STUDEREN IN DE TWEEDE FASE
KIEZEN IN VWO 3 VOOR CURSUS
2015-2016
adres :
Selma Lagerlöflaan 3
9406 KB ASSEN
tel
:
0592 - 357533
e-mail :
[email protected]
internet:
www.csvincentvangogh.nl 2
sectordirecteur
:
dhr. drs. B. Oosting
sectorleider vwo 3-6
:
dhr. drs. F.J. Flapper
leerlingcoördinator
:
mevr. De Jong
decaan vwo
:
mevr. M. Beijert
CHRISTELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP VINCENT VAN GOGH Inleiding ................................................................................................................................................... 4 ACHTERGRONDEN BIJ DE TWEEDE FASE ................................................................................................. 5 1. De tweede fase in het vwo .............................................................................................................. 5 2. Het studiehuis.................................................................................................................................. 6 2.1. Het studielastprincipe .............................................................................................................. 6 2.2. Nieuwe vaardigheden............................................................................................................... 6 2.3. Zelfverantwoordelijk leren ....................................................................................................... 7 2.4. Opbouw van zelfstandig leren .................................................................................................. 7 3. Uitwerking ....................................................................................................................................... 9 KEUZEBEGELEIDING ............................................................................................................................... 12 5. Je moet kiezen ............................................................................................................................... 12 6. Hoe kom je tot je keuze? ............................................................................................................... 12 6.1. Vakkenwissel .......................................................................................................................... 14 7. Wat doe je in klas 3? ..................................................................................................................... 14 8. Vervolgopleidingen........................................................................................................................ 15 8.1. wetenschappelijk onderwijs ................................................................................................... 15 8.2. hbo.......................................................................................................................................... 15 8.3. particulier onderwijs .............................................................................................................. 15 8.4. leger en de politie ................................................................................................................... 15 8.5. mbo......................................................................................................................................... 16 9. De profielen vwo op CS Vincent van Gogh te Assen ......................................................................... 16 9.1 Natuur en techniek .................................................................................................................. 21 9.2 Natuur en gezondheid ............................................................................................................. 23 9.3 Economie en maatschappij ..................................................................................................... 25 9.4 Cultuur en maatschappij ......................................................................................................... 27 9.4 TTO (tweetalig onderwijs) ....................................................................................................... 28
3
Inleiding Je zit in de derde klas van het vwo. Als je aan het eind van het schooljaar overgaat naar de vierde klas, kom je in de tweede fase terecht. Je moet in dit schooljaar kiezen in welke vakken je examen wilt doen. Helemaal vrij is je keuze overigens niet. Alle leerlingen volgen verplicht een gemeenschappelijk deel en bij elk profiel hoort een beperkt aantal keuzes. Jij zult dit jaar een profiel moeten kiezen, waarmee je - na het vwo - toegang verkrijgt tot het vervolgonderwijs. Voor leerlingen van het vwo is dat vervolgonderwijs meestal het wetenschappelijk onderwijs, de universiteit. Voor sommige het hbo. De keuze die je maakt in klas 3 is duidelijk van invloed op de mogelijkheden die je na het vwo hebt. Je moet een keuze maken. En kiezen is moeilijk! Het is van belang dat je je heel serieus bezig gaat houden met de vraag: "Wat wil ik later?" Dat is een lastige vraag voor je, zeker als de toekomst nog zo ver weg lijkt te liggen. Hopelijk draagt deze brochure ertoe bij, dat je goed kiest. Houd de brochure niet alleen voor jezelf, maar laat hem ook aan andere mensen lezen. Misschien kunnen ook zij je verder helpen. Zet je voor 100% in en benut alle mogelijkheden om jezelf zo goed mogelijk te informeren. Wees niet bang hulp te vragen bij het maken van je keuze. Roep de hulp in van je leraren, je mentor en je decaan. Ze zullen je graag adviseren. Ook je ouders zijn hartelijk welkom op school met vragen, temeer omdat zij jou misschien wel het beste kunnen helpen bij het kiezen. Deze brochure bestaat uit twee delen. Deel I gaat in op de achtergronden van de tweede fase in het vwo en deel II gaat in op de keuzebegeleiding.
Assen, januari 2015
4
ACHTERGRONDEN BIJ DE TWEEDE FASE 1. De tweede fase in het vwo Als je in de tweede fase komt, merk je twee veranderingen t.o.v. de eerste fase/onderbouw: A. De profielen Je hebt een keuze uit een van de vier profielen moeten maken. Er zijn andere vakinhouden bij bestaande vakken en er zijn nieuwe vakken. Vanaf het begin ben je al met het examen bezig d.m.v. het schoolexamen. Vanaf vwo 4 wordt toegewerkt naar het examen in vwo 6. B. Het studiehuis Wij bieden de leerlingen een uitdagende intellectuele leeromgeving, waarin wij een brede ontwikkeling voorstaan, ook op het persoonlijke vlak en als het gaat om goed burgerschap. Wij stellen hoge eisen en bieden daarbij de nodige ondersteuning. Excellente leerlingen geven wij de mogelijkheid om hun talenten te ontplooien. In de tweede fase krijgt ook onze ambitie om iets te doen aan internationalisering duidelijker gestalte in de vorm van uitwisselingen en werkweken. Ook daar waar dat kan besteden we tijdens de lessen aandacht aan de internationale dimensie. Onze leerlingen van nu zijn de wereldburgers van morgen. De leraar legt andere accenten in de omgang met de leerling en de klas in zijn manier van lesgeven. Daardoor krijg je als leerling een grotere verantwoordelijkheid voor je eigen leerproces en de behaalde resultaten. Kenmerkend voor het vwo is dat je enerzijds veel moet leren en weten en anderzijds blijk moet geven van inzicht en zelfstandig kunnen denken. Je moet veel kunnen onthouden, abstract kunnen denken, kennis kunnen toepassen, snel kunnen werken en grotere delen leerstof kunnen beheersen. Specifiek aan het vwo is ook dat je leert onderzoeken. Wij bereiden leerlingen voor op het examen, maar uiteraard ook op de studie die daarna volgt. Daarom maken wij met de leerlingen ook geregeld bij bepaalde vakken uitstapjes naar de universiteit. Zo nemen leerlingen met filosofie deel aan een symposium aan de RUG en volgen leerlingen met wiskunde D een masterclass aan een universiteit. Deze samenwerking zoeken we ook bij het maken van het profielwerkstuk.
5
2. Het studiehuis Bij de invoering van de tweede fase heeft men landelijk het begrip "studiehuis" ingevoerd om daarmee aan te geven dat er bijzonder veel belang aan wordt gehecht dat je leert studeren. Studeren is meer dan alleen leren. Van jou wordt verwacht dat je de opgedane kennis en vaardigheden ook creatief in nieuwe situaties kunt toepassen. Om dat goed voor elkaar te krijgen heb je een goede studiehouding nodig. Die moet je aangeleerd worden. Daarom zal de leraar je hierop aanspreken en andere accenten in zijn handelen (manier van lesgeven) leggen dan die je gewend was.
