Kennis = Meedoen Actieplan Auteur
Gedeputeerde Staten Datum
26 april 2005
Inhoud Samenvatting
3
1
De Brabantse kennissamenleving
7
2
Provinciale ambitie
9
3
Op de Bres voor Techniek
11
4
Smart Youth
15
5
Sector Wise
19
6
Goed Bij in Brabant
23
7
PR-campagne
27
8
Bijlagen
31
Bijlage I Begroting ‘Kennis = Meedoen’ 2005-2007 Bijlage II Overzicht van Brabantse projecten en initiatieven
Kennis = Meedoen
31 33
1
Kennis = Meedoen
2
Samenvatting Versterking van het innovatievermogen van de Brabantse economie is essentieel, als we onze positie als toonaangevende innovatieve topregio in Europa willen versterken. Innovatie is mensenwerk. Mensen zijn de belangrijkste dragers van innovatieprocessen in het productiesysteem, hun kennis en creativiteit vormen de belangrijkste grondstof voor vernieuwing van de arbeid. Er is een sterke relatie tussen opleidingsniveau en rendement van bedrijven en instellingen. Maar, veranderingen volgen elkaar in hoog tempo op, zowel in producten, diensten als processen. Dit vraagt nogal wat van mensen en bedrijven. Vroeger kon bijna iedereen ‘vanzelf’ mee in de samenleving. Nu niet meer. Eén derde van de werkzame Brabantse beroepsbevolking heeft maximaal een vmbo diploma. Onvoldoende competenties bij werknemers zetten een rem op de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Bovendien leiden onvoldoende competenties steeds vaker tot structurele werkloosheid en maatschappelijke uitsluiting. De kenniseconomie dient daarom om sociaal economische en maatschappelijke redenen een brede basis te hebben. Innovatievermogen moet aan de top worden versterkt, maar evenzeer in den brede worden bevorderd. Het kwalificatieniveau van de beroepsbevolking moet over de volle breedte worden verhoogd. Kennis = Meedoen: beleidskader De provincie heeft de ambitie om van Brabant een innovatieve topregio te maken en alszodanig een bijdrage te leveren aan het streven om van Europa de meest concurrerende kenniseconomie te maken. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben daarom het Actieprogramma Innovatie Noord-Brabant ‘Innovatieve topregio Brabant: Creating, connecting and enabling winners' opgesteld. Het actieplan Kennis = Meedoen (K=M) is de uitwerking van een onderdeel daarvan, namelijk van het flankerend beleid op het terrein van onderwijs-arbeidsmarkt. Het actieplan K=M intensiveert en verbreedt daarnaast de reeds in gang gezette uitvoering van eerder vastgesteld provinciaal arbeidsmarktbeleid zoals geformuleerd in de notitie ‘Naar een beter opgeleide Brabantse beroepsbevolking’, GS 27 januari 2004. Kennis = Meedoen: Wat willen we bereiken? Kennis = Meedoen neemt de specifiek voor 2010 voor Nederland geldende Lissabondoelstellingen over: Doelstelling 1: 15 % meer hoger technisch gekwalificeerden, Doelstelling 2: halvering aantal voortijdig schoolverlaters naar 8%/85 % van de jongeren behaalt een startkwalificatie. Doelstelling 3: 20 % van de volwassenen neemt deel aan scholing/training Wat gaan we daarvoor doen? Met het actieplan Kennis = Meedoen vervult de Provincie een op andere (arbeidsmarkt) partijen (gemeenten, bedrijfsleven, onderwijsinstellingen) gerichte stimulerende en faciliterende rol. Belangrijk onderdeel van het actieplan is een promotieteam dat andere partijen stimuleert en ondersteunt om eigen activiteiten en projecten op te starten. Vervolgens zal de Provincie optreden als co-financier van een aantal majeure projecten (die onder meer door het bovengenoemde promotieteam tot ontwikkeling zijn gebracht,
Kennis = Meedoen
3
maar ook door anderen) volgens de UEB systematiek. Het actieplan Kennis = Meedoen is dus ook een projectenprogramma. In de afzonderlijke (te ontwikkelen en door de Provincie te cofinancieren) projecten die deel uit (gaan) maken van het Actieplan Kennis = Meedoen worden de doelstellingen zo geformuleerd dat duidelijk wordt hoe de projecten kwantitatief en kwalitatief bijdragen aan het bereiken van bovenstaande Lissabondoelstellingen. Het actieplan kent 4 pijlers waarbinnen projecten tot ontwikkeling en uitvoering worden gebracht en die een bijdrage leveren aan het bereiken van de Lissabondoelstellingen: 1. ‘Op de bres voor techniek’, (relatie met doelstelling 1) 2. de aanpak van voortijdig schoolverlaten/ jeugdwerkloosheid (relatie met doelstelling 2) 3. sectorale/clustergewijze HRM/employability/scholings aanpak (relatie met doelstelling 3). 4. scholing voor de grote groep laaggekwalificeerden (relatie met doelstelling 3). De Provincie is nu al actief binnen de eerste drie pijlers, samen met vele andere Brabantse partijen. Er zijn echter onvoldoende provinciale middelen beschikbaar om bestaande projecten te continueren, om nieuwe subsidieaanvragen te honoreren en om nieuwe projecten te initiëren, zodat een Brabantdekkende aanpak wordt gerealiseerd. Een Brabantdekkende, regionale, samenhangende aanpak, waarbij meer partijen samenwerken, is echter een noodzakelijke voorwaarde om in 2010 de Lissabondoelstellingen te halen. Daarom willen we het huidige beleid op de eerste drie pijlers intensiveren en uitbreiden met de vierde pijler. Het actieplan K=M sluit zoveel mogelijk aan op bestaande initiatieven en voorziet in ‘witte plekken’ in regio’s waar nog geen activiteiten zijn gestart. Binnen de eerste drie pijlers zetten we al vooral in op regionale programma’s, zodat in elke Brabantse regio een samenhangende aanpak ontstaat. Bij ‘Op de Bres voor Techniek’ gaat het om regionale techniekprogramma’s van basisonderwijs tot en met werkvloer. Bij ‘Smart Youth’ gaat het om een regionale, samenhangende aanpak van het voortijdig schoolverlaten, onder andere door leerbanen te creëren waarmee jongeren alsnog een startkwalificatie kunnen halen. Bij ‘Sector Wise’ gaat het om de ontwikkeling van regionale, sectorale scholingsprogramma’s of scholingsprogramma’s gerelateerd aan clusters van innoverende bedrijven op grond van de vraag van het bedrijfsleven en gerelateerd aan de gewenste innovaties. Alleen de vierde pijler ‘Goed Bij in Brabant’ is echt nieuw. Deze nieuwe pijler zet in op de groep laagopgeleide volwassenen (al dan niet werkende beroepsbevolking), dat wil zeggen mensen die maximaal een vmbo-diploma hebben en die bestaat uit meer dan 600.000 Brabanders. Binnen ‘Goed Bij in Brabant’ stimuleert de Provincie dat partijen nieuwe initiatieven van de grond tillen voor deze groep. Het huidige bereik van deze doelgroep en het scholingsaanbod voor deze doelgroep blijken namelijk volstrekt onvoldoende en niet passend bij de behoefte van de doelgroep (zie: brochure ‘leerkansen voor laagopgeleiden’ feiten, cijfers, theorie en praktijk, provincie Noord-Brabant, januari 2005). Inzet op deze doelgroep is in lijn met het Bestuursakkoord, waarin versterking van
Kennis = Meedoen
4
de sociale en culturele pijler centraal staat. De positie in de Telos-duurzaamheidsbalans rechtvaardigt een versterkte inzet op dit thema. Kennis = Meedoen wordt geflankeerd door een PR-campagne om de boodschap dat leren belangrijk is te verspreiden naar alle belanghebbende partijen, deze te enthousiasmeren om in actie te komen en om concrete projecten van de grond te tillen. Hier vervult de Provincie dus met name een aanjaagfunctie die moet resulteren in meer Brabantse initiatieven. Daarnaast zal de Provincie zich in de PR-campagne rechtstreeks tot de Brabanders richten om hen te stimuleren tot leren, onder andere door ‘leerbonnen’ beschikbaar te stellen, waarmee laagopgeleide Brabanders zelf ‘scholing’ kunnen inkopen. Dit moet onder meer resulteren in de beoogde daadwerkelijke deelname aan de op te starten projecten. Wanneer wordt het uitgevoerd? ‘Kennis = Meedoen’ wordt uitgevoerd in de jaren 2005, 2006 en 2007. Relatie met ESF De vier pijlers bieden goede mogelijkheden om meer ESF geld naar Brabant te sluizen, omdat ESF ingezet mag worden voor scholing. Ook na 2007 lijken er goede mogelijkheden te bestaan om Kennis = Meedoen mede met inzet van Europese middelen voort te zetten. ‘Leven lang leren’ wordt één van de speerpunten in de Europese programma’s na 2007. De Provincie kan met het actieplan hierop voorsorteren. Relatie met landelijk beleid Er zijn veel aanknopingspunten tussen het actieplan Kennis = Meedoen en het Plan van aanpak Leren & Werken van de projectdirectie Leren & Werken van de ministeries van OC&W en SZW en de activiteiten van het deltapunt beta/techniek. Beide actieplannen kunnen elkaar versterken wat betreft mindsetting en er ontstaan meer mogelijkheden om aanvullende financiële middelen naar Brabant te halen. Steun van externe partijen Het actieplan K=M kan rekenen op brede steun vanuit het Comité van Toezicht van Pact Brabant. Het actieplan is in lijn met het SER Brabant advies over het actieprogramma innovatie en komt tegemoet aan adviezen uit de externe consultatieronde over het actieprogramma innovatie, doordat het actieplan voorziet in meer aandacht voor de hrm/employability/scholingscomponent in brede zin (naast aandacht voor toptalent ook aandacht voor laagopgeleiden). Werkgroep Kennis = Meedoen Het actieplan Kennis = Meedoen is ontwikkeld door een werkgroep onder voorzitterschap van Piet Verrijt, waaraan de heren Leo Dubbeldam (secretaris SER Brabant) en Hans Duijvestein (arbeidsmarktdeskundige CWI) hun medewerking hebben verleend. De werkgroep bestond verder naast provinciale medewerkers (educatie/innovatie/arbeidsmarkt) ook uit Henny Ketelaar en René van Hooren van PSW en Fred Aarten (secretaris Pact Brabant/PSW).
