aardig of gelijkwaardig Over het vormgeven van ouderbetrokkenheid op scholen
Gerben Heldoorn Boudewijn Hogeboom Peter de Vries Gaby de Vrije
Colofon Ten behoeve van de leesbaarheid is in dit rapport bij de verwijzing naar personen gekozen voor het gebruik van ‘hij’. Het spreekt vanzelf dat hier ook ‘zij’ gelezen kan worden. Leden projectgroep: Alma Buitenhuis, Gina Botta, Harry Cox, Léon Dingemans, Margriet Foks, Hens Galjaard, Gerben Heldoorn, Boudewijn Hogeboom, Zeger van Hoffen, Peter Snijders, Sander van Veldhuizen, Mieke Vollenhoven & Gaby de Vrije Projectleider: Peter de Vries Projectmanager: Linda Odenthal Ontwerp: Dieto grafische vormgeving & illustratie, Velp Redactie: Inge van der Weijden © CPS Onderwijsontwikkeling en advies, december 2011 CPS Onderwijsontwikkeling en advies Postbus 1592 3800 BN Amersfoort Telefoon: 033-453 43 43 www.cps.nl Dit rapport is tot stand genomen met subsidie van het ministerie van OC&W in het kader van SLOA/R&D 2011.
Inhoudsopgave 1
Inleiding
4
2 2.1 2.2 2.3
Overzicht vormen ouderbetrokkenheid Vormen van contact tussen ouders en school in het po Vormen van contact tussen ouders en school in het vo Conclusie
6 6 8 10
3
Casebeschrijvingen
11
4
Voorlopige conclusie voor de Nederlandse situatie
20
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Nederlandse situatie en PTA-standaarden Trends in contacten met ouders PTA-standaarden op Nederlandse scholen Verschillen Nederland en de PTA Conclusie
21 21 23 25 27
6
Conclusies en aanbevelingen na het eerste jaar
28
Bijlagen Bijlage 1 Projectbeschrijving Bijlage 2 Schoolontwikkelingsmodel ouderbetrokkenheid Bijlage 3 PTA-standaarden Bijlage 4 Interviewformats Bijlage 5 Verder lezen?
29 29 32 34 36 38
Literatuur
42
1 Inleiding Samen opvoeden, dat is waar het om draait Deze publicatie is een verslag van een onderzoek naar de vormen van ouderbetrokkenheid. Kern van dit onderzoeksproject is het in kaart brengen van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe vormen die de samenwerking tussen school en ouders (basisonderwijs én voortgezet onderwijs) tot stand brengen. Alle vormen van ouderbetrokkenheid vinden hun bestaansrecht in slechts één doel: de vormen dienen aantoonbaar positieve effecten te hebben op de ontwikkeling van de leerlingen in het algemeen en op hun leerprestaties in het bijzonder, en op de kwaliteit van de school en het onderwijs. En het is onderzocht1: wanneer ouderbetrokkenheid goed wordt vormgegeven, heeft dit een positief effect op de (leer)ontwikkeling van kinderen. Het onderzoeksproject richt zich daarom op de volgende concrete vragen: Hoe kun je de relatie met ouders concreet versterken? Welke vormen van ouderbetrokkenheid werken in de praktijk? Hoe maak je de samenwerking tussen school en ouders gelijkwaardig en nietvrijblijvend, met oog voor elkaars positie en verantwoordelijkheid? Dit verslag bevat de opbrengsten van het eerste onderzoeksjaar (2011). In dit jaar is in kaart gebracht welke vormen rondom ouderbetrokkenheid we tegenkwamen op vijftien scholen (elf voor primair onderwijs en vier voor voorgezet onderwijs) verspreid door heel Nederland. Dit is in kaart gebracht door middel van een vragenlijst. Op acht geselecteerde scholen, vier scholen voor primair en vier scholen voor voorgezet onderwijs, zijn vervolgens verdiepende interviews gehouden om in te gaan op deze vormen van ouderbetrokkenheid. In deze publicatie geven we een overzicht van alle gevonden vormen van ouderbetrokkenheid op de vijftien scholen en zoomen we in op de vormen van ouderbetrokkenheid op acht pilotscholen. Dit onderzoek kan iedere school in Nederland zelf gebruiken. Dat komt omdat er twee objectieve instrumenten zijn gebruikt. Het eerste is het ontwikkelingsmodel ouderbetrokkenheid dat door CPS Onderwijsontwikkeling en advies is ontwikkeld. Hierin worden vijf opeenvolgende fasen van ontwikkeling in ouderbetrokkenheid beschreven. Verderop in deze publicatie leest u hier meer over. Het tweede instrument bestaat uit de zes standaarden van de Amerikaanse PTA (Parent Teacher Association, www.pta.org). Deze zes standaarden zijn gebaseerd op langdurig wetenschappelijk onderzoek van Dr. Joyce Epstein en mogen zodoende als leidraad worden beschouwd voor effectieve ouderbetrokkenheid. Ook daarover vindt u verderop meer informatie. Zo kunt u zien in welke ontwikkelingsfase uw school zich bevindt en kunt u kijken aan welke standaarden
1
Zie bijlage 1
| aardig of gelijkwaardig
van de PTA uw school al invulling geeft en in welke standaarden uw school nog meer kan investeren. Eind 2011 heeft een expertmeeting plaatsgevonden waarbij de PO-raad aanwezig was. Hierin zijn ook aanbevelingen gegeven voor het vervolg van het project. In 2012 gaat CPS verder met de acht pilotscholen. Nu in 2011 de huidige vormen van ouderbetrokkenheid op deze scholen in kaart zijn gebracht, wordt in 2012 per PTA-standaard gekeken welke nieuwe vormen bedacht kunnen worden en wenselijk zijn. En, omdat dit project uitgaat van samen opvoeden, dus van een gelijkwaardige samenwerking tussen school en ouders, worden op al deze acht scholen nieuwe vormen ontwikkeld mét ouders.
| aardig of gelijkwaardig
2 Overzicht vormen ouderbetrokkenheid Hieronder volgt een bespreking van de resultaten van de vragenlijst over de verschillende vormen van contact tussen school en ouders, verspreid onder ouders, leraren en directie. Voor een uitgebreidere beschrijving zie het kader. Allereerst zullen de resultaten van het basisonderwijs besproken worden, vervolgens die van het voortgezet onderwijs. In de afsluitende paragraaf volgt een vergelijking tussen het po en vo.
Vragenlijsten Aan zowel ouders, leraren als de directie zijn (digitale) vragenlijsten voorgelegd met daarin twintig mogelijke vormen van contact tussen school en ouders. Daarin kon worden aangeven of een bepaalde vorm wel of niet voorkwam of dat men niet wist of die vorm op school voorkwam. Daarnaast is door middel van open vragen gevraagd welke vormen van contact er nog meer zijn tussen de school en ouders en wat de verbeterpunten zijn in het contact tussen school en ouders volgens de verschillende partijen. De gesloten vragen zijn vervolgens per school ingedeeld in het 5-fasen model zodat iedere school een overzicht heeft van de aspecten van het contact tussen ouders en school waarop winst behaald kan worden. Een overzicht van het 5-fasen model en de daar bijhorende mogelijke vormen is opgenomen in bijlage 2.
2.1 Vormen van contact tussen ouders en school in het primair onderwijs In het totaal vulden ruim vierhonderd ouders, honderd leraren en vijftien schoolleiders van elf verschillende basisscholen onze vragenlijst in. Vormen van contact tussen ouders en school in het po die door (bijna) alle ondervraagden worden beantwoord met ‘ja’ zijn: telefoon, bespreking van de voortgang van leerlingen, het klachtenprotocol en overleg bij niet-wenselijk gedrag van leerlingen. Terwijl alle leraren en leidinggevenden aangeven dat de school een nieuwsbrief heeft, geeft slechts elf procent van de ouders aan geïnformeerd te worden door een nieuwsbrief. Ook meedenken in het beleid is volgens alle leidinggevenden mogelijk terwijl maar de helft van alle ouders dit zo ervaart. Een aantal vormen van contact tussen school en ouders zoals het gebruik van het professionele netwerk van ouders ten behoeve van onderwijs, het bieden van een ontmoetingsruimte, het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten en het organiseren van panelgesprekken worden op weinig scholen gebruikt. Op de vraag naar overige vormen van contact tussen ouder en school komt vaak het gebruik van de e-mail naar voren. Ook het informele contact met de leraar (voor en na schooltijd / tijdens het brengen en halen) wordt vaak genoemd. Verder is er bij zorgleerlingen regelmatig contact tussen ouders en leraar. | aardig of gelijkwaardig
Andere vormen zijn de nieuwsbrief, ouderraad/activiteitencommissie, MR, via het ouderportal en als vrijwilliger bij allerlei activiteiten. Een enkele ouder/leraar noemt portfoliomomenten en de ouderportal van ParnasSys als vorm van contact tussen ouders en de school. Redelijk vaak wordt wel genoemd dat leraren goed bereikbaar zijn en altijd aan te spreken of bereid zijn een afspraak te maken. In figuur 1 zijn de antwoorden op de vragenlijst ingedeeld in het 5-fasen model. Een score van honderd procent betekent dat alle respondenten hebben aangegeven dat de vormen van contact tussen school en ouders die bij die fase hoorden, voorkwamen op school. Wanneer dit percentage lager is, wordt er dus niet (of beleefd dat er niet) gebruik gemaakt van alle vormen van contact uit deze fase. Uit het figuur valt af te lezen dat vooral de fasen informatie, samenwerking en relatie het meeste zijn ontwikkeld. Waarbij deze laatste volgens de ouders minder goed is ontwikkeld. Wat opvalt, is dat over het algemeen de leraren en leidinggevenden hoger scoren dan de ouders op de verschillende fasen. Hier hebben we twee verklaringen voor. Enerzijds kan dit doordat leraren en (in nog sterkere mate) leidinggevenden het contact tussen school en ouders gunstiger inschatten dan de ouders. Anderzijds kan het ook komen doordat ouders op de vragen behorende bij de fasen vaker hebben beantwoord met ‘weet ik niet’ omdat ze niet zeker weten of de school deze vormen van contact organiseert. In beide gevallen ligt hier dus nog een grote kans voor scholen. Maak duidelijker zichtbaar wat je als school doet in het contact met ouders en ga ook na of ouders het contact ook op dezelfde wijze ervaren als dat de school (en de individuele leraren) dat doen. De grootste winst kan in het basisonderwijs behaald worden op activiteiten die vallen onder de fasen structuur en innovatie. Als laatste valt op dat ook de informatiefase voor ouders niet hoog scoort. Dit blijkt ook uit de verbeterpunten die ouders aandragen op de open vragen. Hieronder zullen we daarop ingaan. Figuur 1: Ouderbetrokkenheid volgens het 5-fasen model in het po 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Informatie
Structuur
Relatie
Samenwerking
Innovatie
Ouders
45%
38%
34%
62%
50%
Leerkrachten
64%
40%
69%
72%
30%
Leidinggevenden
65%
40%
73%
72%
45%
| aardig of gelijkwaardig
Een aanzienlijk deel (ruim eenderde) van de ouders die een antwoord heeft gegeven op de vraag naar suggesties voor verbetering van het contact tussen school en ouders, geeft aan meer informatie te willen over waar een leerling op school mee bezig is en hoe ze daar thuis bij kunnen helpen. Zo schrijft één ouder bijvoorbeeld: “Ik zou het waarderen als de leraar bijvoorbeeld een keer per week een kort stukje schrijft over wat ze hebben gedaan en wat ze de komende week gaan doen”. Een andere ouder schrijft: “Ouders concretere handvatten meegeven om kind te stimuleren en motiveren op eigen niveau te leren”. Ook zaken als meer ouderavonden, tussentijdse gesprekken en aangeven wat de leerling moet leren, worden aangedragen. Ook andere verbetersuggesties voor het contact komen naar voren. Ruim twintig ouders geven aan dat ze niet tevreden zijn over de tienminutengesprekken. Deze zijn voornamelijk te kort en vinden niet vaak genoeg plaats. Ook zouden de scholen volgens veel ouders het contact tussen ouders en school kunnen verbeteren door eerder en meer te communiceren met ouders wanneer er problemen zijn met leerlingen. De leraren die deze vraag hebben ingevuld, zijn het eens met de ouders op het punt van informatievoorziening. Zij dragen hierbij voornamelijk aan dat het goed zou zijn om thema-/ouderavonden te organiseren waarin thema’s zoals methoden en leerstof centraal staan.
