INFORMATIEBROCHURE
OVER DE VERNIEUWDE TWEEDE FASE VAN
HET VOORTGEZET ONDERWIJS
HAVO
VOOR OUDERS EN LEERLINGEN
Christelijk Lyceum Delft September 2012
1
WOORD VOORAF
Voor de leerlingen uit de derde klassen en hun ouders of verzorgers is dit boekje gemaakt. Het eerste deel geeft informatie over de diverse keuzemogelijkheden en de belangrijkste veranderingen die er in de vernieuwde tweede fase van het voortgezet onderwijs in het havo zijn. In het tweede deel zijn de instroomrechten opgenomen zoals die voor vervolgopleidingen in het hoger onderwijs zullen gelden en de jaarplanning met betrekking tot de profielkeuze. Het is de bedoeling dat de inhoud van dit boekje samen met de toelichting van de decanen tijdens twee voorlichtingsavonden in oktober en januari voldoende houvast aan leerlingen en ouders biedt om na het derde rapport een verantwoorde profielkeuze voor de bovenbouw van het havo te kunnen maken. Het daartoe ontworpen keuzeformulier op cld.dedecaan.net dient uiterlijk 16 mei 2013 op school ondertekend te worden ingeleverd. Ter ondersteuning zal voor de meeste vakken door de betreffende docenten in maart een advies aan elke leerling worden uitgebracht over de kans om dat vak met succes in de bovenbouw te volgen. Dit advies is gebaseerd op de resultaten en de indrukken die de leerling in de derde klas op de docent heeft gemaakt. Ook de lessen “keuzebegeleiding”, door de mentor gegeven aan de hand van het digitale programma Keuzeweb, zullen bij kunnen dragen aan het zelfbeeld van de leerling en aan de kennis wat er aan studiemogelijkheden in het hoger onderwijs is. Vooral de zelfconceptverheldering speelt in deze fase een belangrijke rol. Het zou goed zijn als vragen en antwoorden over “wie ben ik, wat interesseert me en wat vind ik belangrijk” thuis ook ter sprake kunnen komen. Daarnaast proberen we de “horizon” van de leerling te verruimen door te laten zien welke vervolgopleidingen na het havo er in grote lijnen zijn. Ik ben altijd bereid met leerlingen en/of ouders in een gesprek eventuele vragen of onduidelijkheden te bespreken. De school hoopt dat onze leerlingen uiteindelijk een keus maken waar zij achteraf geen spijt van hebben en die hen voorbereidt op een goede voortzetting van hun loopbaan na het havo.
Leny Pet
2
De vernieuwde 2e fase Inleiding De opzet van de 2e fase zoals die werd ingevoerd eind jaren 90 was om leerlingen actiever en zelfstandiger dan voorheen te laten leren, om recht te doen aan verschillen en om alle leerlingen een brede basis te geven. Naast kennis werd meer tijd ingeruimd voor het aanleren van vaardigheden als plannen, onderzoek doen, bronnen raadplegen, verslaglegging en presenteren. De aansluiting met het hoger onderwijs zou daardoor meer kans krijgen. Onderzoek bracht een aantal jaar later aan het licht dat de 2e fase studenten bij het hoger onderwijs wel meer vaardigheden bezitten maar ook minder kennis in huis hebben dan de studenten “oude stijl”. Mede hierdoor en door het grote aantal deelvakken werd de 2e fase herzien. In de oorspronkelijke 2e fase hadden de leerlingen een groot aantal vakken. De samenstelling ervan bestond uit een aantal verplichte algemeen vormende vakken, uit een profieldeel van minimaal vier vakken en uit een vrij te kiezen deel. Voor de profieldelen kon de leerling kiezen uit vier mogelijkheden: cultuur en maatschappij, economie en maatschappij, natuur en gezondheid en natuur en techniek. Deze opzet is in de vernieuwde 2e fase overeind gebleven; wel is het zo dat er meer keuzemogelijkheden bij zijn gekomen binnen het profieldeel. De vakken zijn daarnaast gelijkwaardiger geworden qua studielast. Kleine deelvakken zijn geschrapt. De leerlingen moeten een van de vier profieldelen kiezen. Elk profieldeel omvat drie verplichte vakken. Voor het vierde profielvak kan uit een klein aantal mogelijkheden worden gekozen. In het vrije deel kiezen de leerlingen tenslotte nog een examenvak. Voor deze laatste twee keuzemogelijkheden heeft het CLD eigen beslissingen genomen. In het zogenaamde geheel vrije deel is de studielast van klokuren verdeeld over profielwerkstuk, 80 uur, oriëntatie op het vervolgonderwijs, profielverdiepingsactiviteiten, maatschappelijke activiteiten en mentoruur
De verplichte vakken en de keuze mogelijkheden:
