kiezen voor visie! reactie van de g27 op de voorgenomen hervormingen in de awbz
3 oktober 2008
inhoudsopgave Samenvatting Deel 1 Huidige situatie: Wat is ondersteunende en activerende begeleiding? – Inleiding – Ondersteunende begeleiding – Activerende begeleiding – Wie maken gebruik van ondersteunende en activerende begeleiding? – Ondersteunende en activerende begeleiding in relatie tot het gemeentebeleid en de Wmo
6 6 6 8 8 10
Deel 2 De voostellen: Welke hervormingen staan op het programma? – Inleiding – De nieuwe functie begeleiding – Uitsluiten mensen met een lichte beperking – Schrappen participatiedoelstelling – Maximeren van het totaal aantal uren begeleiding – Schrappen grondslag psychosociaal – Tijdpad invoering
13 13 13 14 17 19 22 24
Deel 3 De toekomst: Gewenste aanpak – Stappenplan – Wenselijke aanpassingen
25 25 27
Bijlage
2
3
29
samenvatting In juni 2008 kondigde de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hervormingen aan voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Met deze hervormingen wil zij de langdurige zorg voor mensen met ernstige beperkingen of aandoeningen toegankelijk, betaalbaar en van een kwalitatief hoog niveau houden. Op Prinsjesdag is duidelijk geworden hoe zij deze hervormingen wil realiseren. 1. De AWBZ-functies ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling worden teruggebracht tot twee functies: begeleiding en behandeling. 2. Alleen mensen met matige of zware beperkingen komen in aanmerking voor begeleiding, mensen met een lichte beperking zijn zelf verantwoordelijk voor hun zelfredzaamheid en participatie. 3. De doelstelling voor begeleiding wordt beperkt tot het bevorderen en behouden van zelfredzaamheid. Voor beperkingen bij het participeren in de samenleving is geen begeleiding meer mogelijk vanuit de AWBZ. 4. Het aantal uren begeleiding wordt gemaximeerd, dat betekent in veel gevallen verminderd. 5. De grondslag psychosociaal wordt geschrapt uit de AWBZ. Voor alle doelgroepen, behalve voor 65 plussers met psychosociale problemen, worden gemeenten financieel gecompenseerd met in totaal 53 miljoen euro. De voorgestelde hervormingen moeten een jaarlijkse besparing van 800 miljoen euro opleveren. Voor het oplossen van knelpunten wordt structureel 150 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld vanaf 2010.
3
Tijdpad De hervormingen worden op 1 januari 2009 ingevoerd. Daarbij is 2009 een overgangsjaar. Dat betekent dat iedereen die in 2009 te maken krijgt met beperkingen wordt geïndiceerd volgens de nieuwe richtlijnen. Voor bestaande cliënten betekent het dat zij in 2009 een herindicatie krijgen. Uiterlijk op 1 januari 2010 zijn de hervormingen volledig geëffectueerd. Implicaties Uit onderzoek is gebleken dat 27% van de ruim 220.000 cliënten die nu begeleiding ontvangt, daar na de hervormingen niet meer voor in aanmerking komt. Dat zijn zo’n 62.000 mensen met een lichte beperking of mensen die alleen matige of zware beperkingen ondervinden voor hun participatie. Deze mensen worden geacht zelf verantwoordelijk te zijn voor het kunnen leven met hun beperking. Het is onwaarschijnlijk dat al deze mensen hiertoe ook daadwerkelijk in staat zijn. Als zij het niet redden, ook niet met hulp van hun omgeving, moet de gemeente een vangnet georganiseerd hebben in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Mensen met matige of zware beperkingen zullen straks minder uren per week begeleiding kunnen krijgen. Mensen met psychosociale problemen kunnen vanaf 1 januari 2009 geen aanspraak meer maken op individuele begeleiding, begeleiding in groepsverband of persoonlijke verzorging. De middelen die gemeenten krijgen om lokaal deze dienstverlening voort te zetten is enkel gebaseerd op de eerdere uitgaven voor individuele begeleiding in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (36 miljoen euro) en via zorgaanbieders voor ontregelde gezinnen (17 miljoen euro). In totaal worden er grofweg 20 miljoen zorguren minder ingezet voor begeleiding1. Het is niet realistisch te verwachten dat deze uren volledig gecompenseerd kunnen worden door mensen zelf, mantelzorgers of vrijwilligers. De druk op de bestaande voorzieningen in gemeenten zal stevig toenemen. Randvoorwaarden – Het moet duidelijk zijn in hoeverre de groep met lichte beperkingen in staat is om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leven. – De consequenties van het maximeren van het aantal zorguren voor mensen met een matige of ernstige beperking moeten in kaart gebracht zijn. – Er is duidelijkheid nodig over de omvang van de groep ouderen met een psychosociaal probleem en de consequenties van het schrappen van persoonlijke verzorging en begeleiding voor deze groep. – Voor een omslag naar een persoonsgerichte aanpak is een visie op maatschappelijke ontwikkeling noodzakelijk. – Voor het doorvoeren van dergelijke hervormingen en het minimaliseren van de consequenties voor mensen met beperkingen is voldoende voorbereidingstijd nodig om een passend vangnet te creëren. – Het vergt een zorgvuldig communicatietraject vanuit de centrale overheid naar cliënten en aanbieders ter voorkoming dat gemeenten geconfronteerd worden met een totaal niet in te vullen verwachtingspatroon. 4
1 800 miljoen euro bezuiniging betekenen bij een gemiddeld uurtarief van 40 euro 20 miljoen professionele uren voor begeleiding minder.
Standpunten 1. De overheid moet sturen en consistente maatregelen nemen op grond van een gedragen visie op maatschappelijke ondersteuning en zorg. Het is onwenselijk dat hervormingen in het stelsel voor zorg en welzijn versnipperd, ad hoc, louter financieel gestuurd en direct gepaard gaand met bezuinigingen worden doorgevoerd. 2. Hervormingen kunnen pas ingevoerd worden als de consequenties ervan (inclusief de 800 miljoen euro bezuiniging) helder zijn en gemeenten hun vangnet voor maatschappelijke ondersteuning adequaat hebben kunnen aanpassen. 3. Het in beeld brengen van de gevolgen die hervormingen met zich mee kunnen brengen, moet niet gepaard gaan met het zetten van onomkeerbare stappen. De conclusies die het totale inzicht met zich meebrengt moeten nog ter discussie kunnen staan. 4. De druk op het vangnet voor maatschappelijke ondersteuning zal toenemen doordat ruim 62.000 mensen niet meer in aanmerking zullen komen voor begeleiding uit de AWBZ. Om die druk op te vangen moeten voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. 5. Voor mensen met een matige of ernstige beperking moet ook de begeleiding voor het bevorderen van participatie vooralsnog in de AWBZ blijven. Participatie en zelfredzaamheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het zijn allebei doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het waren doelstellingen voor begeleiding. Mensen die in een sociaal isolement verkeren, zijn minder zelfredzaam vanwege het ontbreken van een sociaal netwerk. Mensen met matige of ernstige beperkingen hebben voor hun participatie specifieke individuele voorzieningen nodig. Het ligt niet voor de hand dat dit door gemeenten wordt georganiseerd vanuit de Wmo. 6. Het per gemeente in kaart brengen van de huidige situatie van de verschillende doelgroepen en de consequenties die de hervormingen voor hen met zich meebrengen is een verantwoordelijkheid van het Centrum Indicatiestelling Zorg, Zorgkantoren en aanbieders. 7. De centrale overheid moet de verantwoordelijkheid nemen voor de communicatie naar cliënten.
Leeswijzer In het eerste deel van dit stuk worden de huidige functies ondersteunende en activerende begeleiding beschreven. In deel twee worden de voorgenomen hervormingen toegelicht. Ook wordt een aantal casussen beschreven die een beeld geven van de mogelijke consequenties op individueel niveau. Tot slot wordt in het derde deel aangegeven wat de voor gemeenten gewenste aanpak is voor hervormingen.
5
deel 1 – huidige situatie wat is ondersteunende en activerende begeleiding? 1 Inleiding Via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is iedere Nederlander verzekerd voor zorg en ondersteuning bij langdurige ziekte, handicap of ouderdom. Voorheen regelde de AWBZ de rechten op verstrekkingen van huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling en verblijf. Om de AWBZ betaalbaar te houden en langdurige zorg voor mensen die dat nodig hebben te garanderen, is een hervorming van de AWBZ ingezet. Sinds 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. Het doel van deze wet is iedereen te laten meedoen in de samenleving, ook mensen met een beperking. Meedoen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Wanneer mensen niet op eigen kracht kunnen participeren, bijvoorbeeld door ouderdom, handicap of psychische problemen, hebben gemeenten de verantwoordelijkheid ondersteuning te bieden. De AWBZ-functie huishoudelijke verzorging is direct bij de invoering overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning en daarmee een verantwoordelijkheid van gemeenten geworden.
