Kennisgeving + ontwerp – MER
Uitbreiding van de site te Kallo
AGT NV LAND VAN WAASLAAN 3 9130 KALLO
UITGAVE : 11/2014 REF. :
ESM14030038/AGT/KGD+OMER
REV. :
KGD+OMER_EV
Sertius CVBA Environmental & Safety Services Deinsesteenweg 114 B-9031 Drongen
Uitgave: 11/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
INLEIDING AGT te Kallo is een opslagterminal voor vloeibare gassen. De huidige exploitatievergunning van AGT dateert van 21 oktober 2010 en dit voor een termijn eindigend op 21 oktober 2030. AGT wenst echter haar installaties uit te breiden. Onderhavig milieueffectenrapport heeft dan ook tot doel om de mogelijke milieuimpact van de huidige en geplande activiteiten in kaart te brengen. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het m.e.r.-proces is een juridisch-administratieve procedure waarbij vooraleer een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project zal toegelaten of vergund worden en onder welke voorwaarden. Het milieueffectrapport maakt deel uit van de aanvraag tot uitbreiding van de milieuvergunning die zal ingediend worden bij de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) voorziet in een MER-procedure opgebouwd uit verschillende stappen: -
Opstellen van een kennisgeving door een team van deskundigen. De kennisgeving omvat naast een beschrijving van het project en de relevante randvoorwaarden, een voorstel inzake te onderzoeken disciplines en samenstelling van een team van deskundigen en per discipline een beschrijving van de methodologie die in het MER zal gehanteerd worden bij de inhoudelijke uitwerking van de disciplines. De kennisgeving is een openbaar document dat ter inzage wordt gelegd aan het publiek.
-
De opmaak van richtlijnen door de Dienst MER op basis van opmerkingen geformuleerd naar aanleiding van de terinzagelegging en de adviezen van de bevoegde instanties.
-
Opmaak van een ontwerp-MER dat voorgelegd wordt voor advies aan de bevoegde instanties.
-
Opmaak van een finaal MER, rekening houdend met de opmerkingen van de bevoegde instanties, dat dient goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, de Dienst MER. Het finaal MER wordt een publiek document na goed- of afkeuring.
AGT kiest er echter voor de kennisgeving en het ontwerp-milieueffectrapport gebundeld in te dienen. De Dienst Mer zal het voorliggende document bijgevolg in eerste instantie beschouwen als een kennisgeving. Het volledig gebundelde document wordt hierbij aan het publiek ter inzage gelegd. De Dienst Mer organiseert binnen de voorziene termijn een bespreking van de richtlijnen. Op deze richtlijnenvergadering zal het volledige document besproken worden, dus zowel voorstel van inhoud en methodologie (kennisgevingsdeel) als het ontwerp van de uitwerking hiervan (ontwerp-milieueffectrapportage deel). Daarna wordt een finaal MER opgemaakt. Het goedgekeurd project-MER maakt tevens deel uit van de vergunningsaanvraag.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Initiatiefnemer:
A n t w e rp G a s T e r m i n a l n v
KBO-nummer
0422.781.329
VE-nummer
2.037.013.064
Exploitatiezetel:
AGT nv Land van Waaslaan 3, 9130 Kallo
Maatschappelijke zetel:
Land van Waaslaan 3, 9130 Kallo
Verantwoordelijke exploitatie:
Michel Ruttens – General Manager
Tel.:
03/570.92.50
Fax.:
03/709.92.79
Contactpersoon:
Michel Ruttens, Luc Smolders, Johan Van Heerde
Voor de initiatiefnemer,
Michel Ruttens – General Manager
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
EXTER NE
DESKU NDIGEN
M ER -c o ö rd in a t i e
d is c ip lin e lu c h t
K atr i en Va n H aec ke Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/643/V1 einddatum erkenning: 11/05/2015
A n ne-M ar i eke C ool s
Bijgestaan door: Anne-Marieke Cools, Sertius cvba
Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/705-V1 einddatum erkenning: onbepaalde douur
D i s c ip l in e fa u n a en F lo ra
d is c ip lin e g e lu id
Mi a Janssen
Sven Loridan
Milieustudies M. Janssen Kastanjelaan 13 3052 Oud-Heverlee e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-372/V-5 einddatum erkenning: onbepaalde duur
dBA-plan Poststraat 1 b03 3590 Diepenbeek e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: AMV/ERK/MER/EDA - 798 einddatum erkenning: onbepaalde duur
IN TERN E
DES KUNDIGEN
De volgende personen verleenden hun medewerking bij de opmaak van voorliggend project-MER:
Michel Ruttens, General manager
Luc Smolders, Engineer Maintenance & Engineering
Johan Van Heerde, Preventieadviseur - integratie Ingenieur
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
Inhoud I
ALGEMEEN 1.
AGT
2.
HET
3.
TOETSIN G
4.
VERDER E
5.
UI TG EV OER DE
II
NV ............................................................................................. V OOR GEN OMEN PR OJECT
I.1
.................................................................... I.3
M.E.R.-P LI CH T VAN H ET PR OJECT B ESLU I TV ORM IN GSPR OCES MILIEU-S TUD IES
................................................... I.3
............................................................ I.3
.................................................................. I.3
RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 2.
AL GEM EN E SI TU ERI NG ........................................................................... II.1 S i t u e r i n g v o l g e n s b e s t em m i n g s pl a n n e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1 S i t u e r i n g t . o. v . o ve r s t r om i n g s g e bi e de n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 S i t u e r i n g t . o. v . w a te r wi n g e b i e de n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 A f s t a n d t o t d e g r e n z e n v an he t V l a am s e G ew e st . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 TOEGAN GS WEGEN ................................................................................ II.2
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
NABIJE OM GEVI NG ............................................................................... II.3 G e bi e d e n m e t w o o n f u nc t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 3 Bedrijven ...................................................................................... II.3 Kwetsbare locaties ......................................................................... II.4 D o o r h e t p u b l i e k b ez o c h t e g e b o u w en en g e b i ed e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 4 N a t u r a 2 0 0 0 e n n a t u u r g e bi e d e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 4 M o n u m e n t e n e n l a n d sc h a p p e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 6
III
JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
IV
BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
1.
AL GE M EE N ........................................................................................ IV. 1
2.
BES CHR IJVI NG VA N D E INS T AL L AT IE S ......................................................... IV. 1 2.1 S f e r e n v o or o p s l a g o n d e r dr u k . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 2.1.1 Specificaties van de sferen ................................................................................................. IV.1 2.1.2 Normale operatie .............................................................................................................. IV.2 2.1.3 Beveiligingen en afwijkingen van normale operatie ............................................................ IV.2 2.2 I n g e te r p te h o u de r s v o o r o p s l ag o n de r d r u k . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 3 2.2.1 Normale situatie ................................................................................................................ IV.4 2.2.2 Butadieen opslag ............................................................................................................... IV.4 2.2.3 Beveiligingen en afwijkingen van de normale situatie ......................................................... IV.5 2.3 A t m o s f e r i s c h e o p s l ag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 5 2.3.1 Specificaties van de gekoelde opslag .................................................................................. IV.5 2.3.2 Betonnen buitenbeschermingskuipen voor gekoelde gasopslag ......................................... IV.5 2.3.3 Normale operatie .............................................................................................................. IV.6 2.3.4 Beveiligingen en afwijkingen van de normale operatie ....................................................... IV.6 2.4 S t e i g er s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 8 2.4.1 Algemene beschrijving en beveiligingen ............................................................................. IV.8
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
2.4.2 De hoofdsteiger ................................................................................................................. IV.9 2.4.3 Kleine zeesteiger.............................................................................................................. IV.10 2.4.4 Lichtersteiger ................................................................................................................... IV.10 2.4.5 Overzicht ......................................................................................................................... IV.10 2.5 V e r l a d i ng s z o n e : t a n k w ag e n s e n - w a g o n s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 0 2.5.1 Beschrijving van de verlading ........................................................................................... IV.10 2.5.2 Overzicht ......................................................................................................................... IV.11 2.6 Andere opslagtanks ...................................................................... IV.11 2.6.1 Stikstoftank ..................................................................................................................... IV.12 2.6.2 Dieseltank T10 ................................................................................................................. IV.12 2.6.3 Dieseltank voor voeding van de noodgeneratoren (T11) ................................................... IV.12 2.6.4 Dieseltank voor voeding van de bluswaterdiesels (T12) .................................................... IV.12 2.6.5 Propaantank in het fakkelsysteem (DR10) ........................................................................ IV.12 2.6.6 Propaantank in het fakkelsysteem (DR11) ........................................................................ IV.13 2.7 A d m i ni s t r a t i e v e z o ne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 3 2.8 N u t s v o o r z i e ni n g e n. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 3 2.8.1 De fakkelinstallatie .......................................................................................................... IV.13 2.8.2 Odorisatie installatie ........................................................................................................ IV.13 2.8.3 Stikstofinstallatie ............................................................................................................. IV.14 2.8.4 Waterbehandelingssysteem ............................................................................................. IV.14 2.8.5 Instrumentlucht ............................................................................................................... IV.14 2.9 T r a n s f e r m o g el i j kh e d e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 4 2.9.1 Externe transfers ............................................................................................................. IV.15 2.9.2 Interne transfers .............................................................................................................. IV.15 2.10 A l g em e n e di e n s t e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 5 3.
MILI EUASPECTEN EN PR OJ ECTGEÏ N TEGR EERD E M ILI EU MAATR EGELEN ................... IV.16 3.1 W a t e r h u i s h o ud i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 6 3.1.1 Inkomende waterstromen ............................................................................................... IV.16 3.1.2 Uitgaande waterstromen ................................................................................................. IV.16 3.2 R i s i c o ac t i vi t ei t e n m . b. t . b o d em - e n g r o n d w a t er v e r on t r ei n i g i ng . . . . . . . . . . . . I V . 1 6 3.2.1 Aanwezige risicoactiviteiten en bodembeschermende maatregelen ................................. IV.16 3.2.2 Uitgevoerde bodemonderzoeken ..................................................................................... IV.17 3.3 L u c h t em i s s i e s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 1 9 3.3.1 Geleide verbrandingsemissies .......................................................................................... IV.19 3.3.2 Fakkelemissies ................................................................................................................. IV.21 3.3.3 Fugitieve emissies installaties........................................................................................... IV.22 3.3.4 Overzicht begrootte emissie ............................................................................................ IV.23
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
3.4 3.5 3.6
V
G e l u i d s em i s s i e s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 2 3 E n er g i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 2 3 Transport .................................................................................... IV.24
GEPLANDE SITUATIE 1.
AL GEM EEN ......................................................................................... V.1
2.
AA NL EG FAS E ...................................................................................... V.1
3.
BIJKOMENDE
HOOFDS TEIGER
4.
BIJKOMENDE
TANK V OOR GEKOELD E OPSLAG
5.
BIJKOMENDE
IN GETERP TE OPS LAG MET
6.
NIEU WE
7.
DERD E
8.
2
BIJ KOM END E N OOD GEN ERATOR EN M ET BIJ KOMEND E D IESELTANK
9.
2
BIJ KOM END E BLU SW ATERDI ES ELS
10.
HET
11.
MILIEUASPECTEN
VI
GR ON D FAKKEL
SP OOR M ET
2
.................................................................... V.2
8
................................................. V.3
TANKS VAN ELK
3.500
M³
...................... V.3
.......................................................................... V.4
LAADAR M EN V OOR TAN KW AGON S
..................................... V.4 (T13) ............... V.5
............................................................ V.5 EN S TI KS TOF) .....................................
V.5
IN D E GEPLAND E S ITUATI E ..................................................
V.5
NI EUW ON TSP ANS TATI ON
(AARDGAS
BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN
1.
NULA L TER NA T IE F ................................................................................ VI. 1
2.
LOCATI EALTER NATIEF ........................................................................... VI.1
3.
UI TV OERIN GS AL TER NA TI EV EN / BBT ......................................................... VI.2
VII
INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2.
VIII 1.
AFB A KE NIN G R EI KW IJ D TE ON D ERZ O EK EN PER DIS CIPL I NE ................................. O p p e r v l a k t ew a t er . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lucht ......................................................................................... Geluid ........................................................................................ Mens.......................................................................................... B o d e m e n g r o n d w a te r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . F a u n a e n f l or a . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . L a n d s c h a p , b ou w k u n di g e r f g o e d e n ar c h e ol o g i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SAMENV ATTENDE
I NGR EEP- EFFECTM ATRI X
VII.1 VII.1 VII.1 VII.1 VII.1 VII.1 VII.2 VII.2
.................................................. VII.2
EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING LUCHT ........................................................................................... VIII.1 1.1 M e t h o d o l og i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 1.2 A f b a k e n i ng s t u di e g e b i e d . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 1.3 V a s t l e g g e n v a n t e h a n t er e n l u c h t k w a l i t ei t s d o el s t e l l i n g e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 1.4 T o e t s i n g s k a d e r i m p ac t b e o or d e l i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 2 1.5 B e s p r e ki n g v a n d e a a n l e g f a s e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 3 1.6 B e s p r e ki n g v a n d e A c t u el e l uc h t k w al i t ei t bi n n en h e t s t u d i eg e bi e d . . . . . . V I I I . 3 1.6.1 Resultaten meetnet VMM................................................................................................ VIII.3
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
1.6.2 Vluchtige organische stoffen ............................................................................................ VIII.5 1.6.3 Verzurende depositie ....................................................................................................... VIII.6 1.6.4 Plaatselijke relevante emissiebronnen ............................................................................. VIII.6 1.6.5 Besluit m.b.t. de actuele luchtkwaliteit in het studiegebied .............................................. VIII.7 1.7 B e g r o t i ng v a n d e em i s s i e s i n d e g e p l a n de s i tu at i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 7 1.8 E f fe c t v o or s p e l l i ng en - be o o r de l i n g ( e xc l . tr a n sp o r t em i s i s e s ) . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 8 1.9 I m p ac t b i jd r a g e va n tr a n s p o r te n o p d e om l i g g en d e we g e n. . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 9 1.10 c o n c l u si e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 0 2.
DIS CIPLI N E G ELU ID .......................................................................... VIII.11 2.1 I n l ei d e n d g e d e el t e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 1 2.1.1 Te onderscheiden stappen bij de uitwerking van de discipline ........................................ VIII.11 2.1.2 Technische begrippen .................................................................................................... VIII.11 2.1.3 Toetsingskader (wettelijk en wetenschappelijk) en beoordelingskader ........................... VIII.12 2.2 A f b a k e n i ng e n be s c h r i j v i n g v a n h e t s t u di eg e b i e d . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 7 2.2.1 Afbakening studiegebied................................................................................................ VIII.17 2.2.2 Huidig akoestisch klimaat studiegebied .......................................................................... VIII.17 2.2.2.1 2.2.2.2 2.2.2.3
IMMISSIEMETINGEN EN MEETSITUATIE GELUID .................................................................................... VIII.17 RESULTATEN CONTINUE IMMISSIEMETING .......................................................................................... VIII.20 BEOORDELINGSPUNTEN EN TOEPASBARE RICHTWAARDEN VOOR HET SPECIFIEKE GELUID .................................. VIII.21
2.2.3 Emissiemetingen............................................................................................................ VIII.23 2.3 E f fe c t v o or s p e l l i ng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 2 4 2.3.1 Realistische benadering ................................................................................................. VIII.24 2.3.2 Aanlegfase ..................................................................................................................... VIII.25 2.3.3 Specifieke bijdrage van de geluidsbronnen tot het omgevingsgeluid in de huidige situatie ..................................................................................................................................... VIII.28 2.3.3.1 2.3.3.2 2.3.3.3
2.3.4
SPECIFIEKE BIJDRAGE VASTE GELUIDSBRONNEN – CONTINU GELUID ............................................................ VIII.28 SPECIFIEKE BIJDRAGE INCIDENTELE GELUIDSBRONNEN............................................................................ VIII.29 BIJDRAGE TRANSPORT ................................................................................................................. VIII.30
Specifieke bijdrage van de geluidsbronnen tot het omgevingsgeluid in de geplande situatie ..................................................................................................................................... VIII.31
2.3.4.1 2.3.4.2 2.3.4.3
SPECIFIEKE BIJDRAGE VASTE GELUIDSBRONNEN – CONTINU GELUID ............................................................ VIII.31 SPECIFIEKE BIJDRAGE INCIDENTELE GELUIDSBRONNEN............................................................................ VIII.34 BIJDRAGE TRANSPORT ................................................................................................................. VIII.34
2.4 E f fe c t b e o or d el i ng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 3 4 2.4.1 Huidige en geplande situatie: geluidsbronnen beschouwd als een bestaande inrichting.. VIII.34 2.4.2 Huidige situatie: geluidsbronnen beschouwd als een nieuwe inrichting .......................... VIII.35 2.4.3 Geplande situatie: geluidsbronnen beschouwd als een nieuwe inrichting ....................... VIII.35 2.4.4 Milderende maatregelen ............................................................................................... VIII.35 3. 4.
FAU NA
EN
FLOR A ............................................................................ VIII.36
OVERI GE DIS CI PLI NES ....................................................................... VIII.45 4.1 Mens........................................................................................ VIII.45 4.1.1 Afbakening en beschrijving van het studiegebied ........................................................... VIII.45 4.1.2 Methodiek ..................................................................................................................... VIII.45 4.1.3 Gezondheidsanalyse ...................................................................................................... VIII.45 4.1.3.1
IDENTIFICATIE VAN DE RELEVANTE WIJZIGINGEN IN HET MILIEU ................................................................. VIII.45
4.1.3.1.1
Scheikundige agentia – atmosferische polluenten ............................................................................................. VIII.46
4.1.3.1.2
Fysische agentia ..................................................................................................................................................... VIII.46
4.1.3.1.3
Biologische agentia: Legionellabestrijding ........................................................................................................... VIII.46
4.1.3.2 4.1.3.3 4.1.3.4
IDENTIFICATIE EN KWANTIFICATIE VAN BLOOTSTELLING EN BELASTING ........................................................ VIII.48 COMMUNICATIE ........................................................................................................................ VIII.49 BESPREKING VAN DE TE VERWACHTEN GEVOLGEN VOOR DE GEZONDHEID VAN DE POPULATIE IN KWESTIE PLUS VOORSTELLING VAN MILDERENDE MAATREGELEN ........................................................................................................................ VIII.49
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
4.1.4
Mobiliteitsanalyse.......................................................................................................... VIII.49
4.1.4.1
BEREIKBAARHEIDSPROFIEL (HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE) .............................................................. VIII.49
4.1.4.1.1 4.1.4.1.2
4.1.4.2
Huidige bereikbaarbeid van de site ...................................................................................................................... VIII.49 Capaciteit en intensiteit van de geselecteerde wegen ....................................................................................... VIII.49
MOBILITEITSPROFIEL ................................................................................................................... VIII.50
4.1.4.2.1
Verkeersgeneratie werknemers ........................................................................................................................... VIII.50
4.1.4.2.2
Verkeersgeneratie vrachtverkeer ......................................................................................................................... VIII.50
4.1.4.2.3
Impact van de tranporten van AGT op het wegverkeer ..................................................................................... VIII.51
4.2 R e k e ni n g h o u d e n d m e t d e b e s c h o uw d e w or s t c a s e s i t u a ti e , h e t r e e d s m a x i m a a l b e n u t te n v a n he t s p o o r we g ve r k ee r ee n s c h e e pv a a r t , i s de i m p a c t v a n he t w e g v er k e er o p de t o t al e w eg a a nv a a r d b a ar . O pp e r v l a k t e w a te r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 5 1 4.3 B o d e m e n g r o n d w a te r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 5 2 4.3.1 Aanlegfase ..................................................................................................................... VIII.52 4.3.2 Exploitatiefase ............................................................................................................... VIII.52
IX
GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN
X
LEEMTEN IN DE KENNIS 1.
LUCHT .............................................................................................. X.1
2.
GELU ID
3.
FAU NA
4.
OVERI GE
XI
EN TRI LLIN GEN EN FLORA
.......................................................................... X.1
................................................................................. X.1
DIS CI PLI NES
............................................................................ X.1
POSTMONITORING EN -EVALUATIE 1.
LUCHT ............................................................................................. XI.1
2.
OVERI GE
XII 1.
2.
XIII
DIS CI PLI NES
........................................................................... XI.1
INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE SYN T HES E V AN DE E FF E CT EN .................................................................. XII .1 1.1 Lucht ..........................................................................................XII.1 1.2 G eluid en trillingen .......................................................................XII.1 1.3 F a u n a e n f l or a . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I . 2 1.4 O v e r i g e di s c i pl i ne s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I . 3 1.4.1 Oppervlaktewater............................................................................................................. XII.3 1.4.2 Mens ................................................................................................................................ XII.3 1.4.3 Bodem en grondwater ...................................................................................................... XII.4 EL EM E NTEN
TEN B EHOEV E V AN DE WATER TOETS
NIET TECHNISCHE SAMENVATTING
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
........................................... XII.4
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
LIJST VAN FIGUREN Hierna wordt een overzicht gegeven van de tabellen en figuren die in dit document vervat zijn. Tabellen en figuren aangeduid met “” vindt men terug op het einde van dit document. Deel I Deel II Figuur II.1
Weergave van de ruimtelijke bestemming in de ruime omgeving rond AGT (gewestplan inclusief wijzigingen GRUP)
Figuur II.2
Overstromingsgevoelige gebieden nabij AGT (bron: Geopunt Vlaanderen)
Figuur II.3
Nabijgelegen bedrijven op kaart weergegeven (bron: BNIP januari 2014).
Figuur II.4
Kwetsbare locaties aangeduid op kaart
Figuur II.5
Natura 2000 gebieden nabij AGT
Figuur II.6
Natuureenheden binnen VEN
Figuur II.7
Beschermd onroerend erfgoed in de omgeving van AGT
Deel III Deel IV Figuur IV.1 Figuur IV.2
Plattegrond AGT De odorisatie eenheid
Deel V-VI Figuur V.1
Ligging fundatie voor de pompenplaat
Figuur V.2
Situering nieuwe hoofdsteiger (nieuw: kleur)
Figuur V.3
Dwarsdoorsnede doorheen de ingeterpte tanks
Figuur V.4
Derde spoor met 2 laadarmen voor tankwagons
Deel VII Figuur VII.1
Ingreep-effectschema
Deel VIII Lucht Figuur VIII.1
Overzicht van de jaargemiddelde zuurdepositie in Vlaanderen en trend van de afgelopen jaren (bron : luchtkwaliteit in het Vlaamse gewest 2012, VMM, 2013)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
Geluid en trillingen Figuur VIII.2
Beslissingstabel bestaande inrichtingen
Figuur VIII.3
Beslissingstabel voor het bepalen van de toegelaten waarden
Figuur VIII.4
Gewestplan met aanduiding AGT en meetpunt geluid
Figuur VIII.5
Gewestplan projectgebied AGT + beoordelingspunten geluid
Figuur VIII.6
Ligging van de geluidsbronnen conform metingen en modellering
Figuur VIII.7
Geluidscontouren voor de huidige representatieve werking van de continue geluidsbronnen
Figuur VIII.8
Geluidscontouren t.g.v. vrachtverkeer AGT – huidige situatie met 24 vrachtwagenbewegingen per uur
Figuur VIII.9
Geluidscontouren voor de werking van de continue geluidsbronnen in de gewenste situatie
Fauna en flora Figuur VIII.10
Uittreksel uit de BWK-kaart v.5.2. (2008)
Figuur VIII.11
Uittreksel uit de BWK-kaart (2014)
Figuur VIII.12
Luchtfoto 2012
Figuur VIII.13
Kwetsbaarheidskaart verzuring
Figuur VIII.14
Reikwijdte verzurende (boven) en eutrofiërende (onder) depositie
Figuur VIII.15
Luchtfoto 1990
LIJST VAN TABELLEN Deel I Tabel I.1
Vigerende milieuvergunningen
Tabel I.2
Overzicht van de vergunde opslagtanks en de opslagtanks van het uitbreidingsproject
Deel II Tabel II.1
Overzicht Kwetsbare locaties rond AGT
Tabel II.2
Publiek bezochte locaties
Deel III Deel IV
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
Tabel IV.1
Andere opslagtanks bij AGT
Tabel IV.2
Vlarebo-inrichtingen op de site
Tabel IV.3
uitgevoerde bodemonderzoeken bij AGT
Tabel IV.4
Eigenschappen en emissieuitstoot van de Dock Water Heaters
Tabel IV.5
Eigenschappen en emissieuitstoot van de water/Glycolheaters
Tabel IV.6
Berekende fakkelemissies 2013
Tabel IV.7
Overzicht begrootte emissie 2013
Tabel IV.8
Energieverbruik 2013 bij AGT
Tabel IV.9
Overzicht modal split bij AGT
Deel V-VI-VII Deel VIII Lucht Tabel VIII.1
Toetsingswaarden VOS
Tabel VIII.2
NO2 Meet- en grenswaarde voor 2012
Tabel VIII.3
SO2 Meet- en grenswaarde voor 2012
Tabel VIII.4
PM10 Meet- en grenswaarde voor 2012
Tabel VIII.5
Overzicht van de jaargemiddelde VOS (µg/m³) gemeten in meetstation 50R833 (Doel), in 2012 (bron jaarverslag 2012 VMM, 2013)
Tabel VIII.6
Begrootte emissies in de geplande situatie
Tabel VIII.7
Overzicht berekende jaargemiddelde impactbijdrage door het transport nabij projectgebied
Geluid en trillingen Tabel VIII.7
Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht
Tabel VIII.8
Richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen
Tabel VIII.9
Significantiekader discipline geluid (definitieve versie dd. 2011)
Tabel VIII.10
Overzicht immissiemeetpunt geluid
Tabel VIII.11
Milieukwaliteitsnorm / richtwaarden en grenswaarden voor mpt gelegen rond AGT conform de ligging volgens het gewestplan
Tabel VIII.12
Richt- en grenswaarden fluctuerend geluid voor de meetpunten gelegen rond AGT conform de ligging volgens het gewestplan
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
Tabel VIII.13
Meteocondities meetcampagne geluid
Tabel VIII.14
Meetresultaten immissiemeting mpt 1
Tabel VIII.15
Richt- en grenswaarden voor het continue specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens bijlage 4.5.4. bij Vlarem II
Tabel VIII.16
Richt- en grenswaarden voor het fluctuerende/incidentele specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens bijlage 4.5.5. bij Vlarem II
Tabel VIII.17
Resultaten emissiemetingen op het terrein
Tabel VIII.18
Geluidsvermogenniveaus van in te zetten materieel
Tabel VIII.19
Afstand van bron tot de respectievelijke geluidscontour tijdens werkzaamheden aanlegfase
Tabel VIII.20
Te verwachten geluiddrukniveaus (equivalent en piek) voor de verschillende methodes
Tabel VIII.21
Amplitudes als functie van de afstand tot impactpunt
Tabel VIII.22
Specifieke bijdrage vaste geluidsbronnen t.h.v. immissiepunten/VLAREMbeoordelingspunten
Tabel VIII.23
Toetsing van het berekende specifieke geluidsniveau van AGT aan de richt/grenswaarden
Tabel VIII.24
Berekend specifiek incidenteel geluidsniveau AGT voor de huidige situatie
Tabel VIII.25
LAeq,1h geluidsniveaus vrachtwagentransport in functie van afstand tot de weg (realistische benadering)
Tabel VIII.26
Specifieke bijdrage vaste geluidsbronnen t.h.v. immissiepunten/VLAREMbeoordelingspunten
Tabel VIII.27
Toetsing van het berekende specifieke geluidsniveau van AGT aan de richt/grenswaarden
Tabel VIII.28
Berekend specifiek incidenteel geluidsniveau AGT voor de geplande situatie
Fauna en flora Tabel VIII.29
Kritische last verzuring (zuurequivalenten/ha/jaar) habitattypes en ecosystemen
Mens Tabel VIII.30
Acties legionella-beheersing
Tabel VIII.31
Verband tussen Lnight (buiten) en waargenomen gezondheidseffecten.
Tabel VIII.32
Modal split in de geplande situatie
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
INHOUDSTAFEL
LIJST VAN BIJLAGEN Bijlage I
samenvattend overzicht van de mogelijkheden voor de verladingen aan de verschillende steigers, aan laadplaatsen voor tankwagons en tankwagens
Bijlage II
BBT-toetsing
Bijlage III
Nabijgelegen bedrijven en buurbedrijven
Bijlage IV
De gehanteerde luchtkwaliteitsdoelstellingen
Bijlage V
Uitgebreide meteo-condities tijdens opmeten geluid
Bijlage VI
Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST
Terminologie – verklarende woordenlijst °C
graden celcius
µg
microgram, één miljoenste van een gram
Afgas
gasvormige verontreiniging van een productieproces die geëmitteerd wordt
ARAB
Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming
BAT
Best Available Technology (BBT)
BBO
Beschrijvend Bodemonderzoek
BBT
Beste Beschikbare Techniek
BKG-inrichting
BroeiKasGas-inrichting, zijnde een vergunningsplichtige inrichting die als zodanig is aangeduid door de Vlaamse Regering
BREF
BBT (of BAT) referentiedocument
BS
Belgisch Staatsblad
CO
Koolstofmonoxide
CO2
Koolstofdioxide
DABM
Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
dB(A)
Eenheid waarin het geluidsdrukniveau van een geluid wordt uitgedrukt, met correctie voor de subjectieve gehoorgewaarwording bij de mens volgens de A-curve
Depositie
Hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied, uitgedrukt als een hoeveelheid per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid (bv. 10 kg SO2/ha.j).
diffuse emissie
niet geleide emissie, andere dan fugitieve (lek-) emissies
DOLSO
Dienst Ontwikkeling Linker Schelde Oever
Emissie
De directe of indirecte lozing, uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, van stoffen in de lucht, het water of de bodem
EPA
Environmental Protection Agency
fugitieve emissies
Alle emissies die niet via een daarvoor ontworpen route in de omgevingslucht terechtkomen. Het betreft hier emissies die plaatsvinden via lekken t.h.v. installaties; vooral via afdichtingen zoals flenzen, pompen, …; deze worden ook lekemissies genoemd en maken deel uit van de niet geleide emissies
geleide emissie
Is een emissie waarvoor welbepaalde fysische kenmerken bestaan (ligging, hoogte, diameter) en een in een principe meetbare volumestroom
IFDM
Immissie Frequentie Distributie Model
immissieconcentratie de concentratie van een bepaalde stof in de omgevingslucht op een bepaalde plaats als resultante van verschillende bronnen, incl. natuurlijke en meteorologische omstandigheden Inkuiping
een kuipvormig uitgevoerde vloeistofdichte constructie die in staat is om lekvloeistoffen (uit een vat of tank) op te vangen
kg
Kilogram
km
Kilometer
l
Liter
LAeq, T
Het A-gewogen equivalent, constant geluidsdrukniveau, dat gedurende het tijdsinterval T dezelfde geluidsenergie zou veroorzaken als het werkelijk (veranderlijk) A-gewogen geluidsdrukniveau gedurende dezelfde periode.
LAN T
Het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende N% van een tijdsinterval T wordt overschreden
LDAR
Leak Detection And Repair
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST
Lsp
Specifiek geluidsdrukniveau
m
Meter
m²
Vierkante meter
m³
Kubieke meter
m.e.r.
Milieueffectrapportage
MER
Milieueffectrapport
Mg
Milligram, één duizendste van een gram
MINA
Milieu- en natuurbeleidsplan
MTR
Maximaal toegestaan risico
MW
Megawatt, één miljoen Watt, een eenheid van vermogen
MWh
Megawatt uur, een eenheid van energie
MWth
Megawatt thermisch, een eenheid van warmtevermogen
NEC
National Emission Ceilings (Nationale Emissie Plafonds)
ng
Nanogram, d.i. 10-9 gram of één mijardste van een gram
NH3
Ammoniak
Niet geleide emissie
Elke emissie die minstens één van de kenmerken van een geleide emissie mist
Nm³ of m³(n)
Normaal kubieke meter: dit is een hoeveelheid gas, technisch vrij van waterdamp, die bij een temperatuur van 0 °C (273,15 K) en een absolute druk van 1,01325 bar, een volume inneemt van 1 kubieke meter.
NOx
Stikstofoxiden
nv of NV
Naamloze vennootschap
OVAM
Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest
OVR
Omgevingsveiligheidsrapport
PBP
Potentieel belangrijke polluenten
percentiel
Aanduiding, bij evaluatie van meetwaarden, met welke frequentie een bepaalde waarde overschreden wordt; een specifieke 98P waarde wordt bvb. op jaarbasis gedurende 2% van de tijd overschreden
PJ
Petajoule (= 1015 joule)
PM
Particulate Matter, d.i. kleine stofdeeltjes
project-MER
MER met betrekking tot projecten waarvoor een milieuvergunning of stedenbouwkundige vergunning vereist is
rookgassen
Afgassen die ontstaan bij het verbranden van fossiele brandstoffen
RSV
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
RUP
Ruimtelijk UitvoeringsPlan, legt de stedenbouwkundige bestemming vast (cfr. de gewestplannen)
SO2
Zwaveldioxide
TLV
Treshold Limit Value (ARAB grenswaarden)
VEN
Vlaams Ecologisch Netwerk
VEN-gebied
Gebied dat opgenomen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk
Vl. Reg.
Vlaamse Regering
VLAREA
Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer
VLAREBO
Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering
VLAREM
Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning
VMM
Vlaamse Milieumaatschappij
VR
Veiligheidsrapport
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST
VOS
Vluchtige organische stoffen
WGO
World Health Organisation of Wereldgezondheidsorganisatie
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
I. ALGEMEEN
I
ALGEMEEN
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
I. ALGEMEEN
1.
AGT
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. I.1
NV
Op de site van AGT te Kallo is een terminal gevestigd voor de op- en overslag van LPG (Liquefied Petroleum Gas). Propaan, propyleen, butaan en 1,3-butadieen wordt er opgeslagen in enerzijds opslagtanks (drukopslag in sferen of ingeterpte houders en gekoelde atmosferische opslagtanks). De aanvoer van product vindt grotendeels per schip plaats. Afvoer kan gebeuren per schip, vrachtwagen, spoorwagon of pijpleiding. HIS TOR IE K
V AN DE INR ICHT ING
Antwerp Gas Terminal werd opgericht in mei 1982 door drie firma’s die geïnteresseerd waren in de ontwikkeling van een LPG–aanlandingsfaciliteit op de Antwerpse Linkerschelde-oever (basisvergunning LPG terminal 21/08/1981). Met de steun van het Ministerie van Streekeconomie, de Antwerpse Havenautoriteiten en de ‘Dienst Ontwikkeling Linker Schelde Oever’ werd tot gezamenlijke uitwerking van de plannen overgegaan. De LPG-zone werd vastgelegd door DOLSO (Dienst Ontwikkeling Linker Schelde Oever). Het bedrijf werd opgericht met aanvankelijk 4 sferen (4 x 3.300m3) en 2 gekoelde tanks (2 x 50.000m3). In 1990 werden 4 sferen van elk 3.300 m3 bijgeplaatst, met bijkomende pompinstallaties en pijpleidingen. Nadien werden nog bijkomende pompinstallaties en aanhorigheden bijgeplaatst. In 2005 realiseerde AGT een uitbreiding van de bestaande opslaginstallaties met 4 ingeterpte houders van elk 3.000 m3 voor de opslag van propyleen, propaan, butaan en/of 1,3-butadieen. Alle houders van AGT zijn geschikt en vergund voor verschillende producten (propyleen, propaan, butaan en/of 1,3-butadieen). Nochtans blijft het product per houder redelijk constant in de tijd. MILIEUV ERG UNNING E N De huidige exploitatievergunning van AGT dateert van 21 oktober 2010 en dit voor een termijn eindigend op 20 oktober 2030. in tabel I.1 wordt een overzicht gegeven van de vigerende milieuvergunningen. Tabel I.1
Vigerende milieuvergunningen AGT
Referentie besluit
Datum
Einddatum
Voorwerp
MO3/46003/53/1/A/5
21/10/2010 21/10/2030
Exploiteren en uitbreiden* van een inrichting voor de open overslag van LPG
AMV/00133046/1003
4/04/2012
Afwijking van artikel 5.16.1.8 §1 4° van VLAREM II voor 8 bovengrondse gassferen van elk 3.299 m³.
21/10/2030
* deze uitbreiding werd tot op heden niet gerealiseerd
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV p. I.2
I. ALGEMEEN
Tabel I.2: Overzicht van de vergunde opslagtanks en de opslagtanks van het uitbreidingsproject (op basis van subselectietabel van OVR) NR opslagtank
Volume (m³)
aantal
product
Ton1
S01-S08
3.300
8
propyleen, propaan, butaan, 1,3-butadieen
13.543
Ingeterpte horizontale cilindrische houders T21-T24
3.000
4
propyleen, propaan, butaan, 1,3-butadieen
6.156
Gekoelde houders (-48°C)
T01-T02
50.000
2
propyleen, propaan, butaan, 1,3-butadieen
61.100
Tank steungas fakkelinstallatie
DR10
23
1
Propaan
11,5
Tank steungas fakkelinstallatie
DR11
5
1
Propaan
2,5
20+3+5,5
3
Diesel
24,2
Opslagtype Vergunde opslagtanks sferische houders
Houders diesel noodgeneratoren + water/glycolhaeter + waterpompen T10-T12
Totaal
80.837
Uitbreidingsproject Ingeterpte horizontale cilindrische T31-T38 houders
3.500
8
Propaan, propyleen, butaan
14.364
Gekoelde houder (-104°C)
T03
55.260
1
Ethyleen
31.498
T13
3
1
Diesel
2,5
T10
50
1
Diesel
42,5
Nieuwe tank noodgenerator
voor
Vervanging van T10
nieuwe
Totaal na uitbreidingsproject
1
Op basis van de massadichtiheid van propyleen indien meerdere stoffen kunnen worden opgeslagen in de tank
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
125.885
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
I. ALGEMEEN
p. I.3
MILIEU EFF ECT RAP POR TE N Bij vorige vergunningsaanvragen was toevoeging van een goedgekeurd MER niet verplicht. OMGEV INGSV EIL IGHE IDSR AP POR T In het kader van de uitbreiding in 2005 werd een OVR opgesteld met goedkeuringscode OVR/03/02. De vergunningsprocedure voorafgaand aan de hervergunning en uitbreiding in 2010 werd begeleid met een OVR met code OVR/08/25. Naar aanleiding van de geplande uitbreiding van de activiteiten te Kallo wordt er ook een omgevingsveiligheidsrapport opgesteld. De procedure tot opmaak en goedkeuring van het omgevingsveiligheidsrapport verloopt simultaan met de opmaak van onderhavig milieueffectenrapport.
2.
HET
V OOR GE NOME N PR OJE CT
Zoals hoger gesteld verstrijkt de milieuvergunning van AGT pas op 21 oktober 2030. Dit MER wordt m.a.w. niet uitgevoerd in het kader van een hervergunningsaanvraag. AGT wenst enerzijds haar opslagcapaciteit te verhogen met 8 bijkomende ingeterpte horizontale cilindrische houders en 1 gekoelde houder, anderzijds wenst AGT enkele ondersteunende installaties uitbreiden. Een meer gedetailleerd overzicht van de wijzigingen die worden voorzien is opgenomen in hoofdstuk V. Deze wijzigingen en uitbreidingen van de huidige activiteiten van AGT vormt dan ook “het project” in de zin van art. 4.1.1, §1, 5° van titel IV van het DABM.
3.
T OE T S I NG
M . E . R .- PL I CHT V AN HE T PR OJE CT
AGT is m.e.r.-plichtig volgens Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. AGT valt na uitbreiding onder volgende indeling van bijlage II van het besluit: 6c) Opslagruimten voor aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton tot 200.000 ton; Zoals tabel I.2 al aangaf is de huidige opslagcapaciteit 80.837 ton. Na uitbreiding wordt dit 125.885 ton. De drempelwaarde van 100.000 ton wordt bijgevolg door de uitbreiding voor de eerste keer overschreden. Hierdoor moet AGT een MER opmaken. Er kan echter een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de MER-plicht ingediend worden, AGT kiest er echter voor een MER op te maken.
4.
V E R DE RE
BE S L UIT V OR M I NGS PR OCE S
Het goedgekeurd MER zal deel uitmaken van de aanvraag ‘uitbreiding van de milieuvergunning voor de activiteiten van AGT gelegen aan de Land van Waaslaan 3, 9130 Kallo’. Voor dit project is eveneens een stedenbouwkundige vergunning vereist.
5.
U I T GE V OE R DE
M I LI E U - S T UDIE S
Volgende milieu-studies (naast de bodemonderzoeken) werden bij AGT uitgevoerd: 1. 2. 3. 4. 5.
MER-screenings voor de bouwaanvragen voor de bullets en de nieuwe zeesteiger. LDAR: fugitieve emissies, gemeten in 2013. De Milieunota, bij de vergunningsaanvraag – uitbreiding met 1 aanlegsteiger. Volledig akoestisch onderzoek Antwerp Gas Terminal nv Kallo-Beveren, januari 2006. Het oriënterend bodemonderzoek, uitgevoerd in 2007 en het daaropvolgend BSP.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
II RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
1.
A L GE M E NE
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. II.1
S I T UE RI NG
AGT is gelegen te Kallo, gemeente Beveren, in de industriezone van het Linkerschelde-oevergebied, officieel de Waaslandvlakte genoemd. Het bedrijf beschikt over een terrein van ongeveer 26 hectare. In het westen grenst AGT aan de Land van Waaslaan, in het zuiden aan het Kruipin en Luiknatie (overzijde Kruipin), in het oosten aan het terrein van ADPO en Rhenus Ocean; in het noord-noordoosten aan het Zuidelijke Insteekdok en een klein gedeelte aan het Waaslandkanaal.
1.1 S I T U E R I N G V O L G E N S B E S T E M M I N G S P L A N N E N De zone rond AGT wordt enerzijds bepaald door het gewestplan en door het GRUP ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ (datum goedkeuring: 16/12/2005). In figuur II.1 is een uittreksel uit het gewestplan opgenomen waarop AGT is aangeduid samen met de wijziging van het gewestplan door het GRUP. De inrichting is gelegen in een industriegebied. AGT is gelegen in een zone, die bij het begin van de ontwikkeling van het industriegebied op de Linkerschelde-oever door DOLSO gedefinieerd werd als LPG-zone. Dit wil zeggen dat binnen deze zone LPG verhandeld (opslaan en laadlosoperaties) mag worden. Deze zone werd ingesteld naar analogie met de LPG zone in Zeebrugge en bewaakt een minimale afstand (1.500 m) tot de bestaande woonwijken. Ten noorden en noordoosten wordt AGT begrenst door het Waaslandkanaal. In de andere windrichtingen wordt AGT omgeven door industriegebied. Op ongeveer 1.800 m ten oosten van de inrichting bevindt zich het dichtstbijgelegen woongebied dat de woonkern van Kallo omvat. In de nabije omgeving van AGT zijn volgende GRUP’s vastgesteld: -
GRUP Liefkenshoekspoortunnel (definitief vastgesteld 9/05/2008): De opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de liefkenshoekspoortunnel kadert binnen het strategisch plan voor het Linkerschelde-oevergebied van de haven van Antwerpen. De Liefkenshoekspoortunnel zal een belangrijke rol spelen in de verwerking van de goederenstroom van bedrijven op de Linkerschelde-oever, zeker na de aanleg van het Deurganckdok. Een van de ontwikkelingsperspectieven voor de spoorinfrastructuur betreft de herwaardering van de Ijzeren Rijn. Deze lijn voorziet in een rechtstreekse verbinding met het Duitse spoorwegennet en het Ruhrgebied. De Ijzeren Rijn kan de achterlandverbinding van de Antwerpse haven aanzienlijk verbeteren. De doorkomst van de Ijzeren Rijn in de Antwerpse haven vormt een belangrijke ontbrekende schakel in het net. Hiervoor dient een spoortunnel onder de Schelde te worden aangelegd, ter hoogte van Liefkenshoektunnel. Het RUP over de liefkenshoekspoortunnel betekent geen wijziging van het gewestplan in de onmiddellijke omgeving van AGT.
-
Ruimtelijke Uitvoeringsplan Zeehavengebied Antwerpen – Waaslandhaven fase 1 (definitief vastgesteld 16/12/2005): Dit RUP handelt over de afbakening van het havengebied en is een uitvoeringsinstrument van het Strategisch Plan voor de Waaslandhaven. De inhoud van dit RUP handelt niet enkel over het zeehavengebied Waaslandhaven. Het gebied van AGT en onmiddellijke omgeving ondergaat geen wijziging van bestemming door dit RUP. Zeehavengebied Antwerpen werd definitief vastgesteld op 30/04/2013, maar op 6/12/2013 gedeeltelijk geschorst als gevolg van arrest van de Raad van State. De schorsing is vooral van belang voor de ontwikkelijgszone Saeftinghe en een aantal haveninbreidingsgebieden en voor Doel-centrum en Prosperpolder. Ongeveer 1 km ten zuiden van AGT voorziet dit uitvoeringsplan uitbouw van een spoorinfrastructuur (art. L5) en een permanente ecologische infrastructuur (art. L14, aangeduid met code EI) en op grote afstand (> 3 km) ten westen evenseens zones voor permanent eccologische infrastructuur (met en zonder medegebruik). Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Gebieden voor toeristische-recreatieve infrastructuur Golf Beveren’ (definitief vastgesteld op 24/06/2011) betreft de uitbreiding van het golfterrein Beveren ten noordoosten van Kallo-centrum.
-
-
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
1.2
p. II.2
SITUERING T .O.V. OVERST ROMIN GSGEBIEDEN
De overstromingsgevoelige gebieden zijn weergegeven op figuur II.2. Uit deze figuur blijkt dat de site van AGT niet als overstromingsgevoelig aanzien wordt. De dokken nabij het bedrijf (Waaslandkanaal, Zuidelijk Insteekdok) worden als effectief overstromingsgevoelig beschouwd. Figuur II.2: Overstromingsgevoelige gebieden nabij AGT (bron: Geopunt Vlaanderen)
AGT
1.3
SITUERING T .O.V. WATERWINGE BIEDEN
Binnen een straal van 15 km omheen de inrichting zijn er geen (beschermingszones van) waterwingebieden gesitueerd. Het dichtstbijzijnde openbare waterwingebied bevindt zich op 15,2 km ten noordoosten van AGT.
1.4
AFSTAND TOT DE GRENZEN VAN HET VLA AMSE GE WEST
De meest nabije grens van Vlaanderen wordt gevormd met het buurland Nederland en wordt teruggevonden in noordwestelijke richting. De minimale afstand van de meest nabije terreingrens van AGT tot de Nederlandse grens bedraagt ca.7 km. De grens met het Brussels Gewest is gelegen op meer dan 40 km van de inrichting.
2.
T OE GANGS WE GE N
Toegang tot de inrichting is mogelijk zowel via de weg, via het spoor als via het water. WEG De toegang via de weg gebeurt via de Land van Waaslaan die via de Kruipin aansluiting geeft naar de R2. De R2 geeft in noordelijke richting aansluiting naar Nederland (A4) of in oostelijke richting via E19, E34 of E313. In zuidelijke richting geeft de R2 aansluiting naar de E34 die in westelijke richting aansluiting geeft op de E17 en in oostelijke richting Antwerpen verbindt met Gent Zeehaven en Zeebrugge.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. II.3
SPOOR De inrichting is bereikbaar via het spoor. De NMBS baat een rangeerstation (“rangeerstation Waaslandhaven”) uit op 1.700 meter ten zuidwesten van AGT. Dit rangeerstation, dat de distributie van in- en uitgaand goederenverkeer voor de industrie op linkeroever organiseert, is gelegen aan de Hazopweg. Langsheen de Land van Waaslaan lopen er 2 sporen in noordelijke richting. Op AGT bevinden er zich twee spoorlijnen. Deze worden gebruikt tijdens de belading van de tankwagons. AGT heeft bovendien 5 rangeersporen. Ter hoogte van de Steenlandlaan op 400 m van de oostelijke terreingrens van AGT loopt een spoorlijn voor transport van producten in de Waaslandhaven. WAT ER De inrichting is gelegen aan het Zuidelijk Insteekdok in de Waaslandhaven. Dit Zuidelijk Insteekdok is momenteel bereikbaar via de Schelde en de Kallosluis. Na het afronden van de werken aan de Deurganckdoksluis zal het Zuidelijk Insteekdok ook via de Deurganckdoksluis bereikbaar zijn.
3. 3.1
N ABI JE
OMGE V I NG
GEBIEDEN MET WOONFUNCT IE
In de onmiddellijke omgeving van de inrichting bevinden zich geen belangrijke woonzones. Het meest nabijgelegen gebied met woonfunctie is de dorpskern van Kallo, met 2.200 inwoners (ref. BNIP AGT oktober 2012). Deze is gelegen op ongeveer 1.700 meter van de oostelijke terreingrens. Binnen 3 km rond AGT zijn geen andere gebieden met woonfunctie (van minstens 5 bestaande, niet onteigende zonevreende wooneenheden) gelegen.
3.2
BEDRIJVEN
Een oplijsting van de meest nabijgelegen bedrijven en buurbedrijven wordt gegeven in bijlage III en in figuur II.3. Naast de naam en het adres van het bedrijf worden eveneens de activiteiten, het aantal werknemers en de afstand tot AGT in de lijst opgenomen. Figuur II.3: Nabijgelegen bedrijven op kaart weergegeven (bron: BNIP januari 2014).
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. II.4
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
3.3
KWETSBA RE LOCATIES
De meest nabijgelegen kwetsbare locaties rond de opslagfaciliteiten van AGT zijn opgelijst in tabel II.1 en op figuur II.4 weergegeven. Tabel II.1: Overzicht Kwetsbare locaties rond AGT. Naam (adres)
Ligging
Afstand (m) tot terreingrens
1
Rusthuis Boeyé-Van Landeghem – Beverse Dijk 9130 Kallo
O
1.750
2
Gemeentelijke basisschool – Hoog Kallostraat 30 9130 Kallo
O
2.100
3
Zeevaartschool KTA Cenflumarin – Scheldedijk 20
O
2.800
Weergave figuur II.1
3.4
op
DOOR HET PUBLIEK BEZOCHTE GEBOUWEN EN GEBIEDEN
In de wijde omgeving van AGT kunnen de sporthal van Kallo en het voetbalstadion aangegeven worden als locaties waar grotere groepen personen kunnen aanwezig zijn, zie ook tabel II.2. Tabel II.2: Publiek bezochte locaties Naam (adres)
Ligging
Afstand (m) tot terreingrens
Aantal personen dag
Aantal nacht
Sporthal De Perel – Kallodam 9130 Kallo
O
2200
Max. 400
0
Voetbalstadion Kallo - Kapeldijk 9130 Kallo
O
2350
Max. 500
0
3.5
personen
NATURA 2000 EN NATUURGEBIEDEN
SPEC IAL E BE SCHER M ING S ZO NE S
In oostelijke richting op ongeveer 3 km van de terreingrens van AGT is een habitatrichtlijngebied gelegen ter hoogte van de Linkerschelde-oever aan het Fort. Dit gebied wordt weergegeven in figuur II.5. Uit deze figuur wordt duidelijk dat AGT gelegen is in het vogelrichtlijngebied dat zich uitstrekt over de Linkerscheldeoever tot in Kallo.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
p. II.5
Figuur II.5: Natura 2000 gebieden nabij AGT (Bron: Geopunt)
AGT VE N- G E B I E D E N Op figuur II.6 zijn VEN-gebieden in de omgeving van AGT aangeduid. Het betreft hier grote eenheden natuur (GEN), grote eenheden natuur in ontwikkeling (GENO) of natuurverwevingsgebieden (NVWG) die deel uitmaken van het VEN. Het dichtstbijgelegen gebied (Golf Beveren, nr. 243) is gelegen op een afstand van 1,6 km ten oosten van de site.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. II.6
Figuur II.6: VEN-gebieden
AG T ERKENDE
EN
VLAAMSE
NA TU URR ES ERVA TE N
Binnen de straal van 5 km rondom de site zijn noch erkende, noch Vlaamse natuurreservaten aanwezig. Het dichtstbijgelegen natuurreservaat is de ‘Grote Geule’ gelegen op een afstand van 5,6 km ten noordoosten van de site in de gemeente Kieldrecht. Het betreft een Erkend natuurreservaat (E-006). RAMS ARG EB IE DE N Het gebied ‘De schorren van de Beneden Schelde’ behoort tot 1 van de Ramsargebieden die in Vlaanderen gelegen zijn. Dit gebied is gelegen op een afstand van 5 km ten noorden van AGT.
3.6
MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN
Het beschermd onroerend erfgoed in de omgeving van AGT is weergegeven in figuur II.7.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. II.7
II. R UIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING
Figuur II.7: Beschermd onroerend erfgoed in de omgeving van AGT.
AGT
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
III JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. III.1
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
RUIMTE LIJK
O RDENINGS RECHT
Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Gewestplan
De gewestplannen leggen de bestemmingen van de gronden in Vlaanderen vast.
JA
Conform het gewestplan is het projectgebied gelegen in een ‘industriegebied’.De bestemming legt geen beperking op voor het project.
Vlaamse codex Ruimtelijke ordening (in voege sinds 1/9/2009)
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is een coördinatie van het vroegere decreet ruimtelijke ordening. In deze codex en bijhorende uitvoeringsbesluiten is o.a. bepaald voor welke activiteiten een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd te worden.
JA
Voor de oprichting van diverse nieuwe infrastructuur dient een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd te worden.
Stedenbouwkundige verordening betreffende hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, … (5/07/2013)
De verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van nietverontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.
JA
In kader van het project worden er nieuwe verhardingen voorzien, oa. inkuipingen.
GRUP Liefkenshoek spoortunnel (GRUP-LS) (09/05/2008)
Het GRUP kadert binnen het strategisch plan voor de Linkerscheldeoevergebied van de haven van Antwerpen..
NEE
Het GRUP betekent geen wijziging van het gewestplan in de naburige omgeving van AGT
GRUP Zeehavengebied Antwerpen-Waaslandhaven Fase 1 (GRUP-ZAW)
Dit GRUP handelt over de afbakening van het havengebied en is een uitvoeringsinstrument van het Strategisch Plan voor de Waaslandhaven.