Kennis = Meedoen
5
Kennis = Meedoen
6
1 De Brabantse kennissamenleving 39% van de Nederlanders denkt over onvoldoende scholing te beschikken om mee te kunnen in de kenniseconomie. Onder mensen met aan lage opleiding, met maximaal een vmbo-diploma, ligt dit percentage substantieel hoger: maar liefst 61% denkt onvoldoende scholing te hebben om mee te kunnen in de kenniseconomie1.
De Brabantse kenniseconomie heeft werknemers nodig die zijn voorbereid op de kennisintensieve toekomst. Alleen met het juiste menselijk kapitaal kan het Brabantse bedrijfsleven haar concurrentiepositie handhaven en haar innovatiekracht versterken. Het gaat dan niet alleen om hooggeschoolden, maar ook om voldoende vakmensen op een lager niveau. In de kenniseconomie bezitten zij niet alleen vakvaardigheden, maar vooral algemene competenties zoals communicatieve vaardigheden, zelfstandigheid en flexibiliteit. Ook voorzien we dat de arbeidsmarkt op korte termijn weer aantrekt, in ieder geval in bepaalde sectoren. De vergrijzing van de werkende beroepsbevolking leidt de komende jaren tot een grote uitstroom van vakmensen. Dan zal de arbeidsmarkt meer een beroep moeten doen op de werkzoekenden, stille reserves en parttimers. Alleen als deze mensen de juiste (basis)vaardigheden hebben, zullen werkgevers hen in dienst nemen. Anders zullen ze uitwijken naar arbeidskrachten buiten Nederland. De kennissamenleving is veel meer dan een kenniseconomie. Ook in het ‘verkeer’ buiten het betaald werk om moeten mensen mee kunnen doen. In dit ‘alledaagse leven’ worden eveneens steeds meer eisen aan mensen gesteld. Om een treinkaartje te kunnen kopen, moet je Nederlands kunnen lezen en een automaat durven bedienen. En om je eigen belangen te kunnen behartigen, moet je kunnen en durven communiceren en onderhandelen. Alleen met de nodige basisvaardigheden kunnen mensen zich in de moderne samenleving handhaven.
Ook denkt vier op de tien Nederlanders onvoldoende vaardigheden te hebben om mee te kunnen in de kenniseconomie. Het percentage mensen dat wel over voldoende vaardigheden denkt te beschikken daalt met het opleidingsniveau: van de mensen met maximaal een vmbo-diploma denkt slechts 21% voldoende vaardig te zijn om mee te kunnen in de kenniseconomie.2
De kennissamenleving vraagt dus nogal wat van mensen. Vroeger kon bijna iedereen ‘vanzelf’ mee in de samenleving. Nu vraagt de samenleving meer van mensen dan zij vaak als vanzelf kunnen. ‘Leren’ wordt daarom belangrijker. Mensen leren het beste door gewoonweg te doen: leren in het werk, leren in het vrijwilligerswerk, leren bij de opvoeding van de kinderen, … Leren kun je overal, maar het gaat niet altijd vanzelf. Met ‘Kennis = Meedoen’ kan de Provincie Noord-Brabant een impuls geven aan het leren in Frerichs, R., Kanne, P.J. en Schildmeijer, R.J., Kennis van de kenniseconomie. De beleving van wetenschap en kennis door de Nederlandse bevolking, Amsterdam, Stichting Weten, juni 2004. 2 Idem. 1
Kennis = Meedoen
7
Brabant. Zodat zoveel mogelijk Brabanders mee blijven doen in Brabant en Brabant mee blijft doen in de wereld.
Kennis = Meedoen
8
2 Provinciale ambitie De Provincie Noord-Brabant heeft in verscheidene notities en actieplannen haar ‘ambities’ geformuleerd die een relatie hebben met de kennissamenleving3. Zo heeft de Provincie de ambitie om haar positie als Europese topregio op het gebied van innovatie verder te versterken4. Ook heeft de Provincie de ambitie om de arbeidskwalificatiegraad van de Brabantse beroepsbevolking te verhogen5. Met ‘Kennis = Meedoen’ komt daar een sociaal-maatschappelijke ambitie bij. Want het gaat niet alleen om een florerende Brabantse economie, maar ook om een provincie waarin zo weinig mogelijk mensen aan de zijlijn staan. Brabant heeft de ambitie: • om mee te doen in de wereld en een stevige plek te houden in Europa, • om een vooruitstrevende rol te spelen in Nederland, en • om zoveel mogelijk Brabanders mee te laten doen, • door van Brabant een lerende provincie te maken, want ‘Kennis = Meedoen’. Meer concreet en in aansluiting bij de Lissabondoelstellingen heeft Brabant als ambitie het aantal ongediplomeerde schoolverlaters te halveren, het aantal technisch gekwalificeerden met 15% te laten toenemen en het aantal volwassenen dat deelneemt aan onderwijs of training te laten groeien naar 20%. De Provincie kan dit natuurlijk niet alleen. Sterker nog: de provinciale rol is bescheiden, omdat de Provincie hierbij nauwelijks een formele bevoegdheid heeft noch een uitvoerende taak. Het primaat ligt bij de uitvoerders: werkgevers, scholen, gemeenten, et cetera. Als onafhankelijke, bovenregionale partij kan de Provincie echter wel partijen enthousiasmeren en mobiliseren, om het leren in de Noord-Brabant te stimuleren. De Provincie neemt de verantwoording voor het facilterende proces. Dit wil de Provincie doen binnen de volgende vier pijlers: 1. Stimulering van de keuze voor een technische opleiding of beroep, binnen ‘Op de Bres voor Techniek’. Doel: voldoende technisch geschoolden voor de Brabantse kenniseconomie. 2. Bestrijding van het voortijdig schoolverlaten en realisatie van leerbanen voor jongeren, binnen ‘Smart Youth’. Doel: zoveel mogelijk jongeren betreden de arbeidsmarkt met een startkwalificatie. 3. Investeren in competentieontwikkeling van (toekomstige) Brabantse werknemers, binnen ‘Sector Wise’. Doel: HRM-investerende werkgevers, competente werknemers en onderwijs dat meer uitgaat van de behoeften van werkgevers en werknemers. 4. Stimulering van het leren door laagopgeleide Brabanders, binnen ‘Goed Bij in Brabant’. Doel: laaggeschoolde Brabanders gaan (weer) leren.
Zie de brochure Naar een beter opgeleide Brabantse beroepsbevolking van januari 2004, de nota Dynamiek en Vernieuwing uit 2002 en de Startnotitie Brainport Brabant uit 2003. 4 Zie Innovatieve topregio Brabant: creating, connecting en enabling winners. Actieprogramma Innovatie Noord-Brabant, Provincie Noord-Brabant, 2004 (concept). 5 Zie de notitie Naar een beter opgeleide Brabantse beroepsbevolking. Naar voldoende en goed gekwalificeerd personeel, Provincie Noord-Brabant, januari 2004. 3
Kennis = Meedoen
9
In het schema hierna zijn de vier pijlers in beeld gebracht.
Arbeidsmarktbeleid en Innovatieprogramma CvT pact
Op de Bres voor Techniek
Techniekonderwijs en -promotie in de keten: van basisonderwijs t/m werkvloer.
Kennis = Meedoen
Smart Youth
Sector Wise
Voorkomen voortijdig schoolverlaten en bestrijding jeugdwerkloosheid.
HRM en scholing van de beroepsbevolking via een sectorale aanpak.
Goed Bij in Brabant
Leren door laaggeschoolden waaronder alfabetisering.
‘Kennis = Meedoen’ is een onderdeel van het provinciaal arbeidsmarktbeleid en het innovatieprogramma. Tussen de pijlers bestaan dwarsverbanden, zowel qua thematiek als doelgroep. Zo kan versterking van de aantrekkelijkheid van het techniekonderwijs (‘Op de Bres voor Techniek’) leiden tot minder schooluitval in dit onderwijs (‘Smart Youth’). En zo bestaat de groep laaggeschoolde Brabanders (‘Goed Bij in Brabant’) deels ook uit laaggeschoolde werkenden (‘Sector Wise’). En als we ervoor zorgen dat geen jongere de school zonder startkwalificatie verlaat, komt er ook geen nieuwe aanwas aan laaggeschoolden. De pijlers hangen dus met elkaar samen en zijn niet scherp van elkaar te scheiden. In deze notitie scheiden we ze wel, omdat het anders een grote brij aan informatie wordt. In de paragrafen hierna worden de pijlers en de ambities verder uitgewerkt.
Kennis = Meedoen
10
3 Op de Bres voor Techniek Wat is het probleem? Er stromen te weinig leerlingen door naar het technisch beroepsonderwijs. Op de arbeidsmarkt wordt een tekort aan vaktechnisch personeel verwacht, vooral op mboniveau 3 en hoger. De lage instroom in het technisch onderwijs wordt vooral veroorzaakt door een negatief imago van ‘techniek’, een imago dat gebaseerd is op verouderde beelden. Wanneer de lage instroom in techniekopleidingen wordt afgezet tegen de verwachte uitstroom uit techniekberoepen, krijgen we binnenkort een groot probleem op de Brabantse arbeidsmarkt. Er zijn dan te weinig technisch geschoolden voor de beschikbare vacatures, met name boven startkwalificatieniveau. Wat gebeurt er al in Brabant? ‘Op de Bres voor Techniek’ richt zich op ’techniekbeleving’, niet alleen in het onderwijs maar ook in buitenschoolse activiteiten. Het programma is het experimentele stadium voorbij met projecten als Si-Tech en ATB. Op basis van de ervaringen met deze projecten zetten de Provincie en andere partijen vooral in op een regionale, samenhangende aanpak die zich richten op de gehele onderwijsketen, van basisonderwijs tot en met de werkvloer. De doelen zijn: • techniek wordt een structureel onderdeel van het basisonderwijs; • er komen doorlopende leerlijnen in het vmbo en tussen het vmbo en het mbo; • de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs verbetert; • de aantrekkelijkheid van het werk in de techniek wordt vergroot, waardoor meer werknemers voor de sector behouden blijven; • de samenwerking tussen beroepsonderwijs, bedrijfsleven en overheid wordt sterker (‘regionale arrangementen’). In drie regio’s hebben samenwerkende partijen inmiddels met steun van de Provincie meerjarenprogramma’s ontwikkeld: in Eindhoven, Midden-Brabant en Uden-VeghelSchijndel. Daarnaast is de Provincie betrokken bij twee projecten in Den Bosch en Breda om techniek te implementeren op basisscholen. Momenteel wordt bekeken of ook de Westbrabantse projecten kunnen worden uitgebouwd tot een regionaal meerjarenprogramma. Naast de activiteiten in het kader van ‘Op de Bres voor Techniek’ worden in Brabant diverse andere initiatieven ondernomen gericht op techniekbeleving. In bijlage 2 is een overzicht van al ons bekende Brabantse initiatieven en projecten opgenomen, die soms worden uitgevoerd met steun van de Provincie en soms ook niet.
Kennis = Meedoen
11
Er zijn in het verleden de nodige beleidsmaatregelen getroffen om de ontwikkelingen te keren. Op die ervaringen wordt voortgebouwd, maar onorthodox is dat nu de hele keten wordt benaderd. Die ketenbenadering betekent een samenhangende aanpak, over het gehele onderwijsveld tot en met het aantrekken, vasthouden en benutten van deze kenniswerkers op de arbeidsmarkt. Speciale aandacht bestaat daarbij voor de ‘schakels’: de kruispunten tussen onderwijstypen en tussen onderwijs en arbeidsmarkt waarop veel potentiële bèta’s en technici afhaken.”6
Wat zijn de ambities? De Provincie vindt het essentieel dat er meer jongeren kiezen voor techniek. In aansluiting op de Lissabondoelstellingen stelt de Provincie zich tot doel dat in 2007 15% meer jongeren kiezen voor een technische opleiding dan in 2000, opdat in 2010 de instroom in een technisch beroep met 15% is toegenomen (in vergelijking met het jaar 2000). Met de huidige aanpak gaat dat waarschijnlijk niet lukken. Om de Lissabondoelstellingen te bereiken, moet er meer gebeuren. Wat moet er gebeuren? In drie regio’s hebben samenwerkende partijen al regionale techniekprogramma’s ontwikkeld in de hele keten van basisonderwijs tot werkvloer. De Provincie wil deze aanpak Brabantbreed uit zetten. Provinciale acties daarbij zijn: • promoten en faciliteren van een Brabantbrede aanpak: realisatie van regionale meerjarenprogramma’s dekkend voor heel Brabant, waarbij de nieuwe regio’s zich aansluiten bij de regio’s die al bezig zijn of van hun ervaringen profiteren, en bestaande meerjarenprogramma’s worden voortgezet; • monitoring van de uitvoering en de effecten van de regionale meerjarenprogramma’s, opdat helder wordt welk beleid het meest effectief is; • stimulering van samenwerking tussen de verschillende regio’s, opdat de regio’s van elkaar kunnen leren; • facilitering van de samenwerking tussen de techniekunits van de Brabantse ROC’s. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de landelijke ontwikkelingen, zoals de activiteiten van het Deltapunt Bètatechniek. Wat kost het? Voor de jaren 2005 en 2006 heeft de Provincie al circa 1,5 miljoen euro toegekend voor de huidige meerjarenprogramma’s en enkele kleinere initiatieven. Voor een Brabantbrede aanpak, monitoring en versterking van de samenwerking zijn extra middelen nodig: 0,8 miljoen. In bijlage 1 wordt deze indicatie toegelicht.
6
∆-plan β/techniek. Actieplan voor de aanpak van tekorten aan bèta’s en technici, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, december 2003.
Kennis = Meedoen
12
Samenvatting Op de Bres voor Techniek Ambities
In 2007 kiest 15% meer jongeren voor Techniek dan in 2000. In 2010 stroomt 15% meer jongeren door naar een technisch beroep dan in 2000.
Activiteiten
cofinanciering van Brabantbrede regionale meerjarenprogramma’s techniek, gericht op de gehele onderwijsketen. 0-meting en monitoring van de (voortgang en effecten van) meerjarenprogramma’s (kwantitatief en kwalitatief). Ondersteuning samenwerking tussen de regio’s, van elkaar leren. Ondersteuning platform van techniekafdelingen van Brabantse ROC’s.
Resultaten
Regionale meerjarenprogramma’s dekkend voor heel Brabant. Platform van de techniekafdelingen van de Brabantse ROC’s.
Partijen
Onderwijsinstellingen, van basisscholen tot TU. Bedrijfsleven: werkgevers en werkgeversorganisaties. Gemeenten.
Indicatief budget
Kennis = Meedoen
0,8 miljoen euro voor 2005, 2006 en 2007.
13
Kennis = Meedoen
14
4 Smart Youth Wat is het probleem? Om een redelijke kans op werk te hebben, hebben jongeren een startkwalificatie nodig: een havo- of vwo-diploma of een diploma op minimaal mbo-2-niveau. Veel jongeren komen echter niet zo ver: jaarlijks verlaten zo’n 6.000 Brabantse jongeren ongediplomeerd het onderwijs of slechts met een vmbo-diploma. Op dit moment heeft 26% van de 22-jarigen geen startkwalificatie; in de meeste ons omringende landen ligt dit percentage aanzienlijk lager (in België en Frankrijk op 17% en in Zweden slechts op 10%). En maar liefst 15% van de jongeren in ons land verlaat het onderwijs zonder ook maar enig diploma. In Brabant zijn er momenteel zo’n 6.500 geregistreerde werkloze jongeren onder de 23 jaar. Ten opzichte van een jaar eerder is dit aantal met 3% afgenomen7. Dat is mooi aangezien de totale werkloosheid in Brabant wel is gestegen, namelijk met 2%. Het echte aantal werkloze jongeren ligt echter hoger dan het geregistreerde aantal, aangezien het voor veel jongeren geen zin heeft zich te laten registreren, omdat ze geen uitkering krijgen. Op de arbeidsmarkt lijkt zich een tweedeling af te tekenen tussen jongeren. De arbeidsmarkt verbetert voor jongeren met een mbo-opleiding en hoger, maar blijft slecht voor jongeren zonder afgeronde opleiding of met alleen vmbo. Jongeren vanuit het speciaal onderwijs hebben vaak een extra zwakke positie op de arbeidsmarkt en komen slechts beperkt voor de (leer)banen in aanmerking. Vooral de laaggeschoolde jongeren dreigen dus niet mee te kunnen in de kenniseconomie.
“De startkwalificatie op het niveau van de basisberoepsopleiding begint langzamerhand aan waarde in te boeten vanwege de steeds hogere eisen die samenleving en arbeidsmarkt aan jonge volwassenen stellen. Het minimale vereiste niveau zou dus omhoog moeten. De Nederlandse overheid zou bijvoorbeeld mbo-3opleidingen als ambitieniveau voor kunnen stellen. Maar een nieuw streefniveau moeten we niet los zien van de mogelijkheden van de leerlingenpopulatie en van sociale cohesie in de samenleving. Er zijn twee kanten: het niveau van de startkwalificatie mag enerzijds niet te hoog zijn, omdat anders grote groepen leerlingen dit niveau niet kunnen bereiken; anderzijds mag het ook niet te laag zijn, omdat het dan niet differentieert en dus zijn doel voorbijschiet.”8
Wat gebeurt er al in Brabant? In Brabant zijn er vele partijen actief om het voortijdig schoolverlaten en de jeugdwerkloosheid te bestrijden: gemeenten, scholen, CWI, werkgevers, … Zij nemen allerlei initiatieven, al dan niet met steun van de Provincie (zie bijlage 2 voor een overzicht). Bij deze initiatieven gaat het onder andere om het creëren van leerbanen voor voortijdig schoolverlaters, waarin jongeren al werkende een (start)kwalificatie kunnen behalen. De crux bij deze initiatieven zit in de goede match tussen het aanbod aan leerbanen enerzijds en de beschikbaarheid van jongeren anderzijds. Vooral in de administratieve sector zijn er veel te weinig leerbanen. 7 8
Bron: CWI. Tot hier en nu verder. Startkwalificatie en leerroutes, Onderwijsraad, november 2004, pag. 22.
Kennis = Meedoen
15
Ook essentieel is een goede signalering en registratie van de voortijdige schoolverlaters. Alleen daarmee kan snel gereageerd worden en kunnen jongeren worden teruggeleid naar onderwijs of worden doorgeleid naar een leerbaan. De RMC’s blijven werken aan verbetering hiervan, samen met de scholen. Naast de projecten gericht op leerbanen, zijn in de provincie ook projecten uitgevoerd die specifiek betrekking hebben op vernieuwing van het onderwijs en preventie van het voortijdig schoolverlaten, zoals bijvoorbeeld ‘Young Professionals’ dat is uitgevoerd in ’s-Hertogenbosch en Tilburg. Veel scholen werken aan de kwaliteitsverbetering van het beroepsonderwijs en de realisatie van goede zorgstructuren voor jongeren, onder andere door inzet van het schoolmaatschappelijk werk. Ook op het snijvlak van vmbo en mbo worden tal van activiteiten uitgevoerd, gericht op een soepele overgang naar het mbo. Specifiek voor allochtone jongeren worden onder het motto ‘Kleurrijk Brabant Werkt!’ promotie- en ontwikkelteams voor en van allochtone jongeren opgezet. In deze promotieen ontwikkelteams werken de jongeren aan de versterking van de positie van allochtone jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Wat zijn de ambities? Voor de Brabantse economie is het van groot belang dat meer jongeren een startkwalificatie bemachtigen. Volgens de Lissabondoelstellingen moet minimaal 85% van de jongeren het onderwijs met een startkwalificatie verlaten, terwijl van de huidige 22-jarigen slechts 74% een startkwalificatie heeft. En het ongediplomeerd schoolverlaten moet gehalveerd worden, van 15% nu tot 8% in 2010. Er is dus werk aan de winkel. Daartoe moet en wil het onderwijs ‘boeiend’ worden, sterker op de praktijk gericht zijn (‘doen’) en over voldoende stageplekken en leerbanen kunnen beschikken. Wat moet er gebeuren? Er gebeurt al veel ter preventie van het voortijdig schoolverlaten en bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Er blijven echter nog enkele terreinen liggen, waarop de Provincie een nuttige rol kan spelen. Zo moet er eindelijk eens duidelijkheid komen over het aantal Brabantse jongeren zonder startkwalificatie. Slechts een deel van deze jongeren heeft zich laten registreren; er werken veel ‘ongeregistreerde’ jongeren zonder startkwalificatie op tijdelijke baantjes. De Provincie kan helder maken hoeveel jongeren geen startkwalificatie hebben en waar deze jongeren te vinden zijn, zodat ze ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Nog niet overal in Brabant is een goede samenwerking tussen partijen op regionaal niveau van de grond gekomen tussen bijvoorbeeld CWI’s, werkgevers en scholingsinstellingen. Ook hier kan een provinciale taak liggen. De Provincie kan projecten ondersteunen waarbij partijen gezamenlijk de schooluitval aanpakken en waarvoor elders onvoldoende financiële mogelijkheden bestaan. Bijzondere aandacht daarbij behoeft het netwerk rondom de scholen voor speciaal onderwijs, dat sterker zou moeten worden, opdat die leerlingen ook in aanmerking komen voor stageplekken en leerbanen.
Kennis = Meedoen
16
“Per regio moet bekeken worden hoe de vele initiatieven om de groepen leerlingen waarom het hier gaat op een goede manier een maatschappelijke positie te doen verwerven en te kwalificeren, (…) gebundeld kunnen worden. De raad ziet hier mogelijkheden de terreinen van de arbeidstoeleiding, welzijn en non-formele educatie, jeugdhulpverlening en onderwijs zodanig te vervlechten dat ook de minder of niet op onderwijs georiënteerde jongeren op een voldoende hoog kwalificatieniveau kunnen worden gebracht.”9
Wat kost het? De Provincie ondersteunt de komende jaren al het project ‘Iedere jongeren een startkwalificatie’ van ROC De Leijgraaf met circa € 250.000,-. Voor nieuwe initiatieven van samenwerkende partijen als ook voor het onderzoek naar het aantal en de vindplaatsen van ongeregistreerde jongeren is extra geld nodig: € 750.000,-. In bijlage 1 wordt deze indicatie toegelicht. Smart Youth Ambities
85% van de Brabantse jongeren (meetleeftijd: 22-jarigen) heeft in 2010 een startkwalificatie (is nu nog maar 74%). Hooguit 8% van de Brabantse jongeren verlaat in 2010 ongediplomeerd het onderwijs (is nu nog 15%).
Activiteiten
Stimulering en cofinanciering van nieuwe initiatieven opgezet door samenwerkende partijen in een regio. Onderzoek naar het aantal jongeren zonder startkwalificatie en hun ‘vindplaatsen’.
Resultaten
Regionale aanpak van het voortijdig schoolverlaten en realisatie van leerbanen, van samenwerkende partijen. Duidelijkheid over het aantal Brabantse voortijdig schoolverlaters en hun vindplaatsen.
Partijen
Scholen. Gemeenten en RMC’s. CWI’s. Werkgevers.
Indicatief budget
9
€ 650.000,-
Tot hier en nu verder. Startkwalificatie en leerroutes, Onderwijsraad, november 2004, pag. 38.
Kennis = Meedoen
17
Kennis = Meedoen
18
5 Sector Wise Wat is het probleem? De Brabantse kenniseconomie heeft behoefte aan gekwalificeerde mensen. Werkgevers vragen van hun werknemers steeds meer competenties, niet alleen vakvaardigheden maar ook sociale en communicatieve vaardigheden, zelfstandigheid en flexibiliteit. De opleidingseisen gaan de komende jaren niet alleen omhoog, maar zullen ook sterk aan verandering onderhevig zijn. Sommige werkgevers ervaren momenteel al problemen met de inzetbaarheid van hun medewerkers, anderen verwachten hier de komende jaren tegenaan te lopen. Binnen enkele jaren zal er een overschot zijn aan laagopgeleiden (die ook nog eens beconcurreerd worden door buitenlanders), terwijl op de arbeidsmarkt een tekort is aan hoger opgeleiden. Een tekort dat zich zal voltrekken dwars door de sectoren heen, van de industrie tot de zorg, van het onderwijs tot de bouw.
“In Brabant zijn er 1.040.400 banen. Daarvan wordt 28,8% vervuld door laagopgeleiden (met maximaal een vmbo-diploma), dat zijn 299.900 banen, afgerond: 300.000 banen. (…) Absoluut gezien zijn de meeste ‘laagopgeleide’ banen te vinden in de grotere Brabantse sectoren: Industrie, Handel, Gezondheid en Zakelijke dienstverlening. Maar ook de sectoren Bouwnijverheid en Vervoer & communicatie kennen veel laagopgeleiden.”10
Wat gebeurt er al in Brabant? Kennis & innovatie is inmiddels een prioritair thema in het sociaal-economisch beleid van Brabant. Op dit terrein worden momenteel zowel provinciaal als regionaal diverse initiatieven genomen. De Provincie heeft recent een ambitieus Actieprogramma Innovatie opgesteld, met veel aandacht voor het stimuleren van zowel technologische als marktinnovaties. Bedrijfsleven en de kennisinstellingen zijn daarbij de direct betrokken partijen. Het innovatieprogramma haakt ondermeer aan bij toekomstgerichte programma’s in een aantal belangrijke sectoren in de Brabantse economie, met name de maakindustrie (‘Make It’), de procesindustrie (‘Proces It’), de zorg (‘Health Care’) en de land- en tuinbouw (‘Agro&Co’). Het gaat bij deze programma’s vooral om technologische innovaties. Wat tot dusver opvalt, is dat aan ‘sociale innovatie’ veel minder aandacht wordt besteed. Vanuit die notie heeft SEOB het initiatief genomen voor een programmatische aanpak hiervan, analoog aan de genoemde innovatieprogramma’s. Onder de titel ‘Innovatief HRM-beleid kennisindustrie’ wordt dit nu in drie pilots uitgewerkt: voor de foodisector, de metalektro en de automotive. De pilots moeten een aanzet geven voor een Brabantbrede aanpak, gefinancierd door de (landelijke) sectorfondsen met – zo mogelijk – ESF-middelen. Het is de bedoeling strategische leertrajecten te ontwikkelen voor zowel laag- als hooggekwalificeerde medewerkers, gebaseerd op het economisch toekomstperspectief van de sector. Voor het regionaal beroepsonderwijs vormt dit dan Dekkers, L. en Ketelaar, H., Leerkansen voor laagopgeleiden. Feiten, cijfers, theorie en praktijk, Provincie Noord-Brabant, februari 2005, pag. 11. 10
Kennis = Meedoen
19
een ‘programma van eisen’ voor hun opleidingsprogramma’s, zodat het onderwijs structureel op de arbeidsmarkt wordt afgestemd. Doelstelling van deze aanpak is dat de sectoren nu en op termijn beschikken over voldoende adequaat personeel op alle niveaus om de toekomstige (middellange termijn) gewenste producten en technologieën te kunnen realiseren. Dat vraagt om een innovatief HRM-beleid, want ‘zonder scholing geen innovatie’. Ook de Provincie heeft initiatieven genomen en ondersteunt bijvoorbeeld de totstandkoming van regionale HRM-programma’s voor de zorgsector en heeft een eigen ESF-steunpunt. En diverse werkgevers en O&O-fondsen voeren een actief HRM-beleid gericht op de vergroting van de inzetbaarheid van hun werknemers. Denk daarbij onder andere aan de metalektro, de bouw en de foodsector.
“De toekomstige concurrentiekracht van de regio valt of staat met het vermogen om voldoende toegevoegde waarde te creëren met onze bedrijvigheid. Waar dit niet of onvoldoende mogelijk is, verdwijnt werkgelegenheid naar het buitenland. Eén van de belangrijkste voorwaarden voor innovatievermogen is voldoende gekwalificeerd personeel dat bovendien beschikt over de competenties die nodig zijn om te blijven leren en innoveren in de praktijk. Een tweede belangrijke voorwaarde is dat het bedrijfsleven zichzelf zó organiseert dat leren en innoveren dagelijkse bedrijfsprocessen zijn.”11
Wat zijn de ambities? Brabant wil haar positie als Europese innovatieve topregio versterken en de arbeidskwalificatiegraad van de beroepsbevolking verhogen. Het bedrijfsleven wil haar concurrentiepositie zo sterk mogelijk maken. Dat kan alleen door te investeren in de inzetbaarheid van werknemers. Werknemers moeten de kennis en vaardigheden verwerven die nodig zijn in de kennissamenleving in het algemeen en de sector in het bijzonder. Een hechte, toekomstgerichte samenwerking tussen sectoren en onderwijs op regionaal niveau is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Maar dat is niet genoeg. Het gaat niet alleen om bijscholing in de vorm van een cursusje. Veeleer gaat het om een nieuwe kijk op leren, waarbij een ieder ‘leren’ vanzelfsprekend vindt. Wijzigende marktomstandigheden, veranderende wensen en behoeften, nieuwe technologische ontwikkelingen vragen om werknemers die niet alleen op hun eigen vakgebied, maar ook in verwante vakgebieden competent en inzetbaar zijn. Afgezet tegen de Lissabondoelstellingen zou 20% van de werkende Brabanders in 2010 deel moeten nemen aan enige vorm van ‘leren’ (opleiding en training). Dan gaat het dus om zo’n 200.000 Brabantse werkenden. Om dat te halen, moet er nogal wat gebeuren, de ambitie is stevig.
Notitie ten behoeve van de commissie voor economische zaken en arbeidsmarktbeleid inzake ‘Op de bres voor techniek, op de bres voor beroepsonderwijs’, ‘Gedeputeerde Staten, 4 juni 2002, pag. 1.
11
Kennis = Meedoen
20
“Veel laagopgeleiden denken over onvoldoende scholing te beschikken om mee te kunnen in de kenniseconomie. Toch gaan ze zich niet massaal scholen. Ze nemen veel minder deel aan postinitiële opleidingen dan hoger opgeleiden. Terwijl van de middelbaar en hoogopgeleiden 16,3% een opleiding volgt, geldt dit slechts voor 8,4% van de laagopgeleiden.”12
Wat moet er gebeuren? Binnen ‘Sector Wise’ wil de Provincie een stimulerende en faciliterende rol richting werkgevers(organisaties), werknemers(organisaties) en onderwijsinstellingen vervullen. Deze rol is erop gericht dat er strategische sectorale scholingsplannen worden ontwikkeld. Vertrekpunt is dat er – per sector of cluster van bedrijven– verkend wordt welke competenties nodig zijn voor de toekomst en met het oog op gewenste innovaties, zowel voor het zittend personeel als het nieuw aan te trekken personeel. Ook scholingsinstellingen zouden sterker kunnen inzetten op de regionaal-sectorale behoefte aan leren, bijvoorbeeld door in te zetten op vormen van ondersteuning van leren op de werkplek. Ook kunnen beroepsopleidingen in het nieuwe competentiegericht onderwijs hun vrije ruimte benutten voor een regionale invulling, in aansluiting op de vraag van het bedrijfsleven. Ook is het nodig dat Brabantse arbeidsorganisaties zich ontwikkelen tot ‘lerende werkgevers’, die intern een andere kijk op leren realiseren. Vooral in het midden- en kleinbedrijf is dat van belang. MKB-bedrijven denken immers vaak in kortere termijnen en hebben niet altijd een HRM-beleid. De Provincie gaat initiatieven ondersteunen, succesvolle werkgevers traceren en hen als ‘ambassadeur’ inzetten. Wat kost het? Voor de ontwikkeling van regionaal-sectorale HRM- en scholingsplannen is een zodanig budget nodig, dat in alle Brabantse regio’s en diverse sectoren, dergelijke plannen van de grond komen. We trekken hiervoor 1,1 miljoen euro uit (zie ook bijlage 1). Samenvatting Sector Wise Ambities
Een andere kijk op leren: leren is gewoon, niet-leren is abnormaal. Brabantse werknemers verwerven ‘toekomstbestendige’ competenties. In 2010 volgt 20% van de werkende Brabanders een leeractiviteit. Betere afstemming tussen het ‘leeraanbod’ en de vraag van werkgevers en werknemers.
Activiteiten
Ondersteuning van de ontwikkeling van regionaal-sectorale HRM- en scholingsplannen, dan wel clustergerelateerde scholingsplannen. Monitoring van de uitvoering ervan.
Resultaten
Strategische HRM- en scholingsplannen in een aantal sectoren/clusters (regionaal). Regionaal-sectorale accenten in het beroepsonderwijs. Groter beroep op ESF-middelen.
12
Dekkers, L. en Ketelaar, H., Leerkansen voor laagopgeleiden. Feiten, cijfers, theorie en praktijk, Provincie Noord-Brabant, februari 2005, pag. 17.
Kennis = Meedoen
21
Sector Wise Partijen
Werkgevers(organisaties). Werknemers(organisaties). Scholingsinstellingen (met name ROC’s). ESF-steunpunt.
Indicatief budget
Kennis = Meedoen
1,1 miljoen euro
22
6 Goed Bij in Brabant Wat is het probleem? Zo’n 600.000 volwassen Brabanders beheersen onvoldoende de traditionele basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen/wiskunde om mee te kunnen in de kennissamenleving. Een even zo grote groep is laaggeschoold en heeft hooguit een vmbodiploma. Waarschijnlijk gaat het grotendeels om dezelfde mensen. Een derde van deze groep (210.000 Brabanders) is echt functioneel analfabeet13. ‘Laaggeschooldheid’ op zich hoeft geen probleem te zijn om mee te kunnen in de kennissamenleving. Het is pas een probleem als de mensen onvoldoende basisvaardigheden bezitten en onvoldoende ‘leervermogen’ hebben. Voor zover laaggeschoolde mensen nù nog wel mee kunnen in de kennissamenleving en op de arbeidsmarkt, is de kans groot dat zij op korte termijn aan de zijlijn komen te staan. Betaald werk zit er voor hen dan niet meer in en ook een volwaardig meedraaien in de samenleving komt in het gedrang. Dat is slecht voor de sociale cohesie in Brabant, voor de participatie op de arbeidsmarkt en ook voor de Brabantse economie. Niet alleen nu is dat slecht, maar ook in de verdere toekomst: laaggeschooldheid werkt immers door in volgende generaties en dat automatisme moeten we doorbreken.
“Niet alleen om economische redenen, maar ook uit sociaal oogpunt is investeren in een leven lang leren noodzaak. (…) Iedereen moet kunnen participeren in deze samenleving. We moeten immers voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen werkenden die volop de kansen krijgen om zich te ontplooien en zich gemakkelijk aanpassen aan veranderingen in de samenleving, en niet-werkenden die zich veel moeizamer aanpassen. Ook deze mensen moeten zich aan de eisen van de moderne samenleving kunnen aanpassen en zich daarin thuis kunnen voelen.”14
Wat gebeurt er al in Brabant? Brabanders kunnen op eigen initiatief bij een scholingsinstituut aankloppen om bepaalde basisvaardigheden aan te leren. De gemeenten hebben hiervoor de budgetten. De deelname aan deze vorm van ‘educatie’ is echter gering, evenals de gemeentelijke budgetten. Het bestaande scholingsaanbod past vaak niet bij de scholingsvraag en de doelgroep wordt dus mondjesmaat bereikt. Ons zijn de volgende Brabantse initiatieven en projecten bekend, al dan niet met steun van de Provincie, waarmee geprobeerd wordt/werd om volwassen, laagopgeleide Brabanders op nieuwe manieren te bereiken en/of te laten leren: • ambassadeurs alfabetisering: voormalige analfabeten werven en begeleiden andere analfabeten voor alfabetiseringstrajecten; • individuele leerrekening of vouchers: in enkele sectoren/branches zijn experimentele projecten met de individuele leerrekening ofwel vouchers uitgevoerd; Erkenning van Verworven Competenties (EVC): in een aantal sectoren is al een behoorlijk EVC-instrumentarium ontwikkeld, ook voor laagopgeleiden. Dekkers, L. en Ketelaar, H., Leerkansen voor laagopgeleiden. Feiten, cijfers, theorie en praktijk, Provincie NoordBrabant, februari 2005, pag. 23. 14 Actieplan Leven Lang Leren, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, november 2004. 13
Kennis = Meedoen
23
Dergelijke initiatieven en projecten worden nog nauwelijks Brabantbreed uitgevoerd, maar veelal slechts in een beperkt aantal gemeenten, bedrijven of sectoren. Daarmee wordt nog steeds maar een handjevol mensen bereikt. Wat zijn de ambities? Zo’n 80% van de laaggeschoolde volwassenen denkt niet over voldoende vaardigheden te beschikken om mee te kunnen in de kenniseconomie. Toch denken deze mensen er niet over om zich massaal te laten scholen. ‘Scholing’ zou daarom een heel andere, laagdrempelige en aantrekkelijker vorm en inhoud moeten krijgen. Het gaat niet om ‘naar school gaan’, het gaat om ‘leren’: leren zou een normale, alledaagse activiteit moeten worden die inherent aan het leven. Leren zou niet meer een activiteit moeten zijn om hogerop te komen of iets dat twee avonden in de week kost. Nee, leren is iets dat bij het leven hoort, dat hoort bij het leven in de kennissamenleving. Afgezet tegen de Lissabondoelstellingen heeft Brabant de ambitie om in 2010 20% van de volwassen Brabanders deel te laten nemen aan activiteiten in het kader van ‘een leven lang leren’. Omgezet naar de 635.000 laagopgeleide Brabanders gaat het in 2010 om 127.000 mensen.
“Laagopgeleiden hebben weinig leerervaring en hebben daardoor vaak (nog) een traditioneel beeld van leren dat terugvoert op hun vroegere jeugdonderwijs. ‘Leren’ is dan vooral theoretisch onderwijs, dat op school gegeven wordt, door een autoritaire docent. Zo’n beeld van leren kan het leerproces behoorlijk belemmeren, vooral om dat dit type leren niet aansluit bij de leerkenmerken van laaggeschoolden. Het ‘leren’ moet daarom zo inhoud en vorm krijgen dat deze belemmeringen geen kans krijgen.”15
Wat moet er gebeuren? Ook binnen ‘Goed Bij in Brabant’ gaat het dus om een nieuwe kijk op leren. Waar het bij ‘Sector Wise’ om initiatieven van werkgevers gaat, staan binnen ‘Goed Bij in Brabant’ vooral de Brabanders zelf centraal. De Provincie wil projecten stimuleren die rechtstreeks op de mensen gericht zijn, los van of die mensen betaald werk hebben, werk zoeken of ‘inactief’ zijn. Daarom moeten de projecten nieuwe elementen bevatten: • nieuwe manieren om mensen te verleiden tot leren (nieuwe manieren van bereiken van de doelgroep); • nieuwe leervormen, vooral ‘leren door doen’ (nieuw scholingsaanbod); • nieuwe vormen van erkenning van het leren, zoals EVC, maar ook los van formele kwalificaties16.
Zie: Dekkers, L. en Ketelaar, H., Leerkansen voor laagopgeleiden. Goed Bij in Brabant. Feiten en cijfers, theorie en praktijk, ’s-Hertogenbosch, Provincie Noord-Brabant, februari 2004, pag. …. (nog niet uitgebracht) 16 Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van een competentieprofiel voor opvoeders, waarmee ouders hun ‘zorg- en opvoedcompetenties’ gemeten en erkend kunnen krijgen. Of denk aan een ‘baanvaardigheidsbewijs’ waarin algemene werknemersvaardigheden zijn opgenomen, waarmee werkzoekenden aan potentiële werkgevers kunnen laten zien dat ze als werknemer kunnen functioneren (los van de specifieke vakvaardigheden). 15
Kennis = Meedoen
24
Het gaat hierbij dus om projecten die rechtstreeks op de volwassen Brabanders gericht zijn en die door allerlei organisaties kunnen worden opgezet: welzijnsorganisaties, bibliotheken, volksuniversiteiten, vakbonden, ondernemingsraden, scholingsinstellingen, … Het maakt niet uit, als de projecten maar direct de laagopgeleide mensen aanspreken en als die mensen maar niet gelijk in een ‘hokje’ van een doelgroep worden geplaatst. Denk bijvoorbeeld aan een welzijnsorganisatie die in het kader van een stadsvernieuwingsprojecten allerlei ‘leeractiviteiten’ voor de wijkbewoners organiseert. Of denk aan een scholingsinstituut dat mbo-opleidingen op niveau 1 of 2 zò organiseert dat ook volwassenen deze willen volgen. Of denk aan de Engelse aanpak waarbij werknemers (bijvoorbeeld OR-leden met een beschermde positie) als ambassadeurs in hun bedrijf het ‘leren’ promoten en hun collega’s daarbij voorlichten. Wat kost het? Voor het stimuleren en co-financieren van 15 pilotprojecten is € 750.000 nodig. Om van deze projecten te kunnen leren (evaluatie) en om de leervraag van laagopgeleide mensen te kennen, is een goede monitoring nodig. Daarnaast is het zinvol – flankerend aan de publiekscampagne (zie paragraaf 7) – om het leeraanbod overzichtelijk te maken, zodat mensen die weer willen leren, gemakkelijk een passend aanbod kunnen vinden. Voor ‘Goed Bij in Brabant’ trekken we in totaal 1,15 miljoen euro (exclusief de kosten van publiekscampagne). (zie bijlage 1) Samenvatting Goed Bij in Brabant Ambities
Andere kijk op leren: leren is gewoon, niet-leren is abnormaal. In 2010 volgt 20% van de laagopgeleide volwassen Brabanders een leeractiviteit, dat zijn zo’n 120.000 laagopgeleide Brabanders. Betere afstemming tussen het ‘leeraanbod’ en de vraag en mogelijkheden van laagopgeleide Brabanders.
Activiteiten
Stimulering en cofinanciering van projecten direct gericht op laagopgeleide Brabanders en ontwikkeling van vraaggericht leeraanbod, verspreid over de vier Brabantse regio’s. Ontwikkeling van een helder en flexibel overzicht van het Brabantse leeraanbod. Monitoring van projecten.
Resultaten
15 uitgevoerde pilotprojecten waarmee een vraaggericht leeraanbod voor de doelgroep ontwikkeld en getest is. Inzicht in de leervraag van laagopgeleiden. Een helder overzicht van het leeraanbod. Een betere afstemming van het leeraanbod op de vraag van de laagopgeleiden. Duidelijkheid over succesvolle aanpakken.
Partijen
Diverse organisaties, waaronder bijvoorbeeld ROC’s, gemeenten, welzijnsorganisaties, bibliotheken, volksuniversiteiten, vakbonden, ondernemingsraden.
Indicatief budget
Kennis = Meedoen
1,15 miljoen euro
25
Kennis = Meedoen
26
7 PR-campagne De Provincie wil dat de boodschap ‘kennis = meedoen’ tussen de oren van de Brabanders komt: in de bedrijven, bij de scholen, bij de mensen zelf. Hiervoor zal de Provincie een PR-campagne opzetten, bestaande uit drie onderdelen: • een publiekscampagne ‘Kennis = Meedoen’; • een Promotie- en ontwikkelteam en ambassadeurs die de boodschap ‘kennis = meedoen’ proberen over te brengen en stimuleren dat er initiatieven van de grond komen; • allerlei promotiemiddelen waarmee het PR-team en de ambassadeurs de boer op kunnen. Voor de ontwikkeling van het communicatieplan en promotiemateriaal zou een creatief communicatiebureau en/of studenten van communicatie- en grafische opleidingen kunnen worden ingeschakeld. Hieronder wordt een en ander uitgewerkt. Publiekscampagne ‘Kennis = Meedoen’ Bij de Brabanders moet de knop om: leren is normaal, want kennis = meedoen. Daarbij willen we met name de laagopgeleide Brabanders bereiken, omdat vooral zij leren ongewoon vinden. Dit deel van de campagne sluit vooral aan bij ‘Goed Bij in Brabant’. Om die laagopgeleiden Brabanders te bereiken worden vooral communicatiekanalen benut:: • regionale en lokale media (TV, radio, huis-aan-huisbladen, …); • beeldend promotiemateriaal op plekken waar laagopgeleiden komen (snackbar, voetbalclub, bedrijven, …); • inzet van personen die laagopgeleide Brabanders rechtstreeks aanspreken (reïntegratieconsulenten, P&O’ers, welzijnswerkers, …). De publiekscampagne moet een ‘beeldende’ campagne worden, die vooral laagopgeleide mensen aanspreekt. Met de publiekscampagne ‘Kennis = Meedoen’ spreekt de Provincie de Brabanders rechtstreeks aan. Om de boodschap kracht bij te zetten, stelt de Provincie aan laagopgeleide Brabanders leerbonnen ter beschikking. Dit zijn vouchers of cheques die ze naar eigen inzicht kunnen besteden aan een leeractiviteit . De Provincie kan hiermee laagopgeleide Brabanders verleiden tot leren. Waar nodig zal de Provincie de mensen ondersteunen, bijvoorbeeld om hun ‘leervraag’ helder te krijgen en te zoeken naar een passend aanbod. Door leerbonnen toe te kennen, kan de Provincie zich rechtstreeks tot de burger richten: niet alleen met een boodschap, maar ook met een aanbod. Promotie- en ontwikkelteam ‘Kennis = Meedoen’ en ambassadeurs Het Promotie- en ontwikkelteam ‘Kennis = Meedoen’ bestaat uit professionals op de arbeidsmarkt met een gedegen kennis van relevante netwerken en projectontwikkeling en -uitvoering. Het promotie- en ontwikkelteam gaat op zoek naar ‘ambassadeurs’ die de boodschap ‘kennis = meedoen’ in hun netwerk willen promoten en hun netwerk warm proberen te krijgen voor nieuwe initiatieven. Bij deze ambassadeurs gaat het dus vooral om mensen die zich verbonden voelen met de boodschap en ook een relevant persoonlijk netwerk hebben. Te denken valt aan statenleden, werkgevers en bestuurders. Het PR-
Kennis = Meedoen
27
team ondersteunt de ambassadeurs bij het uitdragen van hun boodschap en bij het initiëren van projecten. Als de ambassadeurs het voorwerk hebben gedaan, kan het Promotie- en ontwikkelteam ‘doorpakken’: met geïnteresseerde partijen ideeën uitwerken in projectplannen, de benodigde financieringsbronnen zoeken (ESF, Provincie, fondsen, etc.) en hen zo nodig begeleiden bij de start van het project. Het Promotie- en ontwikkelteam ‘Kennis = Meedoen’ gaat ook zelf de boer op: zoekt Brabantse partijen op en promoot de boodschap van ‘kennis = meedoen’ en ‘leren is normaal’. Het team probeert Brabantse partijen te verleiden om initiatieven te nemen. Het team bezoekt gemeenten, werkgevers, scholingsinstituten, welzijnsorganisaties, O&O-fondsen, etc. Het Promotie- en ontwikkelteam draagt zelf ideeën aan, put daarbij uit succesvolle projecten die elders al van de grond zijn gekomen en geeft informatie over subsidiemogelijkheden. Het Promotie- en ontwikkelteam en de ambassadeurs zijn vooral actief in het kader ‘Goed Bij in Brabant’. Promotiemiddelen Om bij diverse partijen de boodschap van ‘kennis = meedoen’ tussen de oren te krijgen en hen te stimuleren initiatieven te nemen, moet er promotiemateriaal worden ontwikkeld. Te denken valt aan: • diverse bijeenkomsten, zoals expertmeetings, rondetafelgesprekken en miniconferenties; • korte inhoudelijke en laagdrempelige documenten voor de partijen, in een creatieve vorm, toegespitst op het belang dat deze partijen hebben bij investeren in leren; • promotiemateriaal (reminders) ‘Kennis = Meedoen’ voor bijvoorbeeld reïntegratiebedrijven en werkgevers, zoals muismatten, posters of pennen, zodat iedereen blijft denken aan ‘leren’; • CD ‘Mens, durf te leren’ met songs over onderwijs en leren, bedoeld voor intermediaire partijen, in te zetten als achtergrondmuziek bij tal van gelegenheden; • reizende tentoonstellingen met de boodschap ‘kennis = meedoen’, langs bedrijven, instellingen, buurthuizen, bibliotheken, etc.; • een promotiefilmpje, te verzenden via de e-mail naar relevante partijen en te vertonen op bijeenkomsten; • publiciteit via radio en TV; • publicaties en artikelen in onder andere dagbladen, vakbladen en Brabant Magazine. Wat kost het? Het Promotie- en ontwikkelteam zal in ieder geval gedurende twee jaren moeten bestaan uit twee formatieplaatsen om relevante partijen te bereiken, ambassadeurs te ondersteunen, materiaal te ontwikkelen en projecten te stimuleren. De inzet van het Promotie- en ontwikkelteam kan deels bekostigd worden vanuit het provinciaal budget voor PSW. Bij de publiekscampagne zijn vooral de ontwikkeling en uitzending van TV-spotjes of programma’s duur. Daarnaast is ander promotiemateriaal nodig, rechtstreeks gericht op laagopgeleide Brabanders, maar ook gericht op organisaties/intermediairen die de laagopgeleide Brabander kunnen bereiken. Voor het provinciaal initiatief met de leerbonnen trekken wij € 300.000,- uit, voor het beschikbaar stellen van de leerbonnen en het geven van de nodige begeleiding. In het totaal kost de PR-campagne 0,8 miljoen euro.
Kennis = Meedoen
28
Samenvatting PR-campagne ‘Kennis = Meedoen’ Ambities
‘Kennis = Meedoen’ is vanzelfsprekend voor iedere Brabander, ‘leren is gewoon’. Werkgevers, scholingsinstellingen en andere boodschap steunen de boodschap van ‘kennis = meedoen’.
Activiteiten
Publiekscampagne ‘Kennis = Meedoen’. Provinciaal project waarbij de Provincie aan laagopgeleide Brabanders leerbonnen beschikbaar stelt. Promotie ‘Kennis = Meedoen’ door Promotie- en ontwikkelteam en ambassadeurs, als ook ondersteuning van concrete initiatieven. Ontwikkeling en productie van diverse promotiemateriaal.
Resultaten
Bereik van minimaal 1 miljoen Brabanders via de publiekscampagne. Bereik van enkele honderden werkgevers en organisaties door het Promotie- en ontwikkelteam en ambassadeurs. Concreet promotiemateriaal. Groter beroep op ESF-middelen vanuit Brabant.
Partijen
Provincie Noord-Brabant. PSW. Diversen (via het netwerk).
budget
Kennis = Meedoen
0,8 miljoen euro
29
Kennis = Meedoen
30
8 Bijlagen Bijlage I Begroting ‘Kennis = Meedoen’ 2005-2007 Hieronder is een begroting opgenomen van de vier pijlers en de activiteiten die daarbinnen worden uitgevoerd. Fase van ontwikkeling en
Indicatie extra
uitvoering
kosten
Nu in voorbereidingsfase
€ 600.000,-
Continuering huidig programma
€ 200.000,-
In uitvoering
-
In uitvoering
-
Op de Bres voor Techniek
Programma West-Brabant Programma
Midden-Brabant17
Programma Zuidoost Brabant18 Programma Noordoost
Brabant19
€ 0,8 miljoen
Totaal Smart Youth
Aanpak Den Bosch
Nu in voorbereidingsfase
€ 200.000,-
Aanpak Midden-Brabant
Nu in voorbereidingsfase
€ 200.000,-
Aanpak Zuidoost-Brabant
Nog te ontwikkelen
€ 200.000,-
Aanpak Noordoost- brabant20
In uitvoering
-
Onderzoek vindplaatsen jongeren
€
50.000,-
Totaal
€ 0,65 miljoen
Sector Wise
Vijf sectorale, regionale HRM- of
Deels in voorbereidingsfase, deels nog te
5 x gemiddeld
scholingsprogramma’s
ontwikkelen
€ 220.000,-
Totaal
€ 1,1 miljoen
Goed Bij in Brabant
Vijftien pilotprojecten verdeeld over
Nog te ontwikkelen
de vier Brabantse regio’s
15 x gemiddeld € 50.000,-
Monitoring en evaluatie pilots
Uitvoering tijdens en na pilots
€ 200.000,-
Overzicht Brabants leeraanbod
Nog te ontwikkelen
€ 200.000,€ 1,15 miljoen
PR-campagne
Publiekscampagne
Nog te ontwikkelen
€ 200.000,-
Pilot met leerbonnen
Nog te ontwikkelen
€ 400.000,-
PR-team en ambassadeurs
Voorbereidingsfase
€
Promotiemiddelen en -bijeenkomsten
Voorbereidingsfase
€ 150.000,-
50.000,-
€ 0,8 miljoen Totaal ‘Kennis = Meedoen’ Periode 2005-2007
€ 4,5 miljoen
17
Platform Promotie Techniek Tilburg e.o. Technific Techniek Ontwikkelt, regio Uden-Veghel 20 Project Iedere jongere een startkwalificatie van ROC De Leijgraaf 18 19
Kennis = Meedoen
31
In het bovenstaande overzicht zijn niet meer de bedragen voor de programma’s en projecten opgenomen waaraan de Provincie voor de komende jaren al een bijdrage heeft toegekend.
Kennis = Meedoen
32
Bijlage II Overzicht van Brabantse projecten en initiatieven Hieronder volgt een overzicht van Brabantse projecten en initiatieven binnen de vier pijlers van ‘Kennis = Meedoen’. Kennis = Meedoen sluit zoveel mogelijk aan op bestaande initiatieven. Het is geen uitputtend overzicht, maar het betreft de projecten en initiatieven die bij de werkgroep ‘Kennis = Meedoen’ bekend zijn. Op de Bres voor Techniek •
•
•
• • • •
• • • •
•
‘Techniek ontwikkelt’: meerjarenprogramma 2004-2007 in de regio Uden-VeghelSchijndel met als doel de belangstelling voor techniek en techniekopleidingen te vergroten; ‘Doorgaan op de goede weg’: meerjarenprogramma 2003-2005 van de samenwerkende partijen in Midden-Brabant met als doel de realisatie van een aantrekkelijke schoolloopbaan van basisonderwijs tot en met hbo met techniek; ‘Jeugd en Techniek’: meerjarenprogramma gericht op versterking van techniek en technologie in de onderwijsprogramma’s en buitenschoolse activiteiten, in de gehele onderwijsketen in Eindhoven; ‘Platform Promotie Techniek’ (PPT) in Tilburg e.o.: diverse projecten zoals ‘Proces Class (leren op de werkplek in de procesindustrie van Midden-Brabant); ‘Technific’ in Zuidoost-Brabant; ‘Aandacht voor techniek in de basisschool’: implementatie van techniek in de curricula van het openbaar onderwijs in de regio Breda; ‘Op de vleugels van techniek’: realisatie van een beter aanbod aan techniek op de Bossche basisscholen, opdat de doorstroom naar het technisch vervolgonderwijs wordt gestimuleerd; Index Technocentrum in Midden- en West-Brabant; Stichting Platform Procestechniek Zeeland/West-Brabant; Techniekplatform: platform van directeuren van de techniekafdelingen van de Brabantse ROC’s. SPOMM Stichting met ca 30 participerende bedrijven in de sectoren metaal/mechatronica die zich richt op het instroom- en opleidingstraject van jonge mensen om te komen tot het gewenste vakmanschap op WEB-niveau 2/3. De SPOMM zet zich bovendien in om de regionale opleidingsmogelijkheden voor dit vakmanschap zowel kwantitatief als kwalitatief op het gewenste niveau te houden c.q. brengen. Partnership electronicabranche: tussen een groep bedrijven die zich bezighoudt met ontwikkelingen op het gebied van hoogwaardige elektronica en MBO en HBO Elektrotechniek.
Smart Youth •
•
•
‘Connections’: Equalproject rondom leerbanen, waarbij onder andere het arbeidsmarktpaspoort wordt ingezet, van onder andere de gemeente ’sHertogenbosch; ‘Iedere jongere een startkwalificatie’: realisatie van een jongerenloket bij ROC de Leijgraaf en inzet van een actieteam met als doel een sluitende aanpak en leerbanen, opdat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie behalen; ‘Jeugdwerkcoöperaties’: Equalproject waarin Provincie en jeugdzorginstellingen drie coöperaties opzetten waarin werkzoekende jongeren gaan werken;
Kennis = Meedoen
33
• • • • • •
•
•
•
‘In Sight’: Equalproject met als doel de schooluitval vanwege cognitieve of gedragsproblemen te voorkomen, onder andere in ’s-Hertogenbosch; ‘Triple T’: afstemming van en samenwerking tussen het vmbo en svo, het mbo op niveau 1 en 2, en trajecten gericht op werk; mentor-tutorproject: Equalproject gericht op verbetering van de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren, onder andere van Prisma Brabant; ‘Werkstation’ in Tilburg; ‘Kleurrijk Brabant Werkt!’: promotie- en ontwikkelteams voor en van allochtone jongeren; ‘Opleidingshotel ROC de Leijgraaf’: realisatie van leerwerkplekken op verschillende niveau en voor verschillende leerwegen met als doel praktijkgeschoolde medewerkers af te leven voor diverse sectoren (horeca, toerisme, recreatie, zorg) en de schooluitval te verminderen; ‘Competente leraren voor het vmbo en 1e fase VO’: realiseren van een nieuw en aantrekkelijker leraarsberoep in het vmbo, met onder andere aandacht voor werkplekleren, ICT en integratie van praktijk en theorie; actiedag ‘The Big Match’: Brabantse actiedag voor regionale partijen, zoals de RPA’s, ROC’s, CWI, UWV, kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, (voormalige) SW-bedrijven en gemeenten. provinciale RMC-conferentie: de Brabantse RMC-s bereiden een Provincie conferentie voor over de RMC-functie en de knelpunten daarin, met onder andere als doel aanbevelingen richting ‘Den Haag’ te formuleren.
Sector Wise •
• •
• •
• • • •
•
Kwaliteitsbevordering van de beroepspraktijkvorming (stageplekken voor het mbo) bij zorginstellingen in Midden-Brabant: een betere begeleiding van de stagiaires, training van praktijkbegeleiders en op maat gesneden stages; Netwerk onderwijs-arbeidsmarkt in Midden-Brabant; Foodregio Helmond e.o.: samenwerkingsverband tussen de foodbedrijven in de regio Helmond, dat onder andere afspraken maakt met scholen over stageplaatsen en opleiden op de werkplek; ‘Make It’: innovatieprogramma voor de Brabantse maakindustrie met onder andere aandacht voor HRM; Agro&Co: ontwikkeling van nieuwe projecten die een impuls geven aan het Brabantse platteland, waarbij onder andere ook nieuwe functies worden ontwikkeld (zorgboerderijen, streekproducten, etc.) die ook een HRM-component hebben; ‘Human Health’: innovatieprogramma op het snijvlak van industrie en zorg; ‘Proces It’: innovatieprogramma voor de procesindustrie met enige aandacht voor HRM; HRM in de sector Welzijn, doorstart van de SAW-B voor versterking van het personeelsbeleid in de sector; ‘Employability in de agrarische sector’: versterking van het HRM-beleid van agrarische werkgevers, vooral gericht op de ontwikkeling van vaardigheden om personeel binnen te halen en te ontwikkelen met het oog op de toekomst van het bedrijf en de aantrekkelijkheid van de sector; ‘Bedrijfsvoering detailhandel Oost-Brabant’: versterking van de bedrijfsvoering en de bedrijfsontwikkeling van MKB-bedrijven in de Oostbrabantse detailhandel;
Kennis = Meedoen
34
• • • •
Vrijhavenproject in de installatiebranche met inzet van vouchers; Loopbaanproject Bouw met POP-plannen, assessment en een rugzakje; ‘Lerend Bouwen Bouwend Leren’: realisatie van een competentiegerichte leeromgeving in de bouw waar de werkplek ook de leerplek is (ROC West-Brabant); ‘Anders Werken Anders Leren’ in de metaal (‘Kick Start’ in Zuid-Nederland), project gericht op Employability en integraal ontwerpen, mede in het licht van de kenniseconomie.
Goed Bij in Brabant •
• •
•
• •
‘Ticket to the future’: Equalproject in Tilburg, ’s-Hertogenbosch en Helmond waarin leercheques worden gegeven aan laaggeschoolden, waarbij het ROC een vraaggericht leeraanbod ontwikkeld en uitvoert in de wijken; ambassadeurs alfabetisering: inzet van voormalige analfabeten als ‘ambassadeurs’ die andere analfabeten proberen over de leerdrempel te krijgen; vouchers, individuele leerrekeningen of persoonlijke ontwikkelingsrekeningen: projecten werkenden of werkzoekenden waarbij zij de beschikking krijgen over een budget dat zij aan leeractiviteiten kunnen besteden. Vergelijkbaar zijn de projecten voor werkzoekende die de beschikking krijgen over een persoonlijk reïntegratiebudget, zij het dat die budgetten breder van opzet zijn (dus niet alleen voor leeractiviteiten, maar voor activiteiten gericht op reïntegratie, waaronder leren); ‘Erkenning van Verworven Competenties’ (EVC): een instrument dat inmiddels in diverse sectoren, voor verschillende doelgroepen (werkenden, werkzoekenden, vrijwilligers) wordt toegepast, op verschillende niveaus; alfabetisering op de werkvloer door het Baronie College bij een werkgever; aanpak functioneel analfabetisme binnen de metaal door OOM.
Kennis = Meedoen
35