2 Ondersteunende begeleiding Het doel van ondersteunende begeleiding is het handhaven of bevorderen van de zelfredzaamheid en de participatie van mensen met een beperking. Ondersteunende begeleiding omvat activiteiten die ervoor zorgen dat mensen die door een beperking niet zelfredzaam zijn, de regie over het eigen leven verloren hebben en/of in een ernstig sociaal isolement verkeren, toch deel kunnen nemen aan het dagelijks leven. Het gaat om het begeleiden van mensen bij het accepteren van de persoonlijke leef- en gezondheids¬situatie, het bieden van ondersteuning om de dag te structureren, ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen of om beter de regie te kunnen voeren over het eigen leven. De aandoening of beperking wordt als uitgangspunt genomen en er wordt gekeken naar wat iemand nog kan, om daarop verder te bouwen. Daarnaast is ondersteunende begeleiding ook bedoeld voor degenen die langdurig en intensief zorgen voor iemand met een beperkte zelfredzaamheid, de zogenoemde mantelzorgers.2 Bij ondersteunende begeleiding wordt zelfredzaamheid toegespitst op het vermogen tot sociaal functioneren in dagelijkse leefsituaties zoals thuis, bij winkelen, vrijetijdsbesteding, in relatie met vrienden, collega’s etc. Ondersteunende begeleiding kan zowel individueel als in groepsverband verleend worden. Bij individuele begeleiding gaat het bijvoorbeeld om het oplossen van problemen, het regelen van de dagelijkse routine thuis, communicatie of oriëntatie. In groepsverband gaat het onder meer om begeleiding bij dagprogramma’s gericht op bezigheden, vaardigheden of sociaal-recreatieve activiteiten.
6
2 Uit: Brochure Functies & Aanspraken in de AWBZ van het College voor zorgverzekeringen (2004). 3 Uit: Stijging indicaties ondersteunende begeleiding, B&A Beleidsrendement (2007).
Individuele ondersteunende begeleiding kan verschillende activiteiten omvatten, die in te delen zijn in de drie doelstellingen van ondersteunende begeleiding. Onderzoek3 onder zorgaanbieders en cliënten die ofwel ondersteuning in natura ofwel in de vorm van een persoonsgebonden budget ontvangen, levert het volgende beeld op van de invulling van individuele ondersteunende begeleiding:
7
Doelstelling
Activiteiten
Handhaven van de zelfredzaamheid
– – – – – – – – – – – – –
Integratie in de samenleving
– Samen met cliënt boodschappen doen/winkelen – Begeleiden naar openbaar vervoer – Meegaan naar instanties – Onderhouden sociaal netwerk – Een gesprek voeren, begrijpen wat anderen zeggen – Naar het postkantoor gaan – Samen meubels kopen – Hulpmiddel als telefoon en computer gebruiken – Recreatieve activiteiten – Sociale vaardigheden oefenen
Ondersteunen van de mantelzorg
– – – –
Opstellen van een dag -/weekplanning Plannen en uitvoeren van activiteiten Meehelpen met koken Invullen van formulieren Wandelen met de cliënt Op orde brengen financiën Invullen vrije tijd Begeleiding bij het koken Samen een plankje ophangen De was doen Post lezen Zelf geld beheren Lezen, schrijven en rekenen
Bieden van palliatieve zorg4 Bieden van respijtzorg Oppassen (w.o. gespecialiseerde oppas) Video-opnames ten behoeve van opvoedingshulp – Opvoeding van kinderen
4 Palliatieve zorg is totaalzorg voor mensen bij wie geen genezende behandeling meer mogelijk is. Deze totaalzorg omvat het bestrijden van fysieke klachten en de psychische, emotionele en sociale ondersteuning van de patiënt en zijn/haar omgeving.
3 Activerende begeleiding Activerende begeleiding richt zich op de gevolgen die gezondheidsproblemen met zich meebrengen. Ook hier zijn zelfredzaamheid en participatie de kernwoorden. In tegenstelling tot ondersteunende begeleiding en behandeling is niet de aandoening, stoornis of beperking het aangrijpingspunt. Het doel is de gedragsproblematiek, die ontstaat door de beperking, aan te pakken en vaardigheden om met de beperking te kunnen functioneren aan te leren. Ook bij activerende begeleiding kan sprake zijn van zowel individuele zorg als zorg in groepsverband. Bij individuele begeleiding gaat het bijvoorbeeld om het leren structureren van het huishouden en het leren bijhouden van de eigen administratie als deze vaardigheden ontbreken door de beperking die geconstateerd is. Activerende begeleiding kan ook gericht zijn op maatschappelijke participatie, bijvoorbeeld op het terrein van arbeid of sociale activiteiten.
4 Wie maken gebruik van ondersteunende en activerende begeleiding? Ondersteunende begeleiding is voor mensen die een beperking hebben door een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, of een psychosociaal probleem. Dit zijn de zeven grondslagen uit de AWBZ op basis waarvan iemand in aanmerking kan komen voor zorg. Activerende begeleiding is voor dezelfde doelgroepen, behalve voor mensen met een psychosociaal probleem. De grondslagen staan elk voor specifieke beperkingen. Een combinatie van grondslagen komt uiteraard ook geregeld voor. Somatische aandoening of beperking Somatische aandoeningen of beperkingen worden veroorzaakt door een actuele lichamelijke ziekte of anatomische afwijking of stoornis. Bij de grondslag ‘somatiek’ gaat het om chronisch zieken, ouderen met fysieke beperkingen en revaliderende patiënten. Dit zijn bijvoorbeeld mensen met een niet aangeboren hersenafwijking, diabetes, reuma of mensen die slecht ter been zijn. Zij krijgen ondersteunende begeleiding voor uiteenlopende activiteiten die gericht zijn op de dagelijkse handelingen en belemmeringen van hun ziekte daarbij compenseren. Psychogeriatrische aandoening of beperking Een psychogeriatrische aandoening of beperking is een ziekte, niet-aangeboren aandoening of functiestoornis in of van de hersenen. Het gaat om aandoeningen die meestal zijn gerelateerd aan ouderdom. Deze aandoeningen gaan vaak samen met een aantasting van onder meer het denkvermogen, gevoelsleven, intellect, herinneringscapaciteit, de afname van motorische functies, communicatieve mogelijkheden en vermindering van de sociale zelfredzaamheid. Het gaat hier bijvoorbeeld om demente of dementerende mensen. Deze mensen hebben bijvoorbeeld begeleiding nodig bij het accepteren van hun ziekte, het structureren van de dag en het zichzelf verzorgen.
8
Psychiatrische aandoening of beperking Een psychiatrische aandoening of beperking is een ziekte die wordt gekenmerkt door een stoornis in de psychische functies en gepaard gaat met lijden en/of sociaal disfunctioneren. Mensen met bijvoorbeeld persoonlijkheidsstoornissen of manisch depressieve mensen hebben een psychiatrische beperking. Zij hebben ondersteuning nodig om bijvoorbeeld structuur aan de dag te geven, gedragsproblemen te verminderen, voor zichzelf te zorgen of voor hun kinderen te zorgen. Verstandelijke handicap Iemand heeft een verstandelijke handicap als hij of zij cognitief/intellectueel beneden gemiddeld scoort op een algemene intelligentietest (een IQ lager dan 70), blijvende beperkingen heeft op het gebied van de sociale redzaamheid en de problematiek ontstaan is voor het achttiende levensjaar. Mensen met een IQ tussen de 70 en de 85, die beperkingen ondervinden in de sociale redzaamheid en leer en/of gedragsproblemen vertonen als gevolg van het verminderd cognitief functioneren, worden licht verstandelijk gehandicapt genoemd. Verstandelijk gehandicapten hebben onder meer ondersteuning nodig bij het structureren van de dag, het bereiden van maaltijden, het beheren van financiën of het verzorgen van kinderen. Lichamelijke handicap Bij een lichamelijke handicap gaat het om beperkingen die het gevolg zijn van functiestoornissen of anatomische afwijkingen in het bewegingsapparaat en/of interne organen, waarbij er geen verder herstel meer mogelijk is. Mensen met een lichamelijke handicap zijn bijvoorbeeld verlamd, missen ledematen of hebben deze onvoldoende ontwikkeld, hebben een ernstige spierziekte of zijn spastisch of hebben aangeboren of in de vroege jeugd ontstane afwijkingen aan organen als hart, longen, nieren of lever. Zij gebruiken de ondersteuning bijvoorbeeld om zich te verplaatsen, bij het verrichten van algemene dagelijkse dingen als boodschappen doen of om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Zintuiglijke handicap Een zintuiglijke handicap is een ernstige visuele (ogen) of auditieve (oren) beperking of een spraakstoornis. Van een visuele handicap is sprake als er ernstige stoornissen in het gezichtsvermogen zijn vastgesteld in combinatie met beperkingen in het dagelijks functioneren. Een auditieve beperking gaat over stoornissen in het gehoorvermogen. Een spraak- of taalprobleem valt alleen onder de grondslag zintuiglijke handicap als het is ontstaan door neurobiologische of neuropsychologische factoren en niet door omgevingsfactoren als opvoedingsproblemen of het spreken van een andere taal. Mensen met een zintuiglijke handicap zijn blind of zeer slecht ziend, doof of zeer slecht horend of hebben een fysiek probleem dat spreken moeilijk tot onmogelijk maakt. Deze mensen zijn vaak (na een aantal jaren) met een aantal hulpmiddelen goed in staat om zelf de regie over het eigen leven te voeren. Zij gebruiken ondersteuning vooral om deel te nemen aan activiteiten die niet aangepast zijn aan hun handicap. Bijvoorbeeld het deelnemen aan vergaderingen of het maken van fietstochten voor blinden. 9
Psychosociaal probleem De oorzaak van een psychosociaal probleem ligt vaak binnen één of meerdere van de andere grondslagen. Van een psychosociale grondslag is sprake als er psychosociale problemen zijn die leiden tot ernstige ontwrichting, er (nog) geen andere onderliggende grondslag is vastgesteld en de beperkingen niet door de persoon zelf of door de omgeving kunnen worden opgeheven. Zo wordt beginnende dementie vaak nog niet onderkend en de problemen die daardoor ontstaan zijn psychosociaal van aard. Zolang de medische diagnose dementie niet gesteld is krijgt iemand een indicatie psychosociaal. Andere voorbeelden zijn mensen met een verslavingsprobleem, daklozen of mensen die leven met geweld in het gezin. Omdat de problematiek divers is, is de ondersteuning die mensen krijgen ook zeer uiteenlopend. Op 1 januari 2008 maakten in totaal 229.353 mensen gebruik van een vorm van ondersteunende en/of activerende begeleiding.5 AWBZ-functie Aantal unieke cliënten Ondersteunende begeleiding individueel 51.697 Ondersteunende begeleiding in groepsverband 22.546 Ondersteunende begeleiding gecombineerd met andere AWBZ-functies 117.976 Activerende begeleiding gecombineerd met andere AWBZ-functies 37.134 Totaal aantal cliënten met begeleiding 229.353
5 Ondersteunende en activerende begeleiding in relatie tot het gemeentebeleid en de Wmo De Wet maatschappelijke ondersteuning legt de verantwoordelijkheid voor gemeenten vast in negen prestatievelden: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem, ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang; 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. het bevorderen van verslavingsbeleid. 10
