De proeftuinkazerne en haar relatie met arbeidsveiligheid.
Scriptie voor het afstudeertraject 2010. Duncan van de Laar Haagse Hogeschool, integrale veiligheidskunde in samenwerking met de Veiligheidsregio Haaglanden.
Inhoud: Voorwoord
4
Samenvatting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.6.1 1.6.2 1.7 1.8 1.9 1.10
De Veiligheidsregio Haaglanden Probleemstelling Doelstelling Centrale vraag en deelvragen Verantwoording Technisch ontwerp onderzoek Onderzoeksstrategie Onderzoeksmateriaal Afbakening Randvoorwaarde Begrippenlijst Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De proeftuinkazerne 2.1 Inleiding 2.2 De verwachtingen 2.3 Best practice 2.3.1 Regio Amsterdam-Amstelland 2.3.2 Regio Zuid-Limburg 2.3.3 De NVBR 2.3.3.1 Innovatie Moed 2.3.3.2 De strategische reis 2.4 De burger
Hoofdstuk 3 Theoretisch kader 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3
Inleiding Theoretisch kader Leidraad warme RI&E Leren van fouten Maatschappelijke innovatie experimenten Conceptueel model
7 8 9 9 10 10 10 10 11 11 12 13
14 15 17 17 17 18 18 19 19
21 21 21 22 22 23
Hoofdstuk 4 Deelvraag A 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.4
mei ‟10
Inleiding De brandweer als organisatie Plichten van de werkgever uit de arbowet Plichten van de werkgever uit het arbobesluit en de arboregeling De brandweer als hulpverlener Conclusie
24 26 26 27 27 29
2
Hoofdstuk 5 Antwoord deelvraag B 5.1 5.2 5.3 5.4
Inleiding Organisatorisch Menselijk Conclusie
30 30 31 32
Hoofdstuk 6 antwoord deelvraag C 6.1 6.2 6.3
Inleiding Antwoord Conclusie
Hoofdstuk 7 Conclusie en aanbevelingen 7.1
33 33 34
Conclusie Aanbevelingen
35 37
Hoofdstuk 8 Slotbetoog
38
Bronvermelding
40
7.2
mei ‟10
3
Voorwoord Studeren zit dat er in dan?! Dat dacht ik zeker bij mezelf 4 jaar geleden. In september 2006 begon mijn avontuur. Ik heb ambities en wil binnen het prachtige vak van brandweer graag verder met mijn carrière. Uiteraard begin je niet zomaar aan een dergelijk avontuur. Thuis moeten ze er achter staan, maar ook bij de brandweer moet veel geregeld worden. Een tweede groot struikelblok is mijn dyslectie. Een HBO opleiding betekent veel lezen en schrijven en dat is nu net de beperking met dyslectie. Ik had voor mezelf 5 jaar uitgetrokken om mijn HBO diploma te behalen, en zie nu: Vier jaar verder en mijn scriptie ligt klaar om beoordeeld te worden. Er zijn veel mensen die een bijdrage hebben geleverd aan het afronden van mijn HBO opleiding. Als eerste wil ik mijn kanjer Clarinda bedanken voor al haar begrip, steun en inzet. In mijn periode van demotivatie was zij er om te zeggen dat ik door moest, dat ik niet zo moest zeuren want ik was er bijna. Tegen mijn twee dochters wil ik zeggen; Hang de vlag maar uit, en ja Yara papa zijn tas mag je aan de vlag hangen. Binnen de Veiligheidsregio Haaglanden wil ik een aantal mensen noemen. Als eerste Martin Evers, plaatvervangend regionaal brandweer commandant tevens directeur brandweerzorg. Hij was jaar vier mijn begeleider. Martin bedankt voor de open gesprekken, voor het spiegelen, de feedback en tijd die je in mijn ontwikkeling hebt gestoken. Daarnaast Mellanie Linde, commandant Zoetermeer. Mell, thanks voor alles. Maar vooral voor je vertrouwen in mij. Ik wil Ronald Jetten en Sven Verweij, bevelvoerders Stadshart bedanken voor de vele diensten zie zij voor mij hebben gedraaid waardoor ik op maandag naar school kon. Het gaf mij rust dat mijn ploeg op die maandagen in goede handen was. Mijn ploeg wil ik bedanken voor hun begrip en geduld. In de afgelopen vier jaar en vooral het laatste jaar was ik geregeld niet aanwezig. Jullie zijn een goed team en dat helpt als je wat vaker afwezig ben, thanks. Last but not less, Lucas de Lange, hoofd incidentbestrijding Zoetermeer, die mij op het spoor heeft gezet van dit onderzoek en Dennis van Paassen, arbocoördinator van de VRH. Nou, nu dan afstuderen en een feestje. Ik heb veel geleerd en ben gegroeid in doen en denken. Bas en Cees bedankt voor de samenwerking tijdens de opleiding. Carel bedankt voor de begeleiding en je vakkundig advies en colleges. Duncan van de Laar Den Haag, 17 mei 2010.
mei ‟10
4
Samenvatting De Proeftuinkazerne: Een veel gehoorde opmerking over de brandweer is dat zij slecht leert van gemaakte fouten. Dit komt in veel rapporten terug. Deze rapporten, vaak met als doel het leren van ongelukken tijdens incidenten, worden opgesteld door onze toezichthouders. In de afgelopen jaren is hier veel aandacht aan besteed. Ook binnen de Veiligheidsregio Haaglanden is veel op lokaal niveau gedaan om dit te verbeteren. Maar met leren van fouten alleen komt de brandweer er niet. Eén van de doelstellingen van de nieuwe organisatie is het vergroten van het innovatief vermogen en de innovatieve cultuur binnen de organisatie. Dat is echter makkelijk gezegd, maar minder makkelijk gedaan. Binnen de Veiligheidsregio Haaglanden is de afdeling “kwaliteit & innovatie” belast met het vergroten van het innovatieve vermogen van de brandweer Haaglanden. Om innovatie structureel in te bedden in de organisatie zal er een operationele brandweerkazerne belast gaan worden met het in de praktijk brengen en testen van innovaties. Deze kazerne, de “Proeftuinkazerne”, zal de maatschappelijke en technische innovaties gaan testen in de praktijk. Uit interviews met steakholders binnen de VRH komt naar voren dat er inhoudelijk niet veel verschil zit in de verwachting van innovatie. Een ieder verklaart innovatie op zijn eigen manier, maar uiteindelijk heeft een ieder hetzelfde doel voor ogen namelijk de doorontwikkeling van de brandweer op technisch maar zeker ook organisatorisch vlak. De één geeft aan dat innovatie vooral in en bij de tijd blijven is waarbij de ander de nadruk legt dat het “out of the box”denken van belang is. Binnen de brandweer wordt al langer gesproken over de noodzaak te komen tot vernieuwingen, omdat ook de brandweer zich zal moeten aanpassen aan veranderende omstandigheden in onze maatschappij. De NVBR onderschrijft deze noodzaak. Daarom heeft de NVBR in 2008 het project Innovatie Moed gestart, om zo het innoverende vermogen van de brandweer te vergroten. Het project is inmiddels afgerond, en de resultaten worden nu uitgevoerd. En haar relatie met arbeidsveiligheid: Voor de brandweer als organisatie geldt de hele arbowetgeving. Deze kaderwet met al haar besluiten, regelingen en regels geven een taakveld arbeidsveiligheid. Voor de brandweer als operationele dienst is een aantal instrumenten beschikbaar die de risico‟s in kaart brengen.
RI&E
Warme RI&E Arbocatalogus Vanuit de arbowet kan geen rechtstreekse link gemaakt worden met die besluiten en regels die van toepassing zijn op de warme kant van de organisatie. Wel zijn er instrumenten ontwikkeld die de risico‟s in kaart brengen en van daaruit maatregelen vastleggen die als doel hebben die risico‟s weg te nemen. Door het gebruik van de instrumenten zullen die regels en besluiten die van toepassing zijn op de arbowet in beeld gebracht worden en zal een plan van aanpak die maatregelen weergeven die nodig zijn om een arbeidsveilige werksituatie te creëren.
mei ‟10
5
Als we nu innovatie in beeld brengen schiet de RI&E tekort. Het is niet gedetailleerd genoeg om die risico‟s aan te geven die weer bij een specifieke innovatie hoort. Het is van belang om de risico‟s door middel van een risicoanalyse duidelijk in kaart te brengen en deze te bespreken met de medewerkers van de proeftuinkazerne. Hierdoor bereik je het bewustzijn van de medewerker dat het nemen van onnodige risico‟s niet nodig is. Door de medewerker zelf bewust te laten zijn van zijn arbeidsveiligheid kan de medewerker er voor zorgen dat zijn bewustwording over arbeidsveiligheid vanuit het Csysteem in de hersenen wordt geregeld. Door de bewustwording vanuit het X-systeem te verplaatsen naar het C-systeem is de medewerker zich meer bewust van de informatie en dus van zijn arbeidsveilighied. Dit kan gedaan worden door het kennisdomein arbeidsveiligheid in de eigen organisatie te ontwikkelen of extern in te huren. Met de vergroting van dit kennisdomein worden de restrisico‟s niet verwaarloosd maar actief betrokken in het gehele innovatieproces. Innovatie is iets wat moet, ook volgens de arbeidsinspectie (AI) en de inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV). De twee organisaties hebben een verschillende kijk op hun rol binnen innovatie bij de brandweer. Vanuit de wettelijke kaders valt op te merken dat de inspectie OOV meer de organisatie is die kijkt naar waar het beter kan. Zij doen dit gevraagd en ongevraagd. Veelal komt de onderzoeksvraag voort uit een ongeval tijdens het repressief optreden van de brandweer. De arbeidsinspectie is de sanctieorganisatie dat opereert vanuit wettelijke verplichtingen. Met name deze organisatie realiseert zich dat het aan de voorkant meedenken bij innovatie een directe spanningsboog creëert met de achteraf controle die zij dient te doen. Om te zorgen voor een arbeidsveilige werksituatie op de proeftuinkazerne is het wenselijk om het kennisdomein te koppelen aan het concept proeftuinkazerne. De complexiteit van de arbowetgeving geeft aanleiding tot deze conclusie. De rol van de arbeidsinspectie als toezichthouder hoeft in dit concept niet te veranderen. Zij kunnen hun controlerende en sanctionerende rol behouden. De inspectie OOV heeft de wens om verder aan de voorkant van het netwerk plaats te nemen als het gaat om innovatie binnen het brandweerveld. De rol van de inspectie OOV is anders dan die van de AI. Het is wenselijk om deze mogelijkheid vanuit de inspectie OOV te onderzoeken en verder uit te werken om gezamenlijk op te trekken op het gebied van innovatie in relatie tot arbeidsveiligheid. In de eigen organisatie van de Veiligheidsregio Haaglanden is momenteel de arbocoördinator verantwoordelijk voor de ontwikkeling en implementatie van het arbobeleid. De proeftuinkazerne zal een dusdanig specialistische rol verlangen van het kennisdomein arbeidsveiligheid dat het wenselijk is om hier los van de coördinator invulling aan te geven. Een innovatiecoördinator voor de proeftuinkazerne kan het kennisdomein ontwikkelen of het kennisdomein kan extern ingehuurd worden. Met deze kennis in de organisatie kan de AI zijn rol behouden.
mei ‟10
6
Hoofdstuk 1. 1.1
Inleiding
de Veiligheidsregio Haaglanden
Per 1 januari 2010 is de Veiligheidsregio Haaglanden een feit. De VRH is een samenwerkingsverband van negen gemeenten in Haaglanden op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. De gemeenten die deel uit maken van dit samenwerkingsverband zijn: Den Haag, Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer. De negen gemeenten werken in de VRH samen om zich voor te bereiden op het bestrijden van brand en ongevallen anders dan brand. Ook de voorbereiding op grote ongevallen, rampen en crisissituaties o.a door opleidingen en oefeningen valt onder de taak van de VRH. Ook voert de VRH het beheer en de organisatie van de regionale alarmcentrale van de brandweer en de centrale post ambulancevervoer. Bij de VRH werken hoofdzakelijk specialisten die hun kennis gebruiken om gemeenten te ondersteunen, te adviseren en de kwaliteit binnen de regio te bewaken. De taken die de VRH uitvoert komen uit de Wet Ambulancevervoer, de Brandweerwet 1985, de Wet Rampen en Zware Ongevallen, de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding en de Wet Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen. De directie van de Veiligheidsregio Haaglanden wordt gevormd door de Regionaal Commandant en de regionaal geneeskundig commandant. De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is geregeld in het directiestatuut. De VRH wordt bestuurd door de negen burgemeesters van de aangesloten gemeenten. De burgemeester van Den Haag, de heer Van Aartsen, is de voorzitter van het bestuur. De VRH bestaat uit twee onderdelen: de regionale brandweer en de GHOR. De organisatie van de regionale brandweer bestaat uit een afdeling centrale taken, de afdeling bedrijfsvoering en de operationele brandweerzorg binnen de lokale korpsen.