2.2 Vormen van contact tussen ouders en school in het voortgezet onderwijs Het aantal deelnemende scholen in het vo viel lager uit dan dat we schreven in het oorspronkelijke projectplan. De scholen waren te druk, hadden teveel onderzoeken tegelijkertijd. Een enkele school deed een afzegging na eerdere toezegging. We kregen veel respons van de vijf scholen die besloten mee te doen aan dit onderzoek. Meer dan zevenhonderd ouders, honderdzestig leraren en zestien leidinggevenden van de verschillende scholen hebben de vragenlijst ingevuld. Een aantal vormen worden door alle ondervraagde scholen gebruikt. Dit zijn: contact hebben met de ouders via mail en telefoon, informeren van ouders door middel van een nieuwsbrief, bespreken van de voortgang van de resultaten van leerlingen met de ouders. Minder dan de helft van de respondenten geeft aan dat ‘de school ouders informeert over wat kinderen in de komende periode leren’. Ook minder dan de helft geeft aan dat ‘de school laat weten hoe ouders hun kind kunnen helpen bij het leren’. Overige vormen van contact tussen de school en ouders die maar door de helft van de respondenten wordt genoemd zijn: het organiseren van bijeenkomsten waar ouders met elkaar in gesprek gaan over onderwijs en opvoeding en het organiseren van ouderavonden waar de school of gastsprekers informatie geven over omgaan met lastig gedrag van kinderen. Vormen van contact die slechts zelden voorkomen in het vo zijn: huisbezoeken, het professionele netwerk van ouders benutten, panelgesprekken, ontmoetingsruimten en het afsluiten van ouderovereenkomsten. | aardig of gelijkwaardig
Aanvullende vormen van ouderbetrokkenheid in het vo beperken zich bij het grootste gedeelte van de ouders tot zaken zoals mail, telefoon, ouderavonden. Een enkele ouder geeft ook aan de resultaten van leerlingen via ouderportals te kunnen raadplegen. Figuur 2: Ouderbetrokkenheid volgens het 5-fasen model in het vo 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Informatie
Structuur
Relatie
Samenwerking
Innovatie
Ouders
62%
37%
40%
49%
28%
Leerkrachten
62%
41%
41%
50%
28 %
Leidinggevenden
75%
40%
48%
63%
45%
Uit figuur 2 valt af te lezen dat voornamelijk de informatiefase op de meeste ondervraagde vo-scholen is ontwikkeld. Er valt dus nog veel winst te halen voor vo-scholen op de overige fasen. Ook in het vo zijn er ruimschoots (door ruim eenderde van de respondenten) reacties gegeven op de vraag naar verbetering van het contact tussen ouders en school. We zien hier dat dezelfde zaken naar voren kwamen als in het po. Ouders willen vaker en meer op de hoogte gehouden worden van de vorderingen van hun kind. Ook als er problemen zijn. Ouders willen graag op de hoogte gehouden van wat hun kind leert! Daarnaast gaf een groot deel van de ouders ook aan dat de inzet van sociale media (bijvoorbeeld e-mail en een actuele website) verbeterd kan worden. Waar in het po een enkele ouder klaagde over de bereikbaarheid van de school zijn er dat in het vo een stuk meer. Vooral de telefonische bereikbaarheid en de snelheid waarmee op e-mails wordt gereageerd, laat vaak te wensen over. Ook leraren onderstrepen de vraag naar intensivering van contact. Zo zegt één leraar: “Ik heb niet de indruk dat er te weinig mogelijkheden zijn voor ouders om leraren te spreken”. Een andere leraar geeft aan: “Per team een kort maandelijks nieuwsbulletin met zaken die voor de komende periode van belang zijn”.
| aardig of gelijkwaardig
2.3 Conclusie We kunnen concluderen dat er op de scholen (zowel bij po als vo) nog weinig variatie in contactvormen aanwezig is. Veel contact beperkt zich tot de ‘traditionele vormen’ zoals tienminutengesprekken, informeel contact en algemene ouderavonden. Uit de verbeterpunten die zowel ouders, leraren als directie aandragen, blijkt dat er vaak een behoefte is aan meer, en andere wijze van contact. Dit wordt zowel door ouders als door leraren gesignaleerd. De leidinggevenden hebben hier in onze vragenlijsten geen duidelijke uitspraken over gedaan. Onze ervaring als consultants is dat vaak wordt verondersteld dat ouders in het vo minder betrokken zijn/willen zijn dan ouders in het po. Uit dit onderzoek blijkt duidelijk dat dit niet zo is. Zowel in het po als het vo is er een duidelijke vraag naar meer contact. Flexibelere omgang met de tienminutengesprekken en meer inzet van sociale media lijken daarnaast goede aanknopingspunten om deze ouderbetrokkenheid verder vorm te geven. Ook lijkt het alsof er in het vo meer problemen zijn met de bereikbaarheid van scholen. Dit zou logisch verklaard kunnen worden doordat leerlingen in het vo vaak alleen naar school gaan. Terwijl de vraag om bereikbaarheid/informatie net zo veel gehoord wordt als in het primair onderwijs, is het noodzaak dat vo-scholen nog actiever op zoek gaan naar nieuwe vormen en dat zij hierover duidelijke team- en schoolbrede afspraken maken. De volgende hoofdstukken zullen enkele voorbeelden bevatten van manieren om dit te doen.
10 | aardig of gelijkwaardig
3 Casebeschrijvingen School 1: Geen idee, dus kansrijk! Scholengemeenschap Piet Prins is een grote scholengemeenschap in een plattelandsstad met ruim 120.000 inwoners. De school heeft alle reguliere afdelingen van het voortgezet onderwijs: lwoo, vmbo, havo en vwo. Omdat de school christelijk onderscheidend denominatief is bepaald, bezoeken ruim 2.200 leerlingen uit de wijde omtrek elke dag per fiets of trein de school. Ouders hebben niet alleen minder contact met de school omdat Scholengemeenschap Piet Prins een school voor voortgezet onderwijs is, maar ook vanwege de geografische afstand van veel ouders ten opzichte van de school (in sommige gevallen wonen de leerlingen op veertig kilometer afstand van de school). De school heeft een traditie van een diepe overtuiging dat de relatie school – gezin – kerk een sluitende driehoek moet zijn. Dit was zeker het geval in de tijd toen de school gelieerd was aan één bepaald Nederlands kerkgenootschap. In de formele schooldocumenten is er echter niet tot nauwelijks een visie op ouderbetrokkenheid terug te vinden. Waar de relatie met ouders vroeger vanzelfsprekend leek te zijn, blijkt uit gesprekken met de ouders en de medewerkers van de school dat de samenwerking diffuus en wisselend van aard is. Zo is ouderbetrokkenheid vooral: - mentorafhankelijk (verschillende ouders vroegen zich af of mentoren werden geselecteerd of opgeleid om te kunnen samenwerken met ouders); - afhankelijk van de afdeling (medewerkers van de school geven aan dat ouderbetrokkenheid minder is of hoort te zijn naarmate leerlingen op een hogere afdeling zitten of ouder worden. Uit de gesprekken met de ouders bleek dat zij daar vaak anders over denken); - zorgafhankelijk (naarmate een leerling meer zorg nodig heeft, is er meer communicatie met ouders); - persoonsafhankelijk (sommige leraren geven aan ouders liever wat op afstand te houden, anderen juist dat ze veel meer zouden willen samenwerken met ouders). De schoolleider die we interviewden, gaf nadrukkelijk aan dat hij ouderbetrokkenheid belangrijk vindt en daarin wil investeren met de school. Hij is er echter wel van overtuigd dat de school de beslissing moet nemen ten aanzien van de keus voor een bepaalde afdeling of wat betreft doubleren. Dit omdat in het verleden de ouders vaak het laatste woord hadden met negatieve gevolgen voor de leerling. Een van de ouders geeft juist het tegenovergestelde aan: “De school zat echt fout met de schoolkeus van mijn kind. Gelukkig hebben we doorgezet en gelijk gekregen maar de school heeft nooit haar excuses aangeboden”.
11 | aardig of gelijkwaardig
Het ontbreekt de school dus aan een heldere visie op ouderbetrokkenheid waardoor de samenwerking met ouders zich over het algemeen beperkt tot traditionele vormen zoals tienminutengesprekken. Daarmee laat Scholengemeenschap Piet Prins kansen liggen in het vormgeven van de verantwoordelijkheid die school en ouders samen dragen voor de leerlingen van de school, waar leerlingen beter van worden. Daarnaast zouden ouders, door meer betrokken te worden bij de school, zich waarschijnlijk (nog) meer als ambassadeur opstellen van de school waardoor mogelijk meer leerlingen worden aangemeld. Dit laatste is zeker een aandachtspunt voor de school omdat de aanmeldingen niet meer vanzelfsprekend plaatsvinden op basis van de relatie tussen de school en één vast kerkgenootschap .
Conclusie Ouderbetrokkenheid is een kansrijk thema op Scholengemeenschap Piet Prins. Na het formuleren van een heldere visie op de samenwerking met ouders in het belang van de leerling kunnen nieuwe vormen worden ontwikkeld en geïmplementeerd. De zes standaarden van de PTA zijn een prima uitgangspunt om zo zeker te weten dat het vormgeven van ouderbetrokkenheid effectief zal zijn met blijvend resultaat.
School 2: Ouders en school zijn best gelijkwaardig, maar ik beslis De Hugo de Groot School is een van de drie vestigingen van een openbare voschool in een provinciestadje aan de randen van Nederland. Deze vestiging biedt havo, atheneum en vmbo. Er werken een kleine vijftig leraren. De school geeft aan dat naast leren een goede sfeer belangrijk is. In de informatie naar buiten (op de site bijvoorbeeld) wordt niets gezegd over ouderbetrokkenheid. De Hugo de Groot voorziet de ouders uitgebreid van informatie, er worden onder andere diverse (informatie)avonden georganiseerd voor ouders. De school vindt samenwerking met ouders erg belangrijk en investeert daar veel in. De Hugo de Groot gebruikt diverse middelen (waaronder e-mail) om met ouders in contact te komen. Ouders worden nadrukkelijk uitgenodigd zelf initiatief voor contact te nemen. Zo krijgen de ouders bijvoorbeeld de e-mailadressen van de leraren. Als openbare school, profileert de Hugo de Groot zich nadrukkelijk als open voor alle gezindten en nationaliteiten. De MR functioneert vooral goed op de praktische regelzaken. Doordat deze vestiging overstijgend werkt, voelen veel ouders wel afstand.
12 | aardig of gelijkwaardig
Hoewel de school veel investeert in samenwerking met de ouders, leidt dat onvoldoende tot dialoog. Ouders ervaren de communicatie als eenrichtingsverkeer. Ouders voelen zich dan ook weinig gehoord; naar hun mening gebeurt er te weinig met feedback. Een deel van de ouders geeft aan relevante informatie te missen. De school heeft geen uniforme, gedragen visie op ouderbetrokkenheid. In hoeverre ouders betrokken worden, hangt erg af van de medewerker in kwestie. Ouders en medewerkers hebben een heel verschillende beleving van de mate waarin meningen en adviezen van ouders worden meegewogen in de besluitvorming.
Conclusie De school geeft aan ouderbetrokkenheid belangrijk te vinden. Jammer genoeg wordt dat niet door alle ouders zo ervaren. Opmerkelijk is het verschil in beleving. De school investeert veel energie in informatieverstrekking. Ouders ervaren de informatie veelal als (te) laat en onvoldoende. Er zijn voldoende aanknopingspunten om een verbeterslag te maken, zodat met minder energie betere resultaten te behalen zijn. Heel concreet zou afstemming over welke informatie de ouders zouden willen ontvangen al een flinke verbetering voor deze school opleveren.
School 3: Achter ieder kind staan ouders! Basisschool De Duif is een christelijke school in het midden van Nederland in een grote Vinex-wijk. Op de school zitten vooral kinderen van tweeverdieners. Voor praktische hand- en spandiensten is het soms moeilijk om mensen te vinden, maar als je ze aanspreekt op dat waar ze goed in zijn, dan zijn ze betrokken en gemotiveerd. De school wil een open klimaat scheppen voor de ruim vijfhonderd kinderen. En dat lukt! De ouders geven dat aan: “Ondanks de grootte van de school, voelen de kinderen zich gezien! En dat geldt ook voor mij als ouder”. De leraren geven aan tijd voor de ouders te maken als dat nodig is en de ouders merken op hun beurt dat leraren open staan voor de ouders. De school heeft veel documenten, waarin de rol van de ouders helder beschreven staat. Je merkt dat de documenten leven en dat wat op papier staat nageleefd wordt. Een voorbeeld: “Het kan zijn dat u een vraag heeft of iets over uw kind met ons wilt bespreken. Dat is uiteraard altijd mogelijk. Neemt u dan contact met ons op. In principe zijn we elke dag tot minstens een uur na schooltijd aanwezig. We zouden het heel fijn vinden als u probeert ons zoveel mogelijk op school te bereiken. Daarnaast zijn we allemaal bereikbaar per mail. We willen u wel vragen om de mail te gebruiken voor korte mededelingen of vragen. We gaan over andere 13 | aardig of gelijkwaardig
onderwerpen liever persoonlijk met u in gesprek en niet per mail. Daarom willen we u ook vragen om de leraren persoonlijk te spreken over andere zaken.” De directie is zich heel bewust van het voorbeeldgedrag van de directie. Ze stralen uit dat achter ieder kind ouders staan die recht hebben op goed contact met de school. De leraren daarentegen geven aan dat de directie soms iets toezegt aan ouders wat afwijkt van een teambesluit. Dat vraagt dan wel uitleg en soms correctie. De ouders zijn tevreden en voelen zich betrokken bij de school. De school zou nog meer kunnen uitleggen hoe het onderwijsondersteunend gedrag van ouders kan worden gestimuleerd. De ouders merken dat de populatie ouders daar ook voor open staat.