NEE
Het gebied van AGT en onmiddellijke omgeving ondergaat geen wijziging van bestemming door dit GRUP
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
p. III.2
MILIEUB EHE ERR ECHT Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Decreet natuurbehoud (d.d. 21/10/1997 en latere wijzigingen) – incl. bijhorende uitvoeringsbesluiten
Het decreet vormt de basis voor de afbakening van VEN-gebieden en legt JA verbod- en gebodsbepalingen voor handelingen in VEN-gebied, vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied evenals de verplichting tot het uitvoeren van een habitattoets m.b.t. speciale beschermingszones.
VEN-gebieden (op ca. 1,6 km ten oosten) en is gelegen in speciale beschermingszones. Eventuele effecten op fauna en flora binnen deze gebieden worden dan ook onderzocht.
Vogelrichtlijn (79/409/EEG met uitbreiding 85/411/EEG)
De vogelrichtlijn heeft tot doel de instandhouding te bevorderen van alle JA natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd.
De site is gelegen in een vogelrichtlijngebied.
Habitatrichtlijn (92/43/EEG)
De habitatrichtlijn heeft tot doel om de biologische diversiteit te waarborgen door het in stand houden van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd.
JA
Op een afstand van 3 km ten oosten van de site is een habitatrichtlijngebied gelegen (Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent.
Onbevaarbare waterlopen
Regelt ondermeer de bepalingen betreffende de ‘buitengewone werken van verbetering of wijziging’ aan waterlopen.
NEE
Het project omvat geen wijziging aan de nabijliggende waterlopen.
Bosdecreet
Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen. Regelt ook JA kappingen, vergunningsvoorwaarden en compensaties
Decreet houdende de bescherming van archeologisch patrimonium (30/06/1993 en latere wijzigingen)
Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Via dit decreet wordt o.m. de vondstmeldingsplicht en de zorgplicht van archeologische vondsten geregeld.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
NEE
Waar de ingeterpte tanks komen komt, zullen bomen gerooid worden. Een (natuur-) compensatie is echter niet nodig Het project heeft geen directe impact op het archeologisch patrimonium.
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. III.3
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Korte inhoud Decreet tot bescherming van Via dit decreet wordt de beschermingsplicht van monumenten, stadsmonumenten, stads- en/of en/of dorpsgezichten en landschappen geregeld. dorpsgezichten (20/03/1976 en latere wijzigingen) en het decreet tot bescherming van landschappen (16/04/1996).
Relevant?
Bespreking relevantie
NEE
Het project heeft geen directe impact op de beschermde monumenten, stads- en of dorpsgezichten en landschappen in de omgeving.
MILIEUB ESCH ER MINGS RECHT Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Bodemdecreet (27/10/06) en Via het bodemdecreet en het Vlarebo worden kwaliteitsnormen voor Vlarebo (14/12/2007) bodem en grondwater vastgelegd, alsmede de regeling m.b.t. uitvoeren van onderzoeken en sanering van gronden. Hoofdstuk X van het Vlarebo stelt de regeling m.b.t. het hergebruik van uitgegraven bodem vast.
JA
Op het terrein zijn verschillende inrichtingen aanwezig die beschouwd worden als risico-inrichting m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging.
Grondwaterdecreet (24/01/1984)
Vaststellen principes inzake bescherming en beheer van grondwater.
JA
In de nabijheid van de inrichting is geen beschermingszone voor grondwaterwinning gelegen. Het bedrijf beschikt ook niet zelf over een grondwaterwinning. Er wordt wel tijdelijk bemaald voor de aanleg van de aanlegsteiger, de terp met bullets en algemene structuurwerken
Besluit m.b.t. het afleveren van een vergunning voor watervang (3/05/1991)
Via dit besluit worden de procedures en regelingen m.b.t. het winnen van JA oppervlaktewater vastgelegd.
Er wordt oppervlaktewater gecapteerd om gekoeld product op te warmen en deels om water/glycol systemen af te koelen.
Kwaliteitsdoelstellingen oppervlaktewater / aanduiding bestemming oppervlaktewater (8/12/1998)
Vastleggen van de doelstellingen waaraan de kwaliteit van oppervlaktewateren dienen te voldoen, rekening houdend met de bestemming van het oppervlaktewater.
Het project omvat de lozing koelwater in oppervlaktewater, meer bepaald in het zuidelijk insteekdok van het Waaslandkanaal.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
JA
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. III.4
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Besluit Vlaamse Regering voor wat betreft milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, waterbodem en grondwater (21/05/2010)
Dit besluit legt nieuwe milieukwaliteitsnormen vast voor oppervlaktewateren, waterbodem en grondwater.
NEE
Het project omvat enkel lozing van koelwater in oppervlaktewater.
Decreet integraal waterbeleid (18/07/2003)
Via het decreet worden de doelstellingen en instrumenten m.b.t. integraal waterbeleid vastgelegd. Dit omvat o.m. het verplicht uitvoeren van een watertoets in het kader van de vergunningverlening.
JA
Het project omvat de lozing van koelwater in oppervlaktewater.
Milieuvergunningendecreet (28/06/1985) & VLAREM I (6/02/1991)
Het decreet en VLAREM bepalen de inrichtingen waarvoor een milieuvergunning dient aangevraagd te worden en bepalen ook de procedures voor het aanvragen van een milieuvergunning.
JA
Het project omvat diverse vergunningsplichtige activiteiten.
VLAREM II (1/06/1995)
Voorwaarden voor vergunningsplichtige inrichtingen.
JA
Het project omvat diverse activiteiten die dienen te voldoen aan de voorwaarden van Vlarem II.
Decreet Algemene bepalingen inzake milieubeleid (5/04/1995)
Dit decreet regelt o.a. de bepalingen omtrent milieu- en veiligheidsrapportage (titel IV).
JA
AGT is zowel verplicht tot de opmaak van een Omgevingsveiligheidsrapport (OVR) als van een Milieueffectrapport (MER).
JA
Het project omvat de emissie van stoffen waarvoor in de kaderrichtlijn lucht kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgelegd.
Kaderrichtlijn Lucht – richtlijn De kaderrichtlijn lucht legt o.a. kwaliteitsdoelstellingen op. 2008/50/EG van het Opm. Voor diverse parameters zijn de kwaliteitsdoelstellingen Europees parlement en de opgenomen in de richtlijn reeds opgenomen in VLAREM II. Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (P.B. 11/06/2008)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. III.5
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Korte inhoud
Relevant?
Industriële Emissie Richtlijn (REI) (2010/75/EU) (17 december 2010)
De RIE is in werking getreden op 6 januari 2011 en moet door de Neen lidstaten binnen de twee jaar in de nationale wetgeving omgezet worden (uiterlijk op 7 januari 2013). Met uitzondering van een aantal bepalingen voor welbepaalde bestaande installaties waarvoor de toepassing van de nationale omzettingsmaatregelen mag worden uitgesteld tot op een in de RIE bepaald tijdstip, moeten de nationale omzettingsmaatregelen worden toegepast vanaf 7 januari 2013. De RIE herziet en herschikt de volgende afzonderlijke richtlijnen tot één enkel juridisch instrument: de GPBV-richtlijn, de drie TiO2-richtlijnen, de VOS/oplosmiddelenrichtlijn,de Afvalverbrandingsrichtlijn, de GSI-richtlijn.
Afvalstoffendecreet (2/07/1981; BS 29/04/1994) en VLAREA (5/12/2003; BS 30/04/2004)
Het afvalstoffendecreet vormt de wettelijke basis voor het realiseren van het afvalstoffenbeleid in Vlaanderen. Het Vlarea geeft uitvoering aan het afvalstoffenbeleid van Vlaanderen. Dit besluit regelt de indeling van afvalstoffen, de inzameling, het transport en de verwerking van afvalstoffen, de aanvaardingsplicht van bepaalde soorten afvalstoffen, …
Materialendecreet (14/12/2011)
Besluit energieplanning (14/05/2004)
Ja
Bespreking relevantie AGT is geen X-ingedeelde inrichting volgens Vlarem I
Tijdens de exploitatie ontstaan er afvalstoffen, weliswaar zeer minimaal
Dit decreet wordt vervangen door het Decreet betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen (goedgekeurd door het Vlaams parlement op 14dec 2011). Vlarea wordt vervangen door Vlarema. Het decreet treedt pas in werking wanneer het nieuwe Vlarema (ter vervanging van Vlarea) in werking treedt. Het besluit legt specifieke voorwaarden vast voor zogenaamde energieNEEN intensieve inrichtingen (inrichtingen met een primair energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar). Een van de voorwaarden is de verplichting tot het opstellen van een energieplan of een energiestudie.
Besluit verhandelbare Vaststellen van specifieke voorwaarden voor BKG-inrichtingen en het emissierechten (14/05/2004) vastleggen van een regeling m.b.t. het toekennen van emissierechten.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
JA
Het primaire energieverbruik van de inrichting is 0,11 PJ/jaar.
Er is een BKG-inrichting aanwezig.
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. III.6
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Korte inhoud Legionella besluit (9/2/2007)
GEWE STE LIJK
Relevant?
Vaststellen van voorwaarden ter voorkoming van legionellabesmettingen Ja uitgaande van zogenaamde risico-inrichtingen.
Bespreking relevantie Bij AGT worden maatregelen genomen om legionellabesmetting te voorkomen.
BEL EID
Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (2011)
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.
NEE
Het RSV legt geen beperkingen op voor het voorgenomen project.
Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) (18/07/1993)
Afbakening VEN-gebieden. Binnen VEN-gebieden gelden er specifieke voorschriften m.b.t. handelingen die toegelaten zijn binnen dergelijke gebieden.
NEE
De inrichting is niet gelegen in VEN-gebied.
Minaplan 4 (2011-2015)
Het Minaplan legt de hoofdlijnen vast van het Vlaamse milieubeleid naar de toekomst
JA
Diverse thema’s uit het Mina-plan zijn relevant voor het project.
Protocol van Kyoto (1997)
Protocol ter reductie van emissie broeikasgassen
JA
AGT valt onder de handel van emissierechten.
Vlaams Klimaatsbeleidsplan (VKP) 2de plan 2006-2012/ 3de plan 2013-2020
Beleidsplan ter uitvoering van Kyoto-protocol. Het Vlaams klimaatbeleid na 2012 zal voortbouwen op het VKP 2006-2012 met een derde Vlaams Klimaatbeleidsplan Hierin zullen twee afzonderlijke maar onderling goed afgestemde luiken aanwezig zijn: Het Vlaams mitigatieplan (VMP) en het Vlaams adaptatieplan (VAP)
JA
Zie protocol van Kyoto
Protocol van Göteborg / NEC-richtlijn 2001/81/EG (23/10/2001; pub. nr. L309 27/11/2001)
Protocol / richtlijn ter reductie van o.m. emissies VOS en NOx en legt per lidstaat emissieplafonds op die moeten gehaald worden in 2010
JA
De activiteiten van AGT geven aanleiding tot de emissies van NOx en VOS.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Korte inhoud NEC-reductieprogramma (2006)
Relevant?
Bespreking relevantie
De Europese commissie heeft begin juli 2010 bekend gemaakt dat ze de herziening van de richtlijn nationale emissieplafonds van de Europese Unie uitstelt tot 2013, het jaar waarin ook de luchtkwaliteitsrichtlijn herzien zal worden. Deze herziening is nog niet rond. Naar verwachting zal dit beleid zorgen voor een verdere daling van de Europese uitstoot van luchtverontreiniging in de periode tot 2020. Het NEC – reductieprogramma bevat maatregelen ter realisatie van de doelstellingen van de NEC-richtlijn.
Vlaams stofplan (2005)
Beleidsplan ter beperking van de concentratie aan fijn stof
NEE
De activiteiten van het bedrijf geven geen aanleiding tot relevante emissies van fijn stof.
Reductieprogramma gevaarlijke stoffen 2005 (23/10/2005) Besluit Vlaamse Regering inzake milieukwaliteitsnormen (B.S. 21/05/2010)
Het Reductieprogramma gevaarlijke stoffen kadert de diverse elementen van het beleid inzake lozing van gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater.
NEE
Er wordt geen bedrijfswater geloosd, enkel koelwater.
Waterbeleidsnota (8/04/2005)
De waterbeleidsnota legt de krachtlijnen vast van de visie van de Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid in het Vlaamse Gewest.
JA
Het project omvat enkel het lozen van koelwater.
Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie OostVlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.
NEE
Gent als belangrijk haven gebied en grootstedelijk gebied is al afgebakend middels uitvoeringsplannen.
PROVINCIA AL
B ELE ID
Ruimtelijk structuurplan provincie Oost-Vlaanderen (2003)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
p. III.7
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Korte inhoud milieubeleidsnota OostVlaanderen (2010-2013)
Relevant?
p. III.8
Bespreking relevantie
De milieubeleidsnota 2010-2013 is de opvolger van het milieubeleidsplan NEE 2005-2009. Deze milieubeleidsnota bouwt verder op het voorgaande milieubeleidsplan. De strategische nota van de provincie werd hiervoor verder uitgewerkt op het vlak van leefmilieu, energie en integraal waterbeleid. Ook mobiliteit, ruimtelijke planning, landbouw, … komen aan bod daar waar er raakvlakken zijn met leefmilieu.
Er zijn geen directe maatregelen van toepassing op het project.
Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
Gemeentelijk Ruimtelijk Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Beveren en legt de structuurplan Beveren (2006) krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.
NEE
De site is ook in het gemRUP gelegen in havengebied. De activiteiten van AGT passen hierin
Milieubeleidsplan 20052010, verlengd tot 2013
Legt de krachtlijnen vast van het gemeentelijk milieubeleid naar de toekomst.
NEE
Er zijn geen directe maatregelen van toepassing op het project.
Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Beveren (1995) ; Actualisering staat vermeld als actie in het milieubeleidsplan
In 1991 werd aan de gemeenten in uitvoering van de eerste milieuconvenant van het Vlaamse gewest de mogelijkheid geboden een gemeentelijk natuurontwikkelingsplan uit te werken. De gemeente Beveren is destijds op dit voorstel ingegaan en heeft een GNOP opgemaakt.
NEE
Er zijn geen directe maatregelen van toepassing op het project
GEMEE NTEL IJK
BE LE ID
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
IV BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
1.
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.1
A L GE M E E N
Het terrein van AGT kan ingedeeld worden op basis van de uitgevoerde activiteiten:
De opslagzones voor vloeibare gassen, met enerzijds drukopslag en anderzijds atmosferische opslag (gekoeld). De verladingszone voor het laden en lossen van tankwagens en tankwagons. Drie bestaande aanlandingsfaciliteiten: grote zeesteiger, kleine zeesteiger, lichtersteiger - (intern genaamd: main jetty, secondary jetty en barge jetty) De nutsvoorzieningen (fakkel, stikstof, …). Een administratief gebouw met controlekamer. Een werkplaats en opslagplaats voor onderhoud.
Voor wat betreft de indeling van de installaties wordt verwezen naar Figuur IV.1, die zich achteraan dit rapport bevindt. AGT wenst de installaties uit te breiden met:
2.
een bijkomende hoofdsteiger, uitbreiding van de ingeterpte opslag met 8 tanks van elk 3 500 m3. Deze houders worden voorzien voor de opslag van gassen in de C3-C4 koolwaterstoffenreeks, zoals propaan, propyleen, butaan; een bijkomende tank voor gekoelde opslag van C2 (ethyleen of ethaan). Voor koeling van het product worden 2 compressoren en 4 warmtewisselaars voorzien; een derde spoor met 2 laadplaatsen voor tankwagons, aangelegd naast de bestaande laadplaatsen, hiervoor worden eveneens twee nieuwe weegbruggen en twee extra boosterpompen voorzien; een extra fakkel, boosterpompen voor nieuwe pijpleidingen, een aardgasreduceerstation, een stikstofreduceerstation, extra noodgenerator met bijhorende dieselopslag, vervanging van de bestaande dieseltank T10 door een nieuwe en grotere tank, 2 extra bluswaterdiesels, 2 bijkomende koelwaterpompen.
B E S CHR I JVI NG
2.1
V AN DE I NS T AL L AT I E S
SFEREN VOOR OPS LAG ONDER D RUK
2.1.1
S p ec i f i c a t i es v a n d e s f e r en
Op het terrein staan 8 sferen opgesteld (zie Figuur IV.1, S01 t.e.m. S08). De verschillende sferen bevatten momenteel volgende producten:
S01: propyleen S02/S03: propaan S04-S08: propyleen
Alle sferen zijn ontworpen om producten uit de C3-C4 koolwaterstoffenreeks, zoals propyleen, propaan en butaan, te bevatten.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.2
De sferische houders werden gebouwd door een constructeur die vertrouwd is met dergelijke type tanks. Het gebruikte materiaal is fijnkorrelstaal FE 36, het equivalent van ASTM 537 Cl. 1 met gewaarborgde ductiliteit, die door kerfslagtests aan de ontwerptemperatuur (d.i. -20°C) voor de sferen gecontroleerd werd. De stomplassen2 zijn 100% radiografisch onderzocht. Eveneens is 100% ultrasoon controle van alle stomplassen en magnetische controle van de hoeklassen, ondermeer van de steunen en pijpstompen, uitgevoerd. De waterdrukproef gebeurde bij 19 bar. 2.1.2
N o r ma l e o p e r a t i e
Elke sfeer heeft een minimum ontwerpdruk van 13,7 barg en kan de volledige C3 en C4 koolwaterstoffen reeks bevatten. De combinatie van "manifolds"3 en leidingen die de sferen met elkaar verbinden, maakt het mogelijk de verschillende producten te verpompen van en naar de ladingsfaciliteiten en pijpleidingen. De pompen van sferen S01 tot en met S06 hebben een ontwerpcapaciteit van 150 m³/h. Per sfeer staan telkens twee pompen parallel opgesteld zodat men maximaal 300 m³/h uit elk van deze sferen kan pompen. Bovendien is sfeer S02 voorzien van 2 bijkomende pompen met elk een capaciteit van 200 m³/h (in principe voor het laden va tankwagons). De pompen van de sferen S07 en S08 hebben een ontwerpcapaciteit van 65 m³/h. Per sfeer staan telkens drie pompen opgesteld zodat men maximaal 195 m³/h uit elk van deze sferen kan pompen. Om gekoeld product uit de tanks in de sferen te brengen, wordt gebruik gemaakt van warmtewisselaars, waar het vloeibaar gas met dokwater opgewarmd wordt (dockwaterheaters). 2.1.3
B e v e i l i g i n g en en a f w i j k i n g e n va n n o rm a l e o p er a t i e
De sferen worden afgesloten door dubbele automatische afsluiters. Ze zijn voorzien van een continue niveaumeting en een onafhankelijke overvulbeveiliging, drukmeting en temperatuurmeting. Verder zijn volgende systemen aanwezig:
Gassloten: De sferen beschikken individueel over een lage inkuiping. Deze inkuiping is voorzien van een hellend vlak waardoor bij een eventueel lek, de vloeibare gassen onmiddellijk worden geëvacueerd van de sfeer naar een externe gassloot. Hierdoor wordt de verblijftijd van het vloeibare gas onder de sfeer zo klein mogelijk gehouden. In de externe gassloot wordt de mogelijkheid geboden om de verdamping te controleren met afdekking door schuim. In deze gassloten bevindt zich een gasdetectie. Wateraftappunten: Elke sfeer is voorzien van een wateraftappunt met vier afsluiters in serie, die een gecoördineerde operatie van de lokale operator en van een operator in de controlekamer vereisen.
TE MPE RA TU URCO NTR OLE S In de sferen wordt de temperatuur gemeten op 6 verschillende niveaus. Er is een laag en laag-laag temperatuur alarm voorzien. Indien de temperatuur zou oplopen, bijvoorbeeld door terugstroming van propyleen op hogere temperatuur vanuit pijpleiding, zijn de beveiligingen als volgt:
een alarm op de binnenkomende propyleenstroom, vereist een operatoractie een warmtewisselaar aanwezig om te koelen,
2
Het principe van deze lastechniek berust op het verwarmen van leiding-en/of fitting-uiteinde, op een vlak verhittingselement. Hierdoor worden de lasvlakken van leiding en fitting plastisch en door de druk waarmee de vlakken tegen het verhittingselement worden aangedrukt, ontstaat een lasril. Na bepaalde tijd worden de te lassen delen van het verhittingselement genomen en met de lasvlakken tegen elkaar gedrukt, waardoor tijdens de afkoeling de las ontstaat. 3
Een kleppenmatrix (schakelsysteem d.m.v. afsluiters tussen leidingen)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.3
bij hoge druk in de wordt de drukbeveiliging geactiveerd (zie hieronder).
DRUKCO NT ROLE S Er bevindt zich op elke sfeer een drukmeting met een laag, laag-laag, hoog en hoog-hoog alarm. Het hoog-hoog alarm sluit automatisch de toevoerafsluiters. Indien de druk blijft stijgen wordt automatisch de sprinklerinstallatie geactiveerd4 om de sferen te koelen en zo de druk te verlagen. Onafhankelijk hiervan wordt er in geval van hoge druk (hoog-hoog) eveneens een schakelsysteem geactiveerd dat de afsluiters van de sfeer sluit. Er is steeds een evenwicht met de dampdruk van het product waardoor de druk niet oploopt. Als uiterste drukbeveiliging zijn er op elke sfeer 3 veiligheidsventielen voorzien met vrijgave naar atmosfeer. NIVE AUCO NT ROL E De operatoren volgen het niveau van de sferen continu op via het digitaal controlesysteem en ze noteren periodiek de tankstanden en controleren bij start lossing van een schip of er voldoende ruimte in de tank is. Er is een niveaumeting met hoog en hoog-hoog alarm en onafhankelijke overvulbeveiliging, nl. een tweede meting met hoog-hoog alarm (schakelsysteem geactiveerd). In geval van hoog-hoog niveau worden ten minste twee in serie opgestelde afsluiters op de vulleidingen automatisch gesloten, zodat het vullen van de sfeer gestopt wordt. DRAINE N
VA N WAT ER U IT E EN SFE ER
Vanuit het schip kan met het product water in een sfeer terechtkomen, omdat dit kan leiden tot corrosie dient het verwijderd te worden uit de sfeer. Het drainen van water uit sferen wordt beschreven in een werkinstructie. Hierin wordt stapsgewijs beschreven welke acties uitgevoerd moeten worden. Het drainen van water uit de sferen gebeurt periodiek en wordt uitgevoerd door twee personen ter plaatse en een persoon in de controlekamer die de operatie via het camerasysteem kan volgen. Van de twee personen ter plaatse voert een de operatie uit, de tweede persoon volgt de operatie van op veilige afstand. Beide operatoren ter plaatse beschikken over een radio en communiceren hiermee met de persoon in de controlekamer. De drainleiding heeft 4 afsluiters in serie: 2 manueel bedienbare en 2 op afstand bedienbare afsluiters. De op afstand bediende afsluiters zijn voorzien van een zo geheten dodemanssysteem. Dit houdt in dat als deze kleppen open gestuurd worden, deze zich automatisch zullen sluiten als dit commando niet herhaald wordt binnen een vastgelegde periode. Deze operatie wordt herhaald tot er geen water meer uit de drainleiding komt. In de werkinstructie worden de veiligheidsmaatregelen, de persoonlijke beschermings-middelen,... verder in detail beschreven.
2.2
INGETERPTE HOUDERS VOOR OPSLA G ONDER DRU K
In 2005 werd de terminal uitgebreid met 4 ingeterpte houders van 3 000 m3 elk. Elke houder is voorzien voor de opslag van 1,3-butadieen5, propaan, butaan en propyleen. Het betreffen tanks T21, T22, T23 en T24. De locatie van de ingeterpte houders wordt gegeven in Figuur IV.1. De houders zijn van het ingeterpte type en hebben een diameter van 8 m. De tanks zijn geplaatst op 1 m boven het maaiveld en zijn met 1 meter grond bedekt. De tanks zijn geconstrueerd uit lage temperatuur koolstofstaal. Alle aansluitingen, behalve het bodemventiel, zijn aan de bovenzijde van de tanks gemonteerd. De houders zijn voorzien van druk-, temperatuur- en niveaumetingen. De ingeterpte houders zijn voorzien van een fundering van verdichte steenslag, dat op zich gedragen wordt door ten minste 1 500 kolommen van getrilde keien (stone columns).
4 5
Opmerking: de sprinklerinstallatie kan ook manueel gestart worden de houders zijn identiek gebouwd en kunnen 1,3-butadieen bevatten, maar enkel de installatie aangesloten op T21 en T22 is gebouwd voor het verpompen van 1,3-butadieen
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.4
De veiligheidsventielen van T21 en T22 zijn, met het oog op uitbating voor 1,3-butadieen, aangesloten op het bestaande fakkelsysteem via een specifiek voor 1,3-butadieen voorziene header. Op de tanks is actieve en passieve corrosiebescherming voorzien. De anodes werden geïnstalleerd rond de tanks. Rond de ingeterpte tanks is neutraal zand aangebracht. 2.2.1
N o r ma l e s i t u a t i e
Import van product naar de ingeterpte houders is mogelijk langs verschillende wegen:
vanuit barge en main jetty en er zal ook vanuit secondary jetty en de nieuwe steigers naar T31 t.e.m. T38. vanuit laadplaats voor tankwagens en -wagons vanuit andere tank
Export van product uit de ingeterpte houders kan gebeuren:
via pijpleiding met een druk van 30 barg aan de grens van AGT. Van de houders wordt er steeds één gebruikt voor import en én voor export. naar schip en tankwagon (vanuit T31 t.e.m. T38) naar een andere tank
De normale opslagtemperatuur is atmosferisch (gem. 10 °C) en de werkdruk is de evenwichtsdruk van het product bij opslagtemperatuur. Voor butaan bedraagt deze ongeveer 1 barg. 2.2.2
Butadieen opslag
Hoewel momenteel butaan in de bestaande ingeterpte houders aanwezig is, blijft de mogelijkheid bestaan om 1,3-butadieen in opslag te nemen, hiervoor werden T21 en T22 gereserveerd. Voor import en export van butadieen uit de ingeterpte houders wordt gebruik gemaakt van toegewezen productleidingen. Om polymerisatie van butadieen te voorkomen, zijn bijzondere maatregelen voorzien:
Het gehele leidingssysteem voor butadieen is productspecifiek uitgevoerd. Geen koppelingen met bestaande leidingssystemen. Normale uitvoering Class A3 (300#), pijpleiding hoge druk (600#, extra strong). Alle ontwerpen voldoen aan PED. Ook zijn er geen lage of dode punten in het leidingssysteem. Alle dode punten op de ingeterpte tanks zijn voorzien van een spoelsysteem met stikstof en aansluiting naar de fakkel. Na het laad/losproces worden alle stilstaande vloeistofleidingen gespoeld met stikstof. Elke laadarm wordt door middel van stikstof geïnertiseerd voor een verladingsoperatie zodat geen zuurstof in het verladingssysteem zal zijn. Na verlading van butadieen wordt het verladingssysteem leeggemaakt en gespoeld met stikstof. Om zeker te zijn dat er geen zuurstof in het systeem aanwezig is, is een continue zuurstofmeter aanwezig (één zuurstofmeter voor beide houders). Wanneer de zuurstofconcentratie in de dampfase hoger is dan 0,02 vol%, wordt een automatische stikstofspoeling uitgevoerd. De temperatuur van zuivere butadieen mag 25 °C niet overschrijden. Hogere temperaturen kunnen leiden tot dimerisatie. De installatie is afgeschermd van zonlicht om opwarming te verhinderen. Ook leidingen zijn geïsoleerd tegen opwarming op plaatsen waar mogelijk productstilstand kan optreden. Spray over gehele tank om de tankwand continu te bevloeien (voorkomt polymerisatie). Om polymerisatie alsook dimerisatie en popcornvorming te voorkomen, wordt inhibitor aan de vloeistoffase toegevoegd. Wanneer de concentratie aan inhibitor te laag wordt, wordt in de circulatieleiding inhibitor geinjecteerd. Om te verhinderen dat er toch polymerisatie zou plaatsvinden in de gasfase van de tanks kan butadieen worden gecirculeerd over de tank. Hiervoor zijn de tanks voorzien van een circulatiesysteem (20 m3/h). De inhibitor wordt opgeslagen in de pompzone van de ingeterpte houders. Het inhibitordebiet bedraagt maximaal 40 liter per uur. De noodzaak om inhibitor te doseren wordt bepaald op basis van productanalyse. De analyse wordt uitgevoerd door de klant die
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.5
ook het besluit neemt om al dan niet inhibitor te doseren. De inhibitor wordt aangeleverd in verplaatsbare recipiënten van 200 liter. Na aankoppeling van het recipiënt wordt de volledige inhoud ervan overgepompt in een buffervat. Uit het buffervat wordt vervolgens inhibitor toegevoegd in het circulatiesysteem. 2.2.3
B e v e i l i g i n g en en a f w i j k i n g e n va n d e n o r m a l e s i t u a t i e
In onderstaande opsomming wordt een beknopt overzicht gegeven van de veiligheidsvoorzieningen op de ingeterpte tanks.
2.3
2 veiligheidsventielen per tank die voor 1,3-butadieenopslag worden aangesloten op de fakkel en voorzien van spoelmogelijkheid met stikstof 2 onafhankelijke niveaumetingen (radar en servo) met afschakelingen op hoog niveau onafhankelijke overvulbeveiliging 1 temperatuurmeting (met 8 temperatuurelementen) motoren volledig gesloten uitgevoerd (Canned Motor Pumps) en uitgerust met frequentiesturingen motoren gevoed met twee onafhankelijke voedingen handafsluitventiel op ingeterpte tank gevolgd door 2 automatische kleppen in serie boosterpompen voorzien van minimum debiet beveiliging, de nieuwe tanks T31 t.e.m. T38 zullen gen boosterpompen krijgen lang bereik bluswatermonitors op de hoek en van de terp (bediening vanaf maaiveldhoogte) gevoed door de bluswaterdiesels (3 x 1000 m³/h) sprinklers op de komes van de tanks en boven de pompenplaat voor de tanks gasdetecties op de terp en ter hoogte van alle leidingen, pompen en instrumentatie ontwateringssysteem: de tanks worden voorzien van een ontwateringssysteem; hiervoor is een pijp geïnstalleerd vanop de bovenzijde van de tank tot in het diepste punt; debietsbewaking en controle met afschakeling op massadebiet doorheen de pijpleiding. hogedrukafschakeling alle flenzen zijn smooth finish met speciale dichtingen (spiral wound) kathodische bescherming met monitoring en alarmering coating monitoring systeem
ATMOSFERISCHE OPSLA G
2.3.1
S p ec i f i c a t i es v a n d e g e k o e ld e o p s l a g
De locatie van T01 en T02 wordt weergegeven op Figuur IV.1. De tanks hebben een capaciteit van 50 000 m3 en zijn uitgerust met een betonnen beschermingskuip die de gekoelde vloeistof in geval van calamiteit kan bevatten. T01 bevat momenteel propaan en T02 bevat propyleen. 2.3.2
B e t o n n en b u i t en b es c h e r m in g s ku i p en vo o r g e ko e l d e g a s o p s la g
Volgens de toelatingsvoorwaarden in de milieuvergunning van AGT, is vereist dat de stalen opslagtanks voor gekoeld gas beschermd dienen te worden. Om deze bescherming te bewerkstelligen werd buiten de stalen tank een betonnen kuip gebouwd. Deze structuur beschermt enerzijds het opgeslagen gas tegen calamiteiten van buitenaf en anderzijds de omgeving tegen eventualiteiten van binnenuit. De betonnen constructie bestaat in hoofdzaak uit volgende onderdelen:
Een fundering van 480 geprefabriceerde betonpalen, 14 m lang, Een geventileerde vloer met een dikte van 60 cm, De eigenlijke wand die 50 cm dik is en 30 m hoog en die zowel horizontaal als verticaal nagespannen is.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
2.3.3
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.6
De betonnen kuip werd ontworpen om te kunnen weerstaan aan een hydrostatische druk van 2,78 bar binnendruk. De explosie-eis waarvoor de betonnen buitenwand is ontworpen bedraagt 300 mbar uitwendige statische overdruk en met een positieve faseduur van 300 ms. De tank werd gebouwd uit fijnkorrelig staal FE 36 maar met de vereiste kerfslagwaarden voor een ontwerptemperatuur van -48°C. De toegestane ontwerpspanning heeft een veiligheid van 3,2 tegenover de minimum gewaarborgde breukgrens. De gevolgde code API 620 Appendix R gaat ervan uit een omhulling te ontwikkelen die zowel vloeistof als dampen kan vasthouden. De wanddikte van de mantel schommelt naargelang van de mogelijke vloeistofhoogte in de tank tussen bijna 30 en 8 mm. De tank wordt op twee plaatsen structureel versterkt om zijn vorm te kunnen behouden: o Onderaan: de bodemplaat (annular plate) met een dikte van meer dan 14 mm. De fullpenetratie hoeklas wordt ultrasoon en dye penetrant gecontroleerd. De mantel zelf wordt 100 % radiografisch gecontroleerd; o Een tweede plaatselijke versterking wordt tussen dak en mantel aangebracht: de compression ring, die op druk staat. De tank werd hydrostatisch getest. De dak- en de bodemplaten van de tank worden door bijkomende vacuümtesten gecontroleerd op dichtheid. De "annular plate" en dus ook de tankmantel rusten op houten steunblokken omgeven met expoxyharsen. De bodemisolatie bestaat uit 200 mm foamglass met koudevaste roofing daartussen. Om de bodemplaat licht conisch stijgend naar het midden te laten verlopen, werd onder de isolatielagen een laag fijn zand aangebracht. De isolatie van de tankmantel en het dak is door 100 mm gespoten polyurethaanschuim gerealiseerd. Op het dak is een speciale coating aangebracht om de ultra-violette straling te weren. Niettegenstaande een zeer degelijke isolatie (warmtedoorgangscoëfficiënt 0,020 kcal/m,h,°C) blijft er de instraling van warmte door de omgevingstemperatuur, waardoor opwarming van het vloeibare gas plaatsvindt en er een drukstijging ontstaat. Om dit te compenseren worden productdampen door compressoren afgezogen, waardoor de tankdruk gecontroleerd wordt. Hiervoor werden labyrint zuigercompressoren gebruikt. Zuiger en cilinder zijn voorzien van labyrint-secties met zeer nauwe toleranties waardoor een wrijvingsloze afdichting verkregen wordt. N o r ma l e o p e r a t i e
Producttoevoer naar de gekoelde opslagtanks gebeurt meestal vanuit een schip. Het ethyleen/ethaancircuit zal volledig gescheiden zijn van de andere producten. Voor productafvoer zijn de bestaande tanks elk voorzien van 2 dompelpompen, met elk een capaciteit van 350 m3/h. Door boosterpompen kan voldoende druk worden geleverd voor de verpomping naar de steigers (main jetty of secondary jetty) of via de warmtewisselaars naar de drukopslag of pijpleiding. Rondpompen van de tankinhoud gebeurt over de topsproeileiding of over de circulatieleiding. Damp wordt via de dampleiding afgezogen door compressoren (capaciteit 1500 m³/h), in principe twee per tank, met de mogelijkheid een derde of vierde compressor bij te schakelen. Condensatie van de gecomprimeerde damp vindt plaats in de condensors van waaruit het condensaat na de expansieklep als vloeistof-dampmengsel via de condensaat-retourleiding naar de tank wordt teruggevoerd, waardoor de temperatuur van het vloeibaar gas en de druk in de opslagtank gecontroleerd wordt. Het condensaat kan, indien dit niet wordt uitgesloten omwille van commerciële redenen, ook opgelijnd worden naar de drukopslag. Hierdoor wordt een hoger rendement gehaald bij het koelproces. 2.3.4
B e v e i l i g i n g en en a f w i j k i n g e n va n d e n o r m a l e o p e ra t i e
Ook de druktanks zijn voorzien van dubbele automatische afsluiters. Drukcontrole Bij het oplopen van de druk in de tank reageert het systeem als volgt (in volgorde):
Door middel van compressoren wordt de damp uit de gekoelde opslagtanks afgezogen en gecomprimeerd. De eerste compressor wordt gestart bij 50 mbar, de 2de vanaf 55 mbar, de 3de vanaf 60 mbar en de vierde vanaf 65 mbar. Dit gas wordt door middel van een condensor gekoeld waardoor
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.7
het gas condenseert. Een expansieventiel laat dit vloeibare gas weer expanderen waardoor afkoeling optreedt. Dit product wordt weer afgeleid naar de gekoelde opslagtank. Een regelklep in het vulsysteem van de tank zal het vuldebiet (en daardoor het dampdebiet) beperken als de druk in de tank stijgt boven 65 mbar. De regelklep blijft het vuldebiet zodanig reduceren dat de druk niet verder stijgt. Bij 70 mbar wordt de vloeistof-toevoerleiding gesloten waardoor het vloeistofdebiet (en daardoor het dampdebiet) stopt. De dampleiding naar de fakkelleiding opent. De veiligheidskleppen naar atmosfeer openen
TE MPE RA TU URS TIJG ING Voor de meting van de vloeistoftemperatuur in de tank en voor het constateren van eventuele temperatuursverschillen over de vloeistofhoogte werden 10 meetpunten aangebracht op een onderlinge afstand van telkens 3 meter. Het hoogste punt bevindt zich op 30,1 meter. Voor het bepalen van de inhoud van de tank dient de gemiddelde temperatuur over de vloeistofhoogte in rekening te worden gebracht. Tevens zijn meetpunten aangebracht op de bodem en op de wand, 30 cm boven de bodem teneinde ook bij lage vloeistofstand en gedurende het inkoelen van een lege tank, de temperatuur ter plaatse te kennen. De temperaturen zijn afleesbaar in de controlekamer. NIVE AU ST IJGING De niveaumeting gebeurt door een continue niveaumeting waarmee een hoog niveau-alarm en een hoog-hoog alarm worden gegenereerd. Het hoog-hoog alarm sluit automatisch de toevoerafsluiters van de desbetreffende tank. Bovendien is er een afzonderlijke vaste hoog-hoog schakelaar die de tank tegen overvulling beschermt (onafhankelijk overvulbeveiliging) en die de automatische afsluiters sluit. Er zijn dus steeds voorzieningen om het vullen van een tank te stoppen bij hoog niveau. Bovendien zijn er minimum twee afsluiters in serie geplaatst om een goede afsluiting te garanderen indien één van de afsluiters zou falen. COM PRE SS ORE N
VAN DE KO ELPL ANT
De koelplant beschikt in totaal over vijf zuigercompressoren (referentie 6 op Figuur 1-1). Elke compressor wordt aangedreven door een elektromotor. Bij alle compressoren draaien de zuigers olievrij. Hierdoor is er geen contaminatie van het gecomprimeerde product met olie mogelijk. Het leidingsysteem is zodanig gebouwd dat aan beide gekoelde tanks, T01 en T02, één compressor is toegewezen en aangesloten. De overige drie compressoren kunnen door middel van afsluiters opgelijnd worden naar één van de twee gekoelde tanks. In de aanzuig van de compressoren is een vloeistofscheider opgenomen met detectie, waardoor wordt voorkomen dat vloeibaar gas in de compressor kan komen. Elke compressor is voorzien van beveiligingen (niveaudetectie in de vloeistofscheider, drukbewaking, temperatuurbewaking) die bij het overschrijden van een alarmgrens een alarm genereren in de controlekamer en die bij verdere overschrijding de compressor uitschakelen. Elke compressor is voorzien van een veiligheidsventiel. De elektrische voeding en de beveiligingen zijn zodanig gebouwd dat het functioneren van de compressoren in alle gevallen gegarandeerd is. Dit wil zeggen dat het drukonderhoud van de gekoelde tanks gegarandeerd is, zelfs bij stroomuitval en of uitval van het centrale besturingssysteem. Voor de nieuwe tank T03 wordt eveneens een bijkomende koelplant voorzien met zes nieuwe compressoren. CONDE NSOR S
V AN DE K OEL PLA NT
Het gecomprimeerde gas wordt vanuit de compressoren naar een condensor geleid. In deze condensor wordt het gas afgekoeld waardoor het condenseert. Via een expansieventiel wordt dit vloeibare gas geëxpandeerd waardoor afkoeling optreedt. Dit product wordt weer afgeleid naar de gekoelde opslag.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
p. IV.8
De huidige koelplant beschikt over drie condensors. De condensors voor T01 en T02 worden gekoeld door middel van dokwater. De condensors zijn voorzien van de nodige beveiligingen zoals:
temperatuurbewaking van het water, debietbewaking van het water, drukbewaking, niveaubewaking condensor, veiligheidsventielen, aansluiting voor oplijning bluswater, massadebietsbewaking van het condensaat, voorzien van een laag alarm en een hoog alarm, fakkelaansluiting.
De beveiligingen zijn zodanig gebouwd dat het functioneren van de condensors in alle gevallen gegarandeerd is. KOEL/VE R WAR MING SS YS TEE M
M ET WA TER /GLYC OL
( WATE R/GLYCO L
H EATER S)
Dit circuit heeft als doel een optimale operationele temperatuur van de compressoren te garanderen. Het circuit is een “tussencircuit” waardoor de elektrische verwarming NIET rechtstreeks met het product in aanraking komt. Een geïsoleerde voorraadtank bevat een water/glycolmengsel (65/35) dat door 2 elektrische verwarmingselementen op een minimumtemperatuur van 35°C gehouden wordt. De voorraadtank is uitgerust met 2 circulatiepompen. Het geheel van voorraadtanks, circulatiepompen en elektrische verwarmingselementen is dubbel uitgevoerd. Daarnaast is er de warmtewisselaar die bij te hoge temperatuur van het water/glycol mengsel bijgeschakeld wordt om dit tussenmedium door middel van dokwater te koelen. Om te waarborgen dat een draaiende compressor altijd voldoende koel- en verwarmingsvloeistof krijgt toegevoerd, is in de uitlaat van iedere compressor een debietschakelaar geplaatst, die bij een te laag debiet de betreffende compressor stopt. Elke compressor is uitgerust met 2 voedingscircuits, die elke een lokale debietsaanduiding hebben.
2.4
STEIGERS
De aanlandingsinstallatie is momenteel uitgerust met 3 steigers:
hoofdsteiger “Main Jetty” (referentie 2 op Figuur IV.1) lichtersteiger “Barge Jetty” (referentie 3 op Figuur IV.1) kleine zeesteiger “Secondary Jetty” (referentie 1 op Figuur IV.1)
Een bijkomende steiger, met gelijke specificaties als de hoofdsteiger is gepland (referentie 4 op Figuur IV.1). 2.4.1
A l g e m e n e b e s c h r i j v i n g en b ev e i l i g i n g e n
De hoofdsteiger en de kleine zeesteiger bestaan uit betonnen platform op pijlers geplaatst in het dok en verbonden met de wal door middel van een betonnen constructie. Ze zijn bovendien voorzien van een tweede vluchtweg naar de wal. De lichtersteiger is een staalstructuur.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.9
Op de steigers bevinden zich de laadarmen die door middel van een balanceersysteem (hydraulisch en afstandsbediend) leidingwerk tot over het dek van het schip kunnen brengen. Deze beweegbare armen zijn uitgerust met kniegewrichten en beweegbare afdichtingen om de beweging van het schip kunnen volgen, zowel in hoogte als in afstand t.o.v. de steiger. Daarnaast is de uiteindelijke koppeling voorzien van een breekkoppeling die in geval van mechanische overbelasting beide leidinguiteinden afsluit en loskoppelt op een gecontroleerde wijze. Bij extreme bewegingen zal men eerst een alarmmelding krijgen. Indien het schip nog verder beweegt, zal het ERC-systeem in werking treden, waardoor de productstroom onmiddellijk wordt afgesloten6 en de laadarm in zijn ruststand aan de wal terugkeert. Het onderste gedeelte blijft met het schip verbonden, het bovenste gedeelte keert met de laadarm terug naar de wal. Deze noodontkoppeling voorkomt emissie van gassen. Het principe van alle operationele handelingen is erop gebaseerd dat alle afsluiters zich in de veilige stand bevinden alvorens met het geselecteerde transferproces kan worden begonnen. In een noodsituatie gaan alle afsluiters terug in de veilige stand. Tevens bevinden er zich op veilige afstand afsluiters op de wal, aan de voet van de laadarm en aan het uiteinde van de armen. Openings- en sluitingstijden van kleppen zijn zodanig gekozen dat ontoelaatbare drukstoten in het systeem worden uitgesloten. Alle bewegingen van zeeschepen, kustschepen, lichters en alle transfers worden door camera's en een procescomputersysteem opgevolgd. De modaliteiten voor het aan- en afmeren zijn vastgelegd in een procedure. Na het aanmelden en toewijzen van de ligplaatsen en het aanmeren, controleert de operator het aanmeren. In het bijzonder worden de trossen, hun spanning en de positie van de manifold gecontroleerd. De scheepsbewegingen worden op video opgenomen. Zeeschepen worden begeleid met sleepboten en leggen aan met dokloodsen en bootmannen. Voordat de laadarm maar gekoppeld wordt, worden diverse afspraken vastgelegd met betrekking tot veiligheid (safety check list of ADN controlelijst), de verlading (operatieovereenkomst) en beveiliging (ISPS en toegangscontrole). Hierbij wordt een radio van AGT overhandigd aan het schip waarmee gedurende het hele verblijf van het schip communicatie mogelijk is tussen het schip en AGT. Indien de scheepsbemanningen niet tijdig de juiste acties nemen, zal de controlekamer contact opnemen met de kapitein. Indien er geen reactie komt kan de belading of lossing gestopt worden. Indien lichters niet over pompen beschikken, wordt het gas d.m.v. walcompressoren of barge compressoren naar de landtanks (sferen) gedrukt. Het scheepspersoneel wordt verplicht continu toezicht te houden op het manifoldgedeelte van het schip en de laadarm, de interface schip/wal. Zij staan via walkie-talkie in verbinding met de steigeroperator en met de operator in de controlekamer. De transfers kunnen te allen tijde onderbroken worden door automatische beveiligingen of door manuele tussenkomst vanop verschillende plaatsen zoals de pompkamer van het schip, de brug van de lichter, het dek van het schip of de lichter, de steiger en de controlekamer. Bovendien zijn de internationale richtlijnen voor los- en laadactiviteiten met schepen te allen tijde van toepassing. 2.4.2
D e h o o fd s t e i g e r
De hoofdsteiger (Main Jetty) is voorzien voor schepen die drukproduct of product bij atmosferische druk in gekoelde toestand vervoeren. Aan deze steiger kunnen zeeschepen, maar ook kustschepen en lichters behandeld worden. Deze steiger heeft 3 laad/losarmen nl. LA21, LA22 en LA24. Het gekoelde gas wordt onmiddellijk via LA21 of LA22 van de hoofdsteiger naar de gekoelde opslag overgepompt. Het normale pompdebiet bedraagt 1.200 m3/h. Een deelstroom van het gekoelde vloeibare gas kan ook via een boosterpomp en een warmtewisselaar van AGT rechtstreeks naar de drukopslag, de sferen, gelost worden.
6
ERC of automatisch snelsluit-afkoppelsysteem: Het principe van de breekkoppeling omvat een hydraulische cilinder die de drijfstang beweegt, waardoor twee kogelafsluiters gelijktijdig gesloten worden en die daarna de verbindingsklem opendrukt.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
2.4.3
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.10
Kleine zeesteiger
Aan de kleine zeesteiger kunnen lichters of kustschepen voor drukproduct of gekoeld product worden behandeld. De steiger is voorzien voor behandeling van kustschepen. Deze steiger heeft twee laadarmen: LA26 en LA28. 2.4.4
L i c h t e rs t e i g e r
Deze steiger is van het 'vinger'-type, zodat gelijktijdig twee lichters kunnen aanmeren. De transfers naar de lichtersteiger gebeurt door de pompen van de sferen. Hier zijn twee laadarmen ter beschikking, nl. LA10 en LA12. 2.4.5
Overzicht
In bijlage I wordt een samenvattend overzicht gegeven van de mogelijkheden voor de verladingen aan de verschillende steigers. Hierin wordt aangegeven via welke laadarm van/naar welke houder een bepaald product getransfereerd kan worden.
2.5
VERLAD INGS ZONE: TANKWAGENS EN -WAGONS
AGT zal na realisatie van het uitbreidingsproject beschikken over 4 laadstations voor tankwagens (LA2-4-6-8), 6 laadstations voor tankwagons (LA14-16-18-20-X-Y7) en 5 weegbruggen voor de nauwkeurige massabepaling voor de export via de weg en het spoor. (zie referentie 15/16/17 op Figuur 1-1). 2.5.1 DE
B e s c h r ij v i n g va n d e v e r l a d i n g
T ANK WAG E NVERL A DING
( L A2/4 /6/8)
De tankwagenverlading bestaat uit 4 opstelplaatsen voor tankwagens, elk uitgerust met één laadarm. Elke verlading wordt opgevolgd door een massadebietsmeter die automatisch stopt als de ingestelde hoeveelheid bereikt is. Elke verlading wordt gecontroleerd met de weegbrug. De mogelijkheid bestaat om propaan, propyleen of butaan te verladen, maar in de praktijk worden er uitsluitend tankwagens gevuld met propaan. Tankwagenbeladingen worden uitgevoerd door de chauffeur van de tankwagen. Tankwagenbestuurders mogen sinds 1997 zelf de tankwagen met vloeibaar gemaakt gas laden. De chauffeurs zijn door AGT individueel opgeleid en gecertificeerd. Hiertoe werd de terminal voorzien van een geïnformatiseerd laadsysteem. Dit systeem begeleidt de chauffeur in het laadproces en zorgt voor de nodige registratie van gegevens.
7
X en Y zijn de nieuw voorziene laadstations voor tankwagons (zie ook paragraaf V7)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.11
Tankwagens komen via de Land van Waaslaan aangereden en melden zich bij de hoofdingang aan. Via een badgesysteem worden ze geregistreerd en toegelaten op de terminal. De bestuurder rijdt vervolgens naar het chauffeurslokaal in het hoofdgebouw waar hij zich aanmeldt in het computersysteem. Het systeem controleert het order, de gegevens van chauffeur en voertuig en de chauffeur krijgt vervolgens vrijgave om op een bepaalde laadarm de tankwagen te beladen. Gelijktijdig wordt gecontroleerd of er een 3-maandelijkse ADR-controle dient uitgevoerd te worden. Vervolgens rijdt hij naar de weegbrug, meldt zich aan met zijn badge en weegt zijn combinatie. De bestuurder rijdt naar de laadplaats voor tankwagens, kiest de voor hem van toepassing zijnde laadarm en meldt zich via zijn badge aan in het wachthuisje bij de laadarm. Hij koppelt zijn tankwagen aan, zorgt voor immobilisatie van de tankwagen en voor goede aarding en start de verlading. De chauffeur volgt de verlading op vanuit het wachthuisje (bediening van een dodemansknop). Een tankwagenbelading stopt wanneer het ingestelde gewicht bereikt wordt, de aarding onderbroken wordt, gasalarm op het laadstation, algemene of lokale noodstop, een ‘stop’ gegenereerd wordt via het besturingssysteem of de dodemansknop niet op tijd wordt ingedrukt. Na de laadoperatie rijdt de bestuurder naar de weegbrug, meldt zich aan met z’n badge en weegt de combinatie. Vanaf de weegbrug rijdt de bestuurder vervolgens naar het chauffeurslokaal waar de voor hem noodzakelijke transportdocumenten klaarliggen. Tenslotte verlaat hij via de hoofdingang de terminal. DE
T ANK WAG ONV ERL ADING
( L A14/1 6/18 /20 /X /Y)
De belading van tankwagons verloopt in principe identiek aan deze van tankwagens. De verlading wordt uitgevoerd door AGT personeel en start met het wegen van de tankwagon, het aanbrengen van de aarding en de immobilisatie van de tankwagon door middel van een wiggenwagentje. Een wagonbelading stopt wanneer het ingestelde gewicht bereikt wordt, de aarding onderbroken wordt, detectie van de wiggen wegvalt, gasalarm op het laadstation, algemene of lokale noodstop, indien een ‘stop’ gegenereerd wordt via het besturingssysteem of de railhaak verwijderd werd (zodat de bodemklep van de wagon gesloten werd). Tijdens de belading worden volgende stappen doorlopen: Het voertuig wordt geaard. Het wielblokkeermechanisme wordt geplaatst en de laadarm wordt ontgrendeld. De gewenste hoeveelheid wordt bepaald op basis van het order, de voorweging en de karakteristieken van de tankwagon. Alle laadarmen zijn uitgerust met massadebietsmeters. Vier laadplaatsen zijn gelegen aan een weegbrug (LA18, LA20, X en Y). Het hele proces kan gevolgd worden via het besturingssysteem. Tijdens de belading wordt het debiet gemeten door massadebietsmeters en gecontroleerd door debietsgecontroleerde afsluiters. De verlading wordt beëindigd wanneer de massadebietsmeter of de weegbrug de ingestelde hoeveelheid bereikt heeft. Elke wagon wordt in elk geval voor en na de lading gewogen op een weegbrug. 2.5.2
Overzicht
In bijlage I wordt een samenvattend overzicht gegeven van de mogelijkheden voor de verladingen aan de laadplaatsen voor tankwagens en -wagons. Hierin wordt aangegeven via welke laadarm van/naar welke houder een bepaald product getransfereerd kan worden.