Gemeenschappelijk deel Nederlands Engels Maatschappijleer Lichamelijke opvoeding Culturele kunstzinnige vorming (CKV) Godsdienst Totaal
studielast in klokuren 400 360 120 120 120
80 1200
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 3,5 3,5 3 3 1,5 1 2 1 1,5 0,5
1
3
0,5
Cultuur en maatschappij verplicht Frans of Duits Geschiedenis Aardrijkskunde Totaal
studielast in klokuren 400 320 320 1040
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 3,5 3 2,5 3 2,5 3
Cultuur en maatschappij één profielkeuzevak Frans of Duits Kunst: beeldende vorming of Kunst: muziek Totaal
studielast in klokuren 400 320 320 320-400
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 3,5 3 3,5 4 3 3
Economie en maatschappij verplicht Wiskunde A of B Geschiedenis Economie Totaal
studielast in klokuren 320 320 400 1040
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 2,5 3 2,5 3 3,5 3
Economie en maatschappij één profielkeuzevak Aardrijkskunde Management & organisatie Totaal
studielast in klokuren 320 320 320
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 2,5 3 2,5 3
Natuur en gezondheid verplicht Wiskunde A of B Scheikunde Biologie Totaal
studielast in klokuren 320 of 360 320 400 1040 -1080
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 2,5 3 3 3 2,5 3 3,5 3
Natuur en gezondheid één profielkeuzevak Natuur Leven en Technologie Totaal
studielast in klokuren 320 320
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 2 3,5
Natuur en techniek verplicht Wiskunde B Natuurkunde Scheikunde Totaal
studielast in klokuren 360 400 320 1080
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 3 3 3 3,5 2,5 3
Natuur en techniek één profielkeuzevak Informatica Natuur Leven en Technologie Totaal
studielast in klokuren 320 320 440
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 2,5 3 2 3,5
4
Vrij deel (één keuze examenvak) Informatica Natuur Leven en Technologie Natuurkunde Scheikunde Wiskunde A Wiskunde B Biologie Kunst Beeldend of Muziek Geschiedenis Aardrijkskunde Economie Management & organisatie Frans of Duits BSM Totaal N.B.
studielast in klokuren 320 320 400 320 320 400 400 320 320 320 320 400 320 400 320 440 - 600
aantal lesuren aantal lessen in 4 havo in 5 havo 2,5 3 2 3,5 3 3,5 2,5 3 2,5 3 3 3 3,5 3 3,5 4 3 3 2,5 3 2,5 3 3,5 3 2,5 3 3,5 3 3 2,5
Voorlichting over nieuwe vakken als natuur, leven & technologie, management & organisatie, informatica, bewegen, sport & management vindt voor de leerlingen onder schooltijd en voor de ouders op de voorlichtingsavond plaats
Mogelijke vervolgopleidingen en beroepen vanuit een bepaald profieldeel: De vier profielen bereiden een leerling in principe voor op een bepaalde studie- of beroepsrichting, namelijk: Cultuur & Maatschappij Dit profiel is bedoeld voor leerlingen die belangstelling hebben voor kunst, cultuur, maatschappelijke vakken, taal en rechten. Gedacht kan worden aan beroepen als leraar basis- of voortgezet onderwijs, maatschappelijk werker, reclamefotograaf, uitgever, illustrator, bibliothecaris, recreatiebegeleider. Economie & Maatschappij Dit profiel kan worden gekenschetst als „dé weg naar het zakenleven‟. Mensen die dit profiel kiezen zullen meestal terechtkomen in banen die iets te maken hebben met economie, arbeid, recht en veiligheid. Gedacht kan worden aan beroepen als administrateur, functies bij een bank, commercieel medewerker, marketingmanager, hoteldirecteur, Europees secretaresse, belastingadviseur. Natuur & Gezondheid Dit profiel bereidt voor op opleidingen die met gezondheidszorg en milieu te maken hebben. Gedacht kan worden aan de verpleging, laboratoriumwerk, milieukunde, landbouw en paramedische opleidingen zoals bijvoorbeeld fysiotherapeut. Natuur & Techniek Het profiel Natuur & Techniek is een exact profiel, dat voorbereidt op technische beroepsopleidingen. Beroepen waaraan gedacht kan worden zijn aannemer, chemisch analist, verkeersvlieger, IT-specialist. materiaaldeskundige, chemisch technoloog, fysisch geograaf, geoloog, ………..
5
Vakkenboekje
voor de bovenbouw van het havo
informatie over te kiezen vakken
Christelijk Lyceum Delft November 2012
1
Geachte heer/ mevrouw, beste leerling, U, je treft in dit boekje een overzicht aan van de te kiezen vakken in de bovenbouw van het HAVO. Wat is in grote lijnen de inhoud van elk vak? Welke contexten komen aan bod? Heb je specifieke eigenschappen nodig? De vakken staan op alfabet gerangschikt.