School 4: Ouders zijn ouders, geen educatieve partners De Smytegeltschool is een reformatorische basisschool in een klein dorp in Zeeland. Het dorp is een relatief gesloten gemeenschap. Het bestuur van de school bestaat uit ouders. Daarnaast heeft de school sinds 2010 ook een MR. Ouders en kinderen zijn welkom op school zolang ze de reformatorische grondslag onderschrijven. De school heeft goede contacten met de kerk en de gemeente. In het afgelopen jaar is de school steeds verder de ‘digitale snelweg’ opgegaan. Het grootste gedeelte van de informatie op de website van de school is alleen toegankelijk met wachtwoord. De visie van de directie is helder: Ouders zijn ouders en geen educatieve partners. Leerkrachten zijn opgeleid en hebben kennis op een bepaald gebied, terwijl ouders dat niet hebben. School en ouders hebben elkaar echter wel heel erg nodig, daarom staat samenwerken volgens de directie heel hoog in het vaandel. Ouders moeten bovendien tevreden zijn: “Aan ontevreden ouders heb je niets”. Leerkrachten benadrukken vooral dat openheid, eerlijkheid en vertrouwen belangrijke kernwaarden in het contact zouden moeten zijn. De vraag is echter in hoeverre dit in zowel het gedrag van leraren, van de directie en van de ouders terug te zien is. De school organiseert veel activiteiten voor de ouders en vraagt ook vaak de hulp van ouders (bijvoorbeeld bij de prentotheek, assisteren bij het technisch onderwijs en de hoofdluiscontrole). De ouders geven wel aan dat ze zich vaak overvraagd voelen. Omdat zij veelal grote gezinnen hebben en omdat er veel nevenactiviteiten zijn, is het voor hen niet altijd mogelijk om op school mee te helpen terwijl ze zich daar wel min of meer toe verplicht voelen. Tegelijkertijd is er ook een grote groep ouders die bijna nooit op school komt. Zowel ouders als de school constateren dit en dit wordt niet als prettig ervaren. Uit de gesprekken met leraren blijkt dat ditzelfde geldt voor de contacten met ouders over de leerresultaten: er zijn ouders die vrijwel nooit contact hebben met de leraar. Het informele contact tussen de ouders en de directie is goed, er zijn echter vrijwel 14 | aardig of gelijkwaardig
nooit gesprekken over het leren en onderwijsinhoudelijke zaken tussen ouders en directie. Vanaf volgend jaar krijgen ouders toegang tot de LVS-portal om op die manier op de hoogte te blijven van de voortgang van hun kinderen. Er zijn geen teamafspraken over het uitbrengen van de nieuwsbrief en ook het gebruik van email als communicatiemiddel is leraarafhankelijk. In de onderbouw wordt weinig gebruik gemaakt van e-mail, terwijl in de bovenbouw de meeste communicatie juist via e-mail verloopt. De meeste leraren van de bovenbouw sturen dan ook iedere week een update met aandachtspunten. De school legt huisbezoeken af tot en met groep drie. Ouders vinden dit een goed initiatief maar zouden graag zien dat dit huisbezoek niet bedoeld is om resultaten te bespreken of over problemen van het kind te praten, maar juist om de echte thuissituatie van het kind te leren kennen. Omdat het bestuur al uit ouders bestaat, ziet de leiding van de school geen directe toegevoegde waarde van de MR voor de school. In de praktijk is de inhoud van de MR vergaderingen dan ook heel minimaal.
Conclusie De school heeft ouderbetrokkenheid op de agenda staan. Het is een belangrijk thema, maar er wordt niet veel geïnvesteerd in het onderwijsondersteunende gedrag van de ouders. Leerkrachten mogen zelf weten hoe en wat ze met ouders communiceren. De school heeft veel informele contacten met ouders, maar de formele contacten kunnen aan kwaliteit winnen door helder te zijn in verwachtingen. De kernwaarden van de school zullen vertaald moeten worden naar concreet gedrag van leraren, directie en ouders.
School 5: ‘Het zijn je klanten, die moeten tevreden zijn’ College De Morgenster is een school voor voortgezet onderwijs in een stad in het midden van het land. Ouders kiezen voor deze school vanwege de specifieke religieuze identiteit. De leerlingen van de Morgenster komen uit een grote regio. Lange tijd was de christelijke identiteit van de school voldoende reden voor ouders om voor De Morgenster te kiezen. In de afgelopen jaren is dit automatisme verdwenen, een deel van de traditionele achterban kiest voor andere scholen. Onvoldoende kwaliteit en/of onvoldoende communicatie worden genoemd als reden voor het afkalven van het leerlingenbestand. De school heeft daarop de organisatie omgegooid, van vakgerichte naar leerlinggerichte teams. De twee afdelingen (beroepsgericht en avo) werken aan eenzelfde lijn maar verschillen nog in de uitwerking en de ontwikkelingsfase. Voorheen dienden ouders lid te zijn van
15 | aardig of gelijkwaardig
een specifiek kerkgenootschap, wat ook formeel getoetst werd. Nu gebeurt dat niet meer. Er wordt nog wel kerkelijke betrokkenheid gevraagd. De school wil het vertrouwen van de ouders hervinden en zoekt daarom de samenwerking met de ouders. De Morgenster wil duidelijk maken waar ze staat en samen optrekken met ouders. Hierbij gaat het vooral om de religieuze vorming van leerlingen en het daarmee samenhangende gedrag. De school vindt het belangrijk de service, de openheid en de vriendelijkheid naar ouders toe te verbeteren. De hal en entree zijn daarom verbouwd. De directie stuurt hierop ook in op het gedrag van de medewerkers. De school geeft aan dat ze een slag gemaakt heeft in de informatievoorziening naar ouders. De ouders ontvangen bijvoorbeeld e-mailnieuwsbrieven en medewerkers van de school bezoeken de informatieavonden op basisscholen. Nog belangrijker: voorheen waren er veel revisiebesprekingen omdat ouders het niet eens waren met besluiten rond de overgang. De school heeft de informatievoorziening over de vorderingen sterk verbeterd en neemt ouders nu tijdiger mee in de verwachtingen rond de overgang. Hierdoor is het aantal revisiebesprekingen sterk afgenomen. De school selecteert de mentoren op hun kwaliteiten in het omgaan met ouders. De Morgenster zit nog midden in die omslag; een deel van de mentoren is nog van ‘de oude stempel’. De school werkt met Magister en vensters voor verantwoording. Ouders (en leerlingen) kunnen de resultaten online bijhouden. Op verzoek van ouders biedt de Morgenster huiswerkbegeleiding op school.
Conclusie Er zijn (nog) (grote) verschillen in de wijze waarop de mentoren (en leraren) de communicatie met ouders onderhouden. De school ervaart ook een spanningsveld tussen verantwoordelijkheden bij de school, bij ouders en bij de leerlingen zelf. Ouders geven aan dat leerlingen ook zelf eigen keuzes maken. E-mail wordt niet altijd tijdig beantwoord. Als het antwoord niet tijdig gegeven kan worden, is niet duidelijk of ouders op de hoogte gebracht worden van de procedure. Ouders zijn zelf nog niet gewend aan het bijhouden van gegevens op internet.
School 6: Korte lijntjes en praktische handjes De Regenboog is een van de twee dorpsscholen in een kleine agrarische dorpskern op het uitgestrekte platteland met ongeveer 1600 inwoners. Er worden geen nieuwe woningen meer in het dorp gebouwd. De school heeft een protestants-christelijke signatuur en verwijst in haar documenten nadrukkelijk naar de identiteit als inspiratiebron.
16 | aardig of gelijkwaardig
Het leerlingenaantal is de afgelopen jaren gestegen van 76 naar 99 leerlingen bij een gelijkblijvend aanbod. Het leerlingenaantal van de openbare school daalt. Ouders kiezen de school vanwege de identiteit of vanwege de kwaliteit, waarbij met name het gedrag van leraren een rol speelt. Relatief veel ouders zijn laag opgeleid, de achtergrond van veel leerlingen wordt taalzwak genoemd. De school hecht waarde aan goede omgangsvormen en aan goede resultaten. Daarom worden de toetsresultaten geanalyseerd en worden daar consequenties uit getrokken voor het onderwijs. Het schoolritme biedt een afwisseling van instructie en zelfstandig werken volgens een planbord. De leerlingen werken op eigen niveau. De Regenboog hecht veel waarde aan de betrokkenheid van ouders. De school constateert dat de betrokkenheid van ouders afneemt. Daarom zoekt De Regenboog nieuwe impulsen op dit gebied. Ouders voelen zich welkom op school. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat bij de tienminutengesprekken alle ouders komen. Ouders helpen ook veel in school: leesmoeders, klusouders, bij vieringen, uitstapjes en dergelijke. De school investeert veel tijd in huisbezoeken, in de onderbouw en de groepen 5 en 7. Er zijn korte lijntjes; de directeur kent ouders persoonlijk doordat hij bij veel gesprekken aanwezig is. Vragen en suggesties van ouders (zoals het invoeren van huiswerk in groep 8) worden serieus genomen. De MR functioneert vooral goed op de praktische regelzaken. Leerkrachten geven aan dat ouders niet altijd de gewenste medewerking geven. De communicatie met ouders is nog wel afhankelijk van de persoon van de leerkracht en van de ouder. Het stimuleren van het onderwijsondersteunend gedrag thuis wordt wel genoemd in het schoolplan maar komt in de gehouden interviews weinig terug. De GMR is formeel en op afstand.
Conclusie De Regenboog onderhoudt een goede relatie met een groot deel van de ouders. De directeur speelt daarin een grote rol. De contacten zijn nu vooral gericht op de hand- en spandiensten, school en ouders. School en ouders vinden elkaar op het gewenste gedrag van leerlingen. Op het cognitieve gebied kan er een spanningsveld zitten tussen het schoolritme dat onder andere het zelfstandig werken van de leerling benadrukt en de wens tot het vergroten van de betrokkenheid van ouders. School en ouders kunnen de wederzijdse verwachtingen verhelderen.
17 | aardig of gelijkwaardig
School 7: Vertrouwen in jongeren! ‘Vertrouwen in jongeren en dus in de toekomst’ is het motto van een grote scholengemeenschap voor diverse richtingen van het voortgezet onderwijs in de Randstad. De Willem van Oranjeschool wil de leerlingen een veilige omgeving bieden, waarin zij kunnen opgroeien tot verantwoordelijke en vrije mensen. De leerlingen worden uitgedaagd en toegerust zodat zij leren hun talenten in te zetten voor de samenleving. Op drie locaties in dezelfde stad wordt onderwijs aangeboden aan ongeveer tweeduizend leerlingen. De locaties zijn ingedeeld naar schoolsoort. De school kiest bewust voor kleinschalige locaties voor vmbo. Dat is een visie die de ouders ondersteunen. De leerlingen kennen de leraren en de leraren de leerlingen. De schoolleiding schrijft over de introductieweek in het informatiebulletin voor de ouders: “Aan het eind van de week kenden de leerlingen de school de klasgenoten, de mentor en hulpmentoren en langzaamaan ook de andere leraren. Een leerlinge schreef: ‘Ik vind dat ik een leuke en gezellige klas heb en ik denk dat we er samen een gezellig jaar van maken’”. De schoolleiding spreekt met ouders over wat men van elkaar verwacht. Zo is het bezoeken van de ouderavond niet vrijblijvend. Er wordt een sterk appel gedaan op de ouders om te komen en met effect! Vooral de workshopavonden met verschillende thema’s trekken veel ouders naar de school. Het meeste contact tussen school en ouders verloopt via de mentor. De mentoren hebben daarin wel hun eigen stijl en manier van werken. De school heeft hier geen helder beleid in en dat wordt door de ouders gemist. Het is erg persoonsafhankelijk hoe het contact verloopt. De ouders ervaren dat niet als positief. De mentoren geven aan het prettig te vinden dat ze zelf accenten mogen leggen in de contacten met ouders. Ouders worden geïnformeerd over de vorderingen van de kinderen via Magister. Hier is volgens de leraren en ouders nog wel verbetering nodig. Niet iedereen houdt alles bij en dat geeft verwarring. De informatieboekjes die de school uitgeeft in de verschillende jaren worden gewaardeerd. De ouders geven aan deze informatie te waarderen en nodig te hebben om kinderen thuis te helpen en soms te controleren. De schoolleiding heeft ouderbetrokkenheid hoog in het vaandel staan. De schoolleiding verwoordt de samenwerking als vanzelfsprekend, nodig en onmisbaar. Persoonlijk contact stelt de school centraal, ook in de samenwerking met ouders.