Er waren drie redenen om de profielen in te voeren: - het studielastprincipe. - nieuwe vaardigheden. - zelfverantwoordelijk leren. 2.1. Het studielastprincipe
Dit houdt in dat als een leerling een bepaalde tijd aan een vak heeft besteed, verwacht mag worden dat hij/zij aan de (examen)eisen kan voldoen. De studielasttijd omvat niet alleen de lestijd, maar ook de tijd die elders aan het vak wordt besteed, b.v. in de mediatheek of thuis. Een hoeveelheid leerstof wordt in studielasturen uitgedrukt. Om de kennisverwerking goed te laten verlopen is het nodig dat je "leert leren". Bij het vaststellen van het lesprogramma voor de tweede fase is men uitgegaan van een werkweek van 40 uren voor iedere leerling. Het aantal lesuren beslaat ongeveer 25 uur, er blijft dus nog 15 uur over voor huiswerk en zelfstudie. Het is belangrijk je te realiseren dat je er dus niet bent, met alleen het volgen van de lessen en het maken van het huiswerk. 2.2. Nieuwe vaardigheden
Bij veel vakken worden vaardigheden van je gevraagd, die voorheen niet expliciet gevraagd werden. Tevens moeten veel van deze vaardigheden ook getoetst worden. De resultaten hiervan worden verzameld in je examendossier. Een aantal opdrachten komt in een handelingsdeel. Dat betekent dat je die goed moet uitvoeren, maar dat je er geen cijfer voor krijgt. Diverse vakken in onze school hebben hierin eigen keuzes gemaakt die in de vakbeschrijvingen en PTA’s zijn terug te vinden.
6
2.3. Zelfverantwoordelijk leren
Als je na het behalen van je diploma gaat studeren is de druk groot om snel en efficiënt te studeren. De studiefinanciering zorgt daar wel voor. Enerzijds heeft dat tot gevolg dat het vervolgonderwijs zich steeds schoolser organiseert, anderzijds wordt er een steeds groter beroep op je zelfredzaamheid gedaan. De school wil je niet alleen opleiden voor een diploma, maar ook een goede kans in het vervolgonderwijs geven. Dit heeft tot gevolg dat de situatie na het behalen van een diploma voor jou en voor de leraar ook van belang zijn. Als je de school verlaat, dien je zo zelfstandig te zijn dat je zelf de verantwoordelijkheid voor je eigen studie kunt dragen. Om je daarin te trainen wordt de studie van bepaalde stukken stof aan jezelf overgelaten. 2.4. Opbouw van zelfstandig leren
Zelfstandigheid en begeleiding hebben alles met verantwoordelijkheid te maken. Dat betekent dat je hulp wordt geboden als je er om vraagt. Dat gebeurt vanuit de verantwoordelijkheid voor je eigen onderwijs. Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor jou biedt de mentor of de leraar ook ongevraagd hulp. Hulp betekent hier overigens niet: een antwoord op alle vragen. De docent hanteert daarbij een andere manier van lesgeven. Deze kan verschillen afhankelijk van de soort les die gegeven wordt. Ten behoeve van de "nieuwe" didactiek heeft het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum de volgende matrix gemaakt. dit schema geeft een aardig beeld van de ontwikkeling naar zelfstandigheid. 7
Opbouw zelfstandig leren (APS)
wie stuurt de leeractiviteit
Iedereen stuurt zichzelf
Docent stuurt
gedeelde sturing
Leerling stuurt
Docent alleen voor de klas
Informeren, demonstreren, succes wensen
Informeren, demonstreren
structuur geven proces leiden, afbakenen, samenvatten
Voordoen, manier van aanpak, hardop denken
Nagaan of info is overgekomen instructie geven tot zelf werken, afsluiten v. les op inhoud
stimuleren tot zelf nadenken en zelfverwerking van kennis ruimte vaststellen bij zelf werken, afsluiten van de les ook op proces
stimuleren van eigen manieren van aanpak en het nadenken daarover
stimuleren om zelf leeractiviteiten te kiezen bij uitvoeren van opdrachten feedback geven
in betekenisvolle leertaak manieren van aanpak begeleiden, proces- en productevaluatie
Gezamenlijk met de klas
Begeleiden van het zelf werken van leerlingen
Wie vragen heeft kan komen
Rondlopen, controleren, ingrijpen, gevraagd en ongevraagd feedback geven
8
De verschillende manieren van aansturen die in het schema staan, zijn ieder op zich functioneel t.b.v. verschillende lesdoelen. Voor informatieoverdracht is de docentgestuurde manier het meest effectief. Wanneer het leren van een aanpak centraal staat, is de leerling gestuurde manier van lesgeven het meest effectief. Er is niet één manier die het beste is. Wat het beste werkt hangt af van het doel. De docent moet veel verschillende rollen vervullen om de leerlingen actief mee te krijgen en adequaat op hun taak voor te bereiden. Het toepassen van kennis vraagt van leerlingen naast inhoudelijke kennis van zaken, ook inzicht in verschillende manieren van werken en hun effectiviteit. Wanneer verwacht wordt dat leerlingen zichzelf sturen, moet de leerstof dat ook mogelijk maken. Meer verantwoordelijkheid draagt tevens bij aan de motivatie van de leerling. De taak moet de leerling duwen in plaats dat de docent de leerling trekt. De leerling beschikt daarom over een studiewijzer.
3. Uitwerking Bovenstaande pedagogisch-didactische uitgangspunten zijn door de docenten tweede fase op de volgende manier uitgewerkt: 9
- Pedagogiek/didactiek: Je zult een proces moeten doorlopen van zelfstandig werken, via zelfstandig leren naar zelfverantwoordelijk leren. Als hulpmiddel wordt hierbij de voornoemde matrix van het APS gebruikt. Dus docent gestuurd starten en tegen het centraal examen leerling gestuurd eindigen. De leraar draagt in de loop van het curriculum steeds meer leerfuncties aan je over.
- Programmering studielast: Een werkweek bestaat voor een leerling gemiddeld uit 40 klokuren. Daarbij gaan we uit van 40 schoolweken in een jaar. De lessen beslaan ongeveer 25 klokuren. Per week moet een leerling dus 15 klokuren besteden aan eigen studie.
- Verhouding "contacttijd" en "zelfstudietijd": Je krijgt via een studiewijzer zicht op de aard van een contactuur. De pedagogischdidactische invulling wordt per vak uitgewerkt. Een contactuur is een les. In de bovenbouw krijg je onvermijdelijk te maken met tussenuren. Deze tussenuren moet
je niet zien als wachturen, maar zoveel mogelijk benutten voor je studie, zie die uren als zelfstudietijd. Je kunt daarbij gebruik maken van de studieruimtes in het gebouw en van de mediatheek.
- Vormgeving contacttijd in het rooster: Er komen in vwo 4 en vwo 5 vier perioden van effectief gelijke lengte. Per periode kan het aantal contacturen voor een vak variëren. Elke periode wordt afgesloten met een toetsweek. In vwo 6 zijn er drie perioden plus een centraal examen.