2.6
ANDERE OPSLAGTANKS
Naast de hierboven opgelijste opslagtanks, komen er bij AGT nog andere opslagtanks voor. Deze zijn opgelijst in tabel IV.1 samen met hun volume. Tabel IV.1 Andere opslagtanks bij AGT Tank
Volume
stikstoftank
39 m3
T10
50 m3 (huidig volume is 20 m3)
T11
3 m3 (voeding van de noodgeneratoren)
T12
5,5 m3 (voeding van de bluswaterdiesels )
T13
3 m3 (uitbreiding)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Tank
Volume
DR10
23 m3 (fakkel)
DR11
5 m3 (fakkel)
2.6.1
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.12
S t i k s t o ft a n k
De stikstofopslagtank op het terrein van AGT is eigendom van en valt onder het beheer van Air Products (referentie 32 op Figuur IV.1). De installatie werd in 1981 in dienst genomen. Stikstof wordt opgeslagen in een dubbelwandige opslagtank met een volume van 39 000 liter. De werkdruk in de tank bedraagt 14 bar en wordt beveiligd door 2 veiligheidskleppen en 2 breekplaten afgesteld op 16 bar. De uitlaat van deze veiligheidskleppen worden afgeleid naar een header met uitlaat op een veilige locatie. De stikstof wordt uit de tank over verdampers geleid en vervolgens naar de AGT installatie (fakkel, sferen, laadarmen,...). De tank is uitgerust met een druk- en temperatuurtransmitter. 2.6.2
Dieseltank T10
De dieseltank T10 bevindt zich ter hoogte van het administratieve gebouw in een betonnen inkuiping en is voorzien van een verwarmingselement. De tank dient als voeding voor de verwarming van het gesloten glycolwatersysteem, dat gebruikt wordt voor de opwarming van gekoeld product. Het geheel is een back-up voor een opwarminstallatie, met dokwater als warmtemedium. Op deze tank wordt een verdeelslang aangesloten voor de interne transportmiddelen van AGT (voertuigen voor het rangeren van tankwagons). De tank dient ook als opslag voor het vullen van de dagtanks van de noodgeneratoren. Naast de tank is een laadplaats voorzien. Het vullen van de tank gebeurt ter plaatse door een leverancier. Er wordt ongeveer 6 000 liter product per levering verladen. Een losoperatie duurt ongeveer een half uur. Er wordt jaarlijks 26 000 liter product aangeleverd. 2.6.3
D i e s e l t a n k vo o r v o ed i n g va n d e n o o d g en e r a t o r e n (T 1 1 )
Deze horizontale tank heeft een volume van 3 m3. Vanuit deze tank worden de bestaande noodgeneratoren gevoed. De tank bevindt zich in een betonnen inkuiping die de volledige inhoud van de tank kan bevatten. De diesel wordt gravitair vanuit T10 naar T11 getransfereerd. 2.6.4
D i e s e l t a n k vo o r v o ed i n g va n d e b l u s w a t e rd i e s e l s ( T 1 2 )
Deze tank van 5 500 liter heeft geen verbinding met de andere dieseltanks. Hij is geplaatst op de bluswatersteiger. De tank is van het horizontale type en is uitgerust met een niveau-aanduiding. De tank heeft een dubbele wand met lekdetectie en is voorzien van een overvulbeveiliging. De tank dient als voeding voor de diesel aangedreven waterpompen. Bij het vullen wordt de overvulbeveiliging aangesloten op de tankwagen. Door activatie van de beveiliging wordt de vulling automatisch gestopt. Om de tank te vullen wordt een verbinding gemaakt met een tankwagen ter hoogte van de fire water jetty. Een verlading duurt ongeveer een half uur en omvat 1 000 liter product. 2.6.5
P r o p a a n t a n k i n h e t f a k k e l s y s t e e m ( DR 1 0 )
De pilootbranders van de fakkelinstallatie worden gevoed langs een 1” propaanleiding vanuit de opslagtank DR10. De tank is gelegen aan het dok in de omgeving van T01. Driemaal daags wordt het niveau in DR10 gecontroleerd door de operatoren. De tank is uitgerust met een niveau-aanduiding en met een hoog niveau alarm dat ingesteld is op 80 % vullingsgraad. DR10 heeft 1 veiligheidsventiel en is als drukvat onderworpen aan periodieke keuringen. De houder wordt gevuld vanuit S02 en is hiervoor aangesloten met een vast leidingnet.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
2.6.6
p. IV.13
P r o p a a n t a n k i n h e t f a k k e l s y s t e e m ( DR 1 1 )
DR11, met een volume van 4840 l, wordt gebruikt als voeding voor de fakkel. De tank is gelegen naast DR10. De houder is voorzien van een niveau-aanduiding. DR11 heeft 2 veiligheidsventielen en is als drukvat onderworpen aan periodieke keuringen. DR11 wordt op identieke wijze gevuld als DR10.
2.7
ADMINIST RAT IEVE ZONE
In de administratieve gebouwen bevinden zich burelen en een controlekamer (referentie 10 op Figuur IV.1). De burelen bieden onderdak aan de logistieke afdeling ‘traffic’, de leidinggevenden en het administratief personeel.
2.8
NUTSVOORZIENIN GEN
De nutsvoorzieningen zijn de typische nutsvoorzieningen die men in een chemisch of petrochemisch bedrijf aantreft en zijn ontworpen aan de hand van de normale technische standaarden en conform de vigerende wetgeving, inclusief de veiligheidsvoorzieningen daarvoor. Als nutsvoorzieningen zijn op AGT aanwezig: een koelwatercircuit op basis van dokwater, instrumentlucht, een stikstofcircuit, een elektrisch netwerk, een 6 kV en een 400 V noodgroep. Er is echter geen stoomverbruik en dus geen stoomketel. Bij de uitvoering van de HAZOP-studies werd per installatie-onderdeel nagegaan wat de invloed was van het wegvallen van de nutsvoorzieningen (perslucht, elektriciteit, …). 2.8.1
De fakkelinstallatie
Een afgasbehandeling is bij AGT aanwezig onder de vorm van een fakkelsysteem met rookloze verbranding dat enerzijds alle afval-processtromen en anderzijds alle occasionele door veiligheids- of overdrukkleppen (enkel van de ingeterpte tanks) afgelaten product verzamelt (referentie 30 op Figuur IV.1). De fakkelinstallatie heeft een capaciteit van 4. 000 kg/h. Op te merken valt dat de veiligheidskleppen op de sferen en tanks wegens hun grote debieten niet naar de fakkel afblazen, maar wel in atmosfeer. De fakkel bestaat uit een 6” buis voor de afvoer van gassen. Drie pilootbranders onderhouden de waakvlammen. De pilootbranders worden gevoed via DR10 en DR11. Het aansteken van de pilootbranders gebeurt vanop grondniveau, door 2 onafhankelijke subsystemen op afzonderlijke plaatsen. Deze fakkel is in eerste plaats een veiligheidsonderdeel van de terminal en dient om gassen te verbranden die op een onverwachte wijze zouden kunnen vrijkomen. Op de uiteinden van de leidingen van de fakkelinstallatie zijn injectiepunten voorzien voor stikstoftoegift. Hierdoor wordt uitgesloten dat brandbare gassen cumuleren in de fakkelinstallatie. 2.8.2
Odorisatie installatie
De odorisatie-eenheid wordt weergegeven in figuur IV.2 en als referentie 13 op Figuur IV.1. Als odorisatieproduct wordt ethylmercaptaan gebruikt. De injectie kan gebeuren op 5 afzonderlijke punten:
Op de stijgleiding van S02 Op de stijgleiding van S03 Op de laadleiding naar de lichtersteiger uit T01 Op de laadleiding naar de lichtersteiger bij het laden van een lichter uit een propaansfeer Op de propaanleiding naar de laadplaats voor tankwagen en tankwagons uit een propaansfeer
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT ( VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.14
De installatie (momenteel met 2 x 200 l vaten) is in een verwarmde geïsoleerde kast gebouwd. AGT is vergund om een extra 200 liter vat ethylmercaptaan te stockeren. Het hart van deze odorisatie-eenheid is een magneetgekoppelde membraanpomp. De pomp, die proportioneel wordt gestuurd in functie van het gasdebiet, kan injecteren op 5 verschillende injectiepunten. De gehele doseringsinstallatie is geplaatst in een gesloten inox inkuiping, met opvangcapaciteit van 450 liter. Hierdoor is de opvangcapaciteit groter dan een theoretisch lek (wanneer beide vaten lekken, betekent dit 2 x 200 liter in de inkuiping). Ook de pomp, teller en alle stuurventielen zijn geplaatst in deze inkuiping. Het geheel is omgeven door een inox behuizing met afsluitbare deuren. De behuizing is voorzien van een aktief koolfilter om mogelijke geurhinder naar buiten toe te vermijden. In geval er een lek of geurhinder zou optreden, zijn er vulkanische absorptiekorrels aanwezig. Methanol wordt gebruikt als spoelmiddel voor het odorisatiesysteem. Figuur IV.2: De odorisatie eenheid
2.8.3
Stikstofinstallatie
AGT is uitgerust met een stikstofinstallatie voor het spoelen van schepen, tankwagons of –wagens (Referentie 32 op figuur IV.1). 2.8.4
W a t e rb eh a n d e l i n g s s y s t e e m
AGT heeft geen procesafvalwater. Er is een waterbehandelingssysteem aanwezig om organische vervuiling van microbiologische of macrobiologische oorsprong te verwijderen uit condensorpijpen. Hiervoor wordt aan het water een behandelingsproduct (antifouling) toegevoegd. Het betreft een discontinu programma met een zomer- en winterregime. 2.8.5
I n s t r u m en t l u c h t
Instrumentlucht wordt voorzien door middel van een centraal net. Drie schroefcompressoren met drukvaten en droogeenheden voor stuurlucht en overdrukbeveiliging zorgen hiervoor.
2.9 T R A N S F E R M O G E L I J K H E D E N Er is een uitgebreid leidingnet aanwezig om de verschillende processtromen flexibel te kunnen verwerken. Dit is nodig omdat de klant bepaalt welk product in welke tank wordt opgeslagen. De producten zijn volledig compatibel met elkaar, om kwaliteitsredenen mogen zij echter niet verontreinigd worden aangezien het gaat om producten met een zeer hoge zuiverheidsgraad zoals bv. propyleen vanuit de raffinage (refinery grade propyleen) en propyleen voor de productie van kunststoffen (polymer grade propyleen). De tracés van de bovengrondse leidingen wordt aangeduid op Figuur IV.1. De leidingsdiameter voor drukproduct bedraagt typisch 150 tot 200 mm, voor gekoeld product 300 mm.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
2.9.1
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.15
E x t e r n e t ra n s f e r s
Behalve transport per schip, tankwagen of tankwagon kan AGT ook via pijpleiding product aanleveren naar externe klanten of ontvangen van externe klanten. Deze leidingen zijn niet onder beheer van AGT. Na de boosterstations, waar het product op druk gebracht wordt, gaan de leidingen ondergronds en worden ze geëxploiteerd door externe bedrijven (zie Figuur IV.1). 2.9.2
I n t e rn e t ra n s f e r s
Propaantransfer van T01 naar S02: Het gekoelde propaan wordt opgewarmd in een warmtewisselaar van -42 °C tot boven 0 °C d.m.v. dokwater. De gebruikte pompen zijn de in-tank pomp in serie met een boosterpomp. Condensaat retour van propaan naar S02: Bij het drukbehoud- of koelproces van T01 kan de propaanstroom na de condensor opgelijnd worden naar S02. Door deze energiebesparende maatregel kan het losdebiet van schepen worden verhoogd en de werktijd van de koelcompressors worden verminderd. Propyleentransfer van T02 naar S04/S05: Het gekoelde propyleen wordt opgewarmd in een warmtewisselaar. Het medium is dokwater. De gebruikte pompen zijn de in-tank pomp in serie met een boosterpomp. Condensaat retour van propyleen naar S04/S05: Bij het drukbehoud- of koelproces van T02 kan de propyleenstroom na de condensor opgelijnd worden naar S04/S05. Door deze energiebesparende maatregel kan het losdebiet van schepen verhoogd worden en de werktijd van de koelcompressors verminderd worden. Damptransfers met compressoren: Er zijn twee compressoren (KE10 en KE11) beschikbaar, onderling verwisselbaar, die verbonden zijn met de sferen en de dampleidingen lopen naar iedere steiger en naar de laadplaatsen voor de tankwagens/tankwagons. Zo kan zowel een tankwagen, een tankwagon als een lichter of leidingstructuur leeggedrukt worden naar een van de sferen of ingeterpte houders. Verdamper EZ10: wanneer de druk in T01 te laag wordt, kan een zijstroom vloeibaar propaan naar de elektrische verdamper EZ10 gestuurd worden. De geproduceerde damp wordt terug naar T01 geleid om de druk in de tank op peil te houden. (dit systeem is momenteel buiten dienstgesteld) Verdamper EZ11: wanneer de druk in T02 te laag wordt, kan een zijstroom vloeibaar propyleen naar de elektrische verdamper EZ11 gestuurd worden. De geproduceerde damp wordt terug naar T02 geleid om de druk in de tank op peil te houden. (dit systeem is momenteel buiten dienst gesteld)
2.10 A L G E M E N E D I E N S T E N
Bluswaternet van AGT samen met de hulpapparatuur zoals pompen, aansluitingen, hydranten en schuimleidingen, het gasdetectiesysteem, rook- en hitte detectoren, noodstoppen en bluswaterdiesels (3*383 kW, DEM10-11-12 – zie referentie 29 op figuur IV.1)
Dokwaterheaters (gasgestookte verwarmingsketels, in de geplande situatie met aardgas) worden gebruikt om een zijstroom het dokwater op te warmen tot 35 à 40 °C om aldus de dokwaterstroom op een (veilige) temperatuur te brengen die hoog genoeg is om propaan of propyleen op te warmen in de desbetreffende warmtewisselaars. De dokwaterheaters worden in bedrijf genomen vanaf het ogenblik dat de dokwatertemperatuur onder de 5 °C daalt (DWH1-2-3, 2*6,1MW + 10MW).
Een water/glycol mengsel wordt in de propaan gestookte ketel opgewarmd (1 MW). Dit mengsel dient als verwarmingsmedium om in een warmtewisselaar propaan uit T01, dat via pijpleiding wordt gepompt, op te warmen.
Een water/glycol mengsel wordt in de stookolieketel verwarmd (3,5 MW). Dit mengsel dient als verwarmingsmedium om propyleen uit T02 op te warmen.
Noodgeneratoren: 2 * 400V-Noodgeneratoren van 824 KW en 2 * 6kV-Noodgeneratoren van 1.500 kW.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
3.
M I L I E UAS PE CT E N
p. IV.16
E N PR OJE CT GE Ï NTE GRE ER DE M ILI E UM AAT R E GE LE N
3.1 W A T E R H U I S H O U D I N G 3.1.1
I n k o m en d e wa t e rs t ro m en
LEIDING WAT ER AGT gebruikt leidingwater voor de sanitaire voorzieningen en om de schepen te bevoorraden. In 2013 werd hiervoor 481 m³ ingezet. HEM EL WA TER Bij AGT wordt het hemelwater op de verharde oppervlakten afgevoerd via grondinsijpeling (infiltratie) waardoor het hemelwater uiteindelijk terugvloeit naar het dok. Ook het hemelwater in de inkuiping van T10 gaat na controle op verontreiniging (visuele controle op het voorkomen van een oliefilm) via grondinsijpeling en via drainage naar het dok. Het hemelwater in de inkuiping van T12 wordt na controle op verontreiniging naar het dok afgeleid. Bij verontreiniging wordt het hemelwater in inkuiping van T10 en T12 overgepompt naar een vat voor externe verwerking. Het water van de leeglaatleiding van de inkuipingen van de terpen loopt via een normaal gesloten, pneumatischee afsluiter naar het dok. DOKWATER Dokwater wordt ingezet als koelwater of om op te warmen. De condensors voor T01 en T02 worden gekoeld door middel van dokwater. Om gekoeld product uit de tanks in de sferen te brengen, wordt gebruik gemaakt van warmtewisselaars, waar het vloeibaar gas met dokwater opgewarmd wordt. 3.1.2 SANIT AIR
U i t g a a n d e wa t e rs t ro m en AFV AL WA TER
Het sanitair afvalwater wordt via de septische put in het dok geloosd. KOELWAT ERLO ZING Het ingezette koelwater wordt terug geloosd in het dok. Hiertoe is AGT vergund met een maximaal debiet van 4.840 m³/h. In de MVA zal een verhoging van de koelwaterlozing aangevraagd worden tot 9.680 m³/h. BEDR IJF SAF VAL WA TE R Er is geen bedrijfsafvalwater vanuit de activiteiten van AGT.
3.2 R I S I C O A C T I V I T E I T E N M . B . T . B O D E M - E N G R O N D W A T E R V E R O N T R E I N I G I N G 3.2.1
A a n w e z i g e r i s ic o a c t i v i t e i t e n e n b o d e mb e s c h er m e n d e ma a t r e g e l en
RISIC O-ACT IVITE IT EN In tabel IV.2 worden de vlarebo-inrichtingen van de vergunde inrichting weergegeven.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.17
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Tabel IV.2: Vlarebo-inrichtingen op de site VLAREM I - rubriek
omschrijving
Vlarebo-categorie
12.1.2°
4 dieselnoodstroomgeneratoren bij de compressoren
A
17.3.2.2
Opslag van onderhoudsproducten en methanol
A
17.3.6.2.b)
Bovengrondse opslag van dieseltanks
O
43.1.3
5 stookinstallaties/heaters en 2 fakkels
A
48.1.1.1.b
IMDG-goederen
A
O = OBO is verplicht bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening A= OBO is verplicht bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de 20 jaar Uit de tabel wordt afgeleid dat een oriënterend bodemonderzoek om de 20 jaar verplicht is. Het vorig OBO dateert van 2007. BODE MB ESCHE RMENDE
MAATR EG ELEN
Dieselopslagtanks
De dieselopslagtanks (T10, T11 – in een gebouw - en T12) staan in een inkuiping die de volledige inhoud kan bevatten. Daarnaast is T12 dubbelwandig opgebouwd, voorzien van een lekdetectie en overvulbeveiliging.
Olie en vetten voor onderhoud
De producten zijn opgeslagen in een vloeistofdichte inkuiping
Sferen
De sferen beschikken individueel over een lage inkuiping. Deze inkuiping is voorzien van een hellend vlak waardoor bij een eventueel lek, de vloeibare gassen onmiddellijk worden geëvacueerd van de sfeer naar een externe gassloot. Hierdoor wordt de verblijftijd van het vloeibare gas onder de sfeer zo klein mogelijk gehouden. In de externe gassloot wordt de mogelijkheid geboden om de verdamping te controleren met afdekking door schuim. In deze gassloten bevindt zich een gasdetectie.
Atmosferische houders
De atmosferische houders zijn uitgerust met een betonnen beschermingskuip die de gekoelde vloeistof in geval van calamiteit kan bevatten.
Ingeterpte houders
Deze houders zijn gecoat, er werd rekening gehouden met een veiligheidsmarge in het design van de tank, de houders zijn voorzien van een kathodische bescherming en van corrosiemonitoring. 3.2.2
U i t g e v o er d e b o d e m o n d e r z o e k en
In tabel IV.3 worden de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken bij AGT opgelijst. Tabel IV.3: uitgevoerde bodemonderzoeken bij AGT
Bodemonderzoek/verslag
omschrijving
Datum
OBO
OBO op een kadastraal perceel van AGT nv
1997
OBO
OBO AGT nv, haven 1183, Land van Waaslaan 3 te 9130 Kallo (70070-A3046)
2007
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.18
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Bodemonderzoek/verslag
omschrijving
Datum
BBO
BBO AGT, Land van Waaslaan 3 te 9130 Kallo (Projectnummer 08997)
2008
BSP
BSP AGT – Kallo (projectnummer ABO: 09/09559)
2009
BSP
Gewijzigd BSP AGT nv
2010
KP
Kwaliteitsplan
2011
TTR
1ste tussentijdsverslag: AGT, Land van Waaslaan 3 te Kallo
2011
TTR
2de tussentijdsverslag periode april 2011-mei 2012 AGT, Land van Waaslaan 3 te Kallo
2012
TTR
3de tussentijds verslag Periode juni 2012-mei 2013 AGT, Land van Waaslaan 3 te Kallo
2013
Het BSP van 2010 wordt als volgt samengevat: In het kader van de periodieke verplichting werd op het terrein gelegen te Land van Waaslaan 3 te Kallo en kadastraal gekend als perceel 306 B een verontreiniging met minerale olie in het vaste deel van de bodem en het grondwater vastgesteld. De verontreiniging is afkomstig van een bovengrondse dieseltank met verdeelslang. De verontreiniging vormt noch een humaantoxicologisch noch een ecologisch risico. Tevens is er geen verspreidingsrisico aanwezig. Gezien de aard van de verontreiniging, nl. nieuw, dient in het kader van de decretale procedure overgegaan te worden tot verdere bodemsaneringsmaatregelen. In opdracht van Antwerp Gas Terminal NV werden in dit bodemsaneringsproject de best beschikbare technieken onderzocht die kunnen worden aangewend om de bodemsaneringswerken door te voeren. Op basis van de milieu-technische en financiële evaluatie wordt geopteerd om deze sanering door te voeren op basis van onderstaande saneringsaanpak. Perceel 306 B De aanwezige verontreiniging met minerale olie in het vaste deel van de aarde en het grondwater zal gesaneerd worden door een ontgraving van de aanwezige verontreiniging. Na de ontgraving zal de bemaling ten behoeve van de grondwatertafelverlaging gedurende een periode van 3 maanden actief blijven. Na deze periode zal een monitoring van het aanwezige grondwater plaatsvinden gedurende een periode van één jaar. Indien nadien blijkt dat er nog een grondwaterverontreiniging aanwezig is zal, indien BATNEEC, overgegaan worden tot een verdere grondwatersanering gedurende een periode van een half jaar. Indien echter blijkt dat na deze periode van monitoring kan gesproken worden van een stabiele situatie, zal een verdere grondwatersanering niet opgestart worden. Perceel 301 E Op het te saneren perceel 306 B zal i.h.k.v. de bodemsaneringswerken verontreinigd grondwater onttrokken worden. Aangezien er op het terrein geen riolering aanwezig is, dient het onttrokken grondwater geloosd te worden in het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, nl. het Zuidelijk Insteekdok. Om het onttrokken grondwater te lozen zal over het huidige perceel een leiding gelegd worden om het onttrokken grondwater te kunnen lozen. Deze leiding zou geen hinder mogen veroorzaken. STAND VAN ZAKEN Het oorspronkelijke BSP (afgraven) kon na goedkeuring door OVAM en het Antwerpse Havenbedrijf niet uitgevoerd worden, omwille van de complexiteit van ondergrondse kabels en leidingen. Daarna is overgegaan tot een ‘wijziging door staalname’, dat goedgekeurd is door OVAM en jaarlijks tot 2-jaarlijks wordt gerapporteerd (zie TTR in tabel IV.3). Het volgende tussentijds rapport verwacht Ovam tegen mei 2015.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.19
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
3.3 L U C H T E M I S S I E S Bij luchtemissies van een tankterminal worden enerzijds VOS-emissie vanuit tanks8 en lekken aangeduid als belangrijke emissies, anderzijds de verbrandingsemissies vanuit de nutsvoorzieningen. Gezien de terminal van AGT geen gewone tanks omvatten (sferen, ingeterpte tanks en atmosferische gekoelde tanks) wordt het belang van de tankemissies hieronder per tanktype besproken. SFER E N
EN INGET ERP TE T A NK S O NDE R DR UK
– S01- S08
EN
T21- T24
Gezien de gassferen en de ingeterpte tanks onder druk staan, is er geen sprake van ademverliezen. Volgens de BREF – Emission from Storage (2006) dient enkel rekening gehouden worden met fugitieve emissies en emissies bij draining (aflaten water). Fugitieve emissies kunnen beperkt worden door goed onderhoud van het de onderdelen. Het aantal flenzen bij een sferische tank is meestal beperkt zodat er weinig lekken voorkomen. Bovendien worden de sferen mee opgenomen in het lopende LDAR-programma. In de AP42 – Air pollutant emission factors worden opslagtanks onder hoge druk (> 1barg, hier van toepassing) beschouwd als een gelsoten systeem zonder emissies. De verdrijvingsverliezen van de ingeterpte tanks bij AGT worden afgeleid naar de fakkelinstallatie. Bij de sferen zijn verdrijvingsverliezen niet aan de orde. Er is steeds een evenwicht met de dampdruk van het product waardoor de druk niet oploopt. Bij het vullen wordt steeds de bodemvulling gebruikt. Dit laat toe om de aanwezige dampen te laten condenseren door de stijgende druk. Bij het vullen is de druk steeds lager dan 13,7 barg (insteldruk veiligheidsventiel). Verdrijvingsverliezen zijn bijgevolg te verwaarlozen. IN
DE
AP 42 W O R D E N E R G E E N E M I S S I E F A C T O R E N V O O R G E S T E L D A T M O S F E R I S C H G E K O E L D E T A N K S ( T 01-T 02)
O M DE EMIS SIES V A N DR U KTA NKS T E
BEP ALE N.
Zoals bij de procesbeschrijving al aangegeven wordt damp van de atmosferisch gekoelde tanks via de dampleiding afgezogen door compressoren (capaciteit 1500 m³/h), in principe twee per tank, met de mogelijkheid een derde of vierde compressor bij te schakelen. Condensatie van de gecomprimeerde damp vindt plaats in de condensors van waaruit het condensaat na de expansieklep als vloeistof-dampmengsel via de condensaat-retourleiding naar de tank wordt teruggevoerd, waardoor de temperatuur van het vloeibaar gas en de druk in de opslagtank gecontroleerd wordt. Rekening houdend met bovenstaande worden enkel de fakkel en de lekken als emissiebron voor VOS aangeduid. 3.3.1
G e l e i d e v e r b r a n d in g s em i s s i e s
DOCK WATER HEATERS AGT heeft momenteel 3 Dockwaterheaters (DWH 1, 2 en 3) op propaan. De eigenschappen van deze emissiepunten met hun berekende emissie-uitstoot in 2013 worden weergegeven in Tabel IV.4. Om de emissieuitstoot te berekenen werd gebruik gemaakt van emissieconcentraties en debiet van uitgevoerde emissiemetingen in 2013 en 2014 en de draaiuren in 2013. DWH3 is uitgerust met een low NOx-brander waardoor de emissieconcentratie aanzienlijk (tot factor ca. 10) kleiner is dan de emissieconcentratie van de andere DWH’s. In de geplande situatie zal aardgas gebruikt worden voor de DWH’s. Tabel IV.4: Eigenschappen en emissie-uitstoot van de Dock Water Heaters. DWH1
8
Adem- verdrijvings- en beladingsverliezen
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
DWH2
DWH3
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.20
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Thermisch vermogen (MW)
6,1
6,1
10
Hoogte schouwmond
7,8 m
7,8 m
14,7 m
Draaiuren in 2013
277 uur
51 uur
650 uur
30.894
4.982
119.223
7
<6
5
530
351
42
4
0,6
11
308
35
92
Brandstofverbruik (kg)
in
2013
Gemeten emissieconcentraties: CO (mg/Nm³ 3% O2 droog) NOx (mg/Nm³ 3% O2 droog) Emissie in 2013 (in kg) CO NOx
WAT ER/GL YCOLH EAT ER S AGT heeft momenteel 2 water/glycolheaters (11F-10 en 13F-10) om te zorgen voor gekoelde opslag in de tanks T01 en T02. De eigenschappen van deze emissiepunten met hun berekende emissie-uitstoot in 2013 worden weergegeven in Tabel IV.5. Om de emissie-uitstoot te berekenen werd gebruik gemaakt van emissieconcentraties en debiet van uitgevoerde emissiemetingen in 2014 en draaiuren in 2013. In de geplande situatie zullen de water/Glycolheaters op aardgas werken. Tabel IV.5: Eigenschappen en emissie-uitstoot van de water/Glycolheaters 11F-10
13F-10
Brandstof
Propaan
Stookolie
Thermisch vermogen (MW)
1,2 MW
3,5 MW
Hoogte schouwmond
4,25 m
12 m
Draaiuren in 2013
continu
3787 uur
Brandstofverbruik in 2013 (kg)
103.686
17.683
CO (mg/Nm³ 3% O2 droog)
16
10
NOx (mg/Nm³ 3% O2 droog)
237
165
SO2 (mg/Nm³ 3% O2 droog)
-
<9
Stof (mg/Nm³ 3% O2 droog)
-
<9
CO
47
136
NOx
698
2.249
SO2
-
< 123
Stof
-
< 123
Gemeten emissieconcentraties:
Emissie in 2013 (in kg)
DIES EL MOTO RE N AGT heeft volgende dieselmotoren in dienst:
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
-
400V-Noodgenerator:
824kW
-
6kV-Noodgenerator:
1.500kW
-
DEM10 (bluswaterdiesel):
383kW
-
DEM11 (bluswaterdiesel):
383kW
-
DEM12 (bluswaterdiesel):
383kW
p. IV.21
In 2013 hadden deze motoren een brandstofverbruik van 40.558 kg diesel. Rekening houdend met emissiefactoren uit AP 42, Fifth Edition Compilation of Air Pollutant Emission Factors, Volume 1: Stationary Point and Area Sources, chapter 3, stationary internal Combustion Sources’, een publicatie van EPA werd vanuit dit brandstofverbruik volgende emissies berekend:
3.3.2
-
3.253 kg NOx;
-
700 kg CO;
-
214 kg SO2;
-
229 kg PM10;
-
266 kg TOC (als C).
Fakkelemissies
In de fakkel worden enerzijds alle afval-processtromen (verladingen – onderhoud – reiniging van wagons of lichters) en anderzijds alle occasionele door veiligheids9- of overdrukkleppen afgelaten product verzameld. De fakkel is continu in werking. De propaanpilots worden hiervoor gebruikt. De emissies van de fakkel werden bepaald via de emissiefactoren uit publicatie ‘Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag’, RIVM, maart 2004. Deze emissiefactoren stellen dat de fakkelemissies afhankelijk zijn van de fakkelbelasting, warmte-inhoud van de afgassen, windsnelheid op fakkelhoogte. Hierbij zijn verschillende condities gedefinieerd: -
Conditie A, ongestoorde verbranding van beheersbare afgasstromen
-
Conditie B, onvolledige verbranding;
-
Conditie C, geen verbranding;
Er wordt verondersteld, daar de installatie continu in werking is, dat enkel conditie A voorkomt. Uitgaande van deze emissiefactoren en uitgaande van volgende afgefakkelde producten in 2013 (gegevens afkomstig van CO2-monitoringsplan10): -
Propaan door 3 pilotbranders: 56.850 kg;
-
LPG bij verladingen spoor/weg: 19.095 kg;
-
LPG bij onderhoud: 2.327 kg;
-
LPG door reiniging: 36.816 kg.
Worden de jaarlijkse emissies berekend zoals weergegeven in tabel IV.6.
9
Van de ingeterpte bullets.
10
Hoeveelheid werdt in het kader van het CO2-monitoringsplan ingeschat op basis van het volume van de schepen en de heersende druk.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.22
Tabel IV.6: Berekende fakkelemissies 2013 Parameter
Emissie in 2013 (kg)
CO (kg)
2197
TOC (als CH4) (kg)
126
TOC als C (kg)
94
NO2 (kg)
48
roet (kg C)
28
In de geplande situatie zullen de branders op aardgas werken ipv op propaan. 3.3.3
F u g i t i e v e e m i s s i es in s t a l l a t i e s
Fugitieve emissies omvatten lekemissies vanuit kleppen en regelorganen, veiligheidskleppen, open einden, pompen, compressoren en roerwerken, flenzen en staalnamepunten. In het kader van de LDAR-wetgeving werd er gedurende de periode augustus en oktober 2013 en de periode maart 2014 door ‘The Sniffers’ een inventaris opgemaakt van alle lekken en een meting uitgevoerd conform de VLAREM-scope (25% van alle protocollaire bronnen+ andere bronnen (compressor-, pomp- en andere pakking, veiligheidsklep naar atmosfeer en staalnamepunten). Dit resulteerde in een emissiebegroting na de eerste meetronde van 9.576 kg in 2013. Na de eerste herstelronde in 2013 werd een emissie van 8.483 kg voor 2013 en 4.834 kg per jaar berekend voor 201411. In de meetcampagne van 2014 werd bij de eerste meetronde een emissie van 12.411 kg/jaar berekend. Na de tweede meetronde (na de herstelronde) in 2014 werd de emissie nogmaals begroot en kwam men tot volgende emissie-begroting voor 2014:
Op basis van deze meetgegevens werd een extrapolatie gemaakt van de fugitieve VOS-emissie naar volgend jaar toe (2015). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de laatste meetwaarden (enkel emissie van na herstelronde 2014). Op basis van deze extrapolatie wordt geschat dat de meetpunten in 2015 een totale fugitieve VOS-emissie zullen vertegenwoordigen van 1.883 kg/jaar, wat een drastische vermindering van fugitieve emissies zou betekenen. Daar dit laatste getal enkel rekening houdt met de emissie na de herstelronde en geen rekening houdt met bijkomende lekken, wordt dit getal als een onderschatting gezien. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat dergelijke kwantificatie gepaard gaat met grote foutenmarges waardoor deze begrootte emissies eerder als grootte-orde ipv exacte cijfers dienen beschouwd te worden.
11
Voor 2013 werden er 2 periodes beschouwd, een eerste periode met een emissie vóór de herstelronde en een 2de periode met een emissie na de herstelronde. Om de totale emissies van 2013 te begroten werden jaaremissies van voor en na de herstelronde verrekend voor deze respectievelijke perioden en opgeteld. Voor de begroting van 2014 werd enkel rekening gehouden met een jaaremissie berekend op de meting van na de herstelronde in 2013
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.23
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
3.3.4
O v e r z i c h t b e g ro o t t e e m i s s i e
Een overzicht van de totale begrootte emissies is weergegeven in tabel IV.7. Tabel IV.7: Overzicht begrootte emissie 2013 NOx
CO
SO2
PM
VOS
kg/J
kg/J
kg/J
kg/J
kg/J
Ketel 11F10 - Propaanbrander
698
47
0
0
Ketel 14DWH 3 - propaanbrander
92
11
0
0
2.249
136
123
123
Ketel 14 DWH2 - Propaan
36
1
0
0
ketel 14DWH1 - propaan
308
4
0
0
3.383
199
123
123
stookinstallaties
ketel 13F10 - stookolie
Subtotaal stookinstallaties
94 (als C)12 48
Fakkelinstallatie
2.197
28
141 (als VOS) 266 (als C)12
Dieselmotoren
3.252
700
214
228
339 (als VOS) 8.483
Fugitieve emissies Totaal
6.683
3.096
337
379
8.963
Drempelwaarde IMJV
50.000
200.000
100.000
20.000
10.000 (Totaal NM aromatische VOS)
3.4 G E L U I D S E M I S S I E S De voornaamste installaties die aanleiding geven tot geluidsemissies omvatten buiten opgestelde installaties. Naar aanleiding van het MER is een geluidskaart van de site opgesteld. Meer informatie hieromtrent is opgenomen in de discipline geluid (Paragraaf VIII2).
3.5 E N E R G I E Het totale primaire energieverbruik van AGT bedroeg 112.736 GJ in 2013. Tabel IV.8: Energieverbruik 2013 bij AGT
12
Energie 2013
Jaarenergieverbruik
Primaire energie (GJ)
Procentuele verdeling
Gasolie
71.000 liter
2.578
2%
Propaan
315,6 ton
14.500
13%
Voor omrekening van C naar VOS wordt factor 1,5 verondersteld
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.24
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
Afgassen fakkel
58,2 ton
2.680
2%
elektriciteit
10.342 MWh
93.078
82,5%
Totaal
112.736 of 0,11 PJ
AGT is een BKG-inrichting en stelde een monitoringplan 2013-2020 op. Het opgesteld energieplan van AGT dateert van 2009. Hierin is zowel de technische beschrijving van de vestiging, het jaarlijks energieverbruik en de mogelijke maatregelen voor energiebesparing opgelijst. Dit onderzoek resulteerde in volgende rendabele maatregelen: -
Verbetering isolatie van bestaande gastank 1, uitgevoerd in augustus 2010;
-
Opwarmen vloeibaar gas met dokwater en dompelbrander, uitgevoerd in 2012;
-
Opwarmen product (vloeibaar gas) met dokwater via Helix warmtewisselaar, uitgevoerd in 2012;
-
Aanpassen van bestaande fakkel, uitgevoerd in 2008;
-
Nagaan rentabiliteit IE4-klasse bij vervanging van elektrische motoren, vanaf 2009 en bij elke vervanging of aankoop van nieuwe motoren.
3.6 T R A N S P O R T Een overzicht van de transporten (zowel aanvoerende als afvoerende transporten) van de stoffen in de referentiesituatie is weergegeven in IV.9. De aanvoer van product vindt grotendeels per schip plaats. Afvoer kan gebeuren per schip, vrachtwagen, spoorwagon of pijpleiding. Tabel IV.9 Overzicht modal split bij AGT Referentiesituatie
Vervoers modi
Max.per transporten/jaar Max. per dag week
Tankwagen
13.775
107
Schip / coaster
4
1
467
Max. uur
(IN+UIT in ton) 12
263.742
Procentueel van de overgeslagen hoeveelheid 9%
(nihil + 263.742) 1
1
Zeeschip
263
3
9
2
Lichter
266
4
14
2
Tankwagon
4.256
43
145
6
Pijpleiding Totaal
per Overgeslagen hoeveelheid
36% 1.299.798 (1.167.585 + 132.213) 8% 193.995 (78.852+115.143)
7%
1.205.818
40%
(237.574 + 968.277) 18.564
158
636
23
2.963.924
100%
Er zijn 43 personeelsleden (waarvan een deel deeltijds werkt) bij AGT. Hiervan werken er 18 in dagploeg en 15 in ploeg. Deze komen naar AGT per wagen, fiets of moto.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IV. BESCHRIJVING VAN AGT (VERGUNDE SITUATIE)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IV.2
PROJECT-MER UITBREIDING
V. GEPLANDE SITUATIE
V GEPLANDE SITUATIE
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
V. GEPLANDE SITUATIE
1.
p. V.1
A L GE M E E N
AGT wenst de gasterminal uit te breiden met: een bijkomende hoofdsteiger, uitbreiding van de ingeterpte opslag met 8 tanks van elk 3 500 m3. Deze houders worden voorzien voor de opslag van gassen in de C3-C4 koolwaterstoffenreeks, zoals propaan, propyleen, butaan; een bijkomende tank voor gekoelde opslag van C2 (ethyleen of ethaan). Voor koeling van het product worden 2 compressoren en 4 warmtewisselaars voorzien; een derde spoor met 2 laadplaatsen voor tankwagons, aangelegd naast de bestaande laadplaatsen, hiervoor worden eveneens twee nieuwe weegbruggen en twee extra boosterpompen voorzien; een extra fakkel, boosterpompen voor nieuwe pijpleidingen, een aardgasreduceerstation, een stikstofreduceerstation, extra noodgenerator met bijhorende dieselopslag (T13), vervanging van de bestaande dieseltank T10 door een nieuwe en grotere tank, 2 extra bluswaterdiesels, 2 bijkomende koelwaterpompen.
De locaties van deze uitbreidingen zijn weergegeven in figuur IV.1. Hieronder worden de belangrijkste uitbreidingen verder besproken.
2.
A ANL E GFAS E
Voor de aanleg van de verschillende uitbreidingen wordt een termijn van 2 jaar voorzien. Hierin zullen grofweg volgende werken plaatsvinden: -
Aanleg ingeterpte houders: Voor de aanleg van de ingeterpte houders zullen bestaande bomen worden gekapt, de aarde tot 1 meter diepte worden afgegraven, rode steenslag als fundatie worden aangelegd en een zandbed worden voorzien. De Stone kolommen zullen in de grond worden getrild (grindkernen). Bovenop de houders zal inert zand worden aangelegd.
-
Aanleg steiger: de palen voor de aanleg van de steiger worden geheid.
-
Aanleg atmosferische tank: palen waarop de tanks worden gebouwd, worden geheid.
-
Bij de aanleg van de fundatie voor de pompenplaat aan de nieuwe ingeterpte houders is een tijdelijke bronbemaling noodzakelijk (zie figuur V.1). De hoeveelheid opgepompt grondwater wordt door de aanlegfase op ca. 30.000 m³ geraamd, gespreid over het 1ste jaar van de projectuitvoering (aanbrengen pompfundatie). Het opgepompte grondwater zal geloosd worden in het zuidelijk insteekdok via de reeds bestaande (gedeeltelijk open en gedeeltelijk gesloten) gracht.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
V. GEPLANDE SITUATIE
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. V.2
Figuur V.1: Ligging van de fundatie voor de pompenplaat
Alle bouwmaterialen en tanks zullen met schip worden aangevoerd.
3.
B I JK OM E NDE
HOOFDS T EI GE R
Er wordt een bijkomende hoofdsteiger gebouwd met drie aanlegplaatsen om twee zeeschepen of één tot drie kustschepen of lichters te laten aanmeren. Een situering ervan in het Zuidelijk insteekdok wordt weergegeven in figuur V.2. De laadarmen (LA30 t.e.m. LA37) voor deze nieuwe steiger zullen specificaties bezitten overeenkomstig de laadarmen van de bestaande hoofdsteiger, waarbij LA30 en LA34 zijn voorbehouden voor drukproduct en LA 31, LA33, LA35 en LA37 zijn voorbehouden voor gekoeld product. De laadarmen LA31 en LA35 worden voorbehouden voor ethyleen/ethaan. Laadarmen LA32 en LA36 worden voorzien als dampretourverbinding. Figuur V.2: Situering nieuwe hoofdsteiger (nieuw: kleur)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
V. GEPLANDE SITUATIE
4.
B I JK OM E NDE
p. V.3
T ANK V OOR GE K OE L DE OPS L AG
Een bijkomende tank T03 voor gekoeld product wordt voorzien naast de bestaande T02. De nieuwe tank zal ontworpen worden volgens de huidige stand der techniek. De tank heeft een iets groter volume en is geschikt voor ethyleen en ethaan. De tank heeft behalve een betonnen buitenbescherming ook een volledig betonnen dak. De tank staat weergegeven als T03 op figuur IV.1. Voor de nieuwe tank T03 worden zes condensors bijgeplaatst, vier voor koeling van ethyleen/ethaan d.m.v. propaan of ethyleen en 2 voor koeling van propaan of ethyleen door middel van dokwater.
5.
B I JK OM E NDE
I NGE TE R PTE OPS L AG M E T
8
T ANK S VAN E L K
3.500
M³
Het uitbreidingsproject omvat de bouw van twee nieuwe terps van elk 4 houders met een individuele capaciteit van 3 500 m3. Het betreft tanks T31 t.e.m. T38. De nieuwe tanks worden identiek13 gebouwd aan de bestaande. De houders hebben een diameter van 8 m en een lengte van 62,5 m en zijn ontworpen voor een temperatuur van -48°C tot 40°C en een druk van 17 barg. De tanks zijn geplaatst op 1 m boven het maaiveld en zijn bovenaan met 1 m grond bedekt (zie Figuur V.3). De tanks zijn geconstrueerd uit lage temperatuur koolstofstaal. Alle aansluitingen, behalve het bodemventiel zijn aan de bovenzijde van de tanks gemonteerd. De houders zullen voorzien zijn van druk-, temperatuur- en niveaumetingen. De ingeterpte houders zullen voorzien zijn van een fundering van verdichte steenslag, dat op zich gedragen wordt door kolommen van getrilde keien (techniek grindkernen). De veiligheidsventielen worden aangesloten op de bestaande fakkel. Op de tanks wordt zowel actieve als passieve corrosiebescherming voorzien. De anodes worden geïnstalleerd rond de tanks. Rond de ingeterpte tanks wordt neutraal zand aangebracht. De leeglaatleiding van de inkuiping van terp 1 wordt verbonden met deze van terp 2 en 3.
13
de nieuwe tanks hebben een zelfde diameter, maar zullen langer zijn
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
V. GEPLANDE SITUATIE
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. V.4
Figuur V.3: Dwarsdoorsnede doorheen de ingeterpte tanks
Import van product naar de ingeterpte houders in mogelijk langs verschillende wegen: -
Vanuit de jetties;
-
Vanuit laadplaats voor tankwagens en –wagons;
-
Vanuit ander tank(s)
Export van product kan gebeuren via pijpleiding met een druk van 30 barg aan de grens van AGT, per schip en per tankwagon.
6.
N I E UWE
GR ONDFAK K EL
Naast de bestaande fakkel wordt een nieuwe grondfakkel voorzien (referentie 31 op Figuur IV.1). Deze zal ontworpen worden voor een debiet van 10 000 kg/h. Er is gekozen om een grondfakkel te installeren met afgeschermde vlam (gesloten grondfakkel), tegen UV-straling die ontstaat bij de verbranding van ethyleen, en tegen geluidshinder. De pilootbranders worden eveneens gevoed via DR10 en DR11.
7.
D E R DE
S POOR ME T
2
L AADAR M E N V OOR T ANK WAGONS
De 2 nieuwe laadplaatsen worden aangelegd naast de bestaande laadplaatsen aan de kant van het bedrijfsterrein. Het nieuwe spoor (spoor 8 wordt een aftakking van spoor 2 (zie figuur V.4), hiervoor worden eveneens twee nieuwe weegbruggen en twee extra boosterpompen voorzien.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
V. GEPLANDE SITUATIE
p. V.5
Figuur V.4: Derde spoor met 2 laadarmen voor tankwagons
8.
2
BI JK OM E NDE NOODGE NE R AT OR E N ME T BI JK OM ENDE DI E S EL T ANK
(T13)
Een nieuwe dagtank van 3.000 liter wordt voorzien ter hoogte van het nieuwe aardgasontspanstation. Deze tank is dubbelwandig en zal in een inkuiping worden geplaatst. Deze tank dient als voeding voor de nieuwe noodgeneratoren. Deze tank wordt gevoed door middel van een pomp uit T10.
9.
2
BI JK OM E NDE BL US WAT E R DIE SE L S
De bijkomende bluswaterdiesels (DEM 13 en 14) zullen beide een vermogen hebben van 383 kW (net zoals de bestaande bluswaterdiesels).
10. H E T
NIE UW ONT S PANS T AT I ON ( AAR DGAS E N S T I KS T OF )
Het nieuwe aardgasreduceerstation zal gelegen zijn naast de spoorweg aan de westkant van de site. Het ontspannen aardgas zal ingezet worden voor de Dock water Heaters, de pilootbranders van de fakkels en de water/glycolheaters.
11. M I L I E UAS PE CT E N
I N DE GE PL ANDE S IT UAT IE
De bijkomende opslagvoorzieningen zullen bijkomende overslag en hierdoor bijkomende emissies veroorzaken. Hieronder worden deze opgelijst. watergebruik
emissies via water
luchtemissies
geluidsemissies
Extra gebruik van oppervlaktewater (captatie), maar dit water wordt terug in het zuidelijk insteekdok geloosd.
Geen wijziging
1. Nieuwe emissiebronnen (dieselmotoren + nieuwe fakkel)
T.o.v. de huidige situatie komen verschillende geluidsbronnen bij.
2. Bijkomende emissies door koeling van extra gekoeld product (T03) d.m.v. water/glycolheater.
toename in emissie
3. bijkomende emissie vanuit het koelwatercircuit vanuit DWH. toename in emissie toename in impact
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
toename in impact
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
V. GEPLANDE SITUATIE
p. V.6
Risico-activiteiten bodem / grondwater
Energie
transport
Externe veiligheid
1. bijkomende opslaginstallaties
1. verhoogde energiebehoefte
1. bijkomende opslag SEVESO-stoffen
geen significante wijziging risico op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging
toename verbruik diesel, stookolie, aardgas
toename transport t.g.v. verhoogde aanvoer en afvoer producten Dit transport wordt opgevangen door verhoging van de afvoer via tankwagons, schepen en pijpleiding en een verhoogde import via schepen en pijpleiding
afvalstoffen -
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
mogelijks impact op risico’s voor omgeving (te bekijken in OVR)
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VI. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN
VI BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VI. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN
1.
p. VI.1
N UL AL T E R NAT IE F
Het nulalternatief voor de exploitatieactiviteiten van AGT behelst het behoud van de huidige, nu vergunde situatie. Dit zou betekenen dat AGT de uitbreiding niet verwezenlijkt. Hierdoor zal AGT niet strategisch gewapend zijn voor de toekomstige opslagcapaciteit voor verschillende gassen. Door deze uitbreiding kan AGT meewerken aan de ontwikkeling van de industrie op de Linkerschelde-oever en kan het zijn deskundigheid op het gebied van gasopslag en –overslag aanwenden. Wanneer AGT de geplande uitbreidingsprojecten niet kan uitvoeren, zal dit hoogstwaarschijnlijk elders in Vlaanderen gebeuren op een plaats waar geen zone afgebakend werd voor opslag en overslag van LPG. AGT is gelegen in een zone die door DOLSO gedefinieerd werd als LPG-zone. Hierdoor wordt een minimale afstand van 1.500 m bewaakt ten opzichte van bestaande woonwijken. Het nulalternatief wordt tevens als referentiesituatie in het kader van dit project-MER beschouwd. De milieuimpact van de referentiesituatie wordt als dusdanig beschreven bij de verschillende disciplines.
2.
L OCAT I E AL T ER NAT I E F
ALGE ME EN De locatie van AGT is uitstekend omwille van de directe verbindingen met het spoor, de belangrijke verkeersassen en de opportuniteiten voor het inkoppelen op bestaande en/of nieuwe pijpleidingen. De ligging aan waterwegen is ideaal voor het veilig en efficiënt aanvoeren van gassen. Het is voor de terminal essentieel een locatie te hebben waar water, spoor- en wegtransport en mogelijkheden tot aansluiting op pijpleidingentracés gecombineerd zijn. Zowel qua vestigingsplaats als qua activiteiten is de huidige locatie aangewezen om volgende redenen:
Het bedrijfsterrein, dat door de overheidsinstanties als LPG vestigingszone werd vastgelegd, werd destijds in concessie genomen met het oog op uitbreiding van de activiteiten; Het bedrijfsterrein is gelegen in een bedrijventerrein binnen Zeehavengebied; Het bedrijfsterrein ligt op een ruime afstand van woonzones (meer dan 1500 m).
De installaties van AGT werden steeds gebouwd volgens de stand van de techniek. Met het oog op permanente verbetering onderging de installatie technische verbeteringen. door regelmatige vernieuwings– en vervangingsinvesteringen in de loop der jaren. Hierdoor werd de installatie stelselmatig verbeterd en volgens stand van techniek uitgevoerd en wordt steeds het OHSAS 18001 systeem toegepast. LOCATIE
NIE UWE GE KOE LDE TA NK EN ING ET ERP TE HO UDER S
De nieuwe gekoelde houder wordt gepland naast de bestaande gekoelde opslagtanks en de nieuwe ingeterpte houders worden naast de bestaande ingeterpte opslag gepositioneerd. Beide locaties zijn de meest aangewezen locaties omwille van volgende redenen: LOCATIE
De locaties zijn logisch in het kader van eenvoudige en efficiënte inkoppeling op de bestaande installaties. Operationeel bieden deze locaties een zeer goede toegankelijkheid, wat tevens de veiligheid ten goede komt. Het bedrijfsterrein wordt efficiënt benut met oog op mogelijke toekomstige uitbreidingen. V A N DE NIEU WE ST EIG ER
Er is geen alternatieve locatie om een steiger met de geplande capaciteiten en toegankelijkheid te realiseren tussen de reeds bestaande steigers en de steiger van buurbedrijf ADPO.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VI. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN
LOCATIE
p. VI.2
V A N H ET DER DE S POO R
Om de wachttijden tijdens het vullen van tankwagons te beperken, worden twee nieuwe laadplaatsen voorzien en de meest logische locatie is om deze te installaren parallel aan de bestaande laadplaatsen. Hiervoor wordt een derde spoor aangelegd met 2 nieuwe weegbruggen en 2 estra boosterpompen, wat toelaat een lpg-trein snel en efficiënt te laden met zo weinig logistieke complicaties.
3.
U I T V OE RI NGS AL T E R NAT IE VE N / BBT
UITVO ERING SAL TE RNAT IE F Gekoelde opslag of drukopslag: Stoffen die bij omgevingstemperaturen de gasfase hebben en die een vlampunt hebben lager dan 0°C kunnen bij bulkopslag het meest economisch worden opgeslagen bij hun kookpunttemperatuur. Bij die temperaturen hebben de tot vloeistof verdichte gassen de grootste dichtheid en het kleinste volume per opslagcapaciteit. Dit wordt gerealiseerd door de gassen te comprimeren en daarna te expanderen, waardoor door dit adiabatische proces, de gassen weer op atmosferische druk komen maar dan op hun kookpunttemperatuur uitkomen. De opslagtank is dan zodanig ontworpen dat het opgeslagen product op die temperatuur blijft. Als de opslagtank zo is ontworpen dat het gas, dat wil afkoken, alleen warmte kan onttrekken uit het eigen medium, dan blijft de massa vloeibaar. Het afgekookte gas wordt afgevangen, weer op kookpunt gebracht en teruggevoerd in de tank. Deze opslag is het meest economisch bij grote volumes. Indien de volumestromen geringer zijn van omvang, en/of de beschikbaarheid van het gasvormige medium binnen korte tijdspannes noodzakelijk is (het verdampen en op omgevingstemperatuur brengen van de vloeibare en gekoelde gassen vraagt een bepaalde tijd en kan niet spontaan gebeuren) dan is het economischer om in plaats van gekoelde of cryogene opslag voor drukopslag te kiezen.14 Ingeterpte houders of sferische houders: Het technisch uitvoeringsalternatief voor ingeterpte houders is opslag in bovengrondse sferische houders. De keuze voor ingeterpte houders is gesteund op volgende punten: Vermijden van bleve, bescherming tegen externe invloeden als hittestraling, drukgolven als gevolg van een explosie, bescherming tegen rondvliegende objecten, efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte en de ondergrondse houders bieden het voordeel van een constante winter- en zomertemperatuur. Daarbij komt dergelijke opslag gunstig uit voor wat betreft esthetische aspecten, vermits enkel de ‘terp’, ‘mount’ of heuvel zichtbaar blijft. De nieuwe houders zullen een groter volume hebben dan de reeds bestaande. Er werd voor dit uitvoeringsalternatief gekozen omwille van operationele redenen als gevolg van de volumes die per schip worden aangevoerd. Ten opzichte ven een sferische houder is het economische volume bij dergelijke houders immers kleiner omdat een percentage ‘dode ruimte’ of een hoeveelheid product niet aan het nominale debiet kan worden uitgepompt. BBT- E V A L U A T I E Een algemene BBT-evaluatie is opgenomen in bijlage II. Deze is gebaseerd op BBT studie emissie uit opslag (2006)
14
Referentie: IPO, Kennis Inventarisatie Document nr. 278 ‘Vloeibare bulk op- en overslag in tanks’, Den Haag, 2009
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES
VII
INGREEP-EFFECT ANALYSE REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
/
AFBAKENING
PROJECT-MER UITBREIDING
VII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VII.1
In dit deel wordt – vertrekkende van de elementen beschreven in delen IV en V – per milieudiscipline een overzicht gegeven van de potentiële ingreep-effectrelaties en in welke mate deze nader onderzoek vereisen in deel VIII van het MER.
1.
A FBAK E NI NG
R E I K WI JDT E ONDER ZOE KE N PE R DIS CI PL I NE
Pro memorie: Referentiesituatie = reële situatie 2013 Geplande situatie = vergunde situatie (= reële situatie 2013) + wijzigingen zoals beschreven onder Deel V. De bijhorende emissies zullen ingeschat worden door de deskundige op basis van de emissies van 2013 en de voorziene wijzigingen. Indien wordt afgeweken van het algemeen uitgangspunt, zal dit in het MER bij de desbetreffende discipline gemotiveerd worden.