Cultuur & Leiderschap
Directie Regionaal Brandweer Stafbureau
Kwaliteitszorg & Innovatie
Directie Centrale Taken
Commandant Den Haag
mei ‟10
Commandant Delft-Rijswijk
Commandant Zoetermeer
Directie Brandweerzorg
Commandant Westland
Directie bedrijfsvoering
Commandant Leidschendam - Voorburg Wassenaar
Commandant PijnackerNootdorp
Commandant Midden Delfland
7
De regionaal brandweer commandant vormt samen met de hoofden centrale taken, operationele brandweerzorg en bedrijfsvoering, de directie brandweer. De lokale commandanten van de lokale korpsen vormen samen het Regionaal Managementteam (RMT) van de brandweer. In het managementteam maakt de regionaal commandant rechtstreeks afspraken met de lokaal commandanten en de hoofden risicobeheersing, bedrijfsvoering en operationele brandweerzorg over de uitvoering van de brandweerzorg. De diagonale afdeling “kwaliteit & innovatie” valt onder directe verantwoordelijkheid van de regionaal brandweer commandant. De afdeling K&I initieert, stimuleert en begeleidt innovaties binnen de organisatie. Hiervoor worden nauwe contacten onderhouden met het veld. Interne, landelijke en internationale ontwikkelingen, zowel mono- als multidisciplinaire, worden gevolgd en getoetst op meerwaarde en haalbaarheid binnen de eigen organisatie. Kwaliteitszorg, ofwel het zorgen voor de kwaliteit omvat veel gebieden. Kwaliteit is terug te vinden in alle processen en producten van een organisatie. Kwaliteitszorg is dan ook iets van ons allemaal. Probleemdefinitie Voor de afdeling brandweerzorg zal ik in het kader van mijn afstuderen een voorevaluatie houden over het onderwerp “De proeftuinkazerne”. Dit onderzoek zal zich richten op de mogelijke gevolgen voor de arbeidsveiligheid van de medewerkers van de proeftuinkazerne. Onderzocht zal worden of het mogelijk is om een proeftuinkazerne te hebben en daarbij binnen de regels van de arbeidsinspectie te blijven. Een gegeven en aanname is dat de brandweerzorg geleverd door de proeftuin TS minimaal hetzelfde niveau houdt. Dit onderzoek zal gebeuren onder supervisie van de directeur brandweerzorg de heer M. Evers. De opdracht komt vanuit de diagonaal “Kwaliteit & Innovatie”. Operationeel zal de proeftuinTS(TS= TankautoSpuit) in contact komen met de overige operationele TS‟en. Deze relatie is door mij erkend maar wordt in dit onderzoek niet uitgewerkt.
1.2
Probleemstelling
De brandweer verandert. Niet alleen als organisatie, ook de techniek en tactiek van het operationeel optreden is aan verandering onderhevig. Om deze verandering structuur te geven leeft er binnen de VRH de wens om een kazerne te belasten met innovatie en ontwikkeling. In de praktijk gebrachte innovatie en arbeidsveiligheid lijkt niet of slecht op elkaar afgestemd.
mei ‟10
8
1.3
Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek is het in beeld brengen van de mogelijk- en onmogelijkheden voor de medewerkers van de kazerne in relatie tot hun veiligheid tijdens het operationeel optreden van de brandweer. Dit zal gedaan worden door aanbevelingen te doen ter voorbereiding op een veilig operationeel optreden van de medewerker van de proeftuinkazerne. Onderzoeksmodel voor het onderzoek innovatie in relatie tot arbeidsveiligheid.
Theorie “leren van fouten” Risicoanalyse domein brandweerzorg
Verwachtingen proeftuinkazerne Analyseren IOOV Analyseren
Theorie “Maatschappelijke innovatie experimenten
Aanbevelingen innovatie irt arbeidsveiligheid
Conceptueel model Analyseren
Projectverslag inspectieproject brandweer
Theorie warme RI & E
1.4
Arbeidsinspectie Analyseren Proeftuinkazerne “best practice”
Centrale vraag en deelvragen
Om het doel van dit onderzoek te bereiken zal een centrale vraag gesteld worden. Bij de centrale vraag zal een aantal deelvragen geformuleerd worden. Deze vragen zullen uiteindelijk een beeld moeten geven over de veiligheid van de medewerker van de proeftuinkazerne. Vanuit het theoretisch kader worden de volgende centrale vraag en deelvragen geformuleerd; Welke maatregelen moeten er genomen worden om de arbeidsveiligheid van de medewerkers van de proeftuinkazerne te waarborgen?
Deelvragen:
a. Welke regels van de arbowetgeving zijn gerelateerd aan het operationeel brandweerwerk? b. Welke gevolgen heeft de proeftuinkazerne in relatie tot de arbowetgeving? i. Organisatorisch ii. Menselijk c. In hoeverre beïnvloedt de arbowetgeving de innovatiemogelijkheden van de brandweer?
mei ‟10
9
1.5
Verantwoording
Er gebeurt veel in brandweer Nederland. Binnen Haaglanden is per 1 januari jl. de Veiligheidsregio Haaglanden een feit. In de afgelopen decennia is door een aantal grote incidenten, vuurwerkramp in Enschede, cafébrand in Volendam, de druk op de brandweer toegenomen. Dit heeft veel verandering met zich mee gebracht. Niet alleen voor preventie en pro-actie maar zeker ook de repressie in de veiligheidsketen heeft een andere manier van werken en denken ontwikkeld. Toch blijft de brandweer achter lopen als het gaat om technische- en maatschappelijke innovatie. In deze achterstand moet verandering komen wil de brandweer van nu ook de brandweer van straks worden. Binnen de directie van de Veiligheidsregio Haaglanden leeft het voornemen om met innovatie meer te gaan doen. Dit wil zij doen door een operationele brandweerkazerne te belasten met het testen van innovatie in de praktijk, de proeftuinkazerne. Het begrip proeftuinkazerne is een goede stap in de richting van innovatie op micro- en macroniveau. Maar innovatie moet ook geregeld worden. Het kan niet zo zijn dat een bedrijf een nieuwe blusstof uitvindt en wij dat even in de praktijk gaan uitproberen, met alle mogelijke arbeidsonveilige gevolgen van dien. Hier zit de motivatie van dit onderzoek. Hoe gaan innovatie en arbeidsveiligheid samen. Partijen spreken elkaar soms tegen als het gaat om de invloed van arbeidsveiligheid in relatie tot innovatie. Met dit onderzoek zullen aanbevelingen gedaan worden die moeten zorgen voor zo arbeidsveilig mogelijke omstandigheden voor de medewerkers van de proeftuinkazerne.
1.6
Technisch ontwerp onderzoek
1.6.1 Onderzoeksstrategie In dit onderzoek wordt onder meer gebruik gemaakt van een literatuurstudie en halfgestructureerde interviews. De literatuurstudie zal gedaan worden in secundaire en grijze literatuur. Als eerste zal ik duidelijk maken wat er van de proeftuinkazerne verwacht zal gaan worden. Dit ga ik doen door te kijken naar de “best practice” van andere organisaties die het idee al in de praktijk hebben draaien, en de wens en verwachting binnen de Veiligheidsregio Haaglanden. Ook wordt in beeld gebracht welke arboregels er zijn voor het operationeel optreden van de brandweer; daarbij de regels die specifiek gelden voor de proeftuinkazerne. Hierbij zal gekeken worden naar de relatie tussen innovatie en arbeidsveiligheid. Daarnaast wordt gekeken naar de mens in de brandweerman die gaat werken met innovatie. Hoe gaan we daar mee om. Hoe zorgt de mens zelf voor arbeidsveiligheid in relatie tot innovatie. 1.6.2 Onderzoeksmateriaal De literatuurstudie op het gebied van de arbowetgeving zal gebeuren vanuit de huidige wetgeving. De wens en verwachting binnen de Veiligheidsregio Haaglanden zullen verzameld gaan worden door het houden van halfgestructureerde interviews in combinatie met voor een deel mei ‟10
10
gestructureerde vragenlijst. Deze interviews worden gehouden met directe belanghebbende van de proeftuinkazerne, bijvoorbeeld de programmadirecteur Kwaliteit & innovatie. Ook zal ik interviews houden met de toezichthouders, dit zijn de inspectie openbare orde en veiligheid (IOOV) en de arbeidsinspectie (AI). Verder zal gebruik gemaakt worden van databronnen als documenten, media en contacten die gelegd worden met andere organisaties
1.7
Afbakening
Dit onderzoek zal zich richten op de medewerkers van de proeftuinkazerne in relatie met de arbowetgeving. Wat laat deze wetgeving toe en wat niet als we kijken naar het in de praktijk brengen van innovatie. In hoeverre beïnvloedt de wetgeving de innovatiemogelijkheden? Daarbij zal gekeken worden naar de mogelijke opzet van de proeftuinkazerne. Welke verwachting ligt er bij de Veiligheidsregio Haaglanden en hoe wordt omgegaan met innovatie bij andere regio‟s. Omdat nog niet duidelijk is hoe de proeftuinkazerne opgebouwd zal gaan worden zal er een aantal aannames gedaan worden die hun oorsprong hebben binnen de missie en visie van de Veiligheidsregio Haaglanden. Deze aannames kunnen in het onderzoek gebruikt worden om binnen de kaders van het onderzoek te blijven. In dit onderzoek wordt een aantal aannames gemaakt: De geleverde brandweerzorg van de proeftuinkazerne zal niet afnemen indien een innovatie getest wordt. Operationeel zal de proeftuinTS(TS= TankautoSpuit) in contact komen met de overige operationele TS‟en. Deze relatie is door mij erkend maar wordt in dit onderzoek niet uitgewerkt. De proeftuinkazerne zal een bestaande kazerne worden.
1.8
Randvoorwaarde
Dit onderzoek heeft een rode draad namelijk arbeidsveiligheid en welzijn. De Veiligheidsregio Haaglanden is sinds 1 januari jl. een feit. Veel moet nog ontwikkeld worden. Vaak zie je dat bij dit soort grote reorganisaties arbobeleid pas in een later stadium wordt geregeld. Als er voor de Veiligheidsregio Haaglanden nog geen arbobeleidsplan is zal dit consequenties hebben voor het onderzoek. Een positieve ontwikkeling hierin is dat per 1 maart 2010 de nieuwe arbocoördinator van de Veiligheidsregio Haaglanden is begonnen. Ook is binnen het brandweerveld begonnen met de ontwikkeling van de “Arbocatalogus brandweer”. Het concept proeftuinkazerne is niet nieuw, wat wel nieuw wordt is de manier hoe de Veiligheidsregio Haaglanden het concept weg gaat zetten. Deze nieuwe vorm zal duidelijk in beeld gebracht moeten worden, dit gebeurt in hoofdstuk 2,oOm daarna de koppeling naar arbeidsveiligheid ook betrouwbaar en bruikbaar te laten zijn. Voor dit onderzoek is er vanuit de Veiligheidsregio Haaglanden een supervisor die meekijkt naar het verloop van het onderzoek. Via deze supervisor wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd. Deze peer examinator toetst en controleert de voortgang en resultaten van het onderzoek. Daarnaast wordt hiermee bereikt dat de uitkomsten van het onderzoek ook de uitkomsten zijn die gevraagd worden. Hierdoor is bruikbaarheid verkregen voor dit onderzoek. mei ‟10
11
1.9
Begrippenlijst Proeftuinkazerne o Binnen de Veiligheidsregio Haaglanden is de afdeling “kwaliteit & innovatie” belast met het vergroten van het innovatieve vermogen van de brandweer Haaglanden. Om innovatie structureel in te bedden in de organisatie zal er een operationele brandweerkazerne belast gaan worden met het in de praktijk brengen en testen van innovaties. Deze kazerne, hierna te noemen de “Proeftuinkazerne” zal de maatschappelijke en technische innovaties gaan testen in de praktijk. Veiligheidsregio Haaglanden o De Veiligheidsregio Haaglanden is een samenwerkingsverband van negen gemeenten in Haaglanden op basis van de Wet “Gemeenschappelijke Regelingen”. De gemeenten die deel uit maken van dit samenwerkingsverband zijn: Den Haag, Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer. De negen gemeenten werken in de VRH samen om zich voor te bereiden op het bestrijden van brand en ongevallen anders dan brand. Ook de voorbereiding op grote ongevallen, rampen en crisissituaties o.a door opleidingen en oefeningen valt onder de taak van de VRH. Ook voert de VRH het beheer en de organisatie van de regionale alarmcentrale van de brandweer en de centrale post ambulancevervoer. Bij de VRH werken hoofdzakelijk specialisten die hun kennis gebruiken om gemeenten te ondersteunen, te adviseren en de kwaliteit binnen de regio te bewaken. Innovatie o Innovatie is meer dan alleen een technische verbetering. Belangrijk hierbij is de interactie tussen gebruiker en product. Innovatie kan ook in bijvoorbeeld management of marketing plaatsvinden. De gevolgen van het op een nieuwe wijze toepassen van een bestaand product kunnen even groot zijn als de gevolgen van de introductie van het product zelf. Garcia en Calanone1 merken in dit kader op dat innovaties anders zijn dan uitvindingen. Een ontdekking die nooit uit het laboratorium komt, blijft een uitvinding. Pas als een ontdekking in productie genomen wordt en waarde voor de onderneming toevoegt, zelfs als dat in de vorm van kostenbesparingen is, kan het een innovatie genoemd worden. In deze laatste omschrijving kan innovatie niet los gezien worden van marketing; zonder succesvolle vermarkting bestaat er geen innovatie. Operationeel optreden o Operationeel optreden zijn die werkzaamheden die uitgevoerd worden door de brandweer om hulp te verlenen aan burgers en bedrijven bij brand en ongevallen anders dan brand. Arbeidsveiligheid o In het domein arbeidsveiligheid wordt een antwoord gezocht op de volgende vraag: "Kan de werknemer zijn taak uitvoeren zonder slachtoffer te worden van een arbeidsongeval?" Arbowet o De Arbeidsomstandighedenwet (of kortweg Arbowet) is een Nederlandse wet die regels bevat voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te
1
Garcia en Calantone, A critical look at technological innovation typologie and innovativeness terminology: a literature review, Journal of Product Innovation Management 19 (2002), p110-132
mei ‟10
12
bevorderen. Doel is om ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk, te voorkomen. De Arbowet is een kaderwet. Dat betekent dat hierin geen concrete regels staan maar algemene bepalingen over het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) in bedrijven. De Arbowetgeving valt uiteen in vier delen: de Arbeidsomstandighedenwet het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling) de Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbobeleidsregels)
1.10 Leeswijzer In hoofdstuk 1 heeft u de opbouw van het onderzoek kunnen lezen. Als inleiding wordt kort weergegeven hoe de Veiligheidsregio Haaglanden wordt gevormd. Daarna wordt ingegaan op wat onderzocht gaat worden en waarom. Op welke manier en met welke methode dat gedaan wordt. Welke vraag wordt gesteld als onderzoeksvraag en welke als deelvragen. Wat valt wel onder dit onderzoek en wat wordt buiten beschouwing gelaten. In hoofdstuk 2 wordt weergegeven wat de proeftuinkazerne voor de Veiligheidsregio Haaglanden gaat inhouden. Wat verwacht het management van deze kazerne en hoe werkt het elders. Wat kan de burger verwachten van de proeftuinkazerne en wat wordt van de burger verwacht. In hoofdstuk 3 wordt het theoretisch kader weergegeven. Wat is de theoretische onderbouwing van het onderzoek. Voor dit onderzoek is een drietal theorieën gebruikt om duidelijkheid te geven over de relatie innovatie en arbeidsveiligheid. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 worden de antwoorden weergegeven van de deelvragen. Per deelvraag worden conclusies getrokken. In hoofdstuk 7 staat een eindconclusie die antwoord geeft op de hoofdvraag van dit onderzoek en worden aanbevelingen gedaan die voortkomen uit de conclusies van de hoofdvraag en de deelvragen. Hoofdstuk 8 geeft een slotbetoog weer. Hierin ga ik in op mijn ontwikkeling tijdens dit onderzoek aan de hand van de IVK competenties.
