KONINKLIJKE NEDERLANDSE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN JAARVERSLAG
2 00 5
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41
[email protected] www.knaw.nl
JAAR
ver slag koninklijke
nederlandse
akademie van
2005
wetenschappen
– Samenstelling besturen vanaf 1 mei 2005 – Algemeen bestuur President: F.P. van Oostrom Vice-president: J.W.M. van der Meer Algemeen secretaris: R. Kaptein Overige leden: J.A.M. Bleeker, W.Th.M. Frijhoff, G.J.F. van Heijst, mw. M. Joëls, mw. J.J. Meulman; E. Noort, K.A. Worp, J.W. Zwemmer
– Samenstelling besturen tot 1 mei 2005 – Algemeen bestuur President: W.J.M. Levelt Vice-president: P.C. van der Vliet Algemeen secretaris: R. Kaptein Overige leden: J.Bouma, W.Th.M. Frijhoff, G.J.F. van Heijst, M.H. IJzendoorn , E. Noort, mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, S.E. Wendelaar Bonga, J.W. Zwemmer
Dagelijks bestuur President: F.P. van Oostrom Vice-president: J.W.M. van der Meer Algemeen secretaris: R. Kaptein Lid: W.Th.M. Frijhoff
– Directie in 2005 – Algemene zaken/directievoorzitter: C.H. Moen (tot 1 mei 2005) Algemene zaken/directievoorzitter: E.A.A.M. Broesterhuizen (vanaf 1 juni 2005) Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen: W.J. van den Akker Instituten Levenswetenschappen: W.P.M. Hoekstra Bedrijfsvoering: R.T. Jongerius
Bestuur afdeling letterkunde Voorzitter: W.Th.M. Frijhoff Ondervoorzitter: E. Noort Secretaris: J.W. Zwemmer Assessoren: Mw. J.J. Meulman, K.A. Worp Bestuur afdeling natuurkunde Voorzitter: J.W.M. van der Meer Ondervoorzitter: J.A.M. Bleeker Secretaris: R. Kaptein Assessoren: G.J.F. van Heijst, mw. M. Joëls
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Jaarverslag 2005
— —
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41
[email protected] www.knaw.nl isbn 90 6984 485 0 © 2006 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van fotokopie, via internet of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens uitzonderingen bij de wet gesteld.
– redactie – Voorlichting knaw
– vormgeving – Ellen Bouma en Sonja Duykers, Edita-knaw Françoise Berserik (omslagontwerp)
– fotografie – Capital Photos
– interviews nieuwe leden – Hans Ariëns en Bruno van Wayenburg
– druk – Plantijn Casparie Almere Het papier van deze uitgave voldoet aan de ∞ iso norm 9706 (1994) voor permanent houdbaar papier
— —
Inhoud 1
De KNAW in hoofdlijnen 5 Wetenschappelijk forum 11 Advisering 13 Kwaliteitsbevordering 18 Internationale samenwerking 20 Onderzoekorganisatie 23 Bedrijfsvoering 28
Nieuws over ledenbestand
2
De knaw in detail 33 Fondsen, beurzen, subsidies en wetenschapsprijzen 34 Raden en commissies 38 Kwaliteitsbevordering 43 Internationale samenwerking 45 KNAW-instituten 51 Personeel 67 Bijeenkomsten, symposia, workshops 74 Rapporten, publicaties en redactiecommissies 78
— —
— —
De KNAW in hoofdlijnen
Wetenschappelijk forum
Advisering
Kwaliteitsbevordering
Internationale samenwerking
Onderzoekorganisatie
Bedrijfsvoering
— —
— —
Inleiding De hoofdtaken van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw) vormen de leidraad voor de hoofdstukindeling van dit jaarverslag. In het eerste deel van het jaarverslag worden de belangrijkste activiteiten en gebeurtenissen over het jaar 2005 weergegeven. Het tweede deel geeft een uitgebreide opsomming van de activiteiten van de knaw, onderbouwd met cijfermatige informatie.
de hoofdtaken van de knaw De doelstelling van de Akademie luidt volgens de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (whw, Staatsblad 1993, nr. 593) aldus: ‘De knaw is werkzaam op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek. In elk geval bevordert zij de uitwisseling van gedachten en informatie tussen haar leden onderling en tussen deze leden en andere wetenschapsbeoefenaren en wetenschappelijke organisaties, adviseert zij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden op het gebied van de wetenschapsbeoefening en bevordert zij de wetenschapsbeoefening door werkzaamheden op dat gebied te verrichten of te doen verrichten.’ – Wetenschappelijk forum – De knaw, opgericht in 1808, is een genootschap met 200 gewone en ongeveer 250 rustende leden (leden die ouder zijn dan 65 jaar). De knaw fungeert als het wetenschappelijk forum van Nederland waar vooraanstaande onderzoekers hun stem laten horen over vraagstukken in de wetenschapsbeoefening en het wetenschapsbeleid. De vele bijeenkomsten die de knaw jaarlijks organiseert en de talloze contacten met de wetenschapsbeoefenaren en beleidsmakers in het veld hebben grote invloed op de gedachtevorming over de rol van de wetenschap in de samenleving. De analyses en aanbevelingen helpen richting te geven aan de adviestaak van de knaw. – Advisering en verkenning – De advisering van de knaw richt zich op onderwerpen die de onderzoeksgemeenschap in Nederland en in het buitenland aangaan. Deze adviezen worden uitgebracht aan de onderzoeksgemeenschap zelf, maar ook aan de ministeries, Tweede Kamer, geldverdelende en internationale organisaties. De wetenschapsverkenningen vormen het zwaartepunt binnen de advisering. Bij een verkenning gaat het erom een koers te ontwikkelen voor het Nederlands onderzoek, opdat het betreffende onderzoeksgebied goed zal kunnen inspelen op mogelijke toekomstige trends en ontwikkelingen. – Kwaliteitsbevordering – De knaw bevordert de kwaliteit van wetenschapsbeoefening door het organiseren van kwaliteitsbeoordelingen, het toekennen van wetenschapsprijzen en het verstrekken van subsidies voor wetenschappelijk onderzoek. – Internationale samenwerking – Door deelname aan internationale organisaties, uitwisseling van onderzoekers en omvangrijke samenwerkingsprogramma’s met andere landen draagt de knaw ook internationaal bij aan de bevordering van de wetenschapsbeoefening. – Onderzoekorganisatie – De knaw fungeert als koepelorganisatie voor zeventien onderzoeksinstituten. Deze instituten richten zich op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en op het verzamelen en onderhouden van collecties van documenten, data of biologisch materiaal. De knaw streeft voor alle instituten naar — —
een positie als internationaal center of exellence. Daarnaast is het van belang dat de instituten met hun onderzoek en collectie een unieke positie in de wetenschappelijke wereld innemen.
organisatie Bestuur en inrichting van de Akademie zijn vastgelegd in het Reglement van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (1995) dat zijn grondslag heeft in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (whw). De whw verschaft de knaw rechtspersoonlijkheid. Het wetenschappelijk genootschap bestaat uit twee Afdelingen: de Afdeling Natuurkunde (wiskunde en natuurwetenschappen, medische en technische wetenschappen) met 110 leden en de Afdeling Letterkunde (geestes-, rechts-, gedragsen maatschappijwetenschappen) met 90 leden. Het hoogste orgaan van de knaw is de algemene ledenvergadering, de Verenigde Vergadering van beide Afdelingen. Het algemeen bestuur van de Akademie bestaat uit de president en de bestuursleden van beide Afdelingen. De president, de voorzitters van beide Afdelingen en de algemeen secretaris vormen het dagelijks bestuur. De besturing van de onderzoekorganisatie en de beleidsvoorbereiding en uitvoering op de andere werkgebieden van de knaw zijn opgedragen aan de directie knaw. Deze collegiaal besluitende directie bestaat uit een directeur Algemene Zaken (voorzitter), een directeur Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen, een directeur Instituten Levenswetenschappen en een directeur Bedrijfsvoering. In 2005 is deze directiestructuur – die eind 2003 in werking trad – tegen het licht gehouden. Besloten is om per 1 mei 2006 één directeur fulltime voor de totale onderzoekorganisatie aan te stellen, die de twee parttime directeuren voor de instituten vervangt. De knaw heeft een begroting van circa 120 miljoen euro en telt rond 1300 personeelsleden, waarvan ongeveer 1200 in de instituten werkzaam zijn en ruim 100 op het Bureau in het Trippenhuis te Amsterdam.
knaw en haar omgeving Bij de aanvaarding van het presidentschap in mei sprak F. van Oostrom de verwachting uit dat hij de lijn zal voortzetten van de maatschappelijke positionering van de knaw en de Nederlandse wetenschap. ‘De stem der wetenschap zal in Nederland alleen maar overtuigender klinken indien wij ons bewust tonen van de brede maatschappelijke context waarin wij functioneren, en erkennen dat er meer is dan wetenschap alleen’, aldus de nieuwe president. De knaw opereert in een dynamische omgeving. Door de vele taken die aan de knaw als hoeder van de Nederlandse wetenschap zijn toevertrouwd is er veel interactie met andere spelers op dit terrein. In de eerste plaats de onderzoeksgemeenschap, die onder andere via het wetenschappelijk forum nadrukkelijk betrokken wordt bij de werkzaamheden van de Akademie. De leden van het wetenschappelijk genootschap zijn actief in de verschillende adviesraden, commissies en werkgroepen van de Akademie en spelen een belangrijke rol in de kwaliteitsbeoordeling door de Akademie. Maar ook onderzoekers van buiten de Akademie worden veelvuldig ingeschakeld bij het werk van de Akademie. De knaw onderhoudt daarnaast nauwe contacten met de politiek en het verantwoordelijke ministerie van ocw. Het Kabinet Balkenende ii heeft kennis en innovatie tot speerpunt van zijn beleid benoemd en stelde bij aanvang van de regeerperiode extra middelen in het verschiet. Samen met de andere zogenaamde Manifestpartijen (naast de knaw zijn dat nwo, tno, vsnu en vno-ncw) herinnert de knaw de politiek voortdurend aan de gemaakte afspraken en is zij actief betrokken bij bijvoorbeeld de discussie — —
Leden van de Akademie
Afdeling Letterkunde
Afdeling Natuurkunde
De Jonge Akademie (dja)
Afdelingsbestuur
Afdelingsbestuur
dja bestuur
Dagelijks bestuur Directie
Rathenau Instituut
Instituten Levenswetenschappen
Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) Hubrecht Laboratorium Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) Nederlands Instituut voor Ecologie (nioo) Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen3 (nin)
Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen
Bureau van de Akademie
Data Archiving and Networked Services (dans)1 Fryske Akademy (fa) Huygens Instituut Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv) Meertens Instituut Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) Roosevelt Study Center (rsc) Virtual Knowledge Studio for the Humanities and Social Sciences (vks)2
1 Opgericht op 1 juli 2005 in samenwerking met Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 2 Opgericht op 1 juli 2005 voor een periode van vijf jaar 3 Fusie van Interuniversitair Oogheelkundig Instituut en Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek per 1 juli 2005. Het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI) is met ingang van 1 juli 2005 opgeheven
over de financiering van het Nederlands wetenschappelijk bestel. Zo schreven de Manifestpartijen in mei 2005 een brief aan minister-president Balkenende om vanuit Nederland het voorstel van de Europese commissie om het budget voor onderzoek en innovatie te verhogen van vijf miljard naar tien miljard euro per jaar, krachtig te ondersteunen. Er is volgens de partijen een sterke behoefte aan nieuw geld voor innovatie en onderzoek. Naast deze samenwerking ontmoeten de voorzitters van knaw, nwo en vsnu elkaar regelmatig in het Tripartiete Overleg om de horloges gelijk te zetten en gezamenlijke belangen zoveel mogelijk ook gemeenschappelijk te verdedigen. In dit — —
overleg en in het overleg met de vsnu alleen stond de kwaliteit van onderzoekersopleidingen hoog op de agenda. In de discussie met de vsnu beklemtoonde de knaw het belang van de samenwerking in interuniversitaire onderzoekscholen, welke in het gedrang leek te komen door de wens van universiteiten om monouniversitaire ‘graduate schools’, opleidingsinstituten voor de masters- en promotiefase, in te richten. In een beknopte brief en in een daarop volgend uitgebreider advies maakte de knaw zijn standpunt ter zake kenbaar aan de minister en de bij het onderwerp betrokken partijen. De onafhankelijkheid en de integriteit van de wetenschappelijke onderzoeker staan voortdurend in de aandacht van de knaw. Bij opdrachtonderzoek kunnen deze in het geding zijn; er is meer transparantie nodig in de relatie van onderzoeker en opdrachtgever. Onderzoekers komen steeds vaker onder druk te staan van opdrachtgevers, die graag invloed uitoefenen op de uitvoering van het onderzoek en de interpretatie van de resultaten. Ook de overheid zou het voorbeeld moeten geven om te streven naar onafhankelijkheid in al het door de overheid te financieren onderzoek; de minister van ocw heeft dit toegezegd.
— 10 —
Wetenschappelijk forum de akademie als genootschap De kern van de Akademie als wetenschappelijk forum wordt gevormd door de de Akademieleden, gekozen om hun verdiensten voor de wetenschap en verdeeld over twee afdelingen, Natuurkunde en Letterkunde, waarin de wetenschapsdisciplines ondergebracht zijn. De Afdelingen zijn onderverdeeld in secties. De Akademieleden kiezen jaarlijks nieuwe leden op grond van aanbevelingen uit de wetenschappelijke gemeenschap. Door vijfjaarlijkse evaluaties van het ledenbestand en van de toedeling in vakken van wetenschap aan de secties zorgt de Akademie er voor dat de leden een goede afspiegeling blijven van een veld dat zich steeds ontwikkelt. In 2005 werden dertien nieuwe leden gekozen, onder wie drie vrouwen. In de interviews opgenomen in dit jaarverslag stellen de nieuwe leden zich voor. De leden komen maandelijks bijeen voor discussie over wetenschappelijke onderwerpen en zijn actief in besturen en commissies van de Akademie. Behalve de leden neemt een groot aantal onderzoekers uit binnen- en buitenland deel aan de activiteiten van de Akademie. In bijna alle adviesraden en commissies hebben externe deskundigen zitting, en betrokkenen uit de onderzoekswereld worden op ruime schaal uitgenodigd te participeren in bijeenkomsten, evaluaties en achtergrondstudies.
de jonge akademie (dja) De knaw wil ook jonge wetenschapsbeoefenaren aanmoedigen deel te nemen aan de dialoog over wetenschap en wetenschapsbeleid. Daarom is in 2004 besloten tot oprichting van De Jonge Akademie. Met dit initiatief wil de knaw jonge onderzoekers actief in aanraking brengen met vakgebieden buiten het eigen specialisme. De Jonge Akademie bestaat uit onderzoekers die in de afgelopen tien jaar zijn gepromoveerd en zich wetenschappelijk hebben onderscheiden. Vanuit een brede belangstelling zullen zij ideeën ontwikkelen over de taken van het wetenschappelijk onderzoek en de plaats van de wetenschap in de maatschappij. De eerste veertig leden die in 2004 zijn geselecteerd, zijn in aanwezigheid van de minister van ocw begin 2005 geïnstalleerd. Eind 2005 zijn na een openbare selectieprocedure tien nieuwe leden gekozen, drie vrouwen en zeven mannen verspreid over alle disciplines. Het ledental kwam hiermee op vijftig. De Jonge Akademie organiseert haar activiteiten vanuit drie interdisciplinair samengestelde thema’s: wetenschapsbeleid, wetenschap & maatschappij en inhoud & interdisciplinariteit. Vanuit ‘wetenschapsbeleid’ reageerden vier leden van De Jonge Akademie in NRC Handelsblad van 29 november op de notitie Onderzoekerstalent op waarde geschat van minister Maria van der Hoeven. In deze notitie zet de minister van ocw haar beleid uiteen voor de opleiding en ontwikkeling van jonge onderzoekers in universiteiten. De dja-leden betogen dat niet zozeer het verhogen van het aantal promovendi, maar vooral het bieden van een beter loopbaanperspectief voor gepromoveerden met talent en ambitie hoge prioriteit in het wetenschapsbeleid moet krijgen. Eerder had dja al inbreng geleverd voor deze beleidsnotitie. Ook is dja in de gelegenheid gesteld om, met vele andere organisaties, commentaar te leveren op het strategisch plan in wording van nwo. De Jonge Akademie heeft in december een interdisciplinaire wetenschappelijke conferentie georganiseerd met als thema ‘De gezichten van de tijd’. De titel verwijst naar het feit dat tijd in verschillende wetenschappelijke disciplines een belangrijke rol speelt, maar iedere keer een ander karakter, een ander ‘gezicht’ heeft. — 11 —
bijeenkomsten Een wetenschappelijk forum biedt gelegenheid voor discussie, uitwisseling en debat en de Akademie doet dat ook door het organiseren van tal van lezingen en symposia. Elke maand zijn er bijeenkomsten van de beide Afdelingen waar door Akademieleden voordrachten worden gehouden die voor iedereen toegankelijk zijn. Enkele malen per jaar organiseert de knaw themabijeenkomsten waarin door sprekers vanuit verschillende disciplines naar een actueel thema gekeken wordt. Zo vond er in oktober een bijeenkomst plaats over geletterdheid getiteld ‘Leescultuur onder vuur’, die de Akademie in samenwerking met de Stichting Lezen organiseerde. De aanleiding vormde de discussie die zich de laatste tijd vooral toespitst op de inhoud van de ‘canon’, een reeks van tot voorbeeld dienende literaire teksten. De organisatoren van dit debat vroegen zich af hoe jongeren daarmee in contact moeten komen en wat voor rol het beeld bij de overdracht van kennis over het culturele erfgoed kan spelen. De jaarlijkse discussiemiddag van de Akademie was dit keer gewijd aan het actuele thema ‘veiligheid’. In november behandelden sprekers uit verschillende disciplines en uit de praktijk diverse aspecten van het thema, zoals menselijk gedrag en veilig ontwerpen, het relativeren van risico’s, hoogwaterbescherming, en de rol van politiek en bestuur. De bijeenkomst werd zeer goed bezocht en de media besteedden veel aandacht aan onder meer de bijdragen van de voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid Pieter van Vollenhove, die sprak over het onafhankelijke onderzoek en veiligheidsbeleid, en van psycholoog Willem Wagenaar, die het had over de mens als veroorzaker van ongelukken, en de manier waarop je zijn gedrag kunt beïnvloeden. Ook ondersteunt de knaw de organisatie van wetenschappelijke bijeenkomsten door derden, en het gebouw van de Akademie wordt frequent gebruikt voor bijeenkomsten van wetenschappelijke of culturele aard van organisaties buiten de knaw. Deze voortdurende activiteiten maken het Trippenhuis, het gebouw van de Akademie, tot een huis voor de wetenschap. Op pagina XX van dit jaarverslag staat een overzicht van de lezingen en bijeenkomsten waarbij de knaw als (mede)organisator optrad. – Debattenreeks religie en wetenschap – In mei kondigde minister Van der Hoeven van ocw aan dat zij een breed debat wilde organiseren over ‘Evolutie versus Intelligent Design’. Naar aanleiding daarvan bood de knaw aan om een reeks van wetenschappelijke en publieke gesprekken over dit thema voor te bereiden. In een brief aan de minister schreef de Akademie dat de thematiek in het te organiseren debat breder zal zijn dan ‘evolutie en intelligent design’. Zij is van mening dat deze benadering meer gelegenheid zal bieden om de spanning tussen wetenschap en religie, als sterk verschillende systemen van waarheidsvinding en zingeving te verkennen. De grote stapel e-mails en brieven die de knaw over dit onderwerp ontving sinds zij liet weten het debat te gaan organiseren, gaf aan dat het onderwerp bij veel mensen sterke emoties oproept. De televisie-uitzending van Buitenhof over ‘God of Darwin’ op 1 januari 2006 luidt de reeks van debatten in die na de zomer van 2006 plaats gaan vinden. – knaw bestaat in 2008 200 jaar – In 2008 viert de knaw haar 200-jarig bestaan. In het jubileumjaar zullen er activiteiten plaatsvinden onder de noemer van het thema ‘de magie van wetenschap’. Voor het lager en voortgezet onderwijs en voor studenten worden er evenementen georganiseerd. De Akademie wil graag een breed publiek bij haar verjaarsfeest betrekken.
— 12 —
Advisering De advisering van de regering op het gebied van de wetenschapsbeoefening is vanouds één van de kerntaken van de knaw. De Akademie is een genootschap van excellente wetenschappers. De kracht van de knaw als adviesorgaan is dat zij méér dan andere organisaties kan spreken namens de wetenschap in brede zin. Dit betekent geenszins dat de Akademie geen debat aangaat buiten haar directe omgeving. Bij de voorbereiding van haar adviezen en verkenningen deed en doet de Akademie een beroep op onderzoekers uit binnen- en buitenland. Ook onderhoudt zij bij de voorbereiding van haar adviezen contacten met personen uit industrie, non profit instellingen en overheid. Dit doet zij uiteraard wel met inachtneming van haar specifieke ongebonden en zelfstandige, dus onafhankelijke, positie. De knaw adviseert desgevraagd of uit eigen beweging over belangrijke onderwerpen die zowel het nationale als internationale onderzoeksveld raken. Zo worden bijvoorbeeld niet alleen adviezen uitgebracht over de opleiding van onderzoekers, over ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek, maar ook over verantwoord gedrag bij de wetenschapsbeoefening, over onderzoeksfinanciering en over de inrichting van het academisch onderwijs. De Akademie adviseert óók over wetenschap en techniek in het voortgezet-, en zelfs het basisonderwijs. Zij richt zich bij haar advisering tot het parlement, ministeries, universiteiten en onderzoeksorganisaties, het bedrijfsleven en diverse geldverdelende en (inter)nationale organisaties. De knaw heeft een reputatie van het maken van gedegen, omvangrijke rapporten over vraagstukken rond de wetenschap of omtrent stand en toekomst van bepaalde wetenschapsgebieden. Inzicht in de ontwikkeling van de wetenschapsbeoefening is een voorwaarde voor een beleid dat zich richt op en inzet voor de wetenschap. Het ligt op de weg van de knaw om dit inzicht te verschaffen. Met haar adviezen en verkenningen poogt de knaw richting te geven aan het denken over wetenschappelijke ontwikkelingen en aan het beleid. Bij de uitoefening van de adviestaak wordt het knaw bestuur bijgestaan door tien adviesraden, die gezamenlijk het gehele scala van de wetenschap afdekken. Zij adviseren over vraagstukken die relevant zijn voor de wetenschapsbeoefening op hun werkterrein en entameren verkenningen naar de ontwikkelingen op interessante, vaak nieuwe, gebieden. De knaw- adviesraden hebben de opdracht om met hun adviezen wezenlijk bij te dragen aan door beslissers in overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en wetenschap te maken keuzen inzake het wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast is er een aantal adviescommissies met een specifieke taak op het terrein van – onder andere – ethiek, regelgeving, dierproeven en andere disciplineoverschrijdende zaken. In het verslagjaar hebben acht knaw-adviesraden een zelfevaluatie uitgevoerd. Deze evaluaties zijn nuttig voor een herbezinning op de adviestaak en de rol en positie van de knaw adviesraden hierin. Naar aanleiding van de in 2004 uitgevoerde zelfevaluaties van de Raad voor Aarde en Klimaat en de Raad voor Natuuren Sterrenkunde zijn deze raden in 2005 opnieuw ingesteld. De knaw speelt haar rol in de advisering over het landelijk wetenschapsbeleid naast andere adviesorganen. De voor de adviestaak van de knaw meest relevante adviesorganen zijn de awt en de wrr. Hoewel geen adviesorgaan, maar een programmerende en vooral financierende instantie, kan hier ook nwo met haar gebieden worden genoemd. Met de sectorraden is op sommige gebieden regelmatig, op andere gebieden incidenteel, contact; alle raden onderhouden contact met de wetenschapsgebieden van nwo. — 13 —
onafhankelijkheid en integriteit Het knaw-advies Wetenschap op bestelling, opgesteld op verzoek van de minister van ocw, ondervond bij de presentatie veel publieke belangstelling. Ter voorbereiding van dit advies heeft de ad hoc knaw-Werkgroep Opdrachtonderzoek de Nederlandse universiteiten en publiek gefinancierde onderzoeksinstellingen gevraagd naar hun ervaringen met opdrachtonderzoek. Het zelfreinigend vermogen van de wetenschap lijkt niet meer voldoende, omdat onderzoekers steeds vaker onder druk kunnen komen te staan van rechtstreeks betalende opdrachtgevers, die graag invloed uitoefenen op de uitvoering van het onderzoek en de interpretatie van de resultaten. Onderzoekers die voor overheid of bedrijfsleven onderzoek doen, moeten zich – zo adviseert de knaw – in het vervolg samen met hun opdrachtgevers committeren aan de ‘Verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid’. In deze verklaring pleit de knaw onder andere voor transparantie over de opdracht en de relatie met de opdrachtgever en – last but not least – over de vrijheid van publiceren. De rijksoverheid zou haar betrokkenheid bij onafhankelijkheid van onderzoek moeten laten zien door de ‘Verklaring van wetenschappelijke onafhankelijkheid’ te hanteren voor al het door de overheid te financieren onderzoek. De minister van ocw zei bij het in ontvangst nemen van het advies in oktober dat zij daartoe stappen bij haar collega-ministers zal ondernemen. Ook is zij voornemens gesubsidieerde onderzoeksinstellingen op hun beleid in dezen aan te spreken. Wetenschappelijk onderzoek is mensenwerk. Wetenschappelijk inzicht groeit als onderzoekers samenwerken en voortbouwen op de resultaten van anderen. Maar onderzoekers concurreren ook met elkaar. Geld voor onderzoek is schaars en aanzien op grond van wetenschappelijke prestaties vaak snel vervlogen. In maart verscheen de brochure Wetenschappelijk Onderzoek – dilemma’s en verleidingen in een tweede geheel herziene druk. Hierin wordt ingegaan op de dilemma’s en verleidingen waaraan onderzoekers bloot kunnen staan. De brochure gaat uit van de praktijk van het wetenschappelijke onderzoek – de problemen en keuzemomenten in de verschillende fasen van het onderzoek. De vraag is steeds hoe een onderzoeker correct en ethisch verantwoord kan handelen bij de opzet, de uitvoering en de verslaglegging van zijn of haar onderzoek. De herziening van deze brochure is voorbereid door de Advies Commissie Wetenschap en Ethiek van de knaw.
dierproeven De Akademie heeft in augustus in een briefadvies aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (lnv) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ocw) ernstige zorgen geuit over het evaluatierapport over de uitvoering van de Wet op de Dierproeven. Verantwoording over en controle van onderzoek met proefdieren is weliswaar noodzakelijk, maar deze moeten zo worden vormgegeven dat geen schade wordt toegebracht aan het wetenschappelijk onderzoek. Als de aanbevelingen uit dat rapport zouden worden opgevolgd, zou dat verregaande consequenties hebben voor de voortgang van het biomedisch onderzoek in ons land. De administratieve lastendruk voor onderzoekers zal dan toenemen, de onderzoeksprojecten zullen vertraging oplopen en de onderzoekskosten zullen, parallel daaraan, explosief toenemen. Daardoor zal het onderzoek naar de mechanismen en de bestrijding van talrijke ziekten zoals kanker en hart- en vaatziekten waarvoor, onder andere op basis van bestaande wetgeving, dierproeven nodig zijn, in het gedrang komen en dreigen Nederlandse onderzoekers en bedrijven hun internationale concurrentiepositie te verliezen. Bovendien kan de veiligheid van onderzoekers gevaar lopen, als de aanbevelingen onverkort worden uitgevoerd. Eind december heeft de minister van vws laten weten dat hij de aanbevelingen uit het evaluatierapport niet over zal nemen. Hiervoor is op dit moment onvol — 14 —
doende draagvlak. De discussie in Nederland tussen partijen zal daarom moeten worden voortgezet, waarbij ook het Europees perspectief moet worden meegenomen.
nieuwe prestatieindicatoren De knaw pleit er in het advies Judging research on its merits, dat in mei verscheen, voor om onderzoeksbeoordelingen in de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen een bredere basis te geven. Voor deze wetenschapsgebieden zijn de prestatie-indicatoren die nu bij het beoordelen van met name het natuurwetenschappelijke onderzoek gebruikt worden, inadequaat. Onderzoekers in de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen publiceren vaak ook in het Nederlands en soms in boekvorm, maar Nederlandse publicaties en boeken kunnen niet worden meegewogen in gangbare bibliometrische analyses. Maar er is niet alleen sprake van een meetprobleem. De missie, doelgroepen en manieren van communiceren lopen in de verschillende wetenschapsgebieden uiteen: onderzoek in de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen richt zich niet alleen op wetenschappelijke onderzoekers, maar ook op andere doelgroepen, zoals studenten, beleidsmakers, bedrijfsleven en het bredere publiek. In de onderzoeksevaluatie moeten alle relevante doelgroepen in aanmerking worden genomen, vindt de knaw. Daarvoor zijn meer op maat gesneden evaluatiemethoden nodig. Het rapport Judging research on its merits is opgesteld door de Raad voor Geesteswetenschappen en de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de knaw.
financiering biomedisch onderzoek De Akademie doet in het advies Erop of eronder. Financiering van (bio)medisch wetenschappelijk onderzoek aanbevelingen voor een beter systeem van financiering van (bio)medisch onderzoek. Zij adviseert onder meer dat financiering via een open competitie moet worden verkregen waarbij wetenschappelijke kwaliteit de leidraad is. Belangrijk daarbij is dat het financieringssysteem flexibel is en de administratieve lastendruk tot een minimum beperkt blijft. Het rapport is in oktober aangeboden aan minister Van der Hoeven van ocw. Het advies Erop of eronder is opgesteld door de Raad voor Medische Wetenschappen van de knaw. Recente voornemens van de overheid om de eerste geldstroom te dynamiseren en al langer bestaande knelpunten in het systeem van onderzoeksfinanciering deden de Raad besluiten om over dit onderwerp een advies op te stellen. Een belangrijke aanbeveling luidt dat de omvang van de eerste geldstroom moet worden beschermd, omdat deze onmisbaar is voor de continuïteit van onderzoekslijnen, voor het carrièrebeleid van onderzoekers en voor de kostbare infrastructuur binnen de instellingen. Ook moet volgens het advies het systeem van matching worden herzien. Van onderzoeksinstellingen wordt verwacht dat zij subsidies uit de tweede en derde geldstroom aanvullen uit eigen middelen en dat leidt tot zware financiële verplichtingen waaraan niet kan worden voldaan zonder aantasting van de wetenschappelijke infrastructuur.
van basisschool tot promotie De basis voor interesse voor wetenschap wordt gelegd in het onderwijs. De knaw besteedt hier dan ook de laatste jaren steeds meer aandacht aan en werkt mee aan diverse initiatieven op onderwijsgebied. Zo bood in maart de president van de knaw, namens de Expertgroep Wetenschap en Techniek Basisonderwijs het visiedocument Wetenschap en techniek in het basisonderwijs aan ter attentie van het Platform Bèta Techniek. De Expertgroep, die bestaat uit wetenschappers en onderwijsexperts, concludeert dat aandacht voor wetenschappe — 15 —
lijke fenomenen en voor technische principes in het basisonderwijs noodzakelijk is. Wetenschap en techniek vullen elkaar prima aan en kunnen in combinatie een verrijking zijn voor het basisonderwijs. Tegelijkertijd met de aanbieding van dit document is het startschot gegeven voor een pilotproject gericht op het stimuleren van onderzoekend leren van jongeren in het basisonderwijs. De Expertgroep Wetenschap en Techniek Basisonderwijs is in september 2004 totstandgekomen op initiatief van het Platform Bèta Techniek en in nauw overleg met de knaw. De knaw voelt zich nauw verbonden met de uitdagingen die het voortgezet onderwijs kent om bij te dragen aan de nodige bagage voor elke burger om goed te kunnen functioneren in de maatschappij en in het bijzonder, waar het havo en vwo betreft, ook een adequate voorbereiding moet bieden voor het hoger onderwijs. De knaw heeft de afgelopen periode dan ook actief bijgedragen aan diverse vernieuwingsprocessen. Zo zijn naar aanleiding van het in 2003 uitgebrachte knaw advies Ontwikkeling van talent in de tweede fase de door de Akademie voorgestelde profielcommissies ingesteld door de minister van ocw en heeft de knaw een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van commissies die door de minister op een aantal vakgebieden zijn ingesteld. In augustus bracht de Akademie haar advies Onderzoekers optimaal opgeleid uit. Onderzoekscholen zijn volgens de knaw zeer geschikt om de in Nederland beschikbare expertise van onderzoekersopleidingen te bundelen. Onderzoekscholen bieden promovendi een uitstekende omgeving waarin de opleiding, begeleiding en onderzoek elkaar aanvullen en versterken binnen het kader van een helder afgebakende wetenschappelijke missie. De knaw benadrukt de in haar ogen belangrijke rol van interuniversitaire onderzoekscholen en pleit sterk voor bescherming van deze samenwerkingsverbanden. Zij kunnen een breed en gecoördineerd aanbod van opleidingen creëren en stimuleren onderlinge afstemming en coördinatie van onderzoek.
verkenningen
— 16 —
De wetenschapsverkenningen vormen een belangrijk middel om invloed uit te oefenen op de richting van de wetenschapsbeoefening in Nederland. Zij vormen de ruggengraat van de advisering door de Akademie. Bij een knaw-verkenning gaat het erom een koers te ontwikkelen voor het Nederlands onderzoek, opdat het betreffende onderzoeksgebied goed zal kunnen inspelen op mogelijke toekomstige trends en ontwikkelingen – in de nationale én internationale wetenschappelijke en maatschappelijke context. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar ontwikkelingen die plaatsvinden op het grensvlak van verschillende disciplines. Deze verkenningen vonden plaats in interactie met de onderzoeksomgeving via bijeenkomsten, gesprekken met onderzoekers, onderzoeksfinanciers en gebruikers van onderzoeksresultaten. In toenemende mate wordt hierbij contact gelegd met buitenlandse onderzoekers en hun organisaties. In 2005 zijn onder auspiciën van de knaw adviesraden twee verkenningen afgerond en zijn twee verkenningen voortgezet: In de reeks Verkenningen van de Akademie is in februari het rapport van de Verkenningscommissie Hydrologie The Water Wheel Inside Out verschenen. De Verkenningscommissie achtte drie thema’s van strategisch belang: hydrologie en klimaat, hydrologie en geo-ecosystemen en hydrologie en geo-milieu. Om te zorgen dat het Nederlandse hydrologische onderzoek zich richt op de concentratie en versterking rond deze interdisciplinaire onderwerpen, beval de commissie aan een virtueel wetenschappelijk centrum voor Hydrologie op te richten. Ook rondde de Verkenningscommisie sociologie haar eindrapport Samenleven en samenwerken, een toekomst voor de Nederlandse sociologie, in december 2005 af. De Verkenningscommissie zal het eindrapport – een zeer adequate visie op de toekomst van de sociologieoefening in Nederland – in het voorjaar van 2006 presenteren.
De wetenschapsverkenning Multifactoriële aandoeningen in het genomics-tijdperk over de kansen en mogelijkheden van het Nederlandse onderzoek naar ontstaan, beloop en preventie van multifactoriële, chronische ziekten, ondervond grote bijval vanuit het veld, getuige de extra financiële ondersteuning van het Nationaal Regie-orgaan Genomics (nrg) en belangstelling van de ministeries van vws en ocw, en ZonMw. Met deze gremia is overlegd over de wijze waarop en onder welke (juridische) voorwaarden het mogelijk is te komen tot één of meerdere breed toegankelijke biobanken in Nederland. Het eindrapport van de verkenning zal in 2006 verschijnen. De Verkenningscommissie Archeologie zette haar werk voort en organiseerde in 2005 diverse workshops met Nederlandse onderzoekers en voerde gesprekken met het internationale veld. Alvorens tot het uitvoeren van een verkenning te besluiten vinden er, meestal op initiatief van de adviesraden, voorstudies plaats waarin de wenselijkheid en mogelijkheid tot een verkenning op een bepaald – disciplinair of interdisciplinair – terrein wordt nagegaan. Steeds meer vinden de verkenningen plaats over grenzen tussen disciplines heen en worden met kansen voor nieuwe samenwerkingsgebieden geïnventariseerd. Zo heeft het knaw bestuur in het najaar op basis van de betreffende voorstudie de interdisciplinaire Verkenningscommissie Biowiskunde ingesteld. De Verkenning Biowiskunde zal voor een belangrijk deel in 2006 worden uitgevoerd onder auspiciën van de Akademie Raad voor de Wiskunde. Ook rondde de Voorstudiecommissie Verkenning Media- en Communicatiestudies haar voorstudie af en zal in 2006 haar verkenning starten. Naar aanleiding van een voorstudie op initiatief van de Raad voor Technische Wetenschappen is besloten tot een verkenning van onderzoek naar duurzame energieconversie; de verkenning start in 2006.