5 Dit gegeven komt uit het CIZ rapport ‘PGB in ontwikkeling’ (2008).
Bij de ontwikkeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning werden ondersteunende en activerende begeleiding al genoemd als functies die onderdeel zouden kunnen uitmaken van de nieuwe wet. Ondersteunende en activerende begeleiding heeft raakvlakken met verschillende aspecten van het gemeentelijke beleid. – Zo ligt ondersteuning bij het wonen en het zelfstandig voeren van een huishouding in het verlengde van hulp bij het huishouden (prestatieveld 6). De nadruk ligt hierbij op steun bij het plannen van de woontaken en het maken van keuzes op dit vlak. Als het nodig is worden bepaalde taken samen uitgevoerd met de cliënt. – Ondersteuning bij de zorg voor de eigen gezondheid past bij de doelstellingen voor gezondheidsbevordering uit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. Ook de verantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning uit de Wmo (prestatieveld 3) ligt in het verlengde van deze vorm van ondersteuning. – Ondersteuning bij het leggen en onderhouden van sociale contacten kan ook gezien worden als een taak in het kader van cliëntondersteuning, Algemeen maatschappelijk werk, sociaal-cultureel werk en ouderenwerk (ontmoetingsfunctie) en van informele zorg, zoals vrijwillige huisbezoeken en maatjesprojecten (prestatievelden 1, 4 en 5). – Ondersteuning bij het reizen ligt in het verlengde van het aanbod collectief doelgroepenvervoer (prestatieveld 5) en van vervoersprojecten met vrijwilligers (prestatieveld 4). – Ondersteuning bij het voeren van de regie over het eigen leven, het maken van keuzes daarbij, het krijgen van toegang tot relevante voorzieningen en het regelen van zaken bij instanties maken ook nu al onderdeel uit van cliëntondersteuning enerzijds en de bemoeizorg anderzijds (resp. prestatievelden 3 en 8). – Ondersteuning van de mantelzorger kan gaan om het bieden van respijtzorg (tijdelijke overname van de zorg), maar ook om het geven informatie en advies of het bieden van sociaal-emotionele steun en praktische steun bij het regelen van voorzieningen. Dit sluit direct aan op het bieden van mantelzorgondersteuning (prestatieveld 4). – Ondersteuning bij administratieve taken en budgettering, eventueel financieel beheer en/of schuldhulpverlening ligt in het verlengde van het werk van sociaal raadslieden en het Algemeen maatschappelijk werk en hangt samen met het gemeentelijk armoedebeleid.
11
– Ondersteunende of activerende begeleiding gericht op het vinden van een geschikte dagbesteding kan aangepakt worden vanuit de Wet Werk en Bijstand (WWB) wanneer er nog perspectief is op betaalde arbeid of vanuit de Wet Sociale Werkvoorzieningen (WSW). Wanneer het gericht is op het bieden van ondersteuning bij het vinden en behouden van een meer laagdrempelige vorm van dagbesteding zoals een ontmoetingsactiviteit en deelname aan sociaal-culturele activiteiten, sport en verenigingsleven sluit dit aan op het gemeentelijk welzijnsbeleid (prestatievelden 1, 4 en 5).
!
12
Aandachtspunt Ondersteunende en activerende begeleiding passen qua aard en doelstellingen bij de prestatievelden uit de Wmo en ander gemeentelijk beleid. Als er een visie ontwikkeld wordt op maatschappelijke ondersteuning en zorg, kan een consistente en onderbouwde herverdeling van taken en verantwoordelijkheden over de verschillende stelsels (AWBZ, Wmo, Zvw, WSW, WWB), plaatsvinden. Door hervormingen versnipperd, voortdurend, haastig en gekoppeld aan bezuinigingen door te voeren, zijn gemeenten en maatschappelijke partners te veel gericht op het correct implementeren van nieuwe regels en te weinig op het ontwikkelen van samenhangend beleid en een persoonsgerichte aanpak. Bovendien levert het steeds weer onrust op onder het deel van de bevolking, dat kwetsbaar is op het terrein van zelfredzaamheid en participatie.
deel 2 – de voorstellen welke hervormingen staan op het programma? 1 Inleiding Op 13 juni 2008 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de brief ‘Zeker van Zorg, nu en straks’ aangekondigd dat er hervormingen in de AWBZ zullen plaatsvinden. Eén daarvan is het terugbrengen van de drie huidige functies ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling tot twee functies: begeleiding en behandeling. Hoe de nieuwe functie begeleiding wordt uitgewerkt, is 13 september 2008 bekend geworden. Een tweede aanpassing is het maximeren van het aantal uren begeleiding dat per activiteit of combinatie van activiteiten kan worden toegekend. En de derde wijziging is het schrappen van de grondslag psychosociaal uit de AWBZ per 1 januari 2009. Dat betekent dat mensen met ‘alleen’ psychosociale problemen geen aanspraak meer kunnen maken op persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding.
2 De nieuwe functie begeleiding De nieuwe functie begeleiding heeft het behouden of bevorderen van zelfredzaamheid als doel. Het behouden of bevorderen van participatie is geen doelstelling meer. Artikel 6 uit de AWBZ wordt per 1 januari 2009: Begeleiding omvat door een instelling te verlenen ondersteunende en activerende activiteiten, niet zijnde persoonlijke verzorging, gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid van de verzekerde met ernstig regieverlies of met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking. Als toelichting wordt daarbij gegeven: In het nieuwe artikel 6 is de nieuwe zorgvorm begeleiding geformuleerd. De begeleiding die ten laste van de AWBZ mag komen, richt zich nog uitsluitend op het bevorderen van de zelfredzaamheid van mensen met ernstig regieverlies of van mensen met een ernstige, invaliderende aandoening die begeleiding nodig hebben om zich te kunnen handhaven in het dagelijks leven. De begeleiding stelt deze verzekerden in staat zo zelfstandig mogelijk te blijven functioneren waardoor voorkomen wordt dat zij zich niet langer thuis kunnen handhaven en een opname in een intramurale instelling wordt voorkomen. Ernstig regieverlies houdt in dat een persoon geestelijk zo in de war is dat hij zonder enige hulp in het geheel niet meer zelfstandig kan functioneren. Bij mensen met een ernstige, invaliderende aandoening of beperking gaat het bijvoorbeeld om doofblinden, mensen met een dwarslaesie of met multiple sclerose die niet meer zelfstandig kunnen functioneren. Ook kan gedacht worden aan mensen in de terminale fase van hun leven. De begeleiding dient erop gericht te zijn deze mensen zo lang mogelijk in staat te stellen in hun vertrouwde omgeving te blijven, of weer te gaan functioneren. De begeleiding kan zowel individueel, als in groepsverband worden geïndiceerd. Participatie op zich is geen doel meer van de functie begeleiding. Participatie behoort immers tot de reikwijdte van andere domeinen. Om begeleiding af te bakenen van persoonlijke verzorging die gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, is persoonlijke verzorging nadrukkelijk van artikel 6 uitgesloten. Om duidelijk te maken wat de doelstelling ‘behouden of bevorderen van zelfredzaamheid’ omvat en te laten zien waarvoor mensen nog begeleiding kunnen krijgen zijn negen onderdelen6 benoemd waaraan mensen getoetst worden. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport maakt daarbij de volgende verdeling tussen zelfredzaamheid en participatie: 13
6 Deze onderdelen zijn gebaseerd op de Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren. Dit is een raamwerk van classificaties dat het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarbij kunnen optreden mogelijk maakt.