Het tijdpad van de profielkeuze is als volgt in 2012: 14 december
laatste inleverdag stage adres
15, 16, 17 januari
arbeidsproject
17 januari
vakkencarrousel (=voorlichting nieuwe vakken) samen met ouders op ouderavond (verplicht)
18 januari
1ste uur (indien mogelijk): evaluatie arbeidsproject met mentorklas
week 2 t/m 7
voorlichting over de vakken in de Tweede Fase door de vakdocent
week 9
vakantie
week 7 t/m 11
invullen adviezen docenten
week 9
voorlopige profielkeuze laten maken op cld.dedeaan.net
12 mrt
overleg N-profielen
Week 13
rapportvergaderingen
week 13 t/m 16
keuzegesprekken van de leerling met de decaan
week 16
profielkeuze op cld.dedecaan.net evt. aanpassen
16 april, 7 mei
ouderavond met mentoren
15 mei
inleveren definitieve profielkeuze bij mentor (uitdraai cld.dedecaan.net met handtekening ouder)
17 mei
digitaal portfolio op dedecaan.net klaar: Keuzeweb Verslag bezoek Hogeschool Rotterdam Conclusie beroepenkrant
NB Er kunnen afwijkingen in data komen. December 2012 Leny Pet Decaan HAVO
2
AARDRIJKSKUNDE Je krijgt in H4 de eerste periode twee lesuren en in de tweede periode drie uur en in H5 drie uur per week. Er wordt gewerkt met het boek Wereldwijs bovenbouw. Dit bestaat uit een handboek (theorie) en diverse werkboeken. Ook ICT-gebruik is hierbij belangrijk, waarbij veel informatie (ook van het boek) via internet binnengehaald wordt. Aardrijkskunde in de bovenbouw zal de volgende onderwerpen (uitvoerig) behandelen: - Het grensgebied tussen Mexico en de Verenigde Staten - Samenhang en verscheidenheid in de wereld - Globalisering in landen : Groot-Brittannië en India - Globalisering, landbouw en landschap - Opbouw en afbraak van het reliëf op aarde - Klimaat en landschapszones - Natuurlijke processen en landschappen in het Middellandse Zeegebied - Natuurlijke gevaren in de Verenigde Staten - Indonesië als ontwikkelingsland - Nederland als leefomgeving : Stedelijke gebieden - Nederland als leefomgeving : Stroomgebieden Ook zal er in 4Havo een praktische opdracht gemaakt worden over de eigen omgeving.
BSM ( = Bewegen, Sport en Maatschappij) BSM wordt ook wel “Gym als examenvak” genoemd. Het vak wordt op het CLD alleen op het HAVO aangeboden als keuzevak in het vrije deel: d.w.z. dat je BSM kunt volgen bij elke profielkeuze. Het aantal lessen bedraagt 3 in 4Havo en 2,5 lesuur in 5 Havo. Onderdelen bij BSM: - Bewegen: o Bekende activiteiten als softbal, volleybal en turnen o Minder bekende activiteiten als tennis, rugby, klimmen en fitness o Wintersportkamp (skiën, snowboarden), - Leiding geven en organiseren: o Zelf lesgeven (in de eigen groep) o Toernooien en sportdagen organiseren o Maatschappelijke stage buiten de school (sportvereniging, kinderopvang, basisschool) - Fitheid testen, trainingsprogramma opstellen en uitvoeren en deelname aan 10 km - Theorie over Bewegen en Gezondheid en Bewegen en Maatschappij. Je eindexamencijfer wordt bepaald door theorietoetsen (1/3), praktijktoetsen in het bewegen (1/3) en praktische opdrachten t.a.v. leiding geven en organiseren (1/3). Vereiste vaardigheden om dit vak goed te kunnen volgen: - Motorische vaardigheden: je moet redelijk goed kunnen bewegen - Organisatorische vaardigheden en leiding geven: je moet voor een groep durven te staan - Motivatie: je moet niet alleen graag willen bewegen, maar ook graag willen organiseren en graag willen leren over zaken die met sport en bewegen te maken hebben. In dat geval is BSM een wereldvak!!!
3
BIOLOGIE Van de levenskenmerken die bestudeerd worden bij biologie, worden de volgende in de 4 HAVO behandeld: - Voortplanting, met als vervolg de erfelijkheid. - Gedrag, waarin opgenomen de PRACTISCHE OPDRACHT. - Celdeling, met uitleg over de werking van DNA. - Regeling, in het bijzonder door hormonen en zenuwstelsel. Van de vier of drie lesuren in de week wordt er meestal één gebruikt voor uitleg en de andere voor zelfstandig werken of een korte uitleg per les en de rest van de les zelfstandig werken. De meest belangrijke eigenschap die je voor het volgen van de biologielessen nodig hebt, is discipline. De hoeveelheid theorie is teveel om eventjes in de les te doen, je zult ongeveer nog net zoveel tijd thuis moeten werken om bij te blijven. De docent controleert per hoofdstuk of het huiswerk gedaan is. Als het hele jaar door goed gewerkt is, wordt in de laatste periode een half punt toegevoegd aan het cijfer voor biologie dat behaald wordt in de laatste repetitieweek.