— 17 —
Kwaliteitsbevordering kwaliteitszorg Kwaliteitszorg en -beoordeling van de wetenschapsbeoefening in Nederland behoren tot de belangrijkste taken van de knaw. Daarom heeft het bestuur een vaste commissie Kwaliteitszorg ingesteld om pro-actief te kunnen inspelen op beleidsdiscussies op dit gebied. De knaw heeft de verantwoordelijkheid voor de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos), die onderzoekscholen erkent die voor subsidie van het ministerie van ocw in aanmerking komen. De onderzoeksmasteropleidingen worden weliswaar formeel niet direct door de knaw beoordeeld, maar de Akademie speelt bij de beoordeling wel een belangrijke adviserende rol ten behoeve van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (nvao), die hierin formeel de leiding heeft. Ook het feit dat de knaw het secretariaat van de Meta-evaluatiecommissie huisvest, is een bewijs voor de belangrijke positie van de knaw op dit gebied. De Metaevaluatiecommissie is ingesteld door vsnu, nwo en knaw om te beoordelen of het Nederlandse kwaliteitsbeoordelingssysteem van universitaire en para-universitaire onderzoekseenheden en -instellingen, zoals vastgelegd in het Standard Evaluation Protocol, goed wordt gehanteerd. Daarbij heeft de commissie in het bijzonder aandacht voor de effecten van de beoordelingen op het onderzoeksbeleid van de instellingen. Om de sterke positie van het Nederlandse systeem van kwaliteitsbeoordeling en accreditatie van wetenschapsgerelateerde activiteiten internationaal verder uit te bouwen is in 2005 een adviesgroep Evaluating for science aan de slag gegaan. Deze werkgroep is in het leven geroepen door de knaw als lid van allea (All European Academies) met als doel de rol van Academies van Wetenschappen in de opzet, de implementatie en de uitvoering van onderzoeksevaluaties op nationaal, of internationaal niveau verder te ontwikkelen. Deze adviesgroep kwam voor het eerst in november 2005 bijeen. Een questionnaire is daarna uitgezonden naar alle allea leden om hun betrokkenheid met kwaliteitszorgvraagstukken te inventariseren. De resultaten van deze inventarisatie zullen op een allea Algemene Vergadering in maart 2006 gepresenteerd worden. In 2005 heeft de knaw zich intensief beziggehouden met de kwaliteitszorg en vormgeving van de onderzoekersopleiding. Zij organiseerde in dit kader in april een discussiebijeenkomst tussen bestuursleden, vertegenwoordigers van knawadviesraden en commissies, leden van de ecos en van de beoordelingscommissies onderzoeksmasters alsmede een vertegenwoordiger van de vsnu. Als vervolg op deze bijeenkomst pleitte de knaw in een brief aan de minister van ocw voor behoud van de verworvenheden van interuniversitaire onderzoekscholen in opleiding en onderzoek. Tevens werd in de brief een lans gebroken voor een landelijk kwaliteitsborgingsysteem voor de onderzoekersopleiding. De knaw stelde vervolgens een werkgroep onderzoekersopleidingen in die het advies Onderzoekers Optimaal Opgeleid opstelde dat de knaw in augustus uitbracht. In het stuk worden voorstellen gedaan voor onder meer de opzet van de kwaliteitsborging van promotieopleidingen. In het advies wordt rekening gehouden met de verantwoordelijkheden voor de opleiding en onderzoek op universitair niveau, maar wordt tevens de noodzaak onderschreven voor een lokale toets waarbij wordt beoordeeld of de onderzoekersopleiding tenminste voldoet aan een vooraf bepaald minimum kwaliteitsniveau. De notitie pleit tevens – waar nuttig en mogelijk – voor interuniversitaire samenwerking in onderzoek en opleiding, zoals deze nu reeds plaatsvindt in onderzoekscholen. — 18 —
De knaw participeert in de landelijke stuurgroep Evaluating Research in Context. Deze stuurgroep, met deelnemers van cos, nwo, qanu, vsnu, en knaw heeft tot doel een bruikbaar instrumentarium te ontwikkelen voor de evaluatie van maatschappelijke relevantie en impact van wetenschappelijk onderzoek. Uitgangspunt is dat de te ontwikkelen methode goed aansluit bij het landelijk gehanteerde Standard Evaluation Protocol (sep). De werkgroep maakt bij zijn activiteiten onder meer gebruik van de bevindingen in het knaw-advies Judging Research on its Merits, dat in 2005 werd opgesteld door de Sociaal-Wetenschappelijke Raad en de Raad voor de Geesteswetenschappen van de knaw.
beloning van excellentie Naast de beoordeling van kwaliteit bleef de knaw ook in 2005 excellentie in de Nederlandse en internationale wetenschapsbeoefening bevorderen, vooral door de toekenning van subsidies en prijzen. In dit kader is het programma Akademiehoogleraren vermeldenswaard. Doel van het programma is structurele posities ten behoeve van jonge onderzoeksleiders vrij te maken door excellente hoogleraren aan Nederlandse universiteiten aan het einde van hun loopbaan vrij te stellen van bestuurs- en beheerstaken en hen volledig beschikbaar te maken voor innovatief wetenschappelijk onderzoek en de opleiding van onderzoekers. In 2005 zijn zes hoogleraren van verschillende universiteiten op verschillende vakgebieden tot Akademiehoogleraar benoemd. De Stichting Alfred Heineken Fondsen en de Akademie hebben dit jaar een nieuwe Heinekenprijs ingesteld: de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Cognitiewetenschap (150.000 usd). Het is de eerste grote internationale prijs voor cognitiewetenschap in brede zin. Alfred Heineken stelde tussen 1964 en 1990 vijf grote prijzen beschikbaar op het gebied van de geneeskunde, de biochemie en de biofysica, de historische wetenschap, de milieuwetenschappen en de kunst. De prijzen worden om het jaar toegekend door de Akademie. De nominatieronde voor de Heinekenprijzen 2006 sloot op 1 januari 2006. Medio april volgend jaar is de bekendmaking van alle laureaten, die de prijs in september, tijdens een speciale zitting van de knaw, uitgereikt zullen krijgen.
— 19 —
Internationale samenwerking In 2005 heeft een tijdelijke International Policy Advisory Group (ipag) een intensieve studie van het beleid voor internationale samenwerking van de knaw afgerond. Zij deed hierbij een aantal aanbevelingen over de belangrijkste doelen en prioriteiten voor internationale samenwerking. Kort samengevat raadde de ipag de knaw aan zich te richten op: – De ontwikkeling en ondersteuning van internationale wetenschappelijke samenwerking die uitmuntende wetenschap stimuleert en die Nederlandse onderzoekers een vooraanstaande rol laat spelen in onderzoek van wereldklasse – Het spelen van een actieve rol in discussies over en ontwikkelingen op het gebied van internationaal wetenschapsbeleid en het zorgen voor een adequate vertegenwoordiging van Nederlandse wetenschap in deze debatten en ontwikkelingen – Het bevorderen van de Nederlandse deelname in de verbreiding van een internationale community of scientific practices en het versterken van de rol van wetenschap in internationale beleidsprocessen – Het leveren van een bijdrage aan wetenschappelijke capaciteitsopbouw wereldwijd – Het tegengaan van de mogelijke versnippering en stimuleren van goede samenwerking op het gebied van de internationalisering van wetenschap door het aangaan en versterken van relaties met relevante wetenschaps- en andere organisaties uit Nederland en daar buiten Om de door de ipag geformuleerde aanbevelingen, en de daarbij behorende strategische acties, om te zetten in een werkprogramma en om de rol van de knaw als beleidsmaker en adviseur op het gebied van internationalisering verder te ontwikkelen, is er een Commissie Internationaal Beleid ingesteld. Deze commissie zal in 2006 met haar werk beginnen.
kernactiviteiten
— 20 —
Zoals in voorgaande jaren bestond de kern van de internationale activiteiten van de knaw uit de uitvoering van verschillende programma’s die internationale wetenschappelijke uitwisseling en samenwerking bevorderen. Er zijn drie samenwerkingsprogramma’s met China – China Exchange Programme, cas-knaw Joint PhD Training Programme en Programme Strategic Scientific Alliances between China and the Netherlands. Met Indonesië – het Scientific Programme IndonesiaNetherlands – bestaat de samenwerking in 2005 uit Prioriteitsprogramma’s, een Mobiliteitsprogramma en in samenwerking met nwo het East Kalimantan Programme, die namens het ministerie van ocw door de knaw worden uitgevoerd. In de samenwerking met Indonesië is op initiatief van de Joint Working Committee Indonesia-Netherlands een belangrijke stap gezet in de richting van meer integratie tussen hoger onderwijs, wetenschap, technologische ontwikkeling en innovatie, waartoe in Jakarta een Letter of Intent werd ondertekend door de Nederlandse ministeries van ocw en Economische Zaken en het Indonesische ministerie van Research and Technology. Met tien zusteracademies van over de gehele wereld heeft de knaw uitwisselingsprogramma’s. Het vertegenwoordigen van de belangen van de Nederlandse wetenschap in internationale organisaties zoals de European Science Foundation en de International Council for Science bleef onverminderd belangrijk. Andere langlopende activiteiten waarmee de knaw internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie bleef steunen, zijn een subsidiefonds voor internationale wetenschappelijke congressen en een Academy Colloquia programma, alsmede verschillende internationale wetenschappelijke stipendia, beurzen en prijzen.
nieuwe nadruk op beleid In 2005 stelde de knaw zich, naast het uitvoeren van de hierboven genoemde activiteiten, meer actief en strategisch op bij het formuleren van beleid voor wetenschap en technologie in Europa en de rest van de wereld. Het voornaamste doel bij het ontwikkelen van nieuwe beleidsinitiatieven is de versterking van de rol en positie van academies (zowel van de knaw als van anderen) zodat zij wetenschap en maatschappij beter van dienst kunnen zijn. De Akademie heeft, in 2004 en 2005 in het bijzonder, hiervoor haar nationale en internationale netwerken uitgebreid en gemobiliseerd, haar deelname in en invloed op verschillende internationale organisaties versterkt en toegewerkt naar een betere synergie en samenhang van haar (coördinerende) activiteiten binnen multilaterale consortia. De hoogtepunten van deze nieuwe nadruk op beleid in 2005 zijn in twee groepen in te delen. Ten eerste is er een aantal activiteiten ontplooid op Europees niveau. Een bijzonder voorbeeld hiervan is het opzetten van een coördinatie-actie voor de Europese Commissie, genaamd ‘Coordination of Research between Europe and China (co-reach)’. Dit consortium van Europese wetenschaps- en wetenschapsbeleidorganisaties streeft ernaar om de wetenschappelijke samenwerking tussen de eu en China te stroomlijnen en te versterken. In mei 2005 is het netwerk officieel gelanceerd door de Europese Commissaris voor Onderzoek tijdens een evenement bij de Nederlandse ambassade in Beijing. Het enthousiasme voor de werkzaamheden van het netwerk binnen Europa is groot. Ook de Chinese counterparts van het netwerk zijn enthousiast omdat ze het consortium zien als een mogelijke toegangspoort naar Europese wetenschap en technologie voor Chinese onderzoekers en beleidsmakers. Op Nederlands niveau is een begin gemaakt met het opzetten van een nationale co-reach stuurgroep. Doel van deze stuurgroep is om de Nederlandse inbreng in het consortium te versterken en te zorgen dat de Nederlandse wetenschap baat heeft bij deze coördinatie-actie.. De ervaringen opgedaan met het ontwikkelen van co-reach zijn gebruikt om samen met Indonesische partners een beleidsinitiatief te beginnen om de wetenschapsrelaties tussen de eu landen en landen van de Association of Southeast Asian Nations in kaart te brengen. Dit initiatief komt voort uit taken die in 2005 geformuleerd zijn door de Joint Working Committee Indonesia-Netherlands en wordt mede uitgevoerd in samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, vijf andere Europese partners en vijf partners uit Zuidoost Azië. Het is specifiek gericht op advisering aan de Europese Commissie en zal in 2006 ter goedkeuring aan haar worden voorgelegd. De knaw is op Europees niveau ook actief geweest met het tot stand brengen van een dialoog tussen allea – een federatie van 52 Europese academies van wetenschap – en European Academies Science Advisory Council, easac. Doel van deze dialoog is om de banden tussen de twee organisaties te verstevigen zodat de positie van academies in Europese wetenschap en techniek sterker wordt. De knaw is ideaal gepositioneerd om dit overleg tussen allea en easac te faciliteren omdat zij lid is van zowel allea als easac en actief bijdraagt aan de activiteiten van beide organisaties. Bovendien is de knaw gastheer voor het secretariaat van allea. Met hetzelfde doel voor ogen is ook overleg gevoerd met de Chief Executive Officer van de European Science Foundation (esf) over de rol van academies binnen de esf en over mogelijke steun van de esf aan allea. Dit overleg zal in 2006 voortgezet worden. De nieuwe esf president heeft bovendien aangegeven in het eerste half jaar van 2006 een strategie te zullen ontwikkelen om de rol van academies binnen de esf te versterken. Ten tweede, op een breder internationaal niveau, is de knaw in 2005 bijzonder actief geweest op het gebied van capacity building voor wetenschap en technologie in ontwikkelingslanden. Zo is er bijvoorbeeld samen met de InterAcademy Council (iac), de International Development Research Council (idrc), sida/sarec (de onderzoeksafdeling van het Zweedse agentschap voor ontwikkelingssamenwer — 21 —
king), de National Academy of Sciences van de Verenigde Staten en de Science Initiative Group van het Millennium Science Initiative in februari 2005 een workshop georganiseerd gebaseerd op het iac-rapport Inventing a Better Future. Tijdens deze workshop hebben vertegenwoordigers van wetenschapsorganisaties, ontwikkelingsorganisaties, beleidsmakers en vertegenwoordigers van de industrie besproken hoe ze samen kunnen werken op het gebied van capacity building. Naar aanleiding van de workshop wordt bekeken of de informatie-uitwisseling over activiteiten op het gebied van capaciteitsopbouw voor wetenschap en techniek van organisaties over de hele wereld beter kan verlopen. Naast de organisatie van de workshop was de knaw in 2005 ook bij de iac betrokken als waarnemer van het bestuur en als gastheer voor het secretariaat van de organisatie. De voorbereiding van een werkbezoek van dertien Afrikaanse academies van wetenschap aan de knaw begin 2006 is een ander voorbeeld van capacity building activiteiten in 2005. Hierbij werkte de knaw samen met het InterAcademy Panel on International Issues (iap) om academies in Afrika te versterken. Ook in het kader van haar Scientific Programme Indonesia-Netherlands (spin) heeft de knaw nieuwe capacity building initiatieven opgezet. In spin zijn in 2005 een programma voor Indonesische postdoctorale onderzoekers en het Academy Professorship Indonesia programma voorbereid. Het lidmaatschap van internationale organisaties heeft ook geleid tot een aantal nieuwe beleidsinitiatieven. Zo heeft de knaw een trekkersrol vervuld voor het Biosecurity initiatief van het InterAcademy Panel on International Issues (iap). De uitkomst van dit initiatief was een verklaring over biosecurity uitgebracht door het iap in december die academies van wetenschappen (en andere wetenschapsorganisaties) kunnen gebruiken als basis voor het formuleren van een biosecurity gedragscode. Een ander voorbeeld is de invloed die de knaw heeft uitgeoefend op de formulering van het Strategisch Plan van de International Council for Science (icsu). Tijdens de General Assembly van de icsu in oktober heeft de knaw een belangrijke rol gespeeld bij de coördinatie van een motie door alle Europese lidorganisaties over het belang van de sociale wetenschappen voor dit Strategisch Plan. Deze motie is unaniem aangenomen.
— 22 —
Onderzoekorganisatie De onderzoekorganisatie knaw telde eind 2005 zeventien wetenschappelijke instituten op het gebied van de levens-, geestes- en sociale wetenschappen. Bij de onderzoekorganisatie werken ruim 1200 medewerkers. Het doel van de knaw-instituten is het verrichten van excellent wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast is een aantal instituten verantwoordelijk voor het beheer en de ontsluiting van wetenschappelijke collecties van documenten, medisch en biologisch materiaal. Ook bieden zij uiteenlopende diensten aan wetenschap en maatschappij. Generieke uitgangspunten in het onderzoeksbeleid voor de instituten zijn: – concentratie van inspanningen op een beperkt aantal welgekozen onderzoeksterreinen; – uniciteit: risicodragend en vernieuwend onderzoek dat in universiteiten moeilijk valt te verwezenlijken; – wendbaarheid door een flexibele inzet van mensen en middelen op in de tijd wisselende thema’s en programma’s. Uitgangspunten van het beleid voor collectievorming en dienstverlening zijn: – uniciteit: unieke collecties; – ontsluiting: optimale toegankelijkheid; – digitalisering: on-line toegang; – uitgroeien tot web-based expertisecentra: digitale verbinding tussen onderzoek en collecties.
instituten geestes- en sociale wetenschappen Data Archiving and Networked Services (dans)1 Fryske Akademy (fa) Huygens Instituut Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv) Meertens Instituut Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) Roosevelt Study Center (rsc) Virtual Knowledge Studio for the Humanities and Social Sciences (vks)2
instituten levenswetenschappen Centraalbureau voor Schimmelcultures (cbs) Hubrecht Laboratorium Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) Nederlands Instituut voor Ecologie (nioo) Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen(nin)3
1 Opgericht op 1 juli 2005 in samenwerking met Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 2 Opgericht op 1 juli 2005 voor een periode van vijf jaar 3 Fusie van Interuniversitair Oogheelkundig Instituut en Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek per 1 juli 2005. Het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI) is met ingang van 1 juli 2005 opgeheven
— 23 —
kwaliteitszorg Het onderzoeksbeleid van de knaw heeft tot doel risicovol en vernieuwend onderzoek, vaak onderzoek met een lange adem, een kans te geven. Onderzoeksinzet en middelen worden steeds meer op in de tijd wisselende thema’s en programma’s ingezet. Onderzoekskwaliteit wordt eens per zes jaar beoordeeld door een internationale peer committee. Een dergelijke evaluatiecommissie beoordeelt aan de hand van het Standard Evaluation Protocol for Public Research Organisations 20032009 de wetenschappelijke prestaties van een instituut. Halverwege tussen twee externe evaluaties vindt een midterm evaluatie plaats. In 2005 vonden vier externe evaluaties plaats. – Roosevelt Study Center – De peer committee heeft het Roosevelt Study Center in Middelburg als goed tot zeer goed beoordeeld. De commissie heeft haar waardering uitgesproken voor de vele taken die het instituut op zich neemt en heeft vastgesteld dat het instituut zich in het centrum van de Amerikanistiek in Nederland bevindt, en dat vele Europese en Amerikaanse onderzoekers op het instituut bijeenkomen om over hun onderzoek op het gebied van Amerikaanse geschiedenis en cultuur en Nederlands-Amerikaanse betrekkingen te discussiëren. Daarnaast heeft de commissie enkele kritische opmerkingen geplaatst inzake de te beperkte aandacht voor digitalisering en het gebruik van ict-toepassingen voor onderzoek, de beperkte relaties met Nederlandse universiteiten en mogelijkheden om het internationale netwerk verder uit te breiden. Het Roosevelt Study Center heeft voorstellen gedaan voor verbeteringen op deze punten. Hieraan zal in de komende tijd invulling worden gegeven. – Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland – In 2005 heeft een internationale evaluatiecommissie het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland beoordeeld. In haar eindoordeel was de commissie zeer positief over de wetenschappelijke potentie van het icin, de bijzondere effectiviteit van de ‘virtuele’ organisatie en de feitelijke wetenschappelijke output in de afgelopen vijf à zes jaar. De commissie heeft enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van de organisatie en de wetenschappelijke missie van het instituut. In de loop van 2006 zal hieraan de nodige aandacht worden gegeven. – Nederlands Instituut voor Ecologie – Eind 2005 is het nioo beoordeeld door een internationale evaluatiecommissie. Het rapport is begin 2006 gereed gekomen. Op basis van de zeer positieve evaluatie, en de daarin gedane aanbevelingen, zal de knaw een standpunt opmaken. – Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde – Eind 2005 is het kitlv bezocht door een internationale peer committee. De commissie is van mening dat het instituut een zeer goede internationale reputatie heeft op het gebied van collectievorming en uitgeverij. Over de overige aanbevelingen van de evaluatiecommissie zal de knaw een standpunt innemen. Het rapport zal in 2006 verschijnen. – Midterm evaluaties – Het Centraalbureau voor Schimmelcultures en het Hubrecht Laboratorium hebben in 2005 midterm evaluaties uitgevoerd. De directie knaw heeft geconstateerd dat beide instituten zich ontwikkelen in lijn met de aanbevelingen uit de meest recente externe evaluatie.
organisatieontwikkelingen De knaw-organisatie is volop in beweging. Bij veel instituten zijn in 2005 reorganisaties gestart of juist afgerond. Hierna worden de belangrijkste ontwikkelingen geschetst. Uitgebreide informatie op instituutsniveau is opgenomen in deel ii van dit jaarverslag. — 24 —
– Centraalbureau voor Schimmelcultures – Bij het Centraalbureau voor Schimmelcultures is de in 2004 gestarte reorganisatie afgerond, waarbij meer ruimte is geschapen voor vernieuwend onderzoek en de exploitatie in balans is gebracht. – Oprichting Data Archiving and Networked Services – nwo en knaw hebben in 2005 Data Archiving and Networked Services (dans) opgericht. dans is de nationale organisatie die zorgt voor de opslag en blijvende toegankelijkheid van onderzoeksgegevens in de alfa- en gammawetenschappen. dans werkt daartoe samen met onderzoekers en bevordert samenwerking tussen hen onderling. dans heeft de vorm van een netwerk, met een centrum dat verantwoordelijk is voor de organisatie van de data-infrastructuur. dans is ook partner in internationale data-organisaties, zodat gegevensbestanden uit het buitenland gemakkelijk te verkrijgen zijn voor Nederlandse onderzoekers. dans is in de zomer van 2005 met haar werk begonnen. Deels bestaat dat werk uit de activiteiten van data-archieven die al eerder bestonden (de activiteiten van het Steinmetz Archief, het Nederlands Historisch Data Archief en het Wetenschappelijk Statistisch Agentschap nwo zijn door dans overgenomen); deels omvat het nieuwe activiteiten om een efficiënte infrastructuur voor opslag en toegang tot data van de grond te krijgen op gebieden die nog niet bestaan. De oprichting van dans is mede mogelijk gemaakt door de opheffing van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatievoorziening (niwi). – Oprichting Virtual Knowledge Studio – Onderzoekers van de voormalige niwi-onderzoeksgroep Networked Research and Digital Information zijn overgegaan naar de Virtual Knowledge Studio (vks), het nieuwe e-Science onderzoeksprogramma van de knaw. Het vks wil bijdragen aan ontwerp en conceptualisering van vernieuwende wetenschappelijke praktijken in de geestes- en sociale wetenschappen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het bieden van ondersteuning aan wetenschappers die experimenteren met nieuwe wijzen van onderzoek doen en met nieuwe manieren van samenwerken en communiceren. Ook faciliteert vks de verspreiding van nieuwe methoden, praktijken, bronnen en technieken over verschillende disciplines en zij draagt bij aan een beter begrip van de dynamiek van kenniscreatie. – Verplaatsing voormalige niwi-eenheden – Het niwi is in het afgelopen jaar afgebouwd. Zoals genoemd is de oprichting van dans en vks mede mogelijk gemaakt door de stopzetting van het niwi. Daarnaast is een aantal voormalige niwi-activiteiten op andere plaatsen ondergebracht: – De activiteiten van de afdeling Neerlandistiek van het niwi zijn ondergebracht in de nieuwe werkgroep e-Research van het Huygens Instituut. De eerste taak zal zijn het vernieuwen van de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap. – Activiteiten op het gebied van onderzoekinformatie, in nauwe samenwerking met nwo en vsnu, zijn ondergebracht in een afdeling Onderzoek Informatie van het Bureau van de knaw. De taak van de nieuwe afdeling is het vervangen van de Nederlandse Onderzoek Databank door een webportal die voor verschillende gebruikersgroepen informatie geeft over de wetenschapsbeoefening in Nederland. – De Informatisering en Automatisering (i&a) activiteiten van het niwi en van het Bureau knaw zijn samengevoegd in de afdeling i&a van het Bureau. De afdeling i&a verzorgt zowel knaw-brede consultancy en diensten als de interne automatisering van het Bureau. – De Bijzondere Collecties (waaronder de historische bibliotheek van de knaw) zijn onder de naam Akademiebibliotheek naar het iisg verhuisd. De biomedische documentleverantie is afgebouwd. — 25 —
– Oprichting Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen – Met ingang van 1 juli 2005 zijn het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut en het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek gefuseerd tot het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen. Het samengaan van beide instituten werd onder meer aanbevolen in de recente evaluatierapporten. Een tijdelijke wetenschappelijke adviescommissie heeft in de zomer van 2005 geadviseerd over de nieuwe missie en onderzoekslijnen binnen het instituut. Dit advies vormt de basis voor een organisatieplan, dat in de tweede helft van 2005 door de interim-directie is opgesteld. Eind 2005 is een start gemaakt met de werving van een nieuwe wetenschappelijk directeur voor het instituut. – Rathenau Instituut – Bij het Rathenau Instituut is, in vervolg op de in 2004 afgeronde reorganisatie, gestart met de opbouw van de nieuwe eenheid Science System Assessment (SciSA). Eind 2005 was het werkprogramma van SciSA gereed. De omzet van dit instituut wordt hierbij bijna verdubbeld. In verband met de groei is het instituut verhuisd naar een nieuwe locatie. Verder zijn in 2005 voorbereidingen getroffen voor de inrichting van het bedrijfsbureau dat de personele en financiële taken voor de drie instituten Rathenau Instituut, Huygens Instituut en dans zal uitvoeren. Het bedrijfsbureau is organisatorisch ondergebracht bij het Rathenau Instituut. – Reorganisatie en verhuizing Nederlands Instituut voor Ecologie – In 2005 is het nioo gereorganiseerd. Dit diende ertoe om meer flexibiliteit in de personele middelen aan te brengen. Eén van de tien wetenschappelijke werkgroepen van het nioo, Populatiebiologie van Planten, is hierbij komen te vervallen. Twee andere werkgroepen zijn van naam veranderd en er hebben verschillende personele en structurele wijzigingen plaatsgevonden. – Verandering bestuursstructuur Fryske Akademy – Bij de stichting Fryske Akademy zijn in goed overleg met de provincie Friesland nieuwe statuten tot stand gebracht waardoor de governance is verbeterd. Er is een Raad van Toezicht benoemd en de werving van een nieuwe directeur-bestuurder is gestart. In de statuten is voorzien in een hechte bestuurlijke relatie met beide subsidiënten, de knaw en de provincie Friesland. Het instituut is financieel weer in control maar er zijn nog meer maatregelen nodig om de exploitatie gezond te maken.
collecties en diensten De wetenschappelijke collecties van instituten geestes- en sociale wetenschappen groeien gestaag met ongeveer een kilometer archiefmateriaal per jaar. De instituten met de grootste collecties zijn het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Andere instituten met omvangrijke documentaire collecties zijn het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, het Meertens Instituut en het Roosevelt Study Center. In 2005 heeft de knaw onderzoek uitgevoerd naar de collecties bij haar instituten. Hieruit bleek dat alleen al de geestes- en sociaalwetenschappelijke instituten gezamenlijk meer dan e 4 miljoen uitgeven aan collectiebeheer en -ontwikkeling. Hierbij komen nog de instituten levenswetenschappen, bijvoorbeeld Centraalbureau voor Schimmelcultures en Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen. Een voornaam knelpunt vormt de enorme inspanning om collecties te digitaliseren. Daarnaast staan de bewaaromstandigheden voortdurend onder druk. Collecties zijn gevoelig voor onder meer luchtvochtigheid, papierverzuring, schimmel, inktvraat, temperatuur en licht. Daarom zijn investeringen in klimaatbeheersing van belang. In 2006 zal aan de uitkomsten van het inventariserend onder — 26 —
zoek vervolg worden gegeven. Zo is in 2005 al begonnen met de verkenning van opslagproblematiek en klimaatomstandigheden bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en worden planstudies voorbereid voor een dakopbouw bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.
samenwerking met universiteiten De knaw-instituten onderhouden intensieve samenwerkingsrelaties met universitaire onderzoeksgroepen, onderzoeksscholen en instituten in binnen- en buitenland. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het aantal bijzondere en deeltijdleerstoelen van medewerkers. Tussen 2000 en 2005 is het aantal leerstoelen van knaw-medewerkers gegroeid van 42 tot 66. De knaw-instituten leveren ook een belangrijke bijdrage aan de opleiding van onderzoekers en de ontwikkeling van specialistische research-faciliteiten voor universitair onderzoek. De schaal waarop knaw-instituten onderzoek verrichten maakt het mogelijk geavanceerde onderzoeksinfrastructuur te exploiteren. Verder werken knaw-instituten samen met universiteiten bij de begeleiding van promovendi. Promovendi in dienst van de knaw leveren onderzoekscapaciteit en dragen bij aan vernieuwing en strategische samenwerkingsprojecten. De intensieve samenwerking met universiteiten biedt voor instituten mogelijkheden om jonge onderzoekers aan te trekken en programmatische samenwerking met universitaire onderzoeksgroepen aan te gaan.
— 27 —
Bedrijfsvoering bureau knaw Bij het Bureau hebben in het verslagjaar diverse veranderingen in de organisatie plaatsgevonden. De twee meest ingrijpende houden verband met de opheffing van het niwi. In het kader daarvan is aan het Bureau per 1 juli de nieuwe afdeling Onderzoek Informatie (oi) toegevoegd en is per die datum de bestaande afdeling Automatisering opgegaan in de nieuwe afdeling Informatisering & Automatisering (i&a). De nieuwe afdeling Onderzoek Informatie heeft tot doel informatie over Nederlands publiek gefinancierd (lopend) onderzoek beschikbaar te maken voor doelgroepen als beleidsmedewerkers, media en bedrijfsleven. In de komende jaren zal de infrastructuur die daarvoor wordt gebruikt, worden gemoderniseerd. Verder zal het aanbod, meer dan in de oude situatie bij het niwi, worden toegespitst op specifieke doelgroepen. De nieuwe afdeling heeft een omvang van zeven medewerkers. Met de nieuwe afdeling Informatisering & Automatisering wil de knaw inspelen op het toenemend belang van de inzet van ict, zowel in de primaire als ondersteunende processen. De gebruiker stelt steeds hogere eisen aan de beschikbaarheid en de stabiliteit van de ict-infrastructuur. Tegelijkertijd spelen er diverse ontwikkelingen op het gebied van de informatievoorziening, zowel wetenschappelijk als bedrijfsmatig die aandacht behoeven: ontwikkelingen op gebied van open access en van repositories, digitale duurzaamheid van informatie en de ontwikkeling van standaards voor dataopslag en ontsluiting via metadata, de ontwikkeling van instituten tot webbased expertisecentra en professionalisering van de bedrijfsvoering binnen de knaw. De afdeling i&a heeft tot taak deze ontwikkelingen te ondersteunen en ook te voorzien in strategie- en beleidsontwikkeling op dit werkterrein. De afdeling telt achttien medewerkers verdeeld over drie secties: Consultancy & Projecten, Applicatieontwikkeling en ict-Basisdiensten. De oude afdeling Automatisering is opgegaan in deze laatste sectie. Al met al is sprake van vele nieuwe taken en een ingrijpend opbouwtraject. Dit opbouwtraject werd in het najaar helaas doorkruist doordat zich als gevolg van achterstallig onderhoud in de ict-basisinfrastructuur beveiligingsproblemen voordeden die veel ongemak in de organisatie hebben veroorzaakt. Noodgedwongen zal daarom in 2006 veel aandacht moeten worden gegeven aan het moderniseren van de infrastructuur, in plaats van het aanpakken van nieuwe taken. De reorganisatie van de afdeling p&o is begin 2005 afgerond; de afdeling is in zijn nieuwe opzet per 1 februari van start gegaan. In 2005 is nog veel tijd besteed aan het vinden van gekwalificeerd personeel voor de vacatures die met de reorganisatie waren ontstaan. De organisatie van de afdeling Financiën is in het voorjaar aangepast. Er is – binnen de bestaande formatie – een afzonderlijke sectie Func tioneel Beheer gevormd, die belast is met het beheer van het financieel systeem Account View en de opleiding en instructie van gebruikers. Aldus wordt aan dit belangrijke taakgebied in de toekomst meer aandacht gegeven. De directie knaw heeft in november de notitie Bureau knaw: taken middelen en organisatie uitgebracht. In deze notitie worden diverse wijzigingen in de organisatie van het Bureau aangekondigd, teneinde de doelmatigheid van de taakuitoefening te verhogen en de organisatie te prepareren op nieuwe taken die in het kader van het Strategisch Plan 2007-2010 op het Bureau afkomen. De meest ingrijpende voorstel uit de notitie is de samenvoeging van de afdelingen Voorlichting en Edita — 28 —
tot één afdeling In- en Externe Betrekkingen, waarbij een deel van de taken van Edita elders wordt ondergebracht. Deze notitie was aan het eind van het verslagjaar nog onderwerp van overleg.
huisvesting Het Rathenau Instituut heeft haar kantoorpand aan de Koninginnegracht vanwege de slechte staat van onderhoud en de uitbreiding van haar takenpakket verlaten en is sinds 1 mei 2005 in het nieuwe kantoorgebouw Borneo van nwo te Den Haag gehuisvest. Aldaar is ook gehuisvest het nieuwe instituut dans, dat een samenwerkingsverband is van knaw en nwo. Niet alleen zijn daarmee twee instituten uitstekend gehuisvest, ook wordt daarmee op eenvoudige wijze samenwerking in de bedrijfsvoering mogelijk. Bij die samenwerking is overigens ook het eveneens in Den Haag gevestigde Huygens Instituut betrokken. Door de opheffing van het niwi staat de huur van het pand Joan Muyskenweg ter discussie. De biomedische documentlevering is eind 2005 geheel beëindigd en de magazijnen zullen voor 1 juni 2006 zijn ontruimd. Alle overige activiteiten zijn al per 1 juli 2005 grotendeels beëindigd; een deel van de projecten loopt nog door tot in de eerste helft van 2006. Op basis van een inventarisatie van wensen en mogelijkheden is vastgesteld dat het niet haalbaar is op afzienbare termijn het Meertens Instituut elders onder te brengen. Het oude huurcontract voor het ge bouw loopt af per 1 juli 2006; er wordt een nieuwe huurcontract afgesloten voor het Meertens Instituut en voor de nieuwe afdeling i&a, welke niet in het Trippenhuis kan worden ondergebracht. Al met al levert dit een aanmerkelijke besparing aan huurkosten op. Het Centrum voor Terrestrische Ecologie van het Nederlands Instituut voor Ecologie is gehuisvest in semi-permanente bouw te Heteren die aan vervanging toe is. De knaw heeft midden in 2004 in principe besloten nieuwbouw te realiseren in Wageningen, ten einde aldus de samenwerking met Wageningen Univer siteit & Researchcentrum te versterken. In 2005 zijn het programma van eisen en de bouwbegroting met begeleiding van een extern adviesbureau uitgewerkt. Ook zijn afspraken gemaakt met Wageningen Universiteit & Researchcentrum. De Raad van Bestuur van die instelling heeft besloten voor het nioo om niet een perceel grond aan de Mansholtweg ter beschikking te stellen. In het voorjaar 2006 zal een definitieve beslissing over de bouw worden genomen. Daarbij is de vraag aan de orde of alleen nieuwbouw voor nioo-cte zal worden gerealiseerd of tegelijk ook nieuwbouw voor nioo-cl, het Centrum voor Limnologie. Dit onderdeel van het nioo is thans niet optimaal gehuisvest in Nieuwersluis. Gelijktijdige en gecombineerde nieuwbouw biedt uit huisvestingsoogpunt enkele substantiële voordelen. Gezamenlijke huisvesting biedt ook voordelen voor de programmatische samenwerking tussen deze beide onderdelen van het nioo. Bij het uitwerken van de plannen voor het nioo-cte is met de mogelijkheid van gezamenlijke huisvesting rekening gehouden. De huisvestingsinvesteringen leggen een zwaar beslag op de middelen van de knaw. Destijds zijn bij de overdracht van het gebouwenbestand door ocw onvoldoende middelen voor instandhouding ter beschikking gesteld. De universiteiten zijn hiervoor inmiddels partieel gecompenseerd; de knaw niet. In het periodiek overleg met de minister van ocw is deze kwestie met enige regelmaat aan de orde gesteld; tot nu toe zonder resultaat. Voor de nieuwbouw van het nioo zijn daarom nu bij ocw, lnv en Provincie Gelderland de mogelijkheden verkend om specifiek voor dit project subsidie te verkrijgen. Het blijkt echter niet haalbaar om voor dergelijke basale investeringen voor fundamenteel onderzoek uit structuur- en stimuleringsfondsen middelen te verwerven.
— 29 —
De onderzoeksfaciliteiten van het Hubrecht Laboratorium, die door de groei van het instituut en de verandering van het onderzoekprogramma ontoereikend waren geworden, zijn conform de wensen van het instituut aangepast en eind 2005 opgeleverd. Bij het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut (inmiddels opgegaan in het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen) zijn voorbereidingen gestart voor de modernisering van de onderzoeksinfrastructuur. De oplevering staat gepland voor medio 2007. Het in gebouwen van de Universiteit Leiden gehuisveste kitlv kent een aantal problemen rond de opslag van collecties en voorraden alsook een tekort aan werkplekken en heeft een uitbreiding met 800 m2 gevraagd. De stedenbouwkundige mogelijkheden tot uitbreiding van het gebouw zijn beperkt. Een extern bureau heeft een schets gemaakt, waarin voor het kitlv een uitbreiding van ca 600 m2 bruto vloer oppervlak zou kunnen worden gerealiseerd. Hierover is overleg gaande met het College van Bestuur van de universiteit en de gemeente Leiden.
personeel & organisatie Per 1 januari 2005 heeft de knaw het lidmaatschap van de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen verruild voor het volgerschap van de cao-Nederlandse Universiteiten (cao-nu deel 3). Daarmee is de rechtspositie van het personeel van de knaw en de Fryske Akademy per die datum gewijzigd. In het in 2004 met de werknemersorganisaties gesloten hoofdlijnen akkoord zijn overgangsafspraken gemaakt ter waarborging van de rechten van zittend personeel. Een belangrijk gevolg van de overgang naar de cao-nu, was de invoering van een nieuw systeem van functiewaardering, het Universitair Systeem Functieordenen (ufo). Dit nieuwe systeem is nadat daarover afspraken met de Ondernemingsraad (or) zijn gemaakt op projectmatige wijze bij alle instituten en het bureau gedurende het jaar 2005 geïmplementeerd. Voor dit werk is zowel bij de afdeling p&o als door de personeelsbeheerders bij de instituten veel werk verzet. De afronding vindt plaats in het voorjaar van 2006. Naar het zich laat aanzien zal het project succesvol worden afgerond. Het percentage van indelingen, dat afwijkt van de vorige situatie, zal naar verwachting niet hoger dan bij de universiteiten. Dat geldt ook voor het percentage van bedenkingen en bezwaren. In juni 2005 is in het Lokaal Overleg een akkoord gesloten over de invoering van de flexibele werkweek per 1 januari 2006. Hierbij kan de werknemer de standaard 38-urige werkweek met twee uur verlengen of verkorten in ruil voor verlof. Voorheen was sprake van een standaard werkweek van 40 uur. Omdat verlenging van de werkweek uitsluitend is toegestaan bij een beperkt verlofstuwmeer, kan de flexibele werkweek ertoe bijdragen dat de verlofstuwmeren fiks worden teruggedrongen. Het ziekteverzuim steeg van 3,41 naar 3,95 procent. Dit verzuim ligt daarmee al enkele jaren onder de 4 procent. Het verzuim per medewerker liep terug van 1.14 naar 1.06 procent. Lag bij een enkel instituut in 2004 het jaargemiddelde nog boven de 6 procent, nu komt geen enkel instituut meer hier boven. In 2005 deed zich één bedrijfsongeval voor. In 2005 werden 48 bezwaarschriften tegen een rechtspositionele beslissing ingediend. Hiervan waren er 19 pro-forma bezwaarschriften en werden er later 14 ingetrokken. In één zaak werd er ambtelijk gehoord en werd het bezwaar ongegrond verklaard. Vier bezwaarschriften werden niet ontvankelijk verklaard. Er werden tien bezwaarschriften voorgelegd aan de Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (ccaa). Hiervan werden er drie gegrond verklaard. Slechts in zes gevallen werd beroep ingesteld bij de bestuursrechter.
— 30 —
In 2005 werden de voorbereidingen getroffen voor de overgang naar het nieuwe salarissysteem pr2 (van de firma Getronics). Deze overgang is noodzakelijk vanwege de opheffing van het samenwerkingsverband ivop. De overgang heeft per januari 2006 zijn beslag gekregen. Daarmee behoort de knaw – samen met de Open Universiteit – tot de eerste partijen die van het nieuwe systeem gebruik maken.
financiën – Ontwikkeling vermogen en liquiditeit – De financiële positie van de knaw is gezond te noemen. Relatief is het aandeel van ‘eigen vermogen + voorzieningen’ op de balans licht gedaald: 38,5 procent (ultimo 2005) respectievelijk 41,6 procent (ultimo 2004). Ook de liquiditeitspositie is goed te noemen, wat blijkt uit de verhouding tussen ‘vorderingen + geldmiddelen’ en ‘kortlopende schulden’; deze verhouding is nauwelijks gewijzigd: 1,25 (ultimo 2005) ten opzichte van 1,23 (ultimo 2004). Terzake van de liquiditeit moet worden opgemerkt dat deze sterk beïnvloed is door vooruitbetalingen op contractprojecten. Het totaal aan nog uit te voeren werkzaamheden voor projecten (onderdeel van de kortlopende schulden) is ultimo 2005 Me 95,1 (ultimo 2004 Me 78,3) waarvan nog kan worden gedeclareerd / gefactureerd (onderdeel van de vorderingen) Me 63,6 (ultimo 2004 Me 53,1). Gesaldeerd betekent dit dat na uitvoeri=ng van de bedoelde werkzaamheden de liquiditeit met Me 31,5 zal zijn gedaald; ultimo 2004 was dit verschil nog Me 25,2. De druk op de liquiditeit wordt de komende jaren tevens opgevoerd vanuit de geplande huisvestingsinvesteringen. – Exploitatieresultaat – In de begroting 2005 was een tekort voorzien van Me 1,7. Het uiteindelijke gerealiseerde exploitatieresultaat bedroeg een overschot van Me 0,7; in deze vergelijking valt het resultaat Me 2,4 positiever uit. Dit verschil is de resultante van een groot aantal effecten: – Kosten reorganisaties -/- Me 3,4 – Extra bijdragen en compensaties van het ministerie van ocw + Me 1,0 – Positieve resultaten op centrale voorzieningen m.n. door onderbestedingen + Me 1,7 – Overige effecten + Me 3,1. Voor een uitvoeriger verslag, zie de Jaarrekening knaw 2005.
