PROJECT BRABO GRUP HOOGSPANNINGSLIJN ZANDVLIET – LILLO LIEFKENSHOEK Kennisgeving Plan-MER
COLOFON Opdracht: Project Brabo Hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving Plan-MER
Opdrachtgever: ELIA ASSET N.V. Keizerslaan 20 1000 Brussel
Opdrachthouder: Antea Belgium nv Posthofbrug 10 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2239383014/gpa Datum:
status / revisie:
31 Oktober 2012
definitief - versie 4
Vrijgave: Gert Pauwels, Account Manager Controle: Gert Pauwels, Account Manager – MER-deskundige Projectmedewerkers: Gert Pauwels, Projectleider
Heleen Van Cauwenberghe, Adviseur junior
¤ Antea Belgium nv 2013 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Initiatiefnemer en begeleiding: Initiatiefnemer: Elia ASSET N.V. Keizerslaan 20 1000 Brussel
Team van deskundigen MER-coördinator Gert Pauwels
Deskundigen: Jan Parys: mens-sociaal-organisatorische aspecten
Gert Pauwels: bodem en water
Cedric Vervaet: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Kristof Goemaere: Fauna en Flora
INHOUD DEEL 1
KENNISGEVING ............................................................................................. 4
1 INLEIDING ...................................................................................................................... 7 1.1 ONDERWERP VAN HET PLAN-MER....................................................................................... 7 1.2 INITIATIEFNEMER ............................................................................................................. 7 1.3 WAT IS EEN MILIEUEFFECTRAPPORT?.................................................................................... 7 1.4 WAAROM EEN MER? ....................................................................................................... 8 1.5 DOELSTELLING KENNISGEVING EN VAN DE TERINZAGELEGGING ................................................... 9 1.6 TERMIJN EN LOCATIE VAN DE TERINZAGELEGGING.................................................................... 9 1.7 WAT ZIJN NUTTIGE INSPRAAKREACTIES?.............................................................................. 10 1.8 WAT GEBEURT ER MET DE INSPRAAKREACTIES?..................................................................... 10 1.9 TOETSING AAN DE MER-PLICHT ........................................................................................ 10 1.10 OVERZICHT VAN DE PROCEDURE ........................................................................................ 12 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
BESCHRIJVING VAN HET PLAN ........................................................................................... 16 DOELSTELLINGEN ........................................................................................................... 16 ALGEMENE SITUERING PLANGEBIED.................................................................................... 17 PLANOLOGISCHE CONTEXT ............................................................................................... 19 ALGEMEEN BELEID ELIA VOOR NIEUWE HOOGSPANNINGSVERBINDINGEN .................................... 22 HISTORIEK EN ALTERNATIEVEN .......................................................................................... 22 RELATIE MET ANDERE PROJECTEN ...................................................................................... 29 SPECIFIEKE EIGENSCHAPPEN HOOGSPANNINGSLIJN ZANDVLIET-LILLO-LIEFKENSHOEK..................... 30
3
JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN .......................................................... 34
4 4.1 4.2 4.3
HET OPSTELLEN VAN HET MER......................................................................................... 51 WERKINGSSFEER VAN HET MER........................................................................................ 51 SELECTIE VAN DE SIGNIFICANTE MILIEUDISCIPLINES ................................................................ 51 AFBAKENING VAN DE REFERENTIESITUATIE, DE ONTWIKKELINGSSCENARIO’S EN DE GEPLANDE SITUATIE .................................................................................................................................. 52 4.4 GESTUURDE ONTWIKKELING ............................................................................................. 53 4.5 METHODOLOGIE EFFECTBESCHRIJVING EN –BEOORDELING ...................................................... 53
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
METHODOLOGIE PER MILIEUDISCIPLINE.............................................................................. 58 BODEM EN GRONDWATER ............................................................................................... 58 OPPERVLAKTEWATER ...................................................................................................... 61 FAUNA EN FLORA ........................................................................................................... 62 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ......................................................... 71 MENS: RUIMTELIJKE ASPECTEN, HINDER .............................................................................. 73 STRALING EN MENS: GEZONDHEID...................................................................................... 75
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
VOORSTEL INHOUDSTAFEL PLAN-MER............................................................................... 81 ALGEMEEN ................................................................................................................... 81 INLEIDING..................................................................................................................... 81 HOOFDSTUK: BESCHRIJVINIG VAN HET PLAN ......................................................................... 81 HOOFDSTUK: RANDVOORWAARDEN ................................................................................... 81 HOOFDSTUK: BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIESITUATIE, GEPLANDE SITUATIE EN ONTWIKKELINGSSCENARIO’S ............................................................................................. 82 6.6 HOOFDSTUK: METHODOLOGIE EFFECTBEOORDELING EN INGREEP-EFFECTRELATIES ........................ 82
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 1
6.7 HOOFDSTUK: BESCHRIJVING EN EVALUATIE VAN DE MILIEUEFFECTEN EN DE REMEDIËRENDE MAATREGELEN............................................................................................................... 82 6.8 HOOFDSTUK: GEWESTGRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ...................................................... 82 6.9 HOOFDSTUK: LEEMTEN IN DE KENNIS EN VOORZIENE POST-EVALUATIEPROGRAMMA’S ................... 82 6.10 HOOFDSTUK: EINDBESPREKING.......................................................................................... 83 6.11 HOOFDSTUK: WERKGELEGENHEID EN INVESTERING ................................................................ 83 6.12 HOOFDSTUK: NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING ................................................................... 83 7 8 9
TEAM VAN MER-DESKUNDIGEN ....................................................................................... 84 VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN ................................................................. 85 LITERATUURLIJST ........................................................................................................... 87
DEEL 2
BIJLAGEN..................................................................................................... 88
TABELLEN Tabel 1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden..........................................................................35 Tabel 2 Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan............................51 Tabel 3: waardeschaal effectenbeoordeling .............................................................................................55 Tabel 4: ingreep-effectenschema potentiële permanente effecten .......................................................55 Tabel 5: Beoordelingscriteria bodem.........................................................................................................61 Tabel 6: beoordelingscriteria voor de discipline fauna en flora (plan-MER-niveau)..............................70 Tabel 7: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’..............................................................................................................................73 Tabel 8: beoordelingscriteria discipline Mens (plan-MER-niveau, permanente effecten)....................75 Tabel 9: beoordelingscriteria discipline Warmte en stralingen..............................................................80
FIGUREN Figuur 1 Typedoorsnede werkstrook ondergrondse aanleg HS-lijn onder Scheldelaan........................29 Figuur 2: Onderdelen hoogspanningsverbinding......................................................................................30 Figuur 3: Schematische voorstelling van boorpalen met grote diameter...............................................31 Figuur 4: Aanduiding van de permanente en overige gebieden Ecologische Infrastructuur in het noordelijk deel van de Antwerpse haven..................................................................................................66 Figuur 5: Avifaunistisch belangrijke pleistergebieden (kleurindicatie: lichtblauw: regionaal; middenblauw: nationaal; donkerblauw: internationaal); broedgebieden (kleurindicatie: lichtgroen: regionaal; middengroen: nationaal; donkergroen: internationaal). Belangrijke migratiebewegingen van vogels omvatten slaaptrek (rode lijn), voedseltrek (bruine lijn) en seizoenstrek (oranje lijn). Broedkolonies: groene bollen (bron: Vogelatlas, AGIV, 2008). ...............................................................69 Figuur 6 belastingsverdeling bestaande hoogspanningslijnen in Vlaanderen........................................78
BIJLAGEN Bijlage 1
Overdracht initiatiefnemerschap
Bijlage 2
Kaarten
Bijlage 3
Grafisch plan RUP Hoogspanningslijn Lillo-Zandvliet
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 2
KAARTEN Kaart 1
Situering op topografische kaart......................................................................................90
Kaart 2
Situering op orthofoto ......................................................................................................90
Kaart 3
Situering op gewestplan ...................................................................................................90
Kaart 4
Referentiesituatie bodem .................................................................................................90
Kaart 5
Referentiesituatie fauna en flora .....................................................................................90
Kaart 6
Referentiesituatie landschap............................................................................................90
Kaart 7
Referentiesituatie mens....................................................................................................90
Kaart 8
Referentiesituatie water ...................................................................................................90
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 3
DEEL 1
KENNISGEVING
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 4
Woord Vooraf Elia is de beheerder van het Belgische transmissienet voor elektriciteit. Elia’s opdracht is van cruciaal belang voor de gemeenschap. De onderneming vervoert immers de elektriciteit van de producenten naar rechtstreekse verbruikers en naar de distributienetten waarop kleine verbruikers en decentrale productie aangesloten zijn. Elia zorgt er dus voor dat de elektriciteit kan uitgewisseld worden over de grenzen heen en afgenomen kan worden in de verbruikscentra. In het kader van de versterking van het Belgische elektriciteitsnetwerk en noodzakelijk om de bevoorrading van gans België en in het bijzonder het Zeehavengebied van Antwerpen te verzekeren, voorziet Elia de aanleg van een nieuwe hoogspanningslijn (380 kV) tussen de bestaande hoogspanningsstations te Zandvliet en Lillo en, via de oversteek van de Schelde, verder naar Liefkenshoek. Voor het bouwen van deze nieuwe lijngedeeltes moeten nieuwe masten en portieken geplaatst worden. Vanaf Liefkenshoek zal op de linkeroever verder aangesloten worden op een bestaande 150kV lijn die hiervoor opgewaardeerd worden naar 380kV tot het hoogspanningsstation Mercator (gelegen in Kruibeke). Volgens de geldende regelgeving dient, in het kader van een latere vergunningverlening voor de aanleg van die nieuwe hoogspanningslijn, een bestemmingswijziging uitgevoerd te worden. Dit zal gebeuren door middel van een gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP), waarin een leidingstrook voor hoogspanningslijnen zal afgebakend worden. Aangezien de afbakening van een leidingstrook in een GRUP voor de doorkruiste gebieden plan-MER-plichtig is, wordt een aparte planMER opgemaakt voor deze leidingstrook, op initiatief van Elia. Met deze kennisgeving wordt het startschot voor de milieueffectrapportage gegeven. Op basis van deze kennisgeving krijgen het publiek, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken instanties de mogelijkheid om kennis te nemen van de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan en om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van de milieubeoordeling, en in het bijzonder over de belangrijke milieueffecten die ermee samenhangen en de manier waarop deze effecten bestudeerd worden. Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de noodzakelijke inhoud van de milieubeoordeling van voorliggend plan. Frequent gebruikte terminologie in de kennisgeving: Onder de term plangebied verstaat men het gebied van de voorgenomen activiteit (aanduiding strook voor hoogspanningslijnen) binnen de perimeter van een concept van voorontwerp-RUP. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het plangebied met daarbij het invloedsgebied van de effecten. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van het invloedsgebied van de afzonderlijke ingrepen en milieukarakteristieken. Dit kan per milieueffect verschillen. Leeswijzer Deze kennisgeving omvat 9 hoofdstukken, inclusief dit inleidende hoofdstuk. Hieronder is de inhoud van deze hoofdstukken omschreven. Hoofdstuk 1 gaat verder in op de functie van milieueffectrapportage, schetst de procedure met afstemming op het RUP en geeft aan hoe de burger opmerkingen kan formuleren op de inhoudsafbakening van het op te maken MER; Hoofdstuk 2 situeert het plangebied geografisch; gaat in op de historiek, een beschrijving van de onderzochte randvoorwaarden en alternatieven en bovendien worden hier de doelstellingen van de invulling van het plan toegelicht; Hoofdstuk 3 schetst kort de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden in tabelvorm; Hoofdstuk 4 gaat in op algemene methodologische aspecten omvat een algemeen ingreepeffectenschema;
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 5
Hoofdstuk 5 reikt de basisgegevens aan waarop de effectbeoordeling zich zal baseren en geeft een toelichting omtrent de methodologie voor het bepalen van de referentiesituatie en de effecten per milieudiscipline. Ook een eerste aanzet tot de ontwikkelingsscenario’s wordt hier gegeven; Hoofdstuk 6 bevat een voorstel voor de inhoudstafel van het MER; In hoofdstuk 7 wordt het Team van deskundigen voorgesteld; Hoofdstuk 8 omvat een verklarende woordenlijst met vooral niet in de tekst uitgelegde technische termen; Hoofdstuk 9 tenslotte is de literatuurlijst.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 6
1 1.1
Inleiding Onderwerp van het plan-MER Dit dossier behandelt de aanleg van een nieuwe 380kV-hoogspanningslijn tussen het hoogspanningsstation Zandvliet en Liefkenshoek. Om de verbinding tussen Zandvliet en Liefkenshoek te kunnen aanleggen, is een nieuwe hoogspanningslijn nodig. Deze nieuwe hoogspanningslijn voorziet in de plaatsing van nieuwe masten en portieken tussen Zandvliet en Liefkenshoek. De totale lengte van de nieuwe hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek bedraagt ongeveer 11,4 km. In het kader van huidige regelgeving inzake ruimtelijke ordening dient voor deze nieuwe hoogspanningslijn een leidingstrook afgebakend te worden via een ruimtelijk uitvoeringsplan. In het kader van dezelfde regelgeving dient voor de opwaardering van de bestaande 150kV lijn tot 380kV tussen Liefkenshoek en het hoogspanningsstation Mercator, geen ruimtelijk uitvoeringsplan en plan MER opgemaakt te worden. De bestaande 150kV-lijn, vanaf de Schelde-oversteek op linkeroever (Liefkenshoek) tot aan hoogspanningsstation Mercator te Kruibeke wordt reeds op het gewestplan aangeduid als “bestaande hoogspanningsleidingen”. Deze opwaardering wordt dan ook niet als te behandelen onderwerp in dit plan-MER opgenomen. Het onderwerp van dit plan-MER is de afbakening van de leidingstrook voor de nieuwe hoogspanningslijn. In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op de specifieke eigenschappen van de bedoelde hoogspanningslijn.
1.2
Initiatiefnemer De bevoegde overheid voor de opmaak van het GRUP is de Vlaamse Overheid. Dit betekent dat de Vlaamse Overheid in principe ook de initiatiefnemer van het plan-MER is. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19/06/2009 (B.S. 16/07/2009) met betrekking tot het overnemen van de verplichtingen inzake plan-milieueffectrapportage over ruimtelijke plannen van de bevoegde overheid, maakt het evenwel mogelijk dat de verplichting tot de opmaak van het planMER kan overgedragen worden. Door ELIA werd een aanvraagdossier opgemaakt en ingediend voor het overnemen van de verplichtingen inzake de plan-milieueffectrapportage. Deze aanvraag werd ingediend en de relevante correspondentie hieromtrent werd opgenomen in bijlage 1. De beslissing inzake de overdracht van het initiatiefnemerschap werd bevestigd op 15 juni 2012. De initiatiefnemer van de opmaak van het plan-MER is: ELIA Asset N.V. Keizerslaan 20 1000 Brussel
1.3
Wat is een milieueffectrapport? In een milieueffectrapport (MER) wordt gerapporteerd over milieueffecten van een voorgenomen plan of activiteit: de milieugevolgen voor mensen, planten, dieren, goederen, water, bodem, lucht, monumenten, de natuur en het landschap worden op een wetenschappelijke manier bestudeerd en beschreven.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 7
De wettelijke eisen van de inhoud van het MER zijn omschreven in het MER - VR decreet van 18 december 20021. Het MER wordt opgesteld door een team van erkende deskundigen en wordt na afwerking inhoudelijk getoetst door de Dienst Mer. Hierbij gaat de dienst Mer na of het MER alle voornoemde elementen bevat en dus alle vereiste informatie verschaft. Daarom is deze toetsing ook een soort kwaliteitscontrole. Gezien de doelstellingen van een MER dient er met o.a. volgende elementen duidelijk rekening te worden gehouden. x Tijdelijke en permanente effecten dienen voor het voorgenomen plan zoveel mogelijk op een kwantitatieve manier te worden aangetoond. x Alternatieven gegroeid in of gekend voor de m.e.r.-procesfase (aangereikt door de deskundigen, de administratie en de initiatiefnemer zelf) of komende vanuit de inspraakreacties, zoveel mogelijk beschrijven, ze mee opnemen in de effectvoorspelling of duidelijk motiveren waarom deze desnoods verworpen werden. x Effecten (ook de gevoelige zones) en milderende maatregelen duidelijk situeren (op kaart met een voor iedereen werkbare schaal) m.a.w. aangeven waar welk effect optreedt en hoe groot dat effect is en duidelijk situeren waar best welke maatregelen genomen worden om de nadelige beoordeelde effecten te milderen en desnoods hoe groot het milderende effect is x Effecten van het voorgenomen plan beoordelen, volgens vooraf bepaalde beoordelingscriteria, alsook deze van alle in het onderzoek mee opgenomen alternatieven met inbegrip van het volledig geremedieerd plan. Uiteraard dient de informatie in het MER objectief en volledig te zijn en gemakkelijk terug te vinden. Het rapport moet met aandacht voor de zorg zijn samengesteld.
1.4
Waarom een MER? Milieueffectrapportage (m.e.r.-proces) 2 is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij vóórdat een activiteit of ingreep (projecten of beleidsvoornemens en plannen) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en bij te sturen. Milieueffectrapportage dwingt de overheid mogelijke milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer zij over de uitvoering van het plan of het project een besluit neemt. De overheid zal aan de hand van het milieueffectrapport haar uiteindelijke beslissing tot goedkeuring van het plan motiveren. Ook de burger kan het MER gebruiken voor het formuleren van opmerkingen tijdens het openbaar onderzoek in het kader van de RUP-procedure en vergunningsprocedure. De milieueffectrapportage is dus niet alleen van belang voor de overheid, maar ook voor de initiatiefnemer, waarbij de erkende deskundige de belangrijke taak heeft zowel de initiatiefnemer als de overheid objectief en op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te duiden op de gevolgen op het milieu van het plan.
1
Decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houden de algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage (B.S. 13-02-2003).
2
Milieueffectrapportage (m.e.r.) wordt gedefinieerd als "alle handelingen die nodig zijn voor opstellen en beoordelen van een Milieueffectrapport (MER)". Milieueffectrapportage is m.a.w. een proces (bron: www.mervlaanderen.be).
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 8
Het principe is eigenlijk eenvoudig: eerst denken en dan doen. Zo laat de milieueffectrapportage toe daadwerkelijk een preventief milieubeleid te voeren. Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die genomen wordt door de bevoegde overheid betreffende het al dan niet toelaten of vergunnen van een plan onderworpen aan de plan-MER plicht, houdt ook rekening met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak.
1.5
Doelstelling kennisgeving en van de terinzagelegging Het voorliggende document behandelt de kennisgeving van de leidingstrook voor een hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek. De kennisgeving vormt de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In deze kennisgeving worden, naast een beschrijving van het voorgenomen plan, de specifieke milieuaspecten beschreven die onderzocht zullen worden inclusief de verdere aanpak voor de beoordeling van deze aspecten. Het legt m.a.w. de diepgang van het MER vast zodat men zich duidelijk kan voorstellen wat er in het MER minimaal beschreven zal worden en hoe de effecten zullen worden beoordeeld. Het doel van de terinzagelegging van de kennisgeving is ten eerste om de betrokken inwoners en bedrijven op de hoogte te stellen van het voorgenomen plan en zijn mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen. De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be. De folder kan u ook aanvragen via
[email protected].
1.6
Termijn en locatie van de terinzagelegging De voorliggende kennisgeving is gedurende een periode van maximaal 60 dagen3 ter inzage bij de gemeente waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk door het op te maken GRUP zal worden bestreken en van elke gemeente die aanzienlijke effecten kan ondervinden van het plan. Dit betreft de volgende steden en gemeenten: -
Stad Antwerpen, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen4
-
Gemeente Beveren, Stationsstraat 2, 9120 Beveren
De nota is tevens beschikbaar op de websites van dienst MER en van de initiatiefnemer Elia.
De opmerkingen en aanvullingen kunnen schriftelijk bezorgd worden aan het stads- of gemeentebestuur van Antwerpen of Beveren, of aan de dienst Mer op het onderstaande adres of emailadres. Geef in het adres en e-mailadres ook aan over welke plan-MER het gaat. Zo komt dit vlotter bij de desbetreffende dossierbehandelaar terecht.
3
Gelet op mogelijke grensoverschrijdende impact, wordt de termijn van de terinzagelegging opgetrokken van 30 naar 60 dagen, conform de bepalingen omtrent de grensoverschrijdende procedure. 4
Ook bij Districtshuis Berendrecht-Zandvliet-Lillo, Antwerpsebaan 140, 2040 BerendrechtAntwerpen
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 9
Zie voorbeeld hieronder: Adres Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Milieueffectrapportage (kamer 3P40) Plan-MER GRUP ‘Leidingstrook hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek’ Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 Brussel E-mail
[email protected] (met de vermelding ‘Publieke inspraak: Plan-MER GRUP ‘Leidingstrook hoogspanningslijn ZandvlietLillo-Liefkenshoek’ in de titel) De opmerkingen moeten ingediend worden binnen de 60 dagen vanaf de beslissing van de Dienst Mer over de volledigverklaring.
1.7
Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de RUP-procedure en van de latere vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieueffectrapport van goede kwaliteit is. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis,….
1.8
Wat gebeurt er met de inspraakreacties? De dienst Mer bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot een uitbreiding of inkrimping van het onderzoek dat dient te gebeuren in het plan-MER. De richtlijnen, die door de dienst Mer worden opgesteld, vormen samen met de kennisgeving het eigenlijke onderzoekskader waar de onderzoekers mee moeten werken. Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de webstek www.mervlaanderen.be.
1.9
Toetsing aan de MER-plicht De wettelijke eisen van de inhoud van het MER zijn omschreven in het MER – VR decreet van 18 december 2002. Dit decreet is ondertussen gedeeltelijk gewijzigd door het plan-MER-decreet van 27 april 2007 (BS d.d. 20 juni 2007) en de wijziging van 8 mei 2009 dat nu van toepassing is. De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 (BS d.d. 07/11/2007) het ‘besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's’ goed. Het besluit geeft uitvoering aan het plan-mer-decreet van 27 april 2007.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 10
Het decreet verplicht dat bepaalde plannen van administratieve overheden van gewestelijk, provinciaal of lokaal niveau worden onderworpen aan een milieueffectenstudie, vooraleer zij definitief worden goedgekeurd. Wie een plan met aanzienlijke milieueffecten wil opmaken, moet eerst de milieueffecten en de eventuele alternatieven in kaart brengen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: x
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
x
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: x Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kapvergunning,…) aan een project; x Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het GRUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het op te maken GRUP valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. x
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: x Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): o Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) en bijlage II van de Europese Richtlijn én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een GRUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); o Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden. x Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” x Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
Op basis van huidige kennis en stand van zaken betreffende het plan kunnen we stellen dat het “GRUP hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek”:
gelegen is in een Natura2000-gebied, en derhalve een passende beoordeling noodzakelijk is
een project is dat onder de desbetreffende rubriek 3b van bijlage II van het Besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/02/2005) valt. Bijlage II.3.b: aanleg van industriële installaties voor het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen van 150 kV of meer over een lengte van 5 tot 15 km of die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied gelegen zijn
Uit het bovenstaande kunnen we afleiden dat het GRUP van rechtswege plan-MER-plichtig is.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 11
1.10
Overzicht van de procedure
1.10.1 Plan-m.e.r.-procedure volgens generiek spoor De opmaak van het MER zal verlopen conform de procedure voor het opstellen van een plan-MER volgens het Decreet van 18 december 2002, gewijzigd door het Decreet van 27 april 2007. De opmaak van het plan-MER zal verlopen volgens het generiek spoor wat inhoudt dat de milieueffectrapportage plaats vindt voor de opmaak en voor de vaststelling van het GRUP. De kennisgeving wordt voorgelegd aan de actoren die door dienst MER bepaald worden. Deze actoren kunnen ook aanwezig zijn bij de richtlijnenvergadering van het plan-MER. De opmaak van een plan-MER o.b.v. het generiek spoor kan opgedeeld worden in verschillende fasen. 1.
Opmaak kennisgeving
Aan de hand van deze kennisgeving brengt de initiatiefnemer de Dienst Mer op de hoogte van het voorgenomen plan. Deze kennisgeving omvat tenminste: x
x
alle informatie die vereist is volgens artikel 4.2.8, § 1, van het plan-MER-decreet voor de kennisgeving en inhoudsafbakening van het plan-MER, o.m.:
een beschrijving van het plan/de voorgenomen activiteit
relevante gegevens uit vorige rapportages, studies,…
de voorgestelde inhoudelijke aanpak van het m.e.r.
een beschrijving en evaluatie van reeds onderzochte alternatieven
de voorstelling van de erkende MER-coördinator en het team van MERdeskundigen.
een beschrijving, verduidelijking en gebiedsafbakening van het voorgenomen GRUP met:
in voorkomend geval: een beschrijving van de redelijke alternatieven voor dat GRUP of voor onderdelen ervan;
de relatie met het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;
x
een toelichting van de te volgen besluitvormingsprocedure voor het GRUP en het plan-MER. Daarin wordt aangegeven welke actoren betrokken zijn bij het planningsproces;
x
de reden voor de opmaak van deze kennisgevingsnota en de mogelijkheid om tijdens de publieke consultatie opmerkingen of suggesties te doen over het voorstel van reikwijdte, detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-MER.
De Dienst Mer neemt binnen de 20 dagen (termijn van orde) een beslissing over de volledigheid van de kennisgeving en betekent ze binnen deze termijn aan de initiatiefnemer. Na de volledigverklaring stuurt de dienst Mer een papieren versie van de kennisgeving onmiddellijk aan zowel de aangewezen instanties als aan de betrokken gemeenten. Eventuele opmerkingen en adviezen over de inhoudsafbakening van het MER moeten binnen 60 dagen aan de Dienst Mer bezorgd worden. De kennisgeving wordt besproken op een vergadering waarbij de Dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig zijn. Overheden en instanties die door de Dienst Mer geraadpleegd werden, kunnen eveneens een vertegenwoordiger sturen naar deze vergadering. De Dienst Mer maakt binnen de 20 dagen na het einde van de terinzagelegging een verslag op dat de richtlijnen voor het MER bevat.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 12
De richtlijnen hebben betrekking op:
2.
x
de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-MER;
x
de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het plan-MER;
x
beslissing over de voorgestelde erkende MER-coördinator en het voorgestelde team van MER-deskundigen. Uitvoeringsfase
Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van deskundigen het plan-MER op onder leiding van een erkende MER-coördinator. Dit plan-MER wordt opgesteld als een apart document dat in bijlage bij de toelichtingsnota kan toegevoegd worden. 3.
Beoordelingsfase
Na indiening van het plan-MER bij de dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. De dienst Mer beslist binnen de vijftig dagen na ontvangst over de goed- of afkeuring van het plan-MER. .
1.10.2 Verder besluitvormingsproces 1.10.2.1 RUP-procedure Inleidend Er wordt tevens verwezen naar de ‘beoordelingsfase plan-MER’ in voorgaande paragraaf. Het plan-MER dient goedgekeurd te zijn opdat het samen met het ontwerp-RUP in openbaar onderzoek gaat. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook "doorwerken in de besluitvorming" nl. "bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen plan en de onderdelen en bij de uitwerking ervan wordt rekening gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht". Het goedgekeurde plan-MER, het goedkeuringsverslag en de richtlijnen dienen rekening houdende met artikel 4.2.8 van het planm.e.r.-decreet samen in openbaar onderzoek te gaan met het ontwerp van plan nl. ontwerp van gewestelijk RUP (kortweg GRUP). I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van het GRUP of in specifieke inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen,…). Het ontwerp-RUP inclusief plan-MER, dat naar de plenaire vergadering gaat, dient rekening gehouden te hebben met de officiële richtlijnen die zijn geformuleerd in de plan-m.e.r.-procedure. Het resultaat van de plenaire vergadering zal al dan niet een bevestiging inhouden van het voorstel van ontwerp-plan-RUP eventueel met de nodige bijstelling. Algemeen GRUP’s worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan, met een actiegericht karakter. RUP’s scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (o.a. inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie m.b.t. de ordening van recreatiegebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten enz. .
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 13
Inhoud en procedure in een notendop De opmaak van een gewestelijk RUP (GRUP) verloopt in verschillende fasen. De samenhang met de plan-m.e.r.-procedure werd vooraan in deze paragraaf kort toegelicht. x
Start opmaak voorontwerp GRUP
x
Advies opvragen bij Strategische Adviesraad (maximaal 60 dagen na ontvangst adviesraad)
x
Plenaire vergadering
x
Opmaak ontwerp-GRUP
x
Voorlopige vaststelling GRUP
x
Aankondiging Openbaar onderzoek (max. 30 dagen na voorlopige vaststelling)
x
Openbaar onderzoek GRUP (minimaal 60 dagen, uiterlijk aan te vangen de dertigste dag na aankondiging in het B.S, termijn van orde)
x
Verwerking Resultaten Openbaar onderzoek
x
Principiële definitieve vaststelling GRUP
x
Advies Raad van State
x
Definitieve vaststelling GRUP (180 dagen na einde openbaar onderzoek (verlengbaar met 60 dagen op verzoek van het departement, maximaal 30 dagen schorsing van de termijn gedurende behandeling adviesvraag door de R.v.State)
x
Publicatie (max. 60 dagen na definitieve vaststelling)
x
Inwerkingtreding GRUP (14 dagen later)
1.10.2.2 Andere procedures Bij aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning dient er, afhankelijk van de projecteigenschappen en de doorkruiste bestemmingszones eventueel een project-MER opgemaakt te worden. De MER-plicht wordt afgetoetst aan de bepalingen van art. 4.3.3§3 van het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage (B.S. 13/02/2003) en het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/02/2005). In deze regelgeving worden categorieën van projecten opgelijst die aan de project-MER-plicht onderhevig zijn.
Deel Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek Volgende categorie is van toepassing op voorliggend projectonderdeel: Bijlage II.3.b: aanleg van industriële installaties voor het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen van 150 kV of meer over een lengte van 5 tot 15 km of die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied gelegen zijn. Dit projectonderdeel behoort tot de Bijlage II-projecten. Dit wil zeggen dat deze projecten MERplichtig zijn, maar dat voor deze projecten een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de projectMER-plicht kan worden ingediend, volgens artikel 4.3.2 §2 en §3 van het decreet, indien kan worden aangetoond dat er geen significante effecten zijn.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 14
Deel Liefkenshoek-Mercator Volgende categorie is van toepassing op voorliggend projectonderdeel: Bijlage I.24: Aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer en langer dan 15 km. Dat wil zeggen dat dit deelproject project-MER-plichtig is en hiervoor derhalve een project-MER dient opgemaakt te worden.
Totaalproject Indien het totale plaatje wordt bekeken, valt de totale verbinding Zandvliet-Mercator, onder de bijlage I-projecten, en dit omwille van de totale lengte van het project. Bijlage I.24: Aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer en langer dan 15 km. Dit betekent dat, wanneer het totaalproject bekeken wordt, dit sowieso project-MER-plichtig is. Elia verkiest dan ook om een overkoepelend project-MER op te maken voor voornoemde deelprojecten.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 15
2 2.1
Beschrijving van het plan Doelstellingen Project Brabo vloeit voort uit een lange termijnstudie met betrekking tot de bevoorradingszekerheid van het volledige Antwerpse havengebied gecombineerd met de noodzaak tot versterking van het 380kV- interconnectienet. Deze studie heeft uitgewezen dat bijkomende verbindingen 380kV noodzakelijk zijn tussen het hoogspanningsstation Zandvliet en het hoogspanningsstation Mercator. Door de sterke economische expansie van de haven in de afgelopen decennia zijn de huidige verbindingen immers verzadigd. Tevens is het niet meer mogelijk om bijkomende productie eenheden in de haven aan te sluiten, noch op rechter- en noch op linkeroever. Bovendien gebeurt de voeding van het hoogspanningsstation te Lillo, waarop heel wat grote industriële bedrijven zoals Solvay, Bayer, Lanxess, Evonik, Monsanto, Oil Tanking en vele andere zijn aangesloten, via twee draadstellen op één - goed onderhouden - mastenrij. Een bijkomende mastenrij is dus cruciaal voor de bevoorradingszekerheid. Deze bevoorradingszekerheid is van bijzonder belang voor de aangesloten bedrijven, die doorlopend moeten kunnen produceren en waarvan de productieprocessen erg gevoelig zijn voor stroomonderbrekingen. Met de versterking van de as 380kV tussen Zandvliet en Mercator via een nieuw aansluitingspunt met transformatie van 380kV naar 150kV in Lillo, beoogt Elia niet alleen de voedingszekerheid te verzekeren en aansluitingscapaciteit voor productie-eenheden te creëren, maar ook de verbinding met Nederland te versterken en de bevoorradingszekerheid veilig te stellen op momenten van een tekort aan Belgisch productiecapaciteit. Tenslotte vereist ook de aanzienlijke toename van variabele fluxen op het Belgische en Europese elektriciteitsnet wegens het volatiele karakter van de hernieuwbare elektriciteitsproductie en de nucleaire uitstap in België en Duitsland, een verdere versterking van het 380kV Belgische elektriciteitsnet.
De doelstellingen kunnen als volgt kort worden samengevat: - verzekeren bevoorradingszekerheid en netveiligheid in de haven - aansluiten bijkomende productie-eenheden op het net - versterken verbinding met Nederland voor Belgische bevoorradingszekerheid en opvangen van variabele fluxen in het net Om aan de doelstellingen zoals hierboven vermeld te voldoen, wordt er in het Brabo-project voorzien om extra verbindingen te realiseren vanuit Zandvliet naar het Zuiden. In praktijk gebeurt dit door de bouw van een 380kV-lijn vanuit Zandvliet via Lillo naar het knooppunt in het hoogspanningsstation Mercator (Kruibeke). Deze oplossing geeft volgende voordelen. • De hoogspanningsstations Zandvliet en Lillo op de Antwerpse rechteroever zijn de belangrijkste voedingspunten voor de volledige Noordelijke haven met een groeiende belasting bij vooral grote petrochemische bedrijven. Door de nieuwe extra Noord-Zuid-verbinding te laten aansluiten op deze hoogspanningsstations wordt zowel de bevoorradingscapaciteit als de voedingszekerheid vergroot. • Bijkomende productie-eenheden gelegen in deze industriële omgeving zullen op deze verbindingen kunnen worden aangesloten. • De Noord-Zuid-as op één van de belangrijkste internationale hoogspanningsverbindingen in West Europa wordt versterkt. Het hoogspanningsstation Zandvliet vormt één van de twee koppelpunten met het Nederlandse hoogspanningsnet en heeft momenteel slechts één 380kV-verbinding over de Schelde naar het zuiden van ons land. Door de versterking wordt de afhankelijkheid van de Belgische productiecentrales beperkt en wordt het net robuuster om de moeilijk voorzienbare elektriciteitsstromen op te vangen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 16
Een uitbreiding van het 380 kV- en 150 kV-net dient zich dus aan. Het traject loopt zo veel mogelijk door het havengebied. Langs dit traject worden bijkomende aansluitingsmogelijkheden gecreëerd zowel voor bijkomende belasting als voor grote productie-eenheden. Door de keuze voor dit traject wordt de noodzaak aan nieuwe infrastructuur zoveel als mogelijk beperkt. Er wordt zoveel mogelijk een aansluiting met de bestaande infrastructuur betracht door voor een bundeling met bestaande lijninfrastructuur te kiezen. Er wordt hierbij voor het zuidelijke gedeelte gebruik gemaakt van de bestaande 150 kV-lijn tussen Liefkenshoek en het hoogspanningsstation Mercator die door het aanbrengen van geïsoleerde mastarmen op 380 kV zal gebracht worden. In Lillo wordt de voeding versterkt door een nieuwe transformator 380/150kV. Voor het aansluiten van de transformator en het binnenbrengen van de lijnen van Zandvliet en Mercator wordt te LiIlo een nieuw 380 kV GIS-hoogspanningsstation (compact gasgeïsoleerd schakelstation) gebouwd waarop tevens grote productie-eenheden kunnen worden aangesloten. De 380kV verbinding Zandvliet - Lillo - Mercator wordt ontworpen om een maximaal vermogen van 1800 MVA te kunnen transporteren per draadstel. De noodzaak tot versterking van de elektriciteitsbevoorrading van de Antwerpse haven werd reeds opgenomen in het federaal ontwikkelingsplan van Elia voor de periode van 2003-20105. Het project onder zijn huidige vorm is opgenomen in het federaal ontwikkelingsplan van Elia voor de periode 2010-2020. Op dit plan werd een strategische milieustudie uitgevoerd, waarvan de eindrapportage op 8 juli 2011 werd geadviseerd door het Adviescomité SEA. Het federaal ontwikkelingsplan voor het transmissienet 2010-2020 werd op 14/11/2011 goedgekeurd door de federale minister van energie (B.S. 27/01/2012).
2.2
Algemene situering plangebied De geplande leidingstrook bevindt zich op het grondgebied van de Stad Antwerpen en de Gemeente Beveren, respectievelijk in de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Het plangebied situeert zich op topografische kaartbladen 15-2, 7-2 en 7-6, schaal 1/10.000. Het geplande tracé bevindt zich gedeeltelijk in Natura2000-gebied en VEN-gebied. Een voorstelling wordt gegeven op kaarten 1 t.e.m. 3 (zie Bijlage 2)
2.2.1
Basistracé Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek Er wordt een nieuwe 380 kV-hoogspanningslijn voorzien tussen het hoogspanningsstation Zandvliet via het hoogspanningsstation te Lillo tot aan de bestaande op te waarderen 150kV lijn t.h.v. Liefkenshoek op Linkeroever . Hiervoor wordt te Lillo een nieuw 380kV hoogspanningsstation voorzien, met transformatie 380/150 kV ter ondersteuning van het bestaande 150kV hoogspanningsstation Lillo. Deze nieuwe hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek heeft een lengte van 11.400 m en vertrekt op het hoogspanningsstation Zandvliet, loopt verder op de rechter Schelde-oever naar Lillo, en steekt daarna de Schelde over ter hoogte van de Liefkenshoekhoektunnel naar de linker Scheldeoever.
5
Het ontwikkelingsplan van Elia voor het transmissienet (spanningsniveau 150 -380kV) dient, in overeenstemming met de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, het investeringsprogramma voor de komende 10 jaar te bevatten.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 17
Op de rechteroever (Zandvliet-Lillo) loopt de lijn van noord naar zuid vanaf de terreinen van het hoogspanningsstation 380/150 kV Zandvliet, over de terreinen van BASF, over het sluizencomplex van de Zandvliet- en Berendrechtsluis, langsheen de Europaterminal en ter hoogte van de leidingenstrook ook ten westen van de Scheldelaan. Verder bevindt de geplande hoogspanningslijn zich eveneens in een strook langsheen de Scheldelaan, maar ten oosten ervan en langsheen de terreinen van achtereenvolgens Solvay, Monsanto, OTSA en Evonik. De lijn sluit aan op het hoogspanningsstation van Lillo ter hoogte van de oprit naar de R2 en de Tijsmanstunnel. Om de verbinding tussen Lillo en Liefkenshoek te kunnen maken, is een oversteek van de Schelde nodig. Deze Scheldekruising voorziet in de plaatsing van nieuwe masten en hulpmasten. Er zal worden aangesloten op bestaande lijn die opgewaardeerd wordt van 150 naar 380 kV. De totale lengte van deze Scheldekruising bedraagt ongeveer 1,6 km en zal 2 draadstellen op 380 kV omvatten. De nieuw geplande luchtlijn bevindt zich volgens het gewestplan in natuurgebied, bijzonder natuurgebied, industriegebied, bestaande waterwegen, natuurgebied met erfdienstbaarheid en zeehavengebied. Er is momenteel voor dit tracé nog geen specifieke afbakening op het gewestplan aanwezig. Er dient derhalve een Ruimtelijk Uitvoeringsplan opgemaakt te worden. De verantwoordelijke dienst voor de opmaak van dit GRUP is de Vlaamse Overheid, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO), Afdeling Ruimtelijke Planning (ARP). Door de afbakening van een hoogspanningslijn door middel van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden de werken en handelingen voor de aanleg en exploitatie van dergelijke leiding toegelaten, rekening houdend met de oorspronkelijke bestemming van het gebied.
2.2.2
Scope Plan-MER Gelet op voorgaande analyse dient een plan-MER te worden opgemaakt over -
2.2.3
de nieuwe 380 kV verbinding Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek, bestaande uit: -
de nieuwe 380kV bovengrondse verbinding tussen het hoogspanningsstation Zandvliet en het hoogspanningsstation Lillo
-
de nieuwe 380kV bovengrondse verbinding tussen het hoogspanningsstation Lillo en Liefkenshoek, inclusief de Schelde-Oversteek
Gewenste invulling GRUP Leidingstrook Hoogspanningsleiding Zandvliet-LilloLiefkenshoek. In het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, worden geen voorschriften vermeld voor de bestaande hoogspanningsleidingen. Op 11 april 2008 werden door de Vlaamse Regering evenwel typevoorschriften voor Gewestelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen goedgekeurd. Deze voor hoogspanningsleidingen worden hieronder weergegeven.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 18
Hoogspanningsleiding (overdruk – symbolisch)
Artikel X. Hoogspanningsleiding (overdruk – symbolisch) Standaard
In het gebied, aangeduid met deze
typebepaling overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de
Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden.
exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar
Aanhorigheden van een
aanhorigheden. De aanvragen voor
hoogspanningsleiding zijn de constructies of
vergunningen voor een
gebouwen die nodig of nuttig zijn om de
hoogspanningsleiding en aanhorigheden
leiding te kunnen exploiteren. De
worden beoordeeld rekening houdend met
aanhorigheden kunnen bovengronds of
de in grondkleur aangegeven bestemming.
ondergronds aangebracht zijn.
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.
Ter hoogte van het geplande tracé van de hoogspanningslijn wordt een leidingstrook afgebakend, met de hiervoor vermelde stedenbouwkundige voorschriften.
2.3 2.3.1
Planologische context Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het 380kV- en 150kV-hoogspanningsnet evenals de transformatorstations voor het 380kV-net worden beschouwd als structuurbepalend op Vlaams niveau wegens de transportfunctie voor elektriciteit en de ruimtelijke impact vooral op de landschappelijke structuur (visueel). Hoofdnet voor elektriciteitsleidingen De elektriciteitsleidingen met een spanning van 70 kV en meer worden beschouwd als het hoofdnet. Dit hoofdnet voor elektriciteitsleidingen bestaat uit bestaat uit de bovengrondse hoogspanningsleidingen, de ondergrondse hoogspanningsleidingen en de hoogspanningsposten. Inzake de elektriciteitsleidingen wordt op Vlaams niveau het hoogspanningsnet van 70 kV leidingen en meer geselecteerd en in ruimtelijke uitvoeringsplannen vastgelegd. Het hoogspanningsnet bestaat uit de bovengrondse hoogspanningsleidingen, de ondergrondse hoogspanningsleidingen en de hoogspanningsposten.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 19
Bundelen van hoogspanningsleidingen met lijninfrastructuur en het bestaand net In functie van een efficiënt ruimtegebruik en om te verhinderen dat de bouw van hoogspanningsleidingen, zowel ondergronds als bovengronds, de ruimtelijke kwaliteit vermindert en tot aantasting van het fysisch systeem en het ecologisch functioneren leidt, wordt voor de toekomstige ontwikkeling een nuttige bundeling met lijninfrastructuren van Vlaams niveau vooropgesteld, zonder dat het bundelingprincipe de verdere ontwikkeling van het hoogspanningsnet in het gedrang brengt. De mogelijke negatieve ruimtelijke effecten van ondergrondse hoogspanningsleidingen doen zich vooral voor tijdens de aanleg. Het grootste deel van de installaties is ondergronds (moffenkamers, geïsoleerde geleiders, e.d.). Toch zijn er een aantal blijvende effecten. Niet alleen de gebruikswaarde van de strook rond de ondergrondse hoogspanningsleiding is gewijzigd (niet eender welke begroeiing is mogelijk), er dienen eveneens veiligheidsvoorschriften in acht genomen te worden. In functie van de technische beperkingen worden ondergrondse hoogspanningsleidingen zoveel mogelijk aangelegd in leidingstroken en gebundeld met lijninfrastructuren van lokaal of bovenlokaal niveau, voor zover dit juridisch realiseerbaar is. Volgende principes staan daarbij voorop: - de totale lengte van het bovengronds net wordt niet uitgebreid (‘stand still’-principe); - de aan te leggen ondergrondse hoogspanningsleiding verhindert het functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande lijninfrastructuur waarmee gebundeld wordt, niet ; - de bundeling houdt in dat de nieuwe leiding zo dicht als mogelijk en rekening houdend met de wettelijke beperkingen ter zake bij de bestaande lijninfrastructuur wordt aangelegd; - voor de toepassing van de bundeling worden alle technische oplossingen in overweging genomen; - de toepassing van het bundelingprincipe gebeurt binnen de wettelijke voorschriften en veiligheidsnormen en binnen het BATNEEC (Best Available Technique Not Exceeding Excessive Costs) principe. Voor het bundelen van hoogspanningsleidingen met lijninfrastructuur en het bestaande hoogspanningsnet wordt rekening gehouden met de behoeften erkend in het Investeringsplan en het Ontwikkelingsplan uit de federale en Vlaamse gewestelijke wetgeving. De draagstructuren of de tracés van bestaande bovengrondse hoogspanningsleidingen komen bij voorrang in aanmerking voor het aanbrengen van bijkomende elektrische geleiders, indien zij daarvoor ontworpen zijn.
2.3.2
Strategisch plan haven van Antwerpen In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt aangegeven dat de Vlaamse Regering de afbakening van de zeehavengebieden dient vast te leggen. Dit wordt bevestigd door het Havendecreet (2 maart 1999) dat stelt dat de Vlaamse Regering de grenzen van de havens moet vastleggen in gewestplannen of Gewestelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (GRUP’s), overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening. In het kader daarvan werd een STRATEGISCH PLAN VOOR DE AFBAKENING VAN DE HAVEN VAN ANTWERPEN IN HAAR OMGEVING opgesteld. In dit plan worden visies en de ontwikkelingsmogelijkheden van de haven van Antwerpen bepaald, en dit op de gebieden van economie, ecologie, ruimtelijke ordening en leefbaarheid van de omgeving. Dit plan werd goedgekeurd en er werd door de Vlaamse regering beslist om dit plan vast te leggen in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit ruimtelijk uitvoeringsplan is momenteel in opmaak. Voor dit strategisch plan werd een MER (PL0015) opgemaakt en goedgekeurd op 4 maart 2009. Aangezien dit plan-MER alle opties en strategische keuzes uit het strategisch plan behandelde, blijft dit plan-MER geldig voor het in opmaak zijnde GRUP “afbakening haven van Antwerpen”.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 20
2.3.3
Ruimtelijke uitvoeringsplannen GRUP Afbakening Grootstedelijk gebied Antwerpen De geplande hoogspanningsverbinding bevindt zich niet binnen de contour van het grootstedelijke gebied Antwerpen. Dit heeft verder geen invloed op de geplande hoogspanningsverbinding Gewestelijk RUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen In navolging van het hierboven vermelde Strategisch Plan voor de haven van Antwerpen is momenteel de opmaak van een gewestelijk RUP lopende voor de afbakening van het Zeehavengebied Antwerpen. Dit plan bevindt zich momenteel in de ontwerpfase, waarbij het openbaar onderzoek liep van 8 juni tot 6 augustus 2012. Het plangebied voor de nieuwe hoogspanningslijn bevindt zich volgens dit ontwerp-GRUP in deelplan 1 en deelplan 2. Volgens dit ontwerp-GRUP doorkruist de geplande hoogspanningslijn volgende gebieden: -
Z, : gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
-
El: zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik
-
bestaande hoogspanningslijn
-
leidingstraat
-
gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur.
RUP Hoogspanningslijn Lillo-Zandvliet Dit RUP bepaalt het tracé en begin- en eindpunt van de hoogspanningslijn Lillo-Zandvliet. De geplande hoogspanningsverbinding Lillo-Mercator en het onderdeel Scheldekruising sluit aan op dit RUP. Het beginpunt van de Scheldekruising bevindt zicht volgens het RUP hoogspanningslijn LilloZandvliet in een gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen. In deze zone zal het hoogspanningsstation worden uitgebreid. Stedenbouwkundige voorschriften. Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, meer bepaald voor constructies en installaties voor transport van elektriciteit. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van deze specifieke gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Rond de constructies en installaties wordt een groene buffer aangebracht, in functie van visuele afscherming. Dit RUP werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 2 oktober 2009 maar er is een vordering tot vernietiging via het Arrest van de Raad van State van 29 juni 2011 (nr214.254). De conclusie van dit arrest luidt: De Raad van State vernietigt het besluit van 2 oktober 2009 van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Hoogspanningslijn LilloZandvliet” in zoverre het tracé van de hoogspanningslijn wordt vastgesteld. De Raad van State verwerpt het beroep voor het overige. Dus de bestemming van het begin- en eindpunt ‘Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen’ is wel geldig maar het tracé van de hoogspanningslijn niet. Het grafisch plan van dit RUP, met aanduiding van de zones voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen is opgenomen in bijlage 3.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 21
2.4
Algemeen beleid Elia voor nieuwe hoogspanningsverbindingen Het beleid van Elia bij de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen volgt het BATNEECprincipe, i.e. het gebruik van de best beschikbare technieken die geen buitensporige kosten met zich mee brengen. De aanpak is gericht op het minimaliseren van de milieuhinder die door de nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen veroorzaakt zouden kunnen worden. Dit beleid gaat uit van een cascademodel waarbij een aantal mogelijkheden stap voor stap onderzocht worden: ¾ Het optimaliseren van bestaande infrastructuur. x
Wanneer masten voorzien zijn om een bijkomend draadstel te dragen, zal dit als eerste optie onderzocht worden om het netwerk te versterken.
x
Waar het mogelijk is om de uitbatingspanning van de verbinding te verhogen (hogere doorvoercapaciteit), kan dit als bijkomende ingreep gebeuren.
x
Door de vervanging van geleiders door een nieuwer type geleiders kan mogelijk een beperkte verhoging van capaciteit bereikt worden, zonder grote ingrepen aan de infrastructuur zelf.
x
Indien de voorgaande mogelijkheden onvoldoende zijn om de vereiste capaciteit te bereiken, wordt nagegaan of bestaande verbindingen vervangen kunnen worden of omgebouwd kunnen worden tot verbindingen met een hogere spanning op dezelfde locatie.