18 | aardig of gelijkwaardig
School 8: Ouders zijn erg tevreden omdat ze altijd welkom zijn Reformatorische basisschool De Dolfijn is gelegen in het midden van het land. In de schoolgids is beschreven hoe de school de samenwerking met de ouders ziet en wat ze van ouders verwacht. De Dolfijn legt de nadruk op ‘zorg dragen voor elkaar’. In het schoolplan is duidelijk omschreven wat de gedeelde verantwoordelijkheid van ouders en school is en hoe de school daar vorm aan wil geven. De visie van de school op ouders is dan ook: “Samen voeden we de kinderen op en samen zorgen we voor elkaar”. Zowel ouders, leraren als directie geeft aan dat de deur altijd openstaat voor ouders en dat ze altijd binnen kunnen lopen. Ouders ervaren dit ook zo. “Je voelt je gewoon thuis”. Ouders en zelfs families worden op verscheidene manieren betrokken bij de school. Zo zijn er open ochtenden voor vaders en moeders, maar ook af en toe voor opa’s en oma’s. Sinds afgelopen jaar is de school begonnen met het inplannen van schoonmaakavonden voor alle ouders en de school schakelt ouders in voor het geven van workshops aan kinderen. Ouders geven ook aan dat er altijd wel een activiteit is waaraan meegewerkt kan worden. Naast ouderparticipatie wordt er ook gewerkt aan de ouderbetrokkenheid: ouders blijven naast de rapportavonden ook op de hoogte van de resultaten van de leerlingen doordat zij toegang hebben tot het ouderportaal. Hier zijn echter geen schoolbrede afspraken over gemaakt. De leraar blijft verantwoordelijk voor het ouderportaal. Verder informeert de school ouders over ‘gevoelige thema’s’ (seksuele voorlichting bijvoorbeeld) zodat ouders die daar eerst zelf met de kinderen over willen spreken daartoe gelegenheid hebben. De school is verder geen voorstander van veel huiswerk. Ouders worden vooraf geïnformeerd over het huiswerk. Het kind moet thuis echter kunnen spelen. Bij een leerachterstand moet er iets op school geregeld worden. De inspraak op school is nauwelijks geregeld. De MR is twee jaar geleden ingesteld en nog aan het zoeken wat haar taken zijn. Voorheen was er een oudercommissie. Tot nu toe wordt er niet actief meegedacht over het schoolbeleid; dit is in ontwikkeling. Zaken die bijvoorbeeld tot dusverre opgepakt werden door de MR waren het informeren van ouders over de ouderhulp. Het contact tussen de schoolleiding en de MR vindt voornamelijk plaats door ‘het binnenlopen’.
Conclusie De Dolfijn investeert veel in het informeren van de ouders. De school doet hier veel aan. Ouders betrekken bij het beleid vanuit gelijkwaardigheid is een volgende stap die de school kan gaan maken. Zo kan de formele inspraak via de MR worden verbeterd en geformaliseerd. De ouders zijn tevreden, maar vragen om meer. De rol van ouders in het onderwijsondersteunende gedrag van kinderen kan worden verbeterd, vooral omdat de kinderen hier beter van worden. 19 | aardig of gelijkwaardig
4 Voorlopige conclusie voor de Nederlandse situatie Op basis van de onderzoeken die uitgevoerd zijn op de verschillende scholen voor primair en voortgezet onderwijs, kunnen we de volgende voorlopige conclusies trekken: - Scholen gebruiken veel traditionele vormen van communicatie met ouders, zoals nieuwsbrieven, websites en tienminutenavonden. De inzet van nieuwe middelen als sociale media en andere vormen worden summier gebruikt. Ouders geven aan dit echter wel op prijs te stellen. – Ouders hechten veel waarde aan een goede en eenduidige informatievoorziening vanuit de school. Daarbij willen ze niet alleen graag praktische informatie, maar ook informatie over het leren van leerlingen. – In het primair onderwijs zijn op schoolniveau meer afspraken vastgelegd over de communicatie met de ouders dan in het voortgezet onderwijs. Mentoren mogen vaak op hun eigen manier de contacten met ouders vormgeven. – Scholen die een heldere visie hebben geformuleerd op ouderbetrokkenheid, maken bewuster keuzes in de manier waarop zij met ouders om willen gaan. Voorbeeldgedrag van leidinggevenden is cruciaal. – Scholen die een sterk appèl doen op ouders om bijeenkomsten te bezoeken, zien de opkomst toenemen. Het aangeven van het belang voor de kinderen in de uitnodigingen, geeft ouders steeds meer de boodschap dat er belangrijke dingen gebeuren. – Ouders in het voortgezet onderwijs zijn over het algemeen minder geïnformeerd over schoolzaken dan binnen het primair onderwijs. Ouders binnen het voortgezet onderwijs geven dit aan tijdens de gesprekken. Er wordt zelden aan de ouders gevraagd aan welke informatie zij behoefte hebben. – E-mail wordt veel gebruikt. Scholen en ouders ervaren dit als positief, hoewel een duidelijke gedragscode in sommige situaties nodig is. E-mail kan nooit persoonlijk contact vervangen, is de mening van veel respondenten. – Veel vo-scholen gebruiken een digitaal platform als Magister om ouders te informeren. Ouders ervaren hier soms een dubbel gevoel bij. Het is zoeken naar een balans tussen vertrouwen en controle. – Op sommige scholen is een verschil in ervaring tussen ouders en de school. Soms is de school heel tevreden over de informatievoorziening, maar zijn de ouders ontevreden. – Uit het onderzoek bleek ook dat schoolbesturen ouderbetrokkenheid op scholen niet nadrukkelijk agenderen. Als dit al wel gebeurt, dan is dit doordat het schoolbestuur het thema ouderbetrokkenheid als belangrijk aandachtspunt benoemt. Er worden echter geen concrete verbeteracties door besturen ingezet.
20 | aardig of gelijkwaardig
5 Nederlandse situatie en PTA-standaarden 5.1 Trends in contacten met ouders De rol van ouders in het onderwijs is aan het verschuiven en scholen zoeken wegen om daarmee om te gaan. Op basis van de diepte-interviews die we op scholen hebben gehouden, kunnen we de volgende trends signaleren in de contacten met ouders: Digitale middelen Als we naar de activiteiten kijken, zien we dat scholen in toenemende mate digitale middelen benutten om het contact met ouders te onderhouden. Niet alleen de nieuwsbrief wordt digitaal, maar ook een social medium als Twitter wordt steeds vaker ingezet. Cijferlijsten worden vervangen door Magister en naast de telefoon wordt ook via e-mail gecommuniceerd. Door het gebruik van deze digitale middelen wordt contact met de ouders directer en daardoor vaak ook persoonlijker. Waar krant en brief veelal vanuit de organisatie - de school - gestuurd werden en een briefje van de leraar vooral een zakelijk karakter had, wordt de e-mailbrief bij sommige leraren persoonlijker. Leraren schrijven makkelijker ook iets over het reilen en zeilen in de klas en soms ook over persoonlijke zaken. Daarbij zien we ook grote vrijheid van teamleden om wel of geen gebruik van email te maken. Mogelijk was dat ook al het geval bij de schriftelijke briefjes, maar nu is het zeer duidelijk dat de ene leraar veel vaker digitaal contact heeft met ouders dan de andere leraar. De digitale manier van communiceren heeft een aantal eigenschappen die afwijken van brieven en telefoontjes. E-mail is directer en sneller dan brieven, door de cc-functie kunnen grote groepen bereikt worden en e-mails kunnen gemakkelijker bewaard blijven. Op scholen zijn weinig afspraken over het gebruik van e-mail en andere digitale communicatie, met uitzondering van een afspraak om binnen anderhalve werkdag te reageren. Gesprekspartners melden dat ze e-mail in principe niet gebruiken voor problemen of moeilijke zaken, maar in schoolafspraken komen we dat niet tegen. Terwijl steeds meer scholen aangeven via Magister en ParnasSys ouders inzicht te geven in de vorderingen van hun kind, is het nog niet algemeen gebruikelijk. Opgemerkt moet worden dat dit soort programma’s niet altijd de mogelijkheid bieden voor ouders om zelf zaken toe te voegen. Ouderbetrokkenheid blijft hierdoor vaak eenzijdige communicatie.
21 | aardig of gelijkwaardig
Communicatie met ouders Gespreksverslagen en dergelijke worden vaak niet met ouders gedeeld. Scholen beschouwen het verslag van het gesprek met ouders vooral als iets voor henzelf. Ook bij zorgleerlingen is openheid nog niet overal standaard. In het voortgezet onderwijs komen ouders vaak pas in beeld als het niet goed gaat met de ontwikkeling van de leerling. Soms zijn het ouders die aan de bel trekken, soms de school. In beide gevallen geven zowel ouders als leraren aan dat de leerling zelf een belangrijke verantwoordelijkheid heeft en dat er sprake kan zijn van onmacht bij ouders en bij de school. De oplossing om de leerling zelf dan bij het gesprek te betrekken, wordt niet overal vanzelfsprekend gevonden. Sommige leraren geven aan dat ze relevante e-mails aan leerlingen cc’en aan de ouders (en omgekeerd). Anderen in dezelfde organisatie vinden dit uit privacyoogpunt bedenkelijk. Participatie of betrokkenheid Met participatie bedoelen we dat ouders op de hoogte zijn, meedoen en meebeslissen met de school. Met betrokkenheid bedoelen we het op de hoogte zijn, steunen en helpen van het kind. Dit onderscheid wordt weinig gemaakt op de scholen. In het po ligt de nadruk sterk op participatie. Meehelpen op school wordt gezien als ‘bewijs’ van het belangrijk vinden van het onderwijs en wordt zeer op prijs gesteld om de taken van de leraren te verlichten. Ook biedt het een goede mogelijkheid om elkaar te zien en informeel even te spreken. Participatie komt veel minder voor in het vo. Betrokkenheid: op gedrag of op leerresultaten; wie neemt het initiatief? Betrokkenheid (op het kind) komt vooral om de hoek kijken als er zorg is. Het initiatief lijkt te liggen bij de school als er sprake is van externaliserend probleemgedrag is (uw kind pest, gedraagt zich niet). Het initiatief ligt eerder bij ouders als er internaliserend probleemgedrag is (mijn kind wordt gepest, gaat niet met plezier naar school). Als het gaat om leerresultaten ligt het initiatief bij de school bij benedengemiddelde prestaties; de school verwacht van ouders dat ze thuis voorlezen, naar de bibliotheek gaan, toezien op het maken van huiswerk en dergelijke. Ouders nemen eerder het initiatief als zij de indruk hebben dat hun kind meer aankan dan het aangeboden krijgt. Ouders en verantwoordelijkheid voor de school Participatie komt in het po onder andere, maar niet exclusief, tot stand via de ouderraad. Ouders die de school helpen met praktische hand- en spandiensten. Daarnaast zijn ouders vertegenwoordigd in de (G)MR. Dit wordt minder gezien als participatie: de MR en zeker de GMR staan (te) ver af van het reilen en zeilen in de klas. MR-leden zijn over het algemeen te spreken over hun functioneren, andere ouders en soms ook de directie en leraren, geven aan de toegevoegde waarde ervan niet te zien.
