Herhaling?
Van Henk Doppenberg verschenen ook: Getrouwd met voetbal In de Wissel Voetbalvrienden Ons hondje Jacky
Herhaling ISBN: 978-94-6203-086-2 © 2015 Henk Doppenberg Uitgeverij: Boekenbent Vormgeving: Teunet E. Knoppert Informatie:www.henk-doppenberg.nl
Niets uit deze uitgave mag zonder bronvermelding worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm en of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Herhaling?
Onbestemde gevoelens ’Tom, het is half acht geweest hoor. Je moet er nodig uit. Straks ben je te laat op school.’ ’Bel maar dat ik niet kom, want ik ben ziek. Volgens mij heb ik griep.' 'Is het erg? Als je niet naar school gaat, kun je vanmiddag ook niet trainen. Dat weet je hè?' ’Natuurlijk kan ik wel naar NEC. Tegen die tijd ben ik al lang weer beter.' ’Hoe weet je dat? Ben je soms niet echt ziek?' ’Mens, hou alsjeblieft op met je gezeur. Ik heb een vreselijke pijn in mijn hoofd en ben hartstikke misselijk. Denk je dat ik voor mijn lol al een paar keer heb overgegeven?’ ’Ik ben je moeder en geen mens.’ ’Ga nu maar weg. Des te eerder ben ik opgeknapt.’ Nel besluit niets meer te zeggen, want Tom is de laatste tijd namelijk nogal prikkelbaar en kan om niets soms vreselijk tekeer gaan. Niet dat ze daar bang voor is, maar ze heeft nu eenmaal een hekel aan ruzie. Aan zijn spierwitte gezicht, kan ze trouwens wel zien dat hij ziek is en daarom krijgt ze ondanks zijn grote mond toch medelijden met hem. 'Zal ik je even instoppen? Dan kun je in ieder geval nog een paar uurtjes slapen.' Zijn moeder in de buurt, is echter wel het allerlaatste wat Tom wil. Daarom trekt hij vliegensvlug het dekbed over zijn hoofd en begint hij nog harder te schreeuwen. ‘Schiet je nou op met je gezeur of niet. Ik ga me steeds beroerder voelen door dat geprevel van jou.' Nel schrikt enorm van Toms woeste uitval, maar nog veel meer van de gigantische bierlucht die om hem heen hangt en daarom begint ze panisch te krijsen. 'Je stinkt naar bier. Ben je daar soms ziek van? Jongen, pas toch op. Je verprutst er niet alleen je school mee, maar ook je voetballen hoor. Is dit de eerste keer dat je te veel hebt
gedronken of doe je dat wel vaker?’ Helaas voor Nel werkt haar geschreeuw alleen maar averechts, want Tom wordt nu helemaal witheet. ‘Rot op, ouwe zeur. Ik heb niet teveel gedronken, maar ben gewoon beroerd. Straks zei ik trouwens ook al, dat je me met rust moest laten. Begin je doof te worden soms?' ’Ik hoor je geschreeuw heel goed, maar waarom doe je zo raar? Als je niet teveel gedronken hebt, is er niets aan de hand en kun je toch ook normaal praten?' Omdat ze nu echt wil weten wat er aan de hand is, probeert ze het dekbed van Tom af te trekken. Dit had ze alleen beter niet kunnen doen, want hij geeft er plotseling een enorme ruk aan waardoor ze bijna bij hem op bed valt. Ze schreeuwt het dan ook uit van schrik, maar dat helpt haar niets. De jongen is namelijk snel op zijn buik gerold en reageert nergens meer op. Hoewel Nel beseft dat hun gesprek hierdoor echt voorbij is, blijft ze toch nog even bij het bed staan. Het idee dat Tom wat drinken betreft zijn vader achterna gaat, heeft haar namelijk enorm bang gemaakt. Al neemt ze zich voor om er niet een te groot drama van te maken. Het kan namelijk best zijn dat het een incident is geweest, want ze heeft hem immers nog nooit eerder zo aangetroffen. Ondanks dat ze Tom nog heel veel wil vragen, gaat ze toch maar naar beneden en daar zitten Rob en Kim al met nieuwsgierige gezichten aan de ontbijttafel op haar te wachten. Ze hebben het geschreeuw natuurlijk gehoord en zijn dus heel erg benieuwd waar de ruzie over ging. Nel geeft ze alleen geen kans om wat te vragen. ‘We hoeven niet op Tom te wachten, want hij is ziek.’ ’Wat heeft hij dan en waarom schreeuwden jullie zo?’ ’Hij heeft griep.’ Kim kijkt haar moeder ongelovig aan, maar ziet in haar ogen dat dit iets is waar zij zich niet mee moet bemoeien en Rob ziet dit blijkbaar ook. Ze beginnen namelijk snel te eten en staan tien minuten later al op om naar school te gaan. Nel is dit keer blij dat ze zo snel vertrekken, want nu heeft ze tenminste de kans om even rustig na te denken. Al is dat heel moeilijk, want ze moet haar uiterste best doen
om haar spanningen in bedwang te houden. Ze heeft namelijk voortdurend het beeld van Toms dronken vader op haar netvlies en dat maakt haar vreselijk nerveus. Als haar ex-man niet zo’n drankprobleem had, zou ze zich ook zeker niet zo druk maken om Tom, want elke jongen springt immers wel eens uit de band. Nu is ze echter bezeten geraakt van een enorme angst dat haar zoon ook alcoholist wordt en daarom een goede toekomst wel kan vergeten. Toen zijn vader Kees echt veel ging drinken, ging het destijds immers heel snel bergafwaarts met hem. Hoewel ze de schrik nog lang niet kwijt is, probeert Nel na even toch weer wat positiever te denken. Vooral omdat het voor haar gevoel juist zo goed met Tom gaat. Natuurlijk is hij wel wat brutaler geworden, maar dat wijt ze aan zijn leeftijd. De jeugd is nu eenmaal een stuk mondiger dan vroeger en domweg gehoorzamen is er gewoon niet meer bij. Omdat ze verder eigenlijk niets over hem te klagen hebben, besluit ze na een tijdje om de situatie daarom niet erger te maken dan het is. Ze gaat het vanavond natuurlijk wel met Jan bespreken, maar besluit de jongen alle kans te geven om ook zijn kant van het verhaal te vertellen. Een foutje maken moet immers kunnen en zeker op zijn leeftijd. Als ze ineens op de klok ziet dat het al over half negen is, schrikt ze. Ze moet Tom namelijk nog ziek melden op school en besluit dit gelijk maar te doen. Wanneer ze even later de vriendelijke stem van de receptioniste hoort, wordt ze echter opnieuw overvallen door een enorm bang gevoel. 'Ik zal noteren dat Tom ziek is, maar moet u doorverbinden met de directeur. Hij wil namelijk graag een nogal belangrijke en vooral dringende zaak met u bespreken.’ Door deze mededeling raakt Nel licht in paniek en daardoor wacht ze met een bonzend hart af welke ellende ze zo te horen krijgt. Wanneer de directeur haar over Tom wil spreken, zal het immers vast niet positief zijn en al vlug blijkt dat haar vermoeden juist is. 'Goedemorgen mevrouw van Rooij. Ik wil het even met u over Tom hebben. Zoals u weet, heeft hij de laatste tijd nogal wat dagen verzuimd vanwege ziekte en dat kan natuurlijk. Omdat hij er steeds na één dag weer is en elke