DUITS Bij Duits wordt de reeds aanwezige kennis en vaardigheid uit de onderbouw uitgebreid en verdiept. De vier taalvaardigheden schrijven ( e-mails, brieven, opstellen), lezen (actuele teksten van uiteenlopende aard zoals artikelen uit kranten en tijdschriften, maar ook korte verhalen en boeken), luisteren (films of filmfragmenten, populaire actualiteiten en indien van belang nuttig ook politieke actualiteiten), en spreken (situaties uit de dagelijkse praktijk en spreekbeurten) komen in ruime mate aan bod. Ook zal gewerkt worden aan het lezen van boeken en verhalen in de Duitse taal en daarbij gaat het dan vooral om het ontwikkelen van leeservaringen. Een redelijke kennis van land en volk wordt voorondersteld en wordt waar niet aanwezig bijgebracht. Dit betreft behalve de Duitse Bondsrepubliek ook de andere landen in Europa waar Duits wordt gesproken of waar kennis van het Duits zeer nuttig en belangrijk is. Het Duitse achterland is voor Nederland onmisbaar als afzetgebied voor onze producten en, hoewel kennis van het Engels ook belangrijk is, is het is echt niet zo dat men overal met die taal terecht kan. Wie goed Duits kent, heeft echt een streepje voor. Interesse voor wat er zich buiten de grenzen van je eigen land afspeelt en ook de wil om daar het nodige voor te doen bij het leren van de vreemde taal moet bijna vanzelfsprekend zijn voor wie het vak kiest. Goed uit het hoofd kunnen leren en het geleerde zowel mondeling als schriftelijk kunnen reproduceren is van groot belang. Grammaticaal inzicht zowel in de eigen taal als in vreemde talen is onontbeerlijk. (Durven) spreken en schrijven in de vreemde taal is zeker van nut.
ECONOMIE Bij het vak economie gaat het over het streven naar welvaart van individuele mensen, van groepen mensen en van bedrijven, en wat het resultaat is van al die beslissingen voor onze gezamenlijke welvaart (in Nederland, euroland of de wereld). Die welvaart komt tot stand op basis van de keuzes van consumenten, producenten en de overheid. Vaak is daarbij sprake van keuzes op basis van onvolledige en onzekere informatie.
4
Willen consumenten en producenten hun welvaart verbeteren, dan gedragen ze zich als kopers (vragers) en verkopers (aanbieders) op diverse markten. Volgens economen gaan mensen daarbij uit van de gedachte dat wat het meeste voordeel (genot, nut, winst) oplevert de beste keuze is. Immers de koop/verkoop met het grootste voordeel levert de hoogste bijdrage aan de totale welvaart op. Kopers en verkopers vergelijken daarom de prijzen, kwaliteit, vervoerskosten, informatiekosten en andere eigenschappen van artikelen/producten. Maar al te vaak zorgen al die individuele beslissingen van consumenten en producenten op het niveau van de persoon, het gezin, een land of van de wereld voor gigantische problemen. Te denken valt aan drugsverslaving, in de schulden zitten, werkloosheid, hollende inflatie, armoede en milieuvervuiling. Wil jij deze problemen helpen oplossen, dan ga je de economische kant van deze verschijnselen beschrijven en verklaren. Cijfers van het CBS en van internationale organisaties zoals de Wereldbank en het Europees Statistisch Bureau (Eurostat) helpen je daarbij. Hieronder volgt een opsomming van zaken die aan de orde komen, hij is niet volledig: -
-
-
Met behulp van grafieken, theoretische begrippen en formules zoek je uit hoe veranderingen in (bijvoorbeeld) de prijzen doorwerken in het besteedbaar inkomen van gezinnen of in de werkloosheid in Nederland of bijvoorbeeld Chili. Productie en productiefactoren. Wat kost de productie van tulpen in een kas? Wat zijn de kosten van de opvoeding van kinderen? Consumptie en uitgavenpatroon. Word jij beïnvloed bij het besteden van je zakgeld? Inkomensvorming, inkomensbesteding en inkomensverdeling. Inflatie en de betekenis ervan voor consumenten, producenten en de overheid. Prijsvorming op markten en de mate van concurrentie op markten. Hoe ontstaat (welke soort) werkloosheid en wat kunnen we er aan doen? Economische groei: hoe komt het dat een land rijker wordt, en waarom groeit China sterker dan bijvoorbeeld Zimbabwe? Internationale economie: waarom handelen landen met elkaar. Wat zijn de gevolgen van die handel voor de koersen van de euro en de dollar, en vervolgens voor bijv. de werkgelegenheid in Nederland? Welke rol speelt het geld in de economie van Nederland en van euroland? Overheidsfinanciën: wat is de omvang en betekenis van belastingen en overheidsuitgaven in onze economie? Welke vormen van internationale samenwerking zijn er om Europese en mondiale problemen zoals overbevissing, ontbossing en armoede te lijf te gaan?