22 | aardig of gelijkwaardig
In een aantal situaties vormen ouders ook het bestuur van de school. Deze vorm wordt door betrokkenen wel als ideaaltypisch of historisch juist gezien, maar het brengt ook beperkingen met zich mee. Ontwikkelingen die uit professioneel of maatschappelijk oogpunt wenselijk worden gevonden door de directie, zoals het opzetten van een peuterspeelzaal of het geven van seksuele vorming in de bovenbouw (po) kunnen op weerstand stuiten in het bestuur. Een andere beperking is het geringe draagvlak van het bestuur onder de andere ouders. Geïnterviewden geven aan dat het moeilijk is bestuursleden te vinden en dat ledenvergaderingen zeer matig bezocht worden. School en verantwoordelijkheid voor de ouders Scholen willen graag weten wat er thuis speelt om daar rekening mee te kunnen houden bij het onderwijs. Als ze meer weten van de thuissituatie kunnen ze het kind beter begrijpen en begeleiden, zo zeggen geïnterviewde leraren. Daarbij staat de pedagogische kant centraal. Uit dat oogpunt legt een deel van de scholen huisbezoek af, vooral in het po en lwoo. Ouders geven er andere woorden aan: zij zeggen dat leraren op bezoek komen om te kijken hoe het kind thuis is. Hierin lijkt een spanningsveld zichtbaar. Gaat het om het kind of om de ouders? IB’ers geven wel aan dat ze hierdoor ouders gerichtere adviezen kunnen geven bij het omgaan met hun kind, maar het beeld blijft wat diffuus.
5.2 PTA-standaarden op Nederlandse scholen De PTA-standaarden en bijbehorende doelen zoals uitgewerkt in hoofdstuk 6 zullen we hieronder beschrijven. Per indicator geven we daarbij aan wat we op basis van de verdiepende interviews in de Nederlandse situatie tegenkwamen. Standaard 1: Alle gezinnen/ouders zijn welkom op school Doel 1: een klimaat waarbij iedereen zich welkom voelt Vrijwel alle scholen zeggen dit na te streven, maar ze maken daarbij een voorbehoud: ze streven het na voor de ouders die tot hun doelgroep behoren. De doelgroep kan religieus bepaald zijn, maar ook pedagogisch. Scholen zeggen persoonlijke relaties na te streven en in het po worden ouders uitgenodigd op vrijwillige bijdrage mee te helpen. In het vo is er veel minder sprake van meehelpen. Scholen zeggen daarbij dat zij niet alle ouders bereiken, behalve bij de tienminutenavonden, en ook dan niet altijd. Ouders geven minder vaak aan dat zij zich welkom voelen, zij ervaren ook verschillen tussen de teamleden. Als het om het meehelpen gaat, voelen zij zich soms overvraagd. Doel 2: creëer een respectvolle, inclusieve gemeenschap Scholen zeggen dat zij ouders – ouders die zij tot hun doelgroep rekenen respecteren maar niet alle gesprekspartners spreken even respectvol over ouders. Ouders zelf geven aan dat zij zich soms niet gehoord voelen, te lang moeten wachten op een antwoord en zich niet serieus genomen voelen.
23 | aardig of gelijkwaardig
Hierbij zijn (grote) verschillen tussen de scholen en binnen scholen tussen personen. Standaard 2: Effectief communiceren: school en ouders delen informatie met elkaar Hier zijn verschillen zichtbaar; scholen zetten in toenemende mate ook digitale hulpmiddelen in, maar er zijn verschillen in wat zij belangrijk en tijdig vinden. Ouders hebben soms het beeld dat ze te weinig en te laat geïnformeerd worden. Een deel van de scholen en/of leraren/mentoren neigen naar ‘geen nieuws is goed nieuws’, waar ouders graag meer structureel op de hoogte gehouden wil worden. Maar zoals gezegd, er zijn grote verschillen tussen scholen. Over het algemeen zijn ouders in po beter geïnformeerd dan in vo. Scholen faciliteren nauwelijks in onderlinge relaties tussen gezinnen/ouders. Zij organiseren nauwelijks of niet groepsbijeenkomsten waarbij het doel is dat ouders onderling relaties opbouwen en ervaringen met opvoeding of onderwijs uitwisselen, al zijn ook hier uitzonderingen op. Er zijn ook scholen die regelmatig thema-avonden beleggen. De gebruikelijke rapportbesprekingen/tienminutenavonden worden door weinig mensen effectief en efficiënt gevonden. Dit wordt wel geconstateerd, ook door scholen, maar er wordt niet naar oplossingen gezocht. Zorgbeleid en andere documenten zijn soms wel en soms niet voor ouders beschikbaar, zij zijn vaak niet voor ouders toegankelijk geschreven. Standaard 3: Ondersteun leerlingresultaten Doel 1: informatie uitwisselen over de voortgang van de leerresultaten Scholen maken in toenemende mate vorderingen zichtbaar, waaronder de gegevens van het LVS, via ParnasSys en Magister. Hier gaat het slechts om informeren van ouders en niet het uitwisselen van informatie met ouders. Doel 2: school en ouders werken samen aan de leerontwikkeling Scholen betrekken ouders mondjesmaat en incidenteel bij het leren in de klas; al zijn ook hier grote verschillen tussen de scholen. Scholen zeggen over het algemeen wel dat het belangrijk is dat ouders voorlezen, het huiswerk controleren en dergelijke, soms wijzen ze daarbij op de bibliotheek of bieden ze de mogelijkheid om boeken te lenen op school. Ondersteuning in de vorm van uitleg over hóe ouders effectief en interactief kunnen helpen zijn we weinig tegen gekomen. Standaard 4: Opkomen voor ieder kind Doel 1: ouders weten hoe het schoolsysteem werkt Ouders weten over het algemeen dat er een ouderraad, MR en bestuur is, zij weten veelal bij wie ze moeten zijn voor meer informatie. Betrokken raden vragen
24 | aardig of gelijkwaardig
zich over het algemeen af hoe ze de andere ouders kunnen informeren. Kennis over de inzet van middelen en de werking van klachtenprocedures is zeer beperkt aanwezig. Doel 2: de school stimuleert en ondersteunt ouders om hun eigen en andere kinderen succesvol te laten zijn Het stimuleren van ouders ten behoeve van het eigen kind komen we tegen, ten behoeve van andere kinderen niet. Ook is er hierbij weinig ondersteuning vanuit scholen richting ouders zichtbaar. Standaard 5: Gelijkwaardigheid in besluitvorming Doel 1: de school houdt rekening met de stem van ouders in gezamenlijke besluitvorming Er lijkt meer sprake van besluitvorming ‘de ouders gehoord hebbend’ dan van gezamenlijke besluitvorming. Het aan de orde stellen van het gelijkheidsbeginsel of het versterken van de positie van ouders zijn we niet tegen gekomen. Ouders zijn voor hun informatie feitelijk geheel afhankelijk van de school en daarmee weten ze alleen datgene wat de school hen heeft willen vertellen. Doel 2: er zijn goed werkende officiële ouderorganen De inspraakorganen functioneren, maar hun invloed op de besluitvorming lijkt vooral af te hangen van de ruimte die de school hen biedt en van de deskundigheid en vaardigheden van de oudergeledingen. Er is geen sprake van contacten tussen ouderorganen en organisaties buiten de school of het bestuur. Officiële ouderorganen kampen met de relatie met hun achterban; een deel van de vertegenwoordigers geeft aan door de school gevraagd te zijn en niet door de ouders. Standaard 6: School en ouders werken samen met de omgeving Ouders worden wel betrokken als vertegenwoordigers van die omgeving, bijvoorbeeld om gastlessen te geven, of om sponsoracties op te zetten. En veel scholen wijzen ouders op voorzieningen als de bibliotheek. Er wordt echter nog vrij weinig samengewerkt met de omgeving.
5.3 Verschillen Nederland en de PTA Zo zijn er een aantal verschillen te zien tussen wat in Nederland – met alle variatie - gebruikelijk is en de missie van de PTA. De missie van de PTA is: “To make every child’s potential a reality by engaging and empowering families and communities to advocate for all children” (www.pta.org)
25 | aardig of gelijkwaardig
Het gaat om iéder kind In de Nederlandse situatie gaat participatie niet zozeer om kinderen maar om de school, en ouderbetrokkenheid is gefocust op het eigen kind. De notie ‘ieder kind’ is in de Nederlandse context onbekend. Het betrekken en toerusten van families en gemeenschappen In de Nederlandse situatie gaat het nog wel om het betrekken van gezinnen, ouders, maar vaak niet om hele families. Het betrekken van gemeenschappen is weer wel heel herkenbaar als het gaat om denominatieve scholen, maar dit is een pad dat in Nederland op veel plaatsen langzaam of sneller verlaten wordt. De notie van het ‘toerusten’ van families en gemeenschappen is in de Nederlandse context nauwelijks in beeld. Nu lijken de voorbeelden van de PTA ook niet echt zo talrijk te zijn, maar de website meldt wel programma’s over een gezonde leefstijl, vaderbetrokkenheid, internetveiligheid en anti-pestprogramma’s. De belangen van alle kinderen behartigen Belangenbehartiging, ‘to advocate’, is in de Nederlandse situatie ook minder herkenbaar. Het waarom van ouderbetrokkenheid en participatie is, op basis van de interviews op hoofdlijnen als volgt te schetsen: Ondersteuning van de school en leraren (de hand- en spandiensten) en ondersteuning (veelal remediëring) van de ontwikkeling van de – individuele - leerling; eerst gedrag, dan achterblijvende resultaten. Door het systeem van schoolkeuzevrijheid vindt de betrokkenheid en participatie plaats binnen een min of meer expliciete set van (al dan niet religieus geïnspireerde) normen en waarden met een bijbehorende taakverdeling. Het tweede doel (ontwikkeling individueel kind) vindt vooral binnen dit raamwerk plaats. Het onderscheid tussen de PTA en de Nederlandse situatie is daarmee als volgt: - PTA stelt iéder kind centraal, en niet het eigen kind; - PTA beoogt ook de toerusting van families en gemeenschappen; - PTA speelt ook de rol van belangenbehartiger; - PTA gaat uit van potenties, niet alleen remediëring. In de Amerikaanse situatie is een PTA een organisatie van ouders en leraren. In de Nederlandse context komt de MR daar het dichtste bij. De MR is, zo blijkt uit de interviews, meer een beleidsvolgend dan een beleidsbepalend orgaan. Aangezien een eerdere conclusie is dat de directie de speelruimte van ouders bepaalt, ligt het verder ontwikkelen van ouderbetrokkenheid, al dan niet richting de standaarden van de PTA, op het bord van de directie.
26 | aardig of gelijkwaardig
5.4 Conclusie De relatie tussen ouders en scholen lijkt in Nederland vooral in te steken op de relatie, het elkaar aardig vinden. Vervolgens komt het elkaar informeren aan de orde. Scholen overschatten de kwaliteit van de informatievoorziening en onderschatten het belang ervan, zo lijkt het. Scholen lijken, met enkele uitzonderingen, vooral in te zetten op individuele relaties met ouders (ook als ze ouders als groep aanspreken) en nog niet op het ouders met elkaar in contact brengen. In het contact staat dan de informatieoverdracht centraal. Deze informatieoverdracht is redelijk eenzijdig: de school wil iets vertellen en soms ook iets weten van de ouders. Het toerusten van ouders beperkt zich tot het overdragen van informatie en het geven van tips. Van gelijkwaardigheid, ook met behoud van eigen positie, is geen sprake.
27 | aardig of gelijkwaardig
6. Conclusies en aanbevelingen na het eerste jaar Na het eerste jaar onderzoek komen we tot de conclusie dat scholen in Nederland vooral insteken op alleen het hebben van een goede relatie met ouders. Daarbij staat het elkaar aardig vinden en wat zaken samen doen centraal. Er is echter onvoldoende sprake van een gelijkwaardige relatie in de zin van tweezijdige communicatie en informatie-uitwisseling. De school bepaalt welke informatie zij ouders geeft. Ouderbetrokkenheid is in die zin vooral het informeren van ouders. Verder concluderen we dat er weinig variatie in contactvormen aanwezig is. Veel contact beperkt zich tot de ‘traditionele vormen’ zoals tienminutengesprekken, informeel contact en algemene ouderavonden. Onze ervaring is dat vaak wordt verondersteld dat ouders in het vo minder betrokken (willen) zijn dan ouders in het po. Uit dit onderzoek blijkt duidelijk dat dit niet zo is. Zowel in het po als in het vo is er een duidelijke vraag naar meer contact en informatie over het leren van de kinderen. Flexibelere omgang met de tienminutengesprekken en meer inzet van sociale media lijken daarnaast goede aanknopingspunten om deze ouderbetrokkenheid verder vorm te geven. Om de ouderbetrokkenheid op scholen te verbeteren, zullen scholen afspraken moeten maken over de bereikbaarheid voor de ouders. Hierover zullen duidelijke teamafspraken en/of schoolbrede afspraken gemaakt moeten worden. Scholen zullen op zoek moeten naar alternatieve vormen om het contact tussen ouders en school te stimuleren. Alle respondentgroepen geven dit aan, maar weten niet welke vormen inzetbaar zijn. Ook wordt niet actief gezocht en geëxperimenteerd met andere vormen van ouderbetrokkenheid. De volgende fase richt zich op het ontwikkelen van nieuwe manieren om ouderbetrokkenheid gestalte te geven en het optimaliseren van de bestaande vormen. De eerste fase van dit onderzoek laat zien dat daar dringend behoefte aan is. In het kader van een eerder R&D onderzoek (2008-20102), bleek dat bovenschoolse aansturing essentieel is voor het tot stand komen van een goede samenwerking tussen school en ouders. Het valt ook in dit onderzoek op dat er nog nauwelijks sprake lijkt te zijn van bestuurlijke aansturing op het thema ouderbetrokkenheid. In de volgende fase zal ook de rol van het schoolbestuur in de optimalisering van het contact tussen ouders en school worden bekeken.
