertaalslag naar het Nederlandse onderzoeksveld lijkt echter dringend gewenst. Leden van de rtw zijn betrokken geweest bij informele gedachtevorming over mogelijkheden om de positie van natuurwetenschappelijke en technisch-wetenschappelijke vakken in het voortgezet onderwijs te versterken. Er gaan zelfs stemmen op om daarvoor een speciaal schooltype, een zogenoemd technisch-wetenschappelijk gymnasium, in te richten dat mikt op veel aandacht voor natuur en techniek en dat prestige uitstraalt. De Raad acht het van belang dat initiatieven hiertoe binnen de huidige wettelijke grenzen worden genomen.
Sociaal-Wetenschappelijke Raad Ontwikkelingen De swr heeft in het verslagjaar aandacht besteed aan wetenschapsintrinsieke ontwikkelingen, met name op het vakgebied van de cognitiewetenschappen. Dit relatief nieuwe vakgebied ontwikkelt zich op het snijvlak van de
psychologie en disciplines als de biologie en de taalwetenschap. In het verslagjaar oriënteerde de swr zich ook op wetenschapsintrinsieke ontwikkelingen van de sociologie in een interdisciplinaire en internationale context. De sociologie, die zich in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw als wetenschapsgebied sterk ontwikkelde, lijkt – ondanks de hoge kwaliteit van het onderzoek – voor aankomende studenten veel van zijn glans te hebben verloren. De vele nieuwe ‘kundes’ (bedrijfskunde, bestuurskunde, etc.) die zich de afgelopen decennia onder andere vanuit de sociologie hebben ontwikkeld, hebben een grotere aantrekkingskracht op studenten dan de sociologie. De swr verwacht dat dit op termijn negatieve invloed heeft op de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de sociologie. Belangrijkste activiteiten Het wordt steeds urgenter binnen het universitaire bestel passende maatregelen te treffen naar aanleiding van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (wbp) en de problematiek van het sociaal-wetenschappelijke onderzoek met behulp van persoonsgegevens. De swr heeft in het verslagjaar dan ook met onder meer de vsnu overlegd over de nazorg van het swr-advies Praktische omgangsvormen met betrekking tot persoonsgegevens (februari 1999). In het verlengde van dit overleg heeft de swr de leden van de Colleges van Bestuur van de universiteiten en de decanen van een aantal faculteiten uitgenodigd voor een overleg op 13 december 2002. Doel van dit overleg was het vaststellen van een gezamenlijke marsroute om te komen tot de vaststelling en implementatie van een gedragscode voor het omgaan met persoonsgegevens in de zin van de wbp binnen de sociale wetenschappen. Tijdens het overleg is ook een ontwerp voor een gedragscode gegevensgebruik sociaal-wetenschappelijk onderzoek besproken die door de swr is opgesteld. De swr organiseerde in samenwerking met Infodrome en iter/nwo een openbare bijeenkomst ‘Cyberlaw and Order’ met als spreker Lawrence Lessig, Professor of Law aan Stanford University (usa). De aanleiding voor deze bijeenkomst was het swr-Hendrik Muller Seminaar 1999, dat handelde over ‘De informatiesamenleving: kansen en bedreigingen’. Het vijfde swr-Hendrik Muller Seminaar is in het najaar van 2002 gehouden onder de titel ‘Democratie onder vuur’. De deelnemers waren goede tot zeer goede studenten en recent afgestudeerden in de sociale wetenschappen die tijdens hun studie sterke belangstelling hebben getoond voor de wetenschappelijke bestudering van maatschappelijke vraagstukken.
30 Advisering
Commissies met een specifieke taak Advies Commissie Wetenschap en Ethiek Aan het begin van het jaar heeft de knaw een in 2001 door de acwe voorbereid advies gepubliceerd over de rol die wetenschappelijk onderzoek zou behoren te spelen bij de bestrijding van sterk besmettelijke dierziekten, in het bijzonder mond- en klauwzeer. Het advies, getiteld Bestrijding van mond- en klauwzeer –’Stamping out’, of gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek – (knaw) is aangeboden aan de ministers van ocenw en van lnv. Verder is het rapport in het Engels vertaald en verspreid onder een groot aantal belanghebbenden in binnen- en buitenland. De knaw heeft reacties ontvangen van zusteracademies; op ambtelijk niveau heeft overleg plaatsgevonden met de Nederlandse Land- en Tuinbouw Organisatie over maximalisatie van de impact van het advies. Gedurende het verslagjaar zijn in Europees verband discussies gestart over wijziging van de protocollen die thans worden gehanteerd bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten. Daarbij hebben resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek een rol gespeeld. De acwe heeft voor het jaar 2003 op haar agenda staan de organisatie van een conferentie waarin de ethische aspecten worden behandeld van de prenatale diagnostiek van aandoeningen waarvan tijdens de zwangerschap slechts een kans op optreden kan worden gegeven, in plaats van een zekerheid over al dan niet optreden. In dit project wordt samengewerkt met de cdtb en de sjea De acwe zal in het komende jaar aandacht schenken aan de rol die wetenschappelijk onderzoek speelt in informatievoorziening en besluitvorming rond de belasting van menselijk handelen op het milieu. De opvattingen in verschillende disciplines die zich uitspreken over milieukwesties lopen soms sterk uiteen. Bij politieke besluitvorming wordt van geval tot geval gebruik gemaakt van deze uiteenlopende uitkomsten van onderzoek of worden wisselende of onduidelijke uitgangspunten gehanteerd. De acwe beoogt met dit project de morele rol van het wetenschappelijk onderzoek in debatten over milieudruk te analyseren en daarover een advies te formuleren. In het verslagjaar heeft het bestuur moeten besluiten de eerste druk van de brochure Wetenschappelijk onderzoek: Dilemma’s en verleidingen in te trekken vanwege onzorgvuldigheden en onjuistheden in de beschrijving van casuïstiek. Het bestuur heeft besloten de brochure grondig te herzien en de acwe verzocht voor deze herziening zorg te dragen, waarna de brochure opnieuw zal worden uitgegeven. Een werkgroep van de acwe zal in 2003 deze herziening op zich nemen. De acwe overweegt voorts aandacht te schenken aan de ethische aspecten van het raakvlak van psychiatrie en rechtswetenschappen. De toepassing van het recht op psychiatrische patiënten en gebruik van psychiatrische kennis in de rechtspraak is complex. Het onderzoek dat hiervoor noodzakelijk is vereist aandacht voor ethische aspecten. De gedachtevorming over deze mogelijk nieuwe activiteit is in het verslagjaar gestart.
Commissie Wetenschap en Kunst In 2002 heeft de nieuwe Werkgroep Wetenschap en Kunst enkele keren vergaderd. De werkgroep, die wordt voorgezeten door H.C. Hemker, wil de komende jaren regelmatig ontmoetingen tussen wetenschappers en kunstenaars organiseren. Zij hoopt zo weer terug te gaan naar de wortels van de knaw: de ontmoeting tussen wetenschapsbeoefenaren en kunstenaars, zoals die in het door Lodewijk Napoleon opgerichte Instituut vorm had gekregen. De eerste themabijeenkomst van de werkgroep zal plaatsvinden in 2003.
Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit De nodige stappen werden gezet ter uitvoering van de door knaw, nwo en vsnu uitgebrachte Notitie Wetenschappelijke Integriteit (november 2001). In overeenstemming met nwo en vsnu kwam de samenstelling van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (lowi) rond. Het Akademielid A.S. Hartkamp, procureur-generaal bij de Hoge Raad, werd bereid gevonden het voorzitterschap op zich te nemen. Het lowi kan op verzoek van een klager of beklaagde ‘in tweede instantie’ een oordeel vellen over de beslissing die het bestuur van een universiteit (of van nwo of knaw) heeft genomen over een klacht inzake wetenschappelijk wangedrag. Het ontwerp-reglement van het lowi werd aan het nwo-bestuur en, door tussenkomst van de vsnu, aan de universiteitsbesturen voorgelegd. De Colleges van Bestuur namen ruim de tijd voor de commentaarronde, die overigens geen principiële verschillen van inzicht opleverde. De instelling van het lowi zal voorjaar 2003 haar beslag krijgen.
Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie De in 1996 ingestelde Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie (cdtb) adviseert over ontwikkelingen, resultaten, toepassingen, de aanvaardbaarheid en de ethische en maatschappelijke implicaties van onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van dieren, genetisch gemodificeerde planten en micro-organismen. Daarnaast heeft de cdtb tot taak het verstrekken van informatie aan de politie en het brede publiek over aspecten van het hiervoor genoemde onderzoek. Evenals in 2001 heeft een aanmerkelijk deel van de activiteiten van de cdtb zich in 2002 geconcentreerd op het overleg met het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de niaba, de Nederlandse Verening van Dierexperimentencommissies en de Commissie Biotechnologie bij Dieren (cbd) over de wijze waarop uitvoering gegeven kon worden aan de zogenaamde Tweede Kamermotie-Swildens. In die motie, eind 2000 aangenomen naar aanleiding van de bespreking door de Tweede Kamer van de evaluatie van het Besluit Biotechnologie bij Dieren, wordt de regering verzocht ‘de toetsing, zoals plaatsvindt op basis van het Besluit Biotechnologie bij Dieren, ook ten aanzien van geïmporteerde transgene dieren te doen plaatsvinden’. De regering heeft deze
31
Advisering
motie overgenomen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat gestreefd moet worden naar een ‘vrijwillige’ importtoets in plaats van naar een wette-lijke regeling met een vergunningstelsel. In het verslagjaar heeft de cdtb het definitieve concept van het ministerie van lnv voor een dergelijke importtoets voor commentaar voorgelegd aan de Colleges en Raden van Bestuur van de universiteiten en academische ziekenhuizen, de directies van het nki en tno alsmede de directeuren van enkele onderzoeksinstituten die in hun onderzoek gebruik maken van transgene dieren. De ontvangen commentaren zijn voor het bestuur van de knaw aanleiding geweest om in te stemmen met de hoofdlijnen van de voorgestelde regeling en de bereidheid is uitgesproken een zogenaamde bestuursafspraak daarover met de minister en de andere genoemde organisaties te ondertekenen. Op het moment van het schrijven van dit verslag is deze bestuursafspraak nog steeds niet getekend, omdat de niaba op een aantal onderdelen bezwaren blijft houden tegen de voorgestelde regeling en de politieke situatie tot stagnatie leidt. De politiek heeft zich evenals de cdtb/knaw in 2002 in aanzienlijke mate bezig gehouden met de toekomst van het primatenonderzoek in Nederland, in het bijzonder met het voortbestaan van en de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek in het Biomedical Primate Research Centre (bprc) te Rijswijk. Op initiatief van de cdtb heeft het bestuur van de knaw zich eind 2002 tot de minister van ocenw gewend met het dringende verzoek om een in het kader van een eu-project bij het bprc gepland Hepatitis C-onderzoek met zes volwassen chimpansees, geen verdere vertraging te laten oplopen. Dit onderzoek is het laatste medisch-wetenschappelijke onderzoek met chimpansees dat in Nederland mag plaatsvinden. De voorbereidingen voor dit onderzoek zijn inmiddels in december 2002 gestart. In mei heeft de cdtb, in samenwerking met de hoogleraar Tj. de Cock Buning, (Universiteit Utrecht) een expert-bijeenkomst georganiseerd waarop enkele Nederlandse onderzoekers en één Franse onderzoekster op diverse terreinen van het biomedische onderzoek het belang en de resultaten van, en de mogelijke alternatieven voor het onderzoek met niet-humane primaten hebben gepresenteerd. Van deze wetenschappelijke conferentie wordt in het voorjaar van 2003 een publicatie uitgebracht. De voorzitter van de cdtb A.J. van der Eb vertegenwoordigde de knaw op een in januari 2002 gehouden symposium ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Wet op de Dierproeven. In zijn voordracht stelde hij de invloed van die wet op de ontwikkeling van dierexperimenteel onderzoek en het welzijn van proefdieren aan de orde. Op verzoek van de ministeries van Economische Zaken en ocenw hebben voorzitter en secretaris van de cdtb deelgenomen aan de werkzaamheden van een commissie die een evaluatie begeleidt naar de bestaande Nederlandse wet- en regelgeving op het terrein van de biotechnologie. Dit onderzoek is aangekondigd in de Integrale Beleidsnota Biotechnologie. Het evaluatierapport waarin de door de Nederlandse onderzoekswereld ervaren knelpunten ten aanzien van een viertal regelingen op het terrein van de bio(medische)technologie worden besproken is in het voorjaar van het verslagjaar afgerond en zal deel gaan uitmaken van een uitgebreidere rappor-
tage waarin de situatie met betrekking tot de regelgeving in het buitenland tegen die in Nederland wordt afgezet. Dit laatste onderzoek is begin 2003 afgesloten en de resultaten daarvan zijn nu onderwerp van overleg tussen de meest betrokken departementen.
Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland De Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland organiseerde in december een studiemiddag in het Trippenhuis te Amsterdam met als thema ‘Onderzoek naar de geschiedenis en de cultuur van de joden in Nederland: stand van zaken en nieuwe initiatieven’, onder voorzitterschap van S. Leydesdorff. De Hartog Beem Prijs werd in december voor de tiende keer door de Commissie uitgereikt. De prijs is bestemd voor een recente Nederlandse doctoraal scriptie over joodse geschiedenis en cultuur door een auteur onder de 35 jaar. De scriptie van Oscar Zoetman over Het radicale kwaad als dogma. Hannah Arendts opvatting van joodse identiteit als factor in de Eichmanncontroverse: 1933-1963 werd bekroond. De publicatie van de proceedings van het symposium ‘Dutch Jewry in a Cultural Maelstrom, 1880-1940’, onder redactie van H. Berg en J. Frishman, is in voorbereiding en zal naar verwachting eind 2003 worden gepubliceerd.
Dierenexperimentencommissie De Dierexperimentencommissie houdt toezicht op experimenten op dieren in de Akademie-instituten en adviseert het bestuur van de knaw en de instituutsdirecteuren terzake. In zes vergaderingen werden over 111 protocollen van knaw-instituten positieve adviezen uitgebracht. (waarvan 50 na bijstelling); de advisering over 3 protocollen werd aangehouden. Over de 11 protocollen van overige instituten werd eveneens positief geadviseerd (waarvan 5 na bijstelling).
32
Advisering
Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding De Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding heeft in 2002 het Bestuur van de Nederlandse Kankerbestrijding/kwf geadviseerd over 184 nieuwe project-subsidieaanvragen voor onderzoek op het gebied van kanker. Dit betreft fundamenteel kankeronderzoek, preventieonderzoek, onderzoek naar de verbetering van diagnostiek en therapie van kanker. Voor de vaststelling van de kwaliteit van de aanvragen deed de Raad een beroep op onafhankelijke, voornamelijk buitenlandse deskundigen. Bij gelijke kwaliteit van de projectaanvragen hanteerde de Raad een prioritering voor klinisch kankeronderzoek, onderzoek naar de relatie tussen exogene factoren en het ontstaan van kanker en onderzoek dat zich richt op primaire preventie van kanker, zoals ook aangegeven in de beleidsnota 2001-2005. Op advies van de Raad werd door het Bestuur van het kwf aan 57 nieuwe projecten subsidie verstrekt. De Raad beoordeelde tevens de voortgang van lopende kwf-projecten, eindverslagen van kwf-projecten, alsmede subsidieaanvragen voor persoonsgebonden financiering voor gepromoveerde artsen werkzaam in de patiëntenzorg ten behoeve van het opzetten van een eigen klinische onderzoekslijn en voor programmafinanciering voor oncologisch top onderzoek in de kliniek. Daarnaast adviseerde de Raad over een groot aantal subsidieaanvragen voor een verdere verdieping in kankeronderzoek en de behandeling van kanker in binnen- en buitenland, in het kader van het onderwijs- en opleidingsprogramma van het kwf.
Kwaliteitsbeoordeling
34
Kwaliteitsbeoordeling
De KNAW beoordeelt de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek (peer review). De Erkenningscommissie Onderzoekscholen levert met de erkenning en hererkenning van onderzoekscholen een bijdrage aan de kwaliteitsbewaking van het wetenschappelijk onderzoek. In het in december 2002 herziene ECOS-protocol is, rekening houdend met het nieuwe stelsel van kwaliteitszorg voor de universiteiten en KNAW- en NWO-instituten, de erkenningsperiode verlengd van vijf naar zes jaar. Het nieuwe programma Akademiehoogleraren is in 2002 van start gegaan met de aankondiging van de eerste ronde. In mei 2003 zal de benoeming van de eerste Akademiehoogleraren worden bekend gemaakt. De inrichting van het programma is zo gekozen dat naast de impuls die hiermee aan het onderzoek van de geselecteerde oudere hoogleraar wordt gegeven, de doorstroom van talentvolle wetenschappers en de opleiding van jonge onderzoekers gestimuleerd wordt.
• • • •
Erkenning Onderzoekscholen Programma Akademie hoogleraren Programma Akademie-onderzoekers vsnu onderzoeksbeoordelingen
35
Kwaliteitsbeoordeling
Erkenning Onderzoekscholen De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos) beslist krachtens het vastgestelde protocol over verzoeken van universiteiten tot erkenning van onderzoekscholen. In het verslagjaar heeft de elfde beoordelingsronde van aanvragen voor erkenning van onderzoekscholen plaatsgevonden. 27 aanvragen werden aan de ecos voorgelegd, waarvan 4 voor erkenning en 23 voor vervolgerkenning. Tijdens de beoordelingsprocedure is door 2 onderzoekzoekscholen een erkenningsaanvraag teruggetrokken en door 1 onderzoekschool de vervolgerkenningsaanvraag. De ecos heeft 1 aanvraag niet gehonoreerd, de overige onderzoekscholen waarvoor een aanvraag is ingediend, zijn erkend of hererkend. Het totale aantal erkende onderzoekscholen bedroeg per 31 december 2002, 103. Voor de samenstelling van de commissies ecos en haar subcommissies zie de bijlage bij dit jaarverslag. Programma Akademiehoogleraren In 2002 is gestart met de uitvoering van het Programma Akademiehoogleraren. Doel van het programma is structurele posities ten behoeve van een of meer jonge onderzoeksleiders vrij te maken door hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, die zich door hun – naar internationale maatstaven gemeten – uitzonderlijke wetenschappelijke prestaties hebben onderscheiden, aan het einde van hun loopbaan gedurende een periode
Biofysica
Rienk van Grondelle
‘Natuurlijke fotosynthese is heel efficiënt’
De industrie doet er zijn uiterste best voor: zonnestraling omzetten in energie. Maar al is de huidige generatie zonnecollectoren fors verbeterd, met name de efficiëntie van de lichtinvangst is nog steeds niet bijzonder hoog; en het blijft een kwetsbare en relatief dure techniek. Hoe veel beter doet de natuur het. Rienk van Grondelle (1949) is gespecialiseerd in fotosynthese, zowel bij planten als bacteriën. ‘Die natuurlijke fotosynthese is heel efficiënt. De eerste stappen hebben maar liefst een rendement van 99 procent’, vertelt de hoogleraar biofysica aan de Vrije Universiteit. Hoe fotosynthese door bacteriën precies in zijn werk gaat, heeft de door Van Grondelle opgezette groep na jarenlang onderzoek redelijk in kaart gebracht. De chemische kettingreacties verlopen razendsnel. ‘Als een foton het bacteriochlorofyl raakt, wordt het gedurende heel korte
Afdeling Natuurkunde
36 Kwaliteitsbeoordeling
tijd (picoseconden) omgezet in een voor de bacterie bruikbare vorm.’ Dat moet zo snel, omdat het foton anders weer ontsnapt. Die chemische kettingreactie is behoorlijk ingewikkeld: tientallen verschillende reacties vinden plaats voordat de energie de vorm heeft waarin de bacterie het hebben wil. Sinds halverwege de jaren negentig houdt Van Grondelle zich voornamelijk bezig met fotosynthese bij planten, wat een stuk complexer is dan bij bacteriën. Het wetenschappelijk hoogtepunt in zijn vakgebied in 2002: de publicatie in Nature door een aantal Duitse wetenschappers van de structuur van het plantaardige fotosysteem dat zuurstof produceert. Een ontdekking waardoor het onderzoek in Amsterdam nieuwe vleugels krijgt. De zonnecelindustrie volgt de verrichtingen van Van Grondelle met veel interesse. Door trucjes van de natuurlijke fotosynthese te kopiëren zou zonne-energie een stuk efficiënter en goedkoper kunnen worden. En wellicht minder kwetsbaar. Van
Grondelle: ‘Bladeren aan de boom blijven prima groen in zonlicht, ze verbleken niet. Hoe dat kan, hebben we onlangs ook opgehelderd. Vorig najaar was er in Petten een grote conferentie over mogelijke industriële toepassingen van deze principes.’ Over een wetenschapelijk dieptepunt in 2002 hoeft Van Grondelle nauwelijks na te denken: de affaire Jan Hendrik Schön. De vermaarde wetenschapper van Bell Labs bleek jarenlang hoge ogen gegooid te hebben met vervalste onderzoeksresultaten. ‘Ik kan er nog steeds niet bij dat Schön zo veel artikelen in de topbladen Nature en Science heeft gekregen. Hoe kon hij steeds weer met die valse resultaten wegkomen. Als wij een stuk naar Nature of Science sturen, doen we zoveel moeite om zorgvuldig te zijn.’ ‘Wij krabben ons nu achter de oren of we artikelen moeten blijven sturen naar Nature en Science. Aan de andere kant: het blijven natuurlijk wel de bladen die de meeste aandacht van de media krijgen.’
van vijf tot tien jaar volledig vrij te stellen van bestuurs- en beheerstaken en hen volledig beschikbaar te maken voor innovatief wetenschappelijk onderzoek en de opleiding van onderzoekers. De vrijvallende universitaire middelen dienen aangewend te worden om jonge onderzoekers een aansprekende positie te verschaffen binnen de Nederlandse universiteiten. Door het beschikbaar komen van extra middelen dienen de specialismen van de Akademiehoogleraren een bijzondere stimulans te krijgen. De benoeming als Akademiehoogleraar stelt betrokkene in staat zich volledig aan vernieuwend en risicovol onderzoek te wijden. De nieuw te benoemen onderzoeksleider – een nog niet of tijdelijk aangestelde onderzoeker die op een structurele (nagenoeg) volledige personeelsplaats wordt benoemd, kan daarnaast met een eigen onderzoekslijn aanvangen. Hierdoor draagt het Programma op dubbele wijze bij aan vernieuwing van het onderzoek. In aanmerking voor een aanstelling als Akademiehoogleraar komen bij Nederlandse universiteiten aangestelde hoogleraren in de leeftijd van minimaal 55 en maximaal 60 jaar op de uiterste voordrachtsdatum. Alhoewel de knaw geen quotering vastlegt voor de verdeling van het aantal plaatsen over de verschillende vakgebieden, streeft zij uiteindelijk wel naar een zekere spreiding over vakgebieden. Jaarlijks worden vier tot vijf Akademiehoogleraarschappen toegekend. De Colleges van Bestuur van de Nederlandse universiteiten kunnen jaarlijks ieder maximaal twee gemotiveerde voordrachten voor een Akademiehoogleraar indienen. De knaw heeft voor de beoordeling een multidisciplinair samengestelde beoordelingscommissie ingesteld. Aan de universiteit waar de Akademiehoogleraar is aangesteld wordt jaarlijks een bijdrage van € 200.000 vergoed. In 2003 zullen, in afwijking van het bovenstaande, twee beoordelingsrondes plaatsvinden: één in het voorjaar en één in de herfst. De resultaten van de beoordeling van de eerste ronde zullen in mei worden bekendgemaakt. Programma Akademie-onderzoekers In 2002 is de laatste lichting van Akademie-onderzoekers aangesteld. Het Programma Akademie-onderzoekers is in 1986 gestart om een bijdrage te leveren aan de verjonging van de vaste wetenschappelijke staf van de Nederlandse universiteiten. Het Programma onderscheidt zich hiermee van reguliere postdoc programma’s die zich richten op tijdelijke aanstellingen van jong wetenschappelijk talent. Iedere Akademie-onderzoeker wordt een aanstelling met een looptijd van vijf jaar in het vooruitzicht gesteld. In eerste instantie wordt uitgegaan van driejarige aanstellingen, op basis van onderzoeksvoorstellen voor projecten die in drie jaar tot een zinvolle afronding kunnen worden gebracht. Deze projecten moeten wel op natuurlijke wijze met een vervolgproject voor een periode van twee jaar kunnen worden uitgebreid zodat er een inhoudelijke relatie met het initiële project is. Verlengingsaanvragen kunnen in het derde jaar van de aanstelling worden ingediend en dienen vergezeld te gaan van een garantie van de universiteit dat na afloop van de tweejarige periode van verlenging een volledige structurele personeelsplaats zal worden aangeboden. Indien de betrokken universiteit geen aanstellingsgarantie kan afgeven, heeft de betrokken onderzoeker de mogelijkheid om met behoud van de KNAW-bijdrage over te stappen naar een andere universiteit, mits die universiteit wel een aanstellingsgarantie verstrekt. De eis dat een inhoudelijke relatie dient te bestaan tussen initieel en vervolgproject blijft hier onverkort gehandhaafd.
37
Kwaliteitsbeoordeling
De eis van een arbeidsplaatsgarantie is een expliciete uitnodiging aan universiteiten en faculteiten om een systematisch, op behoud van onderzoekstalent gebaseerd, personeelsbeleid te voeren. De vergoeding aan een universiteit bedraagt jaarlijks € 55.000 voor de eerste drie jaar en € 70.000 voor het vierde en vijfde jaar van de aanstelling van een Akademie-onderzoeker. Van de in 2000 voor een periode van drie jaar aangestelde Akademieonderzoekers is van 23 onderzoekers een verlengingsaanvraag gehonoreerd. Vijf onderzoekers uit deze jaargang hebben het Akademieonderzoekerschap voortijdig beëindigd in verband met het aanvaarden van een andere functie, veelal binnen de Nederlandse universiteiten. Eén onderzoeker zal komend jaar nog in de gelegenheid worden gesteld een verlengingsaanvraag in te dienen. In de beoordelingsronde 2001-2002 werd in vier gevallen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen de besluiten bezwaar aan te tekenen. Deze bezwaarschriften worden behandeld door de Bezwarencommissie Programma Akademie-onderzoekers, die het bestuur van de Akademie voorziet van advies inzake de beslissing op bezwaarschriften. In geen van deze gevallen heeft het bestuur van de knaw het besluit herzien. Voor één
Godsdienstwetenschappen
Peter T. van der Veer
‘We hebben de mond vol over internationalisering, maar zijn niet in staat buitenlandse gasten hoffelijk te ontvangen’
‘De eenheid der wetenschappen, een heel oud idee, krijgt binnen de KNAW een eigen charmante vorm.’ Peter T. van der Veer (1953), hoogleraar godsdienstwetenschappen aan de UvA geniet van de ontmoetingen binnen de afdeling Letterkunde. ‘Zo’n interdisciplinair gezelschap heb ik eigenlijk nog nooit meegemaakt. Je vindt hier een heel spectrum van wetenschappers, van filosofen tot bedrijfskundigen.’ Behalve de nieuwe gezichtspunten die hij er opdoet, levert het lidmaat-schap hem ook prestige op. ‘Reputatie is een complex fenomeen. Deels moet je die bij je internationale vakbroeders verdienen. Maar het is ook goed erkenning te krijgen van een Nederlands gremium, met mensen die met hele andere dingen bezig zijn. Ik zit in Amsterdam in een faculteit met psychologen, pedagogen en geografen. Allemaal hebben ze hun eigen standaard voor reputatie. Een KNAW-lidmaatschap legt gewicht in de schaal in de competitie om onderzoekscapaciteit
Afdeling Letterkunde
38
Kwaliteitsbeoordeling
met andere disciplines.’ Van der Veer schuwt de politieke actualiteit en het maatschappelijk debat in zijn wetenschapsbeoefening niet. Afgelopen jaar begon hij met een onderzoek naar IT-professionals uit India die over de hele wereld uitzwermen – geen voor de hand liggend onderwerp voor een godsdienstwetenschapper. ‘Ik was al op het onderwerp gestuit voor de IT-boom inzakte. De vraag is nu interessant wat er gebeurt als de Indiase IT-ers hun banen kwijtraken. Ik kijk vooral naar het functioneren van hun netwerken: vallen ze op hun oude resources terug? Het past in mijn onderzoek naar nationale en religieuze identiteit in een tijd van globalisering.’ In de wereld na 11 september ziet hij als mededirecteur van het ISIM (International Institute for the Study of Islam in the Modern World) bedenkelijke tendensen. In zijn eigen omgeving: ‘Het wordt steeds lastiger om buitenlandse wetenschappers naar Nederlandse instituten als NIAS of ISIM te halen. Soms worden ze op de ambassade honds behandeld en moeten ze trouwfoto’s laten zien
om hun partner mee te krijgen. We hebben de mond vol over internationalisering, maar zijn niet in staat buitenlandse gasten hoffelijk te ontvangen. De KNAW zou dat aan moeten kaarten.’ En in het politiek-maatschappelijke klimaat. ‘Een redelijke discussie over de islam in de moderne wereld is niet meer mogelijk. De problemen die moslims in ons land veroorzaken, worden erg overdreven. Politici hebben het over integratie, maar bereiken het tegengestelde van wat ze beogen. ‘Ik heb me ook bijzonder gestoord aan de belachelijke vertoning in parlement en regering het afgelopen jaar. De partijbinding is behoorlijk afgenomen. In feite verschilt de winst van Wouter Bos niet veel van die van de Lijst Pim Fortuyn eerder. De rol van de media is doorslaggevend. Dat raakt aan het wezen van onze democratie. Functioneert die nu nog wel? Dit soort maatschappelijke vragen schreeuwt om een gedegen wetenschappelijke bijdrage gezien de oppervlakkigheid van de discussie tot nu toe.’
bezwaarschrift leidde het advies van de bezwarencommissie tot herziening van de motivering van het besluit. Eén bezwaarde heeft zijn bezwaarschrift in de loop van de procedure teruggetrokken. Ten behoeve van de Akademie-onderzoekers was in 2002 een budget van circa € 100.000 gereserveerd voor deelname aan internationale wetenschappelijke congressen. Aan een Akademie-onderzoeker wordt maximaal één keer per jaar een bijdrage van ten hoogste € 1.600 voor reis- en deelnamekosten verstrekt. In 2002 verscheen het 12e Jaarboek van de Vereniging Akademie-onderzoekers (vao). In het jaarboek, met de titel Over de grenzen van het weten, lichten enkele Akademie-onderzoekers hun onderzoek toe op een manier die voor een breed publiek toegankelijk is. Het eerste exemplaar werd in oktober door de voorzitter van de vereniging, L. Kaper, overhandigd aan de minister van ocenw, mevrouw M.J.A. van der Hoeven. De uitreiking vormde onderdeel van de installatiebijeenkomst van de laatste lichting Akademie-onderzoekers. De vao organiseerde ter gelegenheid van de installatie een forumdebat met als titel Is Weten te Meten? Zeven prominente leden uit de wetenschap, beleidsmakers en wetenschapsjournalisten bediscussieerden stellingen die betrekking hadden op kwaliteitsbeoordeling van onderzoek. Tenslotte gaf J.H. van der Waals, in 1984 initiator van het Programma Akademie-onderzoekers, een toelichting op de ontstaansgeschiedenis van het Programma. VSNU-onderzoeksbeoordelingen De vsnu voert de beoordelingen uit van het universitair wetenschappelijk onderzoek. Alvorens daarvoor beoordelingscommissies in te stellen zoekt de vsnu de instemming van de knaw met het voorzitterschap en de verdere samenstelling van de commissies. In het verslagjaar heeft de knaw geadviseerd over de beoordelingscommissies voor het onderzoek in de natuurkunde, de universitaire lerarenopleidingen, de informatica, de aardwetenschappen, de bedrijfskunde, de biologie, de farmacie en de wiskunde.
39
Kwaliteitsbeoordeling
Internationale samenwerking
40 Internationale samenwerking
De KNAW speelt vanouds een actieve rol bij het stimuleren van internationale contacten en samenwerkingsinitiatieven. Dat doet ze door: • het afsluiten van bilaterale samenwerkingsovereenkomsten met zuster-academies in Europa en daarbuiten; • samenwerking met Europees of mondiaal opererende organisaties; • deelname aan langlopende multilaterale samenwerkingsprogramma’s. Via verschillende subsidiemogelijkheden ondersteunt de KNAW de internationale uitwisseling van kennis en wetenschap. Zo financiert ze jaarlijks zes Akademie-colloquia, – kwalitatief hoogwaardige wetenschappelijke bijeenkomsten met rond de vijftig prominente onderzoekers uit binnen- en buitenland. Ook biedt de KNAW beurzen voor werkbezoeken en uitwisseling van onderzoekers.
Bilaterale samenwerking Bilaterale samenwerking • China Exchange Programme •• Scientific Programme Indonesia-Netherlands (SPIN) • Samenwerking met zusteracademies in Australië, India, Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië • Descartes Huygensprijs, Frankrijk • Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendia, Duitsland • Carolina MacGillavry Fellowships, Zuidelijk Afrika • Gasthoogleraarschap Universiteit van Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten
41
Internationale samenwerking
Algemeen In 2002 was er voor een aantal internationale organisaties waarin de knaw actief participeert aanleiding de eigen positie grondig te bezien. In de European Science Foundation (esf) vindt diepgaand beraad plaats over de haalbaarheid en wenselijkheid van een als wetenschapsfinancier optredende European Research Council (erc) en over de esf-rol bij de oprichting en inrichting van een dergelijke organisatie. Een high-level working group werd ingesteld die in 2003 moet rapporteren. De esf was voorts nauw betrokken bij de conferentie die in het kader van het eu-voorzitterschap van Denemarken in oktober 2002 in Kopenhagen werd gehouden onder de titel ‘Towards a European Research Area: Do we need a European Research Council’. Oud-president R.S. Reneman nam namens de knaw aan de conferentie deel. Tenslotte verdient vermelding het eurocoresprogramma dat de esf tezamen met de research councils van verschillende landen heeft opgezet en dat als model voor een erc kan dienen. De International Council for Science (icsu) beraadt zich eveneens op de toekomst, in het bijzonder door de vraag op te werpen welke new emerging scientific issues in science and society aanleiding geven tot nieuwe icsuinitiatieven. Het Committee on Scientific Planning and Review (cspr) van icsu heeft in dit kader opdracht gegeven aan spru (University of Sussex, uk) om aan de hand van in een reeks landen uitgevoerde wetenschapsverkenningen de belangrijkste verwachte ontwikkelingen in kaart te brengen. Het in 2002 verschenen spru-rapport zal als basis dienen voor een raadpleging van alle icsu-leden. De knaw zal in maart 2003 haar opvattingen kenbaar maken.
Bilaterale samenwerking China De wetenschappelijke samenwerking met China vindt plaats in het kader van samenwerkingsovereenkomsten met een viertal Chinese counterparts, te weten het Ministry of Science and Technology (most), het Ministry of Education of China (moe), de Chinese Academy of Sciences (cas) en de Chinese Academy of Social Sciences (cass). De Memoranda of Understanding met deze counterparts zijn door het Ministerie van ocenw hernieuwd in februari 2001.
China Exchange Programme Met het reguliere China programma van de knaw (China Exchange Programme) was in 2002 een bedrag van circa € 540.000 gemoeid. In 2002 heeft de knaw vier aanvragen voor uitzending van Nederlandse individuele, dat wil zeggen niet project-gebonden, onderzoekers en 19 voorstellen voor gezamenlijke Chinees-Nederlandse onderzoeksprojecten van wederzijds belang gehonoreerd. Binnen deze projecten worden Nederlandse onderzoekers uitgezonden en Chinese onderzoekers ontvangen. Voorts zijn tien aanvragen voor studie-bezoeken van Chinese onderzoekers gehonoreerd. De President van de Chinese Academy of Sciences (cas), Lu Yongxiang, bezocht Nederland opnieuw in 2002 en werd ontvangen door de president van de knaw W.J.M. Levelt. Tijdens dit bezoek sprak professor Lu de wens uit de samenwerking met Nederland uit te breiden door het opzetten van een gezamenlijke PhD-training programma. De knaw reageerde positief op dit voorstel. Een nader uitgewerkt plan voor de praktische opzet en omvang van een mogelijk nieuw programma is door de knaw voor maart 2003 toegezegd. De algemeen directeur van de knaw, C. H. Moen, en de secretaris van de China Commissie, mw. M.J. Bantjes, brachten in mei 2002 op uitnodiging van de cas een werkbezoek aan China. Tijdens dit bezoek werd deelgenomen aan de cas-Western European Partners’ Workshop on International Cooperation and Exchanges. Aansluitend aan de workshop werden cas Instituten in de steden Beijing,
42 Internationale samenwerking
Nanjing, Hefei, Wuhan en Kunming bezocht. Ook werd een bezoek gebracht aan de gerenommeerde cas University of Science and Technology of China in Hefei. Verdeling van de projecten en bezoeken over de samenwerkingspartners
Projecten Nederland naar China China naar Nederland Delegatiebezoeken naar Nederland
most 8 1 – –
moe 4 2 – –
cas 6 – 5 1
cass 1 1 5 –
most= Ministry of Science and Technology; moe= Ministry of Education; cas= Chinese Academy of Science; cass= Chinese Academy of Social Sciences
Programma Strategische Allianties tussen Nederland en China (PSA) Het Programma Strategische Allianties tussen Nederland en China is een nieuw programma dat beoogt de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en China te intensiveren en op een hoger plan te brengen De knaw is aan Nederlandse zijde door het ministerie van ocenw belast met de verantwoordelijkheid voor opzet, uitvoering en beheer van het programma. Aan Chinese zijde ligt deze verantwoordelijkheid bij de afdeling Internationale Samenwerking van het Ministry of Science and Technology of China (most). Doel van het programma is de totstandkoming van één of meer structurele wetenschappelijke samenwerkingsverbanden van wederzijds belang te realiseren, zogenaamde Strategische Allianties, tussen top-onderzoeksinstellingen in Nederland en China op de geprioriteerde onderzoeksgebieden materiaalonderzoek, biotechnologie en biofarma-ceutica, en milieuonderzoek. Het programma zal een looptijd van 15 jaar hebben en is gericht op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Bijdragen en deelname van industriële partners aan het programma is mogelijk. Het budget voor het programma aan Nederlandse zijde bedraagt circa € 1,36 miljoen per jaar. Een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het programma is door most toegezegd. De opzet van het programma is getrapt en bestaat uit vier deelfasen: een voorbereidende fase van twee jaar, een projectfase van drie jaar, een programmafase van vijf jaar en tenslotte een periode van vijf jaar voor de Strategische Alliantie-fase. Aan het eind van iedere fase neemt de minister op basis van een door de knaw uitgevoerde evaluatie een besluit over continuering van het programma en financiering van de volgende fase. In januari 2002 zijn in aansluiting op de in 2001 verspreide Call for Expressions of Interest workshops georganiseerd voor ieder van de drie prio-riteitsgebieden, waarin geïnteresseerden hun voorstellen konden presenteren en toelichten. De workshops gaven een goed beeld van de Nederlandse belangstelling voor het programma psa. De kwaliteit van de expressions was over het algemeen goed. Hoewel de meerderheid van de voorstellen gebaseerd was op reeds bestaande samenwerking, waren er ook een aantal voorstellen voor nieuwe samenwerking. Mede door de workshops konden geïnteresseerden kennisnemen van de onderzoeksplannen van andere groepen waardoor het mogelijk werd te komen tot wetenschapsgedreven clustering van samenwerking die de uiteindelijke aanvraag zou kunnen versterken. Gezien de overwegend reeds vaststaande keuzes die belangstellenden maakten voor hun onderzoekspartners in China en de aard en vorm van de samenwerking, bleek er geen grote noodzaak te zijn om verdere oriënterende activiteiten ten behoeve van het programma te organiseren.
43
Internationale samenwerking
In april 2002 is er aan Nederlandse zijde een open Call for Proposals verspreid. Op verzoek van de Minister van ocenw is de Call niet alleen beperkt tot onderzoekers die reeds op de Call for Expressions of Interest hadden gereageerd, maar opnieuw opengesteld voor alle relevante Nederlandse onderzoeksgroepen en instituten die zich bezighouden met onderzoek op de geprioriteerde onderzoeksgebieden. Hierop zijn 31 reacties ontvangen. Alle aanvragen zijn door knaw aan most toegezonden. Vier aanvragen zijn om de reden dat deze niet aan de formele criteria voldeden van verdere mededinging uitgesloten. De resterende 27 aanvragen zijn met mede-werking van externe referenten uit binnen- en buitenland door de China Commissie beoordeeld en geprioriteerd. Aan Chinese zijde verliep het proces, ondanks regelmatige commu-nicatie vanuit de knaw over alle stappen in de voorbereidende fase, niet volgens het oorspronkelijk overeengekomen planningsschema. most heeft in september 2002 nog een eigen Call for Proposals in China uit doen gaan. Begin 2003 was bij de knaw nog niet bekend hoeveel en welke nieuwe voorstellen door deze Call zijn gegenereerd. Indien inderdaad nieuwe projecten via deze Call worden voorgesteld zal een nieuwe beoordelingsronde uniform aan de eerste moeten worden uitgevoerd. Dit om te waarborgen dat alle aanvragen gelijkelijk worden behandeld. Vervolgens zal na vergelijking van alle beoordeelde projecten een nieuwe geprioriteerde lijst moeten worden samengesteld. Een datum voor een joint meeting waarop de Nederlandse en Chinese geprioriteerde lijsten met elkaar worden vergeleken en één gezamenlijke lijst van geselecteerde projecten voor deelname aan het programma psa wordt overeengekomen, wordt nu afhankelijk van de ontwikkeling aan Chinese zijde, voor juni 2003 voorzien. Volgens deze planning ligt het in de rede dat projecten in september 2003 in uitvoering genomen kunnen worden. Indonesië
Scientific Programme Indonesia-Netherlands (SPIN) Het Scientific Programme Indonesia-Netherlands (spin) is erop gericht subsidie te verlenen aan onderling samenhangende onderzoekprojecten die tezamen een coherent geheel vormen binnen door Nederland en Indonesië gezamenlijk gedefinieerde prioriteitsgebieden. Voor de periode 20002004 zijn dit de prioriteitsgebieden biotechnologie, toegepaste wiskunde, infectieziekten (medische wetenschappen), Islam in Indonesië (religieuze wetenschappen), Indonesië in Transitie (cultuur & maatschappij) en rechtswetenschappen. Er is voor het programma in totaal € 8,9 miljoen beschikbaar gesteld door de minister van ocenw. Voor het prioriteitsprogramma rechtswetenschappen zijn in 2002 twee projecten geselecteerd die formeel op 1 januari 2003 van start zullen gaan. Het programma rechtswetenschappen is vanwege dwarsverbanden ondergebracht bij het prioriteitsprogramma Indonesië in Transitie. Het jaar 2002 heeft voor de onderzoeksamenwerking met Indonesië voornamelijk in het teken gestaan van het bezoek dat de toenmalige minister L. Hermans van ocenw in februari 2002 bracht aan dat land en de afspraken en voornemens die daarbij zijn gemaakt en genomen. Tijdens dat bezoek heeft de minister samen met zijn Indonesische collega van het ministerie van Research and Technology een nieuw Memorandum of Understanding ondertekend voor wetenschappelijke samenwerking.
44 Internationale samenwerking
Open Science Meeting en Rondetafelconferentie Ter gelegenheid van het bezoek van de minister heeft de knaw in samenwerking met het Institute of Technology Bandung een Open Science Meeting georganiseerd. De Open Science Meeting werd bezocht door circa 150 wetenschappers, voornamelijk uit Indonesië. Indonesische en Nederlandse wetenschappers presenteerden de voortgang en resultaten van het onderzoek binnen spin. Tijdens de Open Science Meeting werden door onderzoekers uit beide landen ook plannen gepresenteerd voor gezamenlijk kustonderzoek in Indonesië. De resultaten en aanbevelingen van de Open Science Meeting zijn tijdens een Rondetafelconferentie gepresenteerd aan de minister van ocenw en vertegenwoordigers van het ministerie van Research and Technology.
Mobiliteitsprogramma Tijdens de Rondetafelconferentie heeft de minister van ocenw een nieuw Mobiliteitsprogramma aangekondigd voor korte uitwisselingsbezoeken (maximaal vier maanden) van Indonesische en Nederlandse onderzoekers gericht op opleiding en training van hoogopgeleide Indonesische onderzoekers, capaciteitsopbouw en versterking van institutionele samenwerkingsverbanden. knaw is uitvoerder van het Mobiliteitsprogramma, waarbinnen sinds augustus 2002 aanvragen kunnen worden ingediend. Er is voor dit programma tot en met 2004 € 720.000 beschikbaar. Tevens gaf de minister de start aan van een nieuw programma voor kustonderzoek dat in 2002 door knaw en nwo-wotro gezamenlijk is ontwikkeld, in samenwerking met het Indonesian Intitute of Sciences (lipi). De knaw heeft ten behoeve van de ontwikkeling van het kustprogramma een programmacommissie ingesteld. Deze commissie heeft in 2002 de kaders omschreven voor een multi(inter)disciplinair programma voor kustonderzoek in Oost Kalimantan: het East Kalimantan Programme for Coastal Zone Research Netherlands-Indonesia (ekp). Vervolgens heeft de ekp-commissie een Call for Proposals doen uitgaan voor projecten voor een verkennende missie van 1 tot 11⁄2 jaar, als voorbereiding op een hoofdprogramma dat begin 2005 van start zou moeten gaan. In 2002 zijn 17 pilotprojecten geselecteerd die formeel op 1 januari 2003 van start zullen gaan. De pilotprojecten zijn gericht op sociaal-economische problemen en management, sediment, morfodynamiek en klimaatsverandering, ecologie en biodiversiteit. nwo-wotro en knaw hebben voor de pilotfase samen een bedrag van € 500.000 beschikbaar gesteld.
Joint Working Committee In het MoU dat in februari 2002 is ondertekend is overeengekomen dat Nederland en Indonesië samen een Joint Working Committee (jwc) zullen instellen. In Nederland is knaw aangewezen als leidinggevende organisatie in de jwc. Daarnaast zijn nwo en vsnu in de commissie vertegenwoordigd. In Indonesië is het ministerie van Research and Technology de leidende organisatie. De Nederlandse leden van de jwc zijn in 2002 twee keer bijeengekomen om de eerste gezamenlijke jwc-bijeenkomst in Jakarta in maart 2003 voor te bereiden. Delegaties van knaw en nwo-wotro hebben zowel in februari (bezoek van de minister van ocenw) als in november 2002 gezamenlijk bezoeken gebracht aan Indonesië. Het bezoek van november 2002 stond in het teken van voorbereidingen van het East Kalimantan Pilot Programme en de Joint Working Committee vergadering in maart 2003. Tijdens de bezoeken is bij de verschillende betrokkenen de bereidheid tot samenwerking herbevestigd. Tevens werd duidelijk dat de economische situatie in Indonesië nog steeds de reden is dat het kapitaliseren van deze bereidheid maar moeizaam en in bescheiden mate van de grond komt. Desalniettemin is door lipi een aanzienlijk bedrag toegezegd voor de onderzoeks-
45
Internationale samenwerking
samenwerking in Oost Kalimantan en heeft het ministerie van Research and Technology in bescheiden mate middelen gereserveerd voor gezamenlijke activiteiten onder de paraplu van de Joint Working Committee. knaw zal ook in de toekomst het belang van financiële commitment van Indonesië in de samenwerking blijven benadrukken. Australië, India, Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije en Tsjechië
Samenwerking met zusteracademies Sinds de jaren tachtig heeft de Akademie samenwerkingsovereenkomsten met zeven zusteracademies. De samenwerkingsovereenkomsten zijn bedoeld om internationale contacten en wetenschappelijke samenwerking tussen senior-onderzoekers te stimuleren of te bestendigen en te komen tot meer structurele wetenschappelijke samenwerking. De maximale duur van een werkbezoek in het kader van de samenwerkingsovereenkomsten bedraagt doorgaans veertien dagen. In vergelijking met 2001 is het aantal uitwisselingsbezoeken in 2002 iets toegenomen. Ten opzichte van 2001 zijn er in 2002 twee uitwisselingsbezoeken meer aan Nederland gebracht en is het aantal bezoeken vanuit Nederland weer op het niveau van 1999 en 2000. Werkbezoeken vanuit Nederland aan Hongarije, Rusland en Tsjechië blijven opvallend achter. Er is geen duidelijk aanwijsbare verklaring voor deze afname te geven.