- Beperking van het vakkenaanbod : De school heeft binnen een wettelijk kader een keuze gemaakt voor een ruim vakkenaanbod. De keuze voor een tweede en derde moderne vreemde taal is bij ons op school beperkt tot Frans en Duits. Voor het kunstvak is de keuze beperkt tot muziek en beeldende vormgeving. In het vrije deel kun je naast de bekende profiel(keuze)vakken ook kiezen voor informatica, management en organisatie, bewegen sport en maatschappij (BSM), filosofie, wiskunde D en Spaans (startersvariant). In het vrije deel van de maatschappijprofielen zijn er beperkingen m.b.t. een keuze voor typische bètavakken (zie het keuzeformulier).
- Extra vakken en andere activiteiten: Een keuze voor een extra vak is soms mogelijk (de kunstvakken en BSM zijn uitgesloten vanwege het praktische karakter ervan), maar kan slechts onder voorwaarden die o.a. inhouden dat er mogelijk geen lesuren gevolgd kunnen worden en dat altijd toestemming van de sectorleider vereist is. Opgave kan voor of na de zomervakantie, maar een definitieve toestemming kan pas gegeven worden in september, omdat het rooster en de groepsgrootte daarbij ook een rol spelen. Het mag duidelijk zijn dat extra vakken om grote discipline, doorzettingsvermogen en veel zelfstudie vragen. Goed overleg over de mogelijkheden is belangrijk. Zo’n keuze voor een extra vak geldt in principe voor één jaar, het telt bij de overgang ook gewoon mee. Er zijn ook andere verplichte onderdelen van het vrije deel. Verplicht binnen de studielast zijn: het mentoroverleg, het profielwerkstuk, internationalisering in de vorm van een uitwisseling dan wel werkweek in het buitenland of een alternatieve opdracht, LOB en MEP (vwo 4).
10
Alleen de gymnasiumleerlingen kunnen deelnemen aan de Romereis. Voor de gymnasiumleerlingen geldt deze reis als een vanzelfsprekendheid. Voor meer specifieke informatie verwijzen we naar de aparte voorlichtingsbrochure van internationalisering. Daarnaast hebben we ook een speciaal aanbod voor leerlingen die meer willen. Leerlingen met belangstelling voor natuurkunde kunnen in vwo 6 meedoen aan het project Moderne natuurkunde. In vwo 5 bieden wij leerlingen de mogelijkheid om deel te nemen aan het HSP-MUN, een driedaags programma waarin leerlingen worden voorbereid aan deelname aan een conferentie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Leerlingen die zich op economisch gebied extra willen ontwikkelen kunnen zich aanmelden voor de zogenaamde Z-variant, de zakenvariant. De leerlingen worden opgeleid voor een officieel erkend diploma boekhouden.
11
KEUZEBEGELEIDING 5. Je moet kiezen Aan het eind van de derde klas zijn er verschillende mogelijkheden:
A:
Je gaat naar klas vier van het atheneum, (al of niet in de TTO-stroom) of het gymnasium, met het door jou gekozen profiel.(Let op: alle vakken, dus ook de niet - profielvakken tellen mee voor de overgang).
B:
Je blijft zitten en kiest ervoor klas drie vwo over te doen
C:
Je gaat over naar havo 4; ook dit is soms mogelijk. Als je over bent naar vwo 4, ben je ook in havo 4 plaatsbaar. Let er goed op dat havo 4 zijn eigen profielen heeft. Vraag ernaar bij de decaan.
D: Er zijn nog andere mogelijkheden, zoals het mbo (= middelbaar beroepsonderwijs). Met een overgangsbewijs van vwo 3 naar vwo 4 of ook als je wel toelaatbaar bent tot havo 4, ben je plaatsbaar in het eerste studiejaar van het mbo.
6. Hoe kom je tot je keuze? Een profiel kiezen is geen gemakkelijke zaak. Je profiel bepaalt min of meer je vervolgstudie en / of het beroep dat je later kunt gaan uitoefenen. Het is aan te raden dat je je zo breed mogelijk oriënteert op de verschillende beroepensectoren. Pin je niet vast op één beroep of één opleiding. Zoek liever naar beroepensectoren die je aanspreken. Ga op zoek naar een groep van min of meer bij elkaar horende beroepen met opleidingen die daarop voorbereiden.
12
In de mentorlessen en via de decaan kun je te weten komen welke profielen en vakken daarvoor gewenst of vereist zijn. Ook kun je in de bibliotheek op de computer, via het programma DeDecaan.net, bekijken wat de gevolgen zijn van een bepaalde keuze. Probeer wat verder te kijken dan je neus lang is. Kijk niet alleen hoeveel geld je met een bepaald beroep kunt verdienen, maar kijk ook naar te verwachten toekomstige ontwikkelingen, naar mensen met wie je te maken krijgt, naar vaardigheden en eigenschappen waarover je moet beschikken. Bij de keuze voor het vak wiskunde is het ook van belang te bedenken dat je op het examen met een eindcijfer lager dan een 5 niet kunt slagen. Dit is nieuw. Je mag voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde slechts één 5 hebben als eindcijfer.
Probeer te kiezen voor een profiel dat je met de nodige inspanning aankunt, maar ook een profiel met vakken die je interesseren. De moeilijkheidsgraad en het tempo gaan in klas 4 bij veel vakken sterk omhoog! Vraag je af of een gekozen vak of profiel voor jou in de tweede fase niet te moeilijk wordt en of je bereid en in staat bent om er voldoende (dus veel!) voor te doen. Houd je genoeg tijd over voor je hobby's en je sport? Het leven is niet alleen maar school! Met andere woorden: wat is het je waard een bepaald profiel te kiezen? Vraag gerust advies aan anderen, vooral aan je vakdocenten. Je moet gebruik maken van alle goede adviezen die anderen jou kunnen geven. Neem de adviezen serieus en ga niet te veel uit van het idee dat je het altijd kunt proberen. In de vierde klas terugkomen op een eerdere keuze levert in de praktijk vaak problemen op. Soms kun je bepaalde vakken niet meer kiezen omdat de groepen vol zitten en in andere gevallen kun je geen sluitend rooster krijgen. Bovendien staan we vakkenwisselingen in de eerste maanden van de vierde klas niet toe.
Door te praten met medeleerlingen, familieleden, kennissen, docenten, door goed mee te doen in de mentorlessen en door goed gebruik te maken van nog andere materialen, kun je antwoord krijgen op de vragen: WIE BEN IK? WAT VIND IK BELANGRIJK? WAT KAN IK?
Misschien wordt kiezen dan een beetje minder moeilijk. Mocht je, ondanks alle gesprekken, er nog niet uitkomen, dan zijn er nog andere hulpmiddelen zoals de computer en testen.