Balans per 31 december 2005 bedragen x M€ Activa
Passiva
12/31/05
12/31/04
Vaste activa
82,5
81,2
Eigen vermogen
Vorderingen Liquide middelen
71,7 69,1
62,9 54,1
223,3
198,2
Totaal activa
12/31/05
12/31/04
73,6
72,9
Fondsen Voorzieningen Kortlopende schulden
24,8 12,3 112,6
20,6 9,5 95,2
Totaal passiva
223,3
198,2
— 31 —
Exploitatierekening 2005 bedragen x M€ Lasten Personele lasten Afschrijvingslasten Overige lasten Exploitatiesaldo Totaal van de lasten
— 32 —
jaar 2005 74,2
begr. 2005 72,4
jaar 2004 75,9
9,6
9,9
9,5
44,0
46,0
41,5
128,3
126,9
0,7 128,5
Rijksbijdrage OCW
jaar 2005 87,7
begr. 2005 86,6
jaar 2004 86,5
Contractonderzoek
25,8
28,0
24,4
Overige baten
15,0
12,0
13,0
1,7
3,0
128,5
128,3
126,9
Baten
Exploitatiesaldo Totaal van de baten
Nieuws over het ledenbestand De Akademie heeft in 2005 dertien nieuwe leden gekozen, onder wie drie vrouwen: classicus Annette Harder, literatuurwetenschapper Ann Rigney en theoloog Ellen van Wolde. De in totaal tweehonderd gewone leden van de Akademie zijn vooraanstaande wetenschapsbeoefenaren, werkzaam op alle terreinen van het wetenschappelijk onderzoek. Als een Akademielid de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, komt zijn of haar plaats vrij voor een nieuw lid. De Akademieleden kiezen jaarlijks nieuwe leden aan de hand van aanbevelingen uit de wetenschappelijke gemeenschap. De verkiezing tot Akademielid gebeurt uitsluitend op grond van geleverde wetenschappelijke prestaties. De leden komen maandelijks bijeen voor discussie over wetenschappelijke onderwerpen en zijn actief in besturen en commissies van de Akademie. In de hieronder staande interviews stellen de nieuwe leden zich zelf voor.
Nieuw bij de afdeling Letterkunde Annette Harder
(1952)
Hoogleraar Griekse taal- en letterkunde in Groningen, gespecialiseerd in hellenistische poëzie
‘Het mooiste moment van 2005 heeft maar zijdelings met onderzoek te maken. Het was begin september, de aftrap van onze onderzoeksmaster Classical, Medieval and Renaissance Studies. De uitblinkers onder onze studenten bij elkaar; een nieuwe generatie onderzoekers in de startblokken. Dat geeft me weer hoop voor de toekomst. Nog steeds blijven oudheid en middeleeuwen, ver vervlogen tijden, talentvolle en enthousiaste studenten trekken. Elk jaar krijgen we er zo’n twaalf tot vijftien binnen – dat is wel eens minder geweest. ‘Vorig jaar heb ik ook een project afgerond dat mij sinds mijn promotie heeft beziggehouden: een teksteditie met commentaar en vertaling van de Aitia van de hellenistische dichter Callimachus. Het werk stond als verloren te boek, maar in de vorige eeuw zijn er steeds meer papyrusfragmenten teruggevonden. Daarnaast zijn de literatuur- en cultuurwetenschap tegenwoordig verder voortgeschreden dan vijftig jaar geleden, waardoor we meer inzicht in het werk hebben gekregen. ‘Vroeger werd de Alexandrijnse poëzie beschouwd als l’art pour l’art. Maar nu hebben we meer oog gekregen voor de functie van de gedichten in de toenmalige maatschappij. Ze speelden een
rol bij de identiteitsvorming van de Grieken, als vreemde bovenlaag in de hellenistische wereld. Daar kom je achter door een heel grondige analyse van de poëzie. Je merkt dan dat de Griekse dichters speciale aandacht hebben voor vorsten, fameuze voorouders die ze claimen zoals Herakles, en bepaalde gebieden waar ze wortelen. ‘Callimachus’ poëzie spreekt mij zeer aan, je zou mij een pleitbezorger van zijn werk kunnen noemen. De manier waarop hij verschillende betekenislagen aanbrengt, verwijst naar vroegere dichters en de lezer als het ware dwingt hun werk mee te lezen: dat is zeer indrukwekkend. Zijn werk is spannend en experimenteel. Maar in zijn oeuvre Per week worden er altijd zitten ook hele gevoelige gedichten, één of twee dagen krachtig zoals een epigram over een meisje doorgekruist in mijn agenda dat treurt over de dood van haar broertje en dan zelf de dood zoekt. ‘Ik zou graag nog meer tijd aan mijn onderzoek besteden. Tussen onderwijshervormingen en bachelors of masters die de aandacht vragen, moet ik er heel bewust tijd voor vrijmaken. Per week worden er altijd één of twee dagen krachtig doorgekruist in mijn agenda. Binnen de KNAW wil ik mijn bestuurlijke verplichtingen zeker niet ontlopen. Ik wil me inzetten voor een goede balans in het geesteswetenschappelijk onderzoek: ook het onderzoek dat uit zuiver wetenschappelijke nieuwsgierigheid gebeurt, moet de ruimte krijgen. Naast het vernieuwende onderzoek, dat aansluiting zoekt bij maatschappelijke trends. En ik vind dat de contacten met De Jonge Akademie aangehaald moeten worden. Nu zijn het nog te veel gescheiden circuits. We moeten profiteren van de ideeën die in De Jonge Akademie worden geboren.’
Ernst Hirsch
Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak Ballin (1950) van de Raad van State en deeltijdhoogleraar internationaal recht in Tilburg
‘Het lidmaatschap van de KNAW is natuurlijk heel plezierig en inspirerend, maar ik zie het ook als een verplichting. Ik realiseer me dat het de verwachting inhoudt dat ik impulsen aan de wetenschap geef. Ik hoop dat vooral te doen door promovendi te begeleiden door jonge mensen te stimuleren de beginselen van de rechtswetenschap te doorgronden en zo tot een behoorlijk wetenschappelijk niveau te brengen. ‘Hoewel ik veel in de praktijk van recht en bestuur heb gewerkt, heb ik de rechtswetenschap nooit losgelaten. Vanaf het moment dat ik 25 jaar geleden tot hoogleraar werd benoemd, is het hoogleraarschap een aantal jaren mijn hoofdfunctie geweest. Maar ook toen ik deel uitmaakte van het Kabinet Lubbers-III, begeleidde ik nog promovendi. Het was soms een gevecht om tijd te vinden, maar het was goed. In de politieke praktijk bestaat het risico dat je meegezogen wordt door de orde van de dag, of, zou je nu zeggen, de waan van de dag. Na mijn ministerschap kwam heel snel de vraag uit Tilburg of ik weer aan de rechtswetenschap wilde bijdragen. Dat heb ik uit volle overtuiging gedaan. Nu bij de Raad van State maak ik deel uit van het hoogste rechtsorgaan in bestuursrechtelijke zaken. Daarbij stuit je op de grenzen van de rechtsontwikkeling. Als hoogleraar weet je dat te duiden. Je observeert op dit moment belangrijke, ik zou zeggen paradigmatische, veranderingen in de verhouding tussen de nationale en de Europese rechtsorde.
John Nerbonne (1951)
‘Ik probeer naast mijn werk bij de Raad van State en in Tilburg ook – om en om – de vergaderingen bij de KNAW bij te wonen. Ik ben geen eenkennig jurist en ik laat me graag door andere disciplines inspireren. In een recente vergadering hield Frits van Oostrom bijvoorbeeld een voordracht over ontmoetingen aan de grenzen van ons taalgebied. Daar zijn in de loop van de literatuurgeschiedenis vaak nieuwe motieven naar voren gekomen. In de rechtsontwikkeling hebben ontmoetingen aan de grenzen van de eigen rechtsorde vaak vergelijkbare effecten. In de Europese wetgeving leidt de ontmoeting van verschillende rechtsculturen wel eens tot wrijving, maar daardoor ook weer tot nieuwe inzichten. Dat is precies een onderwerp waarmee ik mij samen met mijn collega Linda Senden bezighoud. We hebben afgelopen jaar een boek gepubliceerd onder de titel Co-actorship in the Development of European Law-making. Daarin gaan we Ik heb de rechtsde confrontatie aan met de gedachte dat de rechtsontwikkeling het product is van wetenschap nooit besluiten aan de top van de hiërarchie losgelaten van rechtsnormen, dus van Europese wetten die worden ’omgezet’ in nationale wetgeving. Het beantwoordt echter juist aan het doel van de Europese integratie dat dit een wisselwerking is en kan worden. Je ziet dat bijvoorbeeld bij de normering van projecten die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Pas toen overheidsbeslissingen geconfronteerd werden met rechterlijke uitspraken, realiseerde men zich dat de Nederlandse wetgeving een buitengewoon rigide systeem had gecreëerd. De kwaliteit van wetgeving en beleid – dus van de rechtsontwikkeling – zou er enorm mee gediend zijn als de ‘co-actors’ in dit proces een beter inzicht zouden hebben in de mate waarin hun beslissingen van elkaar afhankelijk zijn en op elkaar inwerken.’
Hoogleraar computationele taalwetenschap en alfa-informatica aan de faculteit Letteren en informatica aan de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen
‘Ik vind het een grote eer om als KNAW-lid gekozen te zijn, vooral ook omdat ik al twintig jaar interdisciplinair onderzoek toe, tussen taalkunde en informatica in. Ik vind het bijzonder dat de Akademie dat kan waarderen, veel nationale academies zijn conservatiever. Onder collega’s krijg ik daar trouwens ook minder commentaar over dan tien jaar geleden. Soms kreeg ik dan te horen: ‘als u iets van taalkunde zou weten...’. ‘Toevallig ben ik ook taalkundige’, zeg ik dan, want ik ben daarin tenslotte gepromoveerd. Eén van onze onderzoekslijnen is het kwantitatief in kaart brengen van taalvariatie. Klassiek gebeurt dat door uitspraakvarianten van losse woorden op kaarten in te tekenen, maar dat levert soms per woord andere kaarten op, en geeft geen objectieve, geaggregeerde maat van de grootte van verschillen tussen taalvarianten. We hebben de uitspraak van ongeveer honderd woorden over heel Nederland vergeleken. Je kunt de geluidsspectrogrammen vergelijken, maar het werkt Toevallig ben ik ook bijna net zo goed als je de uitspraak in fonetische notatie naast elkaar legt en taalkundige de verschillen precies bijhoudt. Als je de verschillen in kaart brengt, vonden we variatie langs 350 assen of dimensies, die je met methoden uit de informatica kunt terugbrengen tot drie dimensies, waarmee je een groot deel van de oorspronkelijke variatie kunt verdisconteren. Die drie waarden kun je bijvoorbeeld in de vorm van kleuren op een kaart van Nederland projecteren. Dan kan je zien hoe de uitspraak verandert in Nederland. Bijna overal verloopt de uitspraakverandering zeer geleidelijk, een echt taalcontinuüm, maar Fries springt er heel duidelijk uit als afwijkend van de naburige uitspraakvarianten. Ook Limburgs week sterk af, al was de interne consistentie daar minder.
Een voordeel van een kwantitatieve, geaggregeerde aanpak is dat je diepgaander kunt analyseren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de helft van de variatie toe te schrijven is aan de afstand. Dan moet je wel de reisafstand nemen, niet de hemelsbrede afstand. Dat is ook logisch in verband met sociale contacten. Een Duitse student van me is nu bezig om te kijken of je zulke methoden kunt gebruiken om te karakteriseren hoe goed iemands uitspraak van een tweede taal is. Dat zou je misschien kunnen gebruiken in taalonderwijs, maar we weten nog niet of het werkt. Eén van de zaken waar de KNAW aandacht aan zou moeten besteden vind ik de detaillistische bemoeizucht van de overheid met universiteiten en wetenschap. Bijvoorbeeld de voortdurende evaluaties, accreditaties en visitaties, die het bedrijven van wetenschap aan universiteiten erg moeilijk maken. Natuurlijk moet je controleren of wetenschappers het goed doen, maar de mate van detail die daarbij vereist wordt, gaat veel te ver. Het kost heel veel werk en tijd. Waarom is er niet wat meer vertrouwen in de professionaliteit van wetenschappers en de autonomie van instellingen?’
Hans Nieuwenhuis (1944)
Hoogleraar burgerlijk recht in Leiden en auteur van onder andere Orestes in Veghel (2004)
‘De KNAW biedt voor mij een goed evenwicht tussen een genootschap waarin je van gedachten kunt wisselen over de wetenschapsinhoud en een adviesorgaan over universitair-bestuurlijke thema’s. Ik vind het aantrekkelijk dat het binnen de Akademie niet alleen over geld verdienen gaat, of over beleid om het onderzoek te stimuleren. Substance over form, dat spreekt me aan. ‘De uitspraak van de Hoge Raad in de zaak van Kelly, het zwaar gehandicapte meisje, heeft afgelopen jaar het meeste stof op doen waaien in mijn vakgebied. De Hoge Raad besloot de vordering van schadevergoeding aan het meisje toe te kennen, omdat een verloskundige geen prenataal onderzoek had willen uitvoeren. Ook internationaal was er veel aandacht voor de zaak, zo merkte ik in mijn contacten met een netwerkje van jonge buitenlandse onderzoekers. In het buitenland worden dit soort claims meestal afgewezen. In ons land meenden critici dat de raad hiermee gehandicapt leven devalueert. Hij zou voor Kelly daarmee
de stelling honoreren: ‘ik had er niet geweest moeten zijn’. Ik begrijp die kritiek wel, maar in mijn ogen doet de Raad een geslaagde poging haar te weerleggen. Het gaat volgens de Raad om een strikt juridische kwestie van aansprakelijkheid, niet om een waardeoordeel over gehandicapt leven. En het geld van de schadevergoeding kan gebruikt worden om dat leven zo veel zin te verlenen als mogelijk is. ‘Mogelijk ga ik de zaak nog voor een artikel gebruiken. Ik ben weer toe aan een boek, dat merk ik. Vaak heb ik eerst een titel, en dan komt de inhoud van het boek er vanzelf bij. Dit keer wordt het een boek voor vakgenoten, dat is het enige Substance over form, dat dat ik weet. Mijn vorige boek, Orestes in Veghel, behandelde de raakvlakken spreekt me aan tussen literatuur en het burgerlijk recht voor een breder publiek. Ik heb het in een zomer geschreven. Vanmorgen nog kreeg ik een mailtje van een theoloog: ik ben geen jurist en ook geen classicus, schreef hij, maar toch heb ik veel aan uw boek gehad. Dat geeft de burger weer moed. ‘Voorlopig ben ik nog niet uitgeschreven. Onderwijs geven doe ik ook nog met veel plezier. Op 1 oktober 2009 wacht mij het emeritaat, maar het is geen datum waar ik reikhalzend naar uitkijk. Misschien dat de KNAW de oprekking van de pensioengerechtigde leeftijd eens aan kan kaarten. In Duitsland mag je tot je 67e doorgaan. Maar ook als ik formeel met emeritaat ben, kan ik nog genoeg in de wetenschap blijven doen. Ik maak me geen zorgen.’
Arend Quak (1946) ‘Het KNAW-lidmaatschap was een blijde verrassing. Ik ging er eigenlijk altijd vanuit dat je alleen als hoogleraar KNAW-lid kunt worden, en ik ben dat niet. Ik hoop zeker serieus mijn bijdrage te kunnen leveren, met het geven van adviezen bijvoorbeeld. Twee belangrijke projecten waar ik nu veel werk in steek zijn het Oudnederlands woordenboek, en het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, beide in samenwerking met andere taalkundigen. Van het etymologisch woordenboek is net het tweede deel uitgekomen, dat was wel een opsteker. Je probeert de historie van woorden te achterhalen, dat is vaak een heel gepuzzel. Neem ‘fauteuil’, dat wij duidelijk hebben geleend van de Fransen. Maar die hadden het veel eerder weer van het germaanse ‘faldstol’, ‘vouwstoel.’ Maar waaraan hebben de Het oudste Nederlandse Fransen, nazaten van de Romeinen, het zinnetje dat we nu kennen dan ontleend? Het was blijkbaar een is zeshonderd jaar ouder bepaald type stoel dat de Romeinen niet hadden. Zo zijn er ook verbanden met cultuur- en techniekgeschiedenis. Veel woorden blijken bovendien niet terug te voeren op de gezamenlijke IndoEuropeaanse oertaal. Die hebben we blijkbaar overgenomen van talen die hier daarvóór al gesproken werden. Dan gaat het om heel gewone woorden als ‘appel’, ‘zee’, ‘polder’. Nu blijkt dat misschien wel twintig procent van de basiswoordenschat hiervandaan komt. Het Oud-Nederlands woordenboek behandelt het Nederlands van 700 tot 1200 na Christus. Het beroemdste oud-Nederlands is het zinnetje ‘hebban olla uogala nestas...’, uit een liefdesliedje uit ongeveer 1100. Maar er zijn meer en oudere bronnen. Het oudste Nederlandse zinnetje dat we nu kennen is zeshonderd jaar ouder,
Universitair hoofddocent voor Oudgermaanse talen en literaturen aan de Universiteit van Amsterdam
een rechtsformule uit de zesde eeuw, bedoeld om een horige zijn vrijheid te geven: ‘Maltho thi afrio lito’, letterlijk ‘ik zeg: ik maak je vrij, halfvrije’. Tot dit jaar hebben we ingangen voor het woordenboek verzameld, ongeveer vijfduizend in totaal. Dat is nu eindelijk af. Nu moeten we het boek zelf gaan schrijven. Het moet in 2007 verschijnen. Het is belangrijk, omdat Oud-Nederlands er altijd maar een beetje tussenviel. Vakwerken verwijzen wel naar Gotisch, Oud-Engels, Oud-Noors, Oud-Fries en Oud-Saksisch, maar de kennis over Oud-Nederlands was nogal verspreid aanwezig. Dat zijn we nu bij elkaar aan het brengen. Eén van de dingen waar de KNAW misschien iets aan kan doen, naast de toenemende universitaire bureaucratie, is het niveau van het middelbaar onderwijs. Studenten die een taal gaan studeren, en dat is dus al een geselecteerde groep, hebben soms geen idee van wat naamvallen zijn. Dan ben ik echt verbijsterd. Ik weet wel dat de redenering daarachter is: ze hebben wel geleerd om het op te zoeken, en dat kunnen ze ook heel goed. Maar als je alles op moet zoeken, schiet het niet op, je moet ook dingen weten.’
Ann Rigney (1957)
Hoogleraar algemene literatuurwetenschap in Utrecht, publiceerde onder andere over geschiedfilosofie, de historische roman en de culturele herinnering
‘Dit lidmaatschap zie ik als de afronding van mijn inburgering. In 1987 vertrok ik uit Canada, het land waar ik gepromoveerd ben. Ik kwam binnen als jonge literatuurwetenschapster, zonder netwerk. En Nederland is niet echt een open samenleving voor buitenlanders. ‘Ik beschouw het lidmaatschap ook als een vorm van erkenning voor de weg die ik ben ingeslagen. In mijn opvatting van literatuurwetenschap is er veel aandacht voor het functioneren van literatuur in de maatschappij. Het interesseert mij hoe verhalen ingezet worden om vorm te geven aan de werkelijkheid. Daarvoor ben ik veel in gesprek met andere disciplines, zoals de geschiedwetenschap en sociale wetenschappen. De fixatie op literaire meesterwerken, die de literatuurwetenschap van oudsher kenmerkt, tref je bij veel minder aan. Ik breng de literatuur ook in verband met andere media als film, tv en internet. Zij nemen functies over die de literatuur vroeger vervulde en zorgen er ook voor dat literatuur op een andere manier verspreid wordt. ‘Mijn programma The dynamics of cultural remembrance heeft vorig jaar een NWO-subsidie in de wacht gesleept – dat was toch wel een persoonlijk hoog-
Albert Visser (1950)
tepunt. Ik kan nu vijf jaar lang met drie mensen werken aan een onderzoek hoe het collectieve geheugen vormgegeven wordt. Een van de voorbeelden is het verhaal van Ned Kelly, de Australische outlaw uit de negentiende eeuw. Hij is net als Anne Frank een referentiepunt in de collectieve herinnering van een volk. Wij gaan onderzoeken hoe het verhaal van het ene naar het andere medium – tekst, schilderijen, toneelstukken – overgebracht wordt en telkens verschillende groepen bereikt. Mijn stelling is dat de collectieve herinZo gauw je een vaste baan nering niet uit het verleden stamt, maar hebt, kom je niet meer aan gemaakt wordt door het soort medium onderzoek toe. Daar zit iets waarin ze vorm krijgt. ‘Mijn persoonlijke dieptepunt is dat scheef ik met mijn onderzoek veel minder opgeschoten ben dan ik had gewild. Ik had veel te veel bestuurlijke klussen en onderwijsverplichtingen. Ik ben daar hevig door gefrustreerd. Het is een onderwerp dat ik bij de KNAW wil aankaarten: een goede balans tussen onderwijs en onderzoek. Nu lijkt het wel eens of onderzoek doen een voorrecht is voor postdocs. Zo gauw je een vaste baan hebt, kom je er niet meer aan toe. Daar zit iets scheef. ‘Verder wil ik pleiten voor de versterking van het literatuuronderwijs. In Nederland versmalt zich dat al gauw tot de roep om jongeren meer Nederlandse literatuur te laten lezen als onderdeel van een nationale canon. Ik zou ook meer ruimte willen voor de wereldliteratuur. En het gaat me niet alleen om literatuurlijsten – hoewel er in Nederland niet bijzonder veel wordt gelezen. Ik wil literatuur ook inzetten bij ethisch-filosofische reflectie op school, bij het aanleren van uitdrukkingsvaardigheid en bij het leren omgaan met complexiteit.’
Hoogleraar logica, filosofie van de wiskunde, alsmede de kenleer in Utrecht, en onder meer directeur van het onderwijsinstituut ‘Cognitive Artificial Intelligence’
‘Ik denk dat ik wel een rol zal kunnen spelen binnen de KNAW. Mijn belangstellingsgebied reikt over verschillende disciplines heen. Ik zit bij de sectie theologie en filosofie, maar mijn werk ligt ook dicht tegen de informatica, linguïstiek en cognitiewetenschap aan. Ik zou dus kunnen bijdragen aan het contact tussen deze wetenschapsgebieden. Binnenkort houd ik een voordracht op een KNAW-themabijeenkomst ‘veranderende perspectieven op taal’. In mijn lezing ga ik in op de bijdrage van de logische semantiek: het gebruik van modellen om te verklaren hoe talige uitdrukkingen aan hun betekenissen komen. Ann Rigney kijkt dan vanuit het oogpunt van de literatuurwetenschap naar betekenis. Het is niet zo gemakkelijk die benaderingen te vergelijken, omdat ze deel zijn van heel verschillende tradities. Maar het zou mooi zijn als we een gezamenlijk platform kunnen vinden om de perspectieven te vergelijken en te laten botsen. Elkaar aanvullende benaderingen, dat is saai. Het met elkaar oneens zijn, is veel leuker. ‘Een van de prettigste ervaringen van het afgelopen jaar op onderzoeksgebied, was een idee dat ik kreeg toen ik aan een referee-rapport werkte. Het kostte maar twee dagen om het uit te werken iets wat normaal maanden kost. Ik schreef Elkaar aanvullende een leuk artikel Löbs logic meets the Mu Calculus en het werd snel in een gerefebenaderingen, dat is saai. reede bundel gepubliceerd. Het artikel Het met elkaar oneens zijn, gaat over de vergelijking van logica’s is veel leuker voor de bestudering van ‘Fixed Points’. In de logica en de informatica bestaat een grote interesse voor procedures die zichzelf aanroepen. Zulke programma’s kun je beschrijven met behulp van vaste punten. Er leven in de logica twee verschillende ideeën over hoe vaste punten gevormd worden. In mijn artikel heb ik die benaderingen bij elkaar gebracht.
‘Leuk was ook dat twee NWO-projecten werden goedgekeurd, waarin ik participeer. Ik neem deel aan een project met de VU en het CWI dat het denken over oneindige objecten behandelt. Eén van de doelen is het integreren van verschillende bestaande benaderingen. En ik heb een uitwisseling met Russische logici, informatici, taalkundigen en wiskundigen gehonoreerd gekregen, met als thema ‘Logical models of human and mechanical reasoning’. Dit project gaat over een aantal aspecten van redeneren: over constructief redeneren (in de traditie van Luitzen Brouwer), over de analyse van de notie van bewijsbaarheid, over ruimtelijk redeneren, over redenerende ‘agents’ en over redeneren met betrekking tot grammaticale vorm. Mijn eigen bijdrage betreft constructief redeneren en de analyse van bewijsbaarheid. ‘Het dieptepunt van afgelopen jaar was het vertrek van mijn directe medewerker Lev Beklemishev. Vanwege persoonlijke omstandigheden is hij teruggegaan naar het Steklov Wiskundig Instituut van de Russische Academie van Wetenschappen. Vanaf het begin van zijn carrière heb ik met hem samengewerkt, hij was de student van een Russische collega. De enige troost is dat we elkaar geregeld blijven zien – mede dankzij het NWO-uitwisselingsprogramma.’
Ellen van Wolde (1954)
Hoogleraar exegese Oude testament en Hebreeuws in Tilburg, auteur onder andere van Het boek Job, verwoord en verbeeld (2005)
‘Het voelt als een grote eer op wetenschappelijke gronden uitverkoren te worden voor het lidmaatschap van de Akademie. Het is ook heel stimulerend daar collega’s te ontmoeten die faam in het onderzoek hebben verworven. Met name van filosofen die zich specialiseren in logica en semantiek verwacht ik veel. We hebben te maken met verwante problemen zoals de betekenis van concepten die niet zonder meer te vangen is in logische of formaliseerbare regels. Ik hecht veel waarde aan het interdisciplinaire contact. Dat mag bij de KNAW nog meer uit de verf komen, want tussen de Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde is er in de praktijk toch nog weinig interactie. Vorig voorjaar bevond ik mij in de universiteit van Udine in het gezelschap van biologen, scheikundigen en kunsthistorici, daar heb ik veel van geleerd. We bediscussieerden de beperkingen van het lineaire denken. Mijn eigen bijdrage ging over het eerste hoofdstuk in het boek Genesis. Als je dat helemaal fris leest, zonder Ik hecht veel waarde kennis van de traditie, is het een nogal aan het interdisciplinaire vreemde tekst. God schept bijvoorbeeld eerst het licht, en daarna pas de zon en contact. Dat mag bij de de maan. Het is vreemd, omdat we een KNAW nog meer uit lineair-chronologisch verhaal verwachde verf komen ten. Maar wanneer je beseft dat men in die tijd en cultuur vaak eerst het geheel omschreef, om daarna in te zoomen op de onderdelen, dan begrijp je dat die tekst een andere manier van denken vertegenwoordigt. Ook biologen ervaren nu de grenzen van onze bepaalde en beperkte wijze van ordenen, die deels taxonomisch en deels causaal-lineair is. Waar ze eerst alleen geloofden in specialistische studies van species, concentreren ze zich daarnaast nu ook op de complexe wisselwerkingen
en biodiversiteit. Ik was de enige theoloog in het gezelschap en ik genoot met volle teugen. Dit is het type interactie tussen disciplines dat ik zoek. Afgelopen jaar heb ik me begraven in een door NWO gesubsidieerde studie Bible, Meaning and mind, An introduction to a cognitive study of the Hebrew Bible. Daarin probeer ik de taal te funderen in zijn eigen omgeving. Je kunt de taal van de Bijbel niet los zien van de wereld waarin ze functioneert. Wij zijn geneigd in de Bijbel te lezen wat de christelijke traditie er in de loop van de tijd van heeft gemaakt. Maar hoe kom je bij een andere wijze van denken en ordenen van de omgeving, waarbij je recht doet aan de toenmalige wereld én aan de categorisering van die werkelijkheid in taal en cultuur? Ik houd me wel veel met taal en tekst bezig, maar niet altijd. In Het boek Job, verwoord en verbeeld heb ik samen met een typografisch kunstenaar geprobeerd het bijbelboek Job anders te vertellen, speciaal in beelden en voor jongeren. De samenwerking met de kunstenaar was voor mij een leerzame oefening om buiten mijn eigen denkkader te treden. Ook dat gaat nog door, want we zijn nu bezig om er een onderwijspakket van te maken, dat op scholen geïntroduceerd wordt.’
Nieuw bij de afdeling Natuurkunde René de Borst (1958) ‘Ik ben van de Faculteit Civiele Techniek verhuisd naar Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Zo gek is dat niet, want ik doe onderzoek naar het mechanischfysisch gedrag van materialen. Dat kan beton zijn, maar ook Glare, het composietmateriaal van glasvezelversterkt epoxy en aluminium dat hier in Delft is ontwikkeld voor gebruik in vliegtuigen. Het gedrag van die materialen is heel verschillend, maar in abstracte zin is het heel vergelijkbaar. Het gaat om het maken van computermodellen van het mechanisch-fysisch gedrag van materialen, zoals vervorming en scheurvorming. Mijn bijdrage is in het algemeen dat we kunnen rekenen aan ‘kapot gaan.’ De vergelijkingen die dit gedrag beschrijven zijn vaak niet exact op te lossen. Met numerieke methoden kunnen we de oplossing nauwkeurig benaderen. Een typisch probleem is dat het rooster dat je bij dergelijke numerieke methoden gebruikt, de berekeningen volledig kan beheersen. Dan krijg je bijvoorbeeld dat het materiaal splijt langs de richtingen van dat rooster. Dat is natuurlijk een artefact, iets kunstmatigs. Als je dan alleen het rooster verfijnt, blijf je dat houden, je moet ook naar
Hoogleraar technische mechanica aan de Faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft
je rekenmethoden kijken. De methoden die we in de loop van de tijd ontwikkeld hebben, worden inmiddels ook toegepast in commerciële rekenprogramma’s. Ik ben erg verheugd met het KNAW-lidmaatschap, het is een erkenning van je prestaties. De KNAW, dat is toch de ziel van de Nederlandse wetenschap. De KNAW moet zich vind ik, juist als wetenschapverzetten tegen de enorme Daarom per op een vrij toegepast gebied, dat nadruk van de politiek op de KNAW zich moet verzetten tegen de enorme nadruk van de politiek op korte korte termijnonderzoek termijnonderzoek. Universiteiten moeten steeds de nieuwste ontwikkelingen volgen en toepassingen leveren, maar de gedachte verdwijnt dat wetenschap meer is dan een oplossing voor bepaalde problemen. Je moet ook zorgen voor overmorgen, voor continuïteit. In al het retorisch geweld over innovatie vergeet men dat de onderliggende technieken voor de huidige innovaties vaak al tientallen jaren geleden ontwikkeld zijn. Wetenschap als een soort l’art pour l’art is wellicht niet meer van deze tijd, maar je moet je realiseren dat toepassingen vaak niet voorspelbaar zijn. Jaren geleden werd ik gebeld over de stormvloedkering. Als die wordt afgesloten, komen de stalen sluizen neer op een soort rubberen drempel, onder water. Maar de rubber constructie haalde maar een derde van de verwachte levensduur, en niemand wist waarom. ‘René’, was toen de vraag, ‘jij kon toch rekenen aan rubber? Zoiets kun je niet aan zien komen?’
Frank den Hollander (1956) ‘Een van de aantrekkelijke gegevens van het KNAW-lidmaatschap is dat deze organisatie gevraagd en ongevraagd advies geeft over wetenschap. Dat geeft je de kans in allerlei keukens te kijken. Ik ben als directeur van het stochastiek instituut Eurandom in Eindhoven al vaak betrokken geweest bij internationale adviescommissies en rapporten, maar bij de KNAW is de blik nog breder. Eén van de dingen die de KNAW zou moeten bevorderen is dan ook interdisciplinariteit, vind ik. Ik ben inmiddels bij een paar lezingen van de Akademie geweest. Die zijn interessant, en gaan vaak over zaken waar je normaal gesproken niet zo tegenaan loopt. Zelf kom ik uit de mathematische statistische fysica. Daarbij gaat het om systemen met fase-overgangen, zoals het bevriezen van water: door interacties op microscopische schaal, bijvoorbeeld tussen moleculen, kan een macroscopische waarde, zoals de dichtheid, ineens abrupt veranderen, en de fluctuaties in het systeem worden heel groot. Deze processen en systemen staan centraal in de natuurkunde, maar blijken in allerlei gedaanten elders op te duiken. Ik heb uit dat perspectief gekeken naar theoretische systemen, modellen
Detlef Lohse (1963)
Hoogleraar in de kansrekening aan de Universiteit Leiden
van gassen die bijzonder gedrag vertonen, maar ook naar toepassingen bij polymeren en katalysatoren. Je kunt het ook op biologische problemen toepassen, bijvoorbeeld op populatiemodellen of het immuunsysteem. Ik werk nu met biologen uit Bielefeld aan modellen van de werking van T-cellen, de afweercellen die in staat zijn om indringers te identificeren. Op zichzelf is het vreemd dat dat kan: je hebt rond de tien miljoen verschillende T-cellen, en toch zijn er een miljoen maal meer verschillende indringers die precies en snel herkend moeten worden. Het idee is nu dat hier ook een soort fase-overgang plaatsvindt. De T-cellen lijken samen een soort optelproces van het vijandigheidssignaal uit te voeren. Als die signalen, bij elkaar opgeteld een grens overschrijden, wordt de indringer Problemen in de wiskunde, aangevallen. Dat proces ga je met wiskunde te lijf: daar kun je lang mee je kijkt wat essentieel is, en probeert een worstelen benadering te vinden die goed genoeg is om te voorspellen en begrijpen wat je in de natuur ziet. Daar zijn we mee bezig, ik weet nog niet wat er uitkomt. Problemen in de wiskunde, daar kun je lang mee worstelen. Soms lukt het dan uiteindelijk via een ander weggetje. Vaak gaat dat in een uitwisseling met collega’s, een soort pingpongspel: jij geeft een argument, de ander zegt iets terug, en zo kom je verder. Vorig jaar kreeg mijn instituut Eurandom een fantastische onderzoeksbeoordeling, daar was ik natuurlijk heel verheugd over. Maar als je met veel moeite een wiskundige doorbraak weet te forceren, is dat een heel ander soort voldoening. Echt een soort Eureka-gevoel.
Hoogleraar in de vloeistoffysica in de faculteit Technische Natuurkunde van de Universiteit Twente
‘Ik zie het KNAW-lidmaatschap als een mooie erkenning van mijn werk én mijn groep. We werken hier aan de fysica van vloeistoffen en gassen. Wat ik persoonlijk als een van de voordelen zie is dat de experimenten kleinschaliger zijn dan, zeg, die in de hoge-energiefysica, waar ik in afgestudeerd ben. Dus sta ik als theoreticus vrij dicht bij het experiment. Eén van de onderwerpen waar we nu mee bezig zijn is wat er gebeurt als er een object op het water klapt. Daarbij wordt er veel lucht in het water gebracht, meer dan je op het eerste gezicht zou verwachten. Een sleutel ligt vermoedelijk in het onderzoek van de manier waarop luchtin elkaar klappen. In sommige Bijna alle wetenschappelijke bellen omstandigheden kan dat een ‘jet’ geven vakgebieden leveren vroeg in de bel, een soort gerichte waterstraal, die een gevolg is van de focussering van of laat maatschappelijk de energie als de holte weer ineenklapt. belangrijke toepassingen, Daarin is het wel vergelijkbaar met alleen kun je niet weten welke sonoluminescentie, het verschijnsel dat – onder bepaalde omstandigheden – luchtbelletjes in water onder ultrasoon geluid licht produceren. Een paar jaar geleden is het ons gelukt om daar een verklaring voor te geven. Door dat in elkaar klappen van de luchtbellen wordt energie gefocusseerd, en in licht omgezet. De theorie die hierbij hoort heeft veel opgeleverd voor de techniek van inkjetprinters, al is die toepassing pas daarna in beeld gekomen. Bijna alle wetenschappelijke vakgebieden leveren vroeg of laat maatschappelijk belangrijke toepassingen, alleen kun je niet weten welke. Getaltheorie was ooit het schoolvoorbeeld van ontoepasbare wiskunde, maar dat wordt nu gebruikt in versleutelingssoftware.
Je moet dus fundamenteel onderzoek doen, zonder zicht op een directe toepassing. Niet dat je daar geen oog voor moet houden, maar je moet er niet te veel op gericht zijn, dan ben je bezig met productontwikkeling. Ik vind dat de KNAW dat zou moeten uitdragen dat je met de huidige sterke nadruk op toepasbaarheid en het plannen van onderzoek innovatiekracht verliest. Kennis verdwijnt. Ook het feit dat wiskunde en exacte vakken in Nederland minder ruimte krijgen op de middelbare school draagt daar aan bij. Eerstejaars worden er met de jaren zichtbaar slechter in. Als studenten op universiteiten zelf al klagen dat ze meer wiskunde hadden willen hebben! Ik vind dat je de jeugd heel ernstig te kort doet als je ze dat onthoudt. Er waren afgelopen jaar heel veel lichtpunten. Het in ontvangst nemen van de Spinozapremie. Maar ook het lopende onderzoek geeft mij heel veel plezier. Zo zijn wij erin geslaagd onze theorie voor warmteoverdracht in turbulentie uit te breiden. Ik zit daar zelf bovenop, ja. Als theoreet doe je zelf geen experimenten, maar ik doe natuurlijk wel zelf berekeningen en ook programmeerwerk. Anders verleer je het, en je mist de lol ervan.’