keer griep heeft, vragen wij ons echter af of er niet iets anders met hem aan de hand is.' Nel raakt nu helemaal in paniek en is een moment bang dat ze onderuit gaat. Daarom neemt ze snel een slokje koud water en dat helpt wel iets. Al beseft ze dat het echte probleem hier natuurlijk nog niet mee opgelost is. 'Hallo mevrouw, bent u daar nog?’ Ze zou de verbinding het liefste verbreken, maar begrijpt dat de man op antwoord wacht en begint daarom na een kleine pauze toch te praten. 'Meneer de Vries, u vertelt mij iets nieuws. Mijn man en ik weten namelijk nergens van, want het is vandaag echt de eerste keer dit schooljaar dat Tom thuisgebleven is.' 'Dat meent u niet. Ondanks dat uw naam eronder stond, kwamen de briefjes waarmee hij steeds ziek gemeld werd dus niet van u. Hij heeft ze in ieder geval ook niet zelf geschreven, want daar hebben we nog op gelet.’ 'Dan zal iemand anders hem er wel mee geholpen hebben, maar wij in ieder geval niet.' 'Ik ben bang dat Tom een groot probleem heeft.' ’In ieder geval met ons. Ik zal hem er samen met mijn man namelijk streng over aanspreken, want ik wil precies weten waarom hij dit gedaan heeft. Is het goed dat ik u morgen bel, om te vertellen hoe het gesprek met hem is verlopen?’ ’Dat is prima. Hij krijgt hier op school natuurlijk ook straf, maar het lijkt me goed dat wij contact met elkaar houden.’ ’Tot morgen dan.’ ’Dag mevrouw van Rooij.’ Nadat Nel de verbinding heeft verbroken, zit ze een hele tijd voor zich uit te kijken en voelt ze haar zorgen met de minuut toenemen. Natuurlijk vanwege dat spijbelen, want op die manier krijgt Tom immers nooit een diploma en dat zou zonde zijn. De vraag waar hij die bewuste dagen is geweest en vooral wat hij heeft gedaan, houdt haar echter nog veel meer bezig. Ze is namelijk ontzettend bang dat zijn schoolverzuim iets met alcohol te maken heeft. Plotseling denkt ze er weer aan, dat Tom zich de laatste maanden regelmatig niet lekker voelde en ’s ochtends geen eten hoefde. Als ze dan vroeg wat eraan scheelde, zei hij
steevast dat hij te moe was om te eten. Volgens hem lag dat aan zijn studie die hem heel veel energie kostte en aan NEC, waar ze erg hard moesten trainen en tot op heden geloofde ze dat. Na vanochtend echter niet meer, want het lijkt haar nu veel aannemelijker dat de alcohol hem vaker parten heeft gespeeld. Al schrikt ze meteen weer van haar gedachten, want eigenlijk vindt ze het erg oneerlijk om de jongen nu al te veroordelen. Het is immers nog helemaal niet zeker, dat hij wat drinken betreft zijn vader achterna dreigt te gaan. Natuurlijk lijken ze qua karakter wel veel op elkaar, maar daarmee is zeker niet gezegd dat ze in alles hetzelfde zijn. Omdat ze weet dat alleen Tom kan vertellen wat er echt gebeurd is, besluit ze na een uurtje om een tijdje niet meer aan hem te denken en boodschappen te gaan doen. De frisse lucht zal haar goed doen en als ze thuiskomt, gaat ze dan wel weer bij haar zoon kijken. Ze heeft inmiddels besloten om hem, mits hij hersteld is, wel te laten gaan trainen. Hij lijkt immers al genoeg problemen te hebben en moet dus niet ook nog eens gedoe met NEC krijgen. Als hij zijn school verprutst, zou een opleiding als profvoetballer voor zijn toekomst namelijk erg belangrijk kunnen zijn. Als Tom tegen half twaalf wakker wordt, merkt hij gelijk dat hij geen hoofdpijn meer heeft en zijn maag weer aardig de oude is. Hij voelt zich daarom prima in staat om vanmiddag te gaan trainen, maar zit natuurlijk nog met het verbod van zijn moeder. Die was vanochtend namelijk zo stellig, dat ze volgens hem echt niet meer van mening verandert en met haar praten dus geen zin heeft. Omdat hij zaterdag wil spelen, kan hij zich vandaag echter niet ziek melden en daarom zal hij dus iets moeten verzinnen om weg te komen. Wanneer hij de achterdeur hoort dichtslaan, beseft hij meteen dat dit zijn kans kan zijn. Hij springt daarom snel zijn bed uit en rent naar het raam, waar hij zijn moeder nog net met de fiets aan de hand ziet weglopen. Ze gaat dus, net als hij al hoopte, naar het dorp om boodschappen te doen en daarmee geeft ze hem alle tijd om ongezien te vertrekken. Hij rent dan ook zo snel hij kan naar de
