Informatiebrochure vakken in de Tweede Fase Informatie voor ouders en leerlingen van klas 3
Stedelijk Gymnasium Breda
Uitgave december 2015
INFORMATIE VOOR OUDERS EN LEERLINGEN VAN KLAS 3
Inhoud Inhoud
2
Inleiding
3
De profielen
4
Keuzemogelijkheden op het Stedelijk Gymnasium
5
Toelichting bij de keuzemogelijkheden op het Stedelijk Gymnasium
6
Informatie over vakken in de Tweede Fase
8
AARDRIJKSKUNDE BIOLOGIE DUITSE TAAL EN LETTERKUNDE ECONOMIE ENGELSE TAAL EN LETTERKUNDE FILOSOFIE FRANSE TAAL EN LETTERKUNDE GESCHIEDENIS INFORMATICA KLASSIEKE TALEN LICHAMELIJKE OPVOEDING MAATSCHAPPIJLEER MUZIEK NATUURKUNDE NEDERLANDSE TAAL EN LETTERKUNDE SCHEIKUNDE TEKENEN WISKUNDE
8 11 13 16 18 20 22 26 28 30 32 34 37 39 41 43 47 50
Bijlage: Vooropleidingseisen voor de Universiteiten
53
2 / 58
Inleiding In deze brochure wordt in beknopte vorm informatie gegeven over de vakken in de Tweede Fase. Door de lessen van Qompas ProfielKeuze heeft uw zoon of dochter geleerd beredeneerde keuzes te maken voor de toekomst. De lessen monden begin februari uit in een voorlopige profielkeuze. Op woensdag 27 januari 2016 organiseert de decaan in samenwerking met de teamleider een voorlichtingsavond voor de ouders. Een uitnodiging hiervoor wordt u separaat toegezonden. Tijdens deze avond zal de decaan uitgebreid ingaan op de keuzemogelijkheden op het Stedelijk Gymnasium. Begin februari brengen de vakdocenten hun advies uit. Vervolgens zal de decaan in de loop van de maanden maart en april, na het bestuderen van alle relevante gegevens, een persoonlijk gesprek hebben met iedere leerling, waarin deze komt tot een definitieve keuze van het profiel en van de extra vakken. De mentoren hebben de lessen van Qompas ProfielKeuze verzorgd. In het algemeen zijn zij voor de leerlingen en de ouders het eerste aanspreekpunt bij vragen met betrekking tot de keuzes. Voor specifieke vragen over opleidingen e.d. kan de leerling zich rechtstreeks wenden tot de decaan. Uiteraard bestaat ook voor ouders de mogelijkheid om een afspraak te maken met de decaan.
decaan: teamleider: mentor 3A: mentor 3B: mentor 3C: mentor 3D: mentor 3E: mentor 3F:
mw. E. Slijngard dhr. J. de Wilde mw. IJ. Nobel mw. KR. Verschuren dhr. J. Zuiderbaan mw. A. de Graaf dhr M. de Ceuster mw. M. Wiercx
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Daar waar in dit stuk gesproken wordt over hij/zijn bedoelen we nadrukkelijk ook zij/haar.
3 / 58
De profielen De vrije keuze van examenvakken is sinds 1999 verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de verplichte keuze van één van de volgende profielen: -
Natuur en Techniek (N&T): gericht op techniek en natuurwetenschappen Natuur en Gezondheid (N&G): gericht op gezondheid, natuur en milieu Economie en Maatschappij (E&M): gericht op economie, administratie en dienstverlening Cultuur en Maatschappij (C&M): gericht op talen, kunst, recreatie, de sociale en de juridische sector
Hieronder volgen over elk van de profielen een paar (van overheidswege uitgestrooide) kreten, waarin de profielkiezers zich zouden moeten herkennen: Natuur en Techniek is: - ontwerpen en bouwen - rekenen - gevoel voor techniek - interesse hebben voor milieu - stoffen onderzoeken - advies geven Natuur en Gezondheid is: - interesse hebben voor medische zaken - oog hebben voor het milieu - (stoffen) onderzoeken - graag adviseren op medisch gebied of over het milieu - oog hebben voor planten en dieren en mensen om je heen Economie en Maatschappij is: - advies geven op het gebied van financiën of organisatie - begrotingen opstellen en toelichten - leidinggeven en organiseren - werken op kantoor - zakelijke gesprekken voeren en onderhandelen Cultuur en Maatschappij is: - werken met talen - belangstelling voor werken met krant, tv, radio of film - maatschappelijke taken - artistiek bezig zijn - interesse in mensen
Natuur en Techniek-mensen zijn: - nieuwsgierig - logische denkers - leidinggevers - handvaardig en praktisch - teamwerkers - zorgvuldig Natuur en Gezondheid-mensen zijn: - nieuwsgierig, ze willen weten hoe iets ontstaat en hoe iets werkt - sociaal - nuchter en praktisch - verzorgend - teamwerkers
Economie en Maatschappij-mensen zijn: - ondernemend - zakelijk - teamwerkers - goede praters - rekenaars - regelaars Cultuur en Maatschappij-mensen zijn: - belangstellend - sociaal - artistiek - handig met taal - teamwerkers
4 / 58
Keuzemogelijkheden op het Stedelijk Gymnasium Breda I Gemeenschappelijk deel (verplicht)
Nederlands Maatschappijleer Presentatievaardigheden
Engels of ENCA Lichamelijke opvoeding Profielwerkstuk
Latijn of Grieks Studievaardigheden
II.a Profielvakken (Je moet één van volgende profielen kiezen en, voor zover van toepassing, daarin je keuze maken)
N&T Wiskunde B Natuurkunde
N&G Wiskunde A of B Scheikunde
E&M Wiskunde A of B Economie
C&M Wiskunde C *) of A of B Geschiedenis
Scheikunde
Biologie
Geschiedenis
Aardrijkskunde
II.b Profielkeuzevak (Je moet binnen je profiel één van volgende vakken kiezen)
N&T Biologie Informatica Wiskunde D III
N&G Natuurkunde Aardrijkskunde
E&M Aardrijkskunde Frans Duits
C&M Tekenen Muziek Filosofie
Keuzevakken (Je moet in onderstaand schema twee vakken kiezen)
N&T Latijn Grieks Frans Duits Geschiedenis Aardrijkskunde Filosofie Economie Biologie Informatica Natuurkunde Wiskunde D Muziek Tekenen
N&G
E&M
C&M
n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
*) indien Wiskunde C, dan is Economie als keuzevak niet toegestaan!
Keuzevoorwaarden bij keuzevakken in het vrije deel : N&T-Profiel: maximaal één moderne vreemde taal als keuzevak. N&G-Profiel: maximaal één moderne vreemde taal als keuzevak. E&M-Profiel: indien Natuurkunde als keuzevak, dan is Wiskunde B als profielvak verplicht. C&M-Profiel: minimaal één keuze uit Frans, Duits, Latijn, Grieks, Filosofie, Tekenen of Muziek. Alle Profielen: de combinatie Tekenen en Muziek is niet mogelijk. Het derde keuzevak: Het gemiddelde van alle overgangscijfers samen moet op 1 decimaal nauwkeurig een 8,0 zijn. Het gekozen vak moet met een voldoende (6,0) zijn afgerond. Dit vak wordt niet ingeroosterd.
5 / 58
Toelichting bij de keuzemogelijkheden op het Stedelijk Gymnasium Algemeen Op 1 augustus 2007 is de herinrichting van de Tweede Fase gestart. Kenmerkend voorafgaand aan de Tweede Fase is de profielkeuze. Alle profielen kennen een gemeenschappelijk deel (I), dat iets minder dan de helft van alle tijd in beslag neemt. In dit gemeenschappelijke deel kiezen de leerlingen van een gymnasium de klassieke taal: Latijn of Grieks. Daarnaast bestaat elk profiel uit een samenhangend deel van vakken die specifiek zijn voor dat profiel; dat heet het profieldeel. Het profieldeel bestaat uit (verplichte) profielvakken (II.a) en profielkeuzevakken (II.b). Het derde element van elk profiel bestaat uit keuzevakken (III) en wordt ook wel het vrije deel genoemd. Op het Stedelijk Gymnasium bestaat het vrije deel uit de verplichte keuze van twee extra vakken uit het totale aanbod van de school. Profilering en vooropleidingseisen De minister wil met de invoering van profielkeuzevakken meer ruimte geven voor het maken van eigen keuzes. Bij ieder profiel moet één keuzevak worden ingevuld. Tegelijk daarmee echter heeft het Hoger Onderwijs nieuwe vooropleidingseisen vastgesteld. Deze eisen zijn in 2010 ingegaan. Het Hoger Onderwijs stelt niet alleen vast welk profiel toegang geeft tot een opleiding, maar ook welk aanvullend vak (of vakken) nodig is (zijn) om toegelaten te worden. De vakken staan dus weer centraal bij de toelating, zoals het ook was vóór de invoering van de Tweede Fase. Twee keuzevakken in het vrije deel Op het Stedelijk Gymnasium is ervoor gekozen om alle leerlingen twee keuzevakken te laten volgen. Dit is één vak meer dan dat wettelijk verplicht is. Als argumenten hiervoor worden aangevoerd: a. Het algemeen vormende karakter van het curriculum wordt hiermee onderstreept. Op deze wijze wordt de leerling gestimuleerd zich breed te profileren. b. De leerling heeft meer toelatingsmogelijkheden voor een vervolgstudie. Keuzevoorwaarden bij keuzevakken in het vrije deel Het beperkende karakter is gebaseerd op ervaringen uit het verleden, waarbij het belang van een individuele leerling ondergeschikt gemaakt is aan het belang van de totale jaarlaag (roosters etc). Voorwaarden 3e keuzevak De reden dat wij de voorwaarden voor een 3e keuzevak hebben aangescherpt, is om onze leerlingen te beschermen tegen een te brede profilering, waardoor de studielast te zwaar 6 / 58
wordt. Alleen die leerling die ruim in zijn gymnasiale jasje zit, krijgt de kans om zich nóg meer te verbreden. Wijziging van gekozen vakken Op voorhand is het van belang dat de leerling zich goed realiseert dat hij eindexamen aflegt in een volledig profiel, dus met alle verplichte vakken. Wanneer bijvoorbeeld halverwege klas 5 blijkt dat een gekozen vak voor hem onhaalbaar blijkt, heeft hij een probleem. Hij moet in dat vak toch eindexamen doen en hopen op voldoende compensatie door de andere vakken. Daarom moet de leerling zijn keuze goed overwegen. Wijziging van een gekozen vak in klas 4 is slechts bespreekbaar tot aan de kerstvakantie en alleen na overleg met de betreffende vakdocent en de teamleider. Aanscherping van de exameneisen Vanaf schooljaar 2013-2014 gelden de volgende aanvullende exameneisen: - Het gemiddelde CE-cijfer over alle vakken die tijdens het Centraal Examen (CE) zijn behaald, moet voldoende zijn (minimaal 5,5). - Bij de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde geldt dat slechts voor één vak als eindcijfer een 5 gehaald mag worden. - De rekentoets moet minimaal een 5 zijn. Vanaf schooljaar 2016-2017 geldt hoogstwaarschijnlijk dat de rekentoets bij de slaag/zakregeling betrokken wordt, op welke wijze dat zal gebeuren is nog niet duidelijk. Wij wachten nog op officiële berichtgeving daarover.
7 / 58
Informatie over vakken in de Tweede Fase AARDRIJKSKUNDE 1. Wat zijn de doelen van het vak aardrijkskunde in de Tweede Fase? Ons prachtige vak gaat over het wel en wee van onze planeet. Over de natuurlijke omgeving en de mensen die daar in leven. Op welke manier de mens en hun natuurlijke omgeving elkaar beïnvloeden. Over de wereld om ons heen. Aardrijkskunde probeert leerlingen een wereldbeeld te laten opbouwen. Een wereldbeeld dat een startpunt is voor verdere ontwikkeling. Hieronder zie je hoe we deze doelen op onze school uitwerken. 2. Hoe ziet het vak aardrijkskunde er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Het vak aardrijkskunde (440 studielasturen) is in de bovenbouw in 3 profielen een profielkeuzevak, te weten: - Economie en Maatschappij (E&M) - Cultuur en Maatschappij (C&M) - Natuur en Gezondheid (N&G) In het profiel Natuur en Techniek (N&T) kiezen veel leerlingen aardrijkskunde als keuzevak. In de bovenbouw krijg je in klas 4 drie uur, in klas 5 tweeëneenhalf uur en in klas 6 twee uur aardrijkskunde. In klas 4 t/m 6 staan vijf onderwerpen, ook wel domeinen genoemd, centraal: - Wereld. In het domein Wereld staat de samenhang en verscheidenheid in de wereld centraal. We richten ons op de toenemende economische, politieke en culturele globalisering in de wereld. - Aarde. Je leert over natuurlijke verschijnselen op aarde zoals de vorming van gebergten, aardbevingen, vulkanisme en de klimaatgebieden. Ook onderzoek je actuele problemen zoals de mogelijke opwarming van de aarde. - Regio. Alles wat je hebt geleerd bij de domeinen Wereld en Aarde gebruik je bij het bestuderen van een regio. De regio die bij ons aan de orde komt is Zuidoost-Azië. - Wonen in Nederland/Leefomgeving. Het mooie van aardrijkskunde is dat je heel veel terug kan zien in je eigen omgeving. Dat doen we dan ook in de tweede fase. Je leert over stedelijke gebieden en wateroverlast in Nederland. Ook doen we zelf onderzoek in Zuid-Limburg. - Vaardigheden. Bij aardrijkskunde leer je ook praktische zaken, zoals kaartvaardigheden of onderzoek doen. Dit is geen apart onderwerp. De vaardigheden train je en gebruik je bij de andere onderwerpen.