Jaap Sinninghe
Damsté (1959)
Hoogleraar moleculaire palaeontologie aan de Universiteit Utrecht en verbonden aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee
‘Ik heb mijn vakgebied in de afgelopen twintig jaar volwassen zien worden. Het startte in de jaren dertig met Treibs’ ontdekking dat er in aardolie porfyrinen te vinden zijn, moleculen die afkomstig zijn van bladgroen van miljoenen jaren geleden. Dat bevestigde nog eens de biologische oorsprong van olie, maar het liet ook de mogelijkheid zien om organische moleculen in olie en gesteenten te relateren aan het verre verleden. In het begin was het echt ‘postzegels verzamelen’, bijna op goed geluk kijken wat je kunt vinden, maar chemische methoden en de theorie zijn de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Het vak is echt volwassen geworden. Eén van onze eigen bijdragen was de ontdekking van heel bijzondere tracermoleculen voor anammox-bacteriën. Dat zijn anaerobe bacteriën die ammonium oxideren tot stikstof. Ze zijn pas recent ontdekt maar hebben een belangrijke invloed op de stikstofkringloop in de oceaan. In deze bacteriën ontdekten wij ladderanen, moleculen die uit aan elkaar gekoppelde koolstof-vierringen – ze hebben wel wat van een ladder – bestaan. Organisch chemici konden bijna niet geloven dat de natuur tot dit kunststukje
Stamatis Vassiliadis
(1951)
in staat was; er zit namelijk enorm veel spanning in dit molecuul. De ladderanen hebben als tracer-moleculen een belangrijke rol bij de ontdekking van anammox in de oceaan gespeeld. Omdat er in het verre verleden perioden zijn geweest dat er geen zuurstof in de oceanen voorkwam zijn we nu met behulp van deze ladderanen aan het kijken of de anammox-bacteriën toen een nog belangrijkere rol gespeeld hebben. We doen ook onderzoek aan fossiele lipiden uit celmembranen van oerbacteriën, waarvan de verhoudingen onder invloed van de temperatuur variëren. Daardoor Het is zo kortzichtig om kun je ze gebruiken als ‘palaeothermometer’, om het klimaatveranderingen in je alleen op de heel korte het verleden te onderzoeken. termijn te richten Een hoogtepunt, afgelopen jaar, naast het KNAW-lidmaatschap, was dat ik de Alfred Treibs-prijs van de American Geochemical Society kreeg. Alle groten in het vak hebben die prijs ooit gekregen, dus dat was wel erg mooi. Een dieptepunt, daar moet ik over nadenken. Dat we iets niet als eerste konden publiceren terwijl we wel als eerste gevonden hadden. We hadden een mooi resultaat vergeefs naar Nature en Science gestuurd, en inmiddels had een Amerikaanse groep het al in Nature gepubliceerd. Voor mij is dat niet zo erg, maar voor een promovendus is zoiets wel heel jammer. Een algemeen punt van zorg vind ik dat wetenschap tegenwoordig altijd maar direct toepasbaar moet zijn. Ik hoop, en ik zal daarin wel niet de enige zijn, dat de KNAW zich nog meer opwerpt als hoeder van fundamenteel onderzoek; het is zo kortzichtig om je alleen op de heel korte termijn te richten.’
Hoogleraar parallelle en gedistribueerde ingebedde computersystemen aan de TU Delft
‘Ik had het eigenlijk niet verwacht om verkozen te worden tot lid van de KNAW. Ja, ik heb wel degelijk contacten in de wetenschappelijke gemeenschap hier, maar in zekere zin ben ik toch een nieuweling. In veel landen zul je er meer voor moeten doen, denk ik. Heel positief dus. Ik vind het leuk om naar KNAW-bijeenkomsten te gaan, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik echt tijd te kort kom. Ik heb twee grote Europese onderzoeksprojecten lopen, binnen de Europese Kaderprogramma’s, en ik ben eigenlijk voortdurend onderweg. Volgende week zit ik in Duitsland. Aan denken over de inhoud van het onderzoek kom ik nog wel toe, maar vooral tijdens het reizen. De Europese projecten kosten veel papieren rompslomp, maar ik heb goede hoop dat dat in volgende programma’s minder wordt. Dan komt er ook ‘directe financiering’, waarbij je niet met enorme samenwerkingsverbanden hoeft te werDe Europese projecten ken, maar gewoon voor een onderzoeksvoorstel geld kunt aanvragen. kosten veel papieren Een hoogtepunt van vorig jaar vond rompslomp, maar ik heb ik het geslaagde prototype van onze goede hoop dat dat in MOLEN-processor aan de TU Delft. Dat volgende programma’s is een computerprocessor die eigenlijk een kruising is tussen de standaard allminder wordt purpose processoren, die bijvoorbeeld in de meeste computers zitten, en reconfigurable processoren waar de laatste tijd veel onderzoek aan gedaan wordt. Die kun je je op hardware-niveau snel opnieuw configureren om bepaalde gespecialiseerde
taken heel snel uit te voeren, maar over de architectuur ervan bestaan nog heel veel verschillende ideeën. Onze ‘polymorfe’ processor combineert beide ideeën: je kunt hem programmeren als een conventionele processor, wat de compatibiliteit met verwante processoren bevordert. Maar er zijn ook acht speciale codes, ‘instructies’, waarmee je hem kunt herprogrammeren als een ‘reconfigurable’. Acht blijkt genoeg te zijn, en het voorkomt dat alle verschillende instructies weer heel veel ruimte in gaan nemen. Afgelopen jaar hebben we een klein prototype van de processor proef laten draaien, met grafische, audio- en multimedia-software, en hij bleek het inderdaad heel snel te doen, sneller dan concurrenten. Nu moeten we kijken of de voordelen ‘schalen’, of ze behouden blijven als je de processor complexer en groter gaat maken, maar ik heb daar wel vertrouwen in. Een dieptepunt kan ik niet zo snel verzinnen. Nou ja, dat het zo druk is, ik zou willen dat het iets rustiger kon, maar aan de andere kant: dat komt omdat het goed gaat, dus ik moet niet klagen.’
Afdeling Letterkunde
Afdeling Natuurkunde
De Afdeling Letterkunde heeft in 2005 de volgende buitenlandse leden en correspondenten benoemd:
De afdeling Natuurkunde heeft in 2005 de volgende buitenlandse leden en correspondenten benoemd:
Buitenlandse leden M.G. Clyne, Professorial Fellow taalwetenschappen, University of Melbourne, Australië. E. Jayme, emeritus hoogleraar internationaal privaatrecht, Institut für ausländisches und internationales Privat- und Wirtschaftsrecht, Duitsland. N.G. Parker, hoogleraar historische wetenschappen, Ohio State University, Verenigde Staten. K. Stenning, hoogleraar cognitieve psychologie, Edinburgh University, Verenigd Koninkrijk
Buitenlandse leden M.T. Reetz, directeur Max-Planck-Institut für Kohlenforschung, deeltijd hoogleraar organische- en organometaalchemie/ katalyse/ combinatoriële chemie Ruhr-Universität, Bochum, Duitsland Correspondenten J.F. van der Veen, hoogleraar experimentele natuurkunde Eidgenössische Technische Hochschule Zürich, Hoofd Swiss Light Source van Paul Scherrer Institut in Villigen, Zwitserland
Correspondenten P.W. van den Broek, hoogleraar onderwijspyschologie, University of Minnesota, Verenigde Staten. H.A.M.J. ten Have, directeur van de Division of Ethics of Science and Technology van de UNESCO, Frankrijk. G. Ridder, hoogleraar economie, University of Southern California, Verenigde Staten
In 2005 zijn de volgende leden overleden:
In 2005 zijn de volgende leden overleden:
P. de Haan, rechtswetenschappen, emeritus hoogleraar Technische Universiteit Delft /Vrije Universiteit Amsterdam. L. de Jong, geschiedenis, oud-directeur Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. B.H. Stricker, egyptologie, oud-conservator Rijksmuseum van Oudheden.
W. Baarda, geodesie, emeritus hoogleraar Technische Universiteit Delft. J.J. van Loghem, geneeskunde, oud-directeur Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis. H. Postma, oceanografie, oud-directeur Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee W. Storm van Leeuwen, geneeskunde, emeritus hoogleraar Universiteit van Utrecht.
Correspondenten S.A. Bonebakker, arabische taal- en letterkunde, emeritus hoogleraar University of California, Verenigde Staten. D.R. Wittink, bedrijfseconomie, hoogleraar Yale University, Verenigde Staten. Buitenlandse leden M. Fuhrmann, latijnse taal- en letterkunde, hoogleraar Universität Konstanz, Duitsland. P. Ricoeur, filosofie, hoogleraar: Sorbonne Nouvelle, Université Paris III, Frankrijk.
Buitenlandse leden Baron P.J.L.C. Melchior, sterrenkunde, directeur Koninklijke Sterrenwacht van België, hoogleraar Universiteit Louvain-La-Neuve, België. D.W. Ploog, psychiatrie, emeritus hoogleraar, Max Planck Institut für Psychiatrie, München, Duitsland. Sir Richard T.R.E. Southwood, biologie, vice-chancelor University of Oxford, Groot-Brittanië. Sir John R. Vane, farmacologie, William Harvey Research Institute, Londen, Groot-Brittanië.
De knaw in detail
Fondsen, beurzen, subsidies en wetenschapsprijzen
Raden en commissies
Kwaliteitsbevordering
Internationale samenwerking
KNAW-instituten
Personeel, kengetallen bedrijfsvoering
— 33 —
Fondsen, beurzen, subsidies en wetenschapsprijzen – Akademie colloquia – Jaarlijks wordt een zestal Akademiecolloquia georganiseerd. Doel hiervan is het bijeenbrengen van een selecte groep wetenschappers uit binnen- en buitenland op een actueel wetenschappelijk thema. Het betreft wetenschappelijke bijeenkomsten van hoog niveau met een sterk internationale participatie. Per colloquium stelde de knaw in 2005 een bedrag van maximaal e 16.000 beschikbaar. Voor de organisatie van een aansluitende masterclass van ten hoogste twee dagen met minimaal vijftien promovendi was een additionele bijdrage van maximaal e 3.500 per dag beschikbaar. Van de zes colloquia hebben vier gebruik gemaakt van de mogelijkheid voor de organisatie van een masterclass. Daarnaast levert het Bureau van de knaw kosteloos organisatorische en administratieve bijstand aan de organisator van het colloquium. De knaw heeft voor de ronde in 2005 veertien voorstellen voor de organisatie van een Akademiecolloquium beoordeeld. Zes aanvragen zijn gehonoreerd, drie op het terrein van de Afdeling Letterkunde en drie op het terrein van de Afdeling Natuurkunde. De in 2005 gehouden colloquia zijn in de bijlage te vinden. – Akademieleerstoelen Geesteswetenschappen – De stichting Akademieleerstoelen heeft als doel het instellen van bijzondere leerstoelen voor de geesteswetenschappen, de knaw-Muller-leerstoelen, met name op terreinen die speciale bescherming of stimulering nodig hebben. In 2005 werd één leerstoel gevestigd voor een periode van drie jaar. De wetenschapshistoricus L.Th.G. Theunissen werd benoemd met de leeropdracht ‘Wetenschapsgeschiedenis, in het bijzonder de sociaal-culturele geschiedenis van de negentiende- en twintigste-eeuwse naturwetenschap’ aan de faculteit Natuur- en Sterrenkunde van de Universiteit Utrecht. – Akademiepenning – Hans Chang ontving eind mei 2005 de jaarlijkse Akademiepenning van de knaw. De onderscheiding is bedoeld voor iemand die zich, naast zijn gewone werk, heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland. Hans Chang kreeg de penning uitgereikt voor zijn grote verdiensten voor de wetenschapsbeoefening in het algemeen en het natuurkundig onderzoek in het bijzonder. – M.W. Beijerinck Virologiefonds – Het M.W. Beijerinck Virologie Fonds bevordert het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de virologie, met inbegrip van de daarop toegepaste biochemie en biofysica. Eens in de drie jaar kent het fonds de Beijerinck Virologie Prijs toe aan een internationaal viroloog. Jaarlijks kent het fonds de Beijerinck Premie toe aan een post doc onderzoeker die aan een Nederlandse universiteit excellent virusgeoriënteerd onderzoek verricht. Elk jaar subsidieert het fonds het Dutch Annual Virology Symposium. Tijdens het symposium wordt de Beijerinck Premie uitgereikt en wordt de Beijerinck Lecture uitgesproken door een internationaal gerenomeerd viroloog. — 34 —
In 2005 is de Beijerinck Premie toegekend aan Maaike Ressing voor haar originele werk op het gebied van de immunologie van virale infecties. De Beijerinck Lecture werd uitgesproken door Antony Cunningham. – Evert Willem Beth Stichting – De stichting bevordert onderzoek naar en onderwijs in de moderne logica, de wijsbegeerte der exacte wetenschap pen, de geschiedenis van de logica, de geschiedenis van de wijsbegeerte der exacte wetenschappen en de weten schappelijke wijsbegeerte in het algemeen. In 2005 werd één scholarship uitgereikt. De Beth Dissertation Award 2005 ging naar Ash Asudeh (University of Canterbury) voor zijn Ph.D. thesis ‘Resumption as Resource Management’. De Beth Lecture werd georganiseerd in samenwerking met de Vienna Circle Foundation en uitgesproken door Hannes Leitgeb. Subsidie werd onder andere verleend aan de conferentie Philosophical Perspectives on Scientific Understanding, gehouden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. – Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia – De knaw en de Nordrhein-Westfälische Akademie der Wissenschaften verlenen sedert 1997 jaarlijks de Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia aan een jonge, veelbelovende onderzoeker afwisselend uit de Geesteswetenschappen, Sociale wetenschappen en Natuurwetenschappen. De onderzoeksprojecten dienen de structurele samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen in Nederland en Noordrijn-Westfalen te bevorderen. Het stipendium bedraagt jaarlijks maximaal e 23.000 en is bestemd om een jaar lang onderzoek te verrichten in het partnerland (Noordrijn-Westfalen dan wel Nederland). Aan Nederlandse zijde is in 2005 het stipendium vergeven aan S.W.M. Olde Damink, verbonden aan de afdeling Algemene Heelkunde van het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Olde Damink zal met dit stipendium een jaar lang invulling geven aan het samenwerkingsproject ‘Prevention of ischemia-reperfusion injury during liver resection by peri-operative administration of glutamine’ bij het Universitätsklinikum Essen. Duitsland heeft in 2005 twee onderzoekers beloond, namelijk R.M. Jäger en J.F. Hartle; Jäger voor zijn onderzoeksproject aan de Universiteit Groningen getiteld ‘Europa, die Niederlande und die Musikkulturen des östlichen und südöstlichen Asiens’ en Hartle voor zijn onderzoek naar de bijdrage van Spinoza aan de politieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. In juni 2005 vond in Düsseldorf de gezamenlijke uitreiking van de onderzoeksstipendia plaats. – Congressubsidies – De knaw geeft onderzoekers de mogelijkheid subsidie aan te vragen ten behoeve van de organisatie van internationale congressen in Nederland. Met deze congressubsidies was in 2005 een bedrag van circa e 340.000 gemoeid. Tegen de besluiten over subsidie aanvragen voor de organi-
satie van internationale wetenschappelijke congressen is in 2005 in totaal één bezwaarschrift ingediend. Zesendertig aanvragen zijn op formele gronden niet in behandeling genomen. – Christiaan Huygens Wetenschapsprijs – De Christiaan Huygens Wetenschapsprijs wordt jaarlijks toegekend aan een onderzoeker die een dissertatie verdedigde welke een vernieuwende bijdrage levert aan het vakgebied. Er zijn vier vakgebieden, verbonden met de erfenis van Huygens, die afwisselend in aanmerking komen voor de prijs: actuariaat en econometrie, natuurkunde, ruimtewetenschappen en economische wetenschappen. De prijs werd dit jaar toegekend in de laatstgenoemde categorie. J. van de Ven ontving in oktober de prijs van 10.000 euro uit handen van de minister van ocw voor zijn dissertatie met de titel Psychological Sentiments and Economic Behaviour. – Descartes-Huygensprijs – De in 1995 door de Nederlandse en Franse regering ingestelde Descartes-Huygensprijs wordt jaarlijks toegekend aan een Nederlandse en een Franse onderzoeker voor een bijzondere wetenschappelijke prestatie en voor bijdragen aan de wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen. De prijs van e 23.000 voor onderzoek in het andere land wordt afwisselend toegekend aan een wetenschapper in de levenswetenschappen, geestes- en sociale wetenschappen en natuurwetenschappen. De Franse toekenning van de prijs is in 2005 gegaan naar Anne-Jans Faber, verbonden aan tno-Eindhoven, die met zijn werk op het gebied van glastechnologie een uitstekende bijdrage heeft geleverd aan de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en Frankrijk. Voor het eerst heeft de Franse jury gekozen voor een kandidaat gespecialiseerd op het gebied van innovatie. Nederland heeft in 2005 de prijstoekenning overgeslagen, om zodoende de wetenschapsgebieden vanaf 2006 weer synchroon te laten lopen. In 2006 zullen beide lan-
den een winnaar benoemen op het terrein van de levenswetenschappen en zal er een gecombineerde prijsuitreikingceremonie plaatsvinden in Amsterdam. De knaw onderzoekt mogelijkheden om het wetenschappelijk gehalte van de uitreiking en de zichtbaarheid van de prijs te verhogen. – Van der Gaag Stichting – De Van der Gaag Stichting heeft als doel het bevorderen van hoogwaardig, maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek naar biologische, psychologische en sociale determinanten van menselijk gedrag. Het onderzoek dient te worden verricht teneinde de mens in staat te stellen zichzelf en zijn medemens beter te leren kennen en op basis hiervan in intermenselijke relaties beter te functioneren. Tot juli 2005 is er financiële steun verleend aan de bijzondere leerstoel op het terrein van de biopsychosociale determinanten van menselijk gedrag. De leerstoel is per juli 2005 opgeheven, deze was gevestigd aan de Universiteit van Utrecht. In 2004 is er besloten vier nieuwe bijzondere leerstoelen binnen het werkterrein van de Van der Gaag Stichting in te stellen. In 2005 is de bijzondere leerstoel voor ‘Ontwikkelingspsychologische aspecten van pro-sociaal gedrag’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam gevestigd. De besluitvorming over de overige bijzondere leerstoelen is ultimo 2005 in een vergevorderd stadium. De Van der Gaag Stichting heeft in 2005 besloten de volgende onderzoeksprojecten te subsidiëren: • ‘Protomoral behaviour in children and rhesus monkeys: the effect of aggressive behaviour on relationship management’, Universiteit Utrecht. • ‘Selfinterest and Other-orientation as Key Moderators in Organizational Behavior Theory’, Universiteit van Amsterdam en tno. • ’the pro-social leader: How guilt increases self-sacrificing behaviors of a leader’, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Overzicht behandelde en gehonoreerde aanvragen congressubsidies
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001* 2002 2003 2004 2005
Afdeling Natuurkunde Ingediend Gehonoreerd 180 134 229 168 219 171 192 131 176 125 155 103 148 110 117 84 50 43 42 39 40 38 44 42 51 43
Afdeling Letterkunde Ingediend Gehonoreerd 166 129 194 153 221 171 163 116 176 127 150 104 136 98 151 121 63 55 53 50 58 54 69 57 69 57 — 35 —
– J.Gondafonds – De Stichting J. Gonda Fonds steunt het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het Sanskriet en eventueel van andere Indische talen en letterkunde, en van de Indische cultuurgeschiedenis. De stichting vergoedt onder meer kosten van publicatie van wetenschappelijk werk en organiseert jaarlijks de Gonda-lezing. Daarnaast verstrekt de Stichting Gonda advanced study grants aan veelbelovende jonge indologen om gedurende drie à vier maanden aan het iias in Leiden te kunnen verblijven. In 2005 verleende het fonds subsidie aan tien projecten en publicaties op het gebied van de indologie. Acht buitenlandse indologen kwamen dit jaar in aanmerking voor een studieverblijf met een Gonda Advanced Study Grant aan het iias. In november werd de dertiende Gonda-lezing gehouden door Monika Böhm-Tettelbach onder de titel ‘Visions of Hindu Kingship in the Twilight of Mughal Rule’. – Van ’t Hoff fonds – Het Van ’t Hoff Fonds heeft in 2005 subsidie verleend aan een jonge buitenlandse wetenschapsbeoefenaar, dr. Kapoor uit New York, voor deelname aan een in Nederland door de Commissie voor de Biochemie en Biofysica georganiseerde workshop in november op het terrein van de chemie ‘Biological dynamics: from molecules to cells’. – Hollemanprijs – De scheikundige A.F. Holleman (1859-1953), lid van de Akademie, heeft in 1952 het Nederlands Fonds voor Chemie in het leven geroepen. Uit dit fonds wordt vanaf 1959 om de vijf jaar de Hollemanprijs toegekend aan een Nederlander die voortreffelijk onderzoek op chemisch gebied heeft verricht. De Hollemanprijs 2005 werd in november uitgereikt aan P.W.N.M. van Leeuwen, hoogleraar Homogene Katalyse aan de Universiteit van Amsterdam. Van Leeuwen kreeg deze prijs vanwege zijn baanbrekend onderzoek op het brede terrein van de homogene katalyse en organometaalchemie waarmee hij, volgens de knaw, nieuwe wetenschappelijke concepten en inzichten heeft ontwikkeld die mede aanleiding hebben gegeven tot belangrijke industriële doorbraken. – Van Leersumfonds – Het Van Leersumfonds verleent steun aan farmaceutisch onderzoek dat betrekking heeft op tropische planten en plantaardige producten; Onderzoek over ziekten van de menselijke schedel en het centrale zenuwstelsel en het behandelen van hydrocephalus; onderzoek op het gebied van de neurologie, inclusief de neurobiologie, en de radiologie. In 2005 waren er 37 aanvragen. Aan 27 daarvan werd een subsidie uitgekeerd, voor een totaalbedrag van 21.000 euro. – Ter Meulen Fonds – Het doel van het Ter Meulen Fonds (tmf) is de bevordering van het wetenschappelijk onderzoek dat een bijdrage levert aan de kindergeneeskunde. Het tmf stelt daartoe stipendia beschikbaar voor academici, die vanuit een Nederlandse werksituatie wetenschappelijk onderzoek doen — 36 —
in het buitenland. Daarnaast stelt het tmf subsidie beschikbaar voor buitenlands werkbezoeken voor maximaal zes maanden en het subsidieert de openingssessie van het jaarlijkse congres van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. In 2005 zijn er 22 aanvragen voor stipendia binnengekomen, er zijn er zes gehonoreerd. Voor werkbezoeken kwamen er zeventien aanvragen binnen en zijn er zeven gehonoreerd. – Dow Energieprijs – Jaarlijks wordt deze prijs van 25.000 euro toegekend door Dow Benelux B.V. te Terneuzen aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de bevordering van duurzame ontwikkeling in de procesindustrie bij het gebruik van energie en grondstoffen, en het verminderen van de belasting van het milieu. In september 2005 is de Dow Energy Award 2005 uitgereikt aan Peter de Kok, Chief Engineer van daf Trucks. De prijs werd uitgereikt door Laurens Jan Brinkhorst, minister van Economische Zaken, tijdens de viering van het 50-jarig bestaan van Dow in de Benelux op het symposium Practice Makes Progres in Rotterdam. Dit symposium stond in het teken van een beter gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de rol van de industrie hierin. – Dow Energy Dissertatieprijzen – De Dow Dissertatieprijzen (twee prijzen van 2.500 euro) worden jaarlijks toegekend aan twee onderzoekers die elk recentelijk hun promotieonderzoek hebben verricht aan een onderwerp, waarmee duurzame ontwikkeling in de procesindustrie is of kan worden bevorderd. De prijzen worden gefinancierd door Dow Benelux B.V. te Terneuzen. In september 2005 werden in Rotterdam de Dow Energy Dissertatieprijzen 2005 uitgereikt voor onderzoek naar energie- en milieubesparing en duurzaamheid. De prijzen werden uitgereikt aan Norbert Cabrera en Lucas Seghezzo. Norbert Cabrera kreeg de Dow Energy Dissertatieprijs 2005 voor zijn aan de Technische Universiteit Eindhoven verdedigde proefschrift Recyclable all polypropylenecomposites: concept, properties and manufacturing. Lucas Seghezzo voor zijn proefschrift Anaerobic treatment of domestic wastewater in subtropical regions, dat hij aan Wageningen Universiteit verdedigde. – Hendrik Muller Prijs – De Hendrik Muller voor de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen wordt twee jaarlijks toegekend aan een Nederlandse of in Nederland werkzame onderzoeker of aan een buitenlandse onderzoeker die zijn/haar werkzaamheden op Nederland heeft gericht. Ook een groep van samenwerkende onderzoekers op het gebied van de gedragsen maatschappijwetenschappen komt in aanmerking. De prijs wordt verleend aan hen die een prestatie van uitzonderlijk belang hebben geleverd op het gebied van de gedrags- en maatschappijwetenschappen. De kandidaten moeten nog actief zijn in de wetenschap. In december is de prijs van 25.000 euro uitgereikt aan de hoogleraren marketing. J.B.M. Steenkamp en M. Wedel. De hoogleraren hebben met hun onderzoek het imago en
de status van het vak marketing sterk verbeterd en het vakgebied op academisch niveau gebracht.
management systems and utilization practices on wetland sustainability at lake Jipe basin in Tanzania’.
– Koninklijke/Shell Prijs – De Koninklijke/Shell Prijs beloont sinds 1960 jaarlijks een wetenschappelijke doorbraak; vanaf 1998 is de prijs toegekend op het gebied van duurzame ontwikkeling en energie. De prijs van e 100.000, gefinancierd door Koninklijke/ Shell, is in oktober uitgereikt aan J.C. van Lenteren, hoogleraar Entomologie aan Universiteit van Wageningen. Van Lenteren is bekroond vanwege zijn baanbrekend en internationaal onderzoek op het terrein van de duurzame landbouw, met name zijn inzet bij het ontwikkelen van duurzame methoden van gewasbescherming via biologische bestrijding. De Koninklijke/Shell Prijs is in 2005 voor de laatste keer uitgereikt. De Koninklijke/Shell Groep zal zich op andere manieren blijven inzetten voor wetenschappelijke innovatie op het gebied van duurzame ontwikkeling en energie.
– Schure-Beijerinck-Popping Fonds – Het fonds subsidieert ecologisch onderzoek, met name in het veld en met een zekere nadruk op het aquatisch milieu. In 2005 werden 62 aanvragen ontvangen waarvan er 44 geheel of gedeeltelijk werden gehonoreerd. Het totaal toegekende bedrag was 95.550 euro. Uit het fonds wordt tevens een bijzondere leerstoel gefinancierd. In 2005 is mw. E. van Donk voor een tweede periode van vijf jaar herbenoemd door de Radboud Universiteit Nijmegen tot bijzonder hoogleraar Limnologie.
– Carolina MacGillavry PhD Fellowship programma – De Carolina MacGillavry PhD Fellowship biedt jonge onderzoekers uit zuidelijk Afrika de kans om een onderzoeksperiode van ongeveer anderhalf jaar in Nederland en tweeëneenhalf jaar in eigen land te realiseren op het gebied van de Natuur- en Levenswetenschappen. Jaarlijks wordt er één PhD-beurs voor de duur van vier jaar met een maximale omvang van e 50.000 ter beschikking gesteld. Deze beurzen worden – in tegenstelling tot de oude opzet waarin het Ministerie van Buitenlandse Zaken meebetaalde – vanaf dit jaar volledig gefinancierd vanuit het MacGillavry Fonds. Christopher Mahonge uit Tanzania is in september 2005 begonnen aan Wageningen Universiteit met zijn onderzoek ’the impact of indigenous Stand van de fondsen per 31 december 2005 ( bedragen in e x 1.000 ) Ter Meulen Fonds St. J. Gonda Fonds Schure Beyerinck Popping Fonds Van den Houten Fonds Beyerinck Virologie Fonds Van Walree Fonds MacGillavry Fonds Dr. J.L. Dobberke Stichting Evert Willem Beth Stichting Van der Gaag Stichting Geschiedschrijving knaw Van Leersum Fonds Thorbecke Fonds Hubrecht Fonds Leerstoelen Geesteswetenschappen Van ’t Hoff Fonds Erasmi Opera Omnia De la Court Prijzen Maartje Draak Fonds Keltische Talen Arend Heyting Stichting Overige Fondsen: vermogen < e 100.000,– Totaal
5.738 4.398 2.307 2.123 1.761 1.291 1.286 1.270 873 718 538 492 386 330 233 182 151 169 162 114 236
– Van Walreefonds – Het doel van het Van Walree Fonds is het bevorderen van het medisch onderzoek. Hiertoe subsidieert het Fonds buitenlands congres- en werkbezoeken van promovendi en buitenlands congresbezoeken van studenten medicijnen, reikt het een tweejaarlijkse geldprijs uit voor de beste journalistieke prestatie op het gebied van de medische wetenschappen en subsidieert het een bijzonder hoogleraar, de van Walree hoogleraar, aan een faculteit geneeskunde. In 2005 is de Van Walree Prijs (12.000 euro) uitgereikt aan Ivan Wolffers, voor zijn gehele oeuvre, en in het bijzonder voor de wijze waarop hij publieksinformatie over geneesmiddelen verzorgt. Er kwamen 34 aanvragen voor subsidies promovendi binnen, er zijn elf subsidies voor congresbezoeken promovendi gehonoreerd en zes subsidies voor werkbezoeken promovendi. Voor subsidies studenten geneeskunde werden er 50 aanvragen ontvangen, daarvan zijn 23 subsidies congresbezoek studenten geneeskunde gehonoreerd. – Vertaalfonds – Het Vertaalfonds subsidieert vertalingen van wetenschappelijke artikelen die in een tijdschrift of bundel gepubliceerd zullen worden. In 2005 waren er twee aanvraagrondes. In de eerste ronde waren er zeventien aanvragen, alle op het terrein van de alfa- en gammawetenschappen. Er werden zestien aanvragen gehonoreerd. In totaal werd een bedrag van 16.064,88 euro toegekend. In de tweede ronde ontving het Vertaalfonds twaalf aanvragen, alle op het terrein van de alfa- en gammawetenschappen. Daarvan werden negen aanvragen gehonoreerd; een bedrag van in totaal 12.808,65 euro werd toegekend.
24.758 — 37 —
Raden en commissies
adviesraden van de knaw – Academie Commissie voor de Chemie – De Academie Commissie voor de Chemie (acc) heeft zich in het verslagjaar beziggehouden met scheikundeonderwijs in het voortgezet onderwijs en de organisatie van bachelor- en masteropleidingen. De acc acht het van belang dat nauw wordt samengewerkt tussen alle bètafaculteiten. Voor het voortgezet onderwijs wil de acc streven naar een samenhangende herziening van het onderwijs in wis-, natuur-, scheikunde en biologie. Naar aanleiding van de conferentie over geneesmiddelenonderzoek die vorig jaar werd georganiseerd door de acc en de Raad voor Medische Wetenschappen over het belang van een goede samenwerking tussen universitair onderzoek en industriële toepassing, verscheen het rapport Cooperation between universities and pharmaceutical industry; new opportunities in drug research? Hierin worden aanbevelingen gedaan om deze samenwerking te verbeteren. De acc bereidde een wetenschappelijke conferentie voor over de interactie tussen onderzoek op microscopische schaal en materiaaleigenschappen, die macroscopisch waarneembaar zijn: ‘Multi-scale modelling: electrons, molecules and (bio)materials’. Het onderwerp voor deze internationale workshop – die zal plaatsvinden in voorjaar 2006 – is een vrij nieuw onderzoeksgebied binnen de chemie. – Akademie Raad voor de Wiskunde – De Akademie Raad voor de Wiskunde (arw) adviseert over zaken die de wiskunde in brede zin betreffen en stimuleert de samenwerking tussen partijen die werkzaam zijn op het terrein van de wiskunde. Voor dit laatste doel wordt steeds meer het door de arw geïnitieerde Voorzittersoverleg Wiskunde benut. Uit dit Voorzittersoverleg Wiskunde zijn belangrijke initiatieven ontsproten. Hierbij kan worden gewezen op DeltaWis, dat een samenhangend plan ontwikkelt voor wiskundeonderwijs en – onderzoek. DeltaWis sluit hierbij aan op de hoofdlijnen uit het Deltaplan van het Platform Bèta Techniek. Een belangrijke actie binnen DeltaWis betreft de vernieuwing van het wiskundeonderwijs; de minister van ocw heeft daartoe de eerder door het Voorzittersoverleg Wiskunde in het leven geroepen commissie Toekomst Wiskunde Onderwijs (ctwo) als vernieuwingscommissie voor de wiskunde geïnstalleerd. In 2005 heeft het knaw bestuur op voorstel van de arw de verkenningscommissie Biowiskunde in het leven geroepen. De interdisciplinaire Verkenning Biowiskunde, waarbij naast de wiskunde brede gebieden als biologie, farmacologie, geneeskunde en landbouwwetenschappen zijn betrokken, wordt uitgevoerd in 2006. In 2006 zal tevens worden doorgediscussieerd over het onderwerp ‘(Meer) vrouwen in de wiskunde.’ Op basis van — 38 —
de uitkomsten van de discussie zal de arw een notitie ter zake uitbrengen. In 2005 heeft de arw een begin gemaakt met de actualisering van het in 1999 verschenen verkenningsrapport De toekomst van het wiskundeonderzoek in Nederland (twon). Hierbij wordt bezien hoe de universitaire wiskunde er zeven jaar na het twon rapport voorstaat. Een commissie van de arw, waarin ook leden van De Jonge Akademie zitting hebben, zal mede in dat licht in 2006 rapporteren over welke acties nodig zijn voor een gezonde wiskundebeoefening in Nederland. – Biologische Raad – De Biologische Raad adviseert over zaken die de biologische wetenschappen betreffen en bevordert de samenwerking op dit terrein. De ontwikkelingen in de onderzoek(en opleidings-)infrastructuur, in het bijzonder de aansluiting daarbij op de aanbevelingen in het rapport Biologie: een vitaal belang (knaw, 2001), is een belangrijk aandachtsveld voor de Raad. Er is besloten om dit rapport te actualiseren, mede met het oog op de ontwikkelingen rond ‘sectorplannen’ op het terrein van natuur- en technische wetenschappen. Dit zal in 2006 nader gestalte krijgen. De Commissie Vernieuwing Biologie Onderwijs, ontstaan naar aanleiding van het door de knaw in 2003 uitgebrachte advies Biologieonderwijs: een vitaal belang (cvbo) koppelt regelmatig terug aan de Biologische Raad. Daarnaast zijn twee raadsleden actief in de door de minister van ocw ingestelde ‘profielcommissie’. De Raad heeft positief geadviseerd over de ontwikkelingen rond de Global Biodiversity Information Facility (gbif) en heeft hierbij aandacht gevraagd voor een adequate ondersteuning van het Nederlandse deel van gbif, nl-bif. De initiatieven om te komen tot een Nederlands Centrum voor Biodiversiteitsonderzoek, waarin de grote, nationale biologische collecties zullen worden ondergebracht en worden verbonden met brede publiekstaken op dit terrein, sluiten naadloos aan op eerdere adviezen van de Raad. Over het in het najaar van 2004 gehouden symposium Van Bouwsteen tot Biosfeer, waarin moderne wetenschappelijke inzichten op diverse biologische organisatieniveaus zijn gepresenteerd en zijn verbonden met de didactiek van de biologie, is in 2005 een cd-rom verschenen. – Commissie voor de Biochemie en de Biofysica – De Commissie voor de Biochemie en Biofysica (cbb) adviseert over zaken betreffende de biochemie en de biofysica en bevordert acties die kunnen leiden tot het versterken van deze gebieden op het grensvlak van de levenswetenschappen, scheikunde en natuurkunde, met verbindingen naar de technische wetenschappen. Een rode draad in het afgelopen werkprogramma van de cbb is het verbeteren van het imago van de natuur- en technische wetenschappen in de maatschappij en in het bijzonder in het onderwijs. In het door de cbb voor de komende tijd voorziene werkplan staan de volgende thema’s centraal:. Mens-Machine interacties, met een nadruk op het gebruik maken van moderne neuro-imaging technieken, Systeembiologie, Bioma-
terialen/biomimetica en Nanobioscience en –technologie. Daarnaast wordt beoogd om de banden met het bedrijfsleven aan te halen, alsmede de internationale samenwerking (er wordt met name gedacht aan China waar het de biofysica betreft) te bevorderen. In 2005 is een tweetal bijeenkomsten georganiseerd die met bovenstaande thema’s zijn verbonden, namelijk het eendaagse symposium ‘Man-Machine Interactions: Interfaces between the brain and the outside world’ en de driedaagse, internationale conferentie ‘Biological Dynamics; from molecules to cells’. – Raad voor Aarde en Klimaat – Aan de hand van de zelfevaluatie van de Raad voor Aarde en Klimaat (rak) heeft het knaw-bestuur besloten de rak met ingang van 2005 opnieuw in te stellen. In het verslagjaar werden de werkzaamheden voortgekomen uit het symposium ‘Fossil Fuels: Reserves and Alternatives – A Scientific Approach’ met een publicatie van dezelfde naam afgerond. De rak heeft met diverse activiteiten aandacht besteed aan de implementatie van de knaw-Verkenning Hydrologie. De Verkenningscommissie Hydrologie rondde haar werkzaamheden af met de feestelijke presentatie van haar rapport Turning the Water Wheel Inside Out. Foresight Study on Hydrological Science in the Netherlands in februari. Inmiddels is de instelling van een virtueel Centrum voor Hydrologie een feit. Wageningen Universiteit treedt op als penvoerder, in nauw contact met het ‘Institute for Water Education (unesco-ihe) en het ‘International Institute for Geo-information Science and Earth Observation’ (itc). Als eerste activiteit wordt gezamenlijk een ‘River Basin Data and Modelling Centre’ opgesteld. Om het ‘Boussinesq Centrum voor Hydrologie’, zoals het centrum is genoemd, een zichtbare start te bieden, vond in oktober onder auspiciën van de rak de eerste ‘Boussinesq Lezing’ plaats. Met het oog op een advies (of een verkenning) Aardobservatieonderzoek heeft de rak een enquête gehouden onder wetenschappers in dit brede veld van onderzoek. Een werkgroep zal zich over de resultaten hiervan buigen. – Raad voor Medische Wetenschappen – De wetenschapsverkenning Multifactoriële aandoeningen in het genomics-tijdperk waarin wordt onderzocht wat de kansen en mogelijkheden zijn van het Nederlandse onderzoek naar ontstaan, beloop en preventie van multifactoriële, chronische ziekten is in 2005 voortgezet, met een extra financiële ondersteuning door het Nationaal Regie-orgaan Genomics (nrg). In november heeft een openbare bijeenkomst met vakgenoten plaatsgevonden waar een conceptversie van het rapport werd bediscussieerd. Ook is met de ministeries van vws en ocw, ZonMw en het nrg gesproken over implementatie van de verkenning. Het ging met name over op welke (juridische) voorwaarden het mogelijk is te komen tot één of meerdere breed toegankelijke biobanken in Nederland. In oktober is het rapport Erop of eronder. Financiering van (bio)medisch wetenschappelijk onderzoek aangeboden aan minister Van der Hoeven van ocw. In het rapport concludeert de Raad onder meer dat voor een optimaal werkende
onderzoeksfinanciering in Nederland aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan, namelijk de bescherming van de eerste geldstroom, meer nadruk op bottom up programma’s binnen de tweede geldstroom en het oplossen van problemen die ontstaan door matchingsverplichtingen. Verder heeft de Raad samen met de Akademie Commissie voor Chemie de publicatie Cooperation between universities and pharmaceutical industry; new opportunities in drug research? uitgebracht, die is gebaseerd op een vorig jaar gehouden symposium over dit onderwerp. Onderwerpen die in de publicatie aan bod komen zijn de noodzaak tot samenwerking tussen industrie en universiteiten tijdens het gehele traject van de geneesmiddelenontwikkeling, het patenteren van onderzoeksresultaten, de voorwaarden voor het klinisch testen van medicijnen en de rol die de overheid kan spelen bij het geneesmiddelenonderzoek. Tenslotte heeft de Raad in samenwerking met de Raad voor Technische Wetenschappen een voorstudie voor een mogelijke verkenning Tissue Engineering uitgevoerd. In 2006 zal een vervolg worden gegeven aan dit onderwerp. – Raad voor Geesteswetenschappen – In 2005 heeft de Verkenningscommissie Archeologie workshops met Nederlandse onderzoekers georganiseerd en gesprekken met het internationale veld gevoerd. Over haar bevindingen rapporteerde zij niet alleen aan de Raad voor Geesteswetenschappen (rgw), maar ook aan de rak. Zij hoopt begin 2006 haar verkenningsadvies te publiceren. De Voorstudiecommissie Verkenning Media- en communicatiestudies heeft haar voorstudie afgerond. In 2006 start een verkenningscommissie die onder andere tegen een internationale achtergrond onderzoekt welke onderzoeksagenda voor Nederland interessant en uitvoerbaar zal zijn. De rgw heeft verdere activiteiten in het kader van de implementatie van de verkenning taalkunde en letterkunde ontplooid. De Raad heeft bijvoorbeeld een Platform Letterkunde opgericht, waarin Nederlandse onderzoekscholen op het gebied van de letterkunde samenwerken. In samenwerking met de Stichting Lezen organiseerde de rgw de discussiebijeenkomst ‘Leescultuur onder vuur?’ De discussie spitst zich de laatste tijd vooral toe op de inhoud van ‘de canon’; de vraag hoe jonge mensen met het cultureel erfgoed in contact te brengen, blijft vaak onbeantwoord. Vanuit verschillende invalshoeken werd aandacht besteed aan het probleem van de overdracht van kennis van complexe teksten. De swr/rgw-commissie ‘Beoordelingsmethoden van geesteswetenschappelijk en sociaal-wetenschappelijk onderzoek’ heeft tijdens een minisymposium haar advies Judging research on its merits gepresenteerd. De rgw heeft in het relevante nationale en internationale geesteswetenschappelijke veld de aanbevelingen uit dit advies met succes uitgedragen. – Raad voor Natuur- en Sterrenkunde – De Raad voor Natuur- en Sterrenkunde (rns) heeft een studie uitgevoerd naar de mogelijkheid om op basis van informatie over publicaties en patenten zicht te krijgen op natuurkundig en sterrenkundig onderzoek dat in het bui— 39 —
tenland een rol van betekenis speelt, maar waaraan in Nederland weinig of geen aandacht wordt geschonken. Blijft interessant natuur – en sterrenkundig onderzoek buiten Nederland hier onopgemerkt? Kan in Nederland het industriële gebruik van natuurkundige (en sterrenkundige) onderzoeksresultaten worden vergroot? Een werkgroep van de rns heeft zich gebogen over de positie van de kernfysica in Nederland. Deze subdiscipline wordt op enkele plaatsen beoefend. In het Kernfysisch Versneller Instituut te Groningen wordt een kleine versneller geëxploiteerd ten behoeve van kernfysisch onderzoek. De werkgroep heeft tot taak met voorstellen te komen voor een nieuwe focussering van het Nederlandse onderzoek, daarbij rekening houdend met mogelijkheden om in samenwerking met onderzoekers uit andere landen gebruik te maken van onderzoeksfaciliteiten in Europa. De rns heeft in het voorjaar van 2005 een zelfevaluatie opgesteld vanwege het aflopen van de instellingstermijn. Na hernieuwde instelling zijn nieuwe leden geworven en is een nieuw bestuur aangetreden. – Raad voor Technische Wetenschappen – Op verzoek van de Raad voor Technische Wetenschappen (rtw) heeft een voorstudiewerkgroep de mogelijkheid en wenselijkheid van een verkenning van onderzoek naar duurzame energieconversie onderzocht. De werkgroep heeft hierover positief geadviseerd. Een door de Raad georganiseerde conferentie trok veel belangstellenden uit kringen van energieonderzoek en -beleid. Naar aanleiding van het rapport wordt een affiche ontwikkeld met een overzicht van energieconversiepaden dat ook in het voortgezet onderwijs kan worden gebruikt. Het bestuur van de knaw heeft besloten een verkenningscommissie in te stellen. De verkenning gaat van start in 2006. Een in 2004 gestarte voorstudie naar mogelijkheden voor een verkenning van ict-onderzoek is beëindigd. Mede vanwege het verschijnen van een door nwo gepubliceerde agenda voor ict-onderzoek is besloten vooralsnog geen verkenning te starten. In 2007 zal worden bezien of een verkenning wenselijk is ter voorbereiding op de hernieuwing van deze onderzoeksagenda. De rtw heeft meegewerkt aan een voorstudie voor een verkenning van tissue engineering. De eerste resultaten van de voorstudie zullen in 2006 in een openbare bijeenkomst met belangstellende onderzoekers worden besproken. De rtw wil een bijdrage leveren aan de wijze waarop technische wetenschappen in Nederland innovatie en de kenniseconomie kunnen helpen stimuleren. Ter voorbereiding daarop is gesproken over een mogelijke aanpak van een project dat antwoord moet geven op de vraag hoe de technische wetenschappen kunnen bijdragen aan het innovatiebeleid en over de wijze waarop resultaten kunnen worden bekendgemaakt. – Sociaal-Wetenschappelijke Raad – De verkenningscommissie Sociologie heeft in 2005 een concept-eindrapport aan de Sociaal-Wetenschappelijke Raad (swr) voorgelegd, vervolgens heeft de verkenningscommissie het eindrapport aangeboden aan het Dagelijks Bestuur. Het rapport is eind 2005 in druk gegaan. — 40 —
De Commissie ‘Beoordelingsmethoden van geesteswetenschappelijk en sociaal-wetenschappelijk onderzoek’, ingesteld door de rgw en de swr, heeft in 2005 haar werkzaamheden afgerond. In mei verscheen het rapport Judging reserarch on its merits dat in juni tijdens een minisymposium werd gepresenteerd aan bestuurders en ‘het veld’. De swr heeft begin 2005 een ad hoc Commissie ingesteld die zich zal buigen over de problematiek van de kennissamenleving en de rol van de sociale wetenschappen. De Commissie verwacht in 2006 deze werkzaamheden af te ronden. De swr heeft een verzoek van het ministerie van ocw om een bijdrage te leveren aan de nota Wetenschappelijk Informatievoorziening eind 2005 in beraad genomen. In het verslagjaar heeft de swr vier plenaire conferenties gehouden over de thema’s: ‘Vermoeidheid’, ‘Verkenning Sociologie’, ‘Europa’ en ‘Politiek systeem en politieke cultuur’. In het voorjaar hield de swr het zevende swr-Hendrik Muller Seminaar, getiteld ‘Civil Society: tussen oud en nieuw’.