badkamer om zich te wassen, waarna hij in allerijl naar beneden vliegt. Gelukkig voor hem staat zijn tas met trainingsspullen al klaar, zodat hij direct naar buiten kan. Hij besluit om zo snel mogelijk naar Nijmegen te gaan, want daar loopt hij immers niet de kans om zijn moeder tegen te komen. Omdat hij haar onderweg naar het station natuurlijk ook liever niet wil treffen, neemt hij de weg om het centrum heen. Hoewel dit wel verder is, rent hij toch binnen een kwartier al het perron op en daar kan hij gelijk instappen. Als de trein een paar minuten later begint te rijden, beseft hij dat zijn plan is gelukt en gaan zijn gedachten terug naar gisteravond in de Zaak, Hij zit daar tegenwoordig bijna elke dag en dit kost natuurlijk aardig wat geld. Veel meer dan hij als scholier kan betalen, maar daar heeft hij iets op gevonden. Hij doet er namelijk sinds een tijdje allerlei klusjes en daar krijgt hij consumptiebonnen voor. Hierdoor kan hij voor weinig geld toch de hele week flink drinken en komt hij steeds vaker aangeschoten thuis. Gisteravond is het echter voor de eerste keer vreselijk uit de hand gelopen, maar dat kwam door Esmee. Toen hij even binnen was, kwam ze namelijk naar hem toe met een biertje en daar bleef het niet bij. Toen ze over voetbal begon, bleek het namelijk heel erg tussen hen te klikken en was hij al snel tot over zijn oren verliefd op haar. Omdat hij zich niet kon voorstellen dat zij ook iets voor hem voelde, schrok hij hier echter eerst behoorlijk van. Alleen niet voor lang, want ze liet al vrij vlot merken dat de liefde wederzijds was en op een meer dan overduidelijke manier. Hierdoor is het een onvergetelijke en vooral hartstochtelijke avond geworden. Vooral als ze op de dansvloer stonden en daar hun gevoelens de vrije loop lieten. Soms werd het zelfs zo heftig, dat ze geen enkel besef meer van de muziek hadden en elkaar minutenlang alleen maar vol passie zoenden. Naast de liefde, liet Esmee ook het bier rijkelijk vloeien. Zij zorgde er namelijk voor, dat hij geen moment met een leeg glas zat en moedigde hem zelfs diverse keren aan om toch vooral door te drinken. En volledig in de ban van zijn
bloedmooie vriendin, deed hij zijn uiterste best om haar tevreden te stellen. Vooral omdat hij dit keer geen seconde op zijn geld hoefde te letten, want ze stond erop dat alles op haar rekening werd gezet. Natuurlijk kon hij dit enorme drinktempo niet de hele avond volhouden en werd hij heel langzaam, gigantisch dronken. Al merkte hij hier binnen nog niets van en ook buiten bij het afscheid nemen viel het heel erg mee. Vanaf het moment dat hij op zijn fiets stapte totdat hij vanochtend met een knallende hoofdpijn en hondsberoerd wakker werd, weet hij echter niets meer. Wat er gebeurde toen zijn moeder hem kwam wekken, is hij natuurlijk nog niet vergeten en daarom beseft hij dat hij vanavond wel wat te horen zal krijgen. Als hij hier even over nadenkt, besluit hij om zijn moeder en Jan zoveel mogelijk gelijk te geven. Zeker als ze over het spijbelen beginnen, want dat zullen ze van school wel verteld hebben en valt dus toch niet meer te ontkennen. En dat hij er vanmiddag tussenuit is geknepen natuurlijk ook niet. Hij weet alleen nog niet of hij gaat toegeven dat hij echt dronken is geweest, want ze hebben hem immers geen van beide zien thuiskomen. Als hij zegt dat hij drie of vier biertjes heeft gehad en ziek is geworden van de bitterballen, zullen ze hem dus waarschijnlijk wel geloven. Vooral omdat ze zelf niet drinken en daarom weinig of geen ervaring met dronkenschap hebben. Verder lijkt het hem ook wel goed om over zijn relatie met Esmee te vertellen. De meeste jongens worden namelijk veel rustiger als ze een meisje krijgen, dus is de kans groot dat ze daar erg blij mee zijn. Ze hoeven zich trouwens echt geen zorgen over hem te maken, want hij slaagt op zeker voor zijn examen en dat contract bij NEC komt er ook. Daar heeft deze ene dronkenschap immers niets mee te maken. Hij hoopt alleen dat Jan zich er vanavond niet teveel mee bemoeit, want hij kan de laatste tijd namelijk heel weinig van hem hebben. Dit komt vooral omdat hij hem steeds meer als een indringer gaat zien, die de plek van zijn echte vader in wil nemen. Dat zal hem trouwens nooit echt
lukken. Zeker niet, nu hij zijn grote voorbeeld van vroeger steeds meer begint te missen. Omdat zijn maag nogal leeg voelt en hij vandaag nog niets gehad heeft, is hij blij als ze in Nijmegen zijn en hij ergens iets kan eten. Hij gaat dan ook gelijk de eerste de beste snackbar in die hij tegenkomt. Om niet weer misselijk te worden, besluit hij echter dit keer geen vette hap maar twee broodjes ham en een glas melk te nemen. Hoewel hij dit door de naweeën van de drank nog niet gemakkelijk naar binnen krijgt, bekomt het hem toch vrij goed. Daarom loopt hij een kwartiertje later, voor zijn gevoel weer zo fris als een hoentje richting de Waalkade. Daar vindt hij na wat zoeken een heerlijk beschut plekje, waar hij in het zonnetje gaat zitten. Door zijn slechte nachtrust, lukt het hem ondanks de lage temperaturen alleen niet om wakker te blijven. Hij valt zelfs zo vast in slaap, dat hij pas tegen tien over vier wakker schrikt en zijn uiterste best moet doen om niet te laat bij NEC te komen. Door erg hard te rennen en zich extreem snel te verkleden, is hij echter nog precies op tijd. Als Wieringa, zijn trainer, hem het veld ziet opkomen, schudt hij wel een paar keer met zijn hoofd. Hij weet namelijk dat Tom er veel eerder kan zijn en vindt dit typerend voor de jongen zijn instelling van de laatste tijd . ‘Hé Tom, waarom ben je zo laat?’ ‘Waarom zou ik eerder komen?’ ‘Misschien omdat je me nu het gevoel geeft, dat je liever niet komt trainen dan wel.’ ‘Dat is eigenlijk ook zo, want de meeste trainingen van jou zijn doodsaai.’ ’Jij bent de enige die daarover klaagt, dus denk ik dat dit meer aan jou dan aan mij ligt.’ ‘Mij best. Volgend seizoen zien we elkaar toch niet meer.’ ‘Ga ja naar een andere club dan?’ ‘Nee, naar de A-selectie of in ieder geval naar Jong NEC of wil je soms zeggen dat ik daar nog niet aan toe ben? Zeg het maar gerust hoor, want dan ga ik namelijk snel op zoek naar iets anders.’