2
Vries, P. de, Boer, H. de, Cijvat (2010). De rol van ouders in het primair onderwijs. Amersfoort: CPS
28 | aardig of gelijkwaardig
Bijlagen: Bijlage 1: Projectbeschrijving Korte typering - Positionering en doelstelling Strategische kern: Samen opvoeden vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van school en ouders. Kern van het project is de samenwerking tussen school (po/vo) en ouders tot stand brengen vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Er is sprake van ouderbetrokkenheid als uit het gedag van ouders blijkt dat zij zich gedeeld verantwoordelijk voelen voor de schoolontwikkeling van hun kinderen. Er is in verschillende onderzoeken reeds aangetoond dat ouderbetrokkenheid aantoonbaar positief effect heeft op de ontwikkeling van de leerlingen in het algemeen en op hun leerprestaties, zie bijlage 5. Dit project richt zich daarom niet meer op de effecten van ouderbetrokkenheid op de leerontwikkeling, maar op het tot stand brengen van verschillende vormen van ouderbetrokkenheid die een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van school en ouders bewerkstelligen. De belangrijkste uitgangspunten om dit te bereiken zijn: 1. De school is van de meerwaarde van ouderbetrokkenheid overtuigd. 2. De school staat open voor de rol van ouders in de school. 3. De school ziet de rol van ouders als een niet-vrijblijvende aangelegenheid. In dit licht vormt de werkwijze van de Parent Teacher (Student) Association in Amerika wellicht een goede basis om ouderbetrokkenheid vorm te geven in de Nederlandse context. Het belangrijkste kenmerk van deze werkwijze is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van school en ouders voor hetzelfde doel, namelijk de optimale ontwikkeling van de leerling. Het is een werkwijze met bewezen succes gebaseerd op de wetenschappelijke inzichten van dr. Epstein (2001). Het project richt zich op de volgende hoofdvragen: 1. Hoe realiseer je binnen een school vormen waarbij school en ouders werken vanuit een gemeenschappelijk doel, de optimale ontwikkeling van de leerling? 2. Hoe realiseer je binnen een school vormen waarbij school en ouders samenwerken vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid? Dit project sluit daarmee aan op de Hoofdlijnenbrief 2011/2012 waarin gesproken wordt over de vorming van samenwerkingsrelaties en pedagogisch partnerschap.
29 | aardig of gelijkwaardig
Beleidscontext - Wat is beleid? PISA 2010 maakt duidelijk dat de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs nog niet significant is verbeterd en dat succesvolle landen (bijvoorbeeld Finland, Zuid Korea) effectieve ouderbetrokkenheid als een van de positieve succesfactoren benoemen. Ook in het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies ‘Ouders als partners’ (2010) wordt benadrukt dat de samenwerking tussen scholen en hun ouders verbeterd dient te worden. De rol van ouders moet beter uit de verf komen, ook in het voortgezet onderwijs. De reden hiervoor is, volgens de Onderwijsraad, onder andere dat betrokkenheid van ouders het leerproces van kinderen ten goede kan komen (onderwijspsychologisch motief). Het ligt bovendien voor de hand dat, gezien de ontwikkeling van Passend Onderwijs, de positie van elke ouder wordt versterkt. In Passend Onderwijs komt het immers nog meer aan op samenwerking tussen school en ouders. Hierbij valt te denken aan afstemming, pedagogische samenwerking, wederzijdse advisering, enzovoort. Praktijkcontext - Wat is het handelingsprobleem? In het po komen steeds meer vormen van effectieve samenwerking op gang, in het vo lijken de contacten met ouders veelal nog te zijn weggezet in de formele ouderorganen zoals de MR en de Ouderraad. Relaties met ouders zijn dikwijls (wederzijds) vrijblijvend en er lijkt onvoldoende zicht op de noodzaak van effectieve samenwerking met ouders ter wille van de leerling. Wanneer effectieve ouderbetrokkenheid deze waarde wordt toegekend, is het zaak om een niet-vrijblijvende samenwerkingsrelatie met ouders aan te gaan en om dat helder met de ouders te communiceren. Veel scholen voor voortgezet onderwijs communiceren minder met ouders naarmate de leerlingen ouder worden. In het middelbaar beroepsonderwijs is men vaak geneigd ouders meer buiten de deur te houden. “De leerling is nu toch groot genoeg? We lossen het zelf wel met hem op, daar hebben we geen ouders voor nodig.” Ook hier worden in het kader van dit R&D-project twee termen onderscheiden: ouderbetrokkenheid en ouderverantwoordelijkheid. Ouderverantwoordelijkheid neemt af naarmate het kind ouder, volwassener wordt. Ouderbetrokkenheid blijft echter altijd bestaan, ongeacht de leeftijd van ouders en kinderen. Het handelingsprobleem van de scholen wordt gekenmerkt door vragen als: - Hoe stimuleren we zogenaamde passieve ouders? - Hoe geven we samenwerking vorm? - Wat als ouders contraproductief lijken te werken? - Hoe wordt samenwerking met allochtone ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, vormgegeven? - Wat vraagt dit van de competenties van leraren? De vraag is echter of scholen de urgentie van ouderbetrokkenheid voldoende onder ogen zien. 30 | aardig of gelijkwaardig
Daarnaast lijkt er sprake te zijn van onbewuste onbekwaamheid ten aanzien van het omgaan met ouders. Scholen denken dat positieve resultaten op oudertevredenheidsonderzoeken duiden op effectieve ouderbetrokkenheid. In dergelijke onderzoeken wordt de gemiddelde tevredenheid van ouders vastgesteld in plaats van de kwaliteit van samenwerking gemeten. In zulke onderzoeken wordt ook niet gemeten wat deze samenwerking oplevert en voor effect heeft voor de verschillende partijen. Een van de oorzaken dat ouderbetrokkenheid in Nederland onvoldoende op gang komt, zou kunnen liggen in het denken vanuit gescheiden circuits en belangen. Zo kennen we op landelijk niveau de organisaties voor ouders en vakbonden en andere organisaties voor leraren die vaak opkomen voor de specifieke belangen van de achterban (individueel of collectief). Wanneer zaken dreigen te escaleren op school, zetten ouders steeds vaker (juridische) dienstverlening in (soms van een ouderorganisatie). Van de kant van scholen wordt geprobeerd leerlingen en ouders ‘in de hand te houden’ door middel van een contract als laatste redmiddel (veelal een zogenaamd wurgcontract: ‘Als het nog één keer gebeurt…’). Probleemstelling en onderzoeksvragen Probleemstelling algemeen: scholen hebben onvoldoende zicht op welke vormen van ouderbetrokkenheid werken in het kader van leerlingsucces. Het project richt zich op de volgende hoofdvragen: 1. Hoe realiseer je binnen een school vormen waarbij school en ouders werken vanuit een gemeenschappelijk doel: de optimale ontwikkeling van de leerling? 2. Hoe realiseer je binnen een school vormen waarbij school en ouders samenwerken vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid? In dit project wordt gebruik gemaakt van de standaarden van de Parent Teacher (Student) Association uit Amerika. In deze standaarden zijn bovenstaande aspecten (gemeenschappelijke doelen en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van school en ouders) geoperationaliseerd. De PTA in Amerika is voortgekomen uit het ‘National Congress of Mothers’, in 1897 opgericht door drie vrouwen die gedreven werden door de wens een mooiere wereld voor kinderen te creëren. De PTA beschikt over meer dan een eeuw aan kennis en ervaring op het gebied van samenwerking tussen school en ouders. Voor oudere leerlingen heeft de PTA ook de PTSA, de Parent Teacher Student Association. Iedere staat in de Verenigde Staten heeft een PTA, waar scholen, individuele leraren en ouders zich bij kunnen aansluiten om hun motto ‘Every child, one voice’ te realiseren. Om dat te bereiken heeft de PTA zes standaarden en een assessment ontwikkeld waaraan scholen zichzelf kunnen toetsen om te weten in hoeverre zij aan deze standaarden voldoen. De PTA-standaarden zijn onder andere gebaseerd op het wetenschappelijke werk van dr. Joyce Epstein, een Amerikaanse onderzoeker die in meerdere onderzoeken het verband heeft aangetoond tussen ouderbetrokkenheid en de ontwikkeling en de prestaties van de leerling.
31 | aardig of gelijkwaardig
Subvragen: a Welke vormen van ouderbetrokkenheid worden gebruikt in Nederlandse scholen (po/vo)? b In hoeverre voldoen de in Nederland gebruikte vormen aan de criteria (standaarden) van de PT(S)A? c Op welke wijze kunnen door een Nederlandse school (po/vo) gebruikte vormen worden verbeterd zodat zij voldoen aan de criteria (standaarden) van de PT(S)A? d Welke nieuwe vormen van ouderbetrokkenheid kunnen worden toegevoegd die voldoen aan de criteria (standaarden) van de PT(S)A?
Bijlage 2: Schoolontwikkelingsmodel ouderbetrokkenheid Om als school bezig te zijn met ouderbetrokkenheid, is het belangrijk om een visie te hebben op dit thema. Zo is het nodig om na te denken over welke school je voor de ouders wilt zijn. Door CPS is een schoolontwikkelingsmodel ouderbetrokkenheid ontwikkeld. Dit model is gebruikt bij de eerste fase van het onderzoek. De vormen van ouderbetrokkenheid uit de vragenlijst van het onderzoek zijn onder te verdelen in de vijf fasen. 1 Informatiegerichte fase In de informatiegerichte fase stelt de school nauwelijks eisen aan de ouders. De school stelt zich op als expert en autoriteit op het gebied van onderwijs en leren. Ouders maken in deze visie geen deel uit van de school, maar van de omgeving. De omgeving wordt dan gezien als (eventuele) afnemer van diensten en producten van de school. ‘Vaste’ relaties worden over belangrijke zaken geïnformeerd, bij voorkeur schriftelijk, met een sterke nadruk op formele communicatie. De aannames uit het onderzoek die horen bij deze fase zijn: - De school informeert ouders door middel van een nieuwsbrief. - De school heeft een klachtenprotocol. - De school informeert ouders over wat kinderen de komende periode leren. - De school organiseert ouderavonden waar de school of gastsprekers informatie geven over omgaan met lastig gedrag van kinderen. 2 Structuurgerichte fase De structuurgerichte fase kenmerkt zich door een school die duidelijkheid wil geven aan de ouders. De structuur moet voor de ouders helder zijn. De school ziet ouders en de omgeving voornamelijk als klanten en hecht er veel belang aan om hiermee adequaat en volgens vaste procedures en protocollen om te gaan. Het proces is duidelijk belangrijker dan de relatie.
32 | aardig of gelijkwaardig
De aannames uit het onderzoek die horen bij deze fase zijn: - De school bespreekt met ouders de voortgang van de resultaten. - De school schakelt mediation in bij een (dreigend) conflict met ouders. - De school biedt ouders een ontmoetingsruimte in de school (een ouderkamer). - De school sluit samenwerkingsovereenkomsten of contracten met ouders. 3 Relatiegerichte fase De school investeert veel in het opbouwen en onderhouden van sociale relaties met ouders. De school ziet zichzelf als kenniscentrum en wil haar expertise graag met de omgeving delen. De school staat open voor zakelijke en sociale contacten met haar klanten, relaties en andere belanghebbenden en investeert hier ook in. De aannames uit het onderzoek die horen bij deze fase zijn: - De school is bereikbaar via e-mail en telefoon. - De school werft ouders voor ondersteunende en toezichthoudende taken. - De school benut het professionele netwerk van ouders ten behoeve van het onderwijs aan de leerlingen. - De school/leraren leggen huisbezoeken af.