commissies met een specifieke taak – Advies Commissie Wetenschap en Ethiek – De Advies Commissie Wetenschap en Ethiek (acwe) heeft de resultaten gepubliceerd van een in het najaar van 2004 gehouden conferentie over ethiek van milieuwetenschappelijk onderzoek. Deze bundel is tezamen met de Nederlandse tak van de ‘World Conservation Union’ gepubliceerd. De resultaten van de conferentie zijn in een discussiebijeenkomst onder de aandacht gebracht van parlementariërs en beleidsambtenaren in Den Haag. Een werkgroep bestaande uit leden van de acwe heeft de herziening, aanvulling en redactie afgerond van een tweede druk van Wetenschappelijk onderzoek – dilemma’s en verleidingen. Het boekje is flink uitgebreid, onder meer met beschrijvingen van concrete gevallen van wangedrag en kwesties waarin wetenschappelijk onderzoek een problematische positie houdt. De acwe heeft zich in het verslagjaar gebogen over de mogelijkheid aandacht te schenken aan ethische aspecten van empirisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek. De aanleiding hiervoor lag in eerste aanleg in zaken die een rol spelen bij het uitvoeren van criminologisch onderzoek. Onderwerpen zoals taboes in wetenschappelijk onderzoek, omgang met resultaten en met beleidsrelevantie spelen in de empirische sociale wetenschappen een rol die de acwe nader wil belichten. – Commissie Cognitiewetenschappen – Commissie Cognitiewetenschappen is in het najaar 2005 ingesteld en adviseert over zaken betreffende de bevordering van de cognitiewetenschappen in nationaal en internationaal perspectief en over de maatschappelijke toepassing van de cognitiewetenschappen. Zij heeft in 2005 haar eerste plenaire bijeenkomst gehad en een werkprogramma geformuleerd. De commissie zal onder meer een jaarlijkse internationale cognitielezing organiseren en een voorstudie voor een verkenning cognitiewetenschappen uitvoeren.
– Commissie Dierproeven, Transgenese en Biotechnologie – In maart 2005 werd het evaluatierapport Noodzakelijk kwaad, evaluatie Wet op de dierproeven door ZonMw van nwo uitgebracht. In een door de Commissie voorbereid briefadvies aan de ministers van vws, lnv en ocw, heeft de knaw ernstige zorgen geuit over dit rapport. Verantwoording en controle van onderzoek met proefdieren is weliswaar noodzakelijk, maar deze moeten zo worden vormgegeven dat geen onnodige schade wordt toegebracht aan het wetenschappelijk onderzoek. Als de aanbevelingen uit dat rapport worden opgevolgd, heeft dat verregaande consequenties voor de voortgang van het biomedisch onderzoek in ons land. In december heeft de minister van vws de Tweede Kamer laten weten dat hij de aanbevelingen uit het evaluatierapport niet over zal nemen. Hiervoor is op dit moment onvoldoende draagvlak. De discussie in Nederland tussen partijen zal worden voortgezet, waarbij ook het Europees perspectief moet worden meegenomen. Ook het Besluit Biotechnologie bij Dieren (bbd) werd dit jaar geëvalueerd. Het evaluatierapport werd in september door de minister van lnv aan de Tweede Kamer aangeboden. Biotechnologische handelingen bij dieren worden dubbel getoetst, namelijk op grond van het Besluit Biotechnologie bij Dieren en de Wet op de dierproeven (Wod). In een reactie op het evaluatierapport geeft de knaw aan dat een herziening van de procedure voor vergunningaanvragen van biotechnologische handelingen met dieren thans mogelijk en ook gewenst is. De omstandigheid dat de Wet op de dierproeven en het Besluit Biotechnologie bij Dieren gelijktijdig zijn geëvalueerd, biedt bovendien een unieke mogelijkheid voor vernieuwing van regelgeving met betrekking tot gebruik van proefdieren voor wetenschappelijk onderzoek. – Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening – Evenals in voorgaande jaren heeft de president van de knaw op voordracht van het Human Rights Network en op voorstel van de Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening (cvw), een aantal brieven verzonden om aan de regeringsleiders en betrokken ministers de bezorgdheid van de knaw over te brengen over de beperkingen die aan wetenschappelijk onderzoekers in de betreffende landen zijn opgelegd. Zo werden brieven verzonden aan de autoriteiten in onder meer Wit-Rusland, Israël, Vietnam en Libië. In een aantal gevallen is, voor zover is na te gaan mede dankzij de druk die de academies in gecoördineerde actie hebben uitgeoefend, verbetering gekomen in de positie van de betrokken onderzoekers of heeft deze geresulteerd in hun vrijlating. De Commissie heeft zich in 2005 wederom beziggehouden met de visumproblematiek, waar buitenlandse onderzoekers die naar Nederland willen komen mee geconfronteerd worden. De secretaris van de Commissie en lid van het Executive Committee van het International Human Rights Network in Londen heeft samen met andere leden van het Executive Committee, petities ingediend bij de unesco waarin het lot van bepaalde beoefenaren van de wetenschap aan de orde wordt gesteld.
– Commissie Wetenschap en Kunst – De Commissie Wetenschap en Kunst is ingesteld met als doel het contact tussen kunstenaars en onderzoekers te bevorderen. Uitgangspunt daarbij is de wisselwerking tussen wetenschap en kunst. De commissie Wetenschap en Kunst organiseerde twee grote succesvolle publieksbijeenkomsten. In het voorjaar stond de (on-)betrouwbaarheid van het beeld in kunst en wetenschap centraal, in het najaar cognitie en creatie. Vertegenwoordigers van beide disciplines waren bij deze symposia aanwezig. De Commissie Wetenschap en Kunst organiseerde met het Arts & Genomics Centre het openingscongres, met Maison Descartes een avond rond Jules Verne. – Nederlandse Commissie voor Geodesie – De Subcommissie Geo-Informatie Modellen heeft de nota Thema’s voor onderzoek 2005 – 2010 opgesteld. De Subcommissie wenst hiermee een perspectief te schetsen voor haar werkgebied met als doel bepaalde ontwikkelingen in de geo-informatie meer gericht te kunnen sturen. Hiertoe zijn tien thema’s geformuleerd die een kader vormen voor discussie en waarbinnen onderzoeksvragen en onderzoeksprojecten geplaatst en getoetst kunnen worden. De thema’s zijn onder meer: modelleren van de spatio-temporele werkelijkheid, spatio-temporele algoritmen, mutaties van databases en databaseconsistentie, kwaliteit van spatio-temporele data en de modellering van onzekerheid, visualisatie van geo-informatie. De Taakgroep Ruimtelijke Basisgegevens 2010 heeft advies uitgebracht in haar rapport Ruimtelijke basisgegevens 2010. Aanleiding hiervoor is de snelle en veelzijdige ontwikkeling van de geo-informatievoorziening. Het rapport beschrijft de huidige stand van zaken, de gewenste toekomstige voorziening van ruimtelijke basisgegevens en de daarvoor benodigde ontwikkelingen. Deze leiden tot de onderzoeksvragen die de komende jaren de aandacht van de ncg vragen. – Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding – De Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding heeft in 2005 het Bestuur van kwf Kankerbestrijding geadviseerd over 178 nieuwe project-subsidieaanvragen voor onderzoek op het gebied van kanker. Dit betreft fundamenteel kankeronderzoek, preventie-onderzoek, onderzoek naar de verbetering van diagnostiek en therapie van kanker. Voor de vaststelling van de kwaliteit van de aanvragen deed de Raad een beroep op onafhankelijke, voornamelijk buitenlandse deskundigen. Bij gelijke kwaliteit van de projectaanvragen hanteerde de Raad een prioritering voor klinisch kankeronderzoek, onderzoek naar de relatie tussen exogene factoren en het ontstaan van kanker en onderzoek dat zich richt op primaire preventie van kanker, zoals ook aangegeven in zijn beleidsnota 2001-2005. Op advies van de Raad werden door het Bestuur van kwf Kankerbestrijding aan 59 nieuwe projecten subsidie verstrekt. De Raad beoordeelde tevens de voortgang van lopende kwf-projecten, eindverslagen van kwf-projecten, alsmede subsidieaanvragen voor persoonsgebonden financiering
— 41 —
voor gepromoveerde artsen werkzaam in de patiëntenzorg ten behoeve van het opzetten van een eigen klinische onderzoekslijn. Daarnaast adviseerde de Raad over een groot aantal subsidieaanvragen voor een verdere verdieping in kankeronderzoek en de behandeling van kanker in binnen- en buitenland, in het kader van het onderwijs en opleidingsprogramma van kwf Kankerbestrijding. – Adviescommissie voor het Vaststellen van Nederlandse Aardrijkskundige Namen – De Adviescommissie voor het Vaststellen van Nederlandse Aardrijkskundige Namen adviseert de overheid bij het vaststellen van aardrijkskundige namen. In de praktijk gaat het meestal om nieuwe gemeentenamen na gemeentelijke herindeling. De afgelopen periode is de Adviescommissie ingeschakeld bij de samenvoeging van de gemeenten Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk en Bergschenhoek, en van Warmond, Voorhout en Sassenheim. Daarnaast heeft het Centraalbureau voor de Statistiek om advies gevraagd met betrekking tot de schrijfwijze van aardrijkskundige namen, in het bijzonder het gebruik van hoofdletters, koppeltekens en het al dan niet aaneenschrijven; verder het gebruik van Fryslân of Friesland; en de alfabetisering van namen die beginnen met ‘IJ’ (en ‘Y’). Ook heeft de Commissie geadviseerd bij de naamgeving van een baggerspeciedepot dat in opdracht van Rijkswaterstaat gebouwd wordt in het Hollandsch Diep. De Commissie is, in samenwerking met de Fryske Akademy, de United Nations Group of Experts on Geographical Names en de Universiteit Utrecht, het afgelopen jaar ook betrokken geweest bij de organisatie van Geonames 2005, ‘International Conference on minority names and multilingual areas’, gehouden in april in Leeuwarden bij de Fryske Akademy. – Wetenschapscommissie voor de stcn – De stcn (Short-Title Catalogue, Netherlands) is de nationale bibliografie tot 1800. Dit onderzoeksbestand staat via www.kb.nl/stcn aan iedereen ter beschikking. In 2005 groeide de database met 3272 records naar 131.143 beschrijvingen. In totaal werden 10.967 exemplaren toegevoegd. Gebruikers van de stcn krijgen nu ook afbeeldingen van titelpagina’s te zien. De beschrijving van de collectie van de universiteitsbibliotheek van de vu verliep goed. De verwerking van de oude drukken van de tu Delft werd voltooid. Het Gemeentearchief Den Haag en de British Library bleven gegevens aanleveren. Het verslagjaar stond in het teken van de voorbereiding van het Masterplan stcn. De Koninklijke Bibliotheek heeft zich ten doel gesteld de stcn in vier jaar te voltooien. Dit behelst de opname van nog eens 350.000 exemplaren. Daartoe zullen vele collecties oude drukken verwerkt worden. Medio 2009 beschikt Nederland dan over een volledige nationale bibliografie tot 1800. Om het Masterplan te realiseren is de personeelsformatie voor de stcn aanzienlijk uitgebreid. Het Masterplan startte in november met het aannemen van de eerste nieuwe beschrijvers en het hervatten van de verwerking van de collectie van de ub Utrecht. Nieuwe samenwerkingsvormen werden opgezet met het Tresoar in — 42 —
Leeuwarden, met de ub Groningen en met het Nederlands Instituut Rome. Met andere bibliotheken werden soortgelijke afspraken gemaakt. In de ub Amsterdam gaat in januari 2006 een nieuw team aan de slag voor de verwerking van de collectie 18e eeuw. De knaw Wetenschapscommissie voor de stcn sprak haar steun uit aan het Masterplan stcn.
Kwaliteitsbevordering – Erkenning Onderzoekscholen – De Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ecos) beslist krachtens het vastgestelde protocol over verzoeken van universiteiten tot erkenning van onderzoekscholen. In 2005 heeft de dertiende beoordelingsronde van aanvragen voor erkenning van onderzoekscholen plaatsgevonden. In totaal werden 25 aanvragen aan de ecos voorgelegd, waarvan twee voor erkenning en 23 voor vervolgerkenning. Er werden 22 (vervolg)erkenningsaanvragen gehonoreerd. Per 31 december 2005 zijn er in totaal 93 onderzoekscholen erkend. Het bestuur van de knaw heeft in 2005 het Protocol Erkenningsprocedure Onderzoekscholen herzien. In het protocol zijn wijzigingen aangebracht die betrekking hebben op de man/vrouw verhouding bij de promovendi, postdocs en senioronderzoekers van een onderzoekschool. Het herziene protocol is van toepassing op aanvragen die de ecos vanaf 2006 behandelt. – Onderzoeksgerichte Masteropleidingen – De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (nvao) adviseert in opdracht van de minister van ocw over aanvragen voor de beoordeling van onderzoeksgerichte masteropleidingen. De nvao heeft op haar beurt de knaw verzocht de kwaliteit van de ingediende aanvragen te beoordelen, daar de kwalificatie van een opleiding als onderzoeksmaster in hoge mate wordt bepaald door de onderzoeksgroepen en onderzoekers die een dergelijke opleiding dragen. Vijf disciplinegeoriënteerde commissies, die door het bestuur van de knaw zijn ingesteld, brengen advies uit aan het bestuur van de knaw over de aanvragen. Het bestuur knaw adviseert vervolgens aan het nvao-bestuur. De commissies voeren hun beoordelingswerk uit op basis van het Toetsingskader Nieuwe Opleidingen: Domeinspecifieke uitwerking voor Onderzoeksmasters, dat door de nvao is vastgesteld. Vorig jaar is de derde reguliere beoordelingsronde van start gegaan. De werkzaamheden in het kader van deze ronde vonden voornamelijk in 2005 plaats en werden afgerond in juni. De knaw adviseerde in het kader van de derde ronde over veertien voorstellen aan de nvao. In september startte de vierde en in november de vijfde beoordelingsronde. De werkzaamheden in het kader van de vierde en vijfde ronde vonden in het verslagjaar plaats. De werkzaamheden van de vijfde ronde zullen worden afgerond in het voorjaar van 2006. De knaw adviseerde in het kader van de vierde ronde over vijf voorstellen en in de vijfde ronde over drie voorstellen aan de nvao. – Programma Akademiehoogleraren – In 2002 is gestart met de uitvoering van het Programma Akademiehoogleraren. Hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, die zich door hun – naar internationale maatstaven gemeten – uitzonderlijke wetenschappelijke presta-
ties hebben onderscheiden, worden aan het einde van hun loopbaan gedurende een periode van vijf jaar volledig vrijgesteld van bestuurs- en beheerstaken, waardoor zij volledig beschikbaar zijn voor innovatief wetenschappelijk onderzoek en de opleiding van onderzoekers. De vrijvallende universitaire middelen dienen aangewend te worden om jonge onderzoeksleiders een aansprekende positie te verschaffen binnen de Nederlandse universiteiten. Hierdoor krijgen de specialismen van de Akademiehoogleraren een bijzondere stimulans. De benoeming als Akademiehoogleraar stelt betrokkene in staat zich volledig aan vernieuwend en risicovol onderzoek te wijden. De nieuwe onderzoeksleider, die op een structurele (nagenoeg) volledige personeelsplaats wordt benoemd, kan daarnaast met een eigen onderzoekslijn aanvangen. Hierdoor draagt het Programma op dubbele wijze bij aan vernieuwing van het onderzoek. Hoogleraren in de leeftijd van minimaal 55 en maximaal 60 jaar aangesteld bij Nederlandse universiteiten, komen in aanmerking voor Akademiehoogleraar. Jaarlijks worden vier tot vijf Akademiehoogleraarschappen toegekend. De Colleges van Bestuur van de Nederlandse universiteiten kunnen jaarlijks ieder maximaal twee gemotiveerde voordrachten voor een Akademiehoogleraar indienen. De knaw heeft voor de beoordeling een internationale, multidisciplinair samengestelde beoordelingscommissie ingesteld dat onder het voorzitterschap staat van de president van de knaw. Aan de universiteit waar de Akademiehoogleraar is aangesteld wordt jaarlijks een bijdrage van e 200.000 vergoed. In 2005 zijn de volgende zes Akademiehoogleraren geselecteerd. Het zijn achtereenvolgens: • Mw. M.G. Bal, Universiteit van Amsterdam, Theoretische Literatuurwetenschap • A.P. Buunk, Rijksuniversiteit Groningen, Sociale Psychologie • H.W.J. Huiskes, Technische Universiteit Eindhoven, Biomedische Technologie • M.B. Katan, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Humane Voeding • H.N.W. Lekkerkerker, Universiteit Utrecht, Fysische Chemie • F.C. Palm, Universiteit Maastricht, Econometrie In april installeerde L.J. Brinkhorst, minister van Economische Zaken, de Akademiehoogleraren tijdens een druk bezochte bijeenkomst. Na het uitspreken van de lofredes door de president van de knaw debatteerden de Akademiehoogleraren met de minister en de overige aanwezigen over het onderwerp ‘Fundamenteel onderzoek en economische groei in Europees perspectief’. – Programma Akademie-onderzoekers – Het Programma Akademie-onderzoekers is in 1986 gestart om een bijdrage te leveren aan de verjonging van de vaste wetenschappelijke staf van de Nederlandse universiteiten. Het Programma onderscheidt zich hiermee van reguliere post-doc programma’s die zich richten op tijdelijke aanstellingen van jong wetenschappelijk talent. De vergoeding aan een universiteit bedraagt jaarlijks
— 43 —
e 55.000 voor de eerste drie jaar en e 70.000 voor het vierde en vijfde jaar van de aanstelling van een Akademieonderzoeker. In 2002 is de laatste lichting Akademie-onderzoekers aangesteld voor een periode van drie jaar. Deze Akademieonderzoekers konden in 2004 reeds een verlengingsaanvraag indienen. Zeven Akademie-onderzoekers uit deze cohort is de mogelijkheid geboden om in 2005 een verlengingsaanvraag in te dienen. Vijf Akademie-onderzoekers hebben een verlengingsaanvraag ingediend, deze aanvragen werden alle gehonoreerd. Met deze beoordelingsronde zijn de laatste Akademie-onderzoekers in de gelegenheid gesteld hun aanstelling te verlengen. Zij zullen uiterlijk in 2008 hun Akademie-onderzoekerschap voltooien. Ten behoeve van de Akademie-onderzoekers was in 2005 een budget van e 55.000 gereserveerd voor deelname aan internationale wetenschappelijke congressen. Aan een Akademie-onderzoeker wordt maximaal één keer per jaar een bijdrage van ten hoogste e 1.600 voor reis- en deelnamekosten verstrekt.
— 44 —
Internationale samenwerking – Commissie Internationaal Beleid – In 2004 heeft de knaw een tijdelijke Adviesgroep Internationaal Beleid ingesteld. In 2005 heeft deze commissie haar evaluatie van het internationaal beleid van de knaw afgerond met een aantal aanbevelingen voor het internationaliseringbeleid van de Akademie in de komende jaren in het licht van internationale ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en wetenschapsbeleid. Op basis van de aanbevelingen en als eerste aanzet voor de uitvoering hiervan besloot de knaw in 2005 om een permanente Commissie Internationaal Beleid in te stellen. Voor deze adviesgroep zijn de volgende taken geformuleerd: het monitoren van (nationale en internationale) ontwikkelingen in de internationalisering van wetenschap en wetenschap en technologie beleid en het adviseren van de knaw over te nemen stappen in reactie op deze ontwikkelingen, de regelmatige evaluatie en, waar nodig, herziening van het internationale beleid van de knaw en evaluatie van de implementatie van dit beleid, het verschaffen van inbreng voor knaw verklaringen of strategierapporten over zaken die te maken hebben met de internationalisering van wetenschap en wetenschap en technologie beleid, het begeleiden van het ontwerp en de implementatie van nieuwe internationale knaw activiteiten en financieringsprogramma’s De eerste taak van de permanente Commissie Internationaal Beleid, die in 2006 voor het eerst bij elkaar komt, is het formuleren van een tweejarig werkprogramma gebaseerd op de gedane aanbevelingen.
lidmaatschap internationale organisaties – All European Academies (allea) – De in 1994 opgerichte European Federation of National Academies of Sciences and Humanities (allea) wordt gevormd door 52 samenwerkende Europese academies van wetenschap waarvan het secretariaat gehuisvest wordt bij de knaw. allea fungeert enerzijds als platform voor de aangesloten academies door middel van het uitwisselen van kennis, informatie en expertise, en anderzijds als spreekbuis voor academies op Europees wetenschappelijk niveau. In het kader van haar lidmaatschap van deze federatie heeft de knaw in januari 2005 een bijeenkomst belegd tussen allea en easac (European Academies Science Advisory Council- zie ook easac) om mogelijkheden voor een nauwere samenwerking tussen de twee organisaties te verkennen. – European Academies Science Advisory Council (easac) – easac is een samenwerkingsverband van de nationale academies van eu lidstaten en heeft als doel om wetenschap een grotere rol te laten spelen in de formulering van beleid op Europees niveau door het verschaffen van onafhankelijk en betrouwbaar advies over de wetenschappelijke kan-
ten van beleid aan beleidsmakers. In 2005 heeft de easac drie bijeenkomsten georganiseerd, waarbij de knaw in een geval werd vertegenwoordigd door haar vice-president. Daarnaast heeft de knaw een faciliterende rol gespeeld bij de betrokkenheid van Nederlandse onderzoekers in easac werkgroepen. – European Science Foundation (esf) – esf stimuleert toponderzoek op Europees niveau. De stichting, met 78 leden in 30 Europese landen, bevordert de ontwikkeling van de wetenschap door toponderzoekers en financiers bij elkaar te brengen voor overleg, planvorming en implementatie van Europese initiatieven. In januari heeft de knaw een discussie gevoerd met de Chief Executive Officer van de esf over de rol die academies van wetenschappen in de toekomst binnen de esf zouden kunnen en moeten spelen. In juli heeft de esf in het Trippenhuis een bijeenkomst georganiseerd waarbij alle lidorganisaties werden geraadpleegd over het strategisch plan van de esf. In november is de daaruit voortgekomen versie van het strategisch plan aangenomen tijdens een General Assembly. –InterAcademy Council (iac) – De iac is een organisatie van vijftien (wisselende) academies van wetenschappen die op internationaal niveau wetenschappelijk advies over beleid geeft. In februari heeft de knaw samen met de iac een workshop georganiseerd om aanbevelingen in het iac rapport Inventing a better future een vervolg te geven. Daarnaast was de president van de knaw aanwezig als observator bij de iac Board meeting in januari 2005. – InterAcademy Panel on International Issues (iap) – De iap is een netwerk van 92 academies van wetenschappen over de hele wereld. De leden van het netwerk werken samen om beter advies te kunnen geven aan publiek en overheid over de wetenschappelijke kanten van de problemen waar de wereld zich mee geconfronteerd ziet. De knaw is lid van de Executive Committee van de iap en was bij de Executive Committee bijeenkomsten in februari en oktober. Als leidende academie van het iap Biosecurity initiatief is de knaw, samen met de academies van China, Cuba, Groot-Brittannië, Nigeria en de Verenigde Staten, verantwoordelijk geweest voor de productie van een verklaring over biosecurity die ook besproken is bij de twee vergadering over de Biological and Toxin Weapons Convention van de Verenigde Naties in 2005. Het werk voor het Biosecurity initiatief heeft ook op nationaal niveau vervolg gekregen in besprekingen met de ministeries van ocw en Buitenlandse Zaken over de rol die de knaw zou kunnen spelen in het onder de aandacht brengen van het onderwerp bij Nederlandse onderzoekers en het Nederlandse publiek. Daarnaast heeft de knaw twee Engelse wetenschappers in contact gebracht met een aantal Nederlandse universiteiten waar ze workshops over het onderwerp biosecurity hebben gegeven. Gebaseerd op contacten en werkzaamheden voor het iap programma ‘Capacity Building for Young Academies’ is de knaw in het verslagjaar gestart met de voorbereidingen — 45 —
van een werkbezoek van dertien Afrikaanse academies van wetenschap aan Nederland in januari en februari 2006. Hiervoor zijn in december 2005 in Nairobi besprekingen gehouden met vertegenwoordigers van de meeste deelnemende academies. – International Council for Science (icsu) – De knaw behartigt de belangen van de Nederlandse wetenschap in de International Council for Science (icsu). Nederland is lid van alle Scientific Unions van icsu en de knaw betaalt geheel of gedeeltelijk de Nederlandse contributie van elf Unions. Daarnaast speelt de knaw een actieve rol in de icsu-organen die zich met global change bezighouden. Het doel van de icsu is om wetenschap te bevorderen op een internationaal niveau zodat deze optimaal van nut kan zijn voor de gemeenschap. In 2005 heeft de icsu haar strategisch plan voor de periode 2006-2011 afgerond. De knaw heeft hier op verschillende momenten in 2005 aan bijgedragen, per brief aan de Executive Director in maart, en mondeling tijdens de icsu General Assembly in oktober. Tijdens die General Assembly is het strategisch plan ook aangenomen. Tegelijkertijd heeft de General Assembly een resolutie aangenomen over de rol van sociale wetenschappen binnen de icsu die, gecoördineerd door de knaw, werd ingediend door 21 Europese lidorganisaties. In september heeft er een vergadering plaats gevonden van de Europese leden van de icsu om coördinatie van icsu activiteiten in Europa te bespreken en om de General Assembly in oktober vanuit Europees perspectief voor te bereiden. De knaw was hierbij aanwezig. – Union Académique Internationale (uai) – De uai coördineert een aantal internationale projecten op het terrein van de geesteswetenschappen. Aan sommige van die projecten wordt in meerdere landen gewerkt, waarbij de deelnemende Akademies ieder de verantwoordelijkheid hebben voor het eigen deelproject, andere worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van één Akademie. Van zeven projecten van de uai, Aristoteles Semitico-Latinus, Encyclopaedia of Islam, Opera Omnia Desiderii Erasmi, Corpus Vasorum Antiquorum, Medieval Latin Dictionary from Dutch Sources, works of Hugo Grotius (15831645) en Supplementum Epigraphicum Graecum, bestaat een Nederlands Comité en de publicaties van die comités vallen onder de verantwoordelijkheid van de Akademie. Sommige van de projecten zijn ondergebracht bij het Constantijn Huygens Instituut (chi). In 1996 heeft het bestuur van de Afdeling Letterkunde een uai-Commissie ingesteld. In 2001 is het bestuur overgegaan tot hernieuwde instelling (in dezelfde samenstelling) van de uai-Commissie voor een periode van vijf jaar. De commissie heeft onder meer als taak het bewaken van de voortgang van de onder de uai ressorterende projecten en het adviseren van het bestuur over in uai-kader te nemen beslissingen. – Netherlands House for Science and Technology (nest) – nest is een samenwerkingsverband van knaw, nwo, vsnu, tno en Senter/egLiaison en is gevestigd in Brussel. nest is lid van de Informal Group of R&D Liaison Offices — 46 —
(iglo) in Brussel. iglo stelt zich ten doel op een informele wijze onderling informatie uit te wisselen over Europese Unie respectievelijk nationale ontwikkelingen op R&D-gebied. In iglo zijn thans de onderzoeksgemeenschappen van zeventien Europese landen vertegenwoordigd In 2005 is nest begonnen met een evaluatie van de vertegenwoordiging van Nederlandse wetenschapsorganisaties bij de eu. Hierbij is de knaw geraadpleegd, evenals de andere nest-partners. De uitkomst van de evaluatie zal in 2006 bekend worden gemaakt. – Co-ordination of Research between Europe and China (co-reach) – co-reach is een netwerk dat voortvloeit uit het Zesde Kaderprogramma van de Europese Commissie, specifiek het era-net programma, en is door de knaw in 2004 samen met dertien andere Europese nationale academies en wetenschappelijke organisaties opgezet om het wetenschappelijk onderzoek en de samenwerking met China te coördineren. co-reach heeft een looptijd van vijf jaar en bestaat inmiddels uit dertien partners en zes observatoren. De belangrijkste doelstelling van het netwerk is om gezamenlijke activiteiten te ontwikkelen en uiteindelijk één of meerdere nieuwe, Europese wetenschappelijke samenwerkingsprogramma’s met China op te zetten. co-reach is in mei officieel gelanceerd op de Nederlandse ambassade in Peking door staatssecretaris van ocw, M. Rutte, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van co-reach partners, waarnemers, Chinese counterpart organisaties, de Europese Commissie en de verschillende ambassades van eu lidstaten in China. De lancering van co-reach vond plaats op de vooravond van het China-eu High-Level Forum on S&T Strategy dat in mei werd georganiseerd in het kader van de viering van de 30e verjaardag van de diplomatieke betrekkingen tussen de eu en China. knaw president Pim Levelt heeft op uitnodiging van de Europese Commissie een presentatie gegeven op het forum getiteld ‘eu-China Science Partnerships: Managing the Human Resources’. Tijdens het forum werd het door de eu en China gezamenlijk voorbereide Vision Paper ‘A China-eu Strategic Partnership on Knowledge for Growth and Development’ gepresenteerd. Voorts adopteerden de Europese Commissie en de Chinese regering de ‘Joint Declaration on eu-China Science and Technology Co-operation: Building a Knowledge-Based Strategic Partnership’. In juni is de eerste praktische coördinatieactiviteit van het co-reach werkprogramma van start gegaan met als doel het creëren van een uitgebreid overzicht van de aard, omvang en inhoud van alle bestaande samenwerkingsactiviteiten die momenteel op bilateraal niveau door de organisaties in het co-reach netwerk worden uitgevoerd. In juli vond de eerste jaarlijkse bijeenkomst plaats met als resultaten onder meer de verkiezing van een zogenaamd ‘Executive Board’ en de benoeming van leden van de internationale adviesraad van co-reach. In oktober heeft een eerste delegatiebezoek van institutionele vertegenwoordigers van de co-reach Executive Board aan China plaatsgevonden voor een eerste verkennende bijeenkomst met vertegenwoordigers van de Chinese counterpart organisaties.
– Global Change-Commissie – De hoofdtaak van de Global Change-Commissie is het initiëren en stimuleren van Nederlandse bijdragen aan de internationale onderzoeksprogramma’s diversitas (International Programme of Biodiversity Science), het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change (ihdp), het International Geosphere-Biosphere Programme (igbp), het World Climate Research Programme (wcrp) en het werkprogramma Scientific Committee on Problems of the Environment (scope). Dit gebeurt door het zorgen voor een actieve inbreng bij de ontwikkeling van deze programma’s, het informeren van de Nederlandse onderzoekers over deze programma’s, het bevorderen van deelname van Nederlandse onderzoekers en onderzoekinstellingen aan deze programma’s. De afgelopen jaren is gebleken dat er grote behoefte bestaat bij zowel beleidsmakers als onderzoekers aan Global Change-onderzoek met een interdisciplinair karakter. Interdisciplinariteit in de zin van samenwerking tussen natuurwetenschappelijke disciplines en sociaal-wetenschappelijke disciplines onderling, maar ook tussen de natuurwetenschappen en de sociale wetenschappen. De Commissie heeft daarom als een van haar aandachtspunten interdisciplinariteit gekozen, met name de bèta-gamma-interactie. Interdisciplinair onderzoek kan nieuwe mogelijkheden opleveren voor (global change) onderzoek. Inmiddels is een werkgroepje bezig de (on)mogelijkheden rond dit thema te bekijken en het plan is opgevat in 2006 een workshop rond het thema te organiseren. Om meer jonge onderzoekers bij Global Change onderzoek te betrekken hebben alle onderzoekscholen in Nederland – die actief zijn op het gebied van Global Change – een brief ontvangen met informatie over de Global Change-Commissie en wat de Commissie voor deze onderzoekscholen zou kunnen betekenen. Een tweede actie betreft de organisatie van een workshop over Opportunities in Global Change Research, die in februari 2006 plaats zal vinden. De Global Change-Commissie droeg verder bij aan de organisatie van workshops en andere (internationale) bijeenkomsten: de workshop Industrial Transformation Research in the Netherlands and in Europe (bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit) en de loicz ii Open Science Meeting. – Nederlandse Commissie voor het Scientific Committee on Oceanic Research (scor) – De Nederlandse scor Commissie behartigt in Nederland de belangen van het Scientific Committee on Oceanic Research (scor) en die van de Nederlandse oceaanonderzoekers in scor. Ter voorbereiding van de Executive Meeting van scor eind augustus in Cairns, Australië bespraken de leden van de Nederlandse scor Commissie zes nieuwe werkgroepvoorstellen voor het scor-programma en stimuleerden zij de Nederlandse inbreng en deelname aan initiatieven tot nieuwe projecten. Door Working Group 120: Marine Phytoplankton and Global Climate Regulation: The Phaeocystis spp. Cluster as a Model, is deze zomer een symposium georganiseerd waarbij de werkgroepresultaten gepresenteerd werden.
wetenschappelijke samenwerking met china De wetenschappelijke samenwerking met China vindt plaats in het kader van vier samenwerkingsovereenkomsten met Chinese counterparts, te weten Ministry of Science and Technology (most), Ministry of Education of China (moe), Chinese Academy of Sciences (cas) en Chinese Academy of Social Sciences (cass). – China Exchange Programme – In 2005 heeft de knaw acht aanvragen voor uitzending van Nederlandse individuele, dat wil zeggen niet-projectgebonden, onderzoekers en 22 voorstellen voor gezamenlijke Chinees-Nederlandse onderzoeksprojecten van wederzijds belang gehonoreerd. Binnen deze projecten worden Nederlandse onderzoekers uitgezonden en Chinese onderzoekers ontvangen. Voorts zijn vier aanvragen voor studiebezoeken van Chinese onderzoekers gehonoreerd. Eén wetenschappelijke delegatie van de Graduate University of cas bezocht met middelen uit het China Exchange Programme de knaw. Voor de organisatie van de Third Annual Meeting of the Chinese Network of Life Sciences in the Netherlands (cnln) in oktober te Leiden en voor de organisatie van een ééndaagse workshop van de Environmental Policy Group, Wageningen Universiteit en Research Centrum die in november in Beijing werd gehouden, zijn aparte toekenningen gedaan. In januari en oktober hebben ambtelijke delegaties van de knaw China bezocht voor working-level meetings met alle vier Chinese counterparts (most, moe, cas en cass) in het kader van de knaw China programma’s. Tijdens die bezoeken werden ook besprekingen gevoerd met vertegenwoordigers van de Nederlandse Ambassade in Beijing. Eind mei bezocht de minister van ocw met een knaw vertegenwoordiging de vier counterparts, Tsinghua University en de Chinese Academy of Traditional Chinese Medicine. Met het China Exchange Programme was in 2005 een bedrag van circa e 540.000 gemoeid.Buiten de directe kaders van het uitwisselingsprogramma heeft de knaw het wetenschappelijk programma verzorgd voor een door ocw uitgenodigde delegatie van most op het gebied van Traditional Chinese Medicine (tcm). Doel van het bezoek was de mogelijkheden te exploreren voor verdere wetenschappelijke samenwerking op het gebied van tcm. De delegatie bezocht het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (nih-knaw), het Leiden Amsterdam Center for Drug Research (lacdr), de afdeling Hematologie van het Utrecht University Medical Center, en tno Quality of Life, NI Systems Biology, Zeist. De bezochte instellingen hebben allen samenwerkingsprojecten binnen de knaw China programma’s op het gebied van tcm, of met raakvlakken aan tcm. – cas-knaw Joint PhD Training Programme – Het cas-knaw PhD Training Programme beoogt promotieonderzoek, in eerste instantie bij reeds succesvol lopende projecten binnen het China Exchange Programme, structureel mogelijk te maken. In de eerste ronde 2004-2005, die bedoeld was voor uitmuntende Chinese PhD-studenten, zijn er vijftien aanvragen ontvangen. Een wetenschappelijke delegatie van de — 47 —
Verdeling van de projecten en bezoeken over de samenwerkingspartners most moe cas cass Projecten 9 5 7 1 Nederland naar China 1 5 1 1 China naar Nederland – – – 4 Delegatiebezoeken naar Nederland – – 1 – Delegatiebezoeken naar China – – – – Graduate University of cas bezocht in april de knaw om met een knaw expert committee gezamenlijk de aanvragen te beoordelen en te komen tot een selectie van PhDprojecten voor deelname in het programma. Zes aanvragen zijn gehonoreerd. De projecten zullen uiterlijk 1 januari 2006 van start gaan. Vanaf de tweede ronde van het programma, waarvoor een Call for Proposals in november uitging, staat het programma open voor aanvragen van alle publiekgefinancierde Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstituten die lopende samenwerking hebben met cas instituten en universiteiten. Vanaf deze aanvraagronde kunnen bovendien voorstellen voor training in China van Nederlandse PhDstudenten voor financiering in aanmerking komen. Het programma zal op termijn een nieuwe generatie jonge wetenschappers opleveren die zowel in Nederland als in China zijn opgeleid. cas en knaw verwachten dat de betrokkenheid van deze jonge wetenschappers de samenwerking voor de lange termijn zal versterken. Het programma heeft een duur van acht jaar waarin jaarlijks maximaal zes PhD-studenten aan de opleiding beginnen. Het budget voor het programma aan Nederlandse zijde wordt door knaw en het Ministerie van ocw gezamenlijk beschikbaar gesteld en bedraagt e 145.200 per jaar. cas heeft matching van de kosten van het programma aan Chinese zijde op basis van wederkerigheid toegezegd.