Epidemiologie
Albert Hofman ‘Nederland is een ideaal land voor epidemiologisch onderzoek’
Meer dan tienduizend mensen die al ruim tien jaar lang nauwlettend medisch gevolgd worden: aan dit zogenoemde ERGO-onderzoek geeft Bert Hofman (1951) leiding. Het grootste deel van de groep werd in 1990 eerst uitgebreid klinisch onderzocht. Vervolgens werden ze elke twee, drie jaar opnieuw gescreend op tal van ziekten. ‘Zo hopen we de oorzaken van neurologische, hart- en vaat- en andere ziekten op te sporen’, vertelt de wetenschappelijk directeur van het Netherlands Institute for Health Sciences (NIHES), tevens hoogleraar epidemiologie in Rotterdam en aan het Amerikaanse Harvard. Dit soort groot opgezet epidemiologisch onderzoek is volgens Hofman de beste manier om oorzaken van ziekten als Alzheimer en Parkinson te bestuderen. ‘Het is de enige vorm van onderzoek waarbij we die oorza-
ken in de intacte mens beschouwen. Dat gebeurt bijvoorbeeld niet bij in-vitro-onderzoek op celniveau.’ Hofman ziet de gehele Nederlandse bevolking als zijn laboratorium. Dit ‘populatielaboratorium’ is volgens hem ‘de manier om de natuur toegankelijk te maken. Ik vergelijk het wel eens met mijnbouw: wij epidemiologen bouwen de hoofdschacht, en samen met andere medisch-wetenschappers dalen we daarin vervolgens af om op zoek te gaan naar de diamanten.’ Dat wil volgens Hofman geenszins zeggen dat epidemiologen willekeurig onderzoeken opzetten, in de hoop bepaalde verbanden te ontdekken. ‘Doordat je het onderzoek op een bepaalde manier inricht, kun je heel gericht, gedetailleerd zoeken.’ Het wetenschappelijk hoogtepunt in 2002 bestond voor Hofman uit twee ontdekkingen. ‘Ons onderzoek heeft vorig jaar belangrijke bijdragen geleverd aan het inzicht in de frequentie en het onstaan van stille herseninfarcten. Een ander belangrijk
Afdeling Natuurkunde
46 Internationale samenwerking
resultaat was de ontdekking van een nieuw Parkinson-gen.’ Nederland is volgens Hofman een ideaal land voor epidemiologisch onderzoek. ‘Nederlanders willen graag meewerken. Daarnaast hebben wij een heel goed systeem van bevolkingsregistratie. Bovendien wonen we relatief dicht bij elkaar, en waren we in het verleden geografisch tamelijk stabiel: Nederlanders bleven vaak in hetzelfde gebied wonen.’ Als NIHES-directeur houdt Hofman zich tegenwoordig vooral bezig met de voorbereiding en logistiek van het wetenschappelijk onderzoek. De wetenschappers in zijn afdeling moeten daar zelf zo min mogelijk tijd aan kwijt zijn, vindt hij. ‘Ik zie mezelf als dienstbaar aan goede onderzoekers. Met de pet in de hand loop ik achter hen aan, in de hoop dat ze willen blijven of juist naar ons willen toekomen. Door mijn betrekking aan Harvard probeer ik goede Nederlandse en Amerikaanse onderzoekers uit te wisselen.’
Aantal personen dat in 2002 een beroep deed op de samenwerkingsovereenkomsten, in vergelijking met de jaren 1997 t/m 2001. In deze aantallen zijn tevens de lange termijn-bezoeken (maximaal 3 maanden) meegeteld. Deze staan tussen haakjes apart vermeld. Overeenkomst met
Australië Hongarije India Polen Rusland Slowakije Tsjechië
Totaal
Aantal bezoeken aan Nederland
Aantal bezoeken vanuit Nederland
1997 1998 1999 2000 2001 2002
1997 1998 1999 2000 2001 2002
4 4 4 8 7 2 7 36
6 1 4 0 4 8 (3) 6(2) 1 0 3 1 1 7 6 (3) 10(3) 4(1) 3 5 6 2 5 5 6 5 6 5 (-) 7(1) 7 31
33
40
20
3 (1) 1 3 4 5 5 22
2 1 1 4 2 0 2 12
1 1 0 7 2 1 1
2 0 2 3 1 1 2
2 0 2 3 2 1 1
1 1 3 0 0 1 2
3 0 1 5¹ 0 2 0
13
11
11
8
11
¹ Eén van deze uitwisselingen betrof een studiebezoek op uitnodiging van de Poolse Akademie, Wroclaw
Het aantal uitgaande bezoeken vanuit Nederland bedroeg 11 waarbij Australië en Polen de meeste belangstelling genoten. Het aantal inkomende bezoeken bedroeg 22. Van de 33 uitwisselingsbezoeken waren 16 op het terrein van de Geestes- en Sociale Wetenschappen en 17 op het gebied van de Natuur- en Levenswetenschappen. Met Australië, Rusland en Slowakije zijn overwegend uitwisselingen op het terrein van de Geestes- en Sociale Wetenschappen en met Hongarije, India, Polen en Tsjechië zijn voornamelijk bezoeken op het terrein van de Natuur- en Levenswetenschappen geweest. Met Polen en Slowakije zijn in totaal de meeste uitwisselingen geweest. In november hebben de president van de Akademie, W.J.M. Levelt, en het hoofd van de afdeling isk, mw. P.G. Vogel, een bezoek gebracht aan Warschau om een nieuw protocol voor de jaren 2002-2004 te tekenen en ervaringen over het bestaande uitwisselingsprogramma te bespreken. Het bezoek was zeer vruchtbaar omdat tevens openingen naar nieuwe wetenschapsgebieden werden bediscussieerd. Er zijn onder andere bezoeken gebracht aan de Zigmund Zaleskistichting, welke tot doel heeft de Poolse cultuur en haar relaties met andere landen te bevorderen, en het Institute of Philosophy and Sociology van de Poolse Akademie. De meeste bezoekende wetenschappers waren afkomstig uit Tsjechië en Slowakije, net als vorig jaar. Beide landen, net als Polen, zijn constant in het optimaliseren van de samenwerkingsovereenkomst. De lange termijn bezoeken (maximaal drie maanden) blijken net als vorig jaar weinig populair. Wellicht moet hier meer bekendheid aan gegeven worden. Alleen Hongarije heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Uit analyse van de verslagen van de onderzoekers over hun werkbezoek blijkt dat vrijwel alle deelnemers erg enthousiast zijn over de opzet van de uitwisselingsovereenkomsten. Op de vraag of er een lange termijn samenwerking wordt overwogen met het bezochte instituut antwoordt vijftig procent bevestigend. De overige vijftig procent is optimistisch (bijvoorbeeld de wens om de mogelijkheden eerst verder te bekijken) over de toekomstige samenwerking of wil op dezelfde manier de (intensieve) samenwerking voortzetten.
47
Internationale samenwerking
Frankrijk
Descartes-Huygensprijs De Descartes-Huygensprijs is in 1995 ingesteld door de regeringen van Nederland en Frankrijk en wordt jaarlijks toegekend aan een Nederlandse en een Franse onderzoeker voor een bijzondere wetenschappelijke prestatie en voor bijdragen aan de wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen. De selectie van de Franse kandidaat geschiedt door de knaw. De prijs van € 23.000,– voor onderzoek in het andere land wordt afwisselend toegekend aan een wetenschapper in de Natuurwetenschappen (1995, 1998 en 2001), Levenwetenschappen (1996, 1999 en 2002) en Geestes- en Sociale wetenschappen (1997, 2000 en 2003). De Franse winnaar van de Descartes-Huygensprijs 2002 is Isabelle Olivieri, verbonden aan het Institut des Sciences de l’Evolution, Université Montpellier 2. Aan Nederlandse zijde is de Descartes-Huygensprijs 2002 toegekend aan H.A.J. Struijker Boudier van de Universiteit Maastricht.
Bioethics and health in international context Begin 2000 hield de Franse president Jacques Chirac, tijdens zijn staatsbezoek aan Nederland, bij de knaw een toespraak over een aantal bio-ethische kwesties. Chirac wees op de verschillen in opvatting tussen Frankrijk en Nederland over onderwerpen als abortus en euthanasie, maar ook op de noodzaak om daarover in discussie te blijven. De Franse en Nederlandse academies van wetenschappen organiseerden naar aanleiding van deze oproep een symposium over bioethiek en gezondheid. De bijdragen aan die bijeenkomst zijn in 2002 verschenen in het boekje Bioethics and health in international context. Het bevat artikelen over de internationale juridische aspecten van de gezondheidszorg en over de ethische en sociale aspecten van presymptomatische genetische screening. Duitsland
Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoekstipendia De knaw en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften hebben in 1997 de Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia ingesteld. Deze stipendia, genoemd naar de eerste presidenten van de beide Academies, zijn in het leven geroepen om een jonge veelbelovende onderzoeker jaarlijks wisselend afkomstig uit de wetenschapsgebieden geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en natuurwetenschappen in staat te stellen een jaar lang onderzoek te verrichten in het partnerland (Noordrijn-Westfalen resp. Nederland). Met het Hendrik Casimir-Karl Ziegler onderzoeksstipendium is een bedrag van € 50.000,– gemoeid. Met de onderzoekprojecten wordt tevens beoogd de structurele samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen in Nederland en Noord-rijn-Westfalen te bevorderen. In het voorjaar zijn in Düsseldorf de beide Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia uitgereikt. Aan Nederlandse zijde ontving C.H. Krijnen het stipendium 2002 voor een gastonderzoekerschap aan de faculteit Filosofie van de Universität Köln. De titel van het samenwerkingsproject is ‘Negation und Heterothesis bei Rickert und Hegel. Systemische Explorationen’.
48 Internationale samenwerking
Zuidelijk Afrika
Carolina MacGillavry Fellowships Bij haar overlijden in 1993 heeft Carolina MacGillavry, in leven hoogleraar Kristallografie en lid van de Akademie, haar vermogen nagelaten met de bepaling, dat de vermogensopbrengsten ten goede dienen te komen aan jonge onderzoekers uit ontwikkelingslanden. De doelstelling van de Carolina MacGillavry Fellowships is om jaarlijks vier tot zes onderzoekers uit de regio zuidelijk Afrika in de vakgebieden landbouw-, bosbouw-, veeteelt- en voedingswetenschappen de kans te bieden om een onderzoeksperiode van twee à tweeëneenhalf jaar in eigen land of regio van herkomst te realiseren. Dit programma wordt medegefinancierd door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De selectie van de kandidaten en de administratieve en financiële afhandeling van de aanvragen is sinds de start van het programma ondergebracht bij de ifs (International Foundation for Science) in Zweden. Vanwege de geringe belangstelling voor het fonds, is in overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken (dgis) besloten tot een externe evaluatie. De evaluatie zou dienen te resulteren in aanbevelingen voor de toekomstige inrichting van het Carolina MacGillavry PhD Fellowship programma. In het voorjaar van 2002 is een externe evaluatiecommissie samengesteld, die in maart 2002 een bezoek heeft gebracht aan de ifs in Stockholm. De externe evaluatiecommissie heeft in haar evaluatierapport onder andere de conclusie getrokken dat het lopende programma te gecompliceerd van opzet is en dat teveel partijen betrokken zijn met elk verschillende doelstellingen en belangen. Het knaw-bestuur deelt de bevindingen van de externe evaluatiecommissie en heeft inmiddels besloten dat de Akademie een directere betrokkenheid bij de inrichting en uitvoering van de procedure zal hebben. De knaw zal zich beraden over de opzet van het programma en de aanvraagprocedure en – na overleg met de betrokken universiteiten en het Ministerie van Buitenlandse Zaken – in de loop van 2003 een aantal wijzigingen in het Fellowship programma doorvoeren. Daarmee hoopt de knaw de aantrekkingskracht van het fonds voor de doelgroep te vergroten. Verenigde Staten
Universiteit van Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten Sinds 1950 biedt de Universiteit van Michigan te Ann Arbor, Verenigde Staten, jaarlijks een gasthoogleraarschap van een jaar aan een Nederlandse hoogleraar aan. Het gasthoogleraarschap wordt gezamenlijk gefinancierd door de knaw en de Universiteit van Michigan. De Universiteit van Michigan en het bestuur van de knaw hebben na een selectieprocedure het Nederlands gasthoogleraarschap te Ann Arbor voor de driejaarlijkse cyclus aan de volgende personen aangeboden: • 2002-2003, thema: ‘The European City’; F.M. Dieleman, hoogleraar geografie aan de Universiteit Utrecht. • 2003-2004, thema: ‘The Euro’; J.M.A.R.G. Viaene, hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. • 2004-2005, thema: ‘Labour’; M. Lindeboom, hoogleraar algemene economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Allen hebben het gasthoogleraarschap aanvaard.
49
Internationale samenwerking
Samenwerking in internationale organisaties ALL European Academies De federatie van Europese Academies van Wetenschappen allea (allea European Academies) is in 1994 opgericht met een tweeledige doelstelling: enerzijds het fungeren als platform voor de aangesloten Academies door middel van het uitwisselen van informatie, kennis en expertise en anderzijds het fungeren als spreekbuis voor de gezamenlijke Academies op Europees (wetenschapspolitiek) niveau. Het bureau van allea is met financiële steun van de Minister van ocenw ondergebracht bij de knaw. In het verslagjaar heeft allea op vele terreinen activiteiten ontplooid. In maart vond de tweejaarlijkse General Assembly plaats in Rome. Tijdens deze bijeenkomst werd statutair een drietal nieuwe leden gekozen in de Steering Committee. Tevens werd de ad hoc werkgroep Privacy in the Information Society omgezet in een Standing Committee met een permanent karakter en werd een viertal nieuwe werkgroepen ingesteld. Ook is er in het verslagjaar een aantal adviezen uitgebracht aan de Europese Commissie, waaronder die met betrekking tot de voorgenomen instelling van een European Research Council en de fasegewijze verhoging van het Europese budget voor wetenschappelijk onderzoek. Een allea-commissie, bestaande uit twee aparte panels onder voorzitterschap van W.A. Wagenaar en K. van Berkel, heeft de werkwijze van een tweetal Standing Committees van de esf geëvalueerd. Naast het vertrouwelijk advies hierover, heeft allea het Annual Report 2001 en twee thematische rapporten uitgebracht: National Research Strategies in Smaller European Countries en Privacy Protection in the Information Society. Verregaande vorderingen zijn gemaakt met de productie van het Biennial Yearbook 2002. Naast het uitbrengen van de maandelijkse elektronische nieuwsbrief is in het verslagjaar een begin gemaakt met de opzet van een internetportal onder de naam allea Communication and Information Centre (acic), die de bevordering van de actieve betrokkenheid van Europese Academies beoogt. In december werd allea President P.J.D. Drenth unaniem herkozen voor een periode van drie jaar (april 2003-maart 2006). allea is via haar president vertegenwoordigd in onder meer de European Academies’ Science Advisory Council (easac). In de Standing Committee Science & Ethics participeert vanuit Nederland P.J.D. Drenth en in de Standing Committee ‘Privacy in the Information Society’ participeert vanuit Nederland H. Franken.
Contactcommissie in CERN-aangelegenheden De Contactcommissie in cern-aangelegenheden, ingesteld in 1955, draagt zorg voor overleg tussen Nederlandse vertegenwoordiger in de cern-council en wetenschappelijke adviesorganen van cern en beoefenaren van de fysica in Nederland; de cern commissie bereidt de vergaderingen van de cern-council voor.
50 Internationale samenwerking
Het jaar 2002 werd op cern beheerst door de kosten en de planning van de in aanbouw zijnde lhc 14 TeV protonproton botsingsmachine. Een belangrijke conclusie van zowel interne als externe evaluatie commissies was dat de lhc machine technisch prima onderbouwd is en dat de lhc gerealiseerd kan worden binnen het bijgestelde budget. De lhc oplevering, echter, moest, hoofdzakelijk vanwege aanloopproblemen bij de productie van de supergeleidende kabel voor de lhc dipoolmagneten, een jaar uitgesteld worden. In 2002 zijn enkele tientallen van de vereiste 1232 lhc dipolen door verschillende industrieën geleverd aan cern en uitgebreid getest op cern. De kwaliteit van deze magneten is goed. Bovendien zijn grote aantallen technisch minder uitdagende magneten voor de lhc machine geleverd als ‘in-kind’ bijdragen door India, Rusland, Japan en Amerika. De constructie van de grote experimenteerhallen voor de lhc experimenten zelf ligt goed op schema. Ongeveer de helft van de meeste detector systemen is al gebouwd en in 2004 zal begonnen worden met de installatie. Vanwege de financiële perikelen rond het lhc programma heeft cern andere wetenschappelijke programma’s moeten reduceren. Desondanks heeft cern in 2002 een wereldprimeur gekend: de creatie en observatie van anti waterstof atomen; gebonden toestanden van anti-protonen en anti-elektronen.
Contactcommissie EMBL/EMBC De Contactcommissie voor embl/embc-aangelegenheden heeft tot taak de Nederlandse delegatie, bestaande uit een vertegenwoordiger van het ministerie van ocenw en voorzitter van de Contactcommissie te adviseren over de in te nemen standpunten op de halfjaarlijkse vergaderingen van de landen die een financiële bijdrage leveren aan het European Molecular Biology Laboratory (embl) en -Conference (embc). De Nederlandse financiële bijdrage aan beide organisaties bedroeg in 2002 € 2.541.000 voor het embl en voor het embc € 454.000 Op basis van de Begroting 2003 van het ministerie van ocenw zullen deze bedragen in het jaar 2003 geen verandering ondergaan. Naast haar twee reguliere halfjaarlijkse vergaderingen heeft de Contactcommissie in oktober een discussiebijeenkomst georganiseerd met F. Gannon, secretaris generaal embc en algemeen directeur van de European Molecular Biology Organisation (embo). Centraal op deze in oktober gehouden bijeenkomst, waarvoor naast de leden van de Contactcommissie en de Nederlandse embo-leden ook vertegenwoordigers van wetenschapsorganisaties waren uitgenodigd, stonden het beleid van de embc en de mogelijke oprichting van een European Research Council centraal. Onderdelen van het zogenaamde Planning Document on the Future of embc/embo zijn in de novembervergadering van de embo-Conference geaccepteerd, voor zover de financiële consequenties daarvan binnen het huidige budget blijven. Andere onderdelen zijn vanwege hun financiële implicaties aangehouden voor bespreking in latere jaren. De Contactcommissie heeft in haar beide reguliere vergaderingen stilgestaan bij het Young Investigator Programme (yip) van het embo. Het knaw-bestuur heeft zich op voorstel van de Contactcommissie medio 2002
tot het ministerie van ocenw gewend met het verzoek de vier binnen het programma in Nederland werkzame onderzoekers voor een periode van drie jaar een financiële bijdrage te verstrekken van € 15.000,– per jaar. Het ministerie heeft afwijzend op dat verzoek om financiële ondersteuning gereageerd en doorverwezen het regio-orgaan Genomics van nwo te wenden. Op het moment van schrijven van dit verslag is niet duidelijk of nwo bereid is een bijdrage te verstrekken. Helaas moet ten aanzien van de Nederlandse deelname aan dit programma geconstateerd worden dat in 2002 van de in totaal 109 aanvragen slechts drie zijn ingediend door een Nederlandse onderzoeker en geen aanvragen zijn gehonoreerd. In 2000 en 2001 bedroegen deze aantallen respectievelijk 415, 10 en 2 (2000) en 150, 6 en 2 (2001). Van de in totaal 101 geselecteerde yip-onderzoekers zijn er dus vier in Nederland werkzaam. De Contactcommissie heeft verder gesproken over de financiering van het embl en embc. Geconstateerd is dat de in de ocenw-begroting-2003 opgenomen bedragen voor 2004 en later lager zijn dan de bedragen die als Nederlandse bijdragen in de meerjarenbegroting van het embl en embc zijn opgenomen. Voorts was de vraag aan de orde of op termijn embo, embl en embc niet dienen samen te gaan omdat met name het onderscheid tussen embl en embc voor de buitenwereld niet duidelijk is. Punt van zorg voor de Contactcommissie blijft het geringe aantal in Nederland werkzame onderzoekers dat wordt voorgedragen en benoemd tot embo-lid. In 2002 zijn twee Nederlandse onderzoekers tot embo-lid benoemd. Desondanks blijft het Nederlandse aandeel in het ledenbestand, in verhouding tot de onderzoekscapaciteit van andere landen, achterlopen.
Contactcommissie ESO De eso Contact Commissie heeft in 2002 tweemaal vergaderd als voorbereiding op de vergaderingen van Council van de European Southern Observatory. De Nederlandse afgevaardigden naar de diverse eso commissies rapporteren in die vergaderingen en algemene standpunten in te nemen in Council worden in samenspraak met de astronomische gemeenschap afgesproken. In 2002 zijn alle vier 8-meter teleskopen van de Very Large Telescope op de Paranal sterrenwacht in Chili regelier voor waarnemingen beschikbaar geweest. Nederlandse astronomen hebben in competitie beduidend meer waarneemtijd verworven dan op grond van de financiële bijdrage verwacht kan worden. Ook zijn voor het eerst interferometer test metingen gedaan met behulp van twee van de 8-meter telescopen. Daarmee is het principe van de interferometrie met de grote telescopen zelf voldoende gedemonstreerd. In de loop van 2002 zal de verdere bouw van het interferometer deel voortgaan en zullen de instrumenten voor de vlt-telescopen geinstalleerd worden. Voor het instrument midi, waaraan Nederland heeft meegedaan is in december 2002 een eerste test aan de teleskopen voorspoedig verlopen. Belangrijkste punten, die in 2002 bij eso speelden waren de toetreding van Portugal en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en de voorbereidingen voor een deelname in de Atacama Large Millimeter Array (alma) anderzijds. De
51
Internationale samenwerking
toetreding van het Verenigd Koninkrijk heeft formeel per 1 juli plaatsgevonden. Nederland heeft zich ook uiterst positief opgesteld betreffende de bouw van alma. Dit is een gezamenlijk projekt met de usa (en wellicht ook Japan) om een grote (sub-)millimeter array telescoop (het principe van de Westerbork radioteleskoop) te bouwen op ruim 5000 meter hoogte in de Atacama woestijn in Noord-Chili. Het eso management heeft een ontwerp meerjaren strategisch plan geschreven, waarin dit als financieel mogelijk wordt beoordeeld. Toetreding van de uk is daarvoor essentieel. alma wordt zeer sterk gedragen door de Nederlandse astonomische gemeenschap. De beslissing over de bouw werd in december 2002 genomen. De betreffende overeenkomsten worden begin 2003 formeel getekend. P.C. van der Kruit (rug) is in december 2002 gekozen tot President van eso Council.
European Science Foundation In november werd de 28e General Assembly van de European Science Foundation (esf) gehouden. Een belangrijk onderwerp op de agenda was de mogelijke vormgeving van een European Research Council en de consequenties daarvan voor de esf-organisatie. De Assembly heeft de president van de esf, oud-nwo-voorzitter Reinder van Duinen voor een tweede termijn van drie jaar (tot december 2005) benoemd. Zes nieuwe onderzoeksorganisaties uit Bulgarije, Kroatië, Denemarken, Ierland, Roemenië en Groot Brittanië werden als esf-lid geaccepteerd.
InterAcademy Council Indachtig het zelf-gekozen motto ‘Mobilizing the World’s Best Science to Advise Decision-makers’ – en dan vooral, maar niet uitsluitend, internationale beslissers – heeft de iac in 2002 hard gewerkt aan een tweetal studies. De studiegroep voor de eerste studie – ‘Promoting Worldwide Science and Technology Capacities for the 21st Century’ – kwam meerdere keren bijeen en wist in november inhoudelijke overeenstemming te bereiken over de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Deze hebben betrekking op een vijftal clusters: Science and society; Human resources; Institutions; Public/private domain; en Financial mechanisms. Het concept-rapport werd besproken in de vergadering van de iac Board van januari 2003. Bedoeling is het concept in maart 2003 te onderwerpen aan peer review zodat het in het late voorjaar kan worden gepubliceerd. De tweede studie heeft thans als titel ‘Study on Science and Technology Strategies for Improving Agricultural Productivity and Food Security in Africa’. De studie wordt uitgevoerd in opdracht van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan. Nadat een kleine kerngroep veel voorbereidend werk had verzet, kwam de voltallige studiegroep voor het eerst bijeen in september in Uganda. Eén van de belangrijkste conclusies van die bijeenkomst was dat er alles aan moest worden gedaan om zoveel mogelijk input te krijgen van Afrikaanse wetenschappers en beleidsmakers. Daarom werden er een viertal regionale bijeenkomsten gepland in begin 2003. Het rapport moet klaar zijn in het najaar van
2003.
In 2002 organiseerde de iac wederom een tweetal lezingen over actuele wetenschappelijke vragen en ontwikkelingen voor ambassadeurs geaccrediteerd bij de Verenigde Naties en hun staven. De eerste lezing in november handelde over genetische manipulatie – de tweede in december over het energie-vraagstuk. Beide bijeenkomsten werden goed bezocht en voorgezeten door Kofi Annan persoonlijk. In de vergadering van januari 2002 zal de Board een besluit nemen over de derde studie van de iac die betrekking zal hebben op de wetenschappelijke en technologische aspecten van de overgang naar duurzame energie. In de loop van het jaar werd in samenwerking met de Chinese Academie van Wetenschappen een meer concreet voorstel voor een dergelijke studie ontwikkeld. Dat voorstel werd voorgelegd tijdens de vergadering van de Board van januari 2003.
InterAcademy Panel In het kader van het iap-programma ‘Capacity building for academy’ werd in september een workshop gehouden voor academies in Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied. Soortgelijke workshops zullen volgend jaar worden gehouden voor Afrikaanse academisch (april 2003) en voor academies in landen met overwegend een Moslim-bevolking (maart 2003). De Indian National Science Academy organiseerde in oktober een regionaal iap-seminar over ‘Experimental materials and learning modules for science education’. De voorbereidingen zijn gestart van een in december 2003 in Mexico City te houden iap’s General Assembly met als thema ‘Science for society’.
International Council for Science De knaw is lid van alle 26 bij de icsu aangesloten Scientific Unions. Van negen Unions, met name op het terrein van de natuur- en levenswetenschappen, betaalt de knaw de volledige Nederlandse contributie, in twee gevallen wordt de contributielast gedeeld met een Nederlandse wetenschappelijke vereniging. Er bestaat ontevredenheid over de mate waarin de financiële betrokkenheid wordt omgezet in inhoudelijke invloed. De knaw heeft in het afgelopen jaar haar Secties en Adviesraden geraadpleegd over de gewenste betrokkenheid, financieel en inhoudelijk, bij de icsu-organen. In 2003 zal het bestuur na een conferentie waaraan de executive director van icsu en de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Unions zullen deelnemen een standpunt hierover innemen.
NEST Het Netherlands House for Science and Technology (nest), een samenwerkingsverband van knaw, nwo, vsnu, tno en Senter/EGLiaison is gevestigd in Brussel. nest heeft zich in 2002 zeer intensief beziggehouden met de strategische informatievoorziening van de deelnemende organisaties over de ontwikkelingen in de eu op het terrein van het onderzoeksbeleid. Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van het Zesde Kaderprogramma dat vanaf 1 januari 2003 operationeel is. In hoog tempo kwam via nest informatie hierover beschikbaar, waardoor de Nederlandse onderzoeksorganisaties zich tijdig konden voorbereiden op deelname aan het nieuwe kaderprogramma.
52
Internationale samenwerking
Naast kp6 en de daarmee samenhangende Europese Onderzoeksruimte werden voor de knaw de ontwikkelingen gevolgd op een aantal specifieke beleidsterreinen, zoals de biotechnologie, gmo’s, ethische aspecten, Europese Agentschappen, vrouwen in de wetenschap en het mobiliteitsdossier. Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening Evenals in voorgaande jaren heeft de knaw in 2002, in het kader van het Human Rights Network op voorstel van de commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening (cvw) een aantal brieven verzonden, waarin aan regeringsleiders bezorgdheid wordt overgebracht over de beperkingen die aan wetenschappers in de betreffende landen zijn opgelegd. Met name werden brieven verzonden aan de autoriteiten in Iran, Egypte, Turkije en Guatemala. In een aantal gevallen is, naar mag worden aangenomen mede dankzij de druk die de nationale academies hebben uitgeoefend, verbetering gekomen in de positie van de betrokken wetenschappers of heeft deze geresulteerd in hun vrijlating. De commissie heeft zich in 2002 evenals in voorgaande jaren onder meer beziggehouden met de visumproblematiek, waar buitenlandse onderzoekers die naar Nederland willen komen mee geconfronteerd worden. De secretaris van de commissie, P. van Dijk, heeft als lid van het Executive Committee van het International Human Rights Network deelgenomen aan de voorbereidende vergadering voor de tweejaarlijkse Plenaire Vergadering van het Network, die in 2003 in Genève zal worden gehouden. Als lid van het Executive Committee is hij tevens mede-indiener geweest van een aantal klachten in de vertrouwelijke unesco-procedure.
Subsidieregelingen Congressubsidies De knaw geeft onderzoekers de mogelijkheden subsidie aan te vragen ten behoeve van de organisatie van internationale congressen in Nederland. Met deze congressubsidies was in 2002 een bedrag van circa 340.000 euro gemoeid. Tot 2001 was het ook mogelijk om reissubsidie voor deelname aan wetenschappelijke congressen in het buitenland aan te vragen. Tegen besluiten over aanvragen voor de organisatie van internationale wetenschappelijke congressen zijn in 2002 in totaal drie bezwaarschriften ingediend. 36 aanvragen zijn op formele gronden niet in behandeling genomen.
Aanvragen voor reis- en congressubsidie (vanaf 2002 alleen aanvragen voor congressubsidie) Jaar
Afdeling Natuurkunde
Afdeling Letterkunde
Ingediend Gehonoreerd Ingediend Gehonoreerd 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
183 225 180 229 219 192 176 155 148 117 50 42
117 160 134 168 171 131 125 103 110 84 43 39
204 200 166 194 221 163 176 150 136 151 63 53
116 139 129 153 171 116 127 104 98 121 55 50
Akademie-Colloquia Jaarlijks wordt een zestal Akademie-colloquia georganiseerd. Doel hiervan is het bijeenbrengen van een selecte groep wetenschappers uit binnen- en buitenland op een actueel wetenschappelijk thema. Het betreft wetenschappelijke bijeenkomsten van hoog niveau met een sterk internationale participatie. Per colloquium stelde de Akademie in 2002 een bedrag van maximaal € 16.000,– beschikbaar. De in 2002 gehouden colloquia zijn in de bijlage te vinden. De Akademie heeft voor de ronde 2002 negen voorstellen voor de organisatie van een Akademie-colloquium beoordeeld. Vijf aanvragen zijn gehonoreerd, twee op het terrein van de Afdeling Letterkunde en drie op het terrein van de Afdeling Natuurkunde.
Global Change Op voorstel van de hdp-Commissie en de igbp/wcrp Commissie heeft het bestuur van de knaw – op basis van een meerjarenbegroting en -plan van de beide commissies – besloten voor de periode 2002 tot en met 2006 90.000 euro per jaar ter beschikking te stellen voor Global Change Activiteiten. Hoewel een groot deel van het beschikbare jaarlijkse budget wordt besteed aan de Nederlandse contributie aan de internationale Global Change-onderzoekprogramma’s, kunnen de hdp-Commissie en de igbp/wcrp Commissie een aantal Global
53
Internationale samenwerking
Change-activiteiten doen stimuleren. Gekozen is voor: (a) studies en workshops gericht op programmering van het Nederlandse onderzoek; en (b) Nederlandse deelname aan internationale programmeringsactiviteiten in de internationale onderzoeksprogramma’s. De samenwerking tussen de igbp/wcrp- en de hdp-Commissie van de knaw is geïntensiveerd, opdat samen gediscussieerd kan worden over de toekomst van het Global Change-onderzoek in Nederland. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de thema’s voedsel, water en koolstof. Dit ligt geheel in de lijn van de internationale programma’s igbp, wcrp, ihdp en diversitas die binnen hun onderzoeksactiviteiten naar integratie streven. Samenwerking tussen de sociale wetenschappen en de natuurwetenschappen zou voor het Global Changeonderzoek een uitdaging moeten betekenen, maar komt helaas nog moeizaam tot stand. Om een betere communicatie tussen beide commissies te bevorderen wonen de voorzitters van de knaw ‘Global Change-commissies’ indien mogelijk de commissievergaderingen van elkaar bij. Er zijn plannen om in 2003 een initiërende workshop over het thema water te organiseren, waarbij grensoverschrijdende relaties gelegd worden tussen het bèta- en gammaonderzoek binnen Global Change. Vier gemeenschappelijke speerpunten zijn gekozen: • het klimaatsysteem; • de interacties tussen biosfeer, geosfeer en atmosfeer; • instituties en beheersmechanismen op het terrein van milieu en klimaat; en • duurzaam gebruik van land en water. De keuze van deze speerpunten is deels ingegeven door de kwaliteit van de bestaande expertise binnen de huidige kennisinfrastructuur in Nederland op het terrein van Global Change-onderzoek. Door zich op deze speerpunten te richten maakt Nederland een goede kans zich te onderscheiden binnen het internationale onderzoek.
HDP-Commissie De hdp-Commissie (sociale wetenschappen) is omgevormd tot een commissie met uitsluitend leden met een portefeuillehouderschap of vervangend portefeuillehouderschap voor elk van de ihdp Science Projects. In het verslagjaar zijn financiële middelen toegezegd voor: (a) deelname door een delegatie van de hdp-Commissie aan een start-bijeenkomst in Hanoi, Vietnam; (b) de workshop ‘Jonge onderzoekers inzake ‘Human dimensions of global environmental change’, te houden in februari 2003; (c) de aanschaf van twintig exemplaren van het boek Kyoto and after: Institutions and instruments to control climate change, dat in 2003 bij uitgever Edward Elgar zal verschijnen; (d) de workshop ‘Transitions of agriculture and future land use patters’, te houden in november of december 2003; en (e) de workshop op het gebied van ‘Industrial transformation research in the Netherlands and in Europe’, te houden in de eerste helft van 2003.
Nederlandse IGBP/WCRP Commissie Naast de internationale Global Change-programma’s International Geosphere-Biosphere Programme (igbp) en het World Climate Research Programme (wcrp) heeft de Nederlandse igbp/wcrp Commissie ook de Nederlandse vertegenwoordiging van het internationale biodiversi-
teitsprogramma diversitas onder haar hoede genomen. diversitas is sinds 1991 in ontwikkeling en wordt mede gefinancierd door icsu-organen en unesco. Het programma is gericht op de mondiale biodiversiteit en de oorzaken en gevolgen van veranderingen in biodiversiteit. Het is het enige bestaande wetenschappelijke programma dat het biodiversiteitonderzoek wereldwijd coördineert. Tevens besprak de Commissie haar rol ten aanzien van de programma’s van het Scientific Committee on Problems of the Environment (scope) en het unesco-programma ‘Man and Biosphere’ (mab). Het laatstgenoemde programma is in het verslagjaar overgedragen aan het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Interne evaluatie De Nederlandse igbp/wcrp Commissie heeft zichzelf intern geëvalueerd en geconstateerd dat haar huidige werkwijze toereikend is. De Commissie meent dat zij er de afgelopen zeven jaren in is geslaagd: • de Nederlandse bijdragen aan de verschillende igbp- en wcrp-kernprojecten te definiëren; • de onderlinge samenhang van de Global Change-onderzoeksgemeenschap te versterken via het stimuleren van contacten tussen onderzoeksgroepen en individuele onderzoekers; • de zichtbaarheid van de Nederlandse Global Changeonderzoeksinspanningen, zowel nationaal als internationaal, te vergroten; • de aandacht van Nederlandse beleidsmakers en politici te vestigen op deze internationale Global Changeonderzoeksprogramma’s; • invloed uit te oefenen op de omvang en financieringsvoorwaarden van nationale Global Change-onderzoeksprojecten. Ondanks deze tot tevredenheid stemmende resultaten acht de Commissie voortzetting van haar activiteiten dringend gewenst om de continuering van het Global Change-onderzoek in Nederland veilig te stellen en verdere integratie binnen – en tussen de programma’s – te bewerkstelligen. Dit verslagjaar stond voor de Nederlandse igbp/wcrp Commissie voornamelijk in het teken van terugblik op de ‘Global Change Open Science Conference’ 2001 en het ontwikkelen van plannen voor 2002 en verder. De brochure Global change research in The Netherlands. Dutch research within the framework of the igbp and the wcrp is breed verspreid, onder andere onder de deelnemers van het zesde Nederlands Aardwetenschappelijk Congres (nac vi). De Commissie heeft weer haar rol gespeeld in het stimuleren van Nederlandse onderzoekers om deel te nemen aan voor Nederlands onderzoek relevante kernprojecten van het igbp en het wcrp. In Nederland zijn momenteel ruim 600 onderzoekers actief betrokken bij de hierboven genoemde Global Change-programma’s.
54
Internationale samenwerking
Geologie Nederlandse Commissie voor het Lithosfeer Project Het Nederlandse onderzoek aan lithosfeer processen werd in 2002 in belangrijke mate gecoördineerd in het kader van de toponderzoekschool Netherlands Centre for Integrated Solid Earth Science (ises). ises initieerde vier grote geïntegreerde onderzoeksprogramma’s gericht op de Europese lithosfeer. Dit onderzoek, uitgevoerd in nauwe samenwerking met Europese partners concentreert zich op de volgende vier natuurlijke laboratoria: • het Pannoonse bekken – Carpathen systeem • het Middellandse Zee gebied • de continentale marges van de Noordelijke Atlantische Oceaan • het nw Europese slenk systeem. Deze vier programma’s worden uitgevoerd als deel van de Nederlandse ilp bijdrage aan Europese onderzoeksprogramma’s zoals het eu Environmental Tectonics Programme (entac), het esf Programme en het eurocores euromargin programma. Het hoofddoel voor de Nederlandse ilp onderzoeksgroepen is de ontwikkeling van kwantitatieve modellen voor de wisselwerking van tektoniek, oppervlakte processen en klimaat variaties. Publicaties Bertotti, G., Schulman, K., Cloetingh, S.A.P.L. (Eds.), 2002 – Continental collision and the tectono-sedimentary evolution of forelands. Uitgave European Geosciences Union. Stephan Mueller Special Publication Series. Volume 1, 236 pp. Cloetingh, S.A.P.L. and Ben-Avraham, Z. (Eds.), 2002 – From continental extension to collision: Africa-Europe interaction, the Dead Sea and analogue natural laboratories. Uitgave European Geosciences Union. Stephan Mueller Special Publication Series. Volume 2, 246 pp. Cloetingh, S.A.P.L., Horvath, F., Bada, G., and Lankreijer, A.C. (Eds.), 2002 - Neotectonics and surface processes: the Pannonian Basin and Alpine/Carpathian System. Uitgave European Geosciences Union. Stephan Mueller Special Publication Series. Volume 3, 295 pp. Cloetingh, S., Marzo, M., Muñoz, J.A., Vergés (Eds.), 2002 – Tectonics of Sedimentary Basins: from crustal structure to basin fill. Tectonophysics, v. 346 , nos. 1-2, p. 1-135.
Antarctica Nederlandse Commissie voor het Scientific Committee on Antarctic Research De Nederlandse scar Commissie heeft de contacten met de leden van de Commissie Antarctisch Onderzoek (cao) van nwo Aard- en Levenswetenschappen gecontinueerd. In juli 2002 vond in Shanghai, China, de ‘xxviith scar and xivth comnap Meeting’ plaats. Namens de Nederlandse scar Commissie woonde een van de commissieleden de bijeenkomst bij. Vanwege de reorganisatie van scar was dit een bijzondere bijeenkomst. De nieuwe structuur van het internationale scar zal in 2004 definitief gemaakt worden.
Oceanografie Nederlandse Commissie voor het Scientific Committee on Oceanic Research De Nederlandse scor Commissie behartigt in Nederland de belangen van scor en die van de Nederlandse oceaanonderzoekers in scor. Tevens is er samenwerking met het International Geosphere-Biosphere Programme (igbp) die tot uiting komt in het gezamenlijke internationale programma Surface Ocean Lower Atmosphere Study (solas). Dit programma heeft als doel de biogeochemische-fysische interacties tussen oceaan en atmosfeer te bestuderen, en tevens te onderzoeken hoe dit tweedelige systeem beïnvloed wordt door veranderingen in het klimaat en het milieu, en hoe het zelf deze veranderingen beïnvloedt. Diverse leden van de Nederlandse scor Commissie hebben in juni de internationale solas workshop in het Trippenhuis bijgewoond. Een commissielid nam deel aan de scor General Meeting bij in Sapporo, Japan. Ter voorbereiding bespraken de leden van de Nederlandse scor Commissie tijdens hun jaarlijkse bijeenkomst nieuwe werkgroepvoorstellen voor het scor-programma en stimuleerden zij de Nederlandse inbreng en deelname aan initiatieven tot nieuwe projecten, zoals ‘Deep ocean mixing’ en ‘Mechanisms of sediment retention in estuaries’.
55
Internationale samenwerking
Onderzoekorganisatie
56
Onderzoekorganisatie
De instituten van de KNAW verrichten fundamenteel en strategisch onderzoek op de gebieden levenswetenschappen, geesteswetenschappen en wetenschappelijke informatie. Een aantal instituten heeft daarnaast een dienstverlenende functie, zowel voor de wetenschap als de samenleving. Deze instituten vormen en beheren biologische of documentaire collecties, verzorgen informatie (in toenemende mate in digitale vorm) voor onderzoekers en andere belangstellenden en/of verschaffen faciliteiten voor onderzoek.
Jaarverslag per instituut • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Centraalbureau voor Schimmelcultures, Utrecht Constantijn Huygens Instituut, Den Haag Fryske Akademy, Leeuwarden Hubrecht Laboratorium, Utrecht Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland, Utrecht Interuniversitair Oogheelkundig Instituut, Amsterdam Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden Meertens Instituut, Amsterdam Nederlandse Commissie voor Geodesie, Delft Nederlands Economisch Historisch Archief, Amsterdam Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek, Amsterdam Nederlands Instituut voor Ecologie, Maarssen Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten, Amsterdam Netherlands Institute for the Advanced Study in the Humanities and Social Sciences, Wassenaar Rathenau Instituut, Den Haag Roosevelt Study Center, Middelburg
57
Onderzoekorganisatie
Algemeen Met ingang van 1 januari 2003 behoort het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) te Den Haag tot de knaw-instituten. In het verslagjaar werd door de besturen van knaw en Stichting nidi het convenant opgesteld en getekend omtrent de toetreding van dit instituut tot de knaw. De minister stelde structureel extra middelen beschikbaar, in het bijzonder om het nidi in staat te stellen zijn funderend onderzoek te versterken. Bij verschillende instituten zijn in het verslagjaar nieuwe directies aangetreden. Bij het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) werd wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd afscheid genomen van de hoogleraren Bom en Wellens. Hun plaatsen worden, eveneens in deeltijd, ingenomen door C.A. Visser, hoogleraar cardiologie en W.H. van Gilst, hoogleraar klinische farmacologie en cardiologie. Bij het Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) werd afscheid genomen van D. van der Mei. Hij is medio 2002 opgevolgd door de Zuid-Afrikaanse hoogleraar P. Crous. P.V.T.M. de Jong nam afscheid als directeur van het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (ioi). Hij blijft als onderzoeker verbonden aan het ioi. De Jong is tijdelijk opgevolgd door P. van ’t Klooster, voormalig directeur beheer van de knaw. Bij het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) werd rector H. Wesseling wegens pensionering opgevolgd door W. Blockmans, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis te Leiden. De directeur van het Rathenau Instituut, J. van Eijndhoven werd reeds in 2001 benoemd tot voorzitter van het college van bestuur van de Erasmus universiteit. Zij werd opgevolgd door J. Staman. Bij het Constantijn Huygens Instituut (chi) vond eveneens een directeurswisseling plaats, H.T.M. van Vliet nam om persoonlijke redenen afscheid. Zijn functie wordt tijdelijk waargenomen door H.A.G. Braakhuis. Naar verwachting wordt een nieuwe directeur benoemd in de eerste helft van 2003. Strategische ontwikkelingen De Strategienota Onderzoekorganisatie knaw 2000 vormt nog steeds uitgangspunt voor het strategisch beleid met betrekking tot instituten. In het verslagjaar zijn de voorbereidingen gestart voor het strategisch plan knaw 2004-2008. De directeuren van de knaw-instituten worden nadrukkelijk bij de opstelling hiervan betrokken. In het verslagjaar heeft de Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie met elk instituut een voorjaars- en najaarsoverleg gevoerd om de hoofdlijnen van beleid en de financiële gevolgen daarvan te bespreken. Daarnaast vonden er incidentele overleggen plaats in het geval van specifieke situaties. Voorbeelden hiervan zijn extra overleggen in verband met de beoogde fusie van de instituten ioi en Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih), en die met het oog op de majeure heroriëntatie van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi). Twee belangrijke externe ontwikkelingen zijn tamelijk bepalend voor de financiële situatie en mogelijkheden van de instituten. Enerzijds zijn dat de immer meer geavanceerde ontwikkelingen op het gebied van de informatietechnologie, anderzijds de grote vlucht die het genomics en proteomics onderzoek neemt op het gebied van de levenswetenschappen. Op beide terreinen heeft de knaw, evenals in voorgaande jaren, extra geïnvesteerd in het verslagjaar: voor beide terreinen 450 duizend euro. De knaw verwacht nu van de instituten dat zij in toenemende mate het belang van deze ontwikkelingen in hun eigen begrotingen tot uitdrukking laten komen. Bij de Levenswetenschappen bleven de drie in de Strategienota 2000 gekozen zwaartepunten – ontwikkelingsbiologie, ecologie en neurobiologie – als leidraad gelden. De nadruk van de laatste jaren op moleculairbiologisch en -ecologisch onderzoek, en in het bijzonder op genomics en
58
Onderzoekorganisatie
proteomics onderzoek, is onverminderd aanwezig. Dat geeft mede een nieuwe impuls aan wetenschappelijke samenwerking, zowel binnen als buiten de knaw. De drie onderzoekscentra van het Nederlands Instituut voor Ecologie (nioo) bijvoorbeeld werken in toenemende mate samen aan probleemstellingen; de samenwerking met belangrijke universitaire centra, met name in Wageningen, maar ook in Nijmegen en Utrecht, wordt verder ontwikkeld. Daarnaast geeft de vestiging in aanpalende gebouwen van enerzijds het Hubrecht Laboratorium en het cbs in Utrecht en anderzijds het nih en het ioi in Amsterdam aanleiding tot steeds meer samenwerking tussen onderzoekers uit die instituten. In het geval van nih en ioi zijn in het verslagjaar de nodige inspanningen verricht om beide instituten te integreren in één instituut dat werkzaam zal zijn op het gebied van de neurobiologie en het visuele systeem. Bij de Geesteswetenschappen werd verder gewerkt aan twee belangrijke pijlers van de Strategienota 2000: versterking van het onderzoek en digitalisering. Verdere versterking van het onderzoek werd onder meer bewerkstelligd door de vorming bij het kitlv van een nieuwe groep gericht op het moderne Indonesië. Dankzij een grote subsidie van het ministerie van vws en de Universiteit van Amsterdam werd een onderzoekcentrum voor Holocaust en Genocidestudies opgericht en aangehecht aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod). Via het Vernieuwingsfonds werden bij verschillende instituten jonge onderzoekers aangesteld om nieuwe terreinen te exploreren. Daarnaast werden verdere stappen gezet in het kader van het digitaliseren van belangrijke collecties. Het vergroten van de toegankelijkheid van de collecties in den brede via de nieuwe xml-technologie en de digitale samenwerking van onderzoekers waren daarbij belangrijke aandachtspunten. Hieronder volgen de belangrijkste strategische ontwikkelingen bij de instituten.
Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI) De snelle veranderingen in de digitale wereld laten de knaw niet onberoerd. Dat geldt in het bijzonder het niwi dat immers een centrale functie vervult in de wetenschappelijke informatievoorziening. Met het oog op de toekomstige koers van het niwi heeft het bestuur van de knaw in 2002 een commissie ingesteld om een advies uit te brengen voor een strategie voor het niwi. De Commissie Strategie niwi-knaw, onder voorzitterschap van J.H. van Bemmel, heeft haar advies geformuleerd in het rapport E-wetenschapsonderzoek in het α- en γ-domein. Er worden ingrijpende aanbevelingen gedaan die het beëindigen van het niwi in zijn huidige vorm impliceren. Zij stelt voor een nieuw knaw-instituut op te richten dat onderzoek verricht naar de rol van ict en digitalisering in het wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke communicatie, in het bijzonder op het terrein van de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen. De taken die het huidige niwi verricht op het gebied van de wetenschappelijke informatievoorziening dienen naar het oordeel van de Commissie stuk voor stuk te worden doorgelicht op hun strategische betekenis voor het relevante onderzoeksterrein alsmede op hun kwaliteit, effectiviteit en doelmatigheid. Hoewel het rapport zich daarover niet expliciet uitspreekt, moet ervan worden uitgegaan dat het overdragen van taken aan derden in de meeste gevallen met de overheveling van mensen én middelen gepaard zal dienen te gaan. Het bestuur van de knaw stemt in met de strategische koers waarvoor de Commissie Strategie kiest. De uitwerking van het advies moet volgens het bestuur snel maar zorgvuldig gebeuren. De huidige niwi-structuur
59
Onderzoekorganisatie
dient daarom nog enige tijd – vermoedelijk tenminste één jaar – in stand te blijven. Het bestuur heeft twee commissies ingesteld, de ene voor nader onderzoek naar de toekomst van de dienstverlening, de andere voor een studie naar de haalbaarheid en wenselijkheid van een nieuw onderzoeksinstituut voor E-science. Separaat heeft het bestuur ingestemd met het voorstel van de directie niwi om de medisch-biologische documentleverantie op termijn te beëindigen. Met name de rap voortschrijdende digitalisering van wetenschappelijke tijdschriften is hiervan de oorzaak. Per 1 januari 2003 zijn de lopende tijdschriftabonnementen door het niwi niet verlengd. De beschikbaarheid voor Nederlandse gebruikers van kopieën van artikelen uit medische tijdschriften wordt gegarandeerd door een overeenkomst met de Deutsche Zentralbibliothek für Medizin in Keulen. Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) Ook bij het iisg zal een heroriëntatie moeten plaats vinden, zij het minder dramatisch dan bij het niwi. Bij het iisg ontstonden in het verslagjaar financiële tekorten die groter waren dan de knaw verantwoord achtte. De directie van het iisg gaf aan dat ze binnen de bestaande strategie voor het instituut en daarmee samenhangende organisatie geen mogelijkheden zag de doelstellingen te verwezenlijken met de middelen die daarvoor beschikbaar waren. Het bestuur van de knaw gaf daarop opdracht aan een extern adviseur om na te gaan of de financiële situatie van het instituut inderdaad geen mogelijkheden tot betere middeleninzet gaf en te adviseren inzake te trekken beleidsconclusies. Het onderzoek leverde op dat het
Mediterrane archeologie
Douwe G. Yntema
‘Ik voel me soms meer leraar dan hoogleraar’
Uitblinkers in het onderwijs behoren zelden tot de wetenschappelijke grootheden, zo luidt een bekende universitaire wet. De aandacht voor het een gaat noodzakelijkerwijs ten koste van het ander. Op miraculeuze wijze is de Amsterdamse mediterraan archeoloog Douwe Yntema (1948) hieraan ontsnapt: vier jaar voor zijn Akademielidmaatschap sleepte hij een onderwijsprijs van de Vrije Universiteit in de wacht. Het afgelopen jaar zag hij bijna al zijn onderzoekstijd ‘opgevreten’ worden, zegt hij, door de invoering van de bachelor-masterstructuur die hij bij de VU-archeologie coördineerde. ‘Dat was even slikken, maar houd me ten goede: ik vind het heel belangrijk dat de opleiding goed in het pak steekt. Alleen voel ik me soms meer leraar dan hoogleraar.’ Het veldwerk in Zuidoost-Italië waar hij zijn faam als mediterraan archeoloog – en meer in het bijzonder inheems aardewerk-expert – op
Afdeling Letterkunde
60 Onderzoekorganisatie
grondvestte, schoot er gelukkig niet bij in. ‘Mijn team stuitte daar op een compleet dorp uit de tijd van de Griekse kolonisatie, dat niet meer dan vagelijk bekend was bij de Italiaanse archeologische dienst. De ontdekking danken we aan lokale amateurs. Zij kijken vooral naar de oppervlakte en zijn wat minder geinteresseerd in het verhaal erachter dat mij bezighoudt: de wisselwerking tussen de nieuwe Griekse kuststeden in Zuid-Italië en de wereld van de autochtone volksstammen. En ik zit al zo lang in die regio, dat men mij als di casa beschouwt en dus dit soort opgravingen gunt.’ Wat dat ‘di casa’ verder inhoudt, schetst hij in enthousiaste bewoordingen. ‘We krijgen allerlei facilteiten van de gemeente waarin we opgraven: we mogen ’s zomers in de school logeren met onze studenten, er komt een kokkin en we krijgen de beschikking over de gemeentelijke hoogwerkers.’ Van zijn kant organiseert Yntema open dagen op de opgraving, en geven de Italiaans-sprekenden onder de archeologen lezingen. Daarnaast
vervaardigt het VU-team lesbrieven voor op de middelbare school. ‘De Italianen zien door de opgravingen hun voorou-ders tot leven gewekt worden.’ Die lokale medewerking is nodig, omdat de opgraafbudgetten aan erosie onderhevig zijn – ook al steken ze gunstig af bij die van de Italianen zelf. ‘In Nederland gaat alle aandacht en geld uit naar de sites bij infrastructurele projecten zoals de Betuwelijn, die volgens het Verdrag van Malta op overheidskosten opgegraven moeten worden.’ Gevoelens van jaloezie kent Yntema niettemin amper, want hij bemoeit zich ook met de nationale research agenda Archeologie en het nwoproject ‘De oogst van Malta’ . ‘Het is belangrijk dat er geld komt voor wetenschappelijke verwerking van de opgravingsverslagen., misschien kan de KNAW daar ook nog wat voor betekenen. Anders wordt de Nederlandse archeologie één groot kerkhof van rapporten zonder wetenschappelijke verdieping, waar niemand wat aan heeft.’
iisg over het algemeen efficiënt gebruik maakt van de middelen en dat er weinig of geen mogelijkheden zijn door doelmatigheidsmaatregelen meer ruimte in de middelen te vinden. Ook bleek er geen aanleiding te zijn om te twijfelen aan de kwaliteit van onderzoek en collectievorming van het instituut. Ruimte vinden in de begroting is volgens de adviseur alleen mogelijk door het maken van strategische afwegingen of concreter, het stoppen met een of meer activiteiten teneinde de continuïteit van andere activiteiten veilig te stellen. Het bestuur van de knaw vindt dat deze afweging nu moet worden gemaakt, mede in het licht van de komende externe evaluatie van het instituut. Samen met het bestuur van de Stichting iisg onderzoekt de knaw voorts of externe financiering van de collectievorming mogelijk is. Een belangrijk succes van niwi en iisg was het verwerven van een nwogroot subsidie voor het project ‘Life Courses in Context’. In het project worden de gegevens uit de Historische Steekproef Nederland en de Volkstellingen gecombineerd om tot een database te komen met gegevens over de levensloop van Nederlanders. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) Het kitlv is op 1 september 2002 van start gegaan met een nieuwe onderzoeksafdeling gericht op het moderne Indonesië. Als leider van het programma is benoemd H. Schulte Nordholt. Het onderzoeksplan zal in het bijzonder aandacht besteden aan de goede verbinding met de op het instituut aanwezige documentaire en audiovisuele collecties. Na vijf jaar zal een evaluatie van dit onderzoeksprogramma plaats vinden. Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) – Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies Ten behoeve van een Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies heeft het kabinet via het ministerie van vws € 182.000 op jaarbasis, voor een periode van tien jaar beschikbaar gesteld aan de knaw. De Universiteit van Amsterdam stelt daartoe € 45.000 beschikbaar per jaar, voor tien jaar. En ook het niod draagt op jaarbasis € 23.000 bij in de vorm van huisvesting en secretariële ondersteuning. Het centrum is inmiddels binnen de muren van het niod van start gegaan. Als hoogleraar-directeur voor het Centrum is benoemd J. Houwink ten Cate. In de adviesraad van het centrum zijn maatschappelijke groeperingen betrokken. Het Centrum wordt geacht zelf actief te werven voor externe ondersteuning.
61
Onderzoekorganisatie
Instituten Levenswetenschappen Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (NIH) – Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (IOI) De voorgenomen fusie van de beide instituten is in 2002 niet gerealiseerd. Nadat de beoogde kandidaat-directeur zich in de loop van de zomer terugtrok besloot het bestuur het proces te onderbreken en te heroverwegen. Na overleg met de beide directeuren werd besloten vast te houden aan de wens tot fusie, doch een ruime termijn hiervoor te nemen en in te gaan op het aanbod van de beide directeuren om de regie voor het fusieproces in hun handen te leggen. Hubrecht Laboratorium In lijn met de aanbeveling van de peer review commissie die in 2001 het Hubrecht Laboratorium evalueerde heeft het bestuur van de knaw gezocht naar een wetenschappelijke versterking van de top van het Hubrecht Laboratorium. Het bestuur is daarin geslaagd met het aantrekken van een groep onder leiding van H.Clevers en is ervan overtuigd dat met deze uitbreiding het Hubrecht Laboratorium kan uitgroeien tot een internationaal topinstituut op het gebied van ontwikkelingsbiologisch onderzoek. Een andere strategische keuze betreft de opzet van een nieuwe onderzoekslijn ontwikkelingsbiologie van het hart en bloedvaten in samenwerking met het icin. Deze lijn is inmiddels goed van start gegaan. Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) Bij het Centraalbureau voor Schimmelcultures werd in het verslagjaar een nieuwe directeur aangesteld, de uit Zuid-Afrika afkomstige Pedro Crous. De vertrekkende directeur, D. van der Mei, heeft vele jaren, ook in andere functies, grote verdiensten gehad voor de knaw. Bij zijn aantreden kon de nieuwe directeur voor de plannen met het instituut gebruik maken van de resultaten van de peer review die begin 2002 werd gehouden (zie ook paragraaf Kwaliteitszorg hieronder). Kwaliteitszorg instituten In het verslagjaar werd in landelijk verband samen met vsnu en nwo het Standard Evaluation Protocol 2003-2009 opgesteld. Met ingang van 2003 zullen alle evaluaties van universitair onderzoek en van knaw- en nwoinstituten volgens dat protocol verlopen. In het verslagjaar werden twee reguliere evaluaties uitgevoerd, te weten bij het cbs en de Fryske Akademy. Van de laatste is het verslag van de commissie nog niet verschenen. Het rapport van de evaluatie van het cbs zal begin 2003 te zamen met de standpuntbepaling van het bestuur ter kennis worden gebracht aan de minister van ocenw. Kort samengevat luidt het oordeel: de schimmelcollectie van het instituut is van uitstekende kwaliteit naar internationale maatstaven; het onderzoek is van gemiddelde kwaliteit maar bibliometrisch onderzoek toont aan dat het de laatste jaren in de lift zit. Het bestuur heeft er vertrouwen in dat de nieuwe directeur van het cbs deze opgaande lijn doorzet. ICT en informatiebeleid De knaw is volop betrokken bij de ontwikkelingen in de Informatie- en Communicatie Technologie (ict). Dat geldt zowel voor de instituten als voor de centrale knaw-organisatie. Gegeven de ambitie van de knaw om te streven naar excellentie is het een belangrijke verantwoordelijkheid voor de organisatie als geheel om zijn wetenschappelijke- en bedrijfsprocessen aan te passen aan de ict-ontwikkelingen, en eventueel opnieuw in te richten.
62 Onderzoekorganisatie
Het knaw-brede digitaliseringsbeleid werd in het verslagjaar gecoördineerd door het Centrum voor Kennis- en Informatiemanagement, ckim. Vanaf 2003 gaat deze projectorganisatie Digitale Expertise Netwerk knaw (denk) heten. ckim/denk is gericht op de ondersteuning van de instituten bij de ontwikkeling van hun digitaliseringsbeleid. De knaw wil in de komende jaren de activiteiten op het gebied van ict en informatiebeleid verder uitbouwen en verstevigen. In de afweging van de belangen van de knaw-instituten en de knaw als geheel is daarbij uitgangspunt een inzet waarbij 70-80 procent van de activiteiten decentraal gericht zijn (ondersteuning bij en voor de instituten) en 20-30 procent centraal (onder meer gericht op samenhang in ict-beleid). Voor de komende jaren wordt een fikse groei van het gebruik van internet en internettechnologieën voorzien waarbij meer dan voorheen aandacht zal zijn voor het gebruik van open source technologie (zoals bijvoorbeeld xml) voor zowel onderzoeksdoeleinden als informatie-uitwisseling en publicatietechnieken. Hierop dient te worden geanticipeerd door de behoeften aan kennis en de aanwezige expertise op deze gebieden.
Zoölogie
Marianne Joëls
‘De kloof tussen natuurkunde en letteren is niet meer van deze tijd’
`De grote kloof overbruggen tussen de twee afdelingen van de KNAW, natuurkunde en letteren’, antwoordt Marianne Joëls (1956) op de vraag waarvoor ze zich zich binnen de Akademie wil inzetten. Die kloof is ‘niet meer van deze tijd’, vindt de hoogleraar zoölogie aan het Swammerdam Instituut voor Levenswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Zelf is de neurobiologe de laatste jaren over de alfa-bètascheiding heengestapt. Binnen het samenwerkingsverband Cognitieve Wetenschappen van de UvA werkt ze nauw samen met onder meer filosofen, taalwetenschappers en logici. Dat was even wennen, geeft ze toe, want haar nieuwe collega’s benaderen het menselijk gedrag op een heel andere manier dan zij gewend was. ‘Veel minder reductionistisch.’ ‘Verfrissend’, noemt ze het kennisnemen van andere benaderingen. Joëls’ eigen vak, de neurobiologie, bestudeert de hersenen van
Afdeling Natuurkunde
63
Onderzoekorganisatie
moleculair niveau tot aan zichtbare gevolgen zoals ziekten en gedrag. Zelf houdt Joëls zich voornamelijk bezig met het basale niveau: ‘Ik onderzoek hoe stresshormonen hersenfuncties kunnen beïnvloeden.’ Bij stress scheidt de bijnierschors corticosteroïd-hormonen af. Die blijken de signaaloverdracht tussen hersencellen sterk te beïnvloeden. ‘De hormonen zijn heel krachtig, ze kunnen de normale neurotransmissie gedurende vrij lang tijd veranderen.’ Dat kan zowel een stimulerend als een ontregelend effect hebben op het geheugen en het leervermogen. ‘Aan de ene kant zullen mensen ingrijpende gebeurtenissen, zoals de crash op 11 september, hun leven lang niet meer vergeten.’ Aan de andere kant kan stress ook leiden tot een totale black-out, op het eindexamen bijvoorbeeld. Joëls: ‘Mijn groep onderzoekt op cellulair niveau hoe één hormoon twee van zulke tegengestelde effecten kan hebben.’ Joëls’ onderzoek naar de invloed van stresshormonen richt zich vooral op de hippocampus, het hersengedeelte waar het geheugen zetelt.
Daarnaast bestudeert ze ook andere hersenterreinen. ‘Het emotiegebied bijvoorbeeld. Het is bekend dat hormonen daarop ook een sterk effect hebben.’ Ook wordt in toenemende mate het verband gelegd tussen cellulaire effecten enerzijds en moleculaire of netwerkeffecten anderzijds. Dat laatste is een belangrijke tussenstap op weg naar concreet menselijk gedrag. Maar voorlopig ligt tussen die twee laatste niveaus nog een gapend wetenschappelijk gat, volgens de Amsterdamse neurobiologe. Het KNAW-lidmaatschap beschouwt Joëls als haar persoonlijk wetenschappelijk hoogtepunt in 2002. ‘Een vorm van erkenning. Je mag je zelf gelukkig prijzen als je die krijgt.’ Dieptepunt: de almaar voortgaande overheidsbezuinigingen op wetenschappelijk onderzoek. ‘Dat geldt niet specifiek voor 2002. Vanaf het moment dat ik in de wetenschap stapte, is er voortdurend bezuinigd. Zelfs in tijden van hoogconjunctuur. Ontzettend dom, want op de lange termijn zal dat ook de economie schaden.’
Beveiliging KNAW infrastructuur Onderzoeksinstituten en bureau van de knaw zijn in toenemende mate afhankelijk van goede ict-voorzieningen. Bij de integrale aansluiting op Surfnet in ’94 is gekozen voor de op dat ogenblik als afdoende bekendstaande beveiligingsmethoden tegen misbruik van de knaw-ict-infrastructuur. In de loop der jaren zijn de toegepaste methoden verfijnd en geoptimaliseerd. De knaw heeft besloten om in de komende jaren meer te investeren in zowel de beveiliging als de bandbreedte. Ten behoeve van dit laatste zal in 2003 een begin worden gemaakt met het ‘verglazen’ van de Amsterdamse verbindingen, waardoor de netwerksnelheden kunnen worden opgevoerd tot 100mb/s of gigabit niveau. Ten behoeve van de beveiliging zal het beleid als uitgangspunt kiezen het waar mogelijk centraal aanbieden en beheren van functionaliteiten (bijvoorbeeld e-mail scannen op virus en spam voordat deze op de instituten wordt afgeleverd), terwijl waar nodig per instituut striktere beveiligingsvoorschriften kunnen worden geïmplementeerd. Onder meer geldt dit voor medische gegevens (nih/ioi) of andere persoonsgevoelige (niod), voor de dienstverlening belangrijke (cbs) of wetenschappelijk kwetsbare gegevens (alle instituten). Huisvesting In 2002 is de afschrijvingssystematiek voor de knaw-gebouwen geïntroduceerd. Voor alle eigendomsgebouwen zijn de vervangingsinvesteringen op basis van de historische kostprijs berekend. Op deze wijze kan er nu sprake zijn van een systematische instandhouding van de eigendomsgebouwen. Voor uitbreiding en nieuwbouw is een concept meerjareninvesteringsplan gereed gekomen. In 2003 zal nagegaan worden door middel van prioriteitsstelling binnen de begroting van de knaw op welke wijze voor uitbreiding en nieuwbouw prioriteiten kunnen worden vastgelegd en in uitvoering worden genomen. Voor beheer, onderhoud en projecten ten behoeve van de eigendomsgebouwen is een voorstel voor een nieuwe organisatie concernafdeling Vastgoed voorbereid. Vaststelling en implementatie vinden in 2003 plaats. Bouwzaken De voortdurende zorg voor de adequate huisvesting van de knaw-instituten heeft ook in 2002 geleid tot investeringen die samenhangen met het instandhouden, vervangen, uitbreiden of functioneel aanpassen van gebouwen. Met name de invloed van de aanscherpende regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid in gebouwen en de zorg voor het veilig gebruik van drinkwater zijn in de investeringen merkbaar. In diverse gebouwen zijn in 2002 de vereiste voorzieningen getroffen op het gebied van brandpreventie en beveiliging. Tevens zijn in het kader van de landelijke richtlijn ‘Legionella preventie in drinkwater’ in alle knaw-gebouwen de drinkwatersystemen aangepast. Ondanks de investeringen op bovengenoemde terreinen, zijn de onderhoudsinspanningen met betrekking tot het instandhouden van de knaw-gebouwen in 2002 nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van voorgaande jaren. De geplande investeringen met betrekking tot de uitbreidingen en functionele aanpassingen van gebouwen betreffen in hoofdzaak de instituten Levenswetenschappeninstituten respectievelijk het Hubrecht Laboratorium, icin, ioi, nih en de nioo-instituten. Er is de laatste jaren een duidelijke tendens waar te nemen in de vraag naar kleine hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten. In onderstaand overzicht zijn de in 2002 gerealiseerde projecten weergegeven met vermelding van globale investeringsbedragen.
64 Onderzoekorganisatie
Hubrecht Laboratorium
NIAS
Oplossen van huisvestingsknelpunten, aanpassen en uitbreiden van laboratoria en zitvertrekken, alsmede uitbreiding van faciliteiten voor zebravissenonderzoek ten behoeve van de huisvesting van icin medewerkers en de werkgroep van H. Clevers. Globale investeringskosten 0,6 mln euro.
Een deel van de fundering van het hoofdgebouw is hersteld, de daken van het Uilennest en Ooievaarsnest zijn van nieuwe dakpannen voorzien. Bij het nias is het conferentiegebouw uitgebreid met een serre/uitbouw zodat meer bergruimte en uitloopruimte is ontstaan. Het Uilennest is op de begane grond volledig gerenoveerd en voldoet beter aan de wensen/eisen van het instituut.
ICIN Realisatie tijdelijke huisvesting voor gezamenlijk gebruik door circa 30 medewerkers van het icin en het Hubrecht Laboratorium. Circa 200 m2 laboratoriumruimte en opstellingsruimte voor zebravissenonderzoek. Globale investeringskosten 0,75 mln euro.
IOI Realisatie faciliteiten voor transgene zebravissen en verplaatsing fysicalaboratorium. Globale investeringskosten 0,22 mln euro. Realisatie faciliteiten voor transgeneproefdieren, inclusief laboratoria voor dierexperimenteel onderzoek binnen het bestaande proefdiergebied ioi/nih. Globale investeringskosten 0,19 mln euro
NIOO nioo-ceme: Realisatie laboratoriumruimte op C1-niveau. Globale investeringskosten 0,020 mln euro. nioo-cte: Realisatie uitbreiding laboratoriumfaciliteit op C2-niveau. Globale investeringskosten 0,33 mln euro. Start renovatie bestaand moleculair laboratorium, ingebruikname februari 2003.
Fryske Akademy Bij de fa zijn een aantal cv ketels door energiezuinige ketels vervangen.
65
Onderzoekorganisatie
IISG De noodstroomvoorziening is vervangen.
NIOD De klimatisering fotoarchief en de computerkamer is gereed.
NIWI De inbraakbeveiliging is uitgebreid en geoptimaliseerd, en tevens is een toegangscontrole aangebracht. In het kader van de gebruiksvergunningen zijn een aantal aanpassingen aangebracht bij o.a. het nioo-ceme en het nias. In het kader van de wettelijke voorschriften ter voorkoming van legionellabesmetting, zijn voor een achttal knaw-instituten risicoanalyses en beheersplannen opgesteld en zijn de benodigde aanpassingen uitgevoerd. Ook bij de instituten die door de Rijksgebouwendienst gehuisvest zijn, zijn risicoanalyses, beheersplannen en aanpassingen uitgevoerd. De centrale verwarming van het Trippenhuis wordt momenteel uitgebreid onder de loep genomen om het geheel optimaal te laten functioneren.
Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie
Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis
Prins Willem Alexanderhof 5, Den Haag http://www.knaw.nl/chi/ Directeur: H.A.G. Braakhuis (a.i.) Werkgebied Het Constantijn Huygens Instituut (chi) verricht onderzoek op het terrein van de editiewetenschap en de intellectuele geschiedenis. De onderzoeksprojecten op beide terreinen hebben bronnenontsluiting als gemeenschappelijke noemer. Dit gebeurt door het verzorgen en (doen) uitgeven van wetenschappelijke edities van teksten uit de Nederlandstalige literatuur van de Middeleeuwen tot de moderne tijd, van teksten uit het corpus Aristoteles Semitico-Latinus en van teksten uit de Neolatijnse literatuur, het verzorgen en doen uitgeven van lexica en repertoria en monografieën en het leveren van bijdragen aan de theorievorming op beide terreinen. Ontwikkelingen Belangrijke vooruitgang is geboekt op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van de editiewetenschap. Mede dankzij een bijdrage uit het Digitaliseringsfonds van de knaw konden twee ictmedewerkers worden aangesteld: een op beleidsniveau en een ter ondersteuning van specifieke projecten. In samenwerking met het Centrum voor Kennis- en Informatie Management (ckim) der knaw is een strategienota vastgesteld voor de korte en middellange termijn, gericht op de inzet van ict bij onderzoek en publicatie. Kernpunten daarbij zijn: de website als publicatiemedium, digitale duurzaamheid, management van digitale projecten en de implementatie van xml/tei. De uitvoering van de strategie is inmiddels ter hand genomen. Alle medewerkers hebben de cursus ‘Werken met xml’ gevolgd, verzorgd door het Institute of Information & Computing Sciences (Universiteit Utrecht). De opgedane expertise wordt in
66 Onderzoekorganisatie
concrete projecten verder uitgebouwd. Zo is het chi een samenwerkingsverband aangegaan met het Emblem Project Utrecht (Instituut Nederlandse taal en cultuur van de Universiteit Utrecht), dat digitale edities van religieuze en profane Nederlandse liefdesemblemen uit de Gouden Eeuw beoogt. In dit kader wordt een digitale editie van de eerder bij het chi verschenen uitgave van Cats’ Sinne- en minnebeelden vervaardigd. Ook van Het Geraardsbergse Handschrift (eerder gepubliceerd in de reeks ‘Middeleeuwse verzamelhandschriften uit de Nederlanden’) wordt een versie in xml/tei voorbereid. Andere belangrijke onderdelen uit de alfa-informatica worden met name ingezet bij de voorbereiding van de uitgave van de Volledige werken van Willem Frederik Hermans. Daarbij wordt gebruik gemaakt van speciale, voor het editiewerk ontwikkelde software. De output hiervan wordt zodanig bewerkt dat aansluiting bij internationale standaards mogelijk wordt. Een deel van het onderzoeksmateriaal wordt elektronisch ter beschikking gesteld, onder meer via een open source xml-database. De samenwerking met universiteiten en wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland stond ook dit jaar weer hoog op de agenda. Bestaande samenwerkingsverbanden (onder meer met het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irth) te Parijs, de Union Académique Internationale (uai) en de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition) werden onderhouden en waar mogelijk uitgebreid. In het kader van het Hermansproject was er intensieve samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi-knaw). De aansluiting bij het al genoemde Emblem Project Utrecht, dat deel uitmaakt van de internationale Emblem Digitisation Research Group, maakt het mogelijk om editorische en automatiseringsexpertise uit te wisselen en verder te ontwikkelen. Op het terrein van de intellectuele geschiedenis kwam samenwerking met de Universiteit Utrecht tot stand; een Veni-subsidie van nwo verschafte de middelen om het project ‘Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance’ te starten. Coöperatie met de Universiteit Groningen leidde tot de uitgave van de brieven van de noordelijke humanist Rudolf Agricola. Met de Universiteit Aaken (rwth) zijn verkennende besprekingen gevoerd over participatie in een door de Deutsche Forschungsgemeinschaft te ondersteunen ‘Graduiertenkolleg’; overige deelnemers zijn de Universiteit van Münster, München en Basel en het Institut des textes et manuscrits modernes (item/cnrs) te Parijs. Belangrijkste resultaten Ter gelegenheid van zijn tienjarig bestaan – het chi ontstond in 1992 uit een fusie van drie kleine Akademieinstituten en een nwo-project – organiseerde het chi in december 2002 een feestelijke bijeenkomst bij de knaw in Amsterdam. Naar aanleiding van de verschijning van de uitgave van de Studentenschetsen van Klikspaan organiseerde het chi in maart, samen met de Werkgroep Negentiende Eeuw, een symposium in het Leidse Academiegebouw. Tijdens het symposium, getiteld ‘De wereld van Klikspaan’, plaatsten sprekers uit verschillende wetenschappelijke disciplines de wereld zoals Klikspaan die weergaf en
beleefde, in een bredere context. De lezingen van het symposium zijn gepubliceerd in een speciale aflevering van het tijdschrift De Negentiende Eeuw. In het kader van het project ‘Briefwisseling Vincent van Gogh’ (een samenwerkingsverband tussen het chi en het Van Gogh Museum) is een tentoonstelling ingericht, getiteld ‘De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh’. In deze expositie, die zeer veel belangstelling trok, werd aandacht besteed aan Van Gogh als briefschrijver en aan het onderzoek voor de nieuwe uitgave. De expositie bood een ideale gelegenheid om aan een ruimer publiek het belang van een wetenschappelijk verantwoorde editie van iemands geschriften duidelijk te maken.
Fryske Akademy
Productie
Doelenstraat 8, Leeuwarden http://www.fa.knaw.nl
11 boeken 28 artikelen 14 recensies 16 lezingen 8 voordrachten/gastcolleges 4 organisatie congressen/tentoonstellingen 1 rapport
Wetenschappelijk directeur: L.G. Jansma Zakelijk directeur: J.H.C.M. Biemans
Belangrijkste publicaties • Klikspaan, Studentenschetsen. Studie-uitgave, verzorgd door Annemarie Kets, Mariëlle Lenders en Olf Praamstra. Monumenta Literaria Neerlandica xiii,1 en xiii,2. Den Haag, 2002. Deel 1: Teksten (880 pagina’s, 127 afbeeldingen); deel 2: Commentaar (683 pagina’s, 138 afbeeldingen en een kaart van Leiden uit 1850). • Willem Elsschot, De Verlossing. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen en Lily Hunter. Amsterdam, 2002 (193 pagina’s) en Willem Elsschot, Lijmen. Het Been. Bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke ’t Hoen. Amsterdam, 2002 (331 pagina’s). • O. Weijers, La ‘disputatio’ dans les Facultés des arts au moyen âge. Studia Artistarum 10. Turnhout, 2002 (383 pagina’s).
Personeelsinzet CHI Onderwerp of thema
Aantal fte
Middeleeuwen Renaissance Nieuwe Tijd Directie Alg. dienst Secretariaat
wp 5,3 4,5 6,7 1,0 2,0 –
2001 nwp – – – 1,0 2,0 2,0
wp 10,2 – 7.7 1.0 – –
Totaal
19,5
5,0
18,9
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 1.756.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 95,8% Contracten 2,1% Overige 2,2% Totaal 100%
67
Onderzoekorganisatie
2002 nwp 1,3 – 0.8 3.0 1.8 6,9
Werkgebied De opdracht van de Fryske Akademy is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de Friese taal en cultuur en het op grond daarvan verzorgen van wetenschappelijk onderwijs. Het wetenschappelijk onderzoek richt zich op de Friese taal- en letterkunde, op de geschiedenis van Friesland en op de sociaal-culturele ontwikkelingen in de huidige Friese samenleving. Een belangrijk kenmerk van het onderzoek is het vergelijkend perspectief. Steeds weer wordt gepoogd aan te geven wat de Friese taal en cultuur in heden en verleden kenmerkt in vergelijking tot Nederland als geheel of delen ervan of in vergelijking tot andere minderheden (met name autochtone minderheden in Europa). Met de onderzoeksresultaten wil de Akademy in de eerste plaats een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk debat op genoemde terreinen, de onderzoeksresultaten zijn echter ook (mede op grond van het vergelijkend perspectief) bedoeld om bij te dragen aan het definiëren van de Friese identiteit en daarmee ook aan het in stand houden van de Friese cultuurgemeenschap. Ontwikkelingen In het jaar 2002 is het nieuwe meerjarenplan getiteld It fjirde mearjierreplan fan de Fryske Akademy 2002-2005 verschenen. Hierin zijn de beleidsvoornemens alsmede de onderzoeksprojecten voor de komende vier jaar in detail beschreven. Over de rol van de Fryske Akademy in de universitaire Frisistiek is in het verslagjaar overeenstemming bereikt. De Akademy zal in de nabije en verdere toekomst een substantiële bijdrage aan de Frisistiek in de Randstad blijven leveren, zowel in de Bachelors- als de Mastersfase. Het streven van de Akademy om haar bijzondere leerstoelen uit te breiden naar andere disciplines dan de Frisistiek, heeft geresulteerd in de oprichting van een nieuwe bijzondere leerstoel gevestigd aan de Universiteit van Leiden op het terrein van de Geschiedenis der Friese landen in de Middeleeuwen. Voor een aanzienlijk deel hebben de werkzaamheden in het teken gestaan van de internationale visitatie die in 2002 heeft plaatsgevonden door een evaluatiecommissie onder voorzitterschap van C.J.M. Schuyt.
Belangrijkste resultaten De Fryske Akademy publiceerde net als de voorgaande jaren een aanzienlijk aantal titels en organiseerde diverse symposia en studiedagen. Als belangrijkste noemen wij de publicatie van het Handbuch des Friesischen/Handbook of Frisian Studies, het resultaat van een internationaal samenwerkingsproject, mede geredigeerd door een (oud-)medewerker van de Fryske Akademy. Van de artikelen in de bundel is meer dan een vierde van de hand van Akademymedewerkers. Verder verscheen het Eilander Wezzenbuek, het woordenboek van het Schiermonnikoogs. Van de congressen vermelden wij het gehouden ‘16de Frysk Filologekongres’, het internationale forum voor de Friese filologie, en de in samenwerking met de Rijksuniversiteit van Groningen georganiseerde conferentie ‘Groninger Codicologendagen’. Deze conferentie die meestal om de vier jaar wordt gehouden had als thema ‘Boek en onderwijs in de Middeleeuwen’.
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 3.124.300 Financieringsbronnen in procenten knaw Provincie Friesland Contractonderzoek/dienstverlening aan derden Totaal
43 % 29 % 28 % 100 %
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis
Productie Wetenschappelijke output 19 boeken 56 artikelen 44 congrespapers/lezingen Andere publicaties 12 recensies 30 rapporten 18 artikelen/korte bijdragen
Cruquiusweg 31, Amsterdam http://www.iisg.nl Directeur: J.J.L.M. Kloosterman
Belangrijkste publicaties • Visser, W. en S. Dyk, Eilander Wezzenbuek, Ljouwert/ Leeuwarden, Fryske Akademy, 844 p. • Handbuch des Friesischen/Handbook of Frisian Studies, Tübingen: Max Niemeyer Verlag, 845 pp. • Frieswijk, J. e.a (red.) Genootschapscultuur in Friesland. Het Friesch Genootschap 1827-2002 (jubileumuitgave van De Vrije Fries), Ljouwert/Leeuwarden: Fryske Akademy/ Friesch Genootschap.
Personeelsinzet Fryske Akademy Onderwerp of thema
Taalkunde Sociale Wetenschappen Geschiedenis, Letterkunde en Naamkunde Economisch Bureau Coulon Bijzondere leerstoelen Frysk Wetenschappelijke Afdeling algemeen Algemene dienst Totaal
Aantal fte wp 11.80
2001 nwp 4.20
wp 11.90
2002 nwp 4.20
6.60
1.50
7.10
2.10
8.80
0.40
7.90
0.40
3.30
–
0.90
–
0.69
–
0.40
–
1.00 1.50 – 15.06
1.00 1.50 – 16.06
32.19 22.66
29.20 24.26
68 Onderzoekorganisatie
Werkgebied Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG ) verzamelt documenten, verricht onderzoek en verleent diensten op het terrein van de nationale en internationale sociale geschiedenis in het algemeen en de labour history in het bijzonder. Het is op dit terrein een van de grootste instellingen ter wereld. Ontwikkelingen Op het gebied van de collectievorming richt het IISG zich sinds jaren, behalve op Nederland en een aantal internationale organisaties en stromingen, in toenemende mate op West, Zuid en Zuidoost-Azië, waar veel waardevol materiaal verloren dreigt te gaan. Op het onderzoeksterrein waarop het IISG zich beweegt, wordt al lang de behoefte gevoeld aan meer internationaal en diachroon vergelijkend onderzoek met een grotere sociaal-wetenschappelijke inbreng. Het instituut speelt hier een belangrijke rol, deels door het eigen onderzoek, dat zich steeds meer richt op de vele aspecten van global labour history, deels door het faciliteren van onderzoek door anderen. Naast de traditionele infrastructurele voorzieningen voor congressen en publicaties biedt het IISG ook de omvangrijkste electronische dienstverlening ter wereld op het vakgebied. De webserver van het IISG ontving circa 2,2 miljoen bezoekers, die ongeveer 11,4 miljoen pagina’s bekeken. De site behoorde volgens de zoekmachine Google tot de tien belangrijkste van Nederland.
Belangrijkste resultaten Het instituut ontving weer vele waardevolle archivalia en aanvullingen op reeds aanwezige collecties. Tot de opmerkelijkste aanwinsten behoorden het omvangrijke archief van het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland, de boekerij die leden van de Rote Armee Fraktion in de gevangenis van Stammheim tot hun beschikking hadden, en het archief van Joseph Bloch, redacteur van de Sozialistische Monatshefte, dat reeds voor de Tweede Wereldoorlog was aangekocht en lang als verloren werd beschouwd, maar nu na een halve eeuw door de Russische regering werd gerestitueerd. Van de nieuwe onderzoeksprojecten die van start gingen, verdient een tweetal bijzondere vermelding, omdat zij gefinancierd worden met grote schenkingen van de Vrienden van het IISG: Work, Income and the State in Russia and the Soviet Union 1900-2000 en Vrouwenarbeid in de Republiek in de vroegmoderne periode. Voor dit laatste project werd dit jaar nog een aanvullende subsidie verkregen van NWO, waardoor de omvang ervan bijna kon worden verdubbeld. Het Instituut was in het algemeen buitengewoon succesvol in de verwerving van externe financiering en ontving ruim 5 miljoen euro aan subsidietoezeggingen. De belangrijkste betrof ‘Life Courses in Context’, een samenwerkingsproject van IISG en NIWI. In het kader hiervan zal de Historische Steekproef Nederland, die door het Instituut wordt beheerd, worden uitgebreid met gegevens over de levensloop van 40.000 individuen geboren in de periode 1863-1922. Bestudering hiervan zal nieuwe inzichten opleveren over de Nederlandse bevolking in een periode van snelle industrialisering en verstedelijking.
Productie Wetenschappelijke output 36 wetenschappelijk artikelen 50 overige artikelen 30 electronisch gepubliceerd artikelen 21 boeken 33 hoofdstukken in boeken 1 wetenschappelijk rapport 112 lezingen Overige output 492 m. archiefordening 12.663 catalogisering boeken en periodieken 39.779 catalogisering AV-documenten 5.492 eenheden raadpleging archivalia 14.640 eenheden raadpleging gedrukt materiaal 737 eenheden overige raadplegingen 4.990 externe vragen inlichtingen 2.180.688 bezoekers website (11.344.216 bezoeken)
69
Onderzoekorganisatie
Belangrijkste publicaties Aad Blok et al (eds), Urban Radicals, Rural Allies: social democracy and the agrarian issue 1870-1914, Bern etc.: Peter Lang, 452 pp. • Lex Heerma van Voss and Marcel van der Linden (eds), Class and Other Identities: gender, religion, and ethnicity in the writing of European labor history, New York etc.: Berghahn, 250 pp. • Jan Kok (ed), Rebellious Families: household strategies and collective action in the nineteenth and twentieth centuries, New York etc: Berghahn, 248 pp. •
Personeelsinzet IISG Onderwerp of thema
Aantal fte 2001 wp nwp 6,28 34,95
wp 6,28
2002 nwp 35,0
Verzamelingen Onderzoek en Publicaties 9,77 24,01 Directie 2,0 – ict & Digitale Projecten 2,7 2,95 Algemene Diensten 13,25 – Persmuseum 1,4 3,1
15,37 30,41 2,00 – 2,70 3,14 1,00 11,61 1,00 3,19
Totaal
28,35 83,36
2,15 78,26
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 7.625.000 Financieringsbronnen in procenten knaw Contractonderzoek/dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
56,5% 29,6% 13,9% 100%
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
Reuvensplaats 2, Leiden http://www.kitlv.knaw.nl Directeur: G.J. Oostindie Werkgebied Het kitlv heeft tot doel de bevordering van de geestesen menswetenschappen betreffende Zuidoost-Azië, in het bijzonder Indonesië, en het Caraïbisch gebied, in het bijzonder Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Het instituut legt zich sinds 1851 toe op het verzamelen en toegankelijk maken van boeken en andere documenten, het verrichten en stimuleren van onderzoek en het publiceren van boeken en tijdschriften. Het kitlv heeft zijn hoofdvestiging in Leiden en een vertegenwoordiging in Jakarta. Ontwikkelingen Dankzij een door de Akademie toegezegde verruiming van het budget kon in november een nieuw onderzoeksprogramma over het hedendaagse Indonesië van start gaan. Het thema voor de eerste periode van vier jaar is ‘Renegotiating boundaries: Agency, access and identity in post-Suharto Indonesia’. H.G.C. Schulte Nordholt werd aangetrokken als onderzoeksleider. Juist in 2002 is, mede door een terroristische aanval op Bali, Zuidoost-Azië en in het bijzonder Indonesië hoog op de agenda beland van debatten over fundamentalisme en mogelijk terrorisme in de wereld van de islam. Het feit dat het nieuwe kitlv-onderzoeksprogramma juist dit jaar van start ging is een wrange coïncidentie. De ‘Bali bombings’ en reacties daarop onderstrepen echter de grote relevantie van deze nieuwe onderzoekslijn. In Nederland zelf lijkt de aandacht voor de voormalige Nederlandse koloniën en de aard en uitwerking van het kolonialisme aldaar nog steeds groeiende, mede onder invloed van de inmiddels omvangrijke bevolkingsgroepen van postkoloniale afkomst in het voormalige ‘land van de overheerser’. Het kitlv ziet het als een belangrijke opgave ook deze groepen te bereiken en mede in dit licht kennisverwerving, educatie en debatten over het koloniale verleden en zijn erfenissen te stimuleren. In dit verband kan in de eerste plaats worden verwezen naar de bijdragen die werden geleverd aan het herdenkingsjaar van de stichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (voc), waaronder een zeer druk bezochte en hooggewaardeerde website. Op 1 juli, 139 jaar na de afschaffing van
70 Onderzoekorganisatie
de slavernij in de voormalige Nederlandse West-Indische koloniën, werd in Amsterdam een Nationaal Monument Slavernijverleden onthuld. In de afgelopen jaren werd hieraan vanuit het instituut een actieve bijdrage geleverd. Werd door deze en andere nieuwe projecten de onderzoekslijn van het kitlv aanmerkelijk versterkt, vanzelfsprekend bleven de zorg voor de unieke collecties en de uitgeverij-activiteiten veel van de aandacht van de medewerkers van het instituut opeisen. Daarbij ligt de uitdaging uiteraard niet slechts in het behoud en verbetering van de bestaande, maar zeker ook in het ontwikkelen van nieuwe diensten in deze sfeer. Op het gebied van digitalisering van de dienstverlening werden belangrijke vorderingen geboekt, mede dankzij bijdragen vanuit de knaw en van externe subsidies. De kitlv Press werd doorgelicht. Besloten werd de afdeling Redactie te versterken en enkele nieuwe uitgeverij-activiteiten te ontwikkelen. De kitlv Press verzorgde dit jaar, naast de reguliere publicatie van tijdschriften, een twintigtal boeken. In de tweede helft van 2002 werd door het bureau Pleiade een markt- en gebruikersonderzoek verricht. In grote lijnen ondersteunen de uitkomsten van dit onderzoek het beleid van het instituut en in het bijzonder ook de vernieuwingen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd. Vanzelfsprekend zijn uit dit onderzoek conclusies getrokken voor nieuw te ontwikkelen beleid, die in of vanaf 2003 zullen worden geïmplementeerd. De vertegenwoordiging in Jakarta zal in 2003 versterkt worden. Hiertoe werd een beleidsplan ‘kitlv-Jakarta: van vertegenwoordiging tot wetenschappelijk instituut’ opgesteld dat in Nederland, Indonesië en buurlanden werd besproken en in het algemeen positief ontvangen. In Jakarta kon een Raad van Advies onder voorzitterschap van de aftredende lipi-voorzitter Taufik Abdullah worden samengesteld.
Productie Wetenschappelijke output 11 artikelen in tijdschriften met een referee systeem 14 artikelen in overige vaktijdschriften 10 boeken 20 hoofdstukken in boeken 76 voordrachten en gastcolleges op uitnodiging Overige output bibliotheek 11.974 bezoeken 23.071 uitleningen 51.188 bezoekers homepage, 92.868 bezoekers voc-website afdeling Historische Documentatie 1044 bezoeken 13.324 bezoekers digitale catalogus Belangrijkste publicaties • Freek Columbijn & J. Thomas Lindblad (eds), Roots of violence in Indonesia; Contemporary violence in historical perspective. Leiden: kitlv Press, 2002, viii+348 pp. • David Henley, Jealousy and justice; The indigenous roots of colonial rule in northern Sulawesi. Amsterdam: Free University Press, 2002, 106 pp.
•
Gerrit Knaap & Ger Teitler (eds), De Verenigde OostIndische Compagnie tussen oorlog en diplomatie. Leiden: kitlv Uitgeverij 2002, xiv+424 pp.
