koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen
Jaarverslag 2005
Inhoudsopgave 5
Inleiding
11
Het Huygens Instituut in cijfers
13
Projecten
57
editor
63
Publicaties en activiteiten medewerkers
89
Vertegenwoordigingen
91
Stages
Inleiding Fundering voor nieuwe ontwikkelingen Was 2004 het jaar waarin de blauwdrukken voor de vernieuwing van het Huygens Instituut werden opgesteld, 2005 was het jaar waarin de fundering tot stand kwam. Dat werd op 9 juni gevierd met een feestelijke bijeenkomst in de Oude Raadszaal te Den Haag. Directeur dr. Henk Wals lichtte daar de plannen toe. Het Constantijn Huygens Instituut is vermaard om zijn wetenschappelijke tekstedities, en dat zal niet veranderen. Maar het nieuwe Huygens Instituut wil een breder palet aan wetenschappelijke activiteiten bieden. Tekstedities en bronnenpublicaties zullen in veel gevallen geflankeerd worden door analytisch wetenschappelijk onderzoek. Als editieprojecten worden gekoppeld aan onderzoeksvraagstellingen, snijdt het mes aan twee kanten: de inspanningen van de editeurs vallen meteen in vruchtbare aarde, terwijl ontwikkeling van de edities methodologisch kan profiteren van de vragen die het onderzoek stelt. Deze samenhang wordt essentieel nu de stap naar de digitale editie gemaakt gaat worden. De xml-gestructureerde teksten kunnen bevraagd worden met behulp van nieuw digitaal gereedschap, dat het Huygens Instituut ontwikkelt. Om dit met succes te kunnen doen, is nauwe samenwerking nodig met de onderzoeker die de vragen aan het materiaal wil stellen. Door editeurs, onderzoekers en softwareontwikkelaars onder één dak samen te brengen, schept het Huygens Instituut de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe naam De nieuwe naam Huygens Instituut verwijst niet alleen naar de dichter en homo universalis Constantijn Huygens, maar ook naar diens zoon Christiaan, die wereldfaam verwierf als wetenschapper. Daarmee geeft het Instituut aan dat het zowel de literatuurgeschiedenis als de wetenschapsgeschiedenis tot zijn terrein rekent. De dubbele verwijzing symboliseert tevens dat het Instituut een nieuwe weg inslaat, die van vernieuwend en experimenteel onderzoek, maar daarbij de oude waarden niet overboord gooit. Digitaal gereedschap en websites gaan een belangrijke plaats innemen, maar het Instituut zal daarnaast gedrukte tekst blijven produceren. Boeken zijn in veel gevallen immers nog steeds een buitengewoon handzame informatiedrager. Ook zal het Huygens Instituut met veel plezier en inzet blijven werken aan langlopende editieprojecten als de volledige werken van Erasmus of Willem Frederik Hermans, al zullen ongetwijfeld de technische grondslagen van het productieproces veranderen. e-research Het creëren van een digitale omgeving voor het onderzoek is één van de taken van de nieuwe afdeling e-research, die in 2005 gestalte kreeg met de komst van een negental medewerkers van het voormalige Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) van de knaw. De nieuwe groep, die onder leiding staat van dr. Karina van Dalen-Oskam, ontwikkelt software
en doet onderzoek op het grensvlak van geesteswetenschappen en ict. Ook is de groep verantwoordelijk voor de bntl, de Bibliografie van de Nederlandse Taalen Literatuurwetenschap. De bntl zal de komende jaren worden omgevormd van een klassieke bibliografie tot een geavanceerd web based zoekapparaat voor neerlandici en andere geïnteresseerden. Breed publiek Maar het Huygens Instituut richt zich niet alleen op de onderzoekswereld. Het Instituut heeft ook verplichtingen aan een groter publiek, namelijk ten aanzien van de conservering en verspreiding van het Nederlandse literaire erfgoed. Ook wat dit betreft wordt een ander pad ingeslagen. Gedrukte edities waarin de voetnoten en het variantenapparaat meer ruimte innemen dan de leestekst, spreken geen groot publiek aan. Ook hier biedt het internet uitkomst: in de gedrukte editie kan in veel gevallen worden volstaan met de toelichting die nodig is om de tekst te begrijpen, terwijl verdergaande annotatie en de eventuele varianten te raadplegen zijn op een website. In 2005 introduceerde het Instituut dit concept met het eerste deel van de volledige werken van Willem Frederik Hermans, dat in november in de Amsterdamse Nieuwe Kerk werd aangeboden aan prins Willem-Alexander. Met een oplage van 12.500 stuks in eerste druk geeft het Huygens Instituut, in samenwerking met uitgeverij De Bezige Bij en het Willem Frederik Hermans Instituut, gestalte aan zijn ambitie een breder publiek aan te spreken. Dat gebeurde ook met het Verzameld werk van Willem Elsschot, dat in 2005 verscheen in de Gouden Reeks van Athenaeum–Polak & Van Gennep. Onderzoeksprogramma Inhoudelijk gaat de belangstelling van het Huygens Instituut zoals gezegd uit naar literatuurgeschiedenis en wetenschapsgeschiedenis. De staf startte in 2005 een discussie over een onderzoeksprogramma voor de komende jaren. Deze discussie zal in 2006 worden afgerond, maar eind 2005 begonnen de contouren van een programma zich al af te tekenen. Het hoofdthema wordt kennis- en cultuuroverdracht, een onderwerp dat zowel in de literatuurgeschiedenis als in de wetenschapsgeschiedenis actueel is. Vanuit wetenschapshistorisch perspectief gaat het om de vraag hoe lokaal geproduceerde wetenschappelijke en technische kennis circuleerde en accumuleerde. Vanuit de literatuurgeschiedenis wordt gedacht aan overdracht en vorming van culturele repertoires, zowel intergenerationeel als synchroon. Ter versterking van de onderzoeksambities stelde het Instituut twee nieuwe onderzoekers in vaste dienst aan. Dr. Ton van Kalmthout zal zich gaan bezighouden met de literatuurgeschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw, terwijl dr. Eric Jorink zich zal richten op de wetenschapsgeschiedenis van de vroegmoderne periode.
Samenwerking Bij de realisatie van het onderzoeksprogramma streeft het Huygens Instituut naar samenwerking met onderzoekers en instanties. Gezamenlijke projecten worden uitgevoerd met de Radboud Universiteit, de Universiteit van Utrecht, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit van Amsterdam, het Van Gogh Museum en het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes te Parijs. Met een aantal Europese partners wordt gewerkt aan het project Europa Humanistica. Ook de Opera Omnia van Erasmus is in wezen een internationale aangelegenheid. Aan deze omvangrijke onderneming werken tientallen buitenlandse onderzoekers. Met onderzoekers van de Erasmus Universiteit, de Universiteit van Utrecht, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Leuven bereidde het Huygens Instituut nieuwe onderzoeksaanvragen voor nwo voor. Met het Meertens Instituut knaw, de Radboud Universiteit en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek werkte het Instituut aan een investeringsaanvraag voor nwo-groot. Samen met het Instituut voor Geschiedenis en Grondslagen van de Natuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Twente was het Huygens Instituut de trekker van een breed gedragen programma op het gebied van de Nederlandse wetenschapsgeschiedenis: Circulation of Knowledge and Practices. Een drietal projecten van het Huygens Instituut werden uitgevoerd onder de paraplu van de International Union of Academies: Grotius, Erasmus en Europa Humanistica. Ook de aanvaarding van drie bijzondere hoogleraarschappen door Huygensonderzoekers verstevigde de samenwerking met de universitaire wereld. Dr. Annemarie Kets-Vree werd benoemd als bijzonder hoogleraar Editiewetenschappen aan de Vrije Universiteit en dr. Hans Trapman werd bijzonder hoogleraar Cultuurgeschiedenis, in het bijzonder van de intellectuele geschiedenis van de late vijftiende tot de late zeventiende eeuw, aan de Erasmus Universiteit. Verder stelde het Huygens Instituut een bijzondere leerstoel Neolatinistiek in bij de Universiteit van Amsterdam, die in 2006 zal worden ingevuld. De internationale contacten kregen een impuls doordat het Huygens Instituut zich opwierp om het jaarlijkse congres van de European Society for Textual Scholarship mede te organiseren. De bijeenkomst, met ongeveer vijftig deelnemers uit binnen- en buitenland, vond plaats op 16 en 17 december in het Trippenhuis te Amsterdam. Met hetzelfde doel trad het Huygens Instituut op 7 en 8 oktober op als gastheer voor een tweedaagse werkconferentie van de Europese partners in het project Europa Humanistica. De medewerkers van het Instituut traden met het nodige enthousiasme naar buiten: in 2005 werden 51 lezingen gegeven, waarvan 24 in het buitenland. Presentaties Ook op andere manieren trad het Huygens Instituut naar buiten. De presentatie van het eerste deel van de volledige werken van Willem Frederik Hermans in november trok veel belangstelling van de pers, waaronder het nos-journaal. De bijeenkomst in de Nieuwe Kerk vormde een van de hoogtepunten van het jaar. Een ander hoogtepunt werd gevormd door de verschijning van het – na veertig jaar noeste arbeid – voltooide Lexicon Latinatis Nederlandicae Medii Aevi, het
woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden. De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, prof. dr. Frits van Oostrom, nam de complete serie in ontvangst. In de wetenschapsbijlage van het nrc Handelsblad verscheen een artikel over het woordenboek. Een derde vermeldenswaardige prestatie is de voltooiing van de Adagia in de Opera Omnia van Erasmus, waarvan het laatste deel in december gepresenteerd werd. De voorzitter van de internationale conseil van de Opera Omnia, prof. dr. Nicolette Mout, nam de delen in ontvangst van dr. Miekske van Poll-van de Lisdonk. Personeel en Financiën Het personeelsbestand werd in 2005 uitgebreid van 38 (29,1 fte) naar 47 (35,8 fte) medewerkers. De uitstroom bedroeg 2,3 fte, terwijl 9 fte aan de formatie werd toegevoegd. De begroting beliep ca. 1,9 miljoen euro. Aan het einde van het jaar kon een bedrag van € 30.000 aan de algemene reserve worden toegevoegd. Het Huygens Instituut kon na afloop van het jaar een bedrag van € 30.050 aan de algemene reserve toevoegen, die daardoor steeg van € 289.595 naar € 319.645. Op dit moment is het Instituut in financieel opzicht nog gezond, maar over een lange termijn bezien is het beeld niet rooskleurig. Net als de meeste andere Nederlandse onderzoeksinstellingen ontvangt het Huygens Instituut al jaren geen prijscompensatie meer. Ook in 2005 was dat niet het geval. In de praktijk betekent dit een sluipende bezuiniging van enkele procenten per jaar, waarvan de cumulatieve effecten op de lange termijn niet zullen uitblijven. Bij het strategiefonds van de knaw diende het Instituut een aanvraag in voor de ontwikkeling van de zogenoemde Editiemachine, software om via het internet teksten te transcriberen en te annoteren. De Akademie kende het gevraagde bedrag van € 209.000 toe. Personeel en Organisatie De groei van het Instituut van 38 (29,1 fte) naar 47 (35,8 fte) medewerkers is voornamelijk te danken aan de komst van een aantal medewerkers van het voormalige Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) van de knaw, die deel van het Huygens Instituut gingen uitmaken als de afdeling e-research. Mannen vormden in het Instituut een kleine meerderheid: 56% tegenover 44% vrouwen. Het ziekteverzuimpercentage daalde van 6,2 % naar 5,3 %. Ook de meldingsfrequentie daalde: van 0,97 naar 0,9 keer per jaar per medewerker. In 2005 werd binnen de knaw het universitaire functiewaarderingssysteem (ufo) ingevoerd. Dat bracht met zich mee dat alle medewerkers opnieuw moesten worden ingedeeld. Tegen het einde van het jaar was deze operatie voltooid. Drie medewerkers van het Hermans-project volgden in 2005 een mediatraining. Dit in verband met de te verwachten belangstelling van de pers bij het uitkomen
van het eerste deel van de volledige werken van Willem Frederik Hermans in november. Een belangrijke organisatorische wijziging betrof de toevoeging van de afdeling e-research aan het Instituut. Deze afdeling vormt nu de derde werkgroep naast de al bestaande groepen Middeleeuwen/Renaissance en Nieuwe Tijd. Het managementteam werd hierdoor met één persoon uitgebreid: het bestaat nu uit de drie werkgroepleiders en de directeur. Het managementteam vergaderde één keer per week. Eén keer per maand werd samen met de beheerder en de managementassistente vergaderd. Internationale samenwerking Vijf van de Instituutsprojecten kunnen gekenschetst worden als internationale samenwerkingsprojecten. Aan het Erasmus-project wordt gewerkt door een groot aantal onderzoekers uit Europa en Noord-Amerika, die verschillende delen voor hun rekening nemen. Op het Huygens Instituut coördineert prof. dr. Hans Trapman hun bezigheden. Kleiner, maar wel volgens hetzelfde principe opgezet is het project Reflections of Scientific Debate in the Carolingian Renaissance, dat geleid wordt door dr. Mariken Teeuwen. Het onderzoek naar de Middeleeuwse Artes-faculteit, dat dr. Olga Weijers uitvoert met enkele Franse collega’s, is een samenwerkingsproject tussen het Huygens Instituut en het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes (irht) in Parijs. Met hetzelfde instituut – en een aantal andere Europese partners – wordt nog een volgend samenwerkingsproject uitgevoerd: Europa Humanistica. Dit betreft een internationaal onderzoek met als doel een meerdelig naslagwerk waarin een overzicht wordt gegeven van Europese humanistische filologen uit de zestiende en zeventiende eeuw en hun edities van (post-)klassieke auteurs. Het vijfde internationale project is de editie van de nagelaten en ongebundelde lyriek van de Vlaamse dichter Guido Gezelle. Dit project is een door het VlaamsNederlands Comité (fwo/nwo) gesubsidieerd onderzoek dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden van de Universiteit Antwerpen. De projecten Erasmus: Opera omnia, Hugo Grotius: Biografie, Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi en Aristoteles Semitico-Latinus vallen onder de patronage van de International Union of Academies (iua). Het Huygens Instituut is actief betrokken bij het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent), de Arbeitsgemeinschaft für Germanistische Edition (Osnabrück), de Society for Textual Scholarship (New York) en de in 2001 mede op initiatief van het Huygens Instituut opgerichte European Society for Textual Scholarship (Leicester). Wetenschapscommissie De wetenschapscommissie bestond uit: prof. dr. G.J. Dorleijn (Rijksuniversiteit Groningen, voorzitter), dr. L. Breure (Universiteit Utrecht), prof. dr. L. van Bunge (Erasmus Universiteit Rotterdam), prof. dr. F.J. van Ingen (Vrij
Universiteit), prof. dr. M.B. de Jong (Universiteit Utrecht), prof. dr. J.J. Kloek (Universiteit Utrecht), prof. dr. C.G. Meerhoff (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. M.G.M. van der Poel (Radboud Universiteit Nijmegen) en lic. E. Vanhoutte (Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, Gent). Onderdeelcommissie Als gevolg van de Wet op de Ondernemingsraden is er op het Huygens Instituut een onderdeelcommissie (oc) actief. Deze commissie bestond in 2005 uit drs. Jolanda Hamers, dr. Aafke van Oppenraay (secretaris) en Gerard van Veen (voorzitter). De onderdeelcommissie hield in het verslagjaar vijf reguliere en enkele interne vergaderingen. Met de medewerkers hield zij een achterbanberaad om zich een mening te kunnen vormen ten behoeve van de adviesaanvraag over het voorgenomen besluit van de knaw -directie om de dr. Henk Wals voor vijf jaar tot directeur te benoemen. Tevens vond in dit kader een gesprek plaats tussen de onderdeelcommissie en prof. dr. W.J. van den Akker, lid van de directie van de knaw. De commissie heeft na deze gesprekken besloten geen advies uit te brengen ten aanzien van het voorgenomen besluit. In de reguliere vergaderingen met de interim-directeur en de leden van het managementteam kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: de begroting 2005; de komst van de afdeling Neerlandistiek van het niwi bij het Huygens Instituut; de invoering van de Universitaire Functie Ordening (ufo); de stand van zaken wat betreft de invoering van het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (pop); de wachtgeldproblematiek bij tijdelijke aanstellingen; de besteding van de oc-gelden; het totstandkomen van een Bedrijfshuisvestingsplan (bhv); de toekomstige (her)huisvesting van het instituut binnen de Koninklijke Bibliotheek. De onderdeelcommissie nam deel aan een discussiebijeenkomst over de medezeggenschap georganiseerd door de ondernemingsraad (or) van de knaw en, tijdens de jaarlijkse or-oc-dag op 22 september, aan workshops over de invoeringsprocedure van het ufo-systeem, de arbeidsomstandigheden bij de knaw en de reorganisatieleidraad. Aandachtspunten van de onderdeelcommissie voor 2006 zullen met name zijn: de implementatie van de nieuwe strategienota van de knaw, de vernieuwing van de bntl, de introductie van de preventiemedewerker en het totstandkomen van een bhv-plan.
10
Het Huygens Instituut in cijfers Personeel in fte Wetenschappelijk personeel vast tijdelijk, excl. promovendi promovendi Onderzoeksondersteunend personeel vast tijdelijk Niet-wetenschappelijk personeel vast tijdelijk TOTAAL Productie
2004
2005
21,6 15,8 3 2,8
25,3 20 3 2,3
4,5 2,8 1,7
7,9 5,3 2,6
3 3 0
2,6 2,6 0
29,1
35,8 2005
Wetenschappelijke publicaties Tekstedities gedrukt Tekstedities digitaal Tekstedities combi gedrukt/digitaal Thematische websites/portals Artikelen Hoofdstukken in boeken, bundels en proceedings Monografieën Proefschriften Geredigeerde bundels, conference proceedings Onderzoeksprogrammatuur
7 0 1 1 12 14 5 0 3 5
Vakpublicaties boeken Artikelen/hoofdstukken in boeken Recensies
1 12 18
11
Wetenschappelijke voordrachten/lezingen
51
Website sessies hits
3.056 93.910
bntl
Ontsloten titels Aantal raadplegingen: sessies Aantal raadplegingen: zoekacties
5719 205.914 352.941
Financiën 2005
2004 €
€
Inkomsten Bijdrage Knaw Overige opbrengsten
1.741.565 184.791
90,4% 9,6%
1.603.495 144.305
1.926.356
1.747.800
Totaal lasten
1.966.922
1.791.528
saldo
-40.566
-43.728
Totaal baten Uitgaven
12
91,7% 8,3%
Projecten Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi M. Gumbert-Hepp, O. Weijers Projectcommissie: prof. dr. L.J. Engels (Rijksuniversiteit Groningen), prof. dr. F.W.N. Hugenholtz †; prof. dr. H.L.W. Nelson (Universiteit Utrecht), prof. dr. G.H.M. Posthumus Meyjes (Universiteit Leiden), prof. dr. L.M. de Rijk (Universiteit Leiden, Universiteit Maastricht). De publicatie van het Woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden (zie http://www.Huygensinstituut.knaw.nl/projecten/Middeleeuwen/lexicon) is in 2005 voltooid. De laatste twee fascikels (63 en 64) zijn verschenen met de band van deel VIII en een geheel bijgewerkte Bronnenlijst met een Verantwoording in een apart deeltje. Het Woordenboek is op 8 september 2005 aangeboden aan de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, prof. dr. F.P. van Oostrom.
Het voltooide Woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden bij de feestelijke presentatie van de laatste delen, op 8 september in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
Artes-faculteit O. Weijers Projectcommissie: em. prof. dr. H.A.G. Braakhuis (Nijmegen), dr. M. GumbertHepp (Huygens Instituut), prof. dr. C.H.J.M. Kneepkens (Rijksuniversiteit Groningen), em. prof. dr. L.M. de Rijk (Universiteit Leiden). 13
Het betreft een gemeenschappelijk onderzoekprogramma van het Huygens Instituut en het irht (Institut de Recherche et d’Histoire des Textes) in Parijs, dat sinds 1991 bestaat. In het kader van dit programma, dat gericht is op de intellectuele geschiedenis van de Artes-faculteit, wordt gewerkt aan de samenstelling van een repertorium van magistri en teksten van de Parijse Artes-faculteit. Hiervan zijn de eerste zes afleveringen (A-B; C-F; G; H-Johannes C.; J, à partir de Johannes D; LO) inmiddels verschenen. Niet alleen de magistri die in Parijs hebben onderwezen worden opgenomen, maar ook die contemporaine auteurs van wie de werken duidelijk in Parijs bekend waren en gebruikt werden. Zo vindt men in de laatste aflevering niet alleen de Parijse filosofen Nicole Oresme en Nicolas d’Autrecourt, maar ook buitenlandse geleerden, zoals Laurentius Valla. In deze aflevering vindt men ook de van oorsprong Nederlandse filosoof Marsilius van Inghen, die in Parijs heeft gestudeerd en gedoceerd alvorens in 1386 een van de stichters van de universiteit van Heidelberg te worden. Bij het onderzoek is de rol van het internationale netwerk dat het project al van het begin af steunt, van groot belang. In het algemeen wordt de samenstelling van de notities sterk beinvloed door opmerkingen, correcties en aanvullingen van een veertigtal trouwe medewerkers. In het afgelopen jaar is de redactie afgerond van de notities betreffende auteurs van wie de naam begint met L, M, N of O; er is een begin gemaakt met de voorlopige redactie van de letter P, onder meer met de ingewikkelde notitie over Petrus de Alvernia. Ook wordt onderzoek verricht naar onderwijsmethoden en programma’s, met name naar de rol van de ‘disputatio’ aan de Artes-faculteit. Een eerste publicatie hierover, toegespitst op de Parijse universiteit, is in 1995 verschenen. Een tweede studie, over de ‘disputatio’ aan de diverse Artes-faculteiten, is in oktober 2002 verschenen. Tenslotte zal een derde deel het verschijnsel van de ‘disputatio’ in ruimer verband bestuderen, met name de relatie tussen die van de Artes-faculteit en van de overige faculteiten, de voorgeschiedenis en de nawerking tijdens de Renaissance. In het afgelopen jaar is onderzoek verricht naar de ‘disputatio’ aan de juridische faculteit, waarover zeer veel materiaal bestaat, zowel handschriften en oude drukken als moderne literatuur. Het is al duidelijk dat naast overeenkomsten ook duidelijke verschillen zijn aan te wijzen in het functioneren van deze onderwijsen onderzoekmethode in de diverse faculteiten. De juridische ‘disputatio’ begint in feite al in het tweede kwart van de twaalfde eeuw in Bologna, met de rechtsgeleerde Bulgarus. In de statuten van de universiteit van Bologna (ontstaan rondom 1200) is vastgelegd dat de doctores verplicht waren de geredigeerde tekst van hun disputaties bij de bedellus te deponeren, zodat ieder die kon inzien en afschrijven. Dit is vermoedelijk een van de redenen waardoor zo vele disputaties bewaard zijn gebleven. Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance M.J. Teeuwen De intellectuele wereld van de Karolingische periode laat zich goed bestuderen aan de hand van de klassieke en laat-antieke teksten, die door de negendeeeuwse geleerden voorzien werden van grote hoeveelheden aantekeningen. 14
Aantekeningen bij het boek over de ars mathematica in een negende-eeuws handschrift van Martianus Capella’s De nuptiis. (Leiden, Universiteitsbibliotheek, Vossianus Latinus Folio 48, folio 66 recto.)
Schematische weergaven van hemelse constellaties ter illustratie van het boek over astronomie in hetzelfde handschrift. (Leiden, Universiteitsbibliotheek, Vossianus Latinus Folio 48, folio 92 verso.).
