Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland Een toekomstgerichte studie in opdracht van de HDP-Commissie
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland Een toekomstgerichte studie in opdracht van de HDP-Commissie
Dr. A.F. Correljé Erasmus centre for Sustainable development & Management (ESM)/ Toegepaste Economie, Erasmus Universiteit Rotterdam
September 2000
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
4
Voorwoord
Het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change (IHDP) bestaat in haar huidige vorm sinds 1996. Het is een internationaal, interdisciplinair, niet-gouvernementeel sociaal-wetenschappelijk programma dat zich richt op het stimuleren en coördineren van beschrijvend, analyserend en verklarend onderzoek met betrekking tot de menselijke aspecten van global environmental change. IHDP voorziet in een compleet internationaal kader voor onderzoek naar economische, sociale en culturele processen en hun samenhang met fysieke milieuverschijnselen. IHDP heeft de volgende Science Projects onderscheiden: Land-Use and LandCover Change (LUCC), Global Environmental Change and Human Security (GECHS), Institutional Dimensions of Global Environmental Change (IDGEC), en Industrial Transformation (IT). De HDP-Commissie van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen stimuleert hoogwaardig sociaal-wetenschappelijk global changeonderzoek en de totstandkoming van de noodzakelijke onderzoekscapaciteit door een verbinding te leggen tussen de Nederlandse onderzoeksgemeenschappen van sociaal-wetenschappelijke onderzoekers en IHDP. Daarmee draagt de HDP-Commissie bij aan de onderzoeksstrategie van IHDP, die een bottom-up benadering propageert, wat wil zeggen: vanuit de (nationale) onderzoeksgemeenschappen zelf. De HDP-Commissie streeft door middel van bijgaande notitie, opgesteld door dr. A.F. Correljé in overleg met de Commissie, naar de identificatie van sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s die in het bijzonder voor Nederland van belang zijn en waar een Nederlandse bijdrage aan het onderzoek een internationale meerwaarde kan genereren. De HDP-Commissie legt, met andere woorden, haar eigen prioriteiten, zo de lezer wil: Nederlandse accenten, binnen – en soms naast – de Science Projects van IHDP. De HDP-Commissie zal de komende tijd met de notitie van Correljé in de hand, zelf gaan nadenken over de beste strategie die gevoerd kan worden om de drie voorgestelde thema’s: instituties, integrated assessment, en duurzaam gebruik van land en water (inclusief urbanisatie), beter voor het internationale voetlicht te krijgen. Dit zijn thema’s die nog onvoldoende binnen de internationale onderzoekersgemeenschappen waren opgepakt. Wat betreft de Nederlandse onderzoeksgemeenschappen van sociaal-wetenschappelijke global change-onderzoekers hoopt de HDP-Commissie dat deze thema’s een rol kunnen (blijven) spelen als er accenten worden gelegd in de internationale onderzoeksprogramma’s en onderzoeksprogramma’s van de ministeries van OCenW, EZ, VROM en VenW, van NWO, en van de universiteiten. Prof. dr. J.B. Opschoor voorzitter HDP-Commissie
HDP-Commissie
5
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
6
Inhoudsopgave
Summary 9 1.
Inleiding en samenvatting
13
2.
en de Nederlandse HDP-Commissie 15 – Het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change – De Nederlandse HDP-Commissie 16 IHDP
3.
De inbedding van sociaal-wetenschappelijke global change-onderzoeksthema’s 17 – Categorieën van onderzoek 18 – De ‘markt’ voor Nederlandse sociaal-wetenschappelijke global change-kennis 19
4.
Een marktverkenning 21 – Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 21 – De Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuur Onderzoek 25 – Gamma Milieu- en natuuronderzoek in Nederland 26 – Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 28 – Het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering-2 29 – Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en Economische Zaken (EZ) 30 – Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) 31 – Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu (Novem) 31 – Beweging in het veld 32
5.
De onderzoekers, de gebruikers en de onderzoeksprogramma’s: voorkeuren voor thema’s – De onderzoekers en de gebruikers 35 – De thema’s en de onderzoeksprogramma’s 37
6.
De Nederlandse sociaal-wetenschappelijke global change-onderzoeksthema’s – Instituties 42 – Integrated Assessment 45 – Duurzaam gebruik van land en water 48
15
35
41
Appendix I De internationale setting 51 – Land-Use and Land-Cover Change (LUCC, co-sponsored bij IGBP) 51 – Global Environmental Change and Human Security (GECHS) 52 – Institutional Dimensions of Global Environmental Change (IDGEC) 53 – Industrial Transformation (IT) 54 – The National Research Council, ‘Human Dimensions of Global Change: Research Pathways for the next decade’ 56 – IGES International Open Meeting in the Shonan Village of Japan in June 1999 57 – OECD Environmental Programme 58 – EU 5th Framework Programme 59
HDP-Commissie
7
Appendix II Interviews
60
Appendix III Afkortingenlijst Bronnen
61
63
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
8
Summary
Problems of global change, associated with climate change and water management, are perceived as increasingly urgent. New issues emerge around the implementation of the Kyoto Protocol. Imperative questions are being asked about the impacts of continuing economic growth and free trade on the global environment, and about the way in which these impacts can be addressed. Difficulties in the management of water systems suggest the need for more effective, integral approaches to the governance of those systems. The analysis of these problems and their consequences for humankind, as well as the formulation of strategies to reduce the impacts, urge for global change problems to be translated into research questions for the social sciences. The four ‘International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change’ (IHDP) Science Projects have produced considerable progress in this field. The Netherlands HDP Committee intends to influence national organisations like Departments, the Netherlands Organisation for Scientific Research (NWO), and the universities in their decisions regarding the funding of social scientific global change research. This report suggests that the most promising way forward for the Netherlands HDP Committee is to formulate a limited number of themes for research, taking into notice the research infrastructure in the Netherlands. Research projects can be undertaken under the auspices of various Dutch and foreign programmes and organisations. Yet, through formulating a limited number of research themes, the Netherlands HDP Committee seeks to provide a comprehensive framework for embedding strategic and fundamental social sciences research. The establishment of such a framework will contribute to the exchange and mutual reinforcement of ideas, resources and results and, thus, to an enhanced role of the social scientific global change research in the Netherlands. The report proposes three main foci for social scientific global change research in the Netherlands, namely: 1) Institutions; 2) Integrated Assessment; and 3) Sustainable Use of Land and Water. Research contributions in the Netherlands to these themes are expected to contribute to results that can be generalised towards research elsewhere in the world. The themes are attracting the interest of researchers as well as of policy makers. On the basis of consultations with amongst others representatives of the academic research community in the Netherlands and users of knowledge, the report illustrates how the themes are embedded in the traditions and the capacity of the research infrastructure in the Netherlands and in present and future national and international global change research programmes. Institutions are a central concept in social sciences, as ‘systems of rules, decision-making procedures, and programs that give rise to social practices, assign roles to the participants of these practices, and guide interactions among the occupants of the relevant roles’ (IDGEC 1999: 14). Therewith, institutions are a crucial element in IHDP Science Projects – and in other national and international global change research programmes –, as elements in the explanations and in the solutions of environmental problems. Main issues are: the problem of fit, addressing divergent levels
HDP-Commissie
9
of scale of institutional arrangements and of the physical systems involved; and the problem of interplay, addressing undesired interdependencies between different elements of institutional arrangements. A broad definition of the phenomenon ‘institutions’ is pragmatically embraced, allowing for the use of different, complementary institutional concepts. Indeed, the fact that ‘Institutions’ play a central role in many disciplinary theories, may allow for the connection of these separate disciplines at the theoretical level. The theme of institutions addresses a wealth of (multi)disciplinary research questions in part of a theoretical and methodological nature that are crucial in the development of effective and efficient policies. Integrated assessment (IA) is a method of analysis that is often characterised as ‘promising’ in respect of IHDP Science Projects, while being under severe criticism at the same time. IA intends to analyse complex problems by connecting the levels of scale and time, sectors, themes and disciplines. A definition is: ‘Integrated Assessment is an interdisciplinary process of combining, interpreting and communicating knowledge elements from different scientific disciplines in such a way, that it enables the analysis of relevant aspects of a societal problem in an interrelated manner’ (Rotmans 1998). IA, thus, may facilitate crossing the bridge between the natural sciences and the social sciences. Within IA two methodological paths are to be distinguished: the so called analytical approach and the so called participative approach. The analytical approach develops insights within a formalised framework of models, scenarios and risk analyses. The participative approach is geared towards structured collecting the insights and knowledge from relevant societal actors (citizens, businesses, policy makers and scientists). Both approaches are complementary and can be applied separate or in combination, mutually reinforcing each other. Important research issues involve: the formulation of formal links between submodels, the development of coherent social scientific modules, the combination of levels of abstraction and scale, the integration of the analytical and participative approach, etc. Promising developments, moreover, emerge from progress in programming techniques and computer capacity. Sustainable Use of Land and Water is a crucial domain for research. The understanding of which is an essential element in the strategy towards a sustainable society (LUCC 1999): ‘Central to these trajectories are rural-urban dynamics in a world of large, sprawling urban areas competing for peri-urban land, changing production-consumption relationships in their hinterlands. Inherent in this tension between urban and rural land uses is the degradation of aquatic systems, with consequences for urban populations, brought about by nutrient run-off and soil erosion from agriculture and tropospheric pollution, affecting agriculture, and generated by the urban sector.’ Problems like erosion, mega-cities, sub-urbanisation, water scarcity and flooding, transport congestion, degradation of ecosystems, are a consequence of the lack of control and co-ordination of the several modes of land use and water use, and the physical and social effects thereof. As most of these problems are translated into policy issues, isolated within their own institutional context, it is difficult to grasp their relatedness. Also the scientific approaches of land use and water use are divided over separate physical and social scientific disciplines.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
10
The theme Sustainable Use of Land and Water acknowledges the complex interrelationships of, on the one hand, the several factors that determine the way in which people use land and water and, on the other hand, specific types of use and the physical consequences thereof. Regarding the role of social scientific aspects, it attempts to achieve an integration of and co-operation between relevant disciplines and fields of research, that have operated alongside each other, so far. In striving for a sustainable mode of governance for land and water, it seems necessary to combine approaches that analyse specific types of use, the role of drivers therein – such as economic development, liberalisation, (de)centralisation, internationalisation, and the ‘greening’ of society – within multidisciplinary perspectives.
HDP-Commissie
11
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
12
1.
Inleiding en samenvatting
Problemen met betrekking tot global change, met name op het gebied van klimaat- en waterbeheer, worden als steeds urgenter ervaren. Zo doen zich bijvoorbeeld nieuwe problemen voor bij de implementatie van het Kyoto-Protocol. Ook is het de vraag wat de invloed van voortschrijdende economische groei en toenemende vrijhandel in grote delen van de wereld is op milieuvraagstukken en op de mogelijkheden tot aanpak daarvan. Er bestaat bovendien een steeds sterker streven naar effectieve, integrale benaderingen voor het beheer van watersystemen. Zowel de evaluatie van de gevolgen van deze mondiale problemen als de aanpak daarvan, vragen in toenemende mate om sociaal-wetenschappelijke vertalingen van deze vraagstukken op verschillende lagere analytische en ruimtelijke schaalniveaus, in samenhang met natuurwetenschappelijke analyses. De sociaal-wetenschappelijke analyse en de aanpak van deze problemen op het geëigende institutionele, sectorale en ruimtelijke schaalniveau en het ontwerpen van geschikte instrumenten van sturing vragen om de ontwikkeling van bijvoorbeeld: – kennis met betrekking tot de verschillende soorten determinanten van het (collectieve) gedrag van actoren; – verdere sociaal-wetenschappelijke inzichten in de determinanten en sturing van technologieinnovatie, -diffusie en -implementatie; – inzicht in de mogelijkheden die verschillende (internationale) systemen van milieu‘governance’ bieden. De sociaal-wetenschappelijke kennisbasis met betrekking tot deze vraagstukken is nog te smal. Internationaal is echter de laatste jaren op verschillende onderdelen van het ‘International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change’ (IHDP) aanzienlijke vooruitgang zichtbaar. Nederland heeft hieraan – vanuit haar relatieve voorsprong wat betreft de sociaalwetenschappelijke kennisbasis, waaronder de bèta-gamma-interface – in belangrijke mate bijgedragen. In de nabije toekomst zal de sociaal-wetenschappelijke component nog sterker uit de verf moeten komen. Om de vooraanstaande positie van Nederland op dit gebied te behouden, is het van belang een goed inzicht te krijgen in voor Nederland kansrijke onderzoeksthema’s. De HDP-Commissie wil organisaties als de ministeries van OCenW, EZ, VROM en VenW, de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), en de universiteiten beïnvloeden in hun besluitvorming rond de toekomstige onderzoeksfinanciering voor deze thema’s. Daartoe heeft de HDP-Commissie het voornemen een toegankelijk rapport samen te stellen dat in hoofdlijnen weergeeft welke redelijk grootschalige thema’s voor Nederland van belang zijn. Een Nederlandse bijdrage aan deze thema’s zal een internationale meerwaarde moeten genereren voor het sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek, in die zin dat de resultaten ervan generaliseerbaar zijn en ook elders toepassing kunnen vinden. Het onderhavige rapport is de weerslag van dit voornemen van de HDP-Commissie.
HDP-Commissie
13
In dit rapport wordt de vraag beantwoord welke sociaal-wetenschappelijke onderzoeksthema’s met betrekking tot global change nationaal en internationaal worden aangemerkt als belangrijk. Bovendien wordt nagegaan hoe deze thema’s aansluiten bij de traditie en capaciteit van Nederlandse onderzoeksgroepen en bij nationale en internationale onderzoeksprogramma’s op het gebied van deze thema’s. Teneinde deze vragen te beantwoorden en onderzoeksthema’s te selecteren wordt in de Secties 2 en 3 van dit rapport een aantal stappen gezet: – de doelstelling en uitgangspositie van de HDP-Commissie worden uiteengezet; – aangegeven wordt met welke factoren en organisaties rekening gehouden dient te worden bij het formuleren van de thema’s; – er wordt een typologie van onderzoek gepresenteerd; – de positie en strategie van de voornaamste organisaties worden geschetst; – de voorkeuren voor onderzoeksthema’s bij sociaal-wetenschappelijke onderzoekers en gebruikers, alsmede de inbedding in onderzoeksprogramma’s worden in kaart gebracht. Bovengenoemde vragen worden beantwoord aan de hand van reeds beschikbare nationale en internationale scoping-studies, onderzoeksagenda’s, etc. Daarnaast zullen de opvattingen en inzichten van een beperkt aantal – in overleg met de HDP-Commissie geselecteerde – deskundigen op het gebied van sociaal-wetenschappelijk global change onderzoek verwerkt worden. Deskundigen zijn de leden van de HDP-Commissie, andere wetenschappelijke deskundigen, vertegenwoordigers van onderzoeksfinancierende instanties, relevante ministeries, etc. Sectie 4 concludeert dat het voor de hand ligt dat de HDP-Commissie door middel van het formuleren van geschikte onderzoeksthema’s aansluiting zoekt bij de Nederlandse onderzoeksinfrastructuur. Anticiperend op deze omstandigheden kan een door de HDP-Commissie gekozen thema een samenhangend kader bieden voor strategisch en fundamenteel onderzoek. Deelvragen van fundamenteel, dan wel meer strategisch, karakter kunnen dan ondergebracht worden bij de daarvoor in aanmerking komende Nederlandse en buitenlandse onderzoeksprogramma’s en -organisaties. Op basis van de consultatie van deskundigen zijn in Sectie 5 drie thema’s onderscheiden die voor Nederland van belang zijn. Deze thema’s zijn: Instituties, Integrated Assessment, en Duurzaam gebruik van land en water. Deze thema’s worden algemeen als belangrijk en interessant gezien en sluiten aan op de onderzoeksprogrammering van nationale en internationale organisaties. In Sectie 6 worden de drie thema’s kort gekarakteriseerd, waarbij de mate aangeven is waarin ze mogelijkheden bieden voor multidisciplinaire samenwerking en voor het formuleren van wetenschappelijk strategische kennisvragen. Ook wordt aangegeven hoe ze aansluiten op elementen van verschillende internationale onderzoeksprogramma’s.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
14
2.
IHDP
en de Nederlandse HDP-Commissie
Het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change Het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change (IHDP) is een internationaal, interdisciplinair, niet-gouvernementeel sociaal-wetenschappelijk programma dat zich richt op het stimuleren en coördineren van beschrijvend, analyserend en verklarend onderzoek met betrekking tot de menselijke aspecten van global environmental change. Het voorziet in een compleet internationaal kader voor onderzoek naar economische, sociale en culturele processen en hun samenhang met fysieke milieuverschijnselen. De eerste stappen tot dit programma werden gezet in de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw, door overwegend sociaal-wetenschappelijke onderzoekers onder de vlag van de International Social Science Council (ISSC). Het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change (IHDP) werd gelanceerd in 1990 door de ISSC als het Human Dimensions Programme (HDP). In 1996 voegde de International Council of Scientific Unions (ICSU) zich bij de ISSC als medesponsor van IHDP. Het opnieuw gestructureerde IHDP is partner van het International GeosphereBiosphere Programme (IGBP), het World Climate Research Programme (WCRP) en DIVERSITAS. Deze Global Environmental Change (GEC)-programma’s richten zich onder meer op klimatologische, biochemische, sociaal-economische en biodiversiteits-aspecten van global environmental change. De sociale dimensie van global environmental change behelst de oorzaken en de consequenties van individueel en collectief gedrag van mensen. Hier wordt met name gedoeld op veranderingen die modificaties van de fysieke en biologische systemen op aarde tot gevolg hebben en die van invloed zijn op de menselijke quality of life en duurzame ontwikkeling in verschillende delen van de wereld. De kernvragen voor het onderzoek zijn: – Hoe is de wisselwerking tussen mensen en hun samenlevingen en de natuurlijke omgeving? – Wat zijn daar de gevolgen van? – Hoe kunnen individuen en samenlevingen zich aanpassen aan milieueffecten? – Hoe zal beleid ten aanzien van het milieu van invloed zijn op economische en sociale omstandigheden, nu en in de toekomst (HDP 1999)? Deze vraagstukken worden benaderd door middel van vier IHDP Science Projects. Deze projecten spelen een sleutelrol met betrekking tot: (i) het identificeren en stimuleren van nieuwe sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksactiviteiten in kerngebieden; (ii) het stimuleren van internationale samenwerking; (iii) het met elkaar in contact brengen van beleidsmakers en onderzoekers.