8 / 58
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? In klas 4 start je al met schoolexamens. De onderwerpen Arm en Rijk (domein Wereld), Klimaatvraagstukken (domein Aarde) en Wonen in Nederland (domein Wonen in Nederland/Leefomgeving) worden afgesloten met een schoolexamen (SE). In klas 5 staan de onderwerpen Globalisering (domein Wereld) en Zuidoost-Azië (domein Regio) centraal. Ook deze twee onderwerpen worden afgesloten met een SE. In het begin van klas 5 doen we in Zuid-Limburg (de Limburgweek) bovendien een praktische groepsopdracht. Ook dit cijfer telt mee voor je uiteindelijke eindcijfer in klas 6. In klas 6 houden we ons bezig met Systeem Aarde (domein Aarde) en ook dit onderwerp wordt afgesloten met een SE. Daarnaast worden alle eindexamenonderwerpen herhaald en getoetst met een afsluitend SE. Alle behaalde SE-cijfers uit klas vier, vijf en zes, inclusief je P.O.-cijfer uit de Limburgweek worden gemiddeld. Dit cijfer wordt bij het behaalde cijfer op je eindexamen (CE-cijfer) opgeteld en gedeeld door twee. Dit cijfer is uiteindelijk het cijfer dat op je diploma komt te staan. De stof voor het eindexamen bestaat uit vier 4 boekjes: - Globalisering (domein Wereld) - Systeem Aarde (domein Aarde) - Wonen in Nederland (domein Wonen in Nederland/Leefomgeving) - Zuidoost-Azië (domein Regio) Daarnaast worden tijdens het examen ook de aardrijkskundige vaardigheden getoetst. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Omdat we bij Aardrijkskunde vooral in de lestijd veel doen, verwachten we een actieve houding in de les. Daarnaast vinden we het belangrijk dat je op de hoogte bent van actuele zaken in de wereld. 5. Waarom zou je het vak aardrijkskunde kiezen? Aardrijkskunde is belangrijk, omdat het gaat over belangrijke actuele thema’s, die in de samenleving spelen, zoals: - Klimaatverandering en zeespiegelstijging 9 / 58
-
Natuur- en milieurampen, extreem weer, aardbevingen, vulkanen Duurzame ontwikkeling Voedselvraagstukken en verdeling welvaart Energie- en grondstoffenvoorziening, nu en in de toekomst Europa, Nederland en het eigen leefgebied dat je deelt met anderen Mobiliteit, ruimtelijke inrichting en stedelijke vernieuwing Migratie en multiculturele samenleving Globalisering
Kortom: belangrijke, actuele onderwerpen waar je als gymnasiast zeker iets over moet weten. Kies dus aardrijkskunde, omdat: ...het een afwisselend vak is ...je een beter beeld van de wereld krijgt ...het nuttig is voor internationale contacten tijdens je studie en je latere carrière ...het vak je helpt een helicopterview te ontwikkelen (belangrijk voor management en beleid) ...je veel praktische vaardigheden opdoet ...je met aardrijkskunde een voorsprong hebt in veel vervolgopleidingen ...het je kritisch leert nadenken ...het je leert verbanden te leggen en samenhang te zien ...het geen moeilijk vak is (hoge cijfers: goed bij loting studies) ...het gegeven wordt door lieve, aantrekkelijke, slimme, briljante, grappige docenten ...het gewoon ontzettend leuk is!
10 / 58
BIOLOGIE 1. Wat zijn de doelen van het vak biologie in de Tweede Fase? Biologie is één van de vakken die thuishoren in de bètahoek. Het is dan ook een logische keuze voor leerlingen die belangstelling hebben voor biologische en (para-) medische onderwerpen. Je hebt in de eerste twee leerjaren al biologie gehad, dus het vak hoeft hier niet meer geïntroduceerd te worden als compleet nieuw vak. Het karakter van het vak in de bovenbouw is wel wat anders dan in de onderbouw. Daar was het meer beschouwend, in de bovenbouw gaan we meer de diepte in en neemt het abstractieniveau behoorlijk toe. Afgelopen schooljaar is er vanaf de vierde klas een nieuw biologie-examenprogramma van start gegaan. Dit betekent dat in de doelen van dit vak in de bovenbouw een accentverschuiving heeft plaatsgevonden van de wat hardere, meer kennis gerichte biologie die als basis dient voor het begrijpen van de wereld om ons heen naar meer contextueel gerichte biologie, waarin we starten vanuit organismen en gebeurtenissen om ons heen en daar de biologiekennis bij halen. Dit heeft als voordeel dat je op die manier ook meteen leert om die kennis op het leven om je heen toe te passen. In het nieuwe examenprogramma staan de volgende domeinen: Vaardigheden, Zelforganisatie, Zelfregulatie, Interactie, Reproductie en Evolutie. Je kunt daarbij denken aan ecologisch denken, hoe zit de stofwisseling in elkaar, afweermechanismen van organismen, moleculaire interactie maar ook gedrag, gezondheid en veiligheid.
2. Hoe ziet het vak biologie er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Het vak biologie heeft in klas 4 twee lesuren en in de klassen 5 en 6 in elk drie lesuren. Het vak biologie behandelt onderwerpen als: afweer, ecologie, voortplanting, embryologie en genetica. Dit zijn onderwerpen waar momenteel een brede maatschappelijke belangstelling voor bestaat. Daarbij valt te denken aan DNA recombinatietechnieken, klonen, euthanasie, problemen met AIDS e.d. Ook komen celbiologie, evolutie en gedrag aan de orde. In een later stadium in de bovenbouw wordt verder ingegaan op het menselijk lichaam. Het vak biologie is voor een deel concentrisch van opbouw. Dat betekent dat je onderwerpen die aan de orde zijn geweest bij een nieuw onderdeel weer nodig hebt, en dat je die kennis en vaardigheden dus bij moet houden. De nadruk komt te liggen op het toepassen van kennis, inzicht en vaardigheden. Klassikale uitleg wordt afgewisseld met beeldmateriaal, practica, zelfstandig werken en groepswerk. Er wordt gebruik gemaakt van de methode Nectar, VWO, 3de editie.
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Een groot deel van de theorie wordt getoetst op het Centraal Examen. Het schoolexamen omvat praktische opdrachten (PO’s) en toetsen (SE’s) zoals beschreven in het PTA. 11 / 58
De PO’s worden afgenomen in klas 4, 5 en 6; de schriftelijke toetsen in klas 6. De PO’s omvatten o.a. gedragsonderzoek in de Beekse Bergen, microscopie celdeling, veldonderzoek in Limburg, enzymonderzoek in lever. Het eindproduct van een PO is een verslag of tekening.
4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Van leerlingen wordt verwacht dat zij in de les actief meedoen. Het is noodzakelijk dat de lessen thuis goed worden voorbereid. Vooral leerlingen uit de Natuurprofielen vinden in de manier van werken een parallel met de andere bètavakken. Uiteraard gaan we ervan uit dat het opgegeven huiswerk gemaakt wordt. Dit wordt regelmatig gecontroleerd. Bepaalde natuurkundige, scheikundige en wiskundige kennis is onderdeel van de leerstof. Wanneer je geen natuurkunde of scheikunde in je profiel hebt, moet je er rekening mee houden dat je tijdens de les of thuis misschien wat extra tijd moet investeren om deze onderdelen onder de knie te krijgen. Interesse in- en motivatie voor het vak zijn erg belangrijk, dit maakt het leren leuker en makkelijker. 5. Waarom zou je het vak biologie kiezen? Biologie is een profielvak voor het profiel Natuur en Gezondheid of een keuzevak bij bijv. het profiel Natuur en Techniek. Het is een verplicht vak voor studies als geneeskunde, diergeneeskunde, biologie, biomedische wetenschappen. Verder geeft het vak je ook een grotere kans van slagen voor studies als farmacie, paramedische studies, levensmiddelentechnologie, bos- en natuurbeheer, psychologie e.d.. Je kunt het vak zien als een stuk algemene vorming. In onze maatschappij wordt je regelmatig geconfronteerd met thema’s waarbij biologische kennis van grote waarde is. Denk hierbij aan voedselveiligheid, resistente bacteriën, milieuveranderingen, duurzaamheid, biotechnologie, Soa’s. Lijkt het je wat, maar twijfel je nog of heb je andere vragen, ga dan eens langs bij één van de docenten biologie.
12 / 58
DUITSE TAAL EN LETTERKUNDE
Duits is in klas 4 geen nieuw vak en hoeft daarom in deze brochure niet als compleet nieuw vak geïntroduceerd te worden. Toch vragen leerlingen zich terecht af wat ze in de bovenbouw kunnen verwachten. In het onderstaande verhaal proberen we dat enigszins te verduidelijken. 1. Wat zijn de doelen van het vak Duits in de Tweede Fase? De doelen van het vak Duits kun je terugvinden in het examenprogramma voor de moderne vreemde talen. Dat programma bevat de volgende domeinen: -
Domein A Leesvaardigheid Domein B Kijk- en luistervaardigheid Domein C Gespreksvaardigheid Domein D Schrijfvaardigheid Domein E Literatuur
2. Hoe ziet het vak Duits er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? In de lessen in klas 4, 5 en 6 werken we met de methode Neue Kontakte. In deze methode worden rond bepaalde thema’s alle vaardigheden getraind die uiteindelijk getoetst worden op Schoolexamenniveau in klas 5 en hoofdzakelijk in 6. Dit zijn lees-, schrijf-, luister- en spreekvaardigheid, maar natuurlijk moet je ook woorden en grammatica leren. Wat betreft grammatica: in de klassen 4 t/m 6 worden nauwelijks nieuwe grammaticaonderdelen behandeld. Aan het einde van klas 3 heb je de basisgrammatica afgerond en vindt vanaf klas 4 bijna alleen herhaling plaats, zodat je die grammaticale kennis steeds beter kunt inzetten bij de vaardigheden die hierboven genoemd worden. Daarnaast dien je steeds vaker bepaalde vaardigheden in de praktijk te brengen. Je moet presenteren, essays en brieven schrijven, films analyseren maar ook boeken gaan lezen. Laat de Duitse literatuur nou uitgerekend meer dan 10 Nobelprijswinnaars voor literatuur in haar gelederen hebben…! Uiteindelijk vindt in klas 6 een mondeling SE plaats over o.a. 8 gelezen romans. Vanaf klas 5 wordt de literatuurgeschiedenis chronologisch behandeld met behulp van literaire fragmenten. Ook dit wordt in klas 6 afgesloten met een schriftelijk SE. Tot slot is er eveneens veel ruimte voor actuele zaken die spelen in Duitsland en/of Duitstalig gebied. Het streven is dat zoveel mogelijk Duits wordt gesproken tijdens de lessen. 13 / 58
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wordt er in het Schoolexamen gevraagd? In klas 4 zijn alle toetsen voortgangstoetsen. In klas 5 zijn de meeste toetsen dat. Er wordt in klas 5 wel van je verwacht dat je naar aanleiding van onderzoek in Aken – deze stad wordt bezocht tijdens de Limburgweek – een presentatie houdt. Dit levert het eerste SE-cijfer op. Aan het einde van klas 5 vindt een tweede Schoolexamen plaats, dat wederom spreekvaardigheid behelst. Daarbij gaat het echter om gespreksvaardigheid. Dit SE doe je dan ook als tweetal. De overige toetsen in klas 5 zijn voortgangstoetsen. De voortgangstoetsen in klas 4 en 5 hebben grammatica en idioom als inhoud, eigenlijk zoals je gewend bent uit klas 2 en 3. In klas 6 staan er vier schoolexamens op het programma: - Schrijfvaardigheid. Hierbij wordt zowel een formele brief of mail geschreven met daarnaast ook een informele of creatieve schrijfopdracht; - Luistervaardigheid. Dit schoolexamen is een toets die is ontwikkeld door CITO en bestaat uit een dvd-fragment en een luisterfragment; - Gespreksvaardigheid. Met je docent voer je een informeel gesprek waarbij tevens de boekenlijst van 8 gelezen boeken aan bod komt; - Literatuurgeschiedenis. Dit is een schriftelijk literatuurexamen over de periode 1800 tot ca. 1960. Deze schoolexamens maken voor 50% deel uit van je eindcijfer. De andere 50% komt uit het Centraal Eindexamen. Dit examen bestaat alleen uit leesvaardigheid. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Veel valt en staat in de klassen 4, 5 en 6 met discipline. De studiewijzers die je per periode krijgt hebben een zogenaamd opbouwend karakter richting Voortgangstoetsen. Als je de zaken bijhoudt, en dus trouw woordjes en grammatica leert, zal het maken van de toets stukken makkelijker gaan. Verder moet je uiteraard affiniteit met Duits (en met talen in het algemeen) hebben. Wanneer je in klas 3 een voldoende staat voor Duits dan hoef je in de jaren erna ook geen onvoldoende te staan. Je moet er alleen wel iets voor doen! Natuurlijk gaan we wel wat meer de diepte in dan in klas 2 en 3. In klas 4 vindt een reis naar Berlijn plaats die uiteraard vooral bedoeld is voor leerlingen die Duits volgen! Naast aanwezigheid in de lessen (behalve wanneer het een derde keuzevak betreft) verwachten wij een actieve houding in die lessen, de bereidheid om zelfstandig woordenlijsten door te nemen en doorzettingsvermogen. Met de juiste motivatie is iedere leerling in staat om in klas 6 een voldoende voor Duits op de eindlijst te hebben!
14 / 58
5. Waarom zou je het vak Duits kiezen? Duits is voor iedereen te doen, omdat de taal niet spectaculair lastig is. De taal is verwant aan het Nederlands wat voor een groot deel het aanleren vereenvoudigt. Het is ook nog eens de meest gesproken moedertaal van Europa! Tel daarbij op dat Duitsland de belangrijkste handelspartner van Nederland is en er nogal wat geld wordt verdiend aan die handel met Duitsland. Er is nu en ook zeker in de toekomst een grote behoefte aan mensen die Duits beheersen. En dat eigenlijk in bijna alle vakgebieden! GOETHE DEUTSCH Sinds het begin van het schooljaar 2013-2014 biedt de vakgroep Duits ook versterkt Duits aan, het zogenoemde Goethe Deutsch. Begonnen is met een cursus die opleidt voor het certificaat B1 en met ingang van september 2014 zal ook een cursus B2 aangeboden worden. B1 en B2 zijn aanduidingen voor niveaus binnen het Europees Referentiekader voor talen. Om een indicatie te geven: Om in Duitsland te mogen wonen is voor de inburgering B2 vereist. Bij de invulling van de lessen versterkt Duits wordt samengewerkt met het Goethe Institut te Amsterdam.