¾ Voor de locatie van nieuwe verbindingen wordt, conform de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), uitgegaan van een maximale bundeling met bestaande infrastructuren. Dit kunnen andere reeds bestaande hoogspanningsverbindingen zijn maar ook andere infrastructuur zoals (spoor-/water-) wegen. ¾ Voor nieuwe verbindingen van 150 kV en minder wordt nagegaan of het mogelijk is om deze ondergronds aan te leggen. Voor 380 kV-hoogspanningsverbindingen wordt deze mogelijkheid slechts in zeer uitzonderlijke gevallen overwogen. De motivatie hiervoor wordt gegeven in paragraaf 2.5.2.3. ¾ Indien nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen 150kV noodzakelijk zijn, streeft Elia ernaar om de totale lengte van bovengrondse hoogspanningsverbindingen gelijk te houden, volgens het zogenaamde stand-still principe. Dit wordt gerealiseerd door andere bovengrondse verbindingen af te breken en de structuur van het hoogspanningsnet aan te passen onder meer door gebruik te maken van ondergrondse hoogspanningsverbindingen.
2.5 2.5.1
Historiek en alternatieven Historiek In de voorstudie van deze 380 kV-hoogspanningslijn werden verschillende instanties gecontacteerd. Deze werden tijdens overlegmomenten ingelicht over het voorgenomen plan en project, waarbij het traject van de hoogspanningslijn werd voorgesteld. Volgende administraties werden in dit overleg reeds betrokken: -
Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed – afdeling Ruimtelijke Planning en stedenbouwkundig beleid
-
Departement Mobiliteit en Openbare Werken – afdeling Maritieme Toegang
-
Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen
-
Departement Mobiliteit en Openbare werken – afdeling Algemeen Beleid + Waterwegen en Zeekanaal N.V.
-
Agentschap voor Natuur en Bos
-
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie - dienst MER
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 22
2.5.2
-
Gemeente Beveren
-
Stad Antwerpen
-
Provincie Antwerpen
-
Departement Ruimtelijke Ordening, Afdeling Onroerend Erfgoed
-
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dienst Veiligheidsrapportering
Alternatieven
2.5.2.1 Nulalternatief Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt in het MER een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief. Dit komt neer op het verder invullen binnen de bestemmingsvoorschriften en komt quasi overeen met de autonome evolutie van de referentiesituatie (de toestand van het gebied zoals die zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf). Het nulalternatief betreft bijgevolg het referentiekader om de milieueffecten te boordelen. De beschrijving van het nulalternatief wordt in elke discipline opgevat als een beschrijving van de referentiesituatie met de gekende eigenschappen en knelpunten. Concreet betekent dit dat de hoogspanningslijn Zandvliet–Lillo–Liefkenshoek niet gerealiseerd zou worden. Wanneer dit project niet uitgevoerd wordt, betekent dit ook dat het overkoepelende project, namelijk de bijkomende verbindingen op 380kV tussen Zandvliet-Lillo-Mercator die grotendeels zullen worden gerealiseerd door opwaardering van de hoogspanningsverbinding tussen Lillo en Mercator, niet uitgevoerd zullen worden. Dit zou echter betekenen dat het interconnectienet de beoogde doelstellingen inzake marktwerking, bevoorradingszekerheid, productie-afhankelijkheid en onthaalcapaciteit voor nieuwe productie niet kunnen bereikt worden. Dergelijk alternatief is tegenstrijdig met de keuzes die gemaakt zijn in het strategisch plan van het 380kV-net. Bovendien is dergelijk alternatief niet conform met de behoeftes en oplossing aangegeven in het federale ontwikkelingsplan van Elia voor de periode 2010 – 2020, dat goedgekeurd werd op 14/11/2011 door de federale minister van energie.
2.5.2.2 Locatiealternatieven Tracekeuze – randvoorwaarden Tijdens de voorstudie werden enkele alternatieven onderzocht. Deze alternatieven beantwoorden allen aan de doelstelling, namelijk de versterking van het algemene 380 kV–net en het vergroten van de bevoorradingszekerheid en de onthaalcapaciteit, in het bijzonder in de Antwerpse Haven. Bij het onderzoek naar mogelijke alternatieven zijn er verschillende voorwaarden en criteria waarmee rekening moet worden gehouden en dewelke dus een beperking op de mogelijke alternatieve locaties opleggen. Vooreerst dient een nieuw project steeds te beantwoorden aan het algemeen beleid inzake nieuwe hoogspanningsleidingen (zie § 2.4.). Bijkomend zijn er specifiek voor dit project enkele ruimtelijke en technische randvoorwaarden: -
Er dient voldoende ruimte te zijn voor de technische installatie (zowel in de bouwfase als in de exploitatiefase).
-
Op rechteroever bevindt zich momenteel ook nog een bovengrondse hoogspanningslijn 150 kV Lillo-Solvay.
Rekening houdend met deze randvoorwaarden werd een tracé uitgetekend en getoetst op technische haalbaarheid. Dit is het basistracé zoals het opgenomen en beoordeeld wordt in dit planMER. Het referentietraject stoort de normale werking van de haven niet. Er is voldoende ruimte, ook rekening houdend met toekomstige ontwikkelingscenario’s voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding volgens dit scenario.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 23
Er zijn op heden geen technische beperkingen bekend, behoudens het nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen t.a.v. de Seveso-bedrijven wiens installaties overspannen worden. Alternatieven – evenwaardig te behandelen in het plan-MER De alternatieven 1 en 2 worden vanuit de analyse van de alternatieven ook ruimtelijk en technisch haalbaar geacht en worden derhalve ook meegenomen als evenwaardig te onderzoeken alternatieven in het plan-MER. -
Alternatief 1 (scenario 2) Dit alternatief voorziet de aanleg van een nieuwe bovengrondse lijn ten westen van de Scheldelaan op de rechter Schelde oever met een lengte van 4.300 meter6, ter hoogte van SOLVAY (overkant Scheldelaan) tot aan hoogspanningsstation Lillo en gebundeld met de bestaande, bovengrondse 150kV verbinding die de voeding is voor SOLVAY vanuit het hoogspanningsstation Lillo. De totale lengte van de hoogspanningslijn Zandvliet-LilloLiefkenshoek volgens dit alternatief bedraagt dan ong. 11,7 km. Er wordt hierbij voldaan aan de doelstellingen van Elia, evenals aan de technisch-ruimtelijke criteria, Ten aanzien van het basistracé doorkruist scenario 2 meer kwetsbare gebieden inzake landschap, meer biologisch waardevolle gebieden en liggen er meer woningen binnen de 0,4μT contour. Alhoewel scenario 2 vanuit milieu-oogpunt na een eerste beknopte analyse als negatiever dan het referentietraject wordt beschouwd, wordt dit omwille van de ruimtelijke voordelen (geen kruising van Seveso-bedrijventerreinen langs Scheldelaan) toch als volwaardig alternatief beschouwd. Een verdere beoordeling dient dan te gebeuren in het MER.
-
Alternatief 2 (scenario 3) Dit alternatief voorziet de recuperatie van het bestaande 150 kV-traject tussen Solvay en Lillo op de rechter Schelde-oever over een lengte van 3.244 meter tot aan het hoogspanningsstation Lillo. De totale lengte van de hoogspanningslijn Zandvliet-LilloLiefkenshoek volgens dit alternatief bedraagt dan ong. 11,9 km. De bestaande bovengrondse 150kV verbinding tussen Solvay en Lillo wordt ondergronds aangelegd. Er wordt voldaan aan de doelstellingen van Elia, evenals aan de technisch-ruimtelijke criteria. Landschappelijk gezien doorkruist dit alternatief meer kwetsbare gebieden dan het referentietraject. Tevens doorkruist dit alternatief verschillende kwetsbare aandachtsgebieden voor Fauna en Flora (Habitatit- en vogelrichtlijngebied, VEN-gebieden en natuurreservaten) over een grotere lengte dan bij het basistracé. Het voordeel van scenario 3 is dat het hier deels een recuperatie betreft van een reeds bestaande lijn en dus verwacht wordt dat de globale impact in vergelijking met een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn kleiner zal zijn. Een nadeel hierbij is dat de bestaande 150 kV-lijn Lillo-Solvay dan ondergronds dient gebracht te worden langs de Scheldelaan. Dit is technisch complex wegens de grote aanwezigheid van andere kabels, nutsleidingen en weginfrastructuur in de Scheldelaan. Om de bestaande 150 kV lijn te kunnen vervangen moeten er twee ondergrondse verbindingen aangelegd worden met min. 2m tussenafstand in aparte sleuven, om de onafhankelijke werking van beide ondergrondse verbindingen te waarborgen.
6
De hier vermelde lengte betreft de lengte van het alternatieve scenario voor dat deel van het basistracé waarvoor dit het alternatief is, om zo een correcte afweging mogelijk te maken. Dit dient dus niet steeds vergeleken te worden met de totale lengte van het referentietraject.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 24
Dit kan door aan weerskanten van de Scheldelaan, in de parkeerstroken, één verbinding te plaatsen. Een gelijktijdige beschadiging van beide verbindingen is zo uitgesloten zodat de voeding naar Solvay niet in het gedrang kan komen. De breedte van de sleuf van één verbinding bedraagt ongeveer 65cm op 1,5 m diepte. De duur voor de aanleg van 1 verbinding bedraagt ongeveer 4 maanden, waarbij de betrokken parkeerstrook niet meer toegankelijk zal zijn voor voertuigen en vrachtwagens.
Onderzochte alternatieven – niet te behandelen in het plan-MER Naast voorgaande alternatieven werden er nog andere alternatieve denkpistes en tracés naar voren gebracht tijdens het vooronderzoek. Deze alternatieve tracés en denkpisten wordt vanuit ruimtelijk en technisch standpunt echter niet als haalbaar of wenselijk geacht. Aangezien deze ook geen duidelijk milieuvoordeel met zich meebrengen, worden deze niet verder meegenomen in het planMER. Voor de volledigheid worden deze hieronder beknopt beschreven. -
Scenario 4 Dit alternatief voorziet de aanleg van een nieuwe bovengrondse 380 kV-verbinding via Linkeroever, langsheen fort Liefkenshoek, het Deurganckdok, het Saeftinghedok en de kerncentrale van Doel over een lengte van 9.880 meter van Zandvliet tot Liefkenshoek. Teneinde er voor te zorgen dat met dit scenario 4 wordt voldaan aan de doelstellingen (namelijk passeren in station Lillo) dient de Schelde bijkomend 2 maal overgestoken te worden, éénmaal om van Zandvliet naar Linkeroever te gaan en een tweede maal om de verbinding te maken met het hoogspanningsstation te Lillo. De lengte van deze eerste oversteek is ook dermate groot, dat de technische haalbaarheid hiervan als nihil wordt beschouwd. Tevens wordt in dit scenario het Deurganckdok en het geplande Saefthingedok gekruist. Hieronder worden de belangrijkste redenen weergegeven waarom dit scenario technisch-ruimtelijk niet haalbaar is: o De aanwezigheid van de bestaande belangrijke 150 en 380 kV hoogspanningslijnen tussen Doel en Mercator: de kruising van deze lijnen kan niet veilig uitgevoerd worden omdat de verbindingen niet allemaal tegelijkertijd uit dienst kunnen genomen worden om deze werken te realiseren. Onafhankelijk hiervan kan bij een kruising van dergelijke lijn (in exploitatie) de netveiligheid op onaanvaardbare wijze in gedrang komen indien door een kabelbreuk een kabel van de bovenliggende lijn op de onderliggende kabels van de 380kV lijnen zou vallen; o Door de aanwezigheid van de bestaande 380 kV hoogspanningslijn Doel-Zandvliet (die ook de Schelde kruist vanaf de terreinen van PSA kant rechteroever met behulp van de zeer hoge mast midden in de Schelde) is er plaatsgebrek voor de realisatie van de nieuwe 380kV lijn Lillo-Zandvliet o Plaatsgebrek om masten te zetten om de zeer grote oversteek van de Schelde van Zandvliet naar Linkeroever te realiseren omwille van een tekort aan beschikbare ruimte voor een zulke overspanning: er zijn minimum 2 zeer hoge masten nodig opdat de scheepvaart onder de lijnen door kan passeren er zijn minimum 2 extra trekmasten met een zeer grote mastbasis (zeer grote grondoppervlakte nodig voor de inplanting van deze masten) om de krachten van de geleiders die Schelde overspannen te kunnen opvangen er zijn één of meerdere extra masten midden in Schelde nodig om de lange oversteek te kunnen maken.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 25
-
Scenario 5 Dit scenario voorziet in het bijhangen van de nieuwe 380 kV lijn Lillo-Zandvliet op de bestaande 150 kV lijn tussen Solvay en het hoogspanningsstation in Lillo. Dit is technisch onmogelijk omdat zowel de masten als de funderingen er niet op voorzien zijn en ook niet aanpasbaar zijn voor de nieuwe situatie (4 draadstellen i.p.v. 2). De enige mogelijke oplossing om de 4 draadstellen (2 x 150 kV van Lillo-Solvay en 2 x 380 kV van LilloZandvliet) op één mastenrij en op dezelfde locatie als de huidige 150 kV lijn Lillo-Solvay te plaatsen, is bij een volledige vervanging van de huidige 150 kV lijn Lillo-Solvay door een nieuwe hoogspanningslijn. Deze vervanging vergt echter een lange buitendienstname van de 150 kV lijn Lillo-Solvay. Dit is onmogelijk omdat Solvay dan niet langer van elektriciteit wordt voorzien. Dit kan enkel indien Solvay tijdens de ombouw via ondergrondse kabels gevoed zou worden en dan vervallen we in het scenario 3 dat wel hernomen wordt in dit onderzoek.
-
In de voorstudies werd tevens een oversteek van de Schelde onderzocht, meer naar het oosten ten opzichte van de Liefkenshoektunnel, aangezien in de voorfase nog niet duidelijk was of een oversteek parallel aan de Liefkenshoektunnel technisch mogelijk was. Nadat uit verder technisch onderzoek bleek dat huidig voorliggend basistracé technisch haalbaar is, werd de piste van de oostelijke oversteek verlaten. Deze variant wordt niet meer als noodzakelijk en als wenselijk beschouwd, aangezien deze geen duidelijke voordelen met zich meebrengt (geen naleving bundelingsprincipe, aanzienlijke meerlengte, langere doorkruising ruimtelijk en ecologisch kwetsbare gebieden).
-
Alle hier vermelde scenario’s en varianten gaan uit van een tracé dat zich langs de Scheldelaan bevindt. Deze keuze is gebaseerd op de overweging dat dit het kortste tracé is dat aan de doelstelling van ELIA voldoet. . Andere tracés die een omtrekkende beweging maken, werden in de voorfase niet nader onderzocht, omwille van verschillende duidelijke nadelen ten opzichte van het basistracé of de alternatieven langsheen de Scheldelaan
Andere tracés zullen significant langer zijn dan het basistracé.
Bij tracés die de Scheldelaan ontwijken komt men in de nabijheid/over de Nederlandse grens, wat een verzwaring van de noodzakelijke procedures betekent.
de kernen van Zandvliet en Berendrecht liggen ten oosten van het havengebied. Ter hoogte van Berendrecht bevindt zich aan de oostzijde het natuurreservaat en recreatiedomein (jeugdverblijven) “de Ruige Heide”.
er is geen ruimte voor een luchtlijn of het plaatsen van pylonen in de zone tussen Lillo en het knooppunt R2/A12, aangezien deze zone reeds is ingenomen door allerhande verkeers- en industriële infrastructuren.
Dergelijke tracés zijn grotendeels buiten industriegebied en havengebied gelegen.
2.5.2.3 Uitvoeringsalternatieven Het voorkomen van uitvoeringsalternatieven is een aspect dat naar voren komt op project-MERniveau. Op plan-MER-niveau wordt verondersteld dat in de leidingstrook de basisuitvoeringsmethode wordt toegepast. Een specifiek uitvoeringsalternatief dat hier echter wel reeds besproken dient te worden, is de ondergrondse aanleg van dergelijke hoogspanningsverbindingen. Het bestaande 380kV net is zowel in België als in andere Europese landen quasi volledig bovengronds aangelegd.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 26
Er bestaan enkele ondergrondse 380kV verbindingen maar dan meestal over korte afstand (<5km) en voor het transport van beperkte vermogens. De reden daarvoor zijn enkele specifieke, technische kenmerken van ondergrondse 380kV verbindingen en het innovatief karakter daarvan. Het 380kV elektriciteitsnet is de ruggengraat van het Europese hoogspanningsnet en vereist een hoge mate van betrouwbaarheid. Meer uitleg hieromtrent wordt gegeven in onderstaande kadertekst.
Algemene afweging van een ondergrondse 380 kV- hoogspanningsverbinding ten opzichte van een equivalente bovengrondse 380 kV- hoogspanningsverbinding Technisch De transmissiecapaciteit van een lange ondergrondse verbinding is beperkt (~1000 MVA per verbinding t.o.v. 1800 MVA per draadstel). Doordat kabels zich zeer capacitief gedragen zal actief vermogen verschuiven naar reactief vermogen. Enkel actief vermogen is bruikbaar voor de eindgebruiker. Reactief vermogen creëert warmteverliezen en beperkt de nuttige capaciteit van de installatie. Een ondergrondse verbinding is minder betrouwbaar voor wat betreft haar beschikbaarheid dan een bovengrondse verbinding: voor twee elektrische wegen op één bovengrondse verbinding zijn bijgevolg drie ondergrondse elektrische wegen nodig om een gelijke betrouwbaarheid te bekomen. Bij een bovengrondse verbinding komen veel minder structurele defecten voor dan bij een ondergrondse verbinding. Als een ondergrondse verbinding uitschakelt, blijft de verbinding onbeschikbaar gedurende meerdere dagen of weken terwijl een bovengrondse verbinding vaak automatisch terug inschakelt of sneller hersteld kan worden. Bij een ondergrondse verbinding dient aan de overgang van een bovengrondse naar een ondergrondse hoogspanningsverbinding een overgangsstation aangelegd te worden. Voor de inrichting van ieder overgangsstation is een oppervlakte van ca. 1 à 1,5 ha nodig. Aan minstens één van de twee uiteinden van een ondergrondse hoogspanningsverbinding dient het overgangsstation voorzien te zijn van een reactantie, dat geluid produceert. . Milieu Zowel een ondergrondse als een bovengrondse verbinding hebben een milieu-impact. Voor bovengrondse verbindingen is de fysieke impact beperkt tot de mast (~10 à 15m breed). Voor ondergrondse verbindingen is er een permanent onbebouwbare brede corridor van min. 12 meter zonder bomen/constructies over de ganse lengte. Tijdens de werken is deze corridor ongeveer 35 meter breed wegens de ruimte nodig voor opslag grond, sleuf voor aanleg van de kabels en het transport/toegang: de vooropgestelde breedtes hangen af van het aantal verbindingen dat aangelegd wordt en zijn eerder voor het voorliggende project van toepassing. Zowel een bovengrondse als een ondergrondse verbinding genereren magnetische velden (bovengrondse verbindingen genereren ook elektrische velden). De verschillen in magnetische velden tussen bovengrondse en ondergrondse verbindingen zijn afhankelijk van de kenmerken van de desbetreffende verbindingen. In de meeste situaties zal in de directe nabijheid van een ondergrondse verbinding het magnetische veld hoger liggen dan bij een bovengrondse verbinding door het feit dat de ondergrondse verbinding op 1,5 m - 2m diepte in de grond ligt terwijl de lijn meestal 20 à 30 m boven het maaiveld hangt. En bij een ondergrondse verbinding neemt de sterkte van het magneetveld in de regelsneller af met de afstand ten aanzien van die verbinding dan bij een bovengrondse verbinding (= de invloedszone van het magnetische veld is beperkter in de breedte dan die van een bovengrondse verbinding). Bij een ondergrondse verbinding wordt het elektrisch veld tegengehouden door de isolerende omhulsels.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 27
Economisch Een ondergrondse 380kV-verbinding heeft een hoge kostprijs. Globaal wordt aangenomen (vanuit de ervaring van Elia) dat hiervoor dient gedacht te worden aan een factor 7 tot 10 verschil ten opzichte van een aanleg als bovengrondse verbinding. Wegens de beperkte technische ervaring met dit soort verbindingen van een zeer recente technologische ontwikkeling, is de levensduur onvoorspelbaar. Het valt te vrezen dat op lange termijn meer en bovendien hoge vervangingsinvesteringen nodig zijn. Bovenstaande elementen resulteren in hogere transmissietarieven.
Ondergrondse 380 kV- hoogspanningsverbindingen in Europa De voorgaande toelichting betekent echter niet dat 380 kV- verbindingen nooit ondergronds gelegd kunnen worden. Verspreid over Europa werden reeds meerdere 380kV-verbindingen ondergronds aangelegd. Deze verbindingen hebben echter meestal een korte lengte (meestal 1 tot enkele kilometers). Bovendien zijn de beweegredenen heel specifiek: onmogelijke kruising van een rivier bovengronds, aanleg in een grootstad enz. Tenslotte zijn de getransporteerde vermogens ook vaak lager dan vereist voor het voorliggende project. Overeenkomstig de definitieve vaststelling van het GRUP mbt de optimalisatie van het hoogspanningsnet in Vlaanderen, zal Elia voor het eerst een 10km lange ondergrondse 380kV verbinding aanleggen. Elia plaatst zich daarmee onmiddellijk, samen met Nederland, in de wereldtop betreffende verkabeling op 380kV niveau. Elia zal een monitoring programma opstarten om het gedrag van de kabel te volgen en daaruit lessen te trekken voor mogelijke, toekomstige projecten.
Naast bovenstaande algemene inzichten met betrekking tot de aanleg van ondergrondse hoogspanningslijnen, zijn er specifiek voor dit project nog enkele technische knelpunten, waardoor ondergrondse alternatieven niet haalbaar geacht worden. -
Hinder voor havenactiviteiten Bij de aanleg van een ondergrondse hoogspanningslijn ter hoogte van de Scheldelaan dient deze opgebroken te worden. Gezien de specifieke technische eigenschappen van deze hoogspanningsverbinding, betekent dit dat beide rijstroken en de parkeerstrook in beslag genomen zullen worden. Dit betekent dat de Scheldelaan gedurende de aanlegperiode niet/slechts in beperkte mate gebruikt kan worden door het havengerelateerde verkeer en de bedrijven langs de Scheldelaan gedurende deze periode zeer slecht bereikbaar zijn. Teneinde dit te illustreren is op onderstaande figuur een typedoorsnede weergegeven van de werfzone en sleuf ter hoogte van de Scheldelaan die noodzakelijk zouden zijn voor het aanleggen van dergelijke ondergrondse verbinding. Hieruit blijkt dat de noodzakelijk werkstrook beide rijbanen van de Scheldelaan zou innemen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 28
Figuur 1 Typedoorsnede werkstrook ondergrondse aanleg HS-lijn onder Scheldelaan -
Aanwezigheid haveninfrastructuur Het tracé Zandvliet-Lillo kruist de Zandvlietsluis en Berendrechtsluis. Bij een ondergrondse kruising hiervan dient gebruik gemaakt te worden van een momenteel nog weinig beproefde techniek voor dergelijke kabels, om deze over een grote lengte en op een aanzienlijke diepte te aan te leggen om dit sluizencomplex te passeren. Nadien zijn deze kabels ook onbereikbaar voor eventuele herstelwerken.
-
Ruimtegebrek voor transitiestation Bij een eventuele gedeeltelijke ondergrondse aanleg, is een transitiestation nodig op de overgang tussen ondergrondse hoogspanningskabels en bovengrondse hoogspanningslijn. Dergelijke transitiestation heeft een ruimtebeslag van 1 à 1,5 ha. In het hier bekeken havengebied langsheen het tracé, is dergelijke vrije oppervlakte moeilijk te vinden.
2.6
Relatie met andere projecten De totale opwaardering van de hoogspanningsverbinding tussen Lillo en Mercator bestaat uit enkele deelprojecten. Tevens worden enkele flankerende werken uitgevoerd om deze opwaardering mogelijk te maken. In het Antwerpse havengebied, worden enkele flankerende werken voorzien, die in relatie staan tot het geplande project. Deze werken bestaan uit: x
Het ondergronds brengen van de bestaande 150 kV-lijn Doel-Kallo ter hoogte van de R2. Deze lijn wordt op het gewestplan reeds aangeduid als “bestaande hoogspanningslijn”. De opmaak van een GRUP en plan-MER is derhalve niet nodig voor dit onderdeel.
x
Verhoging uitbatingsspanning van 150 kV naar 380 kV op één draadstel van de lijn DoelZandvliet. Hiervoor dienen enkel werken uitgevoerd te worden in de hoogspanningsstations.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 29
2.7
Specifieke eigenschappen hoogspanningslijn Zandvliet-LilloLiefkenshoek
2.7.1
Verduidelijking opbouw en aanleg nieuwe hoogspanningsleiding Het te onderzoeken onderwerp van het plan-MER is de afbakening van een leidingstrook voor een hoogspanningsleiding, middels een gewestelijk RUP. Hierdoor worden de aanleg en de exploitatie van een hoogspanningsleiding op die locatie mogelijk gemaakt. Om de mogelijke effecten van de afbakening van die leidingstrook (en dus ook van de aanleg en exploitatie van deze hoogspanningsleiding in die leidingstrook) in te schatten, wordt in navolgende paragrafen meer informatie gegeven aangaande de geplande 380 kV-hoogspanningslijn. Volgende gegevens zijn echter nog het onderwerp van onderzoek naar de specifieke technische uitwerking van de hoogspanningslijn en kunnen voor de effectieve aanleg van de leiding dus nog wijzigen. Ze vormen echter een goede basis om de mogelijke impact te beoordelen. In de leidingstrook wordt een nieuwe bovengrondse hoogspanningsleiding gebouwd en geëxploiteerd. Het betreft hier een 380 kV-leiding met 2 draadstellen. Deze nieuwe hoogspanningsleiding bestaat uit verschillende delen. Op de onderstaande figuur worden de verschillende onderdelen van een bovengrondse hoogspanningsverbinding aangeduid ter hoogte van een mast, in dit geval voor het spanningsniveau 380 kV. Elke elektrische weg (van telkens drie fasen) noemen we een draadstel. Op de foto zijn twee draadstellen aanwezig (links en rechts van de mast). Het hoogspanningsnet is driefasig, waardoor er per draadstel 3 fasen aanwezig zijn: op de foto draagt elke mastarm één fase. De afstand tussen de fasen wordt bepaald door het spanningsniveau van de verbinding. De hoeveelheid stroom die een hoogspanningsverbinding kan transporteren wordt bepaald door het type van kabel (geleider) en het aantal geleiders per fase (in dit geval 2).
Figuur 2: Onderdelen hoogspanningsverbinding
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 30
2.7.2
Algemeen verloop van de werf De aanleg van de hoogspanningsleidingen kan onderverdeeld worden in 3 grote fasen: - de funderingswerken; - de bouw van de hoogspanningsmasten; - het bevestigen van de hoogspanningsleidingen aan de masten.
2.7.2.1 Funderingswerken nieuwe lijnen Bij een volledig nieuwe hoogspanningsleidingen dienen eerst nieuwe masten gebouwd te worden langsheen het tracé. De werkzone per mast bedraagt 50 m x 50 m. Wanneer opgaande vegetatie verwijderd moet worden voor de aanleg van de werkzone, wordt dit na de werken opnieuw aangeplant. Hiervoor wordt inheems en streekeigen materiaal gebruikt. In de werkzone worden rijplaten voorzien om de toegang voor vrachtwagens en machines te vergemakkelijken en de verstoring van het terrein te beperken. De aanvoer van materiaal gebeurt langs één welbepaalde, vastgelegde route, zodat de overige zones niet worden beschadigd. De vegetatie rond de werkzone wordt gevrijwaard van beschadiging. In een eerste fase wordt de fundering voor de masten aangelegd. De mastfunderingen zullen bestaan uit 4 schuine boorpalen met grote diameter die kan variëren van 75 cm tot 150 cm. Vanwege de, geotechnisch gezien, minder goede ondergrond worden de palen gefundeerd op een diepte die kan variëren van 20 m tot 25 m. De betonnen funderingspalen worden voorzien van een wapening over heel de lengte van de paal. Deze wapening kan bestaan uit een wapeningskorf, een metalen buis of een samenstelling van beide die in het boorgat wordt geplaatst. De afstand tussen de palen varieert tussen 10 m en 15 m. Figuur 3 toont hoe eerst een betonnen buitenbuis bestaande uit verschillende betonelementen wordt ingebracht door de boorpaalmachine tot op de volledige diepte. Nadien wordt de grond in de buis verwijderd door een soort “grijpbak”. De wapeningskorf of metalen buis wordt geplaatst om nadien de betonnering te beginnen. Bij de betonnering wordt de buitenbuis langzaam terug omhoog gebracht. Alles gebeurt door éénzelfde boorpaalmachine. Een bemaling is niet noodzakelijk.
Figuur 3: Schematische voorstelling van boorpalen met grote diameter.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 31
(1-plaatsen en boren van het eerste buiselement, 2-inbrengen van de verbuizing met een wriktafel, 3-verlengen van de boorbuis, 4-boren in buis onder wateroverdruk, 5-plaatsen van de wapening en betonnering met een plunjerbus, 6- terugtrekken van de tijdelijk boorbuizen)
De uitvoering van het betonneren gebeurt in 2 fasen. De eerste betonfase gebeurt vanaf de onderkant van de funderingspaal tot een niveau van ongeveer 2 tot 3 m onder het maaiveld. De tijdsduur van deze werken is afhankelijk van de lengte van de palen en de posities die de machine kan innemen op het terrein. Algemeen is één week voldoende voor deze fase. Na het uitharden van het beton wordt het verankeringsprofiel (de sokkel) van de stalen maststructuur in het boorgat geplaatst. Dan gebeurt de 2de betonfase waarbij ook de paalkop wordt afgewerkt met een betonmassief. Het plaatsen van de 4 sokkels en het uitvoeren van de 2de betonfase (met inbegrip van bekisting en wapeningen) neemt ook ongeveer 1 week in beslag.
2.7.2.2 Bouw van de hoogspanningsmasten De masten zelf worden ter plaatse geassembleerd (in de werkzone nabij de locatie van de mast). De stalen onderdelen worden aangevoerd met vrachtwagens en gestockeerd in de werkzone. Eerst worden deze onderdelen geassembleerd tot aparte (grote) stukken van de mast. Vervolgens worden deze aparte stukken met een kraan op elkaar gestapeld. Het aan elkaar bevestigen van deze stukken gebeurt door werflui die in de mast klimmen. Als laatste worden de ‘armen’ van de hoogspanningsmast waaraan de kabels zullen hangen aan de mast bevestigd. De duur van deze werken is 2 weken per mast.
2.7.2.3 Bevestigen van de hoogspanningsleidingen Aan de ‘armen’ van de hoogspanningsmast worden vervolgens de isolatoren (eveneens door middel van. een kraan) bevestigd. Om de hoogspanningsleidingen aan de masten te bevestigen worden aan deze isolatoren wielen gehangen waarover de leidingen zullen worden geleid. Over deze wielen wordt manueel een trekkabel gehangen. Deze wordt bevestigd aan een trekmachine en aan de leiding. Met de trekmachine wordt de kabel dan over de wielen getrokken, totdat de leiding zich op de wielen bevindt. De leiding wordt dan manueel aan de isolatoren vastgemaakt en de wielen worden verwijderd. Het doortrekken gebeurt per 4 tot 5 masten. Ter hoogte van de kruising van de Schelde is de hierboven beschreven werkwijze echter niet mogelijk en dient de trekkabel met een helikopter naar de masten gebracht te worden. Daar wordt hij dan manueel over de wielen gehangen. De trekkabel wordt dan aan de trekmachine en de leiding bevestigd en op deze manier wordt de leiding dan over de masten getrokken.
2.7.3
Veiligheid Het Algemeen Veiligheidsreglement maakt deel uit van elk contract dat Elia (en dus ook Elia Engineering) met aannemers afsluit. Het omschrijft de veiligheidsvoorschriften die gelden voor de betrokken aannemer. Het moet hem in staat stellen zijn werknemers, onderaannemers en zelfstandigen waarop hij een beroep doet, in te lichten over de risico’s en de te nemen veiligheidsmaatregelen. De "Algemene Veiligheidsinstructies" beschrijven de mogelijke risico’s en de preventiemaatregelen die hiervoor gelden. Iedereen die werken uitvoert aan de installaties moet zich strikt houden aan deze instructies. Er bestaan specifieke instructies voor bepaalde types werken: x
Algemene Veiligheidsinstructies Posten (AVIP);
x
Algemene Veiligheidsinstructies Lijnen (AVIL);
x
Algemene Veiligheidsinstructies Kabels (AVIK);
x
Algemene Veiligheidsinstructies Telecom (AVIT).
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 32
Werknemers van aannemers moeten deze instructies vooraf kennen en ze kunnen toepassen. Elia heeft een opleidingsmodule die aannemers moeten volgen om toegang te krijgen tot de installaties en er werken uit te voeren. De opleiding wordt afgerond met een test bij Elia. Enkel wie voor deze test slaagt, ontvangt een badge die toegang verleent voor twee jaar. Bij de start van aannemingswerken worden ook "Bijzondere Veiligheidsinstructies" opgesteld. Dit standaardformulier bevat naast praktische informatie over een bepaalde opdracht (b.v. contactpersonen, plaats, tijdstip,...) ook een opsomming van de specifieke risico’s. Ook hier bestaan er specifieke instructies voor bepaalde types werken: x
Bijzondere Veiligheidsinstructies Posten (BVIP);
x
Bijzondere Veiligheidsinstructies Lijnen (BVIL);
x
Bijzondere Veiligheidsinstructies Kabels (BVIK).
Er wordt ook verwezen naar het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB) waar de voorschriften voor het garanderen van de veiligheid op tijdelijke werven worden beschreven.
2.7.4
Exploitatiefase Een hoogspanningsleiding heeft een levensduur van 50 tot 80 jaar. Tijdens de exploitatiefase worden de masten en leidingen onderhouden. De masten dienen ongeveer 1 maal om de 10 jaar te worden geschilderd (zilverkleurig en rood/wit in functie van de locatie en de hoogtes van de masten). Hiervoor wordt niet-loodhoudende verf gebruikt7. Het eerste schilderwerk dient te gebeuren binnen het jaar nadat de mast werd geplaatst. De leidingen worden ongeveer halfjaarlijks gecontroleerd. Hiervoor worden ze overvlogen met een helikopter. Bij mogelijke defecten (b.v. kabelbreuk, probleem met een isolator) wordt er opgetreden. In de uitzonderlijke gevallen dat dit mocht gebeuren dienen de herstellers dan meestal in de masten te klimmen om de herstelling uit te voeren. Bij het uitvoeren van deze werken gelden de veiligheidsprocedures zoals beschreven in §2.7.3.
7
Momenteel wordt door Elia Asset nv gewerkt aan de opmaak van een lastenboek ‘milieu’ waarin o.m. de voorwaarden m.b.t. de gebruikte verven worden opgenomen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 33
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In het juridisch kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het milieubeleid voor het plan- en studiegebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit drie invalshoeken: -
een eerste luik omvat de (korte) beschrijving van de wetgeving in het kader van de ruimtelijke ordening;
-
het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te voorkomen/beperken);
-
in het laatste deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht dat het behoud/herstel van positieve elementen beoogt).
In Tabel 1 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd die in het kader van gelijkaardige plannen moeten worden nagegaan, samen met hun relevantie voor dit plan, een korte bespreking en een verwijzing naar het hoofdstuk in deze kennisgeving of het MER waar de randvoorwaarde van toepassing is. In de kolom ‘Relevant’ in volgende tabellen wordt onder relevant bedoeld ‘relevant voor verdere bespreking in het MER’ in een speciale paragraaf of onder specifieke disciplines. Voor bepaalde randvoorwaarden zal bij relevant ‘nee’ aangeduid staan: -
daar waar de randvoorwaarde niet van toepassing is op het voorgenomen plan of op het planen studiegebied;
-
daar waar de randvoorwaarde wel van belang kan zijn bij de verdere projectontwikkeling binnen het plangebied, in de verdere vergunningsprocedure maar echter niet relevant op planniveau (omdat dit juridisch niet afdwingbaar is of wegens het ontbreken van voldoende detailleringsgraad/planuitwerking). Dit wordt in de tabel aangeduid als ‘nee*’.
In de kolom ‘hoofdstuk’ wordt verwezen naar het hoofdstuk in deze nota of in het uiteindelijke MER waar meer informatie over de randvoorwaarde wordt/zal worden gegeven. In bepaalde gevallen wordt er in de tabel verwezen naar de ‘gestuurde ontwikkeling’. Hiermee wordt het volgende bedoeld (zie ook verder in deze nota): Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de evolutie onder invloed van plannen (zoals GRUP’s, ontwikkelingsprojecten in de omgeving,…) en beleidsopties (zoals structuurplannen,…). In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 34
Ruimtelijke Uitvoeringsplan (RUP).
-
pagina 35
Het geplande tracé bevindt zicht in het GRUP “Afbakening Zeehavengebied Antwerpen” (momenteel in ontwerpfase).
Het geplande tracé bevindt zich deels binnen de contour van het GRUP “afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen”
Het geplande tracé doorkruist geen BPA’s.
Volgens het gewestplan bevindt het geplande tracé zich in gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut, bufferzone, natuurgebied, bijzonder natuurgebied, industriegebied, bestaande waterwegen, natuurgebied met erfdienstbaarheid en zeehavengebied.
Het 380kV en 150kV-hoogspanningsnet evenals de transformatorstations voor het 380kV-net worden beschouwd als structuurbepalend op Vlaams niveau.
Ja
Ja
Beschrijft de RUP-procedure voor een leidingstrook. In dit kader wordt een plan-MER opgesteld
Bespreking
Ja
Relevant
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Bijzonder plan van aanleg (BPA);
-
Plannen die de bestemming van de gronden in Vlaanderen bepalen. Hieronder wordt verstaan:
Verordenende plannen Gewestplan;
Geeft de richtlijnen weer van het toekomstige gebruik van de ruimte in Vlaanderen. De hoofddoelstelling is het behoud en waar mogelijk versterking en de uitbreiding van de nog resterende open ruimte.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
-
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (een coördinatie van het decreet ruimtelijke ordening) voert vernieuwingen in op drie belangrijke punten: vergunningen, planologie en handhaving. Die vernieuwingen beogen vooral vereenvoudigde en transparantere procedures en een grotere rechtszekerheid voor burgers en lokale besturen.
Inhoud
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Ruimtelijke Ordening
Randvoorwaarde
Tabel 1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
F & F, Landschap, Geluid
Ruimtelijke situering en gestuurde ontwikkeling
Zie ook §2.3.1
Gestuurde ontwikkeling
Planningsprocedure
Hoofdstuk
Het Vlaams reglement inzake milieuvergunningen bepaalt de milieuvoorwaarden inzake ingedeelde inrichtingen.
Vlarem
Ja (beperkt op dit planniveau)
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Regelt de bodemsanering, potentiële verontreinigingsbronnen, historisch verontreinigde gronden en grondverzet in Vlaanderen. Indien gronden worden overgedragen of onteigend dienen de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet gevolgd te worden.
Bodemdecreet – Vlarebo (uitvoeringsbesluit)
Ja (beperkt op dit planniveau)
Neen*
Specifieke stedenbouwkundige vergunning
Gemeentelijke kapvergunning
Milieuhygiënerecht
Neen*
Concrete toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Stedenbouwkundige vergunning
pagina 36
Van toepassing bij de concrete realisatie van voorliggende leiding, op het huidige planniveau weinig relevant
Een hoogspanningsleiding is geen ingedeelde inrichting.
Uitvoeren van onderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervat binnen het MER. Beoogd grondverzet kan in fase van het plan-MER nog niet correct ingeschat worden. Van toepassing bij de concrete realisatie van voorliggend plan, op het huidige planniveau weinig relevant
De mogelijke aanwezigheid van potentieel verontreinigde sites of gronden die zijn opgenomen in het GrondenInformatieregister wordt opgevraagd bij de stad Antwerpen en de gemeente Beveren.
Voor het kappen van bomen niet in bosverband en waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning is vereist, dient onder bepaalde voorwaarden een kapvergunning te worden aangevraagd. De aanvraag kan worden geïntegreerd in de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning
Een stedenbouwkundige vergunning is nodig voor de aanleg van de hoogspanningslijn.
Vergunningsprocedure
Discipline Bodem
Vergunningsprocedure
Vergunningsprocedure
MER-plicht
Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden.
Bevaarbare waterlopen Ja
Neen
Ja
Neen*
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Hierin wordt vastgelegd dat buitengewone werken van wijziging van de waterlopen slechts kunnen worden uitgevoerd nadat hiervoor een machtiging bekomen is vanwege de bevoegde overheid.
De milieukwaliteitsnormen waaraan de oppervlaktewateren en het geloosde bemalingswater moeten voldoen, zijn opgenomen in VLAREM II.
Met het Materialendecreet en het VLAREMA (Vlaams reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) evolueert het Vlaamse afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid waar het sluiten van materiaalkringlopen en het verlagen van de milieudruk over de hele levenscyclus van een product centraal staan. Regelt de bescherming van oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net en de territoriale zee tegen verontreiniging en legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle oppervlaktewateren.
Wet op de onbevaarbare waterlopen
Wet op de bescherming van oppervlaktewateren
(uitvoeringsbesluit)
Materialendecreet VLAREMA
pagina 37
De geplande leidingstrook kruist de Schelde.
De geplande leidingstrook doorkruist geen onbevaarbare waterlopen.
De geplande leidingstrook kruist de Schelde.
Van toepassing bij de concrete realisatie van voorliggende leiding, op het huidige planniveau weinig relevant
Bij de aanleg van een hoogspanningsleiding kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREMA-reglementering vallen (b.v. gebruik van uitgegraven grond in bouwstof). Alle afvalstoffen worden conform de Vlaamse wetgeving terzake verwijderd.
Vergunningsprocedure
Zie Kaart 8
Discipline Oppervlaktewater
-
Zie Kaart 8
Discipline Oppervlaktewater , Discipline Fauna en Flora
Discipline Bodem
Wateringen zijn openbare instellingen die buiten de polderzones ingesteld zijn met het oog op het tot stand brengen en handhaven,
Polders zijn openbare instellingen die werden/worden opgericht met het oog op instandhouding, drooglegging en bevloeiing van de ingedijkte gronden die op de zee en aan getijden onderhevige waterlopen werden veroverd.
De afbakening van waterwingebieden en beschermingszones valt onder het besluit van 27 maart 1985.
In verband met de te volgen vergunningsprocedure worden de grondwaterwinningen in 3 categorieën onderverdeeld naargelang het opgepompte debiet (melding, vergunning klasse 1 en vergunning klasse 2). Specifieke voorwaarden voor hoger genoemde activiteiten zijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot en met 5.55 van VLAREM II.
De procedure voor het aanvragen van een vergunning voor de onttrekking van of infiltratie naar het grondwater, evenals voor boringen naar grondwater, is geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 tot en met 55).
Regelt de bescherming van het grondwater, het gebruik ervan en het voorkomen en vergoeden van schade.
Ja
Neen
Neen
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Polders en Watering
Grondwaterdecreet
pagina 38
De geplande leidingstrook doorkruist de Polder van het Land van Waas
Er worden geen drinkwaterwinningen geëxploiteerd in de ruime omgeving van het plangebied.
In het kader van de nodige werken voor de aanleg is geen bemaling noodzakelijk is.
-
-
D.m.v. de watertoets (besluit van 20/06/2006) dient de overheid na te gaan hoe het watersysteem zal worden beïnvloed door het project. Het watersysteem is het geheel van
Ook zorgt dit decreet ervoor dat de nodige ruimte voor water planmatig wordt vastgelegd.
Dit decreet houdt eveneens in dat de schade door overstromingen zo veel mogelijk wordt beperkt door oplossingen die aansluiten bij de natuur van het watersysteem (o.a. aanpak aan de bron en het voorzien van buffering voor overtollig water).
Dit decreet is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving en legt de doelstellingen, principes en structuren vast voor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de watertoets als instrument voor een integraal waterbeleid opgenomen. Voor een activiteit die onderworpen is aan een milieueffectrapportage worden in dit rapport de analyse en evaluatie gemaakt van het al dan niet optreden van een schadelijk effect op de kwantitatieve toestand van het grondwater en de op te leggen voorwaarden beschreven om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Decreet Integraal Waterbeleid
binnen de grenzen van hun gebied, van een voor de landbouw en hygiëne gunstige bewatering en met het oog op de beveiliging van de grond tegen watersnood.
pagina 39
In het MER zal nagegaan worden of het plan interfereert met de bepalingen van dit decreet.
Discipline Water
Dit decreet regelt het beleid inzake natuurbehoud en vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, inzake de handhaving en het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo breed mogelijk draagvlak. Het decreet regelt tevens de procedure van de afbakening van de Speciale Beschermingszones. Het gebiedsgericht beleid houdt ook de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale Beschermingszones vast.
Natuurdecreet Ja
Ja
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Tevens regelt dit decreet het soortgericht natuurbeleid (soortenbescherming volgens
Dit decreet en de bijhorende besluiten regelen de opmaak van een milieueffectrapportage.
Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991)
Verdrag van Espoo:
MER-decreet
Milieubeheersrecht
Gewestgrensoverschrijdende effecten
alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort.
Kaart 5
De geplande leidingstrook kruist het VEN-gebied “Slikken en schorren langsheen de Schelde”.
pagina 40
Het voorkomen van beschermde soorten in het studiegebied wordt nader onderzocht en omschreven in het
De geplande leidingstrook doorkruist het Vogelrichtlijngebied “Schorren en Polders van de BenedenSchelde”
De geplande leidingstrook doorkruist het Habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”. Er wordt een Passende Beoordeling opgemaakt.
Discipline Fauna en Flora
Alle disciplines
Gewestgrensover schrijdende effecten
Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet zijn uiteraard van toepassing.
Het desbetreffende GRUP is plan-MER plichtig
Het beginpunt van de hoogspanningslijn, in Zandvliet, bevindt zich op 450-500m van de Nederlandse grens.
art. 14, dat de natuurtoets invoert t.o.v. de initiatiefnemer: ‘Iedereen die handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, en die weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat natuurelementen in de onmiddellijke omgeving daardoor kunnen worden vernietigd of ernstig geschaad, is verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd om de vernietiging of de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen’. art. 16, dat een compensatie oplegt bij beschadigingen aan natuur, en in se dus de natuurtoets inhoudt t.o.v. de overheid: ‘Als voor een activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of toestemming van de overheid, dan wel een
x
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
x
art. 8, dat het standstill-beginsel invoert: ‘De Vlaamse regering neemt alle nodige maatregelen ter aanvulling van de bestaande regelgeving om over het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest de milieukwaliteit te vrijwaren die vereist is voor het behoud van de natuur en om het standstill-beginsel toe te passen zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van de natuur en ongeacht de bestemming van het gebied’.
pagina 41
Inzake de doorkruising van de VEN-gebieden kan een ontheffing bekomen worden overeenkomstig art. 28 van het Maatregelen besluit, indien de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd werd na positief advies van ANB. Dit is eveneens zo voor het verkrijgen van een natuurvergunning voor het wijzigen van KLE en vegetatie. Îdit wordt van belang op project-MER-niveau.
In het kader van het MER zijn volgende artikels belangrijk:
x
MER.
Koninklijk Besluit).
art. 26bis waarin vermeld staat dat in VEN geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur mag toegebracht worden. Dit artikel geldt voor alle VENgebieden die een effect kunnen ondervinden van het project. Er kan enkel een afwijking door de ministers bekomen worden als kan aangetoond worden dat het project voor groot openbaar belang dient uitgevoerd te worden, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. art. 36ter §3: De aanwezigheid van een speciale beschermingszone houdt o.m. in
x
x
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
art. 25, m.b.t. de voorschriften en geboden in VEN, zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen, wijzigen structuur van waterlopen, wijzigen bodemreliëf of werkzaamheden uit te voeren die het grondwaterpeil doen dalen of de bestaande ont- en afwatering versterken.
x
kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, draagt deze overheid er zorg voor door het opleggen van voorwaarden of het weigeren van de vergunning of toestemming dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan’. Door toepassing van art. 16 kan de Vlaamse Regering vergunningen weigeren of toekennen onder bepaalde voorwaarden (herstel- of compensatiemaatregelen).
pagina 42
Heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg, het beheer en het herstel van de bossen en het natuurlijk milieu van de bossen te regelen. Het regelt o.a. compensatie van ontbossing:
Bosdecreet Ja (maar beperkt op dit planniveau)
Neen
Neen
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Art. 90bis §1 van het bosdecreet stelt dat ontbossing verboden is. Ontbossing in zones met de bestemming woongebied is wel mogelijk, mits naleving van de voorschriften van de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de stedenbouw en na advies van de Afdeling
De Vlaamse Regering stelt vast voor welke bossen of bosgedeelten bijzondere beschermings- en beheersmaatregelen worden genomen omdat ze een ecologische en wetenschappelijke functie te vervullen hebben. Deze bossen worden vanaf de aanwijzing of erkenning bosreservaten genoemd.