Zelfredzaamheid 1. Sociale redzaamheid (mogelijkheid hebben om sociale contacten aan te gaan, het eigen leven vorm te geven en te regisseren, inclusief financiën regelen); 2. Bewegen en verplaatsen (zelfstandig voortbewegen binnen- en buitenshuis); 3. Probleemgedrag (destructief, grensoverschrijdend, agressief, dwangmatig gedrag); 4. Psychisch functioneren (stoornissen in denken, concentratie en waarneming); 5. Geheugen- en oriëntatiestoornissen (problemen met oriëntatie in tijd, plaats en persoon);
6. 7. 8. 9.
Participatie Persoonlijke verzorging (eten en drinken, wassen, kleden en toiletteren); Huishoudelijk leven (dagelijkse zorg voor het huishouden: maaltijden, kleding verzorgen, lichte schoonmaak); Maatschappelijke participatie (zelfstandig contacten opbouwen en onderhouden, activiteiten buitenshuis ondernemen); Psychisch welbevinden (depressie, angst, eenzaamheid, geen levensvervulling).
Op elk van deze onderdelen kan iemand getoetst worden en per activiteit wordt aangegeven hoe belastend iemands beperking is. Mensen kunnen dus licht, matig of zwaar beperkt zijn op deze onderdelen.
3 Uitsluiten mensen met een lichte beperking De mensen die uitgesloten zullen worden van de functie begeleiding, 27%7 van de mensen die er nu gebruik van maakt (zo’n 62.000 mensen), ondervinden geen of een lichte beperking op de eerste vijf onderdelen waarop getoetst wordt. De stelling is dat mensen met een lichte beperking zelf verantwoordelijk zijn voor het behouden of bevorderen van hun zelfredzaamheid en participatie. Het gaat hier bijvoorbeeld om eenzame ouderen, ouderen die slecht ter been zijn, ouders met opvoedingsproblemen, kinderen met lichte gedragsstoornissen en leermoeilijkheden of mensen met een depressie. Het gaat om mensen waar ook de verschillende prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning op gericht zijn.
!
14
Aandachtspunt Iemand met bijvoorbeeld een licht verstandelijke handicap (een IQ tussen de 70 en 85) kan zware beperkingen ondervinden op het terrein van de zelfredzaamheid. Denk bijvoorbeeld aan ernstige gedragsproblemen. De vraag is wanneer ervaart iemand zijn beperking als licht of zwaar? Voor iemand die aan het blind worden is kan de beperking die hij of zij ervaart veel ernstiger zijn dan voor iemand die al jaren 100% blind is. Op basis van objectieve medische criteria is 100% blindheid natuurlijk een ernstiger beperking dan bijna blind. Maar op basis van psychosociale criteria kan leren leven met aankomende blindheid zwaardere beperkingen met zich meebrengen dan leven met blindheid. Ook kan de mate waarin beperkingen daadwerkelijk een knelpunt voor de zelfredzaamheid vormen bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de aanwezigheid van voorzieningen.
7 Dit zal blijken uit een nog te publiceren onderzoek van CIZ en HHM, dat in de tweede helft van september openbaar gemaakt zal worden.
Het is van belang dat bij de indicatiesystematiek vooral gekeken wordt naar de beperkingen die iemand ondervindt bij het zelfredzaam zijn.
casus 1 – lichte beperking, geïndiceerd op somatische grondslag Mia (76) is slecht ter been en heeft diabetes. Zij woont alleen in haar eigen huis vlakbij een zorgcentrum. Zij kan zichzelf nog goed verzorgen. Het huishouden, schoonmaken en koken, krijgt ze zelf niet meer voor elkaar. Omdat zij slecht ter been is, is zij niet erg mobiel. Ze heeft een beperkt sociaal netwerk en ze voelt zich regelmatig eenzaam. Ze raakt steeds meer in een sociaal isolement. huidige situatie Bij Mia komt twee keer per week een alfahulp om het huis te poetsen vanuit de Wmo. Ook heeft ze via de gemeente een scootmobiel gekregen. Vanuit de AWBZ krijgt ze een uur per week ondersteunende begeleiding. Deze begeleiding vervult vooral een signaleringsfunctie: gaat het nog wel goed met Mia. Twee ochtenden in de week mag ze deelnemen aan dagactiviteiten in het zorgcentrum als vorm van ondersteunende begeleiding in groepsverband. De maatschappelijk werker van het zorgcentrum komt elke twee maanden langs. Verder maakt Mia gebruik van de maaltijdvoorziening en van alarmering. nieuwe situatie Omdat Mia een lichte somatische beperking heeft, zal de begeleiding vanuit de AWBZ vervallen. Dat betekent dat zij niet meer deel mag nemen aan de dagactiviteiten van het zorgcentrum. Maar ook dat de maatschappelijk werker niet meer langs komt en zij geen begeleiding meer krijgt voor de invulling van de signaleringsfunctie. Haar sociale isolement zal toenemen. De gemeente zal een zwaardere vorm van huishoudelijke hulp inzetten om de signaleringsfunctie te garanderen en Mia moet aangemeld worden bij het Algemeen maatschappelijk werk.
casus 2 – lichte beperking, geïndiceerd op psychogeriatrische grondslag Koos (82) is getrouwd met Els (80). Ze wonen zelfstandig en hebben goed contact met hun kinderen. Koos is aan het dementeren en zijn fijne motoriek is sterk achteruit gegaan. Hij heeft veel last van vergeetachtigheid en loopt soms zo maar de straat op. Els heeft lichte mobiliteitsbeperkingen. huidige situatie Koos krijgt twee uur per week ondersteunende en activerende begeleiding om zijn dag te structureren en om zijn situatie te leren accepteren. Tegelijkertijd wordt Els gecoacht om de zorg voor haar man zo goed mogelijk op zich te nemen. Els kleedt haar man dagelijks en twee keer per week krijgt Koos persoonlijke verzorging om zich te douchen. Een keer in de twee weken komt 15
er iemand op dinsdagavond op Koos passen, om Els te ontlasten. En de andere week komt een van de kinderen die dinsdagavond. Zo kan Els in ieder geval elke week naar de repetitie van haar zangkoor gaan. nieuwe situatie Omdat de beperking van Koos nog licht te noemen is, hebben Els en hij geen recht meer op begeleiding uit de AWBZ. Dat betekent dat de kinderen of anderen uit hun omgeving Els moeten ondersteunen bij de dagstructurering en de dagelijkse verzorging van Koos. Misschien hebben het steunpunt mantelzorg of de vrijwilligerscentrale in hun gemeente wel een vrijwilliger beschikbaar om hen te helpen. Ook zullen de kinderen vaker een avond moeten oppassen ofwel moet Els stoppen met zingen in het zangkoor. Koos zal als alternatief deel kunnen nemen aan een dementieprogramma waar hij leert omgaan met zijn vergeetachtigheid. Dit programma wordt vergoed door zijn zorgverzekering.
casus 3 – lichte beperking, geïndiceerd op psychiatrische grondslag Bob (8) heeft een lichte verstandelijke beperking en een lichte vorm van autisme. Hij is meestal redelijk goed aan te sturen. Op school kan hij net meekomen, maar hij heeft vaak moeite om uit zijn woorden te komen. Omdat hij sociaal contactarm is, hoort hij nergens bij en wordt hij vaak gepest. huidige situatie Bob krijgt een persoonsgebonden budget op basis van 3 uur per week ondersteunende begeleiding. Hiermee betalen zijn ouders iemand die hem helpt bij zijn schoolwerk en hem tegelijkertijd sociale vaardigheden aanleert. Daardoor is hij weerbaarder in groepssituaties. nieuwe situatie Voor Bob vervalt de aanspraak op begeleiding. Hij zal meer moeten worden ondersteund vanuit zijn eigen netwerk (ouders) en zijn school om zich staande te houden.
16
casus 4 – lichte beperking, geïndiceerd op grondslag verstandelijke handicap Bea (37) heeft een IQ van 71. Zij werkt in de sociale werkplaats en woont zelfstandig. Zij is in staat om zich te wassen en te kleden. De buurt kent haar als een rustige vrouw. Haar ouders zijn overleden en ze heeft een zus die in het buitenland woont. huidige situatie Bea krijgt begeleiding en toezicht vanuit de functies ondersteunende en activerende begeleiding. Haar begeleider helpt haar gezond eten te maken en haar dag te structureren. Ook ondersteunt hij haar bij het op orde houden van haar huis. nieuwe situatie Bea krijgt geen begeleiding meer vanuit de AWBZ, omdat zij een lichte beperking heeft en geen gedragsproblemen vertoont. Zonder begeleiding loopt Bea het risico op verwaarlozing. Zij kan kortdurende begeleiding ontvangen van de MEE-organisatie in haar regio en van het Algemeen maatschappelijk werk. Gelukkig is in haar gemeente het welzijnswerk goed georganiseerd en is er hopelijk een vangnet voor Bea op het moment dat het mis gaat.