De trainer voelt dat dit een zinloos gesprek wordt en geeft daarom geen antwoord, maar besluit met de training te beginnen. Hoewel Tom aardig opgeknapt meende te zijn, voelt hij na een aantal minuten al dat zijn lichaam de alcohol nog lang niet kwijt is. In tegenstelling tot normaal, raakt hij namelijk geen bal goed en conditioneel is het vandaag helemaal niets met hem. Na tien minuten komt Wieringa daarom vragen of er iets met hem aan de hand is, maar die belangstelling wordt niet gewaardeerd. ‘Man, zeur toch niet zo. Heb je zelf nooit eens een mindere dag? Ik heb vandaag gewoon even tijd nodig om op gang te komen. Als ik warmgedraaid ben, gaat het vanzelf beter.’ ‘Je presteert de laatste tijd wel vaker minder en dat moet je zelf ook in de gaten hebben. Al heb ik je eerlijk gezegd nog nooit zo uitgeblust rond zien sjokken dan nu.’ ‘Ik ben de topscorer van het team en bijna wekelijks de grote uitblinker, dus vraag ik me af waar je over zanikt.’ Wieringa kiest opnieuw de verstandigste weg en loopt hoofdschuddend weg, maar Toms humeur wordt met de minuut slechter. Vooral als de ballen aan de kant gaan en ze met een duurloop starten. Omdat de trainer vanaf het begin naast hem komt lopen, meent hij namelijk dat dit speciaal is om hem te pesten. Binnen een paar minuten, begint hij zich daarom al af te reageren. ‘Hé Wieringa, waarom blijf je steeds bij mij in de buurt? Hebben die andere jongens soms minder aandacht nodig dan ik? Ik kan ook wel dom rondjes rennen zonder begeleiding hoor.’ ‘Kom jongen. Niet zo zeuren. Je wordt er door iedereen uitgelopen en voor een jongen met jouw capaciteiten lijkt dat nergens op. Heb je dus geen zin of is er wat anders?’ Tom zwijgt, maar wordt zo kwaad dat hij ondanks alles toch weet te versnellen en alsnog redelijk in de buurt van zijn medespelers eindigt. Zijn lol is er voor vandaag echter af en dat laat hij duidelijk merken ook. Het restant van de training zegt hij namelijk geen woord meer en zijn gezicht blijft voortdurend op zwaar onweer staan. Al heeft dit nog een reden, want zijn pijp is onderhand zo leeg, dat hij zijn ene been amper meer voor
het andere kan krijgen. Natuurlijk valt Wieringa dit op en daarom komt hij na de training toch weer vragen wat er is. 'Nu moet je me toch eens vertellen waarom het vandaag zo slecht met je ging. Als er iets is of als ik je ergens mee helpen kan, dan hoor ik het graag. Als het morgen weer zo slecht met je gaat, kun je namelijk beter thuisblijven.’ Tom is niet van plan om te vertellen dat hij dronken is geweest en verzint daarom vlug een smoes. ‘Ik voel me een beetje grieperig.’ ‘Dat kan, maar ben je al langer niet goed dan? In dat geval kun je namelijk beter even naar de dokter gaan. Je kunt immers ook best echt iets mankeren.' De jongen reageert meteen weer ontzettend geprikkeld. ‘Het valt allemaal heel erg mee, maar jij hebt altijd wat te zeuren. Elke training loop je continu op me te letten en tijdens de wedstrijden krijg ik alleen maar kritiek. Ik begin daarom steeds meer te geloven dat je een hekel aan me hebt. Vooral omdat ik veruit de beste speler van het team ben en jullie in mijn eentje kampioen maak.’ ’Ik heb echt niets tegen je, maar verder sla je de spijker volledig op zijn kop. Je bent namelijk absoluut onze meest talentvolle speler, maar het probleem is dat je de laatste tijd veel minder laat zien dan je echt kunt. Dat is hartstikke jammer, want daardoor ben je stil komen te staan in je ontwikkeling. Laat me je daarom alsjeblieft helpen en vertel het me als er iets is, want dit gaat niet goed zo. Nu elke wedstrijd de beste speler zijn, zegt namelijk helemaal niets. Het gaat erom, dat je over een aantal jaar in het eerste van NEC staat en dat gaat je op deze manier niet lukken. Dit is trouwens niet alleen mijn mening, maar zo denken alle trainers er hier over.’ Tom is vuurrood geworden van woede en overweegt een paar momenten om weg te lopen. In zijn ogen gaat Wieringa namelijk veel te ver, want hij is tenslotte maar trainer van NEC A1 en wat stelt dat nu uiteindelijk voor. ‘De enige reden die ik me kan bedenken dat het minder met me gaat, is dat ik door jouw gezeur mijn voetbalplezier totaal verloren ben. Je zult het je waarschijnlijk niet kunnen voorstellen, maar het is namelijk echt niet leuk om steeds
het pispaaltje te zijn. En dan vooral, omdat het zo verschrikkelijk onterecht is.’ ‘Ik kan je wel complimenten geven voor wat je goed doet en je minpunten vergeten, maar dan word je nog veel luier. Verder moet je mijn aanmerkingen niet zien als kritiek, want ik wil je alleen helpen. Als ik niets meer zeg is het veel erger, want dan heb ik er namelijk geen vertrouwen meer in dat het ooit nog wat wordt met je. Wat mij betreft kun je wel gaan douchen, maar doe mij en vooral jezelf een lol en denk nog eens over mijn woorden na.’ Hoewel Tom het totaal niet met Wieringa eens is, besluit hij niets meer te zeggen en naar de kleedkamer te lopen. Discussiëren met die man heeft immers toch geen zin en die andere trainers hier blijken er trouwens ook niets van te begrijpen. Hij is namelijk de enige speler van NEC A1 die de Nederlandse top haalt, maar blijkbaar denken zij daar dus anders over. Omdat hij hierdoor voor zijn gevoel niets meer bij NEC te zoeken heeft, besluit hij om volgend seizoen naar een echte topclub te gaan. Die zullen namelijk ongetwijfeld wel belangstelling voor hem hebben. Hij zou voor dit soort zaken eigenlijk een zaakwaarnemer moeten hebben, maar waar vindt hij zo’n man? Ja zijn vader zou het kunnen, maar die is er niet. Het is echter wel een goede reden om hem nu echt weer eens op te zoeken, want dat wil hij immers al veel langer. Natuurlijk zullen zijn moeder en Jan dit niet goed vinden, maar dat kan hem weinig schelen. Zijn vader vertrouwt hij tenslotte blindelings en dat kan hij verder, op Esmee na, van niemand zeggen. Het lijkt wel of vandaag alles fout gaat. Als hij bij het station komt, ziet hij zijn trein namelijk net vertrekken en daar baalt hij flink van. Niet dat hij zo graag naar huis wil, maar hier zitten wachten is ook niets en het gesprek met Jan en zijn moeder komt toch wel. Er zit echter niets anders op dan maar te accepteren dat het later wordt. Daarom gaat hij op een bankje zitten en is hij al gauw in gedachten verzonken over alles wat hem nog te wachten staat. Hij komt al snel tot de conclusie, dat er eigenlijk niets met zijn leven aan de hand is. Natuurlijk drinkt hij de