Bosreservaten
Natuurreservaten
Art. 51: bescherming van planten- en dierensoorten en van hun levensgemeenschappen Voor elk erkend natuurreservaat wordt een beheersplan opgesteld.
x
dat een passende beoordeling dient te worden opgemaakt door de initiatiefnemer voor elke vergunningsplichtige activiteit. Bij een MER-plichtig project geschiedt de passende beoordeling in het kader van de milieueffectrapportage.
pagina 43
T.g.v. de uitvoering van het project en de erfdienstbaarheid zullen misschien een aantal bomen moeten worden gekapt. Dit zal volgens het decreet gecompenseerd worden. Î van belang op projectniveau.
Er bevindt zich geen bosreservaat in het studiegebied
De geplande leidingstrook bevindt zich in een erkend natuurreservaat. Het noorden van het tracé is gelegen in “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”.
Discipline Fauna en Flora
-
-
De landschapsatlas is de atlas van de relicten van de traditionele landschappen, waarin de
De ‘erfgoedlandschappen’ vormen een onderdeel van het Decreet inzake de landschapszorg. Nieuw voor de landschapszorg is het behoud van de erfgoedlandschappen via de tussenstap van aanduiding van ‘ankerplaatsen’. Dat zijn de meest waardevolle landschappen zoals weergegeven in de landschapsatlas. Vanaf de opname in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden deze ‘ankerplaatsen’ erfgoedlandschappen genoemd. Op die manier wordt een integratie van de landschapszorg in de ruimtelijke ordening nagestreefd.
Regelt de bescherming van de monumenten, stads- en dorpsgezichten.
Regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van de in het Vlaams Gewest gelegen beschermde landschappen.
Ja
Ja
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Landschapsdecreet en decreet tot bescherming van monumenten, stadsen dorpsgezichten.
De compensatie wordt gegeven in natura en/of door storting van een bosbehoudsbijdrage in het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur.
Art. 90bis §4 legt compensatieplicht op met het oog op het natuurbehoud van een gelijkwaardig bosareaal door de houder van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing.
Bos & Groen.
“Beschermd landschap Groot BuitenschoorGalgeschoor” (afstand tussen 50 – 150 m)
Er zijn verschillende aanduidingen in de landschapsatlas en landschapskenmerkenkaart die overlappen met het
pagina 44
-
Discipline Landschap,
Kaart 6
het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, Discipline officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en Landschap, omgeving)” (250 meter afstand) Bouwkundig het beschermd monument “De steenen erfgoed en windmolen De Eenhoorn” Archeologie
De geplande leidingstrook bevindt zich in de relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde”
x
x
x
In of in de omgeving van het plangebied bevinden zich volgende beschermde landschappen, stadsgezichten of beschermde monumenten of ankerplaatsen. x het beschermd dorpsgezicht “Lillo-fort met veer en getijdehaventje” (afstand ong. 80 m)
Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de provincies Antwerpen en OostVlaanderen voeren.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan
De haven wordt aangeduid als een duidelijk zwaartepunt van de ruimtelijk-economische structuur van de provincie. Er wordt gestreefd naar het bieden van kansen aan de haven (er wordt verwezen naar de noodzakelijke uitbouw), het verzekeren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid met een te verbeteren multimodale ontsluiting, vorm geven aan grenzen en het verdichten, efficiënt benutten en hergebruiken van haventerreinen. De dorpen Verrebroek, Kieldrecht, Kallo en de omliggende Waaslandpolders worden gevrijwaard en stellen eveneens grenzen.
Ja
pagina 45
Volgende ruimtelijke principes worden door OostVlaanderen voorgesteld: - De Waaslandhaven, motor voor ontwikkeling in het E-
Bespreking
In het kader van het MER zal navraag gebeuren bij de beheersarcheologen van RWO waaruit zal blijken of de werken al dan niet gebeuren in een zone met een hoge archeologische potentie. Tevens zal de Centrale Archeologische Inventaris geraadpleegd worden.
plangebied.
Relevant
Ja
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Inhoud
Zie verder ‘verdrag van Malta’ onder de beleidsmatige randvoorwaarden.
Regelt bescherming, behoud en instandhouding, herstel en beheer van het archeologisch patrimonium en organiseert en reglementeert de archeologische opgravingen.
Beleidsmatige Randvoorwaarde
Decreet op het archeologisch patrimonium
landschapskenmerken weergegeven worden voorzover deze een erfgoedwaarde hebben. In de landschapskenmerkenkaart worden naast de landschapskenmerken die een erfgoedwaarde hebben, ook andere ruimtelijk structurerende landschapskenmerken opgenomen.
Gestuurde ontwikkeling
Hoofdstuk
Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
Bouwkundig erfgoed en Archeologie.
Beschrijft het mobiliteitsbeleid dat de desbetreffende gemeenten de komende jaren willen voeren
Bevat de beleidskeuzen voor het milieubeleid in Vlaanderen op korte en middellange termijn.
Gemeentelijk mobiliteitsplan
Gewestelijk Milieubeleidsplan MINA 3+
Beschrijft het milieubeleid dat de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen willen voeren.
Ook in volgende thema’s worden elementen aangehaald die relevant zijn voor dit project:
Ja
Ja
In het mobiliteitsplan Antwerpen wordt de Scheldelaan aangeduid als primaire havenweg.
Ja
pagina 46
De globale doelstellingen werden verdeeld over 4 grote thema’s:
verontreiniging en aantasting van de bodem; energieverbruik; verandering van klimaat; hinder.
In het plan wordt een inventaris van de actuele toestand inzake groenvoorziening opgenomen en worden positieve trends en knelpunten aangeduid.
Ja
-
De doelstellingen voor de haven in het s-RSA zijn “de bereikbaarheid en logisitiek verbeteren” en “de interactie met de stad verbeteren”.
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Provinciaal milieubeleidsplan
Beschrijft het natuurbeleid dat de desbetreffende gemeenten de komende jaren willen voeren.
Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP)
Naast een situering van de milieuproblemen in Vlaanderen komt eveneens het actuele milieubeleid (o.a. aandacht voor knelpunten en actieplannen), een doelgroepenbeleid, een gebiedsgerichte benadering, een weergave van instrumenten met knelpunten, het benaderen van het financiële aspect en tot slot de samenwerking met andere overheden aan bod. Het MINA 3+ wordt opgesteld vanuit twaalf milieuthema’s.
Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de desbetreffende steden en gemeenten willen voeren.
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)
- Contrasten tussen haven en polders bufferen
17-netwerk.
Gestuurde ontwikkeling
Gestuurde ontwikkeling
Discipline Mens
Gestuurde ontwikkeling
Discipline Fauna en Flora
Gestuurde ontwikkeling
Gestuurde ontwikkeling
Een ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Het instrument ruilverkaveling wordt ingezet om een gebied in al zijn facetten integraal en duurzaam te laten ontwikkelen.
Heeft tot doel de inrichting van landelijke gebieden te realiseren overeenkomstig de bestemmingen toegekend door de ruimtelijke ordening. Hierbij wordt kwaliteit, synergie en evenwicht in de ontwikkelingen van het ruimtegebruik van de open ruimte beoogd.
Heeft tot doel een gebied optimaal in te richten in functie van het behoud van de bestaande natuur, voor het herstel en ontwikkeling van natuur en het beheer nadien.
Hier kunnen openbare besturen, diensten en verenigingen elkaar ontmoeten en samenwerken aan de ontwikkeling van de streek.
Ruilverkaveling
Landinrichting
Natuurinrichting
Regionale landschappen
Neen
Neen
Neen
Neen
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Beschrijft het milieubeleid dat de desbetreffende gemeenten de komende jaren willen voeren
Gemeentelijk milieubeleidsplan (MBP)
pagina 47
De geplande leidingstraat doorkruist geen regionaal landschap.
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuurinrichtingsproject.
Het plangebied bevindt zich niet in een landinrichtingsgebied.
Het plangebied bevindt zich niet in een ruilverkaveling.
Via het milieujaarprogramma wordt jaarlijks gerapporteerd over de stand van zaken van de samenwerkingsovereenkomst. aan te leveren
De stad Antwerpen heeft zich ingeschreven op niveau 1, 2 en 3.
1. ruimte voor water 2. biodiversiteit 3. klimaatverandering 4. duurzame grondstoffen en duurzaam productgebruik
-
-
-
-
Gestuurde ontwikkeling
Een ‘stiltegebied’ wordt meestal gedefinieerd als een gebied waarin de natuurlijke geluiden, afkomstig van zowel fauna als flora, overheersen.
De vertaling naar Vlaamse regelgeving is nog niet gebeurd. Vanuit de Vlaamse Overheid wordt er wel naar gestreefd te handelen ‘in de geest van Malta’. Er wordt hierbij in de eerste plaats gestreefd naar het behoud van de sites in situ, wat een inschakeling van archeologie in de vroegste fasen van de ruimtelijke planning vereist. Daar waar behoud in situ niet mogelijk is, is het enige mogelijke alternatief een preventief archeologisch onderzoek van de bedreigde sites. In het verdrag zijn tevens bepalingen opgenomen m.b.t. de financiering van archeologisch onderzoek. In art. 5 van het verdrag wordt verplicht te waarborgen dat de milieueffectrapportage en de daaruit voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context. Regelgeving voor huishoudelijke toestellen en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie. Volgende topics worden behandeld:
Stiltegebieden
Europese Conventie van Malta (La Valetta, 1992)
Bij de bepaling van het tracé van de leidingstrook wordt met deze bepalingen rekening gehouden .
Ja
pagina 48
Er wordt verder verwezen naar de opmerking onder ‘decreet archeologisch patrimonium’ juridische randvoorwaarden.
Het plangebied is niet gelegen in een potentieel stiltegebied.
Het plangebied bevindt zich in het bekken van de BenedenSchelde en in het deelbekken Scheldehaven.
ja
Neen
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Algemeen reglement op de elektrische installaties (geconsolideerde versie 1/1/2005)
Vlaanderen is ingedeeld in 11 rivierbekkens. De organisatie van het rivierbekkenbeleid zal gebeuren door het opstellen van een deelbekkenbeheerplan.
Bekkens en deelbekkens
Vergunningsprocedure
Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie in het MER
/
Discipline Water
In dit besluit worden ondermeer waarden voor magnetische velden in het binnenmilieu vastgelegd. Als richtwaarde in woningen wordt 0,2 ȝT vooropgesteld en als interventiewaarde 10 ȝT. In het ICNRP wordt in functie van de bescherming van de gezondheid volgende
3.op andere plaatsen: 10kV/m.
In het Ministerieel Besluit van 7 mei 1987 (Staatsblad van 14.05.1987), gewijzigd door het Miniserieel Besluit van 20 april 1988, wordt een limiet opgelegd voor de elektrische velden die opgewekt worden door lijnen voor het transport of de distributie van energie (AREI art 139). Dit besluit bepaalt dat ‘de waarde van het niet gestoord elektrisch veld in een niet verstoord regime, opgewekt door een installatie van transport of verdeling van elektrische energie lager moet zijn dan volgende waarden, gemeten op 1,5 meter van de grond of woningen: 1. in woongebieden of in gebieden voor woongebied bestemd volgens het gewestplan: 5kV/m; 2. in overspanning van wegen: 7 kV/m;
Ja
Ja
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
Besluit Vlaamse Regering houdende maatregelen tot bestrijding van gezondheidsrisico’s door verontreiniging van het
Ministerieel Besluit van 7 mei 1987 (Staatsblad van 14.05.1987) gewijzigd door het Miniserieel Besluit van 20 april 1988
• keuze en ingebruikname van elektrische toestellen en materieel.
• algemene voorschriften voor elektrisch materieel en elektrische installaties ; • keuze en gebruik van elektrische geleiders en leidingen;
pagina 49
Bij de bepaling van het tracé van de leidingstrook wordt met deze bepalingen rekening gehouden.
Bij de bepaling van het tracé van de leidingstrook wordt met deze bepalingen rekening gehouden.
Vergunningsprocedure
Vergunningsprocedure
aanbevelingen gedaan: 100 ȝT blootstelling van de algemene bevolking. De waarde van 100μT voor constante blootstelling van de bevolking werd weerhouden in de aanbeveling van de Europese Raad van 12 juli 1999. voor
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
binnenmilieu (11 juni 2004; BS 19/10/2004)
pagina 50
4
Het opstellen van het MER
4.1
Werkingssfeer van het MER De werkingssfeer van het MER kan zich op verschillende niveaus situeren, met name op beleidsniveau, locatieniveau en/of uitvoeringsniveau. Een plan-MER situeert zich op locatieniveau.
4.2
Selectie van de significante milieudisciplines In het MER worden de effecten van het plan op de verschillende disciplines onderzocht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Tabel 2 Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan Discipline
Sleuteldiscipline
Optiediscipline
Niet relevante discipline
D
Bodem en grondwater
D
Oppervlaktewater Fauna en flora en biodiversiteit Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Mens – ruimtelijke aspecten en hinder Mens – gezondheid
D D D D D
Lucht D
Geluid
D
Licht (onder mens) Warmte en stralingen
D
Aanspraak op energie- en grondstofvoorraden
D D
Klimaat
Voor de evaluatie van de effecten die het voorgestelde ontwikkelingsplan zal teweegbrengen, worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Het feit dat de ingrepen op de betreffende milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisciplines (zie tabel). Als sleuteldisciplines zullen in dit MER onderzocht worden: -
fauna en flora;
-
landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie;
-
mens – ruimtelijke aspecten en hinder;
-
warmte en stralingen
-
mens – gezondheid
Deze disciplines zullen behandeld worden door een erkend MER-deskundige, met uitzondering van de aspecten stralingen en mens-gezondheid. De berekeningen inzake elektromagnetische velden zullen uitgevoerd worden door deskundigen terzake van Elia, waarna de resultaten (contouren) hiervan door de coördinator in het luik mens-gezondheid zullen worden behandeld. Naar aanleiding van de eventuele inspraakreacties op deze kennisgeving kan geopteerd worden voor uitwerking van de discipline mens-gezondheid door een erkend MER-deskundige terzake.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 51
Als optiediscipline zal op beknopte wijze worden onderzocht: -
bodem en grondwater
-
geluid: het corona-effect 8 zal besproken worden als input voor het deel mens-gezondheid
Deze disciplines worden door de coördinator behandeld. Andere disciplines worden als niet-relevant beschouwd. Hieronder wordt een verantwoording hiervoor gegeven:
4.3
-
oppervlaktewater: Er wordt geen rechtstreekse impact verwacht wordt, een verantwoording hiervan wordt weergegeven in § 5.2. De elementen met betrekking tot de watertoets zullen wel apart behandeld worden.
-
lucht en klimaat: de activiteiten in dit plan zullen niet rechtstreeks leiden tot een wijziging in emissies;
-
aanspraak op energie- en grondstofvoorraden: wegens de eigenschappen van het plan, worden verwaarloosbare effecten verwacht op de energie- en grondstofvoorraden.
Afbakening van de referentiesituatie, ontwikkelingsscenario’s en de geplande situatie
de
Er kunnen bij de concrete invulling van een milieueffectrapport (MER) globaal vier hoofdtaken worden onderscheiden: Een milieueffectrapport kan pas tot stand komen nadat de milieueffecten vastgesteld zijn, door middel van een vergelijking meestal van de huidige toestand van het studiegebied (referentiesituatie) met de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan (geplande situatie) en de toestand van het gebied zoals die zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf (autonome ontwikkeling). Tevens wordt er een vergelijking gemaakt met de toestand bij gestuurde ontwikkeling (ontwikkelingsscenario’s). De referentiesituatie -
in de disciplines bodem, fauna en flora, landschap, mens en warmte en stralingen wordt meestal een beschrijving van de huidige toestand gegeven door gebruik te maken van bestaande documenten, veldwaarnemingen, kaartmateriaal, e.d. De bestaande toestand wordt geëvalueerd en kwetsbare gebieden worden afgebakend met het oog op de effectvoorspelling. De referentiesituatie wordt beschreven op basis van de meest recente rapporten, metingen, beschikbare info, kaarten, enz. Per thema binnen de verschillende disciplines zullen dit andere jaartallen betreffen. In het MER wordt indien nodig beschreven welke referentiegegevens worden gehanteerd. Er wordt in principe uitgegaan van de meest recent beschreven situatie.
Verder worden de mogelijke ontwikkelingsscenario’s beschreven. -
In het MER worden voor de disciplines bodem, fauna en flora, landschap, mens en warmte en stralingen de effecten getoetst t.o.v. deze ontwikkelingsscenario’s. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de autonome ontwikkeling (m.n. de evolutie die het studiegebied zal ondergaan zonder beïnvloeding van buitenaf) en de gestuurde ontwikkeling. Voor de gestuurde ontwikkeling zal rekening worden gehouden met de beleidsmatige en juridische randvoorwaarden zoals doelstellingen vermeld in structuurplannen, enz.
Vervolgens wordt de geplande situatie besproken.
8
Corona-effect: Bij hoge luchtvochtigheid kunnen zich rond lijnen elektrostatische ontladingen voordoen, dewelke een licht gezoem kunnen veroorzaken.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 52
-
De geplande situatie is de toestand van het onderzoeksgebied tijdens en na uitvoering van het ontwikkelingsplan. Voor elke discipline zal bepaald worden welke effectgroepen relevant zijn voor de studie. Een beoordeling van deze milieueffecten zal gegeven worden aan de hand van de resultaten bekomen bij de beschrijving van de referentiesituatie. Bij deze beoordeling zal eveneens rekening moeten gehouden worden met de evolutie van het studiegebied m.a.w. men zal de resultaten eveneens moeten toetsen aan de ontwikkelingsscenario’s.
De 'geplande situatie' is de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan, zoals het vastgelegd is in het GRUP en de stedenbouwkundige voorschriften. Aangezien de stedenbouwkundige voorschriften de aanleg van een hoogspanningsleiding in de leidingstrook mogelijk maken, wordt in de geplande situatie ook een leidingaanlegfase beschouwd (waarbij de permanente effecten zullen besproken worden) zonder rekening te houden met remediërende maatregelen.
4.4
Gestuurde ontwikkeling In het MER zal nagegaan worden of het plan bepaalde mogelijk wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of er een knelpunt voor vormt: x x x x x x
het realiseren van gewestplanbestemmingen; het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; het Provinciaal Ruimtelijk structuurplan Antwerpen en Oost-Vlaanderen; Gemeentelijke Ruimtelijk structuurplannen; BPA’s; Ruimtelijke Uitvoeringsplannen.
Voor dit plan zullen vooral de ontwikkelingen volgend uit het Strategisch plan voor de Haven van Antwerpen en het hieruitvolgende GRUP “afbakening Zeehavengebied Antwerpen” van belang zijn. Voor het dorp Lillo werd in 2010 in opdracht van de stad Antwerpen, dienst Stadsontwikkeling een masterplan opgemaakt, waarin naar aanleiding van de dijkverhoging volgend uit het Sigma-plan een voorstel gedaan wordt voor een herlokalisatie van de jachthaven. Er zal in het in het MER worden nagegaan of het voorgenomen plan hiermee interfereert.
4.5 4.5.1
Methodologie effectbeschrijving en –beoordeling Algemene methodiek voor de beoordeling van de effecten De ingreep-effectanalyse omvat een globale analyse en afbakening van de te verwachten relevante milieueffecten. Hierin wordt de milieu-impact van het plan op de referentietoestand (meestal huidige toestand) beschreven. Dit kan het best gebeuren aan de hand van ingreep-effectenschema’s waarop dan de selectie van significante milieueffecten kan gebeuren. Daarna worden de relevante milieueffecten per milieudiscipline beschreven en beoordeeld. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan de reikwijdte van de milieueffecten. Een essentieel kenmerk van het m.e.r.-proces is dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de interrelaties tussen de disciplines. Om te komen tot een verantwoorde confrontatie tussen de voorgestelde ingrepen enerzijds en de effecten en hun impact anderzijds, worden de mogelijke ‘knelpunten’ en ‘positieve punten’ tijdens hoofdzakelijk de exploitatiefase en per relevante milieudiscipline weergegeven en beschreven. Gebruik van basiskaarten moet toelaten om de locatie, de impact en de beoordeling van de relevante effecten beter in te schatten. Alle effecten worden in de tekst beschreven. Kwantificeren en/of op kaart weergeven van effecten is slechts mogelijk wanneer hiervoor voldoende informatie voorhanden is en wanneer het opportuun is op plan-MER niveau.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 53
Specifiek voor een plan-MER voor de afbakening van een hoogspanningsleiding dient er rekening mee gehouden te worden dat bij de afbakening van een hoogspanningsleiding geen bepaalde breedte wordt vastgelegd. Dit impliceert dat vanuit de verschillende disciplines telkens de kwetsbare zones aangeduid zullen worden, om na te gaan of er wel voldoende draagkracht is om in de geplande leidingstrook de hoogspanningsleiding aan te leggen. Daar waar de omgeving vanuit eventuele aanwezige kwetsbare factoren beperkend is, zal dit duidelijk in het plan-MER aangegeven worden. Volgende structuur zal in het MER consequent aangehouden worden: -
effectbeschrijving en beoordeling ervan per deelingreep (per discipline);
-
voorstel van milderende maatregelen en aandachtspunten;
-
effectbeoordeling na milderende maatregelen
-
samenvatting
-
eventueel kaart met lokalisatie van de mogelijke effecten en kwetsbare zones.
Deze werkmethode wordt verder in deze nota en voor de relevante disciplines meer in detail besproken, waarbij de voornaamste voorspellings- en beoordelingstechnieken beschreven worden die zullen gebruikt worden bij de ingreep-effectanalyses in het milieueffectrapport.
4.5.2
Waardeschaal van de effectbeoordeling In het MER zal de bespreking, beoordeling en evaluatie van de effecten van het plan (voor de verschillende milieudisciplines) rekening houden met globale ingreep-effectrelaties (op plan-niveau). De beoordeling zal zich baseren op: Wat is de significantie van de ingreep? Het belang van het effect van de ingreep op het desbetreffende onderdeel wordt beoordeeld met de termen 'significant' en met ‘kwetsbaarheid’ (zeer, matig, weinig). De significantie is een rechtstreeks gevolg van de kwetsbaarheid van het gebied voor een bepaald onderdeel van een discipline. Wanneer een gebied als kwetsbaar werd getypeerd voor een onderdeel, zal een ingreep die hierop een invloed heeft significant zijn. Wat is de omvang van de effecten? De omvang van de effecten wordt vastgesteld en uitgedrukt in termen als ‘groot’, ‘matig’ en ‘gering’. Het vaststellen van de omvang van de effecten gebeurt aan de hand van de criteria die hierboven werden beschreven, en dit naargelang de milieudiscipline waarop deze effecten invloed uitoefenen. Wat is het waardeoordeel? Het waardeoordeel van het effect wordt met de termen ‘positief’ en ‘negatief’ uitgedrukt. Hierin worden nog gradaties onderscheiden, aangeduid met een aantal plus- en mintekens. Deze gradatie verloopt exponentieel. Een combinatie van deze elementen geeft verschillende mogelijkheden, samengevat in volgende matrix.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 54
Tabel 3: waardeschaal effectenbeoordeling Omvang van het effect
Groot
Matig
Gering
Neutraal
Waardeoordeel significantie van de ingreep9
Positief negatief
Positief
negatief
Zeer kwetsbaar
+++
++/+++
--/---
Matig kwetsbaar
++/+++
Weinig kwetsbaar
+/++
----/---/--
++ +
Positief negatief
++
--
+ +/0
--
0
-
0
-/0
0
3 tekens: sterk (positief of negatief) effect; 2 tekens: matig (positief of negatief) effect; 1 teken: beperkt (positief of negatief) effect Onafhankelijk van de omvang of significantie (lees kwetsbaarheid) kan een effect optreden dat neutraal wordt beoordeeld wanneer de (deel)ingreep noch een positief noch een negatief effect teweegbrengt.
4.5.3
Effecten gerelateerd aan ingrepen Per discipline worden de effecten ten gevolge van het plan toegelicht. In een plan-MER worden voornamelijk die effecten die onderscheidend kunnen werken op planniveau behandeld. Voor dit plan houdt dat in dat “het van kracht zijn van het GRUP hoogspanningsleiding, met zijn stedenbouwkundige voorschriften” (= exploitatiefase) als permanent effect in beschouwing genomen wordt. Het van kracht zijn van dit GRUP houdt in dat de nodige werken uitgevoerd kunnen worden voor de aanleg van een hoogspanningsleiding. Daarom worden ook de permanente effecten die tijdens de aanlegfase van een leiding kunnen ontstaan besproken. Hieronder worden ook effecten verstaan die door een tijdelijke ingreep een permanente invloed kunnen hebben. Aangezien alternatief 2 ten gevolge heeft dat er een ondergrondse aanleg van een 150 kV-lijn noodzakelijk is, zullen hiervan ook de permanente effecten in dit MER behandeld worden. Mogelijke tijdelijke effecten zullen indien relevant (bvb. verkeershinder) beknopt aangehaald worden. In onderstaande tabel wordt een algemeen ingreep-effectschema voor de globale verkenning van de potentiële milieueffecten op plan-MER-niveau gegeven
Tabel 4: ingreep-effectenschema potentiële permanente effecten Deelingrepen
Verwacht permanent effect op …
9
Ook de significantie kan een gradatie hebben of meer specifiek kan de graad van kwetsbaarheid (of de waarde van een gebied) als zeer kwetsbaar, matig kwetsbaar of weinig kwetsbaar ingeschat worden; zodat de combinatie van significantie van de ingreep (mate van kwetsbaarheid) en omvang van het effect een matrix oplevert die de klasse-indeling van ernst oplevert door de combinatie van “zeer kwetsbaar gebied” respectievelijk “matig kwetsbaar gebied” ... met respectievelijk “gering, matige of grote aantasting of omvang van effect”.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 55
Bodem en grondwater
Fauna en flora
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Verdichting profielverstoring
Biotoopverlies
Verstoring archeologisch erfgoed
Biotoopverlies door tijdelijk ruimtebeslag
Wijzigingen Landschapsbeeld
Biotoopverlies
Verstoring archeologisch erfgoed
Mens – gezondheid
Mens – ruimtelijke aspecten (incl. hinder-aspecten)
Straling
Aanlegfase Funderingswerken Bouw van de masten Bevestigen hoogspanningskabels Aanleg ondergrondse 150 kV-lijn (t.g.v. alt. 2)
Verdichting profielverstoring
Exploitatiefase Transport elektriciteit
Invloed elektrische en magnetische velden
Aanwezigheid masten en kabels
Barrièrewerking Direct ruimtebeslag
Controle en onderhoud
Rustverstoring
4.5.4
Wijziging elektrische en magnetische velden
Invloed elektrische en magnetische velden Wijzigingen landschapsbeeld en landschapsstructuur
Direct ruimtebeslag Landschapsbeleving Veiligheidsrisico
Formuleren van milderende maatregelen Er is een interactie tussen de opmaak van het GRUP en de opmaak van het MER: de noodzakelijke milderende maatregelen op niveau van het GRUP dewelke voortvloeien uit het MER-onderzoek zullen aanleiding geven tot aanpassingen aan de bestemmingszones of stedenbouwkundige voorschriften van het GRUP. Ingevolge de milieueffectbeoordeling zullen m.a.w. aanbevelingen, maatregelen, randvoorwaarden of voorstellen tot bestemmingen worden gedaan. Zoals in voorgaande paragraaf staat vermeld, zal het plan-MER zich enkel toespitsen op de te verwachten permanente effecten tijdens de aanlegfase en de effecten tijdens de exploitatiefase. Dit neemt niet weg dat uit de effectbeoordeling aandachtspunten of milderende maatregelen naar voor komen die zich niet meer op planniveau bevinden maar bijvoorbeeld wel relevant kunnen zijn op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning. Het MER zal hierin een onderscheid maken met de focus op maatregelen op het GRUP-niveau.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 56
4.5.5
Interdisciplinaire gegevensoverdracht Eén van de taken van de coördinator van het MER is het organiseren van gegevensoverdracht tussen de disciplines onderling. Een efficiënte gegevensoverdracht heeft een positieve invloed op de gevolgde methodiek van effect- en impactvoorspelling en zal de betrouwbaarheid ervan verhogen. Als gevolg van deze gegevensuitwisseling zullen bepaalde disciplines hun deelstudie pas kunnen voltooien nadat andere disciplines hun deelstudie voltooid hebben. Overigens moeten de gevolgde methodologieën van de verschillende disciplines op elkaar afgestemd worden. De resultaten uit de discipline straling zullen als basis dienen voor de effectbeoordeling in de discipline mens-gezondheid.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 57
5
Methodologie per milieudiscipline In de volgende paragrafen zal er dieper worden ingegaan op de gebruikte methodes om het studiegebied, de referentiesituatie, de ontwikkelingsscenario’s en de geplande situatie te beschrijven en te beoordelen.
5.1 5.1.1
Bodem en Grondwater Studiegebied De rechtstreekse ingrepen op de bodem en de effecten erop zullen enkel plaatsgrijpen binnen het plangebied. Het studiegebied dient niet te worden opengetrokken tot buiten het plangebied.
5.1.2
Methodiek beschrijving van de referentiesituatie Voor het onderzoek naar de bodemgesteldheid, bodemkwaliteit en de geologie in het studiegebied is tijdens de opmaak van de kennisgeving gebruik gemaakt van o.a.: x x x x x x
de bodemkaart van Vlaanderen; de geologische kaart van België; de topografische kaarten, orthofoto; de OVAM databank is geraadpleegd om na te gaan of er bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in het plan- en studiegebied. grondwaterkwetsbaarheidskaarten de grondwaterstromingsgevoeligheidskaart
Tijdens de opmaak van het MER zullen volgende informatiebronnen verder worden aangewend of uitgediept: x x x x
5.1.3
landgebruik binnen het plangebied op basis van terreinopname; detailgegevens van eventuele boringen, sonderingen en analyses uitgevoerd in het kader van dit of andere projecten; de website van de Databank Ondergrond Vlaanderen met informatie omtrent boringen, sonderingen, peilputten en/of grondwaterwinningen; navraag bij de gemeente of er binnen of grenzend aan het plangebied, percelen zijn opgenomen in het register van verontreinigde gronden of potentieel bodemverontreinigende activiteiten aanwezig zijn geweest die een invloed hebben op het projectgebied.
Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Kaart 4 Referentiesituatie bodem Geologie Volgens de geologische kaart – diktekaart van het Kwartair en bijhorende profielen – is het kwartairpakket over de gehele lengte van de leiding gemiddeld 5 m dik. Ter hoogte van Lillo en op Linkeroever is het kwartairpakket tussen 0 en 5 m dik., ter hoogte van Kallo is er een zone met een kwartairpakket tussen 5 en 10 m dik. Uit een beknopte analyse van enkele boorresultaten beschikbaar in DOV blijkt dat bovenstaande conclusie klopt. Ter hoogte van Lillo en Kallo worden de bovenste meters gekenmerkt door een opgespoten zandlaag, waaronder zich enkele meters Kwartair bevindt.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 58
Onder het Kwartair bevindt zich het Tertiair. Volgens de geologische kaart (DOV, dwarsprofiel 3a) komen verschillende geologische lagen voor onder het Kwartair. Van boven naar onder bevinden zich respectievelijk volgende tertiaire lagen: -
Formatie van Lillo: die bestaat uit bruingrijze tot groene fijne tot matig fijne glauconiethoudende zanden, waarin verspreid en in banken schelpen voorkomen en welke plaatselijk kleihoudend is. T.h.v. het studiegebied is deze laag ca. 10 à 20 m dik
-
Formatie van Kattendijk, bestaat uit doorlatend, glauconiethoudend en schelphoudend fijn zand, ter hoogte van het studiegebied ongeveer 5 m dik.
-
Formatie van Berchem
-
Formatie van Boom
-
…
Bodemgesteldheid Volgens de bodemkaart is het plangebied hoofdzakelijk in antropogene gronden gelegen, maar ook in vochtige en natte (zware) kleigronden, droog tot nat zand (natuurlijk en antropogeen), vochtig en nat zandleem. De kartering van de bodemkaart werd echter uitgevoerd voor de ontwikkeling van de Antwerpse Haven, zodat gesteld kan worden dat de bodems over dit gedeelte reeds verstoord (en opgehoogd) zullen zijn. In DOV kan nog worden nagegaan of er langs de hoogspanningsleiding resultaten van sonderingen beschikbaar zijn. Bodemgebruik De aanleg van de nieuwe leiding gebeurt in het Antwerps Havengebied, waar het voornaamste bodemgebruik de industriële activiteiten zijn. Bodemkwaliteit Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering,” bevinden er zich op korte afstand van het tracé verschillende percelen met een oriënterend bodemonderzoek en ook enkele met een beschrijvend bodemonderzoek. In de omgeving bevinden zich ook een aantal saneringsprojecten, het meest nabije ligt op ca. 350m t.o.v. het basistracé, of ca. 250m t.o.v. de alternatieven. Grondwater Op de grondwaterkwetsbaarheidskaart wordt het plangebied aangeduid als “zeer kwetsbaar”. Het plangebied wordt voor het overgrote deel als “zeer gevoelig” aangeduid op de grondwaterstromingsgevoeligheidskaart en op een beperkt aantal plaatsen met ‘matig gevoelig voor grondwaterstroming’ (watertoets).De dichtstbijzijnde grondwaterwinningen bevinden zich op meer dan 300m afstand van de geplande hoogspanningslijn.
5.1.4
Effectvoorspelling en –beoordeling Geologie Door de uitvoering van boringen t.b.v. de fundering zullen ook de tertiaire lagen in de ondergrond doorboord worden. Het is moeilijk na te gaan welke lagen dit precies zullen zijn, gezien de exacte dikte van de ophogingen ter hoogte van de pylonen niet altijd gekend is. Er kan wel worden geconcludeerd dat de boringen op de rechteroever van de Schelde achtereenvolgens doorheen de opgespoten zandlaag, het kwartair zand en de zanden van de Formatie van Lillo zullen reiken. Ter hoogte van de linkeroever zullen de funderingen eveneens tot in de Formatie van Lillo reiken. Hier is er wel kans op het doorboren van nog enkele veenlagen (op 8 – 10 m diepte) die lokaal aanwezig zijn.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 59
Bodemgesteldheid De boringen in elke werkzone voor de eerste fundering van de masten zorgen voor een permanente vernietiging van het bodemprofiel. De meeste bodems in het projectgebied zijn tot op een zekere diepte reeds verstoord t.g.v. vergraving en/of ophoging, en vertonen geen profielontwikkeling, zodat het effect m.b.t. profielvernietiging nihil kan worden genoemd. Tijdens de aanlegfase kunnen zich verstoringen van de bodemstructuur voordoen in de werkzones voor de masten of bij aanleg van de ondergrondse 150 kV-lijn volgens alternatief 2. Er moet met name aandacht besteed worden aan het mogelijk optreden van bodemcompactie door het berijden met (zware) machines op onverharde bodems en/of door (tijdelijke) stockage. De compactie kan de penetratie van plantenwortels door de bovenste bodemlagen beperken of tegenhouden, wat een invloed kan hebben op de plantengroei. De volgens de bodemkaart aangetroffen vochtige kleibodems zijn sterk gevoelig voor verdichting. Maar aangezien deze bodems reeds verstoord of opgehoogd zijn door de ontwikkeling van de Antwerpse Haven, is ook hier het risico op verdichting beperkt. De mogelijke permanente effecten zullen nader onderzocht worden in het plan-MER. Tijdens de exploitatiefase zullen effecten m.b.t. verdichting eveneens verwaarloosbaar zijn, gezien de beperkte frequentie van de onderhoudswerkzaamheden. Bodemgebruik Bij de aanleg van de nieuwe hoogspanningslijn, zal het bodemgebruik ter hoogte van de nieuw te plaatsen pylonen wijzigen. Het effect hiervan zal in het plan-MER beschreven worden. Bodemkwaliteit Uit verdere navraag bij OVAM en de respectievelijke gemeenten zal moeten blijken of hier effectief een verontreiniging aanwezig is, en of er een risico bestaat dat deze verstoord (uitgegraven) wordt door de geplande werken, afhankelijk van de afstand tot de masten. Door lekken van stookolie, benzine, oplosmiddelen, e.d. kan tijdens de werken een verontreiniging van de bodem optreden. Het betreffen dan echter geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) zodat het areaal dat mogelijk wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. Tevens worden tijdens de uitvoering bodemvreemde materialen in de grond aangebracht (nl. de betonnen fundering). Gezien de inertheid van het materiaal, worden geen verontreinigende effecten van het materiaal zelf verwacht. Grondwater De voorgestelde ingrepen kunnen het grondwater als volgt beïnvloeden: x
eventuele permanente hydrologische veranderingen (uitdroging/vernatting/wijziging grondwaterstroming) na de aanleg van de pylonen of ondergrondse 150 kV-lijn (alternatief 2) ingevolge het doorbreken van waterdichte lagen en/of het aansnijden van watervoerende lagen voor zover die aanwezig zouden zijn; hierdoor zou in bepaalde gevallen ook verontreiniging kunnen ontstaan in watervoerende lagen;
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 60
Tabel 5: Beoordelingscriteria bodem Aspect /criterium Profielvernietiging Verdichting
Bodemkwaliteit Verdroging door bemaling / wijziging hydrologische eigenschappen Wijziging bodemgebruik
5.2 5.2.1
Binnen studiegebied huidige kwetsbare gebieden voor permanente vernietiging bodemprofiel/bodemverdichting toetsen aan afbakening hoogspanningslijn en mogelijk uitvoeringswijzen aanleg lijn. ligging huidige (potentieel) verontreinigde gronden toetsen aan locatie werken huidige kwetsbare gebieden voor verdroging en wijziging watersysteem toetsen aan afbakening hoogspanningslijn en mogelijke uitvoeringswijzen aanleg hoogspanningslijn. Zie discipline mens: ruimtegebruik
Cumulatieve aspecten Nvt
Nvt Nvt
Relatie met andere infrastructuurprojecten in de omgeving
Oppervlaktewater Studiegebied Het studiegebied strekt zich uit tot de volledige zone binnen dewelke de kwaliteit en kwantiteit van het omgevende oppervlaktewater kan worden beïnvloed. Veiligheidshalve wordt de grens van de invloedssfeer genomen op 200 m van het plangebied. Op macroschaal zal het studiegebied zich eventueel verder uitstrekken over door het plan beïnvloede waterlopen (debiet, waterkwaliteit,…) indien er belangrijke wijzigingen in de waterafvoer zouden optreden.
5.2.2
Juridische en beleidsmatige context Binnen Vlaanderen worden in uitvoering van het Decreet Integraal Waterbeleid 11 rivierbekkens onderscheiden. Voor elk bekken werd een bekkenbeheerplan opgesteld, dat omvat: situatieanalyse, beschrijving van knelpunten en potenties, visievorming, acties en maatregelen, functiebestemming (overstromingszones, oeverzones, waterzuiveringszones). Vervolgens werden binnen elk bekken deelbekkenbeheerplannen opgemaakt voor de verschillende deelbekkens, waarin de acties en maatregelen uit het bekkenbeheerplan verder geconcretiseerd worden op deelbekkenniveau. Op 30 januari 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit voor de vaststelling van de bekkenbeheerplannen en de bijhorende deelbekkenbeheerplannen definitief goed (Belgisch Staatsblad 5 maart 2009). Het studiegebied behoort tot het Beneden-Scheldebekken in het deelbekken van de Scheldehaven. Eén van de belangrijkste elementen uit het Decreet Integraal Waterbeleid (18/07/2003) is het uitvoeren van een ‘watertoets’. De watertoets houdt in dat voor elk plan, programma of vergunningsplichtig project dient te worden nagegaan of dit schadelijk effecten heeft op het watersysteem. Indien dit het geval is, dient te worden gezocht naar milderende of compenserende maatregelen. Eventueel kan op basis van een negatieve watertoets een plan, programma of project worden geweigerd. De watertoets wordt zowel opgenomen in het hoofdstuk oppervlaktewater als in een apart hoofdstuk achteraan in het MER.
5.2.3
Aanzet bestaande toestand De nieuwe hoogspanningslijn zal in het noorden over de Zandvlietsluis en de Berendrechtsluis (VHA: bevaarbaar) gaan. Deze twee sluizen verbinden de Zeeschelde met het Kanaaldok. Het plangebied wordt gekruist door de Zeeschelde, die een bevaarbare waterloop is.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 61
Op basis van de watertoetskaart ‘overstromingsgevoeligheid’ (zie Kaart 8) blijkt dat het plangebied deels in overstromingsgevoelig gebied ligt. De waterlopen (Zeeschelde en verbinding tussen Zeeschelde en Kanaaldok) worden echter als effectief overstromingsgevoelig weergegeven op de kaart. Daardoor zijn eigenlijk enkel de waterloop en de slikken en schorren aan de rand van de Zeeschelde die als effectief overstromingsgevoelig gekarteerd zijn binnen het plangebied.. Er zijn nog andere watertoetskaarten die niet meer verplicht te raadplegen zijn in het kader van de watertoets maar wel nuttige informatie kunnen opleveren: x x x x
Erosiegevoeligheid: de geplande hoogspanningslijn loopt in beperkte mate over erosiegevoelige gebieden; infiltratiegevoelige bodems: de bodem is niet gevoelig voor infiltratie behalve op een beperkt aantal plaatsen; grondwaterstromingsgevoelige gebieden (zie §5.1.3); winterbedkaart: de geplande hoogspanningslijn is deels gelegen in en langs de winterbedding van de Zeeschelde;
Het plangebied is niet gelegen in of nabij risicozones voor overstromingen of recent overstroomde gebieden (2011) (zie Kaart 8). Voor de beschrijving van de waterkwaliteit van de waterlopen wordt een onderscheid gemaakt tussen de fysico-chemische waterkwaliteit op basis van de Prati-index (PI) en de biologische waterkwaliteit volgens de methode van de Belgisch Biotische Index. Hiervoor worden in principe de gegevens bekeken van het meetnet oppervlaktewater van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Relevante meetpunten voor plangebied (VMM): x
5.2.4
157000: Zeeschelde – Beneden-Zeeschelde (Lillo; vaargeul thv Fort Liefkenshoek en Fort van Lillo)
Aanpak geplande toestand Ten gevolge van het plan kunnen er zich enkele effecten voordoen in de discipline oppervlaktewater. Het betreft hier: -
inname van overstromingsgebieden
-
wijziging infiltratiecapaciteit van de bodem
Deze effecten kunnen gerelateerd worden aan de aanleg en aanwezigheid van de mastvoeten van de pylonen van de nieuwe hoogspanningslijn of van de ondergrondse aanleg van de 150 KV-lijn volgens alternatief 2.. Aangezien de mastvoeten slechts een beperkte oppervlakte hebben, er geen waterlopen zijn die beïnvloed worden en de behandeling van de mogelijke impact van het plan op plan-niveau wordt uitgevoerd, wordt geoordeeld dat voorgaande effecten niet relevant zijn voor bespreking in het plan-MER. Rekening houden met vereisten inzake de watertoets, zal deze nog wel in een apart hoofdstuk in het MER besproken worden.
5.3 5.3.1
Fauna en flora Studiegebied Door de inplanting van de hoogspanningslijn, zijn er theoretisch gezien rondom de eigenlijke inplantingszone gevolgen op fauna en flora mogelijk. Pragmatisch willen we stellen dat het studiegebied bestaat uit de eigenlijke inplantingszone en voor wat betreft het aspect flora, een straal van enkele tientallen meter eromheen. Het studiegebied voor wat betreft de fauna is echter veel maal groter. Uit allerlei onderzoek naar vogeltrekbewegingen en gebieden met grote concentraties aan vogels (o.a. door INBO) werd de vogelatlas opgesteld.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 62
Hieruit blijkt dat de leidingstrook frequent gekruist wordt door vogelbewegingen van tussen foerageergebieden en slaapplaatsen tussen Schelde(oevers) en achterliggende polders of haventerreinen (bron: AGIV, 2008). Op basis van deze kennis, willen we het aandachtsgebied voor deze studie afbakenen. Aandachtsgebieden worden (volgens het MER-richtlijnenboek) in principe afgebakend aan de hand van een summiere analyse van een aantal criteria. De voorgestelde toetsstenen zijn:
5.3.2
x
kwetsbare gebieden (met bv. zeldzame ecotopen, o.b.v. de BWK) en faunistisch belangrijke gebieden op basis van een overlay van een aantal faunistisch belangrijke gebieden, en de Vogelatlas.
x
het voorkomen van rodelijstsoorten (m.a.w. zones met zeldzame planten en dieren, o.b.v. van de huidige basisdocumenten inzake flora en avifauna die ter beschikking zijn)
x
bijzondere beschermingen (wetgeving en beleid, obv een summiere analyse van volgende elementen): Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, RAMSAR-conventie.
Methodiek beschrijving van de referentiesituatie Voor de beschrijving van de referentiesituatie voor de discipline Fauna en Flora wordt tijdens de opmaak van de kennisgeving in eerste instantie gebruik gemaakt van: x x x
de biologische waarderingskaart (zie hoger) ; ecosysteemkwetsbaarheidskaarten: geven voor de verschillende verstoringsprocessen verdroging, verzuring, eutrofiëring, ecotoopverlies en barrière de kwetsbaarheid van het planen studiegebied aan (zgn. signaalkaarten); Afbakening Speciale Beschermingszones.
Tijdens de opmaak van het MER zullen volgende informatiebronnen verder worden aangewend of uitgediept: x x x
5.3.3
uitgebreide terreininventarisatie uitgevoerd teneinde de actualisatie van de BWK op het terrein te valideren en te actualiseren tot op heden; de gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) van de gemeenten; eventueel diverse studies die de afgelopen jaren door ANB werden uitgevoerd ter hoogte van het genoemde plangebied.
Juridische en beleidsmatige aspecten Binnen de afbakening van het studiegebied vormen de brakwatergetijdengebieden langs de Schelde de meest waardevolle ecotopen. Omdat er amper 320ha van dit biotoop bestaat, zijn deze gebieden zeer waardevol op Vlaams niveau en zelfs op internationaal niveau zijn brakwatergetijdenzones zeer waardevol. In de omgeving van het studiegebied gaat het meer specifiek om het Ketenisseschoor (linkeroever), en een zuidelijke uitloper van het Galgeschoor. Meer noordelijk hiervan ligt het eigenlijke Galgeschoor en ten noorden daarvan het Groot Buitenschoor, in het Vlaamse deel van het Schelde-estuarium. In het studiegebied van het leidingtracé komen een aantal zones voor met beschermd statuut. Er wordt beknopt aangegeven in welke mate een mogelijke interferentie of impact tot deze juridischbeleidsmatige aspecten te verwachten is bij uitvoering van het project. Vogelrichtlijn De Europese Gemeenschap vaardigde in 1979 Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand uit, beter bekend als de Vogelrichtlijn. Het doel ervan is de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied te bevorderen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 63
De belangrijkste criteria voor de erkenning van Vogelrichtlijngebied betreffen: x
het regelmatig voorkomen van minstens 1 % van de individuen van de geografische populatie (of Europese populatie) van één of meerdere vogelsoorten (het zogenaamde 1 %-criterium) en
x
het voorkomen van bedreigde en kwetsbare soorten die opgenomen zijn in de Bijlage I-lijst van de Europese Vogelrichtlijn.
De eisen inzake de bescherming van uit hoofde van de Vogelrichtlijn aangewezen speciale beschermingszones worden omschreven in artikel 4, lid 4, eerste zin, van de Richtlijn 79/409/EEG. Daar wordt met betrekking tot die gebieden het volgende bepaald: “De lidstaten nemen passende maatregelen om vervuiling en verslechtering van de woongebieden in de beschermingszones te voorkomen, alsmede om te voorkomen dat de vogels aldaar worden gestoord, voor zover deze vervuiling , verslechtering en storing, gelet op de doelstellingen van dit artikel, van wezenlijke invloed zijn.” Het tracé valt binnen het Vogelrichtlijngebied (SBZ-V) “Schorren en polders van de BenedenSchelde”. Er is mogelijks een negatieve impact op deze gebieden te verwachten. Dit dient in het kader van het Natuurbehouddecreet verder geanalyseerd te worden, met behulp van een Natuurtoets en Passende Beoordeling (onderdeel van toekomstige MER-procedure).
Habitatrichtlijn De Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG) inzake het behoud van de in het wild levende soorten en natuurlijke habitats verplicht de EU-lidstaten voor de in bijlage bij deze richtlijn vermelde, bijzonder te beschermen soorten en habitats speciale beschermingsmaatregelen te treffen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 1996 duidt 38 speciale beschermingszones (i.c. Habitatrichtlijngebieden) aan. Het geplande leidingtracé valt ter hoogte van het Ketenisseschoor binnen het Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent’, waarna op linkeroever het Ketenisseschoor gekruist worden en op rechteroever een uitloper van het schorgebied ten zuiden van het Galgeschoor. Beide schorgebieden maken deel uit van dit Habitatrichtlijngebied. Op ca. 500m van het geplande tracé valt Fort Liefkenshoek onder het Habitatrichtlijngebied “Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats”. Volgens Bijlage III van art. 6 van Natura 2000 dienen een aantal stappen te worden doorlopen bij de afweging van de geplande werkzaamheden aan de Natura2000-bepalingen. Er is mogelijks een impact op dit gebied te verwachten. Dit dient in het kader van het Natuurbehouddecreet verder geanalyseerd te worden, met behulp van een Natuurtoets en Passende Beoordeling (onderdeel van toekomstige MER-procedure). Ramsar-conventie De "Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels" - beter gekend als de "Ramsar-Conventie" - beoogt het wereldwijd behoud en duurzaam beheer van wetlands, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de leefgebieden van watervogels. De belangrijkste criteria bij de selectie van Ramsar-gebieden zijn: x
het regelmatig voorkomen van meer dan 20.000 watervogels of
x
het regelmatig voorkomen van minstens 1% van de individuen van een geografische populatie van een of meerdere watervogelsoorten (het zogenaamde 1%-criterium).