mei ‟10
13
Hoofdstuk 2. 2.1
De proeftuinkazerne
Inleiding
Een veel gehoorde opmerking over de brandweer is dat zij slecht leert van gemaakte fouten. Dit komt in veel rapporten terug. Deze rapporten, vaak met als doel het leren van ongelukken tijdens incidenten, worden opgesteld door onze toezichthouders de AI en de inspectie OOV. In de afgelopen jaren is hier veel aandacht aan besteed. Ook binnen de Veiligheidsregio Haaglanden is veel op lokaal niveau gedaan om dit te verbeteren. Een mooi voorbeeld hiervan is het leeragentschap wat nu voor de gehele veiligheidsregio draait. Maar met leren van fouten alleen komt de brandweer er niet. De brandweer is van oudsher niet de organisatie die veel aan innovatie doet. Veel innovatie komt uit het bedrijfsleven. De introductie van deze innovaties kost veel tijd en energie omdat de brandweer vast houdt aan datgene wat zij gewent is te doen. Hierdoor loopt de brandweer beduidend achter op de maatschappelijke en technische ontwikkeling in de maatschappij en het bedrijfsleven. Eén van de doelstellingen van de nieuwe organisatie is het vergroten van het innovatief vermogen en de innovatieve cultuur binnen de organisatie. Dat is echter makkelijk gezegd, maar minder makkelijk gedaan. Want hoe krijg je zoiets nou voor elkaar? En wat is innovatie eigenlijk? En wat is dan “innoverend vermogen”?. Doen we al niet veel aan innovatie? En waarom willen we dat eigenlijk? Is het niet alleen maar lastig al die ideeën waar je dan weer wat mee moet? Allemaal vragen die op zich een dagdeel discussie kunnen opleveren. In de innovatiewereld behoren in ieder geval een paar statements tot het vakjargon: beter slim gejat dan slecht bedacht; 90% van de experimenten mislukt, maar je hebt dan toch wel weer wat geleerd; het innoverend vermogen van de organisatie is zo goed als het management;2 Binnen de Veiligheidsregio Haaglanden is de afdeling “kwaliteit & innovatie” belast met het vergroten van het innovatieve vermogen van de brandweer Haaglanden. Om innovatie structureel in te bedden in de organisatie zal er een operationele brandweerkazerne belast gaan worden met het in de praktijk brengen en testen van innovaties. Deze kazerne, hierna te noemen de “Proeftuinkazerne” zal de maatschappelijke en technische innovaties gaan testen in de praktijk. Om dit te bereiken is veel nodig. Uiteraard zal niet alleen gekeken moeten worden naar de mogelijkheden en onmogelijkheden tussen innovatie en arbeidsveiligheid. Ook zal verder uitgewerkt moeten worden welke kazerne belast zal worden met deze taak en waarom. Hoe zij dit moet gaan doen en met welke middelen. Hiervoor zal een apart onderzoek gedaan moeten worden. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de verwachtingen die de Veiligheidsregio Haaglanden heeft van de proeftuinkazerne. Verder zal duidelijk gemaakt worden wat de proeftuinkazerne zal gaan doe en hoe zij dit zal gaan doen. In paragraaf 2.3 zal gekeken worden naar hoe het wiel elders draait. Het concept proeftuinkazerne is niet nieuw en een draaiend wiel moet je niet nogmaals uitvinden. In het laatste gedeelte zal de burger centraal staan. Wat kan hij nu verwachten van de proeftuinkazerne en wat betekent dit voor de brandweerzorg die hij geleverd krijgt.
2
Bron: startnotitie innovatieregiegroep Brandweer Amsterdam-Amstelland
mei ‟10
14
2.2
De verwachtingen
De directie van de VRH is voornemens een operationele brandweerkazerne te belasten met het in de praktijk testen van innovaties. De proeftuinkazerne zal onder regie komen van de afdeling kwaliteit & innovatie. In deze paragraaf wordt weergegeven welke verwachtingen er leven binnen de VRH over de proeftuinkazerne. Deze verwachtingen zijn in beeld gebracht door het houden van halfgestructureerde interviews met drie steakholders van de proeftuinkazerne. De interviews zijn gehouden met de heer Martin Evers, directeur brandweerzorg en tevens plaatsvervangend regionaal commandant van de Veiligheidsregio Haaglanden. Met de heer Jack Ruibing, programmamanager van de afdeling Kwaliteit & Innovatie en de heer Lucas de Lange, hoofd incidentbestrijding Zoetermeer en tevens inrichter van de afdeling Kwaliteit & Innovatie. Voor deze interviews is een vragenlijst ontwikkeld met een achttal vragen. Wat is volgens jou innovatie? Hoe test je innovatie in de praktijk? Wat is volgens jou een proeftuinkazerne? Hoe moet dat geregeld worden? Wat gaat deze kazerne niet testen? Welke verwachting heb jij van de proeftuinkazerne? Welke relatie heerst er volgens jou tussen innovatie en arbeidsveiligheid? Welke rol heeft de burger in het concept proeftuinkazerne? Uit de interviews komt naar voren dat er inhoudelijk niet veel verschil zit in de verwachting van innovatie. Een ieder verklaart innovatie op zijn eigen manier, maar uiteindelijk heeft een ieder hetzelfde doel voor ogen namelijk de doorontwikkeling van de brandweer op technisch maar zeker ook organisatorisch vlak. De heer Evers geeft aan dat innovatie vooral in en bij de tijd blijven is waarbij de heer Ruibing de nadruk legt dat het “out of the box” denken van belang is. De heer De Lange ziet innovatie als ontwikkeling op zichzelf. Niet alleen technisch maar ook maarschappelijk. Volgens Evers heeft het testen van innovatie in de praktijk als doel het samenvoegen van kennis, dit bereiken we door het gewoon te doen. Volgens Evers zit innovatie in ons zelf en moeten we een omgeving creëren die de opgesloten ideeën naar buiten lokt. Hierbij moeten we zorgen voor een arbeidsveilige omgeving. Innovatie door de bedenker is vrij van arboregelgeving maar innovatie door de gebruiker niet. Het idee komt eerst en daarna de kaders voor de uitwerking. Ruibing geeft aan dat het testen van innovatie als pilot gezien moet worden. Er moet betekenis gegeven worden aan hetgeen je wilt ontdekken en bereiken, creëer draagvlak op basis van bezieling. Alle drie de heren hebben een duidelijk beeld over wat nu precies een proeftuinkazerne is. De drie meningen zijn ook dermate gelijk dat hier aangenomen kan worden dat het een gedeelde mening is. De proeftuinkazerne is een bestaande operationele brandweerkazerne die regulier werk gaat afwisselen met experimenten.
mei ‟10
15
Een verschil in inzicht komt naar voren bij de vraag hoe we dit moeten gaan regelen. Evers geeft aan dat we eerst de kaders moeten opstellen en dan de mensen erbij moeten zoeken. We zullen onszelf eerst de vraag moeten stellen of we een vraaggestuurde of marktgestuurde organisatie willen zijn. We zullen een overzicht moeten krijgen in wat er ontwikkeld wordt en wat we kunnen gebruiken. Volgens Ruibing zal e.e.a. geregeld moeten worden op basis van triniteit. Triniteit is de Rolls Royce voor de verbinding tussen relatie en resultaat dat wordt gevoed door zowel organisaties, maatschappij en vooral de mens. En heeft als kernwaarden: Vertrouwen Ketenpartners Ketendenken Duurzaamheid Gelijkwaardigheid Gedeelde verantwoordelijkheid Gezamenlijk eigenaarschap Deze triniteit komt volgens Ruibing ook weer terug bij de vraag wat deze kazerne niet gaat testen. Volgens Ruibing zijn de grenzen, die nog bepaald zullen moeten worden, datgene wat niet getest zal worden. Het bepalen van de grenzen doe je vooraf en op basis van triniteit. Evers is hier kort en duidelijk in, we testen niet wat een ander al aan het testen is. Het antwoord van de heer De Lange zit in diezelfde strekking, test niet wat gevaarlijk is en wat een ander al doet. Het innoveren binnen de brandweer moet volgens hem onder de paraplu van bijvoorbeeld het NVBR. Verschillende veiligheidsregio‟s kunnen zich dan bezig gaan houden met innovatie en zo kan een gunstige verdeling komen van de te testen innovaties. Evers heeft dan ook de verwachting dat innovatie binnen de brandweer en dus ook binnen die van de Veiligheidsregio Haaglanden breed zal worden weggezet. Daardoor zal gebiedsgebonden innovatie tot stand komen. Dit betekent voor de Veiligheidsregio Haaglanden bijvoorbeeld innovaties op het gebied van: Schermdoeken in kassenbouw Tunnels Loze meldingen Enz. Ruibing heeft diezelfde verwachtingen. Het zal meer nationaal ingestoken gaan worden. De uitvoering zal lokaal blijven maar de regie zal nationaal weggezet moeten worden. Op de vraag welke relatie er heerst tussen innovatie en arbeidsveiligheid zijn de heren het er allemaal over eens. Strikt genomen heerst er geen relatie. Innovatie mag nooit leiden tot een afname van arbeidsveiligheid. De rol van de toezichthouders is hierin van belang. Ruibing geeft aan dat hij de AI veel meer in een ketenrol ziet in plaats van de primair toetsende inspectie. Hij verwacht dat ook de AI zijn grondvest zal aanpassen en meer naar voren in de keten komt om gezamenlijk het belang van innovatie neer te zetten en zo het nieuwe werken te stimuleren. De Lange is van mening dat de AI zijn rol moet kunnen behouden zoals ze die nu hebben, wij moeten het goed regelen. Over de rol van de burger in het concept van de proeftuinkazerne zijn de meningen verdeeld. Volgens Evers heeft de burger geen rol. De brandweerzorg die nu geleverd wordt zal niet verminderen. Ruibing en De Lange geven aan dat dit concept past binnen de maatschappelijke veranderingen die gaande zijn. Community safety, zelfredzaamheid zijn volgens hun competenties die de mens van nature bezit. Met dit concept kun je de burger meer bewust laten worden van zijn eigen veiligheid en een veilige leefomgeving. mei ‟10
16
2.3
Best practice
Dat innovatie moet, begint ook bij de brandweer langzaam door te dringen. Uiteraard is de ene regio hiermee verder dan de andere. In deze paragraaf wordt gekeken hoe ze het elders oppakken. Het zal hier vooral gaan om het onderwerp innovatie en niet uitgewerkt naar een proeftuinkazerne. In deze paragraaf zullen twee regio‟s en de NVBR (Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding) aan bod komen. In de regio Amsterdam-Amstelland is Ricardo Weewer, plaatsvervangend regionaal commandant en teamleider “strategie & innovatie”, verantwoordelijk voor de innovatie binnen die regio. Als tweede regio zal gekeken worden naar de regio Zuid-Limburg. Hier is Gerard van Klaveren regionaal commandant en portefeuillehouder innovatie in de Raad van Regionaal Commandanten. Daarnaast heeft de NVBR het project Innovatie Moed lopen. Ook hier zal naar gekeken worden. Beide heren hebben ook veel te maken met het project Innovatie Moed van de NVBR. Tevens heeft de NVBR afgelopen maart 2010 haar Strategische reis gelanceerd. Deze reis zal vol innovatie zitten om de brandweer daar te brengen wat maatschappelijk nodig is 2.3.1
Regio Amsterdam-Amstelland
Volgens Weewer is begin 2008 in de korpsleiding van de regio Amsterdam-Amstelland gesproken over een voorstel tot invoering van ideeënmanagement bij de Brandweer Amsterdam-Amstelland. Ideeënmanagement is een veelgebruikte term voor de structuur en doelstellingen van innovatie binnen een organisatie. Binnen het ideeënmanagement is altijd sprake van bottum-up delen en betrekken, en top-down regisseren. Besloten is toen om de invoering van het ideeënmanagement geleidelijk aan te doen, en in principe in 2010 nog eens gedegen te bekijken wat er nog moet gebeuren. Intussen zijn er wel veel ideeën voor innovaties, maar die komen verspreid uit de organisatie. Duidelijk is dat innovatie niet alleen van de stafeenheid Strategie en Innovatie is, maar dat alle afdelingen van Brandweer Amsterdam-Amstelland betrokken zijn. In 2008 is gebleken dat er behoefte was aan coördinatie tussen de verschillende afdelingen op het gebied van innovatie. Om daaraan tegemoet te komen heeft de stafeenheid het initiatief genomen tot de instelling van de zogenaamde “Innovatieregiegroep (IRG)”, als onderdeel van de ideeënmanagementorganisatie. De eerste bijeenkomst van de IRG was op 11 februari 2009, en daar is gesproken over de organisatie, doelstellingen en ideeën die er leefden. De bespreking heeft geleid tot een startnotitie, die tot doel heeft de kaderstelling, prioritering, rollen en innovatieagenda transparant te maken voor de gehele organisatie. 2.3.2
Regio Zuid-Limburg
Naar de mening van Van Klaveren3 kan de brandweer op meer terreinen dan nu het geval is van betekenis zijn voor de maatschappij. Een deel van de uren gebruikt de brandweer nog niet effectief genoeg. Nu wordt de dag veelal gevuld met onder andere sport, oefenen, opleiding, onderhoud voertuigen en kazernes. Naast deze taken is volgens hem tijd over om meer aanvullend te zijn in preventietaken, voorlichting aan burgers en auditing van thema‟s/locaties op het gebied van veiligheid.
