Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
bron Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf. G. Theod. Blom., Amsterdam 1850-1860
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_klu003kluc01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
1
[Klughtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf]
Ziet, kind'ren! hier een vrouw, juist afgebeeld naar 't leven, Maar wie men eens den naam van GOEDSLOOF heeft gegeven, Omdat ze aan ieder kind het prenteboekje gaf, Waarin te lezen stond van 't aardig HONDJE BLAF.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
2
Hier zit hond BLAF, wiens lot en leven Men in dit boekje vindt beschreven.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
3
Grootje Goedsloof tast hier mis, daar er in de kast niets is.
Hondje BLAF loopt hard vooruit, Kwispelstaart, en blaft zeer luid, Omdat Grootje in alle hoeken Lekk're brokjes op gaat zoeken. Maar helaas! zijn middagmaal Was dien dag al bitter schraal; Want in schaaltjes, kast noch trommel Vond zij iets voor d' armen drommel.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
4
Grootje schrikt op dit gezigt: Blaf ligt met zijn oogjes digt.
Toen nu Grootje voor den hond Niets in kast of hoeken vond, En hij in een dag of wat Niet-met-al gegeten had, Liep zij spoedig naar een bakker, En kocht eten voor den stakker: Kwam terug met krentebrood! Maar te laat - hond BLAF lag dood.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
5
Grootje, weer naar huis gekeerd, ziet, dat niets haar hondje deert.
Daar de hond zoo stil daar lag, En men niets bewegen zag, Ging Vrouw GOEDSLOOF zonder dralen Een fraai kistje voor hem halen, Schoon versierd met ring en knop Met zijn naam en van er op. Zonder 't allerminst gedruisch Stapt zij met dit kistje in huis Doch wie kwam haar 't eerst begroeten?.... BLAF sprong vrolijk om haar voeten.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
6
Blaf, dien ge aan het venster ziet, rookt een pijp, maak - 't smaakt hem niet.
Grootje, gansch en al verblijd, Zong een liedje uit d' ouden tijd, En, om 't hondje te trakteren, Ging zij ras een bot'ram smeren, Voegde er bij een stukje pens, Toen had BLAF het naar zijn wensch; Maar voor 't goed, aan hem verrigt, Blies hij rook in haar gezigt.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
7
Blafje, moê van 't straatgewoel, rust in grootje's leuningstoel.
Pas had Grootje BLAF beknord En BLAF menig traan gestort, Of zij liep ras op haar muilen, (BLAF had dorst van al het huilen) Naar het wijnhuis heen met zwier, Kocht een glas van 't beste hier, En schonk BLAF het schuimend nat, Die bedaard in d' armstoel zat.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
8
Blaf, met 't bier regt in zijn schik, staat of 't hoofd een oogenblik.
Daar BLAF het bier zoo lekker vond, Liep hij van blijdschap blaffend rond, En stak, o wonder boven wonder! Zijn pootjes boven, 't kopstuk onder, En bleef zoo staan een tel of zes; Totdat zij met een volle flesch Hem paaide, om langer niet te staan, Maar op zijn voetjes voort te gaan.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
9
Terwijl ons Grootje gaat om fruit, speelt hondje Blaf wat op de fluit.
't Gehoorzaam hondje gaf gehoor, En Grootje zei, dat hij daarvoor Van haar wat lekkers kon begeeren: Beleefdlijk vroeg hij appels, peeren En kanteloep of and're fruit. En pas was Grootje daarom uit, Toen hij de fluit in handen nam, En speelde, tot zij wederkwam.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
10
Hondje Blaf, dat wijze dier, rijdt hier paardje voor pleizier.
Als verstomd door 't spel der fluit, Nam ons Grootje ras 't besluit Om voor BLAF een pak te koopen, Rood fluweel met fraaije knoopen; Dat zou hem zeer deftig staan. Maar toen zij naar huis zou gaan, Zag zij hem met deftigheid Rookend rijden op een geit.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
11
't Hondje, dat op 't geitje zat, komt in huis en voert de kat.
't Pakje stond hem fraai en goed, Maar hond BLAF ontbrak een hoed. 't Moest een hoedje zijn met veeren, Om er meê te paradeeren; Dat ons Grootje dan ook kocht; Maar toen zij naar 't hondje zocht, Trof ze 'm eindelijk met de kat, Die hij stil te voeren zat.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
12
Daar Blaf 't hoedje sierlijk vond, sprong hij vrolijk er meê rond.
Nu ontbrak, naar 't oud gebruik, Nog aan BLAFJE een staartparuik, Om 't toilet te doen brilleeren, Even als van groote heeren! Grootje had er aan gedacht, En een pruikje meêgebragt, Dat, zoo fraai gekruld als net, Hem deed dansen van de pret.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
13
Blaf, gepruikt naar d' ouden trant, leest regt deftig in de krant.
Met bril en pruik fraai opgeknapt, Was BLAF ras op een bank gestapt, Het nette rokje aan 't lijf geschoten, En hield juist in zijn beide pooten Een lange pijp en een courant, Toen Grootje van een and'ren kant Vlug aan kwam loopen, met een paar Gelakte schoenen, kant en klaar.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
14
Blaf draait ijv'rig 't spinnewiel van de goede brave ziel.
BLAF ontbrak een hemdje alleen, En terstond ging Grootje heen Naar den wijdberoemden winkel 't Fraaije magazijn van SINKEL; Kocht een hemdje, fraai geplooid, En met lubben opgetooid, Keerde weêr, toen BLAF zeer rad, Wakker aan het spinnen zat.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
15
Blaf, die zeer hoovaardig was, kijkt hier in het spiegelglas.
Toen BLAF trotsch voor den spiegel trad, En zag, dat hij geen kousen had, Toen maakte hij een schriklijk leven; Zoodat, om hem zijn zin te geven, Ons Grootje GOEDSLOOF hem een paar, Zeer fijn gebreid van kemelshaar, Ook nog bij al het and're gaf: En daarmeê liep de grap nu af.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
16
Blaf, gekleed gelijk een zot, drijft met Grootje nu den spot.
BLAF buigt zich deftig op en neêr Voor Grootje GOEDSLOOF, als een heer, En maakt de grootste komplimenten Maar denkt daarbij: och! kool met krenten! 't Gaat hier zoo als men dikwijls ziet, Piet fopt er Jan, en Jan fopt Piet, Maar Grootje nam 't in ernst toch aan, En bleef heel deftig voor hem staan.
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf
17
Ach! Pierlala ligt in de kist met beî zijn billen bloot, en Grootje Goedsloof treurt en klaagt, want Admiraal is dood!
o Jerum! o Jerum! riep Grootje wanhopend: Daar ligt hij nu happa, die gister was loopend Zoo dood als een piertje, die gist'ren nog sprong, Die gist'ren, o jerum! nog speelde en nog zong! Vaarwel dan, mijn BLAFJE! vaarwel dan, mijn ventje! 'k Vereer uw persoontje dit fraai, monumentje: 'k Bestrooi het met bloemen vol geur en vol kracht: Vaarwel dan, mijn beste! vaarwel! goeden nacht!
Kluchtige tafereelen van Grootje Goedsloof met haar aardig hondje Blaf