De Conventie werd opgesteld in 1971 en werd van kracht in 1975. België ondertekende de RamsarConventie in 1975. Via het KB van 27/09/84 werden 6 waterrijke gebieden in België aangeduid en erkend als Ramsargebied, waarvan 4 in Vlaanderen, waaronder ’De Schorren van de BenedenZeeschelde’.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 64
Het basistracé ligt dichtbij (dichtste punt op ongeveer 50m) het RAMSAR-gebied ‘Schorren van de Beneden-Zeeschelde’. Het alternatief 1 doorkruist dit gebied op de rand. Afwegen van de werkzaamheden in functie van de aanwezige natuurwaarden van de Ramsar-gebieden is bijgevolg aan de orde. Belangrijke natuurgebieden in de omgeving van het tracé De meest relevante zones in de omgeving van het tracé omvatten het Ketenisseschoor (linkeroever) en op rechteroever het Galgeschoor en een zuidelijke schoruitloper in de onmiddellijke omgeving van het tracé (VEN: deel GEN ‘Slikken en Schorren langsheen de Schelde’) Andere belangrijke zones op de linkeroever in de ruimere omgeving van het tracé zijn o.a. het complex ‘het Rot en Middenvijvers, Vlietbos, Blokkersdijk, St.-Annabos’, het natuurcompensatiegebied de Verrebroekse plassen. In 2002 werd de Ketenissepolder afgegraven in functie van natuurontwikkeling tot het Ketenisseschor. Andere schorgebieden op Linkeroever zijn het Paardenschor, het Schor Ouden Doel (51ha) sluit aan op het meer dan 3.000 ha grote slikken- en schorrengebied het Verdronken Land van Saeftinghe (Nederland). Dit gebied geldt als één van de belangrijkste overwinterings- en voedselgebieden voor watervogels in het Schelde-estuarium. Ten zuiden van het Verdronken Land is het Sieperdaschor nog te vermelden, een voormalige polder die tot schor ontwikkeld is na een recente dijkdoorbraak. Het poldergebied van KBR is aangeduid als Vogel- en Habitatrichtlijngebied en heeft een potentieel internationaal belang (na inrichting als GOG) als broed-, doortrek- of overwinteringsgebied voor vogels. Op de rechterscheldeoever zijn de belangrijkste natuurgebieden: het Galgeschoor (46 ha), het Groot Buitenschoor (215 ha) is het grootste brakwaterschor op Belgisch grondgebied. Deze brakwaterschorren vormen een laatste restant van een vroeger zeer uitgebreid slikken- en schorrencomplex in de Beneden-Zeeschelde en Westerschelde, dat in het begin van onze jaartelling bijna gans Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland omvatte. Andere belangrijke gebieden op de rechteroever zijn o.a. het als Vogelrichtlijngebied aangeduide ‘De Kuifeend’ met aanpalend de Grote kreek als belangrijk toevluchtsoord voor watervogels. Langs de Schelde zelf is er ook nog de Potpolder van Lillo10 die als hoogwatervluchtplaats fungeert. Permanente en overige gebieden ecologische infrastructuur Binnen de Antwerpse haven zijn een aantal gebieden in het kader van het project ‘de Antwerpse haven natuurlijker’ aangeduid als ecologische infrastructuur, al dan niet met een permanent karakter. Het doel van dit project is de concrete afbakening van een ecologische infrastructuur binnen het havengebied en de opmaak van inrichtings- en beheersplannen voor deze infrastructuur. Dit past binnen de doelstelling van het RSV om 5% ecologische infrastructuur af te bakenen in de Vlaamse havengebieden. De ecologische infrastructuur zal bestaan uit kerngebieden, corridors, stapstenen, … Permanente ecologische infrastructuur wordt in principe niet ingenomen door havenactiviteiten. Het traject overlapt met een zone voor permanente ecologische infrastructuur, dit is een schorgebied ten zuiden van het Galgeschoor.
10
Juist stroomopwaarts van Lillo, bevindt zich een gebied dat de Potpolder van Lillo wordt genoemd. Oorspronkelijk was dit gebied een vruchtbaar stukje polderland. Einde jaren 80, met de aanleg van Liefkenshoektunnel, werd het gebied opgespoten met zand. Op de kale zandvlakte ontwikkelde zich een nieuwe natuur met o.a. een goed beschutte waterplaats. Momenteel wordt een deel van de potpolder gebruikt als gronddepot voor de aanleg van een nieuwe Sigmadijk.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 65
Figuur 4: Aanduiding van de permanente en overige gebieden Ecologische Infrastructuur in het noordelijk deel van de Antwerpse haven.
Vogelatlas Ter ondersteuning van het beleid inzake de plaatsing van windturbines, werd een digitale vogelatlas opgemaakt waarin belangrijke concentratiegebieden en trekroutes van vogels zijn weergegeven. Bij het gebruik van de gepresenteerde gegevens is evenwel grote voorzichtigheid geboden. De betreffende kaart is namelijk opgemaakt aan de hand van de best beschikbare gegevens en kan niet gezien worden als een definitief eindresultaat. De vogelatlas biedt een instrument om een eerste indicatie van de gebieden waar het plaatsen van windturbines of andere hoog opgaande constructies (zoals hoogspanningslijnen) mogelijks problemen kunnen veroorzaken. De Vogelatlas geeft aan dat in de omgeving van het studiegebied en het geplande tracé soorten voorkomen die trekbewegingen vertonen die kruisen met de geplande hoogspanningslijn.
5.3.4
Referentiesituatie op soort- en populatieniveau In de onmiddellijke omgeving van of overlappend met het tracé komen enkele zones voor met relevante dier- en plantensoorten. Kaart 5: Referentiesituatie fauna en flora
5.3.4.1 Flora Het floristisch aspect van het leidingtracé kan in eerste instantie beoordeeld worden aan de hand van de beschikbare ecotooptypologie van de BWK (zie Kaart 5). De aanduiding als biologisch waardevol tot zeer waardevol dient dan ook als indicatie te worden gezien van lokale structuurdiversiteit, en eventuele aanwezigheid van zeldzame soorten. De BWK toont aan dat er een aantal waardevolle tot zeer waardevolle ecotooptypes worden gekruist.
5.3.4.2 Fauna Ketenisseschoor Het oorspronkelijke Ketenisseschoor werd destijds ingepolderd en opgehoogd met specie die vrijkwam bij de aanleg van de Liefkenshoektunnel. Onlangs werden deze terreinen opnieuw afgegraven en teruggegeven aan de rivier in functie van natuurontwikkeling.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 66
Hierbij ontstond 30 ha slikken en schorren waarbij diverse waad- en wadvogels dit gebied weten te appreciëren als foerageergebied en rustgebied. Kluut, Tureluur, Grauwe gans, Bruine kiekendief, Blauwborst komen er regelmatig voor. Galgeschoor Natuurreservaat Galgeschoor ligt ter hoogte van Lillo, op enkele kilometers van de BelgischNederlandse grens. Het Galgeschoor is 46ha groot en bevindt zich ten noorden van Antwerpen aan de rechter Schelde-oever. Je kan het situeren tussen Lillo-Fort en de Noordzeeterminal. Soorten die hier in 2006 en begin 2007 regelmatig konden worden vastgesteld zijn o.a. Bergeend, Blauwe reiger, Kievit, Krakeend, Smient, Tureluur, Watersnip, Wilde eend, Wintertaling, Wulp, Kluut, Scholekster, Bruine kiekendief, Zwarte roodstaart, Meerkoet, Waterhoen, Kemphaan, Smient, Bonte strandloper, Grauwe gans, Scholekster, Buizerd, Kramsvogel, Aalscholver, Baardmannetje, Fuut, Pieper, Fazant, Putter, Nijlgans, Waterpieper, Blauwe kiekendief, Grote lijster, Slobeend, Canadese gans, Ekster, Pimpelmees, Mantelmeeuw, Koperwiek, Bokje, Bonte strandloper, Torenvalk, … Zoals gesteld komen er in Groot Buitenschoor en Galgeschoor soorten voor die van internationale betekenis zijn, (sterk) bedreigd zijn, kwetsbaar en/of (bijna) verdwenen zijn Veel rodelijstsoorten komen in de twee genoemde gebieden voor, zij het in kleine aantallen: bv. Geoorde fuut, Dodaars, Roerdomp, Ooievaar, Blauwe kiekendief, Grauwe kiekendief, Steltkluut, Kerkuil, Velduil, Roodborsttapuit, Ortolaan, Lepelaar, Kleine zwaan, Grauwe gans, Zomertaling, Porseleinhoen, Watersnip, Grutto, Tureluur, Visdiefje, Paapje, Snor, Rietzanger, Kolgans, Scholekster, Grutto, Kluut, Zwarte stern en Blauwborst. Potpolder Lillo Momenteel bestaat het Potpolder-gebied uit een zwaar gehavend terrein, met plassen en grondstorten. In de plassen treffen we vogelsoorten zoals de smient, kuifeend, Canadese gans, blauwe reiger, bruine kiekendief, … Bij de laatste monitoringrondes in de Potpolder van Lillo (eind 2006, begin 2007) konden volgende soorten worden opgemerkt: Aalscholver, Dodaars, Meerkoet, Kuifeend, Waterhoen, Wilde eend, Slobeend, Krakeend, Knobbelzwaan, Watersnip, Wintertaling, Tureluur, Zwartkop, Buizerd, Kleine karekiet, Tuinfluiter, Bergeend, Tafeleend, Winterkoning, en Grasmus. Kuifeend en Grote kreek De Kuifeend en de Grote kreek vormen op de rechteroever een internationaal belangrijk watervogelgebied temidden van een zeer druk havengebied. Sinds het ontstaan midden de jaren zestig, groeide De Kuifeend uit tot een soort eldorado voor ca. 250 vogelsoorten waaronder 85 broedvogelsoorten. Ook tijdens de trek en in de winter is het reservaat een toevluchtsoord voor watervogels. Vanaf de zomer verzamelen er honderden tot duizenden eenden zoals Krakeenden, Wintertalingen, Smienten, Kuifeenden, Tafeleenden, enz. Andere faunistisch belangrijke zones Diverse gebieden in de ruimere omgeving van de geplande hoogspanningslijn fungeren als concentratiegebied voor watervogels. Het natuurgebiedje de Lisdodde met rietpartijen, plassen met verlandingsvegetatie en vochtige graslanden; de Zeeschelde en aangrenzende gebieden vormt een internationaal belangrijk gebied. Vogelatlas en het belang van de Scheldeschorren voor de Vlaamse avifauna In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de belangrijkste vogelconcentratiegebieden in de omgeving van het studiegebied. De Zeeschelde zelf (Gent-Zandvliet) is van internationaal belang voor de Grauwe gans, Krakeend, Wintertaling, Tafeleend, Pijlstaart en Kluut. In de eerste helft van de jaren negentig gingen de wintermaxima in stijgende lijn. Daarna stabiliseerde het aantal wintervogels zich op ongeveer 40.000. De laatste seizoenen wordt opnieuw een stijging vastgesteld tot een maximum van bijna 70.000 watervogels. Overige soorten watervogels zoals Duikers, Futen, Aalscholvers, e.a. komen slechts in kleine aantallen voor.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 67
Naast de regionaal tot internationaal belangrijke aantallen watervogels in de officieel beschermde gebieden en langs de Schelde, komen er ook soms regionaal tot nationaal belangrijke aantallen pleisterende en rustende watervogels voor in andere gebieden zoals de kanaaldokken en diverse waterplassen binnen het havengebied. x
Op de grote Noord-Zuid gerichte dokken B1, B2 en B3 gaat het meestal maximaal om een paar honderd eenden.
x
Op de Schelde-Rijn-verbinding werden grotere aantallen vastgesteld van Grauwe Gans, Kolgans, Smient, Wintertaling en Meerkoet.
x
Op de waterplas Hoge Maey werden de voorbije jaren tot soms internationaal belangrijke aantallen watervogels (Krakeend) vastgesteld. Deze plas zal echter op korte termijn gedempt worden.
x
De Verlegde Schijns is van regionaal belang voor watervogels. In het huidig voorstel van ecologische infrastructuur voor de haven heeft dit gebied geen permanente status. Op termijn zou het kunnen verdwijnen.
Dagelijkse vliegbewegingen tussen rustgebieden of broedkolonies en foerageergebieden komen voor bij eenden, steltlopers, ganzen, meeuwen, sternen, Blauwe reigers en Aalscholvers. De getijdetrekbewegingen vinden zowel ’s nachts als overdag plaats. Uiteraard wil de onderstaande figuur niet zeggen dat er alleen langs deze lijnen wordt gevlogen. Lokale trekroutes zijn doorgaans verschillende honderden meters tot een paar kilometer breed. Omwille van de verschillende vogelgebieden langs de Schelde en in de haven, zijn er ook heel wat plaatselijke dagelijkse vliegbewegingen (veelal voedseltrek) in en rond de haven. Deze lokale trekroutes zijn doorgaans op draadhoogte gesitueerd. Niet alle trekroutes zijn voldoende gekend. Deze populaties zijn bijgevolg gevoelig voor de precieze locatie van hoogspanningslijnen. Slaaptrek komt voor tussen foerageergebieden en slaapplaatsen bij vogelsoorten die overnachten op een gemeenschappelijke slaapplaats. Deze trek vindt vooral plaats rond zonsondergang en zonsopgang. Soorten met gemeenschappelijke slaapplaatsen zijn onder meer vele soorten meeuwen, ganzen, steltlopers, eenden en duiven, maar ook bepaalde soorten zangvogels zoals kraaiachtigen en spreeuwen. De verschillende migratiebewegingen worden in onderstaande figuur weergegeven. Deze gegevens werden opgemaakt door het INBO in functie van de inrichting van de permanente ecologische infrastructuur in de Antwerpse haven. Belangrijke trekbewegingen met een mogelijke interferentie met het tracé omvatten: voedseltrek langsheen de Zeeschelde, voedseltrek tussen Kuifeend en Zeeschelde, verschillende slaaptrekbewegingen binnen het havengebied en tussen het havengebied en de Zeeschelde. Op en langs de Schelde vindt heel wat voedseltrek plaats en op linkeroever heel wat at-random-voedseltrek. Ook vanuit Paardenschor, Schor Ouden Doel en Plaat van Doel (allemaal linkeroever) en vanuit de zuidpunt van het Groot Buitenschoor en vanuit het Galgeschoor (incl. Potpolder van Lillo) is er meer dan waarschijnlijk voedseltrek te verwachten richting KuifeendBospolder. Vanuit of over de linkeroeverzones ten zuiden van Lillo-Fort is er relatief weinig slaaptrek bekend.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 68
Figuur 5: Avifaunistisch belangrijke pleistergebieden (kleurindicatie: lichtblauw: regionaal; middenblauw: nationaal; donkerblauw: internationaal); broedgebieden (kleurindicatie: lichtgroen: regionaal; middengroen: nationaal; donkergroen: internationaal). Belangrijke migratiebewegingen van vogels omvatten slaaptrek (rode lijn), voedseltrek (bruine lijn) en seizoenstrek (oranje lijn). Broedkolonies: groene bollen (bron: Vogelatlas, AGIV, 2008).
5.3.5
Effectvoorspelling en –beoordeling Aangezien de effecten op flora en fauna in hoofdzaak betrekking hebben op mogelijke hinder bij de vliegroutes van avifauna, zal, voor zover mogelijk, nagegaan worden wat de mogelijke aanvaringskansen zijn van deze avifauna met de hoogspanningslijn en de pylonen. Hierbij zullen de bestaande gegevens van belangrijke pleistergebieden, broedgebieden en migratiebewegingen in verband worden gebracht met de kans op aanvaring. Tevens zal het mogelijk rechtstreeks biotoop/ecotoopverlies besproken worden.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 69
Tabel 6: beoordelingscriteria voor de discipline fauna en flora (plan-MER-niveau) Aspect /criterium Ecosysteemkwetsbaarheid
Soortenkwetsbaarheid
Binnen studiegebied huidige kwetsbare gebieden voor biotoopverlies/versnippering/barrièrewerking … toetsen aan de geplande werken De kwantiteit en kwaliteit van de leefgebieden van bepaalde (kwetsbare) soorten toetsen aan de geplande afbakening
Passende beoordeling compensatiegebieden)
aan
Europa
(voor
wat
betreft
Cumulatieve aspecten relatie met andere infrastructuurprojecten en natuurontwikkeling in de omgeving relatie met andere infrastructuurprojecten en natuurontwikkeling in de omgeving Natura
2000-gebieden
en
-
Volgens Bijlage III van art. 6 van Natura 2000 dienen een aantal stappen te worden doorlopen bij de afweging van de geplande werkzaamheden aan de Natura-2000 bepalingen. Het lijkt ons zinvol om de relevante items uit die Bijlage III en uit het hierop betrekking hebbende standaard-invulformulier, in een weliswaar gewijzigde volgorde, in het MER te doorlopen. x
x x x x x
x
Er zal worden gestart met een uiteenzetting van de verschillende waarden o.b.v. de verschillende studies die in het verleden reeds werden uitgevoerd in het studiegebied. Dit moet leiden tot een algemene beschrijving van de natuurwaarden in het plangebied en onmiddellijke omgeving. Hier wordt aangehaald waar bepaalde opvallende waarden, knelpunten en potenties op vlak van vegetatie en fauna werden vastgesteld, en wordt ook de historiek van het geheel in grote lijnen toegelicht. Hiervoor baseren wij ons vooral op historische kaarten, de recentste BWK en vegetatieopnames en andere bestaande gegevens. Nadien worden de verschillende zones aangehaald waar (vogel)soorten en natuurlijke habitats voorkomen, dewelke opgenomen zijn in de bijlagen van de verschillende richtlijnen en worden de zones besproken die effectief onder de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. In een volgende fase wordt kort nagegaan of het project rechtstreeks verband houdt met het beheer van het gebied met het oog op natuurbehoud. Vervolgens wordt nagegaan of het project significante (negatieve) gevolgen kan hebben voor het gebied. Op basis van de eventuele locatiealternatieven en wijzigingen aan het project, zal vervolgens (al dan niet) worden geconcludeerd dat er geen significant positievere, alternatieve oplossingen mogelijk zijn. Vervolgens worden de gevolgen van het project voor de instandhoudingsdoelstellingen van de bij Europa aangemelde gebieden beoordeeld. Hierbij wordt weergegeven of er naast de voor Vlaanderen belangrijke vegetatie, flora en fauna, ook in het kader van de EU-richtlijnen belangrijke habitats en soorten aanwezig zijn, die een negatieve impact kunnen ondervinden van de geplande werkzaamheden. Hiertoe wordt nagegaan voor welke habitats en soorten het HRL-gebied en de relevante compensatiegebieden werden aangemeld bij Europa en wat de impact van de leidingwerken is op deze elementen. De resultaten van dit stappenplan zullen uiteindelijk leiden tot een algemene conclusie.
Gezien de ligging van het plangebied in VEN-gebied zullen in het MER eveneens alle elementen met betrekking tot de verscherpte natuurtoets behandeld worden.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 70
5.4 5.4.1
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Studiegebied Naast het bestuderen van het plangebied zal het studiegebied worden opengetrokken naar het omgevende landschap. Er zijn immers effecten te verwachten vanuit de nabije omgeving op landschapsbeleving en landschapsstructuur.
5.4.2
Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. Waardevolle informatie ter afbakening van de referentiesituatie voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie is tijdens de opmaak van de kennisgeving geput uit:
de Landschapsatlas (atlas van de relicten van de traditionele landschappen); de lijst van beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten; de landschapskenmerkenkaart.
Tijdens de opmaak van het MER kunnen volgende informatiebronnen verder worden aangewend of uitgediept:
eventuele archeologische vondsten: advies van de beheersarcheologen van RWO; historiek en landschapskenmerken: het GNOP van de verschillende gemeenten; historiek: tevens wordt gebruik gemaakt van zowel historisch als actueel kaartmateriaal (o.a. Ferraris, Vandermaelen, Militair Cartografisch Instituut, orthofotoplan,...) om de historiek van het studiegebied na te gaan; landschapsbeeld en -structuur: terreinbezoek; inventaris bouwkundig erfgoed archeologie: raadpleging CAI (Centraal Archeologische Inventaris).
5.4.3
Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Kaart 6: Referentiesituatie landschap
5.4.3.1 Traditionele landschappen Het projectgebied bevindt zich volgens de atlas van de traditionele landschappen niet in een traditioneel landschap maar in ‘Stedelijke gebieden en Havengebieden’.
5.4.3.2 Archeologie Na raadpleging van de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) blijkt dat in het Antwerps Havengebied verschillende archeologische objecten zich in de onmiddellijke nabijheid van de geplande hoogspanningslijn bevinden. Er kan dus niet uitgesloten worden dat de werken voor de nieuwe funderingen geen risico opleveren op de mogelijke verstoring van archeologisch erfgoed. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden dat de geplande werken voorzien worden in een gebied met opgespoten gronden, wat de mogelijke verstoring wel verkleint.
5.4.3.3 Beschermde monumenten en landschappen Het geplande tracé ligt in de nabijheid van beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten, en landschappen. Beschermd monument: x
Fort Liefkenshoek (alsmede bastions en restanten van ravelijnen en wal) (500m tot 1000m van tracé)
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 71
x
Lillo-fort: blokhuis (ruïne), kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoningen (Kazerneplein 6,7,8 en 9 en omgeving) (op ca. 250-300m t.o.v. basistracé, ca. 50m t.o.v. alternatief 1 en ca. 100m t.o.v. alternatief 2)
x
De Steenen windmolen ‘Den Eenhoorn’ (ligt vlak naast het basistracé en 150-200m t.o.v. de alternatieven)
Beschermd stads- en dorpsgezicht: x
Lillo-fort met veer en getijdehaventje (op minder dan 100m van basistracé en wordt doorkruist door de alternatieven)
Beschermd landschap: x
Groot Buitenschoor – Galgeschoor (dichtste punt op ca. 50m van het basistracé, wordt op de rand doorkruist voor alternatief 1)
x
Slikken en schorren van Oude Doel (op ca. 1,2km)
5.4.3.4 Ankerplaatsen en relicten Volgende relictzone wordt door de hoogspanningslijn doorkruist: ‘Brakwaterschorren van de Schelde’ (R10013). De bijhorende beleidswenselijkheden daarbij zijn: Verstoring door havenactiviteiten vermijden. Er wordt één lijnrelict door het geplande tracé gekruist, namelijk de Schelde. Er bevinden zich verschillend puntrelicten in de onmiddellijke nabijheid van het projectgebied met name de beschermde monumenten (zie §5.4.3.3) De dichtstbijzijnde ankerplaats bevindt zich vlak naast het plangebied: “De brakwaterschorren langsheen de Schelde ten noorden van Antwerpen”. Het basistracé loopt langs de ankerplaats, de alternatieven doorkruisen de ankerplaats op de rand.
5.4.3.5 Landschapskenmerkenkaart Naast het historische aspect in de landschapszorg, zoals vermeld in de atlas van de relicten, zijn tevens de structurerende landschapselementen zonder relictwaarde van belang (bijvoorbeeld beekdalen, boscomplexen,…). De landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal en Vlaams belang, afdeling Monumenten en landschappen, 2002) wordt hiervoor geraadpleegd. Er wordt in de inventaris een onderscheid gemaakt tussen het fysische systeem, het botanisch systeem en de menselijke infrastructuur. In (de omgeving van) het studiegebied worden volgende landschapskenmerken teruggevonden: x
Fysisch systeem x Natuurlijke waterlopen; x Artificiële plassen.
x
Mens x Industriezones x De fortengordels rond Antwerpen
Verder worden ook de (oude) spoorweg, dijken, de autostrade en de reeds aanwezige hoogspanningslijnen aangeduid als lijnelementen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 72
5.4.4
Effectvoorspelling en -beoordeling De ingrepen die de landschappelijke situatie veranderen bestaan in essentie uit het toevoegen van nieuwe elementen en het wijzigen of verwijderen van bestaande elementen. Het wijzigen van elementen wordt onderverdeeld in wijzigingen met betrekking tot de toestand en functie enerzijds en het voorkomen of uitzicht anderzijds. De verschillende mogelijke effecten worden gegroepeerd volgens de verschillende invalshoeken van de discipline (cultuurhistorie, landschapsstructuur en landschapsbeeld). In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken omdat deze objectief kunnen beschreven worden. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek waaruit en hoe men een gebied bekijkt. Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan. De beoordeling in de verschillende effectengroepen zal daarom enerzijds steunen op objectieve criteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. Volgende effecten m.b.t. de discipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’ kunnen mogelijk verwacht worden: x x
landschappelijk effect door de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding; de verstoring van het historische bodemprofiel (en archeologie) ter hoogte van de pylonen en mogelijk bij aanleg van de ondergrondse 150 kV-lijn volgens alternatief 2.
Tabel 7: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’ Aspect /criterium Archeologische kwetsbaarheid Verstoring monumenten, landschappen, dorpsgezichten Landschapsbeeld
Landschapsstructuur
5.5 5.5.1
Binnen studiegebied x huidige kwetsbare gebieden voor vernietiging archeologisch erfgoed toetsen aan projectgebied x verstoring monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen toetsen x landschapsatlas toetsen aan aanwezigheid hoogspanningslijn x huidige landschapsbeeld toetsen aan aanwezigheid hoogspanningslijn x oppervlakte van het open gebied dat verdwijnt of wordt gewijzigd x huidige landschapsstructuur toetsen aan aanwezigheid hoogspanningslijn
Cumulatieve aspecten Nvt
ingrepen in beleidsplannen die een impact op het gebied in de omgeving van het plangebied hebben. Nvt
Mens: ruimtelijke aspecten, hinder Studiegebied De aandacht gaat voornamelijk uit naar de impact op de directe woon- en werkomgeving van het gebied, en naar de verkeersafwikkeling. Afhankelijk van het onderzoeksthema wordt het studiegebied uitgebreid. Kaart 7: Referentiesituatie mens
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 73
5.5.2
Methodiek beschrijving van de referentiesituatie Voor een summiere beschrijving van de referentiesituatie is tijdens de opmaak van de kennisgeving informatie gehaald uit: x x x x
de topokaart, de luchtfoto; stratenatlas; Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan; overzicht Seveso-inrichtingen.
Tijdens de opmaak van het MER zullen volgende informatiebronnen verder worden aangewend of uitgediept: x x x
5.5.3
landgebruik binnen het plangebied o.b.v. terreinopname; website gemeente-toeristisch luik; verkeerssituatie op basis van terreinopname.
Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Functies van het doorkruiste gebied Het studiegebied vervult een aantal maatschappelijke functies, die hier in het kort worden aangehaald: x x x x x
5.5.4
Industrie: gezien de geplande hoogspanningslijn zich in het havengebied van Antwerpen bevindt, doorkruist ze voor een groot deel industriegebied; Recreatie: In de Antwerpsen Haven worden geregeld geleide bezoeken voorzien. Verkeer: De geplande hoogspanningslijn kruist verschillende wegen en spoorwegen. De hoogspanningslijn kruist de Schelde, welke zorgt voor de ontsluiting van de haven Antwerpen over het water. Veiligheid: binnen een redelijke afstand (ca. 500m) van het geplande tracé zijn verschillende Seveso-bedrijf gelegen (6 voor het deel Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek). Wonen: er zijn enkele woonzones in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied, maar het aantal woningen binnen de 98m is beperkt (0,4μ contour zie §5.6): geen voor het basistracé en alternatief 2, en 3 voor alternatief 1.
Effectvoorspelling en -beoordeling Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistische karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen zal daarom enerzijds steunen op objectieve criteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. Deze discipline bespreekt hoofdzakelijk de effecten van het plan op de industrie en veiligheid (o.a. Seveso-bedrijven), het werken, de recreatie en de communicatie in de omgeving. Dikwijls hebben dergelijke effecten een sociaal-economisch karakter. Bij het opstellen van de referentiesituatie wordt o.m. aandacht besteed aan de situering van het plan binnen de vermelde onderwerpen (industrie, recreatie, wonen …). De effecten op de visuele beleving (gewijzigde landschapsbeleving en eventueel ontstaan van visuele barrières door de aanwezigheid van de bovengrondse hoogspanningslijn) worden besproken. Er zal worden nagegaan of de Scheldekruising een impact kan hebben op het verkeer (Scheepvaartverkeer op de Schelde) in de haven. Mogelijke tijdelijke effecten bij aanleg van de ondergrondse 150 kV-lijn ten gevolge van alternatief 2 zullen kort behandeld worden bij de alternatievenafweging.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 74
Tabel 8: beoordelingscriteria discipline Mens (plan-MER-niveau, permanente effecten)
5.6 5.6.1
Aspect /criterium Ruimtegebruik en wijziging functies
Binnen studiegebied x Oppervlakte gewijzigd bodemgebruik na uitvoering plan
Visuele beleving/Perceptie ve kenmerken Veiligheid
x Wijziging in landschapsbeleving / Visuele barrièrevorming
Mobiliteit
-
-
toetsing ligging woongebieden, industriegebieden en mogelijk andere kwetsbare locaties aan de aanwezigheid van de hoogspanningslijn toetsing impact aanwezigheid lijn op aanwezig scheepvaartverkeer / ontsluiting haven
Cumulatieve aspecten Relatie met andere infrastructuurprojecten in de omgeving Î te onderzoeken Te onderzoeken
-
-
Straling en mens: gezondheid Studiegebied Het studiegebied beslaat de zone rondom de geplande hoogspanningslijn waarin er zich wijzigingen in elektrische en magnetische velden kunnen voordoen, met speciale aandacht voor die zones met kwetsbare receptoren (mens).
5.6.2
Referentiesituatie De nieuwe hoogspanningslijn sluit aan op bestaande hoogspanningslijnen en –infrastructuur. Het betreft hier het hoogspanningsstation Lillo en de hoogspanningslijn 150 kV.
5.6.3
Effectvoorspelling en -beoordeling Een elektrisch veld wordt gegenereerd door de aanwezigheid van elektrische ladingen. De eenheid waarin een elektrisch veld wordt uitgedrukt is Volt per meter. Een magnetisch veld wordt opgewekt door de verplaatsing van deze elektrische ladingen. Het varieert in functie van de stroomsterkte en van de afstand tot de geleider. Het wordt uitgedrukt in ampère per meter, vaker ook nog in tesla (T) of microtesla (T,), een miljoenste van een tesla. Beide soorten velden worden gekenmerkt door hun frequentie en golflengte. Elektrische en magnetische velden zijn fenomenen die gewoon in de natuur voorkomen: in alle vormen van licht, bliksem, enz. De aarde zelf veroorzaakt ook elektromagnetische velden. Verschillende industriële toepassingen wekken ook elektrische en magnetische velden op. Het elektromagnetische spectrum is heel breed. De transmissie van elektriciteit en elektrische toepassingen (zoals stofzuigers, microgolfoven en andere elektrische apparaten) wekken eveneens elektrische en magnetische velden op. Deze magnetische velden hebben een zeer lage frequentie (50 Hz). Op deze frequentie worden elektrische en magnetische velden afzonderlijk beschouwd Voor mobiele telefonie echter, waar de frequentie veel hoger is (900 en 1800 GHz) spreekt men van elektromagnetische straling. Bij een deel van de bevolking bestaat er ongerustheid over de mogelijke gezondheidsrisico’s die elektromagnetische velden afkomstig van hoogspanningslijnen met zich kunnen meebrengen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 75
Voor de 50 Hz elektrische velden bestaat er een consensus om hun onschadelijkheid te erkennen indien de aanbevolen niveaus nageleefd worden. In het ministeriële besluit van 7 mei 1987 worden maximaal toegelaten waarden vastgesteld van 5000 V/m voor woongebieden, 7000 V/m voor kruisingen van gewestwegen en 10000 V/m voor andere plaatsen. Tot op heden leveren de meeste studies over magnetische velden met een zeer lage frequentie in vitro, in vivo, of op menselijke vrijwilligers onsamenhangende resultaten op. Ze laten niet toe een rechtstreeks causaal effect op de gezondheid vast te stellen. De magnetische velden met een zeer lage frequentie (50Hz) werden door het internationaal agentschap voor kankeronderzoek (IARC) geklasseerd in categorie 2b: “mogelijks kankerverwekkend voor de mens”. In dezelfde categorie vinden we stoffen zoals koffie, glaswol, uitlaatgassen van benzinemotoren, etc. Deze categorie werd toegekend op basis van epidemiologische studies, uitgevoerd in 2000, die een statistisch verband aan het licht brachten tussen kinderleukemie en de blootstelling aan gemiddelde waarden, op lange termijn, van magnetische velden groter dan 0,4T. Het relatief risico van 2 zou leiden tot maximaal één leukemiegeval om de 2 jaren in Vlaanderen voor kinderen jonger dan 15 jaar. Tot op heden werd echter niet aangetoond dat de blootstelling aan magnetische velden met een zeer lage frequentie ook effectief de oorzaak is van dit bijkomende risico op leukemie. Verdere studies hebben geen andere verbanden aangetoond tussen kanker en blootstelling aan magnetische velden met een frequentie van 50Hz . Aanbevelingen en wetgeving De Raad van Europa heeft in de aanbeveling 1999/519 van 12 juli 1999 een referentieniveau van 100T vastgelegd voor de blootstelling aan magnetische velden met een frequentie van 50Hz. Deze waarde werd overgenomen uit de aanbeveling van de International Commission of Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) van 1998. Op basis van een betere modelering werd deze waarde verdubbeld (200 μT) in de laatste revisie van de aanbeveling van ICNIRP (2010). Naar aanleiding van de epidemiologische studies heeft De Wereld GezondheidsOrganisatie (WGO) in zijn factsheet 322 (2007) het volgend geschreven: “When constructing new facilities and designing new equipment, including appliances, low-cost ways of reducing exposures may be explored. Appropriate exposure reduction measures will vary from one country to another. However, policies based on the adoption of arbitrary low exposure limits are not warranted” In de meeste Europese landen en in België in het bijzonder bestaan geen afstandsregels in verband met de ligging van gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) ten opzichte van hoogspanningsverbindingen. In Vlaanderen legt wel het besluit m.b.t. het binnenmilieu van 11 juni 2004 een richtniveau vast van 0,2 T en een interventieniveau van 10 T. De toepassing van dit besluit is echter problematisch voor hoogspanningsinfrastructuur omdat het niet toelaat een onderscheid te maken tussen de oorzaken van magnetische velden in het binnenmilieu. Deze oorzaken kunnen immers zowel binnenshuis (elektrische toepassingen en installaties) als buitenshuis (nabijheid van hoogspanningsinfrastructuur) liggen. In opdracht van de dienst Milieu & Gezondheid van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie werd in 2010-2011 een consultatietraject georganiseerd dat tot doel had om een wetenschappelijk onderbouwd en maatschappelijk gedragen rapport op te stellen met adviezen voor het omgaan met milieu- en gezondheidsrisico’s van extreem laagfrequente velden van elektrische installaties zoals hoogspanningsleidingen.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 76
Rekening houdend met de conclusies van deze studie heeft de Vlaamse Regering in een mededeling van 1 juni 2012 o.a. de volgende maatregelen aangegeven. -
Het overspannen van bestaande gevoelige functies 11 bij nieuwe hoogspanningslijnen tot een minimum te beperken
-
Geen nieuwe gevoelige functies plaatsen in magneetveldzones van bestaande hoogspanningslijnen
Die maatregelen zijn gericht op nieuwe situaties en gelden niet voor (ongewijzigde) bestaande situaties, omdat de gezondheidseffecten onzeker zijn en maatregelen in bestaande situaties maatschappelijk vaak grote gevolgen hebben. Daardoor is ook het effect van ingrijpende en dure maatregelen onzeker. Daar staat tegenover dat in nieuwe situaties vaak veel meer keuzemogelijkheden aanwezig zijn en dat preventie aanzienlijk goedkoper is dan sanering.
Actie Elia Elia volgt het wetenschappelijk onderzoek over elektromagnetische velden van zeer dichtbij op en heeft in dat kader een samenwerkingsakkoord gesloten met onafhankelijke onderzoekscentra aan verschillende Belgische universiteiten, gegroepeerd binnen de Belgian BioElectroMagnetic Group (BBEMG). Meer informatie is te vinden op de website www.bbemg.ulg.ac.be. Elia ondersteunt ook de onderzoek op internationaal niveau via een contract met EPRI (Electric Power Research Institute) in de Verenigde Staat. De technische experten van Elia zullen de elektrische en magnetische velden rondom de huidige hoogspanningsverbindingen en -stations in beeld brengen aan de hand van berekeningen. Het magnetische veld is variabel in de tijd en is afhankelijk van de hoeveelheid stroom die door de geleiders loopt. Als de te beschouwen situatie in functie van effectbepalingen zal de jaargemiddelde stroom gebruikt worden. De jaargemiddelde stroom ligt meestal dicht in de buurt van de stroom die gedurende 50 % van de tijd niet overschreden wordt (ook mediaan of 50ste percentiel genoemd), rekening houdend met de belastingen van het net die van uur tot uur en volgens de seizoenen wijzigen. Het is de jaargemiddelde stroom waarmee de lager vermelde statistische significante relaties gevonden werden. Deze stroom ligt over het algemeen dicht bij de 50 % van de jaarlijkse maximumstroom (winter-piek). Op basis van de berekeningen die door Elia uitgevoerd worden, zal vervolgens de beschrijving van de huidige toestand gemaakt worden. Het magnetische veld is niet enkel variabel in de tijd maar ook langsheen een hoogspanningsverbinding. Deze ruimtelijke variatie wordt veroorzaakt doordat de afstand tussen de hoogspanningslijn en de grond varieert door het doorhangen van de kabel tussen de masten, de afstand tussen de masten, de hoogte van de masten en het lokale reliëf. Om met deze variatie in magnetische velden rekening te houden, zal voor de bepaling van de contouren worden uitgegaan van zones langsheen het tracé waar de hoogspanningsverbindingen vergelijkbaar zijn voor wat betreft hoogte, stromen, eventuele bundeling met andere hoogspanningsverbindingen, …. Op basis van de bepaling van de magnetische velden zullen vereenvoudigde contouren bepaald worden voor de volgende waarden: x
10 T = interventiewaarde binnenshuis volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende maatregelen tot bestrijding van de gezondheidsrisico’s door verontreiniging van het binnenmilieu; maximumwaarde. Dit is een juridische grenswaarde waar aan getoetst zal worden in het MER.
11
Met “gevoelige functies” wordt bedoeld scholen en kinderopvangvoorzieningen (buitenschoolse opvang verbonden aan een kinderdagverblijf, crèche, initiatief buitenschoolse opvang, lokale dienst – buitenschoolse opvang, lokale dienst – voorschoolse opvang, onthaalouders, peutertuin, zelfstandig kinderdagverblijf en zelfstandig onthaalouder).
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 77
x
0,4 T = epidemiologische cut-off point: bij gemiddelde blootstelling aan 0,4 T wijzen epidemiologische studies (statistische studies op grote bevolkingen) op een verhoging van het relatieve risico op ontwikkeling van leukemie bij kinderen jonger dan 15 jaar met een factor 2. Deze waarde zal behandeld worden in functie van het bepalen van de mogelijke milieueffecten.
x
0,2 T = richtwaarde (binnenshuis) volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende maatregelen tot bestrijding van de gezondheidsrisico’s door verontreiniging van het binnenmilieu; geen definitie van type waarde of blootstelling. Dit is een juridische streefwaarde.
De contouren voor de waarde van 100 T zoals aanbevolen door Europese Raad zullen niet worden voorgesteld aangezien deze waarde onder normaal uitbatingcondities nooit wordt bereikt bij hoogspanningsverbindingen. Onderzoekers van het VITO (2003) hebben een analytisch model opgesteld op basis van de parameters van hoogspanningslijnen en hebben een strook van invloed van de lijn berekend waar de gemiddelde waarde van het veld gelijk aan of hoger is dan 0,4 μT. Onderstaande tabel toont de afstanden in meter t.o.v. de as van de lijn naargelang de lading in de lijn. Noteer dat de lijnen gedurende (35 ± 17%) van de tijd werken tussen 50 en 75% van de maximale stroombelasting die in de periode 2000-2001 door Elia werd geregistreerd. Verder werd berekend dat ze slechts voor (4,5 ± 3,5%) van de tijd tussen 75 en 100% van de maximale stroombelasting werken (Vito-berekeningen uit ongepubliceerde gegevens van Elia). De belastingsverdeling is visueel weergegeven in onderstaande figuur (vereenvoudigde bewerking van de gegevens uit: Decat G., Peeters E., Smolders R. en Bossuyt M. (2003) Tijdsreeks en GIS-model om de blootstelling van de bevolking aan het 50 Hz magnetisch veld gegenereerd door bovengrondse hoogspanningslijnen in Vlaanderen in kaart brengen, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA, MIRA/2003/05, Vito.).
Figuur 6 belastingsverdeling bestaande hoogspanningslijnen in Vlaanderen
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 78
Deze figuur illustreert dat voor 380 kV-lijnen geldt dat deze voornamelijk belast worden tussen 0 en 75% van de jaarlijkse maximumstroom. Met betrekking de bestaande 150 kV-hoogspanningslijnen is het zo dat deze gemiddeld gezien ongeveer op 50% van hun capaciteit werken. Voor de bestaande 70 kV-lijnen geldt dat deze zelden voor 50% van hun capaciteit gebruikt worden. Voor alle spanningsniveaus samen geldt dat ongeveer 60% van de tijd de capaciteit onder de 50% zit en 40% van de tijd boven de 50% van de capaciteit. De gemiddelde belasting (die tot de gemiddelde veldsterkte leidt) ligt wel, in het algemeen, rond 50 % van de jaarlijkse maximale belasting. De gemiddelde transversaal afstand tot een 380 kV lijn vanaf de welke het blootstellingsniveau onder 0,4 T ligt bedraagt dus, volgens die studie, ongeveer 66 m. Evenzo, de gemiddelde transversaal afstand tot een 150 kV lijn vanaf de welke het blootstellingsniveau onder 0,4 T ligt bedraagt ongeveer 30 m. Statistisch gezien, zijn er evenwel ook lijnen die gedurende 35 + 17 % = 52 % van de tijd tussen 50 en 75 % van de maximale belasting werken, in andere woorden, lijnen waarvan de gemiddelde belasting (de 50 % percentiel en het gemiddelde zijn hier praktisch gelijk) zich dichter bij 75 % van de jaarlijkse maximale belasting bevindt. Men kan dus als “worst case” situatie, volgens die studie, afstanden van ongeveer 98 m voor 380 kV lijnen en van ongeveer 43 m voor 150 kV lijnen hanteren. Tabel: strook van invloed van een lijn waar de gemiddelde waarde van het veld gelijk of hoger is dan 0,4 μT. Aard van de lijn
Belasting van de lijn (%)
Halve breedte van de strook met ‘0,4 μT’ (meter)
150 kV
25
15
50
30
75
43
100
58
25
33
50
66
75
98
100
130
380 kV
De bepaling van de interventiewaarde en richtwaarde van het besluit m.b.t. het binnenklimaat is problematisch. Deze waarden gelden immers voor het totale magnetische veld. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de oorzaken van magnetische velden in het binnenmilieu. Deze oorzaken kunnen immers zowel binnenshuis (elektrische toepassingen en installaties) als buitenshuis (nabijheid van hoogspanningsinfrastructuur) liggen en interfereren met elkaar. In functie van dit MER zal gewerkt worden met enkel de magnetische velden van de hoogspanningsinfrastructuur. Met betrekking tot de interventiewaarde kan deze berekening redelijkerwijze als correct aangenomen worden. Met betrekking tot de richtwaarde dient de nodige omzichtigheid bij het verwerken van de resultaten gebruikt te worden gezien deze richtwaarde vrij laag is in verhouding tot de magnetische velden die door andere bronnen geproduceerd worden zodat interferenties (zowel naar een verlaging als een verhoging van het totale magnetische veld) zullen voorkomen. Op het huidige studieniveau mag echter aangenomen worden dat de interferenties in beide richtingen werken zodat het globale beeld van de resultaten goed bruikbaar is om de verschillende alternatieven en varianten ook op vlak het voldoen aan de streefwaarde te vergelijken.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 79
Voor de elektrische velden wordt nagegaan welke de huidige elektrische velden zijn. Deze worden afgetoetst aan de waarden bepaald in het besluit van 7 mei 1987. Dit besluit bepaalt dat ‘de waarde van het niet gestoord elektrisch veld in een niet verstoord regime, opgewekt door een installatie van transport of verdeling van elektrische energie lager moet zijn dan volgende waarden, gemeten op 1,5 meter van de grond of woningen’: x
in woongebieden of in gebieden voor woongebied bestemd volgens het gewestplan: 5kV/m
x
in overspanning van wegen: 7 kV/m
x
op andere plaatsen: 10 kV/m
Door de aanleg van een nieuwe hoogspanningsverbinding zullen de waarden van de elektromagnetische velden in de omgeving ervan wijzigen. In de effectenstudie zal een inschatting gemaakt worden van zowel de psychosomatische effecten van de aanwezigheid van de lijn, als de mogelijke gezondheidseffecten veroorzaakt door de magnetische velden. De potentiële effecten die beoordeeld dienen te worden zijn bijgevolg o.a.: x
opwekking elektrische en magnetische velden;
x
effecten inzake elektrische en magnetische koppeling;
x
invloed op elektronische installaties en informatica-apparatuur;
x
invloed op medische implantaten;
x
effecten op gezondheid: beoordeling aan de hand van contouranalyse;
x
cumulatieve effecten (eventuele versterking effecten door aanwezigheid bestaande lijnen).
Tabel 9: beoordelingscriteria discipline Warmte en stralingen Aspect /criterium Wijziging van de elektromagnetische velden
Binnen studiegebied x oppervlakte die zich binnen de invloedssfeer van 0,4μT en 0,2 μT bevindt x aantal woningen/gebouwen die zich binnen de invloedssfeer van 0,4μT en 0,2 μT bevinden x mogelijke gezondheidseffecten
Cumulatieve aspecten Te onderzoeken
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 80
6
Voorstel inhoudstafel plan-MER
6.1
Algemeen -
Er wordt een doorlopende paginanummering voorzien.
-
Vooraan in het MER komt er een inhoudsopgave, een lijst met de tabellen, figuren en kaarten.
-
Achteraan in het MER komt er een literatuurlijst en een verklarende woordenlijst (eventueel met afkortingen en bijlagen).
-
Naast een tekstbundel van het MER wordt een kaartenbundel voorzien met relevant kaartmateriaal en een fotoreportage.
6.2
Inleiding -
Toelichting omtrent de initiatiefnemer van het plan en samenstelling van het team van experten.
-
Beknopte beschrijving van het plan.
-
Toetsing aan de MER-plicht.
-
Verantwoording van het plan.
-
Besluitvorming na goedkeuring van het MER.
6.3
Hoofdstuk: beschrijving van het plan -
Beschrijving van de onderzochte alternatieven.
-
Beschrijving van de randvoorwaarden.
-
Beschrijving van de het plan.
6.4
Hoofdstuk: randvoorwaarden In dit hoofdstuk worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden besproken. De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in een matrix, de eigenlijke bespreking verloopt onder de betreffende disciplines waar relevant. -
Ruimtelijke ordening.
-
Milieuhygiënerecht.
-
Milieubeheersrecht.
De beleidsmatige randvoorwaarden worden eveneens weergegeven in een matrix, de eigenlijke bespreking verloopt onder de betreffende disciplines waar relevant.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 81
6.5
Hoofdstuk: beschrijving van de referentiesituatie, geplande situatie en ontwikkelingsscenario’s -
Afbakening te onderzoeken disciplines.
-
Afbakening van het onderzoeksgebied en studiegebied.
-
Referentiesituatie.
-
Ontwikkelingsscenario’s: autonome ontwikkeling gestuurde ontwikkeling.
6.6
6.7
Hoofdstuk: effectrelaties
methodologie
effectbeoordeling
-
Werkingssfeer van het MER;
-
Methodologie van de effectvoorspelling;
-
Criteria voor de beoordeling van de effecten;
-
Waardeschaal van de effectbeoordeling;
-
Ingreep-effectenschema.
en
ingreep-
Hoofdstuk: beschrijving en evaluatie van de milieueffecten en de remediërende maatregelen Voor de disciplines bodem, water, mens (aspecten in verband met ruimte, hinder, mobiliteit en gezondheid), stralingen, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie,wordt door de erkende deskundigen een uitgebreide studie uitgevoerd. De beschrijving van de milieueffecten en de identificatie van de knelpunten of positieve punten gebeurt per milieudiscipline. De beschrijving van de milieueffecten gebeurt aan de hand van de effectgroepen van de betreffende discipline. In de mate van het mogelijke wordt een indicatie van de duur van de verwachte effecten vermeld (tijdelijk of permanent). De effectbeschrijving maakt een onderscheid in aanleg (enkel permanente effecten worden besproken)- en exploitatiefase waar het detailniveau van het plan dit toelaat.
6.8
Hoofdstuk: gewestgrensoverschrijdende effecten Een van de doelstellingen voor deze nieuwe hoogspanningslijn is het versterken van de verbinding met Nederland voor de Belgische bevoorradingszekerheid en het opvangen van variabele fluxen in het net. Er zullen dus grensoverschrijdende effecten zijn met Nederland maar deze dienen een positieve invloed te hebben op het hoogspanningsnet.