Personeelsinzet KITLV Onderwerp of thema
Aantal fte wp 1,0 2,0
2001 nwp 12,3 2,3
wp 1,0 2,0
2002 nwp 11,3 3,0
Bibliotheek Caraïbische Studies Historische documentatie Redactie/Uitgeverij Vertegenwoordiging Indonesië Onderzoek Directie Algemene dienst
1,0 1,0
4,1 4,7
1,0 1,0
4,1 5,6
1,0 5,4 0,9 –
8,0 – – 2,5
1,0 8,1 0,9 –
8,0 – – 2,5
Totaal
12,3
33,9
15
34,5
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 3.196.004 Financieringsbronnen in procenten knaw Vereniging kitlv en eigen inkomsten Totaal
86 % 14 % 100%
Meertens Instituut Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur
Joan Muyskenweg 25, Amsterdam http://www.meertens.knaw.nl Directeur: H.J. Bennis Werkgebied Het instituut kent twee onderzoeks-/documentatie-gebieden: Variatielinguïstiek en Nederlandse etnologie. Voor beide gebieden zijn vier zwaartepunten geformuleerd. Binnen variatielinguïstiek zijn dat syntactische variatie, morfologische variatie, fonologische variatie en naamkunde. Binnen Nederlandse etnologie: feest en ritueel, orale cultuur, materiële cultuur en religieuze cultuur.
71
Onderzoekorganisatie
Ontwikkelingen In 2002 heeft de onderzoeksgroep Nederlandse etnologie zich gebogen over een nieuw onderzoeksplan waarin de ingezette vernieuwing van het onderzoek gestalte heeft gekregen. Het resultaat is een goed uitgebalanceerd plan (Onderzoeksprogramma 2002-2005), waarin de verschillende onderzoeksgebieden een duidelijke plaats hebben gekregen binnen een homogeen programma. Het onderzoeksproject ‘Feestcultuur in Nederland’ is opnieuw opgestart en staat nu onder leiding van de in 2002 aangetrokken antropologe Irene Stengs. Voorbereidingen zijn getroffen voor de aanvang (1.1.2003) van het door nwo ondersteunde project ‘Migratie en Materiële Cultuur’, o.l.v. Hester Dibbits (i.s.m. siswo). Herman Rodenburg is per 1 september benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Leuven, met als leeropdracht ‘Historische Antropologie, in het bijzonder van de Nederlanden ca. 1600-ca.1950’. Louis Grijp heeft in januari zijn oratie ‘Van Hadewijch tot Hazes’ gehouden als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Op het terrein van de taalvariatie is Frans Hinskens de onderzoeksgroep Variatielinguïstiek komen versterken; hij is inmiddels benoemd tot onderzoeksleider. Het omvangrijke project ‘Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (sand)’ verloopt voorspoedig; in 2002 is het veldwerk afgerond en zijn de transcripties van vrijwel alle interviews voltooid. Tevens werd de internationale samenwerking op het terrein van de syntactische variatie ondersteund door de toekenning van een esf-subsidie. Het project ‘Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten’ heeft een impuls gekregen zodat de eerste concrete resultaten in 2003 zullen worden gerealiseerd. Twee nwo-programma’s zijn gehonoreerd en zullen in 2003 van start gaan: ‘Variation in Inflection’ (Hans Bennis in samenwerking met Fred Weerman (uva)) en ‘Determinants of Dialectal Variation’ (Hans Bennis in samenwerking met John Nerbonne (rug) en Herman Niebaum (rug)). Een aantal congressen en symposia zijn door het Meertens Instituut (mede) georganiseerd, zoals het glow-congres (zie onder), het Naamkunde Congres, de Morfologiedagen, de stdh-dag, het congres over de geschiedenis van de Volkskunde, en het symposium ‘Het Nederlands: een weerbare taal’. De archieven en collecties die het Meertens Instituut beheert worden onder andere met subsidies vanuit het knaw-digitaliseringsfonds verder ontsloten en toegankelijk gemaakt voor onderzoekers. Daarnaast is de bibliotheek substantieel uitgebreid door de komst van een belangrijk deel van de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum (inclusief het archief Van der Ven) te Arnhem. De website is verder uitgebreid en er wordt gewerkt aan de vertaling van een groot deel van de website in het Engels. Belangrijkste resultaten Het werk aan elektronische databanken die beschikbaar zijn of komen via de snel groeiende website van het Meertens Instituut werd in 2002 met kracht voortgezet. Dit heeft geleid tot de voltooiing van de elektronische databank van het ‘Goeman-Taeldeman-Van Reenen project’. In deze databank zijn taalgegevens opgenomen die verzameld zijn in Nederland en Vlaanderen. Deze
gegevens zullen tevens leiden tot de Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten(mand) waarvan het eerste deel voor 2003 gepland staat. Een tweede databank die afgerond is en die vanaf 2002 via internet toegankelijk is, is de Bedevaartbank (www.meertens.knaw.nl/bol/). In deze digitale databank is de bedevaartcultuur in Nederland in verleden en heden (van 500 na Chr. tot 2000 na Chr.) in kaart gebracht. Tussen 1993 en 2000 is door een team van ruim honderd medewerkers van binnen en buiten het Meertens Instituut gewerkt aan de totstandkoming van het lexicon Bedevaartplaatsen in Nederland. De gegevens die opgenomen zijn in het driedelige standaardwerk Bedevaartplaatsen in Nederland (P.J. Margry & C.M.A. Caspers; 1997-2000; Hilversum) zijn op deze databank te vinden. Een derde databank die afgerond en toegankelijk is via de website is de Boedelbank (www.meertens.knaw.nl/boedelstek/index.htm). In deze databank zijn de gegevens uit zo’n 3.000 boedelinventarissen integraal opgenomen. Een boedelinventaris of inboedelbeschrijving is een officieel document waarin de bezittingen van een persoon of een huishouden beschreven worden; bronnenmateriaal voor historisch onderzoek naar wooncultuur, consumptiepatronen en tal van andere zaken. De inventarissen dateren uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw en zijn afkomstig uit vier verschillende regio’s van Nederland. Een belangrijk moment in 2002 was de toekenning van de Prins Bernhard Cultuurfondsprijs voor de Geesteswetenschappen aan Gerard Rooijakkers, vanwege zijn verdiensten om de wetenschapsdiscipline volkskunde of Nederlandse etnologie een nieuwe invulling te geven. Deze prijs is een ondersteuning van het belang van het etnologische onderzoek in het algemeen, en tevens een erkenning van de Nederlandse etnologie als zelfstandige wetenschapsdiscipline. Het Meertens Instituut heeft in 2002 de organisatie op zich genomen van het jaarlijkse glow-congres (april 2002 Trippenhuis). Dit is het belangrijkste internationale congres op het terrein van de generatieve taalkunde. Het was de 25ste aflevering van dit Europese congres dat in 1988 voor het eerst in Amsterdam is georganiseerd. Dit jubileumcongres had als onderwerp: ‘Linguistic Microvariation’. Het belang van dit congres was vooral dat het onderwerp direct gerelateerd was aan de onderzoeksthema’s die centraal staan binnen de onderzoeksgroep Variatielinguïstiek. Het bood een mogelijkheid om onderzoekthema’s van het instituut op de internationale onderzoeksagenda te plaatsen. Belangrijkste publicaties • Sjef Barbiers, Leonie Cornips & Susanne van der Kleij (eds) Syntactic Microvariation. E-book. www. meertens.knaw.nl/books/synmic. Dit electronische boek bevat onder meer een geselecteerd aantal, theoretisch taalkundige lezingen die gehouden zijn tijdens een workshop met dezelfde titel, die in 2000 aan het Meertens Instituut is gegeven. Deze workshop en dit boek vormen het begin van Europese samenwerking op het terrein van syntactische variatie. • Hans Bennis, Guus Extra, Pieter Muysken & Jacomine Nortier (red.) Een buurt in beweging. Talen en culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal. Amsterdam: Aksant. pp. 372. Dit boek is de afsluitende publicatie van het
72 Onderzoekorganisatie
•
succesvolle tcult-project, waarin onderzoekers van het Meertens Instituut, zowel etnologen als taalkundigen, hebben samengewerkt met onderzoekers van de Universiteiten van Amsterdam, Leiden, Tilburg en Utrecht, en dat werd gesubsidieerd door nwo. Ton Dekker De Nederlandse volkskunde. De verwetenschappelijking van een emotionele belangstelling. Amsterdam: Aksant. pp. 398. Dit boek beschrijft het ontstaan en de geschiedenis van de Nederlandse volkskunde als wetenschappelijke discipline. Vooral de totstandkoming van de documentering en bestudering van de volkskunde door het Meertens Instituut en de volkskunde tijdens de Tweede Wereldoorlog worden hier gedetailleerd aan de orde gesteld.
Productie wetenschappelijke output 10 artikelen in tijdschriften met een referee systeem 19 artikelen in overige vaktijdschriften 8 bijdragen aan proceedings 15 boeken 34 hoofdstukken in boeken 13 wetenschappelijke rapporten/adviezen 108 voordrachten en gastcolleges op uitnodiging 1 wetenschappelijke prijs Overige output • archief: 7 collecties verworven (muziek, foto’s, manuscripten etc.) • audio nieuwe opnamen: 196 cd’s • audio digitalisering: 893 cd’s • audio voor onderzoek/tv & radio: 58 geluidsdragers • bedevaartbank: 2563 records • bibliotheek inwerken aanwinsten: 2688 boeken/ tijdschriften • bibliotheek 2 collecties verworven (nom, Foppe) • bibliotheek: retro-invoer: 56 titels • informatie 455 verzoeken om inlichtingen, 214 verzoeken schriftelijk afgehandeld • knipselarchief: 920 knipsels • liedbronnen: 1573 bronnen • liedopnamen: 734 liederen • morfologische atlas gereedkomen database van 1.2 miljoen transcripties • morfologische atlas voltooiing cartografische applicatie voor mand en sand • naamkunde: 7500 records toegevoegd aan Nederlandse Familienamen Databank (nfd),nfd vertaald in het Engels, het bibliografische bestand Namen en Naamkunde in Nederland en elders (nnn) geschikt gemaakt voor de website • straatliederen: 4000 liederen ingevoerd • syntactische atlas: voltooiing veldwerk (totaal 260 interviews), 250 interviews getranscribeerd • technische ontwikkeling: gewerkt aan 42 documentatieen digitaliseringsprojecten, overgang naar ‘open source software’ en ‘open standaards’ • verhalenbank: 1000 records ingevoerd • volkskundige trefwoorden: 1400 records ingevoerd • volksliedarchief: 15.779 liederen ingevoerd
Personeelsinzet Meertens Instituut Onderwerp of thema
Aantal fte
Variatielinguïstiek Etnologie Directie
wp 8,8 9,1 1,0
2001 nwp 4,2 8,9 –
wp 9,6 10,6 1,0
2002 nwp 5,7 7,4 –
Algemene Zaken Hoofd p&o financiën pr en dtp Receptie/secretariaat Automatisering Bibliotheek/datainvoer Beheer en collectie
0,6 – – – – – – –
– 0,5 0,8 2,6 1,5 4,8 3,8 0,4
0,7 – – – – – – –
– 0,6 0,8 2,6 2,5 5,3 3,5 0,4
Totaal
19,5
27,5
21,9
28,8
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 2.916.000
Financieringsbronnen in procenten knaw Contractonderzoek/Dienstverlening Externe subsidies Totaal
89,1% 8,8% 2,2% 100%
Nederlands Economisch-Historisch Archief
Cruquiusweg 31, Amsterdam http://www.neha.nl Directeur: J.J.L.M. Kloosterman Werkgebied Het Nederlands Economisch-Historisch Archief (neha), een in 1914 opgerichte vereniging, wordt sinds 1990 gesubsidieerd door de knaw. Het neha heeft tot taak de wetenschappelijke studie van de economische geschiedenis te bevorderen, zowel door het verzamelen en ter beschikking stellen van bronnen en andere informatie als door eigen onderzoek. Ontwikkelingen en belangrijkste resultaten Het neha stelt zich tot doel bij te dragen aan de infrastructuur voor de beoefening van de economische geschiedenis in Nederland. Daartoe geeft het (sinds
73
Onderzoekorganisatie
1915) een jaarboek uit en (sinds 1987) het neha-Bulletin, naast monografieën en bundels. De toegankelijkheid van economische archieven werd vergroot door het opzetten van het BedrijfsArchieven Register Nederland (barn). In 2002 werd de infrastructurele taak onder meer vorm gegeven door een belangrijke uitbouw van de website van het neha. Daar wordt sinds dit jaar de ‘World Wide Web Virtual Library Economic and Business History’ bijgehouden, een veel geraadpleegde voorziening. De database van loon- en prijsgegevens werd verder tot ontwikkeling gebracht. In 2002 werd verder geregeld dat het neha vanaf 1 januari 2003 het secretariaat huisvest van de International Economic History Association, de belangrijkste internationale wetenschappelijke organisatie op het gebied van de economische geschiedenis. Deze infrastructurele taken kregen ruime aandacht in een nota over de missie van het neha Kritische massa voor de economische geschiedenis in Nederland. Daarin werd verder geformuleerd dat het neha met eigen onderzoek actief kan en wil zijn, vooral op die inhoudelijke terreinen waarop de Nederlandse economische geschiedenis internationaal in de belangstelling staat. Binnen de economische geschiedenis is de laatste jaren de aandacht voor het ondernemerschap sterk toegenomen. Dankzij de expertise van het neha kan daarbij aangesloten worden. In 2002 werd onderzoek verricht naar Nederlandse ondernemerschap, als onderdeel van een grootschalig onderzoek naar het Nederlandse bedrijfsleven in de twintigste eeuw. Dit is een joint venture met de belangrijkste andere onderzoeksgroepen op het gebied van bedrijfsgeschiedenis in Nederland. Daarnaast werd een onderzoek afgerond waarin de geschiedenis van het familiebedrijf en de familie Van Gelderen in onderlinge samenhang werden onderzocht. Onderzoek naar de economische geschiedenis van Indonesië werd voortgezet. Daarnaast werd subsidie verworven voor onderzoek naar de economische geschiedenis van Nederland in de vroeg-moderne periode. Op deze terreinen wordt intensief samengewerkt met onderzoekers bij het iisg. Belangrijkste publicaties • Francisca de Haan, Een eigen patroon. Geschiedenis van een joodse familie en haar bedrijven, ca. 1800-1964. Amsterdam: Aksant. 462 pp. • Elise van Nederveen Meerkerk & Jan Peet, Een peertje voor de dorst. Geschiedenis van het Philips Pensioenfonds. Amsterdam: Aksant. 496 pp. • Henk den Heijer, De VOC en de Beurs/The VOC and the Exchange. De Verenigde Oost-Indische Compagnie als grondlegger van de eerste aandelenbeurs/How the VOC laid the foundations for the world’s first stock exchange Amsterdam: neha/Euronext Amsterdam nv/Stichting Vereniging voor de Effectenhandel 48 pp.
Productie
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
wetenschappelijke output 6 boeken 3 wetenschappelijke artikelen 11 overige artikelen Overige output De verzamelingen van het neha worden via de studiezaal van het iisg ter beschikking gesteld aan het publiek. Bij het tellen van de bezoekers, die vaak zowel uit de iisg – als de neha-verzamelingen putten, wordt geen onderscheid tussen beide instellingen gemaakt. Het gecombineerde bezoekerstal steeg van 4.244 in 2001 tot 4.782 in 2002. Het aantal bezoekers van de gecombineerde web sites van beide instellingen nam toe van 1.296.367 in 2001, tot 2.180.688 in 2002. Zij bezochten ruim 11 miljoen pagina’s.
Personeelsinzet NEHA Onderwerp of thema
Directeur: J.C.H. Blom Aantal fte
wp Verzamelingen 0,7 Onderzoek en publicaties 3,9 Totaal
Herengracht 380 1016 CJ Amsterdam http://www.niod.knaw.nl
2001 nwp – 0,5
wp 0,7 2,9
0,5
3,6
4,6
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 280.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 59,3 % contractonderzoek e.d. 31,6 % externe subsidies 9,1 % Totaal 100 %
2002 nwp 0,5 0,5
Werkgebied Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) heeft als werkgebied de Tweede Wereldoorlog in Nederland en Nederlands-Indië/Indonesië in het bredere kader van de eigentijdse geschiedenis. Het niod heeft vanaf de oprichting in 1945 twee centrale taken. De eerste is de Informatie- en Documentatietaak; dat wil zeggen het beheren, ontsluiten en ter beschikking stellen van documentatie over de Tweede Wereldoorlog in Nederland en Nederlands-Indië/Indonesië en alles wat daar direct mee samenhangt, als ook het geven van informatie daarover aan overheidsinstellingen en particulieren. De tweede taak is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek op dit terrein in het bredere kader van de eigentijdse geschiedenis. Ontwikkelingen In het in 2000 gepubliceerde Research Plan 1998-2003 worden de drie zwaartepunten uitgewerkt, die een doelgerichte omslag naar een breder werkterrein mogelijk moet maken. De zwaartepunten zijn a) staat en maatschappij onder spanning van oorlog en conflict, b) de langere termijn verschijnselen rond de gevolgen van oorlog en conflict voor individuele burgers en hun sociale leven en c) de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië in de context van de moderne Aziatische geschiedenis. Op woensdag 10 april werd het rapport Srebrenica, een ‘veilig’ gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area gepresenteerd aan de opdrachtgever: de minister van ocenw. J.C.H. Blom hield een aanbiedingstoespraak, die live op de televisie werd uitgezonden. Tijdens de daarop volgende persconferentie bleek hoe overweldigend de binnen- en buitenlandse belangstelling voor dit onderwerp was. De eerste reacties op het rapport waren overwegend positief, maar de voorzichtig op gang gekomen discussie (er moesten eerst meer dan 3.000 pagina’s + bijlagen worden gelezen) werd al snel overschaduwd door het aftreden van het 2e kabinet Kok als consequentie van het rapport. Later verscheen ook een handzame samenvatting van het rapport.
74 Onderzoekorganisatie
In de personele sfeer hebben een aantal voor het niod noemenswaardige ontwikkelingen plaatsgevonden: P. Romijn, hoofd onderzoek, werd door de Universiteit van Amsterdam benoemd tot hoogleraar ‘Geschiedenis van de 20e eeuw, in het bijzonder betreffende de geschiedenis van het openbaar bestuur in tijden van oorlog en crises’ en onderzoeksmedewerkster mw. E. Gans werd bij dezelfde universiteit benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Hedendaags jodendom. Zijn geschiedenis en zijn cultuur’. Aan het eind van het jaar kwam het Centrum voor Holocaust en Genocide Studiën tot stand, een samenwerking tussen de knaw en de uva. Als uitvloeisel van het Nederlandse voorzitterschap van de internationale ‘Task Force for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance and Research’ stelde de regering gelden ter beschikking om bovengenoemd centrum tien jaar te kunnen financieren. Onderzoeksmedewerker J.Th.M.Houwink ten Cate werd benoemd tot directeur van het instituut en hij werd tevens bij de Universiteit van Amsterdam als hoogleraar ‘Holocaust en genocide studiën’ aangesteld. Het instituut geniet voorlopig gastvrijheid bij het niod. Belangrijkste resultaten Het Srebrenica-rapport was het resultaat van vijf jaar werken aan een overheidsopdracht, waarvan de consequenties onvoorzienbaar waren. G. Aalders eindigde zijn ‘rooftrilogie’ met Eksters. De nazi-roof van 146 duizend kilo goud bij De Nederlandsche Bank. Van J. Withuis verscheen Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur. In Nederlanders, Japanners en Indonesiërs (onder redactie van E. Somers en S. Rijpma) werd teruggeblikt op de succesvolle tentoonstelling die in het Rijksmuseum was gehouden en op zeven locaties in Japan was te bezichtigen. Azië-projecten In 2000 zijn belangrijke stappen gezet op de weg van de gewenste verbreding van het Azië-onderzoek. Het ministerie van vws gaf het niod opdracht voor een groot onderzoeksproject naar de periode van de jaren ’30 tot de jaren ’60 in de Indonesische archipel, ‘Van Indië tot Indonesië. De herschikking van de Indonesiche samenleving’. Dit vierjarig vws-programma is in september van start gegaan. In dit programma participeren het knaw-instituut kitlv, het nias en de Universiteit Utrecht. Vanuit het ‘Historical research Program on the Relations between Japan and the Netherlands’ is het dagboekenproject succesvol afgerond met het vijfde deel van De Japanse bezetting in dagboeken, namelijk Tjideng, onder redactie van J. Kemperman. Vier eerdere delen handelden over een vrouwenkamp, een mannenkamp, over dwangarbeid aan de Birma-Siam-spoorlijn en over het leven buiten de kampen. Een tweede termijn van vijf jaar is in het kader van dit programma gestart onder de naam ‘Dutch and Japanese Encounters in Europe and Asia since the end of the Pacific War until the 1970’s’. Het fotoconserverings- en digitaliseringproject werd in juli afgerond. Circa 100.000 foto’s werden eerst op kleinbeeld negatief film gezet, vervolgens gescand en daarna ingevoerd in het speciaal voor het niod ontworpen digitale opslagsysteem.
75
Onderzoekorganisatie
In samenwerking met de Centrale Archief Selectiedienst (cas) in Winschoten werd de ‘Inventaris van de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz’ afgerond. De cas zorgde tevens voor de materiële verzorging van dit archief. De komende jaren zullen alle bij het niod ondergebrachte overheidsarchieven deze bewerking ondergaan.
Productie Wetenschappelijke output 10 artikelen in vaktijdschriften 15 boeken 19 hoofdstukken in boeken 1 wetenschappelijk rapport en bijlagen 9 bijdragen in dag- en weekbladen 12 recensies 80 voordrachten en lezingen Schriftelijke informatievoorziening 3153 inkomende schriftelijke verzoeken 3078 uitgaande schriftelijke antwoorden inkomende 1435 schriftelijke verzoeken bij correspondentieteam 1700 uitgaande schriftelijke antwoorden van correspondentieteam 100 inkomende schriftelijke verzoeken mbt pur en Stichting 1940-1945 115 uitgaande schriftelijke antwoorden mbt pur en Stichting 1940-1945 Overige output Het aantal bezoekers aan de studiezaal lag dit jaar rond de 2500. De proefopenstelling op de donderdagavond viel positief uit en werd aan het eind van het jaar blijvend. Belangrijkste publicaties • Srebrenica, een ‘veilig’ gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area (Amsterdam 2002). • G.Aalders, Eksters. De nazi-roof van 146 duizend kilo goud bij De Nederlandsche Bank (Amsterdam 2002). • L. de Jong, The collapse of a colonial society. The Dutch in Indonesia during the Second World War (Leiden 2002). • J. Withuis, Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur (Amsterdam 2002). • Nederlanders, Japanners en Indonesiërs, onder redactie van E. Somers en S. Rijpma (Zwolle 2002). • Utopie. Utopisch denken, doen en bouwen in de twintigste eeuw. 13e jaarboek van het Nederlands Instituut van Oorlogsdocumentatie. Red: M. de Keizer, M. HeijmansVan Bruggen, E. Somers, A. van Son (Zutphen 2002).
Personeelsinzet NIOD Onderwerp of thema
Aantal fte wp
2001 nwp
Infodoc Onderzoek Onderzoeksprojecten Directie Bedrijfsvoering
3,5 9,0 15,0 1,5 1,0
10,6
Totaal
30,0
wp
2002 nwp 13,4
8,4
3,5 10,0 12,4 1,5 1,0
23,6
28,4
22,2
4,6
8,8
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 5.529.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 45,6% Contractonderzoek 42,4% Overig 12,0% Totaal 100%
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten
Joan Muyskenweg 25, Amsterdam http://www.niwi.knaw.nl Directeur: G.A. de Jong Werkgebied Het niwi doet onderzoek naar de invloed van digitale netwerken en informatie op de wetenschapsbeoefening in verschillende disciplines. Binnen het domein van onderzoek naar de Nederlandse taal en cultuur bevordert het instituut de beschikbaarheid en het gebruik van digitale informatie; digitaliseringprojecten, data-archieven, bibliografische databanken. Het niwi beheert de bibliotheek van de knaw, bestaande uit een grote collectie biomedische tijdschriften en een historische collectie. Bovendien levert het niwi informatie over onderzoek en onderzoekers in Nederland, voor alle wetenschapsgebieden.
76 Onderzoekorganisatie
Ontwikkelingen De strategische ontwikkeling van het niwi bereikte in dit jaar een belangrijk punt met het door het bestuur van de knaw uitgesproken voornemen om het instituut in de huidige vorm te beëindigen. Mede op basis van het rapport van de Commissie Strategie niwi worden in 2003 twee vervolgtrajecten ingezet: • Er wordt een haalbaarheidsstudie gedaan voor een onderzoeksinstituut gericht op het innovatief gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de geestes- en sociale wetenschappen. • De informatiediensten van het niwi worden getoetst op relevantie voor het wetenschappelijk onderzoek. Bij een positieve beoordeling wordt vervolgens bezien welke organisatorische positie binnen of buiten de knaw voor de betreffende dienst de voorkeur verdient. Gelet op de snelle opmars van digitale tijdschriften is in 2002 definitief besloten de documentleverantie uit biomedische tijdschriften in maximaal vijf jaar af te bouwen. Per 1 januari 2003 worden alle tijdschriftabonnementen beëindigd. Door nauwe samenwerking met de Zentral Bibliothek für Medizin in Keulen wordt voorkomen dat gebruikers uit de publieke sector, met name onderzoekers en artsen, nadelige gevolgen ondervinden van dit besluit. Belangrijkste resultaten De sectie Networked Research and Digital Information (Nerdi) coördineert het project wiser (Web Indicators for Science, Technology and Innovation Research). Dit project loopt tot oktober 2005 en wordt uitgevoerd binnen het Vijfde Kaderprogramma van de Europese Unie; er wordt samengewerkt met partners uit Spanje en het Verenigd Koninkrijk. De afdeling Maatschappijwetenschappen heeft een aantal grote veranderingen doorgevoerd. Naar aanleiding van een raadpleging onder gebruikers van de diensten zijn een aantal informatiediensten beëindigd, namelijk swl en odb. Tegelijkertijd zijn stappen gezet om de overgebleven diensten te verbeteren. De srm-bibliografie, die voorheen via sage op cd-rom werd aangeboden, is veranderd in een on-line systeem. Binnen het Steinmetz Archief is begonnen met het ontwikkelen van een ‘vragenbank’, waarin surveys zullen worden ontsloten op het niveau van de individuele items.Tenslotte is, het onderzoeksprofiel van de afdeling versterkt. Zo participeert de afdeling inmiddels in een viertal Europese onderzoeksprojecten. De afdeling Neerlandistiek is met het project ‘naar een vernieuwde bntl’, een (pilot)project waarin onderzoek wordt gedaan naar de mogelijke vernieuwingen van de Bibliografie voor de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap, waarvan met name de uitbreiding naar full text-beschikbaarheid van de ontsloten teksten door neerlandici zeer gewenst wordt. De sectie Onderzoekinformatie heeft een behoefteonderzoek uitgevoerd met het doel de diensten beter af te stemmen op de behoeften van verschillende doelgroepen. De afdeling geschiedenis heeft in 2002 diverse digitaliseringsprojecten uitgevoerd en historische databanken toegankelijk gemaakt. De databanken vormen onderdeel van het Nederlands Historisch Data Archief (nhda). Met de voltooiing van het Dutch Data Documentation Initiative (dddi) werd een nieuw systeem voor digitale
data-archivering in gebruik genomen, dat optimaal is afgestemd op het internationale ddi. In samenwerking met het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) werd een subsidie verworven in het kader van de nwo-investeringen in grote apparatuur voor het project ‘Life Courses in Context’. Daarin wordt een collaboratorium met historische bevolkingsgegevens opgebouwd. De gegevens zijn afkomstig uit volkstellingen en bevolkingsregistraties in de 19e en 20e eeuw. Met dit materiaal zal nieuw sociaal-historisch en demografisch onderzoek worden verricht. Daarnaast werd een grootschalig project opgezet in samenwerking met het knmi. In het project ‘Climate of the World Oceans’ worden historische scheepsjournaals uit de periode 1750-1850 gedigitaliseerd (www.knmi.nl/ ~koek/cliwoc.htm). Met de weerwaarnemingen hieruit wordt onder andere onderzoek gedaan naar de klimaatvariabiliteit op de oceanen voor het industriële tijdperk. In samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek, de Bibliotheek van de Tweede Kamer en SdU werd een omvangrijk proefproject uitgevoerd, waarin de digitalisering van de Handelingen en Kamerstukken 1815-1995 werd beproefd. Tevens werd de parlementaire verslaglegging uit de periode 1796-1798 toegankelijk gemaakt op het Internet (www.dagverhaal.nl). Ook startte een verkennend onderzoek naar het gebruik van (gedigitaliseerd) beeldmateriaal bij historisch onderzoek. In een hiermee verwant, toegepast onderzoek werd de uitwisselbaarheid van digitale beeldbeschrijvingen beproefd. Voorts is het niwi samen met Edita-knaw sinds eind 2001 verantwoordelijk voor het iconografisch classificatiesysteem Iconclass (www.iconclass.nl). Belangrijkste publicaties • Makoto Tanabe, Peter Van den Besselaar, & Toru Ishida (eds), Digital Cities 2, computational and sociological approaches. Lecture Notes in Computer Science 2362 (2002) pp 1 - 400. • Beaulieu, Anne (2002): A Space for Measuring Mind and Brain: Interdisciplinarity and Digital Tools in the Development of Brain Mapping and Functional Imaging 1980-1990. Brain and Cognition. Jun;49(1):13-33.doi: 10.1006/brcg.2001.1461. • Park, H. W., Barnett, G. A., & Nam, I. Y. (2002). Hyperlink-affiliation network structure of top websites: Examining affiliates with hyperlink in Korea. Journal of the American Society of Information Science and Technology, 53(7), 602-611. • Horik, R. van and K. van der Meer, Building blocks for durable metadata of visual sources, In: P. Isaias (ed.). Proceedings of the 2st International Workshop on new Developments in Digital Libraries (nddl-2002). iceis Press, Setubal, 2002. pp. 80-92.
77
Onderzoekorganisatie
Productie wetenschappelijke output 11 artikelen in tijdschriften met een referee systeem 6 artikelen in overige vaktijdschriften 19 bijdragen aan proceedings van wetenschappelijke conferenties 3 boeken 2 hoofdstukken in boeken 11 wetenschappelijke rapporten/adviezen 13 voordrachten en gastcolleges op uitnodiging (betaald) 1 wetenschappelijke prijs toegekend aan (groepen van) medewerkers Productie- en gebruikscijfers Neerlandistiek titels ontsloten en toegevoegd aan de databank Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (bntl) totaal aantal titels bntl zoekacties in databank bntl
5.455 213.547 71.871
Historische Wetenschappen datacollecties in nhda 606 zoekacties in datacollecties nhda 19.149 datacollecties nhda bekeken 2.640 datacollecties nhda gedownload 379 bezoekers Volkstelling 1899 12.224 bezoekers European Visual Archive 28.232 bezoekers Nationale Rekeningen 1800-1913 9.159 historische banden knaw bibliotheek gerestaureerd 742 Maatschappijwetenschappen titels ontsloten en toegevoegd aan de srm-databank 1.167 totaal aantal titels srm-databank 50.095 datasets toegevoegd aan het Steinmetzarchief 59 datasets geleverd vanuit het Steinmetzarchief 549 totaal aantal datasets Steinmetzarchief 3.122 Biomedisch documentleveranties bezoekers niwi leeszaal
183.285 1.644
Onderzoekinformatie zoekacties Nederlandse Onderzoek Databank (nod) totale omvang nod 102.359 zoekacties Jeugdonderzoek Bestand 21.466 zoekacties Directory of Research Information Systems 11.476 totale omvang records onderzoek in de nod 47.474
Personeelsinzet NIWI Afdeling
Directie Nerdi Onderzoekinformatie Neerlandistiek Maatschappijwetensch. Geschiedenis Bedrijfsvoering Bibliotheekdiensten Totaal
Aantal fte wp 1,0 5,2 3,9 2,7 2,8 1,8 4,4 0,5
2002 nwp
22,3
5,1 6,1 7,2 11,9 22,5 34,3
wp 1,0 3,0 3,5 1,4 1,4 0,8 2,5 0,5
87,1
14,1
2001 nwp 1,5 6,9 6,2 8,8 14,2 20,1 35,6 93,3
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 8.480.000 Financieringsbronnen in procenten knaw Contractonderzoek/Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
68,1 % 26,2 % 5,7 % 100 %
Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences
Meijboomlaan 1, Wassenaar http://www.nias.knaw.nl Rector: H.L. Wesseling tot 01.09.02 W.P. Blockmans vanaf 01.09.02 Ontwikkelingen Het officiële afscheid van H.L. Wesseling als rector vond plaats tijdens de jaarlijkse nfa-dag, die in juni werd gehouden. De heer Wesseling hield bij deze gelegenheid de 20ste Uhlenbeck Lecture, onder de titel ‘The Idea of an Institute for Advanced Study. Some Reflections on Education, Science and Art’. W.P. Blockmans is H.L. Wesseling per 1 september 2002 als rector opgevolgd. Enkele belangrijke bouwactiviteiten werden in de zomer uitgevoerd, waarvan hier de grondige renovatie van het Uilenest, zowel van binnen als van buiten, en de aanbouw van een half-ronde serre aan het Conferentiegebouw dienen te worden vermeld. Het Uilenest omvat nu twee aantrekkelijke appartementen op de benedenverdieping
78 Onderzoekorganisatie
en een wat omvangrijker appartement op de eerste verdieping. Met de realisatie van de serre hebben de vergaderfaciliteiten in het Conferentiegebouw aanzienlijk aan kwaliteit gewonnen. De samenwerking van het nias met de Universiteit van Antwerpen, die in 2001 in een convenant is vastgelegd, heeft geleid tot het houden van de eerste Ortelius-lezing te Antwerpen in april. De spreker was nias-fellow Nancy Rose Hunt en de voordracht handelde over ‘Rewriting the Soul in Colonial Congo: Flemish Missionaries and Infertility’. In 2001 is met steun van het bankwezen de nias Jelle Zijlstra Professorial Fellowship Stichting opgericht met het doel de beoefening van de economische wetenschappen in Nederland te bevorderen. Hiertoe is aan het nias een speciaal fellowship ingesteld dat is vernoemd naar de Nederlandse geleerde en staatsman Jelle Zijlstra (19182001). Bruno Frey van de Universität Zürich, de eerste houder van dit prestigieuze fellowship, hield in november aan de Vrije Universiteit de eerste Jelle Zijlstra-lezing, onder de titel ‘Deterrence and Morale in Taxation in the European Union’. Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van zes institutes for advanced study, het zogenaamde sias-consortium, in juni in Santa Fe (usa), is besloten tot het instellen van een ‘European and American Young Scholar’s Institutes Program’, afgekort yssi. Dit programma voorziet in het entameren van enkele Summer Institutes per jaar. Elk Summer Institute bestaat uit twee workshops van 10 à 14 dagen, waarvan er één in Europa en één in de Verenigde Staten zal plaatsvinden. Deze yssi-workshops staan open voor jonge begaafde Amerikaanse en Europese onderzoekers die hun promotie recent hebben afgerond of op het punt staan te promoveren. Belangrijkste resultaten In de jaargroep 2001/2002, die bestond uit 44 fellows en 4 visitors, waren 8 fellows betrokken bij de activiteiten van de themagroep ‘The Danger of Community Failure: Conditions for Solidary Behaviour in Modern Market Societies’. De groep, die werd gecoördineerd door W. Raub (Utrecht), verrichtte onderzoek naar de grondslagen van solidariteit en analyseerde solidariteitsgedrag in informele situaties, marktsituaties en bij collectieve besluitvormingsprocessen. In juni werd een afsluitende conferentie gehouden met als titel ‘Social Networks, Norms and Solidarity – New Approaches to Co-operation’. De resultaten zijn en worden gepubliceerd in speciale afleveringen van een drietal tijdschriften. Bijzonder dit jaar was dat Dirk van Delft, wetenschapsjournalist van NRC Handelsblad, als de eerste journalist-inresidence aan het nias was verbonden. Hij werkte aan een biografie van Nobelprijswinnaar H. Kamerlingh Onnes. Voor de eerste maal bood het instituut ook gastvrijheid aan een buitenlandse writer-in-residence, Slavenka Drakuli. Voor haar boek The Hague – Why We Need Monsters bezocht zij wekelijks het Internationale Joegoslaviëtribunaal in Den Haag, waar Slobodan Miloseviç terechtstond. Een speciale gast was de schrijver F. Springer, die werkte aan een roman gesitueerd in Oost-Berlijn, waar hij als ambassadeur C.J. Schneider gedurende de laatste jaren van het marxistische regime werkzaam is geweest.
Belangrijkste publicaties • Israël, Jonathan. Dutch Jewry: its history and secular culture (1500-2000). Leiden: Brill, 2002. • Shanon, Benny. The antipodes of the mind. Charting the phenomenology of the Ayahuasca experience. Oxford: Oxford University Press, 2002. • Stagl, Justin T.A. Eine Geschichte der Neugier. Die Kunst des Reisens 1550-1800. Wien: Böhlau Verlag, 2002.
Productie De verwachte wetenschappelijke output van de jaargroep 2001/2002 bestaat uit: 29 boeken 34 hoofdstukken voor boeken 138 artikelen 229 papers en voordrachten
Personeelsinzet NIAS Onderwerp of thema
Aantal fte wp
2001 nwp
Directie/Permanent Fellow 1.6 Algemene dienst
16.1
Totaal
16.1
1.6
wp
2002 nwp
2.4 16.1 2.4
16.1
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 2.720.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 76,4% Contractonderzoek 8,4% Overige 15,2% Totaal 100%
Roosevelt Study Center
Ontwikkelingen De Amerikanistiek in Nederland beschikt niet over een eigen onderzoekschool. Als gevolg van de sterk onder druk staande budgetten van de Letterenfaculteiten zijn er nauwelijks formatieplaatsen voor promovendi op dit vakgebied beschikbaar en is het rsc is de enige plaats geworden waar zij onderzoek kunnen verrichten. Op basis van matching met enkele Nederlandse universiteiten heeft het rsc vijf aio formatieplaatsen gecreëerd. Zowel nationaal als internationaal vervult het rsc een belangrijke rol als onderzoeks- en conferentiecentrum op het vakgebied van de Amerikanistiek. Dit blijkt onder meer uit de jaarlijkse conferenties van de Netherlands American Studies Association en de tweejaarlijkse conferenties van Europese historici met de vs als specialisatie, die in het rsc plaatsvinden, alsmede uit het voorzitterschap van het American Studies Network in Europa dat in de periode 2000-2002 in handen was van de directeur van het rsc. De unieke bronnencollecties van het rsc werden in 2002 zowel gebruikt door individuele onderzoekers uit verscheidene Europese landen, als voor onderwijsdoeleinden door Amerikanistiekopleidingen in Nederland. Het consolideren en verder uitbouwen van zijn nationale en internationale rol op het terrein van de Amerikanistiek is de belangrijkste opdracht waarvoor het rsc zich gesteld ziet. Belangrijkste resultaten Twee internationale conferenties over respectievelijk Amerikaanse tijdschriften in de twintigste eeuw en over Native Americans in Noord-Amerika met daaraan gekoppeld een goedbezochte tentoonstelling. De verwerving van zeven nieuwe bronnencollecties over binnen- en buitenlands politieke en culturele ontwikkelingen in de vs. De instelling door het rsc van een nieuwe onderzoeksbeurs gesponsord door de Netherland-America Foundation, en de aanstelling van een postdoc onderzoeker.
Productie Wetenschappelijke output 2 artikelen in tijdschriften met een referee systeem 7 artikelen in overige vaktijdschriften 1 bijdrage aan proceedings van wetenschappelijke conferenties 3 boeken 2 hoofdstukken in boeken
Abdij 9, Middelburg http://www.roosevelt.nl Directeur: C.A. van Minnen Werkgebied Het Roosevelt Study Center (rsc) heeft als werkgebied de geschiedenis en cultuur van de Verenigde Staten van Amerika in de twintigste eeuw en de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen.
79
Onderzoekorganisatie
Overige output Dienstverlening boek- en video uitleningen onderzoekers in bibliotheek bezoekers conferentie/filmzaal bezoekers tentoonstelling Informatievoorziening hits rsc website
214 411 877 17.732
200.000
Belangrijkste publicaties • C.A. van Minnen and S.L. Hilton, eds., Nation on the Move: Mobility in u.s.. History (Amsterdam: vu University Press, 2002). • Giles Scott-Smith, The Politics of Apolitical Culture:
•
The Congress for Cultural Freeom, the cia and Post-war American Hegemony (London/New York: Routledge, 2002). Hans Krabbendam, Strategies of Memory: Immigrants Creating a New Home, Journal of Urban History 28.6 (2002).
Centraalbureau voor Schimmelcultures
Personeelsinzet RSC Onderwerp of thema
Instituten Levenswetenschappen
Aantal fte 2001
2002
WP
NWP
WP
NWP
Onderzoek en publicaties Directie Algemene Dienst
6,0 1,0 –
– – 1,0
6,0 1,0 –
– – 1,0
Totaal
7,0
1,0
7,0
1,0
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 761.000 Financieringsbronnen in procenten knaw Contractonderzoek (kun/uu) Externe subsidies (met name Provincie Zeeland) Totaal
80 Onderzoekorganisatie
Uppsalalaan 8, Utrecht http://www.cbs.knaw.nl 36% 7% 57% 100%
Directeur: D. van der Mei tot 1 juli 2002 P.W. Crous vanaf 1 juli 2002 Werkgebied Het Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) is één van de grootste en meest bekende collecties van levende schimmels en gisten ter wereld. De collectie staat in het brandpunt van de research activiteiten, die onder andere ten doel hebben de stammen van moleculaire en ecologische datasets te voorzien. Een hoofddoel van het instituut is het vormen van een solide kader voor taxonomische research en het beschikbaar stellen van correct geïdentificeerde stammen aan de internationale wetenschappelijke gemeenschap. Het taxonomisch onderzoek aan het cbs spitst zich ten dele toe op de collectie, preservatie en beschrijving van (nieuwe) schimmels (biosystematics), alsmede onderzoek naar hun ecologie en evolutie. Daarnaast vormen de fundamentele processen, die een rol spelen bij de vorming van specifieke schimmelstructuren, de verdeling van mating types en kruisingsstrategieën een belangrijk onderzoeksthema, evenals de variatie tussen en binnen populaties van schimmels van klinisch, industrieel of phytopathogeen belang. Het cbs heeft ook een begin gemaakt met metabolomics door het analyseren van stammen op eigenschappen, met een potentiële farmaceutische applicatie. Daarnaast is onderzoek naar vergelijkende genomics en bio-informatica gestart, dat fundamentele kennis moet opleveren over gastheerspecificiteit en het ontstaan van nieuwe soorten. Deze nieuwe kennis stelt het cbs in staat om een serie van diensten aan te bieden aan industrie en andere geïnteresseerde onderzoeksgroepen, door deel te nemen aan onderzoeksprojecten van toegepast en sociaal belang. Het cbs heeft in de afgelopen honderd jaar veel kennis opgedaan op het gebied van biodiversiteit en ecologie, die ten dele in on-line databases toegankelijk is. Als kennisbron is het cbs zeer waardevol voor de industrie op terreinen als biotechnologie, landbouw en
voedingsindustrie en farmaceutische industrie. Het cbs is momenteel een van ’s werelds belangrijkste bronnen van biodiversiteit van levende micro-organismen. Ontwikkelingen De laatste twee jaren heeft het cbs geprofiteerd van de nieuwe universitaire omgeving in Utrecht, die stimulerend heeft gewerkt op de wetenschappelijke doelen van het instituut. De huidige huisvesting en de nabijheid van moderne apparatuur op de campus van Utrecht bieden – in samenwerking met de faculteit Biologie – kansen en mogelijkheden voor de ontwikkeling van in-depth onderzoek op het gebied van functie en ontwikkeling van intracellulaire structuren. Samenwerking met het zusterinstituut nioo concentreert zich op bodem ecologie en bacterie-schimmel interactie. Met het Hubrecht Laboratorium bestaat voorts samenwerking op facilitair, methodologisch en technisch gebied. Daarnaast bestaan er plannen voor onderzoeksprojecten in samenwerking met de Universiteiten van Utrecht, Leiden, Amsterdam en Wageningen. Het laatste jaar heeft ook de integratie van de schimmel-, gisten- en bacteriecollecties tot een centrale cbs collectie gestalte gekregen. De voorbereidingen tot het verkrijgen van de iso certificatie voor belangrijke onderdelen van het instituut zijn in een afrondend stadium, waarna het cbs een van de eerste Akademie-instituten zal zijn, die volgens deze standaarden werkt. Met het aantrekken van postdoctorale onderzoekers is de wetenschappelijke expertise van het instituut sterk toegenomen. Het aanstellen van P. Crous als nieuwe directeur heeft geresulteerd in een significante bijstelling van doelen en strategie, door het centraal stellen van de collectie en het positioneren van het instituut als een meer dominante speler op het internationale platform. De onderzoeksactiviteiten zijn verdeeld over zes programma’s: • comparative genomics and bioinformatics; • indoor air, food and applied mycology; • biodiversity and ecology; • evolutionary phytopathology; • ecology of clinical fungi; • collection, preservation and digitalization. Extra aandacht zal worden besteed aan het digitaliseren van de enorme hoeveelheden gegevens, die het instituut in de afgelopen 100 jaar heeft vergaard en beschikbaar zullen worden gemaakt op het internet; hierdoor zal het cbs zich kunnen presenteren als een centrum van biodiversiteit. Belangwekkende nieuwe benaderingen op het gebied van genomics, metabolomics en bioinformatica zullen data genereren, die de kwaliteit en het aanzien van de collectie zullen verhogen. Resultaten Het bewijs, dat lichenen goede indicatoren zijn voor het aantonen van veranderingen van het milieu door global warming heeft internationaal de aandacht van de media getrokken. In andere ecologische projecten in samenwerking met universiteiten en instituten in Costa Rica, Colombia en Zuid Afrika alsmede de nieuwe Fungibacteria interactie groep, is duidelijke voortgang geboekt. Fylogenie. Verschillende artikelen kwamen voort uit grote projecten als Sphaerographium, Massarina,
81
Onderzoekorganisatie
Mycosphaerella, Penicillium en Septoria. Verder verscheen de langverwachte monografie van Phyllosticta, een belangrijk geslacht van plantpathogene schimmels. Ander onderzoek met een belangrijke impact op de internationale handel betrof de opheldering van de veroorzaker (Guignardia) van ‘citrus black spot’ (in samenwerking met de Plantenziektekundige Dienst) en van verschillende soorten van Trichoderma, Fusarium en Verticillium, uitgevoerd in samenwerking met verschillende vooraanstaande internationale onderzoeksgroepen. Nieuwe postdoctorale onderzoekers hebben de programma’s geconcentreerd op ecologie, genomics, bioinformatica en evolutionaire phytopathologie versterkt. cbs was ook de initiator, coördinator en belangrijke dataleverancier voor de Cd-rom Yeasts of the world, die identificatie van deze belangrijke groep van microorganismen mogelijk maakt via verschillende, geïntegreerde datasets (moleculair, morfologisch, fysiologisch). Gegevens uit de Atlas of Clinical Fungi zullen elektronisch beschikbaar komen, van groot belang voor de medische mycologie. Nieuwe PhD studenten zijn momenteel werkzaam aan onderwerpen als opportunistische zwarte gisten (Exophiala) die in Nederland in het drinkwater voorkomen, vergelijkende genomics van de medisch belangrijke gist Cryptococcus (in samenwerking met academische ziekenhuizen en de knaw instituten Hubrecht Laboratorium en nih/ioi), en gastheerspecificiteit en soortvorming in de fytopathogene soorten van Mycosphaerella en Phaeoacremonium (in samenwerking met Plant Research International en de Plantenziektekundige Dienst). Deze studenten zullen samenwerken met verschillende universitaire vakgroepen binnen de Onderzoekschool Biodiversiteit en Experimental Plant Sciences. Sinds 1986 is het cbs betrokken in de uitvoering en organisatie van verschillende eu-projecten, die zich richten op het opzetten van netwerken van databases, die de Europese cultuurcollecties in Europa verbinden (ebrcn). Daarnaast vertegenwoordigt het cbs de Nederlandse belangen in de oecd task force Biological Resource Centres van de Working Party on Biotechnology, is vertegenwoordigd in het bestuur van nl-bif, het Nederlandse onderdeel van gbif (Global Biodiversity Information Network) en speelt het een rol in het Consortium for European Taxonomic Facilities (cetaf). Belangrijke publicaties • Baayen, R.P., Bonants, P.J.M., Verkley, G., Carroll, G.C., Aa, H.A. van der, Weerdt M. de, Brouwershaven, I.R. van, Schutte, G.C., Maccheroni Jr., W., Glienke de Blanco, C. & Azevedo, J.L. 2002. Nonpathogenic isolates of the Citrus Black Spot fungus, Guignardia citricarpa, identified as a cosmopolitan endophyte of woody plants, G. mangiferae (Phyllosticta capitalensis). Phytopathology 92: 464-477. • Boekhout, T., Robert, V., Smith, M.Th., Stalpers, J.A., Yarrow, D., Boer, P., Gijswijt, G., Kurtzman, C.P., Fell, J.W., Guého, E., Guillot, J. & Roberts, I. 2002. Yeasts of the World. Morphology, physiology, sequences and identification. cd rom. ETI -Biodiversity Center, Amsterdam.