De marges en interlineaire ruimtes van vele negende-eeuwse handschriften zijn volledig opgevuld met minuscule lettertjes, die de hoofdtekst voorzien van uitleg, correcties, verwijzingen, aanvullingen, overwegingen, etcetera. De aantekeningen geven een heel directe inkijk in de werking van het intellectuele bedrijf in deze periode. 15
Martianus Capella’s De nuptiis Philologiae et Mercurii is een laat-antieke encyclopedie over de zeven vrije kunsten, die reeds vroeg in de negende eeuw voorzien werd van een uitgebreid commentaar. De editie van de oudste commentaartraditie is het doel van dit project. (Zie ook http://www. huygensinstituut.knaw.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=22 &Itemid=43&lang=du ) In het jaar 2005 is voornamelijk gewerkt aan het ontwikkelen van de digitale werkomgeving waarbinnen de editeurs hun transcriptiewerkzaamheden moeten gaan verrichten. In samenwerking met de software-ontwikkelaars van e-Laborate (http://www.huygensinstituut.knaw.nl/index.php?option=com_co ntent&task=view&id=136&Itemid=48&lang=du) is gewerkt aan de verfijning van de ‘tools’ die er tot nu toe waren, aan de toevoeging van nieuwe functies, en aan het zoeken naar een goede lay-out voor de werkomgeving. We verwachten de werkomgeving in de loop van het volgend jaar te kunnen openstellen. Daarnaast is, in het kader van een tweetal symposia (in Utrecht en in Rome), gewerkt aan de nadere uitwerking van met name één thema dat in het werk van Martianus Capella naar voren komt: de harmonie der hemelsferen, de antieke idee van een ordening van de kosmos volgens getalsmatige principes, die ook ten grondslag liggen aan de muzikale intervallen van octaaf, kwart, kwint en secunde. De kosmos zelf, met de aarde onbeweeglijk in het middelpunt en de planeten daaromheen draaiend in hun banen, brengt zo een ideale, goddelijke muziek voort, waarvan de aardse muziek slechts een schamele afspiegeling is. De antieke bronnen, die een zeer divers beeld gaven van de invulling van de muziek der planeten, werden door de Karolingische geleerden onder de loep genomen en ingezet in een nieuw, christelijk wereldbeeld. Ook bij hen is er geen sprake van een eenduidige uitleg of visie op de hemelse harmonie, maar de veelkleurigheid van de antieke bronnen blijft gehandhaafd. Controverses over bijvoorbeeld de richting van de hemelse toonladder, of de invulling ervan in de vorm van toonladders of reeksen van grotere intervallen, blijven bestaan. Een mooi voorbeeld van een eigengereide, nieuwe oplossing van het probleem komt uit de koker van de excentrieke geleerde Johannes Scottus Eriugena (ca. 810-877), die in een commentaartekst op Martianus Capella’s De nuptiis beschrijft hoe de zon planeten aantrekt en weer afstoot, zodat zij nu eens grote intervallen, dan weer kleine voortbrengen. In de kosmos is de zon de centrale kracht, die de planeten als het ware door de kosmos laat zwalken, zodat zij ieder denkbaar interval kunnen voortbrengen in een ideale harmonie. Johannes’ nadruk op de centrale macht en kracht van de zon in de hemelse harmonie heeft velen ertoe verleid in hem een ‘Copernicus-avant-la-lettre’ te zien, die een kosmografie voorstelt waarin de zon het middelpunt vormt van twee of vier planetenbanen. Maar wanneer we de antieke wortels van de middeleeuwse ideeën goed bestuderen, zien we dat dit ten onrechte is. Johannes pleit niet voor een wereldbeeld waarin de zon het middelpunt vormt van de kosmos, of van een deel van de kosmos, maar hij past de Pythagoreïsche ideeën (hem overgeleverd via, bijvoorbeeld, teksten van Calcidius, Macrobius en Martianus Capella) over de getalsmatige ordening van de kosmos toe. De zon heeft een centrale verhouding in het geheel van de hemelse muziek, en vormt niet fysiek het middelpunt van de banen der planeten. 16
Aristoteles Semitico-Latinus/Avicenna Latinus A.M.I. van Oppenraay Projectcommissie: em. prof. dr. H.A.G. Braakhuis (Radboud Universiteit Nijmegen), prof. dr. R. Kruk (Universiteit Leiden), em. prof. dr. J. Mansfeld (Universiteit Utrecht). Een beschrijving van inhoud en achtergrond van beide projecten wordt gegeven op de website van het Huygensinstituut. In het verslagjaar 2005 is de tekst van het eerste boek van Michael Scotus’ Arabisch-Latijnse vertaling van Aristoteles’ Historia animalium gecorrigeerd en zijn de Latijnse en Arabisch-Latijnse tekstkritische apparaten opgesteld en ingevoerd in de computer. De tweezijdige index verborum is op fiche aanwezig en wordt momenteel ingevoerd. De aantekeningen zijn in voorlopige vorm opgesteld. De tekst van het tweede boek is gecorrigeerd en de Latijnse apparatus is opgesteld. Ook de tekst van het derde boek is gecorrigeerd en de Latijnse apparatus is vrijwel voltooid. Het tekstverwerkingsprogramma CTE is verder verfijnd voor deze specifieke werkzaamheden; zo is bijvoorbeeld het Arabische lettertype herzien, omdat dit het tekstbeeld ten goede zal komen.
Begin van het vijfde boek van Aristoteles’ De animalibus, in de vertaling van Michael Scotus uit het begin van de dertiende eeuw. (Berlijn, Staatsbibiliothek Preussischer Kulturbesitz, Hdschr. 194.)
17
Historische bronnen van Egmond M. Gumbert-Hepp Projectcommissie: prof. dr. J.P. Gumbert (Universiteit Leiden), prof. dr. F.W.N. Hugenholtz †. De Egmondse historiografie vóór Beka (ca. 1350) is vrijwel identiek aan de Hollandse historiografie, en vormt het leeuwendeel van de West-Nederlandse historiografie van die tijd; zij omvat in hoofdzaak drie bronnen: I. De Egmondse Annalen. Een hoogst belangrijke bron, overgeleverd in één handschrift. Over de aard, het ontstaan en de datering van dit werk is veel meer bekend geworden; een nieuwe uitgave, met vertaling en toelichting (tekstkritische noten, historiografische opmerkingen, met name over de bronnen en hun verwerking, en toelichtingen op de vermelde historische feiten zelf ) is dringend gewenst. Hierbij hoort ook een editie van de Annales Xantenses, een interessant Karolingisch geschiedwerk, dat door de eerste auteur van de Annalen in zijn werk is geïncorporeerd. II. Het Chronicon Egmundense. Dit Chronicon is vanaf de dertiende eeuw (Melis Stoke) tot de achttiende eeuw een van de hoofdbronnen van de oude Hollandse geschiedenis geweest. Er bestaan verscheidene handschriften van, en ook verschillende edities; de laatste is die van Kluit (1777). Voor een goed deel is de tekst van het Chronicon (1122-1168) zeer verwant met, of zelfs gedeeltelijk dezelfde als die van de Annalen (1168-1205). De relatie tussen deze teksten verdient heroverweging. III. Willelmus Procurator (= Willelmus Jacobi). Hij beschouwde zijn werk als een voortzetting van de Annalen van 1168 af; tot 1205 is zijn werk dan ook weinig meer dan een derde versie van Annalen/Chronicon. Hij heeft evenwel toevoegingen uit andere bronnen, en om zijn historiografische intenties recht te doen, zijn deze in de editie opgenomen. Doel van het project is een editie van Annalen, Chronicon en Willelmus Procurator, met prolegomena en tekstkritische noten. Ook wordt een vertaling van deze teksten gegeven, met historiografische en historische toelichtingen. Over de opzet en planning van het project kan het volgende worden opgemerkt. De editie en vertaling, met beperkte historische annotatie van de kroniek van Willelmus Procurator, chronologisch dus de jongste bron, is gepubliceerd (Verloren, 2001). Het werk aan de nieuwe editie van de Annalen, de oudste bron, vordert goed: de tekst en de vertaling zijn vrijwel gereed. Er is een nieuwe transcriptie gemaakt van de Annales Xantenses (in de Monumenta Germaniae historica uitgegeven door G.H. Pertz: MG. SS. II (1829) p. 217236), en ook een vertaling. Het hoofdstuk over de codicologische interpretatie van het zeer ingewikkelde handschrift (Londen, British Library, Cotton ms. Tiberius C. XI) dat bovendien door brand beschadigd is, zal geschreven worden door J.P. Gumbert. De meeste problemen bij het opstellen van de tekst zijn na bezoek aan de British Library opgelost. De komende tijd zal een annotatie verzorgd worden. Evenmin als bij de kroniek van Willelmus Procurator wordt gestreefd naar historische volledigheid van de annotatie, maar door de aard van het materiaal, vooral door het feit dat de Annales Xantenses nu ook in een nieuwe 18
editie met vertaling beschikbaar komen, zal de annotatie over de Karolingische geschiedenis niet te summier kunnen zijn. Overwogen zal moeten worden, in welke vorm het Chronicon Egmundense zal worden uitgegeven. De verschillen met enerzijds de tekst van de Annalen en anderzijds de kroniek van Willelmus Procurator zijn niet zodanig, dat het zinvol is de hele tekst met vertaling in boekvorm uit te geven, maar het ligt in de bedoeling de ‘overlappende’ delen van de teksten in enigerlei elektronische vorm parallel uit te geven. Hierover zal binnenkort een besluit worden genomen. Gruuthuse-handschrift H. Brinkman, J.H.F. de Loos Josje van Zwieten (stagiaire Universiteit Utrecht) Projectcommissie: prof. dr. K. Kuegle (Universiteit Utrecht), dr. J.B. Oosterman (Radboud Universiteit Nijmegen), prof. dr. F.P. van Oostrom (Universiteit Utrecht), prof. dr. J. Reynaert (Universiteit Gent), prof. dr. F. Willaert (Universiteit van Antwerpen). Naast een kritische editie van de teksten uit het Gruuthuse-handschrift zal er een diplomatische uitgave verschijnen in digitale vorm, die raadpleegbaar zal zijn via de website van het Huygens Instituut. Ten behoeve van de vervaardiging van deze editie, die deel zal uitmaken van een serie nieuwe digitale edities binnen de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften in de Nederlanden, is er gewerkt aan het creëren van de benodigde richtlijnen voor dit type uitgaven (zie het project Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden). Tevens is een digitale werkomgeving vervaardigd op basis van de xml-editor oXygen. In samenwerking met het niwi is tevens het programma Editor ontwikkeld, een geavanceerd werkinstrument waarmee gebruikers van deze (en andere) digitale edities op eenvoudige wijze en naar believen annotaties kunnen aanbrengen op het elektronische document en die tonen op het web. De collatie van de afgeschreven tekst van het handschrift is inmiddels in een vergevorderd stadium, zodat binnen redelijk afzienbare tijd de tekst van het Gruuthuse-handschrift in diplomatische vorm digitaal beschikbaar zal komen. Inzake de transcriptie van de muzieknotatie worden bemoedigende resultaten geboekt, al blijft het met name voor een genre als het rondeel een moeilijke en soms zelfs onmogelijke zaak om tot een betrouwbare reconstructie van de oorspronkelijke melodie te komen. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden Projectcommissie: prof. dr. W. van Anrooij (Universiteit Leiden), prof. dr. A. Berteloot (Westfälische Wilhelms-Universität Münster), drs. P. Boot (Huygens Instituut), dr. H. Brinkman (Huygens Instituut), prof. dr. H. van Dijk (Universiteit Utrecht), dr. M. Gumbert-Hepp (Huygens Instituut), dr. H. Kienhorst (Radboud Universiteit Nijmegen), prof. dr. Th. Mertens (Universiteit Antwerpen), dr. D.E. van der Poel (Universiteit Utrecht), prof. dr. P.W.M. Wackers (Universiteit Utrecht). 19
In 2005 verscheen deel 9 in de mvn-reeks: Het Gaesdonckse-traktatenhandschrift. Olim: Hs. Gaesdonck, Collegium Augustinianum, ms. 16, een deel dat werd bezorgd door Marinus K.A. van den Berg met medewerking van Amand Berteloot, Thom Mertens en Hans Kienhorst. Met deze uitgave geschiedde een klein wonder: een verzameling mystieke teksten die was overgeleverd in een handschrift dat inmiddels ruim zestig jaar niet meer bestaat, werd hiermee in een diplomatische uitgave beschikbaar gemaakt. Het enige dat restte na de vernietiging van het handschrift tijdens oorlogshandelingen, waren een paar albums met foto’s die in 1934 waren gemaakt door medewerkers van de Nijmeegse hoogleraar Titus Brandsma. Deze foto’s, samen met enkele oude beschrijvingen, maakten het mogelijk de fysieke aspecten van het verloren gegane handschrift te reconstrueren en de teksten alsnog brongetrouw – en voor het eerst – in het licht te geven. In dit jaar is het besluit genomen om de reeks, die tot dusverre slechts bestond uit diplomatische uitgaven, uit te breiden met kritische tekstuitgaven. Voor deze edities, die alle in boekvorm zullen verschijnen, moeten nieuwe richtlijnen worden ontworpen. Daarmee is door de projectcommissie een begin gemaakt; publicatie van de nieuwe richtlijnen is voorzien voor 2006. Ook ten aanzien van de diplomatische edities werd besloten een nieuwe weg in te slaan. Behalve uitgaven in boekvorm, zullen voortaan voornamelijk edities als digitale webpublicaties verschijnen. Deze edities hebben het voordeel dat ze zeer breed en kostenloos toegankelijk zullen zijn; bovendien worden zij door een verfijnde coderingsstructuur voor wetenschappelijke onderzoekers en studenten optimaal doorzoekbaar gemaakt. Om het verschijnen van edities van dit type mogelijk te maken werd er gewerkt aan het concept van een set Richtlijnen voor de uitgave van digitale edities in de reeks mvn; tevens werd gezocht naar een goede werkomgeving voor editeurs van toekomstige delen. Middelnederlandse Lancelotromans P.J.W.R. van Eekelen Het volgende deel van het project Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie behelst een deeleditie (vs. 1-5802) van de Queeste vanden Grale, een religieus georiënteerde ridderroman. De Queeste werd omstreeks 1280 vertaald uit het Oudfrans door een Vlaamse dichter, die waarschijnlijk ook de andere delen van de reusachtige prozatrilogie (Lancelot - Queste - Mort Artu) in Dietse verzen heeft omgezet. De Vlaamse tekst kwam in bewerkte vorm terecht in de Brabantse Lancelotcompilatie (ca. 1320). Dit cyclische handschrift (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, signatuur 129 A10), waaraan een groot deel van de reeks Middelnederlandse Lancelotromans is gewijd, kan worden beschouwd als het ‘vlaggenschip’ van de Middelnederlandse Arturliteratuur. In het kader van het Lanceloet-project werd de afgelopen jaren de Queestetekst uit de Lancelotcompilatie opnieuw afgeschreven en voorzien van paleografisch-genetisch commentaar. In 2005 is een groot deel van dit materiaal gecorrigeerd, terwijl daarnaast werd gewerkt aan de leestekst, de literairhistorische toelichting en de woordverklaringen van de eerste drie episoden, 20
dat wil zeggen de expositie van de roman – waarin de heilige Graal kortstondig aan Arturs hof verschijnt – en de twee initiële verhaaldraden over Graalheld Galaad. Voor het komende jaar staan de woordverklaringen bij de volgende drie Queeste-episoden (de avonturen van zondaar Walewein, kuise Perceval en bekeerling Lancelot) op het programma. Graalqueeste W. Kuiper Wie voor het eerst het Haagse Lanceloet-handschrift 129 A 10 onder ogen krijgt, waarin de enig volledig bewaard gebleven Middelnederlandse vertaling/ bewerking van La Queste del saint Graal - De Zoektocht naar de heilige Graal overgeleverd is, zou denken dat het probleem van de editeur er vooral uit bestaat om te lezen wat er staat. Nu is het inderdaad geen duidelijke hand. Het is weliswaar boekschrift en valt dus officieel onder wat wij kalligrafie noemen, maar sommige letters – bijvoorbeeld de c en de t – zijn grafisch vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ook door het veelvuldig gebruik van afkortingen lijkt het erop alsof de kopiist dacht: als ik het zelf maar kan lezen. Dat lijkt a-historisch voor een vroeg veertiende-eeuws op perkament geschreven handschrift, waarin hier en daar met rood en blauw gerubriceerd is. Maar als men bedenkt dat dit boek toch vooral bedoeld lijkt als een ‘werkboek’, dat als ‘kopij’ moest dienen voor nieuw te maken luxe handschriften, dan is het verklaarbaar.
Uitsnede van het enig bewaard gebleven handschrift met een Middelnederlandse vertaling van La queste del saint graal. (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, hs. 129 A 10, fol. 146 verso.)
Als moeilijker dan het lezen en interpreteren van het handschrift ervaar ik het verklaren van de ‘moeilijke’ woorden. Wie deze tekst globaal leest – al dan niet met een glas kloosterbier binnen handbereik om in de stemming te komen – en vertrouwd is met het Antwerpse Middelnederlands van circa 1320-1330, ziet op het eerste gezicht weinig problemen. Dat verandert als woord voor woord de bedoelde betekenis verantwoord moet worden. Gelukkig is er een brontekst, de 21
hierboven al genoemde La Queste del saint Graal. Welke versie, welke redactie, welk handschrift de Middelnederlandse vertaler gebruikt heeft, weten wij niet. Gelukkig lijkt dat dit keer niet van levensbelang. De editie van La Queste del saint Graal zoals uitgegeven door Albert Pauphilet voldoet uitstekend om zich een betrouwbaar beeld te vormen van de tekst die de vertaler onder ogen had. Maar de tekst in het Haagse handschrift is niet alleen die van de oorspronkelijke vertaler. Er is een ‘editor’ overheen gegaan die sterk verkortend heeft ingegrepen. De gaten die zo vielen heeft hij gedicht met ‘stoplappen’. Met alleen het Middelnederlands voor ogen staat men soms voor raadsels, omdat de bewerker niet alleen het badwater weggooide ... Om Middelnederlandse teksten die vertaald en/of bewerkt zijn naar een anderstalige bron goed te kunnen begrijpen in literair-historische zin kunnen wij ons niet verschuilen achter het rookgordijn: die tekst was bedoeld om zelfstandig te functioneren en het (luisterend) publiek kon er de voorbeeldtekst ook niet naast leggen. Natuurlijk was die tekst bedoeld om als een zelfstandig geheel te functioneren, maar begrijpen in literair-historische zin impliceert analyse van het gehele creatieve traject. Om dat te kunnen overzien dienen onze vertalingen en bewerkingen systematisch en intensief met hun voorbeeldteksten te worden vergeleken om door ons optimaal begrepen te kunnen worden. Erasmus: Opera Omnia E.G.P. Huijing, L.L.E. Schlüter, J. Trapman Projectcommissie: em. prof. dr. C. Augustijn (Vrije Universiteit, Amsterdam), prof. dr. K.A.E. Enenkel (Universiteit Leiden), dr. M. Gumbert-Hepp (Huygens Instituut), prof. dr. M.E.H.N. Mout (Universiteit Leiden), em. prof. dr. G.H.M. Posthumus Meyjes (Universiteit Leiden), dr. C.S.M. Rademaker, ss.cc. (Vleuten), em. prof. dr. A.G. Weiler (Radboud Universiteit Nijmegen). Van het langlopende Erasmusproject werd in het jaar 2005 een van de belangrijkste onderdelen voltooid: het ‘subproject’ van de Adagia. Dit betreft een verzameling van 4151 Griekse en Latijnse spreekwoorden uit de klassieke oudheid, die door Erasmus bijeengebracht en van commentaar voorzien zijn. Sommige commentaren zijn daarbij uitgegroeid tot essays die al tijdens Erasmus’ leven ook afzonderlijk zijn uitgegeven, zoals het bekende ‘Dulce bellum inexpertis’ (‘de oorlog is zoet voor wie hem niet hebben meegemaakt’). Reeds in 1972 werd door de Conseil International pour l’Edition des Oeuvres Complètes d’Erasme een speciale commissie voor de uitgave van de Adagia opgericht. Deze stond onder leiding van prof. dr. Felix Heinimann te Bazel. Hij legde de grondslag van de negendelige Adagia-editie; in samenwerking met dr. E. Kienzle (Bazel) gaf hij in 1981 de delen II, 5-6 uit (Adagia 2001-3000), die als model dienden voor de zeven delen die zouden volgen. In 2005 verschenen deel II, 3 (Adagia 1001-1500), bezorgd door prof. dr. M. Szymanski (Warschau), alsmede het afsluitende deel II, 9. Dit bevat de Adagiorum Collectanea, een door Erasmus in 1500 uitgegeven collectie die het uitgangspunt is geworden voor zijn latere Adagia. De Collectanea zijn uitgegeven 22
door prof. Heinimann en dr. M.L. van Poll-van de Lisdonk; toegevoegd zijn registers op de Adagia-delen II, 1-8, samengesteld door drs. J.J. van Poll. Ter gelegenheid van de verschijning van dit afsluitende deel werd op 8 december een feestelijke presentatie gehouden in de Koninklijke Bibliotheek. Daarbij hield prof. dr. Mineke Schipper, hoogleraar interculturele literatuurwetenschap te Leiden, een voordracht onder de titel ‘Een steen in de vijver van Europa? Erasmus en de spreekwoordelijke traditie’. Vervolgens spraken Hans Brandhorst (‘Project Mnemosyne. Denken in beelden. Een systematische iconografie van de Adagia’) en dr. M.L. van Poll-van de Lisdonk (‘Het Adagia-project 1972-2005). Het eerste exemplaar van deel II, 9 werd aangeboden aan prof. dr. M.E.H.N. Mout, voorzitter van de Conseil International pour l’Edition des Oeuvres Complètes d’Erasme. De presentatie werd onder meer bijgewoond door prof. Szymanski en zijn echtgenote en door de beide dochters van prof. Heinimann, die zelf wegens ziekte niet aanwezig kon zijn; hij overleed op 23 januari 2006 te Bazel op negentigjarige leeftijd.
Dr. M.L. van Poll-van de Lisdonk, mede-editeur van de Adagia van Erasmus, biedt het laatste deel aan aan prof. dr. M.E.H.N. Mout, voorzitter van de Conseil International pour l’Edition des Oeuvres Complètes d’Erasme. Dat gebeurde tijdens de presentatie op 8 december in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
23
Europa Humanistica H.J.M. Nellen, S. Surdèl Projectcommissie: M. De Schepper M.A. (Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel), prof. dr. C.G. Meerhoff (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. M.G.M. van der Poel (Radboud Universiteit Nijmegen). Europa Humanistica is een samenwerkingsverband van tien Europese onderzoeksinstellingen, gericht op de publicatie van het voorwerk bij uitgaven van klassieke en patristieke teksten door humanisten uit de periode ca. 1480 tot ca. 1670. Het aandeel van de toenmalige Lage Landen is in handen van het Huygens Instituut in Den Haag, de Katholieke Universiteit te Leuven en de Université catholique te Louvain-la-neuve (www.huygensinstituut.knaw.nl, ‘projecten’). 2005 was voor Europa Humanistica een druk jaar. Na werkbezoeken van Steven Surdèl aan de Bibliothèque municipale te Lyon en de Bibliothèque nationale en de Sorbonne te Parijs in september en november 2004 lag er documentatie van 41 edities op transcriptie en collatie te wachten. In de loop van het verslagjaar werd dit materiaal aangevuld met 78 edities na werkbezoeken van Steven Surdèl aan de Herzog August Bibliothek te Wolfenbüttel, de Stadsbibliotheek van Rotterdam en de Universiteitsbibliotheek van Groningen. Wel kwam de controle van deze transcripties enigszins in het gedrang als gevolg van het werk voor de biografie van Hugo Grotius. Voor de lemmata ‘Junius’, ‘Murmellius’ en ‘Coornhert’ kan nog steeds worden gerekend op de bijdragen van respectievelijk Dirk van Miert, Juliette Groenland en Marianne Roobol. Omdat zij echter alleen in hun vrije tijd aan Europa Humanistica kunnen werken, werd het vergaren van de nodige documentatie voor de lemmata ‘Junius’ en ‘Murmellius’ tijdelijk overgenomen door Steven Surdèl. De inventaris voor de intern te verzorgen lemmata ‘Agricola’, ‘Van Ghistele’, ‘Longolius’ en ‘Pulmannus’ is inmiddels ver gevorderd. In december werd daarom een voorzichtig begin gemaakt met de annotatie, die echter ernstig belemmerd werd door de herinrichting van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Bijzonder aangenaam was het tweede algemene werkoverleg van Europa Humanistica, dat op 7 en 8 october in Den Haag werd gehouden, onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Huygens Instituut en het Institut de Recherche et d’Histoire des Textes te Parijs. Het leek noodzakelijk om na vier jaar (Parijs, april 2001) opnieuw bijeen te komen; niet alleen om de resultaten en de gevolgde werkmethoden door te nemen, maar ook en vooral om te zien hoe het project internationaal een zekere toekomst zou kunnen worden geboden. Tot genoegen van de organisatoren waren behalve Franse, Duitse, Hongaarse, Italiaanse en Nederlandse afgevaardigden nu ook onderzoekers uit België, Spanje en Zwitserland aanwezig. Ofschoon vier genodigden uit Spanje, Duitsland en Frankrijk kort voor aanvang verstek moesten laten gaan, is het netwerk inmiddels voldoende hecht om de resultaten van de conferentie alsnog binnen korte tijd met hen te delen. Tijdens de eerste dag bleken de onderzoekers bij de gevolgde werkmethoden nergens op fundamentele problemen te zijn gestuit. De richtlijnen voor de 24
presentatie van het materiaal, die in december 2003 een eerste formulering kregen, werden door alle deelnemers geschikt bevonden. Een uitzondering hierop is de aanpak aan de universiteit van Heidelberg, waar men al in een vroeg stadium ervoor gekozen heeft om niet alleen de bronteksten uit het voorwerk te publiceren, maar deze ook meteen te doen vergezellen van uitgebreid onderzoek naar die bronnen zelf. De overige onderzoeksgroepen zullen zich vooral tot het eerste beperken, met een annotatie die voor een eerste begrip de noodzakelijke informatie biedt.
