Keizersgracht 164 Bouwhistorische en waardenstellende beschrijving Rijksmonument, objectnummer 2512 Redengevende omschrijving: Vierraamshuis onder rechte lijst met consoles (XVIIId/plm 1800), met gesneden deuromlijsting en stoephekken uit dezelfde tijd.
Inleiding Het Rijksmonument Keizersgracht 164 is volgens het monumentenregister van “zeer hoge waarde”. De redengevende omschrijving is echter, zoals wel vaker, uitermate kort. Het betreft volgens de omschrijving een vier raamassen breed grachtenhuis “onder een rechte lijst met consoles” uit het vierde kwart van de achttiende eeuw / circa 1800. Het pand is in oorsprong zeventiende-eeuws, maar is daarna meermalen verbouwd. De aanleiding voor deze bouwhistorische en waardenstellende beschrijving is het voornemen van de huidige gebruiker, Hotel Toren, om het gebouw te verhogen met een Afb. 1. Detail van de Waarderingskaart Beschermd extra verdieping, waartoe de bestaande stadsgezicht (Stadsdeel Centrum). In rood zijn de dwarskap boven de gootlijst plaats moet Orde 1-, in oranje de Orde 2- en in geel de Orde 3maken door een platte doos met panden aangegeven. Orde 1-panden zijn beschermde monumenten. Keizersgracht 164 is afgeschuinde voorzijde, waaruit twee gearceerd (door mij toegevoegd). Er zijn overigens dakkapellen naar voren steken. De nieuwe ten onrechte geen binnenplaatsen aangegeven. kap moet, vanaf de gracht gezien, het beeld De tuinbebouwing (het klaslokaal) is niet oproepen van de bestaande dwarskap, gewaardeerd. Het zogenaamde Broodpoortje maar het beeld zal desalniettemin in bevindt zich halverwege de gang vanaf de meerdere opzichten veranderen, ook omdat Prinsengracht langs het klaslokaal naar de tuin van Keizersgracht 164. de zijkant van de dakconstructie vanaf de straat (vanaf de brug) goed te zien is. De ingreep betekent een verstoring van het daklandschap en tast het beschermde monument aan, wat betreft zijn historisch gegroeide hoofdvorm. Van de ophoging van het Rijksmonument kan een onwelkome precedentwerking uitgaan, aangezien veel eigenaars van panden die geen woonfunctie meer hebben naar uitbreiding streven. De ingreep is in strijd met het staande beleid in de Amsterdamse binnenstad dat beschermde monumenten niet mogen worden opgehoogd. Deze bouwhistorische en waardenstellende beschrijving is opgesteld in opdracht van de bewoners van Keizersgracht 162. Zij ondervinden hinder van de wijze waarop de ophoging plaatsvindt, omdat de vierkante opbouw vlak langs hun zijgevel wordt gebouwd, waarin zich een raam en een balkon bevinden. Hotel Toren wil ten behoeve van de exploitatie van het hotel de verdwenen zolder terugbrengen om extra hotelkamers te maken. In deze waardenstellende beschrijving wordt getracht zo objectief mogelijk de architectuur-, cultuur- en bouwhistorische waarden te benoemen. Aan het einde zullen een aantal aanbevelingen worden gedaan, vanuit de nog aanwezige of ondergesneeuwde waarden van het object. 1
Stedenbouwkundige context Het perceel van Keizersgracht 164 ligt in het bouwblok begrensd door de Keizersgracht, de Leliegracht, de Prinsengracht en de Prinsenstraat. Het maakt deel uit van de ʻDerde Uitlegʼ, het uitbreidingsplan van Amsterdam waartoe in 1613 werd besloten en waarin de grachtengordel tussen Brouwersgracht en Leidsegracht en tevens de Jordaan tot stand kwam.1 Het plan van deze stadsuitbreiding is uitgebreid bediscussieerd in de vroedschap. Aanvankelijk was er een plan voor een veel grotere stadsuitleg, rondom de gehele stad, maar dit plan kwam op praktische, waaronder financiële, redenen slechts gedeeltelijk tot uitvoering. De kleinere, wel gerealiseerde stadsuitbreiding ging bovendien uit van het voortbestaan van de préstedelijke verkavelingsstructuur van de voorstad die nu binnen de stadswal kwam te liggen, de huidige Jordaan.