laatste tijd wel wat meer en zou hij op school beter zijn best kunnen doen, maar zo schokkend is dat niet. Hij heeft het immers allemaal nog heel goed in de hand en als hij dat straks rustig tegen zijn moeder zegt, zal haar gezeur best meevallen. Ze is immers altijd vrij naïef en zal hem dus vast en zeker op zijn woord geloven. Hij verwacht trouwens dat haar boze bui toch al wel behoorlijk gezakt zal zijn, want zo lang blijft ze normaal gesproken niet kwaad. Als hij een uurtje later thuiskomt, blijkt dat echter nogal tegen te vallen. Zijn moeder staat hem namelijk al op te wachten en haar toon belooft niet veel goeds. ‘Zo, ben je daar? Je begrijpt zeker wel dat je heel wat uit te leggen hebt? Waarom spijbel je zoveel de laatste tijd en ben je al vaker dronken geweest?’ ‘Ik geef toe dat ik de laatste maanden regelmatig heb gespijbeld en dat is natuurlijk niet goed, maar je overdrijft over het drinken. Natuurlijk drink ik soms een biertje, maar nooit meer dan een stuk of drie, vier. Dat ik ziek was kwam dus niet door de alcohol, maar alleen omdat ik er saté en bitterballen bij gegeten had. Ik wil nu trouwens graag naar bed, want ik ben ontzettend moe en wil heel graag slapen. Morgen moet ik immers weer naar school.’ ‘Nee, ik wil eerst met je praten en daarna kun je naar je kamer. Dat je moe bent is immers je eigen schuld en komt omdat je zoveel gedronken hebt. Dat verhaal over drie, vier biertjes is namelijk onzin, want die ruik je de volgende ochtend echt niet meer. Waar haal je verder trouwens het lef vandaan, om niet naar school maar wel midden op de dag naar Nijmegen te gaan? Als je nu nog gewoon de trein van drie uur genomen had.’ ‘Ik mocht van jou toch niet gaan trainen.’ ‘Vanochtend eerst niet, maar later leek het me toch beter om je wel te laten gaan. Ik wilde namelijk voorkomen, dat je ook nog eens moeilijkheden bij NEC zou krijgen. Voor ik dat tegen je zeggen kon, was je echter al vertrokken. Zonder mijn toestemming en dat neem ik je enorm kwalijk.' Omdat hij even van zijn moeders preek af wil zijn, loopt Tom naar de kamer. Dat helpt alleen niets, want ze komt hem direct achterna.
'Nou, waarom heb je gisteravond zoveel gedronken?’ ’Ik zei toch net al dat ik niet zoveel gehad heb.' 'Dat klets je, dus biecht maar op.’ Tom ziet aan de ogen van zijn moeder dat ze de zaak hoog opneemt en daarom beseft hij dat hij toch iets zal moeten vertellen. ‘Ik kwam in de Zaak een leuk meisje tegen en dat werd gigantisch gezellig. Helaas heb ik daardoor niet opgelet hoeveel ik dronk en dat was natuurlijk dom. Het is trouwens echt waar, dat ik er niet bij had moeten eten.’ ‘Goed, dan is dat uitgepraat. Tenminste, als het bij deze ene keer blijft. Andere vraag is, waarom je de laatste tijd zoveel hebt gespijbeld.’ ’Nogmaals ma, dat was dom van me. Ik vind het vreselijk saai op school, maar weet ook wel dat wegblijven niets oplost. Het zal niet meer gebeuren.’ ’Afgesproken, maar waar ben je al die dagen geweest?' Op deze vraag had Theo niet gerekend en daarom verpraat hij zich. ‘Meestal was ik in de Zaak. Een beetje schoonmaken en allerlei andere klusjes doen.’ ’Zat je steeds in die kroeg? Hoe vaak per week kom je daar? Toch hopelijk niet elke dag hè?’ ’Nee, dat valt erg mee. Soms ’s avonds en de dagen dat ik spijbelde dus. Om nog meer moeilijke vragen te voorkomen, besluit Tom maar niets over Esmee te zeggen. Als zijn moeder naar haar vraagt, kan hij uit verliefdheid echter ook niet over zijn meisje zwijgen. ‘Vertel eens wat over je vriendin?’ ‘Ze heet Esmee Post en werkt bij Ter Leeden.’ ‘Woont ze hier ook in het dorp?’ ‘Ja, ze heeft een appartement boven de winkel.’ Zijn moeder kijkt hem verbaasd aan. ‘Hoe oud is ze dan?’ ’Drieëntwintig.’ ’Dan is ze toch veel te oud voor je. Jij bent immers nog
maar een jochie en zij is een volwassen vrouw.’ Jan heeft zich top op heden nog steeds afzijdig gehouden, maar meent zijn vrouw nu te moeten steunen. ‘Ik ben het helemaal met je moeder eens.’ ‘Hou jij je er alsjeblieft buiten. Je meent wel dat je mijn vader bent, maar dan ben je niet. Bemoei je vanaf nu dus met je eigen zaken en laat mij met rust.’ Jan krijgt een verdrietige blik in zijn ogen en lijkt in elkaar te krimpen van ellende, maar Nel vliegt overeind. ‘Die woorden neem je terug.’ ’Nooit en als jij niet wil dat ik met Esmee omga, ga ik wel bij haar wonen.’ 'Ik zeg alleen dat ze veel te oud voor je is.' 'Dat maak ik wel uit, ma.' Omdat Tom ziet dat Jan en zijn moeder afkeurend met hun hoofd zitten te schudden, rent hij in blinde woede naar buiten. Daar besluit hij om voorgoed thuis weg te gaan, want bij Esmee is hij immers meer dan welkom. Als hij eraan terugdenkt hoe lief ze gisteren voor hem was, kan hij zelfs bijna niet wachten tot hij bij haar is. Hij moet zijn gevoelens echter nog even zien te bedwingen, want ze is niet thuis. Dit is een behoorlijke tegenslag voor hem, maar die is hij snel te boven. Als ze hier niet is, moet ze volgens hem namelijk in de Zaak zijn en daarom rent hij meteen door. In de kroeg wacht hem echter opnieuw een teleurstelling, want daar is ze ook niet en daarom gaat hij zwaar teleurgesteld weer naar huis. Nadat Tom woest de kamer is uitgerend, blijft het nog een hele tijd stil in huis. Jan en Nel zitten wel met een spierwit gezicht naar elkaar te kijken, maar weten geen van beide iets te zeggen. Ze waren al enorm geschrokken door alle commotie van vandaag, maar Toms uitbarsting heeft het nog veel erger gemaakt. Vooral door zijn vervelende opmerkingen tegen Jan en omdat Nel zich hier enorm schuldig over voelt, doorbreekt ze als eerste de stilte. ‘Denk maar niet meer aan wat Tom net zei, want dit meent hij niet echt en is hij morgen weer vergeten.’ ‘Ik denk dat je daar te gemakkelijk over doet. Hij heeft de