– Programme Strategic Scientific Alliances between the People’s Republic of China and the Netherlands (PSA) – Het Programme Strategic Scientific Alliances beoogt de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en China te intensiveren en op een hoger plan te trekken. Doel van het programma is de totstandkoming van één of meer structurele wetenschappelijke samenwerkingsverbanden van wederzijds belang te realiseren, zogenaamde Strategische Allianties, tussen toponderzoeksinstellingen in Nederland en China op de geprioriteerde onderzoeksgebieden materiaalonderzoek, biotechnologie en biofarmaceutica, en milieuonderzoek. Het programma is gericht op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en heeft een looptijd van vijftien jaar. Het jaarlijks budget voor het programma aan Nederlandse zijde bedraagt circa e 1,36 miljoen. Een gelijkwaardige financiële bijdrage wordt door most aan Chinese zijde ingebracht. Vanaf april 2004 zijn vijftien geselecteerde projecten formeel van start gegaan. In januari is aan alle projectleiders gevraagd om een annual progress report te schrijven. Een voorschot op de tweede tranche van projectfinanciering is in september 2005 aan de projecten beschikbaar gemaakt. In oktober heeft een Joint Monitoring Meeting tussen knaw en most plaatsgevonden. Aan zowel Nederlandse — 48 —
als Chinese zijde is de voortgang van het eerste jaar van de projecten positief beoordeeld. Afspraken zijn gemaakt over het samen bouwen aan een psa website en het houden van overleg in 2006 om een monitoring- en selectieprotocol voor het programma overeen te komen.
wetenschappelijke samenwerking met indonesië – Scientific Programme Indonesia – Netherlands (spin) – Prioriteitsprogramma’s – Het doel van Prioriteitsprogramma’s met Indonesië is om langdurige wetenschappelijke samenwerking tussen onderzoekers en onderzoeksconsortia uit Nederland en Indonesië te stimuleren en te financieren, gebaseerd op principes van gelijkheid en wederzijds belang. Hierdoor krijgen Nederlandse en Indonesische onderzoekers toegang tot wetenschappelijke bronnen en interessante onderzoekslocaties. De Prioriteitsprogramma’s uit de eerste fase van spin (2000-2005) zijn in 2005 formeel afgerond. De knaw heeft in de zomer van 2005 de eindsymposia van vier Prioriteitsprogramma’s uit de eerste fase van spin in Indonesië bezocht. In de eerst helft van 2006 zal de financiële en inhoudelijke eindrapportage spin 1 aan ocw worden aangeboden. De knaw heeft een oproep gedaan tot het indienen van Letters of Intent voor nieuwe Prioriteitsprogramma’s in het kader van de nieuwe fase van spin. Uit 35 Letters of Intent heeft de Akademie twaalf plannen geselecteerd en de aanvragers daarvan uitgenodigd tot het indienen van volledig uitgewerkte Prioriteitsprogramma’s, waarvan er maximaal vier konden worden gehonoreerd. De definitieve selectie van nieuwe Prioriteitsprogramma’s zal begin 2006 plaatsvinden Postdocprogramma – Ook heeft de knaw in 2005 opgeroepen tot het indienen van aanvragen in het kader van een nieuw opgezet programma voor Indonesische Postdocs. Het doel van het Postdocprogramma is om Indonesische postdocs te verankeren in het wetenschapssysteem in Indonesië door postdoctorale posities aan te bieden aan recent gepromoveerde excellente Indonesische PhD’s, die moeten worden gestationeerd aan een Indonesische universiteit of onderzoeksinstituut. In het kader van het Postdocprogramma heeft de knaw 25 aanvragen ontvangen waarvan er maximaal zes konden worden gehonoreerd. De definitieve selectie van postdocprojecten zal begin 2006 plaatsvinden. Mobiliteitsprogramma – In het kader van het in 2002 ingestelde Mobiliteitsprogramma zijn in 2005 elf aanvragen ingediend, waarvan er zes zijn toegewezen en vier zijn af-
gewezen. In 2006 zal het Mobiliteitsprogramma voortgang vinden. Het doel van het Mobiliteitsprogramma is tweeledig: het stimuleren van de samenwerking tussen Nederlandse en Indonesische top onderzoekers teneinde wetenschappelijke netwerken tussen beide landen te versterken, en het stimuleren van activiteiten gericht op multilaterale netwerken en ondersteuning van activiteiten gericht op het voorbereiden van onderzoeksaanvragen in het kader van multilaterale – bijvoorbeeld eu – financieringsprogramma’s. – East Kalimantan Programma (ekp) – In 2005 selecteerde de knaw samen met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen en Ontwikkelingslanden (nwo-wotro) en het Indonesische Consortium voor Kust- en Zeeonderzoek (icomar) één IndonesischNederlands onderzoekscluster uit een totaal van zes ingediende aanvragen. Het geselecteerde onderzoekscluster zal zich richten op sedimentologische, biologische en sociaal-wetenschappelijke aspecten in en rond het estuarium van de Berau rivier in het noorden van de provincie Oost Kalimantan. Ten behoeve van de selectie heeft de ekp-commissie in juni een bezoek aan icomar in Jakarta gebracht. In september hebben de knaw en nwo-wotro een tweede Call for Proposals voor het ekp uitgevaardigd. Daarop zijn 21 projectaanvragen ingediend, geclusterd in twee programma’s. Daarnaast is een individuele projectaanvraag ingediend voor aansluiting bij de reeds goedgekeurde Berau Cluster. De selectie van een onderzoekscluster in de tweede ekp-aanvraagronde zal in mei/juni 2006 plaatsvinden. – Academy Professorship Indonesia (api) – The Indonesian Academy of Sciences (aipi) en knaw bekrachtigden in 2005 in het kader van een Memorandum of Understanding (mou) tussen aipi , het Indonesian Institute of Sciences (lipi), knaw en nwo, het Academy Professorship Indonesia (api), een prestigieus roterend Academie Hoogleraarschap, dat in 2006 voor de eerste periode van drie jaar door een excellente Indonesische sociaal wetenschapper aan de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta zal worden aanvaard. Het doel van api is om de positie van de wetenschap in Indonesië te versterken, om de ontwikkeling van een academisch klimaat en wetenschappelijke nieuwsgierigheid te ondersteunen en om maatschappelijk bewustzijn te creëren voor het belang van wetenschap voor de Indonesische samenleving. – Joint working Committee for Scientific Co-operation Indonesia – the Netherlands (jwc) – De jwc is een strategisch discussieforum dat de taak heeft de bilaterale Wetenschap en Technologie samenwerking tussen Indonesië en Nederland te coördineren en de regering en de maatschappij in beide landen hierover te adviseren en te informeren. De belangrijkste doelstelling bij het uitvoeren van deze taak is het verder ontwikkelen en versterken van de personele en organisatorische capaciteit in
de Wetenschap en Technologie samenwerking tussen Indonesië en Nederland. In februari is de knaw meegereisd met de Nederlandse minister van Economische Zaken (ez) naar Indonesië in het kader van de ez werkgroep Research and Technology. Tijdens dit bezoek is een Letter of Intent ondertekend tussen ocw, ez en Ministry of Research and Technology (mort) waarin de wens voor verdergaande samenwerking tussen de jwc en de ez-werkgroep voor Research and Technology is geformaliseerd. In september kwam de jwc bij elkaar in Jakarta. Bij deze gelegenheid werd de jwc uitgebreid met de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs (Nuffic) en met het Indonesische Directoraat Generaal voor Hoger Onderwijs (dg-he) van het ministerie van Nationaal Onderwijs (DikNas). Tijdens deze bijeenkomst is een nieuwe jwc Agreement en een nieuw jwc Werkprogramma bekrachtigd, alsmede het voornemen om de jwc en de werkgroep voor Research and Technology van ez samen te voegen, bij voorkeur onder een nieuw vier partijen samenwerking tussen de Nederlandse ministeries ocw en ez en de Indonesische ministeries mort en DikNas. De jwc heeft besloten om bij de Europese Unie een aanvraag in te dienen voor een Specific Support Action (ssa) ter ondersteuning van Europese Unie – Association of Southeast Asian Nations (eu-asean) wetenschap en technologie samenwerking. – Open Science Meeting Science and Society: new challenges and opportunities – In september heeft lipi samen met knaw en nwo/wotro in Yogyakarta een Open Science Meeting (osm) georganiseerd. De osm bestond uit een dag plenaire key-note lectures van experts op wetenschapsgebieden waarvoor de volgende dag zeven parallelle sessies waren georganiseerd. Voorafgaand aan de osm werd door de Indonesia Netherlands Association (ina) en SenterNovem een Matchmaking Event voor Indonesische en Nederlandse wetenschapsinstellingen en bedrijfsleven gehouden. Beide evenementen, de osm en de Matchmaking Event, vonden plaats onder de paraplu van de jwc. – Contacten met organisaties in Indonesië – In 2005 zijn in Indonesië bezoeken gebracht aan de Ford Foundation in Jakarta, het Instituut voor Technologie in Bandung (itb), de Sterrenwacht in Lembang, het Eijkman Instituut in Jakarta en de Hasanuddin Universiteit in Makassar (unhas). – Samenwerking met zusteracademies – De knaw heeft samenwerkingsovereenkomsten met zusteracademies Australië, India, Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije, Tsjechië, Israël, Oostenrijk en Frankrijk. Deze hebben als doel om internationale contacten en wetenschappelijke samenwerking tussen senioronderzoekers te stimuleren of te bestendigen en te komen tot meer structurele wetenschappelijke samenwerking. Dit wordt met name gerealiseerd door korte werkbezoeken. De belangstelling voor werkbezoeken is in 2005 ten op— 49 —
zichte van 2004 enigszins toegenomen. Er vonden 35 werkbezoeken plaats, waarvan 28 inkomend. De meeste buitenlandse wetenschappers kwamen uit Polen en Tsjechië; vanuit Nederland reisde men het meest naar Australië. Van het totaal aantal werkbezoeken waren er twaalf op het terrein van de Geestes- en Sociale Wetenschappen en 23 op het gebied van de Natuur- en Levenswetenschappen.
Aantal werkbezoeken in het kader van overeenkomsten met zusteracademies
Australië Hongarije India Polen Rusland Slowakije Tsjechië Totaal
Aantal bezoeken aan Nederland 2000 2001 2002 2003 4 0 3 3 6(2) 1 (1) (1) 1 1 1 3 10(3) 4(1) 3 9(1) 6 2 4 6 6 5 5 3 7(1) 7 5 8(2) 40
20
22
33
2004 2 (1) 1 4(1) 4 3 4
2005 2 1 3 7 (2) 4 3 7
19
27
Aantal bezoeken vanuit Nederland 2000 2001 2002 2003 2004 2 1 3 3 4 0 1 0 0 0 2 3 1 0 3 3 0 5 0 1 2 0 0 2 0 1 1 2 2 0 1 2 0 0 0 11
8
11
7
2005 3 0 1 (1) 0 1 1
8
Uit Israël heeft er in 2005 één werkbezoek aan Nederland plaatsgevonden; uit Oostenrijk en Frankrijk geen. Deze landen zijn niet opgenomen in de tabel. In deze aantallen zijn tevens de lange termijnbezoeken (maximaal drie maanden) meegeteld. Deze staan tussen haakjes apart vermeld.
— 50 —
7
KNAW-instituten centraalbureau voor schimmelcultures Directeur: P.W. Crous
Missie en werkgebied Het Centraalbureau voor de Schimmelcultures (cbs) werd in 1904 opgericht ter bescherming van de biodiversiteit van fungi. De databank omvat de meeste ex-type schimmelstammen die op dit moment in de wereld bekend zijn. De belangrijkste missie van het cbs is uitbreiding van de collectie, voor zover bekend op dit moment de grootste levende collectie op het gebied van biodiversiteit van schimmels. Het cbs streeft ernaar om op basis van zijn onderzoeksprogramma’s zoveel mogelijk waardevolle gegevens aan de collectie toe te voegen, en deze gegevens en de collectie beschikbaar te maken voor internationaal wetenschappelijk onderzoek. Organisatie De directie van het cbs bestaat uit een wetenschappelijk directeur, een waarnemend directeur en een managementassistent. Om te zorgen dat de financiën beter worden beheerd dan in het verleden, is het budget uitgesplitst. Er is nu een apart budget voor onderzoeksgroepen, publicaties, diensten enz. Ondersteunende dienstverlening, zoals financiën en personeelszaken, worden gedeeld met het Hubrecht Laboratorium, en vallen onder de directe verantwoordelijkheid van de waarnemend directeur. Het cbs heeft net een ingrijpende reorganisatie achter de rug, waarbij ervoor gekozen is om de onderzoeksactiviteiten in vijf groepen onder te brengen: 1) collectie en databases; 2) evolutionaire fytopathologie; 3) medische mycologie; 4) biodiversiteit van gisten; en 5) toegepast en milieuonderzoek. Personeelscapaciteit, eind 2005: 46,8 fte Budget 2005: e 4,1 miljoen bijdrage knaw: 69% externe subsidies: 31% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In het afgelopen jaar heeft het cbs het aantal PhD-studenten aanzienlijk uitgebreid. Daarnaast is de kwaliteit van de onderzoeksartikelen toegenomen, en is een aantal artikelen gepubliceerd in tijdschriften met een hoge impactfactor. Diverse onderzoeksvoorstellen zijn succesvol gebleken, en er is een aantal prestigieuze onderzoekssubsidies toegekend aan cbs-onderzoekers. De reeds bestaande contacten met universiteiten zijn geïntensiveerd, en naast het normale cbs-cursusaanbod (medisch, binnenmilieus, algemene mycologie) zijn er twee maatcursussen aangeboden aan studenten van de universiteiten van Amsterdam en Wageningen.
In de internationale wetenschappelijke wereld hebben twee cbs-groepshoofden een zeer vooraanstaande positie verworven: S. de Hoog is onlangs gekozen tot president van isham voor de periode 2006-2009, en R. Samson is voor de periode 2005-2008 benoemd tot Secretary General van de International Union of Microbiological Societies. T. Boekhout is per 1 januari 2006 L. Scheffers opgevolgd als hoofdredacteur van het tijdschrift fems Yeast Research. De Christiaan Hendrik Persoon-medaille, het hoogste wetenschappelijke eerbetoon van de Southern African Society for Plant Pathology, is in januari uitgereikt aan P.W. Crous, directeur van het cbs, wegens wetenschappelijke verdiensten en uitzonderlijke verrichtingen op het gebied van fytomycologie. Door het actieve wervingsbeleid van cultures is de cbscollectie van fungi sneller gegroeid dan alle andere vergelijkbare collecties ter wereld. Een andere belangrijke ontwikkeling was het opzetten van MycoBank, voor het beheer van de namen van fungi en gerelateerde gegevens (publicaties, omschrijvingen, afbeeldingen, stammen, dna). Ten slotte is men erin geslaagd het tijdschrift en de boekenserie volgens schema uit te geven, en er wordt hard aan gewerkt om de impactfactor van de uitgave Studies in Mycology weer op te bouwen. De databases van het cbs zijn momenteel zeer populair: per dag worden ze ongeveer 24.000 keer geraadpleegd. Overeengekomen is dat het cbs de dna-bank voor nltaf (Nederlandse Taxonomische Faciliteit) gaat beheren. Om dit mogelijk te maken heeft de knaw een startsubsidie verleend. Bovendien is op dit moment is een belangrijke aanvraag voor financiële steun in behandeling bij de nwo. Op de lange termijn zal een dna-bank zorgen voor aanzienlijke kostenbesparingen in het biologisch onderzoek in Nederland, omdat alle dna die gewonnen wordt uit prioritaire monsters, zal worden opgeslagen voor toekomstig gebruik. Het cbs heeft meegewerkt aan het televisieprogramma Nieuws uit de Natuur, dat in november op de Nederlandse televisie was te zien. Dit televisieprogramma maakt onderdeel uit van een educatieve serie over biologie voor kinderen op de basisschool. Contactgegevens: Postbus 85167, 3508 AD UTRECHT tel. 030-2122600 www.cbs.knaw.nl
[email protected]
— 51 —
data archiving and networked services Directeur: P.K. Doorn Missie en werkgebied Data Archiving and Networked Services (dans) is de nationale organisatie die zorgt voor de opslag en blijvende toegankelijkheid van onderzoeksgegevens in de alfa- en gammawetenschappen. Deels bestaat dat werk uit de activiteiten van data-archieven die al eerder bestonden; deels omvat het nieuwe activiteiten om een efficiënte infrastructuur voor opslag en toegang tot data van de grond te krijgen op gebieden die nog niet bestaan. dans werkt daartoe samen met onderzoekers en bevordert samenwerking tussen hen onderling. dans is ook partner in internationale data-organisaties, zodat gegevensbestanden uit het buitenland gemakkelijk te verkrijgen zijn voor Nederlandse onderzoekers. Organisatie dans is een initiatief van nwo en de knaw en is in juli 2005 van start gegaan. Het toezicht op de organisatie berust bij een stuurgroep samengesteld uit directies van beide organisaties. Daarnaast is een wetenschappelijke adviesraad gevormd. dans heeft de vorm van een netwerk, met een centrum dat verantwoordelijk is voor de organisatie van de data-infrastructuur. Dat centrum bestaat uit een team van circa vijftien mensen (11,8 fte), die werken op het dans-kantoor in Den Haag of bij een van de onderzoekcentra in het land. Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 Het sociaal-wetenschappelijk Steinmetzarchief en het Nederlands Historisch Data Archief, die van 1997 tot 2005 deel uitmaakten van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten, zijn in dans opgegaan. Ook de taken van het Wetenschappelijk Statistisch Agentschap, gericht op de levering van grote databestanden aan onderzoekers van organisaties als het Centraalbureau voor Statistiek, het Sociaal Cultureel Planbureau en het Kadaster, zijn door dans overgenomen. Het bezoek aan de dans-website, waarin het digitale archief een centrale plaats inneemt, is sinds de opening in oktober 2005 gegroeid naar rond de 250 bezoekers per dag. In het afgelopen jaar is ook begonnen met de verkenning van behoeften aan nieuwe data-archieven in de alfaen gammawetenschappen. Verder zijn de Thematische Ontwikkel Programma’s van start gegaan. In dit kader zijn behoeften van onderzoekers geïnventariseerd en er is gewerkt aan financieringsaanvragen. Op het gebied van archieftechnische infrastructuur is een projectmatige aanpak ontwikkeld voor vernieuwing. Dit houdt in dat onderzoekers in de nabije toekomst op eenvoudige wijze hun eigen bestanden in een data-repository kunnen plaatsen. Daarnaast worden academische digitale archiefprojecten opgezet. In deze projecten wordt samengewerkt met onderzoeksinstituten en faculteiten om hun digitale dataproductie van de afgelopen jaren snel te kunnen inventariseren, ordenen, archiveren en ontsluiten. Mede dankzij tal van communicatie-inspanningen is de — 52 —
bekendheid van dans onder de belangrijkste doelgroepen snel gegroeid. Een peiling aan het einde van het jaar wees uit dat circa tweederde van de voormalige gebruikers van Steinmetzarchief, nhda of wsa op de hoogte was van dans. Daarnaast bleek circa de helft van de potentiële nieuwe klanten bekend met het instituut. Contactgegevens: Postbus 93067, 2509 AB ’S-GRAVENHAGE tel. 070-3494450 www.dans.knaw.nl
[email protected]
fryske akademy Waarnemend directeur-bestuurder: D. Gorter Missie en werkgebied De Fryske Akademy is het wetenschappelijk centrum voor onderzoek op het terrein van de Friese taal, cultuur en geschiedenis. Daarnaast verzorgt de Fryske Akademy universitair onderwijs in de Friese taal- en letterkunde aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden. Organisatie Tot en met juni 2005 heeft een interim-directeur leiding gegeven aan het instituut om in samenwerking met de subsidiënten knaw en provincie Friesland een aantal organisatorische en financiële veranderingen tot stand te brengen. Onder leiding van de interim-manager is aandacht besteed aan de inrichting van een betrouwbare financiële planning- en controlcyclus. Daarnaast zijn voorstellen gedaan voor een wijziging in de organisatiestructuur en een herziening van de maatschappelijke taken van de Fryske Akademy, waaronder de boekwinkel, de uitgeverij en het congrescentrum It Aljemint. In juni 2005 zijn nieuwe statuten van de Fryske Akademy gepasseerd. Gekozen is voor het bestuursmodel cultural governance, met aan het hoofd een directeur-bestuurder en een Raad van Toezicht. Na het vertrek van de interim-directeur heeft D. Gorter de functie directeur-bestuurder waargenomen. In juni 2005 is een nieuw hoofd algemene zaken benoemd. In september werd gestart met de werving van een nieuwe directeur-bestuurder. De Fryske Akademy telde eind 2005 48.8 fte.
Instituut uitgevoerde project werd afgesloten. In december werd het Historisch-Geografisch Informatie Systeem Fryslân gepresenteerd aan belangstellende professionals en amateur-onderzoekers (www.hisgis.nl). het higis is een basissysteem voor het opslaan en ontsluiten van alle lokaliseerbare erfgoedinformatie van voor 1832 voor de provincie Fryslân. Eveneens in december werd voor de zeventiende maal het driejaarlijkse Frysk Filologekongres georganiseerd. In december overleed onverwachts onderzoeker J. Ytsma. Contactgegevens: Postbus 54, 8900 AB LEEUWARDEN tel. 058-2131414 www.fryske-akademy.nl
[email protected]
Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In maart werd de Skripsjeprijs uitgereikt aan uva studente J. Dijkstra, die inmiddels bij de Fryske Akademy werkzaam is. In april organiseerde de Fryske Akademy het internationale congres GeoNames 2005: International Conference on Minority Names/Indigenous Names and Multilingual Areas met deelnemers uit een aantal Europese landen. In juli werd het Old Frisian Etymological Dictionary van wijlen D. Boutkan en S. Siebenga aangeboden aan de president van de knaw. In augustus werd de Mallinckrodt-prijs toegekend aan medewerker G. Jensma vanwege zijn dissertatie over het Oera Linda boek. Sinds september neemt de Fryske Akademy deel aan het internationale onderzoeksproject Sustainable Development in a Diverse World. A Network of Excellence, dat wordt gefinancierd vanuit het Zesde Kaderprogramma. In september vond de presentatie plaats van de studie van mevrouw L. Wierda over de Franeker Academiebibliotheek in de zeventiende eeuw, waarmee het gelijknamige, door de Fryske Akademy samen met het Huygens
— 53 —
hubrecht laboratorium Directie: R.H.A. Plasterk en J.C. Clevers Missie en werkgebied Ontwikkelingsbiologie in het Hubrecht Laboratorium houdt zich bezig met een van de meest fundamentele processen in de levende natuur: de ontwikkeling van een compleet dier vanuit een enkele cel, de bevruchte eicel. De ambitie van het Hubrecht Laboratorium is meespelen in de top van de wereld op het gebied van de ontwikkelingsbiologie. Dat betekent dat het onderzoek in het instituut zich moet kunnen meten met topinstituten in Europa en departments van de beste universiteiten in de Verenigde Staten. Organisatie Het onderzoek in het Hubrecht Laboratorium is georganiseerd in projectgroepen. Aan het hoofd van elke projectgroep staat een lid van de wetenschappelijke staf, en onder hem/haar ressorteren projectmedewerkers, voor het grootste deel in tijdelijke dienst: postdocs, promovendi en analytische staf, aangevuld met stagestudenten. De ondersteunende diensten vallen onder de adjunct-directeur Beheer. In de directie vindt afstemming plaats tussen ondersteuning en het primaire proces. Personeelscapaciteit, eind 2005: 148,7 fte Budget 2005: e 12,5 miljoen bijdrage knaw: 45% externe subsidies: 55% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 Het wetenschappelijke progress report van het Hubrecht Laboratorium geeft een overzicht van de wetenschappelijke resultaten van het instituut (www.niob.knaw.nl). Deze worden hier niet weergegeven. Uiteenlopende eerbetuigingen hebben stafleden van het Hubrecht Laboratorium afgelopen jaar bereikt: directeur H. Clevers kreeg de Katherine Burkan Judd Award en is benoemd tot Chevalier de la Legion d’Honneur, directeur R. Plasterk won de Franse Grand Prix Louis D, onderzoeker E. Cuppen was een van de drie Nederlanders die dit jaar werd aangemerkt als European Young Investigator, en vidi-toekenningen van nwo gingen naar onderzoekers R. Ketting en M. Tijsterman. Het afgelopen jaar is de onderzoeksgroep van Ketting begonnen met onderzoek aan rna-bindende eiwitten en hun rol in de embryogenese. R. Korswagen en E. Cuppen hebben na vijf jaar tenure-track positie een vaste aanstelling gekregen. F. van Eeden is met zijn onderzoeksprogramma vertrokken naar de Universiteit van Sheffield, waar hij een nieuwe onderzoeksgroep gestart is. In het afgelopen jaar hebben acht academische promoties plaatsgevonden bij de Universiteit Utrecht. Naast de belangrijkste gebruikelijke fondsen (lumpsum van de knaw, projectsubsidies) werkt het Hubrecht Laboratorium actief aan het werven van fondsen vanuit de liefdadigheid. Daartoe is de Stichting Vrienden van het Hubrecht Laboratorium in het leven geroepen, die geen ander — 54 —
doel heeft dan fondsen te verwerven uit de charitas en die ter beschikking te stellen van onderzoek in het Hubrecht Laboratorium. Het Hubrecht Laboratorium voert een actief valorisatiebeleid, waarbij het initiatief bij de individuele onderzoeker ligt. In het afgelopen jaar zijn drie patenten aangemeld. Er is grote publieke belangstelling voor onderzoek aan stamcellen, klonen, genetische manipulatie, genoomonderzoek. Een groot aantal medewerkers van het instituut heeft in het afgelopen jaar deelgenomen aan activiteiten voor wetenschapscommunicatie, via radio en televisie. Daarnaast heeft het Hubrecht Laboratorium in het afgelopen jaar deelgenomen aan het Utrecht Gala, waar het instituut een van de prijzen in de wacht sleepte, die wordt besteed aan een bijdrage in de aanschaf van een Xenogen Imaging machine. Naast wetenschappelijk onderzoek beschouwt het Hubrecht Laboratorium deelname in onderwijsactiviteiten voor bachelor en master studenten als een belangrijke taak. Op dit terrein wordt samengewerkt met de Universiteit Utrecht. Daarnaast speelt het Hubrecht Laboratorium een belangrijke rol in de Utrecht Graduate School for Developmental Biology. De managing director, het secretariaat en de financiële administratie zijn bij het Hubrecht Laboratorium ondergebracht. Alle groepsleiders en promovendi van het instituut participeren in de school. Contactgegevens: Postbus 85164, 3508 AD UTRECHT tel. 030- 2121800 www.niob.knaw.nl
[email protected]
huygens instituut Directeur: H. Wals Missie en werkgebied De missie van het Huygens Instituut gaat uit van twee taakvelden. Ten eerste het verrichten van onderzoek en het ontsluiten van bronnen op het gebied van de literaire geschiedenis en de wetenschapsgeschiedenis. Ten tweede het beschikbaar stellen van Nederlands literair en wetenschapshistorisch erfgoed aan een breed publiek. Voor beide taken geldt dat het Huygens Instituut steeds meer gebruik maakt van de nieuwste informatie- en communicatietechnologie, deels zelf te ontwikkelen. Op dat gebied ligt ook een onderzoekstaak. Organisatie In 2005 fuseerde het Huygens Instituut met de afdeling Neerlandistiek van het niwi. Dit kreeg gestalte in de oprichting van een nieuwe afdeling: E-research. Mevrouw K. Van Dalen-Oskam werd benoemd als werkgroepleider en werd aan het managementteam van het instituut toegevoegd. De taak van de afdeling E-research is drieledig: het verzorgen van de ict-component van alle Huygens-projecten, het verrichten van onderzoek op dit terrein (het grensvlak van enerzijds de literaire geschiedenis en de wetenschapsgeschiedenis en anderzijds de informatica) en het verzorgen van de Bibliografie van de Nederlandse Taal en Literatuurwetenschap.
Erasmus gepresenteerd. Tot slot kan gewezen worden op de uitvoering van het editor-project, waarmee een experimentele tool gecreëerd werd voor de analyse van literaire tekstbestanden. In 2005 werd ook gewerkt aan de opzet van een nieuw onderzoeksprogramma. Hoofdlijn van het onderzoek wordt de komende jaren cultuur- en kennisoverdracht. Vijf onderzoekslijnen worden nader uitgewerkt: canonvorming, vertalingen, kennisvorming in de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd en tekstanalyse met ict. Daarnaast wordt een lijn ontwikkeld met betrekking tot de taak om het Nederlandse literaire erfgoed verspreiding te geven. De nieuwe onderzoekslijnen moeten deels gerealiseerd worden met middelen uit de derde geldstroom. Contactgegevens: Postbus 90754, 2509 LT ’S-GRAVENHAGE tel. 070-3315800 www.huygensinstituut.knaw.nl
[email protected]
Personeelscapaciteit, eind 2005: 35,8 fte Budget 2005: e 1,9 miljoen bijdrage knaw: 89% externe subsidies: 11% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 Het Huygens Instituut heeft gewerkt aan een versterking van zijn positie in het wetenschappelijke netwerk. Meer dan in het verleden bezochten onderzoekers congressen, gaven lezingen, etc. Relaties met universiteiten werden verstevigd door het initiëren van samenwerkingsprojecten. Ook werd een drietal bijzondere hoogleraarzetels in het leven geroepen op het terrein van de cultuurgeschiedenis (Erasmus Universiteit), Editiewetenschap (Vrije Universiteit) en Neolatijn (Universiteit van Amsterdam). Om de buitenlandse relaties te verbeteren wierp het Huygens Instituut zich op als organisator van de jaarlijkse conferentie van de European Society for Textual Scholarship, die plaatsvond in het Trippenhuis. In 2005 werd het eerste deel van de volledige werken van W.F. Hermans gepresenteerd in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Daaraan werd door de media ruimschoots aandacht besteed. Een ander hoogtepunt was de presentatie van het Lexicon Latinatis Nederlandicae Medii Aevi, het woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, waaraan veertig jaar is gewerkt. Ook werden in 2005 de Adagia-delen uit de Opera Omnia van
— 55 —
internationaal instituut voor sociale geschiedenis Directeur: J.J.L.M. Kloosterman Missie en werkgebied Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) verzamelt documenten, verricht onderzoek en verleent diensten op het terrein van de nationale en internationale sociale geschiedenis in het algemeen en de labour history in het bijzonder. Het Nederlandsch EconomischHistorisch Archief (neha) is met ingang van 2005 met het iisg samengegaan. De taak van het neha – de bevordering van de wetenschappelijke studie van de economische geschiedenis, zowel door het verzamelen en ter beschikking stellen van bronnen en andere informatie als door eigen onderzoek – is daarbij door het iisg overgenomen. Organisatie In 2005 is besloten de directiestructuur aan te passen. De directie zal voortaan naast de directeur twee adjunct-directeuren tellen, die respectievelijk hoofd van de sector Onderzoek en de sector Verzamelingen zullen zijn. Als eerste adjunct-directeur zal per 1 januari 2006 het huidige hoofd Onderzoek, Marcel van der Linden, worden benoemd. De verzameling bij het iisg/neha onderging een aanzienlijke uitbreiding door de inhuizing van de ‘klassieke’ Akademiebibliotheek, ongeveer vier kilometer op de plank. Voorafgaand aan de verhuizing werd een reeks conserverende maatregelen getroffen; de catalogus, die nog slechts ten dele online beschikbaar was, werd geheel geconverteerd. Tegen het eind van het jaar werd besloten dat de Virtual Knowledge Studio (vks), het voorlopig vijf jaar durende escience programma van de knaw, bij het iisg zal worden gehuisvest. Personeelscapaciteit, eind 2005: 118 fte (incl. Stichting iisg) Budget 2005: e 7,8 miljoen bijdrage knaw: 56% externe subsidies: 44% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 Op het terrein van collectievorming werd in 2005 besloten hoge prioriteit te geven aan de ontwikkeling van het instituut tot een trusted digital repository, dat in staat is ook digitaal archiefmateriaal van particulieren veilig en duurzaam te bewaren. Begonnen werd met het ontwerp van een systeem dat een verantwoorde ingest van materiaal mogelijk maakt, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheden van een groot storage area network werden onderzocht. Het is de bedoeling dat dit deel van het systeem eind 2006 operationeel is. Naast de Akademiebibliotheek ontving het iisg ongeveer 230 grotere en (vooral) kleinere archieven met een totale omvang van bijna 700 meter, waarvan na opschoning bijna 400 meter restte. Tot de grotere behoorden de collecties van het Nederlands Centrum voor Inheemse Volken, het Nederlands Centrum Buitenlanders, de Vereniging Milieudefensie en een aanvulling op het archief van Greenpeace International. De Asia Desk van — 56 —
het iisg te Bangkok verwierf opnieuw veel materiaal, voornamelijk met betrekking tot Birma en de Filippijnen. De Turkse bestanden werden aangevuld met archiefmateriaal uit tot dusverre nauwelijks vertegenwoordigde delen van het politieke spectrum. Ook werden collecties ontvangen van het Revolutionaire Volksbevrijdingsfront. De Stichting Vrienden van het iisg maakte het mogelijk een kleine brievencollectie aan te kopen rond de Crédit au Travail, een Franse credietcoöperatie. Evenals in voorgaande jaren werden ook nu weer aanvullingen op de Latijnsamerikaanse boeken- en periodiekencollectie ontvangen door bemiddeling van het cedla. Op het terrein van onderzoek werd besloten de komende jaren te werken aan een reconstructie van de verschillende arbeidsverhoudingen die er van 1500 tot heden wereldwijd hebben bestaan. In december vond in het nias te Wassenaar de First Global Migration History Conference plaats over migratie als wereldwijd verschijnsel sinds het begin van de mensheid, waaraan historici, archeologen, historisch linguïsten en een dna expert deelnamen. Daarnaast werd ook op andere grote onderzoeksprojecten van het iisg goede voortgang geboekt. iisg-onderzoeker M. Van Leeuwen werd in 2005 benoemd tot bijzonder hoogleraar in de Historische Sociologie aan de faculteit der Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht; hij werd daarmee de negende hoogleraar in het iisg. Contactgegevens: Cruquiusweg 31, 1019 AT AMSTERDAM tel. 020-6685866 www.iisg.nl
[email protected]
interuniversitair cardiologisch instituut nederland Directie: C.A. Visser en W.H. van Gilst Missie en werkwijze Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (icin) is een kennisnetwerk waaraan alle afdelingen cardiologie van de acht universitaire medische centra in Nederland deelnemen. Primaire doelstelling van het icin is het organiseren en uitvoeren van samenwerkingsprojecten met de deelnemende centra en eventuele derden. Het wetenschappelijke programma van het icin is gegroepeerd rond vier onderzoeksthema’s: Vaatwand, Hartfunctie, Ritme, en Ontwikkelingsbiologie en Genetica van het Hart. Organisatie De onderzoekers van het icin zijn werkzaam in de afdelingen cardiologie van de universitaire medische centra. De organisatie wordt aangestuurd door een tweehoofdige directie, die wordt bijgestaan door een wetenschappelijke raad. Binnen de vier onderzoeksthema’s van het icin zijn samenwerkingsprojecten gedefinieerd, die voor de duur van het project worden geleid door een projectleider in één van de icin centra, en waarop een icin onderzoeker wordt aangesteld. In 2005 was de mobiliteit vrij groot, hetgeen te maken had met de start van een aantal nieuwe projecten. De groei is ook financieel goed zichtbaar. Het projectvolume steeg aanzienlijk (+ 19%) ten opzichte van 2004. Personeelscapaciteit, eind 2005: 70,8 fte Budget 2005: e 5,1 miljoen bijdrage knaw: 40% externe subsidies: 60%
projecten voorbereidende studies zijn gedaan. Samen met de Nederlandse Hartstichting is het icin een onderzoeksprogramma gestart op het gebied van de celtherapie. De klinische studie, Hebe genaamd, onder leiding van J.J. Piek in het amc en F. Zijlstra in het umc Groningen, wordt in tien grote klinieken in Nederland uitgevoerd. Het translationale onderzoeksdeel wordt uitgevoerd in Leiden en Utrecht, onder leiding van respectievelijk A.J. Rabelink en P.A. Doevendans. Het basale platform is ondergebracht in een internationaal onderzoeksconsortium, dat onder Nederlandse leiding staat van A.F.M. Moorman in het amc. In het afgelopen jaar werden ook ambitieuze plannen ontwikkeld voor de oprichting van een cardiovasculaire genetische databank in Nederland. In deze data- en biobank zal vooralsnog materiaal worden ondergebracht dat in verschillende icin projecten is verzameld. Het is de bedoeling dat deze faciliteit een nationale voorziening wordt. De realisatie van deze plannen lijkt met de vooralsnog toegezegde steun van de knaw en met de medewerking van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, de Werkgroep Cardiologische Centra Nederland èn de Nederlandse Hartstichting in 2006 dichtbij te komen. Contactgegevens: Postbus 19258, 3501 DG UTRECHT tel. 030- 2333600 www.icin.knaw.nl
[email protected]
Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In 2005 is het icin geëvalueerd door een internationale peer review committee. In haar eindoordeel was de evaluatiecommissie zeer positief over de wetenschappelijke potentie van het icin, de effectiviteit van de ‘virtuele’ organisatie, en de feitelijke wetenschappelijke output in de afgelopen vijf à zes jaar. De evaluatiecommissie heeft met het oog op de toekomst enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van de organisatie en de wetenschappelijke missie van het instituut. In de loop van 2006 zal hieraan de nodige aandacht en gevolg worden gegeven. Eind 2005 zijn drie icin-hoogleraren benoemd: W.J. van der Giessen, benoemd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, met als leeropdracht de pathofysiologie van acute coronairsyndromen, J.W. Jukema, benoemd in Leiden op het onderwerp de regeneratieve cardiovasculaire geneeskunde, en Y.M. Pinto, die in Maastricht de leerstoel cardiologie, in het bijzonder moleculair hartfalen, bezet. Het icin had in 2005 24 onderzoeksprojecten, enkele bestaande uit een reeks deelprojecten, in uitvoering, waaraan in verschillende samenstellingen alle academische centra deelnamen. De samenwerking met het Hubrecht Laboratorium op het onderzoeksterrein Ontwikkelingsbiologie en Genetica van het Hart beleefde in 2005 haar vierde jaar. Dat onderzoek breidt zich gaandeweg uit tot de klinische toepassing van therapieën waarvoor in basale onderzoeks— 57 —
koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde Directeur: G.J. Oostindie Missie en werkwijze De missie van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv) is de bevordering van onderzoek en collectievorming op het gebied van de antropologie, taalkunde, sociale en historische wetenschappen van Zuidoost-Azië, het Zuidzeegebied en het Caraïbisch gebied, in het bijzonder Indonesië, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze missie staat centraal in de drie hoofdactiviteiten van het instituut: collectievorming, uitgeverij en onderzoek. Het kitlv heeft twee locaties: een hoofdvestiging in Leiden en een nevenvestiging in Jakarta. Organisatie De in 2004 gestarte discussie over organisatorische veranderingen van het instituut werden voortgezet en leidden uiteindelijk tot een reorganisatie. De nieuwe organisatiestructuur zal in februari 2006 worden geïmplementeerd. In de nieuwe structuur zal het instituut drie Leidse hoofdafdelingen hebben: Collecties, Onderzoek en Uitgeverij. De vierde afdeling, op afstand, is kitlv-Jakarta. Het management team bestaat uit de directeur, de vier afdelingshoofden en de administrateur-beheerder. Personeelscapaciteit, eind 2005: 56,9 fte Budget 2005: e 3,9 miljoen bijdrage knaw: 75% externe subsidies:25% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In 2005 is een start gemaakt met nieuwe onderzoeksprojecten. In twee gevallen betrof het door nwo-Geesteswetenschappen gefinancierde onderzoeksprojecten. Het sociaal-historisch onderzoek naar het twintigste-eeuwse Suriname, getiteld Suriname; The predicament of a multi-ethnic society ging van start met de benoeming van twee postdocs. Het tweede project, Bringing history home; Postcolonial identity politics in the Netherlands is een gezamenlijk project van drie knaw-instituten, te weten het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, het Meertens Instituut en het kitlv. Aan elke van de drie instituten werd een postdoc aangesteld. Op het gebied van collectievorming heeft stichting Het Gebaar financiering voor twee projecten toegekend. Het project Indisch Knooppunt is gericht op het opsporen, inventariseren en laagdrempelig toegankelijk maken van bronnen uit en over de Indische geschiedenis, alsmede het door middel van oral history creëren van een nieuwe bron over het georganiseerde Indische leven in Nederland. Tevens werd een begin gemaakt met het project ten behoeve van de verdere ontsluiting en digitalisering van de fotocollectie. Het ministerie van Buitenlandse Zaken financierde uit het hgis-programma de uitbreiding van de in 2004 gestarte identificatiemissie The Atlantic world and the Dutch, 1500-2000. De voorlopige versie van de voor dit project
— 58 —
ontwikkelde website werd in het najaar open gesteld. In 2005 werd een groot conserveringsproject voor de collecties afgesloten, werd de digitale publicatie van tientallen jaargangen van de Engelstalige tijdschriften Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde en de New West Indian Guide voorbereid en verschenen ruim twintig nieuwe boeken. In het afgelopen jaar werd het kitlv geëvalueerd door een internationale wetenschappelijke commissie. Ter voorbereiding van de evaluatie publiceerde het instituut een zelfevaluatie, Deep roots, maturing shoots. Hierin is voorgerekend dat het budget van het kitlv tussen 1999 en 2005 met bijna vijftig procent toenam. Deze groei vloeide voort uit de verhoging van de knaw-bijdrage, aanmerkelijke successen bij het werven van externe fondsen en verbetering van de verkoopcijfers van de Uitgeverij. Het aandeel van het onderzoek in het totale budget nam toe van zeven tot twintig procent. Begin 2006 zal de evaluatie formeel worden afgerond. Tot slot werd hkh Prinses Máxima der Nederlanden bereid gevonden beschermvrouwe van de Vereniging kitlv te worden, als opvolgster van haar in 2002 overleden schoonvader zkh Prins Claus der Nederlanden. Contactgegevens: Postbus 9515, 2300 RA LEIDEN tel. 071-5272295 www.kitlv.nl
[email protected]
meertens instituut Directeur: H.J. Bennis Missie en werkgebied Het Meertens Instituut richt zich op de wetenschappelijke bestudering en documentatie van Nederlandse taal en cultuur. Het onderzoek is georganiseerd in twee onderzoeksgroepen: Nederlandse Etnologie en Variatielinguïstiek. De groep Nederlandse Etnologie bestudeert cultuurverschijnselen die vorm geven aan het dagelijks leven in onze samenleving. Het onderzoek op het terrein van de taalvariatie kent twee verschillende invalshoeken: de talige en de buitentalige. In de talige benadering vormen formele theorieën ten aanzien van syntaxis, morfologie en fonologie het uitgangspunt; voor de buitentalige invalshoek spelen dialectgeografische, sociolinguïstische, diachrone en etnolinguïstische inzichten en benaderingen een sturende rol. Naast onderzoek documenteert het instituut gegevens over taalvariatie en cultuur van het dagelijks leven in Nederland.