FRANS In de lessen Frans worden de kennis en de vaardigheden uit de onderbouw uitgebreid en verdiept. De vier taalvaardigheden schrijven (e-mails, brieven, kleine opstellen), lezen (actuele teksten van uiteenlopende aard, maar ook korte verhalen en romans), luisteren (films, actualiteiten, documentaires e.d.), en spreken (situaties uit de dagelijkse praktijk en presentaties) komen in ruime mate aan bod. Literatuuronderwijs is ook een onderdeel van het vak. Er wordt gewerkt met de methode D‟Accord! Hierin wordt op afwisselende wijze aandacht besteed aan de verschillende deelgebieden. Naast het werkboek wordt ook gewerkt met DVD‟s, CD roms en de bijbehorende site van de uitgeverij Malmberg.
5
Goed zelfstandig kunnen werken is natuurlijk een pré. Behalve een goed afgeronde onderbouw is ook motivatie voor het vak een groot voordeel. Aangezien een redelijke kennis van Frankrijk en zijn inwoners zeer gewenst is, zal deze waar niet aanwezig worden bijgebracht. Dit betreft ook de kennis van de andere landen in de wereld waar Frans de voertaal is of waar kennis van het Frans zeer nuttig en belangrijk is; te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan Brussel en Wallonië in België, Luxemburg, vele landen op het Afrikaanse continent en aan de provincie Quebec in Canada. Deze Franstalige gebieden zijn voor Nederland onmisbaar als afzetgebied voor onze producten en hoewel kennis van het Engels zeer belangrijk is, is het is echt niet zo dat men overal ter wereld met die taal terecht kan. Wie goed in het Frans kan communiceren heeft in hierboven genoemde landen echt een streepje voor. Welke vaardigheden zijn voor dit vak een voordeel? Allereerst de belangstelling voor wat er zich buiten onze grenzen afspeelt, maar ook de wil om hard te werken om je deze prachtige taal eigen te maken. Je moet goed uit je hoofd kunnen leren en niet bang zijn het geleerde in praktijk te brengen. Ook is een gedegen kennis van de grammatica belangrijk, zowel van het Nederlands als van het Frans.
GESCHIEDENIS Leren uit het verleden om meer te begrijpen van het heden Van 3000 voor Christus tot 2000 na Christus. Chronologie is belangrijk en de grote kwesties in de Nederlandse – en wereldgeschiedenis Analyseren van bronnen, zelfstandig onderzoek doen, luistervaardigheid voor in de les, spreekvaardigheid voor het mondeling en schrijfvaardigheid voor het noteren van de stof.
INFORMATICA In het vak verken je alle aspecten van de informatietechnologie… in de breedst mogelijke zin. In het 4e jaar krijg je de volgende onderdelen: - Je maakt je eigen website. Hierbij kun je je concentreren op het grafische en ontwerp deel, of op de technische kant van je website. - Hardware, hoe zit een computer en diens onderdelen in elkaar? - Software, een korte introductie over typen software - Embedded systems, waar zitten computers in en hoe werkt dat? - Datacommunicatie, internet ken je wel, maar hoe werkt het www? - Maak je eigen spel! Ook hier kun je je onderscheiden op ontwerp en grafische vormgeving of juist de techniek achter het maken van een spel. In het 5e jaar krijg je de volgende onderdelen: - Samenwerken: hoe kun je goed samenwerken? Wat komt daar bij kijken? Hoe breng je een project tot een goed einde? - Database en SQL, hoe bouw ik een database en waar moet ik aan denken? - Het eindproject. Je werkt met een grote groep samen om gedurende het hele jaar een spel te maken. Ben je goed in organiseren en presenteren, of wil je juist het spel tot leven brengen? Van grafische vormgeving tot programmeren kan iedereen dat doen waar hij of zij goed in is en leuk vindt.
6
Het is handig maar niet nodig om verstand van computers te hebben, het grootste deel van de lessen ben je zelf aan het werk met de computer. Meer dan de helft van alle cijfers bestaan dan ook uit praktische opdrachten.