Afb. 2: Kaart van Balthazar Florisz. van Berckenrode, 1625. Op deze kaart is de stadsuitleg van 1613 te zien, het eerste deel van de grachtengordel en de Jordaan, en de toen tot stand gekomen oorspronkelijke bebouwing van het nieuwe stadsgedeelte, waaronder Keizersgracht 164. (Stadsarchief Amsterdam.)
Het was van begin af aan de bedoeling van het stadsbestuur om een luxueuze woonomgeving voor de stedelijke bovenlaag te creëren. De Heren- en Keizersgracht hadden daarom een geheel ander karakter dan de Prinsengracht. Niet alleen werden er stenen boogbruggen in plaats van houten wipbruggen gebouwd, ook trachtte men door 1
De volgende uiteenzetting is gebaseerd op: Abrahamse, 2010. 2
regelgeving overlastgevende bedrijvigheid te weren die in de Jordaan wel was toegestaan. De bouwblokken tussen de Keizersgracht en de Prinsengracht vormden de overgang tussen deze twee regiems. Het waren geen ʻkeurblokkenʼ zoals die tussen de Herengracht en Keizersgracht. De kavels die in januari en februari 1614 werden verkocht waren 30 voet (8 m) breed en 190 voet (54 m) diep. Van dit kavel mocht 110 voet (31 m) zo hoog bebouwd worden als de koper wilde. De overige 80 voet (23 m) was bestemd als tuin, afgesloten door een tuinhuis dat niet hoger dan 10 voet (bijna 3 m) mocht zijn. De tuinen tussen de Herengracht en Keizersgracht liggen met de achterzijde tegen elkaar (dus met een totale diepte van meer dan 40 m!), van elkaar gescheiden door tuinhuizen. Omdat de bouwblokken tussen de Keizersgracht en Prinsengracht geen keurblokken waren, kende de Prinsengracht al in de zeventiende eeuw een veel grotere variatie in bebouwing dan de Keizersgracht, een kenmerk dat tot op de dag van vandaag is blijven voortbestaan. Dit is al te zien op de kaart van Balthazar Florisz. van Berckenrode uit 1625 (afb. 2 en 3). Aan de zijde van de Keizersgracht komen wel veel tuinen voor, aan de zijde van de Prinsengracht zijn de kavels veelal volgebouwd met diep doorlopende pakhuizen of andere bedrijfsmatige bebouwing.
Afb. 3. Detail van de kaart van Balthazar Florisz. van Berckenrode, 1625, met het bouwblok tussen Keizers- en Prinsengracht bij de Leliegracht (het noorden is onder). De percelen van de Keizersgracht hebben tuinen, die van de Prinsengracht zijn grotendeels dichtbebouwd met diep doorlopende pakhuizen en andere bedrijfsmatige bebouwing.
In het begin van de zeventiende eeuw hebben de meeste grachtenhuizen een Renaissance trapgevel zoals te zien is op de kaart van Balthazar Florisz. In de achttiende eeuw ondergingen de meeste huizen een verbouwing. De voorgevel en het interieur kregen een nieuw aanzien overeenkomstig de veranderde smaak en inzichten. De rijke interieurs vereisten meer licht om tot hun recht te komen, waardoor kruisvensters grotere vervangers kregen, vrijwel altijd schuiframen. De meeste grachtenhuizen op dit deel van 3
de Keizersgracht hebben een achttiende-eeuws uiterlijk, gekenmerkt door rijk versierde gevelbeëindigingen van zandsteen. Ze bestaan doorgaans uit een voorhuis, een binnenplaats en een achterhuis met daarachter nog een tuin, soms beëindigd met een tuinhuis, de luxueuze woonomgeving die de stadsuitleg van 1613 beoogde.
De zeventiende eeuw In 1614 kochten de broers Dirck en Pieter Hasselaer twee percelen naast elkaar gelegen op de Keizersgracht om elk een “dubbel huis” te bouwen, een woonhuis dubbel zo breed dus als gebruikelijk was, die later zouden worden aangeduid met de nummers 164 en 162. De broers kochten in het verlengde van hun kavels aan de Keizersgracht ook een kavel aan de Prinsengracht om daarop een mouterij te bouwen, de bedrijvigheid waarmee zij hun inkomen verwierven.2 Ten zuiden daarvan bevond zich de Afb. 4. Detail van de kaart van Balthazar suikerraffinaderij Sint-Joris (nu Prinsengracht Florisz. met in groen het in 1614 door Dirck Hasselaer gekochte kavel en in geel zijn in 239).3 Al vrij snel daarna werd de mouterij 1618 gebouwde dubbele woonhuis met vervangen door pakhuizen. In 1649 werd naast de achterhuis (noorden onder). raffinaderij het Nieuwezijds Huiszitten Aalmoezeniershuis (nu Prinsengracht 235-237) gevestigd.4 Het Nieuwezijds Huiszittenhuis werd gebouwd op relatief goedkope grond, vergeleken met de kavels van de Keizersgracht die aanzienlijk duurder waren. Het was een stedelijke liefdadigheidsinstelling bedoeld om thuis wonende armen te voorzien van elementaire levensbehoeften als brood.