6.9
Hoofdstuk: leemten evaluatieprogramma’s
in
de kennis
en
voorziene
post-
Tijdens de loop van het opstellen van het milieueffectrapport kan men botsen op bepaalde leemten of onzekerheden. De leemten in de kennis kunnen zich manifesteren op drie verschillende niveaus: -
leemten in de informatie;
-
leemten in de voorspellingsmethode;
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 82
-
leemten in het inzicht
In het MER wordt hier dieper op ingegaan. Aangezien het hier een plan-MER betreft, heeft dit tot gevolg dat het niet mogelijk is (ook niet opportuun binnen een plan-MER) om alle milieueffecten in detail te kunnen beoordelen. Het ontbreekt dikwijls aan specifieke kwantitatieve gegevens en er dient te worden uitgegaan van ‘aannames’ die het ‘ergste geval’ of worst case benaderen. Deze leemten worden dan opgevuld tijdens de opmaak van inrichtingsstudies/motiveringsnota’s, de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of andere detailstudies in latere besluitvormingsfasen.
6.10
Hoofdstuk: eindbespreking Korte samenvatting van de belangrijkste effecten en de mogelijke milderende maatregelen.
6.11
Hoofdstuk: werkgelegenheid en investering In dit hoofdstuk wordt indien mogelijk een raming gemaakt van de werkgelegenheid die de voorziene investering met zich zou brengen. Er is niet echt sprake van een directe creatie van werkgelegenheid. Indirect zorgt de bijkomende bevoorradingszekerheid en onthaalcapaciteit in de Antwerpse haven er natuurlijk wel voor dat nieuwe bedrijven kunnen aansluiten en bestaande bedrijven kunnen uitbreiden
6.12
Hoofdstuk: niet-technische samenvatting Deze bevat een korte synthese van alle hoofdstukken van het MER, aangevuld met relevante kaarten, figuren en tabellen. De niet-technische samenvatting moet zodanig opgebouwd zijn dat het als een apart document verspreid en gelezen kan worden. Het MER wordt afgesloten met een verklarende woordenlijst en een literatuurlijst.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 83
7
Team van MER-deskundigen Het MER wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid en op kosten van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer moet hiervoor een beroep doen op een erkende MER-coördinator. De erkend MERcoördinator waakt erover dat de samenstelling van het team van medewerkers het mogelijk maakt om het MER op te stellen in overeenstemming met de richtlijnen van de Dienst Mer. Het team van MER deskundigen is als volgt samengesteld
x
Jan Parys, erkend deskundige inzake ‘mens-sociaal organisatorische aspecten en mobiliteit’ en (erkenningsdossier EDA 438B/V-3),
x
Gert Pauwels, erkend deskundige inzake Bodem en Water (erkenningsdossier EDA-650/V-2)
x
Kristof Goemaere, erkend deskundige inzake Fauna en Flora (erkenningsdossier EDA-736)
x
Cedric Vervaet, erkend deskundige inzake ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’, (erkenningsdossier EDA 649),
Gert Pauwels zal tevens optreden als coördinator. De deskundigen worden bijgestaan door Heleen Van Cauwenberghe. Aanvullend aan het mer-team wordt Jean Hoeffelman van Elia Engineering ingeschakeld voor milieubeoordeling. Hij voert de technische berekeningen van de EM-velden uit in functie van effectbeoordelingen die door de MER-deskundigen uitgevoerd worden. Naar aanleiding van eventuele inspraak reacties op deze kennisgeving kan geopteerd worden voor uitwerking van discipline mens-gezondheid door een erkend MER-deskundige terzake.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
de de de de
pagina 84
8
Verklarende woordenlijst en afkortingen
Alternatief
Een andere keuzemogelijkheid, beantwoordend aan de doelstelling van het plan, omvattende: realisatie-, locatie- en uitvoeringsalternatief.
BATNEEC
Best Available Technique Not Exceeding Excessive Costs
Bemaling
Afpompen van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen zodat werken in droge grond kunnen uitgevoerd worden.
Bodemprofiel
Verticale bodemdoorsnede waarin de opbouw en de ontwikkeling van de bodem waarneembaar is.
Bodemverdichting
Samenpersen en dichter maken van de bodem.
BPA
Bijzonder Plan van Aanleg.
BS
Belgisch Staatsblad.
Discipline
Milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht wordt, door de regelgeving vastgelegd als de disciplines 'mens', 'fauna en flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'klimaat', monumenten en landschappen en materiële goederen'.
Emissie
Uitstoot van stoffen in de omgevingslucht.
Geplande situatie
Toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan.
Grondwaterkwetsbaarheid
De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft (bron: dov).
Immissie
De wijziging van de aanwezigheid van verontreinigingsfactoren in atmosfeer, bodem of water rond één of meer bronnen van verontreiniging ten gevolge van emissie uit deze bron(nen).
Ingreep-effectenschema
Schema of netwerk dat de relatie tussen de mogelijke ingrepen behorend bij het plan of het project koppelt aan de mogelijke milieueffecten die hierbij veroorzaakt kunnen worden.
Integraal waterbeleid
Het beleid gericht op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen met het oog op het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van dit watersysteem als zodanig, en met het oog op het multifunctionele gebruik, waarbij de behoeften van de huidige en komende generaties in rekening wordt gebracht.
MB
Ministerieel besluit.
MER
Milieueffectrapport (het rapport): milieueffectrapport over een plan of programma : een openbaar document waarin, van een voorgenomen plan of programma en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden (bron: mer-decreet van 18/12/2002).
m.e.r.
Milieueffectrapportage (het proces): de procedure die al dan niet leidt tot het opstellen en goedkeuren van een milieueffectrapport over een voorgenomen actie en in voorkomend geval tot het gebruik ervan als hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie (bron: mer-decreet van 18/12/2002).
MER-deskundige
Natuurlijke of rechtspersonen door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapport in een of meerdere disciplines 'mens', 'fauna en flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'klimaat' en 'monumenten en landschappen en materiële goederen in het algemeen'.
m-mv
Meter onder het maaiveld.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 85
Ontwikkelingsscenario
Beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie onder invloed van plannen en beleidsopties.
Referentiesituatie
De toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling, omvattende : de huidige, gewijzigde en de wenselijke situatie.
Relict
Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. In wezen zijn dit punt-, lijn- en vlakvormige relicten.
Remediërende maatregel
Maatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieueffecten van het plan te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen.
Rooien
Het verwijderen van bomen en houtachtige gewassen met inbegrip van hun wortelstelsel.
RSPA
Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen.
RSV
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
RUP
Ruimtelijk Uitvoeringsplan.
Studiegebied
Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten.
TAW
Tweede Algemene Waterpassing (referentieniveau voor de hoogtebepaling)
Watertoets
Met de “watertoets” gaat de overheid na of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort.
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 86
9
Literatuurlijst Literatuur x x x x x x
x x x x x
Aminal, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. Richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. September 1997. LNE, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. Geactualiseerde richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. 2004. Antrop, M., Het landschap meervoudig bekeken, Monografieën Stichting Leefmilieu, nr. 30, Kapellen, 1989. AROHM, 2001. Afdeling Monumenten en Landschappen, Vlaamse landschapsatlas Bodemkaart van België en verklarende teksten, OC-GIS Vlaanderen Deblust, G.; Froment, A.; Kuyken, E.; Nef, L.; Verheyen, R.; 1985. Algemene verklarende tekst Biologische Waarderingskaart van België. Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin. Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie. Coördinatiecentrum van de Biologische Waarderingskaart. De Pue E., Laurysen L. & Stryckers P. - Milieuzakboekje. Kluwer Rechtswetenschappen België, 2003. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, integrale versie, 594 p. UIA (s.d.), Basisrichtlijnen per activiteitengroep: activiteitengroep ‘aanleg van transportleidingen’, UIA departement biologie, onderzoeksgroep natuurbeheer en ethologie, 45 p. Van Ranst, E & Sys, C., Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen, Universiteit Gent, laboratorium voor bodemkunde, 2000 Van Vessem J. & Kuijken E., 1995. Overzicht van de voorgestelde speciale beschermingszones in Vlaanderen voor het behoud van de vogelstand (EG-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979). Rapport Instituut voor Natuurbehoud, Hasselt.
Internet Vlaamse Milieuadministratie
www.milieubeleidsplan.be
(departement LNE)
www.lne.be
Dienst Mer
www.mervlaanderen.be
Databank Ondergrond Vlaanderen
http:\\dov.vlaanderen.be
Administratie Ruimtelijke Ordening
www.Ruimtelijkeordening.be
Instituut voor natuur en bosonderzoek
www.Inbo.be
Vlaamse Milieumaatschappij
www.vmm.be
Agentschap geografische informatie Vlaanderen
www.agiv.be
Masterplan Antwerpen
www.antwerpen.be
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 87
DEEL 2
BIJLAGEN BIJLAGE 1
OVERDRACHT INITIATIEFNEMERSCHAP
BIJLAGE 2
KAARTEN
BIJLAGE 3
GRAFISCH PLAN RUP HOOGSPANNINGSLIJN LILLO-ZANDVLIET
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 88
Bijlage 1
Overdracht initiatiefnemerschap
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 89
Bijlage 2
Kaarten
Kaart 1 Situering op topografische kaart Kaart 2 Situering op orthofoto Kaart 3 Situering op gewestplan Kaart 4 Referentiesituatie bodem Kaart 5 Referentiesituatie fauna en flora Kaart 6 Referentiesituatie landschap Kaart 7 Referentiesituatie mens Kaart 8 Referentiesituatie water
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 90
Lillo - Zandvliet 380kV hoogspanningslijn Nieuw
Lillo - Liefkenshoek 380kV - Oversteek Schelde Nieuw
380kV Liefkenshoek - Kallo Opwaardering bestaande lijn
Kallo - Mercator 380kV Opwaardering bestaande lijn
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 1a: Situering basistracé Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
Opdrachthouder
Legende Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Liefkenshoek - Kallo Kallo - Mercator
bron: - rasterversie topografische kaart 1/50.000 (NGI, AGIV)
1:80.000
¯
2239385004\hvc
oktober 2012
Lillo - Zandvliet 380kV hoogspanningslijn Nieuw
Lillo - Liefkenshoek 380kV - Oversteek Schelde Nieuw
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 1b: Situering basistracé + alternatieven
Opdrachthouder
Legende Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek scenario 2
bron: - rasterversie topografische kaart 1/50.000 (NGI, AGIV)
scenario 3 Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
scenario 4
1:30.000
¯
2239385004\hvc
oktober 2012
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 2: Orthofoto
Opdrachthouder
Legende Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek scenario 2
bron: - middenschalige orthofoto's, kleur, opname 2002 (O-Vl) en 2003 (Ant) (NGI, AGIV)
scenario 3 Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
scenario 4
1:30.000
¯
2239385004\hvc
oktober 2012
!
!
!!! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!!
!!! !
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
! !
! !!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
! ! !
! !
!!
!
!
!
!
! ! !
! ! ! ! ! !
! !
! ! !
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!!
! !
! ! ! !
!
!
!
! !
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!!
!
!
!
! !
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!!!
!
!!
!
! ! ! !
!
!
!
!!
!
!
!
!
! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!!!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Kaart 3a: Gewestplan
!
! ! !
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
!
!
Opdrachthouder
Legende !
!
Bestaande hoogspanningsleidingen Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek bron: - Gewestplan, vector, 2002 (OC GIS-Vlaanderen)
scenario 2 Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
scenario 3 scenario 4 1:30.000
¯
2239385004\hvc
oktober 2012
!
! !
Legende 0100- woongebied 0101- woongebied met kultureel, historische en/of esthetische waarde 0102- woongebied met landelijk karakter 0105- woonuitbreidingsgebied 0110- gemengde woon- en industriegebieden 0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 0300- dienstverleningsgebieden
^ ^ ^0401- gebieden voor dagrecreatie # # #0402- gebieden voor verblijfrecreatie 0500- parkgebieden 0600- bufferzones 0612- koppelingsgebied type 1 0700- groengebied 0701- natuurgebied 0702- natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten 0730- natuurgebied met erfdienstbaarheid 0732- bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten 0810- bosgebieden met ecologisch belang 0900- agrarische gebieden 0901- landschappelijk waardevolle gebieden 0910- agrarische gebieden met ecologisch belang 0911- valleigebieden 0916- bouwvrij agrarisch gebied 1000- industriegebieden 1030- bijzondere industriegebieden 1047- multimodale logistieke zone in zeehavengebied type 2 1048- zeehavengebied type 2 " " " " " " " " 1049- zeehavengebied met tijdelijke bestemming valleigebied " " " " " " " " " " " " """" 1050- zeehavengebied met tijdelijke agrarische bestemming " " " " " " " "
1088- zeehavengebied type 3 1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's 1111- lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter 1181- reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kmo's 1380- reservegebied voor sliblagunering 1500- bestaande autosnelwegen 1504- bestaande waterwegen
Opdrachthouder
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 3b:Legende Gewestplan Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
bron: - Gewestplan, vector, 2002 (OC GIS-Vlaanderen)
1:30.000
¯
2239385004\hvc
oktober 2012
!
!
! ! . X
! . X
!
! ! .
!
! X !.
! !
! !
.
! . !
!
! .
! . X
! . !
!
! !
!
! . X ! . X
! . X ! . X ! ! . X . X
!! .
! . X !
! ! .
! . X
! . X ! ! !!
! . X
! ! . X
!
! ! . X
!
! !
!! . X
! . X ! .
!
!
! ! X !. ! ! . ! . ! X !. !
! ! . X
! . X
!
! . X
! . X
! .
! . X ! ! RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
! . Opdrachthouder
Legende
Kaart 4: Bodemkaart Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
.
X . !
Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek
01. Antropogeen
09. Nat zandleem
scenario 2
03. Nat zand
10. Vochtig zandleem
scenario 3
04. Vochtig zand
15. Natte klei
scenario 4
05. Droog zand
16. Vochtige klei
Bodemsaneringsproject
06. Nat zand antr
18. Natte Zware Klei
Beschrijvend bodemonderzoek
07. Vochtig zand antr
19. Vochtige Zware Klei
Oriënterend bodemonderzoek
08. Droog zand antro
27. Landduin
1:30.000
¯
bron: - bodemkaart, 2001 (OC GIS-Vlaanderen) - bodemonderzoeken, 18/08/2011 (OVAM)
2239385004\hvc
oktober 2012
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 5: Fauna & flora
Legende Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek scenario 2
biologisch minder waardevol
scenario 3
complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen
scenario 4 Erkende natuurreservaten
complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen
Vogelrichtlijngebieden
complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen
Habitatrichtlijngebieden
VEN-gebieden Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
Opdrachthouder
biologisch waardevol
Grote eenheid natuur
complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen
Grote eenheid natuur in ontwikkeling
biologisch zeer waardevol
Natuurverwevingsgebied
1:30.000
¯
bron: - Biologische waarderingskaart, versie 2, 2010 (AGIV) - VEN-gebieden, 2011 (AGIV) - Vogelrichtlijngebieden, 2005 (AGIV) - Habitatrichtlijngebieden, 2008 (AGIV) - Erkende natuurreservaten, 2000
2239385004\hvc
oktober 2012
%
%
%
%
%
%
%
% %
%
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 6: Landschap Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
Opdrachthouder
Legende
%
Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek
Ankerplaats
scenario 2
Relictzone
scenario 3
aangeduide ankerplaats
scenario 4
beschermd stads- of dorpsgezicht
Puntrelict
beschermd landschap
Lijnrelict
beschermd monument
bron: - Gewestplan, vector, 2002 (OC GIS-Vlaanderen)
1:30.000
¯
2239385004\hvc
oktober 2012
!!!
!
! !
!
!!
!
!
!
!
!!! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!! ( ( ( !
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
! !
! !
#
!
! !
!
( !
!
!
!
!!
!
!
!
( !
( !
!
#
!
#
! !
( ! ! !
!!
!
!
!
!
! ! !
! !
##
! ! ! !
! !
!
( !
! !
!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
( !
!
( ! !
!
( !
!
!
!
!
! !
!
!
( !
!!
! !
! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
( !
!
!
!
!
( !
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
!
!
! !
!
!
!
!
! ! ! !
!!!
!
!
!!
!!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!!!
!
!
!
!
!
!!
!
( !
!
( !
!
!
! !
( !
!
!
!
#
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
( !
!
!
!
( !
!
!
( !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
!
!
Kaart 7: Mens
( !
!
!
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
!
!
! ! !
!
( !
!
( !
!
!
!
!
Opdrachthouder
Legende
#
Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek
( !
scenario 2 scenario 3 scenario 4
!
!
scholen
Wegen (klasse)
Seveso-bedrijven
1
Bestaande hoogspanningsleidingen
2
Spoorwegen
3 4 5 1:30.000
¯
bron: - Transportnetwerk, 2010 (AGIV) - Seveso-bedrijven, 5/03/2012 - Gewestplan, lijninfrastructuren, 2002 (AGIV) - scholen, 2003 2239385004\hvc
oktober 2012
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving
Kaart 8: Water Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
Legende Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek
Opdrachthouder Waterlopen VHA
scenario 2
Bevaarbaar
scenario 3
Onbevaarbaar cat. 1
scenario 4
Onbevaarbaar cat. 2
Recent overstroomde gebieden (ROG)
Onbevaarbaar cat. 3
Risicozones overstroming
Niet geklasseerd
Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig 1:30.000
¯
bron: - VHA, 7/10/2011 (AGIV) - ROG, 2011 (AGIV) - risicozones overstromingen, 2007 (AGIV) - watertoets, overstromingsgevoelig, 2011 (AGIV) 2239385004\hvc
oktober 2012
Bijlage 3
Grafisch plan RUP Hoogspanningslijn Lillo-Zandvliet
2239383014/gpa_V4 - Plan-MER “RUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo - Liefkenshoek” - Kennisgeving
pagina 91
A20A1n2
A20A110a
A20A114/2
A20A7/2
A20A106c A20A114f
A20A1m2
A20B7f A20A114e A20A1z2
A20A7/3 A20B14b
A20A7z
A20B15a A20B138g
A20A7y
A20A1d2
A20B139f A20A62a A20A1c3
A20A7e2
A20A7c2
A20A120a
A20A10l2
A20B140d
A20A7f2
A20B141d
A20A1b3
A20A10k2 A20B142b
A20A122a
A20B137a
A20A63a
A20A5k2
A20B143b A20A7m2
A20A1r2 A20A7k2 A20A5e2
A20B144a
A20B145a A20B26a
A20A195l
A20A5d2
A20A127/2 A20A1f2 A20A1k
A20A5l2
A20A10e2
A20B36b
A20B149b A20A49b A20A127a
A20A10f2 A20A5p
A20A5w
Art. 1
A20B37m A20A7r
A20B150b
A20A1z
A20B50/2a A20B152a
A20A5m
A20B50/2
A20B151b
A20B51b
A20A1w A20A5f2
A20B70c
A20B131a A20B129a
A20B153a
A20A1s A20A5r
A20B71a
A20A195k
A20B155b
A20B76a
A20A1n
A20B158a
A20B156a
A20B75a
A20A5s
A20B161/2a A20B133/4a
A20A5g2 A20A136a
A20A1l3 A20A1d3
A20A5a2
A20B74a
A20B157a A20B162a
A20A10g2
A20B78a
A20B161a
A20B159b A20A10h2
A20B81d
A20B164a
A20B163
A20A5n
A20B166a
A20B82b
A20B165b
A20A7l2 A20A1k3 A20A1y
A20A5h2
A20A190a
A20A5b2 A20A2l
A20B165c
A20B167a
A20B161b
A20B160b
A20A1v A20B168c
A20A195f
A20A2k
A20B176a
A20B113a A20B114b A20B116b A20B115b A20B117b A20B118b
A20A1r A20B177b A20A205d
A20A2h
A20A1m
A20B168b
A20B119b A20B120/2b
A20B175b A20B178e A20A2m
A20A195d
A20B185c A20B109/2 A20B108
A20A1g3
A20B104a
A20A140a
A20A1t2
A20B178/2e
A20A2n
A20B107a
A20D32b
A20B185b A20B109b
A20B180a A20A2p
A20B103d A20B103e A20B105a
A20B108/2b
A20B103f A20B100b
A20A1k2
A20B99b A20B98a
A20B109a A20B108/2a
A20A1x
A20D26c
A20A1e3
A20B106a
A20B189 A20B201
A20B193a2A20B193wA20B192m A20B193x
A20B241/2
A20B241
A20B193z
A20B200a
A20B195 A20A166a
A20D9t
A20D9c2
A20B190
A20B193h A20A195h
A20B242
A20B242/2
A20A1x2
A20D80b
A20B208b A20B206/2 A20B207 A20B202 A20B203 A20B205 A20B206 A20B204
A20B196 A20B197a A20B198a A20B197b
A20A195g
A20D9v
A20A169n
A20B250
A20C309x A20C309z A20C309f A20C309v A20C309y A20C309t A20C309s A20A169m
A20D166n A20A174c
A20B245
A20B244
A20B191d A20B192k A20B192l A20B193b2
A20D130/2
A20D26d
A20B243
A20B191c
A20A142b A20A1t
A20B199b
A20B194
A20B210c A20B209/2a A20B209a
A20B210b
A20B240
A20B199aA20B202/2 A20B210/2 A20C311w A20C29/5f A20C310a A20C308x A20C311mA20C311k A20B239c A20B208a A20C312n4 A20C312x4A20C311x A20C311f A20B240/2 A20C308t A20C310/2p A20B211d A20C311l A20B214/2l A20B213/2 A20C312e5 A20C310/2l A20C308w A20C312t5 A20C311v A20C312n5A20C312r5 A20B214 A20C308b2 A20C26l A20B213h A20C313/2s A20B213/3g A20C308v A20C308a2 A20C312d5 A20C312f5 A20C313/2t A20B214/2m A20C38k A20C312m5 A20C312s5A20C310/2n A20C308z A20B239b A20B252a A20B216/2n A20B216a A20C36c A20C32/3f A20C87aA20C312c5 A20C25e A20C33c A20C313/2v A20B216/2l A20C23y A20C36d A20C89b A20C1h A20B216/2m A20C23z A20C42c A20C34b A20C86t A20C312h5 A20C1g A20C7hA20C23w A20C312l4 A20B216/2v A20C86r A20B219b A20C78g A20C43l A20C31a A20B218b A20C86s A20C312l5 A20B218/2c A20C66gA20C69l A20C45f A20C23x A20C89cA20C312g5 A20C313l A20B218/2d A20C46l A20C67f A20C75f A20C47g A20B218/2bA20B220d2 A20C96k A20C6l A20C19h A20C47f A20C312p5 A20C84p A20C313k A20B220g2A20B220b3 A20C49b A20C6k A20C6m A20C4d A20C307d A20C96h A20C59n A20C55g A20C314s5 A20B220t2 A20B225v3 A20C8e A20B237t A20C58c A20C61e A20C1p A20C72f A20C78f A20A177c A20C96lA20C312k5 A20C14bA20C16h A20B220w2 A20C314r5 A20C314p5 A20C10b A20B225l6 A20B237s A20C86n A20C15e A20C55mA20C59pA20C62d A20C81d A20B220y2 A20C9e A20C303c A20B237m A20B225m6 A20C314d5 A20C315/2r A20C56kA20C57e A20B220c3 A20B225f5 A20C9d A20C301f A20B237e A20B237l A20C141p A20C307h A20B237c A20C315/2p A20B224s2 A20B225/2e A20B225k5 A20C98g A20C314n5 A20C301e A20B237f A20C141l A20C138f A20C254b A20B220m2 A20C299h A20C315/2n A20C132f A20C97k A20C98n A20C255a A20B225n5 A20B225p6 A20C141d A20C314f5 A20C123c A20C252c A20C315/2l A20C98k A20B220k2 A20D136h A20B225v5 A20B226b3 A20C131f A20C122c A20C113e A20C249m A20C144n A20C142c A20C314y5 A20C297h A20C315/2h A20B225w2 A20B225c6 A20B220l2 A20C256a A20C136c A20C127h A20C314x5A20C314a6 A20C249n A20B220s2 A20C315h2 A20C145f A20C146d A20B225x2 A20B220h2 A20B226a3 A20C108e A20C117s A20C135b A20C314z5 A20B224r2 A20C144m A20C315m2 A20C118hA20C107h A20C104k A20C314t5 A20B225f6 A20B226c3 A20B237v2 A20B226g3 A20C229k A20C149r A20B220r2 A20C118gA20C110fA20C109c A20C103p A20B225b4 A20D136g A20C315n2 A20C103/5k A20D135a A20B226m A20C248s A20C229h A20C156m A20B220p2 A20B226h3 A20C117nA20C110e A20C295y A20C295b2 A20C233b A20B225s6 A20C151k A20C156l A20B225n6 A20B225x5 A20B232h2 A20B226l A20C103n A20C103/5h A20C314k5 A20C314h3 A20C257k A20C236b A20C230d A20C171w A20B225y5 A20B226y2 A20C363b2 A20C362y2 A20C295a2 A20B220/2d A20C149p A20B232g2 A20C291k A20C314h5 A20C315k A20C169r A20C171c A20C262d A20B225k6 A20C234d A20B226b2 A20B232l2 A20B220/5d A20B225r6 A20B224n2 A20C314l5 A20C288d A20C287a A20C261n A20C151m A20C167l A20C363c2 A20C226e A20B225h6 A20C257n A20B232n2 A20C177h A20B221w A20B225d6 A20C315w2 A20C165d A20C295l A20C292l A20C288e A20C224h A20B226t2 A20B226d3 A20B221f A20B228h A20B232k2 A20C172v A20C176e A20C363d2 A20C159k A20B225t4 A20B225e6 A20C294m A20C291g A20C261p A20C315s2 A20C315v2 A20B221v A20C467/2l2 A20C248t A20C246r A20B232m2 A20C176m A20C315t2 A20B225p5A20B225r5A20B226p2 A20C294l A20C224f A20C158f A20C167m A20C172s A20C172t A20C338d5 A20C467/4g A20C285n A20C285k A20C195/2g A20C315e2 A20B223eA20B222g A20B226g2 A20B226f3 A20C173v A20C246n A20C222a A20C162/2b A20C363e2 A20C362a3 A20C467/2h2 A20C260l A20C338f4A20C194/2h A20B222h A20C171x A20C281d A20C467/2p2 A20C467/3r A20C468t4A20C468p4 A20B226s2A20B226e3 A20B229s A20B229x A20B232p2 A20C182e A20C161e A20C284k A20C260k A20C174h A20C195/2hA20C337c4A20C316e A20C468f5 A20B232c2 A20C496k A20C281n A20C320g2 A20B228fA20B229w A20C468k5 A20C468w4 A20C220f A20C279l A20C338d4 A20C264g A20C363k2A20C362c3 A20C468k3 A20C180a A20C318m A20C495w A20B230/2v A20C467/4h A20C468p3 A20C469f A20C337d4 A20C266k A20C471k A20C471/2f A20B229t A20C338a5 A20C320/2h A20C467/2d A20C362b3 A20C215h A20C180b A20C495v A20C323p A20C213a A20C468r5 A20C328n A20C363h2 A20C266h A20C338z2 A20C472/2w A20C469k A20C469e A20C363t A20C281p A20C269p A20C320k2 A20C320d2 A20B230/2s A20C215g A20C187w A20C338p4 A20C338h2 A20C337p3 A20C324kA20C318r A20C468e5 A20C469d A20C471l A20C471/4mA20C472/3a A20C491b2 A20C281k A20C278l A20C269m A20C270f A20C272p A20C467/2m2 A20C187v A20C363/10cA20C363s A20C362d3 A20C471/4l A20C472/2x A20C326d A20C326e A20C320/2k A20C213r2A20C212h A20C272r A20C362s2 A20C493e A20C278m A20C471/2e A20C363/9d A20C320l2 A20C467/2r2 A20C273c A20C472/2yA20C474z3 A20C468c5 A20C187x A20C362r2 A20C362c2 A20C213v2 A20C337f2A20C337g2 A20C321y A20C493/2l A20C471/2m A20C469h A20C467/2s2 A20C472/2z A20C171n A20C272s A20C327/2h A20C278k A20C278d A20C276b A20C211d A20C468h5 A20C467k8 A20C472/2t A20C363/8f A20C467d6 A20C192e A20C171r A20C179y A20C338g5 A20C362w2 A20C213s2 A20C321t A20C274h A20C474d3 A20C364m A20C337v3 A20C471p A20C179a2 A20C179x A20C468z4 A20C273s A20C273v A20C208m A20C210c A20C467e8 A20C366d A20C474r2 A20C337n3 A20C467f2A20C468a4 A20C213t2 A20C171t A20C474k3 A20C474l3A20C474f3 A20C179w A20C338x3 A20C208l A20C362x2 A20C467a7 A20C471/4s A20C468c3A20C468b3 A20C469b A20C274s A20C274n A20C366e A20C338g4 A20C472b A20C179z A20C362n2 A20C474h4 A20C329p2A20C330d A20C467b7 A20C213m2 A20C207c A20C193k A20D142b A20C467p8 A20C273x A20C474a4 A20C332c A20C467b5 A20C474g4A20C474y3 A20C338y4 A20C338p3 A20C206n A20C195b A20C362f2 A20C274p A20C363/8g A20C363/7c A20C364l A20C474h2A20C474x3 A20C474w2 A20C467n8 A20C213n2A20C206r A20C467p7 A20C471/2n A20C338r3 A20C206p A20C471n A20C471/4v A20C363/5d A20C274r A20C338/2f3 A20C338g3 A20C338l4 A20C337b4 A20C328h A20C334t3 A20C467h8 A20C467m8 A20C472a A20C472c A20C338v5 A20C474e3 A20C474f4 A20C203/2g A20C372d A20C368e A20C338l5 A20C197c A20C338n5 A20C338r5 A20C328k A20C328m A20C467x4 A20C468z3 A20C467b8 A20C365f A20C474e4 A20C338h5 A20C338z4A20C337a4 A20C199b A20C197d A20C337e4 A20C338/2k3 A20C363/6w A20C334s3 A20C338c5 A20C472g A20C467l8 A20C338w5 A20C470b A20C202m A20C368f A20C467c8 A20C196f A20C338x2 A20C373b A20C338e5 A20C328l A20C363/6vA20C361d2 A20C474d4 A20C338/2l3 A20C338k4 A20C471/4t A20C368g A20C370g A20C467g8 A20C363/6t A20C203k A20C198f A20C472f A20C338x5 A20C337b3 A20C329n2 A20C334l2 A20C467h7 A20C338p5 A20C338f3 A20C338/2s2 A20C473t A20C203h A20C329m2 A20C363/2mA20C363/2n A20C337l4 A20C338s5 A20C338x4 A20C338t5 A20C371d A20C334t A20C467y6 A20C473r A20C473k A20C201f A20C200e A20C338k5 A20C361a3 A20C337h4 A20C467e7 A20C337x3 A20C329r2 A20C363/2p A20C337m3 A20C473e A20C473v A20C334w2 A20C467z6 A20C467x2 A20C470k A20C473s A20C467k6 A20C361/5b A20C329s2 A20C334x2 A20C339c2A20C339n A20C468v4 A20C374z A20C363/2r A20C467x7 A20C475g A20C467l6 A20C339a2 A20C336r A20C336g A20C379l A20C468x4 A20C472h A20C373a A20C374v A20C374h2 A20C361w2A20C361m A20C334r2 A20C467k7 A20C471m A20C471/2p A20C339f A20C339s A20C467p6 A20C468b4 A20C336p A20C336l A20C329t2 A20C372c A20C374y A20C361/2f A20C334f3 A20C467n7 A20C339e A20C339z A20C339l A20C470e A20C470f A20C467c6 A20C468d5 A20C336f A20C361k2 A20C374r2 A20C380e A20C375d A20C470h A20C334n3 A20C339y A20C337k4 A20C360s A20C467w5 A20C467y7 A20C468l5 A20C374f2 A20C349k A20C381l A20C361l2A20C361m2 A20C339e2 A20C470d A20C334g2 A20C467w6 A20C335/2d A20C468y4 A20C467s7 A20C535eA20C535f A20C532e A20C374t2 A20C374p A20C360pA20C361v2 A20C335d2 A20C334p3 A20C467f8 A20C335b2 A20C335z A20C335m A20C334c2 A20C467t6A20C467m7 A20C534c A20C534b A20C532f A20C360r A20C374p2 A20C340k2 A20C334k3 A20C335r2 A20C361z2 A20C361p2 A20C335/2b A20C377a A20C533d A20C533b A20C532g A20C374n2 A20C374m2 A20C465r A20C467h5 A20C340y2 A20C461k A20C538z2 A20C538t2 A20C335h2 A20C335p2 A20C359c2 A20C533e A20C467w7 A20C538g2 A20C374s2 A20C340d2A20C343d A20C340t2A20C340x2 A20C361p A20C361v A20C335k2 A20C334e3 A20C465n A20C536s A20C538f2 A20C537a2 A20C346d A20C340t A20C342dA20C340m2 A20C359m A20C335s A20C334d3 A20C334g3 A20C536v A20C538v2 A20C376t3 A20C383l A20C361s2 A20C537w A20C349l A20C464y A20C357/2n A20C536p A20C376w3 A20C335l2 A20C334b3 A20C361r2 A20C350f A20C350e A20C345b A20C538s2 A20C528s A20C335t A20C537z A20C463f A20C461a2 A20C464m2 A20C357/2m A20C340l2 A20C382k A20C384s A20C385e A20C452t A20C376x2A20C376r3A20C376v3 A20C461e2 A20C351v A20C355e A20C347dA20C340e2 A20C340z2 A20C335c2 A20C335n2A20C335l A20C464l2 A20C463k A20C384p A20C357/2p A20C382r A20C382p A20C335e2 A20C376d4 A20C376e4 A20C376p3 A20C446e A20C454z3 A20C464n2 A20C348c A20C344c A20C538a3 A20C340n2 A20C376/6b A20C357d A20C351s A20C384r A20C385k A20C454n3 A20C376y3 A20C528p A20C376s3 A20C351t A20C454h2 A20C356/2k A20C385m A20C385l A20C433b A20C436c A20C376a2 A20C453c A20C376a3 A20C535d A20C427c A20C429p A20C358/2c A20C356b A20C528n A20C385n A20C437p A20C442s A20C444c A20C452z A20C454l3 A20C435d A20C376d3 A20C376a4 A20C429x A20C358/5c A20C461d2 A20C528m A20C437h A20C376y2 A20C376z3A20C376g4 A20C446d A20C538d A20C433d A20C436/3c A20C429a2 A20C534a A20C533a A20C426h A20C464g2 A20C463dA20C461c2 A20C359z A20C442r A20C437a A20C437n A20C429y A20C376f4 A20C359y A20C426g A20C426e A20C454f4 A20C437m A20C436d A20C423z A20C426d A20C429v A20C386h A20C433f A20C436e A20C538e A20C428c A20C422l2 A20C422p2 A20C454e3 A20C464h2 A20C461c A20C528l A20C387y A20C422m2A20C423w A20C388b A20C461b2 A20C454f3 A20C422x2 A20C422n2 A20C423d2 A20C442d A20C387x A20C538f A20C537n A20C536b A20C451c A20C452n A20C464k2 A20C463b A20C386l A20C386b A20C387l A20C537y A20C537p A20C536c A20C454w3 A20C423a2 A20C422y2 A20C386g A20C387k A20C387s A20C454e4 A20C442e A20C538m2 A20C387r A20C422g2 A20C422b3A20C422c2 A20C447a A20C454r3 A20C422k2A20C422z2 A20C538n2 A20C546 A20C424f A20C386k A20C422a3 A20C422n A20C454p3 A20C430l A20C387t A20C442f A20C547a A20C538r2 A20C422m A20C422l A20C461w A20C430k A20C430b A20C433g A20C452v A20C454k3 A20C464e2 A20C462a A20C461x A20C538f3A20C538h3 A20C429w A20C550x A20C452w A20C387v A20C422f A20C422g A20C394a A20C442k A20C442l A20C422w2 A20C454t3 A20C442n A20C442p A20C538k3A20C538e3 A20C430f A20C442m A20C442t A20C419n A20C452y A20C397p A20C549 A20C547c A20C454g4 A20C540w A20C541g A20C397r A20C421/7h A20C421/7g A20C395d A20C395c A20C442h A20C424d A20C451h A20C454h4 A20C421/6g A20C421/6f A20C540y A20C455f A20C550w A20C423y A20C421/6e A20C543/2 A20C545 A20C448d A20C550z A20C424b A20C421/5hA20C421/5e A20C395h A20C548b A20C540x A20C541h A20C550t A20C448c A20C421/4s A20C419g A20C540r A20C400a A20C421/4rA20C421/4p A20C456a A20C456b A20C540s A20C448b A20C450p A20C398l A20C419m A20C424g A20C430e A20C540t A20C398m A20C455d A20C421/3a A20C542a A20C540v A20C398x A20C398x2 A20C398y A20C421f A20C398d2 A20C421/2n A20C460 A20C540d A20C448a A20C398h A20C457A20C458 A20C459 A20C420n3 A20C550a2 A20C550d A20C421/2kA20C420b3 A20C544/2c A20C550k A20C550e A20C405a A20C418r A20C439b A20C540e A20C543a A20C544c A20C544b A20C550l A20C420p2 A20C558f A20C441a A20C440a A20C541e A20C439c A20C439a A20C399a A20C450m A20C455b A20C544/2bA20C544d A20C550h A20C550m A20C431 A20C398f A20C398g A20C418s A20C420f2 A20C432b A20C438a A20C432a A20C398w2 A20C418n A20C420v2 A20C420v3A20C420k A20C398g2 A20C420k3 A20C420w3A20C420l A20C420m A20C420x A20C540c A20C456d A20C406c A20C420c3 A20C456c A20C420w A20C418v A20C420m3 A20C398s2 A20C449 A20C418t A20C420r3 A20C420e3 A19B230f7A19B230h7 A20C455c A19B220e A20C398r2 A20C417h A20C420y2 A19B230k4 A19B230k7 A19B219d A20C398a2 A20C398v2 A19B220f A20C420p3A20C420t3 A19B230g7 A19B219f A20C450n A20C398p2 A19B219e A20C420w2 A19B211 A19B227t A19B197z A19B230w4 A19B226f A20C416f A19B201k A20C410f A19B230f3 A19B224h A19B199n A19B230e3 A20C414c A19B224f A19B230d3 A19B205/2cA19B210c A20C410g A20C414l A19B227b A19B197f A19B199l A19B197y A19B197w A19B227r A19B230f9 A19B218s A19B225d A20C413d A20C398k2 A19B199p A19B223 A19B225c A19B205s A19B230y2 A19B197l A19B201h A19B220c A20C414f A19B201g A19B205r A19B217a A19B199r A19B206p A19B230g9 A19B202/2 A19B204b A19B204c A19B199m A19B227sA19B230k9 A19B212b A19B197x A19B226k A19B205/2d A19B199b A19B230h9A19B230l9 A19B199k A19B197v A19B230d7 A19B219b A19B205m
A20D9s
A20A170a
A20A1v2 A20D9b2
A20A1f3
A20A175c
A20A183/2
A20C307g A20C308y A20C307f
A20D57g
A20D9z
A20A183a
A20D166f A20D9x
A20D9n
A20A175d
A20C2w
A20C307e
A20D135/2n
A20D9e
A20A179g
A20C2r
A20D9a2 A20D9y
A20D14c3
A20D14g
A20D14f
A20D14e3
A20D14x2
A20D14y2
A20D14b3
A20D225k
A20D14a3
A20D14d2 A20D14d3 A20A1/2g
A20D166l A20D14h
A20D12c
A20D166g
A20D14w
A20A1/2w
A20D118c
A20D14n2
A20D113b
A20A1/2l A20D14m A20D14l2 A20D14p2
A20D166r A20D14z2 A20D166k
A20D14t2
A20D166s
A20D14s2 A20D14v2 A20D14w2
A20D178d
A20D166p
A20A1/2z A20D184b
A20D185c
A20D185/2
A20D179c
A20D186d A20D275b A20D194/2e A20D268c
A20D269b
A20D225h A20A1/2y A20D251e
A19B200a
A19B202
A19B201b
A19B221
A19B218r
A19B206/2c
A19B189g A19B189nA19B188e2 A19B189eA19B189f A19B189lA19B189p A19B189k A19B188d2 A19B188a2 A19B188z A19B188m
A19B191 A19B190c
A19B235f A19B235e
A19B235m A19C73e4 A19B235l A19C73b2 A19C78n A19B236w2 A19C78x A19C78e2 A19B236x2 A19C78f2 A19B236b3 A19B236a3 A19B236f3A19C78b2A19C78z
A19B187e A19B187v
A19B32f
Art. 2
A19B31a
A20D255e2
A20D255n2
A20D255b2
A20D255r2
A20D255k
A20D255f2 A20D255k2
A20D255r
A20D255f
A20D255p
A20D255g A20D255y A20D255v A20D255s A20D255w A20D255h A20D255m
A20D255n A20D255c2
A19B306a A19B302a A19B305d
A19C79h3
A19C79l2 A19B307a A19C79v A19C79a3A19C79s2 A19B305c A19C84/2e2 A19C82e4 A19B305b A19C82m2 A19C78/2d A19B308b A19B308a A19C84/2d2
A19B305f
A19B284b
A19C79r2
A19B307d A19B307c
A19B282f
A19B275g
A19B304d A19C84/2c2 A19B282g
A19C84/2f2 A19B309h
A19B282h
A19B274f
A19B186l
A19B42a
A19B236e2 A19B236c3
A19B237k
A19B274e
A19B252/2h
A19B33
A20D255l
A19B236g3 A19C78a2 A19C78gA19C78f A19B236g2 A19C79f3 A19B236e3 A19C79z2 A19B236l2 A19C79y2 A19C79x2 A19B236b2 A19B236d2 A19C79w2A19C79g3
A19B237h
A19B284a A19B282e
A19B246/2c2
A19B186n
A19B252/2e A19B250 A19B181t A19B185a A19B181r A19B185c A19B185f A19B185g A19B184p3 A19B181p A19B184v3 A19B184s3 A19B184m3 A19B184h3A19B184v2 A19B254c A19B251b A19B184r3 A19B184l3A19B184k3 A19B184x2 A19B181n A19B184w3 A19B184b7A19B184g7 A19B184n2 A19B184y6A19B184n3 A19B184fA19B181s A19B184r A19B184f3 A19B184y2A19B184p2A19B184l2 A19B184d2 A19B253/2kA19B256a A19B184g A19B184nA19B184p6 A19B184e3 A19B184b3 A19B184r2 A19B184k2 A19B184c2 A19B180l A19B184k A19B184wA19B184p A19B253/2h A19B184x3 A19B184mA19B184h A19B180h A19B184t A19B184l4A19B184r4A19B184a5A19B184g2 A19B184h5 A19B184y3A19B184z6A19B184b4 A19B184e4 A19B184e A19B184b5 A19B184g5 A19B254/2f A19B184a4 A19B184f4 A19B184g4 A19B184n5 A19B184c4A19B184d4A19B184h4 A19B184c5A19B184f5 A19B184p5A19B184s5 A19B184v5 A19B184y5 A19B184a7 A19B255/2d A19B184f6 A19B184y4 A19B184d5 A19B184r5A19B184t5 A19B184w5A19B184z5 A19B255/2e A19B184l5 A19B184x5A19B184a6 A19B257e A19B178b A19B256/2d A19B174/2a A19B174a A19B256/2h A19B175c
A19B35b
A20D255d2
A19B237a
A19B237g
A19B274b A19B186s
A19B186m
A19A45d
A19A45c
A19B237f A19B239
A19B240b
A19B241 A19B245a2A19B242
A19B32g
A19B32e
B7A3/60a
A19B310d A19C84/2x A19B313r A19C84/2w A19B313b4 A19C84/2v A19B313f3
A19B282l A19B282k
A19B313v3 A19C84/2y A19B313t3 A19B284cA19B303a A19B312h A19B313a4 A19C84/2z A19B313f4 A19B303b A19C84/2a2 A19B313d3 A19B313y3 A19B313e4 A19B313d4 A19B313c2A19B313d2 A19B313f2A19B313g2 A19B312k A19B313c4
A19B284e
A19B273f A19B283r A19B283s
A19B273e
A19B284d A19B283v
A19B273d
A19B44
A19B285c
A19B286a A19B302bA19B303c
A19B275f
A19B273c
A19B313w2A19B313r3 A19B315k
A19B285d A19B312l A19B314c A19B283t A19B273g A19B296/2d A19B301e A19B315h A19B281dA19B283p A19B273h A19B287d A19B298s A19B301f A19B257/2e A19B319e A19B288eA19B287/2c A19B298rA19B301g A19B273a A19B320n A19B298w A19B259/2w A19B322hA19B320p A19B298tA19B300c A19B322g A19B319/2k A19B291f A19B259/2n A19B295e A19B321l A19B259/2p A19B272l A19B272k A19B409n A19B293e A19B297f A19B323hA19B321/2l2 A19B279p A19B272d A19B325mA19B325lA19B323f A19B258/2e A19B408nA19B408r A19B279s A19B280c A19B325/2x A19B326d A19B279t A19B165h A19B324k A19B325/2v A19B408k A19B261v A19B272m A19B409m A19B259e A19B268l A19B330/2eA19B328p A19B324h A19B262t A19B269e A19B277/2b A19B328s A19B328z A19B327c A19B408hA19B408g A19B407t A19B164gA19B259/2v A19B407r3 A19B325k A19B408f A19B330n A19B262vA19B268e A19B335/3k A19B328v A19B398/2t A19B259d A19B262r A19B408e A19B407m A19B162c A19B331c A19B407a4 A19B335/2t A19B408c A19B330/2fA19B397/2f A19B332/2t A19B335/2w A19B335e A19B161e A19B407g5 A19B330p A19B408v A19B332/2n A19B160bA19B161c A19B407z3 A19B340k A19B332/2s A19B336e A19B407f5 A19B408t A19B159bA19B159c A19B407w4 A19B337g A19B331d A19B407r A19B407y3 A19B408m A19B341a A19B339/2n A19B396/2e A19B55k A19B158d A19B337/2a A19B334f A19B158c A19B407h3 A19B157g A19B347d A19B340fA19B339/2m A19B407s A19B172k A19B168a A19B169a A19B393/2b A19B395b A19B407p3 A19B407k3 A19B55d A19B157f A19B346kA19B342c A19B168b A19B73y2 A19B157h A19B339f A19B336/3 A19B394k A19B400e A19B157m A19B407s4 A19B73g2A19B73a3 A19B350c A19B407n3 A19B343c A19B407x3 A19B394hA19B396a A19B157l A19B407r4 A19B351h A19B344g A19B73b3A19B73c3 A19B402e A19B391gA19B393c A19B407c2 A19B156c A19B351kA19B345l A19B57c A19B407m3 A19B397a A19B407d3 A19B390/2cA19B390f A19B345k A19B153/2f A19B73zA19B73d3 A19B407d2 A19B407t4 A19B352k A19B388eA19B390k A19B82m A19B398e A19B146pA19B152d A19B73r2 A19B407e2 A19B407l3 A19B151c A19B154mA19B345/2h A19B374d A19B388dA19B389c A19B399l A19B407c4 A19B74s A19B73s2 A19B407f2 A19B403c A19B146m A19B374c A19B378eA19B387c A19B407b5 A19B116l A19B115t2 A19B399n A19B116v A19B145hA19B145k A19B146k A19B150cA19B154l A19B376h A19B73x2 A19B146s A19B373kA19B375eA19B399m A19B407r2 A19B407g2 A19B116m A19B116tA19B142k A19B82h A19B384b A19B407b2 A19B407m2A19B407g3 A19B147bA19B154k A19B375c A19B117f A19B73w2 A19B99/2n A19B100d A19B376l A19B383l A19B372f A19B143g A19B61b A19B381k A19B383s A19B73z2 A19B82g A19B407a5 A19B99/2v A19B99/2eA19B99/2r A19B115r2 A19B146lA19B143f A19B354w A19B373l A19B99/2p A19B383n A19B383r A19B354x A19B73n2 A19B407c3 A19B115xA19B116p A19B145l A19B99b A19B383t A19B381f A19B381h A19B137t A19B407z4 A19B407l4 A19B407k4 A19B371e A19B115s2A19B115z A19B116r A19B141k A19B82f A19B353v A19B73v2 A19B74r A19B407b3 A19B403b A19B382z A19B407w2 A19B115b2 A19B115l2 A19B115m2 A19B127/2d A19B141hA19B140e A19B74n A19B370d A19B353s A19B71c2 A19B74m A19B118r A19B100cA19B115w2 A19B82e A19B141l A19B353t A19B114l A19B129d A19B71d2 A19B74l A19B115v2 A19B365e A19B368d A19B130d A19B137w A19B362w A19B110f A19B407x4 A19B118y A19B71e2 A19B74k A19B82n A19B407w3 A19B101rA19B115a2 A19B383p A19B362v A19B126e A19B141g A19B82p A19B382a2 A19B102f A19B97g3 A19B74p A19B383v A19B114k A19B118wA19B118s A19B382k A19B71h2 A19B82r A19B136e A19B364r A19B97h3 A19B74h A19B362t A19B110mA19B118l A19B118v A19B382h A19B82s A19B364v A19B135l A19B97k3 A19B74g A19B118n A19B97y2 A19B82t A19B102eA19B110l A19B71f2 A19B74f A19B364n A19B135m A19B382x A19B97b3A19B101n A19B360g A19B118x A19B132d A19B82v A19B63a A19B364t A19B382w A19B71z A19B74e A19B124n A19B133l A19B97z2 A19B363g A19B382p A19B133k A19B71a2 A19B74d A19B119h A19B120s A19B90b A19B433 A19B359f A19B363f A19B131f A19B434a A19B419k A19B113f A19B111h A19B119x A19B71l2 A19B74c A19B81b A19B97l3A19B97n3 A19B356c A19B101f A19B108eA19B113gA19B119vA19B120l A19B460g A19B463f A19B419wA19B419s A19B71m2 A19B75kA19B75a A19B85c A19B65r A19B65t A19B65z A19B65y A19B357a A19B94d A19B75h A19B65a2 A19B419f A19B463g A19B103eA19B107rA19B109e A19B457f A19B80a A19B435a A19B104d A19B480d A19B480e A19B479c2 A19B427h A19B70e A19B75g A19B463h A19B97p2A19B101e A19B103f A19B454d A19B432 A19B65s A19B482dA19B483k A19B75f A19B80b A19B466/2c A19B452cA19B452b A19B479b2 A19B483l A19B70d A19B75e A19B435b A19B496g2 A19B97w2A19B97m3 A19B90c A19B451m A19B79d A19B467k A19B495aA19B485d A19B496p2 A19B97v2 A19B426/2b A19B479a2 A19B475f A19B70c A19B75d A19B451l A19B425f A19B431w A19B75c A19B496z3 A19B496pA19B494a A19B79e A19B424m A19B93c A19B451h A19B468g A19B487g A19B479e2 A19B431v A19B431f2 A19B431x A19B70b A19B75b A19B496k4 A19B633s A19B87k A19B496f4 A19B431y A19B431b2A19B427f A19B469rA19B451g A19B496g4 A19B496h4A19B487f A19B479d2 A19B431c2A19B431e2 A19B87m A19B436c A19B497h2 A19B496e4 A19B523h A19B68m A19B76f A19B489r A19B489s A19B496n4 A19B469s A19B78cA19B78d A19B453f A19B436a A19B431d2 A19B497n A19B496r4A19B496a4 A19B489n A19B632a2A19B633y A19B473lA19B469l A19B497c2 A19B496c4 A19B431z A19B68lA19B76d A19B632b2 A19B436d A19B496d4 A19B496v3A19B496h2A19B491l A19B490m A19B475d A19B470h A19B509/2b A19B498gA19B497zA19B497b2 A19B68hA19B68k A19B76g A19B489t A19B632wA19B632z A19B496e2 A19B498h A19B437a2 A19B437z A19B429k A19B473kA19B471g A19B450n A19B497k A19B496b4A19B496p4 A19B512k A19B489l A19B496w3 A19B578g A19B471m A19B512lA19B509l A19B501e A19B497e2A19B497l A19B496z2 A19B496y3 A19B447f A19B438eA19B437r A19B576dA19B578h A19B631g A19B471k A19B512/2eA19B509kA19B504l A19B437s A19B497l2A19B497y A19B529c A19B579hA19B582g A19B572h A19B634xA19B631h A19B444c A19B443bA19B441l A19B437t A19B518s A19B497f A19B517g A19B448d A19B506fA19B503d A19B634y A19B573aA19B576c A19B518vA19B517f A19B441m A19B505d A19B634m A19B497k2 A19B634c2 A19B510a A19B518r A19B518t A19B577e A19B583b A19B569e A19B606aA19B607f A19B514bA19B511d A19B505e A19B518f A19B568cA19B572e A19B579k A19B585d A19B626g2 A19B607dA19B610d A19B521t A19B566b A19B519d A19B626a2A19B626h2 A19B573/2 A19B607c A19B626c2 A19B532b A19B552c A19B612a A19B626e2 A19B634s A19B546bA19B546c A19B634v A19B550b A19B634w A19B551b A19B626f2 A19B553a A19B566a A19B552d A19B634t A19B608b A19B587 A19B603c A19B625b A19B603d A19B624d A19B627 A19B546d A19B623a