3
bron: Innovatie is cruciaal voor toekomst brandweer, Twynstra Gudde
mei ‟10
17
Hij vindt dat de brandweer meer vraaggestuurd te werk zou kunnen gaan, zes man op een tankautospuit zijn volgens hem lang niet altijd allemaal nodig, als je ziet wat vaktechnisch van brandweerlieden wordt gevraagd. Immers de middelbrand heeft een andere benadering nodig dan het brandje in de prullenbak. Vernieuwingen, zoals uitrukken met snelle interventievoertuigen worden nog te vaak als bedreiging gezien, het zou ten koste gaan van de vrijwilligers. Vernieuwingen moeten meer als kans gezien worden, het biedt volgens hem juist een mogelijkheid om de vrijwilligheid te bewaren. Met de nieuwe manieren van werken zou immers tegemoet gekomen kunnen worden aan de beperkte bezetting overdag, waar veel vrijwilligerskorpsen mee te kampen hebben. Uiteraard met inachtneming van de veiligheidsvereisten die erbij horen. Naast innovatie in techniek is er op het gebied van bedrijfsvoering ook nog een wereld te winnen. Beter informatiemanagement en het delen van onderlinge kennis is een voorbeeld. Het is van belang om de ogen meer op de buitenwereld te richten, zodat de brandweer zijn voordeel kan doen met ontwikkelingen die in de wereld om hem heen gebeuren. Het begint immers met een goed inzicht in wat van de brandweer dagelijks gevraagd wordt, niet alleen op hoofdlijnen, maar juist ook op meer gedetailleerde basis. Dat maakt het verschil in de keuzes van bedrijfsvoering. Nu gebeurt er nog teveel op gevoel in plaats van op grond van harde feiten. Landelijke implementatie van succesvolle innovaties blijkt in de praktijk weerbarstig. Zo worden de blusbom (vorig jaar genomineerd voor de Jan van der Heydenprijs) en de warmtebeeldcamera nog lang niet in alle korpsen gebruikt. Dit heeft voor een deel te maken met de historie van brandweer Nederland. Lange tijd zijn de korpsen sterk op zichzelf aangewezen geweest, waardoor de brandweer als organisatie sterk gesegmenteerd was. Dat heeft ertoe geleid dat zaken van anderen gebruiken en om hulp vragen bij elkaar niet in de genen van de brandweercultuur zit. Volgens Van Klaveren kan innovatie in die context toch een succes worden. Vrijwilligers uit Zuid-Limburg hebben zelf het nut en de noodzaak van bijvoorbeeld snelle interventievoertuigen ervaren tijdens een werkbezoek aan Denemarken, waarbij Deense vrijwilligers hun ervaringen verteld hebben. De vrijwilligers van de regio Zuid-Limburg zijn nu de belangrijkste sponsors om deze nieuwe werkwijze te implementeren. 2.3.3
De NVBR
2.3.3.1
Innovatie Moed
Binnen de brandweer wordt al langer gesproken over de noodzaak te komen tot vernieuwingen, omdat ook de brandweer zich zal moeten aanpassen aan veranderende omstandigheden in onze maatschappij, communitysafety, zelfredzaamheid en aangescherpte regelgeving. De NVBR onderschrijft deze noodzaak. Daarom heeft de NVBR in 2008 het project Innovatie Moed gestart, om zo het innoverende vermogen van de brandweer te vergroten. Het project is inmiddels afgerond, en de resultaten worden nu uitgevoerd. Er zijn of leven binnen de brandweer al heel veel initiatieven en innovatieve ideeën, maar deze ideeën en de kennis die uit innovatieve projecten is opgedaan, worden onvoldoende met elkaar gedeeld. En dat kan anders! Wij willen hier graag verandering in aanbrengen door innovatie te stimuleren. 'Innovatie Moed' is niet voor niets als titel gekozen. Het sluit aan bij de noodzaak en bij de durf die nodig is om binnen de gevestigde organisatie en procedures vernieuwing te realiseren. Alleen op deze wijze kunnen wij binnen de brandweer grote stappen zetten. Traditioneel is het bij de brandweer niet gebruikelijk de goede gewoonten van je buurman mei ‟10
18
over te nemen. Wat zou het mooi zijn als iedereen zicht heeft op de ontwikkelingen bij andere korpsen, zodat de ideeën van korpsen optimaal kunnen worden benut, en we in staat zijn slim te 'jatten'. Daarnaast valt er nog winst te behalen door ook te kijken naar ontwikkelingen in het buitenland en de wetenschappelijke wereld. Met dit initiatief proberen wij dat te veranderen. Wij richten ons niet alleen op technologische ontwikkelingen, maar bijvoorbeeld ook op organisatorische en maatschappelijke. Wij kijken dus naar de totale breedte van het brandweerveld en naar alle facetten van de bedrijfsvoering. Jan van der Heydenprijs
Om de doelstellingen van Innovatie Moed te kunnen bereiken en om vernieuwingen snel en op een gestructureerde wijze vorm te geven, is er een regiegroep Innovatie in het leven geroepen. Na het succes van vorig jaar wordt ook dit jaar wederom de Jan van der Heyden prijs uitgereikt. Deze prijs krijgt binnen het project een prominente plaats. 2.3.3.2
De Strategisch Reis
Al sinds de Middeleeuwen staat de brandweer in Nederland in hoog aanzien. Branden blussen en levensreddend handelen, dwingen voortdurend veel respect af. De brandweer heeft door haar vakkundige en hulpverlenende optreden een zeer goed imago bij de bevolking. De tijd heeft echter niet stilgestaan. Als gevolg van onder meer nieuwe wet- en regelgeving zijn de eisen die aan de brandweer worden gesteld fors toegenomen. Verbeteren is niet meer mogelijk en de roep om drastische vernieuwingen wordt steeds luider. De RCC (Raad van Regionaal Commandanten) heeft in 2007 een projectgroep samengesteld van brandweermensen met verschillende achtergronden en uit diverse regio‟s, om richting te geven aan de „brandweer van de toekomst‟. De opdracht aan de projectgroep Strategische Reis Brandweer luidde: „Werk een aantal toekomstopties van de brandweer uit, waarbij de eindtermijn rond het jaar 2040 ligt en kies daaruit een voorkeursoptie. Leid uit de voorkeursoptie de strategie voor de brandweer voor de komende vijf jaar af.‟ Met een beschouwing van de huidige situatie toont de projectgroep aan, dat vernieuwing van het bedrijfsmodel van de brandweer noodzakelijk is, onder het motto: „vernieuwen in plaats van verbeteren‟. Alleen een strategische vernieuwing zorgt ervoor, dat de brandweer blijvend een betekenisvolle bijdrage aan de maatschappij kan leveren.
2.4
De burger
In de eerste fase van een brand zijn de aanwezigen in een gebouw vooral aangewezen op zichzelf en op de mensen in de directe omgeving. Het gedrag van mensen in deze eerste fase is het meest bepalend. Daarnaast speelt de beschikbaarheid van brandveiligheidsvoorzieningen, zoals brandbestrijdingsmiddelen, vluchtroutes en nooduitgangen, een bepalende rol. De hulp van professionele hulpverleningsdiensten, zoals de redding door de brandweer en de medische bijstand door de ambulancedienst, komt pas mei ‟10
19
na de eerste fase op gang. Kortom: de kans op het overleven van een brand wordt met name bepaald door het zelfredzame gedrag van burgers bij brand, ook wel aangeduid als 'zelfredzaamheid bij brand'. Zelfredzaamheid is een thema dat op dit moment sterk in de politieke belangstelling staat. Het gaat hierbij om de handelingen die door burgers worden verricht ter voorbereiding op en tijdens rampen om zichzelf én anderen te helpen de gevolgen van een ramp of zwaar ongeval te beperken. Deze paragraaf bevat achtergrondinformatie over zelfredzaamheid (en burgerparticipatie). Zelfredzaamheid is een term die vaak (en steeds vaker) terugkomt in beleidsteksten. Het gaat dan om het vermogen van mensen om zelf door flexibiliteit en creativiteit het hoofd te bieden aan probleemsituaties in het algemeen. Hoewel de term zelfredzaamheid op het gebied van fysieke veiligheid relatief nieuw is, speelt het thema zelfredzaamheid op gebouwniveau al jaren een belangrijke rol in de Nederlandse wetgeving. Gebouwen moeten in Nederland zodanig worden ontworpen, dat mensen in staat zijn bij brand zelfstandig te vluchten uit een gebouw. Indien mensen niet in staat zijn om zelf te vluchten (bijvoorbeeld in ziekenhuizen of kinderdagverblijven) dan dienen er extra veiligheidsmaatregelen te worden getroffen om ervoor te zorgen dat mensen tijdig in veiligheid kunnen worden gebracht. Veel mensen met een beperking leiden ondanks hun beperkingen een onafhankelijk en zelfstandig leven. Onder hen zijn mensen die niet in staat zijn om adequaat te reageren en te handelen bij calamiteiten. De groep mensen met beperkingen is erg divers. Bovendien bestaat dé persoon met beperkingen niet; het gaat om gradaties (in mate van ernst) en ook om combinaties (eenzelfde persoon kan meerdere typen beperkingen hebben) die elkaar onderling beïnvloeden. Er zal een onderscheid gemaakt moeten worden tussen de kenmerken van diverse beperkingen en wat deze kenmerken voor bijzondere effecten hebben bij verschillende calamiteiten. Enerzijds zal je moeten focussen op stoornissen in functies en anatomische eigenschappen en anderzijds op beperkingen in activiteiten en op problemen in maatschappelijke participatie4. De mate van zelfredzaamheid van een persoon wordt bepaald door: de mobiliteit van een persoon; de mate waarin de persoon inzicht heeft in een gevaarlijke situatie; de handelingsbekwaamheid van de persoon bij gevaar; het handelsperspectief. Het vergroten van de zelfredzaamheid van de burger zal een van de elementen worden voor de proeftuinkazerne. Het vergroten van de zelfredzaamheid heeft alles te maken met de bewustwording van de burger over zijn eigen veiligheid in en om het huis. Vanuit de “strategische reis” die momenteel ondergaan wordt door de NVBR, komt ook burgerparticipatie aan de orde. De wens om meer aan de voorkant van de veiligheidsketen de veiligheid te vergroten heeft een directe relatie met zelfredzaamheid van de burger. Vanuit het concept proeftuinkazerne kan en zal dit maatschappelijke experiment verder uitgewerkt kunnen worden. Wat kan de burger doen voor zichzelf en hoe kan de brandweer daarbij helpen. 4
Weveret. al, 2006
mei ‟10
20
Hoofdstuk 3. 3.1
Theoretisch kader
inleiding
De grondslag van het theoretisch kader is afkomstig van een aantal documenten. Als eerste zal de “Leidraad Inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden5” een beeld geven over het hoe en wat van een warme RI&E. De warme RI&E is niets meer en niets minder dan een risico-inventarisatie over het operationeel optreden van de brandweer. Het brandweerwerk wordt in de eigen geleding onderverdeeld in twee taakvelden, de koude en warme kant van de brandweer. Met de koude kant worden alle werkzaamheden bedoeld die niet operationeel gebeuren. Voorbeelden hiervan zijn alle aansturingwerkzaamheden van de leidinggevende op het gebied van HRM, preventieve en preparatieve werkzaamheden, enz. De warme kant van de brandweer zijn al die werkzaamheden die gedaan worden tijdens een uitruk of oefening van de brandweer. Met de leidraad worden vooral de maatregelen belicht. Vanuit het boek “Leren van fouten6”, door John Vollenbroek, zal het menselijke deel van het theoretisch kader onderbouw worden. In het boek wordt ingegaan op het hoe en waarom van het maken van fouten op menselijk-, groep- en organisatieniveau. De proeftuinkazerne zal experimenten gaan uitvoeren. Wat zijn nu experimenten en hoe verhouden zij zich tot de praktijk. Als basis voor dit gedeelte van het theoretisch kader zal het boek “Maatschappelijke innovatie experimenten7” van Van Sandick & Weterings dienen. Daarnaast zullen “Projectverslag inspectieproject brandweer” en “Rapportage risicoanalyse domein brandweerzorg 2006” inhoudelijk informatie leveren aan het onderzoek. Deze twee documenten zijn de basis van de “Leidraad Inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden” Dit alles vormt de koppeling tussen innovatie en de arbowetgeving. Omdat de Arbowet als wet staat geschreven is deze niet eenvoudig als theorie te gebruiken. Door middel van de leidraad warme RI&E en de twee rapporten wordt deze koppeling gemaakt en kan de Arbowet onderdeel zijn voor dit onderzoek.