HDP-Commissie
15
De projecten zijn: – Land-Use and Land-Cover Change (LUCC 1999) – Global Environmental Change and Human Security (GECHS 1999) – Institutional Dimensions of Global Environmental Change (IDGEC 1999) – Industrial Transformation (IT 1999) De Nederlandse HDP-Commissie In vele landen zijn nationale HDP-Commissies opgezet. Deze nationale commissies vormen een belangrijke verbinding tussen de nationale onderzoeksgemeenschappen van sociaalwetenschappelijke onderzoekers, IHDP en de onderzoeksprojecten. Zij zijn een essentieel onderdeel van de onderzoeksstrategie van IHDP, die een bottom-up benadering propageert. De Nederlandse HDP-Commissie werd in 1994 opgericht als subcommissie van de SociaalWetenschappelijke Raad (SWR) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De belangrijkste doelstellingen zijn het aanmoedigen van de deelname van Nederlandse sociaal-wetenschappelijke onderzoekers aan nationaal en internationaal global change-onderzoek en het leggen van contacten tussen deze onderzoekers en financierende instanties. Hiertoe stimuleert de HDP-Commissie hoogwaardig sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek en de totstandkoming van de noodzakelijke onderzoekscapaciteit in Nederland. De HDP-Commissie ontwikkelt initiatieven in nauwe samenwerking met IHDP en neemt deel in internationale global change-programma’s, zoals het International Geosphere-Biosphere Programme (IGBP) en het World Climate Research Programme (WCRP). Bovendien worden verbintenissen met nationale en internationale organisaties op het gebied van onderzoek en global change ondersteund. In internationaal opzicht vormen de vier bovengenoemde IHDP-Science Projects een oriëntatiepunt voor de HDP-Commissie. De Nederlandse thema’s zullen een duidelijk aanwijsbare en herleidbare bijdrage moeten kunnen leveren aan de vier IHDP-Science Projects. De HDP-Commissie ontwikkelt verschillende strategische activiteiten. De belangrijkste daarvan betreft het overbruggen van de kloof tussen de Nederlandse gemeenschap van sociaalwetenschappelijke onderzoekers en de hierboven genoemde vier velden van onderzoek in het kader van het IHDP. Doelstelling hierbij is dat Nederlandse onderzoekers gestimuleerd worden een relevante en algemeen te generaliseren bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van kennis en wetenschappelijke inzichten, die in een bredere (mondiale) context inzetbaar is. Hiertoe streeft de HDP-Commissie naar het identificeren van sociaal-wetenschappelijke global change-onderzoeksthema’s die voor Nederland van belang zijn en waar een Nederlandse bijdrage aan het onderzoek een internationale meerwaarde kan genereren.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
16
3.
De inbedding van sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s
Bij het formuleren van sociaal-wetenschappelijke onderzoeksthema’s rond global change acht de HDP-Commissie het nadrukkelijk van belang dat die thema’s ingebed zijn in het veld van onderzoekers, onderzoekfinancierende organisaties en de gebruikers van onderzoek. De zorg voor een degelijke inbedding komt allereerst voort uit het streven naar synergie en efficiëntie in de ontwikkeling van sociaal-wetenschappelijke global change-kennis. Hiertoe dienen onderzoeksthema’s zodanig geformuleerd te worden, dat zij aansluiten bij de reeds aanwezige kennis, ervaring, capaciteiten, interesses en netwerken van onderzoekers; dat zij de bestaande wetenschappelijke inzichten en kennis tot verdere ontwikkeling kunnen brengen; én dat zij zich richten op global change-vraagstukken van algemeen belang die kunnen bijdragen aan beleidsontwikkeling. Een andere belangrijke reden voor aansluiting bij het veld is het feit dat de HDP-Commissie zelf geen onderzoeksfondsen beheert. Dit betekent dat, wil de HDP-Commissie specifiek sociaalwetenschappelijk global change-onderzoek stimuleren, zij van derden afhankelijk is voor het uitvoeren en voor het financieren van dit onderzoek. De HDP-Commissie kan enerzijds pogen instanties die wel fondsen voor onderzoek beheren te motiveren tot het formuleren van onderzoeksprogramma’s die ruimte bieden voor sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s. Anderzijds kan de HDP-Commissie haar onderzoeksthema’s zodanig formuleren dat ze inhoudelijk aansluiten op bestaande, of toekomstige, onderzoeksprogramma’s van derden. De ene strategie sluit bovendien de andere niet uit. De noodzaak tot aansluiting bij de onderzoeksprogrammering van derden impliceert dat er bij de formulering van de thema’s rekening gehouden dient te worden met de mogelijkheden, de wensen, de ervaringen, de inzichten en de visies van deze verschillende partijen. De HDP-Commissie acht het noodzakelijk onderzoeksthema’s toe te snijden op partijen die, strategisch en inhoudelijk gezien, van overwegend belang zijn. Het is bovendien de bedoeling dat de invulling van de sociaalwetenschappelijke global change-onderzoeksthema’s zowel voor de onderzoekers als voor de gebruikers van onderzoek een maximale ‘opbrengst’ genereert. Bij de samenstelling van de thema’s dient dan ook rekening gehouden te worden met het vermijden van lacunes en doublures en met het profiteren van mogelijkheden tot synergie. Hiertoe dienen de juiste kennisvragen, op de juiste manier geformuleerd, bij de juiste partij neergelegd te worden. Hieronder zullen de belangrijkste partijen en hun preferenties in kaart gebracht worden. Allereerst zal, ter verduidelijking van de rol(len) van deze actoren, een nadere indeling en karakterisering van het sociaal-wetenschappelijke global change-onderzoek plaatsvinden.
HDP-Commissie
17
Categorieën van onderzoek De Nederlandse traditie van sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek kenmerkt zich door relatief korte lijnen tussen: (a) de ‘gebruikers’ van de onderzoeksresultaten bij ministeries en andere beleidsinstanties; (b) de sociaal-wetenschappelijke onderzoekers; en (c) de andere betrokken organisaties. Beleidsmakers streven ernaar in de vormgeving en implementatie van milieubeleid de vruchten te plukken van beleidsrelevant onderzoek, dat zij hiertoe (mede)financieren (zie ook Leroy, Nelissen 1999). Binnen deze context is het van belang een onderscheid te maken naar soorten onderzoek en de motieven voor het verrichten van dat onderzoek. Een onderscheid is te maken in toegepast, fundamenteel en strategisch onderzoek. Toegepast onderzoek betreft het aanwenden van reeds beschikbare kennis voor het beantwoorden van voorliggende beleidsvragen. Voor overheden op verschillende niveaus is toegepast onderzoek essentieel voor het ontwerpen, implementeren en onderhouden van beleid. Ook particuliere organisaties en zogenoemde Non Governmental Organisations (NGO’s) maken gebruik van dit soort kennis, vooral waar het vragen betreft die niet tot de routine van een organisatie behoren. Vaak betreft het concrete vragen, die door actuele maatschappelijke of politieke ontwikkelingen gegenereerd worden en die snelle, eenduidige beantwoording behoeven. Voor wetenschappelijk onderzoek is de beantwoording van dit soort vragen geen uitdaging. Het levert geen wetenschappelijke verdieping en erkenning op en het telt niet mee in de ‘wetenschappelijke output’ van de onderzoeker. De meest voor de hand liggende uitvoerders van dit onderzoek zijn de publieke onderzoeksinstituten en vooral de gespecialiseerde consultancy- en adviesbureaus. Fundamenteel onderzoek heeft wetenschappelijke ontwikkeling en verdieping als voornaamste doelstellingen. Het is ‘curiosity driven’. Deels zal dit soort onderzoek disciplinair van aard zijn. Deels zal het discipline-overstijgend zijn; vernieuwing komt immers vaak voort uit disciplinaire kruisbestuiving. De ‘programmering’ van dit soort onderzoek vindt over het algemeen plaats door vakgenoten, die ingediende voorstellen in competitie evalueren en primair waarderen op basis van het belang voor wetenschappelijke voortgang. De directe maatschappelijke en beleidsrelevantie van de onderzoeksvragen staat op een lager plan, hoewel die relevantie natuurlijk niet geheel afwezig is. De voornaamste uitvoerders van dit onderzoek zijn de universitaire vakgroepen en onderzoekscholen. Strategisch onderzoek richt zich op de beantwoording van vragen uit de beleidspraktijk waarop geen direct antwoord gegeven kan worden. Belangrijke aspecten van dit soort onderzoek zijn de analyse van het (veronderstelde) probleem en de vertaling daarvan in relevante, te beantwoorden kennisvragen. Vaak vereist de beantwoording van deze vragen een discipline-overstijgende benadering. De vraagstukken kenmerken zich enerzijds door beleidsrelevantie en anderzijds door het feit dat zij onderzoekers confronteren met nieuwe, mogelijk interessante en uitdagende problemen.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
18
De ‘markt’ voor Nederlandse sociaal-wetenschappelijke global change-kennis De context waarbinnen de HDP-Commissie belangrijke en kansrijke onderzoeksthema’s wil formuleren, kan beschreven worden in termen van de economische metafoor van een ‘markt’ voor sociaal-wetenschappelijke global change-kennis. In deze markt zijn verschillende vragers en aanbieders actief. Aan de vraagzijde vinden we, ten eerste, overheidsorganen die beleid formuleren en uitvoeren, zoals ministeries (met name de ministeries van VROM en EZ), en lagere overheden, en organisaties als Novem. In mindere mate spelen de ministeries van Verkeer en Waterstaat, en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een rol. Onderzoek naar global change-vraagstukken die van belang zijn voor het buitenlands beleid wordt geëntameerd door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Dit gebeurt deels rechtstreeks via de onderzoekers en deels via internationale organisaties en onderzoeksprogramma’s waaraan Nederland deelneemt. De tweede categorie vragers bestaat uit private actoren en NGO’s. In de derde categorie bevinden zich de nationale onderzoeksinstituten, zoals het RIVM en het ECN. Deze instituten hebben een behoefte aan kennis vanuit hun beleidsvoorbereidende functie. Net als de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek – de vierde categorie – zijn deze instituten naast hun rol als vrager tegelijkertijd ook aanbieder van kennis. Het RIVM en het ECN verrichten zelf veel – grotendeels – toegepast onderzoek. En bij de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek zijn de resultaten van afgerond onderzoek een cruciale input voor nieuw onderzoek. Aan de aanbodzijde vinden we, ten eerste, de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek; onderzoek dat veelal fundamenteel en strategisch van karakter is. Vervolgens zijn er de nationale onderzoeksinstituten, zoals het RIVM, het ECN, het CPB, etc. De derde categorie aanbieders, van met name toegepast onderzoek, bestaat uit consultants en adviesbureaus. Naast vragers en aanbieders zijn er intermediaire instituties actief op de ‘markt’ voor sociaalwetenschappelijke global change-kennis. Het betreft instituties als de Raad voor het Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) en NWO, die verschillende rollen spelen bij: – het verzamelen en bewerken van informatie met betrekking tot de specifieke kennisbehoeften bij de verschillende vragers en de karakteristieken van het potentiële aanbod; – het bij elkaar brengen van vragers en aanbieders; – het bundelen van “pakketten” kennisvragen; – het afsluiten van contracten tussen vragers en aanbieders; – het financieren van onderzoek. In samenwerking met andere organisaties zijn de RMNO en NWO betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van meer of minder specifieke onderzoeksprogramma’s. De belangrijkste daarvan zijn de NWO-programma’s Milieu en Economie, Energie-onderzoek, en Duurzaamheid en Milieukwaliteit; het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering-2 (NOP-2); en het in ontwikkeling zijnde strategisch onderzoeksprogramma Gamma Milieu- en Natuuronderzoek in Nederland (GAMIN). Deze onderzoeksprogramma’s zijn van groot belang omdat daar specifieke thema’s voor onderzoek gedefinieerd worden, en omdat de verdere vormgeving van deze onderzoeksprogramma’s een belangrijke rol speelt in de manier waarop de individuele onderzoeksprojecten – of delen daarvan – met elkaar in verband gebracht worden, door bijvoorbeeld workshops, symposia, en gezamelijke publicaties.
HDP-Commissie
19
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
20
4. Een marktverkenning
De HDP-Commissie wil in de hierboven geschetste ‘markt’ voor onderzoek een stimulerende rol spelen ten aanzien van specifieke, veelbelovende kennissegmenten. Het doel van de onderhavige korte studie is deze segmenten nader te specificeren. Nagegaan wordt welke behoeften er bestaan aan sociaal-wetenschappelijke global change-kennis, vanuit het perspectief van zowel de vraag als het aanbod1. Het veld waarin de HDP-Commissie haar aanbevelingen voor onderzoeksthema’s wil lanceren, biedt een complexe aanblik. Bovendien is het geen stabiel veld. Sommige elementen ervan zullen op afzienbare termijn verdwijnen en er zullen verschuivingen plaatsvinden in aandachtsgebieden van verschillende actoren. Deze omstandigheden hebben tot gevolg dat de definitie van sociaalwetenschappelijke global change-onderzoeksthema’s sterk rekening zal moeten houden met de toekomst van het Nederlandse onderzoeksveld. Hieronder volgt een korte bespreking van de belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot de onderzoeksprogrammering van een beperkt aantal instanties (NWO, de RMNO, de ministeries van EZ en VROM, het RIVM, het ECN, en Novem), en bestaande (NOP-2, NWO-onderzoeksprogramma’s) en nieuwe onderzoeksprogramma’s (GAMIN, een vervolg op het NOP-2). Gegeven de strekking en omvang van deze korte studie kan er slechts beperkt aandacht besteed worden aan (onderdelen van) de meest relevante organisaties en onderzoeksprogramma’s. Het universitaire aanbod van onderzoek dat niet direct voorkomt uit tweede-geldstroomprogramma’s wordt niet in beschouwing genomen in deze Sectie, maar in de evaluatie van de consultatie met onderzoekers in Sectie 5. De hieronder samengevatte ontwikkelingen en standpunten zullen vervolgens in beschouwing genomen worden bij het formuleren van Nederlandse sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s in Sectie 5 en 6. Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek2 De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) speelt een centrale rol in het veld. Wat betreft het sociaal-wetenschappelijke global change-onderzoek voert NWO verschillende stimulerings- en prioriteitprogramma’s uit binnen de verschillende wetenschapsgebieden, met name binnen de Maatschappij- en Gedragswetenschappen (MaG) en, in geringere mate, binnen de Aarden LevensWetenschappen (ALW) en het Wetenschappelijk Onderzoek in de TROpen (WOTRO). Deze programma’s zijn van belang in de zin dat ze een ijkpunt vormen voor wat er reeds aan onderzoek gedaan wordt en voor de ideeën die er leven voor nieuw onderzoek.
1 2
Zie voor een overzicht van de situatie in het midden van de negentiger jaren van de vorige eeuw: RMNO 1994. Consultatie: dhr. H. Waaijers, drs W.S. Kap, NWO-MaG, 20 juni 2000.
HDP-Commissie
21
Door NWO bestaat een aantal onderzoeksprogramma’s op het terrein van het milieu-onderzoek. De thematiek van deze programma’s sluit in grote lijnen aan bij de onderzoeksvragen in de IHDP-Science Projects. Momenteel lopen bij MaG het stimuleringsprogramma Milieu en Economie, het Kennis Verrijkt-programma PROFETAS, en het stimuleringsprogramma Energie-onderzoek. Ook bij ALW en WOTRO lopen een aantal global change-onderzoeksprogramma’s met sociaal-wetenschappelijke elementen. De onderzoeksprogramma’s Milieu en Economie, en Energie-onderzoek lopen nog door tot 2004. Naar verwachting zal in beide programma’s nog een beoordelingsronde plaatsvinden. Het Prioriteitprogramma Duurzaamheid en Milieukwaliteit is recentelijk afgerond en de resultaten zijn reeds beschikbaar. Tabel 1: Prioriteitsprogramma Duurzaamheid en milieukwaliteit 1992-1998, door NWO-MaG, NWO-ALW –
– –
Thema 1: Strategieën voor het bereiken van duurzaamheid en milieukwaliteit in stroomgebieden van internationale rivieren, waarbij als ontwikkelingscasus is gekozen voor het Rijnbekken (SQR) Thema 2: Accumulatie van metalen in economie-milieukringlopen: mechanismen, risico’s en mogelijkheden tot beheersing (METALS); Thema 3: effectief duurzaam huishoudelijk metabolisme (HOMES).
Bron: NWO 1998a Bovengenoemde onderzoeksprogramma’s worden mede gekenmerkt door het feit dat er vraagstukken aan de orde zijn waar sociaal-wetenschappelijke en natuurwetenschappelijke onderzoekers samenwerken. De ervaringen die met deze programma’s zijn en worden opgedaan hebben er ook toe geleid dat serieus wordt nagedacht over de vraag wat de meerwaarde kan zijn van (toepassingsgericht) multidisciplinair onderzoek voor de onderscheiden basisdisciplines (NWO 1998a). Ook is er inmiddels evaluatiemateriaal beschikbaar over de multidisciplinaire opzet van een onderzoeksprogramma en de verhouding tussen wetenschap en beleidsgerichtheid binnen één programma, op basis van de ervaringen met het Prioriteitsprogramma Duurzaamheid en Milieukwaliteit (Bruel 1998).