4 Schrappen participatiedoelstelling 4.1 Matig of zwaar beperkt in participatie Als iemand alleen matig of zwaar beperkt is op de laatste vier onderdelen, dan is daar per 1 januari 2009 geen begeleiding meer voor beschikbaar. Het gaat hier, naast de groepen mensen in de hiervoor genoemde casussen, bijvoorbeeld om een blinde die heeft leren leven met zijn beperking en dus wel zelfredzaam is, maar bijvoorbeeld ondersteuning nodig heeft om ervoor te zorgen dat hij de juiste kleding aandoet. Of een dove die deel wil nemen aan de vergadering van een raadscommissie. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
casus 5 – ernstig beperkt, geïndiceerd op grondslag zintuiglijke handicap Jan (32) is blind geworden toen hij 15 jaar was. Hij is vrijgezel en heeft geen kinderen. Jan werkt als vrijwilliger in een dierenasiel. Hij kan goed voor zichzelf zorgen en heeft een blindengeleidehond. Jan is lid van de lokale toneelvereniging. huidige situatie Jan is op basis van zijn zintuiglijke handicap geïndiceerd voor 10 uur per week ondersteunende begeleiding. Hij krijgt daarvoor een persoonsgebonden budget dat hij inzet voor begeleiding bij de dagelijkse boodschappen en de wekelijkse toneelrepetities. Daarnaast neemt hij zijn begeleider af en toe mee bij het kopen van kleding of spullen voor zijn huis. Hij vindt het fijn dat hij daarvoor niet afhankelijk is van de welwillendheid van mensen om hem heen.
17
nieuwe situatie Jan heeft geen recht meer op begeleiding. Hij zal een beroep moeten doen op zijn omgeving om met hem te winkelen. Hij kan geen lid blijven van de toneelvereniging. De club heeft geen vrijwilliger beschikbaar die hem kan helpen bij het instuderen van de teksten en kan ondersteunen tijdens de repetities.
casus 6 – ernstig beperkt, geïndiceerd op grondslag somatisch Willem (55) heeft een ernstige spierziekte en is rolstoelgebonden. Hij heeft een aangepaste woning en twee keer per week komt zijn hulp het huishouden doen. Hij kan over het algemeen goed voor zichzelf zorgen, alleen zichzelf douchen is niet mogelijk. Hij woont samen met zijn dochter Lianne (13) die hem helpt bij de dagelijkse zaken in huis. Willem is volledig afgekeurd. huidige situatie Willem krijgt een persoonsgebonden budget voor persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding. Met dat budget heeft hij geregeld dat hij twee keer per week kan douchen. Daarnaast zet hij het geld in voor begeleiding die hij vooral gebruikt om erop uit te trekken. Met zijn begeleider gaat hij naar lezingen, is hij actief in de gehandicaptenraad en doet hij de boodschappen. Als Willem begeleiding nodig heeft om naar een inspraakavond van de gemeente te gaan over een bouwproject in zijn buurt, dan huurt hij die ook in. nieuwe situatie Willem krijgt wel nog persoonlijke verzorging, maar geen begeleiding meer. Hij zal een beroep moeten doen op zijn omgeving. Wellicht kan hij gebruik maken van de boodschappenservice van de welzijnsorganisatie in zijn gemeente, maar een aantal van de activiteiten die hij graag doet kan hij echt niet meer doen. Hij verwacht niet dat iedereen rekening kan houden met zijn specifieke behoeften. Hij verwacht wel dat de gemeente het mogelijk maakt dat hij deel kan nemen aan inspraakavonden.
!
18
Aandachtspunt Uit de voorbeelden blijkt dat voor mensen die door een matige of zware medische beperking niet in staat zijn zelfstandig op een volwaardige manier te participeren, collectieve voorzieningen vaak niet geschikt zijn om de beperking op te heffen.
4.2 Matig of zwaar beperkt in zelfredzaamheid Als iemand matig of zwaar beperkt is op een of meer van de eerste vijf onderdelen, komt hij of zij in aanmerking voor begeleiding gericht op het behouden of bevorderen van de zelfredzaamheid. Het eerdere besluit om individuele ondersteunende begeleiding niet meer toegankelijk te laten zijn voor mensen met alleen een somatische beperking, wordt hiermee teruggedraaid. Vanaf 1 januari 2009 kunnen mensen met een matige of ernstige somatische beperking op een (aantal) van de eerste vijf onderdelen wel in aanmerking komen voor individuele begeleiding.
!
Aandachtspunt In de uitwerking van de functie begeleiding8 blijft onduidelijk of de ondersteuning voor het behouden of bevorderen van de participatie voor mensen die een matige of ernstige beperking ondervinden op tenminste een van de eerste vijf onderdelen wel of niet onderdeel blijft van de AWBZ-functie begeleiding.
5 Maximeren van het totaal aantal uren begeleiding Om de groei van het gebruik van de functie begeleiding terug te dringen, wil het kabinet per 1 januari 2009 komen tot een normering van het aantal uren begeleiding door per activiteit of combinatie van activiteiten een maximum aantal uren vast te stellen. Voor individuele begeleiding gaat gelden dat er drie groepen activiteiten te indiceren zijn: 1. Het ondersteunen bij of oefenen met het aanbrengen van structuur, of het voeren van regie (structureren van de dag); 2. Het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden en handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid (aanleren van praktische vaardigheden); 3. Het overnemen van toezicht (respijtzorg voor mantelzorgers). Voor de eerste activiteit kan straks maximaal 10 uur per week individuele begeleiding verkregen worden. Voor begeleiding bij het oefenen met het structureren van de dag is gedurende een jaar maximaal 3 uur per week extra beschikbaar. Voor de tweede activiteit is het maximum aantal uren begeleiding ook 10 uur per week. Voor het ontlasten van gezinsleden of mantelzorgers is maximaal 4 uur individuele begeleiding per week mogelijk. Iemand die ondersteuning nodig heeft op alle drie de activiteitengroepen krijgt maximaal 12,9 uur begeleiding per week (of 15,9 gedurende een jaar als er ook geoefend moet worden met het aanbrengen van structuur of vaardigheden). Zorgvragers met zeer zware (gedrags)problematiek kunnen rekenen op maximaal 4 uur per week extra begeleiding bovenop die 12,9 uur (of 15,9 uur gedurende een jaar). Een uitzondering wordt gemaakt voor mensen die palliatief/terminale zorg nodig hebben. Daar blijft, net als in de huidige situatie, maximaal 56 uur per week voor beschikbaar.
19
8 Deze uitwerking wordt gegeven in de brief ‘uitwerking pakketmaatregelen AWBZ’ van Staatssecretaris Bussemaker aan de Tweede Kamer van 16 september 2008.
!
Aandachtspunt Omdat voorheen met een andere systematiek gewerkt werd, en niet per functie of op cliëntniveau bekend is hoeveel zorguren men kreeg, is het onduidelijk wat de normering in de praktijk voor mensen betekent. Wat wel te vergelijken is, is de ondersteuning van mantelzorgers. Voor respijtzorg was maximaal 6,9 uur ondersteuning per week beschikbaar. Dit is met maximaal 4 uur per week in de toekomst dus behoorlijk ingeperkt. Het is van belang in kaart te brengen hoeveel uren begeleiding mensen met een matige of zware beperking op dit moment krijgen.
casus 7 – matige problematiek, geïndiceerd op grondslag psychogeriatrisch De situatie van Koos uit casus 2 is verslechterd. nieuwe situatie Omdat Koos nu matige tot zware beperkingen heeft op vier van de eerste vijf onderdelen, krijgen Els en hij maximaal 12,9 uur per week begeleiding en zal Koos ook weer een aantal keren per week persoonlijke verzorging krijgen om hem te helpen bij het douchen. Met deze steun plus de hulp van de kinderen kunnen Koos en Els voorlopig uit de voeten. Als de dementie van Koos nog verder vordert zal hij ook begeleiding in groepsverband krijgen.
casus 8 – ernstige problematiek, geïndiceerd op grondslag somatisch Carla (44) heeft reuma en is rolstoelgebonden. Zij woont alleen en is voor de dagelijkse handelingen als wassen, aankleden, eten en verplaatsen afhankelijk van de hulp van anderen. Ze is volledig arbeidsongeschikt, maar wel actief als vrijwilliger in de buurtvereniging. huidige situatie Carla krijgt een persoonsgebonden budget vanuit de AWBZ-functies persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding. Daarmee betaalt zij een hulp voor 5 uur per dag, die haar verzorgt en met haar boodschappen haalt en kookt. Deze hulp brengt haar ook naar de buurtvereniging. Zij wordt door een collega-vrijwilliger weer naar huis gebracht. nieuwe situatie In de nieuwe situatie zal Carla waarschijnlijk minder uren begeleiding krijgen, vanwege de nieuwe normeringssystematiek. Zij blijft dezelfde aanspraak houden op persoonlijke verzorging. Omdat haar persoonsgebonden budget lager wordt, kan zij haar hulp niet meer zoveel uren inhuren. Omdat de ondersteuning bij de dagelijkse handelingen voor Carla noodzakelijk is zal zij een groter beroep moeten doen op collega-vrijwilligers om haar te halen en brengen naar de buurtvereniging of moeten stoppen met dit vrijwilligerswerk.