In de onderzoeksgroep Nederlandse Etnologie ging in 2005 het project Bringing History Home: Postkoloniale identiteitspolitiek in Nederland van start. Dit project is tot stand gekomen in een samenwerkingsverband van kitlv, iisg en Meertens Instituut. Tevens werd in 2005 het project Witchcraft, ontwikkeling van een melodieën-zoekmachine goedkeurd in het kader van nwo-catch programma. Onder leiding van onder meer L.P. Grijp zullen vanaf 2006 drie medewerkers aan het Meertens Instituut werken aan elektronische music retrieval. Belangrijke publicaties van de onderzoeksgroep Etnologie waren in 2005: Blues en balladen; Alan Lomax en Ate Doornbosch, twee muzikale veldwerkers, Uit liefde voor het volk; volkskundigen op zoek naar de Nederlandse identiteit 1918-1948 en Veranderingen van het alledaagse 1950-2000. In 2005 ontving L.P. Grijp de anv-Visser Neerlandia prijs en G.W.J. Rooijakkers werd benoemd tot lid van de nieuwe Raad voor Cultuur.
Organisatie De onderzoeksgroepen Nederlandse Etnologie en Variatielinguïstiek hebben elk een onderzoeksleider die voor een periode van drie jaar als zodanig is benoemd. De onderzoeksgebonden documentatie is bij deze groepen ondergebracht. De rest van het instituut is ondergebracht bij de afdeling Algemene Zaken. De directeur, het hoofd Algemene Zaken en de beide onderzoeksleiders vormen het managementteam. In het onderzoeksbeleid wordt dit team bijgestaan door de interne onderzoekscommissie en de externe wetenschapscommissie.
Contactgegevens: Postbus 94264, 1090 GG AMSTERDAM tel. 020-4628500 www.meertens.knaw.nl
[email protected]
Personeelscapaciteit, eind 2005: 55,9 fte Budget 2005: e 3,0 miljoen bijdrage knaw: 85% externe subsidies: 15% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 Binnen de onderzoeksgroep Variatielinguïstiek is in 2005 de diachrone benaderingswijze opgenomen in het onderzoek van het Meertens Instituut. Dit werd mogelijk door de komst van G. Postma en B. Hermans van respectievelijk de Radboud Universiteit en Universiteit van Tilburg. In september 2005 is het project European Dialect Syntax gestart. Dit project wordt gefinancierd uit de euryi-prijs (esf) van L.C.J. Barbiers. In 2005 zijn twee door nwo gefinancierde onderzoeksprogramma’s van start gegaan. Van de morfologische atlas mand en de syntactische atlas sand (Nederlands-Vlaamse samenwerkingsprojecten onder regie van het Meertens Instituut) zijn in juni 2005 het eerste deel verschenen. In juni organiseerde de onderzoeksgroep Taalvariatie de derde International Conference on Language Variation in Europe en in december 2005 organiseerde de groep het congres Early Child Bilingualism en Variation in Inflection. In 2005 is L.C.J. Barbiers benoemd tot bijzonder hoogleraar bij de leerstoelgroep Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Utrecht. M. van Oostendorp ontving de lot-populariseringsprijs. — 59 —
netherlands institute for advanced study in the humanities and social sciences Rector: W.P. Blockmans Missie en werkgebied Het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (nias) beoogt de bevordering van excellent onderzoek op het gebied van de geestes- , gedrags- en maatschappijwetenschappen. Elk jaar wordt aan ruim vijftig onderzoekers de gelegenheid geboden om van de faciliteiten van het instituut gebruik te maken, hetzij op basis van een individueel project, hetzij in het kader van een themagroep. Ook beschikt het nias over beurzen, die onderzoekers uit Midden- en Oost-Europa in staat stellen om twee tot drie maanden als visitor aan het instituut te verblijven. Daarnaast stelt het nias zijn faciliteiten beschikbaar voor meer specifieke activiteiten zoals conferenties, summer schools en study centres, die ofwel door het nias zelf worden geïnitieerd, deels in samenwerking met zusterinstituten in Europa en de Verenigde Staten, ofwel door buitenstaanders worden aangebracht. Ten slotte neemt het nias actief deel aan het wetenschappelijke en intellectuele discours, zowel nationaal als internationaal.
The Formation of Carolingian Political Identity onder leiding van M.B. de Jong. Vanaf 2005 is meer flexibiliteit in de samenstelling en verblijfsduur van themagroepen mogelijk gemaakt. De behoefte daarvan werd nadrukkelijk gesignaleerd door coördinatoren, gelet op de beschikbaarheid van gewenste specialisten. In 2005 werden circa twintig workshops gehouden in het nias, voor een belangrijk deel extern gefinancierd. Na jarenlange verkennende gesprekken besloot het knaw-bestuur in 2005 tot het verlenen van steun aan een samenwerkingsverband tussen het nias en het Lorentz Center in Leiden. Met de inzet van eigen en additionele middelen wordt beoogd vanaf 2006 in gezamenlijk overleg jaarlijks twee extra fellows aan te trekken voor onderzoek op het snijvlak van alfa-, bèta- en gammawetenschappen. Tevens wordt gedacht aan het organiseren van workshops in een van de instituten. De themagroep Games, Action and Social Software, geïnitieerd door J. van Benthem, die in het najaar 2006 bijeenkomt, ligt eveneens op het snijvlak van de disciplines.
Organisatie De rector is verantwoordelijk voor de formulering van het onderzoeksbeleid van het instituut en stimuleert fellows bij hun onderzoek. Hij werkt samen met de uitvoerend directeur, die verantwoordelijk is voor het dagelijkse management van het instituut. Het management van het instituut wordt ondersteund door een staf van circa twintig medewerkers.
Contactgegevens: Meijboomlaan 1, 2242 PR WASSENAAR tel. 070-5122700 www.nias.knaw.nl
[email protected]
Personeelscapaciteit, eind 2005: 14,8 fte Budget 2005: e 2,5 miljoen bijdrage knaw: 80% externe subsidies: 20% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 Het nias heeft internationale bekendheid en aantrekkingskracht, ook voor geleerden van het hoogste niveau. De bijzondere (deels gesponsorde) fellowships dragen extra bij tot de reputatie van het instituut. Voor de posities als guest of the rector, het Jelle Zijlstra professorial fellowship en het kb fellowship hebben in de voorbije jaren absolute topgeleerden een bijzondere impuls verleend aan het instituut. In het academisch jaar 2004/2005 telde het nias vijfenvijftig fellows en andere stipendiaten, van wie ruim dertig procent vrouwen. In het jaar 2005/2006 zijn vierenvijftig fellows en andere stipendiaten verbonden aan het nias, onder wie circa veertig procent vrouwen. De disciplines geschiedenis, filosofie, linguïstiek en sociologie zijn naar verhouding het sterkst vertegenwoordigd. In het academisch jaar 2004/2005 ging de themagroep De Iure Praedae and the Grotian Concept of Rights van start onder leiding van H.W. Blom en L.C. Winkel. In het academisch jaar 2005/2006 functioneren de themagroepen Restricted Languistic Systems as Windows on Language Genesis onder leiding van door R. Botha en P. Muysken, en — 60 —
nederlands interdisciplinair demografisch instituut Directeur: F.J. Willekens Missie en werkgebied De missie van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi) is het vergroten van het inzicht in demografische ontwikkelingen en maatschappelijke en beleidsvraagstukken die daarmee samenhangen in zowel nationaal als internationaal verband. De missie wordt nagestreefd door het uitvoeren van hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek naar bevolkingsvraagstukken en het ontsluiten en vertalen van demografische kennis en informatie voor gebruikers in wetenschap, beleid en samenleving. De ambitie van het nidi is om zijn positie als nationaal uniek en internationaal toonaangevend onderzoeksinstituut naar bevolkingsvraagstukken verder uit te bouwen. Met een blijvend sterke verankering in Nederland, kiest het nidi voor een positionering als Europees instituut. Organisatie Het onderzoek van het nidi is georganiseerd in drie afdelingen: Sociale Demografie, Prognoses en Migratie en Bevolking en Ontwikkeling. Het levensloopperspectief vormt de belangrijkste achtergrond voor de onderzoeksplannen van de afdeling Sociale Demografie. De afdeling Prognoses en Migratie richt zich op het ontwikkelen en toepassen van modellen voor demografische prognoses en de analyse van migratie; de afdeling Bevolking en Ontwikkeling richt zich op de analyse van het gezondheidssysteem in een ontwikkelingsperspectief.
voor de Europese Commissie onderzoek uitgevoerd. Overige wetenschappelijke beleidsadvisering vindt onder meer plaats via de nidi-inbreng in het nationale Werkverband Periodieke Rapportage Bevolkingsvraagstukken. Mede geïnitieerd door het nidi startte in september 2005 de nieuwe European Doctoral School of Demography. Deze onderzoekersopleiding heeft als doel de best mogelijke opleiding te bieden aan demografische onderzoekers in het Europa van de toekomst. De opleiding verbreedt en verankert de bestaande onderzoeksopleidingen die momenteel worden verstrekt door imprsd en een aantal Europese universiteiten met een kritische massa aan promovendi in de demografie. edsd omvat een acht maanden durend kernprogramma voor circa twintig PhD kandidaten. In 2005 werd N. van Nimwegen gekozen tot Secretary General and Treasurer van de International Union for the Scientific Study of Population, de mondiale demografische beroepsvereniging. Contactgegevens: Postbus 11650 2502 AR ’S-GRAVENHAGE tel. 070-3565200 www.nidi.knaw.nl
[email protected]
Personeelscapaciteit, eind 2005: 46,4 fte Budget 2005: e 4,2 miljoen bijdrage knaw: 41% externe subsidies: 59% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In 2005 heeft een zesde dataverzameling plaatsgevonden in een panelstudie naar sociale integratie van jongvolwassenen. Het onderzoek naar de Tweede Demografische Transitie kreeg een nieuwe impuls door nidi-betrokkenheid bij een vragenlijstmodule over beleving van de levensloop in de European Social Survey. In 2005 werd een voorstel in het Zesde Kaderprogramma gehonoreerd voor een internationaal onderzoek naar de samenhang tussen veroudering en gender issues, waaraan het nidi een belangrijke bijdrage levert. In 2005 ging binnen het zesde Kaderprogramma ook een vierjarig internationaal onderzoeksprogramma van start getiteld Bridging the micro-macro gap in population forecasting. Op het terrein van de migratie ging een internationaal onderzoek van start naar de tweede generatie migranten in een aantal Europese landen. Voor het ontwikkelingsgerelateerde onderzoek werd in 2005 een geheel nieuwe strategie ontwikkeld waarbij het functioneren van gezondheidssystemen centraal staat. Het nidi heeft ook een taak op het gebied van wetenschappelijke beleidsadvisering. Ter versteviging van de internationale positie op dit terrein wordt sinds begin 2005
— 61 —
nederlands instituut voor neurowetenschappen Directeur a.i. : J. Jakobs Missie en werkgebied Het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (nin) verricht fundamenteel neurowetenschappelijk onderzoek met het accent op de hersenen en het visuele systeem. Het onderzoek is multidisciplinair en omvat verschillende niveaus van biologische complexiteit: genetische en moleculaire, cellulaire netwerkfunctie- en systeembenaderingen. Het onderzoek richt zich op fundamentele mechanismen en de ontwikkeling van het normale functioneren, het ontstaan van ziektebeelden en de ontwikkeling van therapeutische strategieën. Organisatie Het nin is per 1 juli 2005 ontstaan uit een fusie van het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut en het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek. Een interim-directie geeft sinds juli leiding aan het gefuseerde instituut. Gedurende de zomermaanden heeft een tijdelijke wetenschappelijke adviescommissie geadviseerd over de strategische koers en de selectie van onderzoekgroepen van het nieuwe instituut. Dit heeft geresulteerd in een adviesrapport, dat vervolgens de basis vormde voor het nieuwe organisatieplan. Eind 2005 is gestart met de werving van een nieuwe wetenschappelijk directeur voor het instituut. Naar verwachting zal deze directeur medio 2006 aantreden. De onderzoekers van het nin werken intensief samen met andere neurobiologische onderzoekinstituten van de Vrije Universiteit, Vrije Universiteit/Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam en het Academisch Medisch Centrum. Het instituut streeft met kracht naar verdere intensivering van deze samenwerking met het oog op de profilering van de concentratie van neurobiologisch onderzoek in Amsterdam. Personeelscapaciteit, eind 2005: 151,4 fte Budget 2005: e 13,2 miljoen bijdrage knaw: 65% externe subsidies: 35% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 De onderzoeksgroepen binnen (voorheen) nih boekten relevante researchresultaten op het gebied van onder meer de ontwikkeling van ziektebeelden zoals de ziekte van Alzheimer en Multiple Sclerosis, circadiale ritmes en slaap, hypothalame integratiemechanismen zoals glucoseproductie, perifere zenuwregeneratie en de aanmaak van nieuwe zenuwcellen in humane hersenen. Microarray studies leverden nieuwe gegevens over de betrokkenheid van specifieke moleculen bij re- en degeneratieve processen. Het onderzoek binnen (voorheen) ioi is geconcentreerd op de genetische basis van de ontstaansmechanismen van erfelijke oogaandoeningen zoals Retinitis Pigmentosa, amd en
— 62 —
Glaucoom, informatieverwerking in het netvlies, plasticiteit van de visuele cortex en op perceptie en cognitie. De kwaliteit ervan bewees zich onder meer door de benoeming van twee nieuwe hoogleraren: A. Bergen en P. Roelfsema. Roelfsema werd in 2005 ook benoemd tot lid van De Jonge Akademie. Vanuit het nin levert de Nederlandse Hersenbank materiaal voor wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland, terwijl de Corneabank hoorvliezen verwerkt voor transplantatiedoeleinden. Contactgegevens: Meibergdreef 47, 1105 BA AMSTERDAM ZUIDOOST tel. 020-5666101 www.nin.knaw.nl
nederlands instituut voor oorlogsdocumentatie Directeur: J.C.H. Blom Missie en werkgebied Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) is het centrum in Nederland voor de kennis en de bestudering van Nederland (inclusief Nederlands-Indië) en de Tweede Wereldoorlog. Enige jaren geleden is het werkterrein van het Instituut verruimd en is het onderzoeksterrein geformuleerd als de geschiedenis van de beide wereldoorlogen in hun contemporain-historische contekst, met inbegrip van hun maatschappelijke uitwerking op langere termijn. Bij het niod zijn archieven van de Duitse bezetting van Nederland en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië bijeengebracht, evenals illegale kranten en pamfletten, affiches en foto’s, boeken en artikelen. Het Instituut is kort na de bevrijding, op 8 mei 1945, opgericht in het besef van het grote belang van de bezettingsperiode. Organisatie Het niod heeft ruim vijftig medewerkers. De medewerkers van de afdeling Informatie en Documentatie zorgen ervoor dat de archieven en collecties goed worden beheerd en toegankelijk worden gemaakt, dat de bibliotheek actueel blijft en dat het publiek op alle mogelijke manieren wordt geholpen. De medewerkers van de afdeling Onderzoek verrichten wetenschappelijk onderzoek en zorgen via lezingen, congresdeelname, workshops en publicaties voor nationale en internationale verspreiding van de resultaten van het onderzoek.
ders die een Yad Vashem-onderscheiding hebben gekregen. In april werd het esf-programma The impact of national-socialist and fascist rule in occupied Europe afgesloten. In het kader van het programma Van Indië Tot Indonesië werden vijf workshops en een conferentie georganiseerd. In het kader van het Historical Research Program Japan and the Netherlands werd onder meer het symposium Analysis of the Quality of Life and Happiness of People. Japanese and Dutch Societies compare’ georganiseerd. In 2005 heeft het instituut samen met enkele externe partners enkele grote publiekslezingen georganiseerd. Ook kon met subsidie van het ministerie van vws www.kamparchieven.nl worden gerealiseerd. Deze website is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen een groot aantal instellingen. Het niod is voor het samenstellen van dvd’s over Ons Koninkrijk en de Tweede Wereldoorlog een samenwerkingverband aan gegaan met Tijdsbeeld Media en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Contactgegevens: Herengracht 380, 1016 CJ AMSTERDAM tel. 020-5233800 www.niod.knaw.nl
[email protected]
Personeelscapaciteit, eind 2005: 47,2 fte Budget 2005: e 4,6 miljoen bijdrage knaw: 57% externe subsidies: 43% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In 2005 bestond het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie 65 jaar en daar werd aandacht aan besteed via onder meer een lezingenreeks en de tentoonstelling Oorlogskind. In het afgelopen jaar overleed ook de man die het instituut groot heeft gemaakt: L. de Jong. Over zeer uiteenlopende onderwerpen verschenen instituutspublicaties, te weten De drie van Breda (proefschrift van mw. H. Piersma), Ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog (samenstellers mw. C. Kristel en mw. H. Piersma), Indische rekening. Indië, Nederland en de backpay-kwestie 1945-2005 (een vws-opdracht, uitgevoerd door H. Meyer), Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (mw. J. Withuis), Wer verriet Anne Frank? (D. Barnouw en G. P. van der Stroom), Politiek Geweld. Etnisch conflict, oorlog en genocide in de Twintigste Eeuw (het zestiende niod-Jaarboek onder gastredactie van T. Zwaan), A. E. Cohen als geschiedschrijver van deze tijd (onder red. van J. C. H. Blom e.a.) en Rechtvaardigen onder de volkeren, biografieën van Nederlan-
— 63 —
nederlands instituut voor ecologie Directeur: L.E.M. Vet Missie en werkgebied Het Nederlands Instituut voor Ecologie (nioo) richt zich op fundamenteel en strategisch onderzoek naar organismen, populaties, ecologische gemeenschappen en ecosystemen. Het nioo speelt een grote rol in het fundamenteel en strategisch ecologische onderzoek in Europa en daarbuiten. Binnen toegepast contractonderzoek heeft het nioo tot doel om een belangrijke partner voor overheid en toegepaste onderzoeksinstituten te zijn. Bijkomende taken zijn het opleiden van jonge onderzoekers en het overdragen van ecologische kennis aan zowel eindgebruikers en belanghebbenden als de samenleving in het algemeen. Organisatie Het nioo heeft ongeveer 230 medewerkers in dienst verspreid over drie onderzoekscentra en een Bureau Diensten. Het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (ceme) in Yerseke legt in zijn onderzoek de nadruk op het milieu van brak water en zee, terwijl het Centrum voor Limnologie (cl) in Nieuwersluis zich concentreert op zoetwaterecologie. Het Centrum voor Terrestrische Ecologie (cte) in Heteren bestudeert voornamelijk ecosystemen op het land. In 2005 is het nioo gereorganiseerd om meer flexibiliteit te verkrijgen. In 2005 is door de directie van de knaw ook het besluit genomen om een deel van het nioo naar de Wageningse campus te verplaatsen binnen enkele jaren. Personeelscapaciteit, eind 2005: 201,2 fte Budget 2005: e 15,1 miljoen bijdrage knaw: 71% externe subsidies: 29% Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In december 2005 heeft een internationale commissie van ecologische experts het nioo geëvalueerd. In 2006 komt het evaluatierapport beschikbaar. De werkgroep Ecosysteem Studies van het ceme kende een grote output uit een Pionierprogramma en verschillende Europese projecten. De werkgroep Mariene Microbiologie vervult een belangrijke rol in de International Census of Marine Microbes. De werkgroep Ruimtelijke Ecologie zag de samenwerking binnen het Nederlands Centrum voor Kustonderzoek groeien. De belangrijkste ontwikkeling voor het cl gedurende het afgelopen jaar is het opstarten van de proefvijverfaciliteit in Loenderveen voor het uitvoeren van experimenteel biodiversiteitsonderzoek. Verder is het Centrum voor Wetland Ecologie uitgebreid. Binnen het cte liet de werkgroep Populatiebiologie van Dieren zien dat er aan de voorwaarden voor micro-evolutie als gevolg van klimaatsverandering is voldaan: bij koolmezen is de plasticiteit van legdatum zowel erfelijk als onderhevig aan gerichte selectie. Bij de werkgroep Multitrofe Interacties is aangetoond dat interacties tussen natuurlijke boven- en
— 64 —
ondergrondse plantenbelagers belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de biodiversiteit. Vier medewerkers van het nioo zijn in 2005 benoemd tot bijzonder hoogleraar aan Nederlandse universiteiten. Dit zijn J.Middelburg (uu, Biogeochemie), G. Kowalchuk (vu, Plant-Microbe Interacties), M. Klaassen (uu, Ecologie van Dier-Plant Interacties) en M. Visser (RuG, Seizoenstiming van Gedrag). Verder hebben drie nioo-ers een venibeurs van nwo verworven: mw. B. Gribsholt, mw. P. Garbeva en K. van Oers. Ook werd de toekenning van de Rank Prize aan nioo-directeur mw. L. Vet samen met haar Wageningse collega’s J. Van Lenteren en M. Dicke bekend gemaakt. Het nioo heeft ook van vele gelegenheden gebruik gemaakt om wetenschapscommunicatie te bedrijven. Als voorbeeld kan genoemd worden de openstelling van het nioo-onderdeel ceme tijdens de nationale WetenWeek, waar bijna 1.200 bezoekers op afkwamen. Contactgegevens: Postbus 1299, 3600 BG MAARSSEN tel. 0294-239312 www.nioo.knaw.nl
[email protected]
rathenau instituut Directeur: J. Staman Missie en werkgebied Het Rathenau Instituut is hét onderzoeks- en debatcentrum in Nederland voor wetenschap, technologie en samenleving. De organisatie heeft twee kerntaken: Technology Assessment (ta) en Science System Assessment (SciSA). Met ta bestudeert het instituut vanuit een publieke invalshoek de effecten van wetenschap en technologie op de samenleving en informeert het parlement daarover. De resultaten worden in de vorm van publicaties, workshops, debatten, conferenties en dergelijke gecommuniceerd. Sinds 2004 heeft het instituut een tweede taak: onderzoeken hoe het wetenschapsstelsel functioneert en hoe dit reageert op wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, oftewel Science System Assessment. SciSA zal belangwekkende informatie opleveren voor beleidsmakers en het wetenschapsveld zelf. Organisatie De organisatie telt vier afdelingen: de afdeling Maatschappelijke Signalering en Debat (msd) voor de ta-taak, de afdeling scisa voor de gelijknamige taak, de afdeling Communicatie en ten slotte de afdeling Bedrijfsvoering en Ondersteuning. Met ingang van 2006 worden de financiële en personele zaken van het Rathenau Instituut en twee andere knaw-instituten, te weten dans (Data Archiving and Networked Services) en het Huygens Instituut uitgevoerd door het Rathenau Instituut. Deze constructie levert de drie partners kwaliteits- en efficiëncywinst op.
verder worden aangescherpt. De debatfunctie van het instituut is al aangescherpt door samenwerkingsverbanden aan te gaan met vooraanstaande debatcentra en Studium Generales in Nederland. Ook internationaal heeft het instituut tal van activiteiten ontplooid. Een van de opmerkelijkste activiteiten was het Europese burgerpanel Meeting of Minds over de betekenis van hersenwetenschappen. De aanbevelingen zijn aangeboden aan het Europese parlement. Daarnaast neemt het Rathenau Instituut met vier zusterorganisaties deel aan de European Technology Assessment Group, een organisatie die ta-werkzaamheden uitvoert voor het Europees parlement. Contactgegevens: Postbus 95366 2509 CJ ’S-GRAVENHAGE tel 070-3421542 www.rathenau.nl
[email protected]
Personeelscapaciteit, eind 2005: 21,2 fte Baten in 2005: e 3.599.815 Lasten in 2005: e 3.382.380 Exploitatiesaldo: e 217.435 Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 In het verslagjaar is SciSA uitgegroeid tot een volwaardige afdeling. Eind 2005 is gewerkt aan het onderzoeksprogramma, waarin is uiteengezet wat scisa de komende jaren gaat doen. Een andere interne verandering was de verhuizing naar een nieuw onderkomen in Den Haag. In het nieuwe Borneogebouw – naast de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – beschikt het instituut over moderne faciliteiten. In 2005 is ook het nieuwe tweejaarlijkse werkprogramma van de afdeling msd verschenen. Daarin is een hernieuwde belangstelling voor de maatschappelijke betekenis van ict te zien, bijvoorbeeld in het project ‘Digitale Generatie’. Een ander nieuw thema is veiligheid, dat onder andere tot uiting komt in de projecten ‘Screening Society’ en ‘Militaire Technologie’. Daarnaast is er aandacht voor onderwerpen die al langer in de schijnwerpers staan, zoals kernenergie. Binnen het Rathenau Instituut is veel aandacht besteed aan de wenselijke koers en missie van het instituut. Het blijkt voor verschillende belanghebbenden uiteenlopende rollen te vervullen: van debatcentrum, tot kenniscentrum en onderzoekscentrum. Koers en missie zullen in 2006 — 65 —
roosevelt study center Directeur: C.A. van Minnen Missie en werkgebied Het Roosevelt Study Center (rsc) heeft als werkgebied de geschiedenis en cultuur van de Verenigde Staten van Amerika in de twintigste eeuw en de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen. Organisatie Het Roosevelt Study Center is een stichting die wordt gesubsidieerd door de provincie Zeeland en de knaw. Het instituut is gevestigd in Middelburg en telt acht medewerkers. De provincie Zeeland heeft in 2005 uitvoering gegeven aan zijn beleid om alle gesubsidieerde instellingen te verzelfstandigen. Dit betekent voor het rsc geen materiële verandering, maar wel een vergroting van de zelfstandigheid. De praktische uitwerking van dit beleid zal in 2006 gestalte krijgen. Op personeelsgebied werd de staf op sterkte gebracht door de benoeming van drie nieuwe aio’s, medegefinancierd door twee universiteiten, de omzetting van een postdoc positie in een vaste aanstelling gefinancierd door de provincie Zeeland en de instelling van een Fulbright-Dow Distinguished Research Chair, gefinancierd door het bedrijfsleven en de knaw. Het Roosevelt Study Center telde eind 2005 8,0 fte. Belangrijkste ontwikkelingen in 2005 De belangrijkste gebeurtenis in 2005 was de evaluatie van het instituut door een internationale peer committee. De commissie beoordeelde het werk van het instituut als ‘goed’ tot ‘zeer goed’. De aanbevelingen van de commissie om digitalisering voorrang zijn overgenomen en zullen leiden tot een plan van aanpak met als doel het rsc te laten functioneren als een digitaal expertise centrum voor de bestudering van de Amerikaanse geschiedenis in Europa. In 2005 werd meer samenhang aangebracht in het eigen onderzoek door over onderwerpen uit de Nederlands-Amerikaanse relatie te publiceren en drie nieuwe promotieprojecten op dit terrein op te starten. In de herfst lanceerde het rsc een jaarlijkse lezingenserie over transatlantische betrekkingen. In 2005 organiseerde het rsc ook vier internationale conferenties. Hierbij werd samengewerkt met regionale, nationale en internationale organisaties, variërend van het Zeeuws Archief tot het Southern Studies Forum. Tevens werd een PhD seminar georganiseerd voor Europese Amerikanistiek promovendi, verstrekte het rsc negen onderzoeksbeurzen aan jonge Europese onderzoekers die in het rsc onderzoek verrichtten en reikte het de jaarlijkse Theodore Roosevelt American History Awards uit voor de drie beste Nederlandse doctoraalscripties over een Amerikaans historisch onderwerp. De bronnencollectie werd uitgebreid met twee microfilmcollecties en de eerste digitale datacollecties, waaronder de complete New York Times. De rscwebsite werd opnieuw ingericht zodat deze is voorbereid op de aanstaande vernieuwingen in het informatie-aanbod. Het publicitair hoogtepunt was de gelijktijdige uitgave
— 66 —
van een Nederlandse en een Engelstalige editie van een biografie over Hendrik Willem van Loon van de hand van de rsc-directeur C.A. van Minnen. Daarnaast redigeerde H. Krabbendam een bundel over de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen. Beide publicaties passen in het onderzoekstraject over de bilaterale relaties. Contactgegevens: Postbus 6001, 4330 LA MIDDELBURG tel. 0118-631590 www.roosevelt.nl
[email protected]
Personeel – Arbeidsvoorwaarden – De knaw heeft per 1 januari 2005 het lidmaatschap van de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (wvoi) verruild voor het volgerschap van de cao-Nederlandse Universiteiten (cao-nu deel 3). Daarmee veranderde per die datum ook de rechtspositie van het personeel van de knaw en de Fryske Akademy. Over de overstap naar de cao-nu hadden de knaw en de werknemersorganisaties in juli 2004 een Hoofdlijnenakkoord gesloten. Het akkoord bevat verschillende overgangsafspraken. Een deel van die afspraken waarborgt dat de rechtspositie van het zittend personeel per 31 december 2004 er door de overgang niet op achteruit zou gaan. Ook treedt een aantal onderdelen van de cao-nu pas in een latere fase in werking, bijvoorbeeld omdat de implementatie nog de nodige voorbereiding vergt of omdat de betreffende onderdelen in de cao-nu binnen afzienbare termijn nog ingrijpend zullen wijzigen. Daarom waren in 2005 de aanstellings- en ontslaghoofdstukken, de uitruil van arbeidsvoorwaarden via de avom-regeling en de 40-urige werkweek nog uit de cao-oi van toepassing. In juni 2005 is in het Lokaal Overleg een akkoord gesloten over de invoering van de flexibele werkweek per 1 januari 2006. Daardoor kon in het najaar de invoering van de flexibele werkweek als onderdeel van het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden (voorheen: avom) knaw-breed worden geïntroduceerd. Binnen het systeem van een flexibele werkweek kan de werknemer de standaard 38-urige werkweek met twee uur verlengen of verkorten in ruil voor verlof. Omdat verlenging van de werkweek uitsluitend is toegestaan indien men aan het eind van het jaar slechts een beperkt verlofstuwmeer (maximaal 80 uur) over had, kan de flexibele werkweek ertoe bijdragen dat verlofstuwmeren fiks worden teruggedrongen. Een ander belangrijk gevolg van de overgang naar de cao-nu (deel 3), was de invoering van een nieuw systeem van functiewaardering, het Universitair Systeem Functieordenen (ufo). Dit nieuwe systeem is nadat daarover afspraken met de Ondernemingsraad (or) zijn gemaakt op projectmatige wijze bij alle instituten en het bureau gedurende het jaar 2005 geïmplementeerd. Voor dit werk is zowel bij de afdeling p&o als door de personeelsbeheerders bij de instituten veel werk verzet. De afronding vindt plaats in het voorjaar van 2006. Het percentage van indelingen, dat afwijkt van de vorige situatie, zal naar verwachting niet hoger zijn dan bij de universiteiten. Dat geldt ook voor het percentage van bedenkingen en bezwaren. De cao-overgang had ook tot gevolg dat de onderhandelingen over een nieuw sociaal beleidskader werden opgeschort in afwachting van het nieuwe cao-regime. In verband hiermee werden voor de reorganisaties van het nioo en het cbs afzonderlijke sociale plannen overeengekomen in het Lokaal Overleg.