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
22
Tabel 2: Stimuleringsprogramma Milieu en Economie 1996-2004, door de ministeries van OCenW, EZ, BuZa/DGIS, LNV, en VROM; en NWO-MaG Het stimuleringsprogramma Milieu en Economie is een strategisch onderzoeksprogramma, gericht op het leveren van een bijdrage aan een samenhangende beleidsontwikkeling; de verankering van de milieu-economie in de economie en de economische faculteiten; het tegengaan van de versnippering op het terrein van milieu-economie; en de consolidatie van de relatief sterke positie van de milieueconomie in Nederland. Binnen het stimuleringsprogramma wordt een drietal strategische onderzoeksthema’s onderscheiden. Per cluster van onderzoeksprogramma’s is een klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van vakdepartementen en onderzoeksorganisaties. De klankbordgroepen hebben tot doel de relatie tussen het onderzoek en de beleidsvragen te leggen. – Thema 1: productie- en consumptiepatronen: (internationale) interacties van milieu, economie en ontwikkeling – Thema 2: milieu en onderneming: een dynamisch perspectief – Thema 3: milieu en economie: instituties en instrumenten Onderzoeksprogramma’s – International comparison of spatial-economic environmental policy studies: methodology and application. – Incentive structures and optimal management of nature and landscape. – Economic reform and endogenous environmental technology: a dynamic policy analysis. – Materials use and spatial scales in industrial metabolism. – Environmental policy, competitiveness and location behaviour of firms. – The agricultural transition towards sustainable tropical land use. – Management accounting and environmental management: towards the sustainable enterprise. – Economic policy, agricultural incentives and soil degradation in Sub-Saharan Africa. – DynEmics: dynamics in environmental management; interaction, integration, change and strategy. Bron: NWO (1996) en <www.novem.nl> Bij het participeren in deze onderzoeksprogramma’s op het terrein van het milieu-onderzoek heeft het Gebiedsbestuur Maatschappij- en Gedragswetenschappen (GB-MaG) een voortrekkersrol vervuld. Ook streeft GB-MaG er naar om in onderzoeksprogramma’s waarbij het accent vaak primair ligt op meer bèta-gerichte vragen, het sociaal-wetenschappelijke onderzoek een duidelijke plaats te geven. Een puur sociaal-wetenschappelijk onderzoeksprogramma waarbij op dit ogenblik aan de opzet wordt gewerkt, betreft GAMIN. Ook hier wordt gezocht naar een optimale koppeling van enerzijds maatschappelijk gestuurde vragen en anderzijds fundamentele onderzoeksvragen. Momenteel werkt het Algemeen Bestuur van NWO (AB-NWO) aan een nieuw vierjarig strategisch plan. Mede op basis van de adviezen van de Gebiedsbesturen (GB-MaG, GB-ALW, etc.) wordt in dit plan de te voeren strategie vastgelegd in termen van de instrumenten voor onderzoeksfinanciering, het type onderzoek en de onderzoeksthema’s. Hiertoe zijn door GB-MaG onder meer de onderzoekscholen en beleidsadviescommissies geraadpleegd. Vastgesteld kan worden dat bij de initiatieven die worden genomen in het kader van de Vernieuwingsimpuls (VI), zoals aangekondigd in het Wetenschapsbudget 2000, de aandacht vooral uitgaat naar science driven-onderzoek. Enerzijds komt dat tot uiting in de eerste fase van de VI, die gericht is op persoonsgerichte stimulering en
HDP-Commissie
23
waarbij het scheppen van creatieve ruimte voor baanbrekende onderzoekers om vrijelijk onderzoek naar eigen keuze te doen, centraal staat. Anderzijds zullen de thema’s die momenteel in het kader van de strategienota in ontwikkeling zijn, zich kenmerken door het gegeven dat fundamentele vraagstellingen ten grondslag liggen aan de beoogde onderzoeksthema’s. Tabel 3: Stimuleringsprogramma Energie-onderzoek 1998-2004 door de ministeries van OCenW en EZ, en NWO en Novem Het stimuleringsprogramma Energie-onderzoek is bedoeld om kennis te ontwikkelen, gericht op de overgang naar een duurzame energievoorziening. Het stelt een aantal universitaire onderzoeksgroepen in staat een bijdrage te leveren aan deze kennisontwikkeling. Speerpunten daarbij zijn de samenwerking tussen bèta- en gamma-disciplines en de versterking van zowel het universitaire energie-onderzoek als de band tussen het universitaire en toegepaste energieonderzoek. Het stimuleringsprogramma is bedoeld om de ontwikkeling van kennis die nodig is om het transitieproces van de huidige naar een toekomstige duurzame energievoorziening structureel te vergemakkelijken. Daarbij staat de ontwikkeling van theorieën en methodologieën voorop. Het programma wil de barrières op weg naar een duurzame energievoorziening in kaart brengen en ideeën creëren om ze te slechten. Deze barrières zijn zowel technologisch als maatschappelijk van aard en er is een onmiskenbare samenhang tussen de maatschappelijke en technologische aspecten. De integratie van het bèta- en gamma-energie-onderzoek is daarom ook een belangrijk uitgangspunt. – Thema 1: Doorbraken in de aard en omvang van de energievraag voor specifieke functies of veranderde gedragspatronen en levensstijlen. – Thema 2: Systeemanalyses en onderzoek en ontwikkeling op het gebied van systeemintegratie en specifieke systeemcomponenten (opslag, distributie, controle, enz.). – Thema 3: Maatschappij- en gedragswetenschappelijk onderzoek naar bestaande en toekomstige interacties tussen energiesystemen en de maatschappelijke omgeving. Onderzoeksprogramma’s: – Adoptie van energie-efficiënte technologieën door bedrijven; – Toepassing van energie uit biomassa (2x); – ‘Duurzaam gebruik’ van fossiele brandstoffen; – Implementatie van duurzame elektriciteit. Explorerend onderzoek: – Het milieu weer bij de mensen gebracht: leiden energievoorziening, afvalverwerking en watervoorziening op wijkniveau tot een duurzamer samenleving? – Modelleren van energiestromen op landbouwbedrijven in een bepaalde regio: mogelijkheden en moeilijkheden. Bron: NWO 1998b en <www.novem.nl> Met betrekking tot de thematische oriëntatie van het MaG-onderzoek in de toekomst is het van belang te weten dat gewerkt wordt aan de nadere uitwerking van het thema Multilevel Governance, betrekking hebbend op een aantal maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen, die kortweg kunnen worden aangeduid als een vervaging van grenzen (tussen verschillende overheden, en tussen overheden en de marktsector) en als tweede thema Irrationele en onbewuste aspecten van gedrag. Deze keuze wordt primair gemotiveerd door het feit dat deze thema’s vanuit wetenschappelijk
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
24
oogpunt uitdagend zijn. Daarnaast zijn ze ook maatschappelijk relevant. Voorts gaat het om thema’s waarbinnen wetenschappelijke onderzoekers met een verschillende disciplinaire achtergrond kunnen participeren. Bovendien sluiten ze goed aan op de algemene behoefte aan kennis over transities en paradigmatische veranderingen. Beide thema’s bieden in principe aanknopingspunten voor het formuleren van onderzoeksvoorstellen rond sociaal-wetenschappelijke global change-vraagstukken, hoewel ze daar niet expliciet op gericht zijn. Wel kan gesteld worden dat ze in feite de kern verwoorden van een aantal meer analytische wetenschappelijke kennisvragen die er rond de sociaal-wetenschappelijke global change-vraagstukken spelen. Deze vragen zijn ook in de vier IHDP-Science Projects – met verschillende accenten en gericht op verschillende domeinen – geformuleerd. In de huidige, voorlopige, uitwerking sluit het thema Multilevel Governance aan op die sociaal-wetenschappelijke global change-vraagstukken die betrekking hebben op ‘beheerssystemen’ en beleids- en instrumentontwikkeling op verschillende institutionele niveaus en contexten. Het thema Irrationele en onbewuste aspecten van gedrag is daar min of meer complementair aan, in die zin dat het zich richt op de determinanten van het gedrag van individuen, van organisaties en van instituties, bínnen bepaalde contexten. Gegeven de invulling van deze thema’s lijkt ruimte geschapen te worden voor de wetenschappelijke verdieping van de disciplinaire integratie van bèta- en gammawetenschappen en van de verschillende subdisciplines in de gammawetenschappen. Naast deze thema’s blijven er bij NWO in het kader van de zogenaamde Open Competitie uiteraard voldoende mogelijkheden aanwezig om ander fundamenteel onderzoek te entameren. Een voorlopige conclusie kan luiden dat bij NWO het accent gaat verschuiven naar onderzoeksvragen van algemeen wetenschappelijk belang. Dit zou kunnen betekenen dat de HDP-Commissie, tegen deze achtergrond, thema’s zou kunnen formuleren die aansluiten bij de specifieke kennisbehoeften op het gebied van global change-onderzoek. Een uitdaging blijft natuurlijk wel dat strategische multi/interdisciplinaire samenwerking slecht aansluit bij disciplinair georiënteerde academische tradities. De uitwerking van specifieke sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s zou wel kunnen bijdragen aan het goed formuleren van de wetenschappelijke uitdaging bij fundamenteel sociaal-wetenschappelijk onderzoek op het gebied van milieu, dat aansluit en bijdraagt aan strategisch en toegepast onderzoek. De Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuur Onderzoek3 De Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuur Onderzoek (RMNO) geeft gevraagd (op verzoek van Ministeries) en ongevraagd advies over de inhoud en organisatie van onderzoek op het gebied van milieu, natuur en landschap. Niet alleen natuurwetenschappelijk en technologisch onderzoek, maar ook sociaal- wetenschappelijk onderzoek behoren tot het werkterrein van de RMNO. De RMNO signaleert maatschappelijke en wetenschappelijke trends die van invloed zijn op huidige en toekomstige milieu- en natuurvraagstukken en op het onderzoek naar deze vraagstukken. De raad assisteert maatschappelijke groepen bij het formuleren van kennisvragen en ondersteunt de communicatie tussen kennisvragers en onderzoekers.
3
Consultatie: Drs. F.J. Duijnhouwer, RMNO, 7 juni 2000; <www.rmno.org>
HDP-Commissie
25
De RMNO heeft een aantal agendapunten: – Ecologische herstructurering van de economie. Dit agendapunt is gericht op het transformatieproces van de huidige milieubelastende productie- en consumptiepatronen naar een minder milieubelastende situatie. De RMNO geeft aan welke kennis nodig is om dit proces te stimuleren. – Integraal ruimtegebruik.Verschillende activiteiten leggen conflicterende claims op de beschikbare ruimte. De RMNO geeft aan welke kennis nodig is om creatieve oplossingen te vinden voor verschillende ruimtevragende activiteiten en daarbij de natuur- en milieukwaliteit te behouden of verhogen. – Instrumenten voor integrale afweging. Dit agendapunt richt zich op de interactie tussen wetenschap en beleid. De RMNO geeft aan hoe kennis over natuur en milieu optimaal kan worden benut in besluitvorming. – Kennisinfrastructuur van milieu- en natuuronderzoek. De term kennisinfrastructuur verwijst naar het gehele veld van onderzoeksinstellingen, adviesbureaus, overheden en andere actoren die invloed uitoefenen op het hele traject van planning tot gebruik van onderzoek. De RMNO analyseert een aantal knelpunten in de kennisinfrastructuur van milieu- en natuuronderzoek en doet aanbevelingen voor verbeteringen. – Sociaal-wetenschappelijk onderzoek voor natuur- en milieubeleid (GAMIN). De RMNO voert het secretariaat van het interdepartementale project GAMIN (Gamma milieu- en natuuronderzoek in Nederland). GAMIN richt zich op de verbetering van het gebruik van strategische sociaalwetenschappelijke kennis bij de ontwikkeling van natuur- en milieurelevant beleid. Gamma Milieu- en natuuronderzoek in Nederland4 De Ministeries van Economische Zaken (EZ), Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW), Verkeer en Waterstaat (VenW) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) voeren gezamenlijk het project GAMIN (Gamma Milieu- en natuuronderzoek in Nederland) uit. De RMNO voert het secretariaat van dit project. In 1998 inventariseerde de RMNO de belangrijkste beleidsthema’s en bijbehorende sociaalwetenschappelijke kennisbehoeften van de betreffende Ministeries. Vervolgens legde de RMNO deze inventarisatie voor aan sociaal-wetenschappelijke onderzoekers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De RMNO vatte de resultaten van alle bijeenkomsten samen in een zestal domeinen van onderzoek. Dit advies werd in februari 2000 gepubliceerd. Momenteel vindt er overleg plaats met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de onderzoeksthema’s. Dit overleg staat met name in het teken van de spanning tussen de beleidsgerichtheid van het onderzoek en de wetenschappelijke relevantie. Van beleidszijde wordt verwacht dat onderzoeksresultaten snel geleverd worden, en dat zij eenduidige antwoorden op beleidsvragen leveren. Van de zijde van de wetenschap wordt wetenschappelijke relevantie voorop gesteld (zie ook RMNO 1999a).
4
RMNO (2000) Advies Onderzoekprogramma GAMIN: Trends, Motieven en Gedrag RMNO-nummer 142; Consultaties: Prof. dr. C. A.J. Vlek, RUG, 4 juli 2000; Prof. dr. P. Leroy, KUN, 30 juni 2000; Drs. F.J. Duijnhouwer, RMNO, 7 juni 2000;
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
26
Het RMNO-advies met de inventarisatie van de voorliggende beleidsvragen laat zien dat de vertaling van het beleidsgeoriënteerde probleembesef en de formulering van wetenschappelijk beantwoordbare kennisvragen nog veel aandacht behoeft. Dit is een weerbarstig metawetenschappelijk proces dat nog forse (tijds)investeringen vergt. Het wordt van belang geacht dat er voor GAMIN een algemeen wetenschappelijk kader ontwikkeld wordt waarmee de geformuleerde beleidsvraagstukken op zinvolle wijze benaderd kunnen worden. Een dergelijke kader zou kunnen omvatten: karakterisering van het gepercipieerde probleem als een politiek of een beleidsvraagstuk; identificatie van de relevante micro- en macro-gedragsdeterminanten; analyse van de structuur van processen van besluitvorming en van de betrokken individuele en collectieve actoren; gestructureerde analyse van relevante fysieke invloeden; etc. Tabel 4: RMNO-advies Interdepartementaal onderzoeksprogramma GAMIN In voorbereiding door de RMNO en NWO, m.m.v. de ministeries van EZ, LNV, OCenW, VROM en VenW Het onderzoeksprogramma GAMIN is een strategisch onderzoeksprogramma dat beoogt een interdisciplinaire bijdrage te leveren aan beleidsontwikkeling, door middel van het slaan van bruggen tussen toegepast en fundamenteel onderzoek. Sleutelwoorden zijn: interactie, communicatie, tijdige beschikbaarheid van kennis, meerwaarde sociale wetenschappen. GAMIN zal zich naast de departementale onderzoeksprogramma’s en boven de disciplinaire NWOonderzoeksprogramma’s bevinden. Het programma zal zich concentreren op de complexe onderzoeksvragen die verschillende onderzoeksdomeinen bestrijken. Thema 1: De consumerende burger – gevolgen van trends voor gedrag als consument – achterliggende motieven en behoeften – individueel en collectief bewustzijn burger m.b.t. milieu – effectieve communicatie – rol van consument bij patronen van consumptie – effectieve instrumenten op basis van vrijwilligheid Thema 2: Toekennen van waarden aan natuur en milieu – sociaal-culturele en sociaal-economische context van waardering – waardering van milieu in besluitvormingsprocessen – zin van economische waardering van milieu in besluitvormingsprocessen – invloed van waardering op milieurelevant gedrag Thema 3: Invloed van technologie op gedrag – milieuverbetering, consumentenvoordeel en marktmechanismen – intelligente systemen en beïnvloeding van de gebruiker – invloed van groeps-, individueel en gewoontegedrag – product, systeem en omgevingsscripts Thema 4: Publiek-private interacties – publiek-private samenwerkingsverbanden – randvoorwaarden bij verschuiving publiek-private verantwoording – publiek-private samenwerking bij intensief ruimtegebruik – accountability van publiek-private samenwerking
HDP-Commissie
27
Thema 5: Participatieve besluitvorming – afstemming van schaalniveaus van beleidsprocessen – invloed van collectie georganiseerde ecologische belangen – afweging economisch en ecologische belangen – rol van verdelingen bij interactieve besluitvormingsprocessen – rol van achterban bij interactieve besluitvormingsprocessen Thema 6: Mobiliteit en milieu – bijdrage van ICT bij reductie goederentransport – invloed van maatschappelijke en productietrends op mobiliteit – invloed van ICT op mobiliteit – institutionele aspecten en vervoerskeuze Hoewel de hierboven vermelde onderzoeksthema’s nog niet de definitieve invulling van GAMIN zullen vormen, kan toch gesteld worden dat het programma primair een sociaal-wetenschappelijke invulling zal krijgen. Daarnaast zijn de gekozen thema’s sterk lokaal (Nederlands) geïnspireerd. In algemene zin betekent dit dat er weliswaar aansluiting bij de vraagstellingen in de IHDP-Science Projects kan bestaan, maar dat het onderzoek in sterke mate zal aansluiten bij de Nederlandse en West-Europese context, en weinig mondiaal van karakter zal zijn. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)5 In algemene zin onderschrijft het RIVM de relevantie van de vier IHDP-Science Projects, maar prioriteit wordt gelegd bij aspecten van de ‘echte’ global change en klimaatverandering. Hierbij wordt met name aandacht gevraagd voor lokale bedreigingen en consequenties van het klimaatprobleem, zoals erosie, vermesting en grootschalige milieuverontreiniging in Azië en Afrika. Daarnaast wordt een aantal kernthema’s geïdentificeerd (zie Langeweg et al.. 2000): – technologiediffusie in de energie- en landbouwsector; – de rol van publiek-private verhoudingen; – transportsector; – sociale en gezondheidsaspecten; – veiligheid; – de rol van instituties als oorzaak en als instrument; – ontwikkeling van indicatoren. Het RIVM onderstreept de noodzaak van een sterke internationale rol voor Nederland in de internationale beleidsformulering. Dit vereist een evenredig sterke rol voor Nederlands onderzoek. Hiertoe wordt in overweging gegeven een vervolg op het NOP-2 te verbreden tot global changeonderzoek. Daarbij zou aansluiting gezocht moeten worden bij grotere internationale programma’s door een beperkt aantal grote ruim gefinancierde Nederlandse onderzoeksprogramma’s door established onderzoekers en instituten.