20
casus 9 – ernstige problematiek, geïndiceerd op grondslag lichamelijke handicap Joris (38) is geboren met een ernstige spastische aandoening. Joris woont alleen. Hij heeft hulp nodig bij de dagdagelijkse verzorging van zichzelf en het huishouden. Hij heeft een baan en een goed sociaal netwerk. Hij is lid van de gemeenteraad. huidige situatie Joris heeft een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp via de gemeente. Hij krijgt daarnaast een persoonsgebonden budget op basis van de AWBZ-functies persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding. Ook heeft hij een persoonsgebonden budget vanuit de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Met deze budgetten heeft hij hulp ingehuurd die hem helpt bij de algemeen dagelijkse verrichtingen in huis. Daarnaast koopt hij ook begeleiding in voor op het werk. Wanneer het nodig is brengt zijn buurman hem naar vergaderingen van zijn fractie of de gemeenteraad. nieuwe situatie Net als Carla, zal ook Joris door de nieuwe normering waarschijnlijk minder uren begeleiding krijgen. De persoonlijke verzorging blijft gelijk. Ook de bijdrage vanuit de WIA blijft hetzelfde. Het totale beschikbare budget voor Joris wordt minder. Omdat hij de hulp bij zijn dagelijkse verrichtingen erg nodig heeft, zal er minder geld overblijven om begeleiding op zijn werk in te kopen. Het is maar de vraag of hij zijn baan volledig zal kunnen houden.
casus 10 – ernstige problematiek, geïndiceerd op grondslag zintuiglijke handicap Bert (32) en Annelies (34) zijn allebei visueel gehandicapt. Zij hebben een gezond kind van 10 jaar. Zij hebben goed leren leven met hun handicap en kunnen voor zichzelf zorgen. Zij hebben moeite met het huishouden, de administratie en de huiswerkbegeleiding van hun kind. huidige situatie Bert en Annelies krijgen dagelijks ondersteunende begeleiding bij de verzorging van hun kind en voor huiswerkbegeleiding. Ook de administratie wordt voor hun geregeld via de ondersteunende begeleiding. Via de gemeente hebben zij een alfahulp gekregen als hulp in het huishouden. nieuwe situatie Als door de normering ook bij Bert en Annelies het aantal uren ondersteunende begeleiding afneemt, kan dit gezin niet meer functioneren. Tenzij de school of iemand uit hun omgeving hulp kan bieden bij de huiswerkbegeleiding van hun kind.
21
casus 11 – matig beperkt, geïndiceerd op grondslag psychiatrisch Josien (43) heeft een persoonlijkheidsstoornis met een instabiel ziektebeeld. Soms gaat het wekenlang goed met haar, regelmatig gaat het wat minder en af en toe moet ze acuut opgenomen worden. Zij woont begeleid zelfstandig. huidige situatie Josien krijgt ondersteuning bij de structurering van haar leven, ze wordt gecoacht en bovendien wordt ze in de gaten gehouden zodat tijdig gesignaleerd wordt wanneer haar situatie verslechterd. nieuwe situatie Wanneer de normering een verminderd aantal uren begeleiding tot gevolg heeft, loopt Josien het risico dat haar problematiek verergerd, door onvoldoende ondersteuning en doordat te laat gesignaleerd wordt dat zij instabiel is. De overlast voor de omgeving vergroot en de kans dat Josien opgenomen moet worden ook.
casus 12 – ernstig beperkt, geïndiceerd op grondslag verstandelijke handicap Johan (46) en Mien (44) zorgen voor hun thuiswonend meervoudig gehandicapt kind Jelle. Jelle is autistisch en is voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen volledig afhankelijk. Bovendien vertoont Jelle gedragsstoornissen. huidige situatie Jelle is geïndiceerd voor een extramuraal zorgpakket. Hij heeft een persoonsgebonden budget om de zorg te regelen. Hij krijgt bovendien dagelijks ondersteunende begeleiding. nieuwe situatie Ook in de nieuwe situatie krijgt Jelle een persoonsgebonden budget om de zorg bij hem thuis te regelen. Door de normering zou het wel kunnen dat hij minder uren per week begeleiding krijgt. Het is onzeker of zijn ouders hem thuis kunnen blijven verzorgen en begeleiden als de belasting verzwaard wordt. Het risico bestaat dat hij intramuraal opgenomen zal moeten worden.
6 Schrappen grondslag psychosociaal Per 1 januari 2009 wordt de grondslag psychosociale problematiek geschrapt uit de AWBZ. Sinds 1 januari 2008 konden mensen op basis van deze grondslag al niet meer in aanmerking komen voor individuele ondersteunende begeleiding. Met ingang van het volgend jaar is er ook geen aanspraak meer op begeleiding in groepsverband of persoonlijke verzorging. De cliënten die momenteel deze begeleiding en verzorging ontvangen zijn vooral dak- en thuislozen, cliënten in de vrouwenopvang, ontregelde gezinnen en ouderen met psychosociale problemen. Deze mensen zullen dan vaker een 22
beroep doen op door gemeenten gefinancierde voorzieningen. De gemeenten ontvangen hiervoor vanaf 1 januari 2009 een financiële tegemoetkoming van € 53 miljoen structureel. € 30 miljoen daarvan wordt toegevoegd aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/openbare geestelijke gezondheidszorg en € 6 miljoen wordt toegevoegd aan de specifieke uitkering vrouwenopvang. Een bedrag van € 17 miljoen wordt toegevoegd aan het gemeentefonds.9
!
Aandachtspunt
!
Aandachtspunt
De financiële compensatie betreft alleen middelen die gemoeid zijn met individuele ondersteunende begeleiding. De middelen voor persoonlijke verzorging of begeleiding in groepsverband worden niet overgeheveld.
Voor de groep psychosociale ouderen is geen compensatie. Het gaat hier om mensen in een sociaal isolement, met eenzaamheidsproblematiek of beginnende vergeetachtigheid die nog niet als dementie geïndiceerd is. Er is bovendien nog onduidelijk hoe groot deze groep is.
casus 13 – beperkt met indicatie op grondslag psychosociaal Bertus (78) is nu een jaar weduwnaar. Zijn enige zoon heeft tien jaar geleden zelfmoord gepleegd. Bertus heeft altijd hard gewerkt en zijn vrouw zorgde voor het huishouden. Hij heeft nooit geleerd te koken, wassen, strijken of poetsen. Na de dood van zijn vrouw heeft Bertus een beroerte gehad. Hij is toen gevallen en heeft zijn heup gebroken. Hij is redelijk goed hersteld van de beroerte. Alleen zijn reactievermogen is nu erg traag en spreken gaat wat moeizamer. Ook is hij slecht ter been. Sinds zijn vrouw dood is, komt Bertus alleen nog maar buiten om boodschappen te halen.’s Avonds drinkt hij zijn eenzaamheid weg met een paar glazen jonge jenever. huidige situatie Bertus kreeg na zijn beroerte en heupbreuk een tijdje thuiszorg. De thuiszorgmedewerker heeft ervoor gezorgd dat Bertus van het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) een indicatie heeft gekregen voor ondersteunende en activerende begeleiding. Drie uur in de week krijgt hij begeleiding. Bertus leert nu zelf koken en het huishouden te doen. Ook helpt de begeleider hem bij het structureren van de dag en stimuleert zij hem om wat meer te ondernemen. nieuwe situatie Bertus krijgt geen begeleiding meer, omdat de grondslag psychosociaal geen recht meer geeft op AWBZ-zorg. Als Bertus hulp zoekt, kan het Algemeen maatschappelijk werk iets voor hem betekenen. Ook de lokale Stichting welzijn ouderen organiseert activiteiten waar Bertus bij terecht kan. De kans dat Bertus hulp zoekt is echter niet zo groot. Het ligt meer voor de hand dat hij zichzelf gaat verwaarlozen en steeds vaker vlucht in alcoholgebruik.