KUNST (beeldend) Het vak „Kunst‟ (beeldend), richt zich op de ontwikkeling van het beeldend vormgeven van leerlingen. Zowel de vlakke als de ruimtelijke vormgeving komt aan bod. Naast de ontwikkeling van de praktische beeldende kwaliteiten bij leerlingen heeft het vak ook een theoretisch component (Kunst Algemeen); de leerlingen verkennen en bestuderen de westerse kunst- en cultuurgeschiedenis aan de hand van o.a. de beeldende kunst, architectuur, dans, theater en muziek. Wat komt er aan bod. - Aan de hand van lesopdrachten worden diverse beeldende probleemstellingen aangeboden die zowel een vlakke als een ruimtelijke uitwerking en oplossing behoeven. - Voor die uitwerking moet de leerling kiezen uit diverse materialen en technieken. Parallel aan deze opdrachten maakt de leerling kennis met stijlen en stromingen in de beeldende kunst. (Vaktheorie.) - Alle opdrachten worden voorafgegaan door een oriënterende fase van schetsen en ontwerpen. Bij Kunst Algemeen komt met name de moderne tijd (cultuur na 1900) en de huidige massacultuur (vanaf 1945 tot heden) aan bod. Daarnaast stelt de minister één extra examenthema vast waarbij gekozen kan worden uit: - Cultuur van de kerk (middeleeuwen) - Hofcultuur (cultuur van renaissance en barok) - Burgerlijke cultuur (cultuur van Nederland in de 16e en 17e eeuw) - Romantiek en realisme (cultuur van de 18e en 19 eeuw). Leerlingen die dit vak kiezen hebben belangstelling voor kunst- en cultuur en beschikken over gevoel voor vormgeving. Creativiteit en inventiviteit zijn noodzakelijk naast doorzettingsvermogen.
KUNST (muziek) Het vak „Kunst‟(muziek) richt zich op de ontwikkeling van de muzikale vaardigheden en creatieve vermogens van de leerlingen. Er wordt veel gezongen en gespeeld!! Naast de ontwikkeling van de praktische muzikale kwaliteiten van de leerlingen heeft het vak ook een theoretische component (Kunst Algemeen); de leerlingen verkennen en bestuderen de westerse kunst- en cultuurgeschiedenis aan de hand van o.a. de beeldende kunst, architectuur, dans, theater en muziek. Tijdens de lessen muziek ligt het accent dus op spelen en zingen. Voor minstens één van deze twee aspecten van de muziek moet je dus wel een zekere vaardigheid bezitten: je hoofdinstrument is dus je stem, of je hebt een zekere vaardigheid op een instrument óf er is sprake van allebei. Dat laatste zou natuurlijk het mooiste zijn. Leerlingen zingen, met name in een meerstemmige setting, en spelen arrangementen van bestaande composities uit diverse stijlen uit de muziekgeschiedenis. Daarnaast is er een onderdeel gehoortraining: “solfege” genoemd. Daarbij oefenen we ritmische en melodische gehoortraining hetgeen ook getoetst zal worden. Hiervoor moet je dus een behoorlijk basisniveau hebben als het gaat om het beheersen van het notenschrift. Dit geldt voor iedereen die het vak wil kiezen: dus voor vocalisten (zangers en zangeressen), als ook voor instrumentalisten die niet zozeer met het notenschrift te maken hebben, zoals drummers en gitaristen. Neem bij twijfel voortijdig contact op met de muziekdocent.
7
Bij Kunst Algemeen komt met name de moderne tijd (cultuur na 1900) en de huidige massacultuur (vanaf 1945) tot heden aan bod. Daarnaast stelt de minister één extra examenthema vast waarbij gekozen kan worden uit: - Cultuur van de kerk (middeleeuwen) - Hofcultuur (cultuur van de renaissance en barok) - Burgerlijke cultuur (cultuur van Nederland in de 16e en 17e eeuw) - Romantiek en realisme (cultuur van de 18e en 19e eeuw). Leerlingen die dit vak kiezen hebben dus belangstelling voor kunst en cultuur. Daarnaast moet je het natuurlijk leuk vinden en het lef hebben om samen muziek te maken en in staat zijn om eventueel thuis zelfstandig partijen in te studeren.
MANAGEMENT&ORGANISATIE a. profielkeuzevak bij het profiel E&M b. keuzevak in de vrije ruimte bij alle profielen Korte typering van het vak Veel mensen werken samen binnen een organisatie. Dit kan een bedrijf zijn gericht op het maken van winst, zoals Philips of de Albert Heijn, of een ideële organisatie zoals bijvoorbeeld een ziekenhuis, het Wereld Natuurfonds of een sportvereniging. Bij M&O gaan we managementproblemen bekijken door de bril van een manager en nadenken over oplossingen en allerlei manieren van leidinggeven. We verplaatsen ons ook dikwijls in de positie van bijvoorbeeld het personeel, leden van de vereniging, klanten, aandeelhouders, banken en andere belanghebbenden. Met deze zaken krijgt iedereen later als werknemer of als manager te maken, bijvoorbeeld in een personeelsvergadering. In dit soort vergaderingen worden de plannen van het bestuur of een directie besproken maar ook de nodige financiële zaken. Met M&O kun je door je kennis en inzicht in allerlei vergaderingen de juiste vragen stellen en leer je hoe organisaties bijvoorbeeld hun verkoopprijzen en winst berekenen. Bovendien biedt dit vak een goede basis voor managementfuncties, niet alleen voor economische richtingen. Maar voor alle beroepen waarin management en leidinggeven belangrijk zijn. Welke thema‟s/contexten/aandachtsgebieden zijn er aan te geven? Organiseren, plannen, leidinggeven, personeelsbeleid, productie en verkoop, marketing met o.a. reclame, financiën met daarbij kostencalculaties en presenteren. Welke specifieke vaardigheden zijn voor dit vak een voordeel? Ordenen van informatie. Rekenen en grafieken lezen met financiële gegevens. Interesse hebben in leidinggeven en organiseren. Het vak M&O wordt niet gegeven in de onderbouw. Wel is er een enkel onderwerp bij economie aanbod gekomen, hierdoor heb je ruim voldoende voorkennis. Wil je wat meer weten over dit vak? De sectie M&O heeft een voorlichtingsfolder met daarin uitgebreidere uitleg en voorbeelden over het vak. Je kunt dit ophalen bij de leden van de sectie (lokalen 218 en 219) of je decaan.