– Overgang nieuw salarissysteem – In het verslagjaar is intensief gewerkt aan de overgang naar het nieuw salarissysteem. Deze overgang werd noodzakelijk omdat het landelijk samenwerkingsverband ivop zal worden opgeheven en de dienstverlening van ipa zal worden beëindigd. De knaw heeft zich in 2004 aangesloten bij een consortium van acht universiteiten, die na een Europese aanbesteding een contract hebben gesloten met Pink Roccade (inmiddels Getronics) voor het gebruik van het systeem Pink Roccade Payrol (pr2). Na succesvolle afronding van de conversie, de testfase en het schaduwdraaien in de maanden september tot en met december heeft de knaw eind december definitief besloten om met ingang van januari 2006 over te gaan op het nieuwe systeem. Door deze voorspoedige afronding van het project behoort de knaw, samen met de Open Universiteit, tot de eersten die gebruik maken van het nieuwe pr2. – Medezeggenschap – Op knaw-niveau is negen keer overleg gevoerd tussen de directie knaw en de Ondernemingsraad knaw, is twee keer overleg gevoerd ex art. 24 wor tussen leden van het dagelijks bestuur en de Ondernemingsraad en hebben vijf vergaderingen plaatsgevonden van het Lokaal Overleg (waarin de directie knaw en de werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn). Naast de gebruikelijke zaken zoals jaarverslag en de begroting hebben met name de huisvestingsplanning, de invoering ufo, de fusie van nih en ioi tot Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen, de opheffing van het niwi en de reorganisatie nioo als ook sociale consequenties van deze organisatiewijzigingen veel aandacht gekregen. Belangrijke onderwerpen hiernaast waren alle veranderingen in het sociale zekerheidsstelsel, invoering van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden, ontwerp van een nieuwe Reorganisatiecode en ontwerp van een nieuw Sociaal Beleidskader. Met de diverse gremia is, in een enkel geval pas na langdurig overleg, uiteindelijk tot wederzijds bevredigende oplossingen gekomen. – Opleidingsbeleid, loopbaanbegeleiding en mobiliteit – In 2005 bedroegen de investeringen in studie en opleidingen in totaal e 483.100 ofwel nagenoeg 1 procent van de loonsom. Dit is evenals vorig jaar ruim boven het streefpercentage van 0,8 procent. Vanuit het bureau knaw is (conform voorgaande jaren) een aantal opleidingen centraal aangeboden: de trainingen ‘persoonlijke effectiviteit’, ‘writing English for publication’ en ‘sturing in samenwer king’. Voor het eerst werd de training ‘schrijven van wetenschappelijke teksten’ georganiseerd. Vijftien van de 43 eerstejaars promovendi in de knaw-instituten namen deel aan de training ‘doelgericht werken en plannen’. In het kader van loopbaanoriëntatie werden de workshops netwerken en succesvol solliciteren georganiseerd en werden er voor het eerst midcareerconsulten aangeboden. Daarnaast werd een aantal medewerkers financiële ondersteuning verleend bij individuele loopbaan begeleidingstrajecten. Matchpoint is een knaw-faciliteit die de interne vacaturebank van de knaw beheert en reïntegratie-activiteiten
— 67 —
voor ontslagbedreigden, uitkeringsgerechtigden en gedeeltelijk arbeidsongeschikten coördineert. De begeleiding bij complexe vragen over loopbaan en reïntegratie is ondergebracht bij externe bureaus. Ook medewerkers die een professioneel loopbaanadvies wensen, kunnen terecht bij een extern bureau. In 2005 meldden zich 117 nieuwe kandidaten voor loopbaanbegeleiding en reïntegratie. Daarvan waren 35 personen werkzaam in een wetenschappelijke functie en 82 personen in een niet-wetenschappelijke functie. – Bezwaar en beroep – In 2005 werden 48 bezwaarschriften tegen een rechtspositionele beslissing ingediend. Van dit aantal zijn 19 bezwaarschriften pro-forma ingediend die op verzoek van betrokkenen zijn aangehouden. Van de overige 29 inhoudelijke bezwaarschriften zijn tien bezwaarschriften voorgelegd aan de Centrale Commissie van Advies Arbeidsgeschillen (ccaa). Hiervan zijn vier bezwaren ongegrond, drie bezwaren gegrond, één bezwaar niet ontvankelijk verklaard en moet over twee bezwaarschriften nog een advies worden gegeven. In negentien bezwaarzaken hoefde de commissie niet te worden ingeschakeld. In één zaak werd er ambtelijk gehoord en werd het bezwaar ongegrond verklaard. Er zijn veertien bezwaarschriften ingetrokken. In de meeste gevallen omdat met betrokkenen een persoonlijke regeling werd overeengekomen. De overige vier bezwaarschriften zijn niet ontvankelijk verklaard. Slechts in zes zaken beroep ingesteld bij de bestuursrechter. Daarnaast is één verzoek voorlopige voorziening ingediend, dat echter na een overeengekomen persoonlijke regeling is ingetrokken. In twee beroepszaken is de knaw in het gelijk gesteld. In twee zaken moet nog een uitspraak worden gedaan. Twee beroepen zijn na het overeenkomen van een ontslagregeling ingetrokken. – Ziekteverzuim – Het ziekteverzuim steeg fractioneel vergeleken met het voorgaande jaar, van 3.41 (2.95) naar 3.95 (3.79) procent (inclusief resp. exclusief wao). Het verzuim ligt daarmee al enkele jaren onder de vier procent. Per medewerker werd ook minder verzuimd; de meldingsfrequentie daalde van 1.14 naar 1.06. Ook de cijfers van de afzonderlijke instituten lieten een daling zien. Lag bij een enkel instituut het voortschrijdend jaargemiddelde van het ziekteverzuim in 2004 nog boven de zes procent, het afgelopen jaar kwam geen enkel instituut daar meer boven. In het contract met de arbodienst werden geen grote veranderingen aangebracht. Enkele aanpassingen hadden betrekking op de Wet Poortwachter met de daarbij behorende verplichtingen van arbodienst, werkgever en werknemer. Verder werd afgesproken dat bij de facturering meer duidelijkheid zou worden verschaft rondom de geleverde diensten, waardoor ook de instituten zelf meer inzicht kregen in de kosten van hun verzuimbeleid. Het vernieuwde contract met Achmea Arbo kreeg de instemming van de or. Extra aandacht behoeft het langdurig verzuim. Daarvan nemen de kosten door de Wet Poortwachter en de invoering van de wia in plaats van de wao sterk toe. Vaak blijkt langdurig verzuim toch beïnvloedbaar te zijn, ook als de — 68 —
oorzaak medisch is. Voorbeelden van in te zetten instrumenten zijn: aangepast werk aanbieden, dienstvervoer regelen, coaching aanbieden, intensief contact om de binding met het werk te verbeteren en verzuimtraining van leidinggevenden en trainingen rond stijl van leiding geven. – Bedrijfsongevallen – In het verslagjaar deed zich één bedrijfsongeval voor, een medewerkster brak haar pols toen ze van een boogtrap viel. Nagegaan werd of in de ri&e melding (risico-inventarisatie en -evaluaties) van enig risico was gemaakt, maar dat bleek niet het geval. – Werkplekonderzoek en RSI – Circa vijftien procent van de klachten bij de bedrijfsarts of op het telefonisch spreekuur had betrekking op ergonomische problemen. Waar gewenst werd een arbodeskundige ingeschakeld; veel vaker was de eigen arbocommissie in staat de algemene werkplekinrichting te verbeteren. Op enkele instituten gaf de arbo- en milieucoördinator voorlichting over de inrichting van werkplekken. Ook werd een ver nieuwde versie van de beeldschermwerkplek folder uitgebracht. Het lijkt zo te zijn dat de voorlichting en werkpleken werkhouding instructie hun vruchten afwerpen en dat medewerkers hun werkplek optimaal inrichten. – ri&e – In het verslagjaar werden geen risico-inventarisatie en evaluaties (ri&e) en audits uitgevoerd. In de jaarlijks van instituten verschijnende plannen van aanpak met de voorgenomen acties op het gebied van de arbeidsomstandigheden werd nagegaan in hoeverre de aanbevelingen van de ri&e en audits worden opgevolgd. Dit speelt onder meer op het gebied van de bedrijfshulpverlening (bhv). Van een aantal instituten zijn bijgestelde plannen ontvangen en in de meeste instituten zijn de gesignaleerde tekortkomingen aangepakt. Nieuw samengestelde arbocommissies kregen instructie over de werkwijze en de uit te voeren taken. – Milieuomstandigheden – In 2004 zijn audits gehouden rond het gebruik van chemische stoffen. In het verslagjaar zijn de bevindingen daarvan door de arbocommissies verwerkt en voorzieningen en procedures waar nodig aangepast. In een enkel instituut deed de arbeidsinspectie een controle: de aangetroffen toestand bleek vrijwel geheel aan de normen te voldoen. Chemisch afval wordt op de wettelijk vereiste wijze gescheiden, opgeslagen en afgevoerd. Voor het werken met kankerverwekkende en ander gevaarlijke stoffen wordt een sleutelbeheer van de chemicaliënkast gevoerd waardoor alleen bevoegden toegang hebben tot deze voorraden. Het werken met chemicaliën wordt geacht te voldoen aan de nieuwe richtlijnen die zijn neergelegd in de normen van gsp-15. – Bedrijfs Maatschappelijk Werk – Het Bedrijfs Maatschappelijk Werk (bmw) is in 2005 wederom uitbesteed aan gimd Amsterdam, waarbij voor het nioo-ceme te Yerseke gimd Middelburg is ingeschakeld. Het aantal uren dat bmw beschikbaar was is ten opzich-
te van 2004 veranderd van 24 uur bruto naar 18 uur netto per week. Dit als gevolg van een veranderde systematiek in urenberekening en tarifering. bmw heeft zich voornamelijk bezig gehouden met het begeleiden van individuele situaties (51 cliënten), advies en begeleiding in werksituaties (12 situaties) en het bijwonen van Sociaal Medische Teambijeenkomsten (29 in aantal). De inzet van het bmw bij het bestrijden van het ziekteverzuim bleek in 2005 effectief. Ruim de helft van de cliënten van het bmw verzuimden geheel of gedeeltelijk bij aanvang van het contact met bmw. Bij afsluiting van de cliëntcontacten verzuimden nog slechts twee cliënten. Hiernaast valt op dat het aantal cliënten van bmw terugloopt. Tegenover 19 nieuwe cliënten staan 42 afgesloten trajecten.
— 69 —
Roosevelt Study Center
niod
nidi
nias
Meertens Instittuut
kitlv
iisg
Huygens Instituut
Fryske Akademie
dans
knaw-instituten wetenschappelijke en overige output
Wetenschappelijke publicaties Artikelen in ‘gerefereede’ tijdschriften Artikelen in ‘niet-gerefereede’ tijdschriften Hoofstukken in boeken, bundels en proceedings Monografieën en boeken Proefschriften Geredigeerde bundels, conference proceedings
0 0 0 0 1 3
7 12 13 8 1 0
11 1 14 5 0 3
24 10 47 16 1 12
11 13 35 3 1 9
14 12 36 7 0 0
83 127 77 42 0 35
37 11 26 6 1 6
1 15 6 8 1 3
2 1 2 2 0 1
Vakpublicaties Artikelen Recensies
2 0
32 15
12 18
38 16
13 16
24 10
11 8
23 1
2 9
2 6
Wetenschapelijke voordrachten en bijeenkomsten Externe wetenschappelijke voordrachten/lezingen Eigen wetensch. bijeenkomsten (congr., symp. enz.)
16 2
45 5
51 6
114 11
28 10
150 24
122 18
62 11
55 20
17 5
Populair-wetenschappelijke activiteiten Artikelen in kranten, tijdschriften, op internet Tentoonstellingen, open dagen Presentaties, lezingen, paneldeelnames1 Bezoekers website(s) (x 1.000)
20 0 6 46
96 n.b. 107 162
5 0 12 3
22 1 32 4029
14 2 79 73,9
44 0 97 1005
20 13 0 0 16 25 n.b. 275,2
20 2 50 n.b.
9 0 6 48
Bovenstaande gegevens geven geen inzicht in behaalde resultaten op de terreinen collectievorming-/beheer en wetenschappelijke dienstverlening n.b. = gegevens niet beschikbaar 1 o.a. radio- en tv-optredens
— 70 —
nioo 191 6 40 0 8 2
6 11 8 0 0 0
0 1
0 0
18 64
n.b. n.b.
0 0
0 0
Vakpublicaties Artikelen Recensies
113 3
22 0
118 8
>200 n.b.
227 72
0 0
Wetenschapelijke voordrachten en bijeenkomsten Externe wetenschappelijke voordrachten/lezingen Eigen wetensch. bijeenkomsten (congr., symp. enz.)
26 0 1 3560
0 0 0 n.b.
35 8 11 n.b.
>20 17 2 13 >20 71 n.b. 155,3
4 0 60 17,6
Rathenau Instituut
Hubrecht Laboratorium 70 n.b. 0 n.b. 8 n.b.
nin 97 3 17 0 5 1
icin 139 29 16 0 6 0
cbs 74 0 8 6 2 0
Wetenschappelijke publicaties Artikelen in ‘gerefereede’ tijdschriften Artikelen in ‘niet-gerefereede’ tijdschriften Hoofstukken in boeken, bundels en proceedings Monografieën en boeken Proefschriften Geredigeerde bundels, conference proceedings
Populair-wetenschappelijke activiteiten Artikelen in kranten, tijdschriften, op internet Tentoonstellingen, open dagen Presentaties, lezingen, paneldeelnames1 Bezoekers website(s) (x 1.000)
— 71 —
Kengetallen bedrijfsvoering
nias
nidi
niod
niwi
Roosevelt Study Center
kitlv
Meertens Instituut
iisg
Personeelscapaciteit Wetenschappelijk personeel vast tijdelijk, excl. promovendi promovendi Onderzoeksondersteunend personeel vast tijdelijk Niet-wetenschappelijk personeel vast tijdelijk
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 11,8 11,8 0,0
21,7 18,1 2,1 1,5 7,5 5,0 2,5 19,6 18,1 1,5
25,3 20,0 3,0 2,3 7,9 5,3 2,6 2,6 2,6 0,0
19,5 6,2 5,7 7,6 38,6 22,7 16,0 52,8 45,0 7,8
13,6 9,7 3,9 0,0 16,0 14,2 1,8 27,3 22,8 4,5
27,0 13,4 6,8 6,8 13,9 11,0 2,9 15,0 14,2 0,8
1,8 1,8 0,0 0,0 2,4 2,4 0,0 10,6 10,6 0,0
30,4 22,9 4,6 3,0 3,0 1,0 2,0 12,9 12,9 0,0
15,5 10,6 3,1 1,8 13,9 12,2 1,7 17,8 14,8 3,0
6,1 1,8 4,3 0,0 0,0 0,0 0,0 21,2 18,2 3,0
7,0 3,0 0,0 4,0 0,0 0,0 0,0 1,0 1,0 0,0
TOTAAL waarvan via externe organisatie(s)1
11,8 0,0
48,8 12,5
35,8 7,0
110,9 53,6
56,9 14,0
55,9 0,0
14,8 0,0
46,4 0,0
47,2 0,0
27,3 0,0
8,0 8,0
Leeftijdsopbouw < 25 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 65 > jaar
0,0 1,0 1,0 0,0 1,0 5,8 1,0 1,0 1,0 0,0
0,0 7,2 1,9 3,5 5,4 9,2 13,3 7,3 1,0 0,0
0,0 1,3 4,9 1,6 6,5 5,4 7,5 5,2 3,4 0,0
0,0 3,0 8,0 13,0 19,0 23,0 30,0 35,0 24,0 7,0
3,1 4,0 0,4 12,4 12,7 13,2 9,5 1,6 0,0 0,0
1,0 6,2 0,6 10,5 7,2 10,3 8,5 8,1 3,5 0,0
0,0 2,2 0,0 1,1 0,8 2,2 3,1 2,6 2,8 0,0
1,0 2,0 4,4 3,4 6,1 10,6 7,4 11,4 0,0 0,0
0,2 4,0 1,8 4,1 9,6 6,8 7,6 11,5 1,5 0,0
0,0 3,6 4,4 2,0 2,5 6,4 4,5 1,5 2,5 0,0
0,0 2,0 1,0 2,0 2,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Geslacht Man Vrouw
8,0 3,8
28,0 20,8
19,9 15,9
63,4 47,5
35,0 21,9
29,2 26,7
7,3 7,5
24,7 21,7
31,3 15,9
18,4 9,0
6,0 2,0
0,0% 0,0% 0,0 0,0
6,3% 6,3% 6,0 1,6
5,3% 1,6% 7,7 0,9
3,7% 3,7% 26,5 1,2
2,1% 2,1% 4,7 1,6
4,5% 4,5% 12,3 1,3
3,0% 3,0% 4,5 1,9
3,0% 3,0% 4,1 1,6
1,6% 1,6% 10,1 0,9
3,9% 3,6% 16,7 1,3
1,5% 1,5% 4,0 2,0
0 0 0 0
4 0 0 4
1 0 0 1
9 2 0 7
4 1 0 3
6 0 0 6
1 1 0 0
3 1 1 1
3 1 1 1
0 0 0 0
1 0 1 0
dans
Huygens
Fryske Akademie
Personele kengetallen (in fte’s, per 31 december 2005)
Ziekteverzuim Ziekteverzuim (%) Ziekteverzuim excl. wao (%) Gemiddelde ziekteduur (dgn) Ziekmeldingsfreq. (gem. aant. meld.) Leerstoelen Leerstoelen gewone leerstoelen, bezoldigd gewone leerstoelen, onbezoldigd bijzondere leerstoelen
Voetnoten: n.b. = gegevens niet beschikbaar 1 Personeel werkzaam in dienst van o.a. universiteiten, stichtingen — 72 —
Bureau knaw
Totaal knaw
Subtototaal knaw-Instituten
81,6 16,0 26,6 39,0 44,1 27,7 16,4 23,0 21,8 1,2
97,9 29,7 33,8 34,4 65,5 54,9 10,6 37,8 34,4 3,4
4,3 0,0 4,3 0,0 3,9 0,7 3,2 13,0 10,3 2,7
500,2 191,5 145,6 163,0 306,3 226,2 80,1 303,4 269,6 33,8
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 126,7 106,3 20,4
500,2 191,5 145,6 163,0 306,3 226,2 80,1 430,1 375,9 54,2
6,0 0,0
46,8 0,0
70,8 22,1
151,4 0,0
148,7 0,0
201,2 0,0
21,2 0,0
1109,8 117,2
126,7 0,0
1236,5 117,2
0,0 0,0 0,0 4,0 1,0 0,0 1,0 0,0 0,0 0,0
1,0 4,9 9,2 4,6 9,2 5,5 3,2 6,3 2,0 1,0
2,0 21,0 4,8 5,8 5,0 2,5 3,1 1,6 1,0 0,0
10,6 22,8 31,3 15,1 8,7 18,4 16,7 22,1 5,7 0,0
14,8 50,6 18,4 18,6 17,5 8,5 11,1 6,8 2,4 0,0
7,8 39,3 22,5 28,4 30,5 23,0 19,7 18,3 11,7 0,0
0,0 0,9 6,8 2,6 3,6 3,4 2,9 1,0 0,0 0,0
41,5 176,1 121,4 132,6 148,1 155,0 150,2 141,4 62,6 8,0
0,0 10,6 15,3 16,8 20,4 24,9 18,4 17,2 2,6 0,6
41,5 186,7 136,7 149,4 168,5 179,9 168,6 158,6 65,2 8,6
2,0 4,0
24,5 22,4
27,3 19,5
85,6 65,8
85,7 63,0
127,5 73,7
8,1 13,1
631,9 454,2
63,4 63,2
695,3 517,4
0,0% 0,0% 0,0 0,0
2,2% 2,2% 6,1 1,2
1,5% 1,5% 18,9 0,3
2,9% 2,2% 15,8 1,1
2,9% 2,9% 10,5 0,8
2,8% 2,8% 8,9 0,9
1,3% 1,3% 6,3 1,3
2,6% 2,4% 9,1 1,1
5,6% 4,6% 11,9 1,5
2,8% 2,5% 9,7 1,2
0 0 0 0
2 0 0 2
8 0 0 8
6 1 0 5
4 4 0 0
14 0 0 14
0 0 0 0
66 11 3 52
0 0 0 0
66 11 3 52
Rathenau Instituut
nin 70,3 24,0 21,7 24,6 55,5 45,8 9,6 25,6 23,9 1,8
nioo
icin 53,7 3,0 18,7 32,0 10,5 2,6 7,9 6,6 4,4 2,2
Hubrecht Laboratorium
cbs 20,4 10,4 4,0 6,0 23,6 20,6 3,0 2,8 0,8 2,0
VKS 4,0 1,0 3,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,0 2,0 0,0
Personeelscapaciteit Wetenschappelijk personeel vast tijdelijk, excl. promovendi promovendi Onderzoeksondersteunend personeel vast tijdelijk Niet-wetenschappelijk personeel vast tijdelijk TOTAAL waarvan via externe organisatie(s) 1 Leeftijdsopbouw < 25 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 65 > jaar Geslacht Man Vrouw Ziekteverzuim Ziekteverzuim (%) Ziekteverzuim excl. wao (%) Gemiddelde ziekteduur (dgn) Ziekmeldingsfreq. (gem. aant. meld.) Leerstoelen Leerstoelen gewone leerstoelen, bezoldigd gewone leerstoelen, onbezoldigd bijzondere leerstoelen
— 73 —
Bijeenkomsten, symposia, workshops
10 januari 2005 Graeca leguntur? Novelle 159 en het proces Württemberg tegen Willem van Oranje (1545) Lezing voor de Afdeling Letterkunde door J.H.A. Lokin, hoogleraar rechtsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen 10 januari 2005 Doet techniek er nog toe in de 21ste eeuw? Lezing voor de Afdeling Letterkunde door H.W. Lintsen, hoogleraar geschiedenis Technische Universiteit Eindhoven 21 januari 2005 De toekomst van de BNTL Bijeenkomst over de toekomst van de BNTL. Sprekers: W. van den Akker, directeur Instituten Geestes- en Sociale Wetenschappen knaw, en H. Wals, directeur van het Constantijn Huygens Instituut knaw 25 januari 2005 ‘Man-Machine Interactions: Interfaces between the brain and the out-side world’ Eéndaagse workshop, georganiseerd door de Commissie voor Biochemie en Biofysica-knaw samen met S. Gielen van de Radboud Universiteit Nijmegen, op het terrein van de Mens-Machine Interacties 31 januari 2005 De vorming en vernietiging van sterhopen Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door H.J.G.L.M. Lamers, hoogleraar Astrofysica aan de Universiteit Utrecht 31 januari 2005 Genetics of ADHD and Depression in Dutch Twin Family Studies Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door D.I. Boomsma, hoogleraar biologische psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam 14 februari 2005 De datatheorie en de verwondering Lezing voor de Afdeling Letterkunde door J.J. Meulman, hoogleraar Toegepaste datatheorie aan de Universiteit Leiden 14 februari 2005 Een middeleeuwse mix van Jodendom en Islam: het voorbeeld van de Karaieten Lezing voor de Afdeling Letterkunde door W.J. van Bekkum, hoogleraar Semitische talen en culturen aan de Rijksuniversiteit Groningen
— 74 —
16 februari 2005 Presentatie van het rapport van de Verkenningscommissie Hydrologie De Verkenningscommissie Hydrologie van de knaw presenteert haar rapport: Turning the Water Wheel Inside Out 28 februari 2005 Auto-inflammatoire syndromen een nieuw ziekteconcept Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door J.W.M. van der Meer, hoogleraar Algemene interne geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen 28 februari 2005 Veroudering bestaat niet Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door A. Hofman, hoogleraar epidemiologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam 4 maart 2005 Uitreiking Beijerinck Premie Uitreiking van de Beijerinck Premie (50.000 euro) tijdens het Dutch Annual Virology Symposium 9 maart 2005 Aanbieding visiedocument ‘Wetenschap en techniek in het basisonderwijs’ W.J.M. Levelt, president knaw, biedt het visiedocument getiteld Wetenschap en techniek in het basisonderwijs aan aan het Platform Bèta Techniek 14 maart 2005 Boven, onder, links, rechts: over de oriëntatie van Mondriaans schilderijen Lezing voor de Afdeling Letterkunde door C.H. Blotkamp, hoogleraar Kunstgeschiedenis van de nieuwste tijd aan de Vrije Universiteit Amsterdam 14 maart 2005 De Status van Antropologische Kennis Lezing voor de Afdeling Letterkunde door P.T. van der Veer, hoogleraar Godsdienstwetenschappen aan de Universiteit Utrecht 16 maart 2005 Installatie leden van De Jonge Akademie Presentatie plaats van de eerste veertig leden van De Jonge Akademie. 17 maart 2005 Hoe betrouwbaar is het beeld? Bijeenkomst over de betrouwbaarheid van het beeld door de Commissie Wetenschap en Kunst van de knaw
21 maart 2005 Bayes en beleid Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door P.M.R.J.O. Dewilde, hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft en wetenschappelijk directeur ict Delft Research Centre
25 april 2005 Agrobacterium tumefaciens: van plantpathogeen tot genvector en eiwittherapeut Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door P.J.J. Hooykaas, hoogleraar Genetica aan de Universiteit Leiden
21 maart 2005 Nieuwe inzichten in de elektrofysiologie van boezemfibrilleren en de ontwikkeling van veilige anti-aritmica Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door M.A. Allessie, hoogleraar Electrofysiologie aan de Universiteit Maastricht
25 april 2005 Uitreiking Van Walreeprijs Afdeling Natuurkunde reikt een tweejaarlijkse geldprijs van het Van Walree Fonds voor de beste journalistieke prestatie op het gebied van het medisch-wetenschappelijk onderzoek uit aan I.N. Wolffers
24 maart 2005 Uitreiking Descartes Huygensprijs De winnaar van de Descartes-Huygensprijs M.P. Pileni, hoogleraar aan de Universiteit Pierre & Marie Curie (Laboratoire des Matériaux Mésoscopiques et Nanométriques), Parijs, ontvangt de Descartes-Huygensprijs uit handen van P.C. van der Vliet, vice-president knaw 11 april 2005 De Europese Grondwet Lezing voor Afdeling Letterkunde de door R.H. Lauwaars, lid van de Raad van State en oud-hoogleraar Europees Recht, Universiteit van Amsterdam 11 april 2005 Muziek en schilderkunst in de Gouden Eeuw Lezing voor de Afdeling Letterkunde door L.P. Grijp, verbonden aan het Meertens Instituut knaw en bijzonder hoogleraar Nederlandse liedcultuur in heden en verleden aan de Universiteit Utrecht 11 april 2005 Installatie Akademiehoogleraren 2005 Installatie van de zes Akademiehoogleraren 2005 door W.J.M. Levelt, president knaw 14 april 2005 Jules Verne-avond Lezingen georganiseerd door de Commissie van Wetenschap en Kunst van de knaw in samenwerking met Maison Descartes 21 april 2005 – 22 april 2005 Early holocene climate oscillations-causes and consequences Akademiecolloquium georganiseerd door mw. J. Bos, IBED, en W. Hoek, Universiteit Utrecht 25 april 2005 Computersimulatie van biomoleculaire systemen, mogelijkheden en onmogelijkheden Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door W.F. van Gunsteren, hoogleraar Computerondersteunde chemie aan de Eidgenössische Technische Hochschule Zürich
2 mei 2005 – 4 mei 2005 Trust and Cooperation in online interaction Akademiecolloquium georganiseerd door C.C.P. Snijders van de Technische Universiteit Eindhoven 30 mei 2005 Verenigde Vergadering knaw Openbaar gedeelte van de Verenigde Vergadering met ondermeer de Jaarrede van de president knaw Rembrandts Offer van Abraham uit de Hermitage Lezing voor beide Afdelingen door H.W. van Os, emeritus hoogleraar Kunst en Samenleving aan de Universiteit van Amsterdam 7 juni 2005 – 10 juni 2005 Social Identity in Organizations Akademiecolloquium georganiseerd door N. Ellemers, K. Etty Jehn, F. Harinck van de Universiteit Leiden 13 juni 2005 Autochtonen, migranten en identiteiten in zuidoost-Italië in het 1e millennium v.Chr. Lezing voor de Afdeling Letterkunde door D. Yntema, hoogleraar Mediterrane archeologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam 13 juni 2005 Global history en de ‘canon’ van de Nederlandse geschiedenis Lezing voor de Afdeling Letterkunde door C.A. Davids, hoogleraar Economische en sociale geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam 15 juni 2005 Prijsuitreiking Casimir-Ziegler 20 juni 2005 Rekenen met acties en communicaties Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door J.W. Klop, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan de Radboud Universiteit Nijmegen
— 75 —
20 juni 2005 Experimentele technische ontwerpen voor de architectuur Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door A.C.J.M. Eekhout, hoogleraar Productontwikkeling aan de Technische Universiteit Delft en directeur Octatube Space Structures BV 21 juni 2005 Minisymposium ‘Judging research on its merits’ Minisymposium naar aanleiding van het verschijnen van het rapport Judging research on its merits van de Raad voor Geesteswetenschappen (rgw) en de Sociaal-Wetenschappelijke Raad 24 juni 2005 ‘Wetenschap te koop?’ Werkconferentie van de knaw Werkgroep Opdrachtonderzoek over haar advies Wetenschap op bestelling 4 juli 2005 Presentatie van het Old Frisian Etymological Dictionary Presentatie eerste exemplaar van de Old Frisian Etymological Dictionary aan F. van Oostrom, president van de knaw 29 augustus 2005 – 2 september 2005 Mixtec writing: historical development and social context Akademiecolloquium georganiseerd door M.E. Jansen, Universiteit Leiden 29 augustus 2005 – 1 september 2005 International Summer School of Brain Research ‘Hypothalamic Integration of Energy Metabolism’ Georganiseerd door nih-knaw 12 september 2005 Buiten de gebaande paden: de levens van ongehuwden en kinderlozen nader bekeken Lezing voor de Afdeling Letterkunde door mw. P.A. Dykstra, senioronderzoeker bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (nidi-knaw) en hoogleraar Verwantschapsdemografie aan de Universiteit Utrecht 14 september 2005 Duurzame energieconversie Conferentie georganiseerd door de Raad voor Technische Wetenschappen knaw 26 september 2005 De quantummeetkunde van ruimte en tijd Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door R.H. Dijkgraaf, hoogleraar Mathematische fysica aan de Universiteit van Amsterdam 26 september 2005 Bionanoscience: nanotechnologie voor de studie van structuur, dynamica en interacties van enkele biomoleculen Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door C. Dekker, hoogleraar Moleculaire biofysica aan de Technische Universiteit Delft — 76 —
6 oktober 2005 – 8 oktober 2005 Lipids moving center stage Akademiecolloquium georganiseerd door J.Holthuis en A.I. de Kroon, Universiteit Utrecht 10 oktober 2005 Geschiedenis in Italië: reflecties van een correspondent terug in Nederland Lezing voor de Afdeling Letterkunde door P.J. van Kessel, rustend correspondent van de Akademie en oud-vice-directeur van het Nederlands Instituut te Rome 10 oktober 2005 Accidituïtie in het recht Lezing voor de Afdeling Letterkunde door P. van Schilfgaarde, emeritus hoogleraar Privaatrecht aan de Universiteit Utrecht en advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek 17 oktober 2005 Eerste Boussinesq Lezing ‘Frontiers in Hydrological Research: Complexity and Organisation in Earth Systems’ Lezing van R. Bras (MIT) georganiseerd door Raad voor Aarde en Klimaat van de knaw 19 oktober 2005 Uitreiking Koninklijke Shell Prijs 2005 28 oktober 2005 Leescultuur onder vuur? Discussiebijeenkomst georganiseerd door de Raad voor Geesteswetenschappen van de knaw in samenwerking met de Stichting Lezen 31 oktober 2005 Knippen en plakken met moleculen Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door E.W. Meijer, hoogleraar Organische chemie aan de Technische Universiteit Eindhoven en voorzitter van het nwo Gebiedsbestuur Chemische Wetenschappen 2 november 2005 Discussiebijeenkomst ‘Cognitie & Creatie’ Bijeenkomst georganiseerd door de Commissie Wetenschap en Kunst van de knaw over de benadering van muziek, literatuur, poëzie en beeldende kunst vanuit de cognitie. 7 november 2005 – 9 november 2005 Biological Dynamics: from molecules to cells Conferentie georganiseerd door de Commissie voor Biochemie en Biofysica van de knaw 14 november 2005 knaw-Themabijeenkomst veiligheid. Grootschalige bedreigingen, overheid, wetenschap Themabijeenkomst met lezingen van B.J. Ale, W.A. Wagenaar, P. Winemius, P. van Vollenhoven
25 november 2005 ‘Visions of Hindu Kingship in the Twilight of Mughal Rule’ Dertiende Gonda-lezing door Monika Bohm-Tettelbach 8 november 2005 Nederland in beweging – aardobservatie, NAP, bodemdaling Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door P.J.G. Teunissen, hoogleraar Mathematische geodesie en puntsbepaling aan de Technische Universiteit Delft
19 december 2005 Directed Evolution of Enantioselective Enzymes Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door M.T. Reetz, buitenlands lid van de Akademie. Professor Reetz is directeur van het Max-Planck-Institut für Kohlenforschung en hoogleraar Organische chemie aan de Ruhr Universität. 19 december 2005 Rekenen aan het bezwijken van materialen en constructies Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door R.de Borst hoogleraar tuD/wetenschappelijk directeur EM
28 november 2005 Clinical Trials in de eerstelijnsgezondheidszorg Lezing voor de Afdeling Natuurkunde door J.A. Knottnerus, voorzitter van de Gezondheidsraad en hoogleraar Huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Maastricht 28 november 2005 Uitreiking Hollemanprijs Uitreiking van de de Hollemanprijs aan P.W.N.M van Leeuwen. 7 december 2005 De Gezichten van de Tijd De Jonge Akademie organiseert een symposium over het meervoudige karakter van de tijd. Ervaren alleen mensen het voorbijgaan van de tijd? 12 december 2005 Verlichting, Spinozisme of natuurrecht? Lezing voor de Afdelingen Natuur- en Letterkunde door Th.H.M. Verbeek. Vormt samen met de lezing van J.I. Israel over Spinoza, radical thought and the making of modernity op dezelfde dag een themavoordracht 12 december 2005 Spinoza, radical thought and the making of modernity Lezing voor de Afdelingen Natuur- en Letterkunde door J.I. Israel. Vormt samen met de lezing van Th.H.M. Verbeek over Verlichting, Spinozisme of natuurrecht? , op dezelfde dag, een themavoordracht 12 december 2005 Uitreiking Dr. Hendrik Muller Prijs voor de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Uitreiking van de Dr. Hendrik Muller Prijs voor de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen aan de hoogleraren marketing, Jan-Benedict Steenkamp en Michel Wedel. 12 december 2005 Conferentie Einstein en Europa Conferentie Einstein en Europa georganiseerd door de knaw in samenwerking met het Max-Planck-Institut für Wissenschaftsgeschichte in Berlijn en het Wissenschaftszentrum Nordrhein-Westfalen in Düsseldorf
— 77 —
Rapporten, publicaties en redactiecommissies
Door de knaw uitgebrachte achtergrondstudies, commentaren en rapporten 2005 Voorstudie verkenning Tissue Engineering. Raad voor Medische Wetenschappen (RMW). Cooperation between universities and pharmaceutical industry. New opportunities in drug research? Academy Committee for Chemistry (acc), Council for Medical Sciences (RMW). Wetenschap op bestelling. Over de omgang tussen wetenschappelijk onderzoekers en hun opdrachtgevers. knawwerkgroep opdrachtonderzoek Onderzoekers optimaal opgeleid. Advies over de Nederlandse onderzoeksopleiding. knaw-werkgroep onderzoekersopleidingen. Voorstudie Wetenschapsverkenning Duurzame Energieconversie. Werkgroep Onderzoek Duurzame Energieconversie, webpublicatie. The bleak future of antibiotics. Report on the special meeting of the Science Division of the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (knaw) held on Monday, 21 June 2004. Kruijff, B.E. de, Meer, J.W.M. van der, Noor, L.H.W. (eds.) New prospects in literary research. Harpham, G.G., Nünning, A., Hilberdink, K. (ed.). Raad voor Geesteswetenschappen (rgw), webpublicatie. Erop of eronder. Financiering van (bio)medisch wetenschappelijk onderzoek. Raad voor Medische Wetenschappen. Briefadvies aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (lnv) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ocw) inzake evaluatie van de Wet op de Dierproeven (wod). Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw). Van bouwsteen tot biosfeer. Biologische Raad, CD-Rom. Responsibilities of environmental research. Proceedings of a Conference at the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences on September 17, 2004, Amsterdam. Koeman, Jan H., Schiereck, Jan D. (eds.) Judging research on its merits. An advisory report by the Council for the Humanities and the Social Sciences Council. Council for the Humanities (rgw) and the Social Sciences Council (swr). — 78 —
Advies van de Taskforce Data Archiving & Networked Services (dans) aan de besturen van knaw en nwo / Advisory report by the dans Taskforce for the Boards of the knaw and nwo Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, webpublicatie. Wetenschappelijk onderzoek: dilemma’s en verleidingen. Tweede druk. Adviescommissie Wetenschap en Ethiek. Hoe groot kan klein zijn? How big can small actually be? Enkele kanttekeningen bij onderzoek op nanometerschaal en mogelijke gevolgen van nanotechnologie. Werkgroep gevolgen nanotechnologie. Voorstudie Verkenning Biowiskunde. Akademie Raad voor de Wiskunde Overig Heineken Lectures 2004. The Dr A.H. Heineken Prize for Medicine. Blackburn, E.H. Heineken Lectures 2004. The Dr A.H. Heineken Prize for History. Goff, J. Le Heineken Lectures 2004. The Dr H.P. Heineken Prize for Biochemistry and Biophysics. Fire, A.Z. Heineken Lectures 2004. The Dr A.H. Heineken Prize for Environmental Sciences. Levin, S.A. Jaarboeken en tijdschriften Akademie Nieuws, Nieuwsbrief over de Akademie en de Akademie-instituten, achttiende jaargang, nummer 81-85. Jaarboek 2005. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Levelt, W.J.M., Jaarrede 2005. Jaarrede van de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, uitgesproken tijdens de Verenigde Vergadering op 30 mei 2005, webpublicatie. Levensberichten en herdenkingen 2005. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Oostrom, F.P. van, Speech van de nieuwe president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Frits van Oostrom, bij de aanvaarding van het presidentschap op 30 mei 2005, webpublicatie.
Mededelingen van de Afdeling Letterkunde, Nieuwe reeks, jaargang 68, nummer 1-3. Verslag van de gewone vergadering van de Afdeling Natuurkunde, vol. 114, nummer 1-9. Indagationes Mathematicae, New Series, Volume 16, nummer 1-4. Overige publicaties Afdelingen Natuurkunde en Letterkunde Clement, A.A., Over Bach, boeken en barbaren. Muziek in het wereldbeeld van de Duitse barok. Davids, K., Global history en de ‘canon’ van de Nederlandse geschiedenis, mln 68:3. Freitas, J.A. De, Nijhof, B.S.J., Rojer, A.C., Debrot, A.O., Landscape ecological vegetation map of the island of Bonaire (Southern Caribbean). Hartog, J., Schooling as a risky investment, mln 68:2.
Redactiecommissies van de Akademie Redactiecommissie voor de publicaties van de Afdeling Letterkunde Redactiecommissie voor de publicaties van de Afdeling Natuurkunde Redactiecommissie geschiedenis van de wetenschap in Nederland Commissie geschiedschrijving knaw Commissie geschiedenis van de aardwetenschappen Commissie voor de uitgaven van de geschiedenis der Nederlandse rechtswetenschap Commissie voor zeegeschiedenis Commissie voor het corpus van Oud-Babylonische brieven Nederlands Comité voor het Repertorium Fontium Historiae Medii Aevi Redactiecommissies uai-projecten Commissie Union académique internationale Nederlandse Commissie voor het Corpus Vasorum Antiquorum Commissie van toezicht op het project Aristoteles Semitico-Latinus Encyclopedie van de Islam
Helvoort, T. van, De knaw tussen wetenschap en politiek. De positie van de scheikunde in de Akademie in naoorlogs Nederland. Heuvel, Ch. van den, ‘De Huysbou’ A reconstruction of an unfinished treatise on architecture, town planning and civil engineering by Simon Stevin. Hewett, M. (ed.), Jacobus Voorda: Dictata ad ius hodiernum. Lectures on the Contemporary Law, Volume I en II. Os, H. van, Rembrandts Offer van Abraham in de Hermitage, webpublicatie. Pollock, Sh., The ends of man at the end of premodernity. Kistemaker, R.E., Kopaneva, N.P., Meijers, D.J., Vilinbakhov, G.V. (eds.), The Paper Museum of the Academy of Sciences in St Petersburg c. 1725-1760. Introduction and Interpretation. Leeflang, P.S.H., Meten op markten, mln 68:1. Spruit, J.E., Chorus, J.M.J. Ligt, L. de, Corpus iuris civilis. Deel VII, Tekst en vertaling, Codex Justinianus 1-3. Aristoteles Semitico-Latinus project Akasoy, A.A., Fidora, A. (eds.), The Arabic version of the Nicomachean Ethics. ASL 17. Leiden: Brill. Watt, J.W., Artistotelian rhetoric in Syriac. Barhebraeus, Butyrum Sapientiae, Book of Rhetoric. ASL 18. Leiden: Brill.
— 79 —
— 80 —