3.2
theoretisch kader
Het theoretisch kader voor dit onderzoek is in drie delen te onderscheiden. 3.2.1 Leidraad warme RI&E Als eerste wordt een handleiding gebruikt die een proces weergeeft van het inventariseren van risico‟s. De Leidraad Inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden geeft een werkwijze weer hoe omgegaan moet worden met een risicoanalyse van het operationeel optreden van de brandweer. Deze leidraad is voortgekomen uit twee rapporten, risicoanalyse domein brandweerzorg 2006 van het IOOV en het projectverslag inspectieproject brandweer van de arbeidsinspectie. Vanuit deze twee rapportages is een taskforce opgesteld die moest komen 5
6 7
Leidraad Inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden, 1e druk, 1e oplage, oktober 2006 Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) Leren van fouten, John Vollenbroek 2003, uitgeverij Nelissen Maatschappelijke innovatie experimenten, Ir. Emma van Sandick & Dr. Rob Weterings 2008, uitgeverij Van Gorcum.
mei ‟10
21
met concrete voorstellen om arbeidsveiligheid tijdens het operationeel optreden te vergroten door in de voorbereiding op dat optreden een gedegen risicoanalyse te maken. 3.2.2 Leren van fouten Als tweede deel van het theoretisch kader wordt gekeken naar de manier van het verwerken van fouten. Hoe gaat de mens om met fouten en wat doen we met de gemaakte fouten. Volgens John Vollenbroek is een fout een handeling met een ander resultaat dan de bedoeling was. Er wordt vaak gezegd dat je van fouten kunt leren, maar in de praktijk gebeurt dat zelden. De hersenen van mensen hebben zich in de loop der tijd zo ontwikkeld dat er meer informatieverwerkingsprocessen tegelijkertijd kunnen plaatsvinden. Een operationeel bevelvoerder is tijdens het aanrijden naar een incident bezig met beeldvorming en oordeelsvorming. In zijn hoofd is hij bezig het incident te schouwen, dit doet hij vanuit het X- en C-systeem (refleXsysteem en refleCteersysteem). Tevens is de bevelvoerder bezig met communicatie naar de alarmcentrale en de manschappen in de wagen. Volgens John Vollenbroek kunnen we informatieverwerkingsprocessen in drie gebieden indelen: 1. leerprocessen, waarvan we ons niet bewust zijn; 2. ophaalprocessen waarvan we ons niet bewust zijn; 3. bewust aandacht schenken aan en verwerken van informatie. De eerste twee processen doen we als reflexen, we noemen dat het X-systeem (Lieberman 2002). De processen waarbij we bewust aandacht schenken aan iets of iets bewust verwerken vinden in het C-systeem plaats. De hersenen van de mens zullen altijd de informatie proberen terug te zetten naar het Xsysteem. Met andere woorden het X-systeem doet continu pogingen om het werk van het Csysteem over te nemen. Dit geeft dus kans op herhaling van fouten omdat we het nieuwe niet dusdanig aandacht geven dat het verwerkt wordt in het C-systeem zodat het informatie wordt die opgehaald kan worden uit het geheugen. Om stappen te maken in het veranderingsproces moeten we onszelf dwingen in een aantal stappen. Als eerste moeten we eigen fouten signaleren, een foutendagboek is een handig hulpmiddel. Als tweede moeten we reageren op de gesignaleerde fout. Van belang hierbij is dat we de fout erkennen en niet ontkennen. Als derde stap zal een beslissing genomen moeten worden of er tijd besteed wordt aan het leerproces. Is de fout de moeite waard om tijd en energie in te steken. Enkele criteria zijn: motivatie en herhalingskans. De vierde en laatste stap is het daadwerkelijke leren van fouten. Om alle leermomenten die in een fout verwerkt zitten eruit te halen zijn er drie stappen te nemen in stap 4. Als eerste gaat het om de juiste vragen te stellen, de 5w techniek (wie, wat, waar, waarom en waardoor) is hier uiterst geschikt voor. Daarnaast is het belangrijk om niet direct de eerste oorzaak te betitelen als beste. Als laatste moet het niveau van het leren bepaald worden. Swierenga (1990) geeft vier niveaus weer waar een leermoment in zit verwerkt, gedrag, regels, inzichten en principes. 3.2.3 Maatschappelijke innovatie experimenten Als derde deel van het theoretisch kader wordt gekeken naar het fenomeen experiment. Experimenten kunnen zeer ingewikkeld zijn en bijzonder nauwkeurige apparatuur benodigen. Ze worden dan in een speciale experimenteeromgeving uitgevoerd, een zogenaamd laboratorium. Een relatief eenvoudige hypothese (bijvoorbeeld de zwaartekracht trekt alles naar beneden) kan ook vaak door eenvoudige thuisexperimenten worden getest; het uitvoeren van zulke experimenten kan het inzicht in en begrip van natuurwetenschappelijke wetten vergroten. mei ‟10
22
Niet alleen in de natuurwetenschappen maar in vrijwel alle wetenschappen worden experimenten gebruikt: Maatschappelijke innovatie experimenten zijn gerichte initiatieven waarin mensen van uiteenlopende organisaties gezamenlijk nieuwe producten, processen en systemen in de praktijk ontwikkelen. Volgens Rob Weterings vereisen duurzame systeeminnovaties van onderzoekers en kennisinstellingen het vermogen om inter- en transdisciplinair te kunnen werken. Vooral transdisciplinair werken veronderstelt een veel intensievere wisselwerking tussen onderzoek en praktijk dan tot dusver gebruikelijk was. Bij interdisciplinair onderzoek worden kennis en methoden vanuit verschillende wetenschappelijke vakgebieden met elkaar gecombineerd om inzicht te krijgen in de samenhang tussen meestal complexe kwesties.
3.3
Conceptueel model
Rapportage risicoanalyse domein brandweerzorg 2006, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.
Projectverslag inspectieproject brandweer, Arbeidsinspectie, kantoor Utrecht.
Leidraad Inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden, Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding.
Leren van fouten, John Vollenbroek
+
+
+
Maatregelen arbeidsveiligheid Organisatorisch Menselijk
Conclusies en aanbeveling
+
Maatschappelijke innovatie experimenten, Ir Emma van Sandick & Dr. Rob Weterings
mei ‟10
23
Hoofdstuk 4.
4.1
Deelvraag A
Welke regels van de Arbowetgeving zijn gerelateerd aan het operationeel brandweerwerk?
inleiding
Arbeidsomstandigheden Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden dragen eraan bij dat werknemers minder vaak ziek zijn of arbeidsongeschikt worden. Dit is niet alleen goed voor werknemers, het komt ook de bedrijfsresultaten ten goede. Daarom stelt de overheid doelen vast voor de mate waarin werknemers tegen risico‟s in verband met het werk moeten worden beschermd. Deze doelvoorschriften zijn opgenomen in de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling. Werknemers en werkgevers maken vervolgens samen afspraken over hoe deze doelen worden gerealiseerd en op peil gehouden. Zij kunnen deze afspraken (op brancheniveau) in een arbocatalogus vastleggen en ter toetsing aan de Arbeidsinspectie (AI) voorleggen.
Toezicht
De AI ziet erop toe dat werkgevers en werknemers de wetgeving naleven. De AI doet dat volgens het principe 'Hard waar het moet, zacht waar het kan'. Dat wil zeggen dat in sectoren en bedrijven waar de risico's hoog zijn en de naleving slecht, intensiever wordt geïnspecteerd en zo nodig hard wordt opgetreden: met eisen, boetes en stilleggingen van het werk. Er wordt minder geïnspecteerd en soepel opgetreden in sectoren en bedrijven waar de risico‟s laag zijn en de naleving goed is. Dit principe is uitgewerkt in het Interventiebeleid Arbeidsomstandigheden.
Wet- en regelgeving
De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de volgende wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden: Arbeidsomstandighedenwet geeft de rechten en plichten van zowel werkgevers als werknemers op het terrein van arbeidsomstandigheden. De Arbeidsomstandighedenwet geldt overal waar wordt gewerkt; Arbobesluit is een uitwerking van de Arbowet. Hierin staan nadere regels waaraan zowel werkgevers als werknemers zich moeten houden om arbeidsrisico's tegen te gaan. Er staan ook afwijkende en aanvullende regels voor een aantal sectoren en categorieën werknemers in; Arboregeling is een verzameling van arboregels op specifieke terreinen als certificatie, eisen aan documenten en meldingen enzovoort; Arbobeleidsregels zijn uitwerkingen van de wettelijke bepalingen. Nadat werkgevers en werknemers in een sector of branche een positief getoetste arbocatalogus hebben opgesteld, worden de beleidsregels voor die sector of branche ingetrokken. Per 1 januari 2010 worden alle beleidsregels ingetrokken8.
8
bron: overheid.nl
mei ‟10
24
Instrumenten, RI&E De bescherming van werknemers tegen veiligheids- en gezondheidsrisico‟s op het werk is gebaseerd op een samenstel van toezicht, wet- en regelgeving, handhaving en voorlichting. Daarnaast worden werkgevers en werknemers door de AI gestimuleerd om de eigen verantwoordelijkheid op te pakken. Een belangrijk instrument om veiligheids- en gezondheidsrisico‟s aan te pakken is de risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E). De RI&E, aangevuld met een Plan van Aanpak, vormen belangrijke bouwstenen voor een goed arbo- en ziekteverzuimbeleid9.
Arbocatalogus De afspraken die werkgevers en werknemers maken over veilig en gezond werken staan in een arbocatalogus. Een arbocatalogus kan voor één bedrijf gelden, maar ook voor een hele sector. Zolang er geen arbocatalogus is voor een bepaalde sector, blijven de beleidsregels voor die sector gelden. Deze regels geven aan hoe het vereiste beschermingsniveau bereikt kan worden. Zodra een arbocatalogus tot stand komt en goedgekeurd wordt door de overheid, vervallen de arbobeleidsregels voor die sector. Uiterlijk 1 januari 2010 vervallen alle beleidsregels. De huidige arbowet- en regelgeving kan schematisch als volgt worden weergegeven. Aard van de regelgeving
Arbowet
Arbobesluit
BRZO „99
wetgeving Arboregeling
beleidsregels
Arbobeleidsregel/Beleidsregel toetsing arbocatalogi/Arbocatalogi
voorlichting
Arbo-informatiebladen/Arbobranchebrochures van de AI
9
RRZO „99
bron: ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid
mei ‟10
25
4.2
De brandweer als organisatie (koude kant)
De koude kant van de brandweer richt zich op werkzaamheden die worden gedaan op het kantoor, in diverse werkplaatsen, tijdens het sporten enz. Deze gelden voor elke organisatie en lopen uiteen van een goede werkplek tot een veilige zaagtafel in een timmerwerkplaats. De Arbowet is een kaderwet, dit houdt in dat er in deze wet geen concrete regels staan, maar algemene bepalingen over het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) in bedrijven. De concrete regels voor de algemene bepalingen uit de Arbowet zijn opgenomen in het Arbobesluit en zijn ingedeeld naar onderwerp. Een voorbeeld van een concrete regel in het Arbobesluit is: vanaf 2,5 meter hoogte moet je maatregelen tegen vallen nemen. In de Arboregeling zijn nadere uitwerkingen te vinden van onderdelen uit het Arbobesluit. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zaken als eisen aan apparatuur en meubilair en hoe een arbodienst de wettelijke taken exact moet uitvoeren. Voor een werkgever kent de Arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling) vooral verplichtingen. Eigenlijk kent de Arbowetgeving geen expliciete rechten. Hieronder wordt een opsomming geven van de belangrijkste plichten uit de Arbowetgeving die gelden voor de werkgever. De plichten zijn onderverdeeld in de Arbowet enerzijds en het Arbobesluit en de Arboregeling anderzijds. 4.2.1 Plichten van werkgever uit de Arbowet Deze plichten hebben vooral een organisatorisch karakter: de voorschriften moeten ervoor zorgen dat er op een gestructureerde wijze aandacht wordt besteed aan veilig en gezond werken.
mei ‟10
U bent verplicht te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden, waarbij o.a. de risico‟s zoveel mogelijk aan de bron moeten worden bestreden (art. 3 Arbowet). Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E): een RI&E inventariseert de risico‟s in het bedrijf en geeft o.a. aan welke risico‟s ernstig zijn en direct aangepakt dienen te worden en welke risico‟s minder ernstig zijn. De maatregelen om de risico‟s aan te pakken staan in een plan van aanpak (art. 5 Arbowet). U bent verplicht werknemers instructie te geven hoe zij veilig en gezond kunnen werken, maar ook over bijvoorbeeld de bedrijfshulpverlening (art. 8 Arbowet). U bent verplicht bedrijfsongevallen te registreren en ernstige bedrijfsongevallen te melden bij de Arbeidsinspectie (art. 9 Arbowet). U bent verplicht gasten te beschermen tegen gevaren (art. 10 Arbowet). U bent verplicht bij méér dan 25 werknemers in dienst één of meerdere preventiemedewerkers aan te wijzen (art. 13 Arbowet). U bent verplicht een contract te hebben met een arbodienst of een bedrijfsarts, onder andere voor de begeleiding van zieke werknemers (art. 14 en 14a Arbowet). U bent verplicht bedrijfshulpverleners aan te wijzen, voor onder andere het verlenen van EHBO en het alarmeren en evacueren van mensen bij een calamiteit (art. 15 Arbowet). U bent verplicht periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek uit te laten voeren bij werknemers. Soms wordt het PAGO ook wel aangeduid als preventief medisch onderzoek (PMO) (art. 18 Arbowet).