laatste tijd namelijk wel vaker laten merken, dat hij mij als de verdringer van zijn vader ziet.’ ‘Dat geloof ik niet, want hij is hartstikke gek op je.’ ’Vroeger ja, maar zijn houding naar mij toe is het laatste half jaar heel erg veranderd.’ Nel ergert zich enorm aan Jan zijn woorden. ‘Het valt me van je tegen, dat je zo over Tom praat.' ’Ik zeg niets verkeerds over hem. Hij laat merken wat hij denkt en dat is niet leuk, maar in ieder geval eerlijk. Plus dat ik het me ook wel van hem kan voorstellen. Kees is immers zijn vader en je kunt hen niet kwalijk nemen dat ze een sterke band met elkaar hebben.’ ’Toch krijg ik het idee, dat jij niet meer zoveel om Tom geeft dan vroeger en daar schrik ik vreselijk van.' ’Nel, het is onzin wat je zegt en dat weet je. Laten we de problemen nu op proberen te lossen en in ieder geval geen nieuwe meer veroorzaken.’ ’Nu ik weet hoe je over Tom denkt, is het misschien beter dat ik hem in het vervolg alleen opvoed.’ Jan kijkt haar geschrokken aan. ‘Hier doe je me ontzettend veel pijn mee, maar het is jouw beslissing en die heb ik te accepteren.’ ‘We kunnen er toch afspraken over maken? Het is namelijk ook weer niet zo, dat je helemaal niets meer over hem mag zeggen. Ik heb alleen liever niet dat er ruzie door komt.’ 'Ik wil niet negatief zijn, maar heb er weinig vertrouwen in om iets af te spreken. Voor mij is het namelijk heel helder. Jij wil niet accepteren dat de sfeer hier in huis veranderd is en daarom mag ik me niet teveel meer met Tom bemoeien. Omdat we getrouwd zijn en alles samen horen te doen, vind ik dat een flinke klap en daarom ga ik even naar de sporthal. Ik heb namelijk wel een tijdje nodig om dit allemaal te verwerken. Wacht dus maar niet op me, want het zou best wat later kunnen worden.' Als Nel de achterdeur dicht hoort slaan, beseft ze pas goed wat voor nare dag het vandaag is. Eerst vanochtend dat gedoe met Tom, toen straks die ruzie met hem en nu loopt Jan ook nog eens zwaar teleurgesteld de deur uit. Ineens moet ze weer denken aan haar huwelijk met Kees,
want toen waren dit soort dingen namelijk heel gewoon. Het verschil is, dat zij er toen nooit iets aan kon doen en het nu haar eigen schuld is. Ze had Jan immers nooit zo aan de kant mogen schuiven, want hij is altijd goed voor haar en de kinderen geweest en verdient dit dus niet. Ineens schrikt ze op uit haar gepeins, want ze hoort gerommel en gaat daarom nieuwsgierig kijken wie er is. Als ze door het raampje van de keukendeur ziet dat Tom binnenkomt, draait ze zich echter meteen om. Ze wil namelijk ten koste van alles een nieuwe ruzie voorkomen en laat hem daarom rustig naar zijn kamer gaan. Met een beetje geluk is zijn stemming morgenochtend weer wat beter en anders spreekt ze hem over een paar dagen nog wel een keer aan. Het belangrijkste is tenslotte dat hij niet weggebleven is en vannacht thuis slaapt. Jan is nu nog haar enige en steeds groter wordende zorg. Hij blijft namelijk veel langer weg dan ze had verwacht en daar maakt ze uit op, dat hij het voorval van straks nog niet heeft verwerkt. Hierdoor begint ze steeds meer spijt van haar woorden te krijgen en wil ze het liefste zo snel mogelijk naar hem toe om het weer goed te maken. Als hij er om tien uur nog niet is, trekt ze daarom haar jas aan en loopt ze naar buiten. Wanneer ze na een snelle wandeling de sporthal binnenloopt, is ze haar ergste zorgen meteen kwijt. Jan komt haar namelijk al tegemoet lopen en kijkt lang niet meer zo somber dan straks. ‘Er is toch niets gebeurd?’ ‘Nee, gelukkig niet. Ik miste je alleen en wilde je vertellen, dat ik heel veel spijt heb van wat ik vanavond zei.’ ‘Ik had niet weg moeten gaan, want daarmee los je niets op. Laten we maar even naar de kantine lopen voor een kopje koffie of iets anders.’ Dolgelukkig gaat Nel haar man achterna, maar na een minuutje of tien nemen haar zorgen weer langzaam toe. Ze merkt namelijk dat hij met geen woord meer over Tom wil praten, want elke keer als zij over de jongen begint, brengt hij het gesprek gelijk op iets anders. Dit vindt ze zo vervelend, dat ze eerst denkt om hier meteen het hem over
te beginnen. Een paar minuten later beseft ze echter, dat hij waarschijnlijk toch meer tijd nodig heeft om alles te verwerken dan hij wil toegeven. Daarom besluit ze het probleem voorlopig maar te laten rusten en hoopt ze dat het met een paar weken vanzelf weer beter gaat. Zeker als Tom een beetje aardig tegen Jan doet, zodat hij voelt dat de jongen het echt niet allemaal zo rot bedoelde. De volgende ochtend bij het ontbijt, doet Nel er alles aan om het Tom naar de zin te maken. Dit valt Rob en Kim zo op dat ze elkaar een paar keer veelbetekenend aankijken, maar de jongen zelf doet net of zijn neus bloedt. Als hij uitgegeten is, bromt hij namelijk alleen maar ‘tot vanmiddag’ en loopt hij zonder op of om te kijken de deur uit. Natuurlijk vindt Nel zijn houding vervelend, maar ze probeert zich er niets van aan te trekken. Ze is namelijk veel te blij dat ze niet weer ruzie hebben gekregen en als ze hem op deze manier in de watten blijft leggen, gaat hij zich na een paar dagen immers vanzelf weer beter gedragen. Tegen tien uur belt ze met een onzeker gevoel naar school. Ze weet namelijk dat de directeur Tom zal straffen en vindt ook dat hij dit heeft verdiend. Omdat ze bang is dat dit eerder een negatieve dan een positieve uitwerking zal hebben, besluit ze er echter toch alles aan te doen om hem vrijuit te laten gaan. Dat ze daar een beetje voor moet liegen, vindt ze geen probleem. ‘Mijn man en ik hebben hem hard aangepakt en een maand huisarrest gegeven. Daar baalde hij enorm van en daarom denk ik niet dat hij ooit nog spijbelt. Ik hoop dat u hier rekening mee wilt houden bij het bepalen van uw straf.’ ‘Mevrouw we hebben hier op school een vaste regel om het spijbelen aan te pakken en daar moet ik me aan houden. Tom heeft acht dagen verzuimd en die uren moet hij sowieso inhalen. Plus dat hij als straf nog twintig uur extra moet terugkomen, dus hij is voorlopig wel zoet.' Nel schrikt verschrikkelijk en doet nog een uiterste poging om haar zoon te helpen. 'Sorry meneer, maar Tom heeft weinig tijd. Hij moet namelijk vier keer per week naar NEC om te trainen. Dus heeft hij alleen vrijdagmiddag vanaf drie uur over.’