Titelpagina van Gorgias en Aristides in de vertaling van Willem Canter, bij een uitgave van Isocrates’ Diatriben uit 1593. (Lyon, Bibliothèque Municipale, 31388.)
25
Dat een uitgebreid onderzoek van dit voorwerk tot een forse meerwaarde kan leiden, bewezen de bijdragen van Franse en Nederlandse onderzoekers. Naast de te verwachten inzichten in de toenmalige kennisoverdracht op het terrein van de filologie en de editiemethoden, blijken de zogeheten prefationes in veel gevallen ook inzicht te bieden in de persoonlijke opvattingen van de humanisten in politieke en theologische kwesties. Dit kwam vooral aan het licht bij de Nederlandse case-study van Gisbertus Longolius (1507-1543), wiens professoraat in het Grieks aan de universiteit van Keulen werd afgebroken omdat hij aan de eigen historische waarde van niet-christelijke klassieke teksten de voorrang gaf boven ingeburgerde interpretaties uit de eeuwen van de scholastiek. Aan het slot van de eerste dag werd bekeken in hoeverre het zicht op een dergelijke meerwaarde benut kan worden bij nieuwe subsidieaanvragen en het verhoopte patronage van de Union Académique Internationale. De tweede dag stond in het teken van nieuwe presentatiemogelijkheden zoals websites, databanken en virtuele bibliotheken. Van de laatste waren uitstekende voorbeelden te zien uit Madrid, Boedapest en Parijs, die wellicht gekoppeld kunnen worden aan de Budé-databank die aan het irht in Parijs wordt voorbereid. Om de onderzoeksresultaten tot dusver niet onbenut te laten gaf Marie-Elisabeth Boutroue een toelichting op de inmiddels vernieuwde website www.europahumanistica.org, die binnen anderhalf jaar meer dan 4700 bezoekers heeft gehad. Emblemata P. Boot Projectcommissie: prof. dr. E.M.P. van Gemert (Universiteit Utrecht), dr. A-J. Gelderblom (Universiteit Utrecht), dr. F. Wiering (Universiteit Utrecht) Mede in het kader van de samenwerking met het Emblem Project Utrecht (epu) wordt gewerkt aan een promotieonderzoek met de werktitel ‘Zingeving in code’. Dit promotieonderzoek is gericht op de door het epu gedigitaliseerde bundels. De resultaten zullen worden vastgelegd in digitale vorm. Onderzoeksdata moeten vanuit de digitale editie toegankelijk worden gemaakt, en omgekeerd moet vanuit het onderzoeksverslag het relevante bronmateriaal kunnen worden benaderd. We verwachten dat de verwevenheid van editie en onderzoeksverslag belangrijke gevolgen kan hebben voor de wetenschappelijke publicatiepraktijk. Inhoudelijk is in het verslagjaar vooral aandacht besteed aan Otto Vaenius’ Amoris divini emblemata (Antwerpen 1615). Er is verder gewerkt aan de ontwikkeling van een interactieve index op de in deze bundel voorkomende metaforen. Bij het onderzoek van de metaforiek is bijzondere aandacht besteed aan de metaforiek van het landschap. Zo is in de afbeelding die behoort bij het embleem ‘Amor rectus’ (‘Juist gerichte liefde’) het hoofdmotief de loodlijn die de goddelijke liefde (de jongensfiguur links) en de ziel samen vasthouden. De loodlijn drukt de gewenste verticale gerichtheid van het menselijk leven uit. Maar binnen het grotere kader van de bundel wordt die boodschap ondersteund door tal van andere elementen in de afbeelding: de heuvel, het kerkje, de zon, 26
de bomen en de rivier. De heuvel, de kerk (met de torenspits) en de bomen benadrukken de verticaliteit. Maar daarnaast staan de takken van de bomen voor de deugden (en hun wortels voor de liefde). De rivier herinnert aan het uitstromen van de liefde uit God en het terugstromen in de vorm van deugden. Studie van deze secundaire elementen in de afbeeldingen laat zien hoezeer het materiaal in de bundel samenhangt, en dat elk van de emblemen zo bijdraagt aan de boodschap van het geheel.
Amor rectus in Otto Vaenius’ Amoris divini emblemata (Antwerpen 1615). (Utrecht, Universiteitsbibliotheek Letteren.)
27
Omnia spernit in Otto Vaenius’ Amoris divini emblemata (Antwerpen 1615). (Utrecht, Universiteitsbibliotheek Letteren.)
Op de tweede plaats is er tijd besteed aan onderzoek naar de theatrale aspecten van de communicatie in de emblemen. Zoals goed zichtbaar is in de afbeelding behorend bij het embleem ‘Omnia spernit’ (‘Zij wijst alles af ’) is er in veel van de emblemen in de bundel sprake van innerbildliche communicatie: in het voorbeeld wijst de goddelijke liefde (de jongensfiguur) de ziel op de hemel, en de ziel maakt de liefde duidelijk dat ze de aardse goederen afwijst. De hypothese in het uitgevoerde onderzoek was, dat de afbeelding van deze communicatie steeds rekening houdt met de toeschouwer, bijna alsof de protagonisten een klein toneelstuk opvoeren. Die betrokkenheid op de toeschouwer is bijvoorbeeld goed zichtbaar in de posities die de protagonisten aannemen (steeds enigszins gericht op de toeschouwer). Ook de gebruikte gebaren zijn vaak conventionele uitdrukkingen van de emotie die vooral de ziel moet overdragen (van devotie, aandacht en ontroering). Veel handelingen (zoals het ophouden van een spiegel) zijn toch al onbegrijpelijk zonder de veronderstelde aanwezigheid 28
van een publiek. In eerder onderzoek is vaak gesteld dat in deze emblemen het personage van de ziel een vertegenwoordiger is van de lezer, maar uit dit onderzoek blijkt dat de ziel voordoet wat de lezer moet navolgen. De ziel is onderdeel van het retorisch plan van de bundel. De technische component van het promotieonderzoek is voornamelijk uitgevoerd in het kader van het editor -project. Voor een verslaglegging verwijzen we naar het onderdeel editor in dit jaarverslag. Hugo Grotius, Biografie H.J.M. Nellen Na voltooiing van de Briefwisseling van Hugo Grotius (2001) werd een begin gemaakt met de redactie van een biografie over deze grote humanist en rechtskundige. Voor de uitgave van de biografie heeft het Prins Bernhard Fonds een subsidie verstrekt. In het verslagjaar werd het overvloedige materiaal, dat vooral uit de Briefwisseling afkomstig is, verder bestudeerd en verwerkt in een levensverhaal dat negentien hoofdstukken omvat. De tekst werd aan het einde van het verslagjaar in een voorlopige vorm afgerond. Grotius’ briefwisseling geeft de lezer telkens weer een onverwachte kijk in het roerige leven van de geleerde. Op 1 januari 1636 stuurde hij bij wijze van nieuwjaarsgeschenk een brief aan zijn zwager Nicolaes van Reigersberch (Briefw. dl. VI, no. 2421), waarin hij inging op zijn lijfspreuk ‘hora ruit’, overigens zonder dat motto uitdrukkelijk te noemen. Aanleiding was het verhaal over een Engelsman, Thomas Parr, die de uitzonderlijk hoge leeftijd van 152 jaar had bereikt. Grotius had plezier in het verhaal, vooral omdat Parr erin geslaagd was een onwettig kind te verwekken toen hij al meer dan honderd jaar oud was. Grotius vond de hoge leeftijd zo uitzonderlijk dat hij die aan een andere correspondent niet in cijfers maar in letters doorgaf: ‘… scribam non numeris, sed plenis literis nequid de sensu dubites’ (Briefw. dl. VI, no. 2362, aan W. de Groot, 3 november 1635). De oudheidkundige Thomas Howard, graaf van Arundel, bracht Parr als een bezienswaardigheid van het ongerepte platteland naar het koninklijke hof in het vervuilde Londen, waar de grijsaard zijn dieet van groene kaas, uien, grof brood, karnemelk en licht bier (cider alleen bij speciale gelegenheden) moest opgeven, met als onvermijdelijk gevolg dat hij in 1635 overleed. Grotius knoopte aan dit verhaal een aantal spreekwoorden vast die alle pleitten voor een deugdzaam bestaan. Het kwam er niet op aan lang, maar wel deugdzaam te leven. Hij citeerde stoïci of door het stoïcisme beïnvloede denkers als Chrysippus, Cicero en Seneca, en leidde deze citaten in met de constatering dat hij ook wel iets uit deze school wilde toevoegen, niet omdat hij die altijd volgde, maar wel omdat hij uit alle hoeken het beste vergaarde: ‘Quid si et de Stoicis addam quaedam, non quod semper Porticum sequar, sed quod undique optima excerpam.’ Van 1 januari tot 1 juni 2006 combineerde H. Nellen de werkzaamheden aan de biografie met een bijdrage aan een themagroep, onder leiding van H.W. Blom en L.C. Winkel (Erasmus Universiteit Rotterdam), over ‘De iure praedae and the Grotian concept of rights’. De andere leden van de themagroep waren: P. Borschberg (National University of Singapore), M.J. van Ittersum (Univer29
sity of Dundee), J.H. Waszink (Radboud Universiteit Nijmegen) en George Wright (University of Wisconsin-Superior). De themagroep was gehuisvest in het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) te Wassenaar. De onderzoekers richtten zich op bestudering van de bronnen die aan Grotius’ – lang in manuscript gebleven – studie over het buitrecht ten grondslag hebben gelegen. Grotius schreef deze studie ter verdediging van het buitrecht, dat hij als een gerechtvaardigd strijdmiddel in de oorlog tegen Spanje beschouwde. De werkzaamheden van de themagroep zullen uiteindelijk moeten leiden tot een precieze identificatie van de bronnen die Grotius voor zijn verhandeling heeft benut. Tevens ligt het in de bedoeling een nieuwe editie van De iure praedae te vervaardigen. Hierin zullen de resultaten van de bestudering van het originele manuscript (dat in de Universiteitsbibliotheek te Leiden bewaard wordt) en van de door Grotius benutte bronnen verwerkt zijn. De editie zal op internet beschikbaar worden gesteld. Aan het slot van het verblijf van de werkgroep te Wassenaar vond hier een internationaal colloquium plaats, gewijd aan het thema: ‘Piracy, property, punishment: Hugo Grotius’ De iure praedae’ (9-11 juni). Tijdens dit colloquium hield H. Nellen een lezing, met de titel ‘Hugo Grotius’ political and scholarly activities seen through his correspondence’. Voorts verzorgde hij tijdens de wekelijkse seminars van de themagroep een aantal bijdragen, onder andere over enkele juridische thema’s in Grotius’ correspondentie en Grotius’ betekenis als bijbelcommentator. Hugo Grotius, Dichtwerken: Posteriora M. van Oosterhout De verzorging van de tekstuitgave van de Posteriora van Grotius wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband tussen het Huygens Instituut en de Radboud Universiteit Nijmegen. Grotius’ Latere Poëzie is geschreven in de periode 1609 tot 1645. Het werk aan de uitgave is begonnen op 1 september 2003. Een nadere beschrijving van het project is te lezen op de website van het Huygens Instituut. Van het totaal van ongeveer 2500 versregels is de helft voor uitgave gereed gemaakt. De categorieën van de funeraire poëzie, de drempelgedichten en de gedichten bestemd voor een album amicorum zijn in hun geheel afgerond. In het corpus van de Posteriora bevinden zich drie gedichten die gericht zijn aan de schrijver van de populaire politieke roman Argenis, John Barclay. Grotius zal John Barclay ontmoet hebben toen hij in 1613 deelnam aan een gezantschap naar Engeland. Kort hierna stuurde hij Barclay immers een zending bloembollen vergezeld van het gedicht In flores missos Barclaio. De familie Barclay leidde een onzeker bestaan in Londen: ‘Barclaius inter divitias et paupertatem medius haeret.’ (Briefwisseling van Hugo Grotius dl. I, ’s-Gravenhage 1928, no. 270, aan J. Meursius). Weldra besloot Barclay uit Engeland weg te gaan. Ondanks zijn antipaapse geschriften, liet paus Paulus V Barclay dicht bij het Vaticaan intrekken in een huis met een tuin, ‘quem lectissimis floribus conseverat’ (J. N. Erythraeus, Pinacotheca imaginum illustrium doctrinae vel ingenii laude virorum, Wolfenbüttel, J.Ch. Meissner, 1729, p. 623). Ook in Rome verliep het gezinsleven niet van een leien dakje: ondanks de aanschaf van waakhonden, 30
werd Barclay’s geliefde tuin herhaalde malen geplunderd door nachtelijke rovers die het op zijn zeldzame planten hadden gemunt (ibid. p. 624). Ernstiger was de ziekte die in 1621 een aantal gezinsleden noodlottig werd. Op de dood van een van de zoons van Barclay schreef Grotius het onderstaande gedicht ter vertroosting van de ouders (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek 78 23 autograaf ): Das vitam, Tamesis, das pastum, Sequana, sed tu crudelis puerum me, Tiberine, necas. At mortem, quam das, Tamesis, mihi, vita trahebat et brevis hic, quem das, Sequana, pastus erat. Aeternos pastus et vitam morte carentem qui mihi das, potior tu, Tiberine, mihi. In vertaling: Jij geeft leven, Thames, jij geeft eten, Seine, maar jij, wrede Tiber, doodt mij, een jongen nog. Maar het leven dat je me geeft, Thames, bracht de dood met zich mee voor mij, en het eten dat jij geeft, Seine, was hier karig. Jij, Tiber, die me eeuwig durend eten en een leven zonder sterven geeft, jij bent belangrijker voor mij. In drie elegische disticha worden drie rivieren aangesproken die stromen door de steden waarin het kind gewoond heeft: in Londen werd het geboren, in Parijs groeide het op en in Rome is het gestorven. Ieder van de rivieren bracht het een geschenk, maar het eeuwige leven dat het kind van de Tiber mocht ontvangen is bij nader inzien het mooiste geschenk. Het epigram laat in kort bestek de christelijke visie zien op de vergankelijkheid van het menselijke bestaan op aarde ten overstaan van het eeuwige leven in de hemel. Nog in hetzelfde jaar 1621 stierf John Barclay zonder het succes van zijn boek Argenis te mogen beleven (Parijs, N. Buon, 1621). Hugo Grotius, Dichtwerken: Gravurepoëzie A.C.G.M. Eyffinger In het verslagjaar is gestaag gewerkt aan de voortgang van het deel met de gravurepoëzie. In het bijzonder is nader onderzoek gedaan naar de complexe wordingsgeschiedenis van de epigrammen die Grotius aan stadhouder Maurits gewijd heeft. Ook zijn de talrijke verspreide uitgaven van dit gesloten gedichtenbestand over een reeks van jaren geïnspecteerd, en is het verband met andere poëzie van Grotius uit deze jaren onderzocht. Voorts is gewerkt aan de algemene inleiding en aan de vertaling van een reeks gedichtjes naar het Engels. Naar verwachting kan het deel Gravure-poëzie begin 2007 aan de toezichthouders worden overgedragen. Hieronder volgt ter illustratie een puntdicht van Hugo de Groot uit 1609 bij een portret van zijn geliefde leermeester uit Leiden, Josephus Justus Scaliger (1540–1609). Scaliger was de toonaangevende geleerde aan de Universiteit rond 1600, een groot filoloog die belangrijke chronologische studies op zijn naam had. Maar ook zijn pochen op zijn hoge afkomst was notoir. Scaligers 31
lijfspreuk is genomen uit Vergilius’ Aeneis (2.325). De pointe in het epigram is kenmerkend voor Grotius’ speels genie (en poëzie-opvatting) in zijn jonge jaren. Fuimus Troes Haec est Scaligeri mortem meditantis imago. Luminis heu tanti vespera talis erat. In vultu macies, et tortor corporis hydrops, Sed tamen, et, magni conspiciuntur avi. Laeva tenet chartas Nabathaei munera coeli, Armatur calamo nunc quoque dextra suo. Haec est illa manus, vitam cui tota vetustas Debet, et a primo tempora ducta die. Quod si Scaligero meritis par vita daretur, Non nisi cum mundo debuit ille mori.
Puntdicht van Hugo de Groot uit 1609 bij een portret van zijn geliefde leermeester uit Leiden, Josephus Justus Scaliger (1540–1609). Scaliger was de toonaangevende geleerde aan de Academie rond 1600, een groot filoloog die belangrijke chronologische studies op zijn naam had. Maar ook zijn pochen op zijn hoge afkomst was notoir. Scaligers lijfspreuk is genomen uit Vergilius’ Aeneis [2.325]. De pointe in het epigram is kenmerkend voor Grotius’ speels genie (en poëzieopvatting) in zijn jonge jaren. Het portret werd vervaardigd door Jan van der Leeuw of Jan de Leeuw (ca. 1660-?) in 1707. (Leiden, Academisch Historisch Museum, Collectie Portretten Bodel Nijenhuis, 1247.)