26
Indien er meer bedrijven op één plaats actief zijn, dan bent u verplicht effectief met elkaar samen te werken. Bijvoorbeeld bij het werken op een bouwplaats (art. 19 Arbowet).
4.2.2 Plichten van de werkgever uit het Arbobesluit en de Arboregeling Zowel het Arbobesluit als de Arboregeling kennen min of meer dezelfde hoofdstukindeling, zodat de onderwerpen snel terug te vinden zijn. De verplichtingen uit het Arbobesluit en de Arboregeling zijn veelal toegespitst op één risico.
4.3
Specifieke sectoren en categorieën werknemers: voor bijvoorbeeld defensie gelden een aantal afwijkende voorschriften. Maar ook voor sommige werknemers zijn specifieke voorschriften van kracht, zoals voor jongeren (voor 16- en 17-jarigen) en voor zwangere, pas-bevallen en borstvoedinggevende werkneemsters (hoofdstuk 1 Arbobesluit). Arbeidsplaatsen: Diverse algemene bepalingen over bijvoorbeeld elektrische installaties, vluchtwegen, deuren en het voorkomen van valgevaar (hoofdstuk 3 Arbobesluit + Arboregeling). Gevaarlijke stoffen: Uitgebreide voorschriften over onder andere kankerverwekkende stoffen en asbest. Maar ook aandacht voor het beperken van blootstelling aan virussen, zoals legionella (hoofdstuk 4 Arbobesluit + Arboregeling). Fysieke belasting: twee zaken worden hier geregeld. Het werken met beeldschermen, waaronder de bepaling dat ná 2 uur beeldschermwerk iets anders gedaan moet worden of dat er een pauze genomen moet worden. Daarnaast aandacht voor het tillen van zware lasten (hoofdstuk 5 Arbobesluit + Arboregeling). Fysische belasting: Het voorkómen of het beperken van blootstelling van werknemers aan lawaai, trillingen en niet-ioniserende straling staan hier centraal. Maar ook bijvoorbeeld aandacht voor duik- en caissonarbeid (hoofdstuk 6 Arbobesluit + Arboregeling). Arbeidsmiddelen: Voorschriften m.b.t. het gebruik van machines en apparaten, zoals de keuring. Maar ook regels voor het veilig gebruik van vorkheftrucks en steigers(hoofstuk 7 Arbobesluit + Arboregeling). Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering: Enkele algemene bepalingen voor o.a. de keuze en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. (hoofdstuk 8 Arbobesluit + Arboregeling).
De brandweer als hulpverlener (warme kant)
Op basis van artikel 5 van de Arbowet is iedere werkgever verplicht om de risico‟s die de werknemer tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden loopt te inventariseren en deze schriftelijk vast te leggen. Voor de brandweer is in het verleden de ISAB-methode (Inventarisatie Systeem Arbeidsomstandigheden Brandweer) ontwikkeld. De ISAB-methode is goed toe te passen voor de “koude” kant van de brandweerorganisatie, maar voldoet niet om de risico‟s, die gelopen worden tijdens repressief optreden, te inventariseren. Voor de warme kant van de brandweer heerst veel onduidelijkheid. Daarom heeft het NVBR samen met de arbeidsinspectie in 2005 een platform opgezet die moest komen met een warme RI&E. Dit platform, Arbeidsveiligheid Repressieve Taakstelling (ART) van de NVBR, heeft de leidraad “Inventarisatie Veiligheidsaspecten bij Repressief optreden” ontwikkeld.
mei ‟10
27
Deze leidraad beschrijft een methodiek om de risico‟s, die gelopen worden tijdens repressief optreden, te inventariseren en te evalueren. Verder wordt een handreiking gegeven voor het opstellen van een plan van aanpak. De “Inventarisatie Veiligheidsaspecten bij Repressief optreden”, is ontwikkeld om de leemte van de ISAB-methode op te vullen. De methodiek is zo gemaakt dat deze door de eigen brandweerorganisatie kan worden uitgevoerd. De RI&E “warm” bestaat uit de onderdelen: 1. Veiligheidschecklist 2. Belevingsonderzoek 3. Objectrisico-analyse 4. Plan van aanpak Naast de warme RI&E wordt er momenteel gewerkt aan de Arbocatalogus Brandweer. Vanuit de NVBR, platform Arbeidsveiligheid Repressieve taakstelling, wordt een start gemaakt om te komen tot deze catalogus. In ontwikkeling zijn de volgende prioritaire risico‟s brandweer: Instortingsgevaar Explosiegevaar Onverklaarbare handelingen van collega‟s Werken op hoogte Gevaarlijke stoffen Duiken Verkeersongeval onderweg naar incident Agressie en geweld Seksuele intimidatie.
mei ‟10
28
4.4
conclusie
Voor de brandweer als organisatie geldt de hele arbowetgeving. Deze kaderwet met al haar besluiten, regelingen en regels geven een taakveld arbeidsveiligheid. Voor de brandweer als operationele dienst is er een aantal instrumenten die de risico‟s in kaart brengt.
RI&E De bescherming van werknemers tegen veiligheids- en gezondheidsrisico‟s op het werk is gebaseerd op een samenstel van toezicht, wet- en regelgeving, handhaving en voorlichting. Daarnaast worden werkgevers en werknemers door de AI gestimuleerd om de eigen verantwoordelijkheid op te pakken. Een belangrijk instrument om veiligheids- en gezondheidsrisico‟s aan te pakken is de risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E). De RI&E, aangevuld met een Plan van Aanpak, vormen belangrijke bouwstenen voor een goed arbo- en ziekteverzuimbeleid. WARME RI&E De “Inventarisatie Veiligheidsaspecten bij Repressief optreden”, is ontwikkeld om de leemte van de ISAB-methode op te vullen. De methodiek is zo gemaakt dat deze door de eigen brandweerorganisatie kan worden uitgevoerd. De RI&E “warm” bestaat uit de onderdelen: 1. Veiligheidschecklist 2. Belevingsonderzoek 3. Objectrisico-analyse 4. Plan van aanpak
Arbocatalogus
De afspraken die werkgevers en werknemers maken over veilig en gezond werken staan in een arbocatalogus. Een arbocatalogus kan voor één bedrijf gelden, maar ook voor een hele sector. Zolang er geen arbocatalogus is voor een bepaalde sector, blijven de beleidsregels voor die sector gelden. Deze regels geven aan hoe het vereiste beschermingsniveau bereikt kan worden. Zodra een arbocatalogus tot stand komt en goedgekeurd wordt door de overheid, vervallen de arbobeleidsregels voor die sector. Uiterlijk 1 januari 2010 vervallen alle beleidsregels. Vanuit de arbowet kan niet een rechtstreekse link gemaakt worden met die besluiten en regels die van toepassing zijn op de warme kant van de organisatie. Wel zijn er instrumenten ontwikkeld die de risico‟s in kaart brengen en van daaruit maatregelen vastleggen die als doel hebben die risico‟s weg te nemen. Door het gebruik van de instrumenten zullen die regels en besluiten die van toepassing zijn op de Arbowet in beeld gebracht worden en zal een plan van aanpak die maatregelen weergeven die nodig zijn om een arbeidsveilige werksituatie te creëren.
mei ‟10
29
Hoofdstuk 5.
5.1
Deelvraag B
Welke gevolgen heeft de proeftuinkazerne in relatie met de Arbowetgeving? Organisatorisch Menselijk
Inleiding
Innovatief vermogen is de sleutel tot het in stand houden van het huidige welvaartspeil in Nederland en West-Europa. Tegelijkertijd zijn weinig zaken zo lastig te bewerkstelligen als innovatie. Daarnaast moet innovatie gekoppeld worden aan één van die beroepen met de meeste ongevallen met dodelijke afloop. Dit vraagt iets van de organisatie en de medewerker. Brandweerpersoneel staat aan grotere risico‟s bloot dan de gemiddelde werknemer, zowel bij brandbestrijding als bij technische hulpverlening. Als het op redden van burgers aankomt, moeten daarvoor soms zelfs grote risico‟s worden genomen. Door opleiding, ervaring en oefening moeten brandweermensen in staat zijn de veiligheidsrisico‟s te onderkennen en te beperken. 5.2
Organisatorisch
De proeftuinkazerne als organisatie heeft een toch wel aparte relatie met arbeidsveiligheid. Er zijn binnen de arbowetgeving al middelen beschikbaar die een organisatie moet nemen om de restrisico‟s zo klein mogelijk te maken. In hoofdstuk 4 kan je lezen dat er voor het operationeel optreden van de brandweer zo‟n middel bestaat. De warme RI&E geeft handsvaten die kunnen bijdragen aan een verantwoord operationeel optreden. Met de warme RI&E worden de risico‟s in kaart gebracht. Als proeftuinkazerne zal een stap verder gegaan moeten worden. De warme RI&E geeft niet voldoende weer waar de risico‟s van bepaalde handelingen tijdens de experimenten zitten. Als organisatie moet je hier iets mee. Het is niet op te sommen met welke innovaties deze kazerne gaat werken. Elke innovatie heeft ook weer specifieke kenmerken en brengt hier eigen risico‟s met mee. Er zal dan ook per innovatie gekeken moeten worden naar deze risico‟s. Deze zullen in kaart gebracht moeten worden en besproken met de medewerkers. De manier van werken met de innovatie door de medewerker is cruciaal in de relatie met arbeidsveiligheid. Als organisatie heb je hier de eerste verantwoordelijkheid: Het duidelijk maken van de risico‟s. De medewerker kan hier bewust mee aan de slag. De organisatie creëert hiermee een situatie waarbij de medewerker zich beter betrokken en veiliger voelt met de innovatie. Om te zorgen voor een veilige werksituatie is het kennisdomein arbeidsveiligheid intern in de organisatie noodzakelijk. Dit is nu weggezet bij de arbocoördinator van de Veiligheidsregio Haaglanden. Deze kennis omtrent arbeidsveiligheid zal direct gekoppeld moeten worden met het concept proeftuinkazerne. Voor de proeftuinkazerne kan dit intern ontwikkeld worden maar ook extern ingehuurd worden.