’Met dat voetbal heb ik natuurlijk niets te maken, maar ik zal niet kinderachtig zijn. Volgende week begint de kerstvakantie, dus dan heeft hij tijd genoeg om in ieder geval het grootste deel van zijn straf uit te zitten. De rest laat ik dan maar staan voor een volgende vakantie.’ Nel geeft het nog niet op. 'Zijn er dan wel leraren op school? Ik wil namelijk niet dat hij daar de hele dag alleen zit.’ 'Geen probleem mevrouw. Er zijn mensen genoeg en desnoods kom ik zelf een paar dagen.' Omdat Nel voelt dat verder praten niets meer helpt, beëindigt ze het gesprek. Ze blijft alleen wel met een zeer ontevreden gevoel zitten, want ze had haar zoon namelijk graag willen helpen en dat is helaas niet gelukt. Als Tom tegen half één thuiskomt om te eten, blijkt ook nog eens dat hij haar niet erg dankbaar is. ’Nou bedankt. Dat heb je keurig geregeld. Even de directeur bellen om me mijn vakantie door m'n neus te laten boren. Een leuke moeder ben je hoor.’ ’Ik vind het niet eerlijk dat je mij nu de schuld geeft, want als het aan De Vries had gelegen was de ramp nog veel groter geweest. Hij wilde je namelijk eerst voorlopig elke dag na schooltijd laten blijven en dan had je niet eens meer naar NEC gekund. Alleen omdat ik het daar niet mee eens was, heeft hij dat veranderd. Ik begrijp dat je baalt van je verloren vakantie, maar je mag me dus wel bedanken in plaats van zo lelijk te doen.' ’Stop maar met je mooie verhalen, want je hebt toch geen interesse in me. Jan, Rob en Kim krijgen alle aandacht en mij laat je stikken. Zo ging je vroeger ook met pa om en daarom snap ik heel goed dat hij van je is gescheiden.' ’Tom, je bent onredelijk.’ ’Kan me niets schelen. Ik hoef trouwens geen eten en na school ga ik samen met Esmee naar NEC. Reken er maar op, dat ik vannacht bij haar blijf slapen.’ ’Je weet dat ik het daar niet mee eens ben.’ ’Dan heb je pech, want ik doe het toch.’ Voor Nel iets kan terugzeggen, is Tom al met zijn sporttas de deur uitgerend en daarom blijft ze verbijsterd achter.
Ze beseft ineens, dat de jongen toch meer is veranderd dan ze tot nu toe heeft willen toegeven. Als ze over een eventuele reden nadenkt, is ze echter gauw klaar. Ze komt namelijk meteen bij Esmee terecht, want ze meent zeker te weten dat die vrouw een slechte invloed op hem heeft. Heel jammer natuurlijk, want een stabiele relatie zou nu heel goed voor hem zijn. De grootste vraag voor haar blijft, wat ze het beste kan doen om de jongen zoveel mogelijk op het rechte spoor te houden. Ze besluit er daarom vanavond na het eten toch maar weer met Jan over te beginnen. Als ze hem eerlijk vertelt dat ze niet weet hoe ze Tom alleen moet opvoeden, is hij immers vast wel bereid om te helpen. Al geeft hij alleen maar advies. Dat praten met de jongen doet ze dan zelf wel, want op die manier kunnen de heren immers ook geen onenigheid krijgen. Als Tom op het schoolplein komt, ziet hij een groepje jongens smakelijk staan lachen. Hij voelt meteen dat het om hem gaat en loopt daarom naar ze toe. Piet een grote sterke jongen heeft de meeste lol. ‘Hé Tom, heb je tegenwoordig iets met een griet uit het bejaardentehuis? Man, wat moet je toch met dat mens? Ze heeft al heel wat kerels versleten hoor.’ De jongen krijgt geen kans meer om nog wat te zeggen, want Tom geeft hem gelijk een enorme dreun op zijn neus. Hierdoor is de knaap eerst even verrast, maar dan slaat hij terug en ontstaat er een fel gevecht. Het duurt dan ook niet lang, voor beide kemphanen totaal onder het bloed zitten. De strijd is echter snel voorbij, want binnen een paar minuten zijn er twee docenten om de vechtersbazen uit elkaar te halen. Ze worden meegenomen naar de directeur, die de jongens eerst hun gezicht laat wassen en daarna wil weten waarom ze gevochten hebben. Tom is alleen niet van plan om hier ook maar één woord over te zeggen. 'Die ruzie is onze zaak, dus dat gaat u niets aan.’ ‘O nee? Ik denk het toch wel. Als twee leerlingen hier vechten, wil ik weten waarom dat is en ik ben die grote mond van je trouwens meer dan zat.’