1.1
OPPERVLAKTEWATER
Door AGT wordt geen bedrijfswater geloosd. Leidingwater wordt enkel gebruikt voor sanitaire voorzieningen. Het bedrijf gebruikt dokwater als koelwater en loost dit water terug in het dok. De uitwerking van deze discipline zal zich beperken tot de toetsing van de wettelijke bepalingen inzake opvang/gebruik, infiltratie en/of buffering van hemelwater. Tevens zullen de gegevens aangereikt worden voor uitvoeren van de watertoets.
1.2
LUCHT
Uitgaande van de emissies verbonden aan de op- en overslagactiviteiten en aan het transport van en naar de site, worden binnen de discipline lucht de geplande emissies begroot en de PBP aangeduid. Indien er PBP worden vastgesteld, zal een kwantitatieve impactbepaling uitgevoerd worden.
1.3
GELUID
Binnen de discipline geluid wordt nagegaan in welke mate het akoestisch klimaat in de omgeving van AGT bepaald wordt door de (reeds aanwezige en geplande) geluidsbronnen van de site en of het specifieke geluid van de inrichting beantwoordt aan de wettelijke grenswaarden.
1.4
MENS
Elementen die aan bod komen binnen de discipline mens omvatten: -
Evaluatie van mogelijke gezondheidseffecten t.g.v. atmosferische emissies; Evaluatie van mogelijke hindereffecten t.g.v. atmosferische emissies (geurhinder); Evaluatie van mogelijke hindereffecten t.g.v. geluidsemissies;
-
Evaluatie van mobiliteitsaspecten; Het aspect externe veiligheid.
Mogelijke gezondheidseffecten t.g.v. emissies naar water worden weinig waarschijnlijk geacht, daar het water van de Ringvaart en het kanaal Gent – Terneuzen niet aangewend wordt voor drinkwaterproductie of als recreatiewater.
1.5
BODEM EN GRONDWATER
AGT exploiteert diverse inrichtingen die beschouwd worden als risicoinrichtingen m.b.t. het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging. In paragraaf IV3.2 is reeds aangegeven welke bodembeschermende maatregelen AGT heeft voorzien om het risico op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES
1.6
p. VII.2
FAUNA EN FLO RA
Mogelijke effecten op de aanwezige natuurwaarden (vegetaties en fauna), die kunnen optreden bij de uitbreiding (met ruimtebeslag) van de installaties, worden onderzocht,. Op basis van de gegevens aangereikt door de disciplines Lucht en Geluid, worden de effecten van de huidige emissies en de toename van lucht- en geluidsemissies na uitbreiding, besproken. Mogelijke effecten door biotoopverlies, verzuring en rustverstoring worden onderzocht en beoordeeld. In de voortoets passende beoordeling wordt onderzocht of de optredende effecten nadelig zijn ten aanzien van het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’, waarbinnen het bedrijf gelegen is.
1.7
LANDSCHAP, BOUWKUNDIG E RFGOED EN ARCHEOLOGIE
Gezien het feit dat tussen de industriezone waarin AGT ligt (Waaslandhaven) op enige afstand ligt van de dichtstbijzijnde bewoning en daar in de geplande situatie geen bijkomende ‘hoge’ structuren worden opgericht en nieuw te plaatsen installaties allen dezelfde industriële look zal hebben als reeds bestaande installaties, wordt de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie niet verder uitgewerkt in het MER.
2.
S AM E NV AT TE NDE
I NGRE E P - E FFE CT M ATR I X
Het samenvattend ingreep – effectschema is opgenomen in figuur VII.1 . Figuur VII.1: Ingreep-effectenschema Bodem en grondwater
Omschrijving
Oppervlak te-water
Lucht
Geluid en trillingen
Mens
Flora en fauna
Landschappen, bouwkundig erfgoed en archeologie
Exploitatie van de opslagterminal Op- en overslag Aanvoer en afvoer van LPG
x
x
++
++
+
++
x
Overslag van LPG
x
+
+
++
+
+
x
Opslag van LPG
+
x
+
+
+
x
x
x
x
++
++
+
++
x
Ondersteunende installaties Energieproductie emissies)
(geleide
Aanlegfase van de uitbreiding werfverkeer
x
x
+
+
+
+
x
ruimtebeslag
x
x
x
x
x
++
x
Bouwwerken
x
x
x
++
x
+
x
Bronbemaling
+
x
x
x
x
x
x
Codering: +
er is een direct negatief effect, waarschijnlijk minder relevant
++
er is een direct negatief effect, waarschijnlijk relevant
x
niet relevant
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
VIII EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
1.
p. VIII.1
L UCHT
1.1
METHODOLOGIE
De effectvoorspelling en -beoordeling binnen de discipline lucht is als volgt opgebouwd: 1.
Bespreking van de actuele luchtkwaliteit binnen het studiegebied.
De plaatselijke luchtkwaliteit wordt in kaart gebracht m.b.v. immissiemetingen uitgevoerd door de VMM, m.b.v. interpolatiekaarten opgesteld door VMM en/of m.b.v. andere beschikbare studies. De waargenomen trends worden beschreven en de te verwachten evolutie bij autonome ontwikkeling worden geschetst. Er wordt nagegaan of de actuele luchtkwaliteit voldoet aan de beschouwde toetsingswaarden (wettelijke luchtkwaliteitsdoelstellingen of afgeleid van wetenschappelijke advieswaarden). 2.
Emissies door AGT in de referentiesituatie
Het emissiebeeld van AGT in de referentiesituatie werd geschetst op basis van emissieresultaten in 2013 (zie paragraaf IV3.3). 3.
Begroting van de emissies van AGT in de geplande situatie
Het emissiebeeld van Nyrstar in de geplande situatie bij de aangevraagde productiehoeveelheid en met de voorziene ontwikkeling wordt ingeschat. 4.
Evaluatie van de impact van het bedrijf op de luchtkwaliteit in de referentiesituatie en de geplande situatie.
De impact van het bedrijf op de plaatselijke luchtkwaliteit in de referentiesituatie wordt berekend met behulp van het IFDM-dispersie model voor de PBP (potentieel belangrijke polluenten). De bijdrage wordt getoetst ten opzichte van de vooropgestelde toetsingswaarden waarna de impact wordt beoordeeld.
1.2
5.
Evaluatie van de impact van het bedrijf op de luchtkwaliteit in de geplande situatie voor de PBP.
6.
Na de beoordeling in de referentiesituatie en de geplande situatie worden, indien noodzakelijk geacht, milderende maatregelen voorgesteld.
AFBAKEN ING STUDIEGEBIED
INHOU DEL IJK E
AF BAK E NING
Naast de VOS-emissies, welke veruit de belangrijkste parameter kan beschouwd worden, wordt tevens aandacht geschonken aan de verbrandingsemissies (CO, NOx, SO2, stof). GEOGRAFISCHE
AF BA KE NING
Het studiegebied wordt afgebakend tot een zone rondom het bedrijf waar impact te verwachten is van de exploitatie. Er wordt een gebied van 2 km rondom het bedrijf vastgelegd als studiegebied.
1.3
VASTLEGGEN VAN TE HANTEREN LUCHTKWALITEIT SDOELSTELLINGEN
De berekende impactbijdrage van elke gemodelleerde parameter (voor het voorliggende project) zal getoetst worden aan een ‘toetsingswaarde’. Deze toetsingswaarde wordt als volgt geselecteerd (in dalende mate van voorkeur):
Selectie van een wettelijke huidige of toekomstige immissie- of belastingsnorm: in dalende volgorde van voorkeur worden wettelijke normen voor Vlaanderen (Vlarem II), Europa, België, Nederland/Duitsland, USA of andere landen vooropgesteld. Selectie van wetenschappelijke advieswaarde (in dalende volgorde van voorkeur):
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
.1.
p. VIII.2
WHO-advieswaarden of EPA-advieswaarden voor blootstelling (waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen carcinogeen en niet-carcinogeen); Toetsingswaarden, afgeleid van TLV-waarden:
.2.
In bijlage IV worden de toetsingswaarden voor de relevante parameters voor het voorliggende project opgelijst. Dit zijn enerzijds de actueel van toepassing zijn reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen, zoals af te leiden uit de Europese regelgeving en in Vlaanderen via Vlarem-II wetgeving geïmplementeerd. M.b.t. de vermelde grenswaarden dient gesteld dat het voldoen hieraan zeker niet impliceert dat er geen gezondheidseffecten meer kunnen zijn. Met betrekking tot de VOS werd voor iedere stof die opgeslagen worden in de sferen, atmosferische of ingeterpte houders de toetsingswaarde bepaald in onderstaande tabel VIII.1. Tabel VIII.1: Toetsingswaarden VOS
Butaan Ethyleen
TLV-TWA-waarde
bron
risicozinnen
Afgeleide toetsingswaarde
800 ppm = 1900 mg/m³
OSHA PEL TWA
Niet carcinogeen
190 mg/m³
308 mg/m³
FOD grenswaarde werk
H220, H280 Niet carcinogeen
30,8 mg/m³
H220, H336 Propaan propyleen
1000 ppm = 1.800 mg/m³
MAC-waarde (Nederland)
Niet carcinogeen
875 mg/m³
FOD grenswaarde werk
Niet carcinogeen
180 mg/m³
H220, H281 87,5 mg/m³
H220, H280 1,3 Butadieen
4,5 mg/m³
FOD grenswaarde werk
Carcinogeen, H220, H350
H280,
4,5 µg/m³ H340,
In 2013 werd er geen 1,3 butadieen opgeslagen. Ethyleen zal pas opgeslagen worden in de geplande situatie.
1.4
TOETSINGSKADER IMPACT BEOORDELING
ALGE ME EN Op basis van de begrootte impactbijdragen van de emissies tot de omgevingsluchtkwaliteit wordt een effectbeoordeling uitgevoerd. Ten aanzien van de cijfermatige beoordeling van de impactniveaus wordt per parameter het hierna vermelde schema gehanteerd bij de evaluatie van de bijdrage van het bedrijf, overeenkomstig het toetsingskader opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht van de Dienst Mer van LNE:
Voor jaargemiddelde benadering:
verwaarloosbare bijdrage: bijdrage minder dan 1 % van de toetsingswaarde
0
beperkte bijdrage: bijdrage van max. 3 % van de toetsingswaarde
-1
belangrijke bijdrage: van min. 3 maar max. 10 % v/d toetsingswaarde
-2
zeer belangrijke bijdrage: bijdrage van meer dan 10 % v/d toetsingswaarde
-3
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.3
Link milderende maatregelen: voor een score van -1 geldt: onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in de referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is. Score -2: milderende maatregelen moeten gezocht worden met implementatie ervan op korte termijn Score -3: milderende maatregelen zijn essentieel
Voor toetsing aan hogere percentiel-waarden/aantal overschrijdingen:
verwaarloosbare bijdrage: bijdrage minder dan 1 % van de toetsingswaarde
0
beperkte bijdrage: bijdrage van max. 5 % van de toetsingswaarde
-1
belangrijke bijdrage: van min. 5 maar max. 20 % v/d toetsingswaarde
-2
zeer belangrijke bijdrage: bijdrage van meer dan 20 % v/d toetsingswaarde
-3
Link met milderende maatregelen: Er wordt geen link met het stellen van milderende maatregelen gelegd. De deskundige is er wel toe gehouden om in het MER de noodzaak aan milderende maatregelen te beoordelen en te rapporteren.
1.5
BESPREKING VAN DE AANLEGFASE
De emissies tijdens de aanlegfase omvatten: - stofemissies bij graafwerken en aan- en afvoer met vrachtwagens. Deze stofemissies is afhankelijk van verschillende factoren, o.a. meteo-omstandigheden, vochtgehalte van de te graven materialen. - verbrandingsemissies van de werfmachines, vrachtwagens en aanvoerende lichters. Er zullen vooral lichters gebruikt voor de aanvoer van bouwmaterialen. Daarnaast zullen graafmachines, bulldozer, hei-installaties gebruikt worden voor de aanleg van de nieuwe kade en de voorziene tanks. Deze verbrandingsemissies zullen sterk variëren naar gelang de beladen hoeveelheid. Aangezien deze emissies slechts beperkt in tijd (duur van de aanlegfase ongeveer 2 jaar) is en deze werf op enige afstand van bewoning gesitueerd is, worden de milieueffecten van de aanlegfase verwaarloosbaar verondersteld.
1.6
BESPREKING VAN DE ACTUELE LUCHTKWA LITEIT BINNEN HET STUDIEGEBIED
In onderstaande paragrafen wordt een inventaris opgemaakt van de huidige luchtkwaliteit van de beschouwde regio. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de meetgegevens van de vaste meetstations van VMM. De kwaliteit van de omgevingslucht wordt bepaald door natuurlijke emissies evenals door emissies afkomstig van menselijke activiteiten zoals industrie, energievoorziening, landbouw, gebouwenverwarming en verkeer. De bestaande kwaliteit van de omgevingslucht wordt door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) via verschillende meetposten, verspreid opgesteld in Vlaanderen gemeten en gemodelleerde luchtkwaliteit. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de algemene luchtkwaliteit die bepaald wordt door de ‘klassieke polluenten’ zoals SO2, NOx , PM10 en de meer specifiekere luchtkwaliteit bepaald door polluenten zoals o.a. VOS 1.6.1
R e s u l t a t en m e et n e t VM M
Er is een meetpost op 6,3 km ten noordnoordoosten van de site (42R830 – 40AL02, thv Doel), een meetpost op 2,1 km ten oostnoordoosten (42R892 – 40AL05, ter hoogte van de Kallosluis) en een meetpost op 5 km ten zuiden van de site (42R821, Thv Donkvijverstraat Beveren). Deze meetposten meten NO2 en SO2. De meetpost te Doel en ter hoogte van de Kallosluis meten PM10.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.4
NO 2 In tabel VIII.2 wordt de meetwaarden vergeleken met de grenswaarde. Tabel VIII.2: NO2 Meet- en grenswaarde voor 2012 hoogste gemeten uurwaarden (µg/m³)
Gemiddelde uurwaarde (µg/m³)
Meetstation 42R821
118
25
Meetstation 42R892
124
33
Meetstation 42R830
110
26
200 (maximaal 18 keer te overschrijden)
40
Grenswaarden
De hoogst gemeten uurwaarde in 2012 was telkens lager dan de grenswaarde die maximaal 18 keer mag overschreden worden per jaar. De gemiddelde uurwaarde lag ook ter hoogte van ieder meetstation lager dan de grenswaarde. De luchtkwaliteitsdoelstellingen werden niet overschreden. De interpolatiekaarten van VMM (berekend met het atmosferisch transport- en dispersiemodel VLOPS, met als invoergegevens de NOx-uitstootgegevens van 2012 en meteo van 2012) berekent een NO2-jaargemiddelde luchtkwaliteit van 26-30 µg/m³ ter hoogte van het projectgebied. Er worden in het studiegebied, behoudens enkele sterk lokale bijdragen (wegverkeer in de onmiddellijke nabijheid van zeer drukke wegenen/of industriële emissies), geen overschrijdingen verwacht. SO 2 In tabel VIII.3 wordt de meetwaarden vergeleken met de grenswaarde. Tabel VIII.3: SO2 Meet- en grenswaarde voor 2012 hoogste gemeten uurwaarden (µg/m³)
Maximum dagwaarde (µg/m³)
Meetstation 42R821
71
17
Meetstation 42R892
159
21
Meetstation 42R830
54
54
350 (maximaal 24 keer te overschrijden)
125
Grenswaarden
(maximaal 3 keer te overschrijden)
Zowel de hoogst gemeten uurwaarde als de hoogst gemeten dagwaarde in 2012 lagen lager dan de grenswaarden die maximaal 24 keer, resp. 3 keer mogen overschreden worden per jaar. De luchtkwaliteitsdoelstellingen werden niet overschreden. De interpolatiekaarten van VMM (berekend met het atmosferisch transport- en dispersiemodel VLOPS, met als invoergegevens de NOx-uitstootgegevens van 2012 en meteo van 2012) berekent een SO2-jaargemiddelde luchtkwaliteit van < 3,01 µg/m³ ter hoogte van het projectgebied. P M10 In tabel VIII.4 worden de meet- en grenswaarden voor 2012 met betrekking tot de parameter PM10 weergegeven.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.5
Tabel VIII.4: PM10 Meet- en grenswaarde voor 2012 Aantal overschrijdingen dagwaarden (µg/m³)
Jaargemiddelde (µg/m³)
Meetstation 40AL02
26
25
Meetstation 40AL05
35
29
50 (maximaal 35 keer te overschrijden)
40
Grenswaarden
Uit de tabel blijkt zowel de jaargemiddelde als het aantal overschrijdingen lager liggen dan toegelaten. De luchtkwaliteitsdoelstelling wordt bijgevolg gehaald. OZON Voor ozon zijn geen meetwaarden nabij het studiegebied beschikbaar, maar net zoals in gans Vlaanderen kan aangenomen worden dat bij warme en zonnige dagen overschrijdingen van de doelstellingen optreden. 1.6.2
V l u c h t i g e o r ga n i s c h e s t o f f e n
Immissiegegevens m.b.t. VOS zijn de meest relevante voor het beschouwde project.. Andere specifieke parameters zoals zware metalen, dioxines,… zijn niet relevant voor het beschouwde project en worden dan ook niet in verder behandeld. In tabel VIII.5 worden de jaargemiddelde VOS immissieresultaten ter hoogte van Doel weergegeven. Gezien de plaatselijke bronnen zeer relevant zijn voor de gemeten concentraties kunnen deze waarden slechts louter als indicatief voor het studiegebied beschouwd worden. Tevens dient opgemerkt te worden dat tal van VOS, welke relevant zijn voor AGT, niet in het standaard meetprogramma van VMM opgenomen zijn. Tabel VIII.5: Overzicht van de jaargemiddelde VOS (µg/m³) gemeten in meetstation 50R833 (Doel), in 2012 (bron jaarverslag 2012 VMM, 2013) Parameter
50R830
Parameter
50R830
benzeen
1,0
2-methylpentaan
0,7
tolueen
1,2
3-methylpentaan
0,5
ethylbenzeen
0,4
Iso-octaan
0,3
m+p-xyleen
0,9
2-methylhexaan
0,3
styreen
0,2
3-methylhexaan
0,3
o-xyleen
0,4
2-methylheptaan
0,3
n-propylbenzeen
0,2
3-methylheptaan
0,2
m-ethyltolueen
0,3
methylcyclopentaan
0,3
p-ethyltolueen
0,2
cyclohexaan
0,4
o-ethyltolueen
0,3
methylcyclohexaan
0,3
1,3,5-trimethylbenzeen
0,2
1-buteen + 1,3-butadieen
0,6
1,2,4-trimethylbenzeen
0,4
trans-2-buteen
0,1
1,2,3-trimethylbenzeen
0,2
cis-2-buteen
Dl
n.butaan
0,3
isopreen
0,2
n.pentaan
1,3
1-penteen
0,2
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.6
Parameter
50R830
Parameter
50R830
n.hexaan
0,9
2-penteen
0,1
n.heptaan
0,4
1-hexeen
0,3
n.octaan
0,3
alpha-pineen
0,3
n.nonaan
0,1
vinylchloride
n.g.
n.decaan
0,4
1,2-dichloorethaan
0,2
isobutaan
n.g.
1,1,1-trichloorethaan
0,3
isopentaan
0,7
tetrachloorethyleen
0,4
2,3-dimethylbutaan
0,2
Chloorbenzeen
0,4
dl: detectielimiet - concentratie kleiner dan 0,1µg/m³ n.g.: niet gemeten
1.6.3
V e r z u r en d e d ep o s i t i e
Gezien de beperkte emissies van AGT inzake NOx en SO2 kan deze parameter als minder relevant beschouwd worden. Ten aanzien van de eventuele impact van organische zuren is weinig relevante info bekend. Dit wordt trouwens bij de beoordeling in de MIRA-T-rapporten evenmin mee opgenomen. In figuur VIII.1 wordt de evolutie van de jaargemiddelde zuurdepositie in Vlaanderen van 1990-2012 geschetst. Figuur VIII.1: Overzicht van de jaargemiddelde zuurdepositie in Vlaanderen en trend van de afgelopen jaren (bron : luchtkwaliteit in het Vlaamse gewest 2012, VMM, 2013)
M.b.t. het studiegebied kan wel gemeld worden dat dit beïnvloed wordt door scheepvaartverkeer, waarbij zowel de NOx- als SO2-emissies belangrijk zijn. 1.6.4
P l a a t s e l i j k e r e l e va n t e e m i s s i eb r o n n e n
Gezien belangrijke lokale bronnen een rechtstreekse impact op de luchtkwaliteit in het studiegebied hebben, worden deze mee in kaart gebracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens van VMM.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.7
Mogelijke bronnen zijn:
Industrie;
Wegverkeer;
Scheepvaart.
In het kader van deze studie wordt het echter niet noodzakelijk geacht deze bronnen in detail in kaart te brengen. Uit de interpolatiekaarten van VMM kan voldoende informatie afgeleid worden om de actuele luchtkwaliteit in kaart te brengen. 1.6.5
B e s l u it m .b . t . d e a c t u e l e l u c h t k w a l i t e it in h et s t u d i e g eb i e d
Ten aanzien van de gemiddelde immissieconcentraties van de beschouwde parameters kunnen volgende conclusies geformuleerd worden: -
Periodieke overschrijdingen voor ozon (dit komt echter in geheel Vlaanderen voor).
-
M.b.t. PM10 kan melding gemaakt worden van een aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde, welke in (zeer) belangrijke mate beïnvloed wordt door de hoge achtergrondconcentraties. Het aantal overschrijdingen is wel lager dan toegelaten, hierdoor voldoet de parameter aan de toetsingswaarde.
-
Ten aanzien van NO2 en SO2 worden geen overschrijdingen van doelstellingen verwacht.
Geen enkele parameter wordt aanzien als een kritische parameter voor de omgeving Inzake VOS is geen éénduidige uitspraak mogelijk omwille van onvoldoende gegevens in of nabij het studiegebied. T.h.v. het nabijgelegen meetstation Doel worden er echter geen overschrijdingen van doelstellingen vastgesteld.
1.7
BEGROTING VAN DE EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE
Op basis van de emissies van de referentiesituatie (zie tabel IV.7), worden de emissies van de geplande situatie begroot. Dit gebeurt door de referentiesituatie 2013 te extrapoleren naar de geplande situatie. Daar de emissies van propaan per geproduceerde energie-eenheid binnen dezelfde grootte-orde liggen voor de parameters CO, SO2 en PM en licht hoger15 voor NOx in vergelijking met aardgas (dat in de geplande situatie wordt ingezet), zullen de gemeten emissies van propaan gebruikt worden om te extrapoleren naar de geplande situatie. De opslaghoeveelheid vergroot van 80.837 ton naar 125.885 ton. Bij een veronderstelling dat de overslaghoeveelheid ook met factor 1,56 vergroot, worden emissiewaarden berekend zoals in onderstaande tabel VIII.6. Voor de bijkomende fakkelinstallatie wordt verondersteld dat eenzelfde hoeveelheid steunbrandstof verbrand wordt als de reeds bestaande fakkelinstallatie. De te verbranden LPG wordt berekend door de hoeveelheid af te fakkelen LPG * 1,5 te doen. Daar de dieselmotoren enkel in werking zijn bij calamiteiten, worden de emissies gelijk verondersteld in de geplande situatie als in de referentiesituatie. Voor de begroting van de emissies in de geplande situatie wordt verondersteld dat de nieuwe installaties lekdicht worden opgesteld. Jaarlijks komen lekken bij en worden lekken hersteld. Daarom wordt als emissie worden de begrootte emissies vanuit LDAR voor 2014 (op basis van een periode vóór en een periode na een herstelronde – 4.606 kg/jaar) verondersteld.
15
Emisson factor documentatieon for AP-42 section 1.5 LPG combustion
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.8
Tabel VIII.6: Begrootte emissies in de geplande situatie NOx
CO
SO2
PM
VOS
kg/J
kg/J
kg/J
kg/J
kg/J
stookinstallaties Subtotaal stookinstallaties Referentiesituatie 3.383
199
123
5.075
Subtotaal stookinstallaties Geplande situatie
123
299
185
185 94 (als C)16
Fakkelinstallatie – referentiesituatie
48
2.197
28
141 (als VOS) 165 (als C)
3.838
83
Fakkelinstallatie – geplande situatie
49
248 (als VOS) 266 (als C)
Dieselmotoren – referentiesituatie =geplande situatie
3.252
700
214
228
339 (als VOS) 8.483
Fugitieve emissies - referentiesituatie
4.606
Fugitieve emissies – geplande situatie Totaal - Referentiesituatie Totaal – geplande situatie
Drempelwaarde IMJV % ten opzichte van de NEC-emissieplafonds voor Vlaanderen (2010)
6.683
3.096
337
8.410
4.837
379
8.963
399
462
5.193
50.000
200.000
100.000
20.000
10.000 (Totaal NM aromatische VOS)
0,01% (gepland)
-
< 0,01% (gepland)
-
<0,01% (gepland)
Ten opzichte van de doelstellingen voor Vlaanderen (2010) vanuit de NEC-richtlijn is deze uitstoot te verwaarlozen.
1.8
EFFECT VOORSPELL ING EN - BEOORDELING (EXCL . TRANSPO RTEMISISES)
In het kader van een milieueffectenrapport wordt de verspreiding van de polluenten berekend door overdrachtsberekeningen, deze worden enkel uitgevoerd voor die polluenten waarvan verwacht wordt dat de impact op de luchtkwaliteit niet te verwaarlozen is. Deze potentieel belangrijke parameters (PBP) worden geselecteerd op basis van volgende criteria: De totale atmosferische emissievracht van de polluent op jaarbasis is groter dan de drempelvracht voor opname in het Integraal milieujaarverslag. Geen enkele begrootte polluent heeft een uitstoot die groter is dan de drempelvracht IMJV (zie tabel IV.7) zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie.
16
De polluent kan geïdentificeerd worden als een kritische parameter. Een kritische parameter is een parameter waarvoor de gemeten waarde in de omgeving groter is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm.
Voor omrekening van C naar VOS wordt factor 1,5 verondersteld
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.9
Geen enkele parameter wordt gezien als een kritische parameter voor de omgeving.
Polluenten met risicozinnen R40 (H351), R45 (H350), R46 (H340), R48, R49 (H350i), R60 (H360F) en R61 (H360D) worden steeds mee beoordeeld. De parameter CO heeft risicozin R48 en R61, ervaring leert echter dat met dergelijke emissiegrootte een verwaarloosbaar effect voor CO bekomen wordt. 1,3 Butadieen is carcinogeen (H350) maar werd niet opgeslagen in de referentiesituatie. Alle vrijgekomen 1,3 Butadieen zal worden afgeleid naar de fakkel waar dit verbrand wordt tot verbrandingsemissies. De vrijgekomen 1,3 butadieen zal dan ook bij opslag van 1,3 butadieen nihil zijn.
Daarnaast wordt ook rekening gehouden met:
Manier van uitstoot. geleid (lage uitstoothoogte) of diffuus waardoor er geen verre verspreiding plaatsvindt.
Aanwezigheid van (gevoelige) bevolkingsgroepen in het studiegebied weinig risico-groepen in de buurt
Aanwezigheid van fauna en flora in de directe omgeving site is in industriegebied gelegen, welliswaar binnen vogelrichtlijngebied.
Bij reeds bestaande structurele klachten of onrust geen structurele klachten of onrust tegenover het bedrijf.
Op basis van bovenstaande criteria wordt geen enkele parameter nodig geacht gemodelleerd te worden en worden de impacten in de referentiesituatie en de geplande situatie verwaarloosbaar geacht.
1.9
IMPA CTBIJD RAGE VAN TRANS PORTEN OP DE OMLIGGENDE WEGEN.
De transporten van en naar AGT geven aanleiding tot diffuse verbrandingsemissies. De impact van deze verbrandingsemissies worden berekend met het modelleringsprogramma ‘Car-Vlaanderen 2.0’. De transporten van en naar AGT werden begroot in paragraaf IV3.6.. Het wegsegment dat beschouwd wordt is de Land van Waaslaan17. Bij de berekening van de impact van het gepland transport m.b.v. het model CAR-Vlaanderen 2.0 worden volgende aannames gehanteerd: -
Snelheidsprofiel: Buitenweg
-
Afstand tot de weg-as : 10 m
-
Bomenfactor 1,0 (resulteert niet in een aanrijking omwille van negatieve invloed van bomen op de dispersie)
-
Wegtype 2.
-
De verkeersstagnatie wordt voor beide wegen 0 verondersteld (geen files).
-
Er zijn maximaal 107 vrachtwagentransporten en max. 43 autotransporten per dag. Dus 214 transportbewegingen door vrachtwagens en 86 transportbewegingen door auto’s. Deze gegevens zijn voor zowel de referentiesituatie als de geplande situatie.
Onder deze omstandigheden worden de bijdragen van AGT berekend voor het jaar 2020 en dit zowel voor de jaargemiddelde concentratiebijdragen van NO2, PM10 als van PM2,5..
17
Kruipin kan niet geselecteerd worden in CAR Vlaanderen
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.10
De bijdrage van de transportgerelateerde verbrandingsemissies tot de immissiekwaliteit in de omgeving is, rekening houdens met de worst case benadering, bijgevolg verwaarloosbaar (<1%) van de toetsingswaarde. Tabel VIII.7 Overzicht berekende jaargemiddelde impactbijdrage door het transport nabij projectgebied Voor jaar
NO2
PM10
PM2,5
Land van Waaslaan 2020
1.10
0,4 µg/m³ (1% TW)
0,1 µg/m³ (<1% TW)
0,1 µg/m³ (<1%TW)
CONCLUSIE
De exploitatie van de opslagterminal van AGT gaat gepaard met verschillende atmosferische emissies. De emissiebronnen die besproken en begroot werden zijn de Dockwaterheaters, water/glycolheaters en dieselmotoren die typische verbrandingsemissies uitstoten. Daarnaast zijn er nog de fakkel en de lekverliezen van de apparaten die typische VOS-emissies uitstoten. Deze emissies werden begroot in het MER zowel voor de huidige als de geplande situatie. Deze begrootte emissie was lager dan de drempelwaarde in het IMJV en wordt uitgestoten met karakteristieken die geen verre verspreiding veroorzaken. In omgeving zijn geen kritiche parameters op te merken en zijn ook geen belangrijke gevoelige risicogroepen aanwezig. Bijgevolg worden de effecten naar de omgeving verwaarloosbaar verondersteld. De transportemissies door AGT werden door car-vlaanderen vanuit de transportgegevens berekend. De immissies door deze transportemissies zijn te verwaarlozen.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
2.
D I S CI PL I NE
2.1
p. VIII.11
GE L UI D
INLEIDEND GEDEELTE
2.1.1
T e o n d e r s c h e i d en s t a p p en b i j d e u i t w e r k in g va n d e d i s c ip l i n e
De referentiesituatie voor de discipline ‘geluid’ wordt beschreven aan de hand van:
Continue immissiemeting uitgevoerd in het kader van geluidsstudie P12067 (uitgevoerd door dBA-Plan voor Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen).
Ambulante immissiemetingen uitgevoerd in het kader van dit MER.
Metingen op het terrein ter bepaling van de relevante geluidsvermogenniveaus van de verschillende installaties uitgevoerd i.h.k.v. dit MER
Metingen op het terrein ter bepaling van de relevante geluidsvermogenniveaus van de verschillende installaties uitgevoerd i.h.k.v. geluidsstudie 05-0419-1-v1 (uitgevoerd door SGS voor AGT)
De installaties van AGT die akoestisch relevant zijn, zijn deels te beschouwen als een bestaande inrichting (vergund voor 01/01/1993), deels als een nieuwe inrichting (vergund na 01/01/1993). Op basis van de immissie- en emissiemetingen zal een duidelijk beeld van het huidige omgevingsgeluid en specifieke geluid van de inrichting gegeven worden. Op basis van de gekende geluidsvermogenniveaus, de geometrische kenmerken, de ligging van de voornaamste bronnen, de ligging van de immissiepunten en de hoogte van de geluidsbronnen wordt met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend naar de verschillende immissiepunten (BEGIS). Deze berekening steunt op de ISO-9613 en wordt uitgevoerd met een computerprogramma (Geomilieu V2.13). Het effect van de geplande situatie wordt besproken op basis van de aangeleverde gegevens door de opdrachtgever over de aard van de installaties en de geluidsemissie van deze nieuwe installaties. Deze gegevens worden toegevoegd aan het geluidsmodel voor de bestaande situatie. Op basis van dit model wordt het effect van de geplande situatie volgens ISO 9613 berekend. 2.1.2
T e c h n i s c h e b e g r ip p en
2 . 1 . 2 . 1 A l g em e ne be g r i p pe n De sterkte van het geluid wordt weergegeven door zijn intensiteit I, maar vaak ook door zijn geluidsvermogenniveau Lw of zijn geluidsdrukniveau Lp. Het geluidsvermogenniveau is een éénduidige grootheid die de emissie van de geluidsbron weergeeft, onafhankelijk van de omgeving waarin de bron staat. Aan de hand van het geluidsdrukniveau op een bepaalde afstand tot de bron wordt het geluidsvermogenniveau berekend. Het geluidsvermogenniveau komt eigenlijk overeen met de energie die zich op afstand nul bevindt om te komen tot een geluidsdrukniveau op een bepaalde afstand. De aard of hoogte van het geluid wordt weergegeven door zijn frequentie f. In het algemeen is een geluid samengesteld uit signalen van verschillende frequenties. Het spectrum van hoorbare frequenties strekt zich uit van ongeveer 20 Hz tot 20000 Hz. Zowel de sterkte als de hoogte van het geluid kunnen veranderen in de tijd. Naargelang van het gedrag in de tijd onderscheidt men continu, cyclisch of impulsief geluid. decibel (dB):
dit is de eenheid waarin het geluidsdrukniveau Lp van een geluid wordt uitgedrukt.
dB(A):
dit zijn eenheden afgeleid van de decibel, met de bedoeling de subjectieve gehoorgewaarwording op een meer praktische wijze te kunnen weergeven.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.12
Door middel van een elektronische filter wordt bij de geluidsanalyse het geluid in een discreet aantal frequentiebanden bepaald. Deze frequentiebanden worden gekarakteriseerd door hun breedte en hun centrale frequenties. Het gebruik van een octaaf en tertsfilterset laat toe een studie te maken van de relatieve bijdrage van de verschillende octaaf - en tertsbanden tot het totale geluidsniveau. Een uitgesproken zuivere toon zal met meer dan 5 dB boven de aangrenzende tertsbanden uitsteken. 2 . 1 . 2 . 2 M e e t p ar a m e te r s LAeq,T :
het A-gewogen equivalent geluidsniveau is een maat voor het beschouwde fluctuerende geluid. De discontinue geluidsbelasting gedurende een periode T wordt omgerekend naar het niveau van een continue geluid met dezelfde geluidsbelasting.
LAN,T :
het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende N % van de observatieperiode T wordt overschreden.
LA95,T :
het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95 % van de observatieperiode T wordt overschreden. Het is een maat voor het overwegend heersende achtergrondgeluidsniveau.
Lsp :
de getalwaarde van de akoestische grootheid die het geluid van een inrichting of een deel ervan karakteriseert. Deze relevante waarde kan eventueel aangepast worden met een beoordelingsgetal.
Li :
het berekend immissieniveau
LwA :
A-gewogen geluidsvermogenniveau, identificeert éénduidig de emissiesterkte van de geluidsbron.
2 . 1 . 2 . 3 G e br u i kt e m e e ta p p a ra t u ur De metingen werden uitgevoerd met verschillende Larson Davis 824, real time frequentie analysatoren. Deze meetinstrumenten zijn van het type I en voldoen aan de wettelijke bepalingen. De meettoestellen werden vooraf gekalibreerd met behulp van een ijkbron CAL200 van Larson Davis. Deze meetapparatuur voldoet aan de eisen gesteld in de IEC-publicatie 804. De meetfout op de gemeten geluidsniveaus bedraagt +/- 1 dB(A). Tijdens de metingen was de microfoon voorzien van een windscherm. De sonometer was ingesteld op snelle tijdsweging. 2.1.3
T o et s i n g s k a d e r ( w e t t e l i j k e n w e t en s c h a p p e l i j k ) e n b e o o rd e l i n g s ka d e r
2 . 1 . 3 . 1 T i t e l I I va n he t V l a r em Het wettelijk toetsingskader voor hinderlijke inrichtingen is titel II van het Vlarem. Voor bestaande en nieuwe inrichtingen worden richtwaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan, voor nieuwe inrichtingen houdt men tevens rekening met het oorspronkelijke omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van Vlarem II ‘Bijlage 2.2.1. milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht’ gelden volgende richtwaarden (RW) voor het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Dezelfde richtwaarden worden in de tabel in bijlage 4.5.4. bij Vlarem II weergegeven voor het specifieke geluid van bestaande inrichtingen. TabelVIII.7: Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Categorie
Richtwaarde in dB(A) dag
avond
nacht
40
35
30
2. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor 50 gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
45
45
3. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en middelgrote ondernemingen, van 50 dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning
45
40
4. Woongebieden
40
35
1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
45
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.13
5. Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en 60 ontginningsgebieden tijdens ontginning
55
55
5bis. Agrarische gebieden
45
40
35
6. Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie
50
45
40
7. Alle andere gebieden, uitgezonderd : bufferzones, militaire domeinen en 45 deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld
40
35
8. Bufferzones
55
50
50
9. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor 55 grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning
50
45
Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van de tabel dan is in dat gebied de hoogste richtwaarde van toepassing. Dag: van 07.00 tot 19.00 uur Avond: van 19.00 tot 22.00 uur
Nacht: van 22.00 tot 07.00 uur
Voor een bestaande inrichting van klasse 1 en 2 is volgend artikel in VLAREM II van belang : Art. 4.5.4.1. § 3: Indien het volledige akoestische onderzoek uitwijst dat het specifieke geluid in open lucht voortgebracht door de inrichting(en) de in bijlage 4.5.4. bij dit besluit bepaalde richtwaarden met minder dan 10 dB(A) overschrijdt, kan de vergunningverlenende overheid, op advies van de afdeling Milieuvergunningen voor de inrichtingen van de 1ste klasse en van de bevoegde gemeentelijke milieudienst voor inrichtingen van de 2de klasse, een saneringsplan ter uitvoering opleggen overeenkomstig de bepalingen van bijlage 4.5.3. bij dit besluit. Onderstaand schema geeft de beslissingstabel voor bestaande inrichtingen weer.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
FiguurVIII.2: Beslissingstabel voor bestaande inrichtingen
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.14
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.15
Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen: “Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid gelijk aan of hoger dan de milieukwaliteitsnorm van bijlage 2.2.1. bij VLAREM II is, moet de continue component van het specifiek geluid, voortgebracht door de nieuwe inrichting beperkt worden tot het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid verminderd met 5 dB(A) enerzijds alsmede tot de in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II vermelde richtwaarde anderzijds. Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde in de gebieden onder 2°, 3°, 5°, 8° of 9° van bijlage 2.2.1. bij VLAREM II, moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor deze gebieden beperkt worden tot de in bijlage 4.5.4. bij het VLAREM II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 dB(A)”. Figuur VIII.3: Beslissingstabel voor het bepalen van de toegelaten waarden
Als het geluid in open lucht van de inrichting een incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig karakter vertoont, dan worden de in bijlage 4.5.5. bij VLAREM II aangegeven richtwaarden toegepast. De toepasselijke waarde is de in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden (voor nieuwe inrichtingen verminderd met 5).
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.16
Onderstaande tabel geeft de richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht weer van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen: Tabel VIII.8: Richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen Richtwaarden uitgedrukt als LAeq,1s in dB(A)
Aard van het geluid Fluctuerend incidenteel impulsachtig intermitterend
Dag
Avond
Nacht
Toepasselijke waarde + 15
Toepasselijke waarde + 10
Toepasselijke waarde + 10
Toepasselijke waarde + 20
Toepasselijke waarde + 15
Toepasselijke waarde + 15
Toepasselijke waarde voor nieuwe inrichtingen : richtwaarde in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II verminderd met 5. Toepasselijke waarde voor bestaande inrichtingen : richtwaarde in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II Deze richtwaarden zijn niet van toepassing op het in- en uitgaande weg- en luchtverkeer.
2 . 1 . 3 . 2 S i g n i f i c a n ti e ka d er Vermits de inrichting Vlarem-plichtig is, wordt het significantiekader toegepast dat men in het richtlijnenboek voor geluid en trillingen hanteert voor industrielawaai. Dit omvat enerzijds een beoordeling van het effect op het oorspronkelijk omgevingsgeluid en anderzijds een toetsing aan de wettelijke bepalingen van Vlarem II. Dit significantiekader is hierna weergegeven: Tabel VIII.9: Significantiekader discipline geluid (definitieve versie dd. 2011) Invloed op omgeving
Eindscore na correctie Voldoet aan het Vlarem ?
Lna-Lvoor*
tussenscore
Nieuw of verandering
Bestaand
ΔLAX,T
(effectscore)
Lsp≤GW
Lsp>GW
Lsp≤RW
RW
Lsp>RW+10
ΔLAX,T>+6
-3
-1
-3
-1
-2
-3
+3<ΔLAX,T≤+6
-2
-1
-3
-1
-2
-3
+1<ΔLAX,T≤+3
-1
-1
-3
-1
-1
-3
-1≤ΔLAX,T≤+1
0
0
-1/-2 **
0
-1
-3
-3≤ΔLAX,T<-1
+1
+1
-
+1
+1
-
-6≤ΔLAX,T<-3
+2
+2
-
+2
+2
-
ΔLAX,T<-6
+3
+3
-
+3
+3
-
ΔLAX,T : verschil in omgevingsgeluid in dB(A) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd Met T = duur in seconden Met X: “N” parameter van statistische analyse (LAN,T), in Vlarem wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm ofwel “eq” voor het equivalente geluidsdrukniveau (LAeq,T), van het omgevingsgeluid. GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema 4.5.6.1 van Vlarem II RW : richtwaarde Lsp : specifiek geluid
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.17
*bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie).
Voor wat betreft de lege vakjes kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen zich in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige zal hier zelf een score aangeven die vergezeld gaat van een degelijke motivatie. Voor niet Vlarem punten wordt enkel de tussenscore gebruikt en geen eindscore. De parameter mag door de deskundige gekozen en gemotiveerd worden. De uiteindelijke negatieve scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen. -1 (matig significant negatief)
Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan dient de deskundige over te gaan tot voorstellen van milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.
-2 (significant negatief)
Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, eventueel te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.
-3 (zeer significant negatief)
Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.
De scores 0, +1, +2 en +3 krijgen respectievelijk de beoordeling verwaarloosbaar, positief, zeer positief en uitgesproken positief.
2.2 2.2.1
AFBAKEN ING EN BESCH RIJ VING VAN HET STUDIEGEBIED A f b a k e n in g s t u d i e g eb i e d
Het studiegebied omvat de zone binnen de welke zich de effecten kunnen voordoen. In het bijzonder zal het effect van de huidige en geplande situatie geëvalueerd worden conform de bepalingen van VLAREM II. Daar de geplande inrichting is gelegen in een gebied vermeld in punt 5° van bijlage 4.5.4. bij Vlarem II dient getoetst in de nabijheid van bewoonde gebouwen op hoogstens 200 m afstand van de rand van het industriegebied of op ongeveer 200 m afstand van de rand van het industriegebied bij ontstentenis van bewoonde gebouwen. Wanneer er bewoonde gebouwen vreemd aan de inrichting aanwezig zijn binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen wordt tevens geëvalueerd in de nabijheid van één of meerdere van deze bewoonde gebouwen. Bij ontstentenis van bewoonde gebouwen vreemd aan de inrichting binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen gebeurt de beoordeling op 200 m afstand van de van de perceelsgrenzen van de inrichting. Daar er binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen van AGT geen bewoonde gebouwen aanwezig zijn gebeurt de beoordeling op 200 m afstand van de van de perceelsgrenzen van de inrichting. Aangezien men op 200 m ten oosten van het industiegebied binnen het woongebied van Kallo valt dient hier een toetsing gehouden conform Vlarem en wordt deze woonzone mee opgenomen in het studiegebied. 2.2.2 2.2.2.1
H u id i g a k o es t is c h k l i m a a t s t u d i e g eb i e d I m m i s s i e m e t i ng e n e n m e et s i t u a ti e g e l ui d
De exploitatie bevindt zich volgens het gewestplan in een industriegebied (paars ingekleurd ; zie figuur VIII.4). De basisactiviteiten van AGT gebeuren continu, zowel tijdens de dag, avond- als de nachtperiode. De beschrijving van het productieproces is weergegeven in de projectbeschrijving. Het huidige omgevingsgeluid ter hoogte van de inrichting wordt beschreven op basis van één continue immissiemeting.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.18
De perceelsgrens van AGT wordt in de vier windrichtingen begrensd door het industriegebied. In het oosten grenst het industriegebied aan een woongebied, het betreft hier de woonkern van Kallo. Conform het Vlarem werd er binnen het woongebied een meet- en beoordelingspunt voorzien (zie continu meetpunt 1 op figuur VIII.4). Figuur VIII.4: Gewestplan met aanduiding AGT en meetpunt geluid
Tabel VIII.10: Overzicht immissiemeetpunt geluid Bestemming volgens gewestplan / Indeling volgens de tabel in bijlage 2.2.1. en 4.5.4. bij Vlarem II
Meetpunt
1. Groesbeekstraat Beveren
23,
9120
Woongebied < 500 m van industriegebied
Lambert-coördinaten X
Y
143540
216673
De meting werd uitgevoerd conform de bijlage 4.5.1 van het VLAREM II. De meetresultaten worden (in de mate van het mogelijke ; opgmeten waarde = Ltotaal) getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. De continue immissiemeting werd uitgevoerd van maandag 10/09/2012 tot en met woensdag 12/09/2012. De metingen werden uitgevoerd onder verschillende meteocondities en bij een meewind, een wind van bron naar ontvanger. De continue geluidsmeting leverde de waarden op van de grootheden LAeq,1h, LA01,1h, LA05,1h, LA10,1h, LA50,1h, en LA95,1h uitgedrukt in dB(A). Om eventuele zuivere tonen op te sporen werd tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd. Op basis van de waarden en het onderling verloop van deze grootheden kan éénduidig het huidige geluidsklimaat geïnventariseerd worden. De LA95 - waarden worden getoetst aan de milieukwaliteitsnormen uit VLAREM II in functie van de bestemming van het gewestplan. Tevens wordt het continu specifiek geluidsniveau (indien mogelijk) getoetst aan de richtwaarden. In onderstaande tabel wordt de richtwaarde en de grenswaarde voor het toegelaten continue specifiek geluidsniveau t.h.v. de meet- en beoordelingspunten weergegeven. Tabel VIII.11: Milieukwaliteitsnorm / richtwaarden en grenswaarden voor mpt gelegen rond AGT conform de ligging volgens het gewestplan Mpt
Dag
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Avond
Nacht
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Meetpunt 1
p. VIII.19
MKN/RW
GW
MKN/RW
GW
MKN/RW
GW
50 dB(A)
45 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
RW = richtwaarde voor het specifiek geluidsniveau van AGT (voor bestaande bronnen = aanwezig voor 1/1/1993) voor de meetpunten gelegen rond de site te Beveren, conform de ligging volgens het gewestplan GW = grenswaarde voor het specifiek geluidsniveau van AGT (voor nieuwe bronnen = geplaatst na 1/1/1993), conform ligging volgens het gewestplan ervan uitgaande dat het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de MKN/RW in de gebieden onder 2° van de tabel in bijlage 2.2.1. bij Vlarem II.
Indien de hinderlijke inrichting tevens ook occasionele geluiden produceert moet men tevens voldoen aan de grenswaarden voor fluctuerend geluid (= geluid waarvan het niveau voortdurend en in belangrijke mate varieert, de variaties kunnen zowel periodisch als niet-periodisch zijn). De niveauverhogingen worden gemeten als LAeq,1s en duren in totaal niet langer dan 10% van de desbetreffende beoordelingsperiode). De grenswaarden voor de meet- en beoordelingspunten rondom de inrichting bekomen we door de in bijlage 4.5.5. bij Vlarem II aangegeven richtwaarden toe te passen op de toepasselijke waarde. De toepasselijke waarde is de in bijlage 4.5.4. bij Vlarem II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden verminderd met 5. Tabel VIII.12: Richt- en grenswaarden fluctuerend geluid voor de meetpunten gelegen rond AGT conform de ligging volgens het gewestplan Dag
Avond
Nacht
Mpt
Meetpunt 1
RW
GW
RW
GW
RW
GW
65 dB(A)
60 dB(A)
55 dB(A)
50 dB(A)
55 dB(A)
50 dB(A)
De metingen werden uitgevoerd met een ‘real time frequentie analysator’, van Larson Davis type 824. Dit meetinstrument voldoet aan de wettelijke bepalingen in VLAREM II. De meettoestellen werden vooraf gekalibreerd met behulp van een ijkbron CAL200 van Larson Davis. De meetfout op de gemeten geluidsniveaus bedraagt +/- 1 dB(A). De meteocondities tijdens de meetcampagne worden in tabel VIII.13 kort weergegeven. De uitgebreide meteocondities zijn terug te vinden samen met de meetresultaten in bijlage V. Tabel VIII.13: Meteocondities meetcampagne geluid Meetdata Dag
Parameters Van
Tot
Windsnelheid
Windrichting
00u
06u
2 – 3 m/s
ZW
06u
09u
2 – 3 m/s
Z
09u
19u
2 – 5 m/s
ZW
19u
21u
1 m/s
Z tot VA
21u
23u
1 – 2 m/s
N tot NO
23u
24u
2 m/s
ZO
Maandag 10/09/12
Neerslag
Geen
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Meetdata
p. VIII.20
Parameters
Dag
Van
Tot
Windsnelheid
Windrichting
00u
02u
2 m/s
Z
02u
04u
1 – 3 m/s
ZW tot W
04u
14u
2 – 5 m/s
ZW
14u
21u
2 – 8 m/s
W tot NW
21u
24u
2 – 3 m/s
ZW tot W
00u
10u
2 – 5 m/s
ZW tot W
10u
18u
3 – 7 m/s
W tot NW
18u
24u
2 – 4 m/s
Z tot ZW
Neerslag
Dinsdag Geen
11/09/12
Woensdag 12/09/12
Geen
De meetresultaten van de geluidsmetingen bij een windsnelheid van meer dan 5 m/s en bij neerslag zijn, zoals voorgeschreven in VLAREM II bijlage 4.5.1. ‘Meetmethode en meetomstandigheden voor het omgevingsgeluid’, niet weerhouden voor verdere analyse. We merken op dat de windsnelheid door het KMI op een hoogte van 10 m geregistreerd wordt. Rekenen we dit met de algemeen toegepaste logaritmische formule voor het windprofiel om naar een hoogte van 4 m (= hoogte meetmicrofoon) dan ligt de windsnelheid hier lager. Zo zien we dat een windsnelheid van 7 m/s op 10 m hoogte slechts 5,2 m/s bedraagt op 4 m hoogte. Vanaf een windsnelheid van 8 m/s op 10 m hoogte waait de wind volgens bijlage 4.5.1. bij Vlarem II te snel t.h.v. de meetmicrofoon om nog een representatieve geluidsoverdracht van de inrichting te kunnen registreren. 2.2.2.2
Re s u l ta t en c o n ti n u e i m m i s s i em e t i ng
Op meetpunt 1 werd gemeten in de tuin van de woning te Groesbeekstraat 23 in Kallo van maandag 10/09/2012 tot en met woensdag 12/09/2012. Het meetpunt werd voorzien ter hoogte van het meest nabijgelegen woongebied ten oosten van de inrichting. Tabel VIII.14 geeft voor het betrokken meetpunt een overzicht van de gemiddelde LAeq,1h, LA50,1h en LA95,1hwaarden voor de verschillende perioden. De resultaten worden hieronder verder besproken. Tabel VIII.14: Meetresultaten immissiemeting mpt 1 Meetpunt 1 Datum
Maandag 10/09/12
Dinsdag 11/09/12
Woensdag 12/09/12
Periode
Windrichting
Windsnelheid m/s LAeq
LA50
LA95
Dag
07u ot 19u
Z tot ZW
2–5
52
51
49
Avond
19u tot 22u
VA
1–2
51
49
48
Nacht
00u tot 07u + 22u VA tot 24u
1–3
50
50
49
Dag
07u ot 19u
ZW tot NW
3–8
53
52
51
Avond
19u tot 22u
ZW tot W
2–3
52
50
49
Nacht
00u tot 07u + 22u Z tot W tot 24u
1–3
50
49
48
Dag
07u ot 19u
Z tot NW
2–7
56
54
52
Avond
19u tot 22u
Z tot ZW
2–4
50
50
49
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.21
Meetpunt 1 Datum
Periode
Nacht
Windrichting
00u tot 07u + 22u Z tot W tot 24u
Windsnelheid m/s
2–5
LAeq
LA50
LA95
50
50
48
Meetpunt 1 bevindt zich volgens het gewestplan in een woongebied, weliswaar op een afstand van minder dan 500 meter tot het omringende industriegebied. Hierdoor wordt het meet- en beoordelingspunt ingedeeld onder punt 2° van de tabel in bijlage 2.2.1. en 4.5.4. bij VLAREM II, wat betekent dat de milieukwaliteitsnorm (en tevens RW voor bestaande inrichtingen) voor geluid in openlucht tijdens de dagperiode 50 dB(A) bedraagt en tijdens de avond- en nachtperiode 45 dB(A). Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor dit gebied beperkt worden tot de in bijlage 4.5.4. bij het VLAREM II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 dB(A), dit betekent 45 dB(A) tijdens de dagperiode en 40 dB(A) tijdens avond- en nachtperiode. Het omgevingsgeluid uitgedrukt in LAeq (geluidsmaat die over de meetperiode (integratietijd van 1 uur) de variërende geluidsniveaus middelt tot één waarde) wordt bepaald door woonactiviteiten in de omgeving tezamen met het geluid afkomstig van de activiteiten aanwezig op het KMO-gebied ‘Fabrieksstraat’. Tijdens de dagperiode werden gemiddelde LAeq niveaus geregistreerd tussen 52 en 56 dB(A), de perceptie van deze niveaus is hoorbaar. Tijdens de avond- en nachtperiode zakken de gemiddelde niveaus weinig. Aangezien men tijdens deze periodes gevoeliger is voor omgevingsgeluiden worden de opgemeten niveaus waargenomen als ‘druk’ tot ‘rumoerig’. Gezien het continue en stabiele karakter van de geluidsimmissie van de inrichting is het LA95 (geluidsniveau dat gedurende 95% van de meetduur (integratietijd van 1 uur) overschreden wordt ; waarde van het achtergrondgeluidsdrukniveau volgens Vlarem II) de belangrijkste paramater ter beoordeling van het specifieke geluidsniveau afkomstig van de inrichting. Naast het fluctuerende geluidsklimaat blijkt het continue geluidsklimaat eveneens zeer stabiel te zijn over de verschillende beoordelingsperiodes. Tijdens de dagperiode bedraagt het gemiddelde continue niveau bij een wind van AGT in de richting van het meetpunt 49 tot 52 dB(A). Het geregistreerde LA95 ligt dus net onder of net boven de milieukwaliteitsnorm. Tijdens de avondperiode zakken de niveaus niet, ook hier registreren we een gemiddelde van 48-49 dB(A) bij een wind van AGT in de richting van het meetpunt. Daar de MKN tijdens deze periode 5 dB(A) strenger is (= 45 dB(A)) wordt deze overschreden. Ook tijdens de nachtperiode werd onder dezelfde meteocondities nog een gemiddeld niveau van 48-49 dB(A) geregistreerd waardoor de MKN met 3 tot 4 dB(A) wordt overschreden. Deze opgemeten LA95-niveaus worden tijdens alle periodes en zeker tijdens de diepe nachtelijke uren volledig bepaald door geluidsimmissie afkomstg van de KMO-zone. De kans dat immissie afkomstig van AGT een bijdrage levert aan de opgemeten niveaus lijkt ons, gezien de grote afstand en de afscherming van buurbedrijven, weinig waarschijnlijk. De broninventarisatie met de hieraan gekoppelde overdrachtsberekening en toetsing zal hieromtrent uitsluitsel bieden. Om eventuele zuivere tonen op te sporen werd tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd, een bepaalde frequentie wordt als een tonaliteit beschouwd indien het geluidsdrukniveau in de tertsband 5 dB hoger ligt dan het geluidsdrukniveau in de beide aanliggende tertsbanden. Een zuivere toon afkomstig van de inrichting is hier niet aanwezig. 2.2.2.3
B e o o r d el i n g s p un te n e n t o e p a s b a r e r i c h tw a a r de n v o o r h e t s p e c i fi e ke g el u i d
Het continue meetpunt dient als referentiepunt. Aangezien het niet altijd mogelijk / zinvol is om metingen uit te voeren ter hoogte van de Vlarem-beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens binnen het industriegebied, werken we in functie van de overdrachtsberekening / effectbepaling met beoordelingspunten zoals weergeven in tabel VIII.15. Tabel VIII.15: Richt- en grenswaarden voor het continue specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.22
beoordelingspunten volgens bijlage 4.5.4. bij Vlarem II RW dB(A)
GW dB(A)
bijlage 4.5.4. bij Vlarem II
open lucht
open lucht
D
A
N
D
A
N
Indeling volgens tabel BP
Adres
1
Van Groesbeekstraat 23, Kallo
Punt 2°
50
45
45
45
40
40
2
Op 200 m ten oosten AGT
Punt 5°
60
55
55
55
50
50
3
Op 200 m ten zuiden AGT
Punt 5°
60
55
55
55
50
50
4
Op 200 m ten westen AGT
Punt 5°
60
55
55
55
50
50
Op deze beoordelingspunten wordt het specifieke geluidsniveau ten gevolge van de inrichting berekend. Indien de hinderlijke inrichting eveneens occasionele geluiden produceert moet men tevens voldoen aan de normen voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig of intermitterend geluid. De niveauverhogingen worden gemeten als LAeq,1s en duren in totaal niet langer dan 10% van de desbetreffende beoordelingsperiode. De Vlarem-norm voor de meet- en beoordelingspunten rondom de inrichting bekomen we door de in bijlage 4.5.5. bij Vlarem II aangegeven richtwaarden toe te passen op de toepasselijke waarde. De toepasselijke waarde is de in bijlage 4.5.4. bij Vlarem II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden (voor nieuwe inrichtingen: RW-5). De vigerende normen voor de beoordelingspunten rondom AGT zijn: Tabel VIII.16: Richt- en grenswaarden voor het fluctuerende/incidentele specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens bijlage 4.5.5. bij Vlarem II Evaluatiepunt
Indeling volgens tabel 4.5.4. bij Vlarem II
RW voor fluctuerend / incidenteel
GW voor fluctuerend / incidenteel
geluid volgens Vlarem II bijlage 4.5.5.
geluid volgens Vlarem II bijlage 4.5.5.