Afb. 5. Zo zouden de twee dubbele trapgevels van Dirck en Pieter Hasselaer eruit gezien kunnen hebben, links het huidige nummer 164, rechts nummer 162. Deze tekening is verkregen door de tekening van nummer 162 uit Vrije Universiteit 1955 te verdubbelen.
Afb. 6. De huidige grachtenhuizen Keizersgracht 164 en 162 in het Grachtenboek van Caspar Philips (1768-1770). Het linkerhuis heeft een gevel in de “strakke stijl” van de late zeventiende eeuw, het rechterhuis een gevel in Lodewijk XV-stijl uit 1744.
Dirck bewoonde het meest zuidelijke van de twee woonhuizen, het huidige Keizersgracht 164. Dircks huis had, in tegenstelling tot dat van zijn broer, een (dwars gebouwd) achterhuis, een voor die tijd vrij zeldzame uitbreiding van het woonhuis. Uit de kaart van 2
Vrije Universiteit, 1955. Abrahamse, 2010: p. 223. 4 Paul Spies e.a., 1991: p. 212. 3
4
Balthazar Florisz. kunnen we, als we veronderstellen dat de kaart de feitelijke situatie nauwkeurig weergeeft, afleiden dat beide in 1618 gebouwde woonhuizen vierraams breed waren en een dubbele trapgevel hadden (afb. 4), uitgevoerd in de toen gangbare Renaissancestijl met speklagen en blokjes. Een vergelijkbare gevel is te zien op Keizersgracht 170 (1620), afb. 7. De stadsuitleg van 1613 werd gedomineerd door dergelijke trapgevels, zoals de kaart van Balthazar Florisz. duidelijk toont. De eerste grote verbouwing van Keizersgracht 164 heeft plaatsgevonden tegen het einde van de zeventiende eeuw. Het Grachtenboek van Caspar Philips uit 1768-1770 toont geen dubbele trapgevel meer, maar een lijstgevel in het sobere classicisme dat in Amsterdam na circa 1665 in de mode komt en bekend staat als de “strakke stijl” (afb. 6). Een ander voorbeeld daarvan is Keizersgracht 604 (1670) (afb. 8 en 9). Het Afb. 7. Keizersgracht 170 (1620). Foto W.S., 2009. classicisme betekent een grote nadruk op horizontaliteit in plaats van verticaliteit, waardoor de trapgevels plaatsmaken voor een rechte kroonlijst. Om de overgang te maken naar de twee zadeldaken is het nodig een dwarskap te maken. De in het Grachtenboek afgebeelde gevel van Keizersgracht 164 heeft een Dorische rechte kroonlijst met daarboven een halve attiekverdieping en een dwarskap met schoorstenen. De twee zadeldaken van het huis van 1618 sloten daarop aan. De tekening maakt tevens duidelijk dat de tweede verdieping en de zolderverdieping in gebruik waren als pakzolders. Onder de twee hijsbalken bevinden zich pakhuisluiken, zowel in de attiek als in de direct onder de kroonlijst gelegen verdieping. De beletage en de eerste verdieping zijn hoger, zoals gebruikelijk is bij Amsterdamse grachtenhuizen van vóór 1800. De voorgevel bestaat overigens nog steeds uit het zeventiende-eeuws metselwerk (klezoortjes!), zij het dat de vensters zijn vergroot en er hanekammen zijn gemaakt boven de vensters. In de achtergevel van het achterhuis is de zeventiende-eeuwse opzet nog aanwezig: de verdeling in twee raamassen met brede muurdammen heeft het gesloten karakter kenmerkend van de “strakke stijl”. Het huis is dus in de kern nog zeventiende-eeuws. Het is Afb. 8. Keizersgracht 604 (1670). Afb. 9. Dakconstructie van waarschijnlijk dat bouwmuren Het is op deze foto niet te zien, Keizersgracht 604. In de en balklagen uit de maar ook dit grachtenhuis heeft zeventiende eeuw was het zeventiende eeuw stammen, achter de attiek een smalle dubbele huis nog volop in maar dit kan alleen worden dwarskap. Foto W.S., 2004. ontwikkeling. Hier is sprake van enkele achter elkaar geplaatste vastgesteld wanneer het huis dwarshuizen. Foto Google Maps. wordt uitgepeld.