15 / 58
ECONOMIE
Economie is een maatschappijvak. De lesonderwerpen zijn elke dag in de krant te lezen. De Griekenlandcrisis, de euro, inflatie, werkloosheid, armoede, fusies van bedrijven, de olieprijs, de begroting in Den Haag, de AOW-leeftijd, de zorgverzekering, studiefinanciering of het sociaal leenstelsel… het zijn allemaal economische onderwerpen! Onderwerpen die bij het vak Economie aan de orde komen. 1. Wat zijn de doelen van het vak economie in de Tweede Fase? “Het vak economie bereidt leerlingen voor op een adequate deelname aan het maatschappelijk verkeer. Dit betekent dat leerlingen met behulp van de belangrijkste economische concepten de economische verschijnselen in de maatschappij begrijpen, verschijnselen waar ze als persoon in de verschillende rollen binnen huishouden, bedrijven of overheidsinstellingen mee te maken krijgen en waarbinnen zij beslissingen moeten nemen of waar zij als lid van de (nationale en internationale) samenleving mee te maken krijgen". Commissie Teulings* Er wordt je met andere woorden geleerd om met een economische bril naar de samenleving of onderdelen daarvan te kijken. 2. Hoe ziet het vak economie er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Bij het vak economie wordt gewerkt met zogenaamde concepten & contexten.
Het vak economie tracht leerlingen een beter begrip bij te brengen van de maatschappij waarin zij leven en waarin economische mechanismen (concepten) een rol spelen. De concepten zijn: Schaarste Ruil Markt Ruilen over de tijd Samenwerken en onderhandelen Risico en informatie Welvaart en groei Goede tijden, slechte tijden Leerlingen moeten een economische kijk aanleren. Ze moeten leren hoe ze de economische concepten in nieuwe contexten kunnen herkennen en toepassen. Een context is een 16 / 58
herkenbare situatie of gebeurtenis waarin de genoemde concepten een rol spelen. Bijv. werk (arbeidsmarkt), gezin, of handel met het buitenland. 3.
Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd?
Alle onderwerpen vormen samen een groter economisch systeem. De verschillende onderwerpen en theorieën worden ook modelmatig onderbouwd. Er wordt veel gelezen en gerekend. Enerzijds moet je de nieuwe concepten (theorie) leren, je moet ze vervolgens ook kunnen toepassen. Als je zwak bent in rekenen zal economie, zeker in klas 4, een grotere tijdsinvestering vragen. Goed kunnen redeneren en logisch denken zijn ook erg belangrijk. Hier wordt in de les, samen met de rekentechniek, veel aandacht aan besteed. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Van leerlingen wordt verwacht dat zij actief in de les participeren. Als je regelmatig de krant leest of het journaal kijkt, kom je vast wel onderwerpen tegen die je kunt inbrengen in de les. Dit maakt de lessen interessanter en afwisselender. Daarnaast zorg je er natuurlijk voor dat je het weekprogramma steeds netjes bijhoudt. Dit wordt, zeker in klas 4, regelmatig gecontroleerd. In de les worden aantekeningen gegeven over de stof van die week en moeilijke opdrachten worden klassikaal besproken. We werken bij Economie ook steeds meer met serious gaming als leermiddel. Door klaslokaalexperimenten en andere spellen krijg je goed zicht op hoe bijvoorbeeld markten werken. Hierbij verwachten we dat je actief meedoet. Er wordt dus een actieve, participerende houding verwacht en de bereidheid om te werken! Interesse in- en motivatie voor het vak zijn erg belangrijk, dit maakt het leren leuker en makkelijker. 5. Waarom zou je het vak economie kiezen? Economie is een mooi algemeen vormend vak met veel oog voor de actualiteit. Je leert er op een andere manier mee kijken naar de samenleving en organisaties als bedrijven en de overheid. Het is een goede basis voor veel Economie- en andere zaakstudies in het vervolgonderwijs. Daarnaast is Economie gewoon ook een leuke uitdaging voor elke gymnasiast! Helma Twilt docent Economie
* prof. dr.Teulings, hoogleraar Economie in Cambridge, was de directeur van het CPB en voorzitter van de groep die het economie-examenprogramma HAVO/VWO heeft geschreven.
17 / 58
ENGELSE TAAL EN LETTERKUNDE Het vak Engels is opgenomen in het gemeenschappelijke deel en is dus ook een verplicht vak voor iedere leerling op het Stedelijk Gymnasium. Vanaf klas 2 hebben veel leerlingen daarnaast gekozen voor het versterkte programma Engels, oftewel Cambridge-Engels. Het Cambridge programma wordt eind klas 5 afgesloten met een Advanced of Proficiency Certificate, waarna alle leerlingen in klas 6 hetzelfde programma volgen. 1. Wat zijn de doelen van het vak Engels in de Tweede Fase ? De doelen van het vak Engels kun je terugvinden in het examenprogramma voor de moderne vreemde talen. Dat programma bevat de volgende domeinen: -
Domein A Leesvaardigheid Domein B Kijk- en luistervaardigheid Domein C Gespreksvaardigheid Domein D Schrijfvaardigheid Domein E Literatuur
2. Hoe ziet het vak Engels er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Literatuurgeschiedenis is het belangrijkste onderdeel in de Bovenbouw. In klas 4 krijg je “An Introduction to Literature”, “The Old English Period” en “The Middle English Period” (t/m de Middeleeuwen). In klas 5 komen de “Renaissance” (met een integraal te lezen werk van Shakespeare) en “The Romantic Period” aan bod. In klas 6 wordt dit afgerond met “The Victorian Period”, via “Modernism” tot rond het jaar 1960. Elk jaar heb je meerdere voortgangstoetsen over een periode uit de literatuurgeschiedenis. In klas 6 zijn dat schoolexamens en heb je een mondeling examen bij je docent over 8 gelezen literaire werken. Het is de bedoeling dat je 2 werken leest in klas 4, 4 in klas 5 en 2 in klas 6. Twee van de acht werken dienen van voor 1900 te komen. De taalvaardigheden en Grammatica blijven ook in de bovenbouw heel belangrijk. Je moet je per slot van rekening voorbereiden op het Centraal Eindexamen in klas 6 (het CE) en op de schoolexamens voor luistervaardigheid, spreekvaardigheid en schrijfvaardigheid. De Cambridge-clusters dienen zich daarnaast ook voor te bereiden op hun eindexamens in klas 5: de “Advanced” (CAE) en “Proficiency Levels” (CPE). We besteden dus aandacht aan de vier vaardigheden: spreekvaardigheid, luistervaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Daarnaast moet je natuurlijk ook woordjes blijven leren. Over grammatica gesproken: in de klassen 4 t/m 6 worden geen nieuwe grammaticaonderdelen behandeld. Aan het einde van klas 3 heb je de basisgrammatica afgerond en vindt vanaf klas 4 alleen herhaling plaats, zodat je die grammaticale kennis steeds beter kunt inzetten bij de vaardigheden die hierboven genoemd worden. De Cambridge-klassen hebben twee aparte boeken: in klas 4 de methode “Gold” (die we meenemen vanuit klas 3) en in klas 5 “Objective Proficiency”. 18 / 58
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? In klas 4 en 5 zijn alle toetsen Voortgangstoetsen, m.a.w. toetsen die alleen meetellen voor de bevordering naar het volgende schooljaar. Pas in klas 6 krijg je te maken met SE's, te weten: - SE1 schrijfvaardigheid - SE2: literatuurgeschiedenis (schriftelijk) - SE3 Kijk- en luistervaardigheid - SE4: literatuurgeschiedenis (mondeling) en spreekvaardigheid/gespreksvaardigheid 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Er wordt in eerste instantie van je verwacht dat je grotere stukken stof zelfstandig kunt doorwerken. Het zal vaker dan in de onderbouw gebeuren dat je leerstof zelfstandig moet bestuderen en dat je tijdens de les aan de slag gaat met opdrachten. Je krijgt ook de kans in je eigen tempo en op je eigen niveau aan de slag te gaan. Discipline is dus van groot belang! Daarnaast is het belangrijk dat je kritisch met die leerstof kan omgaan: bij het zelfstandig bestuderen verwachten we dat je de les in komt met vragen over wat niet helemaal helder was. Wat betreft de taalvaardigheid heb je een basis gelegd in de onderbouw: daarop bouwen we in de bovenbouw verder. Samenvattend verwachten wij een actieve, opbouwende en “volwassen” houding in de lessen, de bereidheid om zelfstandig woordenlijsten door te nemen en doorzettingsvermogen. In de bovenbouw gaan leerlingen en leerkrachten op een zeer gelijkwaardige basis met elkaar om, in de wetenschap dat we het samen moeten doen! 5. Waarom zou je het vak Engels kiezen? Engels is een verplicht vak, maar het is natuurlijk vanzelfsprekend dat je voor je verdere studie en in de privésfeer heel veel hebt aan het op een hoog niveau beheersen van deze wereldtaal!
19 / 58
FILOSOFIE 1. Wat zijn de doelen van het vak filosofie in de Tweede Fase? Filosofie houdt zich bezig met vragen als: Wat is het verschil tussen mens en dier? Zijn er absolute normen en waarden die voor alle mensen gelden? Is het gevoel een bron van kennis? Is zintuiglijke waarneming altijd betrouwbaar? Wordt menselijk gedrag bepaald door de genen of door de cultuur? Heeft de mens behoefte aan een moraal? Wat maakt een redenering logisch geldig? Wat is het verschil tussen kennis en mening? Bovenstaande vragen behoren tot de deelgebieden van de filosofie, die in de lessen in de bovenbouw centraal staan: wijsgerige antropologie, ethiek, kennisleer en wetenschapsfilosofie. Dit zijn tevens de domeinen van het examenprogramma voor Filosofie op het vwo/gymnasium. 2. Hoe ziet het vak filosofie er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Bovenstaande vragen zijn een selectie van de kwesties die in de filosofielessen aan de orde komen. Zoals je ziet zijn de onderwerpen zeer verschillend. Toch bestaat er ook een verwantschap tussen dit soort vragen. Het zijn fundamentele vragen, waarop het antwoord niet direct te geven is. In de filosofie wordt geprobeerd de antwoorden zo goed mogelijk te beargumenteren. De geschiedenis van de filosofie is dan te zien als het aanleggen van een reservoir van denkbare antwoorden. Filosofie biedt geen pasklare antwoorden, maar laat zien dat het antwoord dat je geeft afhangt van het perspectief dat je kiest en de vooronderstellingen die je hanteert. Dit is waar we ons in de klas mee bezig houden. 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Filosofie wordt beoordeeld in een schoolexamen en een centraal examen. Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met als belangrijkste onderdelen: Het beantwoorden van vragen en oplossen van vraagstukken over wijsgerige antropologie, ethiek en kennis- en wetenschapsleer. Het uitvoeren van enkele praktische onderzoeksopdrachten over een filosofisch vraagstuk. Bijvoorbeeld: een literatuurstudie, het schrijven van een essay of het houden van een mondelinge voordracht. Voor het centraal examen wordt landelijk een filosofisch thema vastgesteld, waar de examenkandidaten zich in het laatste jaar speciaal op moeten voorbereiden. Zo’n thema kan bijvoorbeeld zijn: kunstmatige intelligentie, deugdethiek of de vrije wil. Dit thema wordt gekozen uit enkele deelgebieden van de filosofie: wijsgerige antropologie, ethiek, kennisleer of wetenschapsfilosofie. 20 / 58
Zowel in het schoolexamen als in het centraal examen gaat het er om de verworven kennis toe te passen. Het is van belang of je geleerd hebt om op een filosofische manier te denken en opvattingen op een deugdelijke, filosofisch verantwoorde manier te beargumenteren. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Een filosofieles begint met een vraag, een concrete ervaring of een voorbeeld. Stel, je vraagt naar het verschil tussen mannen en vrouwen. Dan moet deze vraag worden geanalyseerd. Is het verschil wezenlijk of bijkomstig? Zijn de verschillen te verklaren door onze natuurlijke aanleg of zijn ze juist een product van de cultuur waarin wij leven? Veelal zal dan blijken dat een vraag nauw verbonden is met andere vragen, dat een vraag uiteenvalt in een aantal deelvragen en dat een vraag vanuit verschillende perspectieven bekeken kan worden. Voor het beantwoorden van een vraag is het van belang de vooronderstellingen in meningen, standpunten en theorieën te onderzoeken. Kortom, waar gaat men eigenlijk van uit als men iets beweert? Welke normen en waarden spelen een belangrijke rol en wat is daarbij je mens- en wereldbeeld? Een antwoord kan gevonden worden in de geschiedenis van de filosofie, maar ook door te proberen zelf een antwoord te beargumenteren. Dit is mogelijk door zelfstudie, door een groepsgesprek of een schriftelijk werkstuk. Je krijgt zo veel informatie over de geschiedenis van de filosofie, de verschillende stromingen en de actuele meningsverschillen. Maar je leert ook een aantal vaardigheden, die voor een vervolgopleiding van groot belang zijn: Het analyseren van complexe vraagstukken Het analyseren en beoordelen van een betoog Het zelf formuleren en verdedigen van een logisch correct betoog Het achterhalen van de vooronderstellingen van een betoog Het onderkennen van verschillende posities ten aanzien van een vraagstuk. 5. Waarom zou je het vak filosofie kiezen? Vanaf de klassieke oudheid tot nu heeft de mens vragen gesteld over de werkelijkheid en de vele aspecten daarvan. Nu worden vele van deze vragen beantwoord door de moderne wetenschap. Maar er blijven dan nog een aantal belangrijke vragen onbeantwoord. Tevens roepen de moderne wetenschap en techniek ook weer nieuwe vragen op. Denk aan het milieu. Wat is eigenlijk de plaats van de mens binnen de gehele natuur? Willen we de natuur beheersen en kunnen we dat eigenlijk wel? Moeten we de mens ook tot de natuur rekenen of niet? Denk bijvoorbeeld aan genetische modificatie, waardoor het misschien mogelijk wordt een nieuw soort mens te scheppen in een laboratorium. Mag dit allemaal of moet dit verboden worden? Filosofie kan zo een samenhang laten zien in onze versnipperde wereld. Filosofie kan ook een verrijking zijn van je eigen alledaagse ervaringen en gedachten over het leven. H. Vervest Docent filosofie
21 / 58
FRANSE TAAL EN LETTERKUNDE
1. Wat zijn de doelen van het vak Frans in de Tweede Fase? De doelen van het vak Frans kun je terugvinden in het examenprogramma voor de moderne vreemde talen. Dat programma bevat de volgende domeinen: - Domein A Leesvaardigheid - Domein B Kijk- en luistervaardigheid - Domein C Gespreksvaardigheid - Domein D Schrijfvaardigheid - Domein E Literatuur 2. Hoe ziet het vak Frans er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? In klas 4 werken we met de Franstalige methode Libre Service, in klas 5 en 6 met zelf ontwikkeld materiaal. In de lessen wordt gestreefd zoveel mogelijk Frans te spreken. De vaardigheden die aan bod komen zijn: lees-, schrijf-, luister- en spreekvaardigheid. Al deze vaardigheden worden getoetst op schoolexamenniveau in klas 6. In klas 4 heb je nog geen schoolexamens, in klas 5 heb je één SE, namelijk gespreksvaardigheid. We werken met een studiewijzer. In klas 4 volgen we het boek met een afwisseling van vaardigheden. In zowel klas 5 als klas 6 concentreren we ons per periode met een selectie aan oefeningen en thema’s op een bepaalde vaardigheid. Daarnaast komt in klas 4 en 5 het hele jaar de grammatica aan bod. Dit is een verdieping en verrijking van de basis die gelegd is in de onderbouw. De vervoegingen van werkwoorden worden ook herhaald. In klas 4 en 5 vergroot je je Franse woordenschat als voorbereiding op het Centraal Eindexamen met behulp van een examenidioom. Dit toetsen we met schriftelijke overhoringen. Naast het trainen van vaardigheden zal je deze nu ook meer gaan toepassen. Je gaat leren Franse correspondentie te voeren, opstellen te schrijven, authentieke luisterdocumenten te begrijpen (ook actuele documenten zoals fragmenten van het Franse nieuws bijvoorbeeld) en presentaties te geven in het Frans. Daarnaast lezen we zowel in klas 4 als 5 klassikaal een Frans boek dat je op de literatuurlijst kunt zetten.