•
Summerbell, R.C. & Schroers, H-J. 2002. Analysis of phylogenetic relationship of Cylindrocarpon lichenicola and Acremonium falciforme to the Fusarium solani complex and a review of similarities in the spectrum of opportunistic infections caused by these fungi. J Clin Microbiol; 40: 2866-75.
Hubrecht Laboratorium
Productie Wetenschappelijke output 53 artikelen in tijdschriften bij referee systeem 5 artikelen in overige tijdschriften 46 bijdragen aan proceedings van wetenschappelijke conferenties 3 boeken 10 hoofdstukken in boeken 21 voordrachten en gastcolleges op uitnodiging 1 promotie Overige output 3951 leveranties van stammen 47 depositie patentstammen 1441 identificaties
Uppsalalaan 8, Utrecht http://www.niob.knaw.nl Directeuren: R.H.A. Plasterk en J.C. Clevers (vanaf 01.12.02)
3951 47 1441
Personeelsinzet CBS Onderwerp of afdeling Onderzoek Collectie cbs Collectie nccb Dienstverlening/ Toegepast onderzoek Directie Secretariaat Totaal Financiering Exploitatietotaal in 2002:
Aantal fte’s wp 8,0 2,8 1,0
2001 nwp 6,3 11,2 2,4
wp 12,0 2,6 1,0
3,0 1,0 –
4,3 – 1,0
3,0 1,0 –
1,0
15,8
25,2
19,6
30,8
€
3,568.000
Financieringsbronnen in procenten knaw 71,5% Contractonderzoek 18,9% Dienstverlening aan derden 9,6% Totaal 100%
2002 nwp 9,0 12,4 3,0 5,4
Werkgebied De ontwikkelingsbiologie houdt zich bezig met een van de meest fundamentele processen in de levende natuur: de ontwikkeling van een compleet organisme vanuit een enkele cel, de bevruchte eicel. Het onderzoek binnen het Hubrecht Laboratorium richt zich op de embryonale ontwikkeling van dieren als centraal onderzoeksthema van het instituut. Door voortschrijdend inzicht, met name te danken aan het beschikbaar komen van dna sequenties, is het nu wel duidelijk dat deze fundamentele ontwikkelingsprocessen zich in evolutionair opzicht ver uiteen liggende systemen toch volgens dezelfde principes voltrekken. Daarom is het van groot belang toegang te hebben tot een ‘lager’ systeem, in dit geval de nematode Caenorhabitis elegans. In samenhang met dit fundamentele onderzoeksprogramma wordt ook strategisch biomedisch onderzoek verricht. Het onderzoeksprogramma van het Hubrecht Laboratorium is – ook internationaal – uniek omdat het zich richt op de gehele ontwikkelingsbiologie van dieren, van bevruchting tot het volwassen organisme, en daartoe de meeste belangrijke onderzoeksmodellen aanwendt – nematoden, vissen, amfibieën, zoogdieren en diverse in vitro celsystemen – elk met zijn specifieke mogelijkheden. Dit maakt het tevens mogelijk snel en efficiënt verschillende modelsystemen naast elkaar te gebruiken. Ontwikkelingen De belangrijkste gebeurtenis in het jaar 2002 was ongetwijfeld de komst van een grote nieuwe onderzoeksgroep, onder leiding van Hans Clevers, voorheen verbonden aan het Universitair Medisch Centrum van de Utrechtse Universiteit. De verwezenlijking van zo’n belangrijke versterking van het onderzoeksprogramma kan gezien worden als een direct gevolg van de aanbeveling, gedaan door de site-visit-commissie na haar bezoek aan het instituut in 2001, om naast nieuwe junior-onderzoeksgroepen nog tenminste één sterke onderzoeksgroep aan te trekken. Clevers is een vooraanstaand biowetenschapper die baanbrekend onderzoek verricht naar de rol van de zogenaamde Wnt (spreek uit: wint) signalering in ontwikkeling en bij het ontstaan van kanker. Dit onderzoek past
82 Onderzoekorganisatie
uitstekend binnen het Hubrecht Laboratorium omdat ook andere groepen aan deze onderzoeksthematiek werken. Overigens zijn in het verleden reeds belangrijke resultaten geboekt door samenwerking van Clevers met het Hubrecht Laboratorium. In 2001 ontving Hans Clevers de Spinozaprijs van nwo. Naast Ronald Plasterk is Hans Clevers thans mededirecteur van het Hubrecht Laboratorium en abc-hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. In 2002 startte tevens de eerste junioronderzoeker in het kader van de strategische samenwerking tussen Hubrecht Laboratorium en het icin. Het is Leon de Windt, voordien werkzaam binnen de Afdeling Cardiologie van het Academisch Ziekenhuis te Maastricht. Hij zal onderzoek verrichten naar de moleculaire basis van hartfalen en gebruikt daarbij de muis als model. De tweede junioronderzoeksgroep in icin-kader zal in het voorjaar van 2003 van start gaan en zal zich richten op de cardiovasculaire ontwikkeling in de zebravis. Daarmee zal genoemde strategische samenwerking zijn definitieve omvang hebben bereikt. In het kader van de samenwerking met het icin mag niet onvermeld blijven dat Christine Mummery werd benoemd tot bijzonder icin-hoogleraar in de Ontwikkelingsbiologie van het hart aan de Universiteit van Utrecht; zij sprak haar inaugurele rede uit in november: ‘Mending a Broken Heart: Where Stem Cells and Developmental Biology Meet’. Aangezien de nieuwe Embryowet – in 2002 door het parlement aangenomen – het gebruik van zogenaamde restembryo’s voor het isoleren van menselijke embryonale stamcellen toelaat, is te verwachten dat in de nabije toekomst ook daadwerkelijk van deze mogelijkheid gebruik gemaakt zal worden. De hoop bestaat dat deze nieuwe cellijnen het ontwikkelen van celtherapie (bijv. bij hartfalen) zullen vergemakkelijken. Om de nieuw aangetrokken groepen passend te kunnen huisvesten is in 2002 een begin gemaakt met een ingrijpende verbouwing van de eerste verdieping van het hoofdgebouw. Om ruimte te scheppen is tijdelijke huisvesting gerealiseerd ten behoeve van management, administratie, personeelszaken en beeldverwerking. De aanpassingen in het hoofdgebouw zullen in het voorjaar van 2003 hun beslag krijgen. Ook is de verdubbeling van de aquariumfaciliteit voor zebravissen gerealiseerd. Deze uitbreiding was noodzakelijk om aan de sterk toegenomen vraag naar zebravissen als modelsysteem voor genoomonderzoek en embryonale ontwikkeling tegemoet te komen. De plannen van de Universiteit om samen met de knaw een Genoominstituut te realiseren zijn van de baan. Het is dus nodig in de nabije toekomst op eigen kracht een definitieve oplossing voor de huisvestingsproblematiek te vinden. Op verschillende gebieden werden successen geboekt met het verwerven van externe projecten. Onder meer werd in het nwo Vidi-programma één aanvraag gehonoreerd en werden in het kader van het nwo Veniprogramma twee beurzen aan post-docs toegekend. Resultaten Gezien het onderzoeksprogramma van het Hubrecht Laboratorium is het een opvallend gegeven dat enerzijds de Nobelprijs voor Geneeskunde in 2002 toegekend werd aan drie wetenschappers (Sulston, Horwitz en Brenner) die pionierswerk hebben verricht aan Caenorhabditis
83
Onderzoekorganisatie
elegans en dat tegelijkertijd interferentie rna’s (rnai) door het weekblad Science werden uitgeroepen als de doorbraak van het jaar 2002. Het is precies deze combinatie van organisme en rna die centraal staat in het werk van de groep Plasterk. Met behulp van deze kleine specifieke dubbelstrengs rna-moleculen is het mogelijk met de werking van vele genen te interfereren. Inmiddels blijkt ook de cel zelf zich van dit soort rna’s te bedienen om belangrijke regulatieprocessen in de kern te sturen. In de moleculair-genetische ontrafeling van het rnai-proces zijn opnieuw belangrijke stappen gezet. De in de groep van Plasterk ontwikkelde methode om specifieke genen in de zebravis te inactiveren door middel van random mutagenese en high-throughput sequencing mag zich na publicatie (zie hieronder) in een sterke belangstelling verheugen met als resultaat dat er verschillende samenwerkingsprojecten zijn gestart om een inactiverende mutatie van een specifiek gen in het zebravisgenoom op te sporen en zo de functie van het betreffende gen te kunnen bestuderen. Wetenschappelijke doorbraken zijn ook te melden uit het werk van de groep Clevers. Wnt signaal-transductie blijkt van essentieel belang te zijn voor het genetische programma van stamcellen in de crypt van de dikke darm (colon) en is bepalend voor het volgen van een normaal differentiatie-programma dan wel in geval van een mutatie in deze route voor een ongebreidelde celgroei die uiteindelijk kan leiden tot het ontstaan van een begin van kanker in de vorm van een darmpoliep. Verder werd gevonden dat guidance receptoren van het Eph/Ephrin type een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van de microscopische architectuur van de crypt in de darm. Deze moleculen werden voorheen met name bestudeerd in het centrale zenuwstelsel tijde de embryogenese. Deze waarneming impliceert dat guidance receptoren waarschijnlijk essentieel zijn voor de architectuur van volwassen organen. Wnt signaaltransductie speelt ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van de nematode C. elegans. De groep van Korswagen heeft aangetoond dat het Wnt signaaltransductiemechanisme in de worm zeer vergelijkbaar is met dat van de mens. Dit maakt het mogelijk om met behulp van de krachtige genetische technieken die voor C. elegance voorhanden zijn, nieuwe genen op te sporen die een rol spelen in dit belangrijke signaaltransductie pathway. De ontwikkeling van de ledematen bij zoogdieren is sinds vele jaren een veel bestudeerd modelsysteem binnen de ontwikkelingsbiologie. Ook hier staan moleculaire interacties tussen de verschillende signaal-transductie paden en hun effecten op het niveau van genexpressie centraal. Het ontstaan van meer (of minder) dan het normale aantal vingers (of tenen) is hierbij een belangrijk uitleessysteem. De groep van Frits Meijlink heeft thans in samenwerking met de groep van Rolf Zeller (Universiteit van Utrecht) laten zien dat wederzijdse interactie tussen het zogenaamde sonic hedgehog (shh)-systeem en het Gli3-gen bepalend is voor de ontwikkeling van de poot en zo een belangrijke bijdrage aan deze klassieke legpuzzel geleverd.
Productie
Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland
Wetenschappelijke output 42 tijdschriftartikelen 4 proefschriften Belangrijkste publicaties • Tijsterman M., Ketting R.F., Sijen T., Plasterk R.H.A. (2002). rna-helicase MUT-14 dependent gene silencing triggered in C. elegans by short antisense rnas. Science 295: 694-697. • te Welscher P., Zuniga A., Kuijper S., Drenth T., Goedemans H.J., Meijlink F., Zeller R. (2002). Progression of vertebrate limb development through shh-mediated counteraction of GLI3. Science 298: 827-830. • Van de Wetering M., Sancho E., Verweij C., de Lau W., Oving I., Hurlstone A., van der Horn K., Batlle E., Coudreuse D., Haramis A.-P., Tjon-Pon-Fong M., Moerer P., van den Born M., Soete G., Pals S., Eilers M., Medema R., Clevers H. (2002). The β-catenin/tcf4 complex imposes a crypt progenitor phenotype on colorectal cancer cells. Cell 111: 241-250. • Wienholds E., Schulte-Merker S., Walderich B., Plasterk R.H.A. (2002). Target-selected inactivation of the zebrafish rag1 gene. Science 297: 99-102. • Korswagen H.C., Coudreuse D.Y.M., Betist M.C., van de Water S., Zivkovic D. and Clevers H.C. (2002) The Axinlike protein PRY-1 is a negative regulator of a canonical Wnt pathway in C. elegans. Genes & Dev. 16:1291-1302.
Personeelsinzet Hubrecht Laboratorium Onderwerp of thema Aantal fte
Onderzoeksgroepen Directie Bedrijfsvoering* Facilitaire Dienst * Totaal * Te zamen met het cbs
wp 65,0 1,5 – –
2001 nwp 36,0 2,4 6,8 25,9
wp 70,9 1,6 – –
2002 nwp 38,3 2,4 7,5 26,1
66,5
71,1
72,5
74,3
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 8.682.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 59,2% Contractonderzoek / dienstverlening aan derden 32,0% Externe subsidies 8,9% Totaal 100%
84 Onderzoekorganisatie
Catharijnesingel 52, Utrecht http://www.icin.knaw.nl Directeuren: H.J.J. Wellens en N. Bom Werkgebied Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) verricht onderzoek naar oorzaak en behandeling van hart- en vaatziekten. Het klinisch onderzoek vindt plaats in hechte samenwerking met de acht academische cardiologische afdelingen in Nederland, zowel in de voorbereidende als de uitvoerende fase. Meer fundamenteel onderzoek vindt plaats in de laboratoria van de universitaire medische centra en in het Hubrecht Laboratorium in Utrecht. Ontwikkelingen De onderzoeksprojecten van het ICIN zijn multicentrisch van opzet, dat wil zeggen dat ten minste twee of meer van de in het ICIN samenwerkende academische centra en/of andere onderzoekspartners aan een project deelnemen. Niet zelden zijn ook niet-academische cardiologische afdelingen bij projecten betrokken. Het ICIN onderzoek is gericht op vier aandachtsgebieden: vaatwand, hartfunctie, hartritme, en ontwikkelingsbiologie en genetica van het hart. Medisch wetenschappelijk onderzoek is niet mogelijk zonder een groot aantal specifieke infrastructurele voorzieningen. Het ICIN maakt gebruik van de infrastructuur van de deelnemende partners, waaraan een projectmatige onderzoekscapaciteit en apparatuur wordt bijgedragen. Op deze wijze wordt met een relatief bescheiden inzet van mensen en middelen de grootst mogelijke wetenschappelijke output gerealiseerd. De laatste jaren is het accent van het icin onderzoek verschoven naar translatie van basale gegevens naar de klinische toepassing. Hierbij wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van informatie en technieken afkomstig uit de celbiologie en moleculaire genetica. Dit is van toepassing op alle onderzoeksclusters van het icin zoals vaatwand, hartritme, hartspierfunctie maar in het bijzonder op het ‘jongste’ cluster van de ontwikkelingsbiologie en genetica van het hart; dit cluster kwam tot stand in nauwe samenwerking met het Hubrecht Laboratorium (niob).
Belangrijkste resultaten In 2002 werd in alle onderzoeksclusters goede vooruitgang geboekt bij de lopende projecten. Bij het vaatwandcluster betrof dit de intravasculaire elastografie, de interventiecardiologie (vasculaire remodellering en endotheelfunctie na interventie), het onderzoek naar de genetische factoren bij coronarialijden (de genderstudie) en het onderzoek naar de optimale behandeling van patiënten met een acuut coronair syndroom (de ictus-studie). Bij het hartfunctiecluster betrof dit het gebruik van magnetische resonantie (bij aangeboren hartafwijkingen en ter bepaling van vitaliteit van de hartspier), de contrastechocardiografie en werd er een begin gemaakt met de zogenaamde viami-studie. In deze studie wordt het klinisch belang onderzocht van vitaal myocard in het acute infarct gebied. Bij het hartritmecluster betrof dit mechanismen en behandeling van hartritmestoornissen, en bij het cluster ontwikkelingsbiologie en genetica van het hart het registratieproject van Nederlandse patiënten met aangeboren hartafwijkingen (het concor-project), het onderzoek naar familiaire hartziekten en het stamcelonderzoek. Ook werd een pilotstudie gestart naar de rol van de T-box factoren bij de formatie van het geleidingssysteem in het hart
Productie
Personeelsinzet ICIN Onderwerp of thema Vaatwand Hartfunctie Hartrimte Ontwikkelingsbiologie en Genetica v.h. Hart Informatie technologie Directie en Beheer Totaal
Aantal fte 2001
2002
wp 22,0 20,9 1,0
nwp 7,5 3,8 1,1
wp 21,0 17,2 1,8
nwp 8,7 1,8 0,6
3,0 3,0 0,4
1,5 1,5 4,2
3,3 3,0 0,4
2,6 – 4,4
47,5
18,6
46,7
18,1
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 4.543.900 Financieringsbronnen in procenten KNAW 45,6 % Externe subsidies 50,4 % Overige baten 4,0 % Totaal 100%
Interuniversitair Oogheelkundig Instituut
Wetenschappelijke output 126 artikelen in peer-reviewed tijdschrijften 28 artikelen in overige tijdschriften 8 proefschriften 29 hoofdstukken in boeken 3 boeken 21 overige publicaties Belangrijkste publicaties • Van Gelder I.C., Hagens V.E., Bosker H.A., Kingma J.H., Kamp O., Kingma T. et al. A Comparison of Rate Control and Rhythm Control in Patients with Recurrent Persistent Atrial Fibrillation. N Engl J Med 2002; 347 (23): 1834-1840. • De Klein D.P., Smeets M.B., Kemmeren P.P., Lim S.K., Van Middelaar B.J., Velema E., Schoneveld A., Pasterkamp G., Borst C. Acute-phase protein haptoglobin is a cell migration factor involved in arterial restructuring. faseb J 2002. 2002 Jul;16(9):1123-5. • Wilde A.A.M., Antzelevitch C., Borggrefe M., Brugada J., Brugada P., Corrado D., Hauer R.N.W., Kass R.S., Nademanee K., Priori S.G., Towbin J.A., for the Study Group on the Molecular Basis of Arrhythmias of the European Society of Cardiology. Proposed diagnostic criteria for the Brugada syndrome:Consensus report. Circulation 2002;106:2514-2519.
85
Onderzoekorganisatie
Meibergdreef 47, Amsterdam Directeur: P. van ’t Klooster (a.i.) Werkgebied Het werkgebied van het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut bestaat uit fundamenteel en strategisch onderzoek aan het visuele systeem. Ontwikkelingen Vertraging is opgetreden bij de realisatie van de voorgenomen fusie van ioi en Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek. In verband hiermee en omdat de werkelijke (informele) organisatie door het opheffen van vier van de zes werkgroepen van het ioi sterk afwijkt van de op papier vastgelegde (formele) organisatie heeft het ioi een proces van herstructurering van zijn topstructuur (werkgroepen) opgestart. Dit heeft eind 2002 geleid tot een reorganisatieplan, dat begin 2003 ter goedkeuring aangeboden zal worden aan het bestuur van de knaw. Basis voor het organisatieplan vormt mede het wetenschappelijk programma. De volgende drie thema’s
zijn gedefinieerd: ‘Structuur en functie van het perifere visuele systeem’, ‘Genetica van oogziekten’ en ‘Visuele cortex: cognitie en plasticiteit’. Het financieel beheer is intern grondig doorgelicht. Ter verbetering is een financieel beheerssysteem ingevoerd, dat meer verantwoordelijkheden legt bij de onderzoeksleiders. Er is veel energie gestoken in het verhogen van de tweede en derde geldstroominkomsten. Dit heeft geleid tot belangrijke subsidietoewijzingen, waaronder twee vidi-subsidies en een grote eu-subsidie. In 2002 is er voor een bedrag van € 3,95 miljoen aan tweede en derde geldstroommiddelen aan het ioi toegewezen, te besteden aan twee- tot vierjarige projecten. Doelstelling is deze inkomsten de komende jaren nog verder te verhogen. Belangrijkste resultaten In de onderzoekslijn ‘Retinal signal processing’ onder het thema ‘Structuur en functie van het vroege visuele systeem’ zijn verschillende nieuwe ontdekkingen te rapporteren. In 2001 is een nieuw type neuron-neuron interactie beschreven waarin zgn. hemichannels een essentiële rol spelen. Die ontdekking liet de rol van gaba als inhiberende neurotransmitter onverklaard. In 2002 hebben we kunnen laten zien dat gaba op een unieke nieuwe manier de functie van de hemichannels kan moduleren. Het integreren van de moleculaire biologie en genetica in het werk van deze onderzoeksgroep is in het afgelopen jaar geïntensiveerd. De transgene zebravisfaciliteit is verbouwd en is nu volledig in gebruik. De aandacht zal nu vooral gericht zijn op het genereren van transgene zebravissen die geen functionele hemichannels hebben. Deze dieren zullen ons in staat stellen de functie van het horizontale celsysteem direct te testen. Hiervoor zullen gedragsexperimenten worden opgezet. Tevens zal een project starten waarin informatietheorie zal worden gebruikt om de efficiëntie van de verschillende coderingsstappen die in het netvlies plaatsvinden te bepalen en te kwantificeren. Op die manier krijgen we een compleet beeld van de signaalcodering die in de eerste lagen van het netvlies plaatsvindt. In de onderzoekslijn ‘ophthalmic optics’ zijn twee ontwikkelingen gaande. Het eerste deel van het euproject voor de ontwikkeling van een meetmethode voor strooilicht in relatie tot verkeersveiligheid is eind 2002 afgesloten. Financiering voor een tweede multicenter studie is door de eu toegekend voor de periode van 2003-2004. Deze studie richt zich op het vaststellen van Europese normen voor het meten van strooilicht in het verkeer. De aandacht van de groep op de optiek van de cornea is in het afgelopen jaar versterkt. De aandacht wordt gericht op de optische kwaliteit van de cornea in relatie tot transplantatie, refractoire chirurgie en iatrogene insults. In dit onderzoek wordt de expertise van de Corneabank gecombineerd met de morfologische en fysische expertise aanwezig in het ioi. Binnen het thema ‘Genetica van oogziekten’ wordt onderzoek verricht naar de moleculaire processen die ten grondslag liggen aan de ontwikkelingen van de genetische
86 Onderzoekorganisatie
oogziekten retinitis pigmentosa (rp), maculadegeneratie (md) en glaucoom (g). Deze ziekten zijn de belangrijkste oogziekten die leiden tot onbehandelbare blindheid in de Westerse wereld. Genome screening, microarray expression profiling, bioinformatica en andere, meer conventionele technieken worden toegepast op transgene muismodellen en unieke patiëntenpopulaties teneinde de oorzaken en gevolgen van deze ziekten in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel is, aan de hand van deze gegevens, gerichte therapie te ontwikkelen, hetgeen een belangrijke bijdrage kan leveren aan de preventie of genezing van blindheid. In de onderzoekslijn ‘Retinitis pigmentosa’ werd enige jaren geleden het Crumbs 1/rp12 gen geïdentificeerd. Inmiddels zijn voor dit type rp verschillende transgene muismodellen ontwikkeld. Het rp phenotype van deze muizen wordt momenteel op diverse wijzen gekarakteriseerd, wat een schat aan informatie oplevert over de moleculaire en cellulaire mechanismen die ten grondslag liggen aan deze ziekten. Soortgelijk functioneel onderzoek wordt verricht aan de ziekte pseudoxanthoma elasticum (pxe), waarvoor in 2002 het oorzakelijke gen (abcc6) werd geïdentificeerd. Naast de bekende klinische verschijnselen van pxe-patiënten met betrekking tot maculadegeneratie en huidafwijkingen vonden we in 2002 dat mutaties in abcc6 eveneens een risicofactor zijn voor premature artherosclerose in de algemene populatie. Op het gebied van de multifactoriële oogziekten ouderdomsmaculatiedegeneratie (omd) en primair open kamerhoek glaucoom (poag) werd de samenwerking met de genetische epidemiologie en de oogheelkunde Rotterdam verder geïntensiveerd. In 2002 verschenen de eerste wetenschappelijke publicaties van dit recent gesloten strategisch samenwerkingsverband. Binnen het thema ‘Visuele cortex: cognitie en plasticiteit’ houdt een nieuwe onderzoekslijn zich bezig met de neuronale basis van de visuele waarneming. Cognitieve processen, zoals visuele aandacht, werkgeheugen en bewuste perceptie worden bestudeerd in de visuele hersenschors. Een nieuwe ontwikkeling is dat deze cognitieve processen gemeten kunnen worden in vroege visuele gebieden waarvan werd verondersteld dat zij zich alleen met elementaire beeldanalyse bezighielden. Het blijkt dat zelfs denkfouten hier worden weerspiegeld door veranderingen in de neuronale activiteit. De onvermoede cognitieve eigenschappen van vroege visuele gebieden hangen vermoedelijk samen met feedback vanuit hogere visuele gebieden, een hypothese die op dit moment aan kritische tests wordt onderworpen. Een tweede onderzoekslijn binnen dit thema richt zich op moleculaire principes die ten grondslag liggen aan synaptische plasticiteit in het visuele systeem. Voor dit onderzoek zijn in de nieuwe transgenen unit van het ioi/nih verschillende muismodellen geproduceerd die worden onderzocht middels in vivo electrofysiologie en moderne imaging technieken. Het doel hierbij is het begrijpen van verbanden tussen moleculaire, morfologische en functionele aspecten van synaptische plasticiteit.
Productie
Nederlandse Commissie voor Geodesie
Wetenschappelijke output 41 sci artikelen 2 overige artikelen 4 proefschriften Dienstverlening De Corneabank is inde maanden januari t/m juli niet operationeel geweest. In die maanden is met ondersteuning van transplanterende oogartsen gewerkt aan de wederopbouw van de Corneabank. In augustus is gestart met beperkte bemensing. In 2002 zijn 447 cornea’s bewerkt op basis waarvan 116 cornea’s en 137 sclera’s zijn getransplanteerd. Intussen wordt met succes gewerkt aan verdere personele opbouw. Erfelijkheidsadviezen over oogaandoeningen werden 56 keer uitgebracht (25 maal uitgebreid en 31 maal enkelvoudig), voorts werd 81 maal dna-diagnostiek verricht. Belangrijkste publicaties • Trip M.D., Smulders Y.M., Wegman J.J., Hu x, Boer J.M., ten Brink J.B., Zwinderman A.H., Kastelein J.J., Feskens E.J., Bergen A.A.B. Frequent mutation in the abcc6 gene (R1141X) is associated with a strong increase in the prevalence of coronary artery disease. Circulation Aug 13;106(7):773-5, 2002. • Roelfsema P.R., Lamme V.A.F., Spekreijse H. and Bosch H. Figure-ground segregation in a recurrent network architecture. Journal of Cognitive Neuroscience 14, 525-537, 2002. • Van den Berg T.J.T.P., Coppens J.E., Van Best J.A. Interpretation of lenticular light transmittance from fluorophotometric data. Inv Ophthalmol Vis Sc 43: 3003-3007, 2002.
Personeelsinzet IOI Onderwerp of thema
Aantal fte’s
wp Genetica 11.4 Perifeer Visueel Systeem 11.8 Visuele Cortex 2.1 Visuele Systeem Analyse (hlu) 1.8 Corneabank 0.8 Directie en ondersteunende diensten 1.0 Totaal
28.9
2001 nwp 5.9 2.5 1.0
wp 12.7 11.9 3.3
2002 nwp 6.8 1.0 0.8
1.5 4.0
3.4 0.8
0.5 4.8
11.6
1.0
9.0
26.5
33.1
22.9
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 5.576.500 Financieringsbronnen in procenten knaw 67,7% Contractonderzoek/ dienstverlening aan derden 27,8% Externe subsidies (overig) 4,5% Totaal 100%
87
Onderzoekorganisatie
Thijsseweg 11, Delft http://www.ncg.knaw.nl Voorzitter: P.J.G. Teunissen Werkgebied De Nederlandse Commissie voor Geodesie (ncg) initieert en coördineert fundamenteel en strategisch geodetisch onderzoek in Nederland. De ncg geeft adviezen over algemene beleidslijnen voor de geodesie en stimuleert de verspreiding van geodetische kennis. Geodesie ontleent haar betekenis als ruimtelijk informatieve wetenschap aan het veelzijdige gebruik dat de samenleving van de beschrijvingen van de aarde maakt. In hoofdzaak kan dit gebruik worden ondergebracht in twee toepassingsgebieden: de beschrijving van de aarde als natuurlijk object en de inrichting en het beheer van de ruimte op aarde. Ontwikkelingen Het Europese etrs89 (European Terrestrial Reference System 1989) is sinds 1 oktober 2000 het officiële driedimensionale coördinatenstelsel van Nederland. Het Europese driedimensionale stelsel is daarmee ook het nationale driedimensionale stelsel. etrs89 is de Europese variant van het mondiale driedimensionale stelsel wgs84 (World Geodetic System 1984), dat bekend is van het gps (Global Positioning System). etrs89 staat op het punt in Europees verband (en zeker voor Europese toepassingen) veel gebruikt te gaan worden. Tegelijkertijd hebben alle Europese landen al hun geo-informatie beschikbaar in hun nationale referentiestelsels. Alle West-Europese landen hebben inmiddels een koppeling tot stand gebracht tussen hun nationale stelsels en etrs89. Hoewel het begrip normalisatie en de toepassing ervan al oud zijn, staat normalisatie op het gebied van de geo-informatie en de informatietechnologie nog in de kinderschoenen. Normalisatie dient de efficiëntie te verhogen van de operaties in verschillende organisaties die met elkaar in aanraking komen. In de geo-informatie en de informatietechnologie gaat het vaak om dezelfde digitale gegevens, die door vele organisaties steeds weer worden gebruikt voor verschillende doeleinden. Normalisatie van de overdracht van die gegevens is dan ook bittere noodzaak om de overdracht van gegevens zo te laten plaatsvinden dat de interpretatie ervan éénduidig is.
Belangrijkste resultaten In The first absolute gravity measurements in The Netherlands. Period 1991-1999 zijn de eerste absolute zwaartekrachtsmetingen van zeer hoge precisie die in Nederland zijn verricht beschreven. Gegevens van het zwaartekrachtsveld van de aarde worden onder andere gebruikt voor het berekenen van de geoïde (het equipotentiaalvlak van de aarde op gemiddeld zeeniveau), het vaststellen van absolute bodembewegingen, het bepalen van diepere geologische breukzones en oceaanstromingen. Tijdens de studiedag met de titel ‘Een Geo-norm(ale) studiedag’, in juni door de Subcommissie Geo-informatie Modellen georganiseerd in samenwerking met de Ravi, zijn voor de deelnemers uit wetenschap en praktijk voordrachten gehouden over normen en standaarden voor de nationale geo-informatie infrastructuur. Aandacht is besteed aan de noodzaak en de totstandkoming van normen en standaarden, authentieke registraties, basisregistraties en de toepassing en gebruik van normen en standaarden. Richard Groot (itc) heeft in november de jaarlijkse ncg-lezing gehouden met de titel ‘Ideeën over een economisch perspectief op Geografische Informatie Infrastructuur’. Ordening in en synthese van informatie, ook van geo-informatie, is een aspect van menselijk streven. In de context van globalisering is het van belang dat er internationaal ook een level playing field voor de toegang tot geo-informatie wordt gecreëerd. Er is nu een concurrerend voordeel voor landen die zelf aardobservatiesystemen hebben en dus kritische geo-informatie van andere landen kunnen ontwikkelen, die deze technologie zelf niet hebben. Hierdoor staan deze landen in een zwakke positie ten opzichte van bijvoorbeeld potentiële handelspartners.
Productie Wetenschappelijke output 4 boeken 1 rapport 8 afleveringen van Journal of Geodesy Overige output 1 studiedag 1 lezing Belangrijkste publicaties • Marc Crombaghs, Erik de Min, Govert Strang van Hees, The first absolute gravity measurements in The Netherlands. Period 1991-1999. ncg, Delft, 2001. • Dennis Odijk, Fast precise gps positioning in the presence of ionospheric delays. ncg, Delft, 2001. • Jaap Zevenbergen, Systems of land registration. Aspects and effects. ncg, Delft, 2001.
88 Onderzoekorganisatie
Personeelsinzet NCG Onderwerp of thema
Totaal
Aantal fte
wp –
2001 nwp 1,5
wp –
2002 nwp 1,5
–
1,5
–
1,5
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 262.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 50,8% Externe subsidies 49,2% Totaal 100%
Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek
Meibergdreef 33, Amsterdam http://www.nih.knaw.nl Directeur: D.F. Swaab Werkgebied Het centrale onderzoeksthema van het nih is ‘ontwikkeling, plasticiteit en veroudering van de hersenen’. Tijdens de hersenontwikkeling ontstaan er 100 miljard hersencellen die ieder met meer dan 1000 andere neuronen contact maken. Dit ongelooflijk complexe netwerk ontwikkelt zich maar ten dele onder invloed van genetische factoren. Het functioneren van hersencellen, onze ervaringen en hormonen zoals de geslachtshormonen van het kind die de sexuele differentiatie van de hersenen bewerkstelligen, spelen tijdens de ontwikkeling een cruciale rol bij de vorming van een voor iedere persoon uniek netwerk. In het volwassen individu herstellen hersenbeschadigingen (bijvoorbeeld door een trauma of infarct) zich niet. Daarom wordt gepoogd volwassen zenuwcellen aan te zetten tot regeneratie door middel van transplantatie of gentherapie. Tijdens het verouderingsproces neemt de kans op neurodegeneratieve ziekten, zoals de ziekte van Alzheimer, sterk toe. Verouderingsziekten van de hersenen zijn door de vergrijzing een snel groeiend probleem in onze maatschappij geworden. Het onderzoek van het nih vindt plaats in zeven multi-
disciplinaire werkgroepen die niet alleen onderzoek doen naar de normale hersenontwikkeling, sexuele differentiatie van de hersenen, het functioneren in volwassenheid (met name wat betreft het geheugen en autonome regulatiemechanismen) en veroudering, maar ook naar stoornissen hiervan zoals mentale retardatie, transsexualiteit, eetstoornissen, diabetes en hypertensie en de pathogenetische mechanismen van de ziekte van Alzheimer en psychiatrische ziektebeelden. Dierexperimenteel en theoretisch onderzoek en observaties op het unieke, menselijke postmortem hersenweefsel ter beschikking gesteld door de Nederlandse Hersenbank vinden geïntegreerd plaats. Ontwikkelingen Niet alleen kunnen zich ontwikkelende hersencellen van de rat nu gedurende een lange tijd elektrofysiologisch in de kweek gevolgd worden, maar tevens kunnen ook hersencellen van overleden, oude patiënten vele weken in kweek gehouden worden. Dit maakt een veelheid van multidisciplinair onderzoek aan de hersenontwikkeling, veroudering en hersenziekten mogelijk, inclusief functioneel genoomonderzoek. Een combinatie van cel- en gentherapie uitgevoerd met sterk verbeterde virale vectoren en een nieuw celtype, te weten de olfactorische steuncel, heeft geresulteerd in een begin van functioneel herstel in een rattenmodel voor ruggenmerg-beschadiging en met het ioi werd aangetoond dat verschillende celtypen in de retina transduceerbaar zijn met virale vectoren. Het gereed komen van de sequentie van het menselijk genoom (en de verwachting dat van verschillende andere diersoorten de genoomsequentie spoedig compleet zal zijn) betekent dat het onderzoek naar de moleculaire biologie van hersen- en oogziekten in een stroomversnelling raakt. Op basis van een in het nih en ioi uitgezette strategie heeft de knaw besloten een Centrale knaw-microarray faciliteit op te zetten in de nieuwbouw ioi/nih. Er wordt gebruik gemaakt van state of the art microarray technologie van Agilent Inc. De eerste arrays voor mens en rat zijn in 2002 beschikbaar gekomen. Agilent biedt de unieke mogelijkheid deel te nemen aan een ‘Technology Access Programme’ bestaande uit apparatuur, technische ondersteuning en training van onderzoekers en een basaal niveau van bioinformatica. De faciliteit zal het mogelijk maken dat alle onderzoekers binnen de levenswetenschappen instituten toegang hebben tot deze innoverende technologie. Tevens hebben de vorig jaar aangeschafte laser dissectie microscoop en q-pcr een scala van nieuwe onderzoeksmethoden gopend. Gen- en peptide-expressie worden nu in projectie geïdentificeerde neuronen vastgesteld. In hersenmateriaal van Alzheimer patiënten worden nu de degenererende neuronen geïsoleerd met behulp van laser microdissectie en de expressieprofielen worden vastgesteld met real-time q-pcr en microarrays. Er wordt specifiek gekeken naar genen die betrokken zijn bij rna en eiwitcontrolesystemen in deze cellen. Dit onderzoek zal antwoorden geven op de vraag waarin sommige neuronen degenereren en andere niet of later. In 2002 kon dankzij een investeringsbijdrage van de Akademie een clsm worden aangeschaft welke ons in staat moet stellen in de toekomst o.m. synapsvorming in vivo/vitro te kunnen volgen.
89
Onderzoekorganisatie
Daarnaast zijn technieken ontwikkeld die het mogelijk maken elektrische activiteit van een grote groep zenuwcellen tegelijkertijd individueel tijdens leerprocessen te volgen. Zo is bijvoorbeeld ontdekt dat groepen van neuronen in een hersengebied dat te maken heeft met motivatie en drugsverslaving ‘reactiveren’ tijdens de slaap, dat wil zeggen dezelfde informatie genereren als tijdens een voorafgaande leerervaring. Er is ook een begin gemaakt om gedrag te bestuderen in unieke transgene muizenmodellen voor de ziekte van Alzheimer, gebaseerd op het idee dat remming van het proteasoom een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van neurodegeneratie. Een strategische samenwerking is in opbouw met de Hebrew University in Jerusalem om onderzoek te bundelen op het gebied van computational neuroscience, neuronale netwerken en functionele pathologie bij de ziektes van Parkinson en Alzheimer. Sinds dit jaar participeert het nih in een door nwo gestimuleerd en een door het centre for Education Research and Innovation (ceri) van de oecd geïnitieerd wereldwijd programma Learning Sciences and Brain Research. Belangrijkste resultaten Van molecuul naar mens en van de ontwikkeling tot aan de veroudering en dementie werden het afgelopen jaar stimulerende bevindingen gedaan die ook regelmatig aandacht kregen in de pers. Mutaties die in genen werden verondersteld een belangrijke oorzaak voor mentale retardatie te zijn, zoals in oligophrenine-1 en aPix, bleken getransfecteerd in gekweekte neuronen de ontwikkeling van axonen en dendrieten inderdaad te verstoren. Moleculaire leesfouten resulteren o.a. in de expressie van een in ons instituut ontdekte mutante vorm van ubiquitine, ubb+1. Dit eiwit is een actieve remmer van het proteasoom dat een uiterst belangrijke rol speelt in de eiwit-kwaliteitscontrole in cellen. In diverse vormen van neurodegeneratie alsmede in niet-neuronale ziektebeelden blijkt dit systeem onvoldoende te werken, en dit wordt medeveroorzaakt door de accumulatie van mutant ubiquitine (ubb+1) in neuronen. Door het nih ontwikkelde nieuwe beeldvormende technieken maken het nu mogelijk bij patiënten met een amnesie syndroom thalamusafwijkingen te lokaliseren, en toonden lateraal en orbitaal een afname aan in de prefrontale cortex tijdens het verouderingsproces die de basis voor een cognitieve achteruitgang kunnen zijn. Belangrijkste publicaties • Kreier F, Fliers E, Voshol PJ, Van Eden CG, Havekes LM, Kalsbeek A, Van Heijningen cl, Sluiter AA, Mettenleiter TC, Romijn JA, Sauerwein HP, and Buijs RM. 2002. Selective parasympathetic innervation of subcutaneous and intra-abdominal fat - functional implications. J Clin Invest 110:1243-1250. • Pennartz, C.M.A., De Jeu, M.T.G., Bos, N.P.A., Schaap, J. and Geurtsen, A.M.S. (2002) Diurnal modulation of pacemaker potentials and calcium current in the mammalian circadian clock. Nature 416: 286-290. • Verwer, R.W.H., Hermens, W.T.J.M.C., Dijkhuizen, P.A., Ter Brake, O., Baker, R.E., Salehi, A., Sluiter, A.A., Kok,
M.J.M., Müller, L.J., Verhaagen, J., Swaab, D.F. –Cells in human post-mortem brain tissue slices remain alive for several weeks in culture. faseb J. 16: 54-60.
Nederlands Instituut voor Ecologie
Levering biologisch materiaal De Nederlandse Hersenbank (nhb) heeft in het jaar 2002 klinisch en neuropathologisch goed gedocumenteerd hersenmateriaal beschikbaar kunnen stellen van 105 obducties. Sinds 1985 bedraagt het totaal aantal obducties 2525. Totaal ontvingen de laatste zestien jaar 415 Nederlandse en buitenlandse onderzoeksprojecten in 22 landen materiaal van de nhb. Er zijn meer dan 600 publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften die tot stand zijn gekomen met behulp van het onderzoekmateriaal verstrekt door de nhb.