4 Samenwerkingsgerichte fase De school ziet en ervaart ouders als belangrijke partners. De school is pro-actief in het aangaan en onderhouden van zakelijke en sociale contacten met haar klanten, relaties en andere belanghebbenden. De deuren van de school staan letterlijk en figuurlijk open en leerlingen leren binnen en buiten de school. De school ziet zichzelf als deel van een groter geheel. De aannames uit het onderzoek die horen bij deze fase zijn: - De school werft ouders als vrijwilliger voor lesgevende taken. - De school vraagt ouders mee te denken in het beleid. - De school overlegt met de ouders als leerlingen niet-wenselijk gedrag laten zien. - De school laat weten hoe ouders hun kind kunnen helpen bij het leren. 5 Innovatiegerichte fase De school en ouders zien elkaar als partners in het proces van continue schoolverbetering. De school ziet zichzelf als een schakel in de leerketen van leerlingen. De school stelt zich uitermate ‘ondernemend’ op en ziet zichzelf als onderdeel van een breder ‘learning center’. De school beschouwt zich als deel van de omgeving, ziet samenwerking in het licht van kansen creëren, is als een echte ‘lerende organisatie’, is leergierig en nieuwsgierig en is in staat om zich dienstbaar op te stellen. De school is pro-actief en flexibel in het aangaan en onderhouden van zakelijke en sociale contacten met belanghebbenden en participeert daarnaast in relevante netwerken. Leerlingen en ouders dragen medeverantwoordelijkheid op alle niveaus in de organisatie.
33 | aardig of gelijkwaardig
De aannames uit het onderzoek die horen bij deze fase zijn: - De school benut sociale media om ouders te betrekken. - De school biedt materiaal en werkwijzen aan waarmee ouders met hun kind over hun toekomstige school- en beroepskeuze kunnen praten. - De school organiseert bijeenkomsten waar ouders met elkaar in gesprek gaan over onderwijs en opvoeding. - De school organiseert panelgesprekken met ouders.
Bijlage 3: PTA-standaarden De Parent Teacher Association In Nederland kennen we ouderorganisaties en organisaties waarin leraren zich verenigen. In Amerika is er de zogenaamde Parent Teacher Association (PTA), een organisatie waarin ouders én leraren zijn verenigd. Zij werken samen aan een optimaal schoolsucces van de leerlingen. Zo ontstaat er een situatie waarin leraren en ouders vooral mét elkaar praten in plaats van óver elkaar. De PTA in Amerika is voortgekomen uit het ‘National Congress of Mothers’, opgericht in 1897 door drie vrouwen, die gedreven werden door de wens een mooiere wereld voor kinderen te creëren. De PTA beschikt zodoende over meer dan een eeuw aan kennis en ervaring op het gebied van samenwerking tussen school en ouders. Voor oudere leerlingen heeft de PTA ook de PTSA, de Parent Teacher Student Association. Iedere staat in de Verenigde Staten heeft een PTA, waarbij scholen, individuele leraren en ouders zich kunnen aansluiten om hun motto ‘Every child, one voice’ te realiseren. Om dat te bereiken heeft de PTA zes standaarden ontwikkeld. De standaarden van de PTA De standaarden van de PTA zijn grotendeels toepasbaar op de Nederlandse situatie en zijn dus zeer bruikbaar om ouderbetrokkenheid effectief vorm te geven. Natuurlijk zijn er verschillen tussen Nederland en Amerika. Deze zijn samen te vatten in de twee volgende hoofdpunten: 1. In Amerika ligt het accent meer op gezinnen/familie in plaats van alleen op ouders. Men beschouwt de invloed van broers, zussen, opa’s en oma’s en de hele omgeving van het gezin (‘community’) als belangrijke factors voor het schoolsucces van de leerling. In de Nederlandse vertaling is het woord ‘gezin’ regelmatig vervangen door ‘ouders’, hoewel ‘gezin’ wel een extra dimensie geeft aan de standaarden. 2. In Nederland is wettelijk vastgelegd dat de school het laatste woord heeft wanneer het bijvoorbeeld gaat om al dan niet doubleren. In Amerika is dit niet het geval. Daar nemen school en ouders dit soort beslissingen samen. De PTA gaat uit van een volstrekt gelijkwaardige relatie tussen school en ouders.
34 | aardig of gelijkwaardig
De PTA-standaarden zijn onder andere gebaseerd op het wetenschappelijke werk van dr. Joyce Epstein, een Amerikaanse onderzoeker die in meerdere onderzoeken het verband heeft aangetoond tussen ouderbetrokkenheid en de ontwikkeling en de prestaties van de leerling. Nationale standaarden, doelen en indicatoren voor partnerschap tussen ouders en school:3 Standaard 1: Alle gezinnen/ouders zijn welkom op school Gezinnen/ouders zijn actief betrokken bij de school. Zij voelen zich welkom, gewaardeerd en verbonden met elkaar, met het schoolteam en met wat leerlingen doen en leren in de klas. Doel 1: Creëer een klimaat waarbij iedereen zich welkom voelt. Doel 2: Creëer een respectvolle, inclusieve schoolgemeenschap. Standaard 2: Effectief communiceren Ouders en het schoolteam hebben de plicht regelmatig, op basis van gelijkwaardigheid, met elkaar te communiceren over de leerresultaten van leerlingen. Doel 1: School en ouders delen informatie met elkaar. Standaard 3: Ondersteun leerlingresultaten Ouders en het schoolteam werken voortdurend samen om het leren en een gezonde ontwikkeling van leerlingen te ondersteunen, zowel thuis als op school. Hiertoe stellen ouders en school elkaar in de gelegenheid hun kennis en vaardigheden uit te breiden. Doel 1: Informatie uitwisselen over de voortgang van de leerresultaten. Doel 2: School en ouders werken samen aan de leerontwikkeling. Standaard 4: Opkomen voor ieder kind Ouders worden gestimuleerd op te komen voor hun eigen kinderen en voor de kinderen van anderen, zodat alle leerlingen eerlijk worden behandeld en alle kansen krijgen voor optimaal succes. Doel 1: Ouders weten hoe het schoolsysteem werkt. Doel 2: De school stimuleert en ondersteunt ouders om hun eigen en andere kinderen succesvol te laten zijn.
3
© PTA/CPS, CPS thanks the National Parent Teacher Association (www.pta.org) for developing the
National Standards for Family-School Partnerships.
35 | aardig of gelijkwaardig
Standaard 5: Gelijkwaardigheid in besluitvorming Ouders en teamleden nemen alle beslissingen die betrekking hebben op leerlingen als gelijkwaardige partners. Zij stemmen de aanpak op school en in de gezinssituatie op elkaar af. Ze ontwikkelen samen het beleid en het curriculum en zijn samen verantwoordelijk voor de communicatie. Doel 1: De school houdt rekening met de stem van ouders in gezamenlijke besluitvorming. Doel 2: Er zijn goed werkende officiële ouderorganen. Standaard 6: School en ouders werken samen met de omgeving Ouders en school werken samen met vertegenwoordigers uit de omgeving. Doel van deze samenwerking is de ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen te vergroten, hen te laten participeren in de maatschappij en hun te leren hun verantwoordelijkheid als burger te nemen. Doel 1: De school boort alle bronnen uit de omgeving aan.
Bijlage 4: Interviewformats Interviewvragen voor de school: - Op welke manier heeft u contact met de ouders? - Hoe beoordeelt u dit contact? - Op welke manier voorziet u ouders van informatie? - Via welke kanalen? - Op welke manier voorzien ouders u van informatie? - Bent u op de hoogte van de thuissituatie van leerlingen, zo ja hoe? - Wat vindt u belangrijk in de samenwerking tussen school en ouders? - Hoe wisselt u informatie uit over de leerresultaten van de leerlingen? - Waar en hoe staat de samenwerking met ouders beschreven? - Op welke manier werkt u samen met organisaties, instellingen etc. uit de omgeving? Aanvullende vragen voor school- / afdelingsleiders*: - Maakt u afspraken met ouders over de contacten tussen school en ouders? Zo ja, welke? - Heeft u een visie geformuleerd op de samenwerking tussen school en ouders, zo ja welke? - Op welke manier organiseert u activiteiten in samenwerking met of voor de ouders? - Voor welke activiteiten worden ouders ingezet (bijvoorbeeld lesgevende, ondersteunende, opruimende taken)? - Hoe is de formele inspraak van de ouders geregeld? - In hoeverre is de school tevreden over deze inspraak? Waarop hebben de ouders inspraak als het gaat om hun eigen kind?
36 | aardig of gelijkwaardig
- Hoe wisselt u informatie uit over de leerresultaten van de leerlingen? Bijvoorbeeld: Rapporten, tienminutengesprekken, verwijzingsgesprekken vo, ouderavonden, voorlichting over profielen, etcetera. - Hoe maakt u de schoolresultaten zichtbaar aan ouders. - Op welke manier is deze informatie-uitwisseling gewaarborgd / gelijk over de groepen? - Hoe betrekt u ouders bij het leren in de klas? - Hoe ondersteunt u ouders om thuis het leren te versterken? - In hoeverre is er op uw school sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de leerlingen? *Aan het einde van het interview zijn de standaarden van de PTA voorgelegd aan de school- / afdelingsleiders en is hen gevraagd of zij aanvullende vormen van contact tussen school en ouders gebruikten die binnen een van deze standaarden vielen. Aanvullende vragen voor interne begeleiders / zorgcoördinatoren - Op welke manier maakt u afspraken met ouders over processen / handelingplanning? - Wat is de rol van de ouders in de vorming van een dossier over een kind? - Op welke manier overlegt u met de ouders over te nemen stappen? - Waarop en welke manier hebben de ouders inspraak? - En wie neemt de uiteindelijke beslissing? (doubleren / versnellen / wisseling niveau / toetsen en testen / observaties / extra zorg / aanpassing in aanbod / inzet van hulpmiddelen / doorverwijzing)
Interviewvragen voor de ouders: - Op welke manier heeft u contact met de school? Denk aan zowel formele als informele contacten. - Wat vindt u van dat contact? Helpt u mee in de school? In hoeverre voelt u zich welkom op school? - Op welke manier voorziet u de school van informatie over uw kind? - Wat voor informatie? Via welke kanalen? Wat vindt u van de bereikbaarheid van de school? - Op welke manier voorziet de school u van informatie? - Wat vindt u belangrijk in de samenwerking tussen school en ouders? - Hoe wisselt de school informatie uit over de leerresultaten van uw kind? - Op welke manier wordt u door de school betrokken bij het leren van uw kind? - In hoeverre bent u op de hoogte van de werking van het schoolsysteem? - Als uw kind extra zorg krijgt, op welke manier overlegt de school met u over deze zorg? Aanvullende vragen voor de oudergeleding van de MR - Op welke manier voorziet de school u van informatie over het beleid? - Op welke manier voorziet de school u van informatie over de werking van de MR / het schoolsysteem? 37 | aardig of gelijkwaardig
- - - - - - - -
Kunt u wat vertellen over de inhoud van de vergaderingen van de MR? Onderwerpen Vertegenwoordiger bevoegd gezag aanwezig? Wat is uw mening over het functioneren van de MR? Weten de ouders de MR te vinden? Zo ja, voor wat voor onderwerpen? Worden alle ouders zo vertegenwoordigd? Is er genoeg inspraak op het schoolbeleid In hoeverre heeft de MR ook contact met externe partijen?