D
A
N
D
A
N
BP 1
Categorie 2
65
55
55
60
50
50
BP 2, 3 & 4
Categorie 5
75
65
65
70
60
60
Ter verduidelijking geven we hieronder het gewestplan met aanduiding van de beoordelingspunten:
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.23
Figuur VIII.5: Gewestplan projectgebied AGT + beoordelingspunten geluid
2.2.3
E m i s s i e m e t i n ge n
Om de specifieke bijdrage van alle relevante geluidsbronnen op de verschillende immissiepunten te kunnen bepalen werd een broninventaris uitgevoerd van de immissierelevante geluidsbronnen. Van elke geluidsbron werd op korte afstand zowel het globale LAeq-niveau als het lineaire geluidsdrukniveau van elke tertsband opgemeten. Er werd gemeten op een bepaalde afstand van losstaande geluidsbronnen zoals motoren, ventilatoren, afzuigingen, enz… Dit gebeurde conform de voorschriften van ISO 3746. Aan de hand van dit geluidsdrukniveau en de afmetingen van het afgestraald oppervlak wordt het geluidsvermogenniveau bepaald. Dit geluidsvermogenniveau wordt in tabel VIII.17 per geluidsbron weergegeven en in bijlage VI wordt tevens het spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmeting weergegeven. Tevens geven we aan of de desbetreffende geluidsbron als een nieuwe of bestaande installatie moet beschouwd worden en dit volgens de definitie van VLAREM II (informatie aangelverd door de opdrachtgever). Tabel VIII.17: Resultaten emissiemetingen op het terrein Bron nr.
Bronbeschijving
Categorie
1
Pomp 10P10
Continu
Bestaand
88 dB(A)
Continu
Bestaand
82 dB(A) / m2
Continu
Nieuw
82 dB(A) / m2
2
Lw in dB(A)
Compressorgebouw
3
Pomp PB10
Continu
Bestaand
95 dB(A)
4
Pomp 5P10
Continu
Bestaand
92 dB(A)
5
Pomp 7P11
Continu
Bestaand
88 dB(A) 71 dB(A) / m2
Boosterstation (open deel) 6
Continu
Bestaand
Continu
Bestaand
Boosterstation (wand) 7.1
Dokwaterheater 14F24
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
66 dB(A) / m2 110 dB(A)
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
7.2
Dokwaterheater DWH3
8
Dompelpomp PN11
9
Dompelpomp PN12
10.1
Ventilator fakkel
p. VIII.24
Nieuw
88 dB(A)
Continu
Bestaand
89 dB(A)
Continu
Bestaand
99 dB(A)
Fluctuerend
Bestaand
116 dB(A)
Continu
Bestaand
94 dB(A)
10.2
Fakkelvlam (affakkelen)
Continu
Bestaand
104 dB(A)
11.1
Zeeschip (nestgeluid)
Continu
Bestaand
109 dB(A)
11.2
Lichter (nestgeluid)
Continu
Bestaand
100 dB(A)
12
Vrachtwagens (laden/lossen)
Continu
Bestaand
102 dB(A)
De ligging van de geluidsbronnen is hierna weergegeven in figuur VIII.6. Figuur VIII.6: Ligging van de geluidsbronnen conform metingen en modellering
2.3 2.3.1
EFFECT VOORSPELL ING R e a l i s t is c h e b en a d e r i n g
Ten gevolge van het project treden enerzijds effecten op tijdens de aanlegfase en anderzijds tijdens de exploitatiefase. Wat betreft de aanlegfase wordt op basis van gekende geluidsvermogenniveaus en de wettelijk toegelaten emissieniveaus van het in te zetten materieel uitgerekend volgens ISO-9613 welke geluidsniveaus kunnen verwacht worden ter hoogte van de dichtst bijgelegen woningen. De voornaamste activiteiten die voor een beduidende geluidsimmissie zorgen zijn hierna algemeen besproken.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.25
Naast de impact van de werkzaamheden voor de aanleg van de inrichting bespreken we de effecten op het omgevingsgeluid tijdens de exploitatiefase van AGT. AGT wenst enerzijds haar opslagcapaciteit te verhogen met 8 bijkomende ingeterpte horizontale cilindrische houders en 1 gekoelde houder, anderzijds wenst AGT enkele ondersteunende installaties uit te breiden. Daar de uitbreiding van de installaties gepaard gaat met extra geluidsbronnen berekenen en bespreken we volgende situaties:
Huidige situatie = referentiesituatie
Gewenste situatie
Op basis van de gekende (zie voorgaande tabel inclusief bronnummering) geluidsvermogenniveaus, de geometrische kenmerken, de ligging van de bronnen, de ligging van de immissiepunten en de hoogte van de geluidsbronnen wordt met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend naar de verschillende immissiepunten (BEGIS methode). Deze berekening steunt op de ISO-9613 en wordt uitgevoerd met een computerprogramma (Geomilieu V2.13). De berekening gebeurt bij een luchtabsorptie bij 10 ° C en 70 % relatieve luchtvochtigheid conform ook de bepaling van het geluidsvermogenniveau. De impact wordt aan de hand van geluidscontouren visueel voorgesteld en tevens wordt het specifiek geluidsniveau berekend op de meetpunten / beoordelingspunten conform VLAREM II. De berekende resultaten geven een beeld van de situatie voor de meest ongunstige situatie. In werkelijkheid spelen verschillende factoren een rol die het geluidsniveau op de immissiepunten bepalen zoals windrichting, welke bronnen zijn in werking, … De berekeningshoogte op de meetpunten en voor de geluidscontourenkaart bedraagt 4 m. Het berekend geluidsniveau is geldig voor de meest ongunstige situatie, vermits met een meewind wordt gerekend. Het specifieke geluidsniveau geproduceerd door de geluidsbronnen, die men dient te beschouwen als een bestaande inrichting, zal worden getoetst aan de richtwaarden. Het specifiek geluidsniveau van de geluidsbronnen, die men dient te beschouwen als een nieuwe inrichting, dient te voldoen aan de door Vlarem II opgelegde grenswaarden. 2.3.2
Aanlegfase
GELUID Een exacte kwantitatieve bepaling op immissieniveau tijdens de aanlegfase is niet mogelijk daar het exacte aantal en de technische informatie van de verschillende werktuigen niet of onvoldoende gekend zijn. Desalniettemin zal een inschatting gegeven worden van de geluidsniveaus van de verschillende werktuigen en werfverkeer. Tijdens de werkzaamheden zullen voornamelijk tijdens de opbouw van de installaties geluidsemissies worden veroorzaakt. Deze werkzaamheden zullen afhankelijk van de locatie van de werf plaatselijk een verhoging van het geluidsniveau veroorzaken ten opzichte van het reeds aanwezige omgevingsgeluid. Het specifiek geluidsvermogenniveau bij de aanleg wordt bepaald door typewaarden voor gebruikelijke bronnen (werfmachines, vrachtwagens,…). In het kader van deze Project-MER worden enkele algemeenheden weergegeven. Belangrijk is te vermelden dat de geluidsemissie van werktuigen in open lucht beperkt is door het KB van 14/2/2006. Werfmachines moeten voldoen aan de grenswaarden opgenomen in bijlage XI bij dit KB. Het toelaatbaar geluidsvermogenniveau bedraagt bijvoorbeeld voor nieuwe graafmachines 93 dB(A) bij een vermogen onder 15 kW en (80+11lgP) dB(A) bij een vermogen boven 15 kW (P). In tabel VIII.18 wordt een overzicht gegeven van de geluidsvermogenniveaus van de belangrijkste geluidsbronnen die tijdens de aanlegfase kunnen worden ingezet.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.26
Tabel VIII.18: Geluidsvermogenniveaus van in te zetten materieel
Geluidsbron Dumper Vrachtwagen Hydraulische kraan Bulldozer Wals Bemalingspomp Kabelkraan Betonmixers Bentonietpomp Kettingzaag Bosmaaiers
Type ( als voorbeeld ) Volvo Cat 322 en 231 CATD6LGP
LWA ( geluidsvermogenniveau in dB(A)) 106 dB(A) 106 dB(A) 105 dB(A) 105 dB(A) 105 dB(A) 100 dB(A) 103 dB(A) 104 dB(A) 105 dB(A) 105 dB(A) 105 dB(A)
Hitachi KH 230 Iveco Eurotracker
Tijdens de aalegfase kunnen maximaal de geluidsdrukniveaus verwacht worden op een bepaalde afstand tot een werf wanneer volgende geluidsbronnen cumulatief in werking zijn:
Één wiellader Eén hydraulische kraan Twee vrachtwagens (tijdens het laden en lossen) Een wals Een betonmixer/betonpomp
Tabel VIII.19: Afstand van bron tot de respectievelijke geluidscontour tijdens werkzaamheden aanlegfase Geluidsdrukniveau werkzaamheden
tgv 70 dB(A)
Afstand tot de werf
35 m
65 dB(A)
60 dB(A)
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
60 m
90 m
135 m
215 m
335 m
De meest nabijgelegen bewoonde gebouwen t.o.v. het projectgebied (= kern van Kallo) bevinden zich op plusminus 1500 m, thv deze woningen verwacht men bijgevolg de hoogste specifieke geluidsniveaus. Indien bovenstaande bronnen simultaan worden ingezet tegen de oostelijke grens van het projectgebied (m.a.w. een worst case scenario voor de meest nabijgelegen bewoonde gebouwen te Kallo (=mpt 1)) dan bedraagt het specifieke geluidsniveau uitgedrukt in LAeq,T 31 dB(A) ter hoogte van deze woningen. Op het immissiepunt te Kallo bedraagt het omgevingsgeluid uitgedrukt in LA95 tijdens de dagperiodes gemiddeld 49 tot 52 dB(A), dit betekent dat men de toename van het omgevingsgeluid tijdens de werkzaamheden kan beschouwen als zijnde verwaarloosbaar (< 1 dB(A)). Indien de fundering voor de bepaalde constructies moeten ingeheid of geschroefd worden, kan ook trillingshinder en geluidshinder ontstaan. Het heien van pijlers kan immers aanleiding geven tot hoge geluiddrukniveaus. In tabel VIII.20 zijn de te verwachten geluiddrukniveaus (equivalent en piek) voor de verschillende methodes terug te vinden. Tabel VIII.20: Te verwachten geluiddrukniveaus (equivalent en piek) voor de verschillende methodes Techniek
Dieselblok zonder afscherming
Piekniveau (dB(A))
Equivalent niveau (dB(A))
Equivalent (dB(A))
LAmax
LAeq
LAeq
Afstand 15 m
Afstand 15 m
Afstand 200 m
108
93
71
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
niveau
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.27
Dieselblok met geluiddempende mantel
98
83
61
Hydraulisch trillen
86
71
49
Hydraulisch drukken
< 70
< 55
< 35
De activiteiten gebeuren wellicht enkel tijdens de dagperiode. Door de grote afstand tot de meest nabijgelegen bewoonde gebouwen (1500 m) is het effect van de bouwactiviteiten te beschouwen als verwaarloosbaar. TRIL LI NG EN Met betrekking tot de trillingsproductie worden twee methoden voor het indrijven van pijlers geëvalueerd, namelijk:
heien met slaghamers schroefheien.
Uitgaande van de karakteristieken van de bodem, zijn volgende amplitudes te verwachten als functie van de afstand tot het impactpunt (zie tabel VIII.21). De berekening geeft onder meer de afstanden waarop de maximaal toelaatbare KB-waarden (volgens DIN 4150 deel 2, 1999) voorkomen. Tabel VIII.21: Amplitudes als functie van de afstand tot impactpunt Methode
Heien
Schroefpaal
Afstand
Gemiddelde amplitude
in m
in mm/s
4
6
8
4
90
0.15
110
0.10
4
0.60
9
0.15
11
0.10
Indien uitgegaan wordt van volgende richtwaarden (cfr. DIN 4150 deel 2,1999):
zeldzaam optredende trillingen (4 mm/s) of KB 4
niet storende trillingen (0.15 mm/s) of KB 0.15
waarnemingsdrempel (0.10 mm/s) of KB 0.1
kan verwacht worden dat er aan de dichtst bijgelegen woningen geen trillingshinder zal optreden vermits de afstand tot de woningen en bouwput groter dan bovenvernoemde afstanden is.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
2.3.3
2.3.3.1
p. VIII.28
S p ec i f i e k e b i j d ra g e v a n d e g e l u id s b r o n n e n t o t h et o m g ev i n gs g e l u id in d e h u id i g e s i t u a t i e S p e c i fi e ke bi j d r ag e va st e g el u i d s b r on n e n – c ont i n u g el u i d
In deze paragraaf wordt het effect op het omgevingsgeluid voor de huidige vergunde situatie besproken. Alle continue geluidsbronnen van B1 tot en met B12 zijn opgenomen in het geluidsmodel. Al de gemodelleerde bronnen zijn gelijktijdige in werking en dragen allen bij tot het totale immissieniveau, het betreft hier dus de meest ongunstige situatie. Er wordt één geluidscontourenkaart opgemaakt voor het continu geluid geproduceerd door AGT te Beveren in de huidige situatie anno 2014. Het globale resultaat van de overdrachtsberekening onder normale productieomstandigheden anno 2014 is weergegeven in figuur VIII.7 Deze worst case situatie kan zich zowel overdag als ’s avonds en ’s nachts voordoen vermits alle relevante geluidsbronnen continu en simultaan in werking kunnen zijn. Figuur VIII.7: Geluidscontouren voor de huidige representatieve werking van de continue geluidsbronnen
De berekende LAeq-niveaus tengevolge de normale continue activiteiten worden in onderstaande tabel 11 weergegeven en dit voor volgende beoordelingspunten:
BP 1 = evaluatiepunt binnen 200m industriegebied te Kallo (= meetpunt 1)
BP 2 = evaluatiepunt op 200m ten O van perceelsgrens
BP 3 = evaluatiepunt op 200m ten Z van perceelsgrens
BP 4 = evaluatiepunt op 200m ten W van perceelsgrens
Tabel VIII.22: Specifieke bijdrage vaste geluidsbronnen t.h.v. immissiepunten/VLAREM-beoordelingspunten Specifiek geluidsniveau (Lsp) huidige situatie
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.29
Beoordelingspunt
Totale inrichting
Bestaande bronnen
Nieuwe bronnen
1
30 dB(A)
30 dB(A)
11 dB(A)
2
46,5 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
3
43 dB(A)
42 dB(A)
37 dB(A)
4
50,5 dB(A)
49 dB(A)
45 dB(A)
Aangezien de relevante geluidsbronnen van AGT tijdens de nachtperiode simultaan in werking kunnen zijn worden in tabel VIII.23 bovenstaande bijdragen getoetst aan de richt- en grenswaarden die zijn opgelegd voor de nachtperiodes (= strengste). Tabel VIII.23: Toetsing van het berekende specifieke geluidsniveau van AGT aan de richt/grenswaarden Richt / grenswaarde (nachtperiode)
Bestaand
BP 1
BP 2
BP 3
BP 4
BP 1
BP 2
BP 3
BP 4
45 dB(A)
55 dB(A)
55 dB(A)
55 dB(A)
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
(Lsp = dB(A)) Nieuw
Overschrijding
30
40 dB(A) (Lsp = dB(A))
(Lsp = dB(A))
45
50 dB(A) 11
(Lsp = dB(A))
(Lsp = dB(A))
42
50 dB(A) 40
(Lsp = dB(A))
(Lsp = dB(A))
49
50 dB(A) 37
(Lsp = dB(A))
45
Beoordelingspunt 1 Tijdens de meetcampagne werden er tijdens de nachtperiode LA95-niveaus van 48 tot 49 dB(A) geregistreerd en dit bij een wind van AGT in de richting van meetpunt 1 terwijl alle relevante geluidsbronnen van de betrokken inrichting in werking waren. Daar uit de overdrachtsberekening is gebleken dat het (worst case) Lsp van AGT t.h.v. meetpunt 1 slechts 30 dB(A) bedraagt kunnen we een bijdrage van het Lsp van de inrichting aan het geluidsklimaat t.h.v. de woonkern van Kallo uitsluiten. De strengste nachtelijke norm voor de bestaande en nieuwe bronnen blijft makkelijk gerespecteerd. Beoordelingpsunten 2, 3 & 4 Deze 3 beoordelingspunten situeren zich op 200 m van de perceelsgrens van AGT binnen het industriegebied. Aangezien deze punten zich situeren binnen de perceelsgrenzen van de buurbedrijven was het niet mogelijk en tevens niet zinvol (wegens stoorgeluid buurbedrijf) om hier een geluidsmeting uit te voeren. De validatie van het geluidsmodel gebeurde immers op kortere afstand van de inrichting waardoor we er vanuit mogen gaan dat de berekende specifieke niveaus op 200 meter van de inrichting de realiteit benaderen. We stellen vast dat er zich nergens een probleem stelt met betrekking tot het respecteren van de Vlarem-normen voor bestaande en nieuwe inrichtingen. 2.3.3.2
S p e c i fi e ke bi j d r ag e i n c i de nt e l e g el u i d s b r on n e n
Op het terrein van AGT te Beveren werd de werking van de ventilator van de fakkel die draait bij max. vermogen aangeduid als een incidentele geluidsbron. De niveauverhogingen van fluctuerende of incidentele geluidsbronnen worden gemeten als LAeq,1s en duren in totaal niet langer dan 10% van de desbetreffende beoordelingsperiode. De betrokken bron werd in het model gestoken en doorgerekend. Aangezien deze actief kan zijn gedurende alle periodes dient getoetst aan de strengste norm voor de nachtperiode.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.30
De berekende LAeq,1s-niveaus tengevolge de fluctuerende activiteiten worden hieronder weergegeven en dit voor de beoordelingspunten zoals deze werden weergegeven onder 1.2.2.3. De specifieke bijdrage t.h.v. de immissiepunten / VLAREM-beoordelingspunten is weergegeven in tabel VIII.24. Bron 10.1 dient men te beoordelen als een ‘bestaande’ inrichting en wordt getoetst aan de richtwaarden conform het Vlarem. Tabel VIII.24: Berekend specifiek incidenteel geluidsniveau AGT voor de huidige situatie BP
Bijdrage fluctuerend referentiesituatie (LAeq,1s)
geluid
voor
Richtwaarde nachtperiode
B 10.1 1
31 dB(A)
55 dB(A)
2
40 dB(A)
65 dB(A)
3
45 dB(A)
65 dB(A)
4
30 dB(A)
65 dB(A)
In het woongebied (BP 1) bedraagt de strengste nachtelijke richtwaarde 55 dB(A). Door de grote afstand tussen bron en ontvanger bedraagt het LAeq,1s hier nog 31 dB(A), bijgevolg stelt er zich geen probleem met betrekking tot het respecteren van de vigerende wetgeving. In het industriegebied bedraagt de strengste nachtelijke richtwaarde 65 dB(A), ook hier stelt er zich geen probleem met betrekking tot het respecteren van de vigerende wetgeving. 2.3.3.3
B i j d r ag e t r a n s p or t
De activiteiten van AGT genereren in de huidige toestand gemiddeld 107 vrachtwagens oftewel 214 vrachtwagenbewegingen (= som van in- en uitgaande transporten) per dag. In het MER gaat men er vanuit dat er tijdens een piek-uur ca. 24 transportbewegingen per uur plaatsvinden. Op basis van de verkeersgegevens werd met behulp van de SRM II een overdrachtsberekening ter bepaling van het wegverkeerslawaai uitgevoerd. De toegang via de weg gebeurt via de Land van Waaslaan die via de Kruipin aansluiting geeft naar de R2. De R2 geeft in noordelijke richting aansluiting naar Nederland (A4) of in oostelijke richting via E19, E34 of E313. Op basis van deze verkeersbewegingen kunnen volgende LAeq,1h geluidsniveaus verwacht worden: Tabel VIII.25: LAeq,1h geluidsniveaus vrachtwagentransport in functie van afstand tot de weg (realistische benadering) 24 vrachtwagenbewegingen per uur Snelheid
Afstand tot de weg
Km/u
10 m
25 m
50 m
100 m
57 dB(A)
54 dB(A)
49 dB(A)
45 dB(A)
58 dB(A)
55 dB(A)
50 dB(A)
46 dB(A)
50 (Kruipin Waaslaan)
&
Land
van
100 (R2, A4, E19, E34 & E313)
De geluidscontourenkaart die werd berekend voor het aan AGT gerelateerde vrachtverkeer wordt hieronder in figuur 7 weergegeven:
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.31
Figuur VIII.8: Geluidscontouren t.g.v. vrachtverkeer AGT – huidige situatie met 24 vrachtwagenbewegingen per uur
Ter controle van het heersende omgevingsgeluid ter hoogte van de Land van Waaslaan en Kruipin werd er op vrijdag 10/09/14 tijdens de dagperiode (13-14u) een ambulante meting (T = 15 min) uitgevoerd t.h.v. beide wegen. Op 10 m van de Land van Waaslaan werd een LAeq,T-niveau van 70 dB(A) geregistreerd, dit niveau werd veroorzaakt door het aanwezige wegverkeer en kan men waarnemen als ‘zeer lawaaiig’. Op 10 m van het wegvak van Kruipin werd een LAeq,T-niveau van 71 dB(A) geregistreerd, ook dit niveau werd veroorzaakt door het aanwezige wegverkeer en heeft een perceptie van ‘zeer lawaaiig’. Op 10 m van de betrokken wegen berekenen we een specifiek geluidsniveau (LAeq) van 57 dB(A) t.g.v. het aan AGT gerelateerde wegverkeer. Dit Lsp levert een verwaarloosbare bijdrage (< 1 dB(A)) aan het opgemeten niveau langs de betrokken wegen. Ter hoogte van de R2, A4, E19, E34 & E313 zal de bijdrage aan het heersende omgevingsgeluid t.g.v. het Lsp veroorzaakt door de transporten van en naar AGT eveneens verwaarloosbaar zijn. 2.3.4
2.3.4.1
S p ec i f i e k e b i j d ra g e v a n d e g e l u id s b r o n n e n t o t h et o m g ev i n gs g e l u id in d e g e p l a n d e s it u a t i e S p e c i fi e ke bi j d r ag e va st e g el u i d s b r on n e n – c ont i n u g el u i d
In deze paragraaf wordt het effect op het omgevingsgeluid voor de geplande situatie besproken en wordt er een toetsing gehouden aan de vigerende wetgeving. De geplande situatie houdt in (relevant naar het aspect geluid toe):
Nieuwe steiger (LA30 t/m LA37) o
Op de plaats van inplanting wordt het geluidsvermogenniveau van 1 zeeschip en 1 lichter toegevoegd
Boosterstation ethyleen
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
o
Op de plaats van inplanting wordt het geluidsvermogenniveau van het boosterstation noord toegevoegd
Koelplant T03 o
p. VIII.32
Op de plaats van inplanting wordt het geluidsvermogenniveau van de koelplant T01/T02 toegevoegd
Nieuwe flare (fakkel) o
Op de plaats van inplanting wordt het geluidsvermogenniveau van de bestaande flare toegevoegd
Alle continue geluidsbronnen, B1 tot en met B12 tezamen met de nieuwe bronnen, zijn opgenomen in het geluidsmodel. Het globale resultaat van de overdrachtsberekeningen voor de geplande situatie is weergegeven in figuur VIII.9 Ook hier bedraagt de berekeningshoogte op de meet- en beoordelingspunten en voor de geluidscontourenkaart 4 m en is het berekend geluidsniveau geldig voor de meest ongunstige situatie, vermits alle bronnen simultaan emitteren en er met een meewind wordt gerekend. In de simulatie van de geplande situatie zullen de geluidsbronnen die men beschouwd als een bestaande inrichting onveranderd blijven, het berekende specifieke geluidsniveau kan (mogelijks) lichtjes afwijken van de huidige situatie daar reflecties of afschermingen t.g.v. de nieuwbouw kunnen optreden. Wat betreft de ‘nieuwe’ geluidsbronnen maken we een onderscheid tussen de ‘nieuwe’ geluidsbronnen die reeds in bedrijf zijn en de nieuwe geluidsbronnen die er nog bijkomen. Het totale specifieke geluidsniveau geproduceerd door de nieuwe geluidsbronnen wordt getoetst aan de grenswaarde. Figuur VIII.9: Geluidscontouren voor de werking van de continue geluidsbronnen in de gewenste situatie
De berekende LAeq-niveaus tengevolge de contiue activiteiten worden hieronder weergegeven en dit voor de beoordelingspunten zoals deze werden weergegeven onder 1.2.2.3.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.33
Tabel VIII.26: Specifieke bijdrage vaste geluidsbronnen t.h.v. immissiepunten/VLAREM-beoordelingspunten
Beoordelingspunt
Specifiek geluidsniveau (Lsp) gewenste situatie Totale inrichting
Bestaande bronnen
Nieuwe bronnen
1
32,5 dB(A)
30 dB(A)
29 dB(A) (reeds vergund (11 dB(A)) + gewenst (29 dB(A)))
2
49 dB(A)
45 dB(A)
47 dB(A) (reeds vergund (40 dB(A)) + gewenst (46 dB(A)))
3
47 dB(A)
42 dB(A)
46 dB(A) (reeds vergund (34 dB(A)) + gewenst (46 dB(A)))
4
51,5 dB(A)
49 dB(A)
48 dB(A) (reeds vergund (45 dB(A)) + gewenst (45 dB(A)))
Aangezien de relevante geluidsbronnen van AGT tijdens de nachtperiode simultaan in werking kunnen zijn worden in tabel 19 bovenstaande bijdragen getoetst aan de richt- en grenswaarden die zijn opgelegd voor de nachtperiodes (= strengste). Tabel VIII.27: Toetsing van het berekende specifieke geluidsniveau van AGT aan de richt/grenswaarden Richt / grenswaarde (nachtperiode)
Bestaand
BP 1
BP 2
BP 3
BP 4
BP 1
BP 2
BP 3
BP 4
45 dB(A)
55 dB(A)
55 dB(A)
55 dB(A)
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
NEEN
(Lsp = dB(A)) Nieuw
Overschrijding
30
40 dB(A) (Lsp = dB(A))
(Lsp = dB(A))
45
50 dB(A) 29
(Lsp = dB(A))
(Lsp = dB(A))
42
50 dB(A) 47
(Lsp = dB(A))
(Lsp = dB(A))
49
50 dB(A) 46
(Lsp = dB(A))
48
Beoordelingspunt 1 Het berekend specifiek geluidsniveau afkomstig van de bestaande geluidsbronnen blijft voor de geplande situatie met 30 dB(A) identiek aan het Lsp dat werd berekend voor de huidige situatie. M.a.w., de richtwaarde die titel II van het Vlarem oplegt voor de nachtperiode blijft gemakkelijk gerspecteerd. Na realisatie van de uitbreiding berekenen we een stijging van het specifieke geluidsniveau van de geluidsbronnen die het Vlarem beschouwt als nieuw, de realisatie ervan is verantwoordelijk voor een Lsp van 29 dB(A). De nachtelijke grenswaarde van 40 dB(A) blijft echter makkelijk gerespecteerd. Beoordelingpsunten 2, 3 & 4 Deze 3 beoordelingspunten situeren zich op 200 m van de perceelsgrens van AGT binnen het industriegebied. Ook hier blijft de norm voor bestaande en nieuwe inrichtingen overal gerespecteerd.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
2.3.4.2
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.34
S p e c i fi e ke bi j d r ag e i n c i de nt e l e g el u i d s b r on n e n
Naast de bestaande fakkel wordt een nieuwe grondfakkel voorzien. Deze zal ontworpen worden voor een debiet van 10 000 kg/h. De werking van de ventilator van de fakkel die draait bij max. vermogen wordt aangeduid als een incidentele geluidsbron. De betrokken bron werd in het model gestoken en doorgerekend. Aangezien deze actief kan zijn gedurende alle periodes dient getoetst aan de strengste norm voor de nachtperiode. De berekende LAeq,1s-niveaus tengevolge de fluctuerende activiteiten worden hieronder weergegeven en dit voor de beoordelingspunten zoals deze werden weergegeven onder 1.2.2.3. De specifieke bijdrage t.h.v. de immissiepunten / VLAREM-beoordelingspunten is weergegeven in onderstaande tabel. De geplande bron dient men te beoordelen als een ‘nieuwe’ inrichting en wordt getoetst aan de grenswaarden conform het Vlarem. Tabel VIII.28: Berekend specifiek incidenteel geluidsniveau AGT voor de geplande situatie BP
Bijdrage incidenteel geluid voor geplande situatie (LAeq,1s)
Grenswaarde nachtperiode
Nieuwe fakkel 1
23 dB(A)
50 dB(A)
2
54 dB(A)
60 dB(A)
3
46 dB(A)
60 dB(A)
4
47 dB(A)
60 dB(A)
In het woongebied (BP 1) bedraagt de strengste nachtelijke norm 50 dB(A). Door de grote afstand tussen bron en ontvanger bedraagt het LAeq,1s hier nog 23 dB(A), bijgevolg stelt er zich geen probleem met betrekking tot het respecteren van de vigerende wetgeving. In het industriegebied bedraagt de strengste nachtelijke norm 60 dB(A), ook hier stelt er zich geen probleem met betrekking tot het respecteren van de vigerende wetgeving. 2.3.4.3
B i j d r ag e t r a n s p or t
In de geplande situatie zijn er geen extra transportbewegingen over de weg voorzien, bijgevolg blijft de onder paragraaf 2.3.2.3 berekende en besproken bijdrage van het vrachtverkeer ongewijzigd.
2.4
EFFECTBEOORDEL ING
Op basis van de immissiemetingen, emissiemetingen en overdrachtsberekeningen kunnen we besluiten dat het specifiek continu geluidsniveau van AGT te Beveren in de huidige en in de toekomstige situatie voldoet aan de bepalingen conform VLAREM II. Daarnaast kunnen we de effecten veroorzaakt door het Lsp van de reeds vergunde en geplande geluidsbronnen t.h.v. de Vlarem-beoordelingspunten als volgt samenvatten: 2.4.1
H u id i g e en g ep l a n d e s i t u a t i e : g e l u id s b r o n n e n b e s c h o u w d a l s e en b e s t a a n d e i n r i c h t in g Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de bestaande bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 30 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het opgemeten achtergrondniveau (Ltotaal) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Loorspr of Lvoor (=Ltotaal – Lsp AGT bestaand+nieuw) bedraagt eveneens 48-49 dB(A), hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.35
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. 2.4.2
H u id i g e s i t u a t i e : g e l u id s b ro n n en b e s c h o u w d a l s e e n n i e u w e i n r ic h t i n g Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 11 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. 2.4.3
G e p l a n d e s i t u a t i e : g e l u id s b r o n n e n b e s c h o u wd a l s e e n n i e u w e i n r ic h t i n g Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 29 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. 2.4.4
M i l d e r en d e m a a t r e g e l e n
In de huidige als geplande situatie bestaat er geen probleem met betrekking tot het respecteren van de door Vlarem II opgelegde richtwaarden voor bestaande inrichtingen en grenswaarden voor nieuwe inrichtingen. Ter hoogte van de Vlarem-beoordelingspunten gelegen in het industriegebied rondom de inrichting bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0 of -1, m.a.w. AGT te Beveren oefent hier een verwaarloosbaar tot zeer beperkt effect uit op het geluidsklimaat. Er zijn geen randvoorwaarden die aangeven dat er zich een probleem kan stellen, milderende maatregelen zijn hier dan ook niet aangewezen. Ter hoogte van het Vlarem-beoordelingspunt binnen het woongebied van Kallo bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0. Het effect is verwaarloosbaar en milderende maatregelen zijn niet nodig.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
3. 3.1
F AUNA
EN
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.36
F L OR A
AFB A KENIN G
EN B ES CH RIJ VIN G V AN H ET S TU DIEG EBI ED
Het studiegebied wordt afgebakend als een zone van 0,5 km rond het bedrijf AGT, waarbinnen effecten door rustverstoring kunnen optreden. Voor de effecten door verzuring zal een ruimer studiegebied van 2 km rond het bedrijf AGT worden onderzocht. Deze contouren werd vastgelegd op basis van de resultaten en invloedszones berekend in de discipline Lucht en Geluid. Het studiegebied overlapt met het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ (het bedrijf AGT is gelegen in het vogelrichtlijngebied) en met het IVON-gebied ‘Golf van Beveren’, gelegen op ca. 1,6 km afstand ten oosten van het bedrijf. Het habitatrichtlijngebied ‘Schelde en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ en VEN-gebied ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’ is gelegen op ca. 3 km ten oosten van het bedrijf AGT en behoort niet meer tot het studiegebied.
3.2 M E T H O D I E K De huidige biologische toestand van het studiegebied dient als uitgangspunt voor de studie. De aanwezige vegetaties en fauna worden beschreven in zoverre deze relevant zijn voor de effectbespreking. De bestaande natuurwaarden ter hoogte van het bedrijf AGT en in de directe omgeving worden beschreven op basis van bestaande gegevens, kaarten en een plaatsbezoek. De beschermde gebieden aanwezig in het studiegebied (vogelrichtlijngebied en IVON-gebied) worden besproken op basis van bestaande gegevens. De huidige impact van het bedrijf AGT op de fauna en flora wordt besproken en geëvalueerd. De bespreking van de effecten door verzuring (als gevolg van atmosferische emissies) en rustverstoring (door geluidshinder) zijn gebaseerd op de resultaten berekend in de discipline Lucht en Geluid. De effecten worden ingeschat op basis van de aanwezigheid van kwetsbare vegetaties en storingsgevoelige vogelsoorten. De effecten bij een geplande uitbreiding worden onderzocht tijdens de aanlegfase en in de gebruiksfase. Tijdens de aanlegfase zijn er effecten door biotoopverlies (ruimtebeslag door uitbreiding installaties) en geluidsverstoring (door de werken) te verwachten. Voor de geplande toestand worden de toekomstige luchtemissies en geluidverstoring vergeleken met de referentiesituatie. Verzuringseffecten en de bijdrage van het bedrijf aan de achtergrondwaarden, worden getoetst aan de kritische last van de aanwezige ecosystemen en beschermde habitats. Effecten van rustverstoring worden kwalitatief beoordeeld. Volgend significantiekader zal worden toegepast: -3: zeer significant negatief effect: volledige vernietiging/permanente verdwijning van waardevol biotoop, habitat of soort door biotoopverlies of verzuring of door belangrijke en permanente rustverstoring -2: significant negatief effect: wijziging/gedeeltelijke verdwijning of aantasting van waardevol biotoop, habitat of soort door biotoopverlies of verzuring of door algemene rustverstoring -1: weinig significant negatief effect: tijdelijke wijziging/beperkte verdwijning of aantasting van waardevol biotoop, habitat of soort door biotoopverlies of verzuring of door beperkte of tijdelijke rustverstoring 0: geen of verwaarloosbaar effect +1: weinig significant positief effect: tijdelijke verbetering, versterking of toename van waardevol ecotoop door biotoopontwikkeling of door tijdelijke afname rustverstoring of erbetering luchtwaliteit +2: positief significant effect: verbetering, versterking of toename van waardevol ecotoop of habitat door biotoopontwikkeling of door permanente afname rustverstoring of verbetering luchtkwaliteit +3: zeer significant positief effect: permanente belangrijke verbetering of sterke toename van zeer waardevol of waardevol ecotoop of habitat door biotoopontwikkeling of door permante afname rustverstoring of verbetering luchtkwaliteit.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.37
Een toetsing van het project zal gebeuren aan de juridische randvoorwaarden die er van toepassing zijn (natuurdecreet en bosdecreet). Omwille van de ligging van het bedrijf AGT in een speciale beschermingszone (vogelrichtlijngebied op Linkeroever) worden de mogelijke effecten in een voortoets van passende beoordeling onderzocht.
3.3
BESPR EKING
VAN D E REFER EN TI ESI TUATI E
De bedrijfterreinen AGT, gelegen aan het zuidelijk insteekdok van de Waaslandhaven (Land van Waaslaan/Kruipin), die in aanmerking komen voor uitbreiding van de installaties situeren zich ten zuiden van de bestaande zone met opslagtanks. Deze uitbreidingszone bestaat uit een grazige vegetatie, plaatselijk uit bosopslag. Het terrein is begrensd door een hoge draadafsluiting. Op de Biologische waarderingskaart (versie 5.2, 2008, zie figuur VIII.10) komen er ter hoogte van het zuidelijk deel van het onbebouwde bedrijfsterrein AGT biologisch waardevolle vegetaties voor. Dit zijn ruigtevegetaties op een opgehoogd terrein (gekarteerd als ku + kz). Een deel van het terrein bestaat uit een spontane opslag van jong bos. Berk is er de dominante boomsoort, aangevuld met diverse wilgensoorten. De dichte bosopslag is minder dan 22 j oud (was nog niet aanwezig op de luchtfoto van 1990), dit is van belang i.v.m. de boscompensatieplicht (paragraaf VIII3.6). Figuur VIII.10: Uittreksel uit de BWK-kaart v.5.2. (2008)
Volgens de meest recente Biologische waarderingskaart (versie 2014, zie figuur VIII.11) is de bedoelde zone niet meer aangeduid als biologisch waardevol, maar aangegeven als industriezone, maar de vegetaties zijn op het terrein wel nog aanwezig ter hoogte van de site AGT.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.38
Figuur VIII.11: Uittreksel uit de BWK-kaart (2014)
Zowel het verruigd grasland als de zone met bosopslag op de site AGT vormen er een geïsoleerd terrein met een beperkte natuurwaarde binnen het dichtbebouwde havengebied op Linkeroever. Een groot deel van dit voormalig biologisch waardevol terrein is reeds ingenomen door bebouwing en opslagtanks, zowel op de site van AGT als op de site van het aangrenzend bedrijf (zie luchtfoto, figuur VIII.12). Figuur VIII.12: Luchtfoto 2012
Omwille van de havenuitbreiding op Linkeroever komen in de omgeving van het bedrijf AGT geen of nauwelijks nog natuurwaarden meer voor. De overige natuurwaarden in de omgeving van AGT bevinden zich ter hoogte van randzone rond de haventerreinen op Linkeroever, dit is ten zuiden van de Hazopweg en de Steenlandlaan en op minimum 500 m afstand tot de zuidelijke bedrijfsgrens van AGT. De vegetaties die hier aanwezig zijn bestaan eveneens uit ruigtevegetaties op opgehoogde of vergraven gronden of op voormalige akkers, verder ook uit rietvegetaties, waterpartijen en struwelen van allerlei opslag op gestoorde gronden en zijn biologisch waardevol tot zeer waardevol (zie BWK-kaarten). Het volledige havengebied op Linkeroever maakt deel uit van het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ (zie figuur II.5). Dit Europees beschermd gebied bestaat grotendeels uit dokken en industriële bebouwing (waaronder de site AGT), maar ook nog uit restgronden van opgespoten terreinen, oorspronkelijke poldergronden en compensatiezones. Op al deze terreinen komt een pioniersbegroeiing van zandgronden voor, afgewisseld met waterplassen, rietmoeras, ruigten, duinrietvegetaties, akkers en weilanden. De grote diversiteit aan biotopen heeft een grote aantrekkingskracht op allerlei vogelsoorten. De plassen en natte graslanden, met sloten en watergangen zijn dan ook de belangrijkste habitats en trekken vele watervogels, riet- en moerasvogels, steltlopers en weidevogels aan. Deze belangrijkste habitats liggen op grote afstand tot de site AGT (minimum op 2,5 km afstand).
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.39
Het vogelrichtlijngebied in het poldergebied van Linkeroever is ongeveer 7.500 ha groot en is een niet-integraal beschermd gebied. De slikken, schorren, dijken, kreken en hun oevervegetaties zijn beschermde habitats binnen dit gebied. Het vogelrichtlijngebied is aangewezen voor een groot aantal overwinterende watervogels en broedvogels. Het voorkomen van deze soorten wordt sinds een aantal jaren (vanaf 2003) jaarlijks gemonitord. De evolutie van de natuurwaarden (aandachtsoorten, bijlage I-soorten, bijlage IV-soorten,..), de grondwaterstanden en de ontwikkeling van vegetaties worden opgevolgd en gepubliceerd door het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO). Er wordt nagegaan of de aanwezige natuurwaarden voldoen aan de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied18. In dit vogelrichtlijngebied komen volgende broedvogelsoorten voor, die opgenomen zijn in de bijlage I-lijst: roerdomp, woudaapje, lepelaar, bruine kiekendief, slechtvalk, porseleinhoen, kluut, steltkluut, strandplevier, zwartkopmeeuw, visdief, dwergstern, ijsvogel en blauwborst. Alle soorten broeden niet jaarlijks in het gebied. Sinds het begin van de monitoring zijn kluut, zwartkopmeeuw, visdief en blauwborst in aantal sterk toegenomen. Deze soorten komen in de grootste aantallen voor in het vogelrichtlijngebied. Visdief en kluut zijn kwetsbare rode lijstsoorten. Behalve deze broedvogels die behoren tot de bijlage I-lijst zijn er nog vele aandachtssoorten aanwezig in dit vogelrichtlijngebied, ook deze soorten worden meegenomen tijdens de jaarlijkse monitoring. De belangrijkste overwinteringsgebieden voor watervogels bevinden zich ter hoogte van Drijdijck, Putten West en Doelpolder Noord (compensatiegebieden), gelegen in de westelijke en noordelijke rand van het vogelrichtlijngebied. In de binnendijkse overwinteringsgebieden komen grote aantallen voor van volgende soorten: bergeend, Canadese gans, grauwe gans, kievit, kokmeeuw, kolgans, krakeend, kuifeend, meerkoet, slobeend, smient, tafeleend, wilde eend, wintertaling, wulp en zilvermeeuw. Pijlstaart, stormmeeuw en tureluur zijn rode lijstsoorten die er voorkomen. Op kortere afstand tot AGT zijn de gebieden Haasop en Steenlandpolder gelegen (minimum 500 m afstand), waar bijlage I-broedvogels als blauwborst, bruine kiekendief en ijsvogel aanwezig zijn. Op ongeveer 1,6 km ten oosten van het bedrijf AGT bevindt zich het natuurverwevingsgebied ‘Golf van Beveren’ (zie figuur II.6). In dit natuurverwevingsgebied is natuur evenwaardig aan andere functies, zoals landbouw, bosbouw of recreatie. Natuurverwevingsgebieden vormen samen met de natuurverbindingsgebieden het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). De gebieden van het IVON en VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk) vormen samen een netwerk van waardevolle natuurgebieden in Vlaanderen. Rietlanden en struwelen van berk en wilg zijn er de belangrijkste vegetaties met natuurwaarde binnen dit gebied ‘Golf van Beveren’.
3.4 3.4.1
EF F E CTV OORSP E LLI NG
EN
–BEOOR DELI NG
IN D E R EFER EN TI ETOES TAND
E f f e c t e n d o o r v e r z u r in g
Verzuring omvat alle nadelige effecten op de bodem, oppervlaktewater, vegetatie en fauna die het gevolg zijn van neerslag van zuurvormende stoffen (SO2, NOx, NH3 en hun afgeleide producten). Veranderingen in lucht, bodem en water kunnen aanleiding geven tot veranderingen in levensgemeenschappen (en dus invloed hebben op flora en fauna). De effecten van verzuring op fauna en flora hebben vooral een impact in slecht gebufferde bodemtypes (kalkarme zandbodems met weinig organische stof). De levensgemeenschappen die gebonden zijn aan dergelijke bodems worden aangetast door verzuring door een afname van soorten die gebonden zijn aan zwak gebufferde omstandigheden. Ook neveneffecten van zure depositie (o.a. mobilisatie en wegspoeling van mineralen) hebben heel wat negatieve effecten op vegetaties (inclusief bossen). De verzurende stoffen komen via de neerslag in de bodem terecht (natte depositie).
18
Monitoring van het Linkerscheldeoevergebied in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20 februari 2002: resultaten van het achtste jaar (INBO.R.2011.5)
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.40
De verzurende stoffen aanwezig in de lucht zetten zich vast op takken en bladeren van de vegetatie (droge depositie). Verhoogde concentraties aan stikstofdioxiden (NO2) en zwaveldioxiden (SO2) in de lucht veroorzaken meestal effecten doordat ze bijdragen tot de algemene verontreiniging. Eén van de eerst optredende, goed gekende effecten op flora is de aantasting van de bladeren. Meestal is dit het gevolg van een mengsel van NO2, SO2 en/of ozon waarbij reeds effecten voorkomen bij veel lagere concentraties dan voor elke component afzonderlijk. Het belangrijkste gevolg van polluentenmengsels is de verminderde groei. Andere effecten kunnen zich voordoen als een verhoogde gevoeligheid voor klimatologische omstandigheden en ziektekiemen. Voor deze concentraties zijn door de Wereldgezondheidsorganisatie toetsingswaarden bepaald, waaronder effecten op fauna en flora niet verwacht moeten worden. De maximale jaargemiddelde concentraties in polluentenmengsels om directe effecten op gevoelige planten of vegetaties te vermijden bedragen: NO2 : < 30 µg/m3
en SO2: <20 µg/m3
De EG-richtlijn (1999/30/EG) vermeldt dezelfde concentratie als grenswaarde voor de bescherming van de vegetatie en de ecosystemen. De verzuring door atmosferische emissies wordt ingeschat op basis van de kwetsbaarheidkaarten van vegetaties voor verzuring en de kritische last van de aanwezige ecosystemen en beschermde habitats. De beoordeling houdt rekening met de gemeten achtergrondwaarden en de bijdrage van het bedrijf AGT. Volgens de onderstaande kwetsbaarheidskaart verzuring (opgesteld op basis van de BWK v.1; zie figuur VIII.13) zijn er binnen een zone van 2 km rond het bedrijf AGT geen kwetsbare vegeaties voor verzuring aanwezig. Kwetsbare habitats zijn aanwezig ter hoogte van de Schelde, dit is op ca. 3 km afstand. In de randzone van de Waaslandhaven (op < 1 km afstand van het bedrijf AGT) komen wel veel rietvegetaties voor, die alhoewel minder kwetsbaar, toch door verzuring kunnen aangetast worden. Figuur VIII.13: Kwetsbaarheidskaart verzuring
De kritische last voor de habitattypes19 in Natura 2000 gebieden en voor een aantal ecosystemen (mediaanwaarden Nederland) worden weergegeven in onderstaande tabel. Alleen de aanwezige habitats in het studiegebied en omgeving van AGT worden opgenomen in tabel VIII.29. Tabel VIII.29: Kritische last verzuring (zuurequivalenten/ha/jaar) habitattypes en ecosystemen Habitattype
Beschrijving
Kritische last (Zeq/ha.jaar)
19
1130
Estuaria
>2.400
/
Rietland
2.400
Van Dobben H. & van Hinsberg A. (2008). Overzicht van de kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden. Alterra-rapport 1654.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.41
Bij de toetsing van de bijdrage aan de kritische last wordt volgend significantiekader toegepast:
bijdrage < 3 %: verwaarloosbaar effect bijdrage van 3 % t.e.m. 5 %: beperkt effect bijdrage van 5 % t.e.m. 10 %: relevant effect bijdrage > 10 %: belangrijk effect bijdrage > 50 %: significant negatief effect.