32
Het is gedaan met ons, Trojanen
Dit is het portret van Scaliger, die zich voorbereidt op zijn dood. Zo was, helaas, de levensavond van dit zo grote licht. Op zijn uitgemergeld gelaat staat de waterzucht die zijn lijf uitteert, Maar onverminderd toch ook zijn hoge afkomst te lezen. Zijn linkerhand houdt het papier, geschenk uit Oosterse streken, De rechter hanteert zelfs nu nog zijn eigenste wapen: de pen. Dit is die beroemde hand, aan wie de gehele Oudheid Haar voortbestaan dankt en de Tijd, herleid tot de eerste dag. Maar wilde men Scaliger zelf leven geven naar zijn verdiensten, Dan had hij eerst dienen te sterven de dag dat de wereld verging. Brieven in remonstrantse archieven H.J.M. Nellen In 2001 is er een begin gemaakt met een nieuw project dat de uitgave betreft van brieven van geleerden uit remonstrantse kring. Dit brievenmateriaal zal licht werpen op de wijze waarop het gedachtegoed van geleerden als Arminius, Grotius, Vossius en Episcopius werd aangewend voor de ontwikkeling van ideeën die uiteindelijk in de Verlichting uitmondden. Inmiddels werden er transcripties vervaardigd van brieven van Daniël de Breen (in samenwerking met J. Trapman) en Edmond Mercier. Vanwege werkzaamheden aan andere projecten heeft de uitvoerder in het verslagjaar met de uitgave geen substantiële voortgang geboekt. G.J. Vossius: Poeticae institutiones J. Bloemendal Projectcommissie: prof. dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen (Universiteit Utrecht), prof. dr. K.A.E. Enenkel (Universiteit Leiden), dr. M. Gumbert-Hepp (Huygens Instituut), prof. dr. C.G. Meerhoff (Universiteit van Amsterdam), dr. C.S.M. Rademaker ss.cc. (Vleuten). In het afgelopen jaar is het manuscript van de inmiddels voltooide editie aangeboden aan Frommann Holzboog Verlag in Stuttgart, die het werk eind 2006 of begin 2007 zal uitgeven. Latin and Vernacular Cultures: Theatre and Public Opinion in the Netherlands (ca. 1510-1625) / Latijnstalige en volkstalige cultuur. Theater en publieke opinie in de Nederlanden (ca. 1510-1625). J. Bloemendal, J.A. Groenland (vanaf september 2005) Zelden zal een voorstelling zoveel religieuze gevoelens hebben losgemaakt als de opvoering van Jacob Bidermanns Cenodoxus, sive doctor Parisiensis in 1609. Het publiek was zó geroerd door dit jezuïtische stuk over zonde (en wel de zonde van de cenodoxia ofwel verwaandheid) en berouw, dat spontaan veertien 33
toeschouwers de ascese zoals de stichter van de Jezuïetenorde Ignatius van Loyola gingen beoefenen en de hoofdrolspeler zich aansloot bij de Societas Jesu en jaren later als halve heilige stierf. Bidermann nam in dit stuk met name de vermeende verwaandheid van de stoïcijnen, zoals verwoord door Lipsius in diens De constantia, op de korrel. Dit is een goed voorbeeld van een stuk dat inspeelt op de actualiteit. Zo’n actuele strekking, maar dan op lokaal niveau, had ook het anonieme rederijkersstuk Een Spul van Sinnen van den Siecke Stadt. Hierin wordt getoond hoe de ‘zieke’ stad Amsterdam belaagd wordt door de sinnekens Hypocrisije en Tijrannije, die respectievelijk de rooms-katholieke geestelijkheid en de antihervormingsgezinde overheid representeren. In het stuk wordt in het bijzonder burgemeester Hendrick Dircksz. (indirect, maar onmiskenbaar) bekritiseerd. Hij werd ervan beschuldigd ‘voorkoop’ toe te laten, het inkopen van graan in tijden van overschot, om dit in tijden van schaarste voor extra hoge prijzen te verkopen en daarmee rijk te worden ‘over de ruggen van de armen’. Hieruit blijkt dat zowel het Latijnstalige drama als het volkstalige toneel heel goed konden worden ingezet als middel om bepaalde ideeën te uiten en deel te nemen aan het publieke debat. Andere voorbeelden daarvan zijn P.C. Hoofts Geeraerd van Velsen en Baeto, die in het licht van actuele discussies over de soevereiniteit kunnen worden bezien, en Daniel Heinsius’ Auriacus, waarin onder meer stelling wordt genomen in de vraag of de zuidelijke Nederlanden moesten worden terugveroverd op de Spanjaarden of dat, zoals dat heette, ‘Hollands tuin’ gesloten moest worden, dat wil zeggen dat de feitelijke situatie van scheiding van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden moest worden geconsolideerd. Een heel andere vraag is of deze pogingen met drama’s de ‘agenda te bepalen’ succesvol waren. In het geval van Bidermanns stuk hebben we een verslag over de onmiddellijke invloed van de opvoering, bij de meeste andere voorstellingen van de talloze stukken moeten we zo’n ooggetuigeverslag missen. En er waren stukken die heel veel opvoeringen en drukken beleefden, zoals de Ioseph (1535) van Cornelius Crocus en het Verloren-Zoonspel Acolastus (1529) van Guilielmus Gnapheus, beiden rector van de Latijnse school, respectievelijk in Amsterdam en in Den Haag. Ook de Elckerlyc-bewerking van de Utrechtse schoolleider Georgius Macropedius, de Hecastus (1539), en de Euripus (1549) van de Leuvense toneelschrijver Livinus Brechtus werden veel gespeeld, niet alleen in de Nederlanden, maar ook in de Duitse landen, net als trouwens de eerste twee stukken. Doel van dit project is te achterhalen of dit soort spelen invloed heeft gehad en hoe dit te achterhalen valt. Inderdaad kan men sporadisch in andere spelen en in andersoortige geschriften reminiscenties aan het gedachtegoed van deze toneelstukken terugvinden, maar adhuc sub iudice lis est (het geschil is nog onder de rechter). De tweede onderzoekslijn in dit project omvat de verhouding tussen volkstalig en Latijnstalig toneel. Is er sprake van een wisselwerking tussen beide velden? Dat die er op het gebied van de actanten zelf is, is geen discussie meer. De rectoren van de Latijnse school, vaak de auteurs van de Latijnse stukken, namen deel aan het stadsleven. Dat betekende bijvoorbeeld dat ze zitting konden 34
nemen in de jury van rederijkerswedstrijden. Bij dergelijke wedstrijden liepen de leerlingen van de Latijnse school soms mee in de processies. Anderzijds waren er rederijkers die de Latijnse school hadden bezocht. Ook iemand als Vondel, die weliswaar geen leerling van de Latijnse school is geweest, meldt dat hij in zijn jeugd in Utrecht een Latijns toneelstuk heeft gezien en schrijft later een gedicht op de zoon van één van zijn vrienden, die de hoofdrol speelde in een ander stuk. Drama’s uit de twee taaldomeinen konden dezelfde stof verwerken. Daarbij kon het gaan om bijbelse stof, uit zowel Oude als Nieuwe Testament, of om historische stof, bijvoorbeeld de moord op Willem van Oranje. Men kon onderwerpen van elkaar overnemen. Zo schreef Macropedius spelen waarin hij middeleeuwse kluchten bewerkte en maakte hij zijn al genoemde Hecastus, een Latijnse omzetting van Elckerlyc. Ook konden stukken naar dezelfde gebeurtenissen verwijzen. Het al genoemde zinnespel van de Siecke Stadt verwijst naar hetzelfde Amsterdamse doperse oproer waar Crocus op reageert in de opdracht bij zijn Ioseph-stuk. Ook dit terrein, de verhouding tussen toneel in het Latijn en de volkstaal, verdient nog nader onderzoek. In het verslagjaar hebben Jan Bloemendal en Juliette Groenland deelgenomen aan congressen in Antwerpen (‘Theatraliteit en soevereiniteit’) en Groningen (‘Handelings- en personentypen in het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne toneel’). De eerstgenoemde nam verder deel aan congressen in Pietermaritzburg en Rome, waar hij sprak over Daniel Heinsius’ Herodes infanticida en dedicaties bij toneelstukken. Verder verscheen van hem een inleidend artikel over onderwijsvernieuwing en Latijns toneel in de noordelijke Nederlanden. Op stapel staan edities van Crocus’ Ioseph en Een Spul van Sinnen van den Siecke Stadt, alsook van Philicinus’ Esthera tragoedia. Juliette Groenland heeft haar dissertatie over Johannes Murmellius afgerond en in januari 2006 met succes verdedigd. Antoni van Leeuwenhoek: Brieven L.C. Palm Projectcommissie: prof. dr. P. Baas (Nationaal Herbarium, Leiden), prof. dr. H. Beukers (Universiteit Leiden), dr. M. Gumbert-Hepp (Huygens Instituut), prof. dr. L.B. Holthuis (Leiden), prof. dr. H.A.M. Snelders (Bilthoven), dr. G.A.C. Veeneman (Museum Boerhaave, Leiden), prof. dr. R.P.W. Visser (Universiteit Leiden/Universiteit Utrecht). Het project behelst een historisch-kritische editie van alle brieven van de Delftse microscopist Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) met een moderne Engelse vertaling, voorzien van filologische, historische, natuurwetenschappelijke annotaties en interne verwijzingen, en foto’s van tekeningen en gravures. Van Antoni van Leeuwenhoek is een groot aantal brieven bewaard gebleven. In deze brieven, die hij vaak van illustraties voorzag, beschreef hij nauwgezet de resultaten van zijn microscopisch onderzoek, dat vanwege de kwaliteit van zijn instrumenten en de eigenzinnigheid van zijn interpretaties tot het beste van die 35
tijd behoort. Monografieën heeft Van Leeuwenhoek nooit geschreven en daarom vormt het corpus van zijn brieven de enige toegang tot zijn werk en zijn ideeën. Een aantal brieven is in zeldzame contemporaine edities beschikbaar, in het Nederlands of in Latijnse vertaling. Ook is er een gedeelte in Engelse vertaling gepubliceerd. Een volledig overzicht van het werk van Van Leeuwenhoek ontbreekt. De editie is van belang voor (wetenschaps)historici die Van Leeuwenhoeks rol in de weten schap willen bestuderen en voor taalkundigen gespecialiseerd in zeventiende- en achttiende-eeuws Nederlands. Het project bevindt zich thans in zijn afsluitende fase. Er zijn tot nu toe vijftien delen van Alle de Brieven van Antoni van Leeuwenhoek / The Collected Letters of Antoni van Leeuwenhoek verschenen. De reeks zal uiteindelijk negentien delen tellen. De bewerking van de kopij van de delen 16 en 17 is in 2006 klaar, die van de delen 18 en 19 in 2007. Ten behoeve van onder andere het voortgezet onderwijs wordt gewerkt aan het samenstellen van een dvd over leven en werk van Van Leeuwenhoek. De Newton-receptie in de Republiek H.G.M. Jorink Projectcommissie: prof. dr. K. van Berkel (Rijksuniversiteit Groningen), prof. dr. L. van Bunge (Erasmus Universiteit Rotterdam), dr. L. Roberts (Technische Universiteit Twente), dr. R. Vermij (Universiteit Utrecht). ‘Den grootsten man onzer eeuw’, dat was de kwalificatie van de Leidse hoogleraar Petrus van Musschenbroek voor Isaac Newton (1642-1727). Maar ook ver buiten de kring van Nederlandse natuurkundigen was de Engelsman een held, om niet te zeggen een idool. De schrijfster Betje Wolff sprak, in de overtreffende trap, over het allergrootste vernuft onzer eeuw’ en had een portret van Sir Isaac op haar studeerkamer hangen. En haar blinde collega Petronella Moens dichtte: ‘o Groote Newton! Die de krachten der Natuur, Haare eew’ge wetten op ‘t naaukeurigst kost bereeknen’. De achttiende eeuw was de eeuw van Newton. Newton is vooral bekend vanwege zijn formulering van de universele gravitatiewet (Principia mathematica, 1687) en, meer in algemene zin, door zijn mathematisch-empirische aanpak van allerhande natuurverschijnselen. Deze werd aan het begin van de achttiende eeuw gezien als hèt alternatief voor het conservatieve Aristotelisme en het in opspraak geraakte mechanicisme van Descartes. Maar de opkomst van de Newtoniaanse fysica kan maar moeilijk verklaren waarom de Engelsman in brede kring zulke idolate reacties teweegbracht. De Principia was een buitengewoon moeilijk boek, dat slechts door weinigen in essentie werd begrepen. Aan de Engelsman toegeschreven ideeën en deugden bleken een rijke bron voor dichterlijke ontboezemingen, voor bespiegelingen over de aantrekkingkracht tussen ‘zedelijke wezens’, en voor godvruchtige opmerkingen over het nut van natuuronderzoek. Om de complexe beeldvorming rond Newton te bestuderen is in oktober 2001 dit project van start gegaan. De afgelopen jaren is besteed aan het in kaart brengen en het bestuderen van contemporaine bronnen. Voorts werd 36
de oorspronkelijke doelstelling van het onderzoek aangescherpt. Uit analyse van het overgeleverde materiaal blijkt dat het onmogelijk is om van een samenhangend ‘Newtonianisme’ te spreken. Bindend element in het discours rond de Engelsman is veeleer de aan zijn ‘leer’ toegedichte mogelijkheid om op een prudente wijze de wonderen van Gods Schepping te onderzoeken, zonder te vervallen in de rationalistisch-geometrische aanpak van Descartes en – vooral – Spinoza. Anders geformuleerd: het ‘Newtonianisme’ is vooral een eigentijdse constructie, waarin het samenbindende element de verering voor het vrome genie Newton is. Deze geleerde lijkt vooral te zijn ingezet om het spook van Spinoza te verdrijven. Dat Newton zèlf er bepaald onorthodoxe meningen op nahield is een feit dat velen liever negeerden. Jan Swammerdam, Biografie H.G.M. Jorink Projectcommissie: dr. M.P.A. de Baar (Rijksuniversiteit Groningen), dr. R. Vermij (Universiteit Utrecht), drs. L. Palm (Universiteit Utrecht/Huygens Instituut). ‘Ik presenteer u ed’, zo schreef Jan Swammerdam in 1678 aan een vriend, ‘alhier den Almaghtigen Vinger gods in de Anatomie van een Luys; waarin Gy wonderen op wonderen op een gestapelt sult vinden, en de Wysheid Gods in een kleen puncte klaarlyk sien ten toon gestelt’. In Europa waren Jan Swammerdam (1637-1680) en Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) dé twee pioniers op het gebied van de microscopie. Met behulp van de microscoop, rond 1620 uitgevonden in de Republiek, brachten beide onderzoekers een geheel nieuw onderzoeksgebied onder de aandacht: de wereld van het allerkleinste. Van Leeuwenhoek zou tijdens zijn lange leven tal van objecten bestuderen, en deed in zijn ‘Sendbrieven’ aan de Royal Society uitgebreid verslag van zijn ontdekkingen van onder meer de micro-organismen, rode bloedlichaampjes en spermatozoa. Swammerdam concentreerde zijn aandacht veel meer op één thema, namelijk de inwendige anatomie van insecten. Vlak voor zijn overlijden had hij het reusachtige manuscript voltooid waarin hij verslag deed van zijn microscopische onderzoekingen. Het zou ruim een halve eeuw later worden gepubliceerd door Herman Boerhaave, onder de gelukkig gekozen titel Bybel der Natuure (1737-1738). Swammerdam leed een opmerkelijk, en met enige romantische mythes omgeven leven. Deze oudste zoon van een Amsterdamse apotheker schreef zich in 1661 in als student medicijnen aan de toonaangevende universiteit van Leiden. Hij excelleerde in het verrichten van anatomische ontledingen, en maakte vervolgens een studiereis naar Frankrijk. Na terugkomst in de Republiek promoveerde hij tot doctor medicinae, maar zeer tot ergernis van zijn vader zou hij nimmer een geneeskundige praktijk beginnen. Wetenschappelijk onderzoek was zijn ware roeping. Terwijl zijn vader hem, al mopperend, onderhield, verlegde Swammerdam zijn onderzoeksterrein van de comparatieve anatomie van mensen en zoogdieren naar een geheel nieuw en noch nimmer geëxploreerd gebied: de wereld van de insecten. In 1669 publiceerde hij de Historia insecto37
rum generalis, waarin hij afrekende met het vooroordeel dat deze ‘minst geachte schepzelen’ niet zouden beschikken over een inwendige structuur, en zouden voortkomen uit spontane generatie. Aangemoedigd door het succes van dit werk zette hij zich nu, met behulp van de microscoop, aan de systematische bestudering van het gehele toenmalig bekende insectenrijk. Wat hij – als eerste onderzoeker ter wereld – aanschouwde, deed hem duizelen. Hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat juist uit de anatomie van insecten bleek dat er een almachtige schepper was, des te sterker werd zijn behoefte om dit raadsel te doorgronden. De passie voor het natuuronderzoek veranderde in een regelrechte obsessie.
Het ephemeron of de eendagsvlieg was vanwege de korte levensduur een insectensoort dat de mensheid reeds sinds de Oudheid fascineerde. Jan Swammerdam was de eerste onderzoeker die de gecompliceerde levenscyclus van het dier bestudeerde. Zijn studies publiceerde hij, met tekeningen, in Ephemeri vita of Afbeeldingh van ’s menschen leven vertoont in de wonderbaarlijcke en nooyt gehoorde historie van het vliegent ende een-dagh-levent Haft of Oever-aas (Amsterdam 1675).
38
In de loop van 1673 raakte Swammerdam in een religieuze crisis. Hij meende dat het onderzoek, ooit begonnen om God te eren in Zijn schepping, nu een doel op zich geworden was. Op advies van een geestelijke leidsvrouw, Antoinette Bourignon, besloot hij al het wereldse, inclusief zijn zo geliefde onderzoek, vaarwel te zeggen en zich te wijden aan een leven van gebed en contemplatie. In 1675 werd hij toegelaten tot Bourignons kring van ‘ware christenen’, een sekte die in Sleeswijk-Holstein het einde der tijden afwachtte. Wat zich precies in deze geloofsgemeenschap heeft afgespeeld is onduidelijk, maar een jaar later was Swammerdam weer terug in het huis zijns vaders. Geestelijk meer stabiel, hernam hij hier zijn onderzoek. In de vier jaar die hij nog zou leven, werkte hij koortsachtig aan de voltooiing van zijn ‘groot werck’, het manuscript van de Bybel der Natuure. Na zijn dood in 1680 raakte dit manuscript zoek, totdat Boerhaave het in 1730 in Frankrijk zou terugvinden.
Met behulp van een revolutionair nieuw instrument, de microscoop, slaagde Swammerdam erin om ook de inwendige anatomie van de eendagsvlieg te beschrijven. Op deze tekening, uit dezelfde verhandeling, zijn het zenuwstelsel en het maag-darmkanaal afgebeeld.
39
Al tijdens zijn leven stond Swammerdam te boek als een boeiende persoonlijkheid, die zich zeer nadrukkelijk liet gelden in de geleerde wereld. In ‘Het leven van den schryver’, dat Boerhaave opnam in zijn editie van de Bybel der Natuure, werd Swammerdam vooral afgeschilderd als een spirituele kluizenaar en een gekweld mysticus. Aan die beeldvorming is sindsdien weinig meer veranderd. Terwijl Van Leeuwenhoek nationaal en internationaal een grote reputatie geniet, zijn het werk en leven van Swammerdam veel minder bekend. Dit project van het Huygens Instituut zal in 2007 resulteren in een geheel nieuwe biografie van Swammerdam, de eerste in bijna 300 jaar. In deze biografie zal Swammerdam worden geschilderd als mens van vlees en bloed, en zal zijn leven in de contemporaine maatschappelijke en wetenschappelijke context worden geplaatst. Zo zal onder meer worden ingegaan op zijn moeizame relatie met Van Leeuwenhoek. ‘Men kan met hem niet spreken alsoo hij partiaal is, en seer barbarisch raesonneert, synde ongestudeerd’, zo merkte Swammerdam hooghartig op. Johannes Antonides van der Goes: Ystroom (1671) B. Thijs Projectcommissie: prof. dr. A.A. Sneller (Károli Gáspár Universiteit Budapest), prof. dr. F.S. Gaastra (Universiteit Leiden), dr. P.J. Verkruijsse (Universiteit van Amsterdam), drs. P. Boot (Huygens Instituut). Het doel van dit project is het vervaardigen van een studie-uitgave. De basistekst voor deze editie vormt de laatste door de auteur geziene versie, de eerste druk van de Ystroom uit 1671. De Ystroom behoort tot het genre stroomdichten en bestaat uit vier boeken. Een uitgebreidere omschrijving van de inhoud van de boeken en van het project is te vinden op de website van het Huygens Instituut. In het verslagjaar zijn de annotaties bij Boek III van de Ystroom in eerste versie afgerond en is een begin gemaakt met de annotaties van boek IV. Ook de hertaling van de geannoteerde tekst in modern Nederlands is voor boek III in eerste versie gereed. Aan het begin van de looptijd van het project was een papieren editie gepland: een studie-uitgave die in de Monumentareeks een plaats zou kunnen krijgen. Naarmate het project vorderde en er binnen het instituut meer aandacht kwam voor de digitale editie, bleek het Ystroomproject bijzonder geschikt als een van de pilots voor de digitale uitgaven van het Huygens Instituut. De basistekst en illustraties zijn raadpleegbaar via de website van het Huygens Instituut. Aan ieder boek van de Ystroom gaat een titelprent van Romeijn de Hooghe (1645-1708) vooraf. Bij de titelprent van boek III is op de website bij wijze van voorproefje te zien hoe het verband tussen tekst en illustratie digitaal weer te geven is: http://www.chi.knaw.nl/epub/ystroom. Over de uiteindelijke vorm waarin de teksteditie, zowel digitaal als op papier, zal verschijnen, zal in 2006 een beslissing worden genomen. In het verslagjaar zijn de werkzaamheden voor het Editor-project, waarbij het Ystroom-project als pilot betrokken was, afgerond. Het Editor-project is gericht op het ontwikkelen van hulpmiddelen voor het annoteren van digitale 40
edities. Programmatuur die bestaande annotaties op een inzichtelijke manier visualiseert, kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het onderzoek. Het onderzoek naar de Ystroom richtte zich op de vergelijking van twee negentiendeeeuwse edities van de Ystroom van de hand van Bilderdijk en Witsen Geysbeek. Van de resultaten van dit onderzoek met behulp van het Editor-programma werd verslag gedaan tijdens een lezing voor het in december gehouden congres van de European Society for Textual Scholarship. De geschiedenis van Nederlandse en Vlaamse literaire tekstedities 1760-1860 J.A.Th. Rock Promotor: prof. dr. M.T.C. Mathijsen-Verkooijen (Universiteit van Amsterdam), co-promotor: prof. dr. A. Kets-Vree (Huygens Instituut/Vrije Universiteit Amsterdam). Overige leden van de projectcommissie: prof. dr. E.A. Kuitert (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. J.Th. Leerssen (Universiteit van Amsterdam), prof. dr. N.C.F. van Sas (Universiteit van Amsterdam) In 2005 werd het promotieonderzoek naar de geschiedenis van literaire edities in Nederland en België verder opgezet en afgebakend, terwijl met enkele verkennende case-studies de theoretische opbouw is getoetst. De theoretische opbouw van het onderzoek gebeurde in de eerste plaats tijdens de Cursus Cultuurhistorisch Onderzoek voor promovendi van het Huizinga Instituut, die afgesloten werd door een masterclass met prof. dr. Peter Burke (University of Cambridge; KB-Fellow 2005). Het resultaat was een situering van het proefschrift in het brede veld van de cultuurgeschiedenis. Bijzonder van belang voor het onderzoek bleek de traditionele maar blijvende spanning tussen traditie en vernieuwing, die de cultuurgeschiedenis naar onderzoeksonderwerp en naar eigen methode kenmerkt. Aan hetzelfde Huizinga Instituut werden voor het onderzoek belangrijke methoden en onderwerpen van de wetenschapsgeschiedenis verkend tijdens een masterclass van prof. dr. Steven Shapin en prof. dr. Simon Schaffer (resp. Harvard University en University of Cambridge; Praemium Erasmianum 2005). Hun wetenschapshistorisch onderzoek naar instrumenten en standaardisatieprocessen wierp nieuw licht op het werk van negentiende-eeuwse editeurs en van woordenboekmakers, zoals Matthias de Vries (1820-1892). Net als in 2004 werd het onderzoek uitgevoerd aan het Huygens Instituut en aan het Instituut voor Cultuur en Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam, het andere instituut dat deelneemt aan het NWO-onderzoeksproject ‘The construction of the Dutch literary past’. Ook dit jaar werd er relevante literatuur bestudeerd en bediscussieerd. Tevens kwam het onderzoekswerk van de andere promovendi van dit project ter sprake. De basis van bronnenmateriaal voor het onderzoek aan het Huygens Instituut wordt gevormd door een digitale gegevensbank van literaire edities. Tijdens het verslagjaar werd die verder uitgebreid. De lijst van literaire edities kan op twee traditionele wijzen benaderd worden. De opeenvolgende edities van een literaire tekst kunnen een licht werpen op de diachrone evoluties in het editievak gedurende de onderzochte periode. Een synchrone blik is tegelijk ook mogelijk: op verschillende ijkpunten kan een overzicht gegeven worden 41
van wat er op dat moment aan editiewerk verricht werd, of, ruimer, in welke wetenschappelijke of zelfs culturele context dat gebeurde. Beide wegen werden tijdens het verslagjaar gevolgd in twee case-studies, die allebei op een congres gepresenteerd werden. De eerste diachrone methode werd toegepast voor de opeenvolgende edities van de kroniek van Lodewijk van Velthem (ca. 1270 - na 1326), die het vervolg is op de Spiegel historiael van Jacob van Maerlant (ca. 1230 - ca. 1300). De herontdekking ervan dateert al van het tweede kwart van de achttiende eeuw en de tekst werd nadien met regelmaat opnieuw uitgegeven – voor het laatst in 2002. De reeks edities laat zien hoe door de tijd heen het belang van oude literatuur voor het heden geduid werd en hoe de studie van oude literatuur zich steeds meer losmaakte van naburige disciplines. In 1727 gaf Isaäc le Long de tekst uit om er lering uit te trekken. Ook plaatste hij de kroniek tegen de achtergrond van een religieus debat tussen protestanten en katholieken. Ruim zestig jaar later onderging Van Velthem een overeenkomstige behandeling bij de editie door Jacob Arnold Clignett (1756-1827) en Jan Steenwinkel (1754-1812). In hun ogen is de studie van de oude taal belangrijk voor de lessen die zij kan leren voor het juiste gebruik van het Nederlands in de eigen tijd. Een radicale omwenteling kwam echter gauw, met de romantische interesse in het verleden in het eerste kwart van de negentiende eeuw. In Nederland kreeg die interesse een bijzondere stimulans door de Duitse geleerde Hoffmann von Fallersleben (1798-1874). In 1820 bezocht hij Nederland. Hij drong er toen op aan oude teksten als die van Van Velthem op te zoeken en te editeren, zich beroepend op zijn bekende landgenoot Jakob Grimm (1785-1863): ‘Hetgeen de Oudheid heeft voortgebragt, mag niet willekeurig aan de behoeften of beschouwingswijze van onzen tijd worden dienstbaar gemaakt. Deze moest veeleer zijn best doen, die stukken ongeschonden aan de nakomelingschap overtebrengen.’ Het ongeschonden overbrengen, het maken van edities dus, is het dienen van de natie. Die hoge zending van filologen verwatert echter in de loop van de negentiende eeuw. In de jaren 1870 zijn taalstudies voor een deel beperkt tot taalzuivering, ook van het Middelnederlands, met het oog op het opstellen van woordenboeken. Dat was droge arbeid, zonder twijfel, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de taalkundige en wnt-redacteur P.J. Cosijn (18401899) zich in 1870 wat gelaten uitdrukt:‘moge de kring van belangstellenden in Middelnederlandsche tekstcritiek beperkt zijn, veel geringer zal wel ‘t aantal hunner zijn, die aan ‘t hooge belang van dit onderdeel der taalwetenschap twijfelen. […] Elke corrupte plaats is een probleem, welks oplossing een weldadige ontspanning en bevrediging bij den oplosser teweegbrengt. Onlangs gaf een doorkundig entomoloog hoog op van de stille genoegens der entomologie trots Publieks merkwaardige koelheid voor de resultaten van dat onderzoek.’ Maar het werk is niet tevergeefs: redacteurs als Cosijn werkten in die jaren, onder inspiratie van De Vries, aan zowel het wnt als het mnw. Terwijl de natie en het publiek slechts van verre toekeken, begon een nieuwe wetenschap zijn instrumenten te ontwikkelen. 42
Titelpagina van de editie die Isaac Le Long maakte van de Spiegel historiaal, of Rym-Spiegel; zynde de Nederlandsche Rym-Chronyk, van Lodewyk van Velthem (Amsterdam 1727). (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Bijzondere Collecties.)