Bijlage 5: Verder lezen? Ouderbetrokkenheid, waarom? Er is maar één reden om fors te investeren in ouderbetrokkenheid, namelijk omdat de leerling er beter van wordt. Hieronder de conclusies van tal van wetenschappelijke onderzoeken (Smit e.a, 2006, Cijvat & Voskens, R&D 2008). Uit meerdere Britse en Amerikaanse onderzoeken blijkt dat ouderbetrokkenheid een significant positief effect heeft op het functioneren van leerlingen binnen school, op hun cognitief functioneren, hun schoolprestaties en op hun werkhouding. Dit geldt voor leerlingen van alle leeftijden, uit gezinnen met alle economische en etnische achtergronden en opleidingsniveaus. Over de vraag welke vormen van ouderbetrokkenheid invloed hebben op welke ontwikkelingsaspecten is nog relatief weinig bekend. Voor de Nederlandse situatie zijn ook buitenlandse onderzoeksresultaten naar leerprestaties bruikbaar (Smit e.a., 2006). Figuur 3: Invloed thuis- en gezinsfactoren bij leren lezen en rekenen volgens onderzoek volgens Henderson en Mapp (2002). 8% 49% 43%
Grootte van de klas Thuis- en gezinsfactoren Kwaliteit van de leerkracht
Robert Marzano, een Amerikaanse onderwijswetenschapper, voerde een meta-analyse uit op onderwijsonderzoek van de laatste 35 jaar. Hij zocht naar onderwijsveranderingen die daadwerkelijk invloed hebben op de leerprestaties 38 | aardig of gelijkwaardig
van leerlingen. Op basis hiervan stelt Marzano vast dat de thuissituatie, en dus ook de rol van ouders, één van de belangrijke succesfactoren is (Marzano, 2003). Opvallend is het positieve verband op tussen ouderbetrokkenheid en taalprestaties van kinderen, vooral voor verbale vaardigheden en lezen, terwijl bij de rekenprestaties op school een negatief effect wordt gevonden als de ouders zich thuis intensief met het rekenhuiswerk bemoeien (Menheere & Hooge, 2010). Verschillende begrippen In samenhang met de begrippen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie raakt het begrip ‘educatief partnerschap’ de laatste jaren steeds meer in zwang. Het verwijst naar de opvatting dat opvoeding en onderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school zijn, in plaats van dat de school verantwoordelijk is voor het onderwijs en ouders voor de opvoeding. Educatief partnerschap in de zin van het samen optrekken van ouders en leraren / de school blijkt een gunstig effect te hebben op zowel de cognitieve ontwikkeling, de schoolprestaties als het sociaal functioneren van kinderen. Onderling vertrouwen is een belangrijk element van educatief partnerschap, evenals gelijkwaardigheid. Op dit laatste element is juist ook kritiek. De rol die macht kan spelen in de relatie tussen leraren en ouders (die elk vanuit een eigen positie bij het kind betrokken zijn), de kwetsbaarheid van leraren binnen de schoolgemeenschap, en cultuurverschillen tussen ouders en leraren als gevolg van verschillen in achtergrond, kunnen gelijkwaardigheid in de weg staan. Critici van de gelijkwaardigheid tussen ouders en leraren of school pleiten daarom voor een flexibele en open opstelling van leraren, waardoor er meer gemeenschappelijkheid kan ontstaan tussen hen en de ouders. Met deze visie wordt de verantwoordelijkheid voor het partnerschap vooral bij leraren gelegd: van hen wordt verwacht om vanuit hun professionele rol flexibel te zijn en open te staan, daar waar ouders dit wellicht niet altijd zijn (Menheere & Hooge, 2010). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ouders onzeker zijn over hun rol aangaande het schoolleren van hun kinderen, zowel thuis als op school (Menheere & Hooge, 2010). Ouderbetrokkenheid in de lerarenopleiding Belangrijk voor de mate waarin leraren en scholen erin slagen ouders te betrekken, is de manier waarop leraren tijdens hun initiële opleiding zijn geconfronteerd met het fenomeen ouderbetrokkenheid. Leraren blijken tijdens hun opleiding nog weinig te worden voorbereid op het betrekken van ouders bij het onderwijs. In de curricula van lerarenopleidingen neemt ouderbetrokkenheid een geringe plaats in. Veel lerarenopleidingen beperken zich tot het trainen van studenten in de meer traditionele vormen van oudercontacten, zoals: tienminutengesprekken, voorlichtingsbijeenkomsten en oudervergaderingen (Menheere & Hooge, 2010). Wat weten we nog meer? Verschillende onderzoeken laten zien dat ouderbetrokkenheid een positief effect heeft op het sociaal functioneren van leerlingen (Smit e.a., 2006, Henderson & Mapp, 2002). 39 | aardig of gelijkwaardig
Niet zozeer participatie op school, maar betrokkenheid thuis levert een grote bijdrage aan de ontwikkeling en het leersucces van kinderen (Cijvat & Voskens, R&D 2008). Kern van effectieve ouderbetrokkenheid is een kwalitatief goede communicatie met elke individuele ouder. Dat wordt niet gewaarborgd door ouderparticipatie, zoals vaak wordt gedacht (Jacobs, 2008). Meer ouderbetrokkenheid heeft een positieve invloed op het schoolklimaat en op de gerichtheid van de school op haar omgeving; er ontstaat meer openheid (Smit e.a., 2006). Onderzoek laat zien dat de communicatie tussen school en ouders over de afstemming van opvoeding en onderwijs vaak moeizaam verloopt en dat er onduidelijkheid bestaat over de verantwoordelijkheden van school en ouders (Smit e.a.,2006). Wederzijdse verwachtingen Schoolteams staan over het algemeen onvoldoende open voor ouders. Door een beroep te doen op hun professionaliteit, proberen leraren zich vaak te beschermen tegen een te grote invloed van ouders op hun werk. Bij samenwerking tussen school en ouders staat vaak alleen het belang van de school centraal. Men vindt bijvoorbeeld dat ouderbetrokkenheid alleen nodig is om de kwaliteit van de school te verbeteren. Wanneer alleen op het perspectief van de school wordt gefocust, kan dit ten koste gaan van de doelen van ouders. Dit geldt ook voor de Nederlandse situatie, vooral bij allochtone ouders (Smit e.a., 2006). Verwachtingen spelen in het onderwijs een grote rol. Allereerst hebben leraren verwachtingen van de manier waarop ouders hun kinderen ondersteunen bij het leren lezen. Vaak hebben leraren verkeerde verwachtingen van de ondersteuning van ouders: ze overschatten de ondersteuning van ouders uit hogere sociale milieus en onderschatten allochtone ouders wat dit betreft. Ook allochtone ouders zijn namelijk vaak erg betrokken bij het lees- en leerproces van hun kinderen, maar vaak op een andere manier dan autochtone ouders. De verwachtingen die leraren hebben van (de betrokkenheid van) ouders beïnvloeden ook hun verwachtingen van de prestaties van leerlingen. Wat zij verwachten van de prestaties van hun leerlingen blijkt nauw samen te hangen met de eerste indruk die zij hebben van de onderwijsbetrokkenheid van de ouders. Dit geldt ook omgekeerd: hoe meer zij van de prestaties verwachten, des te positiever is hun indruk van ouderlijke betrokkenheid. Het is aannemelijk dat leraren hun eerste indruk baseren op hun inschatting van het sociaaleconomisch milieu van de leerling, ook als zij geen informatie hebben over het beroep en de opleiding van de ouders. Zij beschouwen de kleding, spraak en omgangsvormen van de leerling als adequate indicaties voor de sociaaleconomische status van de ouders. Deze mening wijzigt zich in de loop van het schooljaar amper. Daarnaast is het opmerkelijk dat leraren positiever oordelen over de betrokkenheid van ouders die trouw de ouderavonden bezoeken dan van ouders die zich daar zelden of nooit laten zien. Of ouders ook op andere momenten met de leraar in gesprek zijn, blijkt van minder betekenis (Smit e.a., 2006).
40 | aardig of gelijkwaardig
In het vorige R&D-traject ouderbetrokkenheid werd in 2008 gestart met een (inter)nationaal praktijk- en literatuuronderzoek naar de effecten van ouderbetrokkenheid. Wat zijn de effecten van ouderbetrokkenheid (op de ontwikkeling van de leerlingen in het algemeen en zijn leerprestaties in het bijzonder), welke vormen zijn er wereldwijd, hoe wordt educatief partnerschap het best vormgegeven, enzovoort. Bovenstaande literatuur is deels voortgekomen uit dit R&D-traject. Vervolgens werd in 2009 op alle scholen binnen de pilotorganisaties een nulmeting gedaan naar ouderbetrokkenheid. Er werd op bovenschools niveau én op schoolniveau een visie op ouderbetrokkenheid ontwikkeld. Op bovenschools niveau is er een vierjarenplan ontworpen met betrekking tot beoogde doelstellingen rondom ouderbetrokkenheid. CPS heeft in het kader van dit R&D-traject een meetinstrument ontwikkeld waarmee scholen kunnen meten hoe zij voorwaarden creëren om ouderbetrokkenheid (thuis) te bevorderen. In 2010 verschijnt een eindpublicatie die een positief antwoord geeft op de vraag of en welke bovenschoolse aansturing van ouderbetrokkenheid effect heeft. Samenvattend In het R&D-traject 2008-2010 over ouderbetrokkenheid zijn de volgende vragen beantwoord: - Welke effecten zijn van positieve invloed op de leerling en zijn ontwikkeling? - Welke goede praktijkvoorbeelden zijn er wereldwijd te vinden met betrekking tot ouderbetrokkenheid? - Hoe kun je (bovenschools) aansturen op meer ouderbetrokkenheid op school? - Op de inzichten van dit eerder onderzoek wordt in deze R&D verder gebouwd.
41 | aardig of gelijkwaardig
Literatuur Berne, E. (1972). What do you say after you say hello? The psychology of human destiny. Beverly Hills: Corgi Books. Berne, E. (1964). Games people play; the psychology of human relationships. Londen: Penquin. Boer, H de e.a. (2009). Een onderzoek naar de rol van ouders in het primair onderwijs, deel 2 praktijkonderzoek. Amersfoort: CPS. Cijvat, I. e.a. (2009). Een onderzoek naar de rol van ouders in het primair onderwijs, deel 1 literatuuronderzoek. Amersfoort: CPS. Cox, H.B.A.M., e.a. (2010, in druk). Ouderbetrokkenheid in onderwijs en sport. Amersfoort/Nijmegen: PS/Kennispraktijk voor Sport, Onderwijs en Gezondheid, Nederlandse Sport Alliantie voor een sportieve samenleving. Dijksma, S.A.M. & Van Bijsterveldt, M. (2009). Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs. Eerste meting onder scholen en ouders. Den Haag: OCW. Epstein, J.L. (2009). School, Family, and Community Partnerships. Your Handbook for Action. Thousand Oaks: Corwinn Press. Henderson, A. T. & Mapp, K. L. A. (2002). New Wave of Evidence: The Impact of School, Family, and Community Connections on Student Achievement. Aston: SEDL’s National Center for Family & Community Connections with Schools. Jacobs, B.A. (2008). Perspectives on parent involvement: how elementary teachers use relationships with parents to improve their practice. Dissertatie Universiteit van Maryland. Loo, J. van (2004). Effectief communiceren met ouders. Praktijkserie BasisschoolManagement, 33. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Marzano, R.J. (2003). What Works in Schools, Translating Research into Action. Alexandria: ASCD. Menheere e.a. (2010). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs Een literatuurstudie naar de betekenis van ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen. Amsterdam: Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding. Michielsen,S. & Goeij,L. de (2006). Onderwijs besturen… ‘samen met ouders’ ‘De derde dimensie van het gesprek tussen kinderen, ouders, school en bestuur’. Den Haag: Bond KBO. Nederlandse Katholieke Oudervereniging (2002). Handreiking voor het organiseren van ouderpanels: informatie voor schoolleiding en ouderraad/ oudervereniging. Den Haag: NKO.
42 | aardig of gelijkwaardig
OCW Onderwijsmagazine, jaargang 1, nummer 1 (januari 2006). Onderwijsraad (2010). Ouders als partner. Den Haag: Onderwijsraad. PO-Raad (2010). In tien jaar naar de top. Utrecht: PO-Raad. Slump, K. (2009). Ouders aan de zijlijn van het onderwijsveld. In H. Davids & J. Sperling (red.), De juridische positie van ouders in het onderwijs. Den Haag: SDU. Smit, F., Driessen, G. & Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Nijmegen: ITS. Smit, F. & Driessen, G. (2002). Allochtone ouders en de pedagogische functie van de basisschool. Nijmegen: ITS. Smit, F., Sluiter, R. & Driessen, G. (2006). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief. Nijmegen: ITS. Smit, F. (red.) (2009). Ouders en school. Den Haag: SDU. Stufflebeam, D. (2002). Evaluation models. New directions vor evaluation. Volume 2001, Issue 89, pages 7–98, Spring 2001. Vries, P. de (2010). Handboek Ouders in de school. Amersfoort: CPS. Wit, C. de (2005). Ouders als educatieve partner. Den Haag: Q*Primair.
43 | aardig of gelijkwaardig
Als ouderbetrokkenheid goed wordt vormgegeven, heeft dit een aantoonbaar positief effect heeft op de (leer)ontwikkeling van kinderen. Alle reden dus voor scholen voor primair en voortgezet onderwijs om ouders (beter) te betrekken. Deze publicatie is de uitkomst van een onderzoek naar bestaande en nieuwe vormen van samenwerking tussen ouders en school. Op zowel scholen voor voortgezet onderwijs als basisscholen is in kaart gebracht welke vormen van ouderbetrokkenheid worden toegepast. In deze publicatie vindt u het antwoord op de vragen: · Hoe kun je de relatie met ouders concreet versterken? · Welke vormen van ouderbetrokkenheid werken in de praktijk? en · Hoe maak je de samenwerking tussen school en ouders gelijkwaardig en niet-vrijblijvend, met oog voor elkaars positie en verantwoordelijkheid? Omdat er objectieve instrumenten gebruikt zijn - het door CPS ontwikkelde ontwikkelingsmodel ouderbetrokkenheid en de Amerikaanse PTA-standaarden – biedt dit onderzoek handvatten aan elke school die zelf ouderbetrokkenheid vorm wil geven.