In de huidige toestand treden er geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsdoelstellingen voor NO2 en SO2 op ter hoogte van de meetposten in de omgeving van AGT (zie paragraaf VIII1). Daarentegen wordt de jaargemiddelde verzurende depositie in heel Vlaanderen nog steeds overschreden, maar er is een dalende trend merkbaar vanaf 1990. De uitstoot van NOx en SO2 door het bedrijf AGT in de huidige toestand is echter zeer beperkt, zodat de bijdrage aan de omgevingswaarden als verwaarloosbaar kan beschouwd worden (er werden geen berekeningen uitgevoerd). De huidige bijdrage van het bedrijf AGT aan de verzuring van vegetaties wordt als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. 3.4.2
E f f e c t e n d o o r r u s t v er s t o r in g
De geluidsbelasting en de effecten voor de fauna door rustverstoring in de omgeving van het bedrijf AGT worden ingeschat op basis van de meetresultaten en berekeningen uitgevoerd in de discipline geluid. De opgemaakte geluidscontourenkaarten geven aan in welke zones en in welke mate een geluidsverstoring te verwachten is. De effectbeoordeling door rustverstoring gebeurt kwalitatief. De effecten voor avifauna door geluidsverstoring zijn soortgebonden. Het effect van verstoring is afhankelijk van het voorkomen van geluidsgevoelige en/of zeldzame soorten. De verstoringsgevoeligheid is gebaseerd op literatuuraanwijzigingen, en wordt vooral bepaald door het habitattype van de soort, de omvang van hun territorium en de schuwheid van de soort. Studies wijzen op een vermindering van het aantal broedkoppels en een afname van het broedsucces bij een verhoogde geluidsverstoring. Voor de meeste soorten ligt de drempel waaronder geen negatieve effecten van rustverstoring optreden tussen 40-55 dB(A). De gemiddelde drempelwaarde voor bos- en weidevogels bedraagt 47 dB(A), boven deze drempelwaarde neemt de broeddichtheid af. Voor het verder onderzoek in dit rapport wordt een drempelwaarde van 45 dB(A) gebruikt. Verstoring van vogels (broedvogels, watervogels, overwinteraars,…) treedt op indien de geluidsbelasting in een gebied meer de 45 dB(A) gaat bedragen. Gebieden met een geluidsniveau lager dan 45 dB(A) zijn akoestisch niet verstoord voor de avifauna en worden dan ook beschouwd als zeer gevoelig voor bijkomende geluidsverstoring. Omwille van de ligging van het bedrijf AGT in de havenzone komen er in de onmiddellijke omgeving geen belangrijke vogels voor. Een faunistisch belangrijke zone is aanwezig in de randzone van het havengebied (ten zuiden van de Steenlandlaan en Hazopweg). Zowel deze zone als het volledige havengebied met industriegebouwen en dokken maken deel uit van het vogelrichtlijngebied. Op basis van de geluidscontourenkaart (zie paragraaf VIII2) kan worden afgeleid dat er geen hoge geluidsniveaus (>45 dB(A)) te verwachten zijn tot in de randzone van het havengebied (Steenlandpolder) door de activiteiten op de site AGT. Bijgevolg is de rustverstoring door het bedrijf AGT in de huidige toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. De transporten van en naar het bedrijf AGT hebben slechts een zeer beperkte bijdrage aan het omgevingsgeluid ter hoogte van de aangrenzende wegen. In die zin is rustverstoring door het verkeer verwaarloosbaar (0) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden op grotere afstand tot het bedrijf.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
3.5 3.5.1
EF F E CTV OORSP E LLI NG
EN
–BEOOR DELI NG
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.42
IN DE GEP LANDE TOES TAND
Aanlegfase
In de aanlegfase treedt er ruimtebeslag op voor de uitbreiding van de opslagtanks en aanhorigheden ter hoogte van het zuidelijk deel van het bedrijfsterrein AGT. De gekoelde opslag situeert zich ter hoogte van een grazige zone, met geringe biologische waarde (opp. ca 1,5 ha), waardoor het biotoopverlies als gering negatief te beoordelen is (-1). De ingeterpte cylindrische houders worden gebouwd ter hoogte van de biologisch waardevolle zone, deels bestaande uit ruigtevegetaties en deels uit bosopslag van berk en wilg. De totale oppervlakte bedraagt ca. 3 ha, waarvan ca. 1 ha bebost is. Dit biotoopverlies wordt beschouwd als een significant negatief effect (-2). Na dit ruimtebeslag blijft er nog een restzone aan bosopslag en ruigtevegetatie behouden aan de zuidrand van het terrein, langs de weg Kruipin. Door de uitbreidingsplannen gaan bijgevolg niet alle biologisch waardevolle vegetaties op de site verloren. Bij de uitbouw van de steiger in het zuidelijk insteekdok treedt geen biotoopverlies op. De bouwwerken gaan gepaard met een tijdelijke geluidsverstoring en verhoogde emissies, door het gebruik van in te zetten machines en werktuigen. De tijdelijk verhoogde luchtemissies worden als verwaarloosbaar beschouwd en geven geen aanleiding tot nadelige effecten van verzuring in de aanlegfase. De effecten zijn verwaarloosbaar ingeschat (0). De aanlegwerken kunnen aanleiding geven tot verhoogd geluidsniveau in de omgeving van het bedrijf AGT. Deze verhoogde geluidsniveaus nemen af met de afstand tot het bedrijf en zullen tot op een afstand van 335 m meer dan 45 dB(A) bedragen. Binnen deze invloedszone komen geen belangrijke zones voor vogels voor. De geluidstoename die tijdelijk zal optreden ten gevolge de aanlegwerken zal hierdoor geen rustverstoring voor vogels teweegbrengen. De effecten zijn verwaarloosbaar (0). 3.5.2
Exploitatiefase
Door de geplande uitbreiding bij het bedrijf AGT worden geen belangrijke verhogingen van de luchtemissies van NOx en SO2 verwacht, noch door de verhoging van de opslagcapaciteit noch door verkeer. De effecten van verzuring door het bedrijf AGT zijn ook de geplande toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. In de toekomstige situatie is er een geluidstoename door de activiteiten op de site te verwachten, maar deze verhogingen geven geen waarden hoger dan 45 dB(A) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden (Steenlandpolder), zie geluidscontourenkaart in de geplande toestand (figuur VIII.9). Bijgevolg zijn er geen nadelige effecten door rustverstoring voor avifauna te verwachten door de uitbreiding op de site AGT. De effecten door rustverstoring in de geplande toestand zijn evenals in de huidige situatie verwaarloosbaar (0) ingeschat en dit zowel voor de werking van het bedrijf als door de transporten (er is geen toename van transporten over de weg).
3.6
TOETSIN G
N A TUUR D ECREET EN B OS DECREET
Op basis van bovenstaande analyse van de milieueffecten kan worden aangenomen dat er ten aanzien van het vogelrichtlijngebied en het IVON-gebied geen aanzienlijke effecten zullen optreden. De uitbreiding van het bedrijf AGT geeft geen aanleiding tot significant negatieve effecten op het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ door habitatverlies, rustverstoring of verzuring. De instandhouding van de aanwezige habitats en soorten wordt dan ook niet negatief beïnvloed, er treden geen betekenisvolle effecten op (voortoets passende beoordeling).
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
p. VIII.43
Ter info20 werden de berekende NOx- en Sox-emissies voor de geplande situatie vanuit deel lucht (zie tabel VIII.6) ingebracht in de depositiescan voor Europeese habitats (onderdeel van de voortoets passende beoordeling21 versie 1.3.4). Deze berekening bevestigt de beoordeling van de deskundige dat ‘er geen risico is op betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats (voorlopige zoekzones) in speciale beschermingszones (SBZ). De uitwerking van een passende beoordeling (voor habitats) is niet nodig.’. Figuur VIII.14 toont en de reikwijdte van het effect zowel voor de verzurende (bovenste afbeelding), respectievelijk de eutrofiërende depositie (onderste afbeelding). Hierop is duidelijk te zien dat de reikwijdte niet verder gaat dan het dok en niet overlapt met gevoelige habitats. Figuur VIII.14: Reikwijdte verzurende (boven) en eutrofiërende (onder) depositie
Voor het IVON-gebied ‘Golf van Beveren’ zijn er geen negatieve effecten te verwachten door verzuring of rustverstoring. Er treedt geen onvermijdbare of onherstelbare schade aan het gebied op door de huidige of toekomstige activiteiten op de site AGT (verscherpte natuurtoets). Door het ruimtebeslag op de site AGT ten gevolge van de uitbreiding van de opslagtanks gaat ca. 3 ha ruigte en bosopslag verloren. Het verlies aan natuurwaarden is beperkt en is niet vermijdbaar. Er wordt voldaan aan de zorgplicht en het standstill-principe (natuurtoets).
20 21
Deze tool werd ontwikkeld voor andere dan bijlage I en bijlage II projecten van het MER-besluit, maar is toch richtinggevend. Met het online-instrument Voortoets wil het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) aan initiatiefnemers de mogelijkheid bieden om op voorhand in te schatten wat de mogelijke implicaties zijn van een voorgenomen vergunningsplichtige activiteit op een speciale beschermingszone (SBZ). Aan de hand van deze screening kan de initiatiefnemer nagaan of er een waarschijnlijkheid of een risico bestaat op een betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats (en in een verdere fase van de uitwerking ook op de soorten) die voorkomen in deze SBZ. Geeft de Voortoets aan dat er géén waarschijnlijkheid of risico op een betekenisvolle aantasting te verwachten is dan moet de initiatiefnemer geen passende beoordeling opmaken. Is er wel een waarschijnlijkheid of een risico dan is verder onderzoek door de initiatiefnemer of overleg met het ANB aangewezen om te bepalen of er een betekenisvolle aantasting kan zijn. Hieruit blijkt dan of een passende beoordeling is vereist. Het eindrapport van deze tool geeft in geval van een mogelijk risico ook aan wat de focus zal zijn van een eventuele passende beoordeling.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.44
Het bedrijfsterrein AGT is niet gelegen ter hoogte van het netwerk van de Ecologische Infrastructuur op Linkeroever. Op de site AGT komen geen beschermde soorten voor, er dient geen afwijking van het soortenbesluit te worden aangevraagd. Ter hoogte van de nog onbebouwde delen van de site AGT komen droge ruigtevegetaties en spontane bosopslag voor. Deze kunnen beschouwd worden als havenspecifieke habitats. Voor het wijzigen van deze vegetaties dient een natuurvergunning aangevraagd te worden, omwille van de ligging in vogelrichtlijngebied. Deze verplichting tot aanvraag van een natuurvergunning vervalt wanneer er een stedenbouwkundige vergunning voor de uitbreidingsplannen wordt bekomen, die geadviseerd wordt door het Agentschap van Natuur en Bos en voor zover voldaan wordt aan art. 16 van het natuurdecreet (tegengaan van vermijdbare schade). De bosopslag op de site AGT die deels zal verdwijnen door de uitbreiding van de installaties, betreft een spontane opslag van berken en wilgen, die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt (ontstaan na 1990), zie onderstaande luchtfoto van 1990. Het bosdecreet geeft aan dat voor dergelijke spontaan verboste terreinen die de leeftijd van 22 jaar nog niet hebben bereikt, er geen compensatieplicht van toepassing is bij een ontbossing. Een stedenbouwkundige vergunning blijft wel noodzakelijk. Figuur VIII.15: Luchtfoto 1990
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
4.
O V ER I GE
4.1
p. VIII.45
DI S CI PL I NE S
MENS
4.1.1
A f b a k e n in g e n b e s c h r i j v i n g va n h e t s t u d i e g eb i e d
Aangezien deze discipline zeer sterk steunt op andere disciplines, wordt de ruimtelijke afbakening van het studiegebied in grote mate bepaald door de afbakening van het studiegebied van andere disciplines zoals lucht en geluid én de ingeschatte omvang van de effecten vanuit deze disciplines. In de discipline mens wordt teruggegrepen naar de resultaten van de voorgaande disciplines. Hieronder wordt beschreven in hoeverre de voorgaande disciplines gebruikt worden voor de analyse van de discipline mens. DISCIPLINE
L UCHT
In de discipline lucht werden de uitgestoten atmosferische polluenten in kaart gebracht zowel voor de referentiesituatie als de geplande situatie. Hieruit bleek dat de emissies zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie niet van dergelijke grootte-orde zijn dat deze belangrijk te aanzien zijn. Een luchtmodellering werd niet uitgevoerd. Dit onderdeel in de discipline mens zal dan ook eerder kort beschrijvend opgevat worden. DISCIPLINE
G EL UID
Het bedrijf heeft een te verwaarlozen invloed op het omgevingsgeluid. Het aspect geluidshinder (-en belasting) wordt in discipline mens kort besproken. 4.1.2
Methodiek
Discipline ‘Mens’ wordt opgesplitst in de gezondheidsanalyse en de mobiliteitsanalyse De gezondheidsanalyse wordt uitgewerkt volgens het huidige richtlijnenboek22 mens –gezondheid. De verschillende stappen van de effectvoorspelling zijn: I. identificatie van de relevante wijzigingen in het milieu. Hierin wordt een overzicht gegeven van de relevante wijzigingen. Met de gegevens uit de andere disciplines kan worden nagegaan via welke weg agentia zich door de omgeving bewegen (lucht, bodem, water), (zie § VIII4.1.3.1); II. beschrijving van het studiegebied (fysisch, geografisch, historisch, ...) en van de populatie (zie §II3) ; III. identificatie en kwantificatie van blootstelling en belasting (zie § VIII4.1.3.2)), hierin wordt het effect voor de relevante effecten beschouwd; IV. identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de bestudeerde populatie (zie § VIII4.1.3.1); V. conclusie plus voorstelling van milderende maatregelen (zie § VIII4.1.3.3)) In de mobiliteitsanalyse wordt eerst het bereikbaarheidsprofiel en daarna het mobiliteitsprofiel van AGT beschreven. Vervolgens wordt nagegaan wat het aandeel van het gegenereerde verkeer van AGT op de capaciteit van de dichtstbijgelegen weg is. 4.1.3 4.1.3.1
G e z o n d h e id s a n a l y s e I d e n ti fi c a t i e va n d e r e l e va nt e w i jz i g i ng e n i n het m i l i e u
Hierin wordt een overzicht gegeven van de relevante wijzigingen. Met de gegevens uit de andere disciplines kan worden nagegaan via welke weg agentia zich door de omgeving bewegen.
22
Milieueffectrapportage Discipline ‘Mens-gezondheid’-praktisch, Vlaamse gemeenschap, 2002
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
4.1.3.1. 1 SCHEIKUN D IGE
AG EN T IA
–
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.46
ATM O S F ER IS CH E P O LLU EN TE N
Mensen kunnen in contact komen met chemische stoffen die door AGT via de lucht geëmitteerd worden. In de discipline lucht werden de atmosferische emissies begroot en werden er geen parameters weerhouden voor verdere effectbeoordeling. De parameters die worden weerhouden voor verdere bespreking in de discipline mens moeten voldoen aan minstens 1 van de volgende criteria (cf. richtlijnenboek mens):
De achtergrondimmissie moet groter zijn dan 80% van de toetsingswaarde (wetenschappelijke norm of afgeleid van TLV-waarde);
De immissiebijdrage van het project moet groter zijn dan 1% van de toetsingswaarde of de huidige toestand;
Er zijn met betrekking tot de parameter reeds klachten;
Er is met betrekking tot de parameter reeds bestaande onrust bij de bevolking.
Op basis van deze criteria worden er geen parameters geselecteerd voor verdere bespreking in deel mens. 4.1.3.1. 2 FYSISCHE
GELUID
AG EN T IA
E N TR ILL ING E N
In de discipline geluid werd het omgevingsgeluid ter hoogte van de Groesbeekstraat 23 te Beveren bepaald. Op de resultaten wordt verder in dit hoofdstuk ingegaan (zie paragraaf VIII4.1.3.2). STRA LINGE N Deze agentia zijn niet relevant voor het project en worden bijgevolg niet verder besproken. LICHT
Op de site zijn verschillende lichten buiten gemonteerd om de site te verlichten. De buitenverlichting werkt met een lichtsensor, enkele zijn voorzien van een aan/uit schakelaar. VISU ELE
H INDE R
Daar de omgeving zich kenmerkt door industriële installaties en de dichtstbijgelegen woning gelegen is op enige afstand van AGT, wordt de visuele hinder van AGT op de omgeving als verwaarloosbaar ingeschat. EXTER NE
VE IL IGHE ID
Parallel aan de m.e.r.-procedure doorloopt AGT de VR-procedure die zal resulteren in een Veiligheidsrapport. Hierin wordt de veiligheid van de site onder de loep genomen en worden maatregelen voorgesteld om de veiligheid van de omgeving te waarborgen. 4. 1. 3. 1. 3 B IO LO G IS C HE
AGENTIA :
LEGIONELLABESTR IJDING
ALGE ME EN Legionella is een zuurstofminnende, staafvormige kiem die in zoet water leeft en courant wordt aangetroffen. Onder ideale omstandigheden kan de bacterie zich vermenigvuldigen en de legionairsziekte of veteranenziekte veroorzaken. Legionnaires’ disease is de bacteriële pneumonie veroorzaakt door de Legionella bacterie. De ziekte werd in 1976 voor het eerst geconstateerd na een reünie van Vietnam-veteranen in Philadelphia. Van daar ook de naam Legionella pneumophila.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.47
Legionella wordt vooral in een vochtige, waterrijke omgeving aangetroffen, waar de bacterie maandenlang kan overleven en zich verder vermenigvuldigen. Legionella pneumophila kan zich in een biofilm innestelen waardoor het beschermd is tegen externe factoren. Ze vermenigvuldigen zich uitstekend in warmwater (<50°C) en worden aangerijkt in grote warmwaterreservoirs (koeltorens, airconditioning, badwater enz.). Besmetting treedt op door de inhalatie van fijne waterdruppels die het micro-organisme bevatten (aërosolen van airconditioning, stortbad enz.). Na inhalatie wordt de bacterie in de longalveolen door de alveolaire macrofagen gefagocyteerd, waarin dan vermenigvuldiging optreedt. De patiënten vertonen koorts, hoest en thoracale pijnklachten. Gastro-intestinale, neurologische symptomen en nierinsufficiëntie treden dikwijls tijdens de evolutie op. Personen met een laag of slecht immuunsysteem zullen veel sneller en zwaarder belast worden door het inademen van aërosolen besmet met de Legionella bacteriën. Daarom worden ziekenhuizen en rusthuizen meer gecontroleerd op Legionella in hun leidingen. Rokers, bejaarden of personen met chronische longaandoeningen of patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan of corticosteroïden nemen, zijn extra vatbaar om besmet te worden. Onder normale omstandigheden komt Legionella in ons klimaat in zeer kleine hoeveelheden voor en is dan absoluut niet gevaarlijk voor onze gezondheid. Het drinken van water besmet met Legionella houdt dan ook geen enkel risico in maar wel de inhalatie van kleine waterdruppels.(vooral < 5µm). Een druppeltje van 3 µm doet er 6-7 min over om van op 2 m hoogte (douchekop) de grond te raken. Dit wil zeggen dat douchen een potentiële belangrijke risicofactor is wanneer het leidingnet met legionelle besmet is. In de medische diagnostiek dient de opsporing van Legionella specifiek vermeld te worden op het aanvraagformulier vermits de moeilijk groeiende Legionella niet kan gekweekt worden op voedingsbodems normaal gebruikt voor respiratoire monsters. De ingewikkelde kweekprocedure, het specifiek vermelden van de vraag tot het opsporen van Legionella, hebben ertoe geleid dat er ongetwijfeld een significante onderschatting bestaat van het aantal Legionella infecties. WETG EVING Op Europees vlak werd in de richtlijn 90/679/CEE met betrekking tot de bescherming van werknemers tegen de risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk uitgevaardigd. Deze richtlijn werd omgezet in federale wetgeving (In de Codex Welzijn op het werk is titel V, hoofdstuk 3 gewijd aan biologische agentia). De Vlaamse wetgeving regelt de beheersing van legionella via het legionellabesluit (Besluit Vlaamse Regering 9/02/2007, B.S. 04/05/2007). Om de groei van de bacterie in watersystemen te beperken, worden een heel aantal eisen bepaald in het Legionella besluit. LEGIO NEL LAB EHE ERS ING
BIJ
AG T
AGT heeft een beheersplan legionella opgesteld (dd. 12/07/2005). Hierin worden de beheersmaatregelen die AGT neemt te voorkoming van legionella beschreven. De installaties die een potentieel risico inhouden op de site is de doucheplaats met zijn lavabo’s en douches. Het beheersschema stelt acties vast die dagelijks/wekelijks/driemaandelijks of jaarlijks dienen te gebeuren. Hieronder worden deze opgelijst. Tabel VIII.30: Acties legionella-beheersing Dagelijkse acties
Kort spoelen koud water (tot stabiele temperatuur < 25°C)
Wekelijke acties
Temperatuursmeting warm water – maximale temperatuur (> 60°C) en tijd tot het bereiken van de maximale temperatuur noteren – spoelen met koud water. Temperatuursmeting koud water – minimale temperatuur (<25°C) en tijd tot het bereiken van de minimale tempertuur noteren.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.48
Kort spoelen met warm water – 2 minuten spoelen met 60°C – 1 minuut met 65°C – 30 seconden met 70°C. Driemaandelijkse acties
Spuien van de boiler.
Jaarlijkse acties
-
Onderhoud douchekoppen en sproeikoppen
-
Kalibreren van temperatuursmeters
-
Nagaan of het beheersplan nog actueel is
4.1.3.2
I d e n ti fi c a t i e e n kw a n ti fi c a t i e va n b l o o t st el l i n g e n b el a s ti n g
In de discipline geluid werd aan de hand van een continue immissiemeting de geluidsbelasting ter hoogte van de Groesbeekstraat 23 te Kallo bepaald. De LAeq bedroeg tijdens de dagperiode tussen 52 en 56 dB(A) (hoorbaar geluid). Tijdens de avond- en nachtperiode zakken de gemiddelde niveau’s weinig tot ca 50 dB(A). Daar tijdens deze periodes met gevoeliger is voor omgevinsgeluiden wordt dit als ‘druk’ tot rumoerig waargenomen. De WGO beschreef in zijn publicatie ‘Night noise guidelijnes for Europe’ (2009) het verband tussen het geluidsniveau ’s nachts en de waargenomen gezondheidseffecten. In tabel VIII.31 worden deze weergegeven. Tabel VIII.31: Verband tussen Lnight (buiten) en waargenomen gezondheidseffecten. Lnight (buiten)
Waargenomen gezondheidseffecten
Tot 30 dB(A)
Tot 30 dB(A) worden geen substantiële biologische effecten waargenomen, mogelijk met uitzondering van bepaalde gevoelige individuen of bepaalde situaties. Voor een doorsneebevolking is dit de waarde waaronder geen gezondheidseffecten worden waargenomen.
30 tot 40 dB(A)
In dit traject veroorzaakt het geluid onder meer de volgende effecten op de slaap: beweeglijkheid, ontwaken, zalfgerapporteerde slaapverstoring, ‘arousal’. De intensiteit van een effect hangt af van het karakter van de geluisbron en het aantal gebeurtenissen (bijvoorbeeld een vluiegtuigpassage of een voorbijdrijdende auto). Kwetsbare groepen als kinderen, chronisch zieken en ouderen zoijn gevoeliger voor deze effecten. Maar zalfd in het ongunstigste geval blijven de effecten aan de bescheiden kant.
40 tot 55 dB(A)
In de aan deze waarden blootgestelde bevolking worden negatieve gezondheiseffecten waargenomen. Veel mensen moeten hun levenswijze aanpassen aan het nachtelijk geluid. Kwetsbare gropen zijn in hoge mate getroffen.
Boven 55 dB(A)
Bij deze nachtelijke geluidsniveaus is er sprake van een bedrijving van de volksgezondheid. Negatieve gezondheidseffecten komen veel voor, een aanzienlijk deel van de bevolking rapporteert ernstige slaapverstoring. Er zijn aanwijzingen dat het risico op hart- en vaatziekten toeneemt.
De waargenomen geluidsbelasting zorgt bijgevolg voor negatieve gezondheidseffecten. De discipline geluid beschrijft daarnaast ook het aandeel van AGT in deze waargenomen omgevingsbelasting, deze is verwaarloosbaar tot zeer beperkt, milderende maatregelen zijn hier dan ook niet aangewezen.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
4.1.3.3
C o m m u ni c a ti e
NOODPLAN
COMMUNICA TIE
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.49
Communicatie tijdens uitvoeren van het noodplan wordt door de noodplancoördinator verzorgd. Het is de AGT noodplancoördinator die in eerste instantie de media (geschreven pers, radio, TV) te woord zal staan wanneer deze zich aanbieden. (eventueel in overleg met Essenscia Fedichem). In afwezigheid van de GM zal de vervanger deze taak op zich nemen. In elk geval dient de AGT noodplancoördinator altijd de globale context voor ogen te houden. Hij moet zijn medeleven tonen voor menselijk leed, en aandacht schenken aan de problemen en de verzuchtingen van getroffen medewerkers. De AGT noodplancoördinator gebruikt hiertoe Checklijst 5: “Checklijst efficiëntie crisiscommunicatie” in bijlage van het noodplan. Deze lijst helpt bij het realiseren van een goede crisiscommunicatie. KLACHT E N TE N AA N ZI EN V AN
AG T
De voorbije 5 jaar werden er geen klachten ontvangen. 4.1.3.4
B e s p r e k i ng va n d e t e ve r w a c h t e n g ev o l g e n v o or de g ez o n d he i d va n d e p o p u l a ti e i n k we s t i e pl u s v o o r st e l l i ng va n m i l de r e n d e m aa t r eg el e n
Uit de hierboven beschreven mogelijke effecten met hun beoordeling blijkt dat AGT voldoende maatregelen neemt om een verwaarloosbaar effect te veroorzaken ten opzichte van de luchtkwaliteit, geluidsbelasting, legionellablootstelling, licht, visuele hinder en stralingen. Er worden bijgevolg geen extra milderende maatregelen (naast deze in de disciplines) opgelegd. 4.1.4
Mobiliteitsanalyse
4.1.4.1
B e r e i kb a a r h ei d s p r o fi e l ( h u i di g e e n t o e kom s ti g e s i t ua t i e)
4.1.4.1. 1 HUID IGE
AUTO-
B E R E I K B A A R B E I D VA N D E S I T E
EN VR ACHT WAG E NVER KE ER
Het auto- en vrachtwagenverkeer is bereikbaar via 2 toegangspoorten aan de Land van Waaslaan. De toegang voor de bezoekers/personeel is gescheiden van de toegang voor het vrachtverkeer. De Land van Waaslaan, die een doodlopende straat is, is via Kruipin toegankelijk tot het hogere wegennet (R2 en andere autosnelwegen). OPENBAAR
V ERVO ER
De site is moeilijk bereikbaar met openbaar vervoer. De dichtstbijgelegen bushaltes van de Lijn zijn ‘Kallo Land van Waaslaan’ op een afstand van 1,8 km ten zuiden van de site en ‘Kallo Kruipin’ op een afstand van 1,8 km ten zuidoosten van de site. Fietsers en voetgangers: de Land van Waaslaan is voorzien van een fietspad zonder voetpad. 4. 1. 4. 1. 2 CAPAC I TE I T
E N I N T E N S I T E I T VA N D E G E S E L E C T E E R D E W E G E N
Methode
De capaciteit en intensiteit van een weg wordt uitgedrukt in PAE (personen-auto-equivalenten). Hierdoor wordt het mogelijk om de impact van de verschillende vervoersmiddelen onderling te vergelijken. De capaciteit van een rijstrook staat gelijk aan het aantal PAE die de rijstrook op één uur tijd kan verwerken. De minimale volgtijd tussen twee voertuigen bij goede doorstroming van het verkeer bedraagt 2 seconden. Dit houdt in dat de maximale capaciteit van één rijstrook gelijk is aan 1.800PAE/uur (uitgaand van rijstrookbreedte van 3,5 m). Externe factoren beïnvloeden dit cijfer negatief (kruispunten, smallere rijstroken, bochten, hellingen, ronde punten, … ). Er wordt uitgegaan van volgende maatvoering:
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Fiets Motorrijwiel Auto/kleine bestelwagen: grote bestelwagen/kleine vrachtwagen: bus: Zware vrachtauto
p. VIII.50
0,3 PAE 0,5 PAE 1 PAE 2 PAE 2 PAE 3 PAE
Volgende capaciteiten wordt vooropgesteld: Wegencategorie
Omschrijving
Theoretische capaciteit (PAE/u/richting)
Primair
Omlegging 2X2; beperkt aantal kruispunten
3.600
2X2 in bebouwde kom, groot aantal kruispunten
2.400
Secundair (hoofdinvalsweg)
2X1 met weinig tot geen kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers
1.500
Stedelijke hoofdstraat
2X1 groot aantal kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers
1.200
Lokale verbindingsweg, interne ontsluitingsweg
2X1 groot aantal kruispunten
1.000
Door de verhouding intensiteit/capaciteit te berekenen kunnen verkeersproblemen door overbelasting gekwantificeerd worden. Capaciteit van de geselecteerde wegen De Land van Waaslaan is een doodlopende weg 2X1 weg met weinig kruispunten maar veel toegangen voor bedrijven. De kuipin is een lokale verbindingsweg met weinig kruispunten De capaciteit van deze wegen wordt 1.200 pae/u/rijrichting beschouwd. Intensiteit van de geselecteerde wegen Er zijn geen meetposten van agentschap wegen en verkeer ter hoogte van de geselecteerde wegen (Land van Waaslaan en Kruipin). 4.1.4.2
M o b i l i te i t s p r o fi el
4 . 1 . 4 . 2 . 1 V E R K E E R S G E N E R AT I E
WERKNEMERS
Op de site van AGT zijn ca. 43 mensen tewerkgesteld waarvan 18 in dagregime en 15 in ploeg (3 ploegensysteem). De werknemers komen per fiets, wagen of moto. In de veronderstelling dat iedere werknemer met de auto van en naar het werk gaat, betekent dit tijdens het drukste uur van de dag (spitsuur) een verkeersgeneratie van 18 PAE. 4 . 1 . 4 . 2 . 2 V E R K E E R S G E N E R AT I E
VRACHTVERKEER
REFER E NTIES IT UA TIE Zoals de tabel van de modal split (tabel IV.9) al aangaf, zijn er jaarlijks ca 13.800 wegtransporten (in 2013 13.772 transporten die 9% van de overgeslagen hoeveelheid vervoert) die van en naar de site van AGT gaan. In de geplande situatie wordt er niet verwacht dat het max. aantal wegtransporten per uur zullen stijgen ten opzichte van de referentiesituatie. In 2013 waren er maximaal 12 transporten per uur, wat een maximale verkeersgeneratie van 72 PAE per uur betekent. De andere hoeveelheid overgeslagen product (91% van de totale hoeveelheid) wordt per schip (44%) of per trein veroerd (7%).
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
GEPLA NDE
p. VIII.51
SITU AT IE
In tabel VIII.32 wordt de modal split in de geplande situatie weergegeven met daarnaast het verschil ten opzichte van de referentiesituatie. De bijkomende ethyleenopslag wordt aangevoerd met schip en afgevoerd via pijpleiding. Daarnaast wordt er een bijkomende aanvoer via schepen voorzien en een bijkomende afvoer via tankwagons, schepen en pijpleiding. In de geplande overslag wordt er procentueel méér scheepstransport en minder trein- en wegtransport voorspeld. In absolute cijfers wordt het transport per schip, trein en pijpleiding verhoogd. Het wegtransport blijft gelijk. Tabel VIII.32: Modal split in de geplande situatie transporten/ Vervoers modi jaar (verschil ref. sit.) in
uit
Tankwagen
13.775 (+0)
-
263.742
Schip / coaster Zeeschip Lichter
n.b.
2.333.293
465.546
Tankwagon Pijpleiding Totaal
in+uit
in+uit Procentueel van de verschil met overgeslagen hoeveelheid referentiegeplande sit verschil ref. situatie
263.742
0
2.798.839
1.499.041
Overgeslagen hoeveelheid
5%
-4%
49% 5%
7.982 (+ 3.726) 18.564
4 . 1 . 4 . 2 . 3 I M PA C T
78.852
281.810
434.697 2.846.842
1.831.075 2.842.173
VA N D E T R A N P O R T E N VA N
AGT
360.662 2.265.772 5.689.015
166.667 1.059.954 2.725.091
6% 40% 100%
-1% 0%
O P H ET WEGVERKEER
Na het schetsen van het bereikbaarheidsprofiel enerzijds en het mobiliteitsprofiel van AGT anderzijds, wordt het gegenereerde verkeer van AGT op het drukste moment van de dag (spitsuur voor werknemers + maximaal vrachttransporten) bekeken. De totale worst case verkeersgeneratie bedraagt 90 PAE/uur of ca. 7,5% van de vooropgestelde capacteit van de weg, dit zowel voor de referentie als de toekomstige situatie.
4.2
REKENING HOUDEND MET DE BESCHOUWDE WORST CASE SITUATIE, HET REEDS MAXIMAA L BENUTTEN VAN HET SPOORWEGVERKE ER EEN SCHEEPVAART, IS DE IMPACT VAN HET WEGVE RKEER OP DE TOTALE WEG AANVAARDBA AR.O PPERVLAKTEWATER
AGT loost geen bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. Hierdoor zijn effecten op oppervlaktewater niet aan de orde. In onderstaande paragraaf wordt kort ingegaan op de verplichting vanuit de verordening hemelwater (5/07/2013). De verordening hemelwater bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden. Als gevolg van het voorliggende project zullen er verharde oppervlakten bijkomen (vb T03). Het hemelwater dat op de bijkomende verharde oppervlakten valt, zal worden geïnfiltreerd door grondinsijpeling ter hoogte van de niet verharde oppervlakten ernaast. Waarna dit hemelwater uiteindelijk terugvloeit naar het dok.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
VIII. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV p. VIII.52
AGT gebruikt enerzijds leidingwater voor sanitaire doeleinden en dokwater als koelwater. Het algemeen uitgangsprincipe van de verordening wordt bijgevolg gevolgd. Door infiltratie wordt het hemelwater naar de dokken afgevoerd en het dokwater wordt ingezet als koelwater.
4.3 4.3.1
BODEM EN GRONDWATER Aanlegfase
Tijdens de aanlegfase zal ter hoogte van de nieuwe ingeterpte houders een laag van ca. 1 m grond worden afgegraven. Gezien er op dit deel van het terrein nog geen activiteiten werden uitgevoerd, wordt verondersteld dat er geen bodemverontreiniging aanwezig is. Uiteraard dient de procedure van het grondverzet gevolgd te worden. De geplande bemaling ter hoogte van de nieuwe pompplaten bij de ingeterpte houders, zal enkel plaatsvinden gedurende de aanlegfase en heeft enkel de bedoeling om lokaal het grondwaterniveau te verlaging zodat de bouwwerkzaamheden mogelijk zijn. Gelet op het tijdelijk karakter en het feit dat er geen verontreiniging in de omgeving van deze zone gekend is, wordt de impact van deze bemaling als niet significant beschouwd. 4.3.2
Exploitatiefase
AGT exploiteert diverse opslageenheden die beschouwd worden als risico-inrichtingen m.b.t. het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging. In paragraaf IV3.2 is reeds aangegeven welke bodembeschermende maatregelen AGT heeft voorzien om het risico op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Tijdens een oriënterend bodemonderzoek werd een verontreiniging aan minerale olie vastgesteld die afkomstig is van een bovengrondse dieseltank met verdeelslang. Gezien het uitgraven van de verontreinigde zone niet mogelijk is, wordt een monitoringsprogramma opgesteld. De uitgevoerde bodemonderzoeken tonen wel aan dat indien de gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en gemanipuleerd op en binnen terreingedeelten die hiertoe geschikt zijn (zoals in de regel het geval is), de activiteiten geen aanleiding geven tot bodem- en/of grondwaterverontreiniging. Voor de nieuwe installaties en opslagvoorzieningen worden gelijkaardige bodembeschermende maatregelen voorzien. Er kan dan ook gesteld worden dat de risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. de exploitatie van zogenaamde risico-inrichtingen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
IX. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN
IX GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
IX. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. IX.1
Gelet op de ruimtelijke situering van de site (meer bepaald de afstanden tot de lands en gewestgrenzen (zie deel II §1)) en gelet op de aard van de activiteiten en de betrokken stoffen, zijn significante grensoverschrijdende effecten op mens en milieu niet te verwachten en is het niet noodzakelijk informatie daaromtrent over te maken aan de bevoegde autoriteiten vermeld in art. 4.5.2, §4 van het DABM.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
X. LEEMTEN IN DE KENNIS
X
LEEMTEN IN DE KENNIS
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
X. LEEMTEN IN DE KENNIS
1.
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. X.1
L UCHT
De emissies van de geplande situatie konden uiteraard nog niet vastgelegd worden op basis van metingen. De emissies in de geplande situatie werden ingeschat op basis van een extrapolatie van de huidige emissies. Hierbij werd een worst case inschatting gevolgd. Bij verschillende emissiebronnen zijn geen meetgegevens gekend. In dit geval werd gewerkt met emissiefactoren komende uit de literatuur (fakkelemissies, dieselmotoren).
2.
G E L UI D
E N TR I L L I NGE N
Het in te zetten werfmaterieel en de emissiegegevens ervan zijn een leemte in de kennis. Er werd een aanname verondersteld van werfmaterieel die maximaal kan aanwezig zijn op de werf. De veronderstelde emissiegegevens komen uit de literatuur. De nieuwe geluidsbronnen werden ingeschat op basis van reeds aanwezige geluidsbronnen.
3.
F AUNA
E N FL OR A
Verstoringsgevoeligheid is afhankelijk van het habitattype van de soort, de omvang van hun territorium en de schuwheid van de soort. In de discipline fauna en flora zijn algemene literatuurgegevens gebruikt.
4.
O V ER I GE
DI S CI PL I NE S
-
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
XI. POSTMONITORING EN -EVALUATIE
XI POSTMONITORING EN -EVALUATIE
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
XI. POSTMONITORING EN -EVALUATIE
1.
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. XI.1
L UCHT
Alle wettelijke verplichtingen inzake het meten van atmosferische emissies moeten verder uitgevoerd worden (LDAR-programma, stookinstallaties, dieselmotoren).
2.
O V ER I GE
DI S CI PL I NE S
-
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
XII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
XII INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
XII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
1.
S Y NT HE SE
p. XII.1
V AN DE E FFE CTE N
In de eindsynthese worden de significante effecten voor de verschillende disciplines, die kunnen optreden als gevolg van uitvoering van het project, samengevat. De elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoetst zijn gebundeld in §2.
1.1
LUCHT
De exploitatie van de opslagterminal van AGT gaat gepaard met verschillende atmosferische emissies. De emissiebronnen die besproken en begroot werden zijn de Dockwaterheaters, water/glycolheaters en dieselmotoren die typische verbrandingsemissies uitstoten. Daarnaast zijn er nog de fakkel en de lekverliezen van de apparaten die typische VOS-emissies uitstoten. Deze emissies werden begroot in het MER zowel voor de huidige als de geplande situatie. Deze begrootte emissie was lager dan de drempelwaarde in het IMJV en wordt uitgestoten met karakteristieken die geen verre verspreiding veroorzaken. In omgeving zijn geen kritiche parameters op te merken en zijn ook geen belangrijke gevoelige risicogroepen aanwezig. Bijgevolg worden de effecten naar de omgeving verwaarloosbaar verondersteld. De transportemissies door AGT werden door CAR-vlaanderen vanuit de transportgegevens berekend. De immissies door deze transportemissies zijn te verwaarlozen.
1.2
GELUID EN TRILLINGEN
Op basis van de immissiemetingen, emissiemetingen en overdrachtsberekeningen wordt in de effecteboordeling van discipline geluid en trillingen dat het specifiek continu geluidsniveau van AGT te Beveren in de huidige en in de toekomstige situatie voldoet aan de bepalingen conform VLAREM II. Daarnaast worden de effecten veroorzaakt door het Lsp van de reeds vergunde en geplande geluidsbronnen t.h.v. de Vlarembeoordelingspunten als volgt samengavat: HUIDIGE
E N GE PLA NDE S IT UA TIE: GEL U IDSBRO NNE N BE SC HOU WD A LS E EN B ES TAA NDE INR ICHT ING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de bestaande bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 30 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het opgemeten achtergrondniveau (Ltotaal) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Loorspr of Lvoor (=Ltotaal – Lsp AGT bestaand+nieuw) bedraagt eveneens 48-49 dB(A), hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3). Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. HUIDIGE
S IT UA TIE: GEL U IDSBR ONNE N BE SCHO UWD AL S EE N NIE UWE INR ICHTING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 11 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
XII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. XII.2
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3). Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. GEPLA NDE
SITU AT IE : G EL UIDS BRO NNE N BE SCHOU WD ALS EE N NIEU WE INR ICHTING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 29 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3). Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. MILDERE NDE
MAATREGEL EN
In de huidige als geplande situatie bestaat er geen probleem met betrekking tot het respecteren van de door Vlarem II opgelegde richtwaarden voor bestaande inrichtingen en grenswaarden voor nieuwe inrichtingen. Ter hoogte van de Vlarem-beoordelingspunten gelegen in het industriegebied rondom de inrichting bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0 of -1, m.a.w. AGT te Beveren oefent hier een verwaarloosbaar tot zeer beperkt effect uit op het geluidsklimaat. Er zijn geen randvoorwaarden die aangeven dat er zich een probleem kan stellen, milderende maatregelen zijn hier dan ook niet aangewezen. Ter hoogte van het Vlarem-beoordelingspunt binnen het woongebied van Kallo bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0. Het effect is verwaarloosbaar en milderende maatregelen zijn niet nodig.
1.3
FAUNA EN FLORA
Effecten door biotoopverlies, rustverstoring en verzurende depositie werden geanalyseerd voor het voorgenomen project van AGT. Op basis van deze effectenanalywe kan worden aangenomen dat er ten aanzien van het vogelrichtlijngebied en het IVON-gebied geen aanzienlijke effecten zullen optreden. BIOTOO PVE RLIES De gekoelde opslag situeert zich ter hoogte van een grazige zone, met geringe biologische waarde (opp. ca 1,5 ha), waardoor het biotoopverlies als gering negatief te beoordelen is (-1). De ingeterpte cylindrische houders worden gebouwd ter hoogte van de biologisch waardevolle zone, deels bestaande uit ruigtevegetaties en deels uit bosopslag van berk en wilg. De totale oppervlakte bedraagt ca. 3 ha, waarvan ca. 1 ha bebost is. Dit biotoopverlies wordt beschouwd als een significant negatief effect (-2). Na dit ruimtebeslag blijft er nog een restzone aan bosopslag en ruigtevegetatie behouden aan de zuidrand van het terrein, langs de weg Kruipin. Door de uitbreidingsplannen gaan bijgevolg niet alle biologisch waardevolle vegetaties op de site verloren. Bij de uitbouw van de steiger in het zuidelijk insteekdok treedt geen biotoopverlies op.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
XII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
p. XII.3
RUS TVER ST ORING
Op basis van de geluidscontourenkaart (zie deel geluid en trillingen) kan worden afgeleid dat er geen hoge geluidsniveaus (>45 dB(A)) te verwachten zijn tot in de randzone van het havengebied (Steenlandpolder) door de activiteiten op de site AGT. Bijgevolg is de rustverstoring door het bedrijf AGT in de huidige toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. De transporten van en naar het bedrijf AGT hebben slechts een zeer beperkte bijdrage aan het omgevingsgeluid ter hoogte van de aangrenzende wegen. In die zin is rustverstoring door het verkeer verwaarloosbaar (0) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden op grotere afstand tot het bedrijf. De aanlegwerken kunnen aanleiding geven tot verhoogd geluidsniveau in de omgeving van het bedrijf AGT. Deze verhoogde geluidsniveaus nemen af met de afstand tot het bedrijf en zullen tot op een afstand van 335 m meer dan 45 dB(A) bedragen. Binnen deze invloedszone komen geen belangrijke zone voor vogels voor. De geluidstoename die tijdelijk zal optreden ten gevolge de aanlegwerken zal hierdoor geen rustverstoring voor vogels teweegbrengen. De effecten zijn verwaarloosbaar (0). In de toekomstige situatie is er een geluidstoename door de activiteiten op de site te verwachten, maar deze verhogingen geven geen waarden hoger dan 45 dB(A) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden (Steenlandpolder), zie geluidscontourenkaart in de geplande toestand. Bijgevolg zijn er geen nadelige effecten door rustverstoring voor avifauna te verwachten door de uitbreiding op de site AGT. De effecten door rustverstoring in de geplande toestand zijn evenals in de huidige situatie verwaarloosbaar (0) ingeschat en dit zowel voor de werking van het bedrijf als door de transporten (er is geen toename van transporten). VERZUR ENDE
DE POS IT IE
De uitstoot van NOx en SO2 door het bedrijf AGT in de huidige toestand is echter zeer beperkt, zodat de bijdrage aan de omgevingswaarden als verwaarloosbaar kan beschouwd worden (er werden geen berekeningen uitgevoerd). De huidige bijdrage van het bedrijf AGT aan de verzuring van vegetaties wordt als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. De tijdelijk verhoogde luchtemissies worden als verwaarloosbaar beschouwd en geven geen aanleiding tot nadelige effecten van verzuring in de aanlegfase. De effecten zijn verwaarloosbaar ingeschat (0). Door de geplande uitbreiding bij het bedrijf AGT worden geen belangrijke verhogingen van de luchtemissies van NOx en SO2 verwacht, noch door de verhoging van de opslagcapaciteit noch door verkeer. De effecten van verzuring door het bedrijf AGT zijn ook de geplande toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen.
1.4 1.4.1
OVERIGE DISCIPL INES O p p e rv l a k t e wa t er
Het algemeen principe de verordening hemelwater werd getoetst aan de exploitatie van AGT. Het hemelwater van AGT wordt geïnfiltreerd door grondinsijpeling waardoor dit hemelwater afvloeit naar het dok. Het dokwater wordt ingezet als koelwater. Het algemeen principe van de verordening hemelwater wordt gevolgd. 1.4.2
Mens
GEZO NDH EI DS EF FEC TE N Uit de effectbeoordeling in discipline mens blijkt dat AGT voldoende maatregelen neemt om een verwaarloosbaar effect te veroorzaken ten opzichte van de luchtkwaliteit, geluidsbelasting, legionellablootstelling, licht, visuele hinder en stralingen. Er worden bijgevolg geen extra milderende maatregelen (naast deze in de disciplines) opgelegd.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
XII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
p. XII.4
MOBIL ITE IT Na het schetsen van het bereikbaarheidsprofiel enerzijds en het mobiliteitsprofiel van AGT anderzijds in discipline mens, wordt het gegenereerde verkeer van AGT op het drukste moment van de dag (spitsuur voor werknemers + maximaal vrachttransporten) bekeken. De totale worst case verkeersgeneratie bedraagt 90 PAE/uur of ca. 7,5% van de vooropgestelde capacteit van de weg. Rekening houdend met de beschouwde worst case situatie, het reeds maximaal benutten van het spoorwegverkeer een scheepvaart, is de impact van het wegverkeer op de totale weg aanvaardbaar. 1.4.3
B o d e m e n g ro n d wa t e r
In de discipline bodem en grondwater werd zowel de aanlegfase als de exploitatiefase beschouwd. De bronbemaling van de aanlegfase wordt gezien het tijdelijk karakter en het feit dat geen verontreiniging in de omgeving van deze zone gekend is, als niet significant beschouwd. Het afgraven van de grond gebeurt waar er nog geen activiteiten worden uitgevoerd, hierdoor wordt er verondersteld dat deze bodem niet verontreinigd is. De huidige en geplaande opslagvoorzieningen zijn voorzien van bodembeschermende maatregelen. De risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging zijn afdoende beheerst.
2.
E L E M E NT E N
TE N BE HOEV E V AN DE WATE RT OE TS
In onderstaande tabel wordt de (www.watertoets.be) weergegeven.
vraagstelling zoals opgenomen in het watertoetsinstrument
Voor de vragen die met ja beantwoord worden, wordt verwezen naar de verschillende onderdelen van dit MER welke de nodige gegevens bevatten om de watertoets te vervolledigen en/of een uitspraak te doen over het betrokken aspect.
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014
PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: KGD+OMER_EV
XII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE
p. XII.5
Vraagstelling www.watertoets.be (zie technisch luik)
Antwoord
Wordt in het project een stuk grond verkaveld?
Nee
Worden in het project gebouwen voorzien?
Nee
Worden in het project ondergrondse constructies voorzien?
Nee, enkel deels verzonken ingeterpte bullets
Worden in het project verhardingen voorzien?
Ja, nieuwe aanlegsteiger
Is de lozing op het rioleringsstelsel, oppervlaktewater of grondwater een ingedeelde ingreep ?
Ja, lozing van koelwater in de dokken + bemaling tijdens aanlegfase
Wordt in het project een buffer- of infiltratievoorziening voor de opvang van oppervlakte- en hemelwater voorzien?
Nee, geen infiltratievoorziening voorzien, wel wordt het hemelwater via grondinsijpeling geïnfiltreerd in de bodem
Wordt in het project bodemvreemd materiaal opgeslagen of gestort?
Nee
Wordt in het project een vegetatiewijziging doorgevoerd?
Ja, er worden bomen gekapt
Wordt in het project het reliëf van het terrein gewijzigd (ophoging, uitdieping, uitgraving of aanvulling)?
Ja, ingeterpte bullets
Is de grondwaterwinning een ingedeelde ingreep?
ja (bronbemaling)
Wordt door de uitvoering van het project een nieuw knelpunt voor vismigratie gecreëerd of wordt er een bestaan knelpunt in stand gehouden?
Nee
Worden door de uitvoering van het project de mogelijkheid voor migratie van fauna op de oever, of de mogelijkheid voor de fauna om uit het water te geraken beperkt?
Nee
Wordt door de uitvoering van het project de structuurkwaliteit van de waterloop aangetast?
Nee
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
PROJECT-MER UITBREIDING
Figuren, bijlagen
XIII NIET TECHNISCHE SAMENVATTING
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
Niet technische samenvatting Project - MER Uitbreiding van de site te Kallo AGT NV
AGT NV LAND VAN WAASLAAN 3 9130 KALLO
UITGAVE : OKTOBER/2014 REF. :
ESM14030038 – KVH – MER
REVISIE:
NTS_OMER
Sertius CVBA Environmental & Safety Services Kantoor Gent Deinsesteenweg 114 B-9031 Drongen (Gent)
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
INHOUD 1.
BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN HET PROJECT ........................................................................................... 5
2.
RUIMTELIJKE SITUERING .......................................................................................................................... 5
3.
REFERENTIESITUATIE................................................................................................................................ 6
4.
GEPLANDE SITUTATIE ............................................................................................................................... 7
5.
MILIEUASPECTEN ..................................................................................................................................... 7
6.
ALTERNATIEVEN ....................................................................................................................................... 8
7.
EVALUATIE VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN VERBONDEN AAN HET PROJECT.................................. 9 7.1.
Lucht................................................................................................................................................. 9
7.1.1. 7.1.2. 7.1.3.
7.2.
Geluid en trillingen ............................................................................................................................ 9
7.2.1. 7.2.2. 7.2.3.
7.3.
AFBAKENING EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ...................................................................................................9 EFFECTBEOORDELING .................................................................................................................................... 10 MILDERENDE MAATREGELEN ........................................................................................................................... 11
Fauna en Flora ................................................................................................................................ 11
7.3.1. 7.3.2. 7.3.3.
7.4.
AFBAKENING EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ...................................................................................................9 EFFECTBEOORDELING ......................................................................................................................................9 MILDERENDE MAATREGELEN .............................................................................................................................9
AFBAKENING EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ................................................................................................. 11 EFFECTBEOORDELING .................................................................................................................................... 11 MILDERENDE MAATREGELEN ........................................................................................................................... 12
Overige disciplines .......................................................................................................................... 12
7.4.1. 7.4.2. 7.4.3.
MENS ....................................................................................................................................................... 12 OPPERVLAKTEWATER .................................................................................................................................... 13 BODEM EN GRONDWATER............................................................................................................................... 13
FIGUREN Figuur II.1
Weergave van de ruimtelijke bestemming in de ruime omgeving rond AGT (gewestplan inclusief wijzigingen GRUP)
2
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.
3
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
EXTER NE
Revisie: NTS_OMER
DESKU NDIGEN
M ER -c o ö rd in a t i e
d is c ip lin e lu c h t
K atr i en Va n H aec ke A n ne-M ar i eke C ool s
Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/643/V1 einddatum erkenning: 11/05/2015 Bijgestaan door: Anne-Marieke Cools, Sertius cvba
Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/705-V1 einddatum erkenning: onbepaalde douur
D i s c ip l in e fa u n a en F lo ra
d is c ip lin e g e lu id
Mi a Janssen
Sven Loridan
Milieustudies M. Janssen Kastanjelaan 13 3052 Oud-Heverlee e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-372/V-5 inddatum erkenning: onbepaalde duur
dBA-plan Poststraat 1 b03 3590 Diepenbeek e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: AMV/ERK/MER/EDA - 798 einddatum erkenning: onbepaalde duur
4
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
1.
Revisie: NTS_OMER
Bek n o p t e b es c h r ij v in g v a n h e t p r o j ec t
AGT NV te Kallo (Beveren) is een een terminal voor de op- en overslag van LPG (Liquefied Petroleum Gas). Propaan, propyleen, butaan en 1,3-butadieen wordt er opgeslagen in enerzijds opslagtanks (drukopslag in sferen of ingeterpte houders en gekoelde atmosferische opslagtanks).. De huidige exploitatievergunning van AGT NV dateert van 21 oktober 2010 en dit voor een termijn eindigend op 21 oktober 2030. AGT NV wenst echter haar installaties uit te breiden. Error! Reference source not found. wenst enerzijds haar opslagcapaciteit te verhogen met 8 bijkomende ingeterpte horizontale cilindrische houders en 1 gekoelde houder, anderzijds wenst AGT NV enkele ondersteunende installaties uitbreiden. Het milieueffectenrapport heeft tot doel om de mogelijke milieu-impact van de huidige en geplande activiteiten in kaart te brengen. M. E .R. - P L I C H T
V AN HET PROJ ECT
AGT is m.e.r.-plichtig volgens Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Error! Reference source not found. valt na uitbreiding onder volgende indeling van bijlage II van het besluit: 6c) Opslagruimten voor aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton tot 200.000 ton; de huidige opslagcapaciteit is 80.837 ton. Na uitbreiding wordt dit 125.885 ton. De drempelwaarde van 100.000 ton wordt bijgevolg door de uitbreiding voor de eerste keer overschreden. Hierdoor moet AGT NV een MER opmaken. Er kan echter een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de MER-plicht ingediend worden, AGT NV kiest er echter voor een MER op te maken. VERDERE
B ESL U ITVOR MINGSP ROCE S
Het goedgekeurd MER zal deel uitmaken van de aanvraag ‘uitbreiding van de milieuvergunning voor de activiteiten van Error! Reference source not found. gelegen aan de Land van Waaslaan 3, 9130 Kallo’. Voor dit project is eveneens een stedenbouwkundige vergunning vereist.
2.
Ru i m t e lij ke s i tu er in g
AGT NV is gelegen te Kallo, gemeente Beveren, in de industriezone van het Linkerschelde-oevergebied, officieel de Waaslandvlakte genoemd. Het bedrijf beschikt over een terrein van ongeveer 26 hectare. In het westen grenst AGT NV aan de Land van Waaslaan, in het zuiden aan het Kruipin en Luiknatie (overzijde Kruipin), in het oosten aan het terrein van ADPO en Rhenus Ocean; in het noord-noordoosten aan het Zuidelijke Insteekdok en een klein gedeelte aan het Waaslandkanaal. GEWE STP LA N
EN
G RUP
De zone rond AGT NV wordt enerzijds bepaald door het gewestplan en door het GRUP ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ (datum goedkeuring: 16/12/2005). In figuur II.1 is een uittreksel uit het gewestplan opgenomen waarop AGT NV is aangeduid samen met de wijziging van het gewestplan door het GRUP. De inrichting is gelegen in een industriegebied. AGT is gelegen in een zone, die bij het begin van de ontwikkeling van het industriegebied op de Linkerschelde-oever door DOLSO gedefinieerd werd als LPG-zone. Dit wil zeggen dat binnen deze zone LPG verhandeld (opslaan en laadlosoperaties) mag worden. Deze zone werd ingesteld naar analogie met de LPG zone in Zeebrugge en bewaakt een minimale afstand (1.500 m) tot de bestaande woonwijken.