43
Deze ontwikkelingen doen een professionalisering en institutionalisering van de neerlandistiek in het algemeen, maar ook van het editievak vermoeden. Zulke processen zijn geen abstracte monsters, maar voltrekken zich steeds in concrete handelingen en nooit zonder spanningen of conflicten. Eén conflict werd in 2005 dieper uitgespit. Het speelde zich af tussen 1849 en 1852, rond het verschijnen van het vierde deel van de eerste editie van de Spiegel historiael van Jacob van Maerlant, verzorgd door Joost Hiddes Halbertsma (1789-1869). Hij was door de Tweede Klasse van het Koninklijke Instituut gevraagd dit werk, waaraan sinds 1784 gewerkt was door Clignett, Steenwinkel en Willem Bilderdijk (1756-1831), voort te zetten. De arbeid liep echter niet vlot. Tussen Halbertsma en het Instituut ontstonden misverstanden en na publicatie werd het vierde deel hevig op de korrel genomen in een Naleezing van de jonge en kritische Willem J.A. Jonckbloet (1817-1885). Het ging in de eerste plaats om een vakinhoudelijke discussie over varianten, maar die was wel gekleurd door Jonckbloets temperament. Er was echter meer aan de hand. Toen de Tweede Klasse het deel van Halbertsma uitgaf, was dat ‘den laatsten snik van dit lichaam’. Halbertsma had nog ‘even de tijd voor de ontbinding des Instituuts’ om ook zijn commentaar bij de tekst uit te geven, maar hij moest dat doen in eigen naam en met inzet van eigen middelen. Door een nieuw, professioneel karakter van de Nederlandse wetenschappen, was het Instituut ten dode opgeschreven. Het zou worden opgevolgd door de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, met een nieuwe wetenschapsstijl. Halbertsma paste daarin niet langer, zijn lidmaatschap werd niet verlengd. Maar zijn jonge criticus Jonckbloet had de toekomst voor zich in de nieuwe, verwetenschappelijkte en minder op persoonlijke geleerdenbanden steunende knaw. Hij keerde zijn rug naar de activiteiten van zijn voorgangers, zoals de uitgave van Van Maerlant. Halbertsma kon de Spiegel Historiael alleen gebruiken als een waardige krans op het graf van zijn Instituut. Guido Gezelle, Nagelaten en Ongebundelde Lyriek P.G. de Bruijn, J. Pauwels (isln/Universiteit Antwerpen) Projectcommissie: prof. dr. P. Couttenier (Universiteit Antwerpen), prof. dr. G.J. Dorleijn (Rijksuniversiteit Groningen), prof. dr. A. Kets-Vree (Huygens Instituut/Vrije Universiteit Amsterdam), dr. J.J.M. Westenbroek (Wassenaar). In 2005 is in overleg met de projectcommissie besloten tot een koerswijziging van het Gezelle-project. Het oorspronkelijke uitgangspunt van een historischkritische uitgave in boekvorm is omgebogen naar een digitale editie, waarin beter recht gedaan kan worden aan de overleveringssituatie van de nagelaten lyriek. In de loop van het project is namelijk gebleken dat een deel van het handschriftelijke materiaal niet of alleen in de kopievorm beschikbaar is, waardoor het vastleggen van de onderzoeksresultaten in een boekpublicatie op dit moment niet verantwoord wordt geacht. Nadat er verschillende alternatieven zijn onderzocht is gekozen voor een digitale editie, die afhankelijk van het ter beschikking komen van de ontbrekende handschriften kan worden bijgewerkt. Bovendien is de digitale vorm bij uitstek geschikt om het materiaal 44
flexibel te presenteren en doorzoekbaar te maken, wat goed aansluit bij het concept van historisch-kritisch onderzoek. Ook anderszins levert deze keuze een wetenschappelijke meerwaarde op, omdat de ontwikkeling van een digitale editie kan resulteren in een modeleditie, die aan zowel de (digitale) editiewetenschap als het Gezelle-onderzoek een vernieuwende impuls geeft. In december hebben de uitvoerders van het project een bijeenkomst georganiseerd waar met vertegenwoordigers van het Huygens Instituut (Peter Boot, Bert Van Elsacker) en de Universiteit Antwerpen (Piet Couttenier, Dirk Van Hulle) is gesproken over de inrichting van de editie. Er is vervolgens een begin gemaakt met de implementatie, die in 2006 zal worden voortgezet. Vincent van Gogh: Briefwisseling L.A.M. Jansen, J.C.A. Luijten, m.m.v. N. Bakker. Projectcommissie Dr. John Leighton (Van Gogh Museum, Amsterdam), dr. H. Wals (Huygens Instituut), prof. dr. A. Kets-Vree (Huygens Instituut/Vrije Universiteit Amsterdam), dr. C. Stolwijk (Van Gogh Museum, Amsterdam), drs. G.P.L. van Heugten (Van Gogh Museum, Amsterdam). Redactieraad Prof. dr. M.B. van Buuren (Universiteit Utrecht), dr. R. Dorn (Zürich), dr. R.E.O. Ekkart (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag), em. prof. dr. J.D.F. van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam), drs. J.L. van Tilborgh (Van Gogh Museum, Amsterdam), prof. dr. E. van Uitert (Amsterdam). Zie voor een beschrijving van het project de website van het Huygens Instituut. Het onderzoek ten behoeve van de uitgave van De volledige briefwisseling van Vincent van Gogh is in 2005 voornamelijk gericht geweest op het afronden van de annotaties en het controleren van de nieuwe Engelse vertalingen die vijf vertalers van alle briefteksten hebben gemaakt. Voorts is de kopij afgerond voor de deel-uitgave Vincent van Gogh, Painted with words: The letters to Emile Bernard, die in 2007, gelijktijdig met een tentoonstelling over deze brieven in de Pierpont Morgan Library in New York, zal verschijnen. Het wordt een rijk geïllustreerde editie van de tweeëntwintig uitermate spontane brieven die Van Gogh aan de kunstenaar Emile Bernard schreef. Zij werden in 2002 bestudeerd in de Morgan Library, waar zij in bruikleen zijn gegeven. In de editie worden alle brieven in facsimile opgenomen (zij bevatten talrijke prachtige briefschetsen), samen met de Franse leesteksten, de nieuwe Engelse vertalingen, annotaties en een uitvoerige inleiding. Net zo trefzeker als Van Gogh penseel en tekenpen hanteerde, wist hij de woorden te vinden om de problemen en idealen die hem als mens en kunstenaar bezighielden tot uitdrukking te brengen. De volledige editie zal digitaal worden gepubliceerd op het internet. 45
Drie briefschetsen in brief 252 [220], die Vincent van Gogh op 26 juli 1882 vanuit Den Haag schreef aan Theo van Gogh. (Copyright Vincent van Gogh Stichting).
Passage over Walt Whitman in brief 674 [W8], die Vincent van Gogh op 26 augustus 1888 vanuit Arles schreef aan Willemien van Gogh. (Copyright Vincent van Gogh Stichting.) ‘Heb je de Amerikaanse gedichten van Whitman gelezen? Theo zal ze wel hebben en ik raad je sterk aan ze te lezen, ten eerste omdat ze echt mooi zijn en verder omdat er door de Engelsen tegenwoordig veel over wordt gesproken. Hij ziet in de toekomst en zelfs in het heden een wereld vol gezondheid, vol van onbekrompen en oprechte vleselijke liefde – van vriendschap – van arbeid in verbondenheid met het grote sterrenfirmament, iets wat je al met al niet anders kunt noemen dan God en eeuwigheid, die weer hun plaats boven deze wereld hebben gekregen.’
46
Daarnaast zal eveneens een ‘afgeslankte’ boekuitgave verschijnen, dat wil zeggen met alleen de vertaalde briefteksten en een selectie van de annotaties. In de loop van het jaar zijn besprekingen gevoerd met potentiële uitgevers. Buiten het Van Gogh Museum verstrekten de uitvoerders van het project regelmatig informatie en advies over de Van Gogh-brieven en hun editieproblematiek aan de schrijvende (internationale) pers, in gastcolleges, in voordrachten voor studenten en in lezingen. Zij bezochten het symposium L’Art Nouveau. La Maison Bing in het Van Gogh Museum (13-14 januari), het symposium Gauguin’s Vision te Edinburgh, National Gallery of Scotland (30 september- 1 oktober), het symposium The end of impressionism? in Londen (2 december), en het congres Histories of editions van de ‘European Society for Textual Scholarship’ in Amsterdam (16-17 december). Ze waren betrokken bij het onderzoek voor de tekeningententoonstelling van het Van Gogh Museum en The Metropolitan Museum (New York) en voor de bijgaande catalogus Vincent van Gogh. The drawings, onder redactie van Colta Ives, Susan Alyson Stein, Sjraar van Heugten, en Marije Vellekoop. Herman Gorter: Lyrische poëzie 1886-1905 Drs. H. van Kempen Stagiairs: Karin Eggink (Universiteit Leiden); David de Vos (Rijksuniversiteit Groningen) Projectcommissie: drs. E. Endt (Edam), em. prof. dr. J.D.F. van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam), prof. dr. A. Kets-Vree (Huygens Instituut/Vrije Universiteit Amsterdam), prof. dr. B. Plachta (Vrije Universiteit Amsterdam) en dr. A.T. Zuiderent (Vrije Universiteit Amsterdam). Op de website van het Huygens Instituut staat een volledige beschrijving van de opzet van het project. In 2005 is hoofdzakelijk gewerkt aan de afronding van de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de lyrische verzen die Herman Gorter schreef tot 1905 en die hij publiceerde in de bundels Verzen (1890), De school der poëzie (1897), Verzen (1903), De school der poëzie (1905), Verzen (1916) en De school der poëzie (1925). Hiervoor zijn ook archieven bezocht, onder andere in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en de Koninklijke Bibliotheek, beide in Den Haag, en de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Ook zijn bijzondere uitgaven van particuliere bezitters bestudeerd. Daarnaast is gewerkt aan de bibliografie van werken over Gorter en van vertalingen van Gorters poëzie, onder meer door stagiair David de Vos. Karin Eggink heeft als stagiaire het gedicht ‘Lucifer’, een jeugdgedicht van Gorter, ontsloten door de digitale tekst te voorzien van een inleiding en van een apparaat met daarin de varianten die het handschrift kenmerken. Het project was een van de drie projecten die als pilot dienden voor editor: Edition as a Digital Instrument for Text-based Open Research. Dit programma 47
maakt het mogelijk om bijvoorbeeld inhoudelijke kenmerken van Gorters poëzie te koppelen aan de structuur van de bundels, waardoor verschillende patronen in de bundels van Gorter elektronisch zichtbaar gemaakt kunnen worden (zie website editor).
Titelpagina’s van de eerste druk en de voordruk van Herman Gorter, In Memoriam (Bussum: Van Dishoeck, 1928) (Prive-collectie).
Eerste druk van Herman Gorter, Mei. Een gedicht (Amsterdam: W. Versluys, 1889) (Prive-collectie).
Herman Gorter: Correspondentie J.A.W. Gielkens Stagiair: David de Vos (Rijksuniversiteit Groningen). Projectcommissie: dr. H. Buiting (Rotterdam), em. prof. dr. J.D.F. van Halsema 48
(Vrije Universiteit Amsterdam), dr. A. Kets-Vree (Huygens Instituut), drs. E. Vanhoutte (Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, Gent). Het project ‘Herman Gorter: Correspondentie’ vond in 2005 slechts beperkt voortgang omdat de uitvoerder het grootste deel van zijn tijd besteedde aan de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans. Maar in het najaar van de verslagperiode was er hulp van buiten: David de Vos, student aan de Rijksuniversiteit Groningen, gebruikte zijn stage van september tot en met november 2005 om de correspondentie tussen Herman Gorter en Lodewijk van Deyssel in een vorm te brengen die een goede basis vormt voor een eventuele publicatie. Dr. Harry G.M. Prick (Maastricht) stelde de originelen van de briefwisseling – vooral post van Gorter overigens, met een klein aantal niet verstuurde of alleen in concept bewaarde brieven van Van Deyssel – voor het project ter beschikking. Publicatie van de ruim tweehonderd brieven zou ongeveer een verdubbeling betekenen van de tot nu toe bekende briefwisseling tussen twee grote namen uit de Nederlandse geschiedenis. Eens was Herman Gorter een grote naam in de internationale socialistische beweging. Vele tientallen vertalingen van zijn politieke geschriften getuigen hiervan. Alleen al in het Duitse taalgebied verschenen tussen 1909 en 1974 ruim dertig uitgaven. De uitvoerder van het project ‘Herman Gorter: Correspondentie’ publiceerde in het Duitse tijdschrift Die Vitrine. Fachblatt für linke Bibliomanie (uitgegeven door drie in socialisme gespecialiseerde antiquariaten) een overzicht van de Duitse vertalingen van werk van Gorter als bijlage bij een artikel over de relatie tussen Herman Gorter en de Russische socialistische leider V.I. Lenin. Een tot nu tot onbekende brief van Gorter aan Lenin is een andere bijlage bij het artikel. Willem Elsschot: Volledig werk P.G. de Bruijn De eerste tien delen van het Volledig werk van Willem Elsschot vormen de basis voor een nieuwe, geheel herspelde en geannoteerde uitgave in één band van wat Elsschot zelf als zijn Verzameld werk bestempelde. De uitgave bevat dus alleen het gebundelde werk, van Villa des Roses tot en met de Verzen, en niet de verspreid gepubliceerde en ongepubliceerde teksten, zoals opgenomen in Nagelaten werk (Volledig werk, deel 11). De verzamelband verscheen in oktober 2005 als luxe-editie in de Gouden Reeks van uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep, geïllustreerd door Peter van Hugten, en zal in een later stadium ook in gewone uitvoering op de markt worden gebracht. De volledige tekstverantwoording uit het Volledig werk is in de verzameluitgave vervangen door een beknopte verantwoording van de tekstkeuze en ‑behandeling, met name van de specifieke beslissingen die het herspellen met zich meebracht. In de ‘Aantekeningen’ zijn per titel een beknopte algemene introductie en specifieke annotaties bij de tekst opgenomen, die eveneens werden ontleend aan de uitgave van het Volledig werk.
49
Omslag van de luxe-editie van Willem Elsschots Verzameld Werk, die verscheen in de Gouden Reeks van uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep en met illustraties van Peter van Hugten.
Gerrit Achterberg: Alle gedichten P.G. de Bruijn, E.P.A. Lucas en F.R.W. Stolk (Stichting Genootschap Gerrit Achterberg) Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Gerrit Achterberg (19051962) verscheen bij uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep te Amsterdam een nieuwe en uitgebreide editie van Achterbergs verzamelde gedichten, onder de titel Alle gedichten. De uitgave kwam tot stand in samenwerking met de Stichting Genootschap Gerrit Achterberg (sgga) en werd op 26 november gepresenteerd tijdens het jaarlijkse Achterbergsymposium in het Letterkundig Museum te Den Haag. Burgemeester Deetman nam de uitgave in ontvangst uit handen van Peter de Bruijn. De uitgave bestaat uit twee delen: deel 1 bevat de gebundelde poëzie uit de eerste druk van Verzamelde gedichten (1963), de laatste door de dichter samengestelde uitgave, deel 2 bevat al het ongepubliceerde en ongebundelde werk, zoals eerder opgenomen in de historisch-kritische uitgave van Achterbergs Gedichten. Door deze tweedeling wordt een duidelijk onderscheid aangebracht tussen het poëtische oeuvre zoals Achterberg dat aan het eind van zijn leven nog zelf heeft kunnen bepalen en het overige werk, dat mede daardoor dus altijd in de schaduw van het ‘officiële’ werk heeft gestaan en ook in de nieuwe 50
uitgave die ondergeschikte positie zal behouden. De uitgave is voorzien van een uitgebreid nawerk, met een beschouwing over het leven en werk van Achterberg, een editieverantwoording, een bio- en bibliografisch overzicht en registers.
De tweedelige editie van Alle Gedichten van Gerrit Achterberg werd in een cassette uitgegeven bij Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Willem Frederik Hermans: Volledige Werken B.R.I. Van Elsacker, J.A.W. Gielkens, M.J.C. Hamers, P.W. Kegel, A. KetsVree, C.I. Klützow Projectcommissie: prof. dr. A.G.H. Anbeek van der Meijden (Willem Frederik Hermans Instituut), drs. R.M.J.Th. Benders (Willem Frederik Hermans Instituut), em. prof. dr. F.A. Janssen (Willem Frederik Hermans Instituut), prof. dr. A. Kets-Vree (Huygens Instituut/Vrije Universiteit Amsterdam), dr. H. Wals (Huygens Instituut). De werkzaamheden voor het Hermansproject stonden in 2005 voor een groot deel in het teken van de voorbereiding van de eerste twee verzamelbanden van de Volledige Werken. Deel 1 met daarin de romans Conserve (1947) en De tranen der acacia’s (1949) verscheen in november 2005. Aan het eind van het jaar waren tekst en commentaar voor het in het voorjaar 2006 te publiceren Deel 7 gereed, dat de verhalenbundels Moedwil en misverstand (1948), Paranoia (1953) en Een landingspoging op Newfoundland en andere verhalen (1957) bevat. Bij de bezorging van de teksten voor de editie is het in de eerste plaats 51
van belang om een zo volledig mogelijk inzicht te krijgen in de werkwijze van Hermans en zijn soms zeer specifieke opvattingen met betrekking tot de presentatie van zijn teksten. Hiertoe werd een groot aantal primaire bronnen (boekdrukken, overgeleverde correctie-exemplaren, drukproeven en typoscripten) en een omvangrijke hoeveelheid correspondentie (met uitgevers, literatoren en vrienden) bestudeerd. De bevindingen bij die in meerdere opzichten complexe onderneming – een combinatie van gedetailleerd archiefonderzoek en nauwgezette tekstanalyse op basis van digitale xml-tei documenten – gebruikten we om allerlei merkwaardigheden te inventariseren die zijn ontstaan gedurende een lange reeks van jaren met steeds nieuwe herdrukken van Hermans’ boeken. Van De tranen der acacia’s bijvoorbeeld verschenen over een periode van meer dan veertig jaar vierentwintig drukken. Een aanzienlijk aantal daarvan was door Hermans herzien – zelfs na de volgens de auteur al ‘definitieve uitgave’ van 1971 zou hij toch weer nieuwe wijzigingen in de roman aanbrengen. De editie bevat de definitieve teksten van Hermans’ werk. De in de loop der jaren ontstane fouten (‘tekstcorrupties’) in eerdere uitgaven worden daarin verbeterd. Op het eerste gezicht merkwaardige afwijkingen in spelling, grammatica en interpunctie, die voortkomen uit de specifieke opvattingen en/ of de werkwijze van Hermans, blijven in de editieteksten gehandhaafd. Talloze brieven uit het archief-Hermans leverden veel informatie voor de commentaar bij de editie, die Hermans’ teksten onder andere via een uitvoerige ontstaans- en publicatiegeschiedenis van meer context voorziet. In de commentaar bij het eerste deel geven we bijvoorbeeld meer inzicht in het ontstaan van Conserve en De tranen der acacia’s (op basis van Hermans’ brieven aan en van onder anderen Pierre H. Dubois, John Meulenhoff, Arthur van Rantwijk, Gerard van het Reve, Paul Rodenko en Charles B. Timmer), gaan we in op het rumoer dat ontstond naar aanleiding van de voorpublicaties van de Tranen in Criterium en beschrijven we Hermans’ aanhoudende pogingen om uitgevers voor zijn werk te vinden. De vaak gereserveerde en soms uitgesproken negatieve ontvangst van beide romans komt ook uitgebreid aan bod. De verschijning van het eerste deel van de Volledige Werken werd op vrijdag 4 november 2005 groots gevierd met een feestelijke bijeenkomst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, die was georganiseerd door de samenwerkende partners van het Hermans-project: het Willem Frederik Hermans instituut (wfhi), Uitgeverij De Bezige Bij en het Huygens Instituut. Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander ontving uit handen van Ruprecht Hermans, zoon van de schrijver, het eerste exemplaar van de editie. Er waren voordrachten van de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Frits van Oostrom, burgemeester van Amsterdam Job Cohen, schrijver Cees Nooteboom en Ruprecht Hermans. Mevrouw Emmy Hermans-Meurs, weduwe van de schrijver, ontving het tweede exemplaar uit handen van wfhi-voorzitter Raymond Benders. De media-aandacht rondom deze gebeurtenis was groot. De editie werd uitgebreid besproken in talloze kranten en tijdschriften. De editeurs werkten mee aan enkele interviews in dag- en weekbladen en verzorgden radio- en tvoptredens. 52
Het eerste deel van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans werd, onder persbelangstelling, aan prins Willem-Alexander aangeboden, tijdens de plechtige voorstelling op 4 november in de Amsterdamse Nieuwe Kerk.
Tegelijkertijd met het verschijnen van het eerste deel van de editie presenteerde het Huygens Instituut de website www.wfhermansvolledigewerken.nl. De website bevat de editiewetenschappelijke verantwoording van de Volledige Werken. Parallel aan de opeenvolgende boekpublicaties verschijnt op deze website de verantwoording van de uitgegeven werken, waarbij we aan de hand van brieven, correctie-exemplaren, drukproeven etc. uitgebreid aandacht besteden aan de herzieningen die Hermans in de loop van tientallen jaren in zijn teksten aanbracht. Voor wat betreft De tranen der acacia’s: de herzieningen voor de volgens Hermans al ‘definitieve uitgave’ van 1971 (waarin hij veel kleine inhoudelijke en stilistische wijzigingen aanbracht, de spelling herzag en toelichtingen gaf bij naar eigen idee niet meer voor zich sprekende passages, waaronder die met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog) blijken te zijn voorafgegaan door talrijke, deels vergelijkbare wijzigingen in de eerste drie drukken van de roman. Maar ook na 1971 bracht Hermans, daarbij vaak geholpen door anderen (redacteuren, maar ook lezers), in een groot aantal herdrukken steeds weer nieuwe correcties en verbeteringen aan, soms een paar, soms tientallen, een enkele keer honderden. Op de website, waarop uniek illustratiemateriaal uit het Hermans-archief is te vinden, is de volledige overlevering van de verschenen titels te raadplegen. De website bevat bovendien een Verantwoording van de reeks als geheel en een uitgebreide beschrijving van het project ‘Volledige Werken van Willem Frederik Hermans’. Die projectbeschrijving besteedt ook veel aandacht aan digitale standaarden als xml, tei en andere digitale technieken die een belangrijke rol spelen binnen het project. In 2005 werd op het gebied van de digitalisering een aantal nieuwe stappen gezet. Het belangrijkste resultaat was de totstandkoming van de elektronische kopij voor de eerste delen van de editie, die mede dankzij zelf ontwikkelde 53
software direct afleidbaar is uit de voor het onderzoek gebruikte xml-tei documenten. Het gebruik van dergelijke innovatieve digitale bestanden, die ook voor toekomstig onderzoek beschikbaar moeten komen, als basis voor gedrukte uitgaven, is een belangrijke ontwikkeling in de editiewetenschappelijke discussie, die nog sterk bepaald wordt door een verondersteld onderscheid tussen digitale edities en traditionele uitgaven in boekvorm van edities.
Een fragment uit het eerste hoofdstuk van Moedwil en misverstand. In de werkomgeving van het programma XML Mind is het in line variantenapparaat te zien.
Ook op andere terreinen werd vooruitgang geboekt. We werkten verder aan de voorbereiding van de digitale documenten voor onderzoek en publicatie van vervolgdelen van de Volledige Werken. Bijzondere aandacht ging daarbij uit naar de implementatie van software voor het automatisch invoegen van registercoderingen bij het beschouwend werk van Hermans. Met behulp van deze technologie kan in de komende jaren een overkoepelend register worden vervaardigd, dat in eerste instantie op de bij de editie behorende website zal worden gepubliceerd. Ten slotte werden in 2005 de in het Hermansproject opgedane ervaringen met de verwerking van grote hoeveelheden digitale tekst gebruikt om de mogelijkheden na te gaan voor de ontwikkeling van een nieuw instrument voor geautomatiseerde tekstvergelijking. De eerste bevindingen in dat traject werden besproken op enkele congressen en gepubliceerd in een artikel. E-research Werkgroep E-research Auteursonderscheiding Dit project is oorspronkelijk afkomstig van de afdeling Neerlandistiek van 54
het niwi. De eerste fase ervan staat beschreven op [link naar Projecten, eResearch, Auteursonderscheiding]. In 2005 zijn deelaspecten van het onderzoek gepresenteerd op twee internationale congressen, te weten op het 17th Joint International Congres of the Association for Literary and Linguistic Computing and the Association for Computing and the Humanities (15-18 juni 2005, University of Victoria, Canada) onder de titel ‘Mining the Differences between Penninc and Vostaert’, en op de XXI International Arthurian Conference (2431 juli, Utrecht), onder de titel ‘The voice of the sword or the voice of the court?’. Het uit deze presentatie voortvloeiende artikel is ingediend bij het internationale tijdschrift Literary and Linguistic Computing. Autonom: een nieuwe methode voor het vergelijken van gebruik en functies van namen in literaire teksten Dit project is oorspronkelijk afkomstig van de afdeling Neerlandistiek van het niwi (knaw). Doel en achtergrond staan toegelicht op de website van het Huygens Instituut. In 2005 is er op de XXII International Conference for Onomastic Sciences (28 augustus – 3 september, Pisa, Italië) aandacht op het project gevestigd in een lezing met de titel ‘Mapping the Onymic Landscape’. De visie achter het project is nader toegelicht in een Duitse bundel onder redactie van A. en S. Brendler, Namenforschung morgen: Ideen, Perspektiven, Visionen. bntl
Per 1 juli 2005 heeft de afdeling e-Research van het Huygens Instituut de taak om de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (bntl) te produceren overgenomen van de afdeling Neerlandistiek van het niwi. Door het bestuur van de knaw was in een eerder stadium besloten dat deze bibliografie ingrijpend vernieuwd zou worden. Tijdens het vernieuwingsproject (juli 2005 – juli 2007) wordt de bntl in zijn huidige vorm voortgezet tot het moment dat de vernieuwde bntl operationeel wordt. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Bureau van de Bibliografie van de Neerlandistiek te Brussel. De bibliografie, die loopt vanaf 1970 en in elektronische vorm beschikbaar is, bevatte in 1995 ca. 220.000 titels uit de periode 1940 - 2003. De periode 2004 - 2005 was in 2005 in bewerking. bntl vernieuwingsproject De voorbereidende fase (de reorganisatie van het niwi en het werven van medewerkers voor de vernieuwing van de bntl) is per 1 juli 2005 afgerond. Op die datum zijn de betreffende medewerkers aangenomen en ondergebracht bij de afdeling e-Research van het Huygens Instituut. Daarmee werd de ontwikkel- en implementatiefase, die zal duren van 1 juli 2005 tot 1 juli 2007, formeel gestart. In de maanden juli tot oktober is een adviesraad geformeerd en zijn interne en externe gebruikersgroepen samengesteld. Het Bureau voor de Bibliografie van de Neerlandistiek te Brussel is nauw betrokken bij het vernieuwingsproject. Op 17 oktober 2005 is de eerste algemene bijeenkomst gehouden met de adviesraad, gebruikersgroepen en andere neerlandici die zich betrokken
55
voelen bij de toekomst van de bntl. Een belangrijk doel van deze bijeenkomst was het inventariseren van de wensen van de gebruikers en het aangeven van de prioriteiten. Er is op deze bijeenkomst ook een begin gemaakt met het samenstellen van een door het veld van wetenschappelijke gebruikers geaccepteerde kernlijst – op basis van de door de bntl-redactie gehanteerde, intern samengestelde lijst van tijdschriften en reeksen. De belangrijkste wensen van de projectgroep en de gebruikers zijn in november – in samenspraak met de technische ontwikkelaars – vertaald in een aantal functionele eisen en wensen. In december 2005 is gestart met een onderzoek naar de realisatie van deze functionaliteiten. De informatie over de vernieuwing van de bntl is – behalve tijdens de bovengenoemde algemene bijeenkomst van 17 oktober – verzorgd door nieuwsbrieven (april, september en december 2005). Zie voor de nieuwsbrieven, de algemene beschrijving van het project en het communicatieplan de website van het Huygensinstituut. e-Laborate Dit project is oorspronkelijk afkomstig van de afdeling Neerlandistiek van het niwi. De uitvoerige projectinformatie met daarin een beschrijving van de ontwikkelingen in 2005 is te vinden op [link naar Projecten, e-Research, e-Laborate]. In 2005 is een aanvraag uit het knaw Strategie Fonds voor subsidiëring van het vervolgproject ‘Editiemachine’ gehonoreerd. Het doel van dat project is om de webapplicatie e-Laborate, afkomstig van het niwi, en het programma editor, ontwikkeld bij het chi, om te bouwen tot een verzameling tools met diverse editorische en analytische mogelijkheden. Het project zal starten in 2006 en heeft een looptijd van twee jaar. Koloniale letteren Dit project is oorspronkelijk afkomstig van de afdeling Neerlandistiek van het niwi. Zie voor de projectbeschrijving en de namen van de adviseurs en de leden van de redactieraad de projectpagina [link naar Projecten, e-Research, Koloniale letteren]. In 2005 is een vooraanmelding ingediend bij nwo Geesteswetenschappen in het kader van de open competitie voor subsidies van programmatisch onderzoek. De aanvraag, die voorstelde om een vergelijkende studie te doen naar interraciale representaties in Indisch-Nederlandse en ZuidAfrikaanse verhalende teksten uit de eerste helft van de twintigste eeuw, is helaas niet gehonoreerd. In 2006 zal worden overlegd over het vervolg van het project.