13
6.1. Vakkenwissel
Sommige leerlingen willen al vrij snel na het begin van de cursus van vak wisselen. Wij vinden dat je het eerst goed moet hebben geprobeerd, in de regel is dat tot de herfstvakantie. Een vakkenwissel na de kerstvakantie kan in de meeste gevallen niet meer, omdat je dan inmiddels een half jaar achter loopt. Zo’n vakkenwissel kan ook wel eens op problemen stuiten i.v.m. de groepsgrootte of met het rooster. Kortom: het is een noodgreep, zorg ervoor dat je in de derde klas een verstandige en weloverwogen keuze maakt. Hoe je moet handelen als je in de vierde klas een vakkenwissel wilt aanvragen staat in het PTA-algemeen, dit reglement kun je vinden op de website.
7. Wat doe je in klas 3? -
Deze brochure bewaar je; hij komt je later weer van pas.
-
Je blijft met de mensen thuis, met je medeleerlingen, je leraren, je mentor en decaan praten over het kiezen.
-
Je leert werken met het programma DeDecaan.net, in het computerlokaal
-
In de vaklessen zal aandacht besteed worden aan onderwerpen die in de tweede fase aan de orde komen.
-
Op maandag 12 januari 2015 wordt de informatieavond georganiseerd over het keuzeproces door de decaan.
-
Op maandagavond 26 januari 2015 krijg je de kans om voor jou nuttige informatie in te winnen over de vakken die onderdeel zijn van de vier profielen op een vakkenmarkt. Vooral voor de nieuwe vakken is dit een zeer nuttige avond.
-
Dinsdag 17 februari 2015 geven de docenten adviezen.
-
Uiterlijk 3 maart 2015 moet je een voorlopige profielkeuze invoeren in Dedecaan.nl.
-
De keuze wordt in de periode van maart tot en met april desgewenst met je besproken tijdens een keuzegesprek. Je ouders of verzorgers zijn daarbij ook welkom. In dat gesprek worden de adviezen van de leraren naast jouw keuze gelegd en wordt besproken of de keuze voor jou haalbaar is.
-
Op 14 april: invoeren definitieve profielkeuze
-
Eind juni, begin juli 2015 zijn de bevorderingsvergaderingen
14
8. Vervolgopleidingen 8.1. wetenschappelijk onderwijs
In principe word je in het vwo voorbereid op het wetenschappelijk onderwijs, het wo. Dat wetenschappelijk onderwijs volg je aan een universiteit. De meeste universitaire opleidingen duren vier jaar. Na een algemeen jaar - de propedeuse - begint de bachelorfase. Je gaat je dan verder specialiseren. Na het behalen van je bachelor kun je nog verder studeren voor een masterstitel. Vaak zijn de studieprogramma’s gekoppeld aan een of meer stages, soms in het buitenland. In principe heb je een studieduur van 4 jaar, zoals je ook een studiefinanciering van 4 jaar hebt. De verblijfsduur is maximaal 5 jaar. Je mag 2 jaar over de propedeuse doen. Haal je de propedeuse in één jaar, dan mag de rest van je studie een jaar langer duren. Dus: 1 jaar propedeuse en nog vier jaren, dan wel 2 jaar propedeuse en nog drie jaren. Er zijn uitzonderingen, waarbij je een jaar extra krijgt (vb.: technische studies en geneeskunde). 8.2. hbo
Met je vwo-diploma ben je toelaatbaar tot het hbo. Het hbo bepaalt zelf welke leerlingen er toegelaten worden. De hogescholen kunnen eisen stellen aan het profiel. Er is een heel groot aantal hbo-opleidingen, in Nederland zo ongeveer tweehonderd. Sommige opleidingen bestaan alleen op hbo-niveau. 8.3. particulier onderwijs
Er zijn ook particuliere opleidingen op hbo-niveau (niet op wetenschappelijk niveau, wel weer op postacademisch niveau, dus na een universitaire studie). De meeste opleidingen zijn korter dan een “gewone” hbo-opleiding, maar ook duurder. De particuliere opleidingen die door de overheid erkend zijn, geven ook recht op studiefinanciering. Informeer hiernaar bij een van de decanen voor het vwo. 8.4. leger en de politie
Verder kun je kiezen voor een opleiding bij de politie of bij het leger. Voor Koninklijke Militaire Academie, het Koninklijk Instituut voor de Marine of de Nederlandse Politie Academie moet je een vwo-diploma hebben. Voor bepaalde richtingen gelden voorgeschreven profielen. Soms ook worden er eisen gesteld aan je leeftijd, gezondheid etc.
15
8.5. mbo
Met je overgangsbewijs van vwo 3 naar vwo 4 of havo 4, kun je ook naar het mbo, het middelbaar beroepsonderwijs. Soms kun je met een aantal jaren vwo bepaalde vrijstellingen in het mbo verkrijgen. Sommige leerlingen kiezen ervoor langs deze weg door te stromen naar het hbo, bijvoorbeeld het hto, omdat ze er niet voor voelen nog eens twee jaar havo, of drie jaar vwo met algemene vakken bezig te zijn in de bovenbouw. Zij zijn liever meer praktijkgericht bezig
Meld je op tijd aan als je naar het mbo wilt; het liefst al in februari of maart van dat kalenderjaar.
Vanaf februari zijn er tal van "open dagen";
Voor vele opleidingen geldt: vol = vol en ook: “wie het eerst komt, het eerst maalt....”
9. De profielen vwo op CS Vincent van Gogh te Assen 16
Aan het eind van de eerste fase, halverwege klas 3, kies je een profiel; je kiest dan de vakken voor de tweede fase, waarin je eindexamen gaat doen. De vakken zijn ingedeeld in vier verschillende profielen:
Natuur en Techniek
(NT)
Natuur en Gezondheid
(NG)
Economie en Maatschappij
(EM)
Cultuur en Maatschappij
(CM)
•
Natuur en Techniek is vooral gericht op exacte studies en techniek.
•
Natuur en Gezondheid is gericht op de medische en biologische richtingen, maar ook technische en natuurwetenschappelijke opleidingen behoren tot de mogelijkheden.
•
Economie en Maatschappij is gericht op vervolgopleidingen met het accent op de economische vakken. Je kunt hierbij denken aan economie, handel, management, communicatie of toerisme.
•
Cultuur en Maatschappij is gericht op vervolgopleidingen in de sociale sector en op onderwijs, kunst en cultuur.
De vier verschillende profielen bereiden je voor op verschillende studierichtingen. Met de keuze van een profiel, kies je in feite ook al voor een richting in het vervolgonderwijs. Waaruit bestaat een profiel? Ieder profiel wordt samengesteld uit de volgende onderdelen:
A.
Het gemeenschappelijke deel
B.
Het profieldeel
C.
1.
Profielvakken
2.
Het profielkeuzevak (CM: twee profielkeuzevakken)
3.
Het profielwerkstuk
Het vrije deel
Bij vakken in de tweede fase wordt aangegeven hoeveel uur je er gemiddeld aan zult moeten besteden. Deze uren worden studielasturen (afgekort: slu's) genoemd. Een lesjaar bestaat in principe uit 40 weken van circa 40 studielasturen, dus 1600 uur. Voor het vwo beslaat de tweede fase drie lesjaren en dat brengt je dan ook op ongeveer 4800 studielasturen.