5
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
BEWO NING In de onmiddellijke omgeving van de inrichting bevinden zich geen belangrijke woonzones. Het meest nabijgelegen gebied met woonfunctie is de dorpskern van Kallo, met 2.200 inwoners (ref. BNIP AGT oktober 2012). Deze is gelegen op ongeveer 1.800 meter van de oostelijke terreingrens. Binnen 3 km rond AGT zijn geen andere gebieden met woonfunctie gelegen. BEDR IJVE N Daar AGT gelegen is in de haven van Antwerpen zijn in de onmiddelijke omgeving van AGT NV verschillende industriële vestigingen gelegen. SPEC IAL E
BE SCHER MI NG S ZON ES
In oostelijke richting op ongeveer 3 km van de terreingrens van AGT is een habitatrichtlijngebied gelegen ter hoogte van de Linkerschelde-oever aan het Fort. AGT is gelegen in het vogelrichtlijngebied dat zich uitstrekt over de Linkerscheldeoever tot in Kallo. NATU UR RES ERV AT EN, R AMSA RGEB IE DEN
EN
VE N-G E B I E D E N
Het dichtstbijgelegen VEN-gebied (Golf Beveren, nr. 243) is gelegen op een afstand van 1,6 km ten oosten van de site. Binnen de straal van 5 km rondom de site zijn noch erkende, noch Vlaamse natuurreservaten aanwezig. Het gebied ‘De schorren van de Beneden Schelde’ behoort tot 1 van de Ramsargebieden die in Vlaanderen gelegen zijn. Dit gebied is gelegen op een afstand van 5 km ten noorden van AGT.
3.
Ref er en ti es i tu a t ie
Het terrein van AGT kan ingedeeld worden op basis van de uitgevoerde activiteiten: DE
O PSL AG ZO NES VO OR VLO EIB AR E G AS SE N
De opslagzone bestaat uit: DE
8 sferen onder druk (13,7 barg). Deze hebben een volume van 8*3.300 m³ en kunnen propyleen, propaan, butaan of 1,3-butadieen bevatten. 4 ingeterpte houders (4*3.000 m³) en kunnen ook propyleen, propaan, butaan of 1,3 butadieen bevatten. 2 atmosferiscbe gekoelde opslag (2*50.000 m³) en kunnen ook dezelde stoffen bevatten.
VE RLA D ING S ZO NE VOO R H ET LA DE N E N LO SSE N VA N T A NK WA GE NS E N T AN K WAGO N S.
Er zijn momenteel 4 laadstations voor tankwagens (uitgerust met één laadarm) en 4 laadstations voor tankwagons op de site aanwezig. DRIE BE ST AA N DE AA NL AN D IN GS FACI LI TE ITE N: G ROT E ZE E STE IG ER, K LE IN E (INT ER N GE NA AMD: MA IN JE TT Y, S ECO NDARY JE TT Y EN B A RGE JET TY)
ZEES TE IGE R, L ICHTE RS TE IGER
-
De hoofdsteiger (Main Jetty) is voorzien voor schepen die drukproduct of product bij atmosferische druk in gekoelde toestand vervoeren. Aan deze steiger kunnen zeeschepen, maar ook kustschepen en lichters behandeld worden. Aan de kleine zeesteiger (secondary jetty) kunnen lichters of kustschepen voor drukproduct of gekoeld product worden behandeld. De steiger is voorzien voor behandeling van kustschepen. De barge jetty is van het 'vinger'-type, zodat gelijktijdig twee lichters kunnen aanmeren. De transfers naar de lichtersteiger gebeurt door de pompen van de sferen.
6
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
DE
NU TSVO OR ZI EN I NGE N (FA KK EL, ST IK STO F,
Revisie: NTS_OMER
…) .
Een afgasbehandeling is bij AGT aanwezig onder de vorm van een fakkelsysteem met rookloze verbranding dat enerzijds alle afval-processtromen en anderzijds alle occasionele door veiligheids- of overdrukkleppen (enkel van de ingeterpte tanks) afgelaten product verzamelt. De odorisatie-installatie gebruikt ethylmercaptaan als odorisatieproduct. AGT is uitgerust met een stikstofinstallatie voor het spoelen van schepen, tankwagons of –wagens. Er is een waterbehandelingssysteem aanwezig om organische vervuiling van microbiologische of macrobiologische oorsprong te verwijderen uit condensorpijpen. Hiervoor wordt aan het water een behandelingsproduct (antifouling) toegevoegd. Het betreft een discontinu programma met een zomer- en winterregime. ALGE ME NE DIENST EN Bluswaternet Dokwaterheaters om dokwater op te warmen wanneer deze onder de 5°C daalt Water/glycolheaters om propaan of propyleen op te warmen. Noodgeneratoren
4.
G ep la n d e s it u t a t i e
AGT wenst de gasterminal uit te breiden met:
5.
een bijkomende hoofdsteiger, uitbreiding van de ingeterpte opslag met 8 tanks van elk 3 500 m3. Deze houders worden voorzien voor de opslag van gassen in de C3-C4 koolwaterstoffenreeks, zoals propaan, propyleen, butaan; een bijkomende tank voor gekoelde opslag van C2 (ethyleen of ethaan). Voor koeling van het product worden 2 compressoren en 4 warmtewisselaars voorzien; een derde spoor met 2 laadplaatsen voor tankwagons, aangelegd naast de bestaande laadplaatsen, hiervoor worden eveneens twee nieuwe weegbruggen en twee extra boosterpompen voorzien; een extra fakkel, boosterpompen voor nieuwe pijpleidingen, een aardgasreduceerstation, een stikstofreduceerstation, extra noodgenerator met bijhorende dieselopslag (T13), vervanging van de bestaande dieseltank T10 door een nieuwe en grotere tank, 2 extra bluswaterdiesels, 2 bijkomende koelwaterpompen.
M il i eu a s p e c t en
WAT ERHU ISHO U DI NG AGT NV beschikt over de volgende bronnen van water: - Leidingwater - Dokwater - Hemelwater Het leidingwater wordt gebruikt voor de sanitaire voorzieningen en om schepen te bevoorsaden. Het sanitair afvalwater wordt via de septische put in het dok geloosd. Hemelwater op de verharde oppervlakten wordt afgevoerd en vloeit via grondinsijpeling terug naar het dok. Het dokwater wordt ingezet als koelwater of om op te warmen. Dit water wordt terug geloosd in het dok.
7
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
RISIC OACT IV ITE IT EN
Revisie: NTS_OMER
MB T BODE M- EN GR ONDWA TERV ERO NTR EINIGING
Op de site zijn verschillende risico-activiteiten m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging (dieselgeneratoren, opslag van producten, stookinstallaties) aanwezig. Om bodem en grondwater te beschermen werden bodembeschermende maatregelen genomen (vb. inkuipingen). Op de sitte werd een verontreiniging met minerale olie in het vaste deel van de bodem en grondwater vastgesteld (afkomstig van een bovengrondse dieseltank met verdeelslang). Een bodemsaneringsproject werd uitgewerkt maar kon door complexiteit van ondergrondse kabels en leidingen niet uitgevoerd worden. Daarna is overgegaan tot een wijziging door staalname (na goedkeuring van OVAM). LUCHTE MISS IE S De luchtemissies bij AGT worden als volgt gedefinieerd: - Geleide verbrandingsemissies vanuit dock water heaters, water/glycolheaters en dieselmotoren - Verbrandingsemissies en VOS-emissies vanuit de fakkel - Fugitieve VOS-emissies Deze emissies werden begroot in het MER. Voor elk van de beschouwde parameters is het jaartotaal lager dan de drempelwaarde in IMJV. GELUIDS EMIS S IES De voornaamste geluidsbronnen van AGT zijn de buiten opgestelde installaties.
6.
Al t er n a t iev en
Het project omvat de uitbreiding van de opslagcapaciteit en de bijhorende overslagvoorzieningen. Het nulalternatief wordt in het MER besproken en behelst het behoud van de huidige, nu vergunde situatie. Dit zou betekenen dat AGT de uitbreiding niet verwezenlijkt. Hierdoor zal AGT NV niet strategisch gewapend zijn voor de toekomstige opslagcapaciteit voor verschillende gassen. Door deze uitbreiding kan AGT NV meewerken aan de ontwikkeling van de industrie op de Linkerschelde-oever en kan het zijn deskundigheid op het gebied van gasopslag en –overslag aanwenden. Wanneer AGT de geplande uitbreidingsprojecten niet kan uitvoeren, zal dit hoogstwaarschijnlijk elders in Vlaanderen gebeuren op een plaats waar geen zone afgebakend werd voor opslag en overslag van LPG. AGT NV is gelegen in een zone die door DOLSO gedefinieerd werd als LPG-zone. Hierdoor wordt een minimale afstand van 1.500 m bewaakt ten opzichte van bestaande woonwijken. Het nulalternatief wordt tevens als referentiesituatie in het kader van dit project-MER beschouwd. De milieuimpact van de referentiesituatie wordt als dusdanig beschreven bij de verschillende disciplines. In het MER wordt de goede ligging door de directe verbiningen met het spoor, de belangrijke verkeersassen en de opportuniteiten voor het inkoppelen op bestaande en/of nieuwe pijpleidingen. Daarnaast is de ligging aan waterwegen ideaal voor het efficiënt aanvoeren van gassen. Daarom wordt een nieuwe locatie niet in overweging genomen. De uitvoeringsalternatieven worden in het MER beschreven. Gekoelde opslag is het meest economisch haalbaar bij grote opslagvolumes van stoffen die bij omgevingstemperaturen de gasfase hebben en die een vlampunt hebben lager dan 0°C. Indien de volumestromen geringen zijn van omvang en/of de beschikbaarheid van het gasvormig medium binnen korte tijdspanne noodzakelijk is, dan is het economischer om in plaats van gekoelde of cryogene opslag voor drukopslag te kiezen. Het technisch uitvoeringsalternatief voor ingeterpte houders is opslag in bovengrondse sferische houders. De keuze voor ingeterpte houders is gesteund op volgende punten:
8
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
Vermijden van bleve, bescherming tegen externe invloeden als hittestraling, drukgolven als gevolg van een explosie, bescherming tegen rondvliegende objecten, efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte en de ondergrondse houders bieden het voordeel van een constante winter- en zomertemperatuur. Daarbij komt dergelijke opslag gunstig uit voor wat betreft esthetische aspecten, vermits enkel de ‘terp’, ‘mount’ of heuvel zichtbaar blijft. De nieuwe houders zullen een groter volume hebben dan de reeds bestaande. Er werd voor dit uitvoeringsalternatief gekozen omwille van operationele redenen als gevolg van de volumes die per schip worden aangevoerd. Ten opzichte ven een sferische houder is het economische volume bij dergelijke houders immers kleiner omdat een percentage ‘dode ruimte’ of een hoeveelheid product niet aan het nominale debiet kan worden uitgepompt. Voor de checklist inzake toepassen BBT wordt verwezen naar bijlage II van het MER.
7.
Ev a lu a ti e v a n d e m o g el ij ke m i li eu ef f ec t en v er b o n d e n a a n h e t p r o j e c t
In het MER werd onderzoek verricht naar de mogelijke milieueffecten verbonden aan de huidige en toekomstige activiteiten. 7.1. Lucht 7 . 1 . 1 . A f b a k e n i ng e n r e i k w i j d te v an he t o n de r z o e k Uitgaande van de emissies verbonden aan de op- en overslagactiviteiten en aan het transport van en naar de site, worden binnen de discipline lucht de geplande emissies begroot en de PBP aangeduid. Indien er PBP worden vastgesteld, wordt een kwantitatieve impactbepaling uitgevoerd. 7 . 1 . 2 . E f fe c t b e o or d el i ng De exploitatie van de opslagterminal van AGT NV gaat gepaard met verschillende atmosferische emissies. De emissiebronnen die besproken en begroot werden zijn de Dockwaterheaters, water/glycolheaters en dieselmotoren die typische verbrandingsemissies uitstoten. Daarnaast zijn er nog de fakkel en de lekverliezen van de apparaten die typische VOS-emissies uitstoten. Deze emissies werden begroot in het MER zowel voor de huidige als de geplande situatie. Deze begrootte emissies waren lager dan de drempelwaarden in het IMJV en worden uitgestoten met karakteristieken die geen verre verspreiding veroorzaken. In omgeving zijn geen kritiche parameters op te merken en zijn ook geen belangrijke gevoelige risicogroepen aanwezig. Bijgevolg worden de effecten naar de omgeving verwaarloosbaar verondersteld. De transportemissies door AGT werden door car-vlaanderen vanuit de transportgegevens berekend. De immissies door deze transportemissies zijn te verwaarlozen. 7 . 1 . 3 . M i l de r en d e m a a tr e g e l en Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld 7 . 2 . G e l u i d en t r i l l i n g en 7 . 2 . 1 . A f b a k e n i ng e n r e i k w i j d te v an he t o n de r z o e k Er wordt een overzicht gemaakt van de gemeten geluidemissies en geluidimmissies uit eerdere uitgevoerde akoestische studies. De installaties van AGT die akoestisch relevant zijn, zijn deels te beschouwen als een bestaande inrichting (vergund voor 01/01/1993), deels als een nieuwe inrichting (vergund na 01/01/1993). 9
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
Op basis van de immissie- en emissiemetingen wordt een duidelijk beeld van het huidige omgevingsgeluid en specifieke geluid van de inrichting gegeven. Op basis van de gekende geluidsvermogenniveaus, de geometrische kenmerken, de ligging van de voornaamste bronnen, de ligging van de immissiepunten en de hoogte van de geluidsbronnen wordt met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend naar de verschillende immissiepunten (BEGIS). Deze berekening steunt op de ISO-9613 en wordt uitgevoerd met een computerprogramma (Geomilieu V2.13). Het effect van de geplande situatie wordt besproken op basis van de aangeleverde gegevens door de opdrachtgever over de aard van de installaties en de geluidsemissie van deze nieuwe installaties. Deze gegevens worden toegevoegd aan het geluidsmodel voor de bestaande situatie. Op basis van dit model wordt het effect van de geplande situatie volgens ISO 9613 berekend. 7 . 2 . 2 . E f fe c t b e o or d el i ng G EL UID HUIDIGE
E N GE PLA NDE S IT UA TIE: GEL U IDSBRO NNE N BE SC HOU WD A LS E EN B ES TAA NDE INR ICHT ING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de bestaande bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 30 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het opgemeten achtergrondniveau (Ltotaal) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Loorspr of Lvoor (=Ltotaal – Lsp AGT bestaand+nieuw) bedraagt eveneens 48-49 dB(A), hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. HUIDIGE
S IT UA TIE: GEL U IDSBR ONNE N BE SCHO UWD AL S EE N NIE UWE INR ICHTING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 11 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. GEPLA NDE
SITU AT IE : G EL UIDS BRO NNE N BE SCHOU WD ALS EE N NIEU WE INR ICHTING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 29 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel
10
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. T R IL L IN G EN Met betrekking tot de trillingsproductie worden twee methoden voor het indrijven van pijlers geëvalueerd, namelijk:
heien met slaghamers schroefheien.
Uitgaande van de karakteristieken van de bodem en richtwaarden uit de literatuur kan verwacht worden dat er aan de dichtst bijgelegen woningen geen trillingshinder zal optreden. 7 . 2 . 3 . M i l de r en d e m a a tr e g e l en In de huidige als geplande situatie bestaat er geen probleem met betrekking tot het respecteren van de door Vlarem II opgelegde richtwaarden voor bestaande inrichtingen en grenswaarden voor nieuwe inrichtingen. Ter hoogte van de Vlarem-beoordelingspunten gelegen in het industriegebied rondom de inrichting bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0 of -1, m.a.w. AGT te Beveren oefent hier een verwaarloosbaar tot zeer beperkt effect uit op het geluidsklimaat. Er zijn geen randvoorwaarden die aangeven dat er zich een probleem kan stellen, milderende maatregelen zijn hier dan ook niet aangewezen. Ter hoogte van het Vlarem-beoordelingspunt binnen het woongebied van Kallo bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0. Het effect is verwaarloosbaar en milderende maatregelen zijn niet nodig. 7 . 3 . F a u n a e n F l o ra 7 . 3 . 1 . A f b a k e n i ng e n r e i k w i j d te v an he t o n de r z o e k Mogelijke effecten op de aanwezige natuurwaarden (vegetaties en fauna), die kunnen optreden bij de uitbreiding (met ruimtebeslag) van de installaties, worden onderzocht,. Op basis van de gegevens aangereikt door de disciplines Lucht en Geluid, worden de effecten van de huidige emissies en de toename van lucht- en geluidsemissies na uitbreiding, besproken. Mogelijke effecten door biotoopverlies, verzuring en rustverstoring worden onderzocht en beoordeeld. In de voortoets passende beoordeling wordt onderzocht of de optredende effecten nadelig zijn ten aanzien van het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’, waarbinnen het bedrijf gelegen is. 7 . 3 . 2 . E f fe c t b e o or d el i ng Effecten door biotoopverlies, rustverstoring en verzurende depositie werden geanalyseerd voor het voorgenomen project van AGT NV. Op basis van deze kan worden aangenomen dat er ten aanzien van het vogelrichtlijngebied en het IVON-gebied geen aanzienlijke effecten zullen optreden. BIOTOO PVE RLIES De gekoelde opslag situeert zich ter hoogte van een grazige zone, met geringe biologische waarde (opp. ca 1,5 ha), waardoor het biotoopverlies als gering negatief te beoordelen is (-1). De ingeterpte cylindrische houders 11
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
worden gebouwd ter hoogte van de biologisch waardevolle zone, deels bestaande uit ruigtevegetaties en deels uit bosopslag van berk en wilg. De totale oppervlakte bedraagt ca. 3 ha, waarvan ca. 1 ha bebost is. Dit biotoopverlies wordt beschouwd als een significant negatief effect (-2). Na dit ruimtebeslag blijft er nog een restzone aan bosopslag en ruigtevegetatie behouden aan de zuidrand van het terrein, langs de weg Kruipin. Door de uitbreidingsplannen gaan bijgevolg niet alle biologisch waardevolle vegetaties op de site verloren. Bij de uitbouw van de steiger in het zuidelijk insteekdok treedt geen biotoopverlies op. RUS TVER ST ORING
Op basis van de geluidscontourenkaart (zie deel geluid en trillingen) kan worden afgeleid dat er geen hoge geluidsniveaus (>45 dB(A)) te verwachten zijn tot in de randzone van het havengebied (Steenlandpolder) door de activiteiten op de site AGT NV. Bijgevolg is de rustverstoring door het bedrijf AGT NV in de huidige toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. De transporten van en naar het bedrijf AGT hebben slechts een zeer beperkte bijdrage aan het omgevingsgeluid ter hoogte van de aangrenzende wegen. In die zin is rustverstoring door het verkeer verwaarloosbaar (0) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden op grotere afstand tot het bedrijf. De aanlegwerken kunnen aanleiding geven tot verhoogd geluidsniveau in de omgeving van het bedrijf AGT NV. Deze verhoogde geluidsniveaus nemen af met de afstand tot het bedrijf en zullen tot op een afstand van 335 m meer dan 45 dB(A) bedragen. Binnen deze invloedszone komen geen belangrijke zone voor vogels voor. De geluidstoename die tijdelijk zal optreden ten gevolge de aanlegwerken zal hierdoor geen rustverstoring voor vogels teweegbrengen. De effecten zijn verwaarloosbaar (0). In de toekomstige situatie is er een geluidstoename door de activiteiten op de site te verwachten, maar deze verhogingen geven geen waarden hoger dan 45 dB(A) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden (Steenlandpolder), zie geluidscontourenkaart in de geplande toestand. Bijgevolg zijn er geen nadelige effecten door rustverstoring voor avifauna te verwachten door de uitbreiding op de site AGT NV. De effecten door rustverstoring in de geplande toestand zijn evenals in de huidige situatie verwaarloosbaar (0) ingeschat en dit zowel voor de werking van het bedrijf als door de transporten (er is geen toename van transporten). VERZUR ENDE /VER ME ST ENDE
DE POS IT IE
De uitstoot van NOx en SO2 door het bedrijf AGT in de huidige toestand is echter zeer beperkt, zodat de bijdrage aan de omgevingswaarden als verwaarloosbaar kan beschouwd worden (er werden geen berekeningen uitgevoerd). De huidige bijdrage van het bedrijf AGT aan de verzuring van vegetaties wordt als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. De tijdelijk verhoogde luchtemissies worden als verwaarloosbaar beschouwd en geven geen aanleiding tot nadelige effecten van verzuring in de aanlegfase. De effecten zijn verwaarloosbaar ingeschat (0). Door de geplande uitbreiding bij het bedrijf AGT NV worden geen belangrijke verhogingen van de luchtemissies van NOx en SO2 verwacht, noch door de verhoging van de opslagcapaciteit noch door verkeer. De effecten van verzuring door het bedrijf AGT zijn ook de geplande toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. 7 . 3 . 3 . M i l de r en d e m a a tr e g e l en Er zijn geen milderende maatregelen noodzakelijk. 7 . 4 . O v e r i g e d i s c ip l i n e s 7.4.1. Mens 7.4.1.1. Afbakening en reikwijdte van het onderzoek De discipline mens bestaat uit 2 grote hoofdstukken: De gezondheidsanalyse, waarin de volgende elementen worden behandeld:
12
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
-
Revisie: NTS_OMER
Een samenvatting van voorgaande disciplines waarbij de relevante wijzigingen in het milieu door het project geschetst worden. Beschrijving van het studiegebied en de populatie. Ook wordt de aanpak van de communicatie naar omwonenden/omgeving wordt besproken. Bepaling van blootstelling en lichaamsbelasting van de relevante wijzigingen door het project.; Identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de risicopopulatie. In dit onderdeel worden de mogelijke gezondheidseffecten voor de geselecteerde stoffen beschreven. Deze mogelijke effecten worden toetst aan de berekende blootstelling door het project;
- Besluitvorming en onderzoek naar de noodzaak voor milderende maatregelen; De mobiliteitsanalyse waarin de volgende elementen worden behandeld: -
Overzicht van het bereikbaarheidsprofiel: de ontsluitingswegen worden geschetst, de huidige verkeersintensiteit en -capaciteit op deze wegen wordt in kaart gebracht;
-
In kaart brengen van het mobiliteitsprofiel: Het goederen- en personenverkeer van en naar AGT wordt in kaart gebracht. Er wordt aandacht besteed aan de modal split en de te verwachten modal shift. Het gegenereerde verkeer van en naar AGT wordt getoetst aan de capaciteit van de ontsluitingswegen.
-
7.4.1.2. Effectbeoordeling GEZO NDH EI DS EF FEC TE N Uit de beschreven mogelijke effecten met hun beoordeling blijkt dat AGT NV voldoende maatregelen neemt om een verwaarloosbaar effect te veroorzaken ten opzichte van de luchtkwaliteit, geluidsbelasting, legionellablootstelling, licht, visuele hinder en stralingen. Er worden bijgevolg geen extra milderende maatregelen (naast deze in de disciplines) opgelegd. MOBIL ITE IT Na het schetsen van het bereikbaarheidsprofiel enerzijds en het mobiliteitsprofiel van AGT NV anderzijds, wordt het gegenereerde verkeer van AGT NV op het drukste moment van de dag (spitsuur voor werknemers + maximaal vrachttransporten) bekeken. De totale worst case verkeersgeneratie bedraagt 90 pae/uur of ca. 7,5% van de vooropgestelde capacteit van de weg. Rekening houdend met de beschouwde worst case situatie, het reeds maximaal benutten van het spoorwegverkeer een scheepvaart, is de impact van het wegverkeer op de totale weg aanvaardbaar. 7.4.1.3. Milderende maatregelen Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld. 7 . 4 . 2 . O p p e r v l a k t ew a t er Het algemeen principe de verordening hemelwater werd getoetst aan de exploitatie van AGT NV. Het hemelwater van AGT NV wordt geïnfiltreerd door grondinsijpeling waardoor dit hemelwater afvloeit naar het dok. Het dokwater wordt ingezet als koelwater. Het algemeen principe van de verordening hemelwater wordt gevolgd. 7 . 4 . 3 . B o d e m e n g r o n d w a te r In de discipline bodem en grondwater werd zowel de aanlegfase als de exploitatiefase beschouwd. De bronbemaling van de aanlegfase wordt gezien het tijdelijk karakter en het feit dat geen verontreiniging in de omgeving van deze zone gekend is, als niet significant beschouwd. Het afgraven van de grond gebeurt waar er nog geen activiteiten worden uitgevoerd, hierdoor wordt er verondersteld dat deze bodem niet verontreinigd is. 13
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
De huidige en geplaande opslagvoorzieningen zijn voorzien van bodembeschermende maatregelen. De risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging zijn afdoende beheerst.
14
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
FIGUREN
15
Revisie: NTS_OMER
Legende
Antwerp Gas Terminal Hogedrempel Seveso-inrichting Lagedrempel Seveso-inrichting School Rust- en verzorgingstehuis
Legende: zie volgende pagina
0
750
1500 m
Project
ESM14030038 - MER AGT OVR uitbreiding Figuur II.1 : uittreksel uit het gewestplan
Uittreksel uit het gewestplan
sertius Environmental & Safety Service s
Legende bij GRUP Waaslandhaven fase I en GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen
EI EI+
Zone voor bedrijvigheid (*)
Verkeersinfrastructuur (**)
Zone voor kantoren
Reservatiestrook voor verkeersinfrastructuur
Zone voor KMO's
Waterwegeninfrastructuur
Natuurgebied
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur
Permanent ecologische infrastructuur
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding
Permanent ecologische infrastructuur "met medegebruik"
Spoorinfrastructuur
Buffer
Leidingstraat
Leefbaarheidsbuffer
Hoogspanningsleiding
Reservatiestrook leefbaarheidsbuffer type 2
Koppelingsgebied
Tijdelijke natuurcompensatie
Reservatiegebied voor specieberging
Poldergebied of agrarisch gebied
Gebied voor gemeenschaps- en openbaar nutvoorzieningen
Bouwvrij agrarisch gebied
Gebied voor recreatievliegen
Gebied voor wonen Woonuitbreidingsgebied Gebied voor wonen, landbouw, landschapszorg en toeristisch-recreactieve activiteiten
(*) Zone voor bedrijvigheid bevat de volgende stedenbouwkundige voorschriften: - Gebied voor zeehaven- en watergebonden activiteiten - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage - Grensgebied met grootstedelijk gebied - Omgeving Noorderlaan - Grensgebied met grootstedelijk gebied - omgeving Royerssluis - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek - Logistiek Park Schijns - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek - Logistiek park Waasland - Gebied voor productie van energie (**) Verkeersinfrastructuur omvat de volgende stedenbouwkundige voorschriften: - Zone voor bestaande weg (GRUP Waaslandhaven fase I) - Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur (GRUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen)
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
Figuren, bijlagen
Figuren Figuur II.1
Weergave van de ruimtelijke bestemming in de ruime omgeving rond AGT (gewestplan inclusief wijzigingen GRUP)
Figuur IV.1
Plattegrond AGT
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Legende
Antwerp Gas Terminal Hogedrempel Seveso-inrichting Lagedrempel Seveso-inrichting School Rust- en verzorgingstehuis
Legende: zie volgende pagina
0
750
1500 m
Project
ESM14030038 - MER AGT OVR uitbreiding Figuur II.1 : uittreksel uit het gewestplan
Uittreksel uit het gewestplan
sertius Environmental & Safety Service s
Legende bij GRUP Waaslandhaven fase I en GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen
EI EI+
Zone voor bedrijvigheid (*)
Verkeersinfrastructuur (**)
Zone voor kantoren
Reservatiestrook voor verkeersinfrastructuur
Zone voor KMO's
Waterwegeninfrastructuur
Natuurgebied
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur
Permanent ecologische infrastructuur
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding
Permanent ecologische infrastructuur "met medegebruik"
Spoorinfrastructuur
Buffer
Leidingstraat
Leefbaarheidsbuffer
Hoogspanningsleiding
Reservatiestrook leefbaarheidsbuffer type 2
Koppelingsgebied
Tijdelijke natuurcompensatie
Reservatiegebied voor specieberging
Poldergebied of agrarisch gebied
Gebied voor gemeenschaps- en openbaar nutvoorzieningen
Bouwvrij agrarisch gebied
Gebied voor recreatievliegen
Gebied voor wonen Woonuitbreidingsgebied Gebied voor wonen, landbouw, landschapszorg en toeristisch-recreactieve activiteiten
(*) Zone voor bedrijvigheid bevat de volgende stedenbouwkundige voorschriften: - Gebied voor zeehaven- en watergebonden activiteiten - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage - Grensgebied met grootstedelijk gebied - Omgeving Noorderlaan - Grensgebied met grootstedelijk gebied - omgeving Royerssluis - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek - Logistiek Park Schijns - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek - Logistiek park Waasland - Gebied voor productie van energie (**) Verkeersinfrastructuur omvat de volgende stedenbouwkundige voorschriften: - Zone voor bestaande weg (GRUP Waaslandhaven fase I) - Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur (GRUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen)
PROJECT-MER UITBREIDING
Uitgave: 11/2014 Revisie: KGD+OMER_EV
Figuren, bijlagen
Bijlagen Bijlage I
samenvattend overzicht van de mogelijkheden voor de verladingen aan de verschillende steigers, aan laadplaatsen voor tankwagons en tankwagens
Bijlage II
BBT-toetsing
Bijlage III
Nabijgelegen bedrijven en buurbedrijven
Bijlage IV
De gehanteerde luchtkwaliteitsdoelstellingen
Bijlage V
Uitgebreide meteo-condities tijdens opmeten geluid
Bijlage VI
Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
MER AGT TE KALLO – KENNISGEVINGSDOCUMENT + ONTWERPTEKST-MER
Bijlage Tabel 4-1I: mogelijke verladingen aan verschillende steigers en verlaadplaatsen Deel 1: Overzicht van de mogelijkheden voor verladingen aan de steigers Laadarm
Steiger
Druk [bar]
Temperatuur [°C]
Beveiliging
C3-C4 gekoeld
C3-C4 tot vloeistof verdicht
1,3-butadieen
C2 gekoeld
LA10
Lichtersteiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
-
S01-S08, T21-T22 en T31-T38
T21-T22
-
LA12
Lichtersteiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
-
S01, S04-S08, T21 –T24 en T31-T38
T21-T22
-
LA21
Hoofdsteiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
T01
-
-
-
LA22
Hoofdsteiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
T02
-
-
-
LA24
Hoofdsteiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
-
S01-S08, T21-T24 en T31-38
T21-T22
-
LA26
Kleine zeesteiger
Max. 25
-48 tot 80
ERC, ESD en eindklep
-
S01, S04-S08
-
-
LA28
Kleine zeesteiger
Max. 25
-48 tot 80
T01, T02
S01-S08, T23-T24
-
-
LA30
Nieuwe steiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
-
S01-S08, T21 –T24 en T31-38
-
-
LA31
Nieuwe steiger
Max. 19,5
-104
ERC, ESD en eindklep
T01-T02
-
-
T031
LA32
Nieuwe steiger
LA33
Nieuwe steiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
T01-T02
-
-
-
LA34
Nieuwe steiger
Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
-
S01-S08, T21 –T24 en T31-T38
-
-
ERC, ESD en eindklep
Enkel dampretour voor LA31 en LA33
1
Voor de verladingen via LA31 en LA35 is enkel de laadarm tot op de header van het leidingsysteem gemeenschappelijk. Afscheiding tussen de verschillende producten gebeurt door middel van een double block & bleedsysteem en de aanwezigheid van personen
1
Laadarm
Steiger
Druk [bar]
Temperatuur [°C]
Beveiliging
C3-C4 gekoeld
C3-C4 tot vloeistof verdicht
1,3-butadieen
C2 gekoeld
LA35
Nieuwe steiger
Max. 19,5
-104
ERC, ESD en eindklep
T01-T02
-
-
T031
LA36
Nieuwe steiger
LA37
Nieuwe steiger
ERC, ESD en eindklep Max. 19,5
-50
ERC, ESD en eindklep
Enkel dampretour voor LA35 en LA37 T01-T02
-
-
-
Deel 2 : Overzicht van de mogelijkheden voor verladingen aan de laadplaats voor tankwagens en –wagons laadarm
Druk
Temperatuur
Beveiliging
C3-C4 gekoeld
C3-C4 tot vloeistof verdicht
1,3-butadieen
C2 gekoeld
[bar]
[°C]
LA2
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(F)
-
S02 en S03, T23-T24
-
-
LA4
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(F)
-
S02 en S03, T23-T24
-
-
LA6
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(F)
-
S02 en S03, T23-T24
-
-
LA8
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(F)
-
S02 en S03, T23-T24
-
-
LAn1
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(F)
-
S02 en S03, T23-T24
-
-
LAn2
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(F)
-
S02 en S03, T23-T24
-
-
LA14
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(E)(F)
-
S02 en S03 , T21-T24 en T31-38
T21-T22
-
LA16
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(E)(F)
-
S01-S08 en T31-38
-
-
LA18
22
-10 tot 35
(A)(B)(C)(D)(E)(F)
-
S01-S04, T23-T24 en T31-38
-
-
2
laadarm
LA20
Druk
Temperatuur
[bar]
[°C]
22
-10 tot 35
Beveiliging
C3-C4 gekoeld
C3-C4 tot vloeistof verdicht
1,3-butadieen
C2 gekoeld
(A)(B)(C)(D)(E)(F)
-
S01-S04, T23-T24 en T31-38
-
-
(A) Gasdetectie die verlading automatisch stopt (B) ESD-knop (C) chauffeur permanent aanwezig (D) camerabewaking vanuit controlekamer (E) Verlading stopt automatisch bij verbreken contact wiggenkar (F) Verlading stopt bij verbreken aarding
3
Bijlage II: BBT-toetsing
BREF-Studie emissie uit opslag (actualisatie 2006) Opslag van vloeistoffen en vloeibaar gemaakte gassen in tanks Omschrijving Bij het ontwerp van tanks rekening houden met: - de fysico-chemische eigenschappen van het op te slaan product - de werkwijze voor de opslag, het benodigde instrumentatieniveau, het aantal benodigde operatoren, en hun werkbelasting - de wijze waarop de operatoren geïnformeerd worden over afwijkingen van de normale procescondities (alarmen) - de wijze waarop de opslag beschermd wordt tegen afwijkingen van de normale procescondities (veiligheidsinstructies, vergrendelingssystemen, overdrukbeveiligingen, lekdetectie en -beheersing, enz.) - de te plaatsen installatie, rekening houdend met vroegere ervaringen met het product (constructiematerialen, kwaliteit van de kleppen enz.) - de te implementeren onderhouds- en inspectieplannen en de wijze waarop het onderhoudsen inspectiewerk kan vergemakkelijkt worden (toegankelijkheid, ontwerp, enz.) - de wijze waarop omgegaan wordt met noodsituaties (afstanden tot andere tanks, gebouwen, en (bedrijfs)grenzen, brandbescherming, toegankelijkheid voor bezoekers Een instrument gebruiken om pro-actieve onderhoudsplannen en risico-gebaseerde inspectieplannen vast te leggen, b.v. de 'risk and reliability based maintance approach'
Wanneer is dit een BBT?
Tanks voor opslag bij atmosferische druk (of bijna-atmosferische druk) bovengronds plaatsen
altijd, behalve voor opslag van brandbare vloeistoffen op een site met beperkte plaats (hier kan ook ondergrondse opslag worden overwogen)
Toegepast bij AGT? - Ja - Ja, ook terug te vinden in de uitgevoerde HAZOP’s (1) - Zie (1) - Zie (1)
- Zie (1) + leidingspecificatie - Het VMK-beheersysteem (Veiligheid-Milieu-Kwaliteit) (2) - Zie Noodplan - Predictief onderhoud + inspecties - Ja, de tanks T01 en T02 zijn atmosferische gekoelde houders en deze zijn bovengronds geplaatst.
Vloeibaar gemaakte gassen opslaan in ondergrondse tanks, ingeterpte tanks, of bolvormige tanks, afhankelijk van het opslagvolume
- Ja, S01-S08 zijn bolvormige tanks. T21-T24 zijn ingeterpte tanks
Bij bovengrondse tanks die vluchtige stoffen bevatten ofwel een kleur aanbrengen met minimaal 70% reflectiviteit voor thermische of lichtstraling, ofwel een zonnescherm plaatsen
- Ja; T01 en T02 hebben een witte kleur (dak) + betonnen inkuiping
Minimaliseren van emissies van tank opslag en overslag die een negatief milieu-effect hebben
grote inrichtingen voor opslag
- D.m.v. LDAR-programma (2), dampbehandeling met fakkel
Bijlage II: BBT-toetsing
VOS emissies regelmatige berekenen, met mogelijkheid om het rekenmodel occasioneel te valideren door middel van metingen Gebruik maken van 'dedicated' systemen
Open tanks afdekken door middel van: - een vlottende afdekking, of - een flexibele of tent afdekking, of - een rigide afdekking. Bij open tanks met een flexibele, tent of rigide afdekking, gebruik maken van een dampbehandelingsinstallatie In open tanks het opgeslagen product (b.v. slurries) mengen om te vermijden dat een depositie optreedt die een bijkomende reinigingsstap zou vereisen
voor sites waar significante VOS-emissies kunnen verwacht worden behalve op sites waar tanks gebruikt worden voor korte of middellange opslag van uiteenlopende producten in geval van emissies naar lucht
In tanks met extern vlottend dak het opgeslagen product (b.v. ruwe olie) mengen om te vermijden dat een depositie optreedt die een bijkomende reinigingsstap zou vereisen
- ja, wordt gedaan om contaminatie te vermijden
- NVT, geen open tanks aanwezig op de site
van geval tot geval - NVT, geen open tanks aanwezig (afhankelijk van de aard van op de site de opgeslagen stoffen) - NVT, geen open tanks aanwezig op de site
Bij tanks met extern vlottend dak: - zorgen voor een opening van minder dan 3,2 mm tussen het dak en de tankwand over ten minste 95% van de omtrek, en - gebruik maken van dichtingen van het type 'liquid mounted, mechanical shoe seals' Bij tanks met extern vlottend dak gebruik maken van: - een vlottend dak met direct contact (double-dek), of - een bestaand vlottend dak zonder contact (pontoon) Tanks met extern vlottend dak voorzien van een koepeldak ('dome')
- zie (2)
- NVT, geen tanks met extern vlottende daken aanwezig op de site
- NVT, geen tanks met extern vlottende daken aanwezig op de site in geval van ongunstige weersomstandigheden (sterke wind, regen, sneeuwval) bij opslag van vloeistoffen met een hoog gehalte aan deeltjes (b.v. ruwe olie)
- NVT, geen tanks met extern vlottende daken aanwezig op de site
- NVT, geen tanks met extern vlottende daken aanwezig op de site
Bijlage II: BBT-toetsing
Bij tanks met vast dak gebruik maken van een dampbehandelingsinstallatie
Bij tanks met vast dak gebruik maken van: - een dampbehandelingsinstallatie, of - een intern vlottend dak met direct contact, of- een intern vlottend dak zonder contact
Bij opslag van vluchtige stoffen die geklasseerd zijn als toxisch (T), erg toxisch (T+), of carcinogeen, mutageen en toxisch voor de reproductie (CMR) categorieën 1 en 2 Bij opslag van vluchtige stoffen die NIET geklasseerd zijn als toxisch (T), erg toxisch (T+), of carcinogeen, mutageen en toxisch voor de reproductie (CMR) categorieën 1 en 2. In D/NL: vanaf dampdruk 1/1,3 kPa en tankvolume 50/300 m³
Bij tanks met vast dak en intern vlottend dak: - zorgen voor een opening van minder dan 3,2 mm tussen het dak en de tankwand over ten minste 95% van de omtrek, en - gebruik maken van dichtingen van het type 'liquid mounted, mechanical shoe seals' Tanks met vast dak < 50 m³ voorzien van een overdrukventiel dat is ingesteld op de hoogst mogelijke waarde volgens de tank ontwerpcriteria
- 1,3 butadieen is een carcinogene stof. De dampen worden opgevangen en afgeleid naar de fakkel.
- Koelcompressoren voor drukonderhoud (3), bij atmosferische houders, dit laat de dampen condenseren waarna de vloeistof gekoeld terug in de tank wordt gebracht. - De sferen en ingeterpte bullets zijn druktanks (4). De dampen van de 1,3 butadieen bullets worden afgeleid naar de fakkel. Bij de sferen komen er geen dampen vrij. - NVT, geen tanks met intern vlottend dak en vast dak aanwezig op de site. - Ja, er zijn overdrukventielen aanwezig op de tanks
In tanks met vast dak het opgeslagen product (b.v. ruwe olie) mengen om te vermijden dat een depositie optreedt die een bijkomende reinigingsstap zou vereisen
bij opslag van vloeistoffen met een hoog gehalte aan deeltjes (b.v. ruwe olie)
- NVT, er worden geen vloeistoffen opgeslagen met een hoog gehalte aan deeltjes
Bij atmosferische horizontale tanks gebruik maken van een dampbehandelingsinstallatie
Bij opslag van vluchtige stoffen die geklasseerd zijn als toxisch (T), erg toxisch (T+), of carcinogeen, mutageen en toxisch voor de reproductie (CMR) categorieën 1 en 2
- NVT, geen horizontale atmosferische tanks aanwezig.
Bijlage II: BBT-toetsing
Bij atmosferische horizontale tanks: - gebruik maken van overdrukventielen (pressure vacuum relief valves), en/of - upraten naar 56 mbar, en/of - gebruik maken van een dampbalanssysteem, en/of - gebruik maken van een damp opvangtank en/of - gebruik maken van een dampbehandelingsinstallatie
Bij druktanks gebruik maken van gesloten tank drainagesystemen die aangesloten zijn op een dampbehandelingsinstallatie
Bij 'lifter roof tanks' gebruik maken van: - een flexibele diafragma tanks uitgerust met druk/vacuum ventielen, of - een lifter roof tank uitgerust met druk/vacuum ventielen en aangesloten tot een dampbehandelingsinstallatie Bij ondergrondse of ingeterpte tanks gebruik maken van een dampbehandelingsinstallatie
Bij ondergrondse of ingeterpte tanks: - gebruik maken van overdrukventielen (pressure vacuum relief valves), en/of - gebruik maken van een dampbalanssysteem, en/of - gebruik maken van een damp opvangtank en/of - gebruik maken van een dampbehandelingsinstallatie
Een veiligheidsbeheerssysteem toepassen
Bij opslag van vluchtige stoffen die NIET geklasseerd zijn als toxisch (T), erg toxisch (T+), of carcinogeen, mutageen en toxisch voor de reproductie (CMR) categorieën 1 en 2 afhankelijk van het tanktype
- NVT, daar het atmosferische, verticale tanks zijn (de ontwerpdruk is 99 mbarg)
Bij opslag van vluchtige stoffen die geklasseerd zijn als toxisch (T), erg toxisch (T+), of carcinogeen, mutageen en toxisch voor de reproductie (CMR) categorieën 1 en 2 Bij opslag van vluchtige stoffen die NIET geklasseerd zijn als toxisch (T), erg toxisch (T+), of carcinogeen, mutageen en toxisch voor de reproductie (CMR) categorieën 1 en 2
- NVT, enkel 1,3 butadieen is een carcinogene stof die mogelijks kan opgeslagen worden. de dampen vanuit de ingeterpte tanks worden afgeleid naar de fakkel.
- Wordt niet toegepast bij AGT. Bij drainen van druktanks wordt gecontroleerd op aanwezigheid van water en dit gebeurt in vrije lucht (kleine hoeveelheid gas komt vrij) - NVT, geen lifter roof tank aanwezig op de site
- De ingeterpte druktanks zijn niet voorzien van vacuüm relief valves - Overdrukventiel zijn geïnstalleerd - Geen dampbalanssysteem - Geen separate dampopvangtank, damp blijft in de ingeterpte druktank - Dampbehandelingsinstallatie; overdruk wordt afgeleid naar een fakkelinstallatie - AGT is OHSAS18001:2007 gecertifieerd (4)
Bijlage II: BBT-toetsing
Gepaste organisatorische maatregelen implementeren en opleidingsmogelijkheden en instructies voorzien voor het personeel met het oog op een veilige en verantwoorde uitbating van de installatie Corrosie voorkomen door: - constructiematerialen te selecteren die resistent zijn tegen de opgeslagen producten - gebruik te maken van aangepaste constructiemethoden - te voorkomen dat regen- of grondwater in de tank dringt, en zonodig het water dat in de tank is geaccumuleerd, te verwijderen - regenwater beheer toe te passen bij de drainage van de inkuiping - preventief onderhoud uit te voeren - waar van toepassing, corrosie inhibitoren toe te voegen, of kathodische bescherming aan te brengen aan de binnenkant van de tank
Bij ondergrondse tanks corrosie voorkomen door bijkomend op de buitenkant van de tank: - een corrosie-resistente deklaag aan te brengen - te plateren en/of - een kathodische bescherming aan te brengen Bij bolvormige tanks, semi-gekoelde en gekoelde tanks die ammoniak bevatten, spanningscorrosie (stress corrosion cracking) vermijden door: - spanningsvrij te maken d.m.v. een warmtebehandeling na het lassen - een risicogebaseerde inspectie Bedrijfsprocedures implementeren en onderhouden, b.v. door middel van beheerssystemen, om ervoor te zorgen dat: - instrumenten geïnstalleerd zijn om bij hoog niveau of hoge druk alarmsignalen in te stellen en/of kleppen automatisch af te sluiten - aangepaste werkinstructies opgelegd worden om overvulling tijdnes het vullen van de tanks te voorkomen - voldoende lege ruimte beschikbaar is in de tank in geval van een batch vulling
- Zie (4)
- LPG is niet corrosief - Productspecificaties met limiet voor vrij water - Controle door staalname - Element sulfur test 1.5% max - Gebruik maken van roestvrijstalen constrcutiedelen - Corrosiebeschermende maatregelen; warm galvanisatie , 3lagenverfsysteem - Constructiedelen niet maaiveld niveau plaatsen door gebruik te maken van een betonen sokkel of voet - corrosie-resistente deklaag is aanwezig - kathodische bescherming is aanwezig - inert zand - corrosie monitorring - NVT, ammoniak wordt niet opgeslagen op de site
- Het veiligheidsbeheersysteem voorziet regelmatige risicoanalysen en HAZOPS van de installaties - Interlocklijsten, met vermelding van de instelling van diverse alarmen (hoog, hoog-hoog, laag, laag-laag) - Emergency Shut Down systeem
Bijlage II: BBT-toetsing
- Max. vulniveau wordt 2 maal per jaar getest, waarvan 1 maal met een NOBO
Lekdetectie toepassen bij tanks die vloeistoffen bevatten die potentieel bodemverontreiniging kunnen veroorzaken
Voor bovengrondse tanks een 'verwaarloosbaar niveau van risico' op bodemverontreiniging tengevolge van bodem en bodem/wand connecties bereiken
Voor bovengrondse tanks een secundair opvangsysteem voorzien, b.v.: - inkuipingen rond enkelwandige tanks - dubbelwandige tanks - 'cup-tanks' - dubbelwandige tanks met gecontroleerde bodemafvoer Bij de bouw van nieuwe enkelwandige tanks, in de kuipwand een volledige ondoordringbare barrière aanbrengen, b.v. - een flexibel membraan, b.v. HDPE - een kleimat - een laag asfalt - een laag beton Voor bestaande tanks in een inkuiping, een risico-gebaseerde benadering toepassen om te bepalen welke barrière best wordt aangebracht (b.v. een gedeeltelijk of volledig aan te brengen ondoordringbare laag)
Meestal, in sommige gevallen kan een 'aanvaardbaar risiconiveau' ook volstaan
- Voor dieselopslag is inkuiping voorzien en soms in combinatie met een dubbelwandige tank met lekdetectie - NVT, LPG vormt geen risico naar bodemverontreiniging
- Voor vloeistofopslag (diesel,..) wordt dit voorzien
Voor tanks die vloeistoffen bevatten die een significant risico op vervuiling van bodem of water stellen
- NVT, LPG vormt geen risico naar bodemverontreiniging
- Voor vloeistofopslag (diesel,..) wordt dit voorzien
Voor enkelwandige tanks die gechloreerde koolwaterstof solventen bevatten, op de beton barrière van de inkuiping een laminaat aanbrengen dat bestand is tegen gechloreerde koolwaterstoffen (laminaat gebaseerd op fenol of furaan harsen, 1 type epoxy hars)
- NVT
Voor ondergrondse en ingeterpte tanks die producten bevatten die mogelijk bodemverontreiniging kunnen veroorzaken: - gebruik maken van een dubbelwandige tank met lekdetectie, of - gebruik maken van een enkelwandige tank met een secundair opvangsysteem en lekdetectie
- NVT, LPG vormt geen risico naar bodemverontreiniging
Bijlage II: BBT-toetsing
Implementatie van brandbeschermingsmaatregelen, zoals: - vuurbestendige bekleding of deklagen - brandmuren (enkel voor kleinere tanks), en/of - water koelsystemen Implementatie en keuze van brandblusapparatuur
van geval tot geval te beoordelen
- Installatie van een sprinklersysteem
van geval tot geval te beoordelen, in overleg met de brandweer
- De sferen zijn voorzien van een inkuiping, waarbij het lekkende product afgeleid wordt naar een veilige zone (gassloten) voor verdamping - schuimblussing - CO2 voor elektrische installaties - De sferen zijn voorzien van een inkuiping, waarbij het bluswater afgeleid wordt naar gassloten
Voldoende bluswateropvang voorzien
Overslag van vloeistoffen en vloeibaar gemaakte gassen Omschrijving Een instrument gebruiken om pro-actieve onderhoudsplannen en risico-gebaseerde inspectieplannen vast te leggen, b.v. de 'risk and reliability based maintance approach'
Wanneer is dit een BBT?