Rijksstraatweg 6, Nieuwersluis http://www.nioo.knaw.nl
Productie wetenschappelijke output 77 artikelen in tijdschriften met een referee systeem 24 artikelen in overige vaktijdschriften 24 hoofdstukken in boeken
Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (nioo\ceme) Korringaweg 7, Yerseke Centrum voor Limnologie (nioo\cl) Rijksstraatweg 6, Nieuwersluis
Personeelsinzet NIH Hoofdonderwerp/ Onderzoekthema
Centrum voor Terrestrische Ecologie (nioo\cte) Boterhoeksestraat 48, Heteren
Aantal fte
Hypothalamus I Hypothalamus II Moleculaire Leesfouten Neuroregeneratie Prefrontale Cortex Neuronen & Netwerken Beeldverwerking Hersenbank Directie Algemene dienst
wp 11.5 8.0 5.1 9.5 7.1 3.2 1.5 0.8 1.0 0.5
2001 nwp 5.9 2.1 1.1 3.3 2.1 1.1 1.1 5.4 1.0 21.7
wp 13.0 7.0 8.0 13.0 9.0 3.0 3.0 1.0 1.0 0.5
2002 nwp 3.0 4.0 3.0 3.0 3.0 2.0 3.0 5.0 2.0 20.5
Totaal
48.2
44.8
58.5
48.5
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 6.593.000 Financieringsbronnen in procenten knaw Contractonderzoek/Dienstverlening aan derden Externe subsidies Totaal
90 Onderzoekorganisatie
66,8% 28,1% 5,1% 100%
Directeur: mw. L.E.M. Vet Werkgebied Het Nederlands Instituut voor Ecologie doet fundamenteel en strategisch ecologisch onderzoek in zee en estuarium (ceme), in zoete wateren (cl) en op het land (cte). Ontwikkelingen Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (ceme) Na een succesvolle reorganisatie is de nieuwe werkgroep Ruimtelijke Ecologie gestart met Peter Herman als werkgroepleider. Het onderzoek richt zich op het beschrijven, verklaren en modelleren van ruimtelijke verdelingen van populaties dieren en planten in estuaria. Daarbij besteden de onderzoekers veel aandacht aan fysisch-biologische interacties, en aan het inpassen van de empirische studies in een theoretisch-ecologisch kader. Nieuw aangetrokken wetenschappers zijn o.a. een theoretisch ecoloog en een fysisch geograaf met de noodzakelijke gis-expertise (Geografische Informatie Systemen). De nieuwe groep zal nauw samenwerken met andere nioo-werkgroepen. In 2002 ging ook een groot aantal nieuwe extern gefinancierde projecten van start. Vier daarvan bestuderen de Westerschelde in het kader van vlanezo, de Vlaams-Nederlandse samenwerking in Zee-onderzoek. Het ceme was met meer dan tien projecten bijzonder succesvol in het vijfde kaderprogramma van de eu. Deze projecten versterken de vele relaties van het ceme binnen Europa. De toekenning van het project marbena en een succesvolle expression of interest in het zesde kaderprogramma bevestigen de rol van het ceme als coördinator van marien biodiversiteitsonderzoek. Een bijzondere gebeurtenis was de toekenning van een pionier-subsidie van nwo aan Jack Middelburg. Het onderwerp belicht de koppeling van biosfeer en geosfeer,
waarbij de interacties tussen biologische en geologische processen in de zeebodem centraal staan. Centrum voor Limnologie (cl) In het jaar 2002 zag een groot aantal publicaties in toonaangevende tijdschriften het daglicht. Deze publicaties – gebaseerd op projecten die we in 2001 en 2002 afrondden – vormen een goede basis voor het verkrijgen van toekomstige externe projectfinanciering. Twee van de drie werkgroepen herformuleerden hun onderzoeksprogramma’s, zich richtend op nieuwe internationale ontwikkelingen in het ecologische onderzoek. Zo formuleerde de werkgroep Microbiële Ecologie een programma op het raakvlak van biodiversiteit en geochemie. Tevens startte een onderzoek naar de bruikbaarheid van satellietbeelden voor de registratie van virusinfecties in meren. De werkgroep Plant-Dier Interacties zal zich de komende jaren richten op de vertaling van biotische en abiotische interacties naar de aantalsontwikkelingen bij met name watervogels. Gezien de groeiende rol die open water en watervogels nationaal en internationaal in het natuurbeheer spelen, is fundamentele kennis hierover onontbeerlijk. Binnen de werkgroep Voedselweb Onderzoek is onderzoek naar de genetische basis van co-evolutie van algen en hun parasieten van start gegaan, en naar geïnduceerde (uitgelokte) verdedigingsmechanismen bij dierlijk plankton tegen vissen. In 2002 kwam ook een nauwere samenwerking tot stand met de beheerders van het Utrechts–Hollands plassengebied. Dit moet leiden tot een concentratie van het cl-onderzoek in dit gebied. Centrum voor Terrestrische Ecologie (cte) Het nieuwe onderzoek naar de koppeling van boven- en ondergrondse multitrofe interacties (b.v. plant-planteneter-roofdier) heeft een belangrijke impuls gekregen door de toekenning van een vidi-beurs van nwo aan Nicole van Dam. Op het gebied van biodiversiteit en het functioneren van ecosystemen financieren de eu en nwo verschillende nieuwe projecten. Ook is een begin gemaakt met het genomics onderzoek, met name gesteund door de financiële bijdrage vanuit het knaw-genomicsfonds. Daarvoor heeft het cte ook een nieuw laboratorium in gebruik genomen op het zogenoemde cii-niveau. Bij de werkgroepen Populatiebiologie van dieren en populatiebiologie van Planten zijn nieuwe werkgroepleiders aangesteld en de onderzoeksprogramma’s zijn geëvalueerd en bijgesteld in samenspraak met de internationale Wetenschapscommissie van het nioo. Belangrijkste resultaten Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (ceme) De nieuwe werkgroep Ruimtelijke Ecologie zette het onderzoek naar de patronen in estuaria en de onderliggende processen op langs verschillende lijnen: statistische modellering van langjarige datasets van bodemdieren, veldmetingen van de interactie tussen planten, stromingen en golven bij schorvorming en remote sensing en gis om op langere tijdschaal (gebruikmakend van historische archieven) de ontwikkeling van schorren en slikken te beschrijven en te relateren aan de veldmetingen. Het koppelen van remote sensing data van de biomassa van op de bodem van getijdeplaten levende algen aan de
91
Onderzoekorganisatie
potentiële primaire productie (hoe goed deze ‘plantjes’ kunnen groeien) is een belangrijke ontwikkeling voor mariene microbiologen. Verder konden we de ontwikkeling van ongewenste biofilms van micro-organismen op boten bestuderen met behulp van fluorescerende kleurstoffen en confocal laser scanning microscopie, beeldanalyse en -kwantificatie. Met een nieuw ontwikkeld systeem van on-line en real-time monitoring van het vastleggen van stikstof door micro-organismen in‘microbiële matten’ in het Waddengebied zijn opzienbare resultaten behaald. De diverse gemeenschap van cyanobacteriën draagt zorg voor een sterke reactie op veranderende omgevingsfactoren. Deze techniek heeft ons inzicht vernieuwd in hoe stikstof in de oceanen wordt vastgelegd. De in 2002 afgeronde modelomgevingen femme en media gebruiken onderzoekers nu om het (model)gedrag van ecosystemen en sedimenten te verkennen. Het onderzoek naar stikstof in de Schelde en de Middellandse Zee toonde aan dat organisch stikstof een belangrijk substraat is voor de microbiële gemeenschap. De opname van gelabelde algen in zeebodems onderzochten we in de Noordzee, het Skagerrak en de Middellandse Zee. De reactie van de biologische gemeenschappen op de toevoer van organisch materiaal is, ook in de diepzee, verrassend snel. Dit wijst erop dat de biologische gemeenschappen in de diepzee aangepast zijn aan onvoorspelbare aanvoer van voedsel. Centrum voor Limnologie (cl) De zachte winter van 2001-2002 veroorzaakte naar alle waarschijnlijkheid een geringe ontkieming van de waterplant schedefonteinkruid in het Lauwersmeer. Op deze belangrijke overwinteringplaats van trekvogel de kleine zwaan was daardoor de productie van ondergrondse tubers (knolletjes) bij deze planten ver ondermaats en de kleine zwaan liep bij aankomst zijn favoriete voedsel mis. De zwanen namen hun toevlucht tot de minder energierijke suikerbietenresten op akkers. Zwanen bleken deze beslissing echter pas te nemen als de energiewinst van de oogstresten ten opzichte van hun natuurlijke voedsel voldoende groot was om de risico’s van het leven op het land te compenseren. Recentelijk zijn 34 bacteriegroepen geïdentificeerd, waarvoor het zoete water het specifieke habitat blijkt te zijn. Van de meeste van deze groepen zijn geen gekweekte vertegenwoordigers bekend, zodat het dna-onderzoek ze pas aan het licht bracht. Met behulp van moleculaire probes (stukjes dna) is aangetoond dat deze typische zoetwaterbacteriën in het merendeel van 87 geteste Noordwest-Europese meren voorkomen. Twee bacteriegroepen vonden we in elk van deze meren. De identificatie van deze belangrijke zoetwaterbacteriën en de beschikbaarheid van een betrouwbare monitoringtechniek maken het mogelijk hun ecologische belang te onderzoeken. Hierbij zal genomics een belangrijke rol spelen. Klonen van de diatomeeënsoort Asterionella formosa uit meren vertonen onderlinge verschillen in gevoeligheid voor de parasitaire schimmel Zygorhizidium planktonicum. Gevoelige diatomeeënklonen blijken genetisch te verschillen van resistente. Virulentie van de schimmel bleek eveneens te variëren bij genetisch verschillende
schimmellijnen. Diatomeeën zijn gevoeliger voor schimmelparasieten uit dezelfde plas dan die uit een andere plas, wat duidt op een aanpassing van de parasiet aan de aanwezige gastheerpopulatie (co-evolutie). Centrum voor Terrestrische Ecologie (cte) Voor het eerst is aangetoond dat wortelherbivoren een effect hebben op de verdediging van planten tegen bovengrondse ongewervelde planteneters zoals insecten. Uit het biodiversiteitonderzoek blijkt dat wortelherbivoren secundaire successie – zoals bij het omvormen van landbouwgrond in natuur – versnellen en de diversiteit van de vegetatie verhogen. In monsters van duinbodem hebben we een nieuwe bacteriesoort ontdekt. De interessante schimmelonderdrukkende eigenschappen van dit organisme analyseren we nu met genomics-technieken.Infectie van planten door ziekteverwekkers kan leiden tot hogere parasitering van de planteneters op diezelfde plant. Ziekteverwekkers kunnen dus onverwachte gevolgen hebben hogerop in de voedselketen. Het onderzoek naar het gedrag van vogels in een ecologische context leverde interessante ontdekkingen op. Dit betrof onder meer het leergedrag bij het kiezen van het beste moment voor het leggen van eieren en het conflict tussen jonge vogels en hun ouders om voedsel.
Productie Wetenschappelijke output 160 publicaties in wetenschappelijke tijdschriften, waarvan 4 met nioo-medewerker(s) als editor(s) 15 publicaties in wetenschappelijke boeken en/of proceedings 6 proefschriften 16 rapporten 1 boek 1 inaugurele rede Populair-wetenschappelijke output 176 artikelen over het nioo in krant, tijdschrift of op internet 17 keer op de radio 11 keer op tv 3,92 x per week in het nieuws, gemiddeld over 2002 1 publiekssymposium (lustrum) 1 nieuwe internetsite Belangrijkste publicaties Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (ceme) • Boschker, H.T.S., J.J. Middelburg, 2002. Stable isotopes and biomarkers in microbial ecology. fems Microbiol. Ecol. 40: 85-95. • De Brouwer, J.F.C., L.J. Stal, 2002. Daily fluctuations of exopolymers in cultures of the benthic diatoms Cylindrotheca closterium and Nitzschia sp. (Bacillariophyceae). Journal of Phycology 38: 464-472. • Ysebaert, T., P. Meire, P.M.J. Herman, H. Verbeek, 2002. Macrobenthic species response surfaces along estuarine gradients: prediction by logistic regression. Mar. Ecol. Prog. Series 225: 79-95.
92 Onderzoekorganisatie
Centrum voor Limnologie (cl) • Bollmann A., M.-J.B. Bär-Gilissen, H.J. Laanbroek, 2002. Growth at low ammonium concentrations and starvation response as potential factors involved in niche differentiation among ammonia-oxidizing bacteria. Appl. Environm. Microbiol. 68: 4751-4757. • Hangelbroek HH, Ouborg NJ, Santamaría L, Schwenk K, 2002. Clonal diversity and structure within a population of the pondweed Potamogeton pectinatus foraged by Bewick’s swans. Molecular Ecology 11: 2137-2150. • Vos M., B.J.G. Flik, J. Vijverberg, J. Ringelberg, W.M. Mooij, 2002. From inducible defences to population dynamics: modelling refuge use and life history changes in Daphnia. Oikos 99: 386-396. Centrum voor Terrestrische Ecologie (cte) • Biere A., J.A. Elzinga, S.C. Honders, J.A. Harvey, 2002. A plant pathogen reduces the enemy-free space of an insect herbivore on a shared host plant. Proc. Royal Soc. B (London) 269: 2197-2204. • Grieco, F., A.J. van Noordwijk, M.E. Visser, 2002. Evidence for the effect of learning on timing of reproduction in Blue Tits. Science 296: 136-138. • Kowalchuk, G.A., D.S. Buma, W. De Boer, P.G.L. Klinkhamer, J.A. van Veen, 2002. Effects of aboveground plant species composition and diversity on the diversity of soil-borne micro-organisms. Anton. van Leeuwenhoek 81: 509-520. • Van der Putten, W., 2002. How to be invasive. Nature 417 (6884): 32-33.
Personeelsinzet NIOO Onderwerp of thema
Aantal fte wp
Voedselweb onderzoek(cl) 11,9 Plant-dier interacties (cl) 7,0 Microbiële ecologie (cl) 9,0 Populatiebiologie van dieren (cte) 12,0 Populatiebiologie van planten (cte) 8,6 Plant-micro-organisme Interacties (cte) 7,8 Multitrofe interacties (cte) 7,6 Ecosysteem studies (ceme) 21,9 Litorale vegetaties (ceme) 9,7 Ruimtelijke ecologie (ceme) – Mariene microbiologie (ceme) 9,2 Directie en Bureau Diensten 1,0 Overige ondersteunende diensten – Totaal
105,7
2001 nwp
wp
2002 nwp
4,5 5,8 5,4
10,7 3,0 6,0
3,7 8,8 5,5
11,7
10,9
12,3
6,9
6,3
6,2
7,2 2,6 9,9 3,1 –
8,8 7,6 24,7 – 10,8
7,2 2,6 8,8 – 2,8
6,0
10,1
5,7
15,6
1,0
14,5
19,1
–
21,4
97,8
99,9
99,5
Financiering Exploitatietotaal 2002: € 13.121.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 82,0% Externe subsidies 18,0% Totaal 100%
Instituten algemeen
Rathenau Instituut
Belangrijkste publicaties • Panorama Voedingsland: traditie en transitie in discussies over voeding / H. Dagevos ; projectleiders: R. van Est, O. Crapels.- Den Haag: Rathenau Instituut, 2002. - 60 p. • Pillen & psyche: culturele eb- en vloedbewegingen: medicamenteus ingrijpen in de psyche / H. Pieters, M. de Lange; projecleiders: K. van der Bruggen, S. Heesterbeek. - Den Haag: Rathenau Instituut, 2002. - 137 p. • Marktontwikkelingen in de digitale infrastructuur: knelpunten bij de toegankelijkheid en de pluriformiteit van de digitale snelweg / P. Rutten en M. Poel; projectcoördinatie: M. Schoenmacker en H. van Breugel. - Den Haag: Rathenau Instituut, 2002. - 132 p. - (Werkdocument; 86). - isbn 90-8067-724-8 • Tekort aan donororganen nauwelijks oplosbaar. - Den Haag: Rathenau Instituut, 2002. - 19 p. - (Bericht Aan het Parlement; februari 2002) Financiering Exploitatietotaal 2002: € 2.377.000 Financieringsbronnen in procenten knaw 96,1% Externe subsidies 3,9% Totaal 100%
Koninginnegracht 56, Den Haag http://www.rathenau.nl Directeur: M. Schoenmacker (a.i.) tot 01-02-02 J. Staman vanaf 01-02-02 Werkgebied Het Rathenau Instituut ondersteunt politieke oordeelsvorming over ontwikkelingen in wetenschap en technologie. Daartoe stimuleert het onderzoek en analyse over de maatschappelijke gevolgen van deze ontwikkelingen en structureert het maatschappelijk en politiek debat over onderwerpen binnen dit brede terrein. Het werkterrein omvat in 2002 informatie- en communicatietechnologie, biomedische technologie, gebruik van dieren en voeding. De onderwerpen veehouderij en waterbeheer (technologisch systemen) zijn in het verslagjaar afgerond. De Tweede Kamer is de belangrijkste ontvangende partij van de uitkomsten van deze activiteiten. Daarnaast wordt steeds meer aandacht besteed aan de verbreding van het debat en het zoeken naar werkwijzen en beelden die de inbreng van alle betrokken partijen inclusief burgers, kunnen versterken.
Productie Wetenschappelijke output 1 bericht aan het Parlement 5 werkdocumenten 16 overige publicaties 1 special
93
Onderzoekorganisatie
94 Sociaal jaarverslag
Sociaal jaarverslag
Algemeen In 2002 is de in voorgaande jaren ingeslagen weg vervolgd om het personeelsbeleid verder toe te snijden op de specifieke kenmerken van de Onderzoekorganisatie knaw. Daarbij is niet zozeer ingezet op de introductie van nieuwe instrumenten en middelen, maar op het invoeren en uitwerken van reeds genomen initiatieven. Voorbeelden daarvan zijn de in de cao-Onderzoekinstellingen (cao-oi) gemaakte afspraken over de persoonlijke ontwikkelingsplannen (pop) en de invoering van de Wet verbetering poortwachter. Ook is verder gewerkt aan een nieuw systeem van functiewaardering. Afspraken zijn gemaakt over de inzet van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden voor de opleidingsplannen van de instituten. Een belangrijke stap in het toegankelijk maken van onze arbeidsvoorwaarden is de totstandkoming van de Arbeidsvoorwaardenbundel KNAW. Daarnaast is 2002 ook een jaar van bezinning geweest. In het kader van de evaluatie van de decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming is gezamenlijk met de andere partners (nwo en Koninklijke Bibliotheek) in de werkgeversvereniging wvoi geconcludeerd dat voortzetting van die decentrale wijze van werken de voorkeur verdient boven een centrale vaststelling van de arbeidsvoorwaarden door het Rijk. De evaluatie van de arbeidsvoorwaardenvorming uitmondend in een eigen cao, heeft in wvoiverband nog niet tot eindconclusies geleid. Een belangrijke vraag is in hoeverre de door de cao-partners te leveren inspanning voldoende is terug te vinden in onderscheidende arbeidsvoorwaarden ten opzichte van de andere werkgevers in de sector Hoger Onderwijs en Onderzoek. Aansluiting bij de cao-Nederlandse Universiteiten vormt een redelijk alternatief. Ten slotte is 2002 ook een jaar van herbezinning geweest voor de concernafdeling p&o. Interne evaluaties en gesprekken met de instituten over de vraag op welke wijze de dienstverlening op het gebied van personeel en organisatie binnen de Akademie gestalte zou moeten gaan krijgen, hebben geleid tot voorstellen voor aanpassing van de taken en rollen van zowel de centrale personeelsafdeling als de personeelsfuncties bij de instituten. In het komende jaar zullen deze moeten worden uitgewerkt en vervolgens worden ingevoerd. Organisatieontwikkelingen
Topstructuur van de Akademie In het voorjaar van 2002 is een onderzoek gestart naar de topstructuur van de Akademie. Dit leidde in het najaar tot voorstellen van een bestuurswerkgroep voor aanpassingen in de rolverdeling tussen bestuur en directie. Over deze voorstellen wordt begin 2003 besloten.
Bureau Parallel aan het onderzoek naar de topstructuur van de Akademie zijn in 2002 gesprekken gevoerd met instituutsdirecties en –beheerders over de vraag hoe verder te gaan met de personele functie binnen de knaw. Die functie is nu deels centraal, deels decentraal ingevuld. Er bleek behoefte aan verduidelijking van de afbakening van de taken en verantwoordelijkheden tussen het Bureau en de instituten, aan verbeteringen in de dienstverlening en de overlegstructuur en aan meer vrijheid in het afnemen van centrale p&o-diensten. De gesprekken hebben geleid tot een reorganisatievoorstel voor de afdeling p&o waarover naar verwachting in het eerste kwartaal van 2003 wordt besloten.
95
Sociaal jaarverslag
Het onderzoek naar de taken van de afdeling Gebouwbeheer zal in 2003 waarschijnlijk ook tot een organisatieaanpassing leiden.
IOI en NIH Het fusieproces tussen ioi en nih is in 2002 feitelijk tot stilstand gekomen, onder andere omdat de benoeming van een directeur voor de te fuseren instituten niet kon worden gerealiseerd. Eind 2002 heeft het bestuur aan een extern adviseur opdracht gegeven te adviseren over de voorwaarden waaronder deze fusie tot stand kan komen. Naar verwachting zal daarover begin 2003 nader worden besloten.
IISG Om een gefundeerde beslissing te kunnen nemen over de toekomstige ontwikkeling van het iisg heeft een extern adviesbureau de financiële randvoorwaarden daarvan onderzocht. Er is tevens advies uitgebracht over de mogelijke strategische keuzen in het onderzoek en de collectievorming. Aan het einde van het verslagjaar had het bestuur de verschillende opties nog in overweging.
Hubrecht Laboratorium Met de overkomst van de onderzoeksgroep Clevers vanuit het umc van de Universiteit Utrecht werd het personeelsbestand van het Hubrecht Laboratorium met in totaal 25 medewerkers vergroot. In het kader van
Geschiedenis van de Nederlandse wijsbegeerte
Theo H.M. Verbeek
‘NWO is zeer modieus aan het worden’
Descartes en Spinoza. Er zijn mindere goden waar een filosoof zijn oeuvre aan kan wijden. Theo Ver-beek (1945), bijzonder hoogleraar geschiedenis van Nederlandse wijsbegeerte in Utrecht, mag zich dé kenner van de zeventiende-eeuwse wijsbegeerte in ons land noemen. Hij is ook internationaal een van de meest vooraanstaande cartesianen, getuige onder meer de toekenning van de Descartes-Huygensprijs door de Franse regering in het jaar 2000. ‘Het buitenland doet een beroep op mij om de Nederlandse aspecten in het werk van Descartes en Spinoza te belichten’, zo benoemt hij bescheiden zijn wetenschappelijke opdracht. ‘In 1984 kreeg ik het verzoek van een Franse collega om de polemiek van Descartes met Utrechtse theologen in het Frans te publiceren. Sindsdien heeft Descartes mij niet meer
Afdeling Letterkunde
96 Sociaal jaarverslag
losgelaten. Het is een combinatie van toeval en persoonlijke voorkeur die mij tot deskundige op het gebied van het Nederlandse cartesianisme heeft gemaakt.’ Zorgwekkend vindt hij het nieuwe beleid van NWO voor de geesteswetenschappen. Aanvankelijk sponsorde de onderzoeksorganisatie het project ‘Towards a new edition of Descartes’ waarin onder meer Descartes’ correspondentie met zijn navolger en latere criticus Regius wordt uitgegeven en een nieuwe editie van de Latijnse vertaling van de ‘Discours de la méthode’ wordt vervaardigd. Inmiddels is er een andere wind bij de onderzoeksfinancier gaan waaien. ‘Als je geld wilt krijgen, moet je onderzoek nu vernieuwend zijn. Een editie-project voldoet daar in de ogen van NWO niet aan. Bovendien kan ik met de nieuw geformuleerde thema’s niet uit de voeten. NWO is zeer modieus aan het worden. Voor mijn project is het heel treurig en het is internationaal ook niet te verkopen. Ik zit nu tussen twee
vuren. Voor NWO is mijn onderzoek te ‘Frans’ en heeft mijn onderzoek te weinig met de Nederlandse cultuurgeschiedenis te maken, terwijl men in het buitenland erop rekent dat wij onze bijdrage aan het internationale Descartes-onderzoek leveren.’ Zijn publicatiestroom lijdt er voorlopig niet onder. Vorig jaar was het vooral Spinoza die de klok sloeg. In juni kwam een vertaling van het traktaat ‘Over de verbetering van het verstand’ uit. Dit jaar volgde Spinoza’s Theologico-political treatise: Exploring ‘the will of God’ bij de Engelse uitgever Ashgate. Thans werkt hij samen met een aantal postdocs aan een nieuwe editie van de correspondentie van Descartes: ‘Descartes heeft twintig jaar in ons land gewoond en ook veel met Nederlanders gecorrespondeerd. Daar zitten enorm veel toespelingen in op de Nederlandse situatie die door eerdere uitgevers niet gezien zijn en die in veel gevallen een exactere datering mogelijk maken.’
de samenwerking met het icin rond het onderzoekprogramma ‘Ontwikkelingsbiologie van het hart’ is met de komst van de onderzoeksgroep ‘De Windt’ een uitbreiding gerealiseerd van vijf medewerkers.
NIWI In het hoofdstuk Onderzoekorganisatie wordt ingegaan op de ingrijpende beleidsbeslissingen met betrekking tot het niwi.
NIDI Met het bestuur van de stichting Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) is een convenant gesloten op grond waarvan het nidi per 1 januari 2003 deel gaat uitmaken van de Onderzoekorganisatie knaw. In intensief overleg met het nidi en de medezeggenschap werd de overgang van 58 medewerkers voorbereid. Dankzij de deelname van het nidi aan de cao-oi deden zich geen majeure verschillen in rechtspositie voor.
NIOD/Holocaust Centre In overleg met het Ministerie van vws en de Universiteit van Amsterdam is besloten een centrum voor onderzoek en onderwijs op te richten over holocaust en genocide. Met een basisfinanciering van het ministerie kan het centrum een decennium in stand worden gehouden. Met de universiteit is afgesproken dat het nieuwe centrum wordt gehuisvest bij het niod. De medewerkers komen in dienst van de knaw en verrichten tevens onderwijstaken aan de universiteit. Human Resources Management
Risico-inventarisatie en –evaluatie (RIE) De activiteiten in de instituten zijn dit jaar vooral gericht op voortzetting van de activiteiten uit het Plan van Aanpak 2001. Nieuwe rie’s zijn voorbereid voor ioi, Hubrecht Laboratorium en cbs, die sinds de rie uit 1998 een nieuw pand betrokken. Ook voor nih en iisg waar grote(re) verbouwingen plaatsvonden, zijn nieuwe rie’s voorbereid. De rie’s worden niet uitgevoerd door amg, de eigen Arbo-dienst (inmiddels: Achmea Arbo), maar door ArboNed. Het beleid van de eigen Arbo-dienst wordt zodoende tevens in kaart gebracht en beoordeeld. Ziekteverzuim en bedrijfsmaatschappelijk werk
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim bedroeg in 2002 4,43 procent. Dat is inclusief het verzuim langer dan één jaar en exclusief zwangerschapsverlof. Opnieuw betekent dit een daling van het ziekteverzuimcijfer ten opzichte van voorgaande jaren. In 2001 stond het cijfer nog op 4,7 procent. De Arbodienst constateert een toename van het aantal werkgerelateerde problemen, met name van psychische klachten. Het aantal klachten dat aanleiding geeft tot verzuim is, evenals in voorgaande jaren, absoluut gezien erg klein. Meer dan voorheen is de direct-leidinggevende ingeschakeld in het Sociaal Medisch Team (smt). In dit regulier overleg van het instituutsmanagement met de bedrijfsarts, dat is gericht op het optimaliseren van de verzuimbegeleiding, wordt gesproken over de terugkeer van verzuimende medewerkers. In sommige gevallen kon het ziekteverzuim worden teruggedrongen door zorgverlof te verlenen. Of door extra begeleiding van de maatschappelijk werker. Ook blijkt voorlichting over hulp bij psychische klachten en over klachten aan armen en handen, die kunnen wijzen op rsi, een verzuimbeperkende rol te spelen.
97
Sociaal jaarverslag
Ziekteverzuimprocedure In verband met de invoering van de Wet verbetering poortwachter heeft een werkgroep zich vanaf begin 2002 beziggehouden met de gevolgen van de wet voor het ziekteverzuimbeleid en de begeleiding binnen de knaw. De wet, die op 1 april 2002 in werking is getreden, leidt tot een grotere verantwoordelijkheid van zowel de werkgever als de werknemer voor de reïntegratie van de zieke werknemer in het arbeidsproces. Zo moet een zieke werknemer veel strakker worden begeleid. Er moet veel meer dan voorheen worden vastgelegd in dossiers. Werknemer en werkgever moeten afspraken maken over het reïntegratietraject en een casemanager aanwijzen. De trainings- en externe reïntegratiemogelijkheden werden door de werkgroep geïnventariseerd. Voor de Arbo-dienst, de personeelsbeheerders bij de instituten en de centrale p&o-afdeling vergde de invoering van de wet een grote omslag in aanpak. Knelpunt bij de uitvoering vormde opnieuw de traagheid van de uitvoeringsinstantie uwv/uszo. De onderscheidenlijke taken en verantwoordelijkheden werden vastgelegd in een nieuw contract met de Arbo-dienst. De gang van zaken zal in 2003 worden geëvalueerd.
Eenduidige verzuimregistratie Ter uitwerking van de afspraken in het Arbo-convenant dat in 2000 voor de sector Hoger Onderwijs en Onderzoek werd gesloten, is in de cao-oi overeengekomen dat de onderzoekinstellingen het ziekteverzuim vanaf 1 januari 2003 eenduidig volgens de normen uit de Toolkit verzuim-registratie bijhouden. Hierdoor kunnen de effecten van het verzuimbeleid in de verschillende wvoi-instellingen beter met elkaar worden vergeleken.
Werkdruk Om de ontwikkeling van de werkdruk te kunnen volgen, is in de wvoi afgesproken een steekproefsgewijs onderzoek naar de werkdruk te houden. Het werkdrukonderzoek zal met enige regelmaat worden herhaald. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid van de situatie bij de verschillende instellingen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde vbba-vragenlijst. De werkdrukmeting vindt in 2003 plaats.
Bedrijfsongevallen Er heeft zich in 2002 één bedrijfsongeval voorgedaan. De medewerker kreeg bij het bankwerken een stukje kunststofdeksel tegen zijn kaak en oog, met blijvende oogschade als gevolg. Het ongeval is gemeld bij de Arbeidsinspectie
Bedrijfsmaatschappelijk werk Het bedrijfsmaatschappelijk werk wordt verzorgd door het gimd. Vanuit een onafhankelijke positie wordt psychosociale hulp aan de medewerkers verleend. De bedrijfsmaatschappelijk werker adviseert tevens leiding-gevenden over de begeleiding van de medewerkers. Voor alle instituten samen is 24 uur per week beschikbaar. Dit jaar is individuele hulp geboden aan 107 medewerkers. Dat is een stijging van eenderde ten opzichte van de 79 in 2002. De forse stijging komt zowel door een grotere inzet bij reorganisaties – waarvoor tijdelijk vier uur extra per week aan capaciteit beschikbaar is – als door extra gesprekken en begeleiding op de werkplek van medewerkers als gevolg van knelpunten aldaar. Verder is de bedrijfsmaatschappelijk werker door groepen en afdelingen geconsulteerd en nam deze deel aan de smt-overleggen in de instituten. Net als in voorgaande jaren blijken de vragen op het gebied van arbeidsverhoudingen het meest voorkomend. Dit heeft geleid tot extra adviesgesprekken met leidinggevenden. Op enkele instituten heeft de bedrijfsmaatschappelijk werker voorlichting gegeven over de Wet verbetering poortwachter en daarmee samenhangend verzuimbegeleiding aan leidinggevenden.
98 Sociaal jaarverslag
Werkplekonderzoek en RSI Waar nodig verricht de Arbo-dienst onderzoek naar de werkplek. De opzet is dat de Arbo-commissies van de instituten in staat zijn een gemiddelde werkplek goed in te richten. Ontstaan toch klachten, dan wordt vanuit de Arbo-dienst een Arbo-adviseur ingezet om de werkplek te verbeteren. Er is weer voorlichting gegeven over beeldschermwerk en over het voorkomen van rsi.
Onacceptabel gedrag In 2002 is één formele klacht ingediend in het kader van de Klachtenregeling onacceptabel gedrag. Het bestuur volgde het advies van de klachtencommissie op. Enkele malen heeft een medewerker een vertrouwenspersoon benaderd met een probleem, zonder dat dit tot een formele klacht heeft geleid. In sommige instituten zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd over onacceptabel gedrag. Deze bijeenkomsten, waar een vertrouwenspersoon, de maatschappelijk werker en de personeelsadviseur hun verschillende taken en rollen toelichtten, werden over het algemeen goed bezocht. Komend jaar wordt het voorlichtingsprogramma gericht op de overige instituten.
Sterrenkunde
Michiel B.M. van der Klis
‘Zwarte gaten zijn heel extreme uitingen van de werkelijkheid’
Met name drie zaken binnen de sterrenkunde spreken tot de verbeelding van mensen, heeft Michiel van der Klis (1953) in de loop der jaren ondervonden. ‘Eén: zwarte gaten. Twee: wat is er voorbij de rand van het heelal en wat was er voor de Big Bang? Drie: ufo’s.’ Over dat laatste wordt de hoogleraar sterrenkunde aan de Universiteit van Amsterdam regelmatig gebeld. ‘Kortgeleden kwamen hier twee mensen uit de Bijlmer langs, die met hun videocamera een ufo hadden gefilmd. Voorzichtig probeerde ik hen uit te leggen dat het de landingslichten van een vliegtuig waren. Ik vind dat je mensen altijd in hun waarde moet laten. Hun houding is namelijk goed: ze kijken naar de hemel, en zijn verbaasd over wat ze daar zien.’ Zelf was Van der Klis vroeger ook niet ongevoelig voor het spectaculaire imago van de astonomie. De eerste maanlandingen tijdens zijn jeugd trokken hem het vak in. En zijn latere
Afdeling Natuurkunde
99
Sociaal jaarverslag
specialisatie in zwarte gaten en neutronensterren had deels te maken met het mysterieuze aura eromheen. ‘Het zijn toch wel heel extreme uitingen van de werkelijkheid.’ Neutronensterren en zwarte gaten, eigenlijk is het een pot nat. Zwarte gaten zijn volledig ingestorte sterren, neutronensterren zijn bijna volledig ingestort. ‘De laatste zijn nog wel waarneembaar, hebben vaak een straal van enige kilometers. Ze draaien razendsnel rond hun as: duizend keer per seconde bijvoorbeeld.’ Honderden artikelen in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften schreef de sterrenkundige er reeds over. Gebaseerd op waarnemingen vanaf Amerikaanse en Europese satellieten, en opgevangen radiopulsars met de Westerbork Synthese Radio Telescoop. ‘Nog steeds een van de grootste radiotelescopen ter wereld.’
In de sterrenkunde geniet Nederland wereldfaam. ‘Hoe dat komt? Ik denk vanwege de grote namen uit de vorige eeuw: Oort, Pannekoek, Kapteyn, Minnaert. De huidige Nederlandse sterrenkundigen kun je nog steeds in stambomen tot deze groten terugvoeren: leerling van de leerling van...’ Binnen de KNAW wil Van der Klis strijden tegen de voortdurende afbraak van het bèta-onderwijs op de middelbare school. ‘Ieder jaar krijgen we hier buitengewoon intelligente studenten binnen. Maar op school zijn zij sterk tekort gedaan. Ze leren niet meer rekenen, simpele algebrakennis ontbreekt.’ Daarnaast moet de KNAW zich ook sterker verzetten tegen de steeds hogere toegangsdrempels voor wetenschappelijke gasten van buiten de EU. ‘Soms heb ik met veel moeite een topwetenschapper overtuigd om een tijdje hierheen te komen, belandt deze persoon vervolgens in allerlei wachtkamers. Een ongelofelijke bureaucratie. Af en toe schaam ik me rot.’
Opleidingen
Opleidingsbudget In de cao is afgesproken dat jaarlijks door de werkgever wordt gerapporteerd over de middelen die zijn ingezet om de ontwikkeling van medewerkers te stimuleren. Voor het opleidingsbudget werd als streefbedrag 0,8 procent van de totale loonsom overeengekomen. De loonsom bedroeg in 2002 in totaal € 43.852.570. Voor opleidingen werd een bedrag van in totaal € 484.130 ingezet. Het bestede opleidingsbudget bedraagt voor 2002 derhalve 1,1 procent van de totale loonsom.
Doorstroomprogramma OIO’s Om oio’s beter in staat te stellen binnen de termijn van vier jaar te promoveren, besloot de knaw in 2001 tot een opleidingsprogramma voor deze groep met daarin vooral aandacht voor de versterking van hun professionele vaardigheden en de oriëntatie op hun arbeidsmarktpositie. De oio’s namen in 2002 voor het eerst deel aan het programma dat door de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (fom) speciaal voor deze doelgroep is ontwikkeld. Van de 32 oio’s die hiervoor in aanmerking kwamen, namen uiteindelijk 16 personen deel.
Workshops en in company-opleidingen In 2002 zijn twee workshops ‘Solliciteren’ en drie workshops ‘Netwerken’ georganiseerd. In verband met de grote belangstelling voor deze work-
Rechtsfilosofie
Arend Soeteman
‘De politieke discussie over normen en waarden dient zich te beperken tot wat vastgelegd moet worden in de wet’
In de maanden na zijn inauguratie heeft de KNAW al een stevig beroep gedaan op de Amsterdamse rechtsfilosoof prof. dr. Arend Soeteman (1944). Zo werd hij onder meer lid van de commissie ethiek. ‘We inventariseren bijvoorbeeld de mogelijke ethische problemen naar aanleiding van ontwikkelingen in genetische onderzoek. Klonen van mensen is vooralsnog geen reële mogelijkheid, dat heb ik van medecommissielid Galjaard begrepen, maar het gaat dan om kwesties als de genetische screening van de foetus op kansen op borstkanker en Alzheimer.’ Het werk in de commissie ligt in het verlengde van een deel van zijn onderzoek en onderwijs, waarin hij zich onder meer richtte op problemen rond al dan niet gewenste juridische regelingen van ethische vragen. Normen en waarden – voor ze een brandende politieke kwestie werden, had Soeteman ze al centraal
Afdeling Letterkunde
100 Sociaal jaarverslag
gesteld in zijn werk. ‘Mijn vak is de laatste twee jaar meer gaan leven. Je ziet tegenwoordig veel hoofddoekjes in de collegezaal, dus dan mag ik bijvoorbeeld graag een casus over eerwraak presenteren.’ In de media zal hij zich niet zo snel vertonen. ‘De nuances verdwijnen. Dat merkte je bijvoorbeeld bij het gekrakeel over de betekenis van artikel 1 van de grondwet. Veel mensen denken dat daarin staat dat iedere discriminatie verboden is, maar dat is een vergissing. Als ik geen zwarten in mijn huis zou willen is dat volgens geen enkele wet verboden. Überhaupt bespeur ik veel onnauwkeurigheid in het maatschappelijke en politieke debat. In de politiek dient de discussie over normen en waarden zich te beperken tot wat vastgelegd moet worden in de wet. Fatsoen bijvoorbeeld kun je niet vastleggen in een wet.’ Liever analyseert hij wat de relevante overwegingen zijn in ethische discussies zijn, dan zelf stelling te nemen. Zijn mooiste momenten van het afgelopen jaar beleefde hij bij het gesprek over een ‘vrij technische problematiek’, zegt hij, op een klein
congres in Parijs over de filosofische precisering van het normbegrip. ‘Heerlijk was dat, een paar dagen in het gezelschap van een kleine twintig mensen die weten waar ze het over hebben.’ Weten waar je het over hebt – dat mist Soeteman nog wel eens bij de huidige generatie studenten. ‘Er zijn er bij met een schrikbarend niveau. Als ik ze vraag een tekst samen te vatten, schrijven ze her en der een zin over, van geschiedenis weten ze weinig en er klinkt gemopper als ik een Engelse tekst opgeef. Laatst gebruikte ik bij tentamen een tekst van de politiek filosoof McIntyre over de universele rechten van eenhoorns en heksen. Vijftien van de honderdvijftig bleek het woord ‘eenhoorn’ niet te kennen en begon over eekhoorns.’ Het vwo-diploma vindt hij niet meer voldoende als toegangseis voor de universiteit. ‘Dat zou de KNAW aan moeten kaarten. En daarnaast natuurlijk de afbraak van het onderzoek door de bezuinigingen op het hoger onderwijs. De overheid kort nu op de kwaliteit van het leven in de toekomst en slacht de economie op de lange termijn.’
shops, worden ze in 2003 herhaald. Voor medewerkers die belast zijn met het personeelsbeheer werd de wvoi-cursus Rechtspositie herhaald. Ook de belangstelling voor de sinds 2000 aangeboden training Persoonlijke Effectiviteit was groot genoeg om in 2002 een nieuwe reeks te organiseren. Voor diegenen die vaak projecten trekken zonder over leidinggevenden bevoegdheden te beschikken, besteedde de Leergang Sturen in samenwerking aandacht aan het versterken van vaardigheden om draagvlak te creëren in een team met kritische professionals. Ter versterking van de leidinggevende vaardigheden werd in 2002 voor het eerst de Leergang Leidinggevenden georganiseerd. Loopbaanbegeleiding & mobiliteit
Loopbaanbegeleiding In 2002 stonden 106 werknemers ingeschreven bij het Loopbaancentrum. Hieronder waren 94 nieuwe aanmeldingen. Driekwart van de ingeschrevenen had een tijdelijk dienstverband en moest actief nadenken over de toekomst vanwege het aflopen van het dienstverband bij de knaw. 54 procent was werkzaam in een niet-wetenschappelijke functie en 46 procent in een wetenschappelijke functie. Relatief de meeste aanmeldingen kwamen van het niwi, het Meertens Instituut en het niod. Er werden 286 loopbaangesprekken gevoerd door de consulenten van het Loopbaancentrum. Er schreven zich 91 kandidaten uit. Bijna 60 procent vond tijdens de loopbaanbegeleiding een andere baan. Bij meer dan de helft ging het om een baan buiten de knaw. In 15 procent van de gevallen werd de begeleiding afgerond met een helder loopbaanperspectief en/of koos de werknemer voor continuering van de huidige functie. De overige 25 procent begeleidingstrajecten werd afgerond om zeer uiteenlopende redenen, zoals beëindiging van de werkloosheidsuitkering, of langdurige ziekte of afkeuring.
Vacatures De instituten meldden 99 vacatures aan bij het Loopbaancentrum. In 2001 waren dat er 125, een daling dus in 2002 van ruim 25 procent. Over de hele linie zijn minder vacatures aangeboden. Met uitzondering van ioi, niod, nih waar een toename zichtbaar is ten opzichte van 2001. De daling van het aantal vacatures komt overeen met de landelijke trend. Ook bij andere wetenschappelijke instellingen is vanaf 2000 sprake van een daling van het vacatureaanbod. De werving was voor 53,5 procent gericht op niet-wetenschappelijke personeel en voor 46,5 procent op wetenschappelijk personeel. Ruim 42 procent van de functies betreffen de salarisschalen 10 en 11, waaronder veel tijdelijk wetenschappelijk personeel. Elke vacature wordt vergeleken met het profiel van de bij het Loopbaancentrum ingeschreven medewerkers. Er is 53 keer gewezen op interne vacatures. Er zijn 7 interne kandidaten aangenomen op interne vacatures. Van de 99 vacatures werden er 73 op de websites van de knaw en van Academic Transfer (at) geplaatst. Sinds 2002 worden de Engelstalige vacaturemeldingen ook op de internationale website van Academic Transfer geplaatst (www.at.org). Ruim 99 procent van de reflectanten reageerde via deze internationale website. Er waren circa 200 reacties uit India, China, Bangladesh, Afrika, Papoea Nieuw-Guinea en 13 uit Europa waarvan 7 uit Nederland. Vanaf december worden de Engelstalige vacatures door at ook geplaatst op een belangrijke Engelse site. Om de Nederlandse vacatures grotere bekendheid te geven worden die in 2003 ook van de overheid door at op de website gezet (www.werkenbijdeoverheid.nl). Bij de overige 26 vacatures werd geworven via de eigen netwerken van de instituten en het Loopbaancentrum.
101 Sociaal jaarverslag
Bezwaar en beroep In 2002 dienden negen medewerkers tegen een rechtspositiebesluit een bezwaarschrift in. Het ging om uiteenlopende zaken, zoals een personeelsbeoordeling, een ontslag op andere gronden, het uitbetalen van vakantiedagen en een studiekostenvergoeding. In vier zaken bracht de Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (ccaa) advies uit aan het bestuur. In twee gevallen verklaarde het bestuur de bezwaren ongegrond, in één geval kwam het tot een gegrondverklaring en in het andere geval verklaarde het bestuur de bezwaren deels gegrond en deels ongegrond. Twee zaken werden zonder hoorzitting en advisering vereenvoudigd afgedaan, doordat aan de bezwaren tegemoet werd gekomen. Aan het einde van het verslagjaar waren nog drie zaken in behandeling, waaronder één uit 2001. Van de lopende beroepszaken bij de rechtbank werd de knaw in twee zaken in het gelijk gesteld. In één zaak is het beroep ingetrokken, na een schikking in der minne. Arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid
Primaire arbeidsvoorwaarden Op 11 juni 2002 zijn de onderhandelingen afgerond voor een nieuwe cao met een looptijd van 16 maanden, van 1 juni 2002 tot 1 oktober 2003. Er is een algehele loonsverhoging van 3 procent per 1 juni 2002 overeengekomen, een structurele eindejaarsuitkering van 3 procent en een incidentele eindejaarsuitkering van 1 procent met ingang van december 2002. De loonafspraken dragen bij aan de noodzakelijke versterking van de arbeidsmarktpositie van de onderzoekinstellingen. Met name de afspraak van een percentuele eindejaarsuitkering is gunstig voor werknemers in de hogere salarisschalen voor wie de cao relatief minder concurrerend is. Omdat de cao een omslachtige drempel bleek om optimaal gebruik te maken van vakantiewerkers, is afgesproken dat vakantiewerkers voortaan buiten de werkingssfeer van de cao blijven.
Secundaire arbeidsvoorwaarden De cao is aangevuld met een recht op kortdurend zorgverlof voor de verzorging van een zieke naaste en met pleegzorgverlof dat kan worden opgenomen bij opname van het kind in het gezin. Ook is het al bestaande adoptieverlof verruimd. Deze aanpassingen vloeien voort uit de nieuwe Wet arbeid en zorg. Daarnaast is het recht op verlenging van een tijdelijke aanstelling wegens genoten zwangerschaps- en bevallingsverlof geflexibiliseerd en zijn de rechten op bijzonder verlof enigszins versoberd doordat het verlof bij ondertrouw is geschrapt. Op verschillende punten is de avom-regeling vereenvoudigd om de hoge uitvoeringslasten in te perken.
Harmonisatie van regelingen Er werden in de cao-oi in het kader van het wvoi-harmonisatieproject een aantal eenvoudige regels opgenomen over de onderwerpen kinderopvang, verhuiskosten binnen Nederland en vergoeding van pensionkosten. De complexe regelingen bij de verschillende onderzoekinstellingen kwamen daarmee te vervallen.
Reïntegratie gewezen werknemers Binnen de mogelijkheden van de nieuwe Wet SUWI, die vanaf 1 januari geldt, heeft de wvoi besloten de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de moeilijk herplaatsbare werkloze ex-werknemers zelf te dragen en niet bij de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (uwv) te leggen. Een groot aantal activiteiten wordt uitbesteed aan Loyalis Mens en Werk.
102 Sociaal jaarverslag
Studie ziektekostenvergoedingenstelsel Omdat verwacht werd dat binnen een termijn van drie jaar op nationaal niveau een algehele stelselwijziging in de ziektekostenverzekering wordt gerealiseerd, hebben de cao-partners geconcludeerd dat het niet zinvol zou zijn om vooruitlopend daarop een ingrijpende wijziging aan te brengen in het huidige systeem van ziektekostenvergoedingen. De studie van een paritaire wvoi-commissie naar een nieuw stelsel voor de tegemoetkomingen in de ziektekosten is voorlopig stopgezet.
Decentrale arbeidsvoorwaarden Voor bepaalde onderwerpen vindt het arbeidsvoorwaardenoverleg niet binnen de wvoi plaats, maar maakt de knaw afspraken met de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg. In dit overleg komt de besteding van het budget van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden aan de orde en voorts de uitvoeringsregelingen over het volume in tijd en/of geld. Voor de jaren 2001 en 2002 was met het Lokaal Overleg overeengekomen dat de werknemer een persoonsgebonden budget van maximaal € 453,78 kon besteden aan het op peil houden of vergroten van zijn kennis en inzetbaarheid. Uitgaven voor bijvoorbeeld vakliteratuur, cursussen of een pc konden met dit budget worden bekostigd. In 2002 maakten circa 700 medewerkers gebruik van dit budget. In 2002 werd besloten het budget ook ter beschikking te stellen aan oio’s die in dienst zijn bij nwo en bij de knaw werken. Ter verbreding van de inzetbaarheid zijn voor de jaren 2001 en 2002 tevens middelen beschikbaar gesteld voor opleiding en ontwikkeling bij de instituten. In 2002 hebben 11 instituten hiervoor een beleidsplan ingediend, die alle zijn goedgekeurd. Het Lokaal Overleg stemde verder in met een wijziging van de Premiespaarregeling in verband met inzet van de eindejaarsuitkering en met een aanpassing rond de vergoedingen bij dienstreizen in de Vergoedingsregeling. De Ondernemingsraad stemde in met een voorstel voor een knaw-brede regeling over de omgang met nevenwerkzaamheden. Sinds begin oktober zijn de cao-oi en alle overige arbeidsvoorwaardenregelingen van de knaw via het intranet voor alle medewerkers te raadplegen via http://info.knaw.nl Vanaf de werkplek kan daardoor direct worden beschikt over de actuele regelingen. Voor de meest intensieve gebruikersgroepen, zoals het management, de personeelsfunctionarissen en de medezeggenschapsorganen wordt een losbladige gedrukte uitgave van dit integrale regelgevingsbestand uitgebracht. Functiewaarderingssysteem In de cao-oi 2001-2002 hebben cao-partijen afgesproken dat er voor de onderzoekinstellingen een eigen functie-indelingssysteem wordt ontwikkeld. Op basis van het oude systeem van ‘beredeneerd vergelijken’, een systeem voor de hele rijksoverheid dat nu door de meeste overheidsinstanties is verlaten en niet meer actueel wordt gehouden, zou een nieuw systeem worden ontwikkeld. Na uitgebreide vergelijkingen is gekozen voor het ontwikkelen van een wvoi-functieniveau matrix. Functiewaardering vindt plaats door de essentie van de functie te vergelijken met het relevante normmateriaal dat gegroepeerd is per salarisschaal. Bij die vergelijking wordt telkens beredeneerd welk normmateriaal het meest op de functie van toepassing is. Het normmateriaal voor de nieuwe matrix is vastgelegd in referentiefuncties met de bijbehorende salarisschaal. Het normmateriaal is met de methode fuwasys gewaardeerd. Het normmateriaal van meer dan 110 functies is ondergebracht in zes functiefamilies: onderzoek, onderzoeksondersteuning, techniek, bibliotheek, documentatie en informatie-
103 Sociaal jaarverslag
voorziening, beleid en beheer en organisatie. Deze zes families en de 18 salarisschalen vormen een functieniveaumatrix. Het ontwerpen van een dergelijke matrix en het ijken aan de bestaande structuur kostte meer tijd dan was ingeschat. De invoeringsdatum van 1 januari 2003 is dan ook met zeker een half jaar vertraagd. Verbetering dienstverlening en samenwerking
Verbetertraject personeelsinformatie en salarisadministratie (PISA) Door Business Risk Services Ernst & Young is in januari 2002 een onderzoek opgestart naar de knelpunten in de gegevensstroom tussen de onderzoeksinstituten en de personeels- en salarisadministratie (pisa). Uit het onderzoek kwam naar voren dat in de hele informatieketen knelpunten optraden. Bijvoorbeeld als gevolg van gebrekkige softwarematige afstemming tussen het personeelsinformatie- en het salarissysteem en door onvoldoende interne controle. Ook bleken de instituten de mutatiegegevens niet op een uniforme wijze aan te leveren, wat de foutkans bij het verwerken van de mutaties verhoogde. Verder werd een achterstand in het aanpassen van de organisatieschema’s geconstateerd. Onder leiding van een extern projectleider is in werkgroepverband, waaraan ook vertegenwoordigers van de instituten deelnamen, gewerkt aan het oplossen van de knelpunten. Medio november 2002 werd het verbetertraject afgerond.