mei ‟10
30
5.3
Menselijk
Psycholoog drs. C. Mittendorff heeft in 1999 onderzoek bij de brandweer verricht naar een (psychologische) verklaring voor het gedrag van brandweermensen die soms (tegen beter weten in) onnodige risico‟s nemen. Brandweermensen nemen voortdurend risico‟s. Soms is het nemen van een risico nodig of verdedigbaar. Echter ook bij dit onderzoek werd door veel personen bevestigd dat in sommige gevallen ook tegen beter weten in onnodige risico‟s worden genomen. „Tegen beter weten in‟ betekent dat men het gevaar wel ziet maar er onvoldoende of geen rekening mee houdt. „Onnodig‟ in onnodige risico‟s heeft te maken met kosten en opbrengsten van de inzet, met het mogelijke belang ervan. Voor redding van mens en dier kan het nodig zijn en wordt het ook geaccepteerd dat het brandweerpersoneel aan weloverwogen, aanmerkelijke risico‟s wordt blootgesteld. In de nablusfase dienen risico‟s zoveel mogelijk vermeden te worden. „Onnodig‟ betekent nu dat in relatie tot de fase van het incident (redden, blussen of nablussen) teveel risico wordt genomen. Maar ook onveilig werken betekent onnodige risico‟s nemen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen / uitrustingsstukken niet gebruiken (helm, adembescherming), altijd een binnenaanval uitvoeren met vaak geen duidelijke noodzaak, alleen naar binnen gaan of waardevolle voorwerpen redden bij een ver ontwikkelde brand. De Amerikaanse brandweerpsycholoog Jeffrey Mitchell heeft enkele honderden brandweermensen onderzocht op gemeenschappelijke elementen in hun persoonlijkheidsprofiel. Volgens hem hebben brandweermensen een persoonlijkheidsstructuur, waardoor zij zich aangetrokken voelen tot hun gevaarlijke werk. Tegelijkertijd maken ook deze eigenschappen hen zo geschikt om dit veeleisende werk te doen. Als groep beschikken ze over een combinatie van persoonlijkheidseigenschappen waardoor zij significant verschillend zijn van andere mensen. Zij zijn over het algemeen: • heel actiegericht; • nemen makkelijk risico‟s; • willen zaken controleren; • zijn perfectionistisch; • loyaal en toegewijd aan de maatschappelijke taak. Voor de medewerkers van de proeftuinkazerne gaat dit nog een stap verder. Het brandweer werk is van oudsher beschreven en geschoold volgens dezelfde inzettechniek en -tactiek. Dit doen we zo al jaren, veranderingen rond deze procedure doet veel stof opwaaien. Voor de proeftuinkazerne medewerker staat deze verandering voor de deur. Hij of zij zal met een innovatie het incident gaan bestrijden. Dit vergt veel aanpassingsvermogen van de individuele medewerker maar zeker ook van het team. De psyche van de medewerker van de proeftuinkazerne zal dus zeker een rol spelen met de innovatie die in de praktijk gebracht zal worden. Met deze gegevens is het van belang een dusdanige situatie te creëren zodat de risico‟s van de innovatie bekend zijn. Hierdoor zal de gebruiker met een veiliger gevoel het incident bestrijden. De arbeidsveiligheid van de medewerker zal per innovatie verschillend zijn. Het testen van een nieuwe blusstof brengt andere risico‟s met zich mee dan het werken met een nieuw soort motorkettingzaag. mei ‟10
31
Het is van belang dat voor elke innovatie die in de praktijk gebracht gaat worden de daarbij horende risico‟s bij de medewerkers bekend zijn. Dit kan op vele manieren gedaan worden. Een risicoanalyse bijvoorbeeld is een goed middel om gevaren en risico‟s van de innovatie in kaart te brengen. 5.4
Conclusie
Om iets te kunnen zeggen over welke gevolgen de proeftuinkazerne heeft op arbeidsveiligheid is gekeken naar zowel de organisatorische kant als ook de mens achter de proeftuinkazerne. Beide hebben een belangrijke rol in het veilig operationeel optreden van de proeftuinkazerne. De proeftuinkazerne heeft geen directe gevolgen voor arbeidsveiligheid. Dit zou ook niet mogen. Het kan niet zo zijn dat we iets uitproberen en er terloops gewond bij raken. Het ligt ver achter ons dat Marie Curie is overleden aan leukemie, vrijwel zeker ontstaan doordat zij door haar werk aan een enorme stralingsdosis was blootgesteld. (Ze overleed in 1934 in het Franse sanatorium Sancellemoz op 66-jarige leeftijd). De werkzaamheden die de proeftuinkazerne, en dus haar medewerkers, gaan doen heeft wel directe relatie met arbeidsveiligheid. Of het gevolgen heeft hangt af van de wijze van organiseren. Vanuit de organisatie is er een verantwoordelijkheid om risico‟s in kaart te brengen. Hier zijn middelen voor die stapsgewijs de risico‟s en maatregelen aangeven. De RI&E is het middel wat voor zowel de koude als de warme kant van de brandweer de risico‟s in kaart brengt. Het beschrijft de risico‟s en geeft oplossingen aan. Het gaat hier om het besef van zowel de organisatie als de medewerker van de proeftuinkazerne op het risico wat het reguliere brandweerwerk met zich mee brengt. Als we nu innovatie in beeld brengen komt de RI&E tekort. Het is niet gedetailleerd genoeg om die risico‟s aan te geven die weer bij een specifieke innovatie hoort. Het is van belang om de risico‟s door middel van een risicoanalyse duidelijk in kaart te brengen en deze te bespreken met de medewerkers van de proeftuinkazerne. Hierdoor bereik je het bewustzijn van de medewerker dat het nemen van onnodige risico‟s niet nodig is. Door de medewerker zelf bewust te laten zijn van zijn arbeidsveiligheid kan de medewerker er voor zorgen dat zijn bewustwording over arbeidsveiligheid vanuit het Csysteem in de hersenen wordt geregeld. Door de bewustwording vanuit het X-systeem te verplaatsen naar het C-systeem is de medewerker zich meer bewust van de informatie en dus van zijn arbeidsveiligheid. Dit kan gedaan worden door het kennisdomein arbeidsveiligheid in de eigen organisatie te ontwikkelen of extern in te huren. Met de vergroting van dit kennisdomein worden de restrisico‟s niet verwaarloosd maar actief betrokken in het gehele innovatieproces.
mei ‟10
32
Hoofdstuk 6.
6.1
Deelvraag C
In hoeverre beïnvloedt de arbowetgeving de innovatiemogelijkheden van de brandweer?
Inleiding
Bij het beantwoorden van deze vraag zijn vooral onze toezichthouders aan het woord. De arbeidsinspectie (AI) en de Inspectie Openbare Orde en veiligheid (IOOV) is gevraagd hoe zij kijken naar de gevoelde spanningsboog tussen innovatie en arbeidsveiligheid bij de brandweer. De AI ziet erop toe dat werkgevers en werknemers de wetgeving naleven. De AI doet dat volgens het principe 'Hard waar het moet, zacht waar het kan'. Dat wil zeggen dat in sectoren en bedrijven waar de risico's hoog zijn en de naleving slecht, intensiever wordt geïnspecteerd en zo nodig hard wordt opgetreden: met eisen, boetes en stilleggingen van het werk. Er wordt minder geïnspecteerd en soepel opgetreden in sectoren en bedrijven waar de risico‟s laag zijn en de naleving goed is. Dit principe is uitgewerkt in het Interventiebeleid Arbeidsomstandigheden. Al snel werd duidelijk dat de AI niet die instantie is die vooruitstrevend en innovatief mee kan en wil denken. De AI is erg terughoudend met medewerking. Lopende het onderzoek blijkt dat dit ook niet nodig is. De AI kan en mag die instantie blijven die ze nu zijn. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is met ingang van 1 mei 2002 ingesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de minister van Justitie. De Inspectie OOV oefent de taken uit van de voormalige Inspectie voor de politie en de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) is onafhankelijk toezichthouder op het terrein van politie, politieonderwijs, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het toezicht van de Inspectie OOV richt zich op uitvoering van taken door bestuursorganen en operationele diensten op het terrein van openbare orde en veiligheid. De Inspectie kijkt of beleid (en plannen) goed worden vertaald naar de praktijk en of de uitvoering efficiënt en effectief is. Met de conclusies en aanbevelingen wil de Inspectie betrokken partijen in staat stellen hun werk – waar nodig – te verbeteren. Vanuit de Inspectie OOV is de heer Verbiest, senior inspecteur, aangewezen als contactpersoon. Met hem is een half gestructureerd interview gehouden.
6.2
Antwoord
Innovatie is iets wat moet, ook volgens de arbeidsinspectie en de inspectie OOV. De twee organisaties hebben een verschillende kijk op hun rol binnen innovatie bij de brandweer. Vanuit de wettelijke kaders valt op te merken dat de inspectie OOV meer de organisatie is die kijkt naar waar het beter kan. Zij doen dit gevraagd en ongevraagd. Veelal komt de onderzoeksvraag voort uit een ongeval tijdens het repressief optreden van de brandweer. De arbeidsinspectie is de sanctieorganisatie die opereert vanuit wettelijke verplichtingen. Met name deze organisatie realiseert zich dat het aan de voorkant meedenken bij innovatie een directe spanningsboog creëert met de controle achteraf die zij dient te doen. De inspectie OOV heeft een andere rol en is zich in positie aan het verschuiven. De inspectie OOV is zeker bereid aan de voorkant van innovatie mee te denken over het niveau mei ‟10
33
arbeidsveiligheid voor de medewerkers. Ook de inspectie OOV heeft hierin intern nog een aantal stappen te lopen. Ook deze organisatie zal haar uitgangspunt van controlerende instantie los willen laten en meer aan de voorkant van processen betrokken kunnen en willen raken. Arbowetgeving behoeft totaal geen belemmering te zijn voor innovatie. Volgens Ricardo Weewer van de Brandweer Amsterdam-Amstelland moeten we anders gaan kijken naar de brandweer. De doctrine van de brandweer moet veranderen. Dit kunnen de korpsen zelf niet maar zal landelijk opgepakt moeten worden. De kijk op innovatie gebeurt momenteel te veel vanuit de operationele kant van de brandweer. Maatschappelijke innovatie, community safety het “inside-out” denken, zijn andere inzichten en uitzichten die innovatief bekeken kunnen worden. Met inside-out denken wordt bedoeld het zelf bepalen wat de brandweer vindt dat er ontwikkeld moet worden indien dat nog niet bestaat, en zich niet alleen richten op wat de markt voor de brandweer bedenkt. Deze vorm van innovatie van de brandweer behoeft weinig aandacht van de arbowetgeving anders dan de gebruikelijke RI&E. Deze richting die de brandweer momenteel aan het ontwikkelen is via de “Strategische reis”, gedaan door de Raad van Regionale Commandanten vanuit de NVBR, kijkt hoe de brandweer er in 2040 uit zal zien. De reis die de brandweer doet heeft voornamelijk een bestuurlijk karakter. De uitkomsten van de reis zijn voor dit onderzoek zeker interessant. Veel pilots die te verwachten zijn uit de reis zullen invloed/raakvlak hebben met het operationele optreden van de brandweer. Hier door is de arbowetgeving wel van invloed op innovatie. De invloed die de arbowetgeving zal uitoefenen op de innovatie hoeft niet negatief te zijn. Binnen de maatschappij is er veel kennis ter beschikking over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de arbowetgeving. Het is van belang dat deze kennis goed wordt meegenomen tijdens de innovatie. Deze kennis kan ontwikkeld worden binnen de eigen organisatie van de Veiligheidsregio Haaglanden maar kan ook extern ingehuurd worden.
6.3
Conclusie
De conclusie van deze vraag heeft twee kanten. Als eerste kan gekeken worden naar de toezichthouders en hun rol binnen innovatie. Ten tweede kan gekeken worden naar de eigen organisatie. Onze toezichthouders hebben beiden geen belang bij het vertragen of beïnvloeden van innovatieve trajecten. Wel is hun rol duidelijk hierin weggezet. Beide organisaties zijn inspecties aangesteld door de wet en voeren hun werk op basis van wettelijke kaders uit. Het is voor de inspectie OOV eenvoudiger zich als partner op te stellen dan de AI. Dit behoeft geen negatieve invloed te hebben op innovatie. De AI mag en kan zijn rol als handhaving en sanctieorganisatie houden. De inspectie OOV daaren tegen geeft zelf aan dat zij de mogelijkheid en wens ziet om meer naar de voorkant van het traject te komen om mee te denken met innovatietrajecten. De AI heeft deze wens niet. Het kennisdomein arbeidsveiligheid is een reeds ontwikkeld domein waar de expertise voor te ontwikkelen is in eigen huis of extern in te huren. De rol van de AI kan dan aan de voorkant gedaan worden door eigen personeel of per innovatie ingehuurde expertise. De kaders waarbinnen en waarover de AI controleert zijn bekend en zelf controleerbaar. De rol van de Veiligheidsregio Haaglanden met betrekking op arbeidsveiligheid is die van het faciliteren van het kennisdomein. De veiligheidsregio zelf kan negatieve invloed hebben op innovatie, als zij om efficiëntie en/of budgettaire reden keuzes maken op het gebied van innovatie mei ‟10
34
Hoofdstuk 7. 7.1
Conclusie
Conclusie en aanbevelingen
Arbeidsveiligheid is een taakveld van werkgever en werknemer. De overheid heeft hiervoor wetgeving gemaakt die ervoor moet zorgen dat de medewerker niet arbeidsongeschikt raakt. Voor een werkgever kent de Arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling) vooral verplichtingen. Eigenlijk kent de Arbowetgeving geen expliciete rechten. Hieronder wordt een opsomming geven van de belangrijkste plichten uit de Arbowetgeving die gelden voor de werkgever. De plichten zijn onderverdeeld in de Arbowet enerzijds en het Arbobesluit en de Arboregeling anderzijds. Plichten van werkgever uit de Arbowet: Deze plichten hebben vooral een organisatorisch karakter: de voorschriften moeten ervoor zorgen dat er op een gestructureerde wijze aandacht wordt besteed aan veilig en gezond werken. Plichten van de werkgever uit het Arbobesluit en de Arboregeling: Zowel het Arbobesluit als de Arboregeling kennen min of meer dezelfde hoofdstukindeling, zodat de onderwerpen snel terug te vinden zijn. De verplichtingen uit het Arbobesluit en de Arboregeling zijn veelal toegespitst op één risico. Om te zorgen voor een arbeidsveilige werksituatie op de proeftuinkazerne is het wenselijk om het kennisdomein te koppelen aan het concept proeftuinkazerne. De complexiteit van de arbowetgeving geeft aanleiding tot deze conclusie. De rol van de arbeidsinspectie als toezichthouder hoeft in dit concept niet te veranderen. Zij kunnen hun controlerende en sanctionerende rol behouden. Deze rol hebben zij vanuit hun wetgevende kaders. De inspectie OOV heeft de wens om verder aan de voorkant van het netwerk plaats te nemen als het gaat om innovatie binnen het brandweerveld. De rol van de inspectie OOV is anders dan die van de AI. Het is wenselijk om deze mogelijkheid vanuit de inspectie OOV te onderzoeken en verder uit te werken om gezamenlijk op te trekken op het gebied van innovatie in relatie tot arbeidsveiligheid. In de eigen organisatie van de Veiligheidsregio Haaglanden is momenteel de arbocoördinator verantwoordelijke voor de ontwikkeling en implementatie van het arbobeleid. De proeftuinkazerne zal een dusdanig specialistische rol verlangen van het kennisdomein arbeidsveiligheid dat het wenselijk is om hier los van de coördinator invulling aan te geven. Een innovatiecoördinator voor de proeftuinkazerne kan het kennisdomein ontwikkelen of het kennisdomein kan extern ingehuurd worden. Met deze kennis in de organisatie kan de AI zijn rol behouden. In een nog te verrichten verkenning over de mogelijkheden van de proeftuinkazerne voor de Veiligheidsregio Haaglanden zal van deze innovatiecoördinator het functieprofiel verder uitgewerkt moeten worden. De noodzaak van deze functionaris in relatie met arbeidsveiligheid is uit dit onderzoek naar voren gekomen. Voor de proeftuinkazerne zijn de nu aanwezige instrumenten, RI&E en warme RI&E, noodzakelijk om in te voeren. Deze geven een eerste beeld van de risico‟s voor het brandweerwerk. Om verdere risico‟s bij experimenten in kaart te brengen schieten beide instrumenten tekort. Om hier voldoende zicht op te krijgen zullen verdere stappen noodzakelijk zijn. Om een beeld te krijgen van de risico‟s bij innovatie experimenten zal per innovatie een aparte risico analyse gemaakt moeten worden. Deze analyse geeft zeer gedetailleerd weer waarzich de risico‟s bevinden van de innovatie. mei ‟10
35
Arbeidsveiligheid zal door de medewerkers van de proeftuinkazerne meer vanuit het Csysteem behandeld moeten worden. We kunnen informatieverwerkingsprocessen in drie gebieden indelen: 1. leerprocessen, waarvan we ons niet bewust zijn. 2. ophaalprocessen waarvan we ons niet bewust zijn. 3. bewust aandacht schenken aan en verwerken van informatie. De eerste twee processen doen we als reflexen, we noemen dat het X-systeem (Lieberman 2002). De processen waarbij we bewust aandacht schenken aan iets of iets bewust verwerken vinden in het C-systeem plaats. Zodra de medewerkers zelf bezig zijn met hun bewustwording over arbeidsveiligheid realiseer je daarmee dat dit proces vanuit het C-systeem plaats vindt. In het onderstaande schema worden de resultaten gekoppeld aan het theoretisch kader.