A19A108d
A19A45b
A19B243d A19B244b A19B245e2
A19B186r
A20D247g A20D247f A20D246g A20D247e A20D247h A20D246e A20D245g A20D246hA20D245f A20D245h A20D247k A20D245k A20D245e A20D240k A20D246f A20D239k A20D238k A20D240e A20D240h A20D239e A20D240f A20D240g A20D239h A20D238f A20D239f A20D238g A20D238h A20D239g
A19B237e
A19B240a
A19B188n A19B245b2 A19B188e A19B245x A19B188x A19B188p A19B245y A19B240c A19B188y A19B245z A19B188g A19B245w A19B188h A19B245c2 A19B187r A19B246/2x A19B274d A19B187m A19B246/2y A19B187h A19B246/2w A19B274m A19B187t A19B249c A19B274h A19B246/2s A19B246eA19B248a A19B274k A19B246f A19B247bA19B249b A19B274l A19B246/2d2A19B247a
A19B189/2a A19B16
A19B18a A19B17b
A19C73g2 A19C73f2 A19C73e2 A19C73d2 A19C73f4
A19B235g A19B237c
A19B237d A19B188b2
A19H22/2
A19C73m2
A19B235h
A19B237b
A19B11a A20D255m2
A19C73l2 A19C73n3 A19C73d3
A19B235k A19B222
A19B215aA19B217b A19B209b A19B213l A19B213kA19B216b A19B208/2k A19B213m A19B206mA19B205nA19B210/2c A19B207g A19B208b A19B205l
A19B203
A19B195b A19B193 A19B192c
A19B22b
A19B224k A19B225a A19B226h A19B224g
A19B207e A19B206n A19B204k A19B206h A19B204f A19B204gA19B204nA19B206k A19B204m
A19B194a
A20D255/2
A19B210d
A19B205p
A19B196b A19B201e A20D255v2 A20D255t2
A19B178g
A19B175/2a
A19A108b
A19B45f
A19B178h
A19B174/2b
A19B47b
A19B174b
B7A3/58d
A19B176c
A19B47d A19B47f
B7A3/59a
A19B177b
A19B175/2b
A19B52b
B7A3/58a
A19B48d
A19B173e
A19A108c
A19B173a
A19B168c
A19B173g A19B173f
A19B55l
A19B172l
A19A45n2
A19A45l2 B7A3/61a
A19A45f
A19A45p2
A19A45r A19A45k A19A45p A19A45n
B7A3p7
A19A45s A19A101c B7A3y6
B7A3/68
B7A3r7
B7A3v4 B7A3p8 A19A45s2 A19A45k2
B7A3s7
A19A45r2 A19A101b
A19A19f
B7A3/61b
B7A3t7
B7A3/62 A19A45z B7A3/65a A19A101d
B7A3v7
B7A3n8
B7A3h7
B7A3/63
B7A3l5
B7A3/64
B7A3w7
A19A15d
B7A3/66a
B7A3n5 B7A3g7 B7A3b5
B7A3x7
A19A19g
B7A3w8
B7A3p5
B7A3/67a
A19B565/2 B7A3y5
B7A3t5
B7A3y7 B7A3/69
A19B564d
A19B564c
A19B602b
A19B622a
A19B604b
B7A3v8
A19B621a
B7A3x5
A19B588
A19B563a
B7A3z7
A19B629
A19B619 A19B628
A19B617a
A19B600b
A19B601
A19B635a
A19B636k
A19B556a A19B554 B7A3z5
A19B589a
A19B563b
A19A15g
A19B590a
A19B600a A19B594a A19B593a
A18B308
A18B309
A19B596a
A19B561a B7A471b3
B7A3g3
B7A3h8
A19B618
A19B592a
A19B542b
B7A3f3
B7A3d9
B7A3s8
B7A3h3
A18B306
B7A3a8 B7A216e3
A18B80c
A18B305
B7A216d3
A18B304
A18B307
A18B303
B7A471d3
B7A216m3
A18B312
B7A3d5 B7A302c
B7A216b3
B7A3a9
B7A471/2b A18B302
B7A219s
B7A311d
B7A3g5
B7A3f8 B7A3/69
B7A214f
B7A209
B7A213
B7A210
B7A4/2k3 B7A3/2x
B7A301
B7A315k
B7A314g
A18B316
B7A315g B7A315b B7A471w2 B7A471x2
A18B317
B7A322 B7A323a
B7A319
A18B95a
A19A77c
A18B94a
A18B79a
B7A272 A18B78c
B7A323b
B7A333 B7A321
B7A317
A18B62b
B7A471g3
A18B76c
A19A9c2
A18B93c
A18B80d
B7A251a B7A212
A18B313
A18B314 A18B315
B7A471e3 B7A300d
B7A316b
B7A270a
B7A253d
B7A232c
B7A471a3
B7A298n
B7A316a
B7A225c B7A262b B7A225d B7A261e B7A259d B7A227b B7A257a B7A229b B7A230b B7A254d
B7A3/2y
B7A3h5
A18B301
B7A303a
B7A216p3 B7A292cB7A293b B7A294e B7A217/2 B7A216n3 B7A290h B7A217h B7A217/2c B7A288h B7A217g B7A217/2b B7A285dB7A287k B7A216v2 B7A219lB7A219t B7A3x8 B7A279e B7A3z8 B7A216l3 B7A278l B7A279f B7A284c B7A219p B7A287h B7A3y8 B7A216f3 B7A281 B7A267bB7A268c B7A3l8B7A216g3 B7A283a B7A274 B7A297a B7A216t2 B7A282a B7A275 B7A219n B7A276a B7A266a B7A216s2 B7A222b B7A3b9 B7A269b B7A216l2 B7A264 B7A273 B7A3/2t B7A224m
B7A3f5
B7A324a
B7A332
B7A233e
B7A271 B7A325b
B7A211
B7A236d B7A320
B7A236b
B7A208b
B7A318
B7A240c B7A241c
B7A325c
B7A331
B7A334
B7A237k
A19A9a2
B7A330
B7A247
A19A47b B7A471f3
B7A335
B7A245
B7A242
A18B61f A19A9d2
B7A341
B7A246
B7A206
A18B61g
B7A326
B7A327
B7A329
B7A208c B7A205e B7A205d
B7A342
B7A207a
B7A340 B7A354
B7A243
A19A9w
B7A328
B7A336
B7A356d
B7A205f B7A344
B7A471h3 B7A343
B7A358a
B7A339
B7A359
B7A190
B7A204a
B7A353
B7A337
B7A357c
B7A363a A19A9x A19A9y
B7A345
B7A346
B7A362a B7A338
B7A192
B7A202 B7A201
B7A360
B7A367
B7A352
B7A200
A19A77f
B7A361a B7A363c
B7A347
B7A196 B7A198B7A197 B7A195 B7A199
B7A189
B7A191
B7A471r2
B7A348
B7A364a
B7A351a B7A366
B7A368
B7A471t2
B7A349r
B7A193
B7A351b
B7A183
B7A194
B7A171
A19A9b2 A19A9t
B7A349p
B7A369a B7A365 A18B60b
B7A187 B7A350
B7A186
B7A369b
B7A184
B7A370
B7A172 B7A182 B7A185 B7A414
B7A372
A19A219c
B7A471h2 B7A402
B7A415
A18A61p
B7A374a B7A412
B7A401
B7A178
B7A174 B7A180
A18A61n
B7A395d B7A403
B7A416
B7A374b
B7A471s2
B7A395c B7A175 B7A177
B7A176
B7A126a
B7A394c
B7A378b B7A375f
B7A411
B7A400
B7A394d
B7A128
B7A127 B7A158
A19A77e
B7A413
B7A179 B7A181
B7A373b
A18A61v
A19A219dA19A219e
B7A371 B7A373a B7A173
B7A393d
B7A417
B7A404
B7A389
B7A125c B7A376d
B7A157
B7A393c
B7A410
B7A399
B7A471p2
B7A376c
B7A125b
B7A392d A18A61m
B7A405
B7A132
B7A418
B7A379 B7A392e B7A398
B7A409
B7A388
B7A124
B7A391d
B7A131
B7A406
B7A380
A18A371/2d
B7A419 B7A391e
B7A381
B7A397
B7A408 B7A471f2
B7A123
B7A130
B7A387 B7A449b
B7A407 B7A382
A18A85/2g A18A85/2b
B7A390d B7A396
B7A129
B7A386
B7A122
A18A371/2c
B7A451a
B7A390c
B7A383
B7A119
B7A471g2 B7A385
B7A136
A18A85/2f
B7A453b
B7A121
B7A118
B7A117
A18A61r
B7A471n2
B7A384 B7A453c B7A116
A18A150c A18A61/2
B7A120
A18A61f
B7A454b
B7A110
B7A455a
B7A90
B7A454c
B7A109
A18A371/2f
B7A111
B7A108c
B7A459b
B7A456a
B7A89 B7A105/2
A18A96a
B7A92 B7A459a B7A460g
B7A101d B7A105d
A18A96b
B7A457a B7A460h
B7A91
B7A88f
B7A105e
A18A150b
B7B562z
B7A87e
B7A97b B7A101c
B7A85c
B7A87d B7A88e
B7A73b
B7A458c A18A85/2e B7B562y A18A97b
B7B402c
B7A101b
B7A97a B7B400e
B7A84b
B7A72a B7A76f
B7A75d
B7B398d
B7A78b
B7A71a
B7B398e
B7B429h
B7B399b
B7B457b
B7B399d
B7B381g
B7A69
B7B381d
B7B431 B7A66b
B7A76c
B7B448b
B7B432b
B7B381f
B7B383a B7B388c
B7A65a B7A65b B7A67
A18A346e
B7B382a
B7B432c
B7B384
B7A62
A18A371/2e
B7B434b B7B433a
B7A64b
B7B447b
B7B464dB7B464/2a
B7B434a B7B380a
B7A64a
B7B390
B7B449a
B7B379f
B7B385a
B7B446
B7B435
B7B379g
B7B385b
B7B376b B7B386
B7B435/2a
B7B375c
B7B487a
B7B374a
B7B392
B7B490d B7B490e B7B491b
B7B492 B7B493
B7B494d
B7B525b
B7B355
B7B366
B7B546c B7B546d
B7B517g
B7B547h
B7B539a
B7B529d
B7B365
B7B541b B7B537a
B7B342 B7B535
B7B537b
B7B343a B7B368h
B7B361
B7B576
B7B593a B7B579a
B7B558a B7B581a
B7B537/2a B7B340a B7B534a
B7B364
B7B340b
B7B575c
B7B574b
B7B326a
B7B29
B7B31
B7B337
B7B334
B7B331
B7B598b B7B336
B7B330
B7B305a B7B599a
B7B324 B7B33
B7B603a
B7B333
B7B27/2
B7B328b
B7B306
B7B332a B7B34
B7B320e
B7B320f
B7B600b
B7B323 B7B322 B7B321
B7B612a
B7B304e
B7B308
B7B601b
B7B317c
B7B328a
B7B613a B7B610
B7B301e
B7B295a B7B311a
B7B294a
B7B300b B7B298a B7B299e B7B299d B7B298b
B7B286a B7B39a B7B293
B7B42a B7B315
B7B614 B7B616g
B7B609b
B7B617l
B7B297c
B7B296b
B7B40a
B7B615h
B7B285b
B7B312a
B7B296a
B7B286b
B7B43a
B7B615l
B7B292 B7B44a
B7B41a
B7B49
B7B297d B7B620e B7B618x B7B618s B7B618w
B7B314b B7B50
B7B287 B7B291
B7B48/2 B7B45
B7B573k B7B569e2 B7B568a2 B7B561l B7B568t B7B573h B7B568l2B7B568h2 B7B568s B7B583 B7B569g2 B7B573g B7B569m2B7B569f2 B7B691g B7B692f B7B572f4 B7B682c B7B572v3 B7B569l2 B7B675mB7B682dB7B684cB7B691f B7B573dB7B572c4 B7B694f B7B572e4 B7B675nB7B678m B7B569z B7B572e3B7B572s3 B7B690b B7B668e B7B672p B7B584 B7B685dB7B695a B7B677f B7B572d4B7B572c3 B7B572v2 B7B661eB7B666k B7B669cB7B679gB7B688bB7B696g B7B572r3 B7B572a4 B7B655k B7B662b B7B673e B7B696n B7B572d3 B7B572p2 B7B572p3 B7B655l B7B660d B7B674c B7B732/2eB7B696mB7B561m B7B585t4 B7B572g3 B7B653l B7B661c B7B667k B7B585c4 B7B585y2 B7B585v3 B7B653nB7B660e B7B572h2 B7B572h4 B7B738k B7B732cB7B699c B7B919c B7B585r4 B7B741g B7B737s B7B654g B7B656c B7B585n3B7B572z2 B7B701b B7B701f B7B585f2B7B585a3 B7B742f B7B585v4 B7B738g B7B652s B7B654k B7B624z3 B7B707c B7B585r B7B585l2B7B585s4B7B585p4 B7B727fB7B734g B7B702c B7B745a B7B742d B7B585n2 B7B585w4 B7B743d B7B727h B7B746a B7B749a B7B585b4 B7B706l B7B719 B7B585f4 B7B585k4 B7B747b B7B744d B7B743f B7B706k B7B585z2 B7B624p4 B7B624l4 B7B716dB7B711d B7B585g4 B7B585e2 B7B652r B7B775c B7B762f B7B585b2 B7B585tB7B585w2 B7B752e B7B721bB7B712e B7B709l B7B624n4B7B624e4 B7B766c B7B585m4 B7B723d B7B718b B7B706m B7B707b B7B625pB7B624g4 B7B770b B7B586k B7B585h4 B7B720 B7B754l B7B586l B7B758bB7B761eB7B771cB7B724b B7B624d4 B7B762eB7B777p B7B782s B7B586gB7B586m B7B624s2 B7B622k B7B779/2b B7B754kB7B761f B7B624c4 B7B781f2 B7B781h2 B7B624m4 B7B586f B7B587e B7B586n B7B756b B7B779 B7B624y3 B7B624xB7B624b4 B7B782r B7B798b B7B586e B7B649b B7B624a4 B7B809c B7B795c B7B794c B7B606a B7B782t B7B624k4 B7B586b B7B807d B7B803dB7B801b B7B607b B7B821c B7B787l B7B823d B7B624w3 B7B586c B7B806d B7B787kB7B780e B7B825f B7B819a B7B808c B7B624r2 B7B813b B7B818h B7B821b B7B828h B7B622f B7B625l B7B623b B7B622/2b B7B811eB7B812e B7B919e B7B854gB7B844b B7B647c B7B858g B7B849cB7B832e B7B867c B7B861kB7B853d B7B834d B7B829gB7B921c B7B871b B7B866c B7B646a B7B846d B7B829h B7B626b B7B826e B7B880c B7B863c B7B854h B7B841e B7B882cB7B875e B7B859sB7B855l B7B623/2b B7B644t B7B644s B7B874cB7B872aB7B859r B7B835g B7B840k B7B645c B7B644r B7B879e B7B868m B7B627a B7B889s B7B843r B7B645b B7B883d B7B843k B7B923a B7B621b B7B843lB7B843e B7B889n B7B632f B7B883b B7B843g B7B859v B7B643p B7B843nB7B843h B7B889r B7B627b B7B924c B7B884b B7B843s B7B632e B7B888c B7B889m B7B590c
B7B589a
B7B605f
B7B611
B7B302d B7B303b
B7B307a B7B310
B7B316c B7B313
B7B620f B7B628c
B7B289a
A18F117f A18F133c A18F114d
B7B922a B7B891 B7B921d A18F117r A18A382a B7B924b
B7B918a
B7B630g
B7B641c
B7B258
B7B893a A18F114g
B7B641a
B7B59c
B7B59b
B7B890b
B7B642 B7B893b
B7B629c
B7B629h
A18F114f A18F112g
A18F112c A18A381a
B7B640d
B7B631a
B7B629g B7B253
B7B282
B7B284
A18F112n
A18F114c B7B892
B7B640c
B7B629f
B7B619d B7B255a
A18F114h A18A380c
A18A380b
B7B885b
B7B632g
B7B629e
B7B254a
B7B290a B7B288
B7B57a
B7B52
B7B643m
B7B632h B7B643n
B7B619b
B7B283c
B7B51
B7B48d
A18F112m
A18F112h
B7B587d
B7B285a B7B58a
B7B48a
A18F133b
B7B568m2
B7B587f
B7B309
B7B39b
B7B37
A18B197d
B7B562a
B7B564d
B7B587b
B7B304c B7B38
A18A162l A18A378a
B7B568f2 B7B568e2B7B568c2
B7B574a
B7B592a
B7B325a
B7B327
B7B24 B7B32
B7B570d
B7B574d B7B574e
B7B582 B7B595a B7B597a
B7B568/3l B7B568/3k B7B563c B7B568/3r
B7B596 B7B339
B7B564e
B7B575b
B7B591a
B7B536a
B7B338
B7B335
A18A162p
B7B568/3x
B7B575/2f B7B575/2k
B7B580a
B7B362
B7B30a B7B363
B7B575/2h
B7B578a
B7B594a
B7B341 B7B326c
B7B30b
A18B185c
B7B559s B7B559r B7B559t B7B559n B7B559h B7B559l B7B568/3v B7B568/3p B7B568/3t B7B568/3w
B7B558b
B7B28a
B7B27d
B7B559a
B7B577
B7B533b
B7B368c B7B16a B7B19
B7B25
A18B176c
A18B185d
B7B557
B7B539b B7B538
B7B531a B7B532a
B7B26a
A18B186c
B7B556
B7B555
B7B529c B7B530a B7B530b
B7B344 B7B354
B7B21
A18B176b A18B186e
B7B544a
B7B519b B7B345a
B7B369
B7B20
A18B176d A18B186f
A18A162m
B7B554
B7B540b
B7B348k
B7B353
B7B550a
B7B547f
B7B528d B7B520
B7B350
B7B352 B7B15c
B7B18b
B7B18a
A18A162h A18A162n
A18A375/2
B7B553a
B7B551a B7B551d
B7B527c
B7B351
B7B17
B7B551c B7B550b
B7B549f
B7B522/2
B7B521
B7B349a
B7B356
B7B367
B7B525a
B7B526a
B7B511 B7B512 B7B513
B7B371c
B7B10b
B7B527a
B7B522a
B7B509a B7B510 B7B498/2a
B7B349h
A18B164d
B7B562w
B7B477b
B7B477dB7B477c B7B524
B7B508 B7B509b
B7B498a
B7B357a B7B359
A18A162d
B7B473g B7B469h B7B476sB7B476r B7B476t B7B476wB7B476v B7B476x B7B552b B7B476y B7B476z B7B476a2 B7B525c B7B476f2 B7B476b2
B7B523
B7B522b B7B506 B7B507
B7B496b
B7B357c B7B360a B7B370
B7B560e3
B7B469g
B7B499a
B7B500a B7B360c
B7B358a
B7B371k
B7B371f B7B371e B7B9
B7B469e
B7B468l
B7B477a
B7B494a
B7B372a
B7B371l
B7B371m
B7B371g
B7B478
B7B505
B7B393a
B7B8
B7B468g
B7B468k
B7B489b
B7B372c
B7B371n
B7B393b
B7B6
B7B468f
B7B504
B7B488c B7B501a
B7B439h B7B373a
A18B164c
B7B468/2b B7B502a
B7B488b
B7B489c B7B490b B7B490c B7B491c
B7B5
B7B467c
B7B465 B7B466f
B7B479
B7B488a
B7B489d B7B441
B7B480
B7B503 B7B485
B7B436/2a
B7B374c
B7B387
B7B436/2b
B7B394
A18A369a B7B466e
B7B484b
B7B444a B7B443a
B7B391 B7B395
B7B4d
B7B4b
B7B481 B7B486a
B7B445a
B7B379b
B7B388b B7B396 B7A56
B7B464c
B7B433h
B7A63 B7A57
B7A53
B7B7
A18A162g
B7B429d B7B429n
B7B429e
B7B429m
B7B430
B7B399e
B7A66a B7A61 B7A58a
B7A52
A18B164m
A18A61t
B7B400b B7B381e B7A75c
B7A60
B7B459b
B7B406a B7B398b
B7B397h
B7A79b
B7A70
B7A59
B7B401b
B7B397g
B7A81b
B7A76d
B7A93c
B7B397f
B7A460k
B7A93a
B7B257
B7B56a
B7B894b
B7B630f
B7B629k
B7B641b
B7B639a
B7B252
A18F4b
A18F117p
B7B638e B7B70 B7B54d
B7B281a
B7B280
B7B630e
B7B261
B7B894a
B7B638d
B7B896 A18F4a
B7B637e B7B637d
B7B251b
B7B263
B7B260
A16F233e A18F117d
B7B895
B7B636
B7B250
B7B907 B7B236a
B7B266
B7B78/2
B7B83
B7B235c
B7B239
B7B901
B7B207d
B7B243k
B7B222b
B7B100a
B7E178c B7E179e
A18F117n A16F234n
A18F63y A18F63n2 A18F11b A18F166a
B7B176b
B7B198
B7B210B7B209 B7B197
B7B211 B7B213
A16F234v A16F231c
A18F7t
B7C244b B7B912e
B7B175a B7B173
B7C237f B7B237a
B7B912d
B7B199 B7B176a
B7B171d
B7B913k
B7C238b
A18F163/2p
A16F234w
A16F234p
B7C243a
B7B196 A18F163/2r
B7C251d
B7B178 B7B220
B7B105
B7B914a
B7B174a
B7B219
B7B102 B7B96
A16F234e
B7C246e
B7B913d B7B200a
B7B208
B7B212 B7B221
B7B104
B7B149r7
B7B201a
B7B205
B7B222a B7B101
B7B95a B7B97
B7E191e
B7E188g
B7B913h
B7B177
B7B913g
B7B214
B7C241a
B7E188h
B7E187a
A16F235a
A18F117m
A18F164b
A18F10b B7B912b
B7B904g
B7B202d
B7B217 B7B218
B7B98
B7B92
B7B224a
B7B243h
B7B93
B7B91
B7B81a
B7E186b B7E190e
B7B915f
B7B204a
B7B223a
B7B204/2a
B7E188/2 B7E186c
B7B904f
B7B206a
B7B243e B7B95b
B7B917l
B7B913l
B7B230
B7B223b
B7B94 B7B90
A18F33b A18F64f A18F31dA18F35 A18F29e A18F28g A18F36g A18F27b A18F41c A18F63w2 A18F24a A18F26a A18F63r2 A18F22c A18F23b A18F63l2 A18F42c A18F19f A18F18d A18F43f A18F63h2 A18F49w A18F48c A18F63g2 A18F50cA18F63/2 A18F63t2 A18F51a A18F63v2 A18F63e2 A18F52b A18F63x2
B7B912c B7B906a
B7B231b B7B231c B7B232 B7B225a
B7B87a
B7B149s7 B7E179d
A18F117l
B7B234a B7B903b
B7B241b B7B241a
B7E179b
A18F67b A18F63z2
B7B913/2a
B7B903c
B7B233c
B7B244 B7B89
B7E180c
A18F69r A18F63y2
B7B905
B7B235a B7B241c
B7B88c
B7B86g
A18F64e
B7B912/2d
B7B902
B7B240
B7B275
B7B85/2c B7B85/2g B7B85/2d B7B85/2h B7B85/2b
A16F234f A18F67a
B7B912/2cB7B912/2f
B7B245
B7B273 B7B274
B7B88b
B7B85g B7B85/2e
B7B82
B7B86h B7B85/2f B7B85/3
A18F5a
B7B906b
B7B634c
B7B270
B7B80
B7B81b B7B149n7 B7E179a
B7B264 B7B267 B7B268 B7B269
B7B85f
B7B911h
B7B237a
B7B238
B7B246 B7B278b
B7B85d
B7B900 B7B634b
B7B262
B7B76
A18F7k
B7B909e
B7B899
B7B236b
B7B248a
B7B271 B7B77a
B7B78
B7B149s6
B7B237b
B7B84
B7B79c
A18F7s
B7B249
B7B265
B7B73
A18F112/2
B7B908 B7B633
B7B279a
B7B69d
B7B75
A18F3c
B7B898
B7B251a
B7B72 B7B74 B7B69c
B7B635
B7B256 B7B259
B7B71 B7B69e
B7B60b
B7B69a B7B64b B7B66e B7B66d B7B64/2c B7B68 B7B67a
B7B216
B7B103
B7B109
B7B180 B7B168
B7B215
B7C239a
B7B106
B7B167a B7B181
B7B163a
B7B190a
B7B108
A18F163f
B7B165a
B7B137
B7B110
A16F234c
B7B913f
B7B169
B7B179
B7B107 B7B112
B7E221a
B7B162a
B7B136
B7B164
B7B165b
Art. 1
B7B161 B7B130
B7B163b B7B160a
B7B138
B7B132
B7B115
A16F234c2
A16F234d2
A16F234h
A16F225c A16F234s
A16F234y
B7B134 A16F232/2a
A16F225t
B7B127 B7B124
B7B115/2
B7B119
A16F234k
B7B141b
B7B133 B7B126 B7B125
B7B116
B7E218
A18F180d
B7C265l B7C222b
B7B113
B7E196b
A18F180c
B7C236a B7B139a
B7B120 B7E219
A16F232m
B7C265k A18F180h
B7B131 B7B128 B7B123
B7B114
A16F225m
B7B159b
B7B135
B7B121
B7B149v7
A18F163g
B7B159a
B7B129 B7B122
B7B111
B7E220
A16F234b
B7E195
B7B118 B7B149t7
B7B117
B7C188c
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN Hoogspanningslijn Lilo - Zandvliet Bijlage I Verordenend Grafisch Plan
A16F234l
A16F225v
B7B141a
B7B149m6 B7B148c
A16F234z
B7C283n
B7E217a
B7B149w7
Essen
A16F225g
B7B149v5
A16F241v B7C277b
B7B149y7 B7E197a
B7E216
Wuustwezel Zandvliet-Kern Stabroek Kapellen
B7E215/2 Achtergrond : percelenkaart, toestand 01.01.2006 - basiskaart (het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen) B7B153/9 B7B153/3
schaal 1/7.500
B7B153/6
Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed B7B153/4 Ruimtelijke Planning
B7E201
B7E202d B7E203c
B7B153/7 B7E203f
B7B153/5
0
65
130
260 M
B7C370m
A16F234e2
B7C352/2b B7C382b B7C383b
A16F223k A16F241w
B7C182f B7C352l
AlbertdokEkeren Oude Haven
Meerdonk Kallo Schoten De Klinge Verrebroek Merksem Kemzeke Vrasene ZwijndrechtLinkeroever Stekene Beveren Melsele Deurne Burcht Sint-Pauwels Berchem Haasdonk Hoboken Mortsel Kruibeke Wilrijk Boechout Belsele Sint-Niklaas Edegem Hove Temse Bazel Waasmunster
A16F222b
B7C381b B7C380e
B7C279b
Doel HoevenenMariaburg Brasschaat Schelde
Kieldrecht
B7E214
B7C384b B7C379x
B7B153/2
Plancode - 2.12_00305_00001 B7E200 Definitieve Vasstelling B7E215
A16F224a
Kalmthout
B7B148b
A16F234f2
B7C374h
B7C198a B7C283m
A16F234g2
B8A194d B7C151b
B7C174c
B7C352k
A16F234b2
B7C374c
B8A181a
B7C368e
B8A193c
A16F234h2
A16F226h B8A180a
B7C113b
A16F241s
B8A184a
B8A151c
A16F218m B8A191f
PROJECT BRABO GRUP HOOGSPANNINGSLIJN ZANDVLIET – LILLO LIEFKENSHOEK Afweging Alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo
COLOFON Opdracht: Project Brabo Hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Addendum: Afweging Alternatieven Opdrachtgever: ELIA ASSET N.V. Keizerslaan 20 1000 Brussel Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2239383022/gpa Datum:
status / revisie:
17 mei 2013
Versie 4
Vrijgave: Gert Pauwels, Account Manager Controle: Gert Pauwels, Account Manager – MER-deskundige Projectmedewerkers: Gert Pauwels, Projectleider
Heleen Van Cauwenberghe, Adviseur junior
¤ Antea Belgium nv 2013 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
1
2
3 4 5 6
ALGEMEEN ............................................................................................................................................................2 1.1 Doel van deze nota .....................................................................................................................................2 1.2 Doelstellingen plan.....................................................................................................................................2 1.3 Technische randvoorwaarden bij uitwerking van alternatieven .............................................................4 DE VOORGESTELDE ALTERNATIEVEN ...................................................................................................................5 2.1 Beschrijving onderzochte alternatieven....................................................................................................5 2.2 Afweging alternatieven...............................................................................................................................8 VISIE INITIATIEFNEMER OVERIGE ASPECTEN .....................................................................................................45 VOORSTEL VERDER TE ONDERZOEKEN IN PLAN-MER ......................................................................................46 CONSEQUENTIES VOOR MER-PROCEDURE EN MER METHODIEK ....................................................................47 BIJLAGEN .............................................................................................................................................................49
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 1
1
Algemeen
1.1
Doel van deze nota Elia plant de aanleg van een hoogspanningsverbinding tussen het hoogspanningsstation te Zandvliet en het hoogspanningsstation te Lillo. In het kader van dit project, wordt er, conform de geldende regelgeving, een ruimtelijk uitvoeringsplan voor deze nieuwe verbinding opgemaakt. In het kader daarvan werd een plan–MER-procedure opgestart, om zo de mogelijke milieueffecten van de nieuwe hoogspanningsverbinding te onderzoeken. De plan-MER-procedure werd opgestart door het opmaken van een kennisgevingsdossier (dossiernummer PL0128, http://www.lne.be/themas/milieueffectrapportage). Tijdens het openbaar onderzoek over deze kennisgeving (23 november 2012 t.e.m. 22 januari 2013) en het richtlijnenoverleg (5 februari 2013) werden verscheidene inspraakreacties ontvangen die betrekking hadden over de te onderzoeken alternatieven van dit plan. In de richtlijnen van dienst MER (18 februari 2013, http://www.lne.be/merdatabank/uploads/merricht3209.tif wordt daarom door dienst MER gevraagd om in een aparte nota inzichtelijk te maken hoe de afweging van de te onderzoeken alternatieven werd uitgevoerd. Er wordt door dienst MER gevraagd om voor de alternatieven, zoals vermeld in de richtlijnen, na te gaan welke de voor- en nadelen zijn op vlak van technische haalbaarheid, ruimtelijke inpasbaarheid en milieuaspecten, om zo een gefundeerde keuze te kunnen maken welke alternatieven wel of niet verder in het MER dienen onderzocht te worden. Deze nota dient beschouwd te worden als een addendum op de eerdere kennisgeving, meer bepaald als een uitbreiding van §2.5.2 Alternatieven, in die kennisgeving. Gelet op de conclusies van deze alternatievenafweging, (zie §8, achteraan dit document), dient het eerder gevoerde openbaar onderzoek over de kennisgeving van dit plan-MER, herhaald te worden, aangezien het plangebied (wegens de opnamen van extra te onderzoeken alternatieven) wordt uitgebreid naar de gemeente Stabroek. Deze nota geeft ook aan of de methodiek die in voorgaande kennisgeving werd besproken, dient aangepast te worden aan de bijkomende alternatieven.
1.2
Doelstellingen plan In de kennisgeving, hoofdstuk 2.1, wordt uitgebreid ingegaan op de doelstelling en verantwoording van het plan. De doelstellingen kunnen als volgt kort worden samengevat: x verzekeren bevoorradingszekerheid en netveiligheid in de haven x aansluiten bijkomende productie-eenheden op het net (zowel hernieuwbare als klassieke bronnen) x versterken verbinding met Nederland voor Belgische bevoorradingszekerheid en opvangen van variabele fluxen in het net Om aan de doelstellingen zoals hierboven vermeld te voldoen, wordt er in het Brabo-project voorzien om extra verbindingen te realiseren vanuit Zandvliet naar het Zuiden. In praktijk gebeurt dit door de bouw van een 380kV-lijn vanuit Zandvliet via Lillo naar het knooppunt in het hoogspanningsstation Mercator (Kruibeke). Het passeren van het hoogspanningsstation te Lillo is noodzakelijk.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 2
Afwegingen uitvoeringsalternatieven met betrekking tot de beoogde doelstellingen. Naast het verhogen van de capaciteit van het 380kV net voor het toelaten van internationale fluxen, import en export, aansluitbaarheid van bijkomende productie, is het verhogen van de betrouwbaarheid van de levering aan op dat vlak erg veeleisende industrie onder andere vele Seveso-bedrijven, en dus ook de beschikbaarheid van het net één van de kerndoelstellingen Omwille van de sluiting en geplande sluiting van vele productie-eenheden, zij het klassieke of nucleaire moet het Brabo project er mede voor zorgen dat de importcapaciteit snel vergroot wordt in een eerste stap met zeker 1000 MW. De nodige investeringen worden hiervoor evenwel op een verdere lange termijn evolutie gedimensioneerd, met de bedoeling alle noden zoals ook eerder en ook verder beschreven te dekken voor de tijd van hun levensduur zijnde 40 tot wel 80 jaar. Deze betrouwbaarheid en beschikbaarheid wordt in de basisvariante bereikt door het bouwen van de nieuwe dubbele verbinding volgens een traject dat vooral in het havengebied (kritische voor de elektrische bevoorrading) een geografisch traject volgt verschillend van de bestaande 380kV verbindingen. Op deze wijze ontstaat samen met de bestaande 380kV verbindingen een volledige dubbele 380kV ring via de onderstations Zandvliet, Lillo, Mercator en Doel (zie onderstaande figuur). Door ook de twee ringen gescheiden uit te baten ontstaat een sterk betrouwbaar net dat de ontvangst van geïmporteerde elektriciteit en een opstelling van elektriciteitsproductie op vele geografisch verschillende plaatsen toelaat langsheen deze ring. Deze ring vormt anderzijds een betrouwbare slagader voor de voeding van de volledige haven met verschillende bedrijfstakken allen met hun specifieke eigenschappen.
Deze doelstellingen houden uiteraard in dat de bestaande en nieuwe structuren een maximale betrouwbaarheid, beschikbaarheid en mogelijkheden moeten hebben. Het is daarom ook evident dat alle te onderzoeken uitvoeringsvarianten absoluut dienen te voldoen aan de hierboven gestelde doelstellingen en afwegingen.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 3
1.3
Technische randvoorwaarden bij uitwerking van alternatieven Volgende criteria worden specifiek voor dit project door Elia vooropgesteld (zie ook §2.5.2.2 in kennisgeving): x Er dient voldoende ruimte te zijn voor de technische installatie x Op rechteroever bevindt zich momenteel ook nog een bovengrondse hoogspanningslijn 150 kV Lillo-Solvay. x Op rechteroever bevindt zich momenteel ook nog een bovengrondse hoogspanninglijn 150 kV Zandvliet-Oorderen-Lillo Een overzicht van de bestaande lijnen in het Antwerps Havengebied wordt weergegeven op kaart in de kaartenbundel.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 4
2
De voorgestelde alternatieven In de volgende paragrafen wordt dieper ingegaan op de verschillende alternatieven en de analyse van de voor- en nadelen van deze alternatieven.
2.1
Beschrijving onderzochte alternatieven Volgende alternatieven worden in deze nota behandeld. Deze alternatieven werden enerzijds door Elia zelf onderzocht in de voorfase van dit project, anderzijds zijn enkele van deze alternatieven naar voren gebracht in de inspraakreacties op de kennisgeving. Verschillende van deze alternatieven worden naar voren gebracht vanuit de bezorgdheid (en leemte in de kennis) of de geplande hoogspanningslijn al dan niet interferentie met de navigatie-apparatuur ter hoogte van het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis kan veroorzaken en de onzekerheid welke de impact hiervan kan zijn op de scheepvaart. In het bijzonder worden hiervoor de alternatieven 3, 5, 6, 7 en 8 naar voren gebracht. Vooruitlopend op de conclusie (zie hoofdstuk 4) zullen hiervan alternatieven 6 en 8 verder bijkomend onderzocht worden in het MER. Deze alternatieven worden weergegeven op kaart 1. (zie kaartenbundel in bijlage 1) Ten behoeve van deze nota werden de alternatieven genummerd van 1 tot 10. Deze nummering komt niet steeds overeen met de nummering zoals vermeld in de kennisgeving. Daar waar dit het geval is wordt dit vermeld. x
basistracé (ca. 11.400 m waarvan Scheldekruising ca. 1.600 m) - dit is het tracé dat door de initiatiefnemer als basistracé wordt vooropgesteld.
x
Alternatief 1 (alternatief 1/scenario 2 in kennisgeving, lengte ca. 11.800 m) - aanleg van een nieuwe bovengrondse lijn ten westen van de Scheldelaan op de rechter Schelde oever met een lengte van 4.300 m1, ter hoogte van SOLVAY (overkant Scheldelaan) tot aan hoogspanningsstation Lillo - dit alternatief werd voorgesteld omdat op deze wijze de bedrijven aan de oostzijde van de Scheldelaan niet gekruist worden.
x
Alternatief 2 (alternatief 2/scenario 3 in kennisgeving, lengte ca. 11.850 m ) - recuperatie van het bestaande 150 kV-traject tussen Solvay en Lillo op de rechter Scheldeoever over een lengte van 3.244 m tot aan het hoogspanningsstation Lillo. De bestaande 150 kV-lijn Lillo-Solvay dient dan te worden omgelegd. - dit alternatief werd voorgesteld omdat op deze wijze de bedrijven aan de oostzijde van de Scheldelaan niet gekruist worden.
1
Deze vermelde lengtes betreffen de lengte van het alternatieve scenario voor dat deel van het basistracé waarvoor dit het alternatief is, om zo een correcte afweging mogelijk te maken. Dit dient dus niet steeds vergeleken te worden met de totale lengte van het basistracé.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 5
x
Alternatief 3 (scenario 4 in kennisgeving, lengte ca. 9.880 m) - aanleg van een nieuwe bovengrondse 380 kV-verbinding via Linkeroever, langsheen fort Liefkenshoek, Deurganckdok, Saeftinghedok en kerncentrale van Doel gevolgd door een oversteek van de Schelde naar Zandvliet, over een lengte van 9.880 m van Zandvliet tot Liefkenshoek. - dit alternatief werd voorgesteld om op deze wijze de rechteroever te vrijwaren van een nieuwe hoogspanningslijn
x
Alternatief 4 (scenario 5 in kennisgeving, lengte ca. 11.850 m) - dit alternatief is in wezen een variante van het alternatief 2. Echter wordt in dit alternatief nagegaan of het mogelijk is een bijkomende 380 KV-verbinding te realiseren door de nodige geleiders bij te hangen op bestaande masten van de aanwezige 150kV-lijn Lillo-Solvay - dit alternatief werd voorgesteld door dienst MER tijdens het richtlijnenoverleg van 5 februari 2013
x
Alternatief 5 (lengte ca. 11.820 m) - dit alternatief volgt grotendeels het basistracé. Ter hoogte van de kruising van het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis wordt er een ondergrondse kruising voorzien van het sluizencomplex (l1.060 m). Bij het onderzoek en uittekenen van dit alternatief werd rekening gehouden met de mogelijke aanleg van een 3e sluis aan de noordzijde van het huidige sluizencomplex. - dit alternatief wordt voorgesteld vanuit de inspraakreacties op de kennisgeving.
x
Alternatief 6 (lengte ca. 11.390 m) - dit alternatief volgt grotendeels het basistracé. Ter hoogte van de kruising van het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis wordt er een kruising voorzien die oostelijker gelegen is ten opzicht van het basistracé. - Dit alternatief wordt voorgesteld uit de inspraakreacties op de kennisgeving.
x
Alternatief 7 (lengte ca. 11.860 m) - aanleg van een nieuwe volledige ondergrondse 380 kV-verbinding via de Scheldelaan over een lengte van 10.240 m van Zandvliet tot aan het hoogspanningsstation te Lillo - dit alternatief wordt voorgesteld vanuit de optiek dat op deze wijze er geen bovengrondse kruising dient te gebeuren van de bedrijven langsheen de Scheldelaan.
x
Alternatief 8 (lengte ca. 17.600 m: waarvan ong. 16 km langs A12): - aanleg van een bovengrondse 380 kV-verbinding tussen Zandvliet en Lillo buiten het havengebied, langs de bestaande 150 kV-hoogspanningsleiding, die grotendeels langs de A12 loopt. Bij dit alternatief wordt onderzocht hoe het traject van deze bestaande bovengrondse 150 kV lijn gerecupereerd kan worden voor de nieuwe 380 kV-verbinding. De huidige aanwezige 150 kV-verbinding dient dan via een andere route omgelegd te worden. - dit alternatief wordt opgenomen naar aanleiding van de inspraakreacties op de kennisgeving, vanuit de optiek dat op deze wijze de kruising van de aanwezige bedrijven langsheen de Scheldelaan vermeden wordt.
x
Alternatief 9 (lengte ca. 11.540 m) - dit alternatief volgt het basistracé, maar voorziet een ondergrondse kruising van de Schelde over een lengte van 1.524 m, voor de verbinding naar Liefkenshoek. - dit alternatief wordt opgenomen naar aanleiding van de inspraakreacties tijdens het richtlijnenoverleg van 5 februari 2013
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 6
x
Alternatief 10 (lengte ca. 10.730 m) - dit alternatief volgt grotendeels het basistracé, maar voorziet in een meer westelijke kruising van het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis, zo dicht mogelijk tegen de Schelde aan. - dit alternatief wordt opgenomen in de bespreking naar aanleiding van de inspraakreacties tijdens het richtlijnenoverleg van 5 februari 2013
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 7
2.2
-
Fauna en flora (zie bijlage 1) Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (zie bijlage 1) Mens-gezondheid en psychosomatische aspecten
De voorgestelde alternatieven dienen te beantwoorden aan de doelstellingen van de initiatiefnemer. De alternatieven dienen zowel technisch als ruimtelijk haalbaar te zijn. Alternatieven die voldoen aan bovenstaande criteria worden verder op beknopte wijze geanalyseerd op enkele milieuaspecten. Relevante disciplines voor een milieubeoordeling zijn:
pagina 8
Het gaat hier altijd over “Redelijkerwijs te beschouwen alternatieven” dewelke als volgt worden toegelicht: redelijk’: De alternatieven moeten rekening houden met het doel, en de geografische werkingssfeer onder meer in functie van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan
x
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Het voorstellen van alternatieven wordt gedaan vanuit de optiek dat het voorgestelde alternatief op één of meerdere aspecten een wezenlijk voordeel oplevert ten opzichte van het basistracé. Een alternatief moet dus (ten opzichte van het basistracé of andere alternatieven) relevant zijn vanwege mogelijk afwijkende milieugevolgen. Het heeft geen zin om nieuwe, andere alternatieven te ontwikkelen als die niet leiden tot wezenlijk andere milieugevolgen.
x
Belangrijk te vermelden is het doel van het zoeken en voorstellen van alternatieven en even dieper in te gaan op wat als ‘redelijke alternatieven ‘ beschouwd wordt.
Per scenario gebeurt er in de milieubeoordeling een onderzoek naar de kwetsbaarheid, dit door de referentiesituatie per relevante discipline te analyseren en te toetsen aan het basistraject. In onderstaande tabellen wordt op beknopte wijze weergegeven welke de voor- en nadelen zijn van de verschillende tracés. Achteraan deze tabellen volgt, voor enkele aspecten met betrekking tot de technische en ruimtelijke haalbaarheid, een verdere uitleg meer in detail en voorzien van de nodige illustraties. Per alternatief tracé wordt op basis van de analyse van de technische, ruimtelijke en milieuaspecten de verdere argumentatie ontwikkeld waarom een welbepaald alternatief al dan niet als redelijk haalbaar alternatief beschouwd wordt.
Hiervoor wordt per tracé weergegeven welke kwetsbare en waardevolle gebieden doorkruist worden, en dit vanuit de optiek dat deze gebieden bepalend zijn bij het inschatten van de mogelijke milieueffecten.
x x x x
Bij het onderzoek naar mogelijke alternatieven zijn er verschillende voorwaarden en criteria waarmee rekening moet worden gehouden en dewelke dus een beperking op de mogelijke alternatieve scenario’s opleggen.
Afweging alternatieven
2.2.1
‘realistisch’: De alternatieven moeten uitvoerbaar zijn. Ze moeten een oplossend vermogen hebben. Uitvoerbaar dient hier geïnterpreteerd te worden als “technisch haalbaar “. Een technisch haalbaar alternatief wordt in deze beschouwd als een alternatief dat in de praktijk kan worden uitgevoerd, gebruik makend van bestaande technieken. Er wordt hierbij ook rekening gehouden met het risico dat de voorgestelde uitvoering met zich meebrengt, dewelke afgewogen worden tegenover de voordelen op milieu- (of ander) vlak die men wenst te bewerkstelligen met dat welbepaalde alternatief. De kostprijs speelt hier (in het kader van een milieueffectenrapport) in eerste instantie niet mee. Echter is kostprijs ook een belangrijke factor om te bepalen of een alternatief als realistisch beschouwd kan te worden. Hierop wordt ingegaan in hoofdstuk 4.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Leemten in de analyse - Al dan niet interferentie navigatieapparatuur sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis
pagina 9
Mogelijke impact - kleiner gedeelte in gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur, zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik - kruising waterwegen
Mogelijke impact - kruist de Schelde - kruist lijnelement ‘Dijken in de Kust en Scheldepolders” - kruisen relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - nabij beschermd dorpsgezicht “ Lillo-fort met veer en getijdehaventje” - nabij het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” - nabij beschermd monument “De stenen windmolen De Eenhoorn” - nabij “Beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor” - doorkruisen biologisch waardevolle percelen - kruisen vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de BenedenSchelde-oever1.400 m - kruisen habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”: 1.040 m
Voordelen + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour. + niet boven beschermd dorpsgezicht + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
Voordelen + voldoende ruimte + voornamelijk gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven, ook gedeelte gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut
Voordelen + normale werking haven minimaal verstoord tijdens aanleg HS-lijn + geen technische beperkingen + beproefde technieken en beschikbaarheid
Mogelijke impact - kruisen bedrijventerreinen: aan de oostzijde van de Scheldelaan bevinden zich verschillende bedrijven die door de nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn overspannen worden. - nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen
Milieu
Ruimtelijk
Technisch
Basistracé
-
-
Ruimtelijk
- kruisen VEN-gebied “de slikken en schorren langsheen de Schelde”: 800 m - kruisen erkend natuurreservaat “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”: 380 m
Milieu
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 10
Met betrekking tot de technische aspecten dient gemeld te worden dat er momenteel een leemte in de kennis is omtrent de mogelijke interferentie van een bovengrondse hoogspanningslijn op de navigatieapparatuur van het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis. Er kan verondersteld worden dat de aanwezigheid van een bovengrondse hoogspanningslijn via het basistracé in de nabijheid van de navigatieapparatuur van het sluizencomplex storend kan interfereren met de waarnemingen. Zonder verder onderzoek naar de achterliggende oorzaak van deze interferentie kan hierover op dit moment echter geen uitspraak gedaan worden over het voorkomen en de eventuele omvang van dit fenomeen. Teneinde een antwoord te bieden aan deze leemte, worden hiervoor alternatieven 3, 5, 6, 7, 8 voorgesteld. Tevens werd vanuit ELIA het initiatief genomen om dit fenomeen verder te onderzoeken, in samenwerking met de Universiteit Gent en de betrokken havenautoriteiten.