56
Editor
H. Brinkman, H. van Kempen, B. Thijs, P. Boot Inleiding In het editor project (the Edition as a Digital Instrument for Text-based Open Research) is gewerkt aan de ontwikkeling van hulpmiddelen voor het annoteren van digitale edities. Het programmeerwerk is gedaan door medewerkers van de afdeling i&a (Informatisering en Automatisering) van de knaw. De begeleiding en het testwerk zijn uitgevoerd door medewerkers van het Huygens Instituut. Met behulp van editor kunnen annotaties op digitale edities worden gemaakt, bewerkt, getoond, gefilterd en gesorteerd. De annotaties kunnen met collega’s worden gedeeld door ze te plaatsen op een website. In de toekomst zullen de annotaties ook toegankelijk gemaakt worden vanuit de digitale editie zelf. De verschillende componenten van editor worden getoond in Figuur 1. Aan de hand van een serie afbeeldingen zullen we in dit verslag het mogelijke gebruik van editor belichten. De voorbeelden maken gebruik van onderzoek naar de embleembundel van Otto van Veen, Amoris divini emblemata (Antwerpen 1615). Zie voor de verdere beschrijving van dat onderzoek het onderdeel Emblemata in dit verslag. Het onderzoek heeft betrekking op theatrale aspecten in het gedrag van de protagonisten van de embleembundel, de ziel en de goddelijke liefde.
Figuur 1: Componenten van editor.
57
Aanmaken van annotaties met editor In het Emblem Project Utrecht [http://emblems.let.uu.nl/] is een digitaal bestand (in zgn. xml-formaat) gemaakt van de genoemde bundel. Dat bestand kan worden ingeladen in het editor annotatie-invoertool. Het resultaat ziet eruit als in Figuur 2. Aan de linkerkant van het scherm wordt een hiërarchische weergave van de bundel getoond. Het voornaamste deel van het scherm geeft een opgemaakte weergave van de bundel, inclusief de afbeeldingen.
Figuur 2: Dde embleembundel, bekeken via editor.
De onderzoeker die wil annoteren, maakt daarvoor eerst de benodigde annotatietypen aan. Het is een uitgangspunt bij de ontwikkeling van Editor dat het resultaat bruikbaar moet zijn voor gebruik voor diverse soorten teksten, in verschillende talen, uit verschillende perioden en in verschillende genres. Het heeft geen zin om te proberen voor al die teksten bruikbare annotatietypen vooraf te willen bedenken. Die typen maakt de onderzoeker dus aan, aan de hand van de vraagstelling van zijn/haar onderzoek. Voor het onderzoek naar theatrale aspecten van de bundel zou een annotatietype eruit kunnen zien als in Figuur 3. Een annotatietype kan bestaan uit meerdere velden, elk met een eigen naam en waarde. Sommige velden zijn bedoeld voor vrije tekst, andere velden zijn bedoeld om een bepaalde categorisering te bevatten. De reden om verschillende typen annotaties te onderkennen, en daarbinnen gebruik te maken van verschillende velden en categoriewaarden, is 58
eenvoudig: gegevens met een structuur kun je manipuleren aan de hand van die structuur. Je kunt bepaalde waarden selecteren, je kunt gegevens uitfilteren, sorteren, etcetera, en dat kan alleen maar wanneer je de gegevens een naam hebt gegeven. Een annotatietype kan verder worden bewerkt in het Annotation overview. Het wordt getoond in Figuur 4. Er kunnen onder andere velden aan een type worden toegevoegd, en de volgorde en naam van de velden kan worden gewijzigd.
Figuur 3: Aanmaken van een annotatietype
Figuur 4: Bewerken van een annotatietype
59
Als het gewenste annotatietype is gemaakt, kan de onderzoeker een annotatie maken door een tekstpassage te selecteren met de muis, of door een element van de boomstructuur te selecteren. De onderzoeker kiest dan voor het gewenste annotatietype, en het systeem toont een overzicht van de velden die horen bij dat type (zie Figuur 5). De onderzoeker vult de gewenste waarden in en klikt op ok.
Figuur 5: Aanmaken van een annotatie
De onderzoeker kan met behulp van het Annotation overview window de gemaakte annotaties bekijken (Figuur 6). De annotaties kunnen worden gesorteerd en gefilterd op type of op categoriewaarde. Het is zo heel eenvoudig om de emblemen met eenzelfde waarde bij elkaar te plaatsen. Omdat een klik op de betreffende annotatie tot gevolg heeft dat het geannoteerde embleem wordt getoond, kan de onderzoeker aan de hand van de door hem/haar toegekende kenmerken eenvoudig door de bundel heen wandelen.
60
Figuur 6: Annotation overview window
Tonen van annotaties met editor De onderzoeker die tevreden is over zijn annotaties kan de annotaties plaatsen op een web server. De weergave-component van editor kan worden gebruikt om de annotaties te tonen aan de buitenwereld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van i-Tor, een zgn. cms (Content Management System), ontwikkeld door de knaw. Voor een voorbeeld van hoe een dergelijke weergave eruit kan zien, zie Figuur 7. We zien opnieuw een boom die de tekststructuur weergeeft, de opgemaakte tekst, en nu aan de rechterzijde de gemaakte annotaties. De annotaties kunnen opnieuw worden gefilterd en gesorteerd naar diverse inzichten.
Figuur 7: editor weergave-component
Behalve deze tekstuele weergave is ook een experimentele weergave als staafdiagram beschikbaar. Deze weergave is bedoeld om aantallen van bepaalde annotatietypen, of van bepaalde categoriewaarden, te kunnen vergelijken. Zie 61
voor een voorbeeld Figuur 8, waarin aantallen persoonlijke voornaamwoorden in de eerste, tweede en derde persoon worden vergeleken. Conclusie Tijdens de ontwikkeling van editor bleek dat de onderzoekers de hoeveelheid werk die nodig is voor de ontwikkeling van een bruikbaar hulpmiddel, enigszins hadden onderschat. De editor invoercomponent verkeert inmiddels in een bruikbare staat, en kan ook door belangstellenden worden gedownload en getest. De weergavecomponent moet nog verder ontwikkeld worden om daadwerkelijk bruikbaar te zijn. Gelukkig is er een mogelijkheid gevonden om in 2006 het werk aan deze component voort te zetten. editor is in het verslagjaar op een aantal (internationale) conferenties gedemonstreerd. Verschillende collega’s in binnen- en buitenland hebben blijk gegeven van hun belangstelling. Het resultaat van het project moet dan ook niet alleen beoordeeld worden op basis van de reeds gerealiseerde functionaliteit. De ontwikkeling van editor stimuleerde eveneens tot bezinning op de praktijk van het annoteren en de mogelijkheden van samenwerking van deskundigen aan een en hetzelfde project. In al deze opzichten kan tevreden op 2005 worden teruggezien.
Figuur 8: Staafdiagram
62
Publicaties en activiteiten van medewerkers Bakker, N. Met L.A.M. Jansen en H. Luijten: diverse presentaties en colleges voor binnenen buitenlandse studenten. Met L.A.M. Jansen en H. Luijten: medewerking aan C. Ives, S.A. Stein, S. van Heugten & M. Vellekoop, Vincent van Gogh: The drawings, exhib. cat. Amsterdam (Van Gogh Museum), New York (The Metropolitan Museum of Art), 2005 (New Haven - London 2005). Organisatie tentoonstelling ‘Kunstenaarsboeken’, Prentenkabinet Van Gogh Museum, december 2005 - januari 2006. Organisatie tentoonstelling ‘Prenten met een boodschap’, Prentenkabinet Van Gogh Museum, juli 2005. Met L.A.M. Jansen en H. Luijten: redactie van de entries en de inleidingen voor de nieuwe bestandscatalogi van Van Goghs tekeningen en schilderijen, die worden voorbereid in het Van Gogh Museum. Bloemendal, J. Wetenschappelijke publicaties Daniel Heinsius, De contemptu mortis. De verachting van de dood, ed. J. Bloemendal & J.W. Steenbeek (Amsterdam 2005: Nederlandse Klassieken). ‘Humanistische onderwijsvernieuwing en Latijns toneel in de noordelijke Nederlanden: Murmelius en Crocus’. In: Historisch Tijdschrift Holland 37 (2005), p. 134-147. Met A. Leerintveld: ‘De “literaire” vriendschap tussen Constantijn Huygens en Dorothea van Dorp. Een verliefde jongen te rade bij een emblematicus?’ In: Spiegel der Letteren 47 (2005). Vakpublicaties Recensie van: H.M. Pabel & M. Vessey, Holy Scripture Speaks. The Production and Reception of Erasmus’ Paraphrases on the New Testament (Toronto etc. 2002). In: Erasmus of Rotterdam Society Yearbook 25 (2005), p. 67-70. Recensie van: Justus Lipsius, Politica. Six Books of Politics or Political Instruction, ed. J. Waszink (Assen 2004: Bibliotheca Latinitatis Novae 5: Diss. Amsterdam 2003). In: De Zeventiende Eeuw 21 (2005), p. 147-151. Recensie van: Desiderius Erasmus, Lof en blaam, vert. H.-J.van Dam (Amsterdam 2004). In: De Zeventiende Eeuw 21 (2005), p. 163-164. Recensie van: A. Vanhaelen, Comic Print and Theatre in Early Modern Amsterdam. Gender, Childhood and the City (Aldershot 2003). In: De Zeventiende Eeuw 21 (2005), p. 166. Recensie van: H. Blommesteijn, C. Caspers & R. Hofman (eds.), Spirituality Renewed. Studies on Significant Representatives of the Modern Devotion (Leuven 63
2003: Studies in Spirituality Supplements 10). In: Dutch Review of Church History 85 (2005), p. 467-469. Recensie van: J.P. Heering, Hugo Grotius as Apologist for the Christian Religion. A Study of his Work ‘De veritate Religionis Christianae’ (1640), transl. L.C. Grayson (Leiden 2004: Studies in the History of Christian Thought 111). In: Dutch Review of Church History 85 (2005), p. 528-529. Webpublicaties ‘Schrijvers, drukkers en gededicaceerden in het Latijnstalige toneel.’ Webpublicatie Katholieke Universiteit Leuven Voordrachten ‘Mythology on the Early Modern Humanists’ and Rhetoricians’ Stage in the Netherlands: the Case of Heinsius’ Herodes infanticida (1632)’. 15e Colloque International de l’Institut Interuniversitaire pour l’Etude de l’Humanisme et de la Renaissance: Classical Mythology in the Netherlands in the Renaissance and Baroque’, Antwerpen, 19-21 mei 2005. ‘Heinsius’s Use of Mythology in his Herodes infanticida (1632)’. 26th Biennual Conference of the Classical Association of South-Africa: ‘The Classical Tradition/Classical Receptions’, Durban en Pietermaritzburg, 5-7 juli 2005. ‘Dedications of Biblical Plays of the Low Countries. Reformatory Aspects’. ‘Cui dono lepidum novum libellum? Dedicating Latin Works and Motets in the Sixteenth Century: Theory and Practice’. Organisatie: KU Leuven. Rome, 18-20 augustus 2005. ‘Monarchs in Early Modern Biblical Plays in the Netherlands’. Aktions- und Personentypen im Spiel des Spätmittelalters und der Frühen Neuzeit, 23-25 november 2005. Overige activiteiten Wetenschapsfilosofie: tekstkritiek en commentaar, Amsterdam, 29 september 2005. ‘Theatraliteit en Soevereiniteit’, gastcollege over Neolatijns toneel, Antwerpen:, 6 en 13 oktober 2005. Boot, P. Wetenschappelijke publicaties ‘Anatomie en cartografie van de weblog’. In: C. Dauven, J. Koopmans & L. Kuitert (red.): Publiceren, wat is dat? Een antwoord in dertien opstellen (Amsterdam 2005), p. 197-213. ‘Advancing digital scholarship using editor’, In: Humanities, Computers and Cultural Heritage. Proceedings of the xvi International Conference of the Association for History and Computing 14-17 September 2005 (Amsterdam 2005), p. 43-48. 64
‘A Mirror to the Eyes of the Mind. Metaphor in Otto van Veen’s Amoris Divini Emblemata (Antwerp 1615)’, ter redactie Webpublicaties ‘Huygens weblog elektronisch publiceren’, <www.huygensinstituut.knaw.nl/ weblog/>, sinds 2004. Onderzoeksprogrammatuur Opgeleverde tools: editor. Voordrachten ‘Metaphor in Amoris divini emblemata’. Congres ‘Emblemata Sacra’, Leuven, 29 januari 2005. ‘Digital Emblem Resources in Action: An editor in a Theatre’. 7e conferentie van de Society for Emblem Studies, Urbana-Champaign, 25 juni 2005. ‘De digitale editie als vehikel voor onderzoek en publicatie’. Congres ‘De zeventiende eeuw in digitale sferen’, Werkgroep 17e Eeuw, Den Haag, 26 augustus 2005. ‘Advancing Digital Scholarship using editor’. Conferentie van de Association for History and Computing, Amsterdam, 4 september 2005. ‘editor: Digital Scholarship Based on tei-encoded Texts’. Conferentie van het Text Encoding Initiative, Sofia, Bulgarije, 28-29 oktober 2005. ‘Digital Scholarship and the Digital Edition: Annotation of Emblem Books using editor’. Conferentie van de European Society for Textual Scholarschip, Amsterdam, 17 december 2005. Overige activiteiten Lid technische commissie van dbnl. Lid projectcommissie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. Voorzitter Huygens ict-commissie (tot april 2005). Lid projectcommissie Ystroom met J. Tilstra: gastcollege ‘Digitising the European Emblem - Creating a genrespecific research environment’ in de postdoc-cursus ‘Progettare su web. Digital Libraries di parole e immagini’, Pisa, Scuola Normale Superiore, 26 januari 2005. Brinkman, H. Wetenschappelijke publicaties ‘De Brugse pelgrims in het Gruuthuse-handschrift’. In: J. Oosterman (red.): Stad van koopmanschap en vrede. Literatuur in Brugge tussen Middeleeuwen en Rederijkerstijd (Leuven 2005: Antwerpse Studies over Nederlandse Literatuurgeschiedenis 12), p. 9-39. 65
‘De hardnekkige Middeleeuwen. Persistentie van literaire produktie- en transmissievormen’. In: J. van der Meulen & J. Oosterman (red.): Vele wegen. Visies op de middeleeuwse letteren in de Nederlanden : Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden 11 (2004 [2005]), p. 184-203. ‘De Grammont à Bruges. Le “vénérable gentilhomme” Jan van Hulst, poète, chanteur et intermédiaire culturel’. In: J.-M. Cauchies (red.), Rencontres de Dordrecht (23 au 26 septembre 2004). Poètes et musiciens dans l’espace bourguignon. Les artistes et leurs mécènes. (Neuchâtel 2005: Publication du Centre Européen d’Etudes Bourguignonnes (xive-xvie s.) 45), p. 129-141. Webpublicaties ‘Literatuur in Gent in de Middeleeuwen’, website ‘Literair Gent’, <www.literair. gent.be>. Onderzoeksprogrammatuur Opgeleverde tools: editor. Voordrachten ‘Dilemmata der Dienstbarkeit. Editionen mittelniederländischer Texte im Spannungsfeld zwischen Literatur- und Sprachgeschichte’. Tagung ‘Edition und Sprachgeschichte’ georganiseerd door Arbeitsgemeinschaft für Germanistische Edition, Kommission für die Edition von Mittelalterlichen Texten, Basel, 2-4 maart 2005. ‘Triumphs and Trophies. Early Scholarly Editions of Medieval Dutch Lyrics and the Romantic Hunt for Folk Songs’. European Science Foundation Exploratory Workshop ‘From Europe to Nations and Back Again: Scholarly Editing between the Universal Appeal of the Classics and National Pasts’, Amsterdam, 14-15 december 2005. Overige activiteiten Lid projectcommissie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. Organisatie van de European Science Foundation Exploratory Workshop ‘From Europe to Nations and Back Again: Scholarly Editing between the Universal Appeal of the Classics and the National Pasts’, georganiseerd door Huizinga Instituut, Huygens Instituut en Universiteit van Antwerpen, Amsterdam, 1415 december 2005. Organisatie van de conferentie ‘Histories of Editions’ van European Society for Textual Scholarship, georganiseerd door het Huizinga Instituut, het Huygens Instituut en de Universiteit van Antwerpen, Amsterdam, 15-17 december 2005. Stagebegeleiding van Josje van Zwieten (Universiteit Utrecht), project Gruuthuse.