23
9 Uit de septembercirculaire 2008 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (19 september 2008).
7 Tijdpad invoering 7.1 Cliënten Het rijk wil de hervormingen per 1 januari 2009 doorvoeren, met 2009 als overgangsjaar. Dat betekent dat mensen die in 2009 geconfronteerd worden met beperkingen en daar ondersteuning bij wensen, op basis van de nieuwe regels geïndiceerd worden. Voor de mensen die nu al begeleiding krijgen, geldt dat zij in 2009 op basis van de nieuwe regels geherindiceerd worden. Vanaf 1 januari 2010 krijgen alleen nog mensen met een matige of ernstige beperking begeleiding om hun zelfredzaamheid te behouden en te bevorderen. Mensen met psychosociale problemen kunnen vanaf dan niet meer rekenen op begeleiding of persoonlijke verzorging. 7.2 Mantelzorgers De druk op mantelzorgers wordt door de hervormingen nog groter. In korte tijd moeten zij oplossingen zoeken voor de zorguren die wegvallen. Het is niet evident dat zij zelf alle verantwoordelijkheid voor de weggevallen ondersteuning kunnen nemen. Het is maar de vraag of het sociale netwerk rondom cliënt en mantelzorger in staat is de benodigde ondersteuning te bieden en of de mantelzorger in korte tijd een nieuw evenwicht kan bewerkstelligen. 7.3 Centraal Indicatieorgaan Zorg Het Centraal Indicatieorgaan Zorg heeft op dit moment al achterstanden bij de indicatiestelling van nieuwe cliënten en mensen wiens indicatie is verlopen. Als het CIZ in 2009 nog eens 229.000 extra indicaties moet uitvoeren, zullen de wachttijden alleen maar toenemen. 7.4 Gemeente Gemeenten krijgen drie maanden de tijd om hun informatie en adviesfunctie op de nieuwe situatie in te richten. Bovendien worden zij verantwoordelijk gesteld voor de communicatie naar cliënten. Vervolgens krijgen gemeenten een jaar de tijd om hun vangnet in te richten op de nieuwe situatie, terwijl de noodzakelijke input daarvoor nog niet beschikbaar is. Immers, de consequenties die de maatregelen hebben voor verschillende groepen mensen met beperkingen zijn nog onbekend.
24
deel 3 – de toekomst gewenste aanpak 1 Stappenplan 1.1 Visie ontwikkelen op maatschappelijke ondersteuning De Wet maatschappelijke ondersteuning maakt gemeenten verantwoordelijk voor de participatie van burgers aan de samenleving. Gemeenten voelen die verantwoordelijkheid ook en zijn bezig met het verder ontwikkelen van samenhangend beleid voor maatschappelijke ondersteuning. Zij willen daarbij meer aandacht voor een persoonsgerichte aanpak voor mensen met beperkingen, zodat er meer samenhang komt in de ondersteuning die mensen krijgen. Eenduidige uitvoeringsgerichte regie op cliëntniveau is daarbij nodig. Een voorbeeld hiervan is de werkwijze van de MEE-organisaties die tijdelijk de rol van regisseur in de (zorg)wereld van de cliënt op zich nemen. De persoonsgerichte aanpak moet altijd gericht zijn op empowerment10 en toewerken naar het kunnen nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de beperkingen dit onmogelijk maken, moet de cliënt geen last hebben van het feit dat we in Nederland onze voorzieningen via verschillende stelsels (Wmo, AWBZ, Zvw, WSW, WWB, enz.) hebben georganiseerd. Er is behoefte aan een visie op maatschappelijke ondersteuning. In de diverse adviezen die verschenen zijn over de toekomst van het zorgstelsel, wordt voorgesorteerd op het verder doorontwikkelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Zorgverzekeringswet. De nu door het rijk voorgestelde hervormingen van de AWBZ komen te vroeg en zijn niet ingegeven vanuit een visie op maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast zijn veel gemeenten nog niet zo ver met de implementatie van de Wmo, dat zij al werk gemaakt hebben van het ontwikkelen van beleid rondom de persoonsgerichte aanpak. 1.2 Consequenties van de hervormingen in beeld brengen Het is op dit moment volstrekt onduidelijk wie welke zorg krijgt. De staatssecretaris stelt dat ‘de consequenties van de hervormingen zich vanwege de maatwerkbenadering van tevoren niet exact op doelgroepenniveau laten bepalen’11. Ze benadrukt bovendien dat het schrappen van begeleiding uit de AWBZ voor mensen met lichte beperkingen geen één op één overheveling is van taken naar andere domeinen, zoals de Wmo. Om de persoonsgerichte aanpak mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de verantwoordelijke partijen (CIZ, Zorgkantoor, aanbieders) per gemeente op cliëntniveau in kaart brengen wie welke zorg en ondersteuning krijgt. Dat is ook nodig om binnen de bestaande stelsels maatregelen te kunnen nemen en te komen tot samenhangende pakketten.
10 Empowerment is een proces waarbij mensen meer invloed krijgen over gebeurtenissen en situaties die belangrijk voor hen zijn. Empowerment op individueel niveau betreft het sterker maken van individuen binnen hun sociale context, zodat zij beter in staat zijn de regie te voeren over hun eigen leven.
25
11 Brief ‘Uitwerking pakketmaatregelen AWBZ’ van 16 september 2008.
1.2.1 Uitsluiten van mensen met een lichte beperking Het is wellicht waar dat mensen met een lichte beperking vóór 200312 zelf verantwoordelijk waren voor de activiteiten die onder de functie begeleiding vallen. Toch kunnen we er niet zo maar vanuit gaan dat ze ook in staat zijn om per 1 januari 2010 of eerder deze verantwoordelijkheid zelf te nemen. We moeten weten of deze mensen een netwerk hebben of op kunnen bouwen waarbinnen het hun lukt zelf de verantwoordelijkheid te nemen die van hen verwacht wordt. 1.2.2 Het normeren van het aantal uren begeleiding Het is op dit moment niet te achterhalen hoeveel zorguren men krijgt per functie of op cliëntniveau. Daarom is niet aan te geven of de voorgestelde normering redelijk is of niet. Aangezien de hervorming van de AWBZ gepaard gaat met een bezuiniging van 800 miljoen euro, lijkt het logisch dat de normering in veel gevallen gaat leiden tot een vermindering van het aantal uren begeleiding. Het verminderen van de aanspraak op begeleiding, zal in verschillende levenssituaties het wankele evenwicht dat mensen in staat stelt zelfredzaam te zijn, kunnen verstoren. Het zal daarmee een aanzienlijk negatief effect hebben op de participatie van mensen aan de samenleving. 1.2.3 Het schrappen van de grondslag psychosociaal Voor het schrappen van de grondslag psychosociaal worden gemeenten gecompenseerd. In de brief van 16 september wordt gesteld dat het bedrag dat nu is gemoeid met de ondersteuning van de groepen mensen die op basis van deze grondslag zijn geïndiceerd zal worden overgeheveld naar de gemeenten als compensatie voor de te maken kosten. Er wordt echter vooralsnog slechts over twee geldstromen gesproken. Ten eerste worden de middelen die voorheen aan individuele ondersteunende begeleiding werden besteed in de maatschappelijke opvang (30 miljoen euro) en vrouwenopvang (6 miljoen euro) overgedragen aan de centrumgemeenten. Ten tweede worden de middelen (17 miljoen euro) die voorheen in het kader van individuele ondersteunende begeleiding werden besteed door zorgorganisaties aan ontregelde huishoudens gedecentraliseerd. Het zou passend zijn als de middelen die besteed worden aan ondersteunende begeleiding in groepsverband via de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang ook gedecentraliseerd zouden worden. Het is onduidelijk hoe groot de groep is van ouderen die geïndiceerd zijn op basis van de grondslag psychosociaal. Het is niet waarschijnlijk dat de meeste van hen horen bij de doelgroepen voor wie gemeenten een financiële compensatie ontvangen. 1.2.4 Beroep op andere voorzieningen Er moet inzicht komen in de consequenties die voorgenomen maatregelen hebben op (groepen) mensen en op voorzieningen in andere domeinen, voordat de hervormingen worden doorgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld door het komend jaar met de monitor die onder meer de Chronisch zieken en Gehandicaptenraad ontwikkelt, op gemeenteniveau de problematiek in kaart te brengen, die zou ontstaan bij het invoeren van de hervormingen. 26
12 2003 is het jaar waarin de AWBZ gemoderniseerd werd.
Gemeenten moeten samen met hun maatschappelijke partners13 vaststellen welke impact de consequenties van hervormingen hebben op het gemeentelijk voorzieningenniveau en of deze voorzieningen toereikend zijn. Het is logisch te veronderstellen dat de druk op de bestaande voorzieningen zal toenemen. Er worden immers 20 miljoen zorguren wegbezuinigd, die niet allemaal met eigen verantwoordelijkheid, mantelzorgers of vrijwilligers ingevuld kunnen worden. Er wordt vanaf 2010 150 miljoen euro per jaar gereserveerd om knelpunten op te lossen die kunnen ontstaan door het nemen van de genoemde maatregelen. Voor het overgangsjaar 2009 is 50 miljoen euro beschikbaar. Het is onduidelijk of de gereserveerde middelen voldoende zullen zijn om een adequaat vangnet te ontwikkelen en in stand te houden. 1.3 Vangnet ontwikkelen Als mensen zelf (tijdelijk) niet in staat blijken de regie over het eigen leven te voeren of deel te nemen aan de samenleving, en hun sociale netwerk onvoldoende steun kan bieden, is een vangnet noodzakelijk. Bij de toegangspoort van het vangnet wordt in de eerste plaats gekeken of de cliënt in staat is om een sociaal netwerk te ontwikkelen. De voorzieningen in het vangnet zullen altijd gericht zijn op het toegroeien naar de situatie waarin iemand weer zelf de regie kan voeren over het eigen leven. Daar is het ontwikkelen van een eigen sociaal netwerk onmisbaar voor. Het is van belang dat de brede leefsituatie van kwetsbare burgers in kaart wordt gebracht om adequaat in te spelen op behoeften en verergering van de problematiek te voorkomen. Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt een dergelijk vangnet gecreëerd door middel van collectieve en individuele voorzieningen, maar ook via het Algemeen maatschappelijk werk en welzijnsorganisaties. Daarnaast bieden de MEE-organisaties hulp aan mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, chronische ziekte, niet aangeboren hersenletsel of een stoornis in het autistisch spectrum. Het is mogelijk dat mensen met een lichte beperking die geen begeleiding uit de AWBZ meer krijgen een groter beroep zullen doen op ondersteunende functies zoals geboden door MEE. In de toekomst zal er ook een belangrijke rol zijn voor de Centra voor Jeugd en Gezin.