Conclusies en aanbevelingen Invoeren RI&E en warme RI&E Risico analyse Innovatie coördinator
Leidraad warme RI&E
Leren van fouten
X
X
X X
X X X X
bewustwording Arbowetgeving Samenwerking met Inspectie OOV en andere partners
mei ‟10
X
X
Maatschappelijke innovatie experimenten
X X X
36
7.2
Aanbevelingen
Invoeren van de RI&E en de WARME RI&E op de proeftuinkazerne
o RI&E
De bescherming van werknemers tegen veiligheids- en gezondheidsrisico‟s op het werk is gebaseerd op een samenstel van toezicht, wet- en regelgeving, handhaving en voorlichting. Daarnaast worden werkgevers en werknemers door de AI gestimuleerd om de eigen verantwoordelijkheid op te pakken. Een belangrijk instrument om veiligheids- en gezondheidsrisico‟s aan te pakken is de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De RI&E, aangevuld met een Plan van Aanpak, vormen belangrijke bouwstenen voor een goed arbo- en ziekteverzuimbeleid. WARME RI&E De “Inventarisatie Veiligheidsaspecten bij Repressief optreden”, is ontwikkeld om de leemte van de ISAB-methode op te vullen. De methodiek is zo gemaakt dat deze door de eigen brandweerorganisatie kan worden uitgevoerd. De RI&E “warm” bestaat uit de onderdelen: Veiligheidschecklist Belevingsonderzoek Objectrisicoanalyse Plan van aanpak Per innovatie een risicoanalyse uitvoeren o Om ervoor te zorgen dat de experimenten arbeidsveilig verlopen zullen de restrisico‟s in kaart gebracht moeten worden. Dit dient te gebeuren los van de RI&E en WARME RI&E. Deze analyse zal per innovatie-experiment gedaan moeten worden en is dus maatwerk bij ieder project. Betrek de medewerkers van de proeftuinkazerne bij de uitvoering van de risicoanalyse van het experiment. o Hierdoor worden de medewerkers zich meer bewust van hun eigen arbeidsveiligheid en wat zij zelf kunnen doen dit te vergroten. Benoemen van een innovatiecoördinator voor de proeftuinkazerne o Deze functionaris zal het kennisdomein arbeidsveiligheid eigen moeten maken en zich verder ontwikkelen in de arbowetgeving in relatie tot innovatie. Deze functionaris zal de risicoanalyse per experiment gaan maken. Uitwerken van het functieprofiel innovatiecoördinator. o Na dit onderzoek zal de functie en het profiel van de innovatiecoördinator verder uitgewerkt moeten worden. Gedacht kan worden aan een functionaris die verantwoordelijk is voor de proeftuinkazerne en de dagelijkse leiding heeft over de kazerne. Verder onderzoek naar concept proeftuinkazerne o Er zal uitgebreid onderzoek gedaan moeten worden naar hoe de Veiligheidsregio Haaglanden de proeftuinkazerne wil gaar organiseren. In dit onderzoek zal de basis gelegd moeten worden voor de verdere invulling van de proeftuinkazerne. mei ‟10
37
Hoofdstuk 8.
Slotbetoog
In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de ontwikkeling die is gedaan met het uitvoeren van dit onderzoek. De ontwikkeling zal weergegeven worden aan de hand van de competenties van een IVK‟er. Per competentie zal de ontwikkeling weergegeven worden. 1. De IVK’er handelt vanuit professionele waarden m.b.t. veiligheid. De IVK’er heeft een specialistische rol. Eindniveau (jaar 4): De IVK‟er vertaalt zijn kennis van integrale veiligheid en van de context waarin problemen zich afspelen naar zijn directe omgeving. Daarbij betrekt hij professionele waarden als duurzaamheid, gelijkheid, rechtvaardigheid en legitimiteit.
Veiligheid is bij dit onderzoek de rode draad. Niet alleen intern maar zeker ook extern is er professioneel en objectief gekeken naar wat wel mag en kan en wat niet. Ook de relatie tussen verbetering van veiligheid en de beïnvloeding van regelgeving daarop. Binnen dit onderzoek vervul ik de specialistische rol. Dit onderzoek impliceert het “out of the box” denken. Duurzaamheid en legitimiteit zijn noodzakelijk gebleken om het onderzoek zijn doelen te laten behalen. 2. De IVK’er intervenieert in en geeft vorm aan het proces van waardetoekenning aan het begrip veiligheid door belanghebbenden. De IVK’er heeft een faciliterende rol/dienend. Eindniveau (jaar 4): de IVK‟er creëert in iedere fase van het proces condities waarin belanghebbenden hun belangen en kennis betreffende veiligheid delen. Hij geeft hierbij herhaaldelijk hernieuwde invulling aan veiligheidsbegrippen en koppelt nieuwe inzichten terug aan de nieuw ontstane werkelijkheid.
Binnen dit project zijn professionals betrokken geweest bij het nadenken over hun toekomst en hun innoverend vermogen. Innovatie en handhaving van, op de praktijk gebaseerde arbeidsveiligheidsregels, bewegen zich op een spanningsboog tussen consolideren en innoveren. Hierdoor zijn per definitie nieuwe veiligheidsbegrippen en -modellen ontstaan. Aan het einde van het onderzoek is een netwerk opgebouwd dat inzicht geeft in het innoverend vermogen van brandweer Nederland. In verschillende processen is tijdens het onderzoek stap voor stap uitgewerkt wie welk aandeel heeft en wat dit onderzoek daar mee kan. 3. De IVK’er mobiliseert belanghebbenden op gemeenschappelijk handelen. De IVK’er heeft een mobiliserende rol/actief. Eindniveau (jaar 4): de IVK‟er zet belanghebbenden aan tot gemeenschappelijk handelen.
Zoals ook al in de vorige competentie is omschreven is de gemeenschappelijkheid en het delen van verantwoordelijkheid onontkoombaar. Het is mijn taak alle belanghebbende de te laten inzien dat zij wat hebben aan het belang van een ander. Iets wat de wetgeving oplegt kan ruimte geven voor ontwikkeling!! Dit blijkt wel uit de conclusie in het rapport over toezichthouders en hun rol. Het onderzoek gaf weer dat innovatie niet alleen afhankelijk was van het meewerken van anderen, ook begrip en kennis over anderen door onszelf bleek uitermate innoverend. mei ‟10
38
4. De IVK’er analyseert en conceptualiseert veiligheidsituaties. De IVK’er heeft een analytische rol. Eindniveau (jaar 4): de IVK‟er onderscheidt in gestructureerde en ongestructureerde probleemcontexten de hoofd- en bijzaken van elkaar, komt tot de kern van het probleem en verwoordt deze. Definieert beoogde resultaten. Evalueert en herdefinieert op elk moment het proces en de resultaten.
Veel is in dit onderzoek gevraagd van mijn analytisch vermogen. Het analyseren van alle regelgeving welke invloed hebben op het operationeel optreden was van groot belang. De informatie afkomstig van “best practice” is gefilterd naar bruikbaarheid voor Haaglanden. De resultaten van anderen geven een helder beeld waar de VRH staat en naar toe wil. 5. De IVK’er structureert de aanpak van het probleem zodanig dat beoogde resultaten worden bereikt. De IVK’er heeft een structurerende rol. Eindniveau (jaar 4): de IVK‟er structureert lineaire, cyclische en iteratieve processen. Hij kan tijdens het proces omgaan met procesdoelen en met verwachtingen van de belanghebbenden. Hij integreert beiden en zet deze om in concrete activiteiten waarvoor draagvlak is.
Er lopen naast elkaar lineaire en cyclische processen. De wetgeving op het gebied van arbo geeft duidelijk weer wat wel en niet mag. Hier staan tegenover de wensen van de brandweer. Dit proces is zowel lineair als cyclisch door de verschillende belangen die elke partij dient. Structuur aanbrengen in de belangen heeft inzicht gegeven in gelijkheid. Door dit te delen en te laten zien wat we voor elkaar kunnen betekenen is het proces interactief geworden. 6. De IVK’er profileert zich als IVK professional. De IVK’er heeft een profilerende rol. Eindniveau (jaar 4): De IVK‟er geeft aan wat zijn visie op veiligheid is, kent zijn persoonlijke kwaliteiten en stuurt de ontwikkeling hiervan zelf.
Veiligheid is iets waarin de overheid geen exclusieve verantwoordelijkheid heeft, maar vanzelfsprekend wel een bijzondere. Het zorgdragen voor veiligheid blijft één van de belangrijkste taken van de overheid. Dit wordt niet aan de burger overgelaten, maar het is wel belangrijk dat de inwoners en maatschappelijke organisaties het publieke domein steeds meer gaan zien als iets van henzelf en iets waar ze zelf veel aan kunnen doen. Vanuit deze visie geeft veiligheid een betekenis aan de proeftuinkazerne, haar medewerkers en de burger die zij dient. Aan het einde van dit traject kan gesteld worden dat ik mij ontwikkeld heb tot een zelfstandige, kritische IVK professional. Ik merk dit in mijn dagelijks functioneren als operationeel leidinggevende. Ik denk en acteer veel abstracter. De dag van vandaag is niet de dag dat alles geregeld moet worden dat is de dag van volgende week. Ik heb een bredere kijk op veiligheid in het algemeen en kijk vanuit een andere bril naar de organisatie en haar mogelijkheden. Deze opleiding heeft een netwerk en veel contacten opgeleverd. Dit netwerk zal in mijn carrière zeker gebruikt kunnen gaan worden voor projecten die ik hopelijk kan en mag gaan doen.
mei ‟10
39
Bronvermeldingen: Documenten: Interviewverslag: Innovatie is cruciaal voor toekomst brandweer, Twynstra Gudde Startnotitie innovatieregiegroep Brandweer Amsterdam-Amstelland, Ricardo Weewer Startnotie project Arbocatalogus Brandweer, 15 maart 2010 Leidraad Inventarisatie veiligheidsaspecten bij repressief optreden, 1e druk, 1e oplage, oktober 2006, Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) Rapportage risicoanalyse domein brandweerzorg 2006, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Veiligheidsbewustzijn bijbrandweerpersoneel, maart 2004, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Projectverslag inspectieproject brandweer, Arbeidsinspectie, kantoor Utrecht. Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving Arbeidsomstandighedenwet Arbeidsomstandighedenregeling Arbeidsomstandighedenbesluit Organisatieplan Brandweer haaglanden, maart 2009. Besturingsmodel Brandweer binnen de Veiligheidsregio Haaglanden, mei 2007. Innovatie Moed: borging van projectresultaten, maart 2010, NVBR, Ricardo Weewer. Wie water deert, die water keert, water keren moet je leren, Martin Evers 2000, commandeursscriptie leergang MCD, 1999/2001 Literatuur: Wat is onderzoek, Nel Verhoef 2008, uitgeverij Boom onderwijs Het ontwerpen van een onderzoek, Piet Verschuren & Hans Doorewaard 2007, uitgeverij Lemma. Leren van fouten, John Vollenbroek 2003, uitgeverij Nelissen Werkboek fouten management, John Vollenbroek 2005, uitgeverij Nelissen Maatschappelijke innovatie experimenten, Ir. Emma van Sandick & Dr. Rob Weterings 2008, uitgeverij Van Gorcum. TNO magazine, maart 2006 Internet: overheid.nl ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid o Inspectie OOV o Arbeidsinspectie Goolge Wikipedia NVBR Arboportaal Wetten.nl Brandweer Amsterdam-Amstelland Brandweer Zuid Limburg Brandweer.nl NIFV mei ‟10
40