5
Consultatie: Ir. F. Langeweg, RIVM, 8 juni 2000.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
28
Het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering-26 Het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering-2 (NOP-2) is een strategisch onderzoeksprogramma voor het stimuleren en financieren van onderzoek op het gebied van luchtverontreiniging en klimaatverandering, uitgevoerd door een groot aantal universiteiten en instellingen. Meer dan dertig Nederlandse onderzoeksinstituten onderzoeken problemen die, direct of indirect, gerelateerd zijn aan global change en klimaatverandering. Het NOP-2 wordt ten dele geleid langs lijnen die zijn uitgezet door het IPCC, WCRP, IGBP, en IHDP. De voornaamste strategische doelen van het NOP-2 zijn: – Het versterken en/of ondersteunen van het Nederlandse beleid met betrekking tot klimaatverandering als gevolg van mondiale luchtverontreiniging; – Het versterken en/of ondersteunen van het Nederlandse bijdrage aan internationale beleidsnetwerken met betrekking tot klimaatverandering; – Het versterken en/of ondersteunen van het Nederlandse bijdrage aan internationale kaders met betrekking tot klimaatverandering. Karakteristiek voor projecten in het kader van het NOP-2 is dat zij multi- en interdisciplinair zijn; ze ondersteunen overheidsbeleid en zijn internationaal georiënteerd. Beleidsvraagstukken worden vertaald in onderzoek, en onderzoeksresultaten worden vertaald in beleid. Op deze wijze tracht het NOP-2 beleidsmakers te voorzien van relevante informatie, zodanig dat zowel nationaal als internationaal beleid geformuleerd kan worden. Het onderzoek richt zich op natuurwetenschappelijke en technologische problemen, en op economische en gedragsvraagstukken. Deze laatste vraagstukken zijn vooral terug te vinden in Thema’s III en IV van het NOP-2 en – in mindere mate – in Thema II, met betrekking tot de kwetsbaarheid van gemeenschappen. Tijdens de eerste vijf jaar van het NOP (NOP-I: 1989-1995) is deze multidisciplinaire aanpak toegepast in 145 onderzoeksprojecten (zie Zwerver, Kok ed. 1999; Kok, Verweij 1999). Het NOP-2 (1995-2002) omvat ongeveer tachtig projecten (zie NRP 2000). Tabel 5: Onderzoeksthema’s NOP-2 Gefinancierd door het Directoraat Generaal voor Milieubeheer (DGM) van het ministerie van VROM, en NWO. Thema III: Maatschappelijke oorzaken en oplossingen – Landgebruik; – Energie en materialen; – Mobiliteit en transport; – Bevolkingsontwikkeling, levensstijlen en consumptiepatronen; – Percepties, attitudes en maatschappelijk draagvlak; – Structuren, instituties en instrumenten.
6
Consultatie: Drs. M.T.J. Kok, Wetenschappelijk Secretaris NOP-2; 5 juni 2000.
HDP-Commissie
29
Thema IV: Integratie en assessment. – Integratie; – Assessment/risico analyse; – Beleidsanalyse; – Dialoog met beleid en samenleving. Bron: NOP 1997; <www.nop.nl> Momenteel is er een discussie gaande over de ontwikkeling van een vervolg op het NOP-2. Een aantal aspecten is hierbij van belang. Er lijkt een vrij algemene overtuiging te bestaan dat een vervolg op het NOP-2 een sterkere sociaal-wetenschappelijke component dient te krijgen, in vergelijking met de traditionele dominantie van natuurwetenschappelijk onderzoek in het NOP7. Onderkend wordt dat de voorliggende beleidsvragen in toenemende mate met de sociale impact en instrumentatie van beleid te maken hebben en dat hiervoor sociaal-wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk is. Gegeven de beleidsachtergrond van het NOP zal het onderzoek dat in dat kader plaatvindt, strategisch van aard blijven. In belangrijke mate zullen de sociaal-wetenschappelijke onderzoeksthema’s ingegeven blijven door de natuurwetenschappelijke oriëntatie op de verschillende aspecten van het klimaatvraagstuk en de wetenschappelijke ondersteuning van het Kyoto-Protocol door het NOP. Tegen deze achtergrond worden de vier IHDP-Science Projects in algemene zin ondersteund. Aspecten die echter meer aandacht zouden verdienen, zijn Integrated Assessment en Technologiedynamica en -management. Daarnaast wordt er aandacht gevraagd voor de methodologie van multidisciplinair beleidsondersteunend onderzoek. Dit hangt onder meer samen met de voorziene verschuiving richting sociale wetenschappen binnen een vervolg op het NOP-2. Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en Economische Zaken (EZ)8 In algemene zin kan gesteld worden dat de ministeries van VROM en EZ sterk de nadruk leggen op de noodzaak tot tijdige ontwikkeling van beleidsrelevante kennis. Te veel aandacht voor wetenschappelijke subtiliteiten die afdwalen van de beleidsvragen wordt niet op prijs gesteld. Strategisch onderzoek duurt ook vaak te lang en met name met betrekking tot GAMIN wordt gesteld dat de onderzoeksvragen niet opnieuw geformuleerd moeten worden. Ook wordt gesteld dat in stimuleringsprogramma’s, zoals het NOP-2 en GAMIN, de nadruk dient te liggen op multidisciplinair onderzoek, aangezien mono-disciplinair onderzoek al via de academische infrastructuur wordt uitgevoerd.
7
Zie bijvoorbeeld de presentaties van Prof. dr. R.A. Feddes, Dr. L.A. Meyer (VROM), Dr. B. Metz, en Prof. dr. P. Nijkamp tijdens de Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. 8 Consultatie Dr. A.G.J. Sedee, VROM, 27 juni 2000; Drs. F.H. von Meijenfeldt, EZ, 28 juni 2000.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
30
Geconcludeerd kan worden dat de positie van beide ministeries met betrekking tot strategisch onderzoek vrij scherp is: er wordt door beiden een moeilijk te overbruggen schisma tussen wetenschap en beleid geconstateerd. Thema’s die voor verdere ontwikkeling in aanmerking komen zijn: in het algemeen de GAMINthema’s, Integrated Assessment en de gevolgen van vrijhandel. Verder wordt het uiterst belangrijk geacht dat er een aantal sociaal-wetenschappelijke vraagstukken die voortvloeien uit het klimaatonderzoek verder onderzocht worden. Het betreft hier met name vragen met een strategische achtergrond in het licht van het Kyoto-Protocol, zoals lokale effecten, verdelingsvraagstukken, en verificatie en meting9. Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)10 Het ECN voorziet een belangrijke rol voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek: – er is nog geen trendbreuk voor CO2-emissies in zicht. Dit vereist meer fundamenteel gericht sociaal-wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld naar lifestyle-aspecten en de gevolgen van welvaartsstijging, liberalisering, technologie en gedrag; – de nadruk op kosteneffectiviteit is te groot bij de instrumentkeuze. Er dient meer aandacht voor verdelingsvraagstukken en institutionele innovatie te komen; – de aanpassingsproblematiek met betrekking tot het Kyoto-Protocol komt er aan. Dit vereist het bereiken van een balans tussen aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering en bestrijding van het broeikaseffect waarvoor een integratie van bèta- en gamma-onderzoek noodzakelijk is. Belangrijke aspecten zijn onderhandelings- en implementatievraagstukken en instrumentontwikkeling, zoals emission trading. De beantwoording van beleidsvragen doet een groot beroep op het vermogen tot multidisciplinaire kennisverwerving. ECN heeft hierbij een pragmatische voorkeur voor het inzetten van onderzoekers die zelf multidisciplinair zijn, zoals sociaal-wetenschappelijke onderzoekers met een TU-achtergrond (bijvoorbeeld vanuit een richting als Techniek en Maatschappij). ECN ziet samenwerking met (technische) universiteiten als een belangrijk middel tot kennisontwikkeling en -overdracht. Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu (Novem)11 De behoefte aan wetenschappelijke kennis bij Novem betreft voornamelijk inzichten die van belang zijn voor het implementeren van de verschillende onderzoeksprogramma’s die in opdracht van de ministeries van EZ en VROM uitgevoerd worden. Novem heeft de afgelopen jaren (1990-1999) het Gamma-programma uitgevoerd, waarin toegepast onderzoek gedaan werd naar gedragsaspecten van energiegebruik, door academische en niet-academische onderzoeksinstituten (zie Novem 1999). Dit onderzoek richtte zich op:
9
Zie de presentatie van Dr. L.A. Meyer (VROM) tijdens de Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 20012010, 19 mei 2000, Utrecht. 10 Consultatie Dr. J.J.C. Bruggink, Beleidsstudies ECN, 23 juni 2000; Presentatie van Dr. J.J.C. Bruggink tijdens de Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. 11 Consultatie: Dhr. C. van Egmond, Novem, 21 juni 2000.
HDP-Commissie
31
1. 2. 3. 4. 5. 6.
gedrag en gewoontegedrag van consumenten; technische gedragsbeïnvloeding en feedback; diffusie van innovaties; marketingstrategieën; veranderkunde; besluitvorming.
Het streven is de opgedane kennis te internaliseren in de (grotendeels op ‘harde’ technologie ingestelde) organisatie. Belangrijke vraagstukken betreffen: – de diffusie van nieuwe milieuvriendelijke technologie; – gedragsbeïnvloeding door beloning, straffen, institutionele context of technologische scripts; – de rol van marktwerking in de energiemarkt. Novem laat veel toegepast onderzoek uitvoeren door particuliere onderzoeksinstituten en consultants. In mindere mate worden universiteiten betrokken. Wetenschappelijk onderzoek wordt door Novem met name gestimuleerd via het programma Energie-onderzoek. Beweging in het veld Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het veld waarin de Nederlandse HDP-Commissie haar aanbevelingen voor onderzoeksthema’s wil lanceren sterk in beweging is. Er zullen op afzienbare termijn aanzienlijke verschuivingen in aandachtsgebieden en in de onderzoeksprogrammering van de betrokken actoren en instanties plaatsvinden. Hieronder zullen de belangrijkste veranderingen samengevat worden. Vervolgens wordt aangegeven wat de implicaties van deze ontwikkelingen (kunnen) zijn voor de sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s. Algemeen aanvaard lijkt de visie dat er binnen het global change-onderzoek een verschuiving plaatsvindt richting strategisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Immers, naarmate het natuurwetenschappelijke global change-onderzoek concreter in staat is problemen te definiëren en in kaart te brengen, groeit in toenemende mate een behoefte om effectief beleid te formuleren en te implementeren. Hiervoor is zowel toegepast als strategisch sociaal-wetenschappelijk global changeonderzoek noodzakelijk. Als input daarvoor is ook fundamenteel sociaal-wetenschappelijk onderzoek onontbeerlijk. Duidelijk is dat dit toegepaste onderzoek – naar gelang de gepercipieerde behoeften – in gang gezet en gefinancierd zal worden door nationale en internationale, overheids- en andere organisaties. Minder zekerheid bestaat over de manier waarop het strategische en fundamentele onderzoek vormgegeven zal worden. Bij de aansluiting en integratie van toegepast onderzoek enerzijds en fundamenteel en strategisch onderzoek anderzijds doen zich een aantal problemen voor van verschillende aard. Beleidsmakers constateren een gebrek aan directe relevantie en tijdige toepasbaarheid van strategisch en fundamenteel onderzoek. Wetenschappelijke onderzoekers worden geconfronteerd met de – niet geringe – theoretische en methodologische problemen van integratie, en hun ‘output’
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
32
wordt niet voor vol aangezien bij wetenschappelijke beoordelingen. Vaak is hun ervaring met multidisciplinair beleidsgericht gamma-onderzoek dan ook niet bijzonder positief. In dit licht wordt gewezen op praktische problemen die voortvloeien uit een multidisciplinair onderzoeksprogramma (zie NWO 1998a, Bruel 1998). Verder stellen met name sociaal-wetenschappelijke onderzoekers dat de verwachtingen van bèta-onderzoekers en van beleidsmakers met betrekking tot gammaonderzoek te hoog gespannen en verkeerd gericht zijn, en dat de relatie tussen beleidsgeoriënteerd probleembesef, beleidsvraagstukken en de formulering van wetenschappelijke kennisvragen veel meer serieuze aandacht moet krijgen. Ook is duidelijk dat het gebruik van wetenschappelijke kennis in de beleidsformulering een veel gecompliceerder fenomeen is dan vrij algemeen wordt aangenomen (In ’t Veld ed. 2000). Deze ervaringen lijken tot gevolg te hebben dat het brede maar ‘onduidelijke’, multidisciplinaire pad van het beleidsgerichte onderzoek al weer verlaten wordt. Tegelijkertijd ontstaat er serieuze aandacht voor de analyse van de problemen bij de aansluiting en integratie van toegepast onderzoek enerzijds en fundamenteel en strategisch onderzoek anderzijds, en voor het zoeken van oplossingen voor die problemen (zie RMNO 1999a, 2000; In ’t Veld ed. 2000). Het verlaten van het multidisciplinaire pad van het beleidsgerichte onderzoek lijkt van cruciaal belang voor de nationale HDP-Commissies. Gegeven de breed geformuleerde multidisciplinaire strategische doelstellingen in de vier IHDP-Science Projects en gegeven de aanzienlijke verschillen in nationale onderzoeksinfrastructuren, is het van groot belang dat deze doelstellingen ‘vertaald’ worden in termen van die specifieke nationale infrastructuren. Om aansluiting te vinden bij het Nederlandse strategische en fundamentele onderzoek is het dus noodzakelijk de vraagstellingen uit de IHDP-Science Projects toe te spitsen op de Nederlandse situatie. Het ligt dan voor de hand dat in Nederland de HDP-Commissie door middel van het formuleren van geschikte onderzoeksthema’s aansluiting zoekt bij de Nederlandse infrastructuur, daarbij oog hebbend voor de oplossing van de aansluitings- en integratieproblemen. Immers, de HDP-Commissie heeft zelf geen onderzoeksfondsen te verdelen. Een eerste punt van aandacht is het feit dat bij NWO-MaG – in het kader van de Vernieuwingsimpuls (VI) – een verschuiving waar te nemen is in de richting van het science driven-onderzoek. Dit manifesteert zich, ten eerste, in een persoonsgerichte stimulering voor baanbrekend onderzoek. Ten tweede zullen de door NWO-MaG voorgestelde onderzoeksthema’s (Multilevel Governance en Irrationele en onbewuste aspecten van gedrag) zich kenmerken doordat er fundamentele vraagstellingen aan ten grondslag liggen. Beide thema’s bieden vanuit hun aandacht voor transities en paradigmatische veranderingen in principe aanknopingspunten voor het formuleren van voorstellen voor strategisch en – vooral – fundamenteel onderzoek met betrekking tot sociaalwetenschappelijke global change-vraagstukken. In feite verwoorden beide thema’s de kern van veel analytische sociaal-wetenschappelijke global change-kennisvragen. Ook lijkt hier ruimte te zijn voor een wetenschappelijke uitwerking van disciplinaire integratie van bèta- en gammawetenschappen én van de verschillende subdisciplines binnen de gammawetenschappen. De HDP-Commissie zou tegen deze achtergrond thema’s kunnen formuleren die ingaan op (fundamenteel-)wetenschappelijke kennisvragen, uitgaande van de specifieke, domeingerichte kennisbehoeften op het gebied van global change-onderzoek.