2 Wenselijke aanpassingen 2.1 Participatiedoelstelling voor begeleiding niet zonder meer schrappen In de brief van de staatssecretaris van 16 september 2008 wordt niet ingegaan op de samenhang tussen zelfredzaamheid en participatie. Er wordt impliciet een theoretisch onderscheid gemaakt tussen zelfredzaamheid en participatie. Zelfredzaamheid achter de voordeur (de thuissituatie) wordt gedefinieerd als zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid buiten de voordeur wordt participatie genoemd. De scheiding tussen zelfredzaamheid en participatie is echter vaak moeilijk te maken, omdat mensen die in een sociaal isolement verkeren ook minder zelfredzaam zijn vanwege het ontbreken van een sociaal netwerk.
27
13 Dit zijn bijvoorbeeld CIZ, MEE, Algemeen maatschappelijk werk, Centrum voor Jeugd en Gezin, sociale werkvoorziening, zorgaanbieders, onderwijsinstellingen en cliëntorganisaties.
Het schrappen van de participatiedoelstelling bij mensen met matige of ernstige beperkingen stelt gemeenten voor lastige problemen. Voor deze mensen zal een netwerk van individuele voorzieningen moeten worden gecreëerd. Hoewel zij zelfredzaam zijn, is deelname aan gangbare sociale activiteiten voor hen niet evident. Collectieve voorzieningen zijn niet toereikend om de participatiemogelijkheden van deze mensen te vergroten. Naarmate de ernst van beperkingen toeneemt, is er een grotere noodzaak aan individuele ondersteuning. Het blijft nog onduidelijk of mensen met een matige of ernstige beperking op het gebied van zowel zelfredzaamheid als participatie voor hun participatie een beroep kunnen blijven doen op begeleiding vanuit de AWBZ. Telefonische verduidelijking van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport14 op dit punt duidt erop dat dit wel het geval is. Uit de brief van de staatssecretaris van 16 september 2008 blijkt dit echter niet. 2.2 Communicatie Het is belangrijk dat het rijk alle cliënten goed informeert over hun persoonlijke situatie. Daarbij moet duidelijk gemaakt worden of mensen nog ondersteuning kunnen verwachten en van wie. Als mensen geen begeleiding meer kunnen krijgen en geacht worden zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun zelfredzaamheid en participatie moet ook dat helder gesteld worden. Omdat er sprake is van een bezuinigingsoperatie en de indruk wordt gewekt dat mensen straks bij de gemeente terecht kunnen voor begeleiding, is het wenselijk dat het rijk zelf deze heldere communicatie verzorgd. 2.3 Hervormingen uitstellen Het zou zorgvuldiger zijn als de invoering werd uitgesteld om op basis van de eerder genoemde monitor eerst voor alle cliënten (incl. licht beperkten en mensen met psychosociale problemen) in kaart te brengen welke risico’s zij mogelijk lopen. Dat geeft gemeenten de noodzakelijke input om met hun maatschappelijke partners de collectieve voorzieningen in te richten op nieuwe doelgroepen, werk te maken van de persoonsgerichte aanpak en het noodzakelijke vangnet goed te regelen. Ook wordt dan meer duidelijk welke druk er komt te liggen op de bestaande voorzieningen en welke middelen waar nodig zijn. Het is onverantwoord om hervormingen in de AWBZ door te voeren die gepaard gaan met een bezuiniging van 800 miljoen euro zonder vooraf de consequenties te kennen. Overigens zal een dergelijke bezuiniging ook gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt.15
14 Telefoongesprek op 19 september 2008 met mevrouw H. Dokter van de Directie Langdurige Zorg. 15 Een besparing van 800 miljoen euro komt bij een gemiddeld tarief van 40 euro per uur neer op 20 miljoen zorguren ofwel ruim 46.000
28
fulltime arbeidsplaatsen. Hierbij moet opgemerkt worden dat er voor andere functies in de AWBZ juist weer meer geld is geraamd.
bijlage huidige situatie versus situatie na hervormingen Huidige situatie versus situatie na hervormingen in vogelvlucht In onderstaande tabel zijn alleen de wijzigingen weergegeven. Waar de aanspraak op functies gelijk blijft voor cliënten zijn ze niet vermeld. Huidige situatie
Na hervormingen
Totaal aantal cliënten: 229.353 Totaal budget onbekend
Totaal aantal cliënten: ongeveer 167.000 Totale bezuiniging € 800 miljoen
Grondslag
Functie
Wel aanspraak
Geen aanspraak
Financiële compensatie
Somatisch
Individuele ondersteunende en activerende begeleiding
Matige of zware beperking: individuele begeleiding voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Voor de knelpunten die door de hervormingen eventueel ontstaan op andere domeinen is voor 2009 € 50 miljoen gereserveerd en vanaf 2010 jaarlijks € 150 miljoen.
Ondersteunende en activerende begeleiding in groepsverband
Matige of zware beperking: begeleiding in groepsverband voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Individuele ondersteunende en activerende begeleiding
Matige of zware beperking: individuele begeleiding voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Psychogeriatrisch
29
Matige of zware beperking: geen aanspraak op individuele begeleiding voor bevorderen participatie
Matige of zware beperking: geen aanspraak op begeleiding in groepsverband voor bevorderen participatie.
Matige of zware beperking: geen aanspraak op individuele begeleiding voor bevorderen participatie.
Huidige situatie
Na hervormingen
Totaal aantal cliënten: 229.353 Totaal budget onbekend
Totaal aantal cliënten: ongeveer 167.000 Totale bezuiniging € 800 miljoen
Grondslag
Functie
Wel aanspraak
Geen aanspraak
Ondersteunende en activerende begeleiding in groepsverband
Matige of zware beperking: begeleiding in groepsverband voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Individuele ondersteunende en activerende begeleiding
Matige of zware beperking: individuele begeleiding voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Ondersteunende en activerende begeleiding in groepsverband
Matige of zware beperking: begeleiding in groepsverband voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking Matige of zware beperking: geen aanspraak op begeleiding in groepsverband voor bevorderen participatie
Verstandelijke handicap
30
Matige of zware beperking: geen aanspraak op begeleiding in groepsverband voor bevorderen participatie.
Matige of zware beperking: geen aanspraak op individuele begeleiding voor bevorderen participatie
Financiële compensatie
Huidige situatie
Na hervormingen
Totaal aantal cliënten: 229.353 Totaal budget onbekend
Totaal aantal cliënten: ongeveer 167.000 Totale bezuiniging € 800 miljoen
Grondslag
Functie
Wel aanspraak
Geen aanspraak
Lichamelijke handicap
Individuele ondersteunende en activerende begeleiding
Matige of zware beperking: individuele begeleiding voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Ondersteunende en activerende begeleiding in groepsverband
Matige of zware beperking: begeleiding in groepsverband voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Individuele ondersteunende en activerende begeleiding
Matige of zware beperking: individuele begeleiding voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Zintuiglijke handicap
31
Matige of zware beperking: geen aanspraak op individuele begeleiding voor bevorderen participatie
Matige of zware beperking: geen aanspraak op begeleiding in groepsverband voor bevorderen participatie
Matige of zware beperking: geen aanspraak op individuele begeleiding voor bevorderen participatie.
Financiële compensatie
Huidige situatie
Na hervormingen
Totaal aantal cliënten: 229.353 Totaal budget onbekend
Totaal aantal cliënten: ongeveer 167.000 Totale bezuiniging € 800 miljoen
Grondslag
Functie
Wel aanspraak
Geen aanspraak
Ondersteunende en activerende begeleiding in groepsverband
Matige of zware beperking: begeleiding in groepsverband voor bevorderen zelfredzaamheid
Lichte beperking
Psychosociaal probleem
Financiële compensatie
Matige of zware beperking geen aanspraak op begeleiding in groepsverband voor bevorderen participatie.
Individuele ondersteunende begeleiding
Geen aanspraak
€ 30 miljoen t.b.v. individuele begeleiding in maatschappelijke opvang
Ondersteunende begeleiding in groepsverband
Geen aanspraak
€ 6 miljoen t.b.v. individuele begeleiding in vrouwenopvang
Persoonlijke verzorging
Geen aanspraak
€ 17 miljoen t.b.v. individuele begeleiding van ontregelde gezinnen Geen compensatie voor ouderen met psychosociaal probleem Geen compensatie voor functies begeleiding in groepsverband en persoonlijke verzorging.
32