Invoering klantenteams Om de dienstverlening aan de instituten te optimaliseren, vindt de ondersteuning van de instituten vanaf 1 april 2002 via klantenteams plaats. Ieder instituut kan terugvallen op een klantenteam dat bestaat uit twee p&o-adviseurs, een medewerker van de Personeelsinformatie en Salarisadministratie en een medewerker van bureau Arbeidsvoorwaarden. Het koppelen van een vast team van dienstverleners aan een instituut vergemakkelijkt niet alleen de informatie-uitwisseling en advisering, maar vergroot ook de onderlinge betrokkenheid met een efficiëntere samenwerking als gevolg. Een bijkomend voordeel is dat de vervanging van de vaste p&o-adviseur bij ziekte of vakantie soepeler verloopt. Na de evaluatie in december is besloten deze formule in 2003 voort te zetten.
Experiment gecombineerde beheerdersoverleggen Ook met het experiment van gecombineerde beheerdersoverleggen is het afgelopen jaar geprobeerd om de band tussen de concernafdelingen p&o en Financiën en de instituten te verstevigen. Meer overleg en afstemming zijn noodzakelijk voor de beleidsontwikkeling en om de dienstverlening aan instituten te verbeteren. In het najaar werden daartoe drie bijeenkomsten georganiseerd voor alle financiële en personeelsbeheerders binnen de knaw. Elke bijeenkomst had een andere opzet om zodoende te zoeken naar de meest geschikte vorm. Door middel van informatieve presentaties, workshops en groepsdiscussies zijn diverse onderwerpen aan de orde geweest, zoals de informatievoorziening, de rol en positie van de beheerder, het begrotingsproces en het geïntegreerd middelenbeheer. Besloten is de gecombineerde beheerderbijeenkomsten voort te zetten in 2003. Speerpunten 2003 Ook in 2003 zal de aandacht vooral uitgaan naar het realiseren van ingezet beleid en kwaliteitsverbetering ten aanzien van bestaande instrumenten en beleid. De belangrijkste aandachtspunten zijn: de introductie van een nieuw functiewaarderingssysteem, het invoeren van persoonlijke ontwikkelingsplannen en de versterking van leidinggevende capaciteiten Wat betreft de p&o-dienstverlening zal de uitwerking en invoering van de veranderingsvoorstellen op dat gebied de aandacht vragen. Dit zal in nauw overleg met de instituten dienen plaats te vinden.
104 Sociaal jaarverslag
Het Personeel van de KNAW in getallen. Peildatum 31-12-2002 fte
Instituut
Aantal Onbep. Bep. tijd pers. tijd
109,07
114
87
27
16,44
20
10
10
niwi
109,38
123
97
26
chi
20,47
24
15
9
Meertens Instituut
50,22
65
41
24
iisg (incl. neha)
61,67
76
72
4
nias
17,4
26
20
6
cbs
52,77
55
39
16
Hubrecht Lab.
152,71
162
71
91
nih
97,85
108
58
50
ioi
57,41
68
37
31
icin
50,76
51
13
38
nioo
205,62
217
132
85
niod
52,1
56
36
20
kitlv
39,61
48
39
9
1093,48
1213
767
446
Bureau knaw Rathenau Instituut
knaw totaal
105 Sociaal jaarverslag
Schalen Jonger dan 35
35 tot 50 jaar 50 jaar en ouder
M
V
<8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11
3 3 0 0 0 0 5 9 0 0 2 0 5 0 0 1 1 0 1 0 0 4 4 0 11 36
16 5 0 0 4 0 2 5 0 0 3 0 7 10 0 2 0 0 4 0 0 11 2 0 14 26
M
3 13 9 0 3 1 13 23 3 0 6 0 2 6 7 7 11 7 1 1 0 0 7 3 7 17
V
6 19 3 3 5 2 10 12 3 2 2 0 4 6 2 7 9 1 3 3 3 10 3 0 4 12
M
2 8 11 0 0 2 6 13 4 0 2 3 1 4 4 1 7 5 1 3 0 0 3 3 5 6
V
1 9 3 0 0 0 8 6 1 0 1 3 4 3 0 8 9 0 5 1 0 3 2 0 5 2
> 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11 <8 8 t/m 11 > 11
1 4 16 0 2 12 1 1 14 0 5 33 0 3 2 0 0 1 0
0 9 14 0 2 8 0 4 9 0 14 22 0 3 2 0 1 4 0
7 4 17 5 1 5 6 0 6 5 7 30 15 4 10 3 6 6 3
2 6 4 2 5 8 0 6 1 0 10 20 4 3 5 2 6 1 1
6 4 5 11 1 4 5 0 0 1 9 24 14 3 5 5 3 3 6
1 4 2 1 4 3 1 2 2 0 8 2 0 1 3 2 3 4 0
<8 8 t/m 11 > 11
45 133 2 180
89 114 0 203
55 161 74 290
85 110 22 217
36 87 83 206
56 49 12 117
Percentage ziekteverzuim 2002 Zwangerschap
Ziekteverzuim Aantal werkn. Bureau cbs chi icin iisg ioi kitlv Meertens Instituut neha nias nih Hubrecht Lab. niod nioo niwi Rathenau Instituut KNAW totaal
114 61 24 47 76 69 57 71 2 26 106 163 56 229 127 20 1246
Inclusief Exclusief MeldingsWAO WAO frequentie 4,20 5,94 3,12 1,53 6,55 9,79 2,41 5,37 6,00 4,31 2,93 2,21 5,56 2,86 6,30 5,20 4,25
4,12 5,39 2,65 1,32 5,96 7,86 2,41 5,37 6,00 4,31 2,51 2,03 5,52 2,86 5,32 5,20 3,89
Inwendige geneeskunde
Cornelis J.M. Melief ‘Sinds twee jaar lijken therapeutische vaccins tegen kanker realiteit te worden’
Een vaccin tegen kanker. Daarover wordt volgens Kees Melief (1943) al lang gesproken. ‘En doorgaans op een nogal sceptische wijze.’ Tot voor kort was dat terecht, geeft de Leidse immunoloog toe. ‘Er zijn in het verleden enkele valse claims geweest, niet van ons overigens.’ Maar sinds twee jaar lijken therapeutische vaccins wel degelijk realiteit te worden, zegt hij. Melief heeft het niet over preventieve vaccins, die bestaan voor sommige vormen van virus-geïnduceerde kanker. Therapeutische vaccins die soelaas kunnen bieden aan mensen die al kanker hebben, zijn echter een veel moeilijker opgave. Het gaat erom zogenaamde killercellen – met een groot tumor-dodend vermogen – door het vaccin op te wekken. Het toedienen van donor-killercellen aan chronische leukemiepatiënten, blijkt in 75 procent
Afdeling Natuurkunde
106 Sociaal jaarverslag
1,27 1,70 1,38 0,52 1,45 1,08 1,26 1,51 1,50 1,94 1,04 0,96 1,13 0,91 1,90 1,87 1,24
0,39 0,59 0,00 0,27 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,51 0,85 0,00 0,55 0,00 0,00 0,00 0,30
van de gevallen tot genezing te leiden. Melief zelf en zijn collega’s hebben een vaccin ontwikkeld dat baarmoederhalskanker bij muizen buitengewoon goed blijkt te kunnen genezen. ‘Als we de muizen tien dagen voordat ze dood zouden gaan, vaccineren, blijken ze het alsnog te redden.’ In Leiden beginnen ze nu met een trial bij patiënten met baarmoederhalskanker. ‘Een mens is geen muis’, erkent Melief. ‘Maar het immuunsysteem van een muis lijkt wel in hoge mate op dat van een mens. Op een paar uitzonderingen na zijn bijna alle moleculaire interacties gelijk.’ In de toekomst zal een aantal vormen van kanker met therapeutische vaccins bestreden kunnen worden, voorspelt de immunoloog. Dat dat inzicht langzaam doorbreekt, blijkt volgens hem onder meer uit de houding van het National Cancer Institute in de Verenigde Staten. Sinds kort investeert dat fors in dit type onderzoek.
Eigenlijk is het zoeken naar therapeutische kankervaccins slechts een uitvloeisel van Meliefs werk. Hij heeft zich de afgelopen decennia vooral gestort op het ophelderen van het immuunsysteem. En op dat gebied is veel vooruitgang geboekt, meent de Leidse arts. Dat hij is uitverkoren tot lid van de Akademie ziet hij dan ook vooral als erkenning van zijn ‘gehele oeuvre’. In de KNAW is hij overigens wel enigszins teleurgesteld. De Akademie is er volgens hem niet in geslaagd de politiek en het publiek te overtuigen van de noodzaak meer geld te stoppen in wetenschappelijk onderzoek. ‘De KNAW moet harder lobbyen. Ik vind het geen goede zaak dat veel leden pas actief worden, wanneer ze gepensioneerd zijn. En dat terwijl de zaak zo belangrijk is. Ik ben ontzettend bang dat het met het wetenschappelijk onderzoek in Nederland net zo zal gaan als met het artsentekort: de overheid gaat pas wat doen als het te laat is.’
Percentage ziekteverzuim 1998-2002 bureau cbs chi icin iisg ioi kitlv Meertens Instituut nias nih niob niod nioo niwi Rathenau knaw totaal
1998
1999
2000
2001
2002
9,2 5,9 2,4 6,1 7,6 4,2 – 5,3 7,6 4,9 2,9 – 4,1 10,o 6,0
6,4 5,0 2,6 5,9 9,1 2,9 – 7,4 7,1 7,6 2,6 7,8 4,7 8,7 6,0
7,0 4,1 2,4 4,4 8,5 3,6 – 5,8 4,6 5,1 1,4 9,4 5,9 5,7 3,5
6,4 5,7 3,4 3,4 7,1 6,9 – 4,3 3,2 3,9 2,1 5,8 3,9 7,4 3,5
4,2 5,94 3,12 1,53 6,55 9,79 2,41 5,37 4,31 2,93 2,21 5,56 2,86 6,3 5,2
5.7
5.9
5.4
4.7
4.25
Milieuzorg
Arbeidsomstandigheden en milieu Risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) De activiteiten in de instituten zijn dit jaar vooral gericht op voortzetting van de activiteiten uit het Plan van Aanpak 2001. Nieuwe rie’s zijn voorbereid voor ioi, Hubrecht Laboratorium en cbs, die sinds de rie uit 1998 een nieuw pand betrokken. Ook voor nih en iisg waar grote(re) verbouwingen plaatsvonden, zijn nieuwe rie’s voorbereid. De rie’s worden niet uitgevoerd door amg, de eigen Arbo-dienst (inmiddels: Achmea Arbo), maar door ArboNed. Het beleid van de eigen Arbo-dienst wordt zodoende in kaart gebracht en beoordeeld. Milieu-audits In de instituten voor de levenswetenschappen is een audit gehouden naar het gebruik van chemische stoffen en de naleving van de wettelijke eisen voor het werken met chemicaliën. De nadruk lag daarbij op het beheerssysteem van de stoffen, zoals correcte administratie, opslag van de stoffen, bekendheid met de risico’s van de stoffen, voorzorgsmaatregelen en het bijhouden van registers bij gebruik van onder andere kankerver-wekkende stoffen. Ook is nagegaan of de milieuvergunningvoorschriften, bijvoorbeeld over de lozing van stoffen, nog extra eisen aan de bedrijfsvoering van de instituten stellen. In sommige instituten blijken de zaken uitstekend op orde, bij enkele andere moet nog een inhaalslag worden gemaakt om het gewenste peil te bereiken. Voor twee instituten werd in overleg met de vergunningverlenende instantie een milieulogboek samengesteld. Daarmee wordt het voor de bedrijfsvoering aanzienlijk makkelijker om na te gaan welke milieueisen door de overheid aan het instituut worden gesteld. Voor een derde instituut zijn de logboeken in voorbereiding.
107 Sociaal jaarverslag
108 Financieel jaarverslag
Financieel jaarverslag
Algemeen De jaarrekening van de knaw is samengesteld uit de financiële jaaroverzichten van de instituten van de knaw inclusief die van het centrale bureau te Amsterdam; tevens zijn via consolidatie opgenomen de jaarrekeningen van de private wetenschappelijke fondsen van de knaw waarvan de administraties separaat worden gevoerd. De financiële positie van de knaw is gezond. Nominaal is het aandeel van ‘eigen vermogen + voorzieningen’ op de balans licht gestegen; het aandeel is in verhouding tot het balanstotaal ultimo 2002 echter gedaald naar 43,2 procent (was 49,3 procent ultimo 2001). Hoofdoorzaak van de sterke stijging van het balanstotaal is de succesvolle verwerving van subsidies en onderzoekscontracten door de instituten van de knaw. De berekende waarde van de nog uit te voeren onderzoekswerkzaamheden uit hoofde van externe subsidies en contracten is ultimo 2002 gestegen tot € 66.000.000 (was ultimo 2001 ruim € 38.000.000). De liquiditeitspositie is goed te noemen hetgeen blijkt uit de verhouding tussen ‘vorderingen + geldmiddelen’ en ‘kortlopende schulden’: 1,2 (ultimo 2002) ten opzichte van 1,4 (ultimo 2001). De daling houdt wederom en logischerwijze verband met de nog te ontvangen bedragen voor nog uit te voeren onderzoek uit hoofde van subsidies en contracten. Resultaat 2002 Het werkelijke resultaat 2002 komt uit op € 630.000 positief. Het begrote resultaat 2002 gaat uit van een bijdrage uit het eigen vermogen; vandaar een negatief begroot exploitatiesaldo van € 3.526.000. De ontwikkelingen binnen de exploitatie waren dus zodanig dat het beroep op het vermogen niet nodig was in 2002. Het verschil tussen de beide resultaten bedraagt ruim € 4.100.000 positief, hetgeen het saldo is van hogere opbrengsten ad € 9.900.000 en hogere lasten ad € 5.600.000. De hogere opbrengsten zijn als volgt te specificeren: a. De lump sum bijdrage van ocenw was € 2.000.000 hoger dan begroot b. De opbrengsten uit door derden gefinancierd onderzoek waren € 5.200.000 hoger dan begroot c. De overige overheidsbijdragen (niet-ocenw) bedroegen € 1.200.000 meer dan begroot d. De overige opbrengsten waren € 1.500.000 hoger dan begroot. De hogere lasten zijn als volgt toe te lichten: e. De personele lasten waren € 3.000.000 hoger dan begroot; € 1.400.000 is toe te schrijven aan loonkostenstijgingen; daarnaast waren de kosten van uitzendkrachten etcetera € 1.600.000 hoger dan begroot. f. De stijging van de overige materiële lasten bedroeg € 2.600.000 ten opzichte van de begroting.
109 Financieel jaarverslag
Investeringen De investeringslasten 2002 zijn opnieuw gestegen, zowel ten opzichte van begroting 2002 als ten opzichte van de realisatie 2001. Het noodzakelijke investeringsniveau voor huisvesting en onderzoeksapparatuur moet echter onverminderd gehandhaafd blijven, terwijl ook voldoende dekking beschikbaar moet zijn voor de bij dat niveau horende exploitatielasten. Fondsen De knaw beheert een privaat vermogen opgebouwd uit giften, legaten en erfstellingen. Dit vermogen is separaat zichtbaar in de balans onder ‘fondsen’. De doelstellingen van de 24 verschillende wetenschappelijke fondsen worden bewaakt door stichtingsbesturen of commissies van advies, welke zijn benoemd door het bestuur van de knaw. Het beheer van dit vermogen wordt binnen door het bestuur vastgestelde kaders uitgevoerd door een aantal professionele vermogensbeheerders. De uitgaven ten gunste van de doelstellingen van de verschillende fondsen bedroegen in 2002 € 1.119.000. De aanhoudende malaise op de beurs heeft in 2002 geleid tot een negatief beleggingsresultaat van circa € 6.159.000.
Stand van de fondsen van de KNAW per 31 december 2002 (bedragen in € x 1.000) Ter Meulen Fonds Stichting J. Gonda Fonds Schure Beyerinck Popping Fonds Van den Houten Fonds Beyerinck Virologie Fonds Van Walree Fonds MacGillavry Fonds Evert Willem Beth Stichting Van der Gaag Stichting Geschiedschrijving knaw Van Leersum Fonds Thorbecke Fonds Hubrecht Fonds Leerstoelen Geesteswetenschappen Van ‘t Hoff Fonds De la Court Prijzen Erasmi Opera Omnia Maartje Draak Fonds Keltische Talen Arend Heyting Stichting Overige Fondsen : vermogen < € 100.000 Totaal
5.042 3.825 1.994 1.830 1.402 1.124 1.023 702 674 489 408 304 285 174 142 123 124 120 84 170 20.039
110 Financieel jaarverslag
Beleidsontwikkelingen Het bestuur van de knaw heeft in het verslagjaar een begin gemaakt met de formulering van een lange termijn vermogensbeleid, daartoe aangezet door de zorgelijke ontwikkelingen binnen de meerjarenbegrotingen (de exploitaties dreigen over enkele jaren structurele tekorten te vertonen), door de behoefte aan een duidelijker meerjarenfinancieringsbeleid voor investeringen (moet zelffinanciering ook in de toekomst de norm blijven, zowel voor huisvesting als voor investeringen in apparatuur?) en door de behoefte de financiële kaders voor de nieuwe Strategienota 2004 en volgende jaren tijdig helder geformuleerd te hebben. De bestuursdiscussies hebben in het verslagjaar nog niet tot definitieve conclusies geleid. Het lange termijn investeringsbeleid heeft een hogere prioriteit gekregen sinds de verantwoordelijkheid voor apparatuur en huisvesting volledig voor rekening komt van de knaw. Het bestuur wil omvang, kwaliteit en continuïteit waarborgen via voldoende dekking voor de exploitatielasten. Dit heeft in 2002 al geleid tot extra afschrijvingslasten; in de meerjarenbegroting worden verdere lastenstijgingen voorzien. Een belangrijk onderdeel binnen het investeringsbeleid zijn de ict-investeringen, een terrein dat in onderzoeksland steeds hogere investeringen vergt. In 2002 zijn onderhandelingen gevoerd tussen het bestuur van de knaw en dat van de Stichting Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) te Den Haag teneinde te bewerkstelligen dat het nidi per 1 januari 2003 deel gaat uitmaken van de knaw. De onderhandelingen zijn succesvol verlopen. De cijfermatige verwerking zal in het verslagjaar 2003 plaatsvinden. Het balanstotaal van het nidi bedroeg ultimo 2002 € 5.500.000 en het exploitatietotaal over 2002 ruim € 5.100.000. Binnen het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) is eind 2002 het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies van start gegaan; het centrum heeft via het ministerie van vws op jaarbasis voor een periode van tien jaar geld beschikbaar gekregen. niod en de Universiteit van Amsterdam ondersteunen tevens het centrum. De knaw heeft ten behoeve van het centrum een stichting opgericht, welke in 2003 financieel zal worden geconsolideerd in de knaw jaarrekening. In 2002 is overleg afgerond tussen het bestuur van de knaw en dat van nwo over de verplaatsing van het bureau van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (knhg) naar het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ing). De financiële afwikkeling van de nieuwe plaatsing zal in 2003 plaatsvinden. Het liquiditeitenbeheer is ultimo 2002 aangepast; de knaw heeft aansluiting gerealiseerd bij het Geïntegreerd Middelenbeheer van het ministerie van Financiën. De betalingsdiensten worden tegen de gebruikelijke vergoedingen afgenomen van de commerciële banken. Het beheer van alle liquide saldi − inclusief de dagelijks opvraagbare − is ondergebracht bij het ministerie van Financiën waar eveneens termijndeposito’s kunnen worden afgesloten. De inzet is een hoger rendement op de aanwezige liquide saldi, uiteraard onder de geldende randvoorwaarde van risicomijdend beleggen. Omdat het aangepaste liquiditeitenbeheer aanzienlijk efficiënter verloopt dan voorheen, leidt dit bij alle onderdelen van de knaworganisatie tot een besparing op de beheerskosten.
111
Financieel jaarverslag
Balans per 31 december 2002 (bedragen in € x 1.000) Activa Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
31.12.2002
31.12.2001
59.135 20.048
56.558 27.325
79.183
83.883
410 58.798 46.805
366 32.865 43.577
106.013
76.808
185.196
160.691
31.12.2002
31.12.2002
70.061 5.032 630
62.657 9.520 2.916
75.723
75.093
Vlottende activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen
Totaal activa Passiva Eigen vermogen Algemene reserve Bestemmingsreserves Saldo exploitatie verslagjaar
Fondsen
20.039
27.317
Voorzieningen
4.296
4.146
Kortlopende schulden
85.138
54.135
185.196
160.691
Totaal passiva
Exploitatierekening 2002 (bedragen in € x 1.000) Jaar 2002
Begroting 2002
Jaar 2001
77.138 21.181 10.805 -7.277
75.139 16.019 6.738 -6.000
74.956 14.222 12.675 -4.620
101.847
91.896
97.233
59.877 5.645 6.968 21.649 14.314 41 -7.277
56.858 5.509 6.868 18.594 13.554 39 -6.000
52.449 6.196 3.954 22.992 13.302 44 -4.620
Totaal der lasten
101.217
95.422
94.317
Exploitatiesaldo
630
-3.526
2.916
Baten Rijksbijdrage ocenw Opbrengst werk voor derden Overige baten Baten fondsen Totaal der baten Lasten Personele lasten Afschrijving materiële lasten Huisvestingslasten Overige materiële lasten Toekenningen aan derden Financiële lasten Lasten fondsen
Bestemming exploitatiesaldo naar algemene reserve nog te bestemmen expl. saldo verslagjaar
Jaar 2002
Jaar 2001
0
2.916
630
0
630
2.916
112 Financieel jaarverslag
Kasstroomoverzicht 2002 (bedragen in € x 1.000) Exploitatieresultaat Afschrijvingen Mutaties voorzieningen
2002
2001
630
2.916
5.645 150
6.196 767 5.795
6.963
Veranderingen in vlottende middelen Vorderingen Voorraden Kortlopende schulden
-25.933 -44 31.003
Kasstroom uit operationele activiteiten Investeringen materiële vaste activa
5.026
-3.462
11.451
6.417
-8.223
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Leningen Financiële vaste activa
-4.454 -101 1.093
-8.744 -8.223
0 0
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Netto kasstroom
-8.744 113 0
0
113
3.228
-2.214
43.577 46.805
45.791 43.577
3.228
-2.214
Mutaties liquide middelen stand per 1 januari stand per 31 december Netto kasstroom
113
Financieel jaarverslag
Baten voor het jaar 2002 per KNAW-organisatie-onderdeel (bedragen in € x1.000)
gwi-instituten chi iisg kitlv nias Meertens Instituut niod niwi * fa * neha * rsc * knhg
lw-instituten cbs icin ioi ncg nih Hubrecht nioo
Overig Rathenau Private Fondsen knaw-bureau
Subtotaal doorstorting aan gelieerde instituten Totaal
Rijksbijdrage ocenw
Werk voor derden
Overige baten
Totaal
1.682 4.311 2.748 2.079 2.597 2.522 5.772 1.516 166 141 282
36 2.254 0 228 256 2.344 2.225 0 0 0 0
38 1.060 448 413 63 663 483 0 0 0 0
1.756 7.625 3.196 2.720 2.916 5.529 8.480 1.516 166 141 282
23.816
7.343
3.168
34.327
2.552 2.070 3.775 133 4.405 4.932 9.716
674 1.827 1.549 0 1.854 3.622 2.664
342 193 252 129 334 129 741
3.568 4.090 5.576 262 6.593 8.683 13.120
27.583
12.190
2.120
41.892
2.285 0 25.559
0 0 1.648
92 -7.277 5.426
2.377 -7.277 32.633
27.844
1.648
-1.759
27.733
79.243
21.181
3.529
103.952
-2.105
0
0
-2.105
77.138
21.181
3.529
101.847
* = aan de knaw gelieerde instituten; de aldaar genoemde bedragen betreffen alleen de door de knaw verstrekte subsidies
Exploitatielasten 2002 per KNAW-functie Onderzoek Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie 38,0% Onderzoek Levenswetenschappen 43,4% Kwaliteitsbeoordeling, w.o. Programma Akademie Onderzoekers 9,2% Internationale Samenwerking 4,1% Wetenschappelijk genootschap 1,1% Advies 1,6% Overige 2,6%
114 Financieel jaarverslag
Communicatie en informatie
Contacten met de media Er zijn in het verslagjaar 22 persberichten door de knaw uitgebracht. Veel aandacht in de media was er voor het advies over de wetenschappelijke visie op de bestrijding van mond- en klauwzeer in januari. Ook het knawadvies Vensters op de wereld over de studie van de zogenoemde ‘Kleine Letteren’ uitgebracht in februari kon op veel publiciteit rekenen. De themabijeenkomst over Internationale migratie in juni werd door tal van journalisten bijgewoond en leidde tot verslagen in Trouw en de Volkskrant en een discussie op de vpro-radio. Vanwege haar advies over het Primatenonderzoek, ontving de knaw veel vragen over het Primatencentrum (bprc) in Rijswijk, waarvoor altijd grote belangstelling is bij de pers. De benoeming van de nieuwe president van de knaw, W.J.M. Levelt, leidde tot een reeks interviews en artikelen in onder andere de Volkskrant, Intermediair, Nederlands Dagblad, Eindhovens Dagblad en De Gelderlander. Andere voor de pers interessante benoemingen waren de nieuwe rector van het nias, Wim Blockmans, in april, de nieuwe directeur van het cbs Pedro Crous, in juni, en het aantreden van Houwink Ten Cate als directeur van het Centrum voor Holocaust en Genocidestudies, in oktober. De overstap van Hans Clevers en zijn onderzoeksgroep naar het Hubrecht Laboratorium kwam ook verschillende keren in de publiciteit. De lobby van de zogenaamde Manifestpartijen (vno-ncw, vsnu, nwo, tno en knaw) leverde veel artikelen op over de kenniseconomie. Media-aandacht was er voor Joost Ritman die de Akademiepenning ontving (mei) en voor de toekenning van de Lorentzmedaille aan de Amerikaanse fysicus Frank Wilczek (augustus); ook de winnaar van de Dow Energieprijs aan Co van Liere (december) mocht op veel belangstelling rekenen. Uiteraard verschenen er veel artikelen in de landelijke en regionale pers en de vakbladen bij de uitreiking van de Heinekenprijzen (september) aan de Amerikaanse biochemicus Roger Tsien, de eveneens Amerikaanse Alzheimeronderzoeker Dennis Selkoe, de Duitse historicus Heinz Schilling, de Amerikaanse milieuwetenschapper Lonnie Thompson en de Nederlandse kunstenaar Aernout Mik. Er verschenen 20 interviews en circa 60 berichten in de nationale bladen, en voor zover valt na te gaan ongeveer 10 à 15 vermeldingen in de internationale vakpers. Projecten Wetenschap en Techniekcommunicatie (WTC)
Organisatie publiciteit Heinekenprijzen De Prins van Oranje reikte op 24 september de Heinekenprijzen uit. De Heinekenlectures werden voor het eerst in de geschiedenis van de Heinekenprijzen verspreid door het land georganiseerd. De Heinekenlectures, uitgesproken door de prijswinnaars, zullen begin 2003 gebundeld verschijnen. De uitgave How to (mis)understand Aernout Mik in twelve steps over de werken van de prijswinnaar van de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst, is in november van het verslagjaar verschenen. Persberichten over de bekendmaking van de Heinekenprijswinnaars zijn vertaald in het Engels, Spaans, Duits en Frans en verzonden naar elf landen, naar in totaal 2300 internationale (vak)persadressen. In het septembernummer van Akademie Nieuws (oplage 4300) waren interviews te lezen met de vijf prijswinnaars
115 Communicatie en informatie
Jota!/ Werkstuknetwerk De knaw trad op als sponsor en heeft samengewerkt met documentairemaker Jan Vink van Science Productions en Teleac/not bij het inhoudelijk vullen van de televisieserie (seizoen 2002-2003) jota! over wetenschap en onderzoekers. In de in het verslagjaar uitgezonden 15 afleveringen was veel knaw-onderzoek te zien. In de hoop dat het televisieprogramma vooral bekeken werd en wordt door jongeren (leerling studiehuis, vwo) heeft de knaw in samenwerking met De Praktijk en United Knowledge werkstukpakketten laten maken die op de onderzoeksthema’s van de jota!-afleveringen waren gericht. Voor dit project is subsidie aangevraagd (en verkregen) bij de Stichting Weten in het kader van de Adoptierelaties.
Avond Wetenschap en Maatschappij In november vond de derde Avond van Wetenschap en Maatschappij plaats in de Ridderzaal te Den Haag. Ruim honderd prominenten uit bedrijfsleven, kunst, media, politiek en sport bespraken deze avond met ruim honderd Nederlandse wetenschappers de uitdagingen waar wetenschap en maatschappij voor staan. Het thema van dit jaar was ‘Genen, gedrag en gezondheid’. De initiatiefnemers, waaronder de Prins van Oranje, F.W. Huibregtsen en R.S. Reneman, willen meer erkenning van het belang van de wetenschap en wetenschapsbeoefenaren stimuleren een actievere rol in maatschappelijke discussies te spelen. In 2003 zal de Avond voor de vierde keer worden georganiseerd.
Toegepaste wiskunde
Henk A. van der Vorst
‘Het aantal wiskundestudenten daalt nergens zo snel als in Nederland’
Lid worden van de KNAW, het is zeker iets waar iedere wetenschapper van droomt, meent Henk van der Vorst (1944). ‘Want het is een vorm van erkenning door je eigen landgenoten, door andere Nederlandse disciplines wordt je werk voor vol aangezien’, vervolgt de Utrechtse hoogleraar toegepaste wiskunde. ‘Zeker in een klein vakgebied als het mijne moet je het normaal gesproken vooral hebben van buitenlandse erkenning: prijzen, congressen waarvoor je gevraagd wordt.’ Binnen de ‘wat elitaire Akademie’ wil Van der Vorst zich inzetten voor een ‘aardse’ zaak: hoe in vredesnaam de dramatische terugloop bij bètastudies te keren. Zijn eigen vak is misschien wel het hardst getroffen. ‘Het aantal wiskundestudenten in Utrecht is de afgelopen twintig jaar tot een kwart gedaald. Het is een internationale trend, maar nergens gaat het zo snel bergafwaarts als in Nederland.’
Hoe anders was dat in Van der Vorsts eigen studententijd. Toen Utrecht in 1963 de nieuwe opleiding numerieke wiskunde startte – dankzij de opkomst van de computer – was Van der Vorst een van de velen die zich onmiddellijk aanmeldden. De collegezalen bleken te klein. `Voor de computercursus moesten we uitwijken naar het gebouw van de Spaarbank. Daar zaten we ’s avonds met 150 man, allemaal wiskundehardliners.’ Numerieke wiskunde had toen een uitdagend imago, geeft Van der Vorst toe. ‘Maar in feite is het vak nu uitdagender dan toen. Destijds was het een luxevak; erg veel toepassingen waren er nog niet. Nu zijn numeriek wiskundigen doorgedrongen tot allerlei aanpalende vakgebieden, waar we processen reëel kunnen simuleren.’ Zelf houdt Van der Vorst zich nu bijvoorbeeld veel bezig met oceaanmodellen, samen met Henk Dijkstra, een ander nieuw KNAW-lid. Niet-lineaire wiskundige vergelij-
Afdeling Natuurkunde
116 Communicatie en informatie
kingen probeert Van der Vorst zo goed mogelijk lineair te benaderen. ‘Reduced order modelling, een vrij fundamentele vorm van wiskunde. Je moet dat lineair benaderen heel secuur doen, want kleine afwijkingen escaleren bij langetermijnsimulaties.’ Voor goede oceaansimulaties is de huidige computercapaciteit momenteel een struikelblok. ‘Computers zijn te zwak’, zegt Van der Vorst. ‘Daardoor moeten we de oceaan te grofmazig representeren. Wel grappig: in de jaren tachtig dachten we nog dat de, toen veel zwakkere, computers alle rekenproblemen wel aankonden.’ Wetenschappelijk hoogtepunt in 2002 was voor Van der Vorst de voltooiing van zijn boek: Iterative Krylov Methods for Large Linear Systems. ‘Dat gaf me grote voldoening. Ik hoop dat het een wereldwijd standaardwerk wordt, zowel voor studenten als wetenschappers uit verschillende disciplines.’
Wetenschap- en Techniekweek In 2002 was de knaw opnieuw een van de hoofdsponsors van de Wetenschap & Techniekweek. De week georganiseerd door de Stichting Wetenschap en Techniek Nederland (WeTen), is een publieksmanifestatie bedoeld om jong en oud te laten kennismaken met wetenschap en techniek. In oktober 2002 vond de Week voor de zeventiende keer plaats. Het thema was ‘Veiligheid’.
Trippenhuis In september 2002 was het monumentale Trippenhuis, het gebouw van de knaw, op Open Monumentendag voor het publiek te bezichtigen. Honderden bezoekers namen een kijkje in de voormalige slaap- en eetkamers van de familie Trip. Het thema van de Open Monumentendag 2002 was ‘Koopmansgeest’ . In het verslagjaar is de bewegwijzering binnen het Trippenhuis verbeterd. De oude bewegwijzering is vervangen door een moderne variant waarbij de nadruk is komen te liggen op de mogelijkheid om verouderde informatie direct aan te kunnen passen. De instituutsborden zijn moderner, de foto’s van de instituten zijn vernieuwd en de teksten zijn aangepast. Bij iedere wijziging is het mogelijk dit binnen enkele dagen te vervangen, waardoor de bewegwijzering gebruiksvriendelijker is geworden. Website In 2001 is de vernieuwing van de knaw-website gestart die in het voorjaar van 2003 zal worden afgerond. De website van de Akademie was aan een opknapbeurt toe zowel wat informatieaanbod als uiterlijk en techniek betreft. Ook de intranetsite met vooral veel informatie over arbeidsvoorwaarden en financiele regelingen zal worden vernieuwd. Met de website wil de Akademie de activiteiten binnen en van de knaw beter onder de aandacht brengen. Daarnaast heeft de website als breder doel: het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor wetenschappelijk onderzoek in Nederland. De website is zowel Nederlands- als Engelstalig en biedt onder andere overzichten van alle door de knaw uitgebrachte persberichten, adviezen, rapporten en publicaties. Daarnaast biedt de website informatie over de knaw-subsidies en -beurzen voor nationale en internationale onderzoeksactiviteiten en van de wetenschapsprijzen van de knaw of door de knaw toegekend. Ook zijn op de website de activiteiten, kennis en informatie van de instituten van de knaw per vakgebied gebundeld. Aanvraag- en nominatieformulieren voor subsidies, beurzen en prijzen zijn zoveel mogelijk on line geplaatst. Het is mogelijk via de website adviezen en rapporten te bestellen, maar ook direct op het scherm te lezen en eventueel zelf af te drukken. Om het onderhoud van gegevens op de website te stroomlijnen is een eigen content management systeem ontwikkeld. Dit systeem maakt het mogelijk informatie vanuit diverse databases – die door verschillende afdelingen worden beheerd – direct op de website presenteren. Het voordeel van deze opzet is dat de informatie wordt bijgehouden daar waar deze binnenkomt, en dat alles slechts één maal hoeft te worden bijgehouden om op verschillende onderdelen van de website beschikbaar te zijn. Door het werken met databases kent de website bovendien een uitgebreid scala aan zoekmogelijkheden. Hetzelfde content management systeem levert ook het grootste deel van de informatie voor het Jaarboek en het Adresboek van de Akademie.
117
Communicatie en informatie
Documentaire informatievoorziening Akademis, de database met gegevens van personen, leden en commissieleden en aanverwante organisaties, was in het afgelopen jaar volledig operationeel. De module documentregistratie is in gebruik genomen. De koppeling met Word als tekstverwerker functioneert volledig. Het pakket is voor iedere medewerker beschikbaar gesteld en elke gebruiker heeft een instructie gekregen. Opschoning en herordening van het statisch archief vanaf 1945 en het opstellen van bewaartermijnen en selectielijsten worden gecombineerd met het verplicht opstellen van de beheersregels. Jaarlijks wordt hierover gerapporteerd aan de Rijksarchiefinspectie. In 2002 zijn er 5041 inkomende en 4441 uitgaande correspondentie stukken geregistreerd. Op de centrale postkamer zijn 97.659 stukken ter verzending aangeboden. Automatisering (zie ook ICT binnen de KNAW) Een belangrijk doel is om de binnen de knaw beschikbare expertise op tal van (ict-gerelateerde) terreinen in een knaw-breed kennisnetwerk op te nemen, zodat specifieke expertise binnen de knaw optimaal benut kan worden. De bandbreedte van het internetwerk van de knaw-instituten is voor alle instituten op minimaal 2 Mbit gebracht. Er wordt voortdurend bekeken wat de mogelijkheden zijn om meer gebruik te maken van de via Surfnet beschikbare bandbreedte. Vanuit het onderzoek valt een scherp stijgende vraag naar snelle verbindingen te verwachten en als gevolg grote datacollecties die worden omgebouwd in Genomicsprojecten en van de toegenomen behoefte aan hoge resolutiebeelden in de levenswetenschappen. Een en ander leidt tot de wens om deel te nemen aan de Gigaport ontwikkelingen zoals die door Surfnet zijn ingezet. In de geesteswetenschappen staan vooral goede ontsluiting van beschikbare collecties, uitgebreide zoekmogelijkheden en toenemende gebruikersgerichtheid van de systemen centraal. Hierbij geldt dat de ontwikkelende standaarden rond browsertechnologie, het gebruik van ‘open standaarden’ in zowel programma- en database-omgevingen als uitwisselingsprotocollen uitdrukkelijk worden nagestreefd. In het algemeen wordt gestreefd naar een verhoging van ‘ict-awareness’ bij de onderzoeksinstellingen. Het doel hiervan is om de mogelijkheden van ict voor zowel scope als kwaliteit van het onderzoek optimaal te benutten. Mede onder invloed van de mogelijkheden van de vernieuwde datacommunicatiefaciliteiten is er een begin gemaakt met het opzetten van een knaw-breed informatiebeveiligingsbeleid. Dit beleid wordt aan de hand van oplossingen voor praktische vraagstellingen opgezet. De verwachting is dat dit in 2003 tot een aantal actieve gemeenschappelijke systemen voor mailbeveiliging (anti-virus, anti-spam), authenticatie en intrusiedetectie zal leiden.
118 Communicatie en informatie
Uitgeverij Edita In het afgelopen jaar hebben de eerste vier delen van de reeks ‘Geschiedenis van de Wetenschap in Nederland’ het licht gezien. Op een presentatie in het Universiteitsmuseum in Utrecht in september 2002 werden drie titels feestelijk gepresenteerd: The Calvinist Copernicans. The reception of the new astronomy in the Dutch Republic, 1575-1750 van Rienk Vermij, Leerer Raum in Minervas Haus. Experimentelle Naturlehre an der Universität Leiden, 1675-1715 van Gerhardt Wiesenfeldt en Herman Boerhaave (16681738). Calvinist chemist and physician van Rina Knoeff. Het vierde deel, How fluids unmix. Discoveries by the school of Van der Waals and Kamerlingh Onnes van Johanna Levelt Sengers, werd in oktober ten doop gehouden op het symposium ‘Fasenovergangen – de Hollandse School rond 1900’ dat de knaw samen met de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen organiseerde. Met de uitgave van The stained-glass windows in the Sint Janskerk at Gouda II, The works of Dirck and Wouter Crabeth (X. van Eck, C.E. Coebergh-Surie, A.C. Gasten) werd het prestigieuze project over de Goudse Glazen in 2002 uiteindelijk voltooid. Voor het tijdschrift Indagationes Mathematicae werd overeenstemming bereikt met Elsevier over opname van komende jaargangen in Science Direct. Het ligt in de verwachting dat Elsevier ook alle voorafgaande jaargangen digitaal beschikbaar zal willen stellen; daarover zullen in 2003 verdere onderhandelingen gevoerd worden.
Medische oncologie
Elisabeth G.E. de Vries ‘Bij langetermijn klinisch onderzoek kun je nogal wat beren op de weg tegenkomen’
Hogedosis-chemotherapie: heden ten dage is het een regelmatig toegepaste vorm van kankerbehandeling. Maar toen Liesbeth de Vries (1950) begin jaren tachtig hiernaar onderzoek ging doen, stond het nog in de kinderschoenen. ‘Bij hogedosis-chemotherapie worden tumoren die ongevoelig blijken voor een standaarddosering aan een veel hogere dosis blootgesteld in de hoop dat ze alsnog kapot gaan’, legt De Vries uit. Dat is niet zonder gevaren, geeft ze toe. Want die zware chemokuur heeft ook invloed op andere organen. Voordeel is dat de ene cocktail heel andere bijwerkingen heeft dan de andere. De Vries: ‘We kiezen vaak voor een chemobehandeling die vooral toxisch is voor beenmerg. Vroeger haalden we beenmerg er voor de behandeling uit – beenmergtransplantatie – en plaatsten het na de behandeling weer terug. Nu gebeurt
dit door stamcellen met behulp van chemotherapie en een groeifactor uit het beenmerg naar de bloed-baan te sturen en vervolgens de stamcellen uit het bloed te fereren.’ De Vries beleefde vorige jaar een van haar wetenschappelijke finest hours. De resultaten werden bekend van een grote klinische studie. ‘Dat was zeer bevredigend. Helaas mag ik over de uitkomsten niets zeggen, voordat ze (waarschijnlijk) over een paar maanden verschijnen in The New England Journal of Medicine.’ De Vries heeft het over haar gerandomiseerde studie naar het nut van hogedosis-chemotherapie bij patiënten met borstkanker. Al in 1992 startte zij dat onderzoek van de Nederlandse centrumziekenhuizen, samen met collega Rodenhuis van het Nederlands Kanker Instituut. ‘Ik ben ontzettend blij dat dat onderzoek goed is afgelopen, want bij een dergelijk langetermijn klinisch onderzoek kun je nogal wat beren op de weg tegenkomen.’ Die beren waren er wel degelijk.
Afdeling Natuurkunde
119
Communicatie en informatie
Bijvoorbeeld in de vorm van een Zuid-Afrikaanse collega die prachtige resultaten publiceerde over hogedosis-chemotherapie. Fraude, bleek later. ‘Dat werd breed uitgemeten in de media en was natuurlijk niet goed voor ons moreel en imago.’ Amerikaanse collega’s hadden ook tegenslagen. Deelnemende patiënten aan een vergelijkbaar onderzoek wilden via een advocaat afdwingen dat zij de hogedosisbehandeling zouden ondergaan. De Vries bleef die taferelen bespaard. ‘Nederland is in mijn ogen de perfecte plek voor dergelijk onderzoek. Dokters en patiënten zijn vaak bereid mee te werken.’ Vorig jaar werd De Vries KNAW-lid. Collega’s zijn onder de indruk van het feit dat ze een glansrijke carrière gecombineerd heeft met de opvoeding van twee kinderen. ‘Ik heb dat nooit als belastend ervaren’, zegt De Vries daar zelf over. ‘Eerder als iets prachtigs. En ik heb de zorg voor de kinderen altijd evenwichtig verdeeld met mijn echtgenoot.’
Digitale bibliotheek In het verslagjaar is de knaw uitgeverij Edita gestart met een nieuw project op het terrein van de wetenschapsgeschiedenis. Door een externe deskundige is uitgebreid onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het creëren van een ‘digitale bibliotheek van de wetenschapsgeschiedenis in Nederland’. De bedoeling is een aantal belangrijke teksten van Nederlandse wetenschappers uit de afgelopen eeuwen waarvan geen goede tekstedities beschikbaar zijn, voor onderzoeksdoeleinden op internet te presenteren. De selectie van geschikte teksten zal plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de knaw redactiecommissie voor de Geschiedenis van de Wetenschap in Nederland. In 2003 wordt begonnen met het bouwen van het systeem en zullen de eerste teksten kunnen worden gedigitaliseerd. Uiteindelijk zullen enkele tientallen teksten via het systeem aangeboden worden. Er zal ook worden verkend in hoeverre het wenselijk is de site uit te bouwen tot een forum voor de bestudering van de wetenschapsgeschiedenis in Nederland, door samenwerking met andere organisaties die soortgelijk materiaal beschikbaar stellen en toevoeging van functionaliteiten voor discussie en commentaar door onderzoekers.
Experimentele natuurkunde
Johannes P. Woerdman
‘NatLab en Bell Labs zijn ontzettend in elkaar gekacheld’
Han Woerdman (1942) is specialist op het gebied van laser. Daar is de Leidse hoogleraar experimentele natuurkunde min of meer bij toeval ingerold, verklaart hij zelf. ‘Na mijn studie belandde ik bij het NatLab van Philips, waar het toen allemaal gebeurde in mijn vakgebied. De laser was net uitgevonden en dus kwam ik in de lasergroep terecht.’ Industriële laboratoria zoals het NatLab en de beroemde Bell Laboratories in de Verenigde Staten waren op het gebied van fundamenteel onderzoek eind jaren zestig het neusje van de zalm. ‘Universiteiten, dat was toen een ingeslapen boel’, herinnert Woerdman zich. Die situatie is nu totaal omgekeerd, vervolgt de fysicus. Vandaar dat hij in 1983 naar de academische wereld vertrok. Het NatLab: er
gebeurt volgens hem vrijwel niets fundamenteel interessants meer. ‘En ook Bell Labs is ontzettend in elkaar gekacheld.’ Woerdman zat nog maar koud in Leiden, of hij ontdekte de zogenaamde ‘optische zuiger’: een techniek om een gas te verplaatsen met hulp van laser. Woerdman legt uit: ‘Wanneer een atoom een foton absorbeert, wordt hij een beetje groter en krijgt meer wrijving met atomen in zijn omgeving. Met behulp van het Doppler-effect kun je ervoor zorgen dat alleen atomen die in één bepaalde richting bewegen, een foton opnemen. Door de extra wrijving in die richting die zo ontstaat, kun je de hele gaswolk zo verplaatsen.’ De quantumoptica – die een bijdrage kan leveren aan de veelbesproken quantumcomputer – heeft Woerdman momenteel in zijn greep. ‘Quantumoptica is maar een klein deelgebied van de optica, maar wel het deelgebied met de grootste uitdagingen.’ Of de
Afdeling Natuurkunde
120 Communicatie en informatie
quantumcomputer er ooit komt, weet Woerdman niet. ‘Eigenlijk vind ik dat irrelevant. Want al komt hij er nooit, de road er naartoe levert sowieso een enorme intellectuele pay-off.’ Tot nog toe hebben Woerdmans inspanningen op het gebied van de quantumoptica vooral bijgedragen aan de ‘ontmaskering’ van vermeende quantumfenomenen. Die bleken namelijk ook met klassieke natuurkunde te beschrijven. ‘Het aantal echte quantumeffecten is tegenwoordig veel kleiner dan we vroeger dachten. Dat heeft grote voordelen, want wat overeind blijft, is dan ook echt quantum.’ Als KNAW-lid zal Woerdman ijveren voor verjonging. ‘Ik vind het ontzettend jammer dat de KNAW-fellowships niet meer bestaan. Daarmee heeft de Akademie uitstraling richting de jonge garde verloren. Voor de afschaffing zijn allerlei politieke argumenten, maar ik vind dat iets vergelijkbaars met de fellowships zo snel mogelijk terug moet komen.’