NATUUR, LEVEN&TECHNOLOGIE of kortweg NLT Wat is dat voor vak? In een officieel stuk kun je lezen: Natuur, Leven & Technologie (NLT) is een geïntegreerd bètavak in de bovenbouw.
8
Dat betekent dat een aantal vakken zoals biologie, scheikunde, aardrijkskunde, wiskunde en natuurkunde naast elkaar en door elkaar voorkomen in een vakoverstijgend onderwerp. Doelstellingen zijn: - de aantrekkelijkheid van het bètaonderwijs verhogen - de samenhang tussen verschillende vakken versterken. - leren onderzoeken, kennis vergaren, verbanden zien en die kennis met anderen delen. Dit klinkt misschien wel leuk en aardig, maar wat betekent dat nou voor JOU? Dat betekent dat je in module vorm gaat werken. Een module is een blok stof die is opgebouwd rond een bepaalde context, zeg maar rond een bepaald onderwerp. Voorbeelden daarvan zijn: forensisch onderzoek, navigatie en rijden onder invloed. Op allerlei verschillende manieren ga je binnen de module werken: gewoon les, maar ook college volgen; standaardproeven uitvoeren maar ook eigen onderzoek doen; alleen werken, maar ook in koppels of groepen; klassikaal les, maar ook zelf aan de slag; binnen school, maar ook erbuiten; kennis verzamelen , maar vooral ook kennis toepassen en de verworven kennis met anderen delen. Per module heb je te maken met 1 docent. De docenten wisselen in de loop van het jaar met de modules mee. Zo kan je de eerste module krijgen van een natuurkunde docent en de tweede bijvoorbeeld van een biologie docent, afhankelijk van het onderwerp van de module. Wat kom je in het vak tegen: Je zal vooral toepassingen van al bekende vakken gaan zien. Een paar vragen/onderwerpen die aan de orde komen: In de module „dynamisch modelleren‟ ga je ingewikkelde verschijnselen proberen te onderzoeken door met de computer berekeningen uit te voeren. In de module „rijden onder invloed‟ ga je wetenschappelijk onderzoeken wat de invloed van alcohol op je lichaam is en welke gevolgen dat heeft bij het besturen van je scooter. In de module „plaatsbepaling‟ ga je uitzoeken hoe een GPS (een „TomTom‟) nou eigenlijk werkt en hoe dieren hun weg vinden. Vind je programma‟s als CSI leuk? Er is een module over forensische technieken, waarin je zelf sporenonderzoek gaat doen aan bijv. vingerafdrukken en sporen van bloed en DNA. Wat moet je voor dit vak meebrengen? Je moet lol hebben in de exacte vakken: binnen NLT komen natuurkunde, aardrijkskunde, biologie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde aan bod. Omdat het over zoveel vakken loopt is de kennis die je opdoet heel breed. Geen speciale vakkennis. Je wordt geen specialist op 1 vakgebied, maar je leert juist de vakken te combineren. Je houdt een beetje van puzzelen: er moeten problemen uit de praktijk opgelost worden! Je vindt het toepassen van je schoolkennis in nieuwe situaties leuk. Binnen één module komen minimaal twee schoolvakken aan bod. In dit nieuwe vak kun je ook je creativiteit goed kwijt: soms zul je nieuwe oplossingen voor bestaande problemen kunnen vinden! Als je binnen de bètavakken samenwerken met anderen leuk vindt, moet je zeker NLT kiezen!
NATUURKUNDE De onderwerpen die in de bovenbouw aan de orde komen bij natuurkunde zijn onder andere: licht, elektriciteit, krachten, beweging, straling, energie, geluid, automatische schakelingen, magnetisme. Vragen die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: - Kun je geluid met ander geluid uitdoven? - Kun je auto laten rijden op de energie uit een bliksemflits?
9
-
Is een MRI-scan gevaarlijk voor ongeboren baby‟s? Kun je met één liter benzine in de tank van je scooter van Delft naar Parijs rijden? Waarom moet je harder trappen als je fietst met je meisje achterop?