Een LDAR programme (Leak Detection and Repair) toepassen
voor grote opslagplaatsen, rekening houdend met de aard van de opgeslagen producten grote inrichtingen voor opslag
Minimaliseren van emissies van tank opslag en overslag die een negatief milieu-effect hebben
Toegepast bij AGT? - Bepaling via risicoanalyses, HAZOP’s - Inspecties, uitgevoerd door NOBO - Controles, uitgevoerd door externen - Controles, uitgevoerd via interne inspectielijsten - OK, wordt toegepast
- Zie (2), (3), (4)
Een veiligheidsbeheerssysteem toepassen
- Zie (4)
Gepaste organisatorische maatregelen implementeren en opleidingsmogelijkheden en instructies voorzien voor het personeel met het oog op een veilige en verantwoorde uitbating van de installatie
- Zie (4)
Bijlage II: BBT-toetsing
Gebruik maken van bovengrondse gesloten pijpleidingen
in nieuwe installaties
Gebruik maken van een 'risk and reliability maintenance approach' bij ondergrondse pijpleidingen
in bestaande installaties - NVT, worden geen ondergrondse (voor nieuwe installaties zijn LPG-leidingen geplaatst door AGT ondergrondse pijpleidingen geen BBT) - Wordt toegepast
Het aantal flenzen minimaliseren door flenzen te vervangen door gelaste verbindingen, rekening houdend met de beperkingen gesteld door de eisen voor onderhoud van de installatie of flexibiliteit van het transfer systeem Interne corrosie van pijpleidingen voorkomen door: - constructiematerialen te selecteren die resistent zijn tegen de opgeslagen producten - gebruik te maken van aangepaste constructiemethoden - gebruik te maken van preventief onderhoud - waar gepast, gebruik te maken van een interne coating of corrosie inhibitoren toe te voegen Externe corrosie van pijpleidingen voorkomen door een 1, 2 of 3-lagige coating aan te brengen, altijd, behalve bij rekening houdend met site-specifieke omstandigheden (bv. nabij de zee), pijpleidingen van kunststof en roestvrij staal Gebruik maken van dampbalanssystemen of dampbehandeling bij het laden en lossen van bij significante emissies, van vluchtige stoffen in (of uit) vrachtwagens en schepen geval tot geval te beslissen (afhankelijk van de aard van de stof en het geëmitteerd volume) Bij kleppen - kiezen voor pakkingsmaterialen en constructies die geschikt zijn voor de toepassing - controle (monitoring) richten op kleppen met het hoogste risico (b.v. regelkleppen met stijgende spindel die continu in werking zijn) - gebruik maken van roterende regelkleppen of toerentalgeregelde pompen in plaats van regelkleppen met stijgende spindel - bij transfer van toxische, carcinogene of andere schadelijke stoffen, gebruik maken van membraanafsluiters, balgafsluiters of dubbelwandige afsluiters - drukventielen terugvoeren naar het transfer of opslagsysteem of naar een dampbehandelingsinstallatie
- Wordt toegepast
- LPG is niet corrosief
- 3-laging verfsysteem wordt toegepast - Dampretoursystemen worden niet toegepast bij beladingen onder druk (bij omgevingstemperatuur)
- Wordt toegepast - Wordt toegepast - Wordt toegepast - NVT - Wordt toegepast op bepaalde processystemen
Bijlage II: BBT-toetsing
Bij pompen en compressoren: - de pomp of compressor goed vastmaken aan de grondplaat of het geraamte - krachten bij verbindingsstukken binnen de aanbevelingen van de producent houden - aangepast ontwerp van zuigpijpleidingswerk om het hydraulische onevenwicht te minimaliseren - afregeling van as en omhulsel volgens de aanbevelingen van de producent - afregeling van aandrijving/pomp of compressor koppeling volgens de aanbevelingen van de producent - correct uitbalanceren van roterende onderdelen - effectief voeden van pompen en compressoren voor opstarten - pompen en compressoren laten werken binnen het door de producent aanbevolen werkingsgebied (de optimale performantie wordt bereikt bij het punt met de beste efficiëntie) - het beschikbare niveau van netto positieve aanzuighoogte moet altijd hoger zijn dan de pomp of compressor - regelmatige controle en onderhoud van roterende onderdelen en afdichtingssystemen, in combinatie met een herstel- of vervangingsprogramma Correcte keuze van pomp en afdichtingstypes voor de procestoepassing, bij voorkeur pompen die technologisch ontworpen zijn om goed afgedicht te zijn, zoals: - 'canned motor' pompen, - magnetisch aangedreven pompen - pompen met meervoudige mechanische afdichtingen en een quench of buffer systeem - pompen met meervoudige mechanische afdichtingen droog aan de atmosfeer - membraanpompen - balgpompen Bij compressoren die niet giftige gassen transfereren, gebruik maken van met gas gesmeerde mechanische afdichtingen Bij compressoren die giftige gassen transfereren, gebruik maken van dubbele afdichtingen met een vloeistof of gasbarrière, en de proceskant van de afdichting purgeren met een inert buffer gas Bij compressoren bij erg hoge druk, gebruik maken van een 'triple tandem' afdichtingssysteem Op staalnamepunten voor vluchtige stoffen, gebruik maken van een - 'ram type sampling valve', of een - 'needle valve' of een - 'block valve'
- Wordt toegepast - Leidingen en structuren worden aangepast a.d.h.v. de te verwachten krachten en momenten - Data sheet van de pomp-of compressorconstructeur wordt nagevolgd (5) - Zie (5) - Zie (5) - Zie (5) - Preventief en predictief onderhoudsprogramma
-
Wordt toegepast NVT Wordt toegepast Wordt toegepast Wordt toegepast NVT Wordt toegepast
- NVT, geen opslag van giftige gassen - NVT - Wordt toegepast, “closed loop sampling system” door een connectie te maken met het fakkelsysteem bij initiële spoeling
BIJLAGE III: NABIJGELEGEN BEDRIJVEN EN BUURBEDRIJVEN
NR
Naam
Adres
Activiteit
SEVESO
1
Belgian Scrap Terminal
Haven 1201 Land van Waaslaan 4 9130 Kallo
Recyclagebedrijf
2
Shipit
3
GRC Kallo
4
StadsbaderFlamand
5
Herbosch Kiere
6
Antwerp Leftbank Forwarding KGH Customs Services
Haven 1616 Sint-Antoniusweg 9130 Kallo Haven 1562 Sint-Jansweg 10 9130 Kallo Haven 1560 Sint-Jansweg 8 9130 Kallo Haven 1558 Sint-Jansweg 7 9130 Kallo Haven 1602 Sint-Jansweg 9 9130 Kallo Haven 1602 Sint-Jansweg 9 9130 Kallo Haven 1602 Sint-Jansweg 9 9130 Kallo
6
6
New West Gypsum Recycling
6
Saint-Gobain – Gyproc
6
Van Aerde Gebroeders
6
Van Aerde Chartering
7
Talke Belgie (Transport L. De Jongh) BKV België
8
8
Hanson Aggregates
9
Brabo
10
Borealis Kallo
11
De Rycke zanden grindcentrale Sluisgebouw Kallo
12
Afstand (m) Buur
Richting
-
# werknemers 38
Transport
-
7
1100
N
Grondrecyclagecentrum
-
15
800
NNO
Bouwbedrijf
-
82
800
NNO
Transport
-
253
850
NNO
Logistiek
-
3
1200
NNO
Douaneagentschap
-
5
1200
NNO
Recyclagecentrum
-
7
1200
NNO
Haven 1602 Sint-Jansweg 9 9130 Kallo Haven 1602 Sint-Jansweg 9 9130 Kallo
Bouwbedrijf gyproc
-
224
1200
NNO
Logistiek, opslag, bevrachting
-
15
1200
NNO
Haven 1602 Sint-Jansweg 9A 9130 Kallo Haven 1556 Sint-Jansweg 3 9130 Kallo Haven 1554 Sint-Jansweg 1 9130 Kallo Haven 1554 Sint-Jansweg 1 9130 Kallo Haven 1552 Sint-Jansweg 9130 Kallo Haven 1568 Sint-Jansweg 2 9130 Kallo
Chartering
-
1
1200
NNO
Transport
-
24
950
NO
-
1
1050
NO
Betonbedrijf
-
4
1050
NO
Loodsbedrijf
-
32
1200
NO
Productie van propeenmonomeer en polypropeen
Hoog
180
1150
NO
Haven 1109 Sint-Stevensweg 3 9130 Kallo Haven 1100 Steenlandlaan 9130 Kallo
Zandgrindcentrale
-
4
800
ONO
-
niet gekend
1600
ONO
Groothandel bouwmaterialen
Sluisgebouw
in
en
N
BIJLAGE III: NABIJGELEGEN BEDRIJVEN EN BUURBEDRIJVEN
NR
Naam
Adres
12
Douane & Accijnzen Inspectie West
Haven 1100 Sluisgebouw Steenlandlaan 9130 Kallo Haven 1100 Steenlandlaan Sluisgebouw 9130 Kallo
12
13
Ministerie van Openbare Werken – Maritieme Toegang Locobouw
Activiteit
SEVESO
Afstand (m) 1600
Richting
-
# werknemers 81
Overheidsdienst
Overheidsdienst
-
27
1600
ONO
Haven 1500 Ketenislaan 9130 Kallo Haven 1143 Kruipin 9130 Kallo Haven 1111 Steenlandlaan 3 9130 Kallo
Spoorwegindustrie
-
495
1700
ONO
Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen
hoog
30
Buur
O
Opslag chemicaliën, tankenreiniging en tankenvulling
hoog
180
Buur
O
ONO
–
–
14
Rhenus Ocean
15
ADPO Beveren
15
AFC nv Transport & Forwarding S.I.W.H.A. hulpposten haven Itact II
Haven 1111 Steenlandlaan 3 9130 Kallo Haven 1113 Steenlandlaan 3 9130 Kallo Haven 1111 Steenlandlaan 3 9130 Kallo
Internationaal transport
-
42
Buur
O
Medische hulppost
-
1
Buur
O
Tankcontainer services & sales
-
4
Buur
O
16
Milcobel Belgomilk
Melkfabriek
-
101
1300
O
17
Snackbar De Bus
Snackbar
-
5
Buur
Z
17
Luiknatie
Verladen en opslaan van producten
hoog
30
Buur
Z
17
Luyckx International
Haven 1140 Fabriekstraat 141 9120 Kallo Haven 1145 Kruipin 9130 Kallo Haven 1145 Kruipin 9130 Kallo Haven 1145 Kruipin 9130 Kallo
Logistiek
-
67
Buur
Z
17
Luiknatie Coldstore
Behandeling en opslag van goederen
-
67
Buur
Z
18
Valkeniersnatie
Haven 1145 Kruipin 9130 Kallo Haven 1155 Nicolaasstraat 5 9130 Kallo
Transport
-
niet gekend
350
Z
18
Thermotraffic
Logistiek
-
4
350
Z
18
Logidec
Logistiek
-
12
350
Z
19
Van Moer Rail
Haven 1155 Nicolaasstraat 5 9130 Kallo Haven 1155 Nicolaasstraat 5 9130 Kallo Haven 1147 Kruipin 9130 Kallo
Transport
-
niet gekend
150
Z
15
15
–
BIJLAGE III: NABIJGELEGEN BEDRIJVEN EN BUURBEDRIJVEN
NR
Naam
Adres
Activiteit
SEVESO
Afstand (m) 350
Richting
-
# werknemers 9
20
Eco Modal Transport & Shipping Wijngaardnatie
Haven 1147 Nicolaasstraat 9130 Kallo Haven 1165 Hazopweg 3 9130 Beveren
Transport
Laden en lossen, opslag en overslag van verpakte chemische stoffen + samenstellen van palletladingen en bemonsteren van goederen Logistiek
hoog
30
450
Z
22
Fresh Connection
Haven 1168 Land van Waaslaan 35C 9130 Kallo
-
4
350
ZZW
23
Riga Logistics
Haven 1168 Land van Waaslaan 1 9130 Kallo
Opslag en verdeling van poeders, granulaten en vloeistoffen
hoog
25
450
ZZW
24
Van Moer Rail
Haven 1165 Land Van Waaslaan 9120 Beveren
Laden en lossen, open overslag en samenstellen palletladingen chemische stoffen
hoog
10
850
ZZW
24
Geodis Nova Logistics
Haven 1167 Land van Waaslaan 9130 Kallo
Transport – Logistiek
-
6
850
ZZW
24
Tabaknatie
Land van Waaslaan 9130 Kallo
Transport – Logistiek
-
niet gekend
850
ZZW
24
Katoen Natie (Unicontrol)
Land van Waaslaan 9130 Kallo 0475-25 87 03
Transport – Logistiek
-
niet gekend
850
ZZW
25
Fluxys drukreduceer station
Haven 1166 Koestraat 9130 Kallo
Aardgasvervoer
-
0
1000
ZZW
26
Westerlund
Haven 1205 Land van Waaslaan 5 9130 Kallo
Behandeling van bosproducten (papier, pulp…)
11
450
ZW
27
Gearbulk
Transportservice
-
3
500
ZW
28
Riga Natie
Haven 1219 Hazopweg 6 9130 Kallo Haven 1218 Hazopweg 5 9130 Kallo
Transport – Logistiek
-
6
950
ZW
29
Quay Side Services
Haven 1219 Hazopweg 6 9130 Kallo
Opslag, overslag, goederenbehandeling
-
5
1050
ZW
29
M+Q Antwerp
Haven 1219 Hazopweg 6 9130 Kallo
Handelsbemiddeling
-
0
1050
ZW
21
Z
BIJLAGE III: NABIJGELEGEN BEDRIJVEN EN BUURBEDRIJVEN
NR
Naam
Adres
Activiteit
SEVESO
29
Metal Terminals International Votorantim
Haven 1219 Hazopweg 6 9130 Kallo Haven 1223 Hazopweg 8 9130 Kallo Haven 1205 Land van Waaslaan 5 9130 Kallo
Opslag, overslag en goederenbehandeling van metalen Logistiek bosproducten
30
Afstand (m) 1050
Richting
-
# werknemers 4
-
33
1150
ZW
Havenindustrie
-
4
Buur
W
ZW
31
Euroports Road Transport
31
Euroports Leftbank Terminals
Haven 1205 Land van Waaslaan 5 9130 Kallo
Havenindustrie
-
250
Buur
W
32
Finnlines
Zeevaart
-
17
Buur
W
33
M-Real
Haven 1213 Land van Waaslaan 9130 Kallo Haven 1211 Land van Waaslaan 10 9130 Kallo
Papierindustrie
-
16
Buur
W
34
Katoen Natie Bulk Terminals
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Opslag, overslag, goederenbehandeling
-
154
1100
W
34
Katoen Natie Grinding en Compounding Services
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Opslag, overslag, goederenbehandeling
-
25
1100
W
34
Katoen Natie
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Opslag, overslag, goederenbehandeling
-
38
1100
W
34
Katoen Natie Polymer Contractor
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Opslag, overslag, goederenbehandeling
-
44
1100
W
34
Katoen Natie Tank Operations
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Tanktransport
-
6
1100
W
34
Katoen Natie Trucking (afdeling Silo Cleaning) Chevron Phillips Chemicals International Rapid Tank Services
Haven 1227 Hazopweg 9130 Kallo
Logistiek
-
16
1100
W
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Productie van Ryton PPS
-
34
1100
W
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Verhuur, verkoop en herstelling van containers
-
12
1100
W
34
Riga Terminals
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Organisatie vrachtvervoer, expediteur
van
-
8
1100
W
34
T.I.C.E.
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
Onderhoud en reparatie van auto's
-
0
1100
W
34
34
BIJLAGE III: NABIJGELEGEN BEDRIJVEN EN BUURBEDRIJVEN
NR
Naam
Adres
Activiteit
SEVESO
Afstand (m) 1100
Richting
-
# werknemers 29
34
Transcolli
34
Chemcopack
Opslag, overslag en goederenbehandeling Verpakkingsbedrijf
34
Muisbroek
34
Seaport Terminals
34
Adigo
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo
-
28
1100
W
Internationaal expediteur
-
niet gekend
1100
W
Opslag, overslag en goederenbehandeling Scheepvaartrederij
-
28
1100
W
-
niet gekend
1100
W
34
Routier Snack Mirabari
Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1227 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1231 Haandorpweg 1 9130 Kallo Haven 1204 Land van Waaslaan 9130 Kallo
Snackbar
-
1
1100
W
34
Total Tankstation
Tankstation
-
2
1100
W
35
Cargo Agency
-
4
1200
W
36
Stora Enso Lumipaper
Papierindustrie
-
108
Buur
NW
37
Transfennica
Haven 1211 Land van Waaslaan 5 9130 Kallo
Transport
-
12
Buur
NW
38
International Car Operations (ICO)
Haven 1241 Haandorpweg 2 9130 Kallo
Import en export van voertuigen
-
224
1300
NW
38
NMT Belgium
Verscheping voertuigen
van
-
1
1300
NW
38
Ubem Auto Surveys
Haven 1241 Haandorpweg 2 9130 Kallo Haven 1241 Haandorpweg 2 9130 Kallo
Controleren voertuigen
van
-
4
1300
NW
Organisatie vrachtvervoer
van
W
Bijlage IV: Gehanteerde luchtkwaliteitsdoelstallingen Immissieconcentratie- en depositiedoelstellingen Polluent / Referentie grenswaarde
Middelingtijd
Grenswaarde
Overschrijdingsmarge
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden
Zwevende deeltjes (PM10) referentie 1
1 dag
50 µg/m3 PM10 mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden. (35/365 -> P 90,40 )
Is reeds van kracht sedert 1 januari 2005
kalenderjaar
40 µg/m3 PM10
Is reeds van kracht sedert 1 januari 2005
1 uur
200 µg/m3 NO2 mag niet meer dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 -> P 99,79)
Reeds van kracht sedert 1 januari 20101
Kalenderjaar
40 µg/m3 NO2
Reeds van kracht sedert 1 januari 2010
1 uur
350 µg/m3 mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar worden overschreden
Reeds van kracht sedert 1 januari 2005
Stikstofdioxide (NO2) Referentie 1
Zwaveldioxide (SO2) Referentie 1
(24/8760 -> P99,73) 24 uur
125 µg/m3 mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden
Reeds van kracht sedert 1 januari 2005
(3/365 -> P99,18) Koolstofmonoxide (CO) Referentie 1
Hoogste 8uurgemiddelde van een dag2
10 mg/m3
Reeds van kracht sedert 1 januari 2005
Zwevende deeltjes (PM2,5) – Fase 1
1
Vlaanderen heeft hiervoor uitstel gekregen tot uiterlijk 2015, maar dan moeten er wel extra maatregelen worden genomen waarmee de normen kunnen gehaald worden. Het luchtkwaliteitsplan dat werd goedgekeurd op 30/03/2012 bevat die extra maatregelen. Gezien het hoge aandeel van wegverkeer in de NO2 emissies richten de maatregen zich voornamelijk op wegverkeer. 2 De hoogste 8-uurgemiddelde concentratie per dag wordt bepaald door analyse van de voortschrijdende gemiddelden over perioden van 8 uur, die ieder uur worden berekend op basis van de uurwaarden. Elk aldus berekend gemiddelde over 8 uur telt voor de dag waarop de periode van 8 uur eindigt, d.w.z. dat de eerste berekeningsperiode voor een bepaalde dag loopt van 17.00 uur op de dag daarvoor tot 1.00 uur op die dag; de laatste berekeningsperiode loopt van 16.00 uur tot 24.00 uur.
Polluent / Referentie grenswaarde
Middelingtijd
Grenswaarde
Referentie 2
kalenderjaar
25 µg/m3 PM2,5
Overschrijdingsmarge
20 % op 11 juni 2008, op de daaropvolgende eerste januari en vervolgens iedere 12 maanden met gelijke jaarlijkse percentages te verminderen tot 0 % op 1 januari 2015
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden 1 januari 2015
Zwevende stoffen (PM2,5) – Fase 2 3 Referentie 2
Kalenderjaar
20 µg/m³
1 januari 2020
Verzurende depositie4 Referentie 4
1400 Zeq/ha/jaar voor naaldbossen en heide op zandgronden 1800 Zeq/ha/jaar voor loofbossen op arme zandgronden 2400 Zeq/ha/jaar voor loofbossen op rijkere gronden
Referentie 5
Lange termijn doelstelling voor de meeste bosecotopen (2030): 1400 Zeq/ha/jaar Lange termijndoelstelling voor zuurgevoelige gebieden (2030) 300 à 700 Zeq/ha/jaar Middellange termijn doelstelling (2010): 2.770 Zeq/ha/jaar
VOS 150 µg/m³ Voor KWS-emissies bestaat geen vastgelegde toetsingswaarde. Naar analogie van toetsingswaarden bij andere gelijkaardige MER’en wordt bij de beoordeling van de totale KWS-bijdrage louter als indicatieve toetsingswaarde 150 µg/m³ als jaargemiddelde bijdrage voorgesteld. Dergelijke waarde kan, rekening houdend met de door de WHO en de in Nederland vooropgestelde doelstellingen en streefwaarden voor een groot aantal VOS, aanzien worden als een relatief strenge doelstelling, zeker voor de industriegebieden zonder bewoning. Grootteorde komt een dergelijke waarde overeen met een TOC van zowat 100µg C-equivalenten/m³. De waarde van 150 µg/m³ ligt ook een factor 1.000 lager dan de algemene VLAREM-II emissiegrenswaarde voor som van VOS (vanaf een emissiedrempel van 3 kg/uur).
Referentie 1: Richtlijn luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa Richtlijn 2008/50/EG van 21 mei 2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa : Bijlage XI Grenswaarden voor de bescherming van de menselijke gezondheid. Deze grenswaarden werden overgenomen en aangevuld in Vlarem II bijlage 2.5.3.11 Referentie 2: Richtlijn luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa Richtlijn 2008/50/EG van 21 mei 2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa : Bijlage XIV Nationale doelstelling, streefwaarde en grenswaarde inzake vermindering van de blootstelling aan PM2,5. Deze grenswaarden werden overgenomen in Vlarem II bijlage 2.5.3.14, Referentie 4: Vlarem II,bijlage 2.4.2 3
Fase 2 – de indicatieve grenswaarde wordt door de Commissie in 2013 herzien in het licht van nieuwe informatie over gevolgen voor gezondheid en milieu, technische haalbaarheid en ervaring die met de streefwaarde is opgedaan in de lidstaten.
Referentie 5: MINA-plan 3
Emissiedoelstellingen: NEC – doelstellingen Op 27 november 2001 werd de richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreindigende stoffen gepubliceerd. Deze richtlijn, veelal de NEC-richtlijn genomd (NEC: National Emission Ceilings, nationale emissieplafonds), legt de lidstaten van de Europeese Unie absolute emissieplafonds op voor de polluenten NOx, SO2, VOS en NH3, waaraan vanaf 2010 moet voldaan worden. Daarnaast moeten de lidstaten een programma (NEC-reductieprogramma) opstellen waarin wordt aangegeven op welke manier aan deze plafonds zal morden voldaan. De Belgische en Vlaamse emissiemaxima voor 2010 (in kton) zijn voor niet-mobiele bronnen: Vlaanderen
België
SO2
65,8
99
NOx
58,3
176
VOS
70,9
139
NH3
45
74
De NEC-richtlijn wordt in 2013-2014 herzien. Dit maakt deel uit van de herziening van het volledige EU-beleid inzake luchtkwaliteit. Zowel de plafonds als andere bepalingen zullen worden aangepast met aangescherpte doelen voor het jaar 2020. Het voornemen is om naast de bestaande plafonds een plafond of reductiepercentage voor fijn stof (PM2,5) op te nemen.
Bijlage V : Uitgebreide meteo-condities tijdens het opmeten van geluid
Bijlage V : Uitgebreide meteo-condities tijdens het opmeten van geluid
Bijlage VI: Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
Bron 1: pomp 10P10
Bron 2.1: compressorgebouw
Bron 2.2: compressorgebouw
Bijlage VI: Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
Bron 2.3: compressorgebouw
Bron 2.4: compressorgebouw
Bron 3: pomp PB10
Bijlage VI: Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
Bron 4: pomp 5P10
Bron 5: pomp 7P11
Bron 6.1: boosterstation (open deel)
Bijlage VI: Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
Bron 6.2: boosterstation (wand)
Bron 7: dokwaterheater
Bron 8: dompelpomp PN11
Bijlage VI: Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
Bron 9: dompelpomp PN12
Bron 10.1: ventilator fakkel (max vermogen)
Bron 10.2: ventilator fakkel (stand-by)
Bijlage VI: Spectrum in tertsbandanalyse van de geluidsmetingen bij AGT
Bron 10.3: fakkelvlam tijdens affakkelen
Bron 11: schip (schouw)
Bron 12: vrachtwagen (20 km/u)
Niet technische samenvatting Project - MER Uitbreiding van de site te Kallo AGT NV
AGT NV LAND VAN WAASLAAN 3 9130 KALLO
UITGAVE : OKTOBER/2014 REF. :
ESM14030038 – KVH – MER
REVISIE:
NTS_OMER
Sertius CVBA Environmental & Safety Services Kantoor Gent Deinsesteenweg 114 B-9031 Drongen (Gent)
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
INHOUD 1.
BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN HET PROJECT ........................................................................................... 5
2.
RUIMTELIJKE SITUERING .......................................................................................................................... 5
3.
REFERENTIESITUATIE................................................................................................................................ 6
4.
GEPLANDE SITUTATIE ............................................................................................................................... 7
5.
MILIEUASPECTEN ..................................................................................................................................... 7
6.
ALTERNATIEVEN ....................................................................................................................................... 8
7.
EVALUATIE VAN DE MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN VERBONDEN AAN HET PROJECT.................................. 9 7.1.
Lucht................................................................................................................................................. 9
7.1.1. 7.1.2. 7.1.3.
7.2.
Geluid en trillingen ............................................................................................................................ 9
7.2.1. 7.2.2. 7.2.3.
7.3.
AFBAKENING EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ...................................................................................................9 EFFECTBEOORDELING .................................................................................................................................... 10 MILDERENDE MAATREGELEN ........................................................................................................................... 11
Fauna en Flora ................................................................................................................................ 11
7.3.1. 7.3.2. 7.3.3.
7.4.
AFBAKENING EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ...................................................................................................9 EFFECTBEOORDELING ......................................................................................................................................9 MILDERENDE MAATREGELEN .............................................................................................................................9
AFBAKENING EN REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK ................................................................................................. 11 EFFECTBEOORDELING .................................................................................................................................... 11 MILDERENDE MAATREGELEN ........................................................................................................................... 12
Overige disciplines .......................................................................................................................... 12
7.4.1. 7.4.2. 7.4.3.
MENS ....................................................................................................................................................... 12 OPPERVLAKTEWATER .................................................................................................................................... 13 BODEM EN GRONDWATER............................................................................................................................... 13
FIGUREN Figuur II.1
Weergave van de ruimtelijke bestemming in de ruime omgeving rond AGT (gewestplan inclusief wijzigingen GRUP)
2
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.
3
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
EXTER NE
Revisie: NTS_OMER
DESKU NDIGEN
M ER -c o ö rd in a t i e
d is c ip lin e lu c h t
K atr i en Va n H aec ke A n ne-M ar i eke C ool s
Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/643/V1 einddatum erkenning: 11/05/2015 Bijgestaan door: Anne-Marieke Cools, Sertius cvba
Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/705-V1 einddatum erkenning: onbepaalde douur
D i s c ip l in e fa u n a en F lo ra
d is c ip lin e g e lu id
Mi a Janssen
Sven Loridan
Milieustudies M. Janssen Kastanjelaan 13 3052 Oud-Heverlee e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-372/V-5 inddatum erkenning: onbepaalde duur
dBA-plan Poststraat 1 b03 3590 Diepenbeek e-mail:
[email protected] ref. erkenningsbesluit: AMV/ERK/MER/EDA - 798 einddatum erkenning: onbepaalde duur
4
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
1.
Revisie: NTS_OMER
Bek n o p t e b es c h r ij v in g v a n h e t p r o j ec t
AGT NV te Kallo (Beveren) is een een terminal voor de op- en overslag van LPG (Liquefied Petroleum Gas). Propaan, propyleen, butaan en 1,3-butadieen wordt er opgeslagen in enerzijds opslagtanks (drukopslag in sferen of ingeterpte houders en gekoelde atmosferische opslagtanks).. De huidige exploitatievergunning van AGT NV dateert van 21 oktober 2010 en dit voor een termijn eindigend op 21 oktober 2030. AGT NV wenst echter haar installaties uit te breiden. Error! Reference source not found. wenst enerzijds haar opslagcapaciteit te verhogen met 8 bijkomende ingeterpte horizontale cilindrische houders en 1 gekoelde houder, anderzijds wenst AGT NV enkele ondersteunende installaties uitbreiden. Het milieueffectenrapport heeft tot doel om de mogelijke milieu-impact van de huidige en geplande activiteiten in kaart te brengen. M. E .R. - P L I C H T
V AN HET PROJ ECT
AGT is m.e.r.-plichtig volgens Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Error! Reference source not found. valt na uitbreiding onder volgende indeling van bijlage II van het besluit: 6c) Opslagruimten voor aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton tot 200.000 ton; de huidige opslagcapaciteit is 80.837 ton. Na uitbreiding wordt dit 125.885 ton. De drempelwaarde van 100.000 ton wordt bijgevolg door de uitbreiding voor de eerste keer overschreden. Hierdoor moet AGT NV een MER opmaken. Er kan echter een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de MER-plicht ingediend worden, AGT NV kiest er echter voor een MER op te maken. VERDERE
B ESL U ITVOR MINGSP ROCE S
Het goedgekeurd MER zal deel uitmaken van de aanvraag ‘uitbreiding van de milieuvergunning voor de activiteiten van Error! Reference source not found. gelegen aan de Land van Waaslaan 3, 9130 Kallo’. Voor dit project is eveneens een stedenbouwkundige vergunning vereist.
2.
Ru i m t e lij ke s i tu er in g
AGT NV is gelegen te Kallo, gemeente Beveren, in de industriezone van het Linkerschelde-oevergebied, officieel de Waaslandvlakte genoemd. Het bedrijf beschikt over een terrein van ongeveer 26 hectare. In het westen grenst AGT NV aan de Land van Waaslaan, in het zuiden aan het Kruipin en Luiknatie (overzijde Kruipin), in het oosten aan het terrein van ADPO en Rhenus Ocean; in het noord-noordoosten aan het Zuidelijke Insteekdok en een klein gedeelte aan het Waaslandkanaal. GEWE STP LA N
EN
G RUP
De zone rond AGT NV wordt enerzijds bepaald door het gewestplan en door het GRUP ‘Waaslandhaven fase 1 en omgeving’ (datum goedkeuring: 16/12/2005). In figuur II.1 is een uittreksel uit het gewestplan opgenomen waarop AGT NV is aangeduid samen met de wijziging van het gewestplan door het GRUP. De inrichting is gelegen in een industriegebied. AGT is gelegen in een zone, die bij het begin van de ontwikkeling van het industriegebied op de Linkerschelde-oever door DOLSO gedefinieerd werd als LPG-zone. Dit wil zeggen dat binnen deze zone LPG verhandeld (opslaan en laadlosoperaties) mag worden. Deze zone werd ingesteld naar analogie met de LPG zone in Zeebrugge en bewaakt een minimale afstand (1.500 m) tot de bestaande woonwijken.
5
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
BEWO NING In de onmiddellijke omgeving van de inrichting bevinden zich geen belangrijke woonzones. Het meest nabijgelegen gebied met woonfunctie is de dorpskern van Kallo, met 2.200 inwoners (ref. BNIP AGT oktober 2012). Deze is gelegen op ongeveer 1.800 meter van de oostelijke terreingrens. Binnen 3 km rond AGT zijn geen andere gebieden met woonfunctie gelegen. BEDR IJVE N Daar AGT gelegen is in de haven van Antwerpen zijn in de onmiddelijke omgeving van AGT NV verschillende industriële vestigingen gelegen. SPEC IAL E
BE SCHER MI NG S ZON ES
In oostelijke richting op ongeveer 3 km van de terreingrens van AGT is een habitatrichtlijngebied gelegen ter hoogte van de Linkerschelde-oever aan het Fort. AGT is gelegen in het vogelrichtlijngebied dat zich uitstrekt over de Linkerscheldeoever tot in Kallo. NATU UR RES ERV AT EN, R AMSA RGEB IE DEN
EN
VE N-G E B I E D E N
Het dichtstbijgelegen VEN-gebied (Golf Beveren, nr. 243) is gelegen op een afstand van 1,6 km ten oosten van de site. Binnen de straal van 5 km rondom de site zijn noch erkende, noch Vlaamse natuurreservaten aanwezig. Het gebied ‘De schorren van de Beneden Schelde’ behoort tot 1 van de Ramsargebieden die in Vlaanderen gelegen zijn. Dit gebied is gelegen op een afstand van 5 km ten noorden van AGT.
3.
Ref er en ti es i tu a t ie
Het terrein van AGT kan ingedeeld worden op basis van de uitgevoerde activiteiten: DE
O PSL AG ZO NES VO OR VLO EIB AR E G AS SE N
De opslagzone bestaat uit: DE
8 sferen onder druk (13,7 barg). Deze hebben een volume van 8*3.300 m³ en kunnen propyleen, propaan, butaan of 1,3-butadieen bevatten. 4 ingeterpte houders (4*3.000 m³) en kunnen ook propyleen, propaan, butaan of 1,3 butadieen bevatten. 2 atmosferiscbe gekoelde opslag (2*50.000 m³) en kunnen ook dezelde stoffen bevatten.
VE RLA D ING S ZO NE VOO R H ET LA DE N E N LO SSE N VA N T A NK WA GE NS E N T AN K WAGO N S.
Er zijn momenteel 4 laadstations voor tankwagens (uitgerust met één laadarm) en 4 laadstations voor tankwagons op de site aanwezig. DRIE BE ST AA N DE AA NL AN D IN GS FACI LI TE ITE N: G ROT E ZE E STE IG ER, K LE IN E (INT ER N GE NA AMD: MA IN JE TT Y, S ECO NDARY JE TT Y EN B A RGE JET TY)
ZEES TE IGE R, L ICHTE RS TE IGER
-
De hoofdsteiger (Main Jetty) is voorzien voor schepen die drukproduct of product bij atmosferische druk in gekoelde toestand vervoeren. Aan deze steiger kunnen zeeschepen, maar ook kustschepen en lichters behandeld worden. Aan de kleine zeesteiger (secondary jetty) kunnen lichters of kustschepen voor drukproduct of gekoeld product worden behandeld. De steiger is voorzien voor behandeling van kustschepen. De barge jetty is van het 'vinger'-type, zodat gelijktijdig twee lichters kunnen aanmeren. De transfers naar de lichtersteiger gebeurt door de pompen van de sferen.
6
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
DE
NU TSVO OR ZI EN I NGE N (FA KK EL, ST IK STO F,
Revisie: NTS_OMER
…) .
Een afgasbehandeling is bij AGT aanwezig onder de vorm van een fakkelsysteem met rookloze verbranding dat enerzijds alle afval-processtromen en anderzijds alle occasionele door veiligheids- of overdrukkleppen (enkel van de ingeterpte tanks) afgelaten product verzamelt. De odorisatie-installatie gebruikt ethylmercaptaan als odorisatieproduct. AGT is uitgerust met een stikstofinstallatie voor het spoelen van schepen, tankwagons of –wagens. Er is een waterbehandelingssysteem aanwezig om organische vervuiling van microbiologische of macrobiologische oorsprong te verwijderen uit condensorpijpen. Hiervoor wordt aan het water een behandelingsproduct (antifouling) toegevoegd. Het betreft een discontinu programma met een zomer- en winterregime. ALGE ME NE DIENST EN Bluswaternet Dokwaterheaters om dokwater op te warmen wanneer deze onder de 5°C daalt Water/glycolheaters om propaan of propyleen op te warmen. Noodgeneratoren
4.
G ep la n d e s it u t a t i e
AGT wenst de gasterminal uit te breiden met:
5.
een bijkomende hoofdsteiger, uitbreiding van de ingeterpte opslag met 8 tanks van elk 3 500 m3. Deze houders worden voorzien voor de opslag van gassen in de C3-C4 koolwaterstoffenreeks, zoals propaan, propyleen, butaan; een bijkomende tank voor gekoelde opslag van C2 (ethyleen of ethaan). Voor koeling van het product worden 2 compressoren en 4 warmtewisselaars voorzien; een derde spoor met 2 laadplaatsen voor tankwagons, aangelegd naast de bestaande laadplaatsen, hiervoor worden eveneens twee nieuwe weegbruggen en twee extra boosterpompen voorzien; een extra fakkel, boosterpompen voor nieuwe pijpleidingen, een aardgasreduceerstation, een stikstofreduceerstation, extra noodgenerator met bijhorende dieselopslag (T13), vervanging van de bestaande dieseltank T10 door een nieuwe en grotere tank, 2 extra bluswaterdiesels, 2 bijkomende koelwaterpompen.
M il i eu a s p e c t en
WAT ERHU ISHO U DI NG AGT NV beschikt over de volgende bronnen van water: - Leidingwater - Dokwater - Hemelwater Het leidingwater wordt gebruikt voor de sanitaire voorzieningen en om schepen te bevoorsaden. Het sanitair afvalwater wordt via de septische put in het dok geloosd. Hemelwater op de verharde oppervlakten wordt afgevoerd en vloeit via grondinsijpeling terug naar het dok. Het dokwater wordt ingezet als koelwater of om op te warmen. Dit water wordt terug geloosd in het dok.
7
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
RISIC OACT IV ITE IT EN
Revisie: NTS_OMER
MB T BODE M- EN GR ONDWA TERV ERO NTR EINIGING
Op de site zijn verschillende risico-activiteiten m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging (dieselgeneratoren, opslag van producten, stookinstallaties) aanwezig. Om bodem en grondwater te beschermen werden bodembeschermende maatregelen genomen (vb. inkuipingen). Op de sitte werd een verontreiniging met minerale olie in het vaste deel van de bodem en grondwater vastgesteld (afkomstig van een bovengrondse dieseltank met verdeelslang). Een bodemsaneringsproject werd uitgewerkt maar kon door complexiteit van ondergrondse kabels en leidingen niet uitgevoerd worden. Daarna is overgegaan tot een wijziging door staalname (na goedkeuring van OVAM). LUCHTE MISS IE S De luchtemissies bij AGT worden als volgt gedefinieerd: - Geleide verbrandingsemissies vanuit dock water heaters, water/glycolheaters en dieselmotoren - Verbrandingsemissies en VOS-emissies vanuit de fakkel - Fugitieve VOS-emissies Deze emissies werden begroot in het MER. Voor elk van de beschouwde parameters is het jaartotaal lager dan de drempelwaarde in IMJV. GELUIDS EMIS S IES De voornaamste geluidsbronnen van AGT zijn de buiten opgestelde installaties.
6.
Al t er n a t iev en
Het project omvat de uitbreiding van de opslagcapaciteit en de bijhorende overslagvoorzieningen. Het nulalternatief wordt in het MER besproken en behelst het behoud van de huidige, nu vergunde situatie. Dit zou betekenen dat AGT de uitbreiding niet verwezenlijkt. Hierdoor zal AGT NV niet strategisch gewapend zijn voor de toekomstige opslagcapaciteit voor verschillende gassen. Door deze uitbreiding kan AGT NV meewerken aan de ontwikkeling van de industrie op de Linkerschelde-oever en kan het zijn deskundigheid op het gebied van gasopslag en –overslag aanwenden. Wanneer AGT de geplande uitbreidingsprojecten niet kan uitvoeren, zal dit hoogstwaarschijnlijk elders in Vlaanderen gebeuren op een plaats waar geen zone afgebakend werd voor opslag en overslag van LPG. AGT NV is gelegen in een zone die door DOLSO gedefinieerd werd als LPG-zone. Hierdoor wordt een minimale afstand van 1.500 m bewaakt ten opzichte van bestaande woonwijken. Het nulalternatief wordt tevens als referentiesituatie in het kader van dit project-MER beschouwd. De milieuimpact van de referentiesituatie wordt als dusdanig beschreven bij de verschillende disciplines. In het MER wordt de goede ligging door de directe verbiningen met het spoor, de belangrijke verkeersassen en de opportuniteiten voor het inkoppelen op bestaande en/of nieuwe pijpleidingen. Daarnaast is de ligging aan waterwegen ideaal voor het efficiënt aanvoeren van gassen. Daarom wordt een nieuwe locatie niet in overweging genomen. De uitvoeringsalternatieven worden in het MER beschreven. Gekoelde opslag is het meest economisch haalbaar bij grote opslagvolumes van stoffen die bij omgevingstemperaturen de gasfase hebben en die een vlampunt hebben lager dan 0°C. Indien de volumestromen geringen zijn van omvang en/of de beschikbaarheid van het gasvormig medium binnen korte tijdspanne noodzakelijk is, dan is het economischer om in plaats van gekoelde of cryogene opslag voor drukopslag te kiezen. Het technisch uitvoeringsalternatief voor ingeterpte houders is opslag in bovengrondse sferische houders. De keuze voor ingeterpte houders is gesteund op volgende punten:
8
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
Vermijden van bleve, bescherming tegen externe invloeden als hittestraling, drukgolven als gevolg van een explosie, bescherming tegen rondvliegende objecten, efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte en de ondergrondse houders bieden het voordeel van een constante winter- en zomertemperatuur. Daarbij komt dergelijke opslag gunstig uit voor wat betreft esthetische aspecten, vermits enkel de ‘terp’, ‘mount’ of heuvel zichtbaar blijft. De nieuwe houders zullen een groter volume hebben dan de reeds bestaande. Er werd voor dit uitvoeringsalternatief gekozen omwille van operationele redenen als gevolg van de volumes die per schip worden aangevoerd. Ten opzichte ven een sferische houder is het economische volume bij dergelijke houders immers kleiner omdat een percentage ‘dode ruimte’ of een hoeveelheid product niet aan het nominale debiet kan worden uitgepompt. Voor de checklist inzake toepassen BBT wordt verwezen naar bijlage II van het MER.
7.
Ev a lu a ti e v a n d e m o g el ij ke m i li eu ef f ec t en v er b o n d e n a a n h e t p r o j e c t
In het MER werd onderzoek verricht naar de mogelijke milieueffecten verbonden aan de huidige en toekomstige activiteiten. 7.1. Lucht 7 . 1 . 1 . A f b a k e n i ng e n r e i k w i j d te v an he t o n de r z o e k Uitgaande van de emissies verbonden aan de op- en overslagactiviteiten en aan het transport van en naar de site, worden binnen de discipline lucht de geplande emissies begroot en de PBP aangeduid. Indien er PBP worden vastgesteld, wordt een kwantitatieve impactbepaling uitgevoerd. 7 . 1 . 2 . E f fe c t b e o or d el i ng De exploitatie van de opslagterminal van AGT NV gaat gepaard met verschillende atmosferische emissies. De emissiebronnen die besproken en begroot werden zijn de Dockwaterheaters, water/glycolheaters en dieselmotoren die typische verbrandingsemissies uitstoten. Daarnaast zijn er nog de fakkel en de lekverliezen van de apparaten die typische VOS-emissies uitstoten. Deze emissies werden begroot in het MER zowel voor de huidige als de geplande situatie. Deze begrootte emissies waren lager dan de drempelwaarden in het IMJV en worden uitgestoten met karakteristieken die geen verre verspreiding veroorzaken. In omgeving zijn geen kritiche parameters op te merken en zijn ook geen belangrijke gevoelige risicogroepen aanwezig. Bijgevolg worden de effecten naar de omgeving verwaarloosbaar verondersteld. De transportemissies door AGT werden door car-vlaanderen vanuit de transportgegevens berekend. De immissies door deze transportemissies zijn te verwaarlozen. 7 . 1 . 3 . M i l de r en d e m a a tr e g e l en Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld 7 . 2 . G e l u i d en t r i l l i n g en 7 . 2 . 1 . A f b a k e n i ng e n r e i k w i j d te v an he t o n de r z o e k Er wordt een overzicht gemaakt van de gemeten geluidemissies en geluidimmissies uit eerdere uitgevoerde akoestische studies. De installaties van AGT die akoestisch relevant zijn, zijn deels te beschouwen als een bestaande inrichting (vergund voor 01/01/1993), deels als een nieuwe inrichting (vergund na 01/01/1993). 9
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
Op basis van de immissie- en emissiemetingen wordt een duidelijk beeld van het huidige omgevingsgeluid en specifieke geluid van de inrichting gegeven. Op basis van de gekende geluidsvermogenniveaus, de geometrische kenmerken, de ligging van de voornaamste bronnen, de ligging van de immissiepunten en de hoogte van de geluidsbronnen wordt met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend naar de verschillende immissiepunten (BEGIS). Deze berekening steunt op de ISO-9613 en wordt uitgevoerd met een computerprogramma (Geomilieu V2.13). Het effect van de geplande situatie wordt besproken op basis van de aangeleverde gegevens door de opdrachtgever over de aard van de installaties en de geluidsemissie van deze nieuwe installaties. Deze gegevens worden toegevoegd aan het geluidsmodel voor de bestaande situatie. Op basis van dit model wordt het effect van de geplande situatie volgens ISO 9613 berekend. 7 . 2 . 2 . E f fe c t b e o or d el i ng G EL UID HUIDIGE
E N GE PLA NDE S IT UA TIE: GEL U IDSBRO NNE N BE SC HOU WD A LS E EN B ES TAA NDE INR ICHT ING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de bestaande bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 30 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het opgemeten achtergrondniveau (Ltotaal) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Loorspr of Lvoor (=Ltotaal – Lsp AGT bestaand+nieuw) bedraagt eveneens 48-49 dB(A), hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. HUIDIGE
S IT UA TIE: GEL U IDSBR ONNE N BE SCHO UWD AL S EE N NIE UWE INR ICHTING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 11 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. GEPLA NDE
SITU AT IE : G EL UIDS BRO NNE N BE SCHOU WD ALS EE N NIEU WE INR ICHTING
Beoordelingspunt 1 (mpt 1)
Ter hoogte van BP 1 wordt het Lsp afkomstig van de nieuwe bronnen van de inrichting in de huidige situatie berekend op 29 dB(A). Bij een wind van bron richting ontvanger bedraagt het oorspronkelijk omgevingsgeluid (Ltotaal – Lsp AGT nieuw) tijdens de nachtperiode 48-49 dB(A). Hierdoor is ΔLAX,T < +1. Aangezien het Lsp ≤ RW (zowel
10
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
tijdens de dag als tijdens de avond en nacht) wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en bekomen we een eindscore van 0.
Beoordelingspunten 2, 3 & 4
Ter hoogte van de beoordelingspunten op 200 m van de perceelsgrens (allen binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten, aangezien deze punten binnen de percelen van verschillende buurbedrijven liggen en door het stoorgeluid van de buurbedrijven is dit immers weinig zinvol. We verwachten een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) Aangezien het specifieke geluidsniveau onder de norm ligt bedraagt de eindscore hier 0 of -1. T R IL L IN G EN Met betrekking tot de trillingsproductie worden twee methoden voor het indrijven van pijlers geëvalueerd, namelijk:
heien met slaghamers schroefheien.
Uitgaande van de karakteristieken van de bodem en richtwaarden uit de literatuur kan verwacht worden dat er aan de dichtst bijgelegen woningen geen trillingshinder zal optreden. 7 . 2 . 3 . M i l de r en d e m a a tr e g e l en In de huidige als geplande situatie bestaat er geen probleem met betrekking tot het respecteren van de door Vlarem II opgelegde richtwaarden voor bestaande inrichtingen en grenswaarden voor nieuwe inrichtingen. Ter hoogte van de Vlarem-beoordelingspunten gelegen in het industriegebied rondom de inrichting bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0 of -1, m.a.w. AGT te Beveren oefent hier een verwaarloosbaar tot zeer beperkt effect uit op het geluidsklimaat. Er zijn geen randvoorwaarden die aangeven dat er zich een probleem kan stellen, milderende maatregelen zijn hier dan ook niet aangewezen. Ter hoogte van het Vlarem-beoordelingspunt binnen het woongebied van Kallo bedraagt de eindscore in de huidige als geplande situatie 0. Het effect is verwaarloosbaar en milderende maatregelen zijn niet nodig. 7 . 3 . F a u n a e n F l o ra 7 . 3 . 1 . A f b a k e n i ng e n r e i k w i j d te v an he t o n de r z o e k Mogelijke effecten op de aanwezige natuurwaarden (vegetaties en fauna), die kunnen optreden bij de uitbreiding (met ruimtebeslag) van de installaties, worden onderzocht,. Op basis van de gegevens aangereikt door de disciplines Lucht en Geluid, worden de effecten van de huidige emissies en de toename van lucht- en geluidsemissies na uitbreiding, besproken. Mogelijke effecten door biotoopverlies, verzuring en rustverstoring worden onderzocht en beoordeeld. In de voortoets passende beoordeling wordt onderzocht of de optredende effecten nadelig zijn ten aanzien van het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’, waarbinnen het bedrijf gelegen is. 7 . 3 . 2 . E f fe c t b e o or d el i ng Effecten door biotoopverlies, rustverstoring en verzurende depositie werden geanalyseerd voor het voorgenomen project van AGT NV. Op basis van deze kan worden aangenomen dat er ten aanzien van het vogelrichtlijngebied en het IVON-gebied geen aanzienlijke effecten zullen optreden. BIOTOO PVE RLIES De gekoelde opslag situeert zich ter hoogte van een grazige zone, met geringe biologische waarde (opp. ca 1,5 ha), waardoor het biotoopverlies als gering negatief te beoordelen is (-1). De ingeterpte cylindrische houders 11
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
worden gebouwd ter hoogte van de biologisch waardevolle zone, deels bestaande uit ruigtevegetaties en deels uit bosopslag van berk en wilg. De totale oppervlakte bedraagt ca. 3 ha, waarvan ca. 1 ha bebost is. Dit biotoopverlies wordt beschouwd als een significant negatief effect (-2). Na dit ruimtebeslag blijft er nog een restzone aan bosopslag en ruigtevegetatie behouden aan de zuidrand van het terrein, langs de weg Kruipin. Door de uitbreidingsplannen gaan bijgevolg niet alle biologisch waardevolle vegetaties op de site verloren. Bij de uitbouw van de steiger in het zuidelijk insteekdok treedt geen biotoopverlies op. RUS TVER ST ORING
Op basis van de geluidscontourenkaart (zie deel geluid en trillingen) kan worden afgeleid dat er geen hoge geluidsniveaus (>45 dB(A)) te verwachten zijn tot in de randzone van het havengebied (Steenlandpolder) door de activiteiten op de site AGT NV. Bijgevolg is de rustverstoring door het bedrijf AGT NV in de huidige toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. De transporten van en naar het bedrijf AGT hebben slechts een zeer beperkte bijdrage aan het omgevingsgeluid ter hoogte van de aangrenzende wegen. In die zin is rustverstoring door het verkeer verwaarloosbaar (0) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden op grotere afstand tot het bedrijf. De aanlegwerken kunnen aanleiding geven tot verhoogd geluidsniveau in de omgeving van het bedrijf AGT NV. Deze verhoogde geluidsniveaus nemen af met de afstand tot het bedrijf en zullen tot op een afstand van 335 m meer dan 45 dB(A) bedragen. Binnen deze invloedszone komen geen belangrijke zone voor vogels voor. De geluidstoename die tijdelijk zal optreden ten gevolge de aanlegwerken zal hierdoor geen rustverstoring voor vogels teweegbrengen. De effecten zijn verwaarloosbaar (0). In de toekomstige situatie is er een geluidstoename door de activiteiten op de site te verwachten, maar deze verhogingen geven geen waarden hoger dan 45 dB(A) ter hoogte van de faunistisch belangrijke gebieden (Steenlandpolder), zie geluidscontourenkaart in de geplande toestand. Bijgevolg zijn er geen nadelige effecten door rustverstoring voor avifauna te verwachten door de uitbreiding op de site AGT NV. De effecten door rustverstoring in de geplande toestand zijn evenals in de huidige situatie verwaarloosbaar (0) ingeschat en dit zowel voor de werking van het bedrijf als door de transporten (er is geen toename van transporten). VERZUR ENDE /VER ME ST ENDE
DE POS IT IE
De uitstoot van NOx en SO2 door het bedrijf AGT in de huidige toestand is echter zeer beperkt, zodat de bijdrage aan de omgevingswaarden als verwaarloosbaar kan beschouwd worden (er werden geen berekeningen uitgevoerd). De huidige bijdrage van het bedrijf AGT aan de verzuring van vegetaties wordt als verwaarloosbaar (0) beoordeeld. De tijdelijk verhoogde luchtemissies worden als verwaarloosbaar beschouwd en geven geen aanleiding tot nadelige effecten van verzuring in de aanlegfase. De effecten zijn verwaarloosbaar ingeschat (0). Door de geplande uitbreiding bij het bedrijf AGT NV worden geen belangrijke verhogingen van de luchtemissies van NOx en SO2 verwacht, noch door de verhoging van de opslagcapaciteit noch door verkeer. De effecten van verzuring door het bedrijf AGT zijn ook de geplande toestand als verwaarloosbaar (0) te beschouwen. 7 . 3 . 3 . M i l de r en d e m a a tr e g e l en Er zijn geen milderende maatregelen noodzakelijk. 7 . 4 . O v e r i g e d i s c ip l i n e s 7.4.1. Mens 7.4.1.1. Afbakening en reikwijdte van het onderzoek De discipline mens bestaat uit 2 grote hoofdstukken: De gezondheidsanalyse, waarin de volgende elementen worden behandeld:
12
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
-
Revisie: NTS_OMER
Een samenvatting van voorgaande disciplines waarbij de relevante wijzigingen in het milieu door het project geschetst worden. Beschrijving van het studiegebied en de populatie. Ook wordt de aanpak van de communicatie naar omwonenden/omgeving wordt besproken. Bepaling van blootstelling en lichaamsbelasting van de relevante wijzigingen door het project.; Identificatie van de relevante gezondheidseffecten in de risicopopulatie. In dit onderdeel worden de mogelijke gezondheidseffecten voor de geselecteerde stoffen beschreven. Deze mogelijke effecten worden toetst aan de berekende blootstelling door het project;
- Besluitvorming en onderzoek naar de noodzaak voor milderende maatregelen; De mobiliteitsanalyse waarin de volgende elementen worden behandeld: -
Overzicht van het bereikbaarheidsprofiel: de ontsluitingswegen worden geschetst, de huidige verkeersintensiteit en -capaciteit op deze wegen wordt in kaart gebracht;
-
In kaart brengen van het mobiliteitsprofiel: Het goederen- en personenverkeer van en naar AGT wordt in kaart gebracht. Er wordt aandacht besteed aan de modal split en de te verwachten modal shift. Het gegenereerde verkeer van en naar AGT wordt getoetst aan de capaciteit van de ontsluitingswegen.
-
7.4.1.2. Effectbeoordeling GEZO NDH EI DS EF FEC TE N Uit de beschreven mogelijke effecten met hun beoordeling blijkt dat AGT NV voldoende maatregelen neemt om een verwaarloosbaar effect te veroorzaken ten opzichte van de luchtkwaliteit, geluidsbelasting, legionellablootstelling, licht, visuele hinder en stralingen. Er worden bijgevolg geen extra milderende maatregelen (naast deze in de disciplines) opgelegd. MOBIL ITE IT Na het schetsen van het bereikbaarheidsprofiel enerzijds en het mobiliteitsprofiel van AGT NV anderzijds, wordt het gegenereerde verkeer van AGT NV op het drukste moment van de dag (spitsuur voor werknemers + maximaal vrachttransporten) bekeken. De totale worst case verkeersgeneratie bedraagt 90 pae/uur of ca. 7,5% van de vooropgestelde capacteit van de weg. Rekening houdend met de beschouwde worst case situatie, het reeds maximaal benutten van het spoorwegverkeer een scheepvaart, is de impact van het wegverkeer op de totale weg aanvaardbaar. 7.4.1.3. Milderende maatregelen Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld. 7 . 4 . 2 . O p p e r v l a k t ew a t er Het algemeen principe de verordening hemelwater werd getoetst aan de exploitatie van AGT NV. Het hemelwater van AGT NV wordt geïnfiltreerd door grondinsijpeling waardoor dit hemelwater afvloeit naar het dok. Het dokwater wordt ingezet als koelwater. Het algemeen principe van de verordening hemelwater wordt gevolgd. 7 . 4 . 3 . B o d e m e n g r o n d w a te r In de discipline bodem en grondwater werd zowel de aanlegfase als de exploitatiefase beschouwd. De bronbemaling van de aanlegfase wordt gezien het tijdelijk karakter en het feit dat geen verontreiniging in de omgeving van deze zone gekend is, als niet significant beschouwd. Het afgraven van de grond gebeurt waar er nog geen activiteiten worden uitgevoerd, hierdoor wordt er verondersteld dat deze bodem niet verontreinigd is. 13
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
Revisie: NTS_OMER
De huidige en geplaande opslagvoorzieningen zijn voorzien van bodembeschermende maatregelen. De risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging zijn afdoende beheerst.
14
Uitgave: OKTOBER/2014 PROJECT-MER UITBREIDING
FIGUREN
15
Revisie: NTS_OMER
Legende
Antwerp Gas Terminal Hogedrempel Seveso-inrichting Lagedrempel Seveso-inrichting School Rust- en verzorgingstehuis
Legende: zie volgende pagina
0
750
1500 m
Project
ESM14030038 - MER AGT OVR uitbreiding Figuur II.1 : uittreksel uit het gewestplan
Uittreksel uit het gewestplan
sertius Environmental & Safety Service s
Legende bij GRUP Waaslandhaven fase I en GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen
EI EI+
Zone voor bedrijvigheid (*)
Verkeersinfrastructuur (**)
Zone voor kantoren
Reservatiestrook voor verkeersinfrastructuur
Zone voor KMO's
Waterwegeninfrastructuur
Natuurgebied
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegeninfrastructuur
Permanent ecologische infrastructuur
Reservatiezone voor aan te leggen waterwegverbinding
Permanent ecologische infrastructuur "met medegebruik"
Spoorinfrastructuur
Buffer
Leidingstraat
Leefbaarheidsbuffer
Hoogspanningsleiding
Reservatiestrook leefbaarheidsbuffer type 2
Koppelingsgebied
Tijdelijke natuurcompensatie
Reservatiegebied voor specieberging
Poldergebied of agrarisch gebied
Gebied voor gemeenschaps- en openbaar nutvoorzieningen
Bouwvrij agrarisch gebied
Gebied voor recreatievliegen
Gebied voor wonen Woonuitbreidingsgebied Gebied voor wonen, landbouw, landschapszorg en toeristisch-recreactieve activiteiten
(*) Zone voor bedrijvigheid bevat de volgende stedenbouwkundige voorschriften: - Gebied voor zeehaven- en watergebonden activiteiten - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage - Grensgebied met grootstedelijk gebied - Omgeving Noorderlaan - Grensgebied met grootstedelijk gebied - omgeving Royerssluis - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek - Logistiek Park Schijns - Specifiek regionaal bedrijventerrein voor transport, distributie en logistiek - Logistiek park Waasland - Gebied voor productie van energie (**) Verkeersinfrastructuur omvat de volgende stedenbouwkundige voorschriften: - Zone voor bestaande weg (GRUP Waaslandhaven fase I) - Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur (GRUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen)