Niet-technische samenvatting ontwerp-MER van ALCO BIO FUEL n.v.
1.
INLEIDING EN ALGEMENE GEGEVENS............................................................... 2
1.1.
INITIATIEFNEMER ................................................................................................. 2
1.2.
TOETSING AAN DE MER-PLICHT ......................................................................... 3
1.3.
RUIMTELIJKE SITUERING..................................................................................... 3
1.4.
JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN................................ 3
2.
BESCHRIJVENDE GEGEVENS ............................................................................. 4
2.1.
PROJECTVERANTWOORDING............................................................................. 4
2.2.
ALTERNATIEVEN................................................................................................... 5
2.2.1.
NULALTERNATIEF................................................................................................. 5
2.2.2.
UITVOERINGSALTERNATIEVEN .......................................................................... 5
2.2.3.
INRICHTINGSALTERNATIEVEN............................................................................ 6
2.2.4.
LOCATIE-ALTERNATIEVEN .................................................................................. 6
2.3.
REALISATIE VAN HET PROJECT.......................................................................... 6
2.3.1.
VERMALING ........................................................................................................... 6
2.3.2.
LIQUEFACTIE – SACCHARIFICATIE – FERMENTATIE EENHEDEN.................... 6
2.3.3.
DESTILLATIE EN DESHYDRATIE-EENHEDEN..................................................... 7
2.3.4.
DRAB AFSCHEIDING – EVAPORATIE - DROOGEENHEID .................................. 7
2.3.5.
PELLETISERING .................................................................................................... 7
2.3.6. DAGELIJKSE ALCOHOLOPSLAG .............................................................................. 8 2.3.7
UITEINDELIJKE ALCOHOLOPSLAG ..................................................................... 8
2.4.
WATERASPECTEN TIJDENS DE EXPLOITATIE VAN EEN BIO-ETHANOL
PRODUCTIE-EENHEID ........................................................................................................ 8 2.4.1.
AFVALWATER........................................................................................................ 8
2.4.2.
SANITAIR AFVALWATER....................................................................................... 9
2.4.3.
KOELWATER.......................................................................................................... 9
3.
TEWERKSTELLING EN INVESTERINGEN............................................................ 9
4.
EFFECTBEOORDELING ........................................................................................ 9
5.
LEEMTEN IN DE KENNIS......................................................................................11
6.
MONITORING EN EVALUATIE .............................................................................12
7.
TOTAALCONCEPT................................................................................................12
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
1 TPUit-18.1N Rev1
1. Inleiding en algemene gegevens De initiatiefnemer ALCO BIO FUEL n.v.wenst een bio-ethanol productie-eenheid te bouwen en te exploiteren in de Gentse Kanaalzone. Een algemene situering van het projectgebied op de topografische kaart is weergegeven op FIG. 1.1. Het projectgebied is volledig gelegen in industriegebied, evenals de omringende terreinen, zoals blijkt uit het gewestplan (FIG.1.2). Voor de projectrealisatie zullen twee terreinen ingenomen worden waarvan het huidige bodemgebruik grasland is. FIG. 1.3 geeft de huidige toestand ter hoogte van het projectgebied weer. Het voorgenomen project bestaat uit de bouw en de exploitatie van chemische installaties waar alcohol wordt geproduceerd uit graan (tarwe). Het eindproduct "bioethanol" (99,8 % v alcohol) kan als toevoegstof worden gebruikt in benzine. Het restproduct (gedroogd en proteïnerijk poeder) wordt verwerkt tot kwalitatief hoogstaand veevoeder in pellets. Het is de bedoeling om twee productielijnen naast elkaar te bouwen, de eerste lijn is gepland in 2006-2007. De tweede lijn wordt gepland in 2010-2011 afhankelijk van de Europese en Belgische programma's inzake hergebruik van biobrandstoffen. De geplande toestand ter hoogte van het projectgebied is weergegeven op FIG. 1.4.
1.1.
Initiatiefnemer
De initiatiefnemer van dit project is ALCO BIO FUEL n.v. Hierin participeren in orde van afnemend belang: -
Alcofinance (holding Alcogroup); Vandema; Vanden Avenne Izegem; Aveve; Wal.Agri.
Vandema is eveneens hoofdaandeelhouder van het nabijgelegen EURO SILO n.v., samen met o.a. Cargill International n.v., waarvan de vestiging in Gent eveneens grenst aan het projectgebied (FIG.1.1). Zoals verder zal blijken, zal ALCO BIO FUEL n.v. in het kader van de exploitatie van de te realiseren productie-eenheid, nauw samenwerken met EURO SILO n.v., doch beide ondernemingen kunnen volledig onafhankelijk van elkaar werken. Adresgegevens: ALCO BIO FUEL n.v. Plant Rodehuizedok Pleitstraat z/n 9042 Gent
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
2 TPUit-18.1N Rev1
Contactpersoon: de heer Daniël Matthys
1.2.
Toetsing aan de MER-plicht
Het project is MER-plichtig volgens Bijlage 1, punt 6 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 zijnde “geïntegreerde chemische installaties dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van organische basischemicaliën." Het voorliggende project bestaat uit de productie van bio-ethanol, een organische stof die tot stand komt door een chemisch omzettingsproces (zetmeel wordt met behulp van enzymes omgezet tot suiker, wat op zijn beurt door middel van gist omgezet wordt tot alcohol) in een aantal stappen die functioneel met elkaar verbonden zijn (vermaling, liquefactie, saccharificatie, fermentatie, destillatie, evaporatie, deshydratie en drogen). Voorliggend project beoogt een totale productiehoeveelheid van 300.00m³ per jaar in twee productielijnen. Voorliggend project is derhalve MER-plichtig.
1.3.
Ruimtelijke situering
Het projectgebied situeert zich in de Gentse Kanaalzone, meer bepaald ten zuiden van het Rodenhuizedok. Het projectgebied bestaat uit twee braakliggende graslanden omgeven door industriële havenactiviteiten. Het wordt omsloten door de Pleitstraat in het noorden en de John Kennedylaan (R4) in het oosten. Er is ook een spoorverbinding aanwezig. Op de buurterreinen bevinden zich Cargill, Oil Tanking Ghent en Dynea. Ten noorden van het Rodenhuizedok is Sidmar en Air Products gevestigd (FIG. 1.1). De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich op ca. 750 m van het projectgebied (Terdonk). Hydrologisch wordt het projectgebied omsloten door het Rodenhuizedok in het noorden, de Moervaart in het zuiden en in het westen is het Kanaal Gent-Terneuzen.
1.4.
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
De volgende juridische randvoorwaarden zijn relevant voor het beoogde project: Decreet inzake Ruimtelijke Ordening en Ruimtelijke Planning; Gewestplan; VLAREM; VLAREBO; Decreet op het Archeologisch Patrimonium; EU Conventie van Malta;
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
3 TPUit-18.1N Rev1
-
Decreet betreffende het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu; Kwaliteitsdoelstellingen Waterlopen; Decreet Integraal Waterbeheer.
Onder de beleidsmatige randvoorwaarden worden ondermeer volgende items als relevant weerhouden in het kader van dit project: -
Landschapsatlas; MINA-plan 3; Provinciaal Milieubeleidsplan; Milieubeleidsplan Gent; Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan; Ruimtelijk Structuurplan Gent; GNOP; Kyoto-protocol; Vlaams Klimaatsbeleidsplan; NEC-richtlijn / reductieprogramma; Protocol Göteborg; Biobrandstoffenrichtlijn; Legionellabesluit; Besluit Vlaamse Regering Infiltratievoorzieningen, etc. Strategisch Plan Gentse Kanaalzone;…
2. Beschrijvende gegevens
2.1.
Projectverantwoording
Het voorliggend project kadert in het aanwenden van biomassa als hernieuwbare energiebron. Van graan wordt via een chemisch omzettingsproces bio-ethanol geproduceerd. Verschillende internationale studies tonen het steeds toenemend belang van de biobrandstoffen in de wereld aan. Het gebruik van biobrandstoffen kan om verschillende redenen worden toegejuicht. De drijfveren van biobrandstoffenverbruik zijn (IEA, Biofuels for Transport): -
-
-
Vervangingsproduct voor petroleum: het gebruik van biobrandstoffen zal de afhankelijkheid van petroleum (en dus de afhankelijkheid van de exportlanden van fossiele energie) verminderen. Een energievoorziening met een waaier van verschillende energiebronnen is stabieler en minder kwetsbaar dan een systeem met slechts één of enkele bronnen; Milieuvriendelijk: het gebruik van biobrandstoffen is milieuvriendelijker dan de petroleumvariant, aangezien er minder broeikasgassen uitgestoten worden waardoor de luchtkwaliteit zal verbeteren; Duurzaamheid: de biobrandstoffen worden geproduceerd uit hernieuwbare bronnen, wat tegemoet komt aan het duurzaamheidsprincipe. De gebruikte energiebronnen zijn vrijwel onuitputtelijk en de kleinschalige opwekking van
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
4 TPUit-18.1N Rev1
-
-
-
2.2.
hernieuwbare energie remt de verdere uitstoot van CO2 af (en draagt dus bij tot de vermindering van het broeikaseffect); Ethanol heeft een positieve energiebalans: ethanol is een lage broeikasgasindicator, in vergelijking met andere brandstoffen. Verder is de verhouding energieproductie/energieconsumptie voor ethanol meer dan 2; Nieuwe afzetmarkt voor de enorme landbouwoverschotten: de productie van bio-ethanol uit graan zorgt voor een nieuwe afzetmarkt voor het enorme graanoverschot in Vlaanderen/België/Europa. Volgens het huidige Europese interventiesysteem, waarbij de landbouwers een vaste, gegarandeerde prijs voor hun graan ontvangen van de Europese Unie, is het opgekochte graan bestemd voor export buiten Europa. Momenteel ligt er een wetsvoorstel op tafel om deze graanoverschotten van die exportverplichting te ontheffen; Positieve invloed op de tewerkstelling: de uitvoering van dit project zou een directe tewerkstelling van 20 personen betekenen bij ALCO BIO FUEL nv. Indirect zouden nog eens 30 personen extra tewerkgesteld kunnen worden in de havenarbeid, bij het laden en het lossen, etc. Wanneer een bio-ethanol productie-eenheid in Gent gebouwd en geëxploiteerd wordt, zullen bijkomende opportuniteiten gegenereerd worden in de haven van Gent.
Alternatieven
2.2.1. Nulalternatief Dit alternatief omvat de situatie waarbij het project niet wordt uitgevoerd en de huidige toestand wordt behouden. Voordelen: het terrein en de landschapskenmerken worden niet aangetast en er zijn geen bijkomende effecten op het milieu in de Gentse haven. Nadeel: er zijn geen inspanningen in Vlaanderen om alternatieve energie aan te wenden om tegemoet te komen aan de eis om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren.
2.2.2. Uitvoeringsalternatieven Er zijn verschillende energiegewassen die speciaal geproduceerd worden om energie uit biomassa op te wekken. De verschillende energiegewassen kunnen geklasseerd worden volgens hun agronomische karakteristieken en volgens hun energiedragers. Er bestaan overigens verschillende conversietechnieken om van het energiegewas naar bio-energie te gaan: verbranding, vergassing, pyrolyse, extractie, alcoholische vergisting, etc. In het voorgenomen project wordt geopteerd om bio-ethanol te produceren aangezien biodiesel volgens de huidige normen geproduceerd dient te worden uit koolzaad, hetgeen in België onvoldoende aanwezig. Bo-ethanol kan aangemaakt worden van graan (waarvan een groot overschot aanwezig is in België) en suiker, zodat er een tweede afzetmarkt voor de suikerbieten wordt gecreëerd.
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
5 TPUit-18.1N Rev1
2.2.3. Inrichtingsalternatieven Mogelijke “inrichtingsalternatieven” zijn verwanten in de inrichting van de bio-ethanol productie-eenheid op het terrein van EURO SILO n.v.. Hierbij kunnen de productielijnen en de eenheden afhankelijk van de procesleveranciers op andere plaatsen op het terrein in Gent voorzien worden. Er zal getracht worden de ruimteinname zo ecologische en socio-economisch mogelijk te benutten.
2.2.4. Locatie-alternatieven Voor de realisatie van dit project in het Vlaamse Gewest werd naast de locatie aan het Rodenhuizedok te Gent een andere locatie onderzocht, namelijk de suikerfabriek van Moerbeke. De gekozen locatie aan het Rodenhuizedok is gekozen omwille van de perfecte logistiek. Binnen de site aan het Rodenhuizedok is er mogelijkheid tot opslag van grondstoffen en eindproducten op het projectgebied zelf of bij het nabij gelegen EURO SILO n.v. of Oil Tanking n.v., ofwel op de noordelijke strip langsheen het dok (projectgebied van ALCO BIO FUEL n.v).
2.3.
Realisatie van het project
Tijdens de voorbereidende fase en de aanlegfase wordt het projectgebied bouwrijp gemaakt en worden de verschillende eenheden (FIG.1.4), opslagplaatsen, nutsleidingen (incl. een nieuw gescheiden rioleringsstelsel), ontsluitingswegen en verhardingen aangelegd. Nadien wordt overgegaan tot de eigenlijke exploitatie. FIG. 1.5 verduidelijkt de verschillende en opeenvolgende stappen in de productie van de twee eindproducten (bio-ethanol en veevoederpellets DDGS), die hieronder beschreven worden.
2.3.1. Vermaling Tijdens de vermaling wordt het graan via een droge maling tot meel met een gemiddelde granulometrie van 0,6 mm verkleind. Het malen is nodig om de enzymatische werking van het omzettingsproces te optimaliseren.
2.3.2. Liquefactie – Saccharificatie – Fermentatie eenheden Het meel wordt in deze eenheden omgezet tot een fermenteerbare brij. Dit gebeurt door een enzymatische hydrolyse van zetmeel in het meel bij 45°C en vervolgens om te zetten tot een alcoholische brij door middel van gist (fermentatie). In deze fase kan eventueel suikersiroop toegevoegd worden. De fermentatie-eenheid is ontworpen om een gefermenteerde brij van 10%v alcohol te verkrijgen. Fermentatie gebeurt in een continu proces waarbij twee stappen kunnen onderscheiden worden:
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
6 TPUit-18.1N Rev1
-
een basisfermentatie (productie van gisten voor de alcohol fermentatie); een alcohol fermentatie (omzetting suikerbrij in ethanol o.b.v. gist).
2.3.3. Destillatie en deshydratie-eenheden De destillatiekolommen worden opgewarmd door stoom van de evaporatie-eenheid. Uit de gefermenteerde brij wordt in de destillatietorens een alcohol bekomen van 94%v. De resterende brij, onderaan de destillatiekolom, zal verder aangewend worden om veevoeder (DDGS) te produceren. De alcohol uit de destillatiekolommen, dient nog gedeshydrateerd te worden waardoor uiteindelijk een alcohol van 99,8 % volumeprocent bekomen wordt.
2.3.4. Drab afscheiding – evaporatie - droogeenheid Deze eenheden worden ontworpen om de onoplosbare stoffen in de waterige massa af te scheiden die achterblijven in de destillatiekolom. De waterige massa wordt afgescheiden in drie horizontale separatoren en wordt gedeeltelijk gerecycleerd in de liquefactie-eenheid. Het andere deel wordt geconcentreerd in de verdampingseenheid. De drab met ca. 30% droge stofgehalte wordt geleid naar de droogeenheid. In de evaporatie-eenheid wordt de zuivere drab geconcentreerd. Hierdoor kan een siroop aangemaakt worden met een concentratie van 30% droge stof, die naar een tijdelijke opslagtank wordt afgeleid vooraleer gedroogd te worden. Het drogen van het mengsel van de geconcentreerde siroop van de evaporatie eenheid en de natte drab van de drabafscheidingseenheid wordt gestuurd door een droger. Het gedroogde product wordt afgescheiden bij een droge stofgehalte van 9092%. Dit product dat rijk is aan proteïnen, wordt gebruikt als veevoeder en wordt DDGS genoemd (Distiller Dry Grain and Soluble).
2.3.5. Pelletisering De DDGS wordt via een transportband vanuit de droogeenheid getransporteerd naar de pelletiseringseenheid, waar pellets (korrels) geperst worden en worden opgeslagen. De pellets hebben een diameter van 6 mm en een lengte van 20-30 mm.
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
7 TPUit-18.1N Rev1
2.3.6. Dagelijkse alcoholopslag Er zijn twee tanks per lijn voorzien om de dagelijkse bio-ethanolproductie op te slaan. De tijdelijke opslag laat ook toe producten van een mindere kwaliteit terug in het proces op te nemen. De tijdelijke opslagtanks zijn weergegeven in FIG. 1.4.
2.3.7
Uiteindelijke alcoholopslag
De opslag van bio-ethanol wordt voorzien in een tankenpark van vier tanks van elk 6.000 m³. Deze opslag wordt veiligheidshalve in de zone tussen het Rodenhuizedok en de spoorweg voorzien (FIG. 1.4).
2.4.
Wateraspecten tijdens de exploitatie van een bio-ethanol productie-eenheid
2.4.1. Afvalwater Hoewel geen proceswater zal vrijkomen, en enkel eventueel verontreinigd hemelwater moet behandeld worden, zal ALCO BIO FUEL n.v. een installatie installeren, gebaseerd op een zuiveringsproces bestaande uit volgende stappen: -
verzamelen van het afvalwater in een homogenisatie tank; voorbehandeling door gedoseerde toevoeging van zwavelzuur verontreinigende stoffen zoals vetten af te scheiden); zuiveringsprincipe “Duo Bioreactor” via een aëroob oxidatieproces.
(om
Het aëroob oxidatieproces is een biologische, aërobe behandelingsmethode die gebruik maakt van metabolische reacties met micro-organismen waardoor de biodegradeerbare substanties worden verwijderd en een effluent bekomen wordt van een goede kwaliteit. Het oxidatieproces op zich bestaat uit twee ruimtelijk gescheiden fasen: de beluchting en de bezinking van het slib. In de eerste fase wordt het afvalwater toegevoegd aan de beluchtingstank (waarin micro-organismen aanwezig zijn) en lucht wordt toegevoegd.In de beluchtingstank kan de biochemische reactie als volgt weergegeven worden:
Organische bestanddelen + O2 + micro-organismen
CO2 + H2O + nieuwe micro-organismen
De beluchting heeft een tweevoudige werking, namelijk enerzijds om de ademhaling van de micro-organismen te garanderen en anderzijds om ervoor te zorgen dat de vlokkige micro-organismen in suspensie blijven en zo het contact tussen het afvalwater en de micro-organismen te maximaliseren. Bij stikstofdeficiëntie wordt ureum toegevoegd.
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
8 TPUit-18.1N Rev1
In de tweede fase zal het slib bezinken en kan de bovenstaande heldere oplossing als effluentwater geloosd worden in de riolering.
2.4.2. Sanitair afvalwater Het sanitair afvalwater zal, voordat het geloosd wordt in het Rodenhuizedok, door een behandelingsinstallatie geleid worden. In totaal zal het afvalwater doorheen 4 bekkens geleid worden vooraleer het geloosd wordt: -
de eerste septische tank bestaat uit twee bekkens. Een eerste bekken is het voorzuiveringsbekken, gevolgd door een 3-kamer bekken; een bio-reactor die belucht wordt; een nazuiveringsbekken.
Het voorgaande zuiveringsprincipe is toegelaten voor een maximale vuilvracht van 46 I.E. De installatie ter hoogte van ALCO BIO FUEL n.v. zal de dimensies hebben om een maximale vuilvracht van 36 I.E., wat overeenkomt met een dagelijkse afvalwatervracht van 5,4 m3. Gezien het beperkt aantal werknemers, is deze afvalwatervracht een overschatting. In werkelijkheid wordt, gezien de beperkte personeelsbezetting, een geringer lozingsdebiet verwacht van gemiddeld ca 0,1 m³/uur.
2.4.3. Koelwater Het koelwater bevindt zich in een gesloten circuit. Water wordt continu rondgepompt en wordt, behoudens een beperkte hoeveelheid (zgn. spui), niet geloosd. De spui wordt rechtstreeks geloosd in het Rodenhuizedok. De verwachte samenstelling is momenteel niet gekend wegens de onzekerheid m.b.t. de toe te voegen biociden (leemte in de kennis).
3.
Tewerkstelling en investeringen De constructie en exploitatie van de productie-eenheid voor bio-ethanol zal voor 80 tijdelijke arbeidsplaatsen zorgen tijdens de aanlegfase (grondwerkers, metaalconstructeurs, schilders, etc.) en voor 21 vaste arbeidsplaatsen voor langere periode bij ALCO BIO FUEL n.v. (11 plaatsen in de productie, 5 plaatsen voor de technische dienst en 5 personen voor de administratieve ondersteuning). Het investeringsbudget voor het project bedraagt ca. 70 miljoen € voor een productielijn van 150.000 m³ bio-ethanol.
4.
Effectbeoordeling De aanleg en exploitatie van een bio-ethanol productie-eenheid ter hoogte van twee terreinen (momenteel grasland) in de Gentse kanaalzone heeft mogelijk bodemverdichting, geringe kwaliteitswijzigingen van de bodem door lekken en/of
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
9 TPUit-18.1N Rev1
calamiteiten en wijzigingen in bodemgebruik tot gevolg. Profielverstoringen werden neutraal beoordeeld aangezien de oorspronkelijke terreinen op het eind van de jaren 1970 afgedekt werden met ca. 1 m ophogingsmateriaal dat vrijkwam bij de aanleg van het Rodenhuizedok. Aangezien er gewerkt zal worden met paalfunderingen, zal het oorspronkelijke bodemprofiel nauwelijks verstoord worden tijdens de aanlegwerkzaamheden. De effecten naar kwaliteitswijzigingen ten gevolge van het grondverzet voor de bodem zijn verwaarloosbaar. Wijziging in bodemvochtgehalte door het aanleggen van verharde oppervlakken werd eveneens niet significant beoordeeld aangezien het bodemmateriaal van nature uit vrij slecht doorlatend is voor hemelwater. Voor grondwater kunnen mogelijke negatieve effecten optreden ingevolge wijzigingen in grondwaterkwaliteit door lekverliezen. Er worden geen wijzigingen in de grondwaterstromingsrichting verwacht, gezien er geen bemalingen voorzien worden. Op basis van de evaluatie van alle voorziene waterverbruiken, de volledige recuperatie van proceswater, de voorziene zuivering van zowel het sanitair afvalwater en het potentieel vervuild hemelwater (in twee afzonderlijke kleine waterzuiveringsinstallaties) en de zeer beperkte hoeveelheden te lozen water, kan een globale impactbeoordeling van 0 à –1 vooropgesteld worden op het oppervlaktewater. Ten aanzien van het aspect lucht wordt vooral tijdens de aanlegsfase aandacht gevraagd om de geringe negatieve effecten inzake mogelijk wegwaaiend stof te beperken door een aanpassing van de vervoerssnelheid en door werfwegen te besproeien bij droog en winderig weer. Aangezien het quasi onmogelijk was de geuremissies exact te voorspellen tijdens de exploitatiefase, wordt een postmonitoring (eventueel gekoppeld aan saneringsvoorstellen) noodzakelijk geacht. Het trillingsaspect voor de aanleg of exploitatie van een bio-ethanolproductieeenheid wordt niet relevant geacht. Immers voor afstanden van 110 m en meer ligt het trillingsniveau dat veroorzaakt wordt tijdens de bouwfase in het meest negatieve geval beneden de waarnemingsdrempel. Binnen deze afstanden zijn gevoelige receptoren gelegen. De tijdelijke verhogingen van het geluidsniveau tijdens de bouwfase worden gering negatief beoordeeld. De exploitatie van de nieuwe inrichting impliceert nieuwe geluidsbronnen en bijkomend geluid van de vrachtwagenbewegingen, wat een verhoging van de geluidsbelasting ter hoogte van de Gentse Kanaalzone zal inhouden. Dit effect wordt gering negatief ingeschat. Er worden geen negatieve effecten naar geluidsverhoging verwacht voor de nabije woningen mits naleving van de door Vlarem II opgelegde grenswaarden. Het ecotoopverlies door ruimtebeslag wordt door de deskundige fauna en flora gering negatief ingeschat en permanent. Aangezien de graslanden en ruigten momenteel slechts weinig door vogels worden gebruikt en gezien de bestaande verstoring die uitgaat van het wegverkeer en de aanpalende bedrijven, zijn de effecten ten aanzien van een rustverstoring voor avifauna als verwaarloosbaar, zowel in aanlegfase als in de exploitatiefase.
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
10 TPUit-18.1N Rev1
Voor de discipline Monumenten en Landschappen zullen de voorbereidende werken en de aanlegfase aanleiding geven tot een directe, tijdelijke en beperkte negatieve beïnvloeding van de landschapsbeleving en wijziging van het landschapsbeeld, door aanvoer en stockage van materialen, graafwerken en het verdwijnen van het grasland. Deze effecten worden neutraal tot gering negatief ingeschat. Archeologische vondsten dienen gerapporteerd te worden aan de bevoegde instanties conform de regionale regelgeving terzake. De nieuwe gebouwen en constructies zullen echter omwille van hun beperkte hoogte (± 20 m) in vergelijking met de aanwezige silo’s en gebouwen (tot maximale hoogte van 92 m) geen belangrijke blikvangers in het landschap gaan vormen. Eventuele geurhinder voor omwonenden en recreanten kan mogelijk een significant negatieve impact hebben op de landschapsbeleving. Deze effecten kunnen dus variëren van verwaarloosbaar tot maximaal significant negatief. Mogelijke verstoringen van het archeologisch erfgoed worden significant negatief beoordeeld. De deskundige van de discipline Mens schat de verkeerstoename met een bijhorende verhoging van het geluidsdrukniveau van 1dB(A) als gering negatief en permanent in. Geur- en stofhinder wordt verwaarloosbaar tot gering negatief ingeschat (-1).
5.
Leemten in de kennis Voor Bodem en Grondwater zijn er geen leemten in de kennis te vermelden. Voor Oppervlaktewater wordt melding gemaakt van volgende leemten: -
-
De verwachte samenstelling van de spui van het koelwater is momenteel niet gekend wegens de onzekerheid m.b.t. de toe te voegen biociden en anticorrosiemiddelen; het gebruik van deze stoffen dient proefondervindelijk vastgesteld te worden; post monitoring is dan ook noodzakelijk Ook de te verwachten ingangs- en effluentconcentratie van de waterzuivering zijn moeilijk te voorspellen. Gezien de te verwachten beperkte concentraties (er dient geen echt proceswater behandeld te worden, enkel potentieel vervuild hemelwater) en de beperkte debieten kan toch aangenomen worden dat de effecten minimaal tot verwaarloosbaar zullen zijn.
Voor de de discipline Lucht zijn er voor de parameter geur zijn geen gegevens beschikbaar (noch meetgegevens noch emissiekengetallen) om de te verwachten emissies te kunnen berekenen. Impactbepaling kan enkel gebeuren na realisatie van het project zelf. Post monitoring is dan ook aangewezen. Voor Geluid en Trillingen en Fauna en Flora werden geen leemten in kennis vastgesteld ten aanzien van het project en de effectvoorspelling. Voor Monumenten en landschappen blijkt er geen informatie beschikbaar te zijn over mogelijke archeologische gegevens in het projectgebied.
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
11 TPUit-18.1N Rev1
Tenslotte zijn er geen achtergrondgegevens beschikbaar over de algemene gezondheidstoestand van de bevolking in de Provincie Oost-Vlaanderen of meer specifiek te Gent, noch over de vraag wat de correlatie zou zijn tussen de milieufactoren binnen het studiegebied enerzijds en de gezondheidsaspecten anderzijds. Deze leemte bemoeilijkte evenwel de algemene beoordeling niet. Er is evenwel geen risicoanalyse, noch beheersplan voorhande.
6.
Monitoring en evaluatie Enkel voor de disciplines Oppervlaktewater, Lucht, Geluid en Mens wordt een monitoring voorgesteld. De lozingsconcentraties dienen opgevolgd te worden voor gezuiverd afvalwater en koelwater. Een studie en opvolging wordt voorgesteld voor de spui van het koelwater. Het influent en effluent, alsook de toe te dienen biociden en anticorrosiemiddelen dienen volledig gekarakteriseerd te worden. Een praktijkstudie wordt voorgesteld voor het apect geur. Indien relevant dient eventueel later overgegaan te worden tot een geursaneringsstudie. Er worden metingen voorgesteld bij ingebruikname van de installaties om het geluid te kunnen toetsen aan de vigerende normen. Er wordt een jaarlijks evaluatieverslag voorgesteld voor een promotie en maximaal gebruik van transport per schip en spoor ter reductie van het wegverkeer.
7.
Totaalconcept In Tabel 1.1 worden de te verwachten effecten naar aanleiding van het voorgenomen project opgelijst. Gezien er vanuit het project reeds maatregelen getroffen werden om de milieu-impact te minimaliseren (waterzuiveringen voor eventueel te lozen verontreinigd hemelwater, scrubbers, cyclonen en stoffilters in de productie) wordt verwacht dat er geen noemenswaardige effecten verbonden zijn bij de realisatie van het project. Er wordt overigens geen proceswater geloosd. Het project kadert in het gebruik van biobrandstoffen en kan een vermindering in CO2 in de transportwereld teweegbrengen.
Ecorem n.v.– B01/5624.073.R2(1) – 10/05- SH/EVH
12 TPUit-18.1N Rev1
De belangrijkste te verwachten effecten: -
Bodemverdichting; Ruimtebeslag; Geluidstoename; Stofhinder tijdens de aanlegfase Mogelijke geurhinder (waarvoor nog geen impactberekening kon gedaan worden en waarvoor een postmonitoring werd voorgesteld); Verhoging in de lokale verkeersdrukte.
Milderende maatregelen die werden voorgesteld in dit MER zijn: -
Strikte werkplanning om lekverliezen te verminderen; Machines met brede banden of lichte machines inzetten; Naleving wetgevingen (Vlarem, Vlarebo, ...); Directe acties in geval van calamiteiten; Regelmatige controles op de machineparken; Wetgeving omtrent buffering en vertraagde afvoer toepassen; Om stofhinder te reduceren wordt bsproeing van de werfwegen en een aapassing van de snelheid noodzakelijk geacht; Om de geluidsbelasting te minimaliseren wordt aanbevolen de activiteiten tijdens de aanlegperiode alleen overdag te laten plaatsvinden; Om de verkeersdrukte te beperken dienen personeelsleden aangespoord te worden om met het openbaar vervoer te komen werken; Technologische ontwikkelingen opvolgen op het vlak van emissiebeperkingen; Productinformatie inwinnen (preventief milieubeleid opzetten); Een jaarlijks evaluatieverslag van de mogelijkheden om het transport via spoor- waterwegen kan gebeuren, eerder dan via vrachtwagens.
Opgemaakt te Aartselaar op 31 oktober 2005
Dr. S. Helsen MER-coördinator
TPUit-18.1N Rev1
Tabel 15.1: Synthese van de milieueffecten en remediërende maatregelen De beoordeling van de effecten en van de resterende effecten gebeurt voor elk van de aspecten a.d.h.v. volgende indeling: -3 : sterk negatief +1 : gering positief -2 : matig negatief 0: geen significant effect +2 : matig positief -1 : gering negatief +3 : sterk positief Aan de hand van de grootte van de cijfergegevens kan afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijk inschatten en kan tevens afgeleid worden in hoeverre een maatregel vereist is en welke de impact is van de maatregel (resterend effect). Aspect
Effect
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
Bodem Voorbereidende fase en aanlegfase • bodemverdichting door berijden van onverharde bodems door machines
-1
• profielverstoring door funderingswerken tot 0,40 m-mv • bodemverontreiniging t.g.v. grondverzet mits naleving van de wetgeving • wijziging vochtgehalte door aanleg verharde oppervlakken
0
• minder zware machines aanwenden • machines met brede banden inzetten • bij extreem nat weer: rijplaten gebruiken • geen
0
• geen
0
0
• geen
0
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
0/-1
0
195
Exploitatiefase
• bodemverontreiniging t.g.v. lekverliezen
-1
• wijziging in bodemgebruik (van grasland naar industriële gebouwen) • bodemverontreiniging t.g.v. calamiteiten • kwaliteitswijziging door lekverliezen bij vrachtwagentransporten
0
-1
• strikt werkplan • regelmatige controle machines • naleving wetgeving • directe actie in geval calamiteiten • geen
-1
0
• geen
0
-1
• strikt werkplan • regelmatige controle machines • naleving wetgeving • directe actie in geval calamiteiten
0
• kwaliteitswijziging van het grondwater t.g.v. lekken en/of morsverliezen
-1
0
• wijziging grondwaterhuishouding t.g.v.aanleg verharde oppervlakken
-1
• regelmatige controle machinepark • strikte werkplanning • naleving wetgeving in geval calamiteit • directe handeling in geval van calamiteit • geen
Grondwater Voorbereidende fase en aanlegfase
Exploitatiefase
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
-1
196
Aspect Oppervlaktewater Voorbereidende fase en aanlegfase Exploitatiefase
• wijziging grondwaterstromingsrichting
0
• geen
0
• wijziging grondwaterkwaliteit t.g.v. infiltratie polluenten,… Effect
-1
• strikt werkplan • controle Maatregelen en suggesties
0
• geen effecten
Exploitatiefase
Beoordeling resterend effect
0
• geringe tot zeer geringe kwalitatieve impact op waterkwaliteit • buffering en vertraagde afvoer van hemelwater
0/-1
Effect
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
-1
• besproeien van werfwegen bij droog, winderig weer • aanpassing van snelheid van werfverkeer • geen milderende maatregelen noodzakelijk geacht
0/-1
Aspect Lucht Aanlegfase
Beoordeling effect
• geringe effecten, vnl. inzake wegwaaiend stof bij bouwactiviteiten • emissies van vnl. NO2 en PM10
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
0/-1
• geen bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk geacht • wettelijke verplichting inzake buffering en vertraagde afvoer volgen (verplicht op te nemen in bouwaanvraag)
0/-1
0/-1
197
Minimaal -1
• geur
Aspect Geluid Aanlegfase
Exploitatiefase
Effect
• werkelijke geurbelasting kan enkel onder praktijkvoorwaarden vastgesteld worden; postmonitoring eventueel gekoppeld aan saneringsvoorstellen worden noodzakelijk geacht
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
• Tijdelijke geluidsniveauverhogingen tijdens de bouwfase
-1 / 0
• Activiteiten enkel tijdens de dagperiode
-1 / 0
• Risico op geluidshinder tijdens de exploitatiefase
-2 / -1
• Overnemen van de richtlijnen van het bestek, zal leiden tot conformiteit van de grenswaarden van Vlarem II, maar een nieuwe installatie impliceert nieuwe geluidsbronnen en de Gentse Kanaalzone is een al zwaar belaste omgeving • Ter hoogte van de woningen zal geen verhoging optreden van de geluidsdrukniveaus
-1 / 0
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
198
Trillingen Aanlegfase Exploitatiefase
• Extra bijdrage van vrachtwagenbewegingen is verwaarloosbaar ten opzichte van actuele situatie, maar is een bestendiging en zelfs lichte verhoging van een belaste toestand
-1
• geen
-1
• Risico op trillingshinder tijdens de bouwfase • Risico op trillingshinder tijdens de exploitatiefase
0
• geen risico
0
0
• geen risico
0
Effect
Beoordeling effect
Aspect Fauna en Flora Voorbereidende fase en aanlegfase Exploitatiefase
• ecotoopverlies door ruimtebeslag • • • • •
rustverstoring avifauna rustverstoring avifauna verstoring lichthinder en avifauna wijziging aquatische fauna en flora toxicologische effecten fauna en flora door atmosferische emissies
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
Maatregelen en suggesties
Beoordeling resterend effect
-1
• geen
-1
0 0 0 0 0
• • • • •
geen geen geen geen geen
0 0 0 0 0
199
Aspect Monumenten en Landschappen Aanlegfase
Exploitatiefase
Aspect Mens Aanlegfase
Exploitatiefase
Effect
Beoordeling effect
• wijziging perceptie en landschapsbeleving in de voorbereidende fase • wijziging perceptie en landschapsbeleving in de aanlegfase • wijziging landschapsstructuur en landschapsbeeld • eventuele verstoring archeologisch erfgoed • wijziging perceptie en landschapsbeleving • eventuele verstoring landschapsbeleving door geurhinder
0/-1
• geen
0/-1
-1
• geen
-1
-1
• geen
-1
• archeologische vondsten melden • geen
0
Effect
• zie Bodem • zie Grondwater • zie Geluid en Trillingen • geur- en stofhinder
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
0/-3 -1 0/-2
Maatregelen en suggesties
• zie postmonitoring discipline Lucht
Beoordeling effect
Maatregelen en suggesties
Zie Bodem Zie Grondwater Zie Geluid en Trillingen 0/-1
Zie Bodem Zie Grondwater Zie Geluid en Trillingen • opvolgen en toepassen van technologische ontwikkelingen op het vlak van geleide en niet-geleide emissies
Beoordeling resterend effect
-1 0/-1
Beoordeling resterend effect
0/+1
200
• productgebruik ALCO BIO FUEL
• bedrijfsspecifieke risico's (zware ongevallen, Legionella en veteranenziekte, stofexplosies) • verandering mobiliteitsaspecten (toename vrachtverkeer)
Ecorem nv - B01/5624.073.R2(1) -10/05 - SH/EVH
0/-1
0
-1/-2
• wetgeving Vlarem II opvolgen • uitgebreide productinformatie van nieuwe aan te kopen producten • geen
• aansporen personeel tot het gebruik van openbaar vervoer • jaarlijkse evaluatie van de transportmogelijkheden via waterwegen en spoorverbindingen
0
0
0/-1
201