22 / 58
Vanaf eind klas 4/begin klas 5 wordt de Franse literatuurgeschiedenis behandeld. Te beginnen bij het ontstaan en de ontwikkeling van de Franse taal. Dan volgen we de literatuur vanaf de Middeleeuwen tot en met de hedendaagse literaire stromingen en boeken. De literatuur wordt schriftelijk én mondeling getoetst. In klas 6 is er een mondeling examen, in het Frans uiteraard, over in totaal 8 boeken en de Franse literatuurgeschiedenis. Naast dit alles besteden we ook volop aandacht aan Frankrijkkunde. De Franse cultuur met zijn eet- en leefgewoontes, feestdagen, actuele zaken , Franse films, toneelstukken, etc.. 3. Wat moet je kennen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op domein A, namelijk Leesvaardigheid. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft betrekking op de domeinen B t/m E, die hierboven genoemd staan. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Je interesse in en voorliefde voor de Franse taal is onontbeerlijk. Een goede ondergrond is natuurlijk belangrijk maar meer nog je motivatie en inzet. Aan de hand van de studiewijzer heb je de planning per periode en weet je wat er van je wordt verwacht. We gaan uit van een actieve, open, leergierige en zelfstandige houding. Als je trouw alles bijhoudt, hoeft het vak Frans zeker geen struikelblok te worden voor het behalen van je Gymnasiumdiploma met een mooi cijfer voor Frans oftewel “La langue de Molière” . 5. Waarom zou je het vak Frans kiezen? Door Frans te kiezen ga je verder werken aan de verwerving van deze mooie en zeker niet al te lastige taal. Het is ten zeerste aan te raden één of twee moderne vreemde talen te kiezen in je profiel. Een moderne vreemde taal past bij elk profiel ! En: Wist je dat … - In alle Europese internationale organisaties ter wereld zoals de Europese Commissie en de Verenigde Naties één van de officiële werktalen Frans is. - Ten minste 220 miljoen mensen in 75 landen over de hele wereld Frans spreken? Van Canada en Haïti tot Afrika, Azië en Oceanië. - 75 miljoen Europeanen Frans als moedertaal hebben. Aan Frans heb je echt wat … - Als je gaat studeren aan een universiteit of hogeschool. Je vergroot je kansen om tijdens je studie stage te kunnen lopen in een Franstalig land en/of gebied en later op bijvoorbeeld een baan in Franstalige gebieden. - Als je kiest voor een tussenjaar kun je je met Frans in vele landen goed redden: denk aan ontwikkelingswerk in Afrika of au pair in Canada. 23 / 58
- Als je later een baan zoekt. Frankrijk en België staan in de top 3 van de landen waarmee Nederland handel drijft. Ook met Marokko worden de economische contacten steeds intensiever. [Bronvermelding punt 5: www.franszelfsprekend.nl]
DELF junior Zin in een extra uitdaging en verdieping van de Franse taal? Volg dan de module Versterkt Frans – DELF Junior. De sectie Frans biedt leerlingen van klas 5 en 6 de mogelijkheid om in een beperkt aantal lessen en met zelfstudie, voorbereid te worden op het DELF examen op niveau B1 of B2. Dus wat let je om ook deze kans te grijpen! Het DELF (Diplome d’Études en Langue Française) is een officieel diploma van het Franse Ministerie van Onderwijs. Het DELF kent in totaal 4 niveaus die overeenkomen met het Europees Referentiekader van de Raad van Europa (A1,A2,B1,B2). De organisatie in Nederland is in handen van het Institut Français des Pays-Bas. Het DELF junior is er speciaal voor leerlingen van de middelbare school, de thema’s zijn aangepast aan de leefwereld van middelbare scholieren. Het examen is niet alleen gericht op taalkundige aspecten, maar ook op sociale en culturele competenties. De onderdelen die getoetst worden, zijn: luister-, lees-, schrijf- en spreekvaardigheid. Met het DELF diploma kan de Franse taalkennis van de leerlingen internationaal worden aangetoond.
24 / 58
GESCHIEDENIS 1. Wat zijn de doelen van het vak geschiedenis in de Tweede Fase? Het is de bedoeling dat het schoolvak geschiedenis leerlingen een algemeen historisch kader verschaft waar zij telkens op kunnen terugvallen. Het vak geeft inzicht in menselijk handelen, maatschappelijke processen en sociale verhoudingen. Je leert andere culturen maar ook je eigen cultuur beter begrijpen. Door het vak geschiedenis wordt bovendien een breed scala aan vaardigheden verder ontwikkeld. Bronnen onderzoeken en op waarde schatten, interpreteren, (kritisch) analyseren, besef van chronologie, in de tijd kunnen plaatsen, oorzaak, aanleiding en gevolg kunnen benoemen, feit van mening onderscheiden, discussiëren, redeneren, beargumenteren en natuurlijk mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden. 2. Hoe ziet het vak geschiedenis er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? We werken we in de bovenbouw toe naar een nieuw eindexamen geschiedenis. In 2014 zal het laatste “oude” examen afgenomen worden in klas 6 waarbij alleen twee thema’s geëxamineerd worden. Vanaf 2015 ziet het eindexamen, en dus het programma in de bovenbouw, er heel anders uit. De stof van het centraal examen zal bestaan uit een overzicht van de tien tijdvakken, waarbij oriëntatiekennis en historisch denken en redeneren centraal staan maar ook de geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie aan bod komen. Aan de volgende onderwerpen, historische contexten genoemd, wordt extra aandacht besteed: - Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden - Verlichtingsideeën en de democratische revoluties 1650-1848 - Duitsland 1871-1945 - Koude Oorlog 1945-1991 Aan deze ‘historische contexten’ gaan we dus extra aandacht en tijd besteden maar het komt er op neer dat we tot en met het eindexamen de geschiedenis van de oermens tot nu behandelen. In de bovenbouw zal dat op een andere manier gebeuren dan in de onderbouw met meer nadruk op analyse en verbanden. Daarbij passeert dus van alles de revue. Je kan bijvoorbeeld denken aan de machtige farao’s, misdaad en straf in de middeleeuwen, de Nederlandse Opstand, de Franse revolutie als moeder der revoluties, modern imperialisme, de grondwetsherziening van Thorbecke, de wereldoorlogen, het proces van dekolonisatie, de hippietijd, de oliecrisis, de val van Srebrenica, de politieke moord op Pim Fortuyn of de aanslag op de Twin Towers. Een aantal keren diepen we een thema verder uit. 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt er in het Schoolexamen gevraagd? Het schoolexamen begint al meteen in klas 4. Sommige toetsen zijn voortgangstoetsen en tellen alleen mee voor de overgang naar klas 5 maar andere toetsen zijn echte examens die een onderdeel vormen van het eindcijfer. Er zijn gewone leertoetsen maar ook praktische opdrachten die tot het schoolexamen behoren. 25 / 58
In de zesde klas nemen we ook een mondeling schoolexamen af waarbij een leerling zich aan de hand van twee boeken helemaal verdiept in een onderwerp dat hij/zij zelf uitkiest. Op het Centraal Examen worden de zaken getoetst die hierboven al beschreven zijn. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Geschiedenis is een vak dat je een beetje moet beleven. Door te praten, lezen, luisteren en kijken moet het verleden voor je gaan leven. We vertellen veel in onze lessen, soms aan de hand van powerpoint-presentaties, waarbij je aantekeningen maakt of we laten filmfragmenten zien waar we vragen over stellen. We hebben een aantal praktische opdrachten waarbij je zelf bronnen moet onderzoeken. Regelmatig wordt ook de krant of het journaal erbij gehaald om samen te bekijken wat de historische achtergrond is van actuele kwesties. Uiteraard gaan we ook vaak met elkaar in discussie om de geesten te scherpen. Van leerlingen wordt vanzelfsprekend verwacht dat zij belangstelling tonen en actief meedoen in de les. Het huiswerk voor geschiedenis valt over het algemeen wel mee. Je moet vaak iets lezen om goed bij te blijven en soms wat opdrachten maken. Er zijn wel piekperiodes waarin we extra inzet vragen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je een betoog of verslag moet schrijven of zelf een presentatie moet voorbereiden. 5. Waarom zou je het vak geschiedenis kiezen? De wereld van vandaag wortelt in het verleden. Door het vak geschiedenis verwerven leerlingen een schat aan kennis, inzicht en vaardigheden waarmee zij de wereld en de tijd waarin zij leven beter kunnen begrijpen. Het vak geschiedenis is verplicht in het C&M en E&M-profiel en een keuzevak voor leerlingen in een NG-profiel. Geschiedenis is in de eerste plaats gewoon een heel leuk, boeiend vak. Een vak vol verhalen uit het verleden waarbij we ook steeds weer op zoek gaan naar de link met het heden.
26 / 58
INFORMATICA 1. Wat zijn de doelen van het vak informatica in de Tweede fase? Informatica zoals wij het invullen is voornamelijk een ‘doe-vak’. Dat betekent dat je heel veel achter de computer zit. Alle leerstof is alleen maar digitaal beschikbaar. Een boek was anno 2009 al zo passé, laat staan in 2014! Informatica is natuurlijk geen informatiekunde. Informatica kijkt achter de programma’s en in de computer. Het gaat bijvoorbeeld over hoe je een website netjes programmeert (en dan niet met FrontPage of DreamWeaver) of wat erbij komt kijken als een programma (software) ontwikkeld moet worden. Daarbij moet je rekening houden met de (on)mogelijkheden van alle onderdelen van de computer (hardware) en van de gebruikers. Informatica zoals het op het voortgezet onderwijs wordt gegeven, leidt je niet op tot informaticus of programmeur. Wel laten we je een beetje proeven aan veel deelgebieden binnen de informatica. In het examenprogramma worden de volgende domeinen genoemd: A: informatica in perspectief: wetenschap, technologie, maatschappij, studie/beroep B: Basisbegrippen en vaardigheden C: Systemen en hun structurering D: Toepassingen in samenhang: methoden en technieken van projectmanagement en systeemontwikkeling. 2. Hoe ziet het vak informatica er uit in de Tweede Fase op het Stedelijk Gymnasium? Wat gaan we doen in klas 4? (3 uur per week) Heel veel praktijk, maar er moet ook theorie geleerd worden. - Theorietoets over bits, bytes en communicatie - Website bouwen - Klein netwerk ontwerpen - Programmeren (met Java) Wat gaan we doen in klas 5? (2 uur per week) Ook veel praktijk! - Theorietoetsen - Eenvoudige applicaties bouwen - Een spel ontwerpen, projectvorm - De website van klas 4 aanvullen met interactieve opties. Wat gaan we doen in klas 6? (2½ uur per week) Weer veel praktijk! - Databases bevragen (Hoe moet een vraag aan Magister worden gesteld, zodat de juiste gegevens zichtbaar worden?) - Databases bouwen (Hoe maak je een programma als Magister?) - De website van klas 5 aanvullen met interactieve opties die in een database kunnen worden opgeslagen en ook weer kunnen worden opgevraagd. (Een soort van Magister op je eigen website, of een webwinkeltje.) 27 / 58
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt er in het Schoolexamen gevraagd? Informatica kent geen centraal examen; alleen een schoolexamen. Alle cijfers van de toetsen samen vormen het eindcijfer voor informatica. Daarbij zijn theoretische toetsen, praktische opdrachten (individueel en in groepsverband) en praktische toetsen (in een beperkte tijd moet een opdracht worden vervuld). Theoretische toetsen gaan over de theorie. Hoe verloopt de communicatie de verschillende onderdelen in de computer en tussen computers onderling, het beoordelen van de specificaties in een advertentie van een pc, wat moet er allemaal gebeuren voordat een computer is opgestart, hoe zitten programmeertalen in elkaar en hoe wordt er gewerkt in de ICT-sector? Praktische opdrachten gaan over het bouwen van een website (drie keer), het inrichten van een computernetwerk en het werken in een projectgroep die een Game moet opleveren. De praktische toetsen ten slotte gaan over programmeren. In een beperkte tijd moet je een goed werkend programma in elkaar zetten, volgens geleerde regels 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Bereidheid tot zelfstandig werken en interesse in de wereld van de informatieverwerking zijn noodzakelijke vaardigheden. Ook affiniteit met de bètavakken (wiskunde, natuurkunde) is wel wenselijk. Er wordt ook discipline verwacht. Met de computer kun je immers ook dingen doen en websites bezoeken, die niets met de inhoud van het vak te maken hebben of de theorie ondersteunen dan wel verduidelijken. Je moet die verleiding kunnen weerstaan. Discipline ook in het op tijd inleveren van de (huiswerk)opdrachten. 5. Waarom zou je het vak informatica kiezen? Natuurlijk is het onmogelijk om hier in een stuk proza alles over informatica te vertellen en alle interactieve programma’s te laten zien of te beschrijven. Met name daar om heb ik speciaal voor de leerlingen van klas 3 een website gemaakt, waar nog veel meer staat dan in dit stukje tekst, met voorbeelden. Een applet kun je nu eenmaal niet op papier laten werken. Informatica is te boeiend om te laten liggen. Het vak maakt een snelle ontwikkeling door en zal later bijzonder nuttig blijken te zijn. Bij elke studie wordt van je verwacht dat je met een computer kunt omgaan. In welk beroep kom je geen informatiesystemen tegen of werk je niet met een computer of in een (project)groep? Bij informatica leer je niet alleen van de leraar of uit het boek, want dat hebben we niet. Zo passé! Je leert ook van elkaar en met elkaar. Er is vaak wel een medeleerling die jouw vraag kan beantwoorden. Je hebt elkaars kennis en vaardigheid nodig om de projecten tot een goed einde te brengen. De website is te vinden op http://www.leerling-informatica.presteert.nl Of neem de link in het startmenu van de schoolcomputers (Alle programma’s – Onderwijs Informatica – website informatica – Introductie klas 3) R. Martens 28 / 58
KLASSIEKE TALEN Latijn en Grieks in de bovenbouw 1. Wat zijn de doelen van Klassieke Talen in de Tweede Fase? Het onderwijs Klassieke Talen is er op gericht dat leerlingen: - kennis van de Griekse en Latijnse taal en cultuur verwerven gericht op het kunnen lezen en vertalen van teksten in het Grieks en Latijn; deze teksten sluiten aan bij en bouwen voort op de ervaringswereld van de leerlingen en hun ontwikkelingsniveau. - relaties leren leggen tussen elementen van de cultuur van de Oudheid en van de latere Europese cultuur - en waar mogelijk andere culturen. - zich een mening vormen over aspecten van de cultuur waarin zij leven, door confrontatie met de cultuur van de oudheid. 2. Hoe zien de Klassieke Talen er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Bij de Klassieke Talen wordt eerst met behulp van de leergang (Fortuna en Pallas) de grammatica verder behandeld. Deze zal in de 2e helft van het 4e jaar afgerond worden. Tegelijkertijd wordt gestart met lezen van originele, niet aangepaste teksten. De moeilijkheidsgraad zal na verloop wat toenemen: in de 5e en 6e zijn de teksten op eindexamenniveau. De keuze van de teksten verschilt per jaar, deels ook afhankelijk van de voorgeschreven schrijver voor het landelijk eindexamen. De bedoeling is dat er verschillende genres en schrijvers aan bod komen. De teksten zijn vaak rond een centraal thema gekozen. Naast het omzetten van de oorspronkelijke Latijnse en Griekse teksten in fatsoenlijk Nederlands zal er ook ingegaan worden op begrip van het onderwerp en zal dit in een historisch en theoretisch kader geplaatst worden. De onderwerpen die aan bod kunnen komen variëren van lichte mythologische verhalen tot zwaardere filosofische discussies. 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt er in het Schoolexamen gevraagd? Je wordt verondersteld in de onderbouw ruim voldoende grammaticale kennis te hebben opgebouwd. Mocht dat (nog) niet het geval zijn, dan worden pittige grammaticale kwesties, die veelvuldig in de teksten voorkomen, in de bovenbouw nog eens behandeld en kort geoefend. Daar is echter niet heel veel tijd voor in de lessen. In de vijfde en zesde klas wordt uiteindelijk met het woordenboek gewerkt. Dit biedt een ruime schat aan informatie over woordbetekenis en grammatica. Maar het gebruik hiervan vergt een speciale techniek. Deze zal je je geleidelijk eigen moeten maken. Zonder basiskennis van woorden en grammatica zal het gebruik van een woordenboek zeer lastig en tijdrovend worden. Zeker wanneer de moeilijkheidsgraad en het leestempo omhoog gaan. Alle teksten die gelezen worden in de 5e en de 6e zijn onderdeel van schoolexamens of het eindexamen.
29 / 58
Op het Centraal eindexamen en het Schoolexamen wordt de reflectie van de leerling op de gelezen teksten en de antieke cultuur getoetst. Ook wordt de reflectie van de leerling op de relaties tussen de antieke cultuur en de latere Europese cultuur getoetst. Van de leerling wordt ook verwacht dat hij een voor hem/haar onbekende tekst kan vertalen. Op het Schoolexamen wordt ook getoetst of de leerling een beargumenteerde mening kan geven over de inhoud van de gelezen teksten of over klassieke cultuuruitingen, ook in relatie tot latere Europese cultuuruitingen. Ook moet de leerling laten zien dat hij in staat is om op een adequate wijze het woordenboek te gebruiken en van de mogelijkheden van ICT gebruik kan maken. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Van de leerlingen wordt verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren aan het klassikaal verwerken van soms pittige teksten. Ze moeten kunnen reflecteren over de inhoud ervan en over overeenkomsten en verschillen tussen het Grieks/Latijn en het Nederlands. Een gedeelte van deze teksten dient de leerling thuis voor te bereiden, zodat deze in de klas behandeld kunnen worden. Een leerling moet in staat zijn de keuzes die hij bij het vertalen gemaakt heeft klassikaal te verwoorden en te verdedigen. Daarnaast moet hij kunnen reflecteren over de inhoud van de vertaling. Alleen op deze manier kunnen begrip en vertaalvaardigheid gaandeweg vergroot worden. Interesse in- en motivatie voor het vak zijn erg belangrijk, dit maakt het leren makkelijker en leuker. 5. Waarom zou je een keuze maken voor Latijn of Grieks? Aangezien het verplicht is om in minimaal één klassieke taal eindexamen te doen, moeten alle leerlingen die hier op school een diploma willen halen een keuze maken tussen Latijn of Grieks. Belangrijk daarbij is of je gemotiveerd bent voor, en geïnteresseerd bent in het vak dat je wil kiezen. Natuurlijk kun je in je overweging ook mee laten spelen of het ene vak je beter ligt dan het andere. Mocht je er dan nog niet uitkomen, kun je ook bij je docent Klassieke Talen informeren naar de inhoud van de teksten die je leest in de bovenbouw. Op basis van die informatie kun je dan beslissen wat jou het meeste aanspreekt. Natuurlijk kun je, als je echt niet kunt kiezen, altijd beide vakken kiezen in de bovenbouw!
30 / 58
LICHAMELIJKE OPVOEDING 1. Wat zijn de doelen van het vak L.O. in de Tweede Fase? L.O. dient een rol te spelen bij de toekomstoriëntatie (zowel in de breedte als in de diepte) van de leerling op de bewegingscultuur. Bewegingsonderwijs moet de leerling helpen een verstandige en positieve keuze te maken voor zelfstandige, verantwoorde, perspectiefrijke en blijvende deelname aan de bewegingscultuur. Bewegen De leerling moet zijn/haar bewegingsvaardigheid en daarmee het vertrouwen in eigen kunnen vergroten in activiteiten van zijn/haar keuze. Bewegen en Regelen De leerling moet, al of niet in leidinggevende rollen (instructeur, coach/begeleider, scheidsrechter en/of organisator), zelfstandig bewegingssituaties kunnen inrichten, op gang houden en veranderen. Met het leren regelen wordt vooral een appèl gedaan aan de toenemende zelfstandigheid van de leerling. Daarmee wordt hij/zij ook steeds meer verantwoordelijk voor zijn/haar eigen leerproces. Bewegen en Gezondheid De leerling moet leren inzien dat bewegen en inspanning invloed heeft op de gezondheid en fitheid. Daarbij dient hij/zij te ervaren en zicht te krijgen op welke wijze de fitheid (kracht, snelheid, coördinatievermogen, uithoudingsvermogen en lenigheid) bevorderd kan worden. Bewegen en Samenleving De leerling moet leren de persoonlijke vraag naar sport en bewegen af te stemmen op het aanbod. Daarbij gaat het ook om het opdoen van kennis, inzicht en ervaring met betrekking tot de maatschappelijke betekenis van sport, bewegen en lichamelijkheid. 2. Hoe ziet het vak L.O. er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Alle onderdelen die in de onderbouw behandeld zijn, komen in de bovenbouw in principe ook weer aan bod. - Er wordt verder/dieper ingegaan op de verschillende technieken en tactieken bij de onderdelen spel. - Het turnen wordt verder uitgebouwd en ook het daarbij behorende hulpverlenen. - Bij bewegen op muziek wordt in groepjes een eigen bewegingscompositie gemaakt. - Boksen wordt als verdedigingssport behandeld. - Atletiek wordt afgesloten in klas 4. In klas 5 kunnen er keuzes gemaakt worden binnen het onderdeel turnen en tussen bewegen op muziek en boksen. Ook is er in klas 5 een periode van keuzeactiviteiten, waarbij je kunt kiezen uit sporten die op school niet aan bod komen. 31 / 58
Een en ander hangt af van de beschikbaarheid van de gymzaal. Hierdoor kunnen onderdelen van klas 5 verschoven worden en in klas 4 of 6 behandeld en beoordeeld worden. In klas 4 en 5 krijg je een theoretische opdracht die betrekking heeft op ‘Bewegen en Samenleving’ en ‘Bewegen en Gezondheid’. (handelingsdeel) 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen? LO kent geen CE. De afsluiting van het vak vindt op school plaats. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Van de leerlingen wordt verwacht dat zij actief meedoen in de les. 100 procent aanwezigheid! Mocht je om een bepaalde reden niet kunnen deelnemen aan de les L.O. dan ben je verplicht een vervangende (theoretische) opdracht te maken. Beoordeling: In klas 4 en 5 krijg je een cijfer op je rapport. In klas 6 krijg je een eindbeoordeling in de vorm van een letter V(oldoende) of G(oed). Deze wordt samengesteld uit je cijfers voor bewegingsvaardigheden, behaald in klas 4, 5 en 6 en je cijfers voor de handelingsdelen. Deze eindbeoordeling wordt meegeteld in de slaag/zakregeling. 5. Waarom zou je het vak L.O. kiezen? L.O. zit in het Algemeen Deel.
32 / 58
MAATSCHAPPIJLEER Het vak maatschappijleer is voor iedere leerling verplicht en wordt alleen gegeven in klas 4. In dat jaar rond je het vak dan ook af. Momenteel vormt maatschappijleer een combinatiecijfer met waarschijnlijk je profielwerkstuk. Daar is op dit moment nog geen duidelijkheid over. Het gemiddelde van deze cijfers wordt dus één cijfer op je eindlijst in klas 6. Wat is dat nu voor een vak, maatschappijleer? We gaan kijken hoe wij in Nederland onze samenleving hebben georganiseerd. We leven met zo’n 16 miljoen Nederlanders op een heel klein stukje aarde en dan kunnen verschillende belangen botsen en kan dat leiden tot problemen in onze samenleving. 1. Wat zijn de doelen van het vak maatschappijleer in de Tweede Fase? Je neemt kennis van de belangrijkste problemen in ons land die worden veroorzaakt door het samenkomen van verschillende belangen. Je kunt daarin een standpunt innemen door met argumenten een mening te formuleren. 2. Hoe ziet het vak maatschappijleer er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Na een kort inleidend hoofdstuk waar je je een aantal basisbegrippen eigen maakt behandelen we vier thema’s: -
De rechtsstaat Parlementaire democratie Pluriforme samenleving Verzorgingsstaat
De rechtsstaat: We gaan kijken wat dat betekent, Nederland is een rechtsstaat. Wat mag je in ons land nu wel en niet? Welke regels zijn er en hoe zit het met de rol van de overheid? En als je nu een strafbaar feit pleegt, wat gebeurt er dan? Welke straffen zijn er, wat is onschuldvermoeden, proportioneel geweld, en waarom krijgen sommigen verdachten geen straf terwijl ze toch schuldig zijn?
33 / 58
Parlementaire democratie:
Wat houdt dat in? Hoe worden besluiten in Nederland genomen? Welke politieke stromingen en partijen zijn er eigenlijk? Wat is het verschil tussen regering en parlement en hoe worden in Nederland verkiezingen georganiseerd?
Pluriforme samenleving:
In dit hoofdstuk gaan we het hebben over cultuur. Welke culturen zijn er in Nederland? Uiteraard is er een verschil tussen mensen in afkomst, maar ook in beroep, leeftijd, sociale status. Dit levert botsende belangen op. Welke belangen zijn dat? En hoe lossen we die op?
Verzorgingsstaat:
In Nederland neemt de staat de verantwoordelijkheid op zich voor het welzijn van haar burgers. ‘Verzorging van de wieg tot het graf’. Maar wie betaalt dat eigenlijk? Hoe hebben we dat geregeld? Wat zijn uitkeringen eigenlijk? Wat is het verschil tussen de bijstand en een WW-uitkering? Hoe komt het dat de verzorgingsstaat onbetaalbaar dreigt te worden en wat moeten we daar aan doen? We moeten keuzes maken!
34 / 58
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Deze onderwerpen worden getoetst met een voortgangstoets, schriftelijke overhoringen en 4 schoolexamens. Daarnaast krijg je een praktische opdracht in de vorm van een debat. Ook dit levert een SE-cijfer op. Voor de weging van deze cijfers kun je het P.T.A. raadplegen. Deze PO wordt eerst geoefend met een debat dag waarbij trainers van het debatinstituut je leren hoe je het beste kunt debatteren. Van hoe moet je staan tot hoe je het beste argumenten kunt formuleren. Ten slotte gaan we ook nog op stap. Ergens in het jaar gaan we op excursie naar Den Haag alwaar we een bezoek gaan brengen aan ons parlement. Maatschappijleer is geen eindexamenvak en dus krijg je alleen 5 schoolexamencijfers. In deze examens zal gevraagd worden naar de organisatie van resp. de rechtsstaat, de parlementaire democratie, de pluriforme samenleving en de verzorgingsstaat. Daarbij kun je een aantal maatschappelijke vraagstukken op deze deelterreinen herkennen en/of benoemen. Ook kun je een aantal standpunten uiteen zetten. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Uiteraard wordt er een actieve houding van je verwacht in de les omdat we je gaan leren een standpunt in te nemen, onderbouwd met argumenten. Voor verdere informatie kun je altijd terecht bij mevr. Wagemakers, mevr. Scheltema, mevr. Vollaard of dhr. Van Meer 5. Waarom zou je het vak maatschappijleer kiezen? Deze vraag is niet van toepassing, maatschappijleer is een voor iedereen verplicht vak in het algemeen deel.
35 / 58
MUZIEK 1. Wat zijn de doelen van het vak muziek in de Tweede Fase? In de Tweede Fase vindt er verdieping en verrijking plaats van het vak muziek, zowel op theoretisch als praktisch vlak. Door zowel klassikaal als in kleine ensembles vocaal en/of instrumentaal te musiceren wordt de geleerde theorie gelijk in de praktijk gebracht. Ook krijg je meer inzicht in de muziek door het verder ontwikkelen van een analytisch luistervermogen (herkennen van de muziekinstrumenten, de structuur van een compositie) en van de historische ontwikkeling van muziek (van de Middeleeuwen tot heden), waarbij gebruik wordt gemaakt luistervoorbeelden. 2. Hoe ziet het vak muziek er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Muziek heeft in klas 4, 5 en 6 een aantal onderdelen waar je elke week wel op de één of andere manier mee bezig bent: Practicum: in de klas worden groepen gevormd die muziekstukken en liederen gaan instuderen (zelfstandig en met hulp van de docent). Muziekgeschiedenis vormt ook een belangrijk onderdeel: je leert in woord en beeld (o.a. video, CD rom e.d.) hoe de klassieke muziek en de popmuziek zich in de afgelopen eeuwen hebben ontwikkeld en wat de samenhang is met de andere kunsten. Algemene muziekleer: hierin komen aan de orde: notenleer (je leert prima muziek lezen), instrumentenkennis, kennis van componeren, kennis van orkesten, groepen en ensembles, kennis van opera, operette en musical. Je leert de verschillende pop- en klassieke stijlen kennen, herkennen en van elkaar onderscheiden. Je bezoekt samen met de andere leerlingen enkele muziekvoorstellingen. 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Op het CE wordt getoetst of je een muzieknotatie en een partituur kunt volgen en muzikale aSpecten kunt herkennen en benoemen. Ook het analyseren van muzikale structuren naar aanleiding van klinkende voorbeelden wordt in het Centraal Examen getoetst en tevens laat je zien dat je een historische ordening kunt aanbrengen in de ontwikkeling van muzikale vormen en genres. In de Schoolexamens worden alle praktische vaardigheden getoetst zoals het improviseren en componeren vanuit een muzikaal gegeven, notenleer en het uitvoeren van een gevarieerd repertoire van één- en meerstemmige vocale en/of instrumentale muziek. Dit laatste Schoolexamen wordt getoetst tijdens een openbaar concert. Verder laat je zien dat je op de hoogte bent van de verschillende studies en beroepen waar het vak muziek een belangrijke rol speelt. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Je moet muziek leuk en interessant vinden. Je moet graag naar muziek luisteren. 36 / 58
Je moet durven spelen en zingen (je hoeft het nog niet echt goed te kunnen, je leert dit in de les). Als je een muziekinstrument bespeelt, is dit zeker een voordeel maar het is niet noodzakelijk; je kunt je ook bekwamen op de slaginstrumenten die we op school hebben, je stem als ‘instrument’ nemen of zelf muziekles op een instrument gaan nemen. Je moet, net als voor de andere vakken, hard voor dit vak willen werken. Het is immers uiteraard meer, diepgaander en moeilijker dan in klas 1 en 2. Denk niet dat als je een instrument bespeelt het vak muziek te gemakkelijk zou zijn of te weinig uitdaging zou bieden. Het zal vrij gemakkelijk voor je beginnen, maar geleidelijk toch interessanter, moeilijker en uitdagender worden. 5. Waarom zou je het vak muziek kiezen? Muziek is overal om ons heen. We luisteren naar muziek en maken zelf muziek. Muziek is een fundamenteel onderdeel van onze cultuur. Het biedt niet alleen plezier en ontspanning, maar geeft ook een kijkje in de identiteit van mensen en culturen. Muziek is wereldwijd een belangrijk communicatiemiddel: door muziek te spelen, zingen en componeren worden emoties opgeroepen en uitgedrukt. Daarnaast helpt muziek om motorische, sociale, cognitieve en zintuiglijke vaardigheden op te bouwen en draagt het bij aan de ontwikkeling van creativiteit. Muziek is dus nuttig, maar vooral ook erg leuk! Je kiest voor het vak muziek, omdat…. - je van muziek houdt - je graag muziek maakt, alleen of met anderen - het een afwisselend vak is - je veel praktische muzikale vaardigheden opdoet - je graag meer wilt weten van muzikale perioden en stijlen - voor een aantal vervolgstudies het een belangrijk vak is: conservatorium, muziekwetenschap, theaterwetenschap, kleinkunstacademie, toneelschool, muziektechnologie, akoestiek…etc. - als muziek je hobby is, je je verder in je hobby kunt bekwamen en verdiepen - het gewoon een ontzettend leuk vak is! Verdere informatie bij mevrouw Andrik en/of de heer Van Dun.
37 / 58
NATUURKUNDE 1. Wat zijn de doelen van het vak natuurkunde in de Tweede Fase? Het doel van het vak natuurkunde is in zijn algemeenheid de gedragingen van de wereld om ons heen gade te slaan en te verklaren waarom dingen gebeuren zoals ze gebeuren. In de tweede en derde klas zijn we daarmee begonnen en hebben geprobeerd je de ogen te openen voor die levenloze wereld. Waarom zijn er verschillende kleuren? Het licht van een lamp verandert niet omdat er een groene in plaats van een rode doos wordt neergezet. Toch nemen wij iets anders waar. Namelijk groen of rood. Waarom wordt de snelheid van een parachutist die uit een vliegtuig springt niet steeds groter, maar bereikt hij een maximale snelheid? Vallen zware voorwerpen wel sneller dan lichte? Het doel van natuurkunde is het vinden en begrijpen van regels die ten grondslag liggen aan de voorvallen die we om ons heen waarnemen. Die regels proberen we dan zo algemeen mogelijk op te schrijven, zodat we ze ook ergens anders kunnen toepassen. 2. Hoe ziet het vak natuurkunde er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Natuurkunde wordt klassikaal aangeboden, met ruimte voor het individu. Er is een degelijk leerboek, waarin de leerstof op een heldere manier staat uitgelegd. De docenten geven een toelichting en verduidelijking op hetgeen in het boek staat. Verwerking van de leerstof gebeurt door het oplossen van problemen. Om de wereld om ons heen te kunnen verklaren, moeten we experimenten bedenken, opzetten en uitvoeren om onze hypotheses te kunnen controleren of de waarde van een constante of stofeigenschap te kunnen vaststellen. Daar komt dan de weerbarstigheid van de praktijk om de hoek kijken. Dat wat in een formule exact is uit te rekenen, blijkt in te praktijk toch minder exact vast te stellen. 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Om deze vraag degelijk te kunnen beantwoorden, moet verwezen worden naar het Examenprogramma, zoals vastgesteld door de wetgever. Daar staat precies verwoord over welke kennis en vaardigheden een kandidaat moet beschikken om het examen met goed gevolg te kunnen afronden. Het enige dat hier aan toegevoegd kan worden, zijn subjectieve zaken, zoals een dosis nieuwsgierigheid naar de wereld om ons heen, een gezonde hang naar kennis over die levenloze wereld en een werkhouding en denkvermogen die passen bij de exacte wetenschappen. Voor meer informatie, zie: www.examenblad.nl 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Een dosis nieuwsgierigheid naar de wereld om ons heen, een gezonde hang naar kennis over die levenloze wereld en een werkhouding die past bij de exacte wetenschappen zijn zaken die ook in de vorige alinea ter sprake gebracht zijn, maar ook in deze alinea op zijn plaats zijn. Verder moet je bereid zijn om zelf na te denken om je het inzicht te verwerven dat ten grondslag ligt aan de aangeboden wetten en regels. Alleen maar een formule kunnen leren en er getallen in kunnen invullen is niet voldoende. 38 / 58
Om de wereld om ons heen te kunnen verklaren, moeten experimenten bedacht, opgezet en uitgevoerd worden om onze hypothese te kunnen controleren of de waarde van een constante of stofeigenschap te kunnen vaststellen. Van zo’n experiment moet dan een verslag worden gemaakt, om de rest van de wereld in kennis te stellen van de uitkomsten van deze zoektocht. 5. Waarom zou je het vak natuurkunde kiezen? Natuurkunde is een van de belangrijkste vakken in de exacte wetenschap en leunt sterk op wiskunde. Daar worden de vaardigheden aangeleerd, die bij natuurkunde toegepast kunnen worden. De basis van de natuurwetenschappen werd gelegd door de natuurkunde, waar andere disciplines mee verder zijn gegaan. Jouw telefoon zou zonder het onderzoek van de natuurkunde niet hebben bestaan. Vervolgopleidingen stellen om die reden terecht natuurkunde als verplicht vak.
39 / 58
NEDERLANDSE TAAL EN LETTERKUNDE 1. Wat zijn de doelen van het vak Nederlands in de Tweede Fase? Bij Nederlands onderscheiden we de volgende onderdelen: leesvaardigheid, mondelinge taalvaardigheid, schrijfvaardigheid, argumentatieve vaardigheden en literatuur. We leiden op tot minimaal referentieniveau 4F; het niveau waarop ook het Centraal Examen wordt afgenomen. 2. Hoe ziet het vak Nederlands er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Aan de ene kant werk je aan je taalvaardigheid. Je leest teksten waarbij begripsvragen worden gesteld. Begrippen als ‘tekstdoel’, ‘tekstsoort’, ‘argumentatie’ en ‘structuur’ zijn daarbij belangrijk. Meer dan in de onderbouw werk je aan je schrijfvaardigheid. In klas 4 oefen je met kleinere teksten en delen van teksten. In klas 5 en 6 schrijf je een betoog of een beschouwing. In de bovenbouw blijf je net als in de onderbouw oefenen met stijlfouten, woordbegrip, spelling en interpunctie; ook die onderdelen komen terug in voortgangstoetsen. Natuurlijk is er ook aandacht voor spreekvaardigheid: je leert hoe je een voordracht voorbereidt en daarna houd je er ook een. Aan de andere kant krijg je literatuur. In klas 4 leer je literaire begrippen; die heb je nodig wanneer je over literatuur praat. Ook krijg je literatuurgeschiedenis. In klas 3 maak je daarmee al een start: dan staan de middeleeuwen op het programma. In de bovenbouw gaan we rustig door de eeuwen heen om in klas 6 bij het heden uit te komen. 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Bij Nederlands zitten de schoolexamens in klas 6. - mondelinge taalvaardigheid; je houdt een betoog. - literatuur; je maakt een schriftelijke toets over de literatuurgeschiedenis vanaf 1914 tot heden. Ook heb je een mondeling examen waarin je bevraagd wordt over de (minstens) 14 literaire werken die je hebt gelezen. - schriftelijke taalvaardigheid; je schrijft een beschouwing. Op het Centraal Examen wordt je leesvaardigheid getest met open en gesloten vragen en moet je van een of meerdere teksten de hoofdgedachte en ondergeschikte uitspraken kunnen ordenen en verwoorden. In één zitting van drie uur ga je met deze opdrachten aan de slag. 4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Je kunt grotere stukken stof zelfstandig doorwerken. Het zal vaker dan in de onderbouw gebeuren dat je leerstof zelfstandig moet doorwerken om tijdens de les aan de slag te gaan met opdrachten. 40 / 58
Je kunt kritisch met die leerstof omgaan: bij het zelfstandig bestuderen verwachten we dat je de les in komt met vragen over wat niet helemaal helder was. Wat betreft de taalvaardigheid heb je een basis gelegd in de onderbouw: daarop bouwen we in de bovenbouw voort. In de les verwachten we een open, actieve en kritische houding. Open: je staat open voor nieuwe leerstof. Je bent nieuwsgierig en wilt niet alleen iets weten, maar je wilt het ook begrijpen. Je staat ook open voor de wereld om je heen; bij Nederlands lezen we teksten uit de actualiteit en zal je gevraagd worden om te schrijven of te spreken over die actualiteit. Het is dan belangrijk dat je weet wat er leeft en dat je je daar een mening over kunt vormen. Actief: je gaat actief met het vak Nederlands om, zowel thuis als in de les. Je bent actief bezig om kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Kritisch: je bent in staat de leerstof vanuit een ‘helikopterblik’ te verkennen, je kunt zelfstandig in de leerstof zoeken, je durft ‘waarom-is-dat-zo’-vragen te stellen, opdat je een onderzoekende houding ontwikkelt. 5. Waarom zou je het vak Nederlands kiezen? Het vak Nederlands is opgenomen in het gemeenschappelijke deel en is dus een verplicht vak voor iedereen. Ook al is Nederlands geen keuzevak, het kan natuurlijk zijn dat je nog vragen hebt. Stel je vraag gerust aan je huidige docent: al onze docenten werken zowel in de onder- als in de bovenbouw, dus je vraag zal zeker beantwoord kunnen worden.