66
Bruijn, P.G. de Wetenschappelijke publicaties W. Elsschot, Verzameld werk, ed. P. de Bruijn (Amsterdam 2005). G. Achterberg, Alle gedichten, ed. P. de Bruijn, E.P.A. Lucas & F.R.W. Stolk (Amsterdam 2005). Voordrachten ‘Twee werelden in ene teug: Gerrit Achterberg en Den Haag’. Haagse Kunstkring, Den Haag, 20 mei 2005. Toespraak bij de presentatie van Gerrit Achterberg, Alle gedichten, Den Haag, 26 november 2005. Overige activiteiten Adviseur Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. Lid wetenschappelijke adviescommissie Poëziereeks Lannoo/Atlas. Redactielid Jaarboek Gerrit Achterberg. Redactielid Oerboeken-reeks. Jurylid ctb-prijs voor teksteditie 2005. Jurylid Gerrit Achterberg-prijs 2005. Medewerking aan het vpro-radioprogramma ‘De Avonden’, 2 november 2005. Organisatie Achterberg-symposium, Den Haag, 26 november 2005. Organisatie Studiedag Tekstgenese, Antwerpen, 1 december 2005. Gastcollege in de cursus ‘Thematische constanten in het werk van Willem Elsschot’, Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur van de Universiteit Utrecht, 30 juni 2005. Stagebegeleiding van Caroline van Rooij (Universiteit Utrecht), project Willem Elsschot, Volledig werk. Dalen-Oskam, K. van Wetenschappelijke publicaties M.m.v. J.J. van Zundert: ‘De list van het lexicon. Auteursonderscheiding met behulp van computer-ondersteunde woordenschatanalyse’. In: Nederlandse Letterkunde 10 (2005), p. 212-233. ‘Vergleichende literarische Onomastik’. In: A. Brendler & S. Brendler (Hrsg.), Namenforschung morgen: Ideen, Perspektiven, Visionen (Hamburg 2005), p. 165-173. (De Engelse vertaling ‘Comparative Literary Onomastics’ en de Nederlandse versie ‘Vergelijkende literaire onomastiek’ staan op de website van het Huygens Instituut.) Met K. Depuydt en m.m.v. J. de Does: ‘Dos es dat vision volcomen. Het Vroegmiddelnederlands Woordenboek op het web’. In: A. Quak & T. Schoonheim (ed.): Gehugdic sis samnungun thinro. Liber amicorum Willy Pijnenburg (Groningen 2005), p. 69-89. 67
‘Dutch literary onomastics. Past, present and future’. In: E. Brylla & M. Wahlberg, in collaboration with V. Dahlberg & W.F.H. Nicolaisen (eds.): Proceedings of the 21st International Congress of Onomastic Sciences, Uppsala, 19-24 August 2002. Vol. 1 (Uppsala 2005), p. 398-406. Met D. Gerritzen en G. Bloothooft: ‘Bijbelse voornamen’. In: N. van der Sijs (red.): Leeg en ijdel. De invloed van de bijbel op het Nederlands (Den Haag 2005), p. 139-154. Met M.A. Mooijaart: Nieuw Bijbels Lexicon. Woorden en uitdrukkingen uit de bijbel in het Nederlands van nu, uitgebreid met De Nieuwe Bijbelvertaling (Amsterdam 2005; 3e druk van het Bijbels Lexicon, 2000, 2003). Vakpublicaties ‘Neerlandistiek: bibliografie en onderzoek herenigd’. In: Maili Blauw m.m.v. W. van Silfhout, Toverwoord ‘informatie’. Fusiegeschiedenis van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten, 1993-2002 (Amsterdam 2005), p. 2. Voordrachten ‘De bntl van de toekomst’. Rondetafel bntl, Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 14 januari 2005. ‘De twee auteurs van de Walewein.’ Wetenschappelijke mededeling voor de Commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden, 19 januari 2005. ‘De bntl van de toekomst’. Bijeenkomst over de toekomst van de bntl, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, 21 januari 2005. met J. van Zundert: ‘e-Laborate’, Den Haag, Constantijn Huygens Instituut, 3 februari 2005. met J. van Zundert: ‘Mining the Differences between Penninc and Vostaert’. 17th Joint International Congres of the Association for Literary and Linguistic Computing and the Association for Computing and the Humanities, University of Victoria, Canada, 15-18 juni 2005. met J. van Zundert: ‘The e-Laborate project and the usability of a new textual paradigm’. 17th Joint International Congres of the Association for Literary and Linguistic Computing and the Association for Computing and the Humanities, University of Victoria, Canada, 15-18 juni 2005. met J. van Zundert: ‘The voice of the sword or the voice of the court? (Walewein)’. xxi International Arthurian Conference, Utrecht, 24-31 juli 2005; in uitgebreide vorm ook: Den Haag, Huygens Instituut, 24 november 2005. met D. Gerritzen: ‘The icos Bibliography Group’. xxii International Conference for Onomastic Sciences, Pisa, Italië, 28 augustus - 3 september 2005. ‘Mapping the Onymic Landscape’. xxii International Conference for Onomastic Sciences, Pisa, Italië, 28 augustus - 3 september 2005. met J. van Zundert: ‘e-Laborate’. xvith International Conference of the Association for History and Computing, Amsterdam, 14-17 september 2005. 68
‘De vlo en de Schrijvende Vrouw, www.e-laborate.nl.’. Discussiebijeenkomst ‘New Tools: New Possibilities for Collaboration’, Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging Amsterdam en Belle-vanZuylen-leerstoel Overige activiteiten Lid Commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Redacteur en redactiesecretaris Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (tntl). Redacteur tijdschrift Naamkunde. Lid Board of Directors (Treasurer) van de International Council of Onomastic Sciences (icos). Van Elsacker, B.R.I. Vakpublicaties Met J. Hamers: ‘“Wezenloze eenvormigheid omkapselt de wonderen van de techniek”. xml in de wetenschappelijke editie van de Volledige Werken van W.F. Hermans’. In: Element 11 (2005) 4, p. 5-12. Voordrachten Met J. Hamers: ‘Zolang je maar niet wat je deed vergeleek met wat je had willen doen, werd je niet zo gauw ongelukkig. De complexiteit van het literaire oeuvre van W.F. Hermans in xml’ . Congres ‘xml Holland 2005’, Arnhem, 23 november 2005. Met J. Hamers: ‘Het programma Collate in de kritische editie van de Volledige Werken van W.F. Hermans’, Stemmatologiedag Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, 18 maart 2005. ‘Creating digital variants documentation: some technical and methodological issues’. Congres ‘Digital Resources in the Humanities’, Lancaster, 5 september 2005. Overige activiteiten Deelname aan de tutorial ‘xml Processing in Prolog’ door Dave Dubin, Montréal, 1 augustus 2005. Gielkens, J.A.W. Wetenschappelijke publicaties W.F. Hermans, Volledige werken 1: Conserve. De tranen der acacia’s, ed. J. Gielkens, P. Kegel & A. Kets (Amsterdam 2005). 69
‘Herman Gorter. Ein unbekannter Brief an Lenin’. In: Die Vitrine (2005), afl. 7, p. 7-15. Voordrachten ‘Der schuldige Text. Vom Umgang mit ideologisch vorbelasteten Autoren’. Conferentie ‘Dokument – Monument: Das Verhältnis zur Textgenese in den verschiedenen Disziplinen der europäischen Germanstik’, Association des Germanistes de l’Enseignement Supérieur (ages), Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule, Aken, 18-20 mei 2005. ‘Intertextualität hautnah. Mit Günter Grass in Gdansk’. Workshop ‘Intertextualität’, Aken, 24-26 mei 2005. Overige activiteiten Organisatie van de European Science Foundation Exploratory Workshop ‘From Europe to Nations and Back Again: Scholarly Editing between the Universal Appeal of the Classics and the National Pasts’, georganiseerd door het Huizinga Instituut, het Huygens Instituut en de Universiteit van Antwerpen, Amsterdam, 14-15 december 2005. Organisatie van de conferentie ‘Histories of Editions’ van European Society for Textual Scholarship, georganiseerd door het Huizinga Instituut, het Huygens Instituut en de Universiteit van Antwerpen, Amsterdam, 15-17 december 2005. Stagebegeleiding van David de Vos (Rijksuniversiteit Groningen), project Herman Gorter, Correspondentie. Gumbert-Hepp, M. Wetenschappelijke publicaties Met O. Weijers: Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi, fasc. 63 (VenensisVotivus) (Leiden 2005). Met O. Weijers: Lexicon Latinitatis Nederlandicae medii aevi = Woordenboek van het middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, Fasc. 64: (Voto - Z (Leiden 2005). Met O. Weijers: Lexicon Latinitatis Nederlandicae medii aevi = Woordenboek van het middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, Supplementa Corrigenda; Index fontium (Leiden 2005). Overige activiteiten Medewerking aan de totstandkoming van de publicatie van Het Gaesdoncksetraktatenhandschrift, Olim Hs. Gaesdonck, Collegium augustinianum, ms. 16, ed. Marinus K.A. van den Berg m.m.v. Amand Berteloot, Thom Mertens en Hans Kienhorst (Hilversum 2005: Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden IX). 70
Hamers, M.J.C. Vakpublicaties Met B. Van Elsacker: ‘“Wezenloze eenvormigheid omkapselt de wonderen van de techniek”. xml in de wetenschappelijke editie van de Volledige Werken van W.F. Hermans’. In: Element 11 (2005) 4, p. 5-12. Voordrachten Met B. Van Elsacker: ‘Het programma Collate in de kritische editie van de Volledige Werken van W.F. Hermans’, Stemmatologiedag Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, 18 maart 2005. Met B. Van Elsacker: ‘Zolang je maar niet wat je deed vergeleek met wat je had willen doen, werd je niet zo gauw ongelukkig. De complexiteit van het literaire oeuvre van W.F. Hermans in xml’ . Congres ‘xml Holland 2005’, Arnhem, 23 november 2005. Overige activiteiten Medewerking aan Sytske Jellema & Elaine Lok: ‘wfh verzameld’. In: Babel. Maandblad van de Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam 14 (2005) 4. Jansen, L.A.M. Vakpublicaties ‘Vincent’s writings’. In: Chunichi Shimbun, augustus 2005. Voordrachten ‘Van Gogh’s letters: penwork on paper’, New York, The Metropolitan Museum, 20 november 2005. Overige activiteiten Bestuurslid Stichting Willem Witsen. Redactielid uitgave volledige correspondentie Willem Witsen. Redactielid Van Gogh Studies. Met N. Bakker en H. Luijten: redactie van de entries en de inleidingen voor de nieuwe bestandscatalogi van Van Goghs tekeningen en schilderijen, die worden voorbereid in het Van Gogh Museum. Met N. Bakker en H. Luijten: medewerking aan C. Ives, S.A. Stein, S. van Heugten & M. Vellekoop, Vincent van Gogh: The drawings, exhib. cat. Amsterdam (Van Gogh Museum), New York (The Metropolitan Museum of Art), 2005 (New Haven - London 2005). Met N. Bakker en H. Luijten: diverse presentaties en colleges voor binnen- en buitenlandse studenten. Begeleiding dissertatie van W. van der Veen (Universiteit Utrecht). 71
Organisatie tentoonstelling ‘Kunstenaarsboeken’, Prentenkabinet Van Gogh Museum, december 2005 - januari 2006. Overleg met de editeurs van het Werkman-project, Groningen, 1 april 2005 Jorink, H.G.M. Wetenschappelijke publicaties ‘Het Boeck der Natuere - The Book of Nature’. In: H. Beck et al., Religion and Modernity (Amsterdam 2005 : Yearbook Praemium Erasmianum Foundation), p. 74-75. ‘9 Oktober 1676: Antoni van Leeuwenhoek beschrijft de ‘kleijne diertgens’ (Zwolle 2005 : De 25 Dagen van Nederland 12). Vakpublicaties Recensie van: M. de Baar: ‘Ik moet spreken.’ Het spiritueel leiderschap van Antoinette Bourignon (1616-1680) (Zutphen 2004). In: NRC Handelsblad, 25 maart 2005. Voordrachten ‘The Huygens Instituut and the History of Early Modern Science: Challenges and Perspectives’. Workshop ‘The Low Countries as a Historical Laboratory. A Research Program on the Circulation of Scientific Knowledge and Practice, 1600-2000’, Landelijke Werkgroep Wetenschapsgeschiedenis, Woudschoten, 27-28 mei 2005. ‘De autonomie van het Boek der Natuur in de vroegmoderne tijd’. Symposium Groningen Research Institute for the Study of Culture (icog), Rijksuniversiteit Groningen, 14 januari 2005. ‘Dutch Humanists and the Microscope, 1620-1670’. Congres ‘Who Needs Scientific Instruments?’, Museum Boerhaave, Leiden, 1-3 november 2005. ´De natuurwetenschappen in Ruysch’ tijd’. Symposium ‘De wereld van Frederik Ruysch (1638-1731)’, Universiteit van Amsterdam, 27 november 2005. ´Het Boek der Natuur in de Gouden Eeuw’. Studiecentrum voor de Gouden Eeuw, Universiteit van Amsterdam, 4 november 2005. ‘Antoni van Leeuwenhoek, Jan Swammerdam en de natuurwetenschappelijke ontwikkelingen in de zeventiende eeuw’, Nationaal Archief, Den Haag, 17 november 2005. Overige activiteiten Redacteur De Achttiende Eeuw. Gastcollege ‘De hermetische traditie in de Renaissance’ in het kader van het keuzevak ‘Van Chaos tot Kosmos’, Faculteit der Letteren, Universiteit Leiden, 21 en 25 maart 2005. Gastcollege ‘Jan Swammerdam (1637-1680) en ontwikkeling van de geneeskunde’ in het kader van het keuzevak ‘Geschiedenis der geneeskunde’, Faculteit Geneeskunde, Universiteit Leiden, 26 april 2005. 72
Gastcollege ‘De geschiedenis van de vroegmoderne astronomie en geneeskunde’ in het kader van het keuzevak ‘Van Chaos tot Kosmos’, Faculteit der Letteren, Universiteit Leiden, 7 en 11 november 2005. Met Ton van Kalmthout en Henk Nellen: gastcollege over onderzoeksbronnen aan studenten Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen, 15 december 2005. Stagebegeleiding van Nadja Snoeren (Radboud Universiteit), project Hemsterhuis. Kalmthout, A.B.G.M. van Redacteur De Negentiende Eeuw. Redactie van: B. Heijne, M. de Vos, H. Wals: Oude zekerheden en nieuwe wegen (Den Haag 2005). Met Eric Jorink en Henk Nellen: gastcollege over onderzoeksbronnen aan studenten Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen, 15 december 2005. Begeleiding en coördinatie van de uitgave van Lodewijk van Deyssel, Menschen en bergen, ed. J.W. van der Weij. Kamp, E. Wetenschappelijke publicaties E. Kamp, ‘Iedereen zei, dat is pornografie’. Willem Frederik Hermans en de ontvangst van De tranen der acacia’s (Amsterdam - Den Haag 2005). Webpublicaties M.m.v. P. van Beest: Secundaire bibliografie van Willem Frederik Hermans, april 2005, update november 2005, http://www.willemfrederikhermans.nl/ bibliografie/secundair.php. Overige activiteiten Projectleider website ‘Koloniale letteren’, http://kolonialeletteren.itor.org/nl. Met G.F.L. Peeters: samenstelling databank ‘Titels en teksten’ voor de website ‘Koloniale letteren’, http://kolonialeletteren.itor.org/nl. Kegel, P.W. Wetenschappelijke publicaties W.F. Hermans, Volledige werken 1: Conserve. De tranen der acacia’s, ed. J. Gielkens, P. Kegel & A. Kets (Amsterdam 2005). 73
Webpublicaties Website ‘Willem Frederik Hermans, Volledige Werken’, www.wfhermansvolledigewerken.nl/. Medewerking aan F.A. Janssen & Sonja van Stek, Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans, 2e, herz. en uitgebr. versie, http://www. willemfrederikhermans.nl/tekst/jans037bibl01_01/. Overige activiteiten Lid redactieraad portal Willem Frederik Hermans, www.willemfrederikhermans. nl. Medewerking aan Sytske Jellema & Elaine Lok: ‘WFH verzameld’. In: Babel. Maandblad van de Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam 14 (2005) 4. Medewerking aan Th. van den Berg, ‘WFH’s papieren wereld’. In: Elsevier, 29 oktober 2005. Medewerking aan het Radio Online-programma ‘W.F. Hermans compleet in xml’, 8 november 2005, www.radio-online.nl/. Gastcollege in de cursus ‘Teksteditie’ (Duale master Redacteur/editor), Onderwijsinstituut Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 5 december 2005. Kempen, H. van Vakpublicaties ‘Een stuk of wat gedichten. “Het komt vaak voor, dat commentaar de tekst verduistert”’. In: VakTaal 18 (2005) 1, p. 9-10. Kets-Vree, A. Wetenschappelijke publicaties W.F. Hermans, Volledige werken 1: Conserve. De tranen der acacia’s, ed. J. Gielkens, P. Kegel & A. Kets (Amsterdam 2005). Multatuli, Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy, ed. A. Kets, 2e dr. (Amsterdam 2005). Webpublicaties Website ‘Willem Frederik Hermans, Volledige Werken’, www.wfhermansvolledigewerken.nl/. Voordrachten ‘Unity in Diversity: the Nineteenth-Century Editions of a Seventeenth-Century Comedy’. Conferentie ‘Histories of Editions’, European Society for Textual Scholarship, Amsterdam, 16-17 december 2005. 74
Overige activiteiten Bestuurslid Stichting Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl). Extern expert Gemengde Commissie voor Literaire Tekstedities (gct) van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (kantl) te Gent. Lid Stuurgroep Van Gogh Brievenproject. Lid Redactieraad Van Gogh Brievenproject. Lid Adviesraad Correspondentie Willem Witsen. Lid Wetenschappelijke Adviescommissie Poëziereeks Lannoo/Atlas. Adviseur Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (nlpvf ). Adviserend lid Beheerscommissie Archief Willem Frederik Hermans. Redactie van: B. Heijne, M. de Vos, H. Wals: Oude zekerheden en nieuwe wegen (Den Haag 2005). Organisatie van de European Science Foundation Exploratory Workshop ‘From Europe to Nations and Back Again: Scholarly Editing between the Universal Appeal of the Classics and the National Pasts’, georganiseerd door het Huizinga Instituut, het Huygens Instituut en de Universiteit van Antwerpen, Amsterdam, 14-15 december 2005. Organisatie van de conferentie ‘Histories of Editions’ van European Society for Textual Scholarship, georganiseerd door het Huizinga Instituut, het Huygens Instituut en de Universiteit van Antwerpen, Amsterdam, 15-17 december 2005. Organisatie van de presentatie van deel 1 van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans, georganiseerd i.s.m. Uitgeverij De Bezige Bij en het Willem Frederik Hermans Instituut, Amsterdam, 4 november 2005. Organisatie van de feestelijke bijeenkomst t.g.v. het samengaan van het Huygens Instituut en de Afdeling Neerlandistiek van het niwi, Den Haag, 9 juni 2005. Organisatie van het symposium ‘Ik ben met niemand solidair’ over Willem Frederik Hermans, georganiseerd i.s.m. het Willem Frederik Hermans Instituut en Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 6 november 2005. Medewerking aan de televisiedocumentaire ‘Een overgevoelige natuur’ van Max Pam, deel 1: ‘Het wereldbeeld’ en deel 2: ‘De polemist’, resp. 1 en 8 november 2005. Medewerking aan het ‘nos-Journaal’, 4 november 2005. Medewerking aan Th. van den Berg, ‘WFH’s papieren wereld’. In: Elsevier, 29 oktober 2005. Medewerking aan ‘Vierentwintig delen Hermans Verzameld Werk’, in Trouw, 4 november 2005. Co-promotor van H. van Kempen: ‘Historisch-kritische uitgave van de lyrische poëzie van Herman Gorter met een studie naar de achtergronden van de wisselende samenstellingen van de door Gorter verzorgde bundels’ (promotor: prof.dr. J.D.F. van Halsema, Vrije Universiteit Amsterdam). Co-promotor van J. Rock: ‘De geschiedenis van de vroegste literaire tekstedities uit het Nederlandse en Vlaamse verleden in relatie tot het groeiende bewustzijn 75
van het literaire verleden’ (promotor: prof.dr. M.T.C. Mathijsen-Verkooijen, Universiteit van Amsterdam). Stagebegeleiding van W. van Koppen (Universiteit van Amsterdam), project ‘Willem Frederik Hermans, Volledige Werken’. Scriptiebegeleiding van M. Paijmans (Universiteit van Amsterdam), editie van Slauerhoff: ‘De cognacflesch en het bed van de keizerin’. Kuiper, W. Webpublicaties Met H. Hendriks & S. Koetsier: redactie van Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten. Corpus Epiek, Letters S, T, U, V, W, X, Y en Z, gepubliceerd op: http://cf.hum.uva.nl/dsphome/scriptamanent/remlt/ remltindex.htm. ‘Beta versie Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten (REMLT), corpus Epiek, nu “compleet” on-line’. In: Neder-L, http://www.neder-l.nl/, Web 0510.04, oktober 2005. ‘De Bijbel 10daagse’. In: Neder-L, http://www.neder-l.nl/, Col: 0510.42. ‘De moeder die haar kind opat’. In Neder-L, http://www.neder-l.nl/, Col: 0511.43. ‘Jacob en Leobius’. In: Neder-L, http://www.neder-l.nl/, Col: 0512.43. Voordrachten ‘Past, Present and Future of the Edition of Ferguut, the Medieval Dutch Translation/Adaptation of the Old-French Li Chevalier au Biel Escu Better Known as Fergus’. Congres ‘Histories of Editions’, European Society for Textual Scholarship, Amsterdam, 16-17 december 2005. ‘De relatie tussen Jacob van Merlants Wrake van Jherusalem (1271) en Geraert Leeus Destructie van Jherusalem (1482)’. Workshop ‘Literatuur in handschrift en druk (1450-1600)’, Onderzoekschool Mediëvistiek, Leiden, 21-22 december 2005. Overige activiteiten ‘De legende van Maria Magdalena’. Op: De Habsburgers, het Huis van Oranje en de graven Van den Bergh (Musick’s Monument DVD 11). Loos, J.F.H. de Wetenschappelijke publicaties Met G. Goorhuis: ‘Het Plechelmus-officie’. In: G. Goorhuis & J. Olde Nijhuis (red.), Plechelmus. Zijn kerk, liturgie en kapittel te Oldenzaal. Bijdragen over de heilige, zijn kerk en liturgie bij gelegenheid van het 1050-jarig jubileum van 76
de translatie der relieken van Plechelmus naar Oldenzaal (Zutphen 2005), p. 169-200. ‘Chanter de goût. François de la Feillée en het plain-chant in de achttiende eeuw’. In: M. Hoondert e.a. (red.), Door mensen gezongen. Liturgische muziek in portretten (Kampen 2005 = Meander 7), p. 143-152. Met M. Hoondert e.a. (red.), Door mensen gezongen. Liturgische muziek in portretten (Kampen 2005 = Meander 7). ‘Les chansons du manuscrit de Gruuthuse. Notation musicale, pratique d’exécution et problèmes d’édition’. In: J.-M. Cauchies (red.), Rencontres de Dordrecht (23 au 26 septembre 2004). Poètes et musiciens dans l’espace bourguignon. Les artistes et leurs mécènes. (Neuchâtel 2005: Publication du Centre Européen d’Etudes Bourguignonnes (xive-xvie s.) 45), p. 143-163. Vakpublicaties Recensie van: Het Antwerps Liedboek, ed. D.E. van der Poel e.a. (Tielt 2004). In: Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 55 (2005), p. 201-205. Met H. Lub: ‘Russische trouvères’. Recensie van: ‘Touz esforciez. Trouvères en Lorraine, xiiie siècle’, uitgevoerd door het Ensemble Syntagma o.l.v. Alexander Danilevski (PV704041 2004). In: Madoc 19 (2005) 2, p. 115-117. Voordrachten ‘Late medieval Dutch songs, studied by its contrafacts’. ‘33rd Academic Conference Netherlandish and German Secular Song from 1480-1640’, Michaelstein, 6-8 May 2005. Overige activiteiten Lid Werkgroep Laatmiddeleeuws Geestelijk Lied. Medewerking aan de tentoonstelling ‘Muziek op Schrift’, Tilburg, Scryption, 16 oktober 2005 – 19 maart 2006. Luijten, J.C.A. Voordrachten ‘The publishing history of the correspondence of Vincent van Gogh’. Congres ‘Histories of Editions’, European Society for Textual Scholarship, Amsterdam, 16-17 december 2005. Overige activiteiten Met N. Bakker en L.A.M. Jansen: diverse presentaties en colleges voor binnenen buitenlandse studenten. Met N. Bakker en L.A.M. Jansen: medewerking aan C. Ives, S.A. Stein, S. van Heugten & M. Vellekoop, Vincent van Gogh: The drawings, exhib. cat. 77
Amsterdam (Van Gogh Museum), New York (The Metropolitan Museum of Art), 2005 (New Haven - London 2005). Met N. Bakker en L.A.M. Jansen: redactie van de entries en de inleidingen voor de nieuwe bestandscatalogi van Van Goghs tekeningen en schilderijen, die worden voorbereid in het Van Gogh Museum. Medewerking aan twee voordrachten van brieven m.b.t. Vincent en Theo van Gogh, en m.b.t. Van Gogh en Gauguin door Rein Ezard, januari en februari 2005. Medewerking aan de tentoonstelling ‘Meesterlijk uitgedrukt. Van Goghs Haagse prentenverzameling’, Museum Mesdag, Den Haag, 2 april - 29 mei 2005. Medewerking aan een uitzending van Radio Haaglanden, 16 april 2005. Nellen, H.J.M. Wetenschappelijke publicaties ‘The correspondence of Hugo Grotius’. In: Chr. Berkvens-Stevelinck et al. (ed.), Les grands intermédiaires culturels de la République des Lettres. Etudes de réseaux de correspondances du xvie au xviiie siècles (Parijs 2005), p. 127-164. ‘On editing the correspondence of Hugo Grotius’. In: F. Akkerman & P. Steenbakkers (ed.), Spinoza to the letter. Studies in words, texts and books (Leiden-Boston 2005), p. 283-295. ‘Controversen in het Cabinet Dupuy: Claude Saumaise en Hugo Grotius’. In: G. van Gemert et al. (red.), Orbis doctus. 1500-1850. Perspectieven op de geleerde wereld van Europa. Plaatsen en personen. Opstellen aangeboden aan professor dr. J.A.H. Bots (Amsterdam-Utrecht 2005) p. 275-297. ‘Dienstbetoon uit broederliefde. Drie onuitgegeven brieven van Willem de Groot, 1619-1621’. In: P.G. Hoftijzer, O.S. Lankhorst & H.J.M. Nellen (red.), Papieren betrekkingen. Zevenentwintig brieven uit de vroegmoderne tijd (Nijmegen 2005), p. 59-72. Met P.G. Hoftijzer en O.S. Lankhorst: ‘Bij wijze van inleiding. De brief in de vroegmoderne tijd’. In: P.G. Hoftijzer, O.S. Lankhorst & H.J.M. Nellen (red.), Papieren betrekkingen. Zevenentwintig brieven uit de vroegmoderne tijd (Nijmegen 2005), p. 9-20. P.G. Hoftijzer, O.S. Lankhorst & H.J.M. Nellen (red.), Papieren betrekkingen. Zevenentwintig brieven uit de vroegmoderne tijd, (Nijmegen 2005). D. van Miert, H.J.M. Nellen & A. Wesseling (red.), Nieuwsbrief van het Neolatinistenverband 17 (Den Haag 2005). D. van Miert, H.J.M. Nellen & A. Wesseling (red.), Nieuwsbrief van het Neolatinistenverband 18 (Petrarca-nummer) (Den Haag 2005). Vakpublicaties Recensie van: Bibliographia Sociniana. A Bibliographical Reference Tool for the Study of Dutch Socinianism and Antitrinitarianism, samenst. Ph. Knijff & S.J. Visser, ed. P. Visser (Hilversum-Amsterdam 2004). In: De Zeventiende Eeuw 21 (2005), p. 172-173. 78
Recensie van: Sophie van Romburgh (ed.), ‘For My Worthy Freind Mr. Franciscus Junius’. An Edition of the Correspondence of Francis Junius F.F. (1591-1677) (Leiden-Boston 2004). In: Dutch Review for Church History / Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 85 (2006), p. 516-520. Voordrachten ‘Grotius’ leven en werken’. ‘Dag van de Biografie’, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Slot Loevestein, 10 maart 2005. ‘Hugo Grotius’ political and scholarly activities seen through his correspondence’. Cconferentie ‘Piracy, Property, Punishment. Hugo Grotius and De iure praedae’, NIAS, Wassenaar, 10 juni 2005. ‘De brief in de vroegmoderne tijd’. Presentatie van P.G. Hoftijzer, O.S. Lankhorst & H.J.M. Nellen (red.), Papieren betrekkingen, Nijmegen, Radboud Universiteit, 24 juni 2005. ‘Grotius’ biografie’, Delftse Juristenkring, Delft, 15 september 2005. ‘Gisbertus Longolius, a case study’, Conferentie Europa Humanistica, Den Haag, 7 oktober 2005. Overige activiteiten Secretaris Neolatinistenverband. Penningmeester Stichting Grotiana. Organisatie Neolatinistendag, Amsterdam, 11 november 2005. Begeleiding en coördinatie van de uitgave van de Poemata van Hugo de Groot. Met Eric Jorink en Ton van Kalmthout: gastcollege over onderzoeksbronnen aan studenten Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen, 15 december 2005. Oppenraay, A.M.I. van Voordrachten Lezing ‘Die arabisch-lateinische Übersetzung der aristotelischen Biologie’. Symposium Graeco-Arabicum Quartum ‘Der arabische Aristoteles’, RuhrUniversität, Bochum, 3-5 februari 2005. ‘Michael Scot’s Translation of Aristotle’s Biology. Progress report’. ‘Michael Scot Workshop’, Warburg Institute, Londen, 21-23 april 2005. ‘The Arabic-Latin Translation of Aristotle’s History of Animals by Michael Scot’. Colloquium ‘The Aristoteles Latinus: Past, Present, Future’, Brussel, 29-30 april 2005. Overige activiteiten Cursus Oud-Syrisch I, Universiteit Leiden Cursus Schrijven van wetenschappelijke teksten, KNAW, Amsterdam, oktober t/m december 2005 79
Lid redactiecomité Aristoteles Latinus. Secretaris redactiecomité Aristoteles Semitico-Latinus. Palm, L.C. Vakpublicaties Recensie van: M. Oster (ed.), Science in Europe, 1500-1800. A Primary Sources Reader (Basingstoke-New York 2002), en van: M. Oster (ed.), Science in Europe 1500-1800. A Secondary Sources Reader (Basingstoke-New York 2002). In: Ambix 52 (2005), p. 179-180. Recensie van: K. Boersma: Inventing Structures for Industrial Research. A History of Philips NatLab 1914-1946 (Amsterdam 2002). In: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 120 (2005), p. 152-153. Recensie van: Aristoteles, Over dieren, ed. R. Ferwerda (Groningen 2000). In: Gewina 28 (2005), p. 156. Recensie van: Bevolkingsatlas van Nederland. Demografische gegevens van 1850 tot heden (Rijswijk 2003), en: E. Beekink e.a. (red.): Nederland in verandering (Amsterdam 2003). In: Gewina 28 (2005), p. 157. Overige activiteiten Redactielid De Achttiende Eeuw. Redactielid Nieuwe Nederlandse Bijdragen tot de Geschiedenis der Geneeskunde en der Natuurwetenschappen. Voorzitter wetenschappelijke adviesraad Stichting De Hollandse Cirkel. Collegereeks ‘History, role and impact of the natural sciences’ (7,5 ects; Masterprogramma History and Philosophy of Science, Universiteit Utrecht) Collegereeks ‘History of Science’ (7,5 ects; Agrarische geschiedenis, Wageningen Universiteit) Gastcollege ‘Microscopie in de vroegmoderne tijd’, Biomedische opleiding, Universiteit Utrecht. Gastcollege ‘Epistemology of microscopie’, ‘Instruments at work. First Dutch International Summer School in the History of Science’. Docent Instituut voor Geschiedenis en Grondslagen, Universiteit Utrecht. Plv. lid College van Beroep voor de Examens, Universiteit Utrecht. Peeters, G.F.L. Webpublicaties Met E. Kamp: samenstelling databank ‘Titels en teksten’ voor de website ‘Koloniale letteren’, http://kolonialeletteren.itor.org/nl.