Het basisalternatief bestaande uit een luchtlijnverbinding met 2 circuits met elk een transportcapaciteit van nagenoeg 2000 MVA voldoet in alle opzichten aan de doelstellingen zoals door Elia gesteld. De studie met betrekking tot de invloed van dit traject op de installaties en aanwezigheid van alle betrokken partijen is zeer ver gevorderd. De gedetecteerde mogelijke problemen en risico’s werden onderworpen aan risicoanalyses die geleid hebben tot het uitwerken van oplossingen om de risico’s beheersbaar te maken. Deze technische oplossingen hebben tot een kostprijs geleid die hoger is dan deze van een elektrisch evenwaardige hoogspanningslijn in landelijk gebied. De risicoanalyses zullen geofficialiseerd worden door middel van een Ruimtelijk Veiligheid Rapport dat intussen door Elia met een erkend studiebureel is opgestart.
Bespreking basistracé Voor een verdere bespreking van het basistracé wordt verwezen naar de eerdere Kennisgeving. Dit tracé zal ten gronde onderzocht worden in de verdere MER-procedure, volgens de methodiek zoals weergegeven in de kennisgeving.
Technisch
2.2.2
pagina 11
Mogelijke impact - doorkruist op de geldende bestemmingsplannen: gebied voor verkeersen vervoersinfrastructuur, zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik, bufferzones, parkgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten), woongebied met cultureel, historisch en/of esthetische waarde - kruist waterwegen
Ruimtelijk Voordelen + doorkruist gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven volgens geldende bestemmingsplannen
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Leemten in de analyse - Al dan niet interferentie navigatieapparatuur sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis
Alternatief 1 Technisch Voordelen + normale werking haven minimaal verstoord tijdens aanleg HS-lijn, + bedrijventerreinen ten oosten van de Scheldelaan worden niet gekruist + beschikbaar terrein wordt niet gehypothekeerd
Alternatief 1
Mogelijke impact - Binnen de 0,4 μt contour bevinden zich 18 woningen ter hoogte van Lillo-fort. - kruist de Schelde - grenst aan de binnenste fortengordel (fortengordel rond Antwerpen) - kruist het lijnelement: “dijken in de Kust- en Scheldepolder” - doorkruist over een afstand van 1.800 m de relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - doorkruist over een afstand van 500 m het beschermd dorpsgezicht “Lillo-fort met veer en getijdehaventje” - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” (200 m afstand) - grenst aan het beschermd monument “De stenen windmolen De Eenhoorn” over een lengte van 200 m - grenst over een lengte van 2.600 m aan “Beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor” (maximale afstand 100 m) - doorkruist over een afstand van 3.637 m biologisch waardevolle percelen bestaande uit ruigtes, dijken, loofhoutaanplant, struweelopslag. - doorkruist over een afstand van 385 m aan biologisch zeer waardevolle percelen (eutrofe plassen, rietland, schorre)
Milieuaspecten Voordelen + niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
Ruimtelijk
Milieuaspecten - doorkruist voor 2.800 m het vogelrichtlijngebied “Schorren en polders van de Beneden-Schelde-oever” - doorkruist voor 2.000 m Habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent” - doorkruist voor 1.450 m het VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde” - doorkruist voor 2.200 m het erkend natuurreservaat “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 12
Dit alternatief wordt technisch en ruimtelijk als haalbaar geacht en wordt derhalve meegenomen in het verder onderzoek in de MER-procedure.
Bespreking alternatief 1 Dit alternatief voorziet de aanleg van een nieuwe bovengrondse lijn, gedeeltelijk ten westen van de Scheldelaan op de rechter Schelde oever met een lengte van 4.300 mr. Ten opzichte van het basistracé wordt de lijn vanaf SOLVAY tot aan hoogspanningsstation Lillo dus aan de overzijde van de Scheldelaan aangelegd, en gebundeld met de bestaande, bovengrondse 150 kV verbinding die de voeding is voor SOLVAY vanuit het hoogspanningsstation Lillo. De totale lengte van de hoogspanningslijn Zandvliet-LilloLiefkenshoek volgens dit alternatief bedraagt dan ong. 11,7 km. Er wordt hierbij voldaan aan de doelstellingen van Elia, evenals aan de technisch-ruimtelijke criteria. Ten aanzien van het basistracé doorkruist alternatief 1 meer kwetsbare gebieden inzake landschap (4.900 m t.a.v. 900m), meer biologisch waardevolle gebieden (84,5% tav 44,5%) en liggen er meer woningen binnen de 0,4T contour. Alhoewel alternatief vanuit milieuoogpunt na een eerste beknopte analyse als negatiever dan het referentietraject wordt beschouwd, wordt dit omwille van de ruimtelijke en technische voordelen (geen kruising van Seveso-bedrijventerreinen langs Scheldelaan) toch als volwaardig alternatief beschouwd.
Alternatief 1 Technisch
2.2.3
pagina 13
Mogelijke impact - doorkruist op de geldende bestemmingsplannen: gebied voor verkeersen vervoersinfrastructuur, zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik, bufferzones, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten) - kruist waterwegen
Ruimtelijk Voordelen + doorkruist gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven volgens geldende bestemmingsplannen + recuperatie van de locatie van een bestaande hoogspanningslijn
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Opmerking - akkoord nodig van Solvay voor recuperatie bestaande lijn
Leemten in de analyse - Al dan niet interferentie navigatieapparatuur sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis
Mogelijke knelpunten - Technisch haalbaar maar bijkomende werken nodig voor het ondergronds brengen van de bestaande 150 kV-lijn Lillo-Solvay
Alternatief 2 Technisch Voordelen + normale werking haven minimaal verstoord tijdens aanleg HS-lijn + bedrijventerreinen ten oosten van de Scheldelaan worden niet gekruist + Traject van bestaande lijn kan gerecupereerd worden.
Alternatief 2
Mogelijke impact - kruist het lijnelement: “dijken in de Kust- en Scheldepolder” - kruist de Schelde - kruist de binnenste fortengordel (fortengordel rond Antwerpen) - kruist over een afstand van 1.800 m aan relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - kruist over een afstand van 500 m het beschermd dorpsgezicht “Lillofort met veer en getijdehaventje” - grenst over een afstand van 1.600 m met een maximale afstand van 50 m aan het beschermd landschap “Groot BuitenschoorGalgeschoor”: - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” (maximale afstand: 200 m) - grenst aan het beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” (maximale afstand: 100 m) - doorkruist 374 m biologisch zeer waardevolle percelen (eutrofe plassen, rietlanden, schorren) en 2.593 m biologisch waardevolle percelen (dijken, ruigten, struweelopslag) - kruist Vogelrichtlijngebied over een afstand van 1.700 m
Milieuaspecten Voordelen + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour. + niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties + deels een recuperatie van een reeds bestaande lijn en dus wordt verwacht dat de impact in vergelijking met een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn kleiner is
Ruimtelijk
Milieuaspecten - het Habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstuarium over een afstand van 2.000 m - VEN-gebied over een afstand van 1.450 m - erkend natuurreservaat over een afstand van 2.200 m - totaal aantal m gekruist kwetsbaar gebied: 7.350 m
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 14
Dit alternatief wordt technisch en ruimtelijk als haalbaar geacht en wordt derhalve meegenomen in het verder onderzoek in de MER-procedure.
Een nadeel is dat de bestaande 150 kV-lijn Lillo-Solvay dan ondergronds dient gebracht te worden langs de Scheldelaan omwille van de grote aanwezigheid van andere kabels, nutsleidingen en weginfrastructuur in de Scheldelaan. Om de bestaande 150 kV lijn te kunnen vervangen moeten er twee ondergrondse verbindingen aangelegd worden met min. 2 m tussenafstand in aparte sleuven, om de onafhankelijke werking van beide ondergrondse verbindingen te waarborgen. Dit kan door aan weerskanten van de Scheldelaan, in de parkeerstroken, één verbinding te plaatsen. Een gelijktijdige beschadiging van beide verbindingen is zo uitgesloten zodat de voeding naar Solvay niet in het gedrang kan komen. De breedte van de sleuf van één verbinding bedraagt ongeveer 65 cm op 1,5 m diepte. De duur voor de aanleg van 1 verbinding bedraagt ongeveer 4 maanden, waarbij de betrokken parkeerstrook niet meer toegankelijk zal zijn voor voertuigen en vrachtwagens.
Landschappelijk gezien doorkruist dit alternatief meer kwetsbare gebieden dan het basistraject. Tevens doorkruist dit alternatief verschillende kwetsbare aandachtsgebieden voor Fauna en Flora (Habitat- en vogelrichtlijngebied, VEN-gebieden en natuurreservaten) over een grotere lengte dan bij het basistracé. Het voordeel van alternatief 2 is dat het hier deels een recuperatie betreft van een reeds bestaande lijn en dus verwacht wordt dat de globale impact in vergelijking met een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn kleiner is, aangezien zich nu op deze locatie ook reeds een bovengrondse hoogspanningslijn bevindt. Dit dient uiteraard verder onderzocht te worden.
Er wordt voldaan aan de doelstellingen van Elia, evenals aan de technisch-ruimtelijke criteria.
Bespreking alternatief 2 Dit alternatief voorziet de recuperatie van het bestaande 150 kV-traject tussen Solvay en Lillo op de rechter Schelde-oever over een lengte van 3.244 m tot aan het hoogspanningsstation Lillo. De totale lengte van de hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek volgens dit alternatief bedraagt dan ong. 11,9 km. De bestaande bovengrondse 150kV verbinding tussen Solvay en Lillo wordt ondergronds aangelegd.
Alternatief 2 Technisch
2.2.4
Mogelijke impact - Doelstelling van het ontsluiten van de rechteroever op 380 kV wordt niet bereikt. - Kruising Schelde over een grote afstand: Zie problematiek bestaande kruising 380 kV lijn Doel-Zandvliet met een mast in het midden van de Schelde die de toekomstige vaargeul naar een mogelijk Saeftinghe dok belemmerd. - de bestaande hoogte van de 380 kV lijn DoelZandvliet (= +/- 76m) boven Schelde is nu al niet voldoende geacht (te laag) - Kruising van 2 bestaande 380 kV lijnen van Mercator-Doel op linkeroever,
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 15
Mogelijke impact - langer (ca. 12.850 m t.o.v. 11.400 m) - kruising Schelde over een grote afstand met een tussenmast in de vaargeul van de Schelde. - kruising van het bestaande Deurganckdok en het toekomstige Saeftinghedok De bestaande hoogte van de HS-lijnen Mercator-Doel is nu al niet voldoende (te laag) - doorkruist volgens de geldende bestemmingsplannen o.a. : gebied voor waterweg infrastuctuur, gebied voor productie van energie, natuurgebied. parkgebieden.
Leemten in de analyse - Al dan niet interferentie navigatieapparatuur sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis, de toegang van de getijdendokken Deurganck en Saeftinge en de Scheldekruising verder stroomafwaarts
Ruimtelijk Voordelen + doorkruist op de geldende bestemmingsplannen: gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven
Alternatief 3 (HS-lijn op Linkeroever) Technisch Voordelen + Geen kruising van de bedrijven langs de Scheldelaan + Geen kruising van het sluizencomplex Berendrecht en Zandvlietsluis.
Alternatief 3
Nadelen - Binnen de 0,4 μt contour bevinden zich 34 woningen. - kruist over een afstand van 1.200 m het beschermd landschap “Groot Buitenschoor en Galgenschoor” - kruist over een afstand van 700 m het beschermd landschap “Slikken en schorren van Oud Doel” - kruist over een afstand van 437 m het beschermd monument en puntrelict “Fort Liefkenshoek” - kruist over een afstand van 1.185 m de relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde: - kruist over een afstand van 5.130 m de relictzone “Scheldepolders Beveren en de Scheldeschorren” - grenst aan het beschermd monument ‘orgel van de O.L.V. kerk’ - kruist lijnrelict de Schelde - kruist het agrarisch ontginningslandschap “Scheldepolder ten oosten van kanaal Gent-Terneuzen” - kruist de Schelde en de dijken van de Scheldepolder - kruist de binnenste fortengordel (Liefkenshoekfort) - doorkruist 1.549 m aan biologisch zeer waardevolle percelen (rietland, bermen, perceelsranden met elementen van rietlanden, slik of spuikom, schorre) - doorkruist 786 m aan biologisch waardevolle percelen (ruigten en
Milieuaspecten Voordelen + niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
Ruimtelijk
Milieuaspecten dijken). - doorkruist:voor 3.900 m Habitatrichtlijngebied - doorkruist voor 5.900 m Vogelrichtlijngebied - doorkruist voor 1.863 m VEN-gebied - doorkruist voor 1.710 m erkend natuurreservaat - totaal aantal m gekruist kwetsbaar gebied: 13.373 m
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 16
Er kan dan ook redelijkerwijze verondersteld worden dat de milieu-impact van dit tracé ook niet lager is dan bij het volgen van het basistracé. Aangezien dit tracé op technisch vlak niet aan de doelstellingen voldoet, op ruimtelijk vlak duidelijke nadelen heeft t.o.v. het basistracé en er geen duidelijke voordelen met betrekking tot de mogelijke milieueffecten inzake landschap, fauna en flora en mens zijn, wordt geoordeeld dat dit tracé niet verder onderzocht dient te worden in het MER.
Inzake natuur en landschapswaarden kruist dit tracé over een aanzienlijk langere afstand dan het basistracé verschillende beschermde en waardevolle gebieden (o.a. beschermde landschappen, relictzones, vogelrichtlijngebied en natuurreservaat). Zo wordt bijvoorbeeld in dit alternatief de doorkruiste lengte van het Vogelrichtlijngebied meer dan verviervoudigd. Bijkomend bevinden er zich in de nabijheid van dit tracé ook meer woningen dan bij het basistracé.
Tevens is de aanleg van een bovengrondse hoogspanningslijn in deze omgeving aanzienlijk complexer, gelet op de technische vereisten voor de kruising van de Schelde stroomafwaarts van de grote zeesluizen en de kruising van de aanwezige en geplande dokken. De kruising Schelde dient te gebeuren over een afstand van 2,6 à 3 km met de inplanting van 1 mast in de Schelde (hoogte +/- 185 m), gelijkaardig aan de bestaande kruising van de Schelde door de 380 kV lijn Doel-Zandvliet over een afstand van 2,2 km (hoogte mast +/- 170 m). De kruising van de dokken gebeurt telkens over een afstand van +/- 640m met minimum hoogte van 165 m. Bij dit alternatief worden ook de bestaande 380 kV-lijnen Doel-Mercator gekruist. De kruising van verschillende 380-kV-lijnen wordt als kritisch beschouwd, waaraan verschillende risico’s inzake netveiligheid verbonden zijn. Incidenten en onderhoudswerken kunnen immers tot meervoudige en gelijktijdige onbeschikbaarheid leiden van verschillende lijnverbindingen. Bij een tracé op Linkeroever zijn er geen bijkomende aansluitingsmogelijkheden voor zowel productie-eenheden als voedingstransformatoren naar het onderliggende 150kV en 36 kV-net.
Ten opzichte van het basistracé is dit alternatief ongeveer even lang (tracé van Zandvliet tot Linkeroever t.h.v. de Liefkenshoektunnel).
Bespreking alternatief 3 Het nadeel van dit tracé is dat hierbij geen geografisch onafhankelijk 380kV tracé wordt bekomen, t.o.v. andere tracés en bestaande verbindingen in het Havengebied. Dit is één van de belangrijkste doelstellingen. Ook de doelstelling om ook op rechteroever het 380kV net toegankelijk te maken voor rechtstreekse aansluiting van productie-eenheden of transformatoren voor een robuustere voeding van de onderliggende netten op lagere spanningen wordt met deze oplossing niet bereikt.
Alternatief 3 (HS-lijn op Linkeroever) Technisch
2.2.5
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Leemten in de analyse - Al dan niet interferentie navigatieapparatuur sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis
pagina 17
Alternatief 4 (Alternatief 2 + bijhangen 380 kV-lijn op bestaande 150kV-lijn Lillo-Solvay) Technisch Ruimtelijk Voordelen Voordelen + doorkruist gebied voor zeehaven en + normale werking haven niet verstoord tijdens watergebonden bedrijven volgens geldende aanleg HS-lijn bestemmingsplannen + bedrijventerreinen ten oosten van de Scheldelaan worden niet gekruist Mogelijke impact + Beschikbaar terrein wordt niet gehypothekeerd - doorkruist op de geldende bestemmingsplannen: gebied voor verkeersMogelijke impact en vervoersinfrastructuur, zone voor - technisch niet mogelijk omdat zowel de masten permanente ecologische infrastructuur met als de funderingen er niet op voorzien zijn en ook medegebruik, bufferzones, natuurgebied niet aanpasbaar zijn voor de nieuwe situatie (4 met wetenschappelijke waarde of draadstellen i.p.v. 2) zonder volledige afbraak en natuurreservaten, bijzondere heropbouw. Voorafgaandelijk moet een nieuwe natuurgebieden (waterzuivering, dubbele voeding voor Solvay worden aangelegd afvoerleidingen en leidingstraten) die achteraf terug wordt afgebroken. - 4 circuits (2 op 380kV en 2 op 150kV zorgen voor - kruist waterwegen hogere onbeschikbaarheid door noodzakelijke buitenbedrijfstelling bij onderhoudswerken zoals schilderwerken op deze masten
Alternatief 4
Nadelen - kruist over een afstand van 1.800 m aan relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - kruist over een afstand van 500 m het beschermd dorpsgezicht “Lillofort met veer en getijdehaventje” - grenst over een afstand van 1.600 m met een maximale afstand van 50 m aan het beschermd landschap “Groot BuitenschoorGalgeschoor” - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” (maximale afstand: 200 m) - grenst aan het beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” (maximale afstand: 100 m) - kruist de dijken van de Scheldepolders - kruist de Schelde kruist de binnenste fortengordel (fortengordel rond Antwerpen) - doorkruist 374 m biologisch zeer waardevolle percelen (eutrofe plassen, rietlanden, schorren) - doorkruist 2.593 m biologisch waardevolle percelen (dijken, ruigten,
Milieuaspecten Voordelen + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties + deels een recuperatie van een reeds bestaande lijn en dus wordt verwacht dat de impact in vergelijking met een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn kleiner is
Milieuaspecten struweelopslag) - totaal aantal m gekruist kwetsbaar gebied: 7.350 m: - kruist Vogelrichtlijngebied over een afstand van 1.700 m - kruist het Habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstuarium over een afstand van 2.000 m - kruist VEN-gebied over een afstand van 1.450 m - kruist erkend natuurreservaat over een afstand van 2.200 m
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 18
Er wordt dan ook besloten dat dit alternatief niet als een redelijk haalbaar alternatief beschouwd dient te worden en derhalve niet verder onderzocht dient te worden in het MER (de variant die wel als technisch haalbaar geacht wordt, wordt besproken als alternatief 2).
Landschappelijk gezien doorkruist dit alternatief meer kwetsbare gebieden dan het basistraject. Tevens doorkruist dit alternatief verschillende kwetsbare aandachtsgebieden voor Fauna en Flora (Habitat- en vogelrichtlijngebied, VEN-gebieden en natuurreservaten) over een grotere lengte dan bij het basistracé. Het voordeel van alternatief 4 is dat het hier deels een recuperatie betreft van een reeds bestaande lijn en verwacht wordt dat de globale impact in vergelijking met een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn geringer is, aangezien zich op deze locatie reeds een hoogspanningslijn bevindt.
De enige mogelijke oplossing om de 4 draadstellen (2 x 150 kV van Lillo-Solvay en 2 x 380 kV van Lillo-Zandvliet) op één mastenrij en op dezelfde locatie als de huidige 150 kV lijn Lillo-Solvay te plaatsen, is een volledige vervanging van de huidige 150 kV lijn Lillo-Solvay door een nieuwe hoogspanningslijn geschikt voor 4 draadstellen. Deze vervanging vergt een lange buitenbedrijfstelling van de 150 kV lijn Lillo-Solvay. Om evidente redenen is dit ontoelaatbaar voor de bedrijfsactiviteiten van Solvay. Dit kan enkel indien Solvay tijdens de ombouw via ondergrondse kabels gevoed wordt en dan vervallen we in het alternatief 2 dat wel hernomen wordt in dit onderzoek.
Het bijhangen van bijkomende hoogspanningslijnen op deze bestaande masten of mastarmen is echter technisch niet mogelijk, aangezien de masten (bevestigingsbouten, raamwerk, … ) en de fundering van de masten er niet op voorzien zijn om bijkomende draadstellen te dragen, zowel naar gewicht als naar spanningen en krachten die hierbij optreden.
Bespreking alternatief 4 Bij dit alternatief werd voorgesteld om bijkomende geleiders op te hangen op de bestaande masten van de 150 kV-lijn Lillo-Solvay.
Alternatief 4 (Alternatief 2 + bijhangen 380 kV-lijn op bestaande 150kV-lijn Lillo-Solvay) Technisch Ruimtelijk
2.2.6
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 19
Alternatief 5 (Ondergrondse kruising Sluizencomplex Berendrechtsluis-Zandvlietsluis) Technisch Ruimtelijk Voordelen Voordelen + ligt grotendeels gebied voor zeehaven en + geen overspanning van het sluizencomplex watergebonden bedrijven en deels in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en Mogelijke impact openbaar nut. - risico bevoorradingszekerheid (zie detailuitleg onder de tabel) Mogelijke impact - risico’s inzake technische aspecten (zie - knelpunt ruimtelijke inpassing (inpassing detailuitleg onder tabel) transitiestation en ruimte voor boringen, zie detailuitleg onder tabel) - doorkruist volgende geldende bestemmingsplannen o.a. gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur, zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik - doorkruist waterweg
Alternatief 5
Mogelijke impact - kruist de Schelde - kruist lijnelement ‘Dijken in de Kust en Scheldepolders” - kruisen relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - nabij beschermd dorpsgezicht “ Lillo-fort met veer en getijdehaventje” - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” - nabij beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” - nabij “Beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor” - doorkruisen biologisch waardevolle percelen - kruisen vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de BenedenSchelde-oever1.400 m - kruisen habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”: 1.040 m - kruisen VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde”: 800 m - kruisen erkend natuurreservaat “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”: 380 m
Milieuaspecten Voordelen + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour. + niet boven beschermd dorpsgezicht + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 20
Verder is er te noteren dat er een beperking optreedt op de transportcapaciteit van de ondergrondse 1000 MVA verbindingen tot zelfs 700 MVA wanneer deze op grote diepte worden aangelegd of te dicht in elkaars nabijheid moeten aangelegd worden om redenen van ruimtegebrek, waardoor de verbindingen elkaar opwarmen. Om een lijnverbinding van 2000 MVA deels ondergronds te brengen zijn om deze reden dan ook minstens drie ondergrondse kabelverbindingen (700 MVA) noodzakelijk. Voor de twee lijncircuits die zich op dezelfde mastenrij bevinden (in het basistracé) moeten in totaal dan ook 6 kabelverbindingen (zie figuur hieronder) worden aangelegd. Dit brengt met zich mee dat er ook 6 boringen dienen te gebeuren, die allemaal dienen te slagen. Deze verbindingen worden 3 per 3 gekoppeld aan elk van de circuits van de luchtlijn. Tevens wordt ervoor gezorgd dat iedere kabel op zich loskoppelbaar is van de luchtlijn zodat bij een kabelfout op redelijk korte termijn de verbinding terug in dienst gesteld worden met 2 kabels i.p.v. 3.
Aspecten bevoorradingszekerheid Een enkelvoudige ondergrondse 380kV kabelverbinding heeft rekening houdend met de technologische en enigszins beproefde mogelijkheden een transportcapaciteit van ongeveer 1000 MVA (dit is te vergelijken met een transportcapaciteit van 2000 MVA voor een luchtlijn). Algemeen (ook internationaal) wordt een net ontwikkeld om bij verlies van één element, in dit geval één verbinding, nog steeds de gevraagde transportcapaciteit te kunnen verzekeren. Dit is nodig om tijdens onbeschikbaarheid om redenen van onderhoud en incident op één verbinding nog steeds de gewenste transportcapaciteit te kunnen waarborgen (dit is gekend als het N – 1 principe). De nagestreefde transportcapaciteit van de verbinding is zoals hoger vermeld gelijk aan 2000 MVA. Het basistracé bestaat zodoende uit een hoogspanningslijn voorzien van 2 circuits van 2000 MVA.
Bespreking alternatief 5 In dit alternatief wordt voorgesteld om een ondergrondse kruising te voorzien onder het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis. Zie ook bijlage 2 voor een schematische weergave hiervan.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 21
Er wordt in deze geconcludeerd dat de uitvoering van deze onderdoorboring technisch zeer complex is en belangrijke risico’s inhoudt.
Technische aspecten Ten behoeve van deze alternatievenafweging werd onderzoek uitgevoerd naar de technische haalbaarheid en uitvoeringsmodaliteiten van een ondergrondse kruising van het sluizencomplex. (Verkennend onderzoek voor horizontaal gestuurde boringen voor hoogspanningskabels, Zandvliet-Berendrechtsluizencomplex te Antwerpen, ELIA Engineering-Antea Group, doc. 2243702000, april 2013). Er wordt verwezen naar bijlage 2 voor een weergave van dit alternatief.
Voor de voorgestelde configuratie uitgevoerd volgens alle best practices en bij een veronderstelde reparatietijd van 160 h (1 week) voor een fout (= gemiddeld minimum) is de beschikbaarheid van de volledige lijnverbinding nog steeds 1.5 tot 2 x groter. Bij moeilijk bereikbare fouten kan de hersteltijd oplopen tot 1 maand wat de beschikbaarheid t.o.v. een lijnverbinding tot 15 maal kleiner zou maken. Tenslotte kan nog gesteld worden dat de levensduur van een duurdere ondergrondse kabel geschat wordt op 50 à 60 jaar naargelang de belasting in min of meerdere mate de veroudering versnelt. Voor een luchtlijn is dit eerder 80 jaar.
Betrouwbaarheid van verbindingen: Een standaard lijnverbinding bestaat uit naakte geleiders opgehangen aan isolatoren aan de mastarmen van de hoogspanningsmasten. De meest voorkomende fouten op lijnverbindingen zijn te wijten aan overslag op de isolatoren ten gevolge van overspanningen die veroorzaakt worden door atmosferische omstandigheden (onweer). Deze fouten zijn van zeer korte duur en worden door de aanwezige beveiligingsapparatuur zeer snel geëlimineerd door automatische uitschakeling van de betrokken fasegeleider waarop onmiddellijk daarna een automatische wederinschakeling volgt. De tijd van onbeschikbaarheid beperkt zich tot enkel seconden bij dergelijke fouten. Ondergrondse kabels hebben een complexe samenstelling die zeer gevoelig is aan beschadigingen van buitenaf en aan veroudering die evenredig is met de temperatuur die op zijn beurt afhankelijk is van de grootte van belastingstroom doorheen de kabels. De betrouwbaarheid van ondergrondse kabelverbindingen neemt af naarmate de verbinding langer wordt, naarmate er meer componenten worden gebruikt, naarmate de mogelijkheid op beschadiging van buiten af vergroot en vooral wanneer de toegankelijkheid belemmerd wordt waardoor de hersteltijden zeer hoog kunnen oplopen. Het aantal eindsluitingen (of eindmoffen) is per verbinding steeds gelijk en is daarmee geen variabele parameter, de lengte komt overeen met de technisch benodigde lengte maar indien deze bestaat uit verschillende deellengten moeten deze met elkaar verbonden worden met verbindingsmoffen waardoor het aantal componenten vergroot. Het betrokken kabeltraject is enkel op de uiteinden blootgesteld aan beschadigingen van buitenaf, waardoor extra beschermingsmaatregelen aangewezen zijn. Deze maatregelen bemoeilijken dan weer de toegankelijkheid voor herstellingen. In de praktijk komt het er op neer dat indien zich toch een fout voordoet in de boring, de betrokken kabel onherroepelijk verloren is.
In de veronderstelling dat grotere geleiderdoorsnedes beschikbaar zouden zijn om het aantal kabelverbindingen te beperken tot twee in plaats van drie per circuit wordt niet overwogen om de enige reden dat dit de beschikbaarheid van de totale verbinding aanzienlijk zou reduceren bij eventueel defect op één van deze twee verbindingen in vergelijking tot het verlies van één op drie verbindingen. Kabelverbindingen geplaatst in een ondergrondse boring die defect zouden geraken zijn immers niet herstelbaar en moeten vervangen worden. Dit kan door een nieuwe boring uit te voeren die omwille van de uitvoeringstermijn tot een onverantwoord lange onbeschikbaarheid leidt. Hierdoor is de beoogde betrouwbaarheid en voedingszekerheid niet meer aanwezig en moet ofwel het importniveau van stroom uit het buitenland verminderd worden ofwel moeten aanwezige productie-eenheden stilgelegd worden. Voorafgaandelijke bijkomende boringen en aanleg van reservekabels kan dit probleem verhelpen maar verhoogt het aantal kabels (en de ruimte-inname die hiermee gepaard gaat).
Het gebruik van gestuurde boringen brengt risico’s met zich mee: x De maximale diameter van het boorgat dient beperkt te worden om de stabiliteit van het boorgat te garanderen en dus de boring te kunnen realiseren. x De kabels komen op een grotere diepte te liggen in vergelijking met een normale sleuf. Dit brengt met zich mee dat de koeling van de kabels sterk vermindert: de afstand tot het koeloppervlak, dit is het maaiveld, neemt sterk toe; x De ondergrond bestaat uit verschillende grondlagen met verschillende fysische eigenschappen: deze bepalen enerzijds of het al dan niet mogelijk is om de techniek van de gestuurde boring te gebruiken, maar anderzijds bepalen zij ook de koeling van de kabels; x Het aantal hoogspanningskabels heeft ook een sterke invloed op ruimtelijk vlak: meerdere gestuurde boringen met een bepaalde tussenafstand (meerdere meters) dienen te gebeuren naast elkaar, anderzijds warmen hoogspanningskabels die in elkaars buurt liggen elkaar op; De ruimte-inname (in breedte) hangt af van een combinatie van de bovenstaande factoren, maar een corridor van +/-10 m links en rechts van de as van een boring moet om technische redenen ter beschikking zijn per gestuurde boring. Meerdere boringen naast elkaar kunnen uitgevoerd worden met tussenafstanden in de orde van min. 10 m tot 20 à 30 m i.f.v. bovenstaande factoren. Op basis van grondstaalnames wordt de exacte breedte bepaald. De minimum breedte van 35 m (zie verder) zou dan tot 50 à 60 m kunnen bedragen. De onderlinge afstand tussen de gestuurde boringen moet minimum 10 m bedragen omwille van de volgende redenen :
-
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 22
In plaats van boringen zou tunnelen overwogen kunnen worden. Bij gestuurde boringen is er steeds een zekere onnauwkeurigheid zodat er geen twijfel mag bestaan over de beschikbare plaats en de ligging van de grondlagen. Een tunnel kan nauwkeuriger uitgevoerd worden en heeft het bijkomend voordeel dat de kabel kan geïnspecteerd en hersteld worden. Het aantal kabelverbindingen blijft echter gelijk omdat het probleem van opwarming blijft bestaan, tenzij speciale koelingsmethoden worden toegepast. Om de 2 kabelcircuits ten opzicht van elkaar te beschermen zou de verticale schachten (tot minstens 50 m diep) van een scheidingswand worden voorzien, het horizontaal gedeelte zou bestaan uit 2 persingen. Het hoeft geen uitleg dat de aanleg van een tunnel tot heel andere kostprijzen zal leiden. Kabels in tunnel plaatsen wordt bovendien niet verder onderzocht omdat voor een tunnel van deze lengte +/- 1 km de technologie van GIL (Gas Isolated Line) eerder zou kunnen toegepast worden. Dit is een geleider opgesteld op isolatoren in een concentrische mantelbuis gevuld met een isolerend gas (mengsel van stikstof en SF6). Ieder circuit bestaat uit 1 geleidersysteem dat de gewenste 2000 MVA gemakkelijk kan transporteren. Daar deze systemen door het principe van de mantelbuis een voldoende afscherming vormen naar de buitenwereld, kunnen de 2 systemen dan ook in één enkele tunnelkoker geplaatst worden wat een winst betekent t.o.v. de 2 tunnels nodig voor geïsoleerde kabel. De GIL systemen op zich zijn zeer duur en worden daarom ook enkel toegepast over relatief korte afstanden, waarvoor dan ook maar de ervaring bestaat op internationaal vlak.
x de nauwkeurigheid van het boren verlangt een zekere afstand. x de warmteontwikkeling van de kabels moet kunnen worden afgevoerd naar de omgeving zonder schade (eventueel uitdroging van de grond).
De boringen bevinden zicht net boven de Boomse Klei (ca. 2m) . De Boomse klei moet vermeden worden gezien: x Deze zeer moeilijk te doorboren is met als risico het verliezen van de boorkop waarbij opnieuw geboord moeten worden en dus extra ruimtebeslag (in breedte) nodig is. x Zeer slechte eigenschappen op vlak van thermische geleidbaarheid (warmte van de kabels kan niet voldoende snel afgevoerd worden). x Voor PE-buizen is de toegelaten treksterkte beperkt tot 10 N/mm² bij het intrekken. Dit geeft vermoedelijk weinig reserve bij het eventueel vastlopen van de bundel tijdens de intrek-operatie.
-
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
-
pagina 23
Voor de kruising van het sluisplateau Berendrecht en Zandvliet en de toekomstig 3 de sluis via 6 gestuurde boringen over een lengte van +/- 1 km en een diepte van +/56 m (zie figuur in bijlage 2: “Doorsnede gestuurde boringen onder sluisplateau”) moet er rekening worden gehouden met een ruimtebeslag in breedte van minimum 35 m (= boringen op twee verschillende niveaus met 10m onderlinge afstand en 5m aan weerszijden van de boringen). Het uitvoeren van de gestuurde boringen op één niveau is voor het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen niet mogelijk, aangezien er zich onder het sluizencomplex geen voldoende ruimte bevindt. (zie bijlage “verkennend onderzoek voor horizontaal gestuurde boringen voor hoogspanningskabels”). Boringen op één niveau betekent een extra ruimtebeslag in breedte van minimum 25 m. Er werd in de mate van het mogelijk rekening gehouden met de aanwezigheid van andere leidingen, kabels en tunnels, vandaar dat de voorgestelde configuratie en locatie nog de enige mogelijke plaats is. Er is geen ruimte meer over voor de bijkomende boringen die nodig zouden zijn in het geval 1 van de 6 voorziene boringen faalt. Voor de overgangspost Zuid, de 6 kabelverbindingen (18 éénfase-kabels) en de intredepunten van de 6 gestuurde boringen dient men rekening te houden met het ruimtelijk beslag van minimum 0,8 ha (zie bijlage 2 “Kruising sluizencomplex met 6 kabelverbindingen”).
-
-
Voor het ruimtebeslag van de ondergrondse verbinding is uitgegaan van 18 éénfase-kabels (3 fasen per verbinding in klaverblad). Er wordt uitgegaan van een configuratie waarbij de gestuurde boringen op 2 niveaus wordt uitgevoerd (zie figuur hieronder). Dit betekent ook dat er dus dieper dient gegaan te worden dan bij een boring op één niveau.
-
Ruimtelijke inpasbaarheid In kader van de eerder vernoemde studie inzake de technische haalbaarheid van de ondergrondse kruising van het sluizencomplex werd ook nagegaan wat de ruimtelijke inpasbaarheid was met betrekking tot dit alternatief.
Conclusie Technische aspecten Deze randvoorwaarden en risico’s leggen eigenlijk een grote hypotheek op het slagen van de uitvoering van deze onderdoorboring door horizontaal gestuurde boringen van het sluizencomplex. Er zijn te veel onbekenden en randvoorwaarden die een opeenstapeling van risico’s betekenen, zeker omdat (gezien de noodzaak van de bevoorradingszekerheid, zie hoger) die onderboring dus 6 maal dient te slagen. Als hierbij de onderboring dus 1 maal mislukt, omwille van bovenstaande redenen, is de volledige ondergrondse verbinding mislukt. De risico’s op het falen van de uitvoering van dit alternatief, worden door de initiatiefnemer als te groot ingeschat om deze methodiek als een redelijk te verantwoorden alternatief te beschouwen.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Dit alternatief wordt dan ook verder niet onderzocht in het MER.
pagina 24
Conclusie alternatief 5 Er wordt aangetoond dat de ondergrondse verbinding onder het sluizencomplex op technisch vlak aanzienlijke risico’s oplevert. Er wordt geoordeeld dat het niet verantwoord is deze risico’s te nemen en er wordt derhalve besloten dat dit alternatief niet als een redelijk haalbaar alternatief beschouwd kan worden ten opzichte van het basistracé of andere voorgestelde alternatieven. Om toch een oplossing te bieden aan de mogelijke impact die een kruising van het sluizencomplex met zich meebrengt, wordt verwezen naar alternatieven 6 en 8. In vergelijking met alternatief 5, kampen deze alternatieven niet met de technische moeilijkheden en onzekerheden zoals hierboven toegelicht. Er is dus een andere haalbare oplossing voorhanden, waardoor geoordeeld wordt dat het niet nodig is om dit alternatief (met duidelijk aanzienlijker nadelen t.o.v. de voornoemde alternatieven) verder te onderzoeken.
Overige aspecten Bij een ondergrondse aanleg wordt redelijkerwijze aangenomen dat de milieueffecten significant anders zullen zijn dan bij een bovengronds tracé. De impact op de aspecten landschap en (avi)fauna wordt verondersteld minder te zijn, echter dient er wel rekening gehouden te worden met de mogelijke impact bij andere disciplines die bij een bovengrondse lijn minder van toepassing zijn, namelijk de aspecten bodem en water. Het voordeel van dit alternatief is te vinden in het feit dat er geen overspanning van het sluizencomplex gebeurt, en derhalve geen potentiële verstoring van de navigatieapparatuur van het sluizencomplex en scheepvaart verwacht wordt.
2.2.7
pagina 25
Mogelijke impact - volgende geldende bestemmingsplannen o.a. gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur, zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik - kruising waterwegen) - kruising waterwegen - In de omgeving van het sluizencomplex zijn verscheidene windturbines aanwezig (6 bestaande windturbines ten noorden, 3 gepland ten zuiden). Hiervan zullen er één tot meerdere dienen verwijderd te worden om de nodige veiligheidsafstanden te respecteren. - Er zijn plannen m.b.t. tot de realisatie van een nieuw gebouw tussen de sluizen Berendrecht- en Zandvleitsluis.
Ruimtelijk Voordelen + voldoende ruimte + voornamelijk gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven ook gedeelte gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Leemten in de analyse - Al dan niet interferentie navigatieapparatuur sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis is vermoedelijk beperkter.(zie bestaande kruisingen Kallosluis door de hoogspanningslijnen 150 kV en 380 kV Doel-Mercator).
Mogelijke impact - kruisen bedrijventerreinen: aan de oostzijde van de Scheldelaan bevinden zich verschillende bedrijven die door de nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn overspannen zouden worden - nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen
Alternatief 6 (Oostelijker kruising Sluizencomplex) Technisch Voordelen + normale werking haven minimaal verstoord tijdens aanleg HS-lijn, + geen technische beperkingen + beproefde technieken en beschikbaarheid
Alternatief 6
Nadelen - kruist de Schelde - kruist lijnelement ‘Dijken in de Kust en Scheldepolders” - kruisen relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - nabij beschermd dorpsgezicht “ Lillo-fort met veer en getijdehaventje” - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” - nabij beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” - nabij “Beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor” - doorkruisen biologisch waardevolle percelen - kruisen vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de BenedenSchelde-oever1.400 m - kruisen habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”: 1.040 m - kruisen VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde”: 800 m - kruisen erkend natuurreservaat “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”: 380 m
Milieuaspecten Voordelen + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour. + niet boven beschermd dorpsgezicht + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 26
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 27
Ten opzichte van het basistracé wordt van dit alternatief verwacht dat de mogelijke interferentie met de navigatieapparatuur van het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis geringer of onbestaande is. Dit wordt als een belangrijk pluspunt beschouwd naar de werking van de Antwerpse Haven toe. Er kan gesteld worden dat dit alternatief een (gedeeltelijk) antwoord biedt aan een mogelijk nadeel van het basistracé. Inzake ruimtelijke inpasbaarheid heeft dit tracé als nadeel ten opzichte van het basistracé dat de inplanting van minstens één bestaande windturbine in conflict komt met het te volgen tracé en verwijderd of verplaatst moet worden. Tevens is nog een gedetailleerder studie nodig over exacte inplantingslocatie van de hoogspanningsmasten. Het Gemeentelijk Havenbedrijf heeft plannen om ter hoogte van het sluizencomplex een nieuwe controletoren te realiseren. Het hier voorgestelde oostelijker tracé houdt hier reeds rekening mee. Voor de overige aspecten wijkt dit alternatief erg weinig af van het basistracé, waardoor redelijkerwijze gesteld kan worden dat de milieueffecten in eerste instantie niet aanzienlijk beter of slechter zullen zijn. Bijkomend is dit alternatief niet aanzienlijk technisch complexer dan het basistracé. Derhalve wordt dit tracé als een redelijk haalbaar alternatief beschouwd en wordt dit verder onderzocht in het MER.
Bespreking alternatief 6 Bij dit alternatief wordt het sluizenxomplex bovengronds gekruist, maar iets meer naar het oosten in vergelijking met het basistracé.
2.2.8
pagina 28
Mogelijke impact - ruimtelijk niet inpasbaar (geen ruimte voor de aansluiting van de ondergrondse verbinding in het onderstation Lillo)
Ruimtelijk Voordelen + geen bedrijventerreinen die bovengronds gekruist worden
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Mogelijke impact - risico bevoorradingszekerheid (zie detailuitleg onder de tabel) - risico’s inzake technische aspecten (zie detailuitleg onder tabel)
Alternatief 7 (Volledig ondergronds scenario) Technisch Voordelen + geen overspanning van het sluizencomplex + bedrijventerreinen ten oosten van de Scheldelaan worden niet gekruist
Alternatief 7
Mogelijke impact - grenst over een lengte van 4.140 m aan relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” (maximale afstand 100m) - grenst over een lengte van 2.500 m aan het beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor (maximale afstand 100m) - Grenst over een afstand van 570 m het beschermd dorpsgezicht “Lillo-fort met veer en getijdehaventje” (maximale afstand tussen de 30-50m) - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” (maximale afstand: 100 m) - grenst aan het beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” (maximale afstand: 50 m) - loopt langsheen de dijk van de Scheldepolder over een afstand van 4.600 m (landschapskenmerkenkaart) - doorkruist 592 m aan biologisch waardevolle percelen (dijken en ruigten). - grenst aan Vogelrichtlijngebied over een lengte van 4.300 m
Milieuaspecten Voordelen + ondergronds dus weinig impact op landschapsbeeld of avifauna + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties + doorkruist geen kwetsbare gebieden zoals speciale beschermingszones, erkende natuurreservaten en VEN-gebieden + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour.
Ruimtelijk
Milieuaspecten (maximale afstand: 100 m) - grenst aan Habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium” over een lengte van 2.400 m (maximale afstand: 200-400m) - grenst aan VEN-gebied (tweemaal) over een lengte van 4.300 m (maximale afstand 100m) en een lengte van 1.500 m (maximale afstand tussen 300-600m) - grenst aan erkend natuurreservaat (tweemaal) over een lengte van 2.500 m (aangrenzend) en 1.700 m (maximale afstand 100m)
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 29
Aspecten bevoorradingszekerheid In plaats van te vertrekken van 2 circuits van 2000MVA zoals dit bij de luchtlijnverbinding wordt gerealiseerd, wordt een volledig ondergronds traject aangelegd met vier afzonderlijke circuits van 1000MVA. Een enkelvoudige ondergrondse 380 kV kabelverbinding heeft rekening houdend met de technologische en enigszins beproefde mogelijkheden een transportcapaciteit van ongeveer 1000 MVA. (te vergelijken met een transportcapaciteit van 2000MVA voor een luchtlijnverbinding). Algemeen (ook internationaal) wordt een net ontwikkeld om bij verlies van één element, in dit geval één verbinding, nog steeds de gevraagde transportcapaciteit te kunnen verzekeren, dit is nodig om tijdens onbeschikbaarheid om redenen van onderhoud en incident op één verbinding nog steeds de gewenste transportcapaciteit te kunnen waarborgen (dit is gekend als het N – 1 principe). De nagestreefde transportcapaciteit van de verbinding is zoals eerder vermeld gelijk aan 2000 MVA. Het basistracé bestaat zodoende uit een hoogspanningslijn voorzien van 2 circuits van 2000 MVA. Volgens het N-1 principe moet er voor de voorgestelde ondergrondse kabelverbinding dan steeds 4000-1000 = 3000 MVA gegarandeerd zijn, en blijft ook 2000 MVA gegarandeerd tijdens een eventuele langdurige onbeschikbaarheid van 1 verbinding (moest zich in die periode ook nog een defect voordoen op een andere verbinding, de kans hierop wordt immers 10 x groter over de afstand van 10 km in vergelijking met alternatief 5) Op het gedeelte van de kruising van het sluizencomplex wordt zoals eerder uitgelegd bij alternatief 5 de capaciteit beperkt tot 4*700 MVA. Omdat het in dit geval over 4 afzonderlijke circuits gaat blijft er volgens het N-1 principe steeds 2800-700 = 2100 MVA gegarandeerd.
Bespreking alternatief 7 In dit alternatief spreken we over een volledig ondergrondse kabelaanleg tussen de onderstations Lillo en Zandvliet inclusief de ondergrondse kruising van het sluizencomplex. Ter illustratie wordt hier verwezen naar bijlage 3, met een schematische weergave van dit alternatief.
Alternatief 7 (Volledig ondergronds scenario) Technisch
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 30
Betrouwbaarheid van verbindingen: Een standaard lijnverbinding bestaat uit naakte geleiders opgehangen aan isolatoren aan de mastarmen van de hoogspanningsmasten. De meest voorkomende fouten op lijnverbindingen zijn te wijten aan overslag op de isolatoren ten gevolge van overspanningen die veroorzaakt worden door atmosferische omstandigheden (onweer). Deze fouten zijn van zeer korte duur en worden door de aanwezige beveiligingsapparatuur zeer snel geëlimineerd door automatische uitschakeling van de betrokken fasegeleider waarop onmiddellijk daarna een automatische wederinschakeling volgt. De tijd van onbeschikbaarheid beperkt zich tot enkel seconden bij dergelijke fouten. Ondergrondse kabels hebben een complexe samenstelling die zeer gevoelig is aan beschadigingen van buitenaf en aan veroudering die evenredig is met de temperatuur die op zijn beurt afhankelijk is van de grootte van belastingstroom doorheen de kabels. De betrouwbaarheid van ondergrondse kabelverbindingen neemt af naarmate de verbinding langer wordt, naarmate er meer componenten worden gebruikt, naarmate de mogelijkheid op beschadiging van buiten af vergroot en vooral wanneer de toegankelijkheid belemmerd wordt waardoor de hersteltijden zeer hoog kunnen oplopen. Het aantal eindsluitingen (of eindmoffen) is per verbinding steeds gelijk en is daarmee geen variabele parameter, de lengte komt overeen met de technisch benodigde lengte maar indien deze bestaat uit verschillende deellengten moeten deze met elkaar verbonden worden met verbindingsmoffen waardoor het aantal componenten vergroot. Het betrokken kabeltraject is enkel op de uiteinden blootgesteld aan beschadigingen van buitenaf, waardoor extra beschermingsmaatregelen aangewezen zijn.
Bij defect van een verbinding in de onderboring van het sluizencomplex geldt de redenering zoals vermeld bij de toelichting van alternatief 5. Kabelverbindingen geplaatst in een ondergrondse boring die defect zouden geraken zijn immers niet herstelbaar en moeten vervangen worden. Dit kan door een nieuwe boring uit te voeren die omwille van de uitvoeringstermijn tot een onverantwoord lange onbeschikbaarheid leidt. De aanleg van extra reservekabels (een extra 5de verbinding) kan dit probleem verhelpen. Voor dit scenario zouden we dan moeten uitgaan van 5 ondergrondse verbindingen over het ganse traject van Lillo tot Zandvliet. Gezien de risico’s op technische haalbaarheid (zie verder) reeds zeer groot zijn voor 4 verbindingen werd een oplossing met 5 ondergrondse verbindingen niet verder bestudeerd en dus niet verder overwogen. M.a.w. een defect op een kabel in de onderboring zou ofwel definitief, of in het beste geval (bij de realisatie van een nieuwe onderboring), leiden tot een situatie waarbij de verplichte N-1 robuustheid niet meer gehandhaafd blijft. In dergelijke situatie dient de volledige investering van het project beschouwd te worden als een “sunk investment” gezien de beoogde betrouwbaarheid en voedingszekerheid niet meer aanwezig is (en dus de vooropgestelde doelstelling niet gehaald wordt). Ofwel moet dan het importniveau van stroom uit het buitenland verminderd worden ofwel moeten de aanwezige productie-eenheden stilgelegd worden.