41 / 58
SCHEIKUNDE In klas 3 maak je voor het eerst kennis met het vak scheikunde en op het moment dat je deze brochure voor het eerst onder ogen krijgt, heb je net de echte basis van het vak gehad. Toch ben je al je hele leven verbonden met dit vak, immers het overgrote deel van je dagelijkse leven wordt beïnvloed door zaken die één op één naar scheikunde terug leiden zijn: voedingsstoffen en vertering, fossiele brandstoffen en energie, natuurlijke en synthetische materialen, verbrandings- en ontledingsreacties en ga zo maar door…..
Je leerde al over de bouw van atomen en moleculen, over eigenschappen van stoffen, de logica van het periodiek systeem en over manieren om mengsels van stoffen te scheiden van elkaar. Wanneer je verder gaat met scheikunde dit jaar merk je dat het accent verschuift naar voorspellen van eenvoudige reacties, begrijpen van enkele complexere reacties en het rekenen aan reacties. Ondanks het toenemende kennis niveau blijft het in klas 3 vooral het leggen van een basis, waar je in de bovenbouw op door kunt gaan (of waar je in ieder geval als je er niet mee doorgaat- ook als bèta-leek geen slecht figuur mee slaat)
1. Wat zijn de doelen van het vak scheikunde in de Tweede Fase? Sinds kort is de zogenaamde ‘Nieuwe Scheikunde’ gestart. Dit betekent dat in de doelen van dit vak in de bovenbouw een accentverschuiving heeft plaatsgevonden van de harde ‘kennis’-scheikunde die als basis dient voor het begrijpen van de wereld om ons heen naar meer ‘context’- scheikunde, waarin we starten vanuit voorwerpen en gebeurtenissen om ons heen en daar de scheikundekennis bij halen. Concreet: Er komt veel meer aandacht voor duurzaamheid en ‘groene’ chemie, voor het zelf bedenken van onderzoeksvragen en experimenten en voor actualiteit en maatschappelijke 42 / 58
invloed van scheikunde. Uiteraard blijft kennis van stoffen, materialen en chemische processen en het rekenen ermee noodzakelijk. 2. Hoe ziet het vak scheikunde er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? De urenverdeling voor scheikunde in klas 4, 5 en 6 is achtereenvolgens 2½ , 3 en 2 uur per week. Het vak is concentrisch van opbouw, wat eigenlijk betekent dat de meeste deelgebieden van scheikunde (naamgeving/eigenschappen, zuur-base en evenwichtsreacties, rekenen aan scheikunde, redoxchemie, koolstofchemie en experimenten) ieder schooljaar in enige mate aan de beurt komen en steeds verder uitgediept worden. In principe krijg je in klas 4 en 5 voornamelijk voortgangstoetsen en een enkel SO. Ook kan gevraagd worden een enkel (practicum)verslag te maken. Waar mogelijk proberen we met practicum-experimenten de ‘droge’ stof te verduidelijken en onderzoeksvaardigheden te oefenen. Ook buiten het lesboek doen we mee aan gevarieerde (keuze)opdrachten en wedstrijden zoals Tube Your Future, ontwerpwedstrijden en olympiades: Scheikunde is immers ook in de buitenwereld!
3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Het examenprogramma is nog nieuw en de huidige klas 6 heeft er nu voor het eerst mee te maken. Voorlopig wordt in klas 5 één schoolexamen als eindtoets gezet en al gestart met het practicum schoolexamen dossier en krijg je in klas 6 nog twee grotere theorie schoolexamens en sluit je je practicum schoolexamen dossier af. Door voortschrijdend inzicht kan dit nog schuiven. Er is verder een grote overlap in het theorieprogramma van Centraal examen en Schoolexamen, waardoor de meeste onderwerpen bij beiden getoetst zullen worden (= op het eind alles kennen!) .
43 / 58
4. Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Scheikunde is eigenlijk een vak waarin met enkele basisregels verschillende toepassingen worden verklaard en voorspeld. Het is bij uitstek dan ook een vak om je toe oefenen in logisch nadenken, gestructureerd werken en kritisch observeren. Zelfs als je nooit meer scheikunde nodig hebt voor je vervolgopleiding zijn dit vaardigheden waar je voor altijd profijt van hebt. Bij het vak scheikunde wordt de basiskennis uit klas 3 verder verdiept. Het wordt steeds belangrijker om te begrijpen, waarom chemische processen kunnen verlopen; in klas 3 zijn het nog veel feiten die de leerlingen uit hun hoofd kunnen leren, vanaf klas 4 wordt er meer inzicht verwacht bij de leerling. Hierbij is het vermogen om wiskundige problemen op te lossen van belang omdat er meer aandacht besteed gaat worden aan allerlei soorten berekeningen. Ook bij het uitvoeren van practicumproeven wordt vanaf klas 4 meer van de leerling verwacht dat er zelfstandig werk wordt uitgevoerd. Daarbij worden in de bovenbouw soms ook practicum-toetsen gegeven, die vanaf klas 5 mee kunnen tellen voor het examen. Het is verleidelijk om te denken dat je de vaak relatief korte porties theorie per hoofdstuk eenvoudig kunt leren en daarmee dan kunt scoren op een toets. Maar juist omdat de vraagstelling waarop de theorie wordt getoetst telkens kan variëren en omdat we ieder volgend hoofdstuk er opnieuw op door kunnen gaan en verdiepen, blijkt in de bovenbouw dat de genoemde strategie van korte termijn denken tot hiaten leidt. Het is dus essentieel om bij te blijven met opgaven en kritisch op zoek te gaan naar de (toepassingen van de) basisregels.
44 / 58
5. Waarom zou je het vak scheikunde kiezen? Als je kiest voor een N&G of N&T profiel is er weinig te kiezen: Scheikunde is bij beide profielen verplicht. Kies je niet voor de natuurprofielen, dan is het jammer: Scheikunde is geen keuzevak! Toch zou een keuze voor Scheikunde natuurlijk ook een positieve kunnen zijn: De alomtegenwoordigheid van het vak in het dagelijkse leven, de oefening in voor alle studies gewenste vaardigheden, de afwisseling tussen theorie en experimenten in dezelfde stof of gewoon omdat het leuk en interessant is (en niet te vergeten de enthousiasmerende docenten ) Voor leerlingen die in klas 4, 5 en 6 om wat voor reden dan ook vastlopen of behoefte hebben aan meer hulp buiten de lessen, zijn er bij de sectie scheikunde altijd mogelijkheden voor extra begeleiding. Meer info is altijd verkrijgbaar bij je eigen scheikundedocent. Dhr A. Eulenpesch, sectievoorzitter.
45 / 58
TEKENEN Heb je altijd plezier gehad in beeldende vakken? Vind je het spannend of interessant om meer te weten te komen over (de geschiedenis van) kunst en cultuur? Vind je het belangrijk om zelf een oordeel te (leren) vormen over wat je wel of niet mooi vindt? Wil je met andere ogen leren kijken naar de wereld om je heen? Wil je leren om iets met beelden te vertellen? Ga je misschien een opleiding doen, waarbij de beeldende theorie en/of praktijk van belang is? 1. Wat zijn de doelen van het vak tekenen in de Tweede Fase? In de tekenlessen leer je beeldend werk van kunstenaars en vormgevers beschrijven, onderzoeken en interpreteren; zelf werkstukken maken waarin je beeldende problemen onderzoekt; de juiste materialen en technieken gebruiken voor je werkstukken; je eigen werk presenteren.
46 / 58
2. Hoe ziet het vak tekenen er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium? Het vak tekenen in de bovenbouw bestaat uit een gedeelte theorie en een gedeelte praktijk. Wat ga je doen bij de praktijklessen? Tijdens de praktijklessen ontwikkel je het vermogen tot vormgeven in het platte vlak door: Het maken van werkstukken naar de aanschouwing (bijvoorbeeld stilleven, portret, model of buiten tekenen). Het maken van werkstukken naar de voorstelling. Het werken naar nietaanschouwelijke gegevens zoals verbale gegevens (gebeurtenis, verhaal of gedicht). Toegepast vormgeven. Het maken van werkstukken met een vooropgesteld doel, zoals grafische vormgeving, waarbij je affiches, boekomslagen, cd-hoesjes e.d. ontwerpt. Bij het uitwerken van een opdracht staat het beeldend proces centraal. Je analyseert de opdracht, verzamelt informatie, onderzoekt, experimenteert en ontwikkelt ideeën, die je uitwerkt in schetsen, studies en werkstukken. Wat ga je doen bij de theorielessen? Je krijgt les in kunstgeschiedenis: je krijgt kennis van en inzicht in de geschiedenis van de kunst. Je krijgt les in kunstbeschouwing: je ontwikkelt het vermogen tot het beschouwen van twee- en driedimensionale beelden (schilderijen, sculpturen, architectuur enz.) Je leert zo’n beschouwing te verwoorden (mondeling door middel van presentaties en schriftelijk door middel van werkstukken en beeldbeschouwingen). 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Praktijk In de vijfde klas krijg je twee praktijkopdrachten en in de zesde klas een praktijkopdracht als schoolexamen. Deze schoolexamens worden volledig gemaakt tijdens de praktijklessen. Daarnaast werk je er ook thuis aan. In de zesde klas krijg je een Centraal Praktisch Examen. Deze praktijkopdracht maak je in de periode januari tot april op school. Elke praktijkopdracht bestaat uit een onderzoek (schetsen, foto’s) en een eindwerkstuk. Theorie In de zesde klas krijg je twee schoolexamens kunstgeschiedenis. Verder is er een centraal examen rond een bepaald thema uit de kunstgeschiedenis.
47 / 58
4. Wat wordt er van je verwacht als leerling? Je moet enige interesse hebben in beeldende kunst of er in ieder geval voor open staan. Je moet enige affiniteit hebben met tekenen. Je hoeft echter geen super-tekentalent te zijn. Er valt veel te leren! Belangrijk is dat je de uitdaging wilt aangaan om met een beeldend thema of onderwerp aan de slag te gaan. 5. Waarom zou je het vak tekenen kiezen? Creativiteit is meer dan ooit onmisbaar in de huidige samenleving. Ook als je geen echte cultuurfreak bent, maar meer technisch ingesteld en het profiel N&T of N&G wilt gaan volgen kan het juist interessant zijn om tekenen erbij te kiezen. Ten slotte. Weet je niet zeker of je het aankunt? Aarzel niet en loop eens langs het tekenlokaal om advies te vragen aan één van de tekendocenten (dhr. Suijkerbuijk of mevr. Duffhues). Ook kun je altijd een proeflesje meedraaien in een bovenbouwklas als je dat leuk vindt. Je zult zien dat tekenen een leuk en boeiend vak is!
48 / 58
WISKUNDE 1.
Wat zijn de doelen van het vak wiskunde in de Tweede Fase?
In het verplichte vak Wiskunde bereiden we onze leerlingen voor op hun vervolgstudie in het wetenschappelijk onderwijs. Naast het aanleren van de benodigde technische vaardigheden, ligt de nadruk op het maken van probleemanalyses. In de nieuwe examenprogramma’s heet dat tegenwoordig: wiskundige denkactiviteiten. Niet alleen het bepalen van een eindantwoord is daarbij van belang, veeleer is de volledige analyse van het probleem en het correct en volledig verslagleggen van de oplossingsstappen een hoofddoel. 2.
Hoe ziet het vak wiskunde er in de Tweede Fase uit op het Stedelijk Gymnasium?
Het wiskunde onderwijs werd sinds jaar en dag gegeven in twee vormen. Je trof de namen Wiskunde-A en Wiskunde-B (overeenkomstig de oude splitsing tussen de alfa-vakken en beta-vakken). Sinds een aantal jaren kennen we ook Wiskunde D, voor de echte liefhebbers. Met ingang van komend jaar is er sprake van vier aparte stromen binnen het vak Wiskunde: naast A en B nu ook C, en nog steeds ook D. Staan bij B het abstractieniveau en de technische rekenvaardigheden voorop, bij A zijn vooral de leesvaardigheden bij langere teksten, uiteraard enige beheersing van minder vergaande rekenvaardigheden. Wiskunde C is met nieuwe onderwerpen toegespitst op het profiel C&M. Op het Stedelijk zijn we er trots op dat we voor de leerlingen die willen kiezen voor een technische vervolgstudie, naast Wiskunde-B, het extra vak Wiskunde-D op een hoog niveau kunnen aanbieden! 3. Wat moet je kunnen en weten op het Centraal Examen en wat wordt in het Schoolexamen gevraagd? Hoewel in het voorgaande en het navolgende ingegaan wordt op de verschillen tussen en de verschillende onderwerpen van de vakken A en B en C, verwijzen we u graag voor de specifieke doelen, eindtermen en wat te weten/kunnen op SE en/of CE naar de vakspecifieke syllabi voor Wiskunde A, B, C en D op www.examenblad.nl. Wij wijzen er daarbij op dat er voor de nieuwe vierdeklassers nieuwe examenprogramma’s voor wiskunde gaan gelden. 4. 5.
Wat wordt van jou als leerling verwacht bij dit vak? Waarom zou je het vak wiskunde kiezen?
Wiskunde is een verplicht vak en daarom moet je in klas 3 één vorm kiezen uit A, B of C. Daartoe besteden de docenten extra aandacht aan de verschillen in aanleg bij en inzet van de leerling. Zo differentiëren zij met (laatste) toetsvragen in hun proefwerken. Zo komen zij tot een weloverwogen advies.