Veel practica in de bovenbouw zijn demonstratiepractica. Die worden gedaan door de docent en/of de TOA. Op een aantal practicummiddagen zul je zelf aan de slag gaan. Dit zal ongeveer zes keer per jaar zijn. Daarnaast zijn er nog enkele andere momenten dat je zelf aan de slag gaat, zoals bij het “stralingspracticum”. Daarbij werken leerlingen – op een verantwoorde manier uiteraard – met radioactieve stoffen. In de bovenbouw zal meer met computers gewerkt worden. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt met meetapparatuur die aangesloten is via “IP-coach” op een computer. Ook zul je werken met het “systeembord” en daarmee allerlei elektrische schakelingen simuleren.
SCHEIKUNDE Bij scheikunde zoeken we naar antwoorden op vragen als: -
Waarom zijn de smelt- en kookpunten van stoffen zo uiteenlopend, waarom lossen sommige stoffen goed en andere slecht op in bepaalde oplosmiddelen als water of benzine? Waarom roest ijzer snel en goud niet? Waarom wordt marmer door zure regen aangetast? Hoe werkt een batterij of een accu? Wanneer noemen we iets zuur of basisch? Hoe bereken je pH waarden? Zijn reacties in een aantal groepen in te delen? Hoe kun je de snelheid van een reactie beïnvloeden en hoe kun je de opbrengst van een reactie zo groot mogelijk maken? Met welke “kunststoffen” kom je regelmatig in je dagelijks bestaan in aanraking en hoe kun je die bereiden? Waar zijn eiwitten, suikers en vetten voor nodig? Welke apparaten en methoden bestaan er om stoffen te herkennen? Welke stoffen zijn schadelijk voor ons milieu en wat kan je daar aan doen? Wanneer noem je een stof giftig? Hoe zet je een onderzoek op en hoe rapporteer je dat?
Voor scheikunde in de bovenbouw is het gewenst dat je het leuk vindt om aan de hand van kleine experimenten kennis van de theorie op te doen. Er wordt vaak in tweetallen samengewerkt. Enig gevoel voor getallen en rekenen is nodig. Maar met het goed bijhouden van de stof kun je een heel eind komen.
WISKUNDE A Wiskunde A is een ondersteunend vak voor studies in sectoren zoals economie, natuur/milieu, psychologie en sociale wetenschappen. Daarbij hoef je niet zelf ingewikkelde wiskundige formules te maken of te bewerken, maar gaat het er meer om inzicht te krijgen wat de formules voorstellen en wat je ermee kunt doen. Wiskunde A bevat een voor 1/3 deel statistiek en kansrekening. Verder zul je veel met functies en grafieken gaan werken. Je moet op een wiskundige manier verbanden kunnen leggen, bijvoorbeeld tussen vraag en aanbod in de economie.
10
Hoofdstuk 1, (5) en 8 van deel 3 havo van „Getal en Ruimte‟ geeft een goed beeld van het type opgaven. In wiskunde A zit geen meetkunde. Je moet goed teksten kunnen lezen en daaruit de gegevens halen die van belang zijn om een probleem in kaart te brengen om dat vervolgens op te kunnen lossen. Het goed kunnen hanteren van de grafische rekenmachine is een vereiste. De meeste leerlingen zullen met gelijke inspanning ongeveer hetzelfde cijfer halen.
WISKUNDE B Bij wiskunde B komen onderwerpen aan bod die je later hard nodig zult hebben als je de exacte kant op gaat, bijvoorbeeld in de sector techniek of natuur en milieu. Er wordt bij wiskunde B veel aandacht besteed aan functies, veranderingen, ruimtemeetkunde en algebra. Je leert bijvoorbeeld van allerlei figuren en voorwerpen de oppervlakte en inhoud uit te rekenen. Alle A (afsluitende) sommen van de hoofdstukken (behalve hoofdstuk 5 en 9) uit de 3 havo delen van „Getal en Ruimte‟ geven een goed beeld van wiskunde B. Hoe exacter en technischer de vervolgopleiding, des te meer wiskunde B zul je nodig hebben. Meestal zijn dit opleidingen waarvoor ook natuurkunde belangrijk of verplicht is. In wiskunde B zit geen kansrekening en statistiek. Je moet kritisch teksten kunnen lezen, daaruit modellen kunnen opstellen en daarmee wiskundige bewerkingen kunnen uitvoeren. Het goed kunnen toepassen van algebraïsche vaardigheden uit de onderbouw is noodzakelijk. Het goed kunnen gebruiken van de grafische rekenmachine is noodzakelijk, maar daarnaast moet je ook (algebraïsche) berekeningen op papier kunnen maken. De meeste leerlingen zullen met gelijke inspanning gemiddeld 1,0 punt zakken met hun cijfer.
11