17
A.
Het gemeenschappelijke deel
Dit gedeelte heeft een algemeen vormende functie en bestaat daarom uit een breed pakket aan vakken. De vakken in het gemeenschappelijke deel zijn voor iedereen verplicht. Vakken Het gemeenschappelijke deel voor vwo bevat op CS Vincent van Gogh de volgende vakken:
Nederlandse taal en letterkunde
Engelse taal en letterkunde
2e moderne vreemde taal (één kiezen) *) 0
Duitse taal en letterkunde
0
Franse taal en letterkunde *) wordt vervangen in gymnasium klassieke taal (één kiezen) o Grieks o Latijn
culturele en kunstzinnige vorming (ckv) (niet voor gymnasium)
maatschappijleer
lichamelijke opvoeding (bewegingsonderwijs)
algemene natuurwetenschappen
godsdienst
B.
Het profieldeel
1.
De profielvakken
De profielvakken vormen het hart van het profiel. Ieder profiel heeft twee of drie verplichte vakken die hiervoor kenmerkend zijn voor dit profiel. 2.
Het profielkeuzevak
Naast de verplichte vakken krijg je een profielkeuzevak (CM: twee profielvakken). Je moet kiezen uit de vakken die door de school worden aangeboden. Per profiel bestaat de keuze uit andere vakken.
18
3.
Het profielwerkstuk
Het profielwerkstuk (pws) is een verplicht onderdeel van het examendossier en heeft betrekking op één vak uit het profieldeel. Het cijfer voor het pws vormt een onderdeel van het combinatiecijfer (zie het examenreglement). Bij het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn:
C.
Informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken)
Onderzoek- en/of ontwerpvaardigheden
Communicatieve of presentatievaardigheden Het vrije deel
Het vrije deel bestaat uit twee delen: 1.
Het keuze-examenvak (je moet één examenvak kiezen)
Het keuze-examenvak mag je kiezen uit vakken, die niet tot je profiel behoren. CS Vincent van Gogh biedt de volgende vakken aan: o
aardrijkskunde
o
biologie
o
scheikunde
o
natuurkunde
o
wiskunde D
o
Duitse taal en letterkunde **)
o
Franse taal en letterkunde
o
Grieks
***)
o
Latijn
***)
o
Chinees
(alleen als het vak in klas 3 is gevolg)
o
economie
o
filosofie
o
geschiedenis
o
informatica
19
*)
**)
o
kunstvak beeldende vormgeving
o
kunstvak muziek
o
bewegen, sport en maatschappij
o
management & organisatie
o
Spaans
*) wiskunde D is te kiezen binnen de profielen EM, NG en NT, allen in combinatie met wiskunde B **)
de keuze voor Duits / Frans is afhankelijk van de eerder gemaakte keuze in het gemeenschappelijke deel of profielkeuzedeel
***)
de keuze voor Grieks / Latijn is uitsluitend voor gymnasium en afhankelijk van de eerder gemaakte keuze in het profieldeel. (Minimaal één klassieke taal is verplicht voor gymnasium.)
2.
Het geheel vrije deel:
Het geheel vrije deel biedt je de ruimte, binnen de restricties die hieronder staan vermeld, een eigen invulling te geven aan je profiel. Je kunt met een keuze voor het geheel vrije deel komen tot een uitbreiding van je kennis, je vaardigheden en toekomstmogelijkheden. Een gymnasiumleerling die toch graag een tweede moderne vreemde taal wil kiezen kan van deze mogelijkheid gebruik maken. Een keuze voor een extra vak of meer extra vakken:
kan alleen in overleg met de mentor/ decaan/ sectorleider – opgave (schriftelijk) kan voor of na de zomervakantie, liefst ervoor;
wordt slechts gehonoreerd na toestemming van de sectorleider (begin volgende cursus);
kan inhouden dat de leerling geen uren voor het vak kan volgen.
Een kunstvak of het vak BSM is uitgesloten vanwege het praktische karakter van deze vakken. Je moet dan alle uren kunnen volgen en dat kunnen we niet garanderen voor een extra vak.
Roostertechnische factoren en groepsgrootte kunnen bepalen of een keuze wel of niet wordt gehonoreerd.
20
9.1 Natuur en techniek
De profielvakken Deze vakken zijn verplicht in het profiel Natuur en Techniek. • • •
wiskunde B natuurkunde scheikunde
De profielkeuzevakken De profielvakken worden aangevuld met één van de volgende vakken. o o o
informatica wiskunde D biologie
Past dit profiel bij mij? Als kleuter haalden ze het liefst al hun speelgoed uit elkaar. Op de basisschool wilden ze piloot, architect of bioloog worden. Ze stelden hun ouders ingewikkelde vragen over vliegtuigen en het heelal. Op het vwo groeide hun interesse voor wetenschap en techniek. Ze lazen de Kijk en blonken uit in wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Deze kinderen zijn echte Natuur en Techniekmensen. Natuur en Techniekmensen besteden hun tijd het liefst aan (wetenschappelijk) onderzoek, aan ontwerpen, bouwen, technisch tekenen of berekeningen maken. Door ingewikkelde berekeningen laten ze zich niet afschrikken. Ze hebben er geen moeite mee iets te bestuderen wat ze 'niet kunnen zien'. Integendeel, ze vinden het juist een uitdaging om met behulp van wiskundige regels en formules een antwoord te vinden op vragen. Bij Natuur en Techniek vind je meestal helder en logisch denkende types. Natuurlijk gebruiken ze ook hun handen, maar ze zijn vooral geïnteresseerd in denkwerk en in experimenten. Ze nemen niet zomaar iets aan. Ze willen bewijs zien. Puzzelen en hersenkraken, daar houden ze van. Ze hebben iets met stoffen onderzoeken: denk aan een mineraloog of een grondstoffentechnoloog. Ze doen kantoorwerk zoals de statisticus of planoloog. Ze adviseren: een landbouwtechnisch ingenieur of telematica-adviseur. Ze zijn geïnteresseerd in het milieu: luchtverontreinigingsdeskundige of ingenieur milieukunde. Ze ontwerpen iets: landschapsarchitect, of bouwen iets: een staalbetonconstructeur. Ze tekenen iets: ingenieur bouwkunde. Heel veel mogelijkheden dus.
21
Je ziet het: het profiel Natuur en Techniek is er voor leerlingen met een exacte en/of technische belangstelling en aanleg. Voor mensen die willen weten 'hoe dingen werken'. Natuur en Techniekmensen werken vaak in teams en geven leiding aan anderen. Je moet kennis van zaken hebben en deze goed onder woorden kunnen brengen. Op het gebied van Natuur en Techniek wordt veel onderzoek gedaan. De wetenschappelijke kennis vergroot daardoor. Je weet niet altijd of die kennis ook toe te passen is. Er wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van leven op Mars. Maar of we daar nu binnenkort kunnen wonen of grondstoffen gebruiken, dat staat in de sterren geschreven. Maar er zijn natuurlijk genoeg wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek waarvan de resultaten meteen in de praktijk toegepast kunnen worden. In de Natuur en Techniekwereld werk je meestal binnen: op kantoor, in een laboratorium, een atelier of werkplaats of op een onderzoeksafdeling. Uiteraard is dit niet altijd zo. Denk bijvoorbeeld maar aan een coördinator bodemsanering en een seismoloog. Zij zijn een deel van de dag op pad. Er komen steeds meer vrouwen terecht in de wereld van Natuur en Techniek. Dus als je goed bent in exacte vakken, kijk dan eens naar het profiel Natuur en Techniek. Je hebt daarmee ontzettend veel mogelijkheden.
22
9.2 Natuur en gezondheid
De profielvakken Deze vakken zijn verplicht in het profiel Natuur en Gezondheid. • • •
wiskunde (één kiezen): o wiskunde A o wiskunde B scheikunde biologie
De profielkeuzevakken De profielvakken worden aangevuld met één van de volgende vakken. o o
natuurkunde aardrijkskunde
Past dit profiel bij mij? Gezondheid, chemie, milieu, planten, dieren. Als één of meer van deze onderwerpen je aanspreekt, dan is Natuur en Gezondheid het profiel waar je je thuis zult voelen. Dit profiel is bedoeld voor mensen die willen werken in de medische wereld of in de farmaceutische industrie, die onderzoek willen doen naar voeding en gezondheid, of in de landbouw of in het milieu onderzoek willen doen. Natuur en Gezondheidmensen zijn mensen die graag stoffen onderzoeken, denk aan een biofarmaceutisch onderzoeker of een biochemicus. Of mensen die genezen: bijvoorbeeld een cardioloog, kinderarts of dierenarts. Of mensen die belangstelling hebben voor de natuurlijke omgeving: bijvoorbeeld, een tropisch landbouwkundige, bosbouwkundig onderzoeker of ecoloog. Natuur en Gezondheid is geknipt voor mensen die redelijk goed in de exacte vakken zijn. De opleidingen en beroepen die op dit profiel aansluiten zijn behoorlijk exact, maar minder dan veel Natuur en Techniekopleidingen en -beroepen. Bij Natuur en Gezondheid heb je meer te maken met mensen, planten of dieren, dan bij Natuur en Techniek. Bij Natuur en Gezondheid vind je meestal sociale, logisch denkende mensen. Ze houden van denkwerk en staan open voor de belangen en problemen van anderen op het gebied van gezondheid en milieu. Het soort werk dat je kunt doen als je voor Natuur en Gezondheid kiest, varieert. De kans dat je in het wetenschappelijk onderzoek terechtkomt, is redelijk groot. Als medisch bioloog bijvoorbeeld. Je zet dan onderzoeken op om medische vragen te beantwoorden. Je doet bijvoorbeeld onderzoek naar de oorzaken van kanker of aids. Als milieukundige verricht je onderzoek op het gebied van natuur en milieu. Je doet
23
onderzoek naar het verdwijnen van organismen in het water door de vervuiling. Eén onderzoek neemt vaak jaren in beslag. Afhankelijk van het vakgebied waarin je werkt, doe je dat onderzoek in een laboratorium. Dit kan een chemisch, medisch of biologisch laboratorium zijn. Die laboratoria zijn onderdeel van een universiteit, onderzoeksinstituut of ziekenhuis. Veel Natuur en Gezondheidsmensen werken als geneeskundigen. Denk maar aan specialisten in een ziekenhuis, revalidatiecentrum, psychiatrische inrichting of verpleeghuis. Dit zijn internisten, gynaecologen, revalidatieartsen, psychiaters of geriaters. Adviseren is ook een belangrijk onderdeel van het werk op het gebied van natuur en gezondheid. Dit houdt in het geven van advies op medisch gebied. Denk bijvoorbeeld aan een orthopeed die een patiënt met een ontstoken enkelgewricht adviseert een tijdje minder te sporten. Of een arbeidshygiënist of landbouwconsulent die een advies uitbrengt op (milieu)technisch en technologisch gebied. Natuur en Gezondheidsmensen die op wetenschappelijk niveau werken, kunnen samenwerken in een team, leidinggeven en anderen stimuleren. Meestal werken ze binnen. Niet altijd op kantoor, maar ook in een laboratorium, in een kas of op een proefstation. Natuurlijk zijn ze niet altijd op een vaste plek. Ze gaan bij patiënten op bezoek, verrichten veldwerk of adviseren klanten. Soms werken ze dagenlang in hun eentje aan het experimenteren en meten. Hun werk heeft altijd te maken met de natuur en de mens.
24
9.3 Economie en maatschappij
De profielvakken Deze vakken zijn verplicht in het profiel Economie en Maatschappij. • • •
wiskunde (één kiezen ) o wiskunde A o wiskunde B economie geschiedenis
De profielkeuzevakken De profielvakken worden aangevuld met één van de volgende vakken. o o
aardrijkskunde management en organisatie (m&o)
Past dit profiel bij mij? Als het profiel Economie en Maatschappij bij je past, dan past een baan in het bedrijfsleven of bij de overheid goed bij je. Banen die aansluiten bij het profiel Economie en Maatschappij zijn meestal banen die iets te maken hebben met vraag en aanbod, arbeid, recht of veiligheid. Economie en Maatschappijmensen houden zich bezig met beleidsvraagstukken of doen onderzoek op dat gebied. Dat kan onderzoek op kleinschalig gebied zijn: zoals het beleid van een organisatie. Of op grootschalig gebied: zoals het betalingsverkeer in de Europese Unie. Vaak adviseren ze op basis van die onderzoeken. Dat kan op organisatorisch, commercieel/economisch of juridisch/fiscaal gebied zijn. Economie en Maatschappijmensen werken meestal op kantoor. Het zijn geen mensen met een echte talenknobbel of wiskundeknobbel, maar iets er tussenin. Ze krijgen in hun werk te maken met statistische modellen, begrotingen, bedrijfsboekhoudingen en marktonderzoeken. Zoals de assistent-accountant, de belastingadviseur en de statistisch onderzoeker bijvoorbeeld. In veel Economie en Maatschappijbanen ben je dagelijks aan het lezen, berekenen en onderzoeken. Of dat nu op het gebied van belastingen, koopkrachtontwikkeling of export is. Daarnaast zijn er ook veel Economie en Maatschappijbanen waarin je de leiding over een afdeling of organisatie hebt. Je bent dan aan het besturen. Denk maar aan de bedrijfskundige of de bankdirecteur. Voor dit soort werk moet je kunnen omgaan met conflicten en oog hebben voor de situatie van anderen.