Ondergrondse kabels hebben een hogere kans om door externe actoren voor een langere duur beschadigd te raken dan luchtlijnen, ondanks de beschermingsmaatregelen (bv. grondwerken door derden).
De reparatietijd voor een ondergrondse kabel is veel langer: min. 1 tot 2 weken en zelfs langer indien bvb. de kabel gedeeltelijk vervangen dient te worden, een herstelling op een bovengrondse lijn is van veel kortere duur (enkele dagen). Daardoor is de intrinsieke beschikbaarheid van de verbinding kleiner en moet er met een bepaalde redundantie gewerkt worden.
Eén ondergrondse kabelverbinding is bovendien beperkter in transportcapaciteit dan één bovengrondse verbinding. Daarom zijn er steeds meerdere kabelverbindingen nodig die in parallel worden aangelegd.
Verbindingen van deze lengte uitgevoerd door ondergrondse kabels veroorzaken omwille van de technische eigenschappen van geïsoleerde kabels grote verliezen in reactief vermogen. Dit verlies moet gecompenseerd worden door parallel spoelen te installeren, in dit geval in de onderstations Zandvliet en/of Lillo. .
-
-
-
-
De gevolgen van een ondergronds traject i.p.v. een bovengronds traject op de exploitatiezekerheid zijn samengevat van diverse aard :
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 31
Omwille van bovenstaande redenen en risico’s met betrekking tot de bevoorradingszekerheid wordt het door de initiatiefnemer niet verantwoord geacht een ondergronds deeltraject in deze belangrijke 380kV-as op te nemen.
x
Verbindingen kunnen ook uitgevoerd worden met gelijkstroomtechnieken (= DC verbinding) waardoor minder kabels moeten voorzien worden dan in een 3-fasig wisselstroomsysteem (= AC). Indien ondergronds aangelegd spelen ook de nadelen zoals voor klassiek AC kabels. Het grootste aandachtspunt wordt echter gevormd door de omvormers DC naar AC en omgekeerd die nodig zijn om de verbinding op te nemen in het bestaande net. Deze omvormers vragen een ruimte inname die in de bestaande onderstations Lillo en Zandvliet niet beschikbaar zijn. Onafgezien daarvan is de kostprijs van deze omvormers het belangrijkste argument om deze techniek hiervoor niet in aanmerking te kunnen nemen. Slechts op verbindingen van 40 à 50 km zou de winst in verbindingskabels de kostprijs van de omvormers enigszins kunnen verantwoorden.
Voor de voorgestelde configuratie uitgevoerd volgens alle best practices en bij een veronderstelde reparatietijd van 160 h (1 week) voor een fout (= gemiddeld minimum) is de beschikbaarheid van de volledige lijnverbinding nog steeds 20 tot 25 x groter. Bij moeilijk bereikbare fouten kan de hersteltijd oplopen tot 1 maand wat de beschikbaarheid t.o.v. een lijnverbinding tot 60 maal kleiner zou maken. Tenslotte kan nog gesteld worden dat de levensduur van een duurdere ondergrondse kabel geschat wordt op 50 à 60 jaar naargelang de belasting in min of meerdere mate de veroudering versnelt. Voor een luchtlijn is dit eerder 80 jaar.
Deze maatregelen bemoeilijken dan weer de toegankelijkheid voor herstellingen.
Er moet rekening gehouden worden met het feit dat een ondergrondse verbinding steeds bereikbaar moet blijven om eventuele defecten te kunnen herstellen en dus een rijrichting van de Scheldelaan gedurende minimum 1 tot 2 weken moet afgesloten worden in geval van een defect op één kabel op dat gedeelte. Dit houdt in dat bij eventuele defecten de Scheldelaan dus gedurende minimum 1 tot 2 weken moet afgesloten worden.
De aansluiting van de 4 kabelverbindingen kant onderstation Lillo is geen haalbar alternatief omwille van : - De aanwezigheid van zeer veel nutsleidingen (pijpleidingen, kabels,...). Dit laat geen ruimte over om de gestuurde boringen te kunnen realiseren onder de Scheldelaan en de verkeerwisselaar A12-R2, rekening houdend met de minimum te respecteren afstand tot deze nutsleidingen (zie bijlage 3 “Aankomst 380kV kabels in Lillo”). - De toelaatbare buigstraal die voor dergelijke kabels 4 m bedraagt. - De randvoorwaarden die van toepassing zijn voor het realiseren van gestuurde boringen (zie fig. 1-4 hieronder).
x
x
pagina 32
Om de transportcapaciteit van 1000 MVA per verbinding te kunnen garanderen moet de onderlinge afstand tussen de 4 verbindingen +/- 4 m bedragen. Omwille van de vele aanwezige nutsleidingen aan weerszijden van de Scheldelaan (zie bijlage 3) moeten de 4 verbindingen in de Scheldelaan worden geplaatst (verdeeld over de 2 dubbele rijbanen). De aanleg vereist het volledig afsluiten van 2 rijvakken van de Scheldelaan gedurende minimum 1,5 jaar in deellengtes van ongeveer 1km.
x
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Voor het ruimtebeslag van de ondergrondse verbinding is uitgegaan van 12 éénfase-kabels (3 fasen per verbinding in klaverblad, 4 verbindingen).
x
Technische aspecten en ruimtelijke haalbaarheid. Inzake de technische aspecten wordt vooreerst verwezen naar het bijkomend onderzoek uitgevoerd naar de technische haalbaarheid en uitvoeringsmodaliteiten van een ondergrondse kruising van het sluizencomplex. (Verkennend onderzoek voor horizontaal gestuurde boringen voor hoogspanningskabels, ZandvlietBerendrechtsluizencomplex te Antwerpen, ELIA Engineering-Antea Group, doc. 2243702000, april 2013). Het uitgangspunt bij de bespreking van dit alternatief is dus, zoals aangegeven bij de bespreking van het aspect bevoorradingszekerheid, de aanleg van 4 ondergrondse verbindingen die de Scheldelaan volgen (zie bijlage 3 “Traject Scheldelaan met 4 kabelverbindingen”).
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 33
De opbouw van een horizontaal gestuurde boring (“Horizontal Directional Drilling” of “HDD”) is schematisch weergegeven in bovenstaande figuur. Het boorproces bestaat uit drie fasen. Als eerste vindt de pilotboring plaats. Daarna volgen één of meerdere ruimoperaties. Vervolgens worden de HDPE buizen ingetrokken. Achter de ruimer wordt de trekkop met de in te trekken HDPE-buizen bevestigd. Na het intrekken van de buizen is de horizontaal gestuurde boring voltooid.
Het openblijven van mogelijkheden voor toekomstige aansluitingen 150 kV van derden die ook de verkeerwisselaar en de Scheldelaan kruisen.
Voor de kruising van het sluisplateau Berendrecht en Zandvliet en de toekomstige 3de sluis via 4 gestuurde boringen over een lengte van +/- 1km en een diepte van +/56m (zie bijlage 3 “Kruising sluizencomplex met 4 kabelverbindingen” en bijlage 3 “Doorsnede gestuurde boringen onder sluisplateau”) moet er rekening worden gehouden met een ruimtebeslag in breedte van minimum 25 m. Deze boringen worden op twee verschillende niveaus uitgevoerd, waarbij met 15m onderlinge afstand en 5m aan weerszijden van de boringen rekening moet gehouden worden.
Deze afstand kan nog groter worden zoals verder beschreven. Het uitvoeren van de gestuurde boringen op één niveau is voor het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen uitgesloten. Boringen op één niveau betekent een extra ruimtebeslag in breedte van minimum 15m.
x
x
x
pagina 34
De aankomst van de kabelverbindingen via de kabel-GIB transities waarbij mast 7L van de 150 kV lijn Lillo- Oorderen-Zandvliet die zich in het onderstation van Lillo bevindt, verplaatst moet worden. De 150 kV lijn Oorderen-Zandvliet is de enige voeding van het onderstation Lillo en dus de enige rechtstreekse voeding van de volledige petrochemie in het noorden van de haven (zie bijlage 3 “Aankomst 380kV kabels in Lillo” met aanduiding van mast 7L)
x
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Er zijn verschillende opeenvolgende horizontale gestuurde boringen (3 boringen per kabelverbinding) nodig voor de aankomst van de kabelverbindingen in het onderstation Lillo (o.a. voor de kruising van de in- en uitgang van de Liefkenshoektunnel, de kruising van de Scheldelaan en de kruising van de Verkeerswisselaar);
x
Bij horizontaal gestuurde boringen worden boorstangen, met een hydraulische boorunit, één voor één de grond in geduwd. De minimum kromtestraal hangt in grote mate af van de gekozen boorstangen. Het intredepunt “F” vereist een werkzone voor de werfinstallatie. De minimale werkzone die moet voorzien worden ter hoogte van dit intredepunt is de ruimte voor de bentonietput en het ruimtebeslag voor de drilling en toebehoren. Het uittredepunt “A” vereist de mogelijkheid voor de constructie van de streng “L”. De minimale werkzone die moet voorzien worden ter hoogte van dit uittredepunt “A” is de ruimte voor de ontvangstput en voor de strengzone, waarbij minimaal een zone met dezelfde lengte als de gestuurde boring ter beschikking moet hebben voor het realiseren van de HDPE-koker bundel. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de in-en uittredehoek van 15° à 17° van deze gestuurde boring.
Het gebruik van gestuurde boringen brengt risico’s met zich mee: - De maximale diameter van het boorgat dient beperkt te worden om de stabiliteit van het boorgat te garanderen en dus de boring te kunnen realiseren. - De kabels komen op een grotere diepte te liggen in vergelijking met een normale sleuf. Dit brengt met zich mee dat de koeling van de kabels sterk vermindert: de afstand tot het koeloppervlak, dit is het maaiveld, neemt sterk toe; - De ondergrond bestaat uit verschillende grondlagen met verschillende fysische eigenschappen: deze bepalen enerzijds of het al dan niet mogelijk is om de techniek van de gestuurde boring te gebruiken, maar anderzijds bepalen zij ook de koeling van de kabels; - Het aantal hoogspanningskabels heeft ook een sterke invloed op ruimtelijk vlak: meerdere gestuurde boringen met een bepaalde tussenafstand (meerdere meters) dienen te gebeuren naast elkaar, anderzijds warmen hoogspanningskabels die in elkaars buurt liggen elkaar op; - De ruimte-inname (in breedte) hangt af van een combinatie van de bovenstaande factoren, maar een corridor van +/-10 m links en rechts van de as van een boring moet om technische redenen ter beschikking zijn per gestuurde boring. Meerdere boringen naast elkaar kunnen uitgevoerd worden met tussenafstanden in de orde van min. 10 m tot 20 à 30 m i.f.v. bovenstaande factoren. Op basis van grondstaalnames wordt de exacte breedte bepaald. De minimum breedte van 25 m zou dan tot 50 à 60 m kunnen bedragen. - De onderlinge afstand tussen de gestuurde boringen moet minimum 10 m bedragen omwille van de volgende redenen :
x
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 35
Deze randvoorwaarden en risico’s leggen eigenlijk een grote hypotheek op het slagen van de uitvoering van deze ondergrondse verbinding. Er zijn te veel onbekenden en randvoorwaarden die een opeenstapeling van risico’s betekenen, zeker omdat (gezien de noodzaak van de bevoorradingszekerheid, zie hoger) die verbinding (en onderboring van het sluizencomplex) dus 4 maal dient te slagen. Als hierbij de onderboring dus 1 maal mislukt, omwille van bovenstaande redenen, is de volledige ondergrondse verbinding mislukt. De risico’s op het falen van de uitvoering van dit alternatief, worden door de initiatiefnemer als te groot ingeschat om deze methodiek als een redelijk te verantwoorden alternatief te beschouwen.
de nauwkeurigheid van het boren verlangt een zekere afstand. de warmteontwikkeling van de kabels moet kunnen worden afgevoerd naar de omgeving zonder schade (eventueel uitdroging van de grond).
De boringen bevinden zicht net boven de Boomse Klei (ca. 2m) . De Boomse klei moet vermeden worden gezien: - Deze zeer moeilijk te doorboren is met als risico het verliezen van de boorkop waarbij opnieuw geboord moeten worden en dus extra ruimtebeslag (in breedte) nodig is. - Zeer slechte eigenschappen op vlak van thermische geleidbaarheid (warmte van de kabels kan niet voldoende snel afgevoerd worden). - Voor PE-buizen is de toegelaten treksterkte beperkt tot 10 N/mm² bij het intrekken. Dit geeft vermoedelijk weinig reserve bij het eventueel vastlopen van de bundel tijdens de intrek-operatie.
x
o o
Ter hoogte van het sluizencomplex (zuidkant) moet de Scheldelaan en een industriëel spoor eerst onderkruist worden via 4 gestuurde boringen, om tot de 4 intredepunten te komen van de gestuurde boringen voor de kruising van de sluizen. Net voor de intredepunten van deze boringen moet er ook rekening worden gehouden met 12 verbindingsmoffen (= 3 moffen per kabelverbinding) of 4 verbindingsputten. Dit betekent een belangrijk ruimtebeslag van +/- 0,7 ha voor het vermoffen van de 12 kabels (= 4 x 14 m per verbindingsput) en voor de 8 in- en uittredepunten van de gestuurde boringen.
x
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 36
Besluit technische en ruimtelijke aspecten Uit bovenstaande toelichting dient geconcludeerd te worden dat een volledige ondergrondse aanleg langsheen de Scheldelaan technisch niet verantwoord is en mogelijk niet haalbaar omwille van ruimtelijk niet inpasbaar, met als voornaamste knelpunten volgende aspecten : x ruimtegebrek voor aanleg ondergrondse verbinding: enkel aanleg in de Scheldelaan is nog mogelijk met als gevolg het over langere tijd (1,5 jaar) niet beschikbaar zijn van de Scheldelaan. Dit is een niet te verantwoorden impact naar de werking van de Antwerpse Haven toe. x ruimtegebrek ter hoogte van onderstation Lillo voor aankomst van de verbindingen vanuit Zandvliet en vertrek van de verbinding naar Liefkenshoek. Er is geen technische manier voorhanden om deze verbindingen (en de noodzakelijke uitbreidingen hiervoor) aan te kunnen sluiten op het station Lillo. x de nodige achtereenvolgende gestuurde boringen zijn technisch en ruimtelijk niet haalbaar wegens de benodigde bochtstralen en spanningen. x Risico’s bij onderdoorboring van het sluizencomplex x De faalkans van een ondergrondse verbinding over 10 km is vele malen hoger dan van een bovengrondse verbinding.
Verbindingen van deze lengte uitgevoerd door ondergrondse kabels veroorzaken omwille van de technische eigenschappen van geïsoleerde kabels grote eisen aan reactief vermogen. Dit verlies moet gecompenseerd worden door parallel spoelen te installeren, in dit geval in de onderstations Zandvliet en/of Lillo. De aansluiting van deze spoelen vraagt minstens 2 bijkomende schakelvelden, één in Zandvliet en één te Lillo. Hierdoor wordt het in- en uitschakelen alsook het uitbaten en regelen van de verbinding sterk bemoeilijkt. De grote moeilijkheid en de nadelen van deze oplossing zijn te vinden bij de plaatsinname van de kabels zelf over het ganse traject en de noodzaak om 4 schakelvelden te realiseren in zowel de onderstations Lillo als Zandvliet. In het onderstation Zandvliet is er nog wel plaats voor 4 schakelvelden en 1 schakelveld voor de compensatiespoel, maar is er door de ligging tussen de Schelde en de Scheldelaan alle plaatsreserve opgebruikt. Aansluitingsmogelijkheden voor productie en afname zijn één van de belangrijkste doelstellingen van het Brabo-project en worden hierdoor ernstig beperkt. Een eventuele uitbreiding te Zandvliet is dus nog enkel mogelijk in het omliggend natuurgebied aan de zijde van de Schelde. Het onderstation Lillo is nu al omwille van plaatsgebrek opgevat als een compact onderstation 380kV. Het aansluiten van 6 (4 voor Zandvliet en 2 voor Mercator) kabelcircuits en één compensatiespoel op 7 afzonderlijke schakelvelden brengt om redenen van wederzijdse opwarming een ontoelaatbare kabelconcentratie met zich mee op het aansluitingspunt op deze compacte installatie. Indien dit probleem opgelost moet worden door een overgang te voorzien tussen de compacte installatie en de kabels door een GIB aansluiting (Gas Geïsoleerde Busbar = vergelijkbaar met GIL) vraagt deze GIB een terreinuitbreiding van het onderstation. Dit wordt steeds als onaanvaardbaar/onmogelijk aangenomen (vandaar de keuze voor een compact onderstation. De grote concentratie van GIBs leveren tevens exploitatie problemen op in geval van onderhoud of herstelling op een veld; door de nabijheid van andere velden moeten er bij onderhoud of herstelling meerdere velden gesneden worden hetgeen onaanvaardbaar is. Het mag bovendien niet de bedoeling zijn de mogelijkheden voor de installatie van een 2 de trafo 380/150kV of de toekomstige aansluitingen voor productie-eenheden te hypothekeren. Anderzijds is het evenmin de bedoeling om de dan noodzakelijke uitbreiding van Lillo 380kV in te planten op andere waardevolle industrieterreinen in de nabijheid.
Tevens werd ook nagegaan welke impact dit alternatief heeft op de onderstations van Zandvliet en Lillo. Hierbij zijn de technische en ruimtelijke aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden, en worden deze dus samen besproken in onderstaande paragrafen.
Ruimtelijke en technische aspecten ter hoogte van de onderstation Zandvliet en Lillo
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Dit alternatief wordt dan ook verder niet onderzocht in het MER.
pagina 37
Conclusie alternatief 7 Er wordt aangetoond dat een volledige ondergrondse verbinding op technisch vlak grote risico’s inhoudt en op ruimtelijk vlak niet als haalbaar beschouwd wordt.. Er wordt derhalve besloten dat dit alternatief niet als een redelijk haalbaar alternatief beschouwd kan worden ten opzichte van het basistracé of andere voorgestelde alternatieven. Om toch een oplossing te bieden aan de mogelijke impact die een kruising van het sluizencomplex met zich meebrengt, wordt verwezen naar alternatieven 6 en 8 . In vergelijking met alternatief 7, kampen deze alternatieven niet met de technische moeilijkheden zoals hierboven toegelicht. Er is dus een andere haalbare oplossing voorhanden, waardoor geoordeeld wordt dat het niet nodig is om dit alternatief (met duidelijk aanzienlijker nadelen t.o.v. de voornoemde alternatieven) verder te onderzoeken.
Overige aspecten Bij een ondergrondse aanleg wordt redelijkerwijze aangenomen dat de milieueffecten significant anders zullen zijn ten opzichte van een bovengronds tracé. De impact op de aspecten landschap en (avi)fauna wordt verondersteld minder te zullen zijn, echter dient er wel rekening gehouden te worden met de mogelijke impact bij andere disciplines die bij een bovengrondse lijn minder van toepassing zijn, namelijk de aspecten bodem en water. Het voordeel van dit alternatief is te vinden in het feit dat er geen overspanning van het sluizencomplex gebeurt, en derhalve geen potentiële verstoring van de radarinstallaties van het sluizencomplex en scheepvaartnavigatie verwacht wordt. Er wordt als voordeel ook aangehaald dat er geen overspanning van de aanwezige bedrijventerrein gebeurt in dit alternatief.
2.2.9
pagina 38
Mogelijke impact - grotendeels buiten industriegebied en havengebied gelegen,
Ruimtelijk Voordelen: + bundeling met bestaande infrastructuur (A12) + op plaats van bestaande hoogspanningsleiding, dus geen bijkomende luchtlijn. + Omwille van het over grote delen nagenoeg rechtlijnig traject kan door toepassen van een techniek met compacte masten de ruimte inname van de 380kV lijn deze van de bestaande 150kV lijn nagenoeg evenaren. + doorkruist volgens geldende bestemmingsplannen: gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven dienstverleningsgebieden, industriegebieden, bijzondere industriegebieden (afvalverwerking), ambachtelijke bedrijven en kmo’s, bestaande autosnelwegen + bestaande hoogspanningslijn reeds aangeduid op gewestplan Î in principe geen RUP en plan-MER nodig voor dit alternatief.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Mogelijke Impact - door de aanleg op de locatie van een bestaande HS-lijn, dient deze eerste HS-lijn op een andere locatie aangelegd te worden . Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is om deze dan ondergronds aan te leggen langsheen de Scheldelaan. - Overkruising bedrijven ten oosten en westen van Kanaaldok
Alternatief 8 (Tracé via A12-R2) Technisch Voordelen + geen overspanning van het sluizencomplex + bedrijventerreinen ten oosten van de Scheldelaan worden niet gekruist + Hierdoor wordt de constructie van de lijn veel eenvoudiger dan voorzien in het basistracé.
Alternatief 8
- volgt grotendeels de autosnelweg A12 - doorkruist de landduin “De Brabantse wal” over een lengte van 535 m - gelegen op minder dan 200 m van nieuwe nederzettingen in Zandvliet en Berendrecht - doorkruist agrarisch ontginningslandschap en polderlandschap
Mogelijke impact - er liggen 25 woningen binnen de 0,4 μT-contour - kruist over een lengte van 5.200 m de relictzone “Polder van Zandvliet en Stoppelenberg-Kraaienberg” - kruist over een lengte van 3.460 m de relictzone “ontginningsblok Stabroek” - kruist over een lengte van 780 m de ankerplaats “De Polder van Stabroek met overgangszone naar de Noorderkempen” - loopt op ca 75 m van het beschermd dorpsgezicht “Fort van Stabroek” - kruist de lijnrelicten “Armendijk”, “Antitankgracht” en ”Duitse Bunkerlinie Hoofdweerstandstelling” - doorkruist kasteelpark
Milieuaspecten Voordelen + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties + geen doorkruising van beschermde landschappen + op locatie van bestaande leiding dus bijkomende effecten inzake landschap , avifauna en mens t.o.v. huidige situatie redelijkerwijze kleiner dan bij volledig nieuwe bovengrondse lijn op die locatie.
- doorkuist volgens geldende bestemmingsplannen: natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, bosgebieden met ecologisch belang, agrarische gebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang, bouwvrij agrarisch gebied, woongebieden, woongebieden met landelijk karakter, gebieden voor verblijfsrecreatie
Ruimtelijk - de kernen van Zandvliet en Berendrecht liggen nabij waardoor het traject niet langs de westkant van de A12 kan aangelegd worden. Ter hoogte van Berendrecht bevindt zich aan de oostzijde het natuurreservaat en recreatiedomein (jeugdverblijven) “de Ruige Heide”.
Milieuaspecten - gelegen op 400 m van Fort van Stabroek - kruist de Antitankgracht - doorkruist 419 m biologisch zeer waardevolle percelen, voornamelijk droge struikheidevegetatie met struik- of boomopslag (cgb, 380 m) en een aantal waardevolle bermen, perceelsranden en sloten. - kruist 5.547 m aan biologisch waardevolle percelen, bestaande uit ruigtes, gemengd loofhout, soortenrijk permanent cultuurgrasland. - doorkruist in totaal 256 m VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde” - Kruist over een afstand van ongeveer 597 m het Vogelrichtlijngebied “Schorre en polders van de Beneden-Schelde” - Grenst aan Habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium” (maximale afstand: 250 m) - grenst aan Habitatrichtlijngebied “Historische fortengordels” (over een lengte van 300 m maximale afstand: 300m) - Grenst aan erkend natuurreservaat (maximale afstand 100-250m)
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 39
Op milieuvlak liggen de voordelen van dit alternatief in het feit dat er geen beschermde landschappen doorkruist worden en de afstand door waardevolle natuurgebieden aanzienlijk kleiner is in vergelijking met het basistracé. Er wordt over een aanzienlijke lengte gebundeld met bestaande infrastructuur en het betreft de recuperatie van de locatie van een bestaande lijn, wat redelijkerwijze minder impact veroorzaakt dan een volledig nieuwe lijn op die locatie. Bij het volgen van dit tracé worden de bedrijventerreinen langsheen de Scheldelaan, noch het sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis gekruist.
Bespreking alternatief 8 In dit alternatief wordt een verbinding tussen Zandvliet en Lillo voorzien, door de recuperatie van de bestaande 150 kV-lijn die de A12 volgt. Hierdoor dient de bestaande 150 kV-lijn omgelegd te worden, om zo deze locatie te kunnen hergebruiken. In de huidige visie wordt er voor deze omlegging omgegaan van een ondergrondse 150 kVverbinding in de wegenis. Voor de recuperatie van de bestaande lijn volgens dit alternatief, is de opmaak van een Ruimtelijk Uitvoeringsplan niet nodig, aangezien deze lijn reeds aanwezig is op het Gewestplan. Ook voor de omlegging van de 150 kV-lijn is er geen RUP vereist.
Alternatief 8 (Tracé via A12-R2) Technisch
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 40
Opmerking 2: Bij een overweging van een ondergrondse aanleg van de 380 kV verbinding langs dit traject (met alle technische en ruimtelijke knelpunten terzake) naast de reeds bestaande hoogspanningslijn 150kV op dit traject, kan redelijkerwijze verondersteld worden dat de impact hiervan groter zal zijn dan een recuperatie van de bestaande lijn en het ondergronds brengen van de bestaande 150 kV-lijn in de bestaande wegenis. Er wordt zodoende geargumenteerd dat een ondergrondse variant van dit alternatief, ten opzichte van het voorgestelde alternatief 8 geen meerwaarde biedt.
Opmerking 1: in de eerdere kennisgeving werd dit alternatief niet onderzocht omwille van verschillende duidelijke nadelen t.o.v. het basistracé en de andere alternatieven. Het uitgangspunt hiervan was echter wezenlijk anders dan nu het geval is. Bij opmaak van de kennisgeving werd er vanuit gegaan dat bij het volgen van dit tracé, er een 2 e, bijkomende HS-lijn nodig was, dus naast de reeds bestaande HS-lijn langs de A12. Deze 2e HS-verbinding werd niet haalbaar geacht, enerzijds omwille van de technische aspecten (de bestaande lijn zou gekruist moeten worden, wat niet toegelaten is vanwege de netveilgiheid), anderzijds omwille van het gebrek aan ruimte op verschillende plaatsen langs dit tracé om nog een 2e verbinding aan te leggen. Echter, nu ziet Elia dit alternatief wel als een volwaardig alternatief, uit verder onderzoek en voortschrijdend inzicht blijkt momenteel dat het wel mogelijk is om de nieuwe lijn te voorzien op de locatie van de bestaande lijn en voor de bestaande lijn 150kV een ondergrondse oplossing te zoeken Elia is bereid hiervoor de meerkost te dragen.
Gelet op de voorgaande analyse van voor- en nadelen van dit tracé wordt besloten dit alternatief 8 verder te onderzoeken in het MER.
Nadelig aan dit tracé is de overkruising van een groter aantal woningen dan bij het basistracé en het feit dat ook de bestaande 150 kV hoogspanningslijn dan nog op een andere locatie ondergronds moet aangelegd te worden. Er dient opgemerkt te worden dat de aspecten inzake technische en ruimtelijke haalbaarheid van een ondergrondse aanleg zoals besproken bij de alternatieven 5 en 7, niet vergelijkbaar zijn met het ondergronds brengen van een 150 kV verbinding. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de 4-voudige ondergrondse verbinding op 380 kV volgens het hoger beschreven alternatief 7 heeft deze 2-voudige kabelverbinding op 150 kV een veel kleinere impact zodat de risico’s op uitvoerbaarheid hier vele keren kleiner zijn,. Er is nationaal als internationaal reeds zeer veel ervaring is met dit type van kabels en de aanleg ervan. Zo kunnen deze verbindingen aangelegd worden in de pechstrook en zijn er door het kleinere aantal, afmetingen, krommingstraal nagenoeg geen bottlenecks te verwachten die de haalbaarheid van de aanleg in gedrang zouden kunnen brengen. Ook het gevolg van een falen kan snel met cijfers geïllustreerd worden wanneer we stellen dat de transportcapaciteit van elk van deze 2 kabels 300 MVA bedraagt terwijl dit voor 4 ondergrondse kabels 380kV gaat over elk 1000MVA per verbinding.
2.2.10
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Bespreking alternatief 9 pagina 41
Alternatief 9 (Ondergrondse kruising Schelde t.h.v. Lillo) Technisch Ruimtelijk Voordelen Voordelen + voornamelijk gebied voor zeehaven en + Geen overspanning Schelde watergebonden bedrijven, ook gedeelte gebied voor gemeenschapsvoorziening en Mogelijke Impact openbaar nut - risico bevoorradingszekerheid (zie detailuitleg onder de tabel) Mogelijke Impact - risico’s inzake technische aspecten (zie - kleiner gedeelte in gebied voor verkeers- en detailuitleg onder tabel) vervoersinfrastructuur, zone voor permanente ecologische infrastructuur met medegebruik - ruimtelijk niet inpasbaar (geen ruimte voor aansluitingen ter hoogte van onderstation Lillo)
Alternatief 9
Mogelijke impact - kruist lijnelement ‘Dijken in de Kust en Scheldepolders” - kruisen relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - nabij beschermd dorpsgezicht “ Lillo-fort met veer en getijdehaventje” - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” - nabij beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” - nabij “Beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor” - doorkruisen biologisch waardevolle percelen - kruisen vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de BenedenSchelde-oever1.400 m - kruisen habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”: 1.040 m - kruisen VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde”: 800 m - kruisen erkend natuurreservaat “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”: 380 m
Milieuaspecten Voordelen + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour. + niet boven beschermd dorpsgezicht + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 42
Inzake de technische aspecten wordt er voor dit alternatief verwezen naar de bespreking van aspecten inzake bevoorradingszekerheid, technische en ruimtelijke haalbaarheid van het alternatief 5. Het enige verschil met dit alternatief is de lengte (1,2 km). De benodigde breedte (60 m) voor deze onderdoorboring gaat uit van een plaatsing van 6 kabelverbindingen op 1 niveau. Op linkeroever vraagt deze oplossing een overgangsstation om aan te koppelen op de luchtlijn met een oppervlakte van 0,8 Ha zoals voor alternatief 5. Op rechteroever zouden deze 6 kabelverbindingen moeten aangesloten worden op onderstation Lillo. De problematiek met betrekking tot de ruimtelijke inpasbaarheid is beschreven in alternatief 7. In combinatie met alternatief 7 zou dit alternatief 9 nog een groter probleem stellen qua ruimtelijke inpasbaarheid. Bij deze alternatieven 5 en 7 werd uiteindelijk geconcludeerd dat deze niet als een redelijk haalbaar alternatief beschouwd kunnen worden en derhalve niet verder in de MER-procedure onderzocht dienen te worden. Dezelfde conclusie is geldig voor dit alternatief 9.
Bij een ondergrondse aanleg wordt redelijkerwijze aangenomen dat de milieueffecten significant anders zullen zijn ten opzichte van een bovengronds tracé. De impact op de aspecten landschap en fauna wordt verondersteld minder te zullen zijn, echter dient er wel rekening gehouden te worden met de mogelijke impact bij andere disciplines die bij een bovengrondse lijn minder van toepassing zijn, namelijk de aspecten bodem en water.
In dit alternatief wordt een ondergrondse kruising van de Schelde tussen Lillo en Liefkenshoek in beschouwing genomen.
2.2.11
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 43
Alternatief 10 ( meer westelijke kruising sluizencomplex) Technisch Ruimtelijk Voordelen Voordelen + voornamelijk gebied voor zeehaven en + geen directe overkruising van het watergebonden bedrijven, ook gedeelte sluizencomplex gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut Mogelijke Impact + meer ruimte voor windturbines ter hoogte - kruisen bedrijventerreinen: aan de oostzijde en van sluizencomplex westzijde van de Scheldelaan bevinden zich verschillende bedrijven die door de nieuwe Mogelijke Impact bovengrondse hoogspanningslijn overspannen - kleiner gedeelte in gebied voor verkeers- en zouden worden. vervoersinfrastructuur, zone voor - vrije hoogte nodig van ca. 120 m boven de permanente ecologische infrastructuur met operationele zone terminal ten westen van medegebruik sluizencomplex - kruising waterwegen - onvoldoende ruimte: ten westen van het sluizencomplex ligt een containerterminal, zones met containeroperaties dienen gevrijwaard te worden voor de werking van de terminal (24/7).
Alternatief 10
Mogelijke impact - kruist de Schelde - kruist lijnelement ‘Dijken in de Kust en Scheldepolders” - kruisen relictzone “Brakwaterschorren van de Schelde” - nabij beschermd dorpsgezicht “ Lillo-fort met veer en getijdehaventje” - grenst aan het beschermd monument “Lillo-fort: blokhuis (ruïne, kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoning (kazerneplein, 6,7,8, 9 en omgeving)” - nabij beschermd monument “De steenen windmolen De Eenhoorn” - nabij “Beschermd landschap Groot Buitenschoor-Galgeschoor” - doorkruisen biologisch waardevolle percelen - kruisen vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de BenedenSchelde-oever1.400 m - kruisen habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”: 1.040 m - kruisen VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde”: 800 m - kruisen erkend natuurreservaat “Groot Buitenschoor en Galgenschoor”: 380 m
Milieuaspecten Voordelen + geen woningen binnen de 0,4 μT-contour. + niet boven beschermd dorpsgezicht + ligt niet in of nabij beschermde archeologische sites of zones voor archeologische potenties
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 44
Derhalve wordt dit tracé als een niet redelijk haalbaar alternatief beschouwd en zal dit niet verder onderzocht worden in het MER.
Dit alternatief is dus technisch en ruimtelijke zeer moeilijk verenigbaar met het huidige gebruik van de terreinen die overspannen zouden worden. Om toch een oplossing te bieden aan de mogelijke impact die een kruising van het sluizencomplex met zich meebrengt, wordt verwezen naar alternatieven 6 en 8. In vergelijking met alternatief 10, kampen deze alternatieven niet met het conflict inzake technische moeilijkheden en ruimtegebruik zoals hierboven toegelicht. Er is dus een andere haalbare oplossing voorhanden, waardoor geoordeeld wordt dat het niet nodig is om dit alternatief verder te onderzoeken.
Voor de overige aspecten wijkt dit alternatief erg weinig af van het basistracé, waardoor redelijkerwijze gesteld kan worden dat de milieueffecten in eerste instantie niet aanzienlijk slechter zullen zijn dan bij het basistracé.
In bijlage 4 worden de plannen van de terminals ten noorden en ten zuiden van het Sluizencomplex weergegeven, met daarbij de aanduiding van de zone die voorbestemd is voor de containeroperaties.
Ten opzichte van het basistracé is het nadeel dat er onvoldoende ruimte is door de aanwezigheid van een zone voor containeroperaties en een vrije hoogte nodig is van 120 m boven de operationele zone van de terminal. Dit is nodig om toe te laten een containerkraan te verrijden over de terminal. De zones voor containeroperaties dienen vrijgehouden te worden. Elke mast vormt grote operationele hinder, niet alleen een verlies aan grondoppervlakte, maar ook een verlies qua flexibiliteit voor de interne verkeersstromen. Bovendien zou voor de bouw van een mast een bijkomend deel van de terminal buiten dienst gesteld moeten worden en zou op het moment dat er kabels over de terminal getrokken worden de hele terminal buiten dienst moeten zijn. Er moet bekeken worden onder welke voorwaarden een terminal die 24/7 operationeel is, stilgelegd kan worden.
Bespreking alternatief 10 In dit alternatief wordt de toegang tot het sluizencomplex zo dicht mogelijk tegen de Schelde gekruist.
3
Visie initiatiefnemer overige aspecten In voorgaande analyse worden de verschillende alternatieven bekeken op verschillende aspecten, zijnde: x technische haalbaarheid en bedrijfszekerheid x ruimtelijke inpasbaarheid x mogelijke milieu-impact. In het kader van een MER-procedure zijn dit de aspecten die van doorslaggevend belang zijn om te beslissen of een alternatief al dan niet als een redelijk haalbaar alternatief beschouwd kan worden. In de praktijk zijn er echter ook nog andere aspecten die van invloed zijn op de haalbaarheid van een alternatief. Een belangrijk aspect hierin is de kostprijs van de voorgestelde alternatieven en technische oplossingen. Dit aspect wordt niet meegenomen in de beoordeling van de alternatieven, doch er is wel degelijk een groot verschil tussen de verschillende opties. In principe wordt bij het zoeken naar alternatieven het BATNEEC-principe toegepast. (Best Available Technique Not Exceeding Excessive Costs). Algemeen kan er gesteld worden dat verwacht wordt dat de voorgestelde alternatieven duurder uitvallen ten opzichte van het basistracé. Voor alternatieven 5, 7 en 9 dient vermeld te worden dat er omwille van de technische aspecten en onzekerheden bij de uitvoering van de onderboringen een groot risico is dat deze mislukken. Financieel gezien is dit ook een sterk nadeel, aangezien dan ofwel nog een bijkomende boring dient voorzien te worden (voor zover deze dan nog technisch en ruimtelijke mogelijk is), ofwel de gemaakte investering als verloren beschouwd dient te worden. Buiten alle vermelde risico’s met betrekking tot ondergrondse verbindingen verdient het kostprijsverschil speciale aandacht omdat een ondergronds kabeltraject 7 tot 10 x duurder is dan een standaard luchtlijntraject met gelijke transportcapaciteit. De eenheidsprijs van een standaard luchtlijn bedraagt tussen de 1 en 3 miljoen euro per km. De noodzakelijk onderboringen zijn in deze kostprijsvergelijking nog niet meegenomen. Voor alternatief 8 wordt gesteld dat het luchtlijntraject langsheen de A12 weliswaar 16 km lang zal zijn (en dus 6 km langer dat het basistraject langsheen de Scheldelaan) maar dit wordt financieel grotendeels gecompenseerd door een gedeeltelijk hergebruik van de masten van de 150kV lijn en de eenvoudigere constructie van de lijn omdat er minder kritische installaties moeten overspannen worden die plaatselijk omleidingen, verhogingen of specifieke versterkingen in de constructie meebrengen zoals nodig voor het basistraject. Verder staat natuurlijk het ondergronds brengen van de bestaande 150kV verbinding hiertegenover wat een extra kostprijs met zich meebrengt maar technisch een standaard aanpak is in tegenstelling tot de ondergrondse aanleg van de 380kV verbindingen. Een tweede aspect dat niet meegenomen wordt in voorgaande beoordeling is het verschil in uitvoeringstermijnen voor de verschillende alternatieven.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 45
4
Voorstel verder te onderzoeken in plan-MER In voorgaande analyse wordt voor 10 alternatieven afgewogen of deze alternatieven als redelijk haalbaar te beschouwen zijn, bijkomende voordelen ten opzichte van het basistracé bieden en/of aanzienlijke negatiever milieueffecten met zich mee zullen brengen. Er wordt uiteindelijk geconcludeerd dat volgende alternatieven verder onderzocht zullen worden in het MER. Deze alternatieven worden allen als redelijk haalbaar geacht. x x x x
Alternatief 1: Bovengrondse HS-lijn ten westen van Scheldelaan Alternatief 2: Bovengrondse HS-lijn ten westen van Scheldelaan, met recuperatie locatie bestaande 150 kV-verbinding Alternatief 6: Bovengrondse kruising sluizencomplex Berendrecht- en Zandvlietsluis, oostelijker t.o.v. basistracé Alternatief 8 : tracé via A12, met recuperatie van de locatie bestaande 150 kV-verbinding
Met de opname van deze alternatieven in het verder onderzoek, wordt er ook een antwoord geboden aan de leemte in de kennis met betrekking tot de al-dan-niet interferentie van de HS-lijnen met de navigatie-apparatuur van het sluizencomplex. De overige alternatieven worden niet als redelijk haalbare alternatieven beschouwd, ofwel omdat de doelstellingen van het plan hiermee niet behaald worden, ofwel omwille van risico’s op technische en ruimtelijke aspecten. Volgende alternatieven zullen derhalve niet verder meer onderzocht worden in het MER: x x x
x
Alternatief 3 met een tracé langs Linkeroever, voldoet niet aan de doelstellingen en is technisch en ruimtelijk complexer dan het basistracé Alternatief 4, het bijhangen van extra geleiders op de bestaande 150 kV-lijn Lillo-Solvay is technisch niet mogelijk. Oplossingen om dit technisch realiseerbaar te maken resulteren in alternatief 2, wat wel verder onderzocht wordt. Alternatieven 5, 7 en 9, met respectievelijk een ondergrondse verbinding onder het sluizencomplex, de Scheldelaan en de Schelde brengen dermate grote risico’s met zich mee op het vlak van bevoorradingszekerheid, technische haalbaarheid en ruimtelijke inpasbaarheid, dat deze niet als te verantwoorden alternatieven beschouwd worden. Alternatief 10, met een westelijke oversteek van de toegang tot het sluizencomplex, is ruimtelijk niet verenigbaar met de bestaande havenactiviteiten.
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 46
5
Consequenties voor MER-procedure en MER methodiek Ten opzichte van de kennisgeving die reeds voor dit MER werd opgemaakt, zullen er in het MERonderzoek dus nog 2 bijkomende alternatieven worden onderzocht. Het betreft hier alternatief 6, de oostelijke kruising van het sluizencomplex en alternatief 8, het alternatief dat de omtrekkende beweging langs de A12 maakt. Het bijkomend opnemen van alternatief 6 als verder te onderzoeken, heeft geen impact op de lopende MER-procedure en de methodiek van het MER-onderzoek zoals weergegeven in de kennisgeving en bepaald in de richtlijnen. Echter, alternatief 8 bevindt zich ook op het grondgebied van de gemeente Stabroek. Deze gemeente is in de lopende MER-procedure en het reeds uitgevoerde openbaar onderzoek over de kennisgeving nog niet betrokken. Door het bijkomend opnemen van alternatief 8 als verder te onderzoek alternatief betekent dit dat er een extra openbaar onderzoek wordt uitgevoerd in de MER-procedure, waarbij dit document en de bestaande kennisgeving ter inzage gelegd zullen worden. Er dient wel opgemerkt te worden dat het tracé van alternatief 8 reeds aanwezig is op het gewestplan als een bestaande hoogspanningslijn. De recuperatie van deze locatie en de omvorming tot 380 kV-verbinding, evenals het omleggen (ondergronds brengen in de wegenis) van de bestaande 150 kV-lijn behoeven geen RUP-initiatief. Ten opzichte van de onderzoeksmethodiek zoals beschreven in de kennisgeving en bepaald in de richtlijnen van dienst MER, is er geen bijsturing noodzakelijk. Volgende aanvullingen bij de kennisgeving worden nog gedaan ter volledigheid: x paragraaf 4.4: - Alternatief 8 doorkruist tevens het Gewestelijk RUP “opheffen van de (alternatieve) reservatie- en erfdienstbaarheden voor het Duwvaartkanaal Oelegem - Zandvliet". Dit RUP heft een eerdere reservatiestrook (overdruk) op en heeft derhalve geen invloed op de te onderzoeken ontwikkelingsscenario’s. - Alternatief 8 doorkruist tevens het gewestelijk RUP Liefkenshoekspoortunnel. In dit RUP wordt bestaande hoogspanningslijn bevestigd door middel van de overdruk hoogspanningsleiding. Deze kruist de bestemming “spoorweginfrastructuur”. - Alternatief 8 doorkruist het in opmaak zijnde RUP “Nx, verbinding tussen N11 en 12”. - Alternatief 8 bevindt zich gedeeltelijk in het RUP “afbakening Zeehavengebied Antwerpen” x paragraaf 5.1.3: Alternatief 8 kruist volgens de bodemkaart ook nog een landduin x paragraaf 5.2.3: Alternatief 8 kruist volgende waterlopen: Schelde-Rijnverbindingskanaal, Kabeljauwbeek, Groot Schijn, Middelwatergang, Antitankkanaal, De Zijp, onbenoemde waterloop en Havendok. Alternatief 8 kruist op het grondgebied van Stabroek mogelijk en effectief overstromingsgevoelig gebied. x paragrafen 5.3.3 en 5.3.4: Alternatief 8 kruist volgende aandachtsgebieden inzake fauna en flora - doorkruist 419 m biologisch zeer waardevolle percelen, voornamelijk droge struikheidevegetatie met struik- of boomopslag (cgb, 380 m) en een aantal waardevolle bermen, perceelsranden en sloten. - kruist 5.547 m aan biologisch waardevolle percelen, bestaande uit ruigtes, gemengd loofhout, soortenrijk permanent cultuurgrasland. - doorkruist in totaal 256 m VEN-gebied “de Slikken en schorren langsheen de Schelde” - doorkruist Vogelrichtlijngebied “Schorre en polders van de Beneden-Schelde” over een lengte van 597 m - grenst aan Habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium” (maximale afstand: 250 m)
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 47
-
x
paragraaf 5.4.3: Alternatief 8 kruist volgende aandachtsgebieden inzake landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - kruist over een lengte van 5.200 m de relictzone “Polder van Zandvliet en StoppelenbergKraaienberg” - kruist over een lengte van 3.460 m de relictzone “ontginningsblok Stabroek” - kruist over een lengte van 780 m de ankerplaats “De Polder van Stabroek met overgangszone naar de Noorderkempen” - loopt op ca 75 m van het beschermd dorpsgezicht “Fort van Stabroek” - kruist de lijnrelicten “Armendijk”, “Antitankgracht” en ”Duitse Bunkerlinie Hoofdweerstandstelling” - doorkruist kasteelpark -
x
grenst aan Habitatrichtlijngebied “Historische fortengordels” (over een lengte van 300 m maximale afstand: 300m) grenst aan erkend natuurreservaat (maximale afstand 100-250m)
volgt grotendeels de autosnelweg A12 doorkruist de landduin “De Brabantse wal” over een lengte van 535 m gelegen op minder dan 200 m van nieuwe nederzettingen in Zandvliet en Berendrecht doorkruist agrarisch ontginningslandschap en polderlandschap gelegen op 400 m van Fort van Stabroek kruist de Antitankgracht
paragraaf 5.5.3: er liggen 25 woningen binnen de 0,4 μT-contour
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 48
6
Bijlagen
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
pagina 49
Bijlage 1 x x x x
Kaarten situeringskaart alternatieven situeringskaart bestaande lijnen Kaart Fauna en Flora Kaart landschap
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Bijlage 1 - pagina 1
Alternatief 7
Alternatief 5
Basistracé Alternatief 6 Alternatief 8 Alternatief 10
Alternatief 1
Alternatief 3 Alternatief 2 en 4
Alternatief 9
0
500
1.000
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving - addendum
Kaart: Situering basistracé en alternatieven Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
2.000 m
Legende
Opdrachthouder
basistracé alternatief 1 alternatief 2 en 4 alternatief 3 Alternatief 5 Alternatief 6 Alternatief 7 Alternatief 8
bron: - rasterversie topografische kaart 1/50.000 (NGI, AGIV)
Alternatief 9 Alternatief 10
2239385004\hvc
mei 2013
0
500
1.000
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving - addendum
2.000 m
Legende
Opdrachthouder
Bestaande hoogspanningslijnen
Kaart 1b: Bestaande hoogspanningslijnen Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
bron: - rasterversie topografische kaart 1/50.000 (NGI, AGIV)
2239385004\hvc
mei 2013
Alternatief 7
Alternatief 5
Basistracé Alternatief 6 Alternatief 8 Alternatief 10
Alternatief 1
Alternatief 3 Alternatief 2 en 4
Alternatief 9
0
500
1.000
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving - addendum
Kaart: Fauna en flora basistracé en alternatieven Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
2.000 m
Legende
Opdrachthouder
basistracé alternatief 1 alternatief 2 en 4 alternatief 3 Alternatief 5 Alternatief 6 Alternatief 7 Alternatief 8
bron: - rasterversie topografische kaart 1/50.000 (NGI, AGIV)
Alternatief 9 Alternatief 10
2239385004\hvc
mei 2013
Alternatief 7
Alternatief 5
Basistracé Alternatief 6
Alternatief 8
Alternatief 10
Alternatief 1
Alternatief 3
Alternatief 2 en 4
Alternatief 9
0
500
1.000
RUP hoogspanningslijn Zandvliet - Lillo - Liefkenshoek Kennisgeving - addendum
Kaart: Landschap basistracé en alternatieven Opdrachtgever: Elia Asset Keizerslaan 20 1000 Brussel
2.000 m
Legende basistracé
Opdrachthouder
Puntrelict
alternatief 1
Lijnrelict
alternatief 2 en 4
Ankerplaats
alternatief 3 Alternatief 5 Alternatief 6
Relictzone definitief aangeduide ankerplaats
Alternatief 7
beschermd dorps- en stadsgezicht
Alternatief 8
beschermd landschap
Alternatief 9 Alternatief 10
bron: - rasterversie topografische kaart 1/50.000 (NGI, AGIV)
beschermd monument
2239385004\hvc
mei 2013
Bijlage 2 x x
Schema’s Alternatief sluizencomplex
5,
ondergrondse
kruising
Doorsnede gestuurde boringen onder sluisplateau Overzicht ruimte-inname boring met 6 kabels onder sluizencomplex - Orthofoto - Topografische kaart - Aanwezigheid kabels en leidingen
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Bijlage 2 - pagina 1
Bijlage 3 x x x x
Schema’s alternatief 7 : vollrdig ondergronds tracé Scheldelaan Schematische weergave Profiel onder Scheldelaan Boring onder sluizencomplex met 4 kabels - Dwarsprofiel - Ruimte-inname Ruimte-inname ondergrondse kabels in station Lillo
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
Bijlage 3 - pagina 1
Bijlage 4 x
Achtergrondinformatie kruising sluizencomplex Inplantingsplannen sluizencomplex
containerterminal
alternatief noord-
2239383022 – nota afweging alternatieven HS-lijn Zandvliet-Lillo_V4
en
10,
zuidzijde
westelijke van
toegang
tot
Bijlage 4 - pagina 1