HDP-Commissie
33
Een tweede punt van aandacht betreft de verhouding tussen het NOP-2 en GAMIN. Uitgaande van de voorliggende opzet van GAMIN, lijkt er een zekere overlap met de sociaal-wetenschappelijke vraagstukken uit Thema III van het NOP-2 te bestaan. Dit betreft zowel de thematiek als de benadering, namelijk beleidsgedreven sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s. Wel richt het NOP-2 zich natuurlijk primair op onderwerpen die een relatie hebben met luchtverontreiniging en klimaat. Naar het zich laat aanzien zal een vervolg op het NOP-2 meer aandacht aan sociaal-wetenschappelijke vraagstukken besteden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat GAMIN zich, met name met betrekking tot instrumentontwikkeling en impactanalyse, richt op het nationale schaalniveau binnen het global changesysteem. Gamin heeft een sterk Nederlands perspectief. Het NOP-2, daarentegen, beschouwt hetzelfde soort vraagstukken met een accent op de hogere systeemniveaus en op andere delen van de wereld. Het is voor de hand liggend dat een eventueel vervolg op het NOP-2 voortbouwt op zijn relatie met het RIVM12, IPCC, WCRP, IGBP en IHDP. Pragmatisme en toepassingsgerichtheid lijkt (weer) in toenemende mate het credo te zijn van de ministeries van EZ en VROM, en van ECN en Novem met betrekking tot hun positie op de kennismarkt. Dit betekent dat er beperkte mogelijkheden zijn in specifieke niches voor samenwerking wat betreft het strategische en fundamentele onderzoek. Samenvattend kan gesteld worden dat er zich een beeld ontwikkelt voor sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek waarbij, in een positieve opvatting, gesproken kan worden van een aantal min of meer complementaire financieringsbronnen. Daarbij zorgen de ministeries, de publieke onderzoeksinstituten, GAMIN en een vervolg op het NOP-2 voor de financiering van (lokale en mondiale benaderingen) van toegepast en strategisch sociaal-wetenschappelijk global changeonderzoek, en NWO zorgt voor de financiering van onderzoek naar de fundamentele sociaalwetenschappelijke global change-vraagstukken. In een negatieve opvatting kan deze situatie echter omschreven worden als verbrokkeld en incompleet. Rekening houdend met deze omstandigheden, zou het wenselijk zijn dat de voorstellen voor onderzoek van de HDP-Commissie ondergebracht kunnen worden bij de programmering van de verschillende bovengenoemde programma’s en organisaties. De rol van de HDP-Commissie zou dan, naast het formuleren van de samenbindende thema’s, gericht kunnen zijn op het bieden van een structuur voor het uitwisselen van resultaten, samenwerking, presentatie, etc., voor de deelnemende onderzoekers, en de bevordering van inbreng in de IHDP-Science Projects.
12
Vanuit het RIVM werd aangegeven dat men een vervolg op het NOP-2 graag zou ombouwen tot Global Changeonderzoeksprogramma. Een dergelijke verbreding lijkt de HDP-Commissie inhoudelijk wenselijk.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
34
5.
De onderzoekers, de gebruikers en de onderzoeksprogramma’s: voorkeuren voor thema’s
Teneinde inzicht te krijgen in de onderzoeksthema’s die door de Nederlandse onderzoekers en door de verschillende gebruikers van onderzoek als belangrijk gekenschetst werden voor de nabije toekomst, zijn interviews gehouden met representanten van deze groepen. De geïnterviewden zijn geselecteerd door middel van de zogenoemde sneeuwbalmethode en de meeste onderzoeksrichtingen en -instellingen van belang komen aan bod. Eerst zullen een kort overzicht en een evaluatie gegeven worden van de genoemde thema’s. Hieruit zal een drietal kern-thema’s afgeleid worden. De onderzoekers en de gebruikers Aan de hand van interviews met wetenschappelijke onderzoekers en gebruikers van kennis is het mogelijk een indicatief beeld te schetsen van de voorkeuren voor onderzoeksthema’s bij beide groepen13. Tabel 6 geeft weer hoeveel van de geïnterviewden een bepaald thema als belangrijk kenschetsten. Thema’s zijn in de lijst opgenomen als ze minstens éénmaal genoemd zijn door één van de geïnterviewden. Er zijn dus geen thema’s opgenomen die nooit genoemd zijn. Wel zijn de opgenomen thema’s soms opgebouwd uit een combinatie van een aantal subthema’s. Ook werden gelijksoortige onderzoeksvelden soms op verschillende wijze aangegeven door de respondenten; die zijn dan later bijeengevoegd. Bijvoorbeeld de thema’s 1) Beheer, instituties en instrumenten en 2) Technologie-ontwikkeling en -verspreiding omvatten allerlei min of meer specifieke varianten. Zoals Tabel 6 aangeeft is er duidelijk sprake van een paar top-thema’s en een paar thema’s met een geleidelijk afnemende interesse. Een andere belangrijke observatie is dat het aantal genoemde thema’s relatief gering is. Dat is verrassend, zeker als het aantal geïnterviewden (16) en hun gevarieerde disciplinaire achtergrond en affiliatie in beschouwing genomen wordt. Verder blijkt dat het onderscheid tussen de wetenschappelijke onderzoekers en de kennisgebruikers niet bijzonder groot is voor wat betreft het toegekende belang. Opvallend is wel dat zich bij de thema’s 2) Technologie-ontwikkeling en -verspreiding en 6) Technologie en gedrag; en rond 7) Gezondheid, sociale aspecten en het milieu en vooral 8) Multidisciplinaire methodologie de klassieke scheiding lijkt af te tekenen tussen wetenschappelijke onderzoekers en beleidsmakers. Hierbij beantwoorden deze kennisgebruikers inderdaad aan het cliché dat zij vooral uit zijn op praktische inzichten omtrent de implementatie van milieuvriendelijke technologieën en de beïnvloeding van gedrag door technologische toepassingen. De wetenschap lijkt meer interesse te hebben voor sociale drijfveren, legitimatie en draagvlak voor beleid in thema 7 en de methodologische aspecten van multi-disciplinariteit in thema 8.
13
Zie Appendix II voor een lijst van geïnterviewden.
HDP-Commissie
35
Tabel 6: Samenvatting Verkenning Onderzoeks thema’s genoemd door respondenten Wetenschappelijke onderzoekers
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Kennisgebruikers
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Beheer, instituties en instrumenten Technologie-ontwikkeling en -verspreiding Consumptie en lifestyle Sociale wetenschappen en Integrated Assessment Informatie technologie en Communicatie Technologie en gedrag Gezondheid, sociale aspecten en het milieu Multidisciplinaire methodologie Globalizering van de economie, handel Landgebruik, urbanizatie Landgebruik, landbouw Evaluatie van onderzoeksbeleid en instrumenten Economische waardering van externaliteiten Integraal Water Management
9 4 5 4 3 2 4 5 2 3 2 1 1 1
100 44 55 44 33 22 44 55 22 33 22 11 11 11
7 7 4 4 4 4 2 1 3 1 1 2 1 1
100 100 57 57 57 57 29 14 43 14 14 28 28 14
16 11 9 8 7 6 6 6 5 4 3 3 2 2
100 69 56 50 44 37 37 37 31 25 19 19 12 12
Aantal consultaties
9
7
16
Bron: Interviews; zie Appendix II Opvallend is dat thema 1) Beheer, instituties en instrumenten door iedereen genoemd is als belangrijk zelfstandig thema van onderzoek. Van belang hierbij is echter dat onderdelen van dit thema vaak in samenhang met andere (substantiële) thema’s of domeinen genoemd werd. Voorbeelden daarvan zijn met name de thema’s: 2) Technologie-ontwikkeling en -verspreiding; 3) Consumptie en lifestyle; 5) Informatie technologie en communicatie; 6) Technologie en gedrag; 9) Globalizering van de economie en handel; en natuurlijk 12) Evaluatie van onderzoeksbeleid en instrumenten. Met name de vraagstukken onder thema’s 2) en 3) werden vaak in termen van beheer, instituties, instrumenten beschreven. Een tweede thema dat vaak genoemd werd is thema 4) Sociale Wetenschappen en Integrated Assessment (IA). Verschillende malen werd gesteld dat, hoewel het een veelbelovende benadering lijkt, er veel onduidelijkheden blijven bestaan. Er kan gesproken worden van een positieve, maar kritische, belangstelling voor IA. Aan een sociaal-wetenschappelijke uitwerking van IA wordt regelmatig een ‘kapstokeffect’ toegekend, in die zin dat vele thema’s en domeinen deel uit kunnen maken van zulke pogingen tot integratie. Een belangrijke vraag van methodologische, maar ook van theoretische, aard is wat de mogelijkheden zijn voor koppeling van de verschillende sociaalwetenschappelijke benaderingen aan IA. Een derde vaak genoemde groep thema’s ontstaat door de samenvoeging van thema’s: 10) Landgebruik, urbanizatie; 11) Landgebruik, landbouw en 14) Integraal Water Management. In termen van belang krijgt deze inhoudelijke samenvoeging rond Duurzaam gebruik van land en
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
36
water een omvang die te vergelijken is met bijvoorbeeld het IA-thema. Tijdens de interviews werd een aantal malen aangegeven dat er een sterke samenhang tussen deze thema’s bestaat, met name voor wat betreft de conceptie van het ‘wetenschappelijke probleem’, waarbij fysische aspecten direct interacteren met een complex van sociaal-wetenschappelijke aspecten. Deze conceptie refereert aan een aantal elementen die (bijna) altijd van toepassing blijken: culturele en sociologische factoren, instituties, economische verhoudingen, etc. Ook bestaat er binnen de sociale wetenschappen – in tegenstelling tot de natuurwetenschappelijke benadering van deze subthema’s – een zekere overeenkomst in de disciplinaire aandacht voor deze thema’s en in de gebruikte onderzoeksmethoden. Disciplines als economische geografie, ruimtelijke economie, planologie, bestuurskunde, sociologie, en antropologie hebben alle hun varianten op het gebied van land- en watergebruik. Met betrekking tot de bovengenoemde relatief sterke voorkeur van de beleidsmakers voor thema’s 2) Technologie-ontwikkeling en -verspreiding en 6) Technologie en gedrag, en de voorkeur van de wetenschappelijke onderzoekers voor 7) Gezondheid en sociale aspecten van het milieu en vooral 8) Multidisciplinaire methodologie, kan gesteld worden dat deze vier thema’s in feite generieke aspecten betreffen. De belangstelling voor deze thema’s lijkt te zitten in het feit dat het om vraagstukken gaat die, in de een of andere vorm, ook bij de meeste andere onderzoeksthema’s terugkomen. Dit impliceert dat ze minder geschikt zijn als op zichzelf staand thema. De thema’s en de onderzoeksprogramma’s Nationaal Tabel 7 vat samen hoe de verschillende onderzoeksthema’s al dan niet ondergebracht zijn in de Nederlandse onderzoeksprogramma’s. Op het eerste gezicht lijkt het alsof alle thema’s ergens ‘onderdak’ gebracht kunnen worden. Dit is echter maar ten dele het geval. In de eerste plaats zijn het in een aantal gevallen deelaspecten van thema’s die binnen een onderzoeksprogramma passen. Het NOP-2 bijvoorbeeld dekt veel thema’s, maar concentreert zich op de klimaat- en luchtverontreinigingsaspecten daarvan – daarbij soms andere aspecten meenemend. In de tweede plaats geeft tabel 7 een beeld dat het verleden, het heden en de nabije toekomst beslaat. Onduidelijk is wat er precies met een vervolg op het NOP-2 zal gebeuren, hoe GAMIN eruit zal gaan zien, en of de NWO-programmering inderdaad de verwachte lijnen zal gaan volgen. Met betrekking tot de bestaande NWO-onderzoeksprogramma’s is duidelijk dat ze binnen drie jaar beëindigd zullen zijn. Het NWO-programma Duurzaamheid en Milieukwaliteit is al beëindigd. Indien de hierboven aangegeven verwachtingen met betrekking tot de invulling van de onderzoeksprogramma’s werkelijkheid worden, zullen toekomstige onderzoekers kunnen putten uit een drietal potentiële bronnen van financiering voor sociaal-wetenschappelijk global changeonderzoek, namelijk een vervolg op het NOP-2, GAMIN en NWO. Hierbij dient aangetekend te worden dat bij NWO wetenschappelijke voortgang prioriteit heeft en dat het accent minder ligt op de ontwikkeling van domeingerichte kennis. Zoals gesteld: als een vervolg op het NOP-2 zich inderdaad tot een internationaler global changeonderzoeksprogramma verbreedt en als GAMIN nog een slag van wetenschappelijke verdieping maakt, onstaat er een enigzins verbrokkeld – en licht complementair – beeld van de
HDP-Commissie
37
financieringsmogelijkheden voor verschillende onderdelen of aspecten van thema’s. In zo’n situatie lijkt het gerechtvaardigd dat de HDP-Commissie vanuit een inhoudelijk perspectief een nadere invulling aan de thema’s geeft. Tabel 7: Aansluiting thema’s bij nationale onderzoeksprogramma’s NWO
1. 2. 3. 5. 6. 9. 12.
Beheer, instituties en instrumenten Technologie-ontwikkeling en -verspreiding Consumptie en lifestyle Informatie technologie en Communicatie Technologie en gedrag Globalizering van de economie, handel Evaluatie van onderzoeksbeleid en instrumenten
4.
Sociale wetenschappen en Integrated Assessment
Duurzaam gebruik van land en water 10. Landgebruik, urbanizatie 11. Landgebruik, landbouw 14. Integraal Water Management
NOP-2
GAMIN
VI
ME
EnO
DMK
´ ´ ´ ´
´ ´ ´ ´
´
´ ´
´ ´ ´
´ ´ ´
´
´
´ ´
´ ´ ´ ´
´
´ ´ ´ ´
´ ´ ´
´ ´ ´
´
VI: Vernieuwingsimpuls; ME:
Milieu en Economie; EnO: Energie-onderzoek; DMK: Duurzaamheid en Milieukwaliteit Bron: Diverse onderzoeksprogamma’s en interviews Appendix II Internationaal Ook vanuit een internationaal perspectief is het zinvol om de vraag te stellen hoe de drie thema’s aansluiten op een aantal belangrijke onderzoeksprogramma’s. Tabel 8 laat zien dat de drie hoofdthema’s in bijna alle buitenlandse onderzoeksprogramma’s terug te vinden zijn. Hierbij geldt hetzelfde voorbehoud als voor de Nederlandse situatie gemaakt kan worden: het betreft vaak deelaspecten van thema’s die binnen een onderzoeksprogramma passen. Dit geldt met name voor de IHDP-Science Plans waarbij voor elk Science Plan naar een duidelijke uniciteit is gestreefd, hoewel ook daar een zekere overlap te constateren is. Van groot belang is natuurlijk de vaststelling dat de verschillende IHDP-Science Plans géén financiering bieden, terwijl de andere onderzoeksprogramma’s – met name het vijfde Kaderprogramma van de EU (EU Fifth Framework Programme: EU FP5) – dat wèl doen. Een verdere detaillering van de aansluiting van de drie thema’s bij internationale programma’s staat vermeld in Tabel 8.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
38
Tabel 8: Aansluiting bij internationale programma’s geen financiering LUCC
1. 2.
Beheer, instituties, instrumenten Technologie-ontwikkeling en -verspreiding 3. Consumptie en lifestyle 5. Informatie technologie en Communicatie 6. Technologie en gedrag 9. Globalizering of economie, handel 12. Evaluatie van onderzoeksbeleid en instrumenten 4.
Sociale Wetenschappen en Integrated Assessment
Duurzaam gebruik van land en water 10. Landgebruik, urbanizatie 11. Landgebruik, landbouw 14. Integraal Water Management
´ ´
´
GECHS
´ ´
´
IDGEC
IT
IGES
´
´
´
´
´
´
´
´ ´
´ ´
´ ´
´ ´
´ ´
´ ´
´
´ ´
´
´
´
´
´
´
´ ´
´ ´ ´ ´
financiering EU FP5 OECD NRC
´ ´ ´ ´
´ ´
´ ´ ´
´ ´ ´
´ ´ ´
´ ´
´
´
´ ´ ´
´ ´
Bron: Diverse internationale onderzoeksprogramma’s; zie Appendix I
HDP-Commissie
39
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
40
6.
De Nederlandse sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s
De HDP-Commissie wil een beperkt aantal specifieke thema’s selecteren, die terug te voeren zijn op de IHDP-Science Plans, en aansluiten bij zowel de Nederlandse onderzoeksgemeenschap en infrastuctuur als op buitenlandse onderzoeksprogramma’s. Bovendien dienen de thema’s interessant te zijn voor beleidsmakers én voor wetenschappelijke onderzoekers. Van groot belang is ook dat een Nederlandse bijdrage aan deze thema’s een internationale meerwaarde genereert voor het onderzoek dat wordt gedaan in het kader van de IHDP-Science Plans, in die zin dat de resultaten ervan wetenschappelijk generaliseerbaar moeten zijn en ook elders op de wereld toepassing moeten kunnen vinden. In Sectie 4 is geconcludeerd dat het voor de hand ligt dat de HDP-Commissie door middel van het formuleren van geschikte onderzoeksthema’s aansluiting zoekt bij de Nederlandse infrastructuur. Anticiperend op de Nederlandse omstandigheden werd voorgesteld dat de thema’s van de HDPCommissie een samenhangend kader zou kunnen bieden voor onderzoek op de interface tussen strategische en fundamenteel onderzoek, dat adekwaat opgesplitst in onderdelen en deelvragen van verschillend wetenschappelijk en/of toegepast karakter ondergebracht kan worden bij de programmering van de verschillende Nederlandse en buitenlandse onderzoeksprogramma’s en organisaties Op basis van de consultatie van wetenschappelijke onderzoekers en van vertegenwoordigers van andere betrokken organisaties zijn in Sectie 5 drie thema’s onderscheiden die voor Nederland van belang zijn. Deze clusters van nauw verwante thema’s zijn: – Instituties – Integrated Assessment – Duurzaam gebruik van land en water Hieronder worden de drie thema’s kort gekarakteriseerd, waarbij de mate aangeven zal worden waarin: – ze mogelijkheden bieden voor multidisciplinaire samenwerking; – ze de mogelijkheid bieden tot het formuleren van wetenschappelijk strategische kennisvragen die zowel domeingericht als abstract van aard kunnen zijn; – ze aansluiten op beleidsproblemen in binnen- en buitenland; – de capaciteit voor het doen van onderzoek op deze gebieden aanwezig is of samengesteld kan worden op basis van de combinatie van verspreid aanwezige ervaring; – ze aansluiten op elementen van verschillende internationale onderzoeksprogramma’s.
HDP-Commissie
41
Instituties Instituties zijn een centraal concept in de sociale wetenschappen. Instituties kunnen worden omschreven als: ‘systems of rules, decision-making procedures, and programs that give rise to social practices, assign roles to the participants of these practices, and guide interactions among the occupants of the relevant roles’ (IDGEC 1999: 14). Gegeven deze definitie kunnen instituties niet anders beschouwd worden dan als een cruciaal element van sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek. Het IDGEC Science Plan voorspelt dat: ‘research carried out under the IDGEC project will allow us to separate with increasing accuracy the relative roles of institutions and other social drivers governing the course of human/environment relations, to diagnose the institutional causes of specific problems (e.g. climate change) and to make useful predictions about the consequences likely to flow from design choices available to those crafting institutional responses to major environmental problems’ (IDGEC 1999: 74). De bovenstaande definitie en de daaropvolgende voorspelling van IDGEC refereren aan de rol van instituties als verklaring en oplossing voor milieuproblemen én als onderdeel van beleidsinstrumenten. Instituties worden bovendien ‘breed’ gedefinieerd: ze hebben betrekking op een veelheid aan arrangementen en variëren van formele, van overheidswege tot stand gebrachte structuren tot informele, sociale normen. Instituties worden echter analytisch onderscheiden van ‘organisaties’, die als actoren gekenschetst worden. De gehanteerde brede definitie vloeit voort uit het pragmatische streven om vanuit verschillende complementaire visies op het begrip instituties tot beantwoording van de voorliggende onderzoeksvragen te komen. Hiermee wordt vermeden dat een paradigmatische strijd gevoerd moet worden over het – door velen onoverbrugbaar geachte – onderscheid tussen de Collective-action en de Social-practice benadering (zie North 1990; Scott 1995). Een dergelijke brede benadering is aantrekkelijk vanuit een pragmatisch, probleem-georiënteerd perspectief. Het biedt de mogelijkheid tot het formuleren van vragen met betrekking tot: i) de rol van instituties in verhouding tot andere oorzaken van global change-problemen; ii) de vormgeving van specifieke instituties als oorzaak van global change-problemen; en iii) de manier waarop effectieve en efficiënte instrumenten gecreëerd kunnen worden. Vraagstukken van groot belang zijn dan: 1) het problem of fit – dat zich richt op de aansluiting tussen beheersarrangementen en fysische systemen, in termen van het schaalniveau; en 2) het problem of interplay – dat zich richt op interdependenties tussen beheersarrangementen van verschillende aard, op hetzelfde of andere sociale systeemniveaus (zie IDGEC 1999: 45). Het thema ‘Instituties’ kan dus als een ‘horizontaal’ onderzoeksthema beschouwd worden, waarbij van één specifiek institutioneel aspect bestudeerd wordt hoe het zich voordoet bij verschillende media, effecten of domeinen. Het thema kan echter ook als een ‘verticale’ benadering gehanteerd worden, waarbij de verschillende institutionele aspecten van een specifiek milieuprobleem geanalyseerd worden. Hierbij kan gekeken worden naar verschillende schaalniveaus (lokaal, nationaal, mondiaal; micro, meso, macro), naar bepaalde omstandigheden (instituties als oorzaak), en naar de mogelijkheden tot het ontwerpen van corrigerende instrumenten (instituties als oplossing).
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
42
Vanuit een meer fundamenteel sociaal-wetenschappelijk perspectief verschaft het onderzoeksthema instituties een scala aan (multi)disiciplinaire vraagstukken van zowel theoretische als methodologische aard. Bijzondere uitdagingen van fundamentele aard zijn, in de eerste plaats, het feit dat een institutionele invalshoek mogelijkheden suggereert om verschillende disciplines met elkaar te verbinden op theoretisch niveau. Aangezien instituties deel uitmaken van verschillende disciplinaire theorieën, wordt getracht deze disciplinaire invalshoeken elkaar in verbinding te brengen via de daarin omschreven rol van instituties. Voorbeelden van dergelijke combinaties zijn: de evolutionaire en institutionele benaderingen van de economische wetenschappen en van vraagstukken op het gebied van technologie-ontwikkeling en -diffusie; public choice-theorieën; sociologisch-antropologisch-economische verklaringsmodellen voor ondernemingsgedrag; reguleringstheorieën; internationale beleidstheorie; en participatie en beleidslegitimatie (zie bijvoorbeeld Nelson 1995; Dosi 1988; Scharpf 1997; RMNO 1999d). In de tweede plaats, wordt een wetenschappelijke uitdaging van formaat gevormd door verder onderzoek naar de mogelijkheid van het combineren van actor-gerichte Collective-action- en de omgeving-gerichte Social-practice-benaderingen van instituties. Met name de simultane toepassing van beide benaderingen op één of meer empirische cases op het gebied van de sociaalwetenschappelijke global change-vraagstukken lijkt mogelijkheden te bieden tot het generen van nieuwe inzichten – zowel op het gebied van het bestudeerde domein als met betrekking tot methodologische verdieping (zie bijvoorbeeld Callon 1998; IDGEC 1999: 77). In de derde plaats biedt het concept ‘instituties’ een aangrijpingspunt voor het ontwikkelen van analytische interfaces tussen fysische en technologische hardware (natuur, apparaten, constructies, etc.) en de sociaal-wetenschappelijke inbedding daarvan. Hiertoe dienen instituties opgevat te worden als de ‘schil’ tussen deze hardware en de mens; dat wil zeggen een complex van kennis, gewoonten, regels, individuele en collectieve besluitvormingsprocessen, risicopercepties, etc. die vorm geven aan de relatie tussen natuur en technologie en de gebruiker. In deze opvatting kan het begrip ‘instituties’ gebruikt worden als bouwsteen voor het formuleren van theorieën op het gebied van technologie-ontwikkeling, -diffusie, -toepassing, -gebruik, etc. Nationale inbedding Recente nationale ontwikkelingen op het gebied van de onderzoeksprogrammering binnen NWO, GAMIN en een vervolg op het NOP-2 refereren in sterke mate aan instituties als oorzaak en als oplossing voor verschillende milieuproblemen. De kennis over de verschillende soorten en typen instituties is in vele academische en toegepaste bèta- en gamma-onderzoeksinstituten in Nederland aanwezig, maar een integrale benadering ontbreekt vaak. Internationale inbedding De relatie tussen duurzaamheid en instituties vindt uitwerking in vele verschillende vormen in de internationale onderzoeksprogrammering. Als algemeen voorbeeld kan dienen de IGES International Open Meeting in Shonan Village, Japan, in juni 199914.
14
Zie de presentatie ‘Decision-making processes and Global Environmental Change’ door Morishima (1999).
HDP-Commissie
43
De drie foci van het IHDP-Science Project IDGEC hebben geheel betrekking op instituties: 1) Roles of institutions in causing and confronting global change; 2) Effect of institutional innovations intended to confront global change; 3) What are the prospects for (re)designing institutions to confront environmental challenges? Daarnaast sluit het thema instituties aan bij verschillende onderdelen van de drie andere IHDPScience Projects: – LUCC Foci: 1, 3.1, 3.2, 3.3. – GECHS Foci: 2) Environmental Change, Resource Use, and Human Security; 3) Population, Environment, and Human Security; 5) Institutions and Policy Development in Environmental Security. – IT Foci: Energy and Material Flows; Food; Cities; Information and Communication; Governance and Transformation Processes. Het NRC-programma Human Dimensions of Global Change: Research pathways for the next decade bevat de thema’s: – Understanding the social determinants of environmentally significant consumption. – Understanding the sources and processes of technological change. – Understanding institutions for managing global change. – Understanding land use/land cover dynamics and human migration. – Improving methods for decision making about global change. Het OECD Environmental Programme bevat vele thema’s met betrekking tot instituties. De hoofdstukken ‘Integrating Economic & Environmental Policies’, ‘Increasing Resources Efficiency’ en ‘Waste management’ zijn vrijwel geheel gericht op instituties in vele vormen. Het deel ‘Climate Change & Environmentally Sustainable Transport’ bevat de volgende relevante deelthema’s: Monitoring, Reporting and Review, International Emission trading, Joint Implementation, Transaction Costs and Climate Change, Taxation Issues (i.e. carbon/energy), Measures for Financing Energy Efficiency in Economies in Transition, National Climate Policies and the Kyoto Protocol, Culture choice and technology, Energy Efficiency Standards for Traded Products, Voluntary Agreements with Industry, The Sustainable energy Market, Sustainable Transport Policies. In het kader van het Vijfde kaderprogramma van de EU bestaat er aansluiting bij de volgende thema’s: Theme I: Quality of life ans management of living resources 4. Environment and Health 5. Sustainable agriculture, fisheries and forestry 13. Socio-economic aspects of life sciences and technologies Theme III: Competitive and sustainable growth 1. Innovative Products, Processes and Organisation 2. Sustainable Mobility and Intermodality 3. Land transport and marine technologies 6. Measurement and testing
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
44
Theme IV: Preserving the ecosystem Part A: Environment and sustainable development 1. Sustainable management and quality of water 2. Global Change, climate and biodiversity 3. Sustainable marine ecosystems biodiversity 4. The city of tomorrow and cultural heritage Part B: Energy 5. Cleaner energy systems, including renewables 6. Economic and efficient energy for a competitive Europe Integrated Assessment Integrated assessment (IA) is een analysemethode die ruime mogelijkheden tot verdere ontwikkeling biedt en die regelmatig als ‘veelbelovend’ gekenmerkt wordt. IA streeft naar het analyseren van complexe problemen door middel van het koppelen van schaalniveaus, tijdsschalen, sectoren, thema’s en disciplines. Een definitie luidt: ‘Integrated Assessment is een interdisciplinair proces van combineren, interpreteren en communiceren van kenniselementen uit verschillende wetenschappelijke disciplines op zodanige wijze, dat zoveel mogelijk relevante aspecten van een maatschappelijk probleem in hun onderlinge samenhang beschouwd kunnen worden ten behoeve van beleidsondersteuning’ (Rotmans 1998). Hiermee lijkt IA aanknopingspunten te kunnen bieden voor het overbruggen van de kloof tussen natuurwetenschappelijke systeembenaderingen en benaderingen door de sociale wetenschappen resp. de kloof tussen het beleid en de wetenschap. Dit maakt IA bij uitstek geschikt voor onderzoek naar sociaal-wetenschappelijke global changeonderzoeksthema’s. Binnen IA kunnen twee methodologische richtingen onderscheiden worden: de analytische en de participatieve methode, die apart of in combinatie toegepast kunnen worden. De analytische methode ontwikkelt inzichten binnen een formeel kader in de vorm van één of meer gekoppelde modellen, scenario’s en risico-analyses. Een voorbeeld is de combinatie van, enerzijds, natuurwetenschappelijke klimaatmodules, met, anderzijds, modellen van de economie en technologie-ontwikkeling, of gestileerde socio-politieke resp. governance trends. De participatieve benadering richt zich door middel van de dialoogmethode, beleidsoefeningen en ‘wederzijds leren’ op het vergaren van inzichten en kennis bij relevante maatschappelijke actoren, zoals betrokken burgers en ondernemers, beleidsmakers en wetenschappelijke onderzoekers. In principe zijn de analytische en de participatieve methoden complementair en kunnen ze elkaar versterken, waarbij de uitkomsten van scenario’s bijvoorbeeld getoetst kunnen worden door middel van een panel van ‘deskundigen’. Er zijn belangrijke beloftes gedaan, verwachtingen geuit en kritische vragen gesteld over de potenties van de IA-methode vanuit wetenschappelijke en beleidskringen. De beloftes en vragen betreffen, onder meer, het formeel koppelen van deelmodellen, de ontwikkeling van voldoende coherente sociaal-wetenschappelijke modules, de combinatie van abstractie- en schaalniveaus, de
HDP-Commissie
45
integratie van de analytische en de participatieve methode, de toepassingsmogelijkheden van de verschillende IA-benaderingen, consultatieprocessen, de legitimiteit van uitkomsten, etc.15 Een verdere ontwikkeling van IA als methode, en de toepassing ervan op maatschappelijke en beleidsvraagstukken in binnen- en buitenland, biedt de mogelijkheid voor het uitvoeren van allerlei verschillende typen wetenschappelijk, strategisch en toepassingsgericht onderzoek. Deels zal dit onderzoek disciplinair van aard zijn ter onderbouwing van onderdelen van de IA, deels zal het gericht moeten zijn op methodologische aspecten van gamma-bèta-integratie, en deels op specifieke theoretische en empirische aspecten van de inhoudelijke analyse. In dit verband kan ook gewezen worden op de mogelijkheden die vormen van formele institutionele analyse en modellering bieden, voor het laten aansluiten van sociaal-wetenschappelijke benaderingen op IA (zie bijvoorbeeld Scharpf 1997). Voorts lijken er interessante mogelijkheden tot verdere exploratie te bestaan met betrekking tot de techniek van het modelleren in samenhang met de snel toenemende kracht van computers en programmatuur (zie bijvoorbeeld Jager 2000). Hiermee kan IA een bijdrage van belang leveren aan het onderzoek naar oorzaken en oplossingen van global change-vraagstukken. Nationale inbedding Gegeven het feit dat IA een methodiek is, heeft de vraag naar de inbedding in feite een tweeledig karakter. In de eerste plaats is het van belang na te gaan of er perspectief bestaat voor expliciet onderzoek naar IA als methode. De tweede vraag luidt in hoeverre er wetenschappelijke vraagstukken geformuleerd kunnen worden op een manier die zich leent voor een beantwoording door middel van een IA-benadering. Met betrekking tot onderzoek naar IA kan gesteld worden dat daar vanuit verschillende kanten op aangedrongen wordt, met name vanwege de potentiële multidisciplinaire kracht van de methode. Recente nationale ontwikkelingen op het gebied van, bijvoorbeeld, Meervoudig Ruimtegebruik, Integraal Waterbeheer, vraagstukken rond het vervolgVINEX en de transportproblematiek geven aan dat een integrale analytische benadering ontbreekt. Wel lijken de bouwstenen daarvoor verspreid aanwezig op vele bèta- en gammaonderzoeksinstituten. Het formuleren van de zinvolle vragen die leiden tot strategisch onderzoek op het gebied van deze thema’s is echter een proces waar nog een lange weg te gaan is. Hier liggen met name uitdagingen voor het toepassen van IA als methodologisch uitgangspunt en – daarmee – als richtinggevend element in multidisciplinaire theorie-ontwikkeling. Internationale inbedding Verschillende varianten op het thema IA werden gepresenteerd tijdens de IGES International Open Meeting in Shonan Village, Japan, in juni 1999. IA is geruime tijd een van de kernonderzoeksactiviteiten geweest van IIASA (zie IIASA 2000). Sindsdien wordt IA in toenemende mate opgenomen in de nationale en multinationale onderzoeksprogrammering. Het IHDP-Science Project LUCC heeft enigszins de structuur van een IA op macro- en mesoniveau. Daarnaast sluit het IA aan bij verschillende onderdelen van: 15
Deze beloften en vragen komen ook naar voren in de RMNO-publicatie No. 139, Geïntegreerde modellen: Brug tussen onderzoek en beleid (1999c).
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
46
– –
Focus: 4) Modelling Regions of Environmental Stress and Human Vulnerability. IT Foci: Energy and Material Flows; Food; Cities; Information and Communication; Governance and Transformation Processes. GECHS
Binnen het NRC programma Human Dimensions of Global Change: Research pathways for the next decade sluit IA aan op de volgende thema’s: – Understanding the social determinants of environmentally significant consumption. – Understanding the sources and processes of technological change. – Understanding institutions for managing global change. – Understanding land use/land cover dynamics and human migration. – Improving methods for decision making about global change. Het OECD Environmental Programme bevat vele thema’s waarin IA als techniek een toepassing zou kunnen vinden. Voorbeelden zijn de hoofdstukken ‘Integrating Economic & Environmental Policies’, ‘Globalisation and Environment’ die een aantal geschikte vraagstukken bevatten. Het deel ‘Climate change & Environmentally sustainable transport’, bevat de volgende relevante deelthema’s: Taxation Issues (i.e. carbon/energy), Setting Priorities After Kyoto, National Climate Policies and the Kyoto Protocol, Agriculture and Forestry: Identification of Options for Net GHG Reduction, Culture choice and technology, The sustainable energy Market, Sustainable Transport Policies. In het kader van het Vijfde kaderprogramma van de EU bestaat er aansluiting bij de volgende thema’s: Theme I: Quality of life and management of living resources 4. Environment and Health 5. Sustainable agriculture, fisheries and forestry 13. Socio-economic aspects of life sciences and technologies Theme III: Competitive and sustainable growth 2. Sustainable Mobility and Intermodality Theme IV: Preserving the ecosystem Part A: Environment and sustainable development 1. Sustainable management and quality of water 2. Global Change, climate and biodiversity 3. Sustainable marine ecosystems biodiversity 4. The city of tomorrow and cultural heritage Part B: Energy 5. Cleaner energy systems, including renewables 6. Economic and efficient energy for a competitive Europe
HDP-Commissie
47
Duurzaam gebruik van land en water Begrip van de patronen van land-use/land-cover change wordt essentieel geacht in het streven naar een duurzame samenleving, zo stelt het implementatieplan van het LUCC (LUCC 1999): ‘Central to these trajectories are rural-urban dynamics in a world of large, sprawling urban areas competing for peri-urban land, changing production-consumption relationships in their hinterlands. Inherent in this tension between urban and rural land uses is the degradation of aquatic systems, with consequences for urban populations, brought about by nutrient run-off and soil erosion from agriculture and tropospheric pollution, affecting agriculture, and generated by the urban sector.’ Het voorgaande citaat legt verbindingen tussen een groot aantal verschillende facetten van land- en watergebruik. Het refereert aan de spreekwoordelijke contrasten als: stad en land, land en water, landbouw en industrie, natuur en cultuur, sociale en fysieke aspecten. Geconstateerd kan worden dat de manier waarop deze contrasten zich manifesteren en zich met elkaar verweven tot steeds grotere problemen aanleiding geeft, zowel in Nederland als elders op de wereld. Erosie, mega-cities, suburbanisatie, watergebrek, wateroverlast, congestie van transportsystemen, vervuiling en de degradatie van hoogwaardige ecosystemen zijn fenomenen die zich overal voordoen. Afhankelijk van het schaalniveau en de specifieke locatie variëren deze problemen in aard, ernst en complexiteit. Ten dele liggen de oorzaken van deze problemen in het feit dat er onvoldoende mogelijkheden bestaan om de verschillende vormen van land- en watergebruik en de fysische en sociale effecten daarvan te controleren en te coördineren. Met name omdat problemen vertaald worden naar geïsoleerde beleidsvraagstukken binnen een eigen institutionele context wordt het zicht op de samenhang belemmerd. Ook binnen de wetenschappelijke benadering van land- en watergebruik en de gevolgen daarvan bestaan compartimenten, waarbinnen de verschillende fysieke en sociaalwetenschappelijke disciplines zich met uiteenlopende wetenschappelijke vraagstukken op het gebied van ‘ruimtegebruik’ bezig houden. Het thema ‘Duurzaam gebruik van land en water’ onderkent de complexe samenhang van, enerzijds, factoren die bepalend zijn voor de manier waarop mensen gebruik maken van land en water en, anderzijds, specifieke vormen van dat ruimtegebruik en de fysieke consequenties daarvan. Ruimtelijk gelokaliseerde fysieke activiteiten zijn onderdeel van een economisch systeem, binnen een maatschappelijke en institutionele context met specifieke besluitvormingsstructuren, die gevormd zijn in de historie. Met betrekking tot de rol van deze sociaal-wetenschappelijke aspecten streeft dit thema naar meer integratie en samenwerking van een aantal disciplines en onderzoeksvelden die tot nu toe veelal naast elkaar geopereerd hebben rond thema’s als: landgebruik, (hyper)verstedelijking, landbouw en technologie, integraal watermanagement, mobiliteit en transport, ruimtelijke ordening, etc. Vanuit het streven naar een duurzaam beheer van de ruimte lijkt het zinvol benaderingen samen te brengen, die specifieke vormen van gebruik van land en water en de rol van bepaalde drivers (zoals economische ontwikkeling, liberalisering, bestuurlijke decentralisatie, Europese integratie, etc.) vanuit verschillende (multi)disciplinaire perspectieven beschouwen.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
48
Tijdens de interviews werd een aantal malen aangegeven dat er een sterke samenhang tussen de thema’s land- en watergebruik bestaat, met name voor wat betreft de conceptie van ‘het probleem’ waarbij fysische aspecten direct interacteren met een complex van sociale aspecten. Deze interactiepatronen bevatten een aantal elementen die (bijna) altijd van toepassing zijn: culturele en sociologische factoren, instituties, economische verhoudingen, etc. Ook bestaat er binnen de sociale wetenschappen – in tegenstelling tot de natuurwetenschappelijke analyses van land- en watergebruik – een zekere overeenkomst in de disciplinaire aandacht voor deze thema’s en in de gebruikte onderzoeksmethoden. Disciplines als economische geografie, ruimtelijke economie, planologie, bestuurskunde, sociologie, antropologie, etc. hebben allen hun varianten op het gebied van land- en watergebruik en transport. Het onderzoek naar het beheer en gebruik van land en water vormt een zinvolle tegenhanger van het onderzoek dat plaatsvindt in het IHDP-Science Project Industrial Transformation. Ze zijn complementair in termen van domein en overlappend in termen van methodologie. Nationale inbedding De nationale inbedding van het thema ‘Duurzaam gebruik van land en water’ sluit, voor wat betreft beleidsrelevantie, direct aan bij meer of minder recente discussies op het gebied van onder meer meervoudig ruimtegebruik (Prins et al. 1999, RMNO 1999b), integraal waterbeheer (NRLO/AWT/RMNO 2000), vraagstukken rond het vervolg op VINEX, en de transportproblematiek. Met betrekking tot deze vraagstukken bestaat er een groeiende belangstelling voor sociaal-wetenschappelijke benaderingen, met name vanuit het instrumentele perspectief van de Ministeries van VROM, LNV en VenW. In algemene zin kan gesteld worden dat in termen van kennis – voortvloeiend uit zowel toegepast als strategisch en fundamenteel onderzoek – de bouwstenen voor integratie verspreid aanwezig zijn bij vele bèta- en gamma-onderzoeksinstituten. Het thema sluit aan bij belangrijke Nederlandse onderzoekstradities, zowel met betrekking tot het bèta-onderzoek naar fysieke, biologische en (landbouw)technologische onderzoek naar de bodem en het water, als recentere, meer gammagerichte benaderingen die het beheer en het gebruik als onderzoeksobject hebben. De vanuit de beleidsvraagstukken noodzakelijk geachte integrale benadering dient echter nog tot ontwikkeling gebracht te worden. Met betrekking tot de wetenschappelijke invalshoek lijkt een dergelijke benadering aan te kunnen zetten tot de verdere ontwikkeling van vernieuwende disciplinaire en multidisciplinaire concepten, aansluitend bij nieuwe empirische domeinen en bij nieuwe beleidsvragen en voortbouwend op bijvoorbeeld het IHDP-Science Project Industrial Transformation (IT 1999). Internationale inbedding Het belang van een thema als duurzaam land- en watergebruik wordt algemeen erkend. Gewezen kan worden op de aandacht voor het Wereld Water Forum, in mei 2000 in Den Haag, en de IGES International Open Meeting in Shonan Village, Japan, in juni 199916. Daarnaast krijgt water steeds meer aandacht vanuit internationale fora, zoals de World Bank. Ook problemen van landgebruik en urbanisatie worden alom, met name in Azië, als belangrijk omschreven. 16
Zie de presentatie Land Use and Land Cover Change door Liverman (1999).
HDP-Commissie
49
Wat betreft de IHDP-Science Projects sluit het thema aan bij: – LUCC: Foci 1, 2.2, 3.1, 3.2, 3.3. – GECHS: Focus 2 Environmental Change, Resource Use, and Human Security. – IT: Foci Food en Cities. – IDGEC: Focus 1 Roles of institutions in causing and confronting global change. Bovendien zal ‘Water’ mogelijk worden aangewezen als een cross-cutting thema door het IHDP en het IGBP. Ook liggen er relaties met LOICZ wat betreft het onderwerp water-land-mens in kustgebieden. Het NRC-programma Human Dimensions of Global Change: Research pathways for the next decade bevat het thema Understanding land use/land cover dynamics and human migration. Het OECD-onderzoeksprogramma bevat binnen het hoofdstuk Climate Change & Environmentally Sustainable Transport de volgende relevante deelthema’s: Agriculture and Forestry; Identification of Options for Net GHG reduction; Sustainable Transport Policies. In het kader van het Vijfde kaderprogramma van de EU bestaat er aansluiting bij de volgende thema’s: Theme I: Quality of life and management of living resources 5. Sustainable agriculture, fisheries and forestry Theme III: Competitive and sustainable growth 2. Sustainable Mobility and Intermodality 3. Land transport and marine technologies Theme IV: Preserving the ecosystem Part A: Environment and sustainable development 1. Sustainable management and quality of water 2. Global Change, climate and biodiversity 3. Sustainable marine ecosystems biodiversity 4. The city of tomorrow and cultural heritage
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
50
Appendix I De internationale setting
Land-Use and Land-Cover Change (LUCC, co-sponsored by IGBP) Understanding the nature of land-use/cover change and its impacts requires the joint efforts of natural and social science because of the expertise of each in certain key facets of the topic. The LUCC plan is guided by five overarching questions, specifically: – – – – –
How has land cover been changed by human use over the last 300 years? What are the major human causes of land-use change in different geographical and historical contexts? How will changes in land use affect land cover in the next 50-100 years? How do immediate human and biophysical dynamics affect the sustainability of specific types of land uses? How might changes in climate and global biogeochemistry affect both land use and land cover, and vice versa?
The plan calls for a set of integrative research foci and activities linking the various components of the LUCC research community in an effort to improve understanding of: (i) the driving forces (exogenous variables) of land use as they operate through the land manager; (ii) the land-cover implications of land use; (iii) the spatial and temporal variability in land-use/cover dynamics; and (iv) regional and global models and projections of land-use/cover change. These questions are addressed by three research foci: Focus 1, Land-Use Dynamics, is a comparative case study approach aimed at improving our understanding of the variation in the nature-society dynamics of land management, thereby facilitating a sophisticated approach to regional and global modelling. Focus 2, Land-Cover Dynamics, involves regional assessments of land-cover change as determined from direct observation (e.g., satellite imagery and field studies) and models built from these observations. It seeks to provide spatial specificity in the land-cover outcomes associated with the management practices of particular land uses. In doing so, it links the underlying driving forces and land uses found in the case studies of Focus 1 to land-cover changes through management or proximate activities. Focus 3, Regional and Global Models, aims to improve upon existing models and build new ones that provide a basis for projecting land-use changes based on changes in the underlying causes or driving forces. These models will incorporate the regional and situational sensitivity provided from Foci 1 and 2 to generate more spatially explicit outcomes from regional and global models.
HDP-Commissie
51
Global Environmental Change and Human Security (GECHS) Three key issues facing humankind are environmental degradation, impoverishment, and the insecurity that can result from either of these two. The GECHS project focuses on developing a better understanding of these links, based on providing a new and different perspective than exists in previous research. In particular, we argue for a more interdisciplinary and integrative perspective on these issues. Three key premises inform the development of the GECHS Plan. First, we recognise that human perceptions of the natural environment, and the way we use the environment, are socially constructed. Second, we accept that environmental problems must be addressed from a broader perspective that includes issues of impoverishment and issues of (in)equity. And third, we recognise that ‘space matters’. In the context of our work, it is important to consider the various spatial levels at which both environment and security concerns can be addressed. Key Issues and the GECHS Project 1.
There needs to be continued theoretical and conceptual development of the links between environmental change, impoverishment, and insecurity.
2.
There is a strong need for empirical studies focusing on the elements of environmental change that actually threaten human security, and on the role various processes (e.g., economic, social) play.
3.
Researchers, NGOs, and policy makers must be encouraged to be actively involved in future environment and security activities of the GECHS project.
4.
Research needs to focus on why some communities and organisations have been able to adapt to environmental change, while others appear to have been more vulnerable.
5.
Issues of inequality and impoverishment must be incorporated into the analysis of environment and security links. Research may also include studies of the underlying social, political, and economic processes contributing to injustices and inequalities with respect to the environment and access to resources.
6.
There is a need to develop methods for the early warning of environmental change and its potential impacts, to identify regions of potential insecurity, and to determine why some groups or communities are more vulnerable than others, given the same level of biophysical risk.
Research Questions The overall research question addressed by the GECHS project is, ‘What is the relationship between global environmental change and human security?’ From this general question, additional research questions have been identified. These questions can be placed into three categories: context, response options, and analysis. Focus 1 Conceptual and Theoretical Issues in Environment and Human Security: Why some regions and societies are more vulnerable than others; the relationship between environment and conflict; how environmental change threatens human security.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
52
Focus 2 Environmental Change, Resource Use, and Human Security: Water, food, energy security; atmospheric change; land use change (linkage project with LUCC); environment and conflict/co-operation. Focus 3 Population, Environment, and Human Security: Environment, migration; urbanisation; population and impoverishment; health and the environment; environmental change and indigenous people; women, environment. Focus 4 Modelling Regions of Environmental Stress and Human Vulnerability: Developing indicators of environmental change; modelling environmental stress and human vulnerability; critical zones (linkage project with the IGU). Focus 5 Institutions and Policy Development in Environmental Security: The framework of global governance (linkage project with IDGEC); environment, conflict, and democracy; environmental change, adaptation, and human security; private vs. public investment and human security; technological innovation and transfer Institutional Dimensions of Global Environmental Change (IDGEC) The core of the IDGEC project is an analysis of the roles that social institutions play as determinants of the course of human/environment interactions. Institutions – treated as collections of rules, decisionmaking procedures, and programs that give rise to social practices, assign roles to participants in these practices, and guide interactions among the occupants of the relevant roles – constitute a crosscutting theme in the sense that they emerge as an important dimension of a range of substantive problems, like changes in land use, industrial transformations, and the onset of environmental scarcities. Institutions figure prominently as causes of largescale environmental problems that are both systemic e.g. climate change) and cumulative (e.g. loss of biological diversity) in nature. Faulty structures of property rights, for example, can lead to severe depletions of stocks of living resources or to excessive uses of ecosystems for the disposal of toxic wastes. Conversely, institutions often loom large in efforts to solve or alleviate environmental problems caused by other forces. Tabel 9: Key Research Questions for Institutional Dimensions Research Focus
Key Research Questions
1) Roles of institutions in causing and confronting global change
– what is the role of environmental and resources regimes in global environmental change? – what is the role of other institutions in global environmental change? – what factors determine the resilience or robustness of institutions in the face of global environmental change?
HDP-Commissie
53
2) Effect of institutional innovations intended to confront global change
– are there common features or elements of (un)successful institutional innovations? – what factors threaten the development or the survival of institutional innovations? – under what conditions do institutional innovations produce unintended consequences?
3) What are the prospects for (re)designing institutions to confront environmental challenges?
– what are the (dis)advantages of creating new institutions in contrast to reforming existing institutions? – how can we incorporate flexibility, self-correcting procedures, and social learning processes into environmental institutions? – what are the relative merits of a range of institutional attributes like formal arrangements versus informal social practices, hard law versus soft law arrangements, alternative decision rules, and alternative funding mechanisms in conjunction with environmental and resource regimes? – can we integrate environmental regimes with other institutional arrangements and, especially, economic arrangements at different stages of national development?
Industrial Transformation (IT) Industrial Transformation research seeks to understand complex society-environment interactions, identify driving forces for change, and explore development trajectories that have a significantly smaller burden on the environment. It is based on the assumption that important changes in production and consumption systems will be required in order to meet the needs and aspirations of a growing world population while using environmental resources in a sustainable manner. To set certain limitations as to what would qualify as Industrial Transformation research, four general characteristics are defined: 1. Industrial Transformation research deals with the relationship between societal, technological, and environmental change; 2. Industrial Transformation focuses on systems and system changes that are relevant in view of the global environment (such as the energy system, the food system, and the urban system); 3. Industrial Transformation research relates producer and consumer perspectives, including the incentives and institutions that help in shaping these perspectives; and 4. Industrial Transformation research is international in scope. Multi-Disciplinary Co-operation in a Systems Approach The definitions and approaches described above imply that Industrial Transformation research is multi-disciplinary in character. It builds on the foundations of a range of social science disciplines including economics, sociology, psychology, human ecology, anthropology, political science, geography, and history, as well as on the foundations of natural sciences such as physics, chemistry, biology, and technological sciences.
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
54
The Industrial Transformation Project strives to build on existing pillars of research and draw from expert communities while developing new research topics and radical approaches. Systems in the framework of Industrial Transformation research are defined as a chain of interrelated economic activities aimed at providing a specific need for society (e.g., energy, food, water, shelter, and transport). Such a system includes the actors (government, producers, and consumers), the flow of goods and/or services they deal with (including the metabolism along the chain), and the overall physical and institutional setting in which they operate. Industrial Transformation goes beyond the notion of process efficiency and „green“ products, and beyond the domain of single sectors. It is about system innovation, both technological and institutional. Industrial Transformation cannot be planned by a single actor or a single sector. Moreover, transformation involves geographic scales that transcend a single country or a single continent. Tabel 10: Key Research Questions for Industrial Transformation Energy and Material Flows – From geographical, sectoral, and company levels, what are the strengths, and the nature, of the relations between energy and material use, technological change, and economic performance? – How will international trade in energy, investments in energy infrastructure (production and distribution), and the related flows of energy and materials be affected by international treaty regimes, for example the Framework Convention on Climate Change and related protocols, and the WTO? – What are the technical, economic, and social driving forces for the private energy sector towards the development of low carbon technologies and markets? – What is driving and/or pulling consumer needs and preferences in the field of energy and material use, and what institutional, socio-psychological, and technical arrangements would influence purchasing, investment, and lifestyle towards a significantly lower level of environmental effects? Food – What is the feasibility of ‘de-linking’: is it possible to meet growing needs and changing preferences while simultaneously reducing environmental impacts? What are the regional differences in sustainability of different FCPSs (food consumption and production systems), and what role do FCPSs play in regional development? – What are the global trends and what solutions can be envisaged? – Which measurement tools can be used/developed to measure progress in the – sustainability of the FCPS? – How do regional policies affect the contribution of FCPSs to global environmental change and how could they be redesigned? Cities (focus on Transport and Water) – What are the opportunities and constraints to de-couple transport from the carbon cycle? – Why is the transport/carbon budget different from one city to another? – How can systems be redesigned to minimise negative effects both locally and remotely, seen from technological, spatial, and institutional perspectives? – How can the need for water be de-coupled from effects on the hydrological cycle?
HDP-Commissie
55
– –
Why do these effects differ from city to city? How can technological, spatial, and institutional redesign help to reduce the negative effects of water use?
Information and Communication – What is the role of global environmental change in the strategic decisions of leading companies in the electronics, information, and communication technology sector? – In what ways can the new technologies alter the overall system of production and consumption to raise standards of living while contributing to materials efficiency and reducing burdens on the global environment? – How will information and communications technology influence society and lifestyle and through this alter the way environmental resources are used? – To what extent do changes in information and communication enable the development of an international civil society supporting international and local discourses about global environmental change among and in society, the scientific community, and policy and decisionmakers? Governance and Trans-formation Processes – How does systemic change in society-environment relations occur and what processes shape the relation between socio-economic activity and the natural environment, both historically and in the contemporary period? – What contemporary transformation processes might be harnessed to the goal of systemic change in society-environment relations? – What are the most powerful supra-national and non-state driving agents for global environmental change? – What is the role of the state in a globalised context in promoting global environmental change? – What are successful models of policy intervention, with special attention paid to the societal context? The National Research Council, ‘Human Dimensions of Global Change: Research Pathways for the next decade’ Tabel 11: Human Dimensions of Global Change: Research Pathways for the next decade. The National Research Council Understanding the social determinants of environmentally significant consumption Understanding the sources and processes of technological change Making climate change assessments and predictions regionally relevant Assessing social and environmental surprises Understanding institutions for managing global change Understanding land use/land cover dynamics and human migration Improving methods for decision making about global change Improving the integration of human dimensions research with other global change research Improving geographic links to existing social, economic and heath data Bron: NRC 2000; <www.nap.edu/openbook/0309065925/html>
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
56
IGES
International Open Meeting in the Shonan Village of Japan in June 1999
An Increasing number of researchers are interested in the human causes and impacts of global environmental change, as well as recognizing that local and regional scales are critical for their studies. In response to the interest, the International Scientific Planning Committee (ISPC) has organized an international Open Meeting in the Shonan Village of Japan in June 1999. The Meeting follows the successful international meetings of members of the research community held at Duke University in 1995 and at IIASA in 1997. The 1999 Open Meeting aims to promote exchanges of information on current research and teaching and to encourage networking and community building in this emerging field. Tabel 12: Major Topics International Open Meeting in the Shonan Village of Japan in June 1999 Conflict and the Environment:
The interaction between conflict prevention and resolution and environmental issues
Decision-making Processes in Response to Global Environmental Change:
The linkages between the international, national and local scales and the obstacles to the transfer of policy instruments and norms from one region to another
Land Use and Land Cover Change:
The social dimensions of changing land use, human settlements and land cover patterns
Valuation of Ecosystem Services:
Current thinking on the values that can be attributed to services such as climate regulation, water supply and recreation
Demographic Change and the Environment:
The relationships between population growth and other demographic factors, for example migration, and environmental change
Further topics include: Industrial Transformation Vulnerability and Impact Assessment Resource, Security and Adaptation Climate Change and Risk Management Ecopolicy Linkage Public Perception/Attitude/Behavior Sustainable Development Urbanization Integrated Assessment Institutionalizing Science in Global Environmental Policy El Niño Carbon Management Post-Kyoto Innovative Social Sciences in Coastal Zone Environmental Management and Audit Business and Trade Health Bron: <www.iges.org>
HDP-Commissie
57
OECD
Environmental Programme
Tabel 13: OECD Environmental Programme Integrating economic & environmental policies
Policy Integration, Green Tax Reform, Subsidies, Regulatory Reform, Economic Instruments, voluntary Approaches, Assessing Environmental Impacts, Water Pricing, Agriculture & Environment, Climate Change
Globalisation and environment
Trade and Environment, Investment and Environment
Increasing resource efficiency
Waste Minimisation, Product Policies, Eco-Efficiency, Extended Producer Responsibilty, Greening of Government, Biodiversity, Sustainable Construction, Best Available Technology
Sustainable consumption
– Refining the conceptual framework for examining consumption patterns and their sustainability – key trends in consumption patterns – sustainable consumption indicators – case studies on policy instruments for demand management (information-based, participatory decision-making) – impact of globalisation on the sustainability of consumption
Climate change & environmentally sustainable transport
– Monitoring, Reporting and Review – International Emission trading – Joint Implementation, Transaction Costs and Climate Change – Economics of Climate Change – Taxation Issues (i.e. carbon/energy) – Measures for Financing Energy Efficiency in Economies in Transition – Setting Priorities After Kyoto – National Climate Policies and the Kyoto Protocol – Agriculture and Forestry: Identification of Options for Net GHG Reduction – Culture choice and technology – Energy Efficiency Standards for Traded Products – Voluntary Agreements with Industry – The sustainable energy Market – Sustainable Transport Policies
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
58
Environmental health & safety programme Waste management
Procedures and requirements for the management of the transfrontier movement of wastes
Bron: <www.OECD.org> EU
5th Framework Programme
Van de vier subprogramma’s van het Vijfde Kader Programma refereren er twee direct aan duurzaamheid: Competitive and Sustainable Growth en Energy, environment and sustainable development); en één indirect: Quality of life and living resources. Binnen deze subprogramma’s bevinden zich een groot aantal key actions rond global change gerelateerde vraagstukken met sociaal-wetenschappelijke input. Belangrijk is dat het hele FP5 interdisciplinair en primair rond beleidsvraagstukken opgebouwd is. In vele thema’s zijn referenties aan duurzaamheid opgenomen of is duurzaamheid een expliciet doel. Dit biedt mogelijkheden aan een groot aantal sociaal-wetenschappelijke disciplines, met een accent op bedrijfswetenschappen en economieën op milieukunde en de ruimtelijke disciplines. Het Vijfde Kader Programma karakteriseert een ontwikkeling, waarbij de traditionele technocratische benadering van milieuvraagstukken plaats maakt voor een sociaal-wetenschappelijke – zowel wat betreft de probleemdefinitie, als de oplossingsrichting. Minder duidelijk is de verhouding tussen toegepaste, beleids- en business-gerichte kennisontwikkeling en wetenschappelijke voortgang. Het lijkt nog te vroeg om daar een oordeel over te geven. Tabel 14: EU Fifth Framework Programme Theme 1 Quality of life and management of living resources Key actions 4. Environment and Health 5. Sustainable agriculture, fisheries and forestry, including integrated development of rural areas
No. of Tasks 6
Social Science 3
14
12
Theme 3 Competitive and sustainable growth 12. Sustainable Mobility and Intermodality
11
11
Theme 4 Preserving the ecosystem Part A: Environment and sustainable development 15. Sustainable management and quality of water 16. Global Change, climate and biodiversity 17. Sustainable marine ecosystems 18. The city of tomorrow and cultural heritage Generic activities
14 13 11 10 18
14 9 8 8 14
Part B: Energy 19. Cleaner energy systems, including renewables 19. Economic and efficient energy for a competitive Europe
14 31
4 25
Bron: <www.cordis.lu>
HDP-Commissie
59
Appendix II Interviews
Prof. dr. J.C.J.M. van den Bergh, VU, 28 juni 2000 Dr. J.J.C. Bruggink, Beleidsstudies ECN, 23 juni 2000 Drs. F.J. Duijnhouwer, RMNO, 7 juni 2000 Dhr. C. van Egmond, Novem, 21 juni 2000 Prof. dr. P. Ester, KUB, 20 juni 2000 Prof. dr. W.A. Hafkamp, ESM/EUR, 28 juni 2000 Dr. M. Hisschemöller, IVM/VU, 29 juni 2000 Prof. dr. L. Hordijk, WIMEK, 21 juni 2000 Drs. W.S. Kap, NWO-MaG, 20 juni 2000 Prof. dr. G.A. van der Knaap, EUR/WRR, 8 juni 2000 Drs. M.T.J. Kok, Wetenschappelijk Secretaris NOP-2; 5 juni 2000 Ir. F. Langeweg, RIVM, 8 juni 2000 Prof. dr. P. Leroy, BW/KUN, 30 juni 2000 Drs. F.H. von Meijenfeldt, ministerie van EZ, 28 juni 2000 Prof. dr. J.B. Opschoor, ISS, 7 juni 2000 Prof. dr. ir. J. Rotmans, ISIC/UM, 26 juni 2000 Dr. A.G.J. Sedee, ministerie van VROM, 27 juni 2000 Prof. dr. H. Verbruggen, SENSE, IvM/VU, 6 juni 2000 Prof. dr. C.A.J. Vlek, RUG, 4 juli 2000 Drs. H. Waayers, NWO-MaG, 20 juni 2000
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
60
Appendix III Afkortingenlijst
ALW AWT
BuZa BW CPB DGIS
DMK ECN EMR
EnO ESM EU EUR EZ FCPS GAMIN GEC GECHS HDP IA ICSU IDGEC IGBP IGES IHDP IIASA ICIS UM ISPC ISS ISSC IT IVM KNAW KUB KUN LNV LOICZ LUCC
MaG
Aard- en Levenswetenschappen van NWO Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (Ministerie van) Buitenlandse Zaken Beleidswetenschappen Centraal Planbureau Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Duurzaamheid en Milieukwaliteit Energieonderzoek Centrum Nederland Expertisenetwerk Meervoudig Ruimtegebruik stimuleringsprogramma Energie-onderzoek Erasmus centre for Sustainable development & Management Europese Unie Erasmus Universiteit Rotterdam (Ministerie van) Economische Zaken Food Consumption and Production Systems Gamma Milieu- en natuuronderzoek in Nederland Global Environmental Change Global Environmental Change and Human Security Human Dimensions Programme Integrated Asessment International Council for Science Institutional Dimensions of Global Environmental Change International Geosphere-Biosphere Programme Institute for Global Environmental Strategies International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change The International Institute for Applied Systems Analysis International Centre for Integrative Studies Universiteit Maastricht International Scientific Planning Committee Institute of Social Studies International Social Science Council Industrial Transformation Instituut voor Milieuvraagstukken Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Katholieke Universiteit Brabant Katholieke Universiteit Nijmegen (Ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Land-Ocean Interactions in the Coastal Zone Land-Use and Land-Cover Change Maatschappij- en Gedragswetenschappen van NWO
HDP-Commissie
61
ME NOP
Novem NRC NRLO NWO OCenW OECD RIVM RMNO RUG SENSE
SQR SWR TU
VenW VI VINEX VROM VU WCRP WIMEK WOTRO WRR
Milieu en Economie Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu National Research Council, Verenigde Staten Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Organisation for Economic Co-operation and Development Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieubeheer Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en NatuurOnderzoek Rijksuniversiteit Groningen Netherlands Research School for the Socio-Economic and Natural Sciences of the Environment Sustainable Quality of Rivers Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de KNAW Technische Universiteit (Ministerie van) Verkeer en Waterstaat Vernieuwingsimpuls van NWO Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Vrije Universiteit World Climate Research Programme Wagenings Instituut voor Milieu- en Klimaatonderzoek Wetenschappelijk Onderzoek in de TROpen van NWO Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
62
Bronnen
Bruel, R. (1998) Organisatie multidisciplinair Onderzoek, NWO, Interne notitie. Bruggink, J.J.C. (2000) ‘Prioriteiten Klimaat onderzoek’, Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. Callon, M. (ed.) (1998) The laws of the markets, The Sociological Review, Blackwell Publishers, Oxford. Cleveland, C., Cramer, J., Groenewegen, P., Kuik, O., Reisch, L., Scherhorn, G., Verbruggen, H., Vlek, C. (1999) Research approaches to support the industrial transformation science plan, IVM, Report No. 18, Amsterdam (draft). Dosi, G. (1988) Sources, Procedures, and Microeconomic Effects of Innovation, Journal of Economic Literature, Vol. 26, pp. 1120-1171. Drenth, P.J.D. (1999) Sustainable development: A communal concern for all sciences and humanities, presentation at: Regional European meeting on the Transition to Sustainability and Forum, Bled, Slovenia, June 7-9, 1999, Amsterdam: KNAW (draft). EU (1994) Options for EC-Level Research Activities on the Human Dimensions of Global Change, DG XII/D, ENRICH. Feddes, R. (2000) ‘International Geosphere-Biosphere Programme’, Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. GECHS (1999) Global Environmental Change and Human Security Science Plan, IHDP Report No. 11, (S. Lonergan, ed.), IHDP, Bonn. Hofkes, M.W., Vellinga, P. (1998) Industrial Transformation: a new approach to environmental research, IVM, Amsterdam. IDGEC (1999) Institutional Dimensions of Global Environmental Change, IHDP Report No. 9, (O.R. Young ed.), IHDP, Bonn. IGES (1999) 1999 Open meeting of the Human Dimensions of Global Environmental Change Research Community, Institute for Global Environmental Strategies, Shonan Village, Japan. IIASA (2000) IIASA enters the twenty first century: Long-Term Plan Prepared by the IIASA Council, IIASA, Laxenburg, Austria. IT (1999) Industrial Transformation Science Plan, IHDP Report No. 12, (P. Vellinga, N. Herb, eds.), IHDP, Bonn. Jager, W. (2000) Modelling Consumer Behaviour, Proefschrift RUG, 15 juni 2000, Groningen: Universal Press. KNAW (2000) Werkverslag Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. Kok, M.J.T., Verweij, W. (1999) Proceedings of the first NRP-II Synposium on Climate Change Research, Dutch National Research Programma on Global Air Pollution and Climate Change, Report No. 410 200 033. Kwa, C., Dresen, L., Halffman, W., Wamelink, F. (1999) Ankerpunten van het klimaatonderzoek: Het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering en Verankering van het klimaatonderzoek in Nederland, Dutch National Research Programma on Global Air Pollution and Climate Change, Report No. 410 200 034, Bilthoven.
HDP-Commissie
63
Langeweg, F., Hilderink, H., Lonergan, S. (2000) Global environmental change and human security, A contribution to the ENRICH Networking Programme (draft). Leroy, P., Nelissen, N. (1999) Social and Political Sciences of the Environment, Utrecht: International Books. Liverman D. (1999) ‘Land Use and Land Cover Change’, 1999 Open meeting of the Human Dimensions of Global Environmental Change Reserach Community, Institute for Global Environmental Strategies, pp. 17-28. LUCC (1999) Land use and Land-cover change: Implementation Strategy, IHDP Report 10, (C. Nunes, J.I. Auge, eds.), IHDP, Bonn. Metz, B. (2000) ‘Vervolg Onderzoekprogramma Klimaatverandering: Een visie van het RIVM’, Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. Meyer, L.A. (2000) ‘Klimaatonderzoek na 2001: bouwstenen vanuit het overheidsbeleid’, Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. Morishima, A. (1999) ‘Decision-making processes and Global Environmental Change’ 1999 Open meeting of the Human Dimensions of Global Environmental Change Reserach Community, Institute for Global Environmental Strategies, pp. 55-58. Nelson, R.R. (1995) ‘Recent Evolutionary Theorizing About Economic Change’, Journal of Economic Literature, Vol. 33, pp. 48-90. Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek/Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid/Raad voor Milieu- en Natuuronderzoek, Over stromen, kennis en innovatieopgaven voor een waterrijk Nederland, NRLO/AWT/RMNO, Den Haag, 2000. Netherlands HDP Committee (1999) Aims and scope of the Netherlands HDP Committee; On the Threshold of the Third Millennium, Amsterdam: KNAW. Nijkamp, P. (2000) ‘Klimaat, Milieu en Gamma’, Workshop onderzoek global change en klimaatverandering 2001-2010, 19 mei 2000, Utrecht. North, D.C. (1990) Institutions, institutional change and economic performance, Cambridge: Cambridge University Press. NOP (1997) Nationaal Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering, Bilthoven: NOP. Novem (1999) g-energieprogramma, nieuwsbrief, Utrecht: Novem. NRC (2000) Human Dimensions of Global Change: Research Pathways for the Next decade, National Research Council, Washington D.C.: National Academy Press. NRP (2000) Overview of projects: phase II (1995-2001) Projects Commissioned until Febraury 2000, Dutch National Research Programma on Global Air Pollution and Climate Change. NWO (1996), Brochure Milieu & Economie, Den Haag: NWO. NWO (1998a) NWO International Conference ‘Beyond Sustainability’: Conference Report (G. Barendse, A. van der Heijden, C. Vlek, eds.), Den Haag: NWO. NWO (1998b) Met kennis op weg naar een duurzame energievoorziening: Stimuleringsprogramma Energie-onderzoek, Den Haag: NWO/Novem. Prins, H., C.J. Vriesman, J.H.G. Wetters (1999) Plan van aanpak, Expertisenetwerk Meervoudig Ruimtegebruik (EMR), Gouda: EMR. RMNO (1994) Inventory of international networks in the field of the human dimensions of global environmental change: The involvement of the Netherlands research community, RMNO publicatie 103, 1994. RMNO (1999a) Verslag conferentie GAMIN 2 maart 1999 <www.rmno.org>
Sociaal-wetenschappelijk global change-onderzoek in Nederland
64
(1999b) Geef ruimte de kennis, geef kennis de ruimte, Deel 1: Verkenning van de kennis infrastructuur voor meervoudig ruimtegebruik. RMNO-nummer 136, Rijswijk: RMNO. RMNO (1999c) Geïntegreerde modellen: Brug tussen onderzoek en beleid. RMNO-nummer 139, Rijswijk: RMNO. RMNO (1999d) Kennis voor een duurzame economie. RMNO-nummer 141, Rijswijk: RMNO. RMNO (2000) Advies Onderzoeksprogramma GAMIN. RMNO-nummer 142, Rijswijk: RMNO. Rotmans, J. (1998) Geïntegreerd denken en handelen: een noodzakelijk goed. Rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Integrated Assessment aan de Universiteit Maastricht op vrijdag 18 september 1998. Maastricht: ICIS. Scharpf, F.W. (1997) Games Real Actors Play: Actor-centered Institutionalism in Policy Research, Series: Theoretical Lenses on Public Policy, Boulder Colorado: Westview Press. Scott, W.R. (1995) Institutions and Organizations, Thousand Oaks, CA: Sage Publications. Veld, R.J. in ’t (red.) (2000) Willens en wetens: De rollen van kennis over milieu en natuur in beleidsprocessen, Rijswijk: RMNO, Utrecht: Lemma bv. Zwerver, S., M.T.J. Kok. Klimaatonderzoek. Eindrapportage eerste fase Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering (NOP-I), 1989-1995, Bilthoven. RMNO
HDP-Commissie
65