Bijlagen
Devices: Protein Control of Surface Activity and Permeability’.
Wetenschappelijke voordrachten
25 maart 2002 P.J.G.M. de Wit over ‘Afweer van planten tegen pathogenen: een strijd op levendood’ en 8e Descartes-lezing door B.P Roques over ‘Protection of endogenous opioids and knock-out of drug targets as means to investigate addiction mechanisms’.
Afdelingsvergaderingen Letterkunde 14 januari 2002 Lezing door mw. O. Weijers over ‘Begrip of tegenspraak? Analyse van een middeleeuwse onderzoekmethode’. 11 februari 2002 Lezing door J.B. Opschoor over ‘Economische ontwikkeling en milieuverandering’. Korte voordracht door R.S.P. Beekes over ‘De Herkomst van de Etrusken’. 11 maart 2002 Lezing door J.F. Borghouts over ‘Apopis, de doem van de Oudegyptische schepping’. Korte voordracht door H.J. Adriaanse over ‘De ontkerstening van de godsdienstwijsbegeerte’. 8 april 2002 Lezing door P.A.M. Seuren over ‘De logica van het Denken’. 13 mei 2002 Lezing door A.H. Swart over ‘Internationale strafhoven: verleden, heden en toekomst’. 10 juni 2002 Lezing door B. van Fraassen, buitenlands lid, over ‘Weyl’s paradox and Carnap’s lost world’. 9 september 2002 Lezing door L.M. de Rijk over ‘Wetenschappelijke bewijsvoering in Aristoteles en zijn wijsgerige controverse met Plato’. 14 oktober 2002 Lezing door W.Th.M. Frijhoff over ‘Hoe Nederlands was Nieuw Nederland?’ 11 november 2002 Lezing door P.W. Klein over ‘Het Philips-Kommando’. 9 december 2002 Lezing door S.R. Slings over “Jan Woltjer tegen de school van Cobet. Een evaluatie van ‘Overlevering en Kritiek’ (1886)”. Afdelingsvergaderingen Natuurkunde 28 januari 2002 C.W. Trowbridge, buitenlands lid, over ‘Computational Electromagnetics a tool for science and industry en H.M. Pinedo over Verborgen schatten’. 25 februari 2002 J.L.R. Touret over ‘Het ontstaan van leven op de aarde: waar en wanneer?’ en G.Th. Robillard over ‘Nano-tech
121
Bijlagen
22 april 2002 A.J.B. Zehnder over ‘Sharing genes, a way of evolution?’ en R.D. Gill over ‘The memory loophole in Bell’s theorem: towards a decisive aspect experiment’. 27 mei 2002 Mevrouw J. Vandenberg, correspondent, over ‘Industrial Application of High-Resolution X-Ray Diffraction in the Manufacturing Process of High-Speed Telecom Lasers’ en D. Frenkel over ‘Onwaarschijnlijke gebeurtenissen met grote gevolgen: Simulatie van kristalnucleatie’. 17 juni 2002 Themabijeenkomst van de beide Afdelingen over ‘Internationale migratie uit wetenschappelijk zicht’. Sprekers: R.J.L. Lesthaeghe, Harvard University, Verenigde Staten/Vrije Universiteit Brussel, België, over ‘Replacement Migration: zin en onzin over de demografische effecten van internationale migratie’, G.B.M. Engbersen, Eramus Universiteit Rotterdam, over ‘Sociale cohesie en internationale migratie: over de verwevenheid van illegaliteit en criminaliteit’, P.C. Muysken, Katholieke Universiteit Nijmegen, over ‘Migratie,globalisering, meertaligheid’, J. Salt, University College London, Verenigd Koninkrijk, over ‘International mobility of the highly skilled: brain gains, drains and exchanges’, R.A. Coutinho, directeur gg&gd Amsterdam, over ‘Migratie en mobiliteit in medisch perspectief ’ en J. Hartog, Universiteit van Amsterdam, over ‘Economische aspecten van internationale migratie’. 30 september 2002 H.J. Habing over ‘Bevolkingsonderzoek in de groep van plaatselijke melkwegstelsels (Studies of the populations of Local Group galaxies)’ en N. Bom over ‘30 jaar echo(cardio)grafie’. 28 oktober 2002 J.A.M. Bleeker over ‘Röntgenspectroscopie van astrofysische plasma’s: recente inzichten’ en E. van der Giessen over ‘Breuk op mesoschaal: klein is anders’. 25 november 2002 A. van der Avoird over ‘Waarom is water zo bijzonder?’ en J.W. de Leeuw over ‘Zongedreven klimaatverandering’. 16 december 2002 N. van Breemen over ‘Optimising grain yields reduces ch4 emissions from rice paddy fields’ en H.P. Barendregt over ‘Over het gebruik van de fenomenologie: mathesis en mystiek’.
Fondsen Evert Willem Beth Stichting Doel: bevordering van onderzoek naar en onderwijs in de moderne logica, de wijsbegeerte der exacte wetenschappen, de geschiedenis van de logica, de geschiedenis van de wijsbegeerte der exacte wetenschappen en de wetenschappelijke wijsbegeerte in het algemeen. De Stichting doet dit onder meer door het financieren van een bijzondere leerstoel (E.W. Beth-hoogleraar). Van 30 september tot 4 oktober 2002 werd te Nancy het Internationale Symposium ‘Philosophical Insights into Logic and Mathematics’ gehouden. Deze conferentie werd in samenwerking met de Archives Henri Poincaré van de Universiteit Nancy-2 georganiseerd en gefinancierd. De E.W Beth dissertatieprijzen voor 2001 en 2001 werden toegekend, terwijl voor het E.W. Beth Scholarship een eminente kandidate werd aangetrokken. Het Herfstsymposium ‘Moderne Perspectieven op de Pioniers’ dat in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilosofie, de Nederlandse Vereniging voor Logica en Filosofie van de Exacte Wetenschappen – beide gesubsidieerd door de Evert Willem Beth Stichting – en de Stichting Wiener Kreis Archief werd georganiseerd, trok veel belangstelling. Fonds Staatsman Thorbecke De Akademie heeft, dankzij een royale schenking, eind 2000 het Fonds Staatsman Thorbecke in het leven kunnen roepen. Het Fonds heeft tot doel de herinnering aan Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872) levend te houden, onder meer de totstandbrenging van een wetenschappelijke biografie. In het verslagjaar heeft de Commissie Fonds Staatsman Thorbecke R.A.M. Aerts bereid gevonden een Thorbeckebiografie te schrijven. Het schrijven van de biografie zal naar verwachting vijf jaar in beslag nemen. Hubrecht Fonds voor het Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie De Stichting Hubrecht Fonds voor het Nederlands Instituut voor het Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie te Utrecht is opgericht in 1991. Het Fonds is een voortzetting van de in 1916 opgerichte Stichting ‘Het Hubrecht Fonds’. Het doel van de stichting is de bevordering van het ontwikkelingsbiologisch onderzoek in Nederland, waarbij de doelstellingen van het Hubrecht Laboratorium/ Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie tot uitgangspunt worden genomen. De jaarlijkse uitgaven ten laste van de inkomsten uit het vermogen van het Hubrecht Fonds worden vooral gebruikt voor het in stand houden van de embryologische collectie van het Hubrecht Laboratorium. Deze collectie bestaat voor een belangrijk deel uit de door de naamgever van het fonds, prof. dr. Hubrecht, bijeengebrachte embryologische preparaten. Ramsay Memorial Fund Doel: het uitzenden voor een of twee jaar naar het Verenigd Koninkrijk van een Nederlandse jonge doctor, doctorandus of ingenieur met hoofdrichting chemie om
122 Bijlagen
daar geavanceerd chemisch onderzoek te verrichten, dat eventueel kan worden benut voor de voltooiing van een dissertatie. De heer P.H.J. Kouwer is in het academisch jaar 2002-2003, voor een tweede termijn, door de Akademie in de gelegenheid gesteld als Ramsay Fellow scheikundig onderzoek te verrichten in Engeland. De heer Kouwer is op 1 oktober 2001 gestart met het onderzoeksproject ‘Self-organising liquid crystalline superdisks’ in de groep van professor J.W. Goodby te Hull, Verenigd Koninkrijk. Schure-Beijerinck-Popping Fonds Het Schure-Beijerinck-Popping Fonds is eind 1999 gevormd door een samenvoeging van het BeijerinckPopping Fonds en het fonds voor uitzending van onderzoekers naar buitenlandse marien-biologische instituten. Gezien het aantal subsidieaanvragen over een breed front van ecologisch onderzoek blijkt het fonds in een behoefte te voorzien. Uit het fonds wordt tevens een bijzondere leerstoel gefinancierd. Deze is begin 2000 voor een eerste periode van vijf jaar gevestigd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Per 1 februari 2000 is mevrouw E. van Donk (nioo-knaw) door de Stichting Schure-Beijerinck-Popping Fonds bij deze universiteit benoemd tot bijzonder hoogleraar Limnologie. Zij heeft op 18 april 2002 haar oratie gehouden onder de titel ‘Netwerken in het water’. Aantal aanvragen: 37 Aantal gehonoreerde aanvragen: 31 Toegekend bedrag: € 132.900 Stichting Akademieleerstoelen Geesteswetenschappen Het vermogen van het Fonds is gevormd door een bijdrage van de Stichting Praemium Erasmianum en sinds 2002 van de Stichting Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds. Doel: vestiging van bijzondere leerstoelen op het gebied van de geesteswetenschappen. De Stichting Akademieleerstoelen benoemde per 1 december 2002 M.E.R.G.N. Jansen tot bijzonder hoogleraar Midden-Amerikaanse archeologie en etnohistorie aan de Universiteit Leiden. Per 1 september 2002 eindigde de aanstelling van mw. I.J.F. de Jong als Akademiehoogleraar. In december 2002 heeft de uva laten weten mw. De Jong tot gewoon hoogleraar op persoonlijke titel aan de uva te benoemen. Stichting J. Gonda Fonds Het vermogen van de Stichting is gevormd door de nalatenschap van de sanskritist J. Gonda, in leven lid van de knaw. Doel: bevordering van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het Sanskriet en eventueel van andere Indische talen en letterkunden, en van de Indische cultuurgeschiedenis. De Stichting probeert haar doel onder meer te bereiken door het vergoeden van de kosten van publicatie van wetenschappelijke geschriften en heruitgaven van bestaande werken op deze gebieden. De Stichting organiseert jaarlijks de Gonda-lezing. De Stichting J. Gonda Fonds verleende in 2002 subsidie aan negen projecten en publicaties op het gebied van de indologie. Zes indologen uit onder andere India, Nepal en Rusland verbleven dit jaar voor een studieverblijf met een
Gonda Advanced Study Grant aan het iias te Leiden. In november 2002 werd de tiende Gonda-lezing gehouden door Deborah Klimburg-Salter onder de titel Through the prism of history: The art of Kashmir as seen from Tibet. Gonda Fonds Aantal aanvragen: 12 Aantal gehonoreerde aanvragen: 9 Toegekend bedrag: € 204.780 Stichting van den Houtenfonds bij het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih) Het C.H. Van den Houtenfonds is in 1970 ingesteld uit een nalatenschap ter bevordering van het hersenonderzoek, waarbij de doelstellingen van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih-knaw) als uitgangspunt zijn genomen. Het Van den Houtenfonds subsidieert uitsluitend interne projectaanvragen. Namens de Stichting zijn de volgende bijzonder hoogleraren benoemd: H.B.M. Uylings; leeropdracht: Morfometrie en Ontwikkeling van het Zenuwstelsel, R.M. Buijs; leeropdracht: Neuroendocrinologie, J. Verhaagen; leeropdracht: Moleculaire Biologie van Zenuwweefselregeneratie.In 2002 werden voorts een oio- en een postdocproject gesubsidieerd. Ter Meulen Fonds Het doel van het Ter Meulen Fonds (tmf) is de bevordering van het wetenschappelijk onderzoek dat een bijdrage levert aan de kindergeneeskunde. Het Ter Meulen Fonds stelt daartoe stipendia en subsidies voor werkbezoeken beschikbaar voor academici, die vanuit een Nederlandse werksituatie wetenschappelijk onderzoek willen gaan uitvoeren in het buitenland. Het fonds heeft een breed aandachtsgebied. Zo komen aanvragen op het terrein van de klinische kindergeneeskunde, ontwikkelingsbiologie, moleculaire biologie, microbiologie, farmacie voor subsidie in aanmerking. Begin november 2002 heeft de vierde Ter Meulen Fondslezing plaatsgevonden. De lezing werd gehouden door mw.prof.dr. C. Mummery tijdens de plenaire sessie van het 24e congres van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde te Veldhoven. De titel van de voordracht was: ‘Humane embryonale stamcellen: stand van zaken in de wetenschap en maatschappij’. Aantal aanvragen: 15 stipendia, inclusief verlenging, 16 werkbezoeken. Aantal gehonoreerde aanvragen: 7 stipendia, inclusief verlenging, 9 werkbezoeken. Toegekend bedrag: € 375.100 Van der Gaag Stichting De Van der Gaag Stichting, opgericht in 1988 door wijlen J.M. Verhoog, heeft als doel het bevorderen van hoogwaardig, maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek naar biologische, psychologische en sociale determinanten van menselijk gedrag. Het onderzoek dient te worden verricht teneinde de mens in staat te stellen zichzelf en zijn medemens beter te leren kennen en op basis hiervan in intermenselijke relaties beter te functioneren. Ook in 2002 heeft de Van der Gaag Stichting
123 Bijlagen
financiële steun gegeven aan de door de Stichting aan de Universiteit Utrecht gevestigde bijzondere leerstoel op het terrein van de biopsychosociale determinanten van menselijk gedrag. In het kader van het door de Van der Gaag Stichting gesubsidieerde project over rituelen na rampen, uitgevoerd door de Theologische Faculteit van de Universiteit van Tilburg, is in 2002 het project afgerond met het boek Rituelen na rampen. Verkenning van een opkomend repertoire dat in de publicatiereeks Meander van het Liturgisch Instituut te Tilburg, uitgeverij Gooi en Sticht, Kampen, is verschenen. Van Leersumfonds Het Van Leersumfonds verleent steun aan farmaceutisch onderzoek dat betrekking heeft op tropische planten en plantaardige producten, met inbegrip van de cultuur van farmaceutisch belangrijke planten en de bereiding en het onderzoek van in planten voorkomende werkzame bestanddelen; onderzoek over ziekten van de menselijke schedel en het centrale zenuwstelsel en het behandelen van hydrocephalus; het steunen van onderzoek op het gebied van de neurologie, inclusief de neurobiologie, en de radiologie; het bestrijden van de kosten van publicaties (incl. proefschriften) over onderzoek op deze gebieden, die binnen het subsidiejaar verschijnen. Doelgroep: senioronderzoekers (gepromoveerd of met vier jaar onderzoekservaring) en promovendi die vlak voor hun promotie staan. Aanvragen: 27 Gehonoreerde aanvragen: 22 Toegekend bedrag: € 30.100 Van Walree Fonds Het doel van het Van Walree Fonds is de bevordering van het medisch onderzoek, door middel van het subsidiëren van buitenlands congres- en werkbezoeken van promovendi aan het buitenland en van buitenlandse congresbezoeken van medisch studenten. Het verlenen van een tweejaarlijkse geldprijs voor de beste journalistieke prestatie op het gebied van de medische wetenschappen Daarnaast het instellen van een bijzondere leerstoel aan een faculteit Geneeskunde. Eind 2002 is de selectie van de tweejaarlijkse Van Walree Prijs gestart. De zesde Van Walree Prijs wordt begin 2003 toegekend voor de beste journalistieke prestatie op het gebied van de medische wetenschappen. Aantal aanvragen: 34 (congres- en werkbezoek jonge promovendi), 38 (medische studenten) Aantal gehonoreerde aanvragen: 21 (congres- en werkbezoek jonge promovendi), 26 (medische studenten) Toegekend bedrag: € 47.750 Vertaalfonds Het doel van het Vertaalfonds is het financieren van in een tijdschrift of bundel te publiceren vertalingen van een in het Nederlands gestelde wetenschappelijke artikelen van gepromoveerde onderzoekers in het Engels, Frans, Duits, Portugees, Spaans, Italiaans of Russisch; in het Frans of Duits gestelde wetenschappelijke artikelen in het Engels;
in het Engels gestelde wetenschappelijke artikelen in het Frans, Duits, Italiaans, Spaans, Portugees of Russisch. Aanvragen: 27 Gehonoreerde aanvragen: 26 Toegekend bedrag: € 19.340,59
Wetenschapsprijzen M.W. Beijerinck Virologie Fonds Doel van het Beijerinck-Virologie Fonds is het bevorderen van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en daarbuiten op het gebied der virologie in de ruimste zin, dus met inbegrip van de daarop toegepaste biochemie en biofysica. Eind 2002 heeft de selectie van de Beijerinck Premie 2003 plaatsgevonden. In maart 2003 wordt de premie bestaande uit een geldbedrag van € 50.000 uitgereikt tijdens het door het Beijerinck Virologie Fonds gesponsorde Dutch Annual Virology Symposium. De premie is bestemd voor een post-doc onderzoeker die excellent virus-georiënteerd onderzoek heeft verricht aan een Nederlandse universiteit of instelling. Christiaan Huygens Wetenschapsprijs De Christiaan Huygens Wetenschapsprijs is in 1998 ingesteld door de stichting Christiaan Huygens Prijs te Voorburg en wordt jaarlijks toegekend aan een onderzoeker voor een recent verdedigde dissertatie, op afwisselend een van de volgende gebieden: informatie- en communicatietechnologie, actuariaat en econometrie, theoretische en toegepaste natuurkunde en ruimtewetenschappen. De prijs bestaat uit € 10.000 en een bronzen beeld van Christiaan Huygens. De prijs is in 2002 door een Akademiejury toegekend voor een dissertatie op het terrein van de experimentele natuurkunde aan de heer A.I. Yanson. De la Courtprijs Doel is het toekennen van een prijs voor wetenschappelijk onderzoek (een groot oeuvre, levenswerk of uitzonderlijke wetenschappelijke prestatie) dat zonder honorarium is verricht op het gebied van de alfa- en gammawetenschappen. Aan mevrouw D.M. Helmers is op 9 december 2002 de De la Courtprijs 2002 uitgereikt voor haar boek Gescheurde bedden, oplossingen voor gestrande huwelijken. Dow Energieprijs De Dow Energieprijs is een prijs die wordt toegekend aan diegene(n) die zich in Nederland bijzonder verdienstelijk heeft/hebben gemaakt voor de bevordering van duurzame ontwikkeling in de procesindustrie. De prijs wordt gefinancierd door Dow Benelux n.v. te Terneuzen. De Dow Energieprijs (€ 25.000) is dit jaar door de Akademie toegekend aan J. van Liere. Hij krijgt de prijs voor de belangrijke bijdragen die hij heeft geleverd aan de technologie van de elektriciteitsproductie. Dow Energie Dissertatieprijzen Doel: de Dow Dissertatieprijzen (twee prijzen van 2.500 euro) worden jaarlijks toegekend aan twee onderzoekers die elk recentelijk hun promotieonderzoek hebben verricht aan een onderwerp, waarmee duurzame ontwikkeling in
124 Bijlagen
de procesindustrie is of kan worden bevorderd. De prijzen worden gefinancierd door Dow Benelux N.V. in Terneuzen. De Dow Energie Dissertatieprijzen van elk € 2500 zijn dit jaar toegekend aan Marco de Ridder en Javier Pérez Ramírez, respectievelijk gepromoveerd aan de Technische Universiteit Eindhoven en de Technische Universiteit Delft. Dr. ir. De Ridder heeft in zijn dissertatieonderzoek inzichten ontwikkeld die de energieconversie van bepaalde typen brandstofcellen kunnen verbeteren. Dr. Pérez Ramírez (1974) heeft veelbelovende katalysatoren ontwikkeld om N2O, een belangrijk broeikasgas, te elimineren. Heinekenprijzen Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en de Biofysica De knaw heeft de Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica 2002 ($ 150.000) toegekend aan Professor Roger Y. Tsien, Department of Pharmacology, Department of Chemistry & Biochemistry, University of California, San Diego, Verenigde Staten ‘voor zijn buitengewone en unieke bijdrage aan het ontwikkelen van een reeks van methoden en technieken voor het meten en zichtbaar maken van processen in en tussen cellen’. Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde De knaw heeft de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde 2002 ($ 150.000) toegekend aan Professor Dennis J. Selkoe, M.D. Harvard Medical School, Boston, MA, Verenigde Staten ‘voor zijn onschatbare inbreng in de ontwikkeling van het moleculaire onderzoek naar hersenziekten, in het bijzonder die van Alzheimer’. Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap 2002 ($150.000) is toegekend aan Professor Heinz Schilling, Humboldt-Universität, Berlijn, Duitsland ‘voor zijn uitmuntende interdisciplinaire onderzoek naar de geschiedenis van het vroegmoderne Europa, waarin hij confessionalisering en nationale identiteitsvorming een onderlinge samenhang geeft’. Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2002 ($ 150 000) toegekend aan Professor Lonnie G. Thompson, Byrd Polar Research Center, Ohio State University, Verenigde Staten ‘voor zijn baanbrekend werk in het onderzoek naar ijskernen uit de polaire gebieden en de tropen’. Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst 2002 (€ 50.000) is toegekend aan Aernout Mik ‘voor zijn consistente oeuvre van video-installaties, waarin hij het medium video gebruikt in combinatie met andere artistieke middelen. Zijn werkwijze heeft een grote invloed gehad op de huidige generatie ‘videokunstenaars’ in Nederland’.
Koninklijke Shellprijs De Koninklijke Shellprijs beloont een wetenschappelijke doorbraak of technologische innovatie op het gebied van duurzame ontwikkeling en energie. Duurzame ontwikkeling houdt in: de omgang met natuurlijke hulpbronnen op een wijze die de welvaart en de kwaliteit van natuur en milieu voor toekomstige generaties niet in de waagschaal stelt. De prijs wordt gefinancierd door Koninklijke/Shell. De Koninklijke Shellprijs (€ 100.000) is uitgereikt aan de hoogleraar J. van den Bergh. Hij is de eerste die economische en ecologische modellen bij elkaar bracht en is zeer kundig op het terrein van de evolutionaire economie, de ruimtelijke economie en milieukunde. Lorentzmedaille De gouden Lorentzmedaille wordt eenmaal in de vier jaar toegekend aan onderzoekers op het gebied der theoretische natuurkunde. Voor het ontvangen ervan zullen niet alleen zij in aanmerking komen die reeds door hun werk een grote invloed op de ontwikkeling van de wetenschap hebben gehad, maar ook zij die zich door een onderzoek in zodanige mate hebben onderscheiden, dat dit van hen verwacht mag worden. De Lorentzmedaille is in 2002 toegekend aan de Amerikaanse fysicus Frank Wilczek, buitenlands lid. De uitreiking van de gouden medaille vond plaats in oktober tijdens een symposium over ‘Zeeman, Lorentz & the electron’ dat door de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam werd georganiseerd ter gelegenheid van het feit dat het in 2002 honderd jaar geleden was dat een Nobelprijs werd toegekend aan de Nederlandse geleerden Zeeman en Lorentz. Redactiecommissies Commissie voor de uitgave van de Geschiedenis der Nederlandse Rechtswetenschap Het derde deel van de Bibliografie der Nederlandse Rechtswetenschap betreffende de hoogleraren in de rechten aan de Universiteit van Franeker, zal in april 2003 zal worden aangeboden aan Douwe de Vries, directeur van Tresoar te Leeuwarden. De Commissie beraadt zich thans over de vraag of, en zo ja welk vervolg aan de werkzaamheden betreffende de Bibliografie gegeven dient te worden. Commissie voor het Corpus van Oud-Babylonische Brieven In het afgelopen jaar is aan verschillende delen van het project gewerkt. Werk is verricht aan Altbabylonische Briefe in Umschrift und Übersetzung 14, brieven in het Louvre (K.R. Veenhof). Veel voorbereidend werk is gedaan ten behoeve van een deel met brieven in het Iraq Museum in Baghdad. Besprekingen zijn gevoerd met W. Sommerfeld van de Universität Marburg, die toestemming heeft om deze brieven uit te geven. Hij zal deze toestemming echter nu overdragen aan het Leidse AbB-project en erop toezien dat F. van Koppen toegang krijgt tot de teksten in Baghdad. De voortgang van het project hangt af van de politieke ontwikkelingen. Voorts zal het AbB-project in zijn geheel op het internet worden gezet. R. Pientka te Marburg zal dit project uitvoeren en het Leidse AbBproject zal assistentie verlenen.
125 Bijlagen
Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi Het doel van dit comité is het garanderen van de Nederlandse bijdrage aan het internationale Repertorium van historische bronnen van de Middeleeuwen. Het Repertorium wordt samengesteld met de bijdragen van vele Europese landen, ter vervanging van A. Potthast, Bibliotheca Historica Medii Aevi, daterend uit 1896. De coördinatie van het project vindt plaats in het Istituto Storico Italiano per il Medio Evo onder leiding van de nieuwe directeur Massimo Miglio. De Nederlandse bijdrage wordt geleverd door het Comité, dat beslist welke auteurs en teksten moeten worden opgenomen en de kopij voor de artikelen opstelt. In 2002 is deel ix/1-2 verschenen, bevattende de ‘Compendia collectionum’, en, wat de bronnen betreft, de artikelen Petrus-Pluntsch. Commissie voor Zeegeschiedenis De commissie besprak de vorderingen bij de totstandkoming van het manuscript, dat deel xx van de serie Werken zal moeten worden, de studie van Mörzer Bruyns over de invoering van de octant in Nederland in de 18de eeuw. De studie heeft inmiddels de status gekregen van proefschrift. Voorts werd stilgestaan bij opzet en karakter van een gepland volgend deel in de serie Werken, de geschiedenis van de Koninklijke Marine na de Tweede Wereldoorlog, te verschijnen in twee of drie delen in 2006/2007. Voorzitter en secretaris/penningmeester van de commissie verklaarden zich bereid om, in afwijking van hetgeen ter zake staat vermeld in het jaarverslag over 2001, in functie te blijven tot na de verschijning van deel xx van de serie Werken, derhalve tot 1 januari 2004. Een voordracht met betrekking tot hun opvolging zal de Akademie vroeg in 2003 bereiken. Activiteiten 2002 van de Nederlandse commissie tot uitgave van het Corpus Vasorum Antiquorum (CVA) De internationale wetenschappelijke reeks Corpus Vasorum Antiquorum heeft tot doel de publicatie van het aardewerk uit de klassieke oudheid in openbare en privé-verzamelingen. Vooral het gedecoreerde aardewerk uit de Griekse oudheid geeft tal van informatie over het dagelijks leven, de mythologie en de geschiedenis van de oudheid. De Nederlandse commissie tot uitgave van het Corpus Vasorum Antiquorum bestaat uit vertegenwoordigers van de deelnemende musea en specialisten op het vakgebied. De commissie stelt zich ten doel de collecties klassiek aardewerk te publiceren, die zich in Nederlandse collecties bevinden. Totnogtoe zijn acht Nederlandse delen verschenen. Dankzij financiële ondersteuning van de Stichting Utopa werd in 2002 gewerkt aan de publicatie van twee nieuwe delen van het Allard Pierson Museum. Voor vier andere delen wordt momenteel onderzoek verricht en teken- en fotowerk gedaan. Door het beëindigen van de werkzaamheden aan het 5e deel van het Rijksmuseum van Oudheden door de auteur, die zulks op vrijwillige basis deed, stagneert het onderzoek naar de Leidse collectie. Dit vijfde deel is ongeveer voor de helft gereed. In samenspraak met de knaw wordt naar een oplossing gezocht. Hiertoe is in 2002 een bijeenkomst geweest op het bureau van de knaw. In november ontving de commissie het droeve bericht van het overlijden van Mw. H.A.L.E. Byvank-Quarles van Ufford. Mevrouw
Byvanck was sinds de oprichting van de commissie actief bij de realisering van de Nederlandse cva-delen en heeft jarenlang het secretariaat gevoerd. Encyclopaedia of Islam In het verslagjaar verscheen het xi de en laatste deel van de tekst van de Engelse editie. Het Supplement (Deel xii) zal naar verwachting in 2003 persklaar zijn. Deel xiii zal bestaan uit de Indexen (Proper Names, Subjects, Glossary/Terms). In het verslagjaar verscheen tevens de Index of Proper Names to Volumes i-x and to the Supplement Fascicules 1-6. Na sterk aandringen van de uitgever besloot de Redactie in 2001 alsnog een tweetalige Index of Proper Names persklaar te maken. Het Franse gedeelte van deze Index reikt niet verder dan het artikel Türk Odjaghı omdat de tekst niet verder verschenen was. Van de Franse editie verschenen de afleveringen 177-177a (Türk Odjaghı – ‘Umar Khayym). pp.785-896, en 177a – 178 (‘Umar Khayym – al-’Uzza) pp.897-1046. Deze laatste aflevering vormt tevens het einde van Deel x, dat ook in 2002 verscheen. De redactie verwacht dat Deel xi van de Franse editie in 2003 zal kunnen verschijnen. De Indexen, met alleen verwijzingen naar de Franse tekst, zullen naar verwachting in 2005-6 gereed kunnen zijn. Short-Title Catalogue, Netherlands De stcn (Short-Title Catalogue, Netherlands) is de nationale bibliografie tot 1800. Dit onderzoeksbestand staat via www.stcn.nl aan iedereen ter beschikking. In december werd het project ‘Basiscatalogus 18e eeuw’ afgerond. Alle Nederlandse boeken en tijdschriften van voor 1801 uit de Koninklijke Bibliotheek zijn nu in de stcn opgenomen. Bij nwo werd een voorstel ingediend voor opname van de collectie 18e eeuw van de ub Amsterdam, in combinatie met presentatie van digitale afbeeldingen van de titelpagina’s. Er werd goede voortgang gemaakt met het verwerken van de collecties van de ub Utrecht en het Haags Gemeentearchief. Ook werd de belangwekkende verzameling Elzevier-uitgaven van de University of London Library opgenomen. De totale stcn-productie in het jaar 2002 bedroeg 11.767 nieuwe titels en 4.562 met nieuwe exemplaren verrijkte beschrijvingen. De database bevatte op 31 december 120.216 records met circa 233.000 exemplaren. Union Académique Internationale (uai) De Union Académique Internationale coördineert een aantal internationale projecten op het terrein van de geesteswetenschappen. Aan sommige van die projecten wordt in meerdere landen gewerkt, terwijl het ook mogelijk is dat er alleen in één land een redacteur of redactiecommissie aan een project werkt. Voor de na afsluiten van het project Corpus Vitrearium- zes projecten van de uai bestaat een Nederlands Comité en de publicaties van die comités vallen onder de verantwoordelijkheid van de Akademie. Sommige van de projecten zijn ondergebracht bij het Constantijn Huygens Instituut (chi). De Afdeling Letterkunde vormt een uai-Commissie die onder meer als taak heeft het bewaken van de voortgang van de onder de uai ressorterende projecten en het adviseren van het bestuur over in uai-kader te nemen beslissingen. Namens
126 Bijlagen
de Akademie woonde de heer H.A.G. Braakhuis, voorzitter van de uai-commissie de 76e Algemene Vergadering bij van de uai die in juni heeft plaatsgevonden in Brussel, België.
Uitgebrachte achtergrondstudies, commentaren en rapporten KNAW algemeen Bestrijding van mond- en klauwzeer. ‘Stamping out’, of gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek. Deltaplan voor het middelbaar onderwijs Open brief aan de kabinetsinformateur. Grenzeloze Wetenschap. Enkele gedachten over onderzoeksopleidingen en de bekostiging van universitair onderzoek. Investeren in kennis Open brief aan de kabinetsformateur van vno-ncw, knaw, nwo, tno en vsnu. Topmasters Betreft het advies van de Werkgroep Topmasters ‘Over de top. Duidelijkheid door differentiatie’ en gaat nader in op dat deel wat gaat over het PhD-traject. Accreditatie van onderzoekersopleidingen Briefadvies aan de minister en de staatssecretaris van ocenw, waarin de knaw voorstellen formuleert voor accreditatie van onderzoeksopleidingen. De toekomst van de bio-informatica in Nederland. Position Paper van knaw en nwo.
Afdeling Letterkunde Vensters op de wereld. De studie van de zogenoemde ‘Kleine Letteren’ in Nederland Rapport van de Adviescommissie Kleine Letteren Adviescommissie Kleine Letteren, Commissie Geesteswetenschappen (cgw).
Afdeling Natuurkunde De werkgroep aarde op school, een jaar verder Raad voor Aarde en Klimaat. The societal impact of applied health research Towards a quality assessment system Raad voor de Medische Wetenschappen, subcommissie Gezondheids(zorg)onderzoek (gzo). Briefadvies aan de ministers van ocenw en vws inzake opleidingsplaatsen voor artsen Raad voor Medische Wetenschappen.
Erkenning onderzoekscholen De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos) beslist krachtens het vastgestelde protocol over verzoeken van universiteiten tot erkenning van onderzoekscholen. In het verslagjaar heeft de elfde beoordelingsronde van aanvragen voor erkenning van onderzoekscholen plaatsgevonden. 27 aanvragen werden aan de ecos voorgelegd, waarvan vier voor erkenning en 23 voor vervolgerkenning. Tijdens de beoordelingsprocedure is door twee onderzoekscholen een erkenningsaanvraag teruggetrokken en door één onderzoekschool de vervolgerkenningsaanvraag. De ecos heeft één aanvraag is niet gehonoreerd, de overige onderzoekscholen waarvoor een aanvraag is ingediend, zijn erkend of hererkend. Het totale aantal erkende onderzoekscholen bedroeg per 31 december 2002 103.
De Commissie bestaat uit negen personen, te weten een voorzitter, een vice-voorzitter en zeven andere leden. Deze zeven leden zijn de voorzitters van de zeven subcommissies die de Commissie adviseren bij het beoordelen van de aanvragen. Alle Commissie- en subcommissieleden worden door het bestuur van de knaw benoemd voor een periode van vier jaar en zijn éénmaal hernoembaar. Tijdens de beoordelingsronde 2002 was de samenstelling van de ecos en haar subcommissies als volgt: Erkenningscommissie Onderzoekscholen Voorzitter: J.A. Michon, vice voorzitter: A. Verruijt Subcommissies Subcommissie Geesteswetenschappen (gw) Voorzitter: A. van de Beek Leden: H. Bennis, J.L. van Zanden, W.L. Idema, A.G.B. ter Meulen. Subcommissie Maatschappij- en Gedragswetenschappen (MAG) Voorzitter: D.W.F. Verkade Leden: E. van Avermaet, E.E.C. van Damme, J. van Doorne-Huiskes Subcommissie Exacte Wetenschappen (ew) Voorzitter: E. Drent Leden: H.J. Habing, P.J. Zandbergen, G. van Middelkoop, C.G. Kruse Subcommissie Biologische-, Oceanografische- en Aardwetenschappen (boa) Voorzitter: J.H. Koeman Leden: J. Ridder, S.B.J. Menken, W. van Delden, J.W. de Leeuw Subcommissie Medische Wetenschappen (mw) Voorzitter: S.W.J. Lamberts Leden:, J.A. Knottnerus, C.J.M. Melief, G.B. Snow, A.M. Kruisbeek, B. Löwenberg Subcommissie Technische Wetenschappen (tw) Voorzitter: G.J.F. van Heijst Leden: J.A. Wesselingh, S. Middelhoek, B.M. Spee, G. van Oortmerssen Subcommissie Landbouwwetenschappen (lw) Voorzitter: J.W.M. Osse Leden: S. Bruin, A.H. Eenink, F. de Vree, J.M. van Groenendael Publicaties Akademie Nieuws, Nieuwsbrief over de Akademie en de Akademie-Instituten, vijftiende jaargang, nummer 65-70 Hackeng, T.M., Veenhof, H., Over de grenzen van het weten, Jaarboek 2001 Vereniging van Akademie-onderzoekers. Reneman, R.S., Academies en geleerde genootschappen: onstaan, functie en positie door de eeuwen heen, Jaarrede R.S. Reneman, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, uitgesproken tijdens de Verenigde Vergadering op 13 mei 2002. Levelt, W.J.M., Rede van de nieuwe president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen prof. dr. W.J.M. Levelt bij de aanvaarding van het presidentschap op 13 mei 2002.
127 Bijlagen
Publicaties Afdeling Letterkunde Mededelingen, jaargang 65, nummer 1-9. Lauwaars, R.H., De verdragen van Amsterdam en Nice over de Europese Unie, mln65:1. Ingen, F.J. van, Echo im 17. Jahrhundert, Ein literarischmusikalisches Phänomen in der Frühen Neuzeit, mln65:2. Koopmans, T., Rechter en politiek in de Verenigde Staten mln65:3. Opschoor, J.B., Economische ontwikkeling en milieuverandering, mln65:4. IJzendoorn, M.H. van, Drie Generaties Holocaust?, mln65:5. Weijers, O., Begrip of tegenspraak?, Analyse van een middeleeuwse onderzoekmethode, mln65:6. Nijkamp, P., Groei, kennis en overheid, Een meta-analytische verkenning naar kennisinfrastructuur, mln65:7. Beek, A. van de, Het beloofde land: wie betaalt het cadeau?, Israël tussen de volken van het Midden-Oosten, mln65:8. Seuren, P.A.M., The logic of thinking, mln65:9.
Publicaties Afdeling Natuurkunde Indagationes Mathematiae, New Series, Volume 13, nummer 1-4. Verslag van de gewone vergadering van de Afdeling Natuurkunde, vol.111, nummer 1-9.
Overige Publicaties Eck, x. van, Coebergh-Surie, C.E., Gasten, A.C., The stained-glass windows in the Sint Janskerk at Gouda, II, The works of Dirck and Wouter Crabeth. Knoeff, R., Herman Boerhaave (1668-1738), Calvinist chemist and physician. Nijkamp, P., Cris du coeur. North South Research Cooperation, International Conference, December 3, 2001. Olivelle, P., Food for thought, Dietary rules and social organization in ancient India. Levelt Sengers, J., How fluids unmix, Discoveries by the school of Van der Waals and Kamerlingh Onnes. Vermij, R., The Calvinist Copernicans, The reception of the new astronomy in the Dutch Republic, 1575-1750. Wiesenfeldt, G., Leerer Raum in Minervas Haus, Experimentelle Naturlehre an der Universität Leiden, 1675-1715. Heineken Lectures 2000 Rothman, J.E., SNARE proteins, The basis of cellular membrane fusion and its specifity. Kandel, E.R., Genes, synapses and memory storage. Harremoës, P., Scientific incertitude in environmental analysis and decision making. Vries, J. de, Towards a history that counts. Geelen, G., A good work of art lifts you out of your earthly existence.
Register A Advies Commissie Wetenschap en Ethiek (acwe) 30 Afdeling Letterkunde 14, 15 Afdeling Natuurkunde 14 Akademie-Colloquia 53 Akademiepenning 14, 115 Akademie Commissie voor de Chemie 24 Akademie Raad voor de Wiskunde 24 Algemeen Bestuur 14 allea 50 allea Communication and Information Centre (acic) 50 alma 51 Automatisering 73, 118 Avond van Wetenschap en Maatschappij 116
cos 23 cssts 23 cte 65, 90, 91, 92 cva 126
D
Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie 14 Beveiliging knaw infrastructuur 64 Bioethics and health in international context 48 Biologische Raad (br) 27, 28 bnp 7 Bouwzaken 64 br 27, 28
Dagelijks Bestuur 14 Descartes-Huygensprijs 48 De la Courtprijs 124 Dierenexperimentencommissie 32 Digitale Expertise Netwerk knaw (denk) 63 Directie 14, 67, 69, 71, 73, 76, 78, 79, 80, 82, 84, 85, 87, 90, 92 Documentaire informatievoorziening 118 Dow Energieprijs 115, 124 Dow Energie Dissertatieprijzen 124 Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde 2002 16 Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap 2002 16 Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst 16 Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2002 16 Dr. H.P. Heinekenstichting 16 Dr. H. P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica 16
C
E
B
Call for Proposals 45 cao 54, 95, 97, 98, 100, 102, 103 cao-oi 95 cao-Onderzoekinstellingen (cao-oi) 95 Carolina MacGillavry Fellowships 49 cbb/knaw 27 cbs 1, 58, 59, 62, 64, 80, 81, 82, 84, 97, 105, 106, 107, 114, 115 ceme 65, 90, 91, 92 Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) 62, 80 Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (ccaa) 102 Centrum voor Kennis- en Informatiemanagement (ckim) 63 cern 29, 50 chi 58, 66, 67, 105, 106, 114, 126 Christiaan Huygens Wetenschapsprijs 124 cl 89, 90, 91, 92 Commissies met een specifieke taak 30 Commissie Beoordeling Kennisprojecten (cbk) 9 Commissie Biotechnologie bij Dieren (cbd) 31 Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie 31 Commissie Geesteswetenschappen 26 Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden in Nederland 32 Commissie voor de uitgave van de Geschiedenis der Nederlandse Rechtswetenschap 125 Commissie voor het Corpus van Oud-Babylonische Brieven 125 Commissie voor Zeegeschiedenis 125 Commissie Wetenschap en Kunst 31 Congressubsidies 53 Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis 66 Contactcommissie eso 51
128 Register
embc 50, 51 embl 50, 51 embl/embc 50 embo 50, 51 Encyclopaedia of Islam 126 Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos) 126 eurofore 23 European Science Foundation (esf) 51 Evert Willem Beth Stichting 122
F Fonds Staatsman Thorbecke 122 Fryske Akademy 67
G Genomics-onderzoek 20 Global Change 53
H hdp-Commissie 53 Heinekenprijzen 5, 15, 16, 115, 124 Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia 48 Hubrecht Fonds voor het Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie 122 Hubrecht Laboratorium 62, 82, 83, 84 Huisvesting 3, 64
I ices/kis-3 21 icin 58, 62, 64, 65, 83, 84, 97, 105, 106, 114 ict 3, 29, 59, 62, 63, 64, 66, 69, 111, 118 igbp/wcrp 53 iisg 60, 61, 68, 69, 73, 74, 77, 96, 97, 105, 106, 107, 114 InterAcademy Panel 52 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) 60
International Council for Science 52 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) 84 Interuniversitair Oogheelkundig Instituut 85 Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (ioi) 62, 65, 87, 96 iubmb 27
J Joint Working Committee 45 Jota! 116
nioo\cte 90 nvon 26 nwo 7, 8, 9, 10, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 30, 31, 35, 45, 51, 52, 54, 60, 61, 62, 66, 69, 71, 72, 77, 83, 89, 90, 91, 95, 103, 111, 115, 126
O ocenw , 7, 8, 9, 10, 11, 21, 22, 23, 25, 29, 30, 31, 39, 42, 43, 44, 45, 50, 51, 62, 74, 109, 112, 114, 126 oio’s 100, 103 Open Science Meeting en Rondetafelconferentie 45 Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (oow) 24
K Kennisstrategie 2010 7 kitlv 59, 61, 70, 71, 75, 105, 106, 114 Koninklijke Shellprijs 124, 125 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv) 59, 61, 70, 71, 75, 105, 106, 114 Kwaliteitszorg instituten 62
P p&o 95 personeels- en salarisadministratie (pisa) 104 prest 23 Publicaties 128
R L Landelijk Orgaan WetenschappelijkeIntegriteit (lowi) 31 lnv 30, 31 Loopbaancentrum 101 Lorentzmedaille 15, 115, 125 lowi 31
Raad voor aarde en klimaat (rak) 27, 28 Raad voor de Technische Wetenschappen (rtw) 29 Raad voor Medische Wetenschappen (rmw) 28 Raad voor Natuur- en Sterrenkunde (rns) 28 Redactiecommissies 3, 125 rns 29 Roosevelt Study Center (rsc) 79, 114
M M.W. Beijerinck Virologie Fonds 124 Meertens Instituut 71 Meertens Instituut Onderzoek en documentatie van Nederlandsetaal en cultuur 71 Mobiliteitsprogramma 45
N ncg 87, 88, 114 Nederlandse commissie tot uitgave van het Corpus Vasorum Antiquorum (cva) 125 Nederlandse Commissie voor Geodesie (ncg) 87 Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi 125 Nederlands Economisch-Historisch Archief (neha) 73 Nederlands Instituut voor Ecologie (nioo) 90 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih) – Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (ioi) 62 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) – Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies 61 Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Inform 76 Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) 58, 97 neha 73, 74, 105, 106, 114 Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences 78 nias 38, 58, 65, 75, 78, 79, 105, 106, 114, 115 nibi 26 nidi 58, 97, 111 nih 58, 59, 62, 64, 65, 81, 86, 88, 89, 90, 96, 97, 101, 105, 106, 107, 114, 123 niob 82, 84 niod 59, 61, 64, 74, 75, 97, 101, 105, 106, 111, 114 nioo 59, 64, 65, 81, 90, 91, 92, 105, 106, 114, 122 nioo\ceme 90 nioo\cl 90
129 Register
S Samenwerking met zusteracademies 46 Schure-Beijerinck-Popping Fonds 122 Scientific Programme Indonesia-Netherlands (spin) 44 Short-Title Catalogue, Netherlands (stcn) 126 stb 23 Stichting Akademieleerstoelen Geesteswetenschappen 122 Stichting J. Gonda Fonds 122 Stichting Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) 111 Stichting van den Houtenfonds bij het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih) 123 Stichting Wetenschap en Techniek Nederland (WeTen) 117 stt 23
T Ter Meulen Fonds 123 tno 7, 23, 31, 52, 115, 126 Toekomst van het wiskunde-onderzoek in Nederland (twon) 24 Trippenhuis 7, 10, 17, 32, 55, 65, 72, 117
U ub 126 Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (uwv) 102 Union Académique Internationale (uai) 126 Universiteit van Michigan, Ann Arbor, Verenigde Staten 49 ut 23
V Van der Gaag Stichting 123 Van Leersumfonds 123 Van Walree Fonds 123 vcbg 27, 28 Vensters op de wereld 20 Vertaalfonds 123 vno 7, 115, 126 Voortgezet Onderwijs 11 vsnu 2, 7, 8, 9, 10, 24, 25, 26, 30, 31, 39, 45, 52, 62, 115, 126 vwo 11, 24, 25, 27, 28, 29, 100, 116
W Website knaw 117 Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding 32 Wetenschapsprijzen 3, 124 Wet verbetering poortwachter 98 wotro 45 wvoi 95, 98, 101, 102, 103
Z Ziekteverzuim 97, 98, 106, 107 Zusteracademies 30, 46
130 Register