25
Economie en Maatschappijmensen hebben vaak zakelijke contacten, soms over de hele wereld. Onderhandelen is daarom een andere belangrijke vaardigheid. Ze zijn geïnteresseerd in de wereld om hen heen en gewend om 'in het groot' te denken. Het nieuws volgen ze op de voet. Vooral als dat gaat over economie, arbeid of geldzaken: de favoriete onderwerpen van de Economie en Maatschappijmens. Wie later iets wil op het gebied van bestuur, bedrijfskunde of economie, kan met het profiel Economie en Maatschappij goed uit de voeten. Want of je het nu over de bankier, de economisch directeur van een ziekenhuis of de algemeen productmanager hebt, het zijn allemaal Economie en Maatschappijmensen.
26
9.4 Cultuur en maatschappij
De profielvakken Deze vakken zijn verplicht in het profiel Cultuur en Maatschappij. • •
geschiedenis wiskunde (één kiezen): o wiskunde C o wiskunde A
De profielkeuzevakken De profielvakken worden aangevuld met één maatschappelijk vak en één cultureel vak. • • o o o o o
maatschappelijk vak: (één verplicht) o economie o aardrijkskunde cultureel vak: (één verplicht) filosofie kunstvak muziek kunstvak beeldende vormgeving Frans Duits
Past dit profiel bij mij? Het profiel Cultuur en Maatschappij is heel geschikt voor mensen met een brede belangstelling voor cultuur en samenleving. Omdat Cultuur en Maatschappij zo'n gevarieerd aanbod heeft, zal bijna iedereen zich er thuis voelen. Behalve dan, de echte 'exacte' leerling. Sommige Cultuur en Maatschappijmensen zijn echte specialisten. Ze weten bijna alles van een bepaald kennisgebied. Bijvoorbeeld middeleeuwse poëzie. Hoe zit het bij jou? Ben jij een Cultuur en Maatschappijmens? Dé Cultuur en Maatschappijmens bestaat niet. Toch kun je wel zeggen dat de meesten graag met hun neus in de boeken zitten en van taal houden. Het zijn meestal echte intellectuelen. Cultuur en Maatschappijmensen zitten vaak in de bibliotheek en filosoferen graag over de grote vragen van het leven. Veel mensen die werken op het gebied van cultuur en maatschappij, houden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek. Zo'n onderzoek kan jaren in beslag nemen. Anderen schrijven en bewerken teksten of vertalen. Dat zijn de taalfanaten en de
27
informatieverslinders. Dit zijn de mensen die iets hebben met literatuur, vreemde talen en media. Er zijn ook Cultuur en Maatschappijmensen die een dienstverlenende instelling hebben. Het zijn doorgaans dan ook sociale types. Zo geven ze anderen graag advies, bijvoorbeeld op sociaal en maatschappelijk gebied. Dan kun je denken aan een orthopedagoog die in overleg met collega's een behandelingsplan opstelt voor een kind dat vertraging in de verstandelijke ontwikkeling heeft opgelopen. Of aan een arbeidssocioloog die in opdracht van een bedrijf onderzoekt of de directie en het personeel wel goed naar elkaar luisteren, en die daar advies over uitbrengt. Daarnaast zijn er veel Cultuur en Maatschappijmensen met artistieke aanleg. Ze hebben een creatief beroep en werken op het gebied van kunst en cultuur. Zo kan de kunsthistoricus een museumdirecteur bijvoorbeeld adviseren over een expositie van schilderijen uit de twintigste eeuw. De mensen die in dit profiel passen, zijn meestal belangstellend, kunnen goed luisteren en lang achter elkaar alleen werken. Je kunt denken aan bijvoorbeeld een archivaris, een kunsthistoricus en een socioloog. Ze werken natuurlijk ook vaak met anderen samen. Veel Cultuur en Maatschappijmensen zitten niet van negen tot vijf achter een bureau. De congrestolk niet, de docent vreemde talen niet en de archeoloog niet. Met dit profiel heb je de mogelijkheid om een eigen bedrijf te beginnen. Als journalist, als vertaler of als advocaat bijvoorbeeld. 9.4
TTO (tweetalig onderwijs)
Voor de leerlingen die kiezen voor het TTO blijft de profielkeuze precies hetzelfde omdat een TTO-leerling het gewone Nederlandse vwo-examen moet afleggen. Sommige vakken die alleen een schoolexamen kennen worden in het Engels aangeboden. Dat zijn de vakken religion, SPU (anw)* , social studies (maatschappijleer vwo 5) en physical education (LO in vwo 6). Daarnaast worden de TTO-leerlingen opgeleid voor de examens IB (International baccalaureate) en GP (global perspectives). Het profielwerkstuk moet in het Engels geschreven worden en heeft bij voorkeur betrekking op een internationaal onderwerp. Leerlingen met TTO nemen deel aan het Engelstalige HSP-MUN en een internationaal MUN. Naast de gewone lessen blijft er aandacht voor EIO, Europese en internationale oriëntatie. Wie kiest voor het TTO moet in dedecaan.net het TTO-formulier invullen. De daar geboden keuzes voor het vwo-examen wijken niet af van de keuzes die de andere leerlingen hebben. We gaan ervan uit dat de TTO-leerlingen het hele traject van zes jaar afmaken. Er komt een speciale voorlichtingsavond over het TTO in de bovenbouw op 19 januari 2015. * Het is mogelijk dat de school door de gewijzigde wetgeving t.a.v. anw in het voorjaar van 2015 met een ander aanbod komt.
28
Bijlage: Vakkenaanbod in de tweede fase vwo op CS Vincent van Gogh Taal (en letterkunde):
Nederlandse taal- en letterkunde Engelse taal- en letterkunde Duitse taal- en letterkunde Franse taal- en letterkunde Spaans (startervak) Grieks (alleen gymnasium) Latijn (alleen gymnasium) Chinese taal en cultuur
(+ centraal examen) (+ centraal examen) (+ centraal examen) (+ centraal examen) (alleen schoolexamen) (+ centraal examen) (+ centraal examen) (alleen schoolexamen)
Exacte vakken •
algemene natuurwetenschappen
(alleen schoolexamen)
•
biologie
(+ centraal examen)
•
natuurkunde
(+ centraal examen)
•
scheikunde
(+ centraal examen)
•
wiskunde A
(+ centraal examen)
•
wiskunde B
(+ centraal examen)
•
wiskunde C
(+ centraal examen)
•
wiskunde D
(alleen schoolexamen)
Maatschappelijke vakken •
aardrijkskunde
(+ centraal examen)
•
geschiedenis
(+ centraal examen)
•
godsdienst
(alleen schoolexamen)
•
maatschappijleer
(alleen schoolexamen)
•
economie
(+ centraal examen)
•
management en organisatie (m&o)
(+ centraal examen)
•
informatica
(alleen schoolexamen)
•
lichamelijke opvoeding (lo)
(alleen schoolexamen)
•
bewegen, sport en maatschappij
(alleen schoolexamen)
29
Culturele vakken •
culturele en kunstzinnige vorming, (ckv)
(alleen schoolexamen)
•
kunstvak beeldende vormgeving
(+ centraal examen)
•
kunstvak muziek
(+ centraal examen)
•
filosofie
(+ centraal examen)
30
Bijlage: lessentabel en studielasturen
VWO
slu
VWO 4
VWO 5
p1, p2 p3, p4 p1, p2 p3, p4
VWO 6 p1, p2
p3
Godsdienst
180
1
1
1
1
1
1
Nederlands
480
3
3
3
3
3
3
Engels
400
3
3
2
2
2
2
Duits
480
3
3
2
2
3
3
Frans
480
3
3
2
2
3
3
Spaans
480
3
3
2
2
3
3
Chinees
600
4
4
4
4
0
0
Grieks
760
5
5
4
4
4
4
Latijn
760
5
5
4
4
4
4
Maatschappijleer
120
0
0
2
2
0
0
Lichamelijke opvoeding
160
2
2
2
2
2
0
CKV
160
2
2
1
1
0
0
Algemene natuurwetenschappen
120
2
2
0
0
0
0
Wiskunde A
520
3
3
3
3
3
3
Wiskunde B
600
3
3
4
4
3
3
Wiskunde C
480
3
3
2
2
3
3
Wiskunde D
440
2
2
3
3
3
2
Natuurkunde
480
2
2
3
3
3
3
Scheikunde
440
2
2
3
3
3
2
Biologie
480
2
2
3
3
3
3
Informatica
440
3
3
2
2
3
2
BSM
440
3
3
3
2
2
2
31
Aardrijkskunde
440
3
2
3
3
2
2
Economie
480
2
2
3
3
3
3
Geschiedenis
480
2
2
3
3
3
3
Management & Organisatie
440
2
2
3
3
3
2
Filosofie
480
3
3
2
2
3
3
Kunstvak Beeldende vormgeving
480
2
2
3
3
3
3
Kunstvak Muziek
480
2
2
3
3
3
3
32
Naam : .…………. Klas : ….