49 / 58
WELKE KEUZE KAN EN MAG EEN LEERLING IN DE BOVENBOUW MAKEN VOOR HET VAK WISKUNDE? Waarschijnlijk is bij iedere leerling en veel ouders wel bekend dat bij elk van de profielen door de wetgever een wiskundevak is aangeraden dat speciaal voor dat profiel bestemd is: C&M: Wiskunde C E&M: Wiskunde A N&G: Wiskunde A of Wiskunde B N&T: Wiskunde B Echter: een leerling mag in plaats van het bij zijn profiel passende vak een moeilijkere wiskunde kiezen. Wil je dus C&M met Wiskunde A of Wiskunde B, dan mag dat van de wetgever en het mag ook van de school. Van oudsher is Wiskunde B (denk maar aan de vroegere bèta-richtingen) verreweg de lastigste en meest technische wiskunde en om die reden lang niet voor iedere leerling haalbaar. Met hard werken kan iedereen natuurlijk heel ver komen, maar voor veel leerlingen is er een plafond aan wat ze wiskundig gezien nog aan kunnen. In de vierde en vijfde klas gaat het niveau enorm omhoog. Enkel en alleen als een leerling aan het eind van de derde klas een 7,0 of hoger staat kan hij van zijn wiskundedocent een positief advies krijgen voor wiskunde B, waarmee niet gezegd is dat leerlingen die lager staan het nooit kunnen halen of niet het recht hebben om dit vak te kiezen. Wèl twijfelen de wiskundedocenten dan aan de haalbaarheid van Wiskunde B voor deze leerling. De héle goede wiskundigen kunnen nog extra Wiskunde D kiezen, waarbij zij drie jaar lang twee uur extra wiskunde per week krijgen, wat bij exacte studies een enorm voordeel zal zijn. Met ingang van het komende schooljaar worden de wiskundeprogramma’s vernieuwd en daarbij is het duidelijk dat het niveau van Wiskunde A flink zal toenemen. Weliswaar zal het bij Wiskunde A veel meer om toepassingsgerichte situaties (contexten) gaan, echter, de wat zachtere onderwerpen zoals Statistiek en Kansrekening krijgen een minder prominente plaats en worden deels ingeruild voor de hardere algebraïsche kant van de wiskunde. De nieuwe wiskunde A past beter bij studies die aansluiten op het NG-profiel. Wiskunde C kan een leerling alleen volgen met een C&M profiel. Waar Wiskunde C tot nu toe enigszins een aftreksel leek van Wiskunde A, wordt het nu vanaf de vijfde klas een volwaardig nieuw vak met de nodige eigen en kwalitatieve wiskundige onderwerpen zoals Logica (denk aan een rechtenstudie, de meeste gammawetenschappen en filosofie) en Vormen en Figuren (denk aan de beeldende sectoren). Wij denken dat de nieuwe Wiskunde C een volwaardig alternatief is voor leerlingen die moeite hebben met wiskunde. De splitsing tussen Wiskunde A en Wiskunde C komt overigens pas aan het eind van klas 4 tot staand, tot die tijd zitten deze categorieën leerlingen bij elkaar en volgen ze grotendeels hetzelfde programma.
50 / 58
Aan de andere kant van het wiskundespectrum is er speciaal voor N&T’ers de mogelijkheid om naast Wiskunde B extra Wiskunde D te volgen in het vrije deel. Wiskunde D is bedoeld als vak ter verdieping en verbreding van de wiskunde en ter voorbereiding op een technische studie. Trefwoorden: uitdaging, relevantie, actualiteit, contact met hoger onderwijs en raakvlakken met andere exacte vakken, voorbereid zijn op iedere studie met calculus als (selectie-)vak. Meer weten? Stel je vraag dan aan een van de wiskundedocenten.
51 / 58
BIJLAGE: VOOROPLEIDINGSEISEN VOOR DE UNIVERSITEITEN (gebaseerd op de publicatie ‘Nadere vooropleidingseisen’ gepubliceerd door het ministerie van OCW op 24 april 2014; geen wijzigingen in 2015) De opleidingen zijn per sector gerubriceerd. Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie van onderwijs. Bij het overnemen van deze gegevens kunnen er tikfouten zijn gemaakt. Controleer daarom altijd (en op tijd) wat de universiteit zelf over de toelatingseisen van een studie zegt.
Betekenis van gebruikte tekens en afkortingen: = toegangsrecht = géén toegangsrecht Als er 1 of meer vakken staan, dan betekent dit er toegangsrecht is indien daaraan is voldaan. (…) : uit de tussen haken vermelde vakken kan worden gekozen. Eén van de genoemde vakken is voldoende. bi: biologie
mvt: moderne ‘vreemde’ taal
sk: scheikunde
ec: economie
fa: Frans
wia: wiskunde A
gs: geschiedenis
du: Duits
wib: wiskunde B
m&o: management en organisatie
na: natuurkunde
wic: wiskunde C
mw: maatschappijwetenschappen
nl&t: natuur, leven en technologie
52 / 58
profielvakken
vwo verplichte
Profielkeuzevak (ken) : zie schoolaanbod
N+T
N+G
E+M
C+M
wib
wia/b
wia/b
wia/b/c
na
bi
ec
gs
sk
sk
gs
1x
1x
1x
2x
Sector Economie (universiteit) nr
Opleidingen
N+T
N+G
E+M
1. 2.
Actuariële wetenschappen
wib
wib
wib
Bedrijfseconomie
(wia of wib)
3.
Bedrijfskunde
(wia of wib)
4.
Econometrie en Operationele research
wib
wib
wib
5.
Economie
(wia of wib)
6.
Economie en Bedrijfseconomie
(wia of wib)
7.
Economie en Bedrijfskunde
(wia of wib)
8.
Fiscale economie
(wia of wib)
9.
International Business
(wia of wib)
International Business Administration
(wia of wib)
N+T
N+G
E+M
C+M
10.
C+M
Sector Gedrag en Maatschappij (universiteit) nr
Opleidingen
1.
Algemene sociale wetenschappen
2.
Bestuurs- en Organisatiewetenschap
3.
Bestuurskunde
4.
Communicatiewetenschap
5.
Criminologie
6.
Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie
7.
European Public Administration
8.
Europese Studies
9.
Geografie, Planologie en Milieu
10.
International Bachelor’s Programme in Communication and Media
11.
Milieu-maatschappij-wetenschappen
12.
Onderwijskunde
13.
Organisatiewetenschappen
14.
Pedagogische wetenschappen
15.
Personeelwetenschappen
16.
Politicologie
17.
Psychologie
18.
Sociale Geografie en Planologie
19.
Sociologie
20.
Technische Planologie
(wia of wib)
21.
Vrijetijdwetenschappen
N+T
N+G
E+M
C+M
Sector Gezondheidszorg (universiteit) nr
Opleidingen
1.
Bewegingswetenschappen
bi
na
2.
Biomedische wetenschappen
bi
na
3.
Diergeneeskunde
bi
na
4.
European Public Health
5.
Geneeskunde
bi
na
6.
B Geneeskunde
bi
na
7.
Gezondheid en leven
bi
bi + sk
8.
Gezondheidswetenschappen
9.
Klinische technologie
bi
na + wib
10.
Medische informatiekunde
na
na
(wia of wib) + na
11.
Tandheelkunde
bi
na
N+T
N+G
E+M
C+M
wib + na +
wib + na +
(sk of bi)
(sk of bi)
Sector Landbouw en Natuurlijke omgeving (universiteit) nr
Opleidingen
1.
Agrotechnologie
na
2.
Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen
(wia of wib)
3.
Biologie
bi
na
4.
Biotechnologie
2 uit na,sk en bi
na + sk + bi (wia of wib) + na
5.
Bodem, Water, Atmosfeer
na
na + sk
6.
Bos- en natuurbeheer
bi of ak
7.
Communicatiewetenschappen
8.
Dierwetenschappen
sk
9.
Economie en Beleid
(wia of wib)
10
Gezondheid en Maatschappij
(wia of wib)
11.
Internationaal Land- en Waterbeheer
na
na
(wia of wib) + na
12.
13.
Internationale Ontwikkelingsstudies Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning
14.
Levensmiddelentechnologie
wib + na + sk
15.
Milieuwetenschappen
16.
Moleculaire Levenswetenschappen
17.
Plantenwetenschappen
18.
Voeding en Gezondheid
na na of (wib + nl&t)
na + sk
wib + na + sk 2 uit wib, na en sk sk + bi
+ sk wia + (bi of ak) (wia of wib) + sk
(wia of wib) (wia of wib) + (ak of bi) wib + na + sk (wia of wib) + na + sk wib + na + sk
bi + na + sk sk + bi
Sector Natuur (universiteit) nr
Opleidingen
N+T
N+G
E+M
C+M
1.
Aarde en Economie
(wia of wib)
2.
Aardwetenschappen
na
na + sk
(wia of wib) + na + sk
3.
Bèta-gamma
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
4.
Biofarmaceutische Wetenschappen
bi
bi + na + sk
5.
Biologie
bi
na
6.
Business Analytics
wib
wib
wib
7.
Computer Science
wib
wib
wib
8.
Farmaceutische Wetenschappen
na
na + sk
9.
Farmacie
na
na + sk
10.
Informatica
wib
wib
wib
11.
Informatica, Multimedia en Management
(wia of wib)
12.
Informatiekunde
(wia of wib)
13.
Kennistechnologie
wib
wib
wib
14.
Kunstmatige Intelligentie
(wia of wib)
15.
Life Science and Technology
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
16.
Lyfestyle Informatics
(wia of wib)
17.
Medische Natuurwetenschappen
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
18.
Milieu-natuurwetenschappen
na
na + sk
19.
Moleculaire Levenswetenschappen
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
20.
Molecular Science and Technology
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
21.
Natuur- en Sterrenkunde
wib + na
wib + na
wib + na
22.
Natuurkunde
wib + na
wib + na
wib + na
23.
Natuurwetenschap en Innovatiemanagement
na
na + sk
(wia of wib) + na
(wia of wib) + na + sk (wia of wib) + na + sk
(wia of wib) + na + sk
+ sk 24.
Psychobiologie
bi
na
25.
Scheikunde
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
26.
Science
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
27.
Science, Business & Innovation
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
28.
Sterrenkunde
wib + na
wib + na
wib + na
29.
Wiskunde
wib
wib
wib
N+T
N+G
E+M
C+M
Sector Recht (universiteit) nr
opleidingen
1.
Bestuurskunde
2.
European Law School
3.
Fiscaal recht
4.
Global Law
5.
Internationaal en Europees Recht
6. 7.
Notarieel Recht
Rechtsgeleerdheid
N+T
N+G
E+M
Sector Taal en Cultuur (universiteit) nr
Opleidingen
1.
Afrikaanse talen en culturen
C+ M
2.
Algemene Cultuurwetenschappen
3.
American Studies
4.
Arabische Taal en Cultuur
5.
Archeologie
6.
Archeologie en Prehistorie
7.
Chinastudies
8.
Communicatie- en Informatiewetenschappen
9.
Culturele Informatiewetenschap
10.
Cultuurwetenschappen
11.
Duitse Taal en Cultuur
12.
Engelse Taal en Cultuur
13.
Europese Studies
14.
Film- en Literatuurwetenschap
15.
Finoegrische Talen en Culturen
16.
Franse Taal en Cultuur
17.
Friese Taal en Cultuur
18.
Geschiedenis
19.
Godgeleerdheid
20.
Godsdienstwetenschap
21.
Griekse en Latijnse Taal en Cultuur
(la of gr)
(la of gr)
(la of gr)
(la of gr)
22.
Hebreeuwse Taal en Cultuur
23.
Humanistiek
24.
Internationale betrekkingen en Internationale organisatie
25.
Islam en Arabisch
26.
Islamitische theologie
27.
Italiaanse Taal en Cultuur
28.
Japanstudies
29.
Keltische Talen en Cultuur
30.
Koreastudies
31.
Kunsten, Cultuur en Media
32.
Kunstgeschiedenis
33.
Latijns-Amerikastudies
34.
Latijnse Taal en Cultuur
35.
Liberal Arts en Sciences
36.
Literatuurwetenschap
37.
Literatuur en Samenleving
38.
Media en Cultuur
39.
Media, Kunst, Design en Architectuur
40.
Midden-Oostenstudies
41.
Muziekwetenschap
42.
Nederlandkunde / Dutch studies
43.
Nederlandse Taal en Cultuur
44.
Nieuwgriekse Taal en Cultuur
45.
Oude Culturen van de Mediterrane Wereld
46.
Oudheidkunde
47.
Religie in Samenleving en Cultuur
48.
Religiewetenschappen
49.
Romaanse Talen en Culturen
50.
Russische Studies
51.
Scandinavische Talen en Culturen
52.
Slavische Talen en Culturen
53.
Spaanse Taal en Cultuur
54.
Taal en Cultuurstudies
55.
Taalwetenschap
56.
Theater-, Film- en Televisiewetenschap
57.
Theaterwetenschap
58.
Theologie
59.
Theologie Klassiek
60.
Theologie Plus
61.
Wijsbegeerte
N+T
N+G¹
E+M
C+ M wib + na + sk
62. 63.
Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied Zuid- en Zuidoost-Aziëstudies
Sector Techniek (universiteit) nr
Opleidingen
1.
Advanced Technology
wib + na
wib + na + sk
2.
Bedrijfsinformatietechnologie
wib
wib
3.
Biomedische technologie
wib + na
wib + na
wi b wib + na
4.
Bouwkunde
wib + na
wib + na
wib + na
2
5.
Civiele Techniek
wib + na
wib + na
wib + na
6.
Creative Technology
7.
Electrical Engineering
wib + na
wib + na
wib + na
8.
Industrial Design
wib + na
wib + na
wib + na
9.
Industrieel Ontwerpen
wib + na
wib + na
wib + na
10.
Life Science & Technology
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
11.
Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek
wib + na
wib + na
wib + na
12.
Maritieme Techniek
wib + na
wib + na
wib + na
13.
Nanobiologie
bi
wib + na
14.
Scheikundige Technologie
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
15.
Molecular Science and Technology
wib + na
wib + na + sk
wib + na + sk
16.
Technische Aardwetenschappen
wib + na
wib + na
wib + na wi b wib + na
17.
Technische Bedrijfskunde
wib
wib
18.
Technische Bestuurskunde
wib + na
wib + na
19.
Technische Informatica
wib
wib
20.
Technische Innovatiewetenschappen
wib
wib
wi b wi b
21.
Technische Natuurkunde
wib + na
wib + na
wib + na
22.
Technische Wiskunde
wib
wib
wib + na
wib + na
wi b wib + na
23.
2
Werktuigbouwkunde
1
Voor alle opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel NG de gelegenheid kan geven om aan de eisen ‘na’ en ‘wiB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen. 2
Voor deze opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel EM of CM de gelegenheid kán geven om aan de eisen ‘na’ en ‘wiB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen.
Sectoroverstijgend (universiteit) nr
Opleidingen
N+T
N+G¹
E+M
C+M
1. 2.
Tourism
(wia of wib)
Politics, Psychology, Law and Economics