‘U heeft pech, want van mij hoort u niets. Vraag het maar aan Piet. Misschien wil die sukkel wel iets vertellen.’ ‘Het is heel simpel. Ik wil het van jou horen en je blijft hier zitten totdat je me antwoord hebt gegeven. De school is open tot vanavond negen uur, dus we hebben tijd genoeg.’ ‘Ja, dat dacht u zeker zelf? Ik ga net als anders om drie uur naar huis, want om half vijf moet ik trainen.’ De directeur doet net of hij Tom niet hoort. ‘Ik doe de deur op slot en kom elk uur kijken of je zin hebt om te praten. Hier heb je mijn mobiele nummer voor als er iets dringends is en verder ga je maar huiswerk maken.’ Als de man de kamer uitloopt en de sleutel van de deur omdraait, beseft Tom dat hij opgesloten zit en dat maakt hem woedend. Hij weet daarom nu echt zeker dat hij niets over die ruzie zegt. Niet omdat hij zich schaamt, maar die De Vries hoeft toch immers niet alles te weten. Het zal trouwens allemaal best meevallen, want die vent wil hem natuurlijk gewoon bang maken en laat hem straks heus wel gaan. Om half drie blijkt echter dat hij te voorbarig is geweest. Als hij nog niets wil zeggen, draait de man namelijk met de woorden 'tot over een uur' de deur opnieuw op slot. De jongen beseft nu, dat hij zijn uitstapje met Esmee toch moet missen en daar baalt hij flink van. Hij had zich er namelijk net zo op verheugd, om bij NEC met haar te kunnen pronken. Zou er dan niets anders opzitten, dan De Vries zijn zin te geven en alles te vertellen? Ineens valt zijn oog op een half afgesloten raam, waar hij heel gemakkelijk doorheen kan. Als hij op de klok ziet dat het tien voor drie is, denkt hij daarom geen moment meer na en klimt hij naar buiten. Het is nu alleen nog zaak om ongezien weg te komen, maar ook dat lukt en daarom staat hij binnen vijf minuten al op straat. Daar stuurt hij eerst Esmee een berichtje dat ze hem niet op school maar een straat verder moet oppikken om daarna snel verder te lopen. Hij is er namelijk nog steeds niet echt zeker van dat niemand zijn ontsnapping heeft gezien en blijft daarom bang dat ze hem toch achterna komen. Hij is dan ook blij als hij even later de auto van zijn vriendin ziet naderen, want dat geeft hem immers de
zekerheid dat zijn vlucht is gezicht. Als hij vanuit de verte al ziet dat ze zich ook vandaag weer enorm opgedoft heeft, kan hij zelfs bijna niet wachten tot ze bij hem is. Eenmaal in de auto, denkt hij daarom geen moment meer aan school, maar neemt hij eerst uitgebreid de tijd om haar te zoenen. Voor ze wegrijden, vertelt hij echter eerst nog over de vechtpartij van straks. ‘Toen hij zei dat jij al zoveel vriendjes had gehad, vergat ik alles en heb ik hem behoorlijk op zijn gezicht geslagen.’ ‘Ach, wat lief dat je voor me gevochten hebt.’ Omdat Esmee haar armen opnieuw om hem heen slaat, voelt Tom zich het gelukkigste mens op aarde. Het trainen bij NEC kan hem daarom gestolen worden, maar daar denkt zijn vriendin anders over. ‘Kom, we moeten gaan. Het is tien voor half vier, dus we hebben onze tijd hard nodig.’ ‘We kunnen nog best even blijven staan, want het trainen begint tenslotte pas om half vijf.’ ‘Nee, we gaan. Het is ten eerste een aardig stukje rijden en je moet je tenslotte ook nog omkleden.' Tom voelt dat hij niets in te brengen heeft en besluit daarom maar toe te geven. ’Goed. Je hebt gelijk. We moeten niet te laat komen.’ Als ze na ruim vijftig minuten de parkeerplaats bij NEC oprijden, gaat alles precies volgens Toms plan. Ze komen namelijk gelijk aan met een paar van zijn medespelers, die Esmee nu meteen kunnen zien en merkbaar onder de indruk van haar zijn. Na op een overdreven manier afscheid van zijn vriendin te hebben genomen, loopt hij daarom trots met de jongens mee naar de kleedkamer. Daar beseft hij een enorme geluksvogel te zijn, want als prof gaat hij binnenkort veel geld verdienen en hij heeft iets met de mooiste vrouw van het land. Er is toch immers geen enkele jongen van zijn leeftijd die hem dat kan nazeggen. Wanneer hij het trainingsveld opkomt, is hij nog zo in de wolken dat hij meteen naar de kant rent waar Esmee zit. Als zijn trainer dit ziet, schudt hij een paar keer met zijn hoofd. Gezien haar erg vrouwelijke uitstraling en het verschil in
leeftijd, gelooft hij namelijk niet dat zij het juiste type voor hem is. Zeker omdat de jongen de laatste tijd toch al niet meer zo met voetbal bezig was, maar meer aan andere pleziertjes leek te denken. Het punt is alleen, dat hij niet goed weet of hij zich als trainer hiermee moet bemoeien. Normaal zou hij het zeker doen, maar nu twijfelt hij en dat komt vooral door hun gesprek van gisteren. Hij vermoedt namelijk, dat zijn bemoeienis voor nog veel meer ruzie zal zorgen en daar is hij niet op uit. Daarom besluit hij om maar contact op te nemen met de jongen zijn ouders. Zij willen immers ook graag dat hij prof wordt, dus kunnen ze samen vast wel een manier vinden om hem in het gareel te houden. Wanneer ze een paar minuten aan het trainen zijn, blijkt al dat de trainer zijn voorgevoel juist was. Tom is namelijk alleen maar met Esmee bezig en heeft zijn gedachten geen moment bij de training. Hierdoor gaat alles wat hij doet fout en is hij een storende factor voor de hele groep. Hoewel Wieringa zich hier enorm aan ergert, probeert hij toch om de jongen op een positieve manier te motiveren om er nog iets van te maken. Totdat hij hem voor de zoveelste keer om aandacht vraagt en Tom luid schreeuwt: ‘Man, hou alsjeblieft een keer je kop.’ De trainer blijft uiterst rustig, maar legt de training meteen stil en loopt vervolgens naar de jongen toe. ‘Ga je maar douchen en ik wil je eerste week niet meer zien. Je bent zaterdag dus geschorst. Voor je weer welkom bent, wil ik trouwens eerst een gesprek met jou en je ouders. Ik bel ze vandaag nog voor een afspraak.’ Tom zegt niets, maar rent met een kwaad gezicht naar de kleedkamer. Daar besluit hij om naar huis te gaan en nooit meer terug te komen. Als hij morgen naar FC Utrecht gaat, kan hij er vast en zeker direct terecht en heeft hij een veel betere club dan nu. Die Wieringa zal het zich nog wel eens kwalijk nemen, dat hij zo’n grote speler heeft weggestuurd. De club heeft hem immers hard nodig, maar dat is andersom absoluut niet zo. Hij stapt daarom fluitend onder de douche en als hij een half uur later buiten komt, wordt zijn stemming nog veel
beter. Esmee staat hem namelijk al op te wachten en na een heerlijke begroeting, lopen ze hand in hand naar de auto. Daar praten ze nog wel even over wat er is gebeurd, maar al snel neemt de hartstocht weer de overhand. Al blijkt dat Esmee het voetballen niet vergeet. ’Denk je dat ze je bij FC Utrecht gelijk aannemen?’ ’Dat hoop ik, maar ik weet het niet zeker. Mijn vader zou er eigenlijk bij moeten zijn, want hij kan zoiets wel regelen.’ ’Waarom ga je het hem niet vragen dan? Ik wil wel mee.’ ’Dat is lief van je. Ik zal mijn moeder om zijn nummer vragen en dan bel ik hem morgen zo snel als ik kan.’ ’Afgesproken. Hoor maar wanneer we naar Eindhoven kunnen komen en of hij soms mee wil naar FC Utrecht.’ ’Als ik hem gesproken heb, laat ik het je gelijk weten.’ ’Best’