80
Rock, J.A.T. Voordrachten ‘Dwangarbeid aan het Koninklijk Instituut. J.H. Halbertsma en zijn editie van Jacob van Maerlant’. Symposium ‘Voorschrift en Vrijheid’, Amsterdam, 18 november 2005. ‘Editing Lodewijk van Velthem’s Spiegel historiael and erecting national literary monuments in the Netherlands and in Flanders’, Conference ‘Histories of editions’, European Society for Textual Scholarship (ests), Amsterdam, 17 december 2005. ‘Matthias de Vries and The Talking Mob. The Standardizing National Dictionary and Its Resistances’, Masterclass Steven Shapin & Simon Schaffer, georganiseerd door wtmc, Huizinga Instituut en Stichting Praemium Erasmianum, Amsterdam, 16 oktober 2005. ‘The History of the Earliest Literary Text Editions in the Netherlands and in Flanders (ca. 1780 – ca. 1860)’. Masterclass Peter Burke, georganiseerd door het Huizinga Instituut, Amsterdam, 25 april 2005. Overige activiteiten Lid van de promovendiraad van het Huizinga Instituut (2005- ) Vertegenwoordiger promovendi Huizinga Instituut voor de Erkenningscommissie Onderzoeksscholen (ECOS), Amsterdam, 5 april 2005. Organisatie symposium ‘Voorschrift en Vrijheid’, Amsterdam, 18 november 2005. Werkcollege ‘Nederlandse Literatuurgeschiedenis 1800-1916’, Bachelor-opleiding Nederlandse Taal en Cultuur, Universiteit van Amsterdam, september 2005 - januari 2006. Schlüter, L.L.E. Vakpublicaties Bijdrage aan de Bibliographie Internationale de l’Humanisme et de la Renaissance 37 (Genève 2005). Met C. Ridderikhoff: ‘Humanists, “Batavian ears”, and Philip II as a Christian soldier in Gouda’. In: W. de Groot et al. (eds.): The seventh window. The King’s window donated by Philip II and Mary Tudor to Sint Janskerk in Gouda (1557) (Hilversum 2005), p. 66-79. Overige activiteiten Bestuurslid Stichting Erasmushuis Rotterdam. Beeldredactie van: I. Broekman: De rol van de schilderkunst in het leven van Constantijn Huygens (1596-1687) (Hilversum 2005: Zeven Provinciën Reeks 23). 81
Surdèl, S. Vakpublicaties Recensie van: J. Céard et al., La France des humanistes. Henri II Estienne, éditeur et écrivain (Turnhout 2003). In: De Gulden Passer 82 (2004), p. 202 – 204. Overige activiteiten Organisatie van de Conferentie Europa Humanistica, Den Haag, 7-8 oktober 2005. Studieverblijf Herzog August Bibliothek, Wolfenbüttel, 8-22 juni 2005. Studieverblijf Gemeentebibliotheek Rotterdam, 10 november 2005. Studieverblijf Universiteitsbibliotheek Groningen, 7-9 december 2005. Teeuwen, M.J. Wetenschappelijke publicaties met A. de Jong: ‘Music I: Antiquity’. In: W.J. Hanegraaff et al. (eds.), Dictionary of Gnosis and Western Esotericism, vol. II, (Leiden-Boston 2005), p. 808-810. ‘Music II: Middle Ages’. In: W.J. Hanegraaff et al. (eds.), Dictionary of Gnosis and Western Esotericism, vol. II, (Leiden-Boston 2005), p. 810-812. ‘The vocabulary of Martianus Capella commentators of the ninth century: some observations’. In: Archivum Latinitatis Medii Aevi 63 (2005), p. 71-81. ‘Martianus Capella’. In: T. Glick, S.J. Livesey, F. Wallis (eds.), Medieval Science, Technology and Medicine. An Encyclopedia, (New York-London 2005), p. 330331. Vakpublicaties ‘Books and Articles from the Netherlands: 2004-2005’. In: Archivum Latinitatis Medii Aevi 63 (2005), p. 306-309. Voordrachten ‘Glossing in close cooperation. Examples from ninth-century Martianus manuscripts’. Congres ‘Storehouses of Wholesome Learning II: The Practice of Learning’, Leiden, 31 augustus - 3 september 2005. ‘Hemelse harmonie in de vroege Middeleeuwen: visies op antieke tradities’. Symposium ‘Harmonie der sferen’, Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur, Universiteit Utrecht, 18 november 2005. ‘Harmony of the spheres in the ninth century: new views on ancient sources’. Congres ‘Armonia Mundi. Musica Mondana e Musica Celeste fra Antichità e Medioevo’, Università ‘Tor Vergata’, Rome, 15-16 december 2005. ‘Het intellectuele bedrijf aan de middeleeuwse universiteiten’. Studium Generale-reeks ‘Geschiedenis en vorming van de universiteit’, Universiteit Leiden, 5 oktober 2005. 82
Overige activiteiten Deelname aan de AiO-cursus Exploring Medieval Manuscripts, Universiteit Utrecht en Universiteit Leiden, 7-9 februari 2005. Colleges Middeleeuws Latijn, Universiteit Utrecht, september-oktober 2005. College ‘De receptie van antieke wetenschap in de vroege middeleeuwen’. Studiedag Middeleeuws Latijn, Universiteit Gent, 21 november 2005. Thijs, B. Vakpublicaties Recensie van: C. Gille (ed.), Magia, alchimia, scienza dal ’400 al ’700. L’influsso di Ermete Trismegisto / Magic, alchemy and science 15th-18th centuries. The influence of Hermes Trismegistus (Venetië-Amsterdam 2002). In: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis / Dutch Archive for church History 2004, p. 471471. Recensie van: Karel van Mander, OlijfBergh (1609), ed. P.E.L. Verkuyl (Hilversum 2004). In: De Zeventiende Eeuw 21 (2005), p. 169-171. ‘Een ‘Const-thoonend iuweel’ [n.a.v.: B. Ramakers, Conformisten en Rebellen, Rederijkerscultuur in de Nederlanden (1400-1650) (Amsterdam 2004)]. In: Queeste 12 (2005) 2, 176-178. Voordrachten ‘Annotations over the centuries: the Ystroom (1671) by Johannes Antonides van der Goes repeatedly reissued’. Congres European Society for Textual Scholarship, Amsterdam, 16 december 2005. Overige activiteiten Redactie van: I. Broekman, De rol van de schilderkunst in het leven van Constantijn Huygens (1596-1687) (Hilversum 2005: Zeven Provinciënreeks 23). Redactie van: P.J. Smith, Het schouwtoneel der dieren. Embleemfabels in de Nederlanden (1567-ca. 1670) (Hilversum 2005: Zeven Provinciënreeks 24). Presentatie editor en twee negentiende-eeuwse uitgaven van de Ystroom (1671) van Johannes Antonides van der Goes, Huygens Instituut, Den Haag, 5 augustus 2005. Trapman, J. Wetenschappelijke publicaties ‘“Een daad van zelfbehoud”. Allard Pierson’s brochure ‘Aan zijne laatste gemeente’ (1865) en de reacties hierop’. In: F.G.M. Broeyer & D.Th. Kuiper (red.), Is ’t waar of niet? Ophefmakende publicaties uit de ‘lange’ negentiende
83
eeuw (Zoetermeer 2005: Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800, vol. 13), p. 192-214. Pjotr Hendrix (1896-1979). Leraar van Gnosis en Liturgie. Herinneringen, beschouwingen en documenten, red. J. Trapman (Den Haag-Leiden 2005). ‘Levensbericht van Pjotr Hendrix (1896-1979)’. In: Pjotr Hendrix (1896-1979). Leraar van Gnosis en Liturgie. Herinneringen, beschouwingen en documenten, red. J. Trapman (Den Haag-Leiden 2005), p. 83-97. Voordrachten ‘Een negentiende-eeuwse bestseller: de Vie de Jésus van Ernest Renan (1863)’. Historisch Gezelschap te ’s-Gravenhage, 25 februari 2005. ‘Erfgoed van Erasmus’. Vereniging van Gereformeerde Studenten te Rotterdam, 6 oktober 2005. ‘Editing the Works of Erasmus. From the Editing Practice of Erasmus Himself to the Editions of his Opera Omnia at Basel (1538-1540), Leiden (1703-1706) and Amsterdam (1969-)’. Congres ‘Histories of Editions’, European Society for Textual Scholarship, Amsterdam, 16 december 2005. Overige activiteiten Secretaris Conseil International pour l’Edition des Oeuvres Complètes d’Erasme. Voorzitter redactiecommissie Opera Omnia Erasmi. Secretaris Erasmus of Rotterdam Society. Lid Advisory Committee Collected Works of Erasmus. Redactielid Erasmusproject Athenaeum-Polak & Van Gennep. Redactielid Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme. Lid ‘Comitato scientifico’ Studi e testi per la storia della tolleranza in Europa nei secoli xvi-xviii. Bestuurslid Vereniging van Vrienden der Koninklijke Bibliotheek. Penningmeester Fédération Internationale des Sociétés et Instituts pour l’Etude de la Renaissance (fisier). Redactie van: Erasmus: Opera Omnia II,3 ed. M. Szymanski. Redactie van: Erasmus: Opera Omnia II,9 ed. F. Heinimann & M.L. van PollVan de Lisdonk. Met W. van Anrooy: organisatie van de 26e ‘Erasmus Birthday Lecture’, Leiden, 27 oktober 2005. Openingscollege over Erasmus voor eerstejaars Economie en Bedrijfseconomie, Erasmus Universiteit Rotterdam, 5 september 2005. Colleges over Erasmus, Faculteit van Historische en Kunstwetenschappen, Erasmus Universtiteit Rotterdam, september-oktober 2005. Stagebegeleiding van N. Snoeren (Radboud Universiteit), project Erasmus.
84
Wals, H. Wetenschappelijke publicaties met J. Kok en K. Mandemakers: ‘City Nomads. Changing Residence as a Coping Strategy, Amsterdam, 1890-1940’, in: Social Science History 29 (2005), p. 15-44. Vakpublicaties Recensie van: G. Verrips, Denkbeelden uit een dubbelleven. Biografie van Karel van het Reve (Amsterdam 2004). In: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 4 (2005), p. 684-686. ‘Constantijn en Christiaan’. In: B. Heijne, M. de Vos, H. Wals, Oude zekerheden en nieuwe wegen, [ed. T. van Kalmthout & A. Kets] (Den Haag 2005), p. 411. Voordrachten ‘Het Huygens Instituut en de bntl’, Rondetafel bntl, Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 14 januari 2005. ‘The Huygens Instituut and the History of Science’. Workshop ‘The Low Countries as a Historical Laboratory. A Research Program on the Circulation of Scientific Knowledge and Practice, 1600-2000’, Landelijke Werkgroep Wetenschapsgeschiedenis, Woudschoten, 27-28 mei 2005. Toespraak bij de feestelijke bijeenkomst t.g.v. het samengaan van het Huygens Instituut en de Afdeling Neerlandistiek van het niwi, Den Haag, 9 juni 2005. Inleiding congres ‘Histories of Editions’, European Society for Textual Scholarship, Amsterdam, 16-17 december 2005. Overige activiteiten Bestuurslid Centrum voor Geschiedenis Migranten. Bestuurslid Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Bestuurslid Henri Polak Stichting. Bestuurslid Stichting Nationaal Vakbondsmuseum. Lid Comité Congres Historical Sciences 2010. Lid projectcommissie Vincent van Gogh, Volledige correspondentie. Voorzitter projectcommissie W.F. Hermans, Volledige werken. Weijers, O. Wetenschappelijke publicaties ‘Quelques observations sur les divers emplois du terme disputatio’. In: J.F. Meirinhos (ed.), Itinéraires de la raison. Etudes de philosophie médiévale offertes à Maria Cândida Pacheco (Louvain-la-Neuve 2005), p. 35-48. 85
‘The Literary Forms of the Reception of Aristotle. Between Exposition and Philosophical Treatise’. In: L. Honnefelder et al. (Hrsg.), Magnus und die Anfänge der Aristoteles-Rezeption im lateinischen Mittelalter (Münster 2005), p. Met M. Gumbert-Hepp: Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi, fasc. 63 (Venensis-Votivus) (Leiden 2005). Met M. Gumbert-Hepp: Lexicon Latinitatis Nederlandicae medii aevi = Woordenboek van het middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, Fasc. 64: (Voto - Z (Leiden 2005). Met M. Gumbert-Hepp: Lexicon Latinitatis Nederlandicae medii aevi = Woordenboek van het middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, Supplementa Corrigenda; Index fontium (Leiden 2005). Le travail intellectuel à la Faculté des arts de Paris (ca. 1200-1500), VI. L-O (Turnhout 2005: Studia Artistarum 13). Vakpublicaties ‘Hommages’. In: Comptes Rendus de l’Académie des Inscriptions et Belles-Lettres, année 2003, fasc. II [2005]), p. 860-861. ‘La Commission léonine et l’histoire intellectuelle du XIIIe siécle’. In: Revue des Sciences Philosophiques et Théologiques 89 (2005), p. 17-21. ‘The medieval disputatio’. In: D.D. Breimer et al., Hora est! On Dissertations [tentoonstellingscatalogus UB Leiden] (Leiden 2005: Kleine Publicaties van de Leidse Universiteitsbibliotheek 71), p. 23-27. Voordrachten ‘The medieval disputatio’. Congres van de International Organisation for the Study of Controversy, Taipei, 20-23 juli 2005. ‘Note d’information’ over de voltooiing van het Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi, Académie des Inscriptions et Belles-Lettres, Parijs, 9 december 2005. Overige activiteiten Bestuurslid Fédération Internationale des Instituts d’Etudes Médiévales (fidem). Voorzitter Nederlandse redactiecommissie Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi (Potthast) Lid redactiecommissie Archivum Latinitatis Medii Aevi (alma). Lid redactiecomité Aristoteles Latinus. Lid redactiecomité Aristoteles Semitico-Latinus. Lid redactiecomité Chr. Jacob et al. (éd.), Les lieux de savoir. Met Louis Holtz: hoofdredactie van de reeks Studia Artistarum. Medewerking aan het Novum Glossarium Mediae Latinitatis. Gastcolleges ‘The study of the Arts Faculty since 1971’ en ‘The disputation at the medieval Arts Faculty’, Scuola Normale Superiore, Pisa, 4-7 april 2005. Begeleiding van het postdoc-project van P. Duhamel, Parijs, over ‘Les questions disputées de musique de l’Université de Paris’. 86
Zundert, J.J. van Onderzoeksprogrammatuur eLaborate, www.e-laborate.nl, releases/versies 20050421, 20050509, 20050613, 20050628, 20050930, 20051004, 20051028 & 20051117. Autonom, http://194.171.119.80:9000/neerlandistiek/autonom/0.6b. Koloniale Letteren, http://kolonialeletteren.itor.org, release 13 januari 2005 (v. 1.0). Handschriftcode-edit distance calculator (FileMaker component), release (v. 1.0). Voordrachten met K. van Dalen-Oskam: ‘Mining the Differences between Penninc and Vostaert’, 17th Joint International Congres of the Association for Literary and Linguistic Computing and the Association for Computing and the Humanities, University of Victoria, Canada, met K. van Dalen-Oskam: ‘The e-Laborate project and the usability of a new textual paradigm’. 17th Joint International Congres of the Association for Literary and Linguistic Computing and the Association for Computing and the Humanities, University of Victoria, Canada, 15-18 juni 2005. met K. van Dalen-Oskam: ‘e-Laborate’, Den Haag, Constantijn Huygens Instituut, 3 februari 2005 met K. van Dalen-Oskam: ‘The voice of the sword or the voice of the court? (Walewein)’. xxi International Arthurian Conference, Utrecht, 24-31 juli 2005; in uitgebreide vorm ook: Den Haag, Huygens Instituut, 24 november 2005. met K. van Dalen-Oskam: Posterpresentatie ‘e-Laborate’ XVIth International Conference of the Association for History and Computing, Amsterdam, 1417 september 2005 Overige activiteiten Medewerking aan: K.H. van Dalen-Oskam, ‘De list van het lexicon. Auteursonderscheiding met behulp van computer-ondersteunde woordenanalyse’. In: Nederlandse letterkunde 10 (2005), p. 212-223. Medewerking aan: Wouter Baars m.m.v. Henk Harmsen e.a., Handboek project management dans, met speciale aandacht voor de werkwijze bij projecten voor software ontwikkeling (Den Haag 2005).
87
88
Vertegenwoordigingen Themadagen ‘Geschiedenis en wijsbegeerte van de biologie’, Utrecht, Departement Biologie, Universiteit Utrecht. Seminars over Hugo Grotius’ De iure praedae, Wassenaar, nias, januari-juni 2005. Workshop Werkgemeenschap Informatiewetenschap, Utrecht, 10-11 januari 2005. Symposium ‘L’Art Nouveau. La Maison Bing’, Amsterdam, Van Gogh Museum, 13-14 januari 2005. Rondetafel ‘Het Huygens Instituut en de bntl’, Gent, kantl, 14 januari 2005. Latinistendag, Amsterdam, 21 januari 2005. Symposium ‘Bloemlezingen van vertaalde poëzie’, Utrecht, Onderzoeksschool Literatuurwetenschap, 27 januari 2005. AiO-cursus ‘Exploring Medieval Manuscripts’, Universiteit Utrecht en Universiteit Leiden, 7-9 februari 2005. Training ‘Scrum and Agile Practices’, Joseph Pelrine, Scrum Alliance, Amsterdam, 7-8 maart 2005. ‘2005 International Interdisciplinary Conference of the Society for Textual Scholarship’, nyu, New York City (vs), 16-19 maart 2005. Stemmatologiedag, Amsterdam, Vrije Universiteit, 18 maart 2005. Workshop over de editie van een Aristoteles-kommentaar van Richard Rufus, San Francisco, 20-25 maart 2005. Studiedag ‘Klassieke reeksen en klassiekenreeksen’, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 13 april 2005. ‘ict en educatie: projectmanagement (waterfall)’, Ir. W. Baars, Amsterdam, 2022 april 2005. Atelier ‘Het lange leven van het pamflet’, Huizinga Instituut - ogc, Utrecht, 29 april 2005. Symposium ‘Versies en interpretaties. Over Genetische Literatuurstudie’, Antwerpen, Vlaamse Vereniging voor Algemene Literatuurwetenschap, 10 mei 2005. Workshops/gebruikersbijeenkomsten E-Laborate, Amsterdam - Den Haag, niwi - Huygens Instituut, 17 mei en 29 november 2005. Workshop ‘The Low Countries as a Historical Laboratory. A research program on the circulation of scientific knowledge and practice, 1600-2000’, Landelijke Werkgroep Wetenschapsgeschiedenis, Woudschouten, 27-28 mei 2005. Discussiebijeenkomst ‘De toekomst van de neerlandistiek’, Amsterdam, 2 juni 2005. Internationale conferentie ‘Beyond the Canon. History for the Twenty-first Century’, Rotterdam, 16-17 juni 2005. Hofwijck-dag, Voorburg, 31 juni 2005. 21e congres van The International Arthurian Society, Utrecht, 24-31 juli 2005. 89
Congres ‘Extreme Markup Languages’, Montréal, Canada, 1-5 augustus 2005. ‘Interactiviteit in de erfgoedsector, Amsterdam New Media Institute (anmi) Digitaal Erfgoed Nederland (den) - Virtueel Platform, 22-23 augustus 2005. ‘Digital Resources for the Humanities’, Lancaster, 4-7 september 2005. ‘Nut en noodzaak van een Akademiebibliotheek’, Leeuwarden, Fryske Akademy, 9 september 2005. Symposium ‘Gauguin’s Vision’, Edinburgh, National Gallery of Scotland, 30 september - 1 oktober 2005. Conferentie ‘Europa Humanistica’, Den Haag, 8 oktober 2005. Besloten workshop embleemproject, Glasgow, 10-14 oktober 2005. Erasmus Birthday Lecture door Dr. Miekske van Poll - van de Lisdonk, Leiden, 27 oktober 2005. Discussiebijeenkomst ‘Leescultuur onder vuur’, 28 oktober 2005, knaw, Amsterdam. Congres ‘Wat is het ons waard? Commercie en de autonomie van literatuur’, Leiden, 29 oktober 2005. Symposium ‘Ik ben met niemand solidair’ over W.F. Hermans, Amsterdam, 6 november 2005. Neolatinistendag, Amsterdam, 11 november 2005. ‘Colloquium Didacticum Neo-Latinum’, Antwerpen, 12 november 2005. Conferentie ‘XP Days 2005’, Rotterdam, 17-18 november 2005. ‘Dag van de biografie’, Dordrecht, 18 november 2005. Symposium ‘Voorschrift en vrijheid’, Amsterdam, Werkgroep Negentiende Eeuw, 19 november 2005. Workshop ‘Liturgical Identities in the Carolingian World, Wassenaar, nias, 24-25 november 2005. Studiedag Tekstgenese ‘Worden als zijn. Over de wordingsgeschiedenis als thema van literaire teksten’, Antwerpen, 1 december 2005. Workshop ‘Succesvol aanvragen van nwo-gelden voor letterkundig onderzoek’, Utrecht, 8 december 2005. Studiedag ‘Boekgeschiedenis in het kwadraat, Context en casus’, Brussel, 9 december 2005. Congres ‘Histories of Editions’, Amsterdam, European Society for Textual Scholarship, 16-17 december 2005.
90
Stages Willem van Koppen (Universiteit van Amsterdam) Project WF Hermans Caroline van Rooij (Universiteit Utrecht) Project Verzameld Werk Willem Elsschot Nadja Snoeren (Radboud Universiteit) Projecten Erasmus en Hemsterhuis David de Vos (Rijksuniversiteit Groningen) Project Herman Gorter: Correspondentie Josje van Zwieten (Universiteit Utrecht) Project Gruuthuse
91