Profielkeuzeformulier voor Atheneum 4 2015-2016 A. Gemeenschappelijk deel ●
Ne
↓
●
En
☼ Fa
●
ma
☼ Du
●
lo
●
ckv
●
anw
●
gd
Kies 1 uit:
B 1. Verplicht profieldeel ↓
NT
↓
NG
↓ EM
↓
●
Kies 1 uit:
CM
● Kies 1 uit:
● Kies 1 uit:
☼ wi-a
☼ wi-a
☼ wi-a
☼ wi-b
☼ wi-b
☼ wi-c
●
wi-b
●
na
●
bi
● ec
●
sk
●
sk
● gs
↓
Kies 1 uit:
↓
Kies 1 uit:
↓ Kies 1 uit:
● gs
B 2. Profielkeuzedeel ↓
Kies 1 uit:
☼ bi
☼ ak
☼ ak
☼ ak
☼ in
☼ na
☼ m&o
☼ ec
☼ wi-d ↓
Kies 1 uit: ☼ filosofie ☼ kbv ☼ kmu
C. Vrije deel 1. Keuze-examenvak. Kies één vak uit ☼ fi
☼ fi
☼ fi
☼ fi*
☼ m&o
☼ m&o
☼ m&o *
☼ m&o
☼ in *
☼ in
☼ in
☼ ec
☼ ec
☼ bi *
☼ ak *
☼ ak *
☼ ak *
☼ bsm
☼ bsm
☼ bsm
☼ bsm
☼ Fa *
☼ Fa *
☼ Du *
☼ Du * ☼ Sp
☼ ec *
☼ Sp
☼ Sp
☼ Sp
☼ wi-d *
☼ wi-d **
☼ wi-d **
☼ kbv
☼ kbv
☼ kbv
☼ kbv ***
☼ kmu
☼ kmu
☼ kmu
☼ kmu ***
☼ Chi ****
☼ Chi ****
☼ Chi ****
☼ Chi ****
2. Het geheel vrije deel. Je keuze voor het geheel vrije deel kan alleen in overleg met, en na goedkeuring van de sectorleider TF in september * Heb je in het gemeenschappelijk- of in je profieldeel dit vak gekozen, kies het dan niet nog een keer ** Pas als je wi-b gekozen hebt, kun je wi-d kiezen. *** Als je al een kunstvak hebt gekozen in het profielkeuzedeel, kan dat niet meer in het vrije deel. **** Alleen te kiezen als je ook in klas 3 Chinees hebt gevolgd.
33
Naam: …………... Klas : ……
Profielkeuzeformulier voor Gymnasium 4 205-2016 A. Gemeenschappelijk deel ● Ne
●
lo
● En
●
anw
↓
☼ Grieks
● ma
●
gd
☼ Latijn
↓
NT
Kies 1 uit:
B 1. Verplicht profieldeel ↓
NG
↓
●
Kies 1 uit:
● Kies 1 uit:
● Kies 1 uit:
☼ wi-a
☼ wi-a
☼ wi-a
EM
●
wi-b
●
na
●
bi
● ec
●
sk
●
sk
● gs
↓
Kies 1 uit:
↓
Kies 1 uit:
↓
☼ wi-b
↓
☼ wi-b
CM
☼ wi-c ● gs
B 2. Profielkeuzedeel Kies 1 uit:
↓
Kies 1 uit:
☼ wi-d
☼ ak
☼ ak
☼ ec
☼ in
☼ na
☼ m&o
☼ ak
☼ bi ↓
Kies 1 uit: ☼ filosofie ☼ kmu ☼ kbv ☼ fa ☼ du
C. Vrije deel 1. Keuze-examenvak. Kies één vak uit: ☼ Grieks **
☼ Grieks **
☼ Grieks **
☼ Grieks **
☼ Latijn **
☼ Latijn **
☼ Latijn **
☼ Latijn **
☼ fi
☼ fi
☼ fi
☼ fi *
☼ Fa
☼ Fa *
☼ Du
☼ Du * ☼ Sp
☼ bi* ☼ Sp
☼ Sp
☼ Sp
☼ wi-d ***
☼ wi-d ***
☼ wi-d ***
☼ m&o
☼ m&o
☼ m&o*
☼ ec
☼ ec
☼ in*
☼ in
☼ in
☼ m&o ☼ ec *
☼ ak *
☼ ak *
☼ ak *
☼ bsm
☼ bsm
☼ bsm
☼ bsm
☼ kbv
☼ kbv
☼ kbv
☼ kbv ****
☼ kmu
☼ kmu
☼ kmu
☼ kmu ****
☼ Chi *****
☼ Chi *****
☼ Chi *****
☼ Chi *****
2. Het geheel vrije deel. Je keuze voor het geheel vrije deel kan alleen in overleg met, en na goedkeuring van de sectorleider TF in september * Heb je dit vak in het gemeenschappelijk deel of profieldeel gekozen, kies dit vak dan niet nog eens in het vrije deel ** Minimaal 1 klassieke taal verplicht. Heb je in het gemeenschappelijke deel Grieks gekozen, dan mag je hier Latijn kiezen en omgekeerd. *** Pas als je wi-b gekozen hebt, kun je wi-d kiezen. **** Als je al een kunstvak hebt gekozen in het profielkeuzedeel, kan dat niet meer in het vrije deel. ***** Alleen te kiezen als je ook in klas 3 Chinees hebt gevolgd.
34