5
Al in de late zeventiende eeuw beschikte het huis over een dwarskap, waaraan de huidige situatie nog steeds herinnert, waarmee nog niet zeker is dat het nog om dezelfde materiële substantie gaat. Wel betreft het sinds het einde van de zeventiende eeuw een karakteristiek van dit grachtenhuis.
De achttiende eeuw De volgende verbouwing van Keizersgracht 164 heeft plaatsgevonden halverwege de achttiende eeuw, getuige het interieur in Lodewijk XV-stijl dat zich in het grachtenhuis bevindt. Waarschijnlijk was dit voornamelijk een interne verbouwing, want de eerste fotoʼs van het huis, gemaakt in de late negentiende eeuw tonen een gevel in Lodewijk XVI-stijl, waarover zo dadelijk meer. Wel zijn in deze periode de vensters vergroot. De plattegrond van het grachtenhuis wijkt, doordat het één raamas breder is dan aan de grachten gebruikelijk, iets af van de standaard. De plattegrond heeft de achttiende-eeuwse indeling van een drieraams breed grachtenhuis met een gang achter de voordeur die helemaal naar de toegang van de zogenoemde zaal in het achterhuis loopt, maar aan beide zijden daarvan kamers (een voor- en achterkamer), aan één zijde een trappenhuis en aan beide zijden een binnenplaats (afb. 10). Typisch zeventiende-eeuws is het bredere deel van de gang en de smalle kamer daarnaast, waarin nog een ʻvoorhuisʼ met zijkamer of comptoir is te herkennen en de positie van het trappenhuis tussen voor- en achterkamer.5 De kleine kamertjes tussen de binnenplaatsen en de zaal in het achterhuis dienden in de achttiende eeuw waarschijnlijk als pruikenkamertje. De keuken bevond zich doorgaans in het souterrain. Tegenwoordig zijn de binnenplaatsen op het niveau van de beletage bebouwd met keukens en bevinden zich in de gang drie portalen, namelijk een tochtportaal direct achter de voordeur en een ombouwing van het trappenhuis vanwege brandweereisen. De in de achttiende eeuw meest representatieve kamer, de grote zaal in het achterhuis met Afb. 10. Reconstructie van uitzicht op de tuin, bevat sinds 1969 drie hotelkamers. de 18de-eeuwse plattegrond Het interieur bevat belangrijke interieurelementen in een (beletage) op basis van een tekening uit 1969 (toen zijn vormgeving uit het midden van de achttiende eeuw, de binnenplaatsen gekenmerkt door asymmetrische en S-vormige motieven in het dichtgebouwd en is de zaal houtsnijwerk van de trapbaluster en de eikenhouten deuren van opgesplitst in drie kamers. de gang op de beletage (afb. 11 t/m 14). Ook de stucwerkdecoraties van de plafonds van de gang en de rechter achterkamer vertonen deze kenmerken van de Rococo. De schoorsteen van de rechter voorkamer is gesloopt. Van de zaal kan de kunsthistorische waarde moeilijk worden vastgesteld vanwege de inbouw van de drie hotelkamers. Uit fotoʼs uit 1983 blijkt echter dat de zaal een vormgeving in Lodewijk XVI-stijl heeft. De betimmeringen en het
5
Vergelijk de plattegronden op p. 309 en p. 263, resp. een laat-zeventiende-eeuws en een achttiende-eeuws standaard-drieraams breed grachtenhuis, in: Meischke e.a., 1995. Zie ook de plattegrond op p. 92 van een zeventiende-eeuws dubbel huis, in: Ottenheym, 1989. Zie voor de positie van het trappenhuis in het zeventiende-eeuwse grachtenhuis: Ottenheym, 1989: p. 91. 6
stucwerkplafond zijn nog aanwezig, maar (wat de betimmeringen betreft gedeeltelijk) aan het zicht onttrokken door een verlaagd plafond (afb. 15 en 16).
Afb. 11. Rococo stucwerkplafond in de gang, doorsneden door een tochtportaal. Tegenwoordig is het stucwerk goudkleurig geschilderd. Foto W.S., 2001.
Afb. 14. Rococo-stijlkamer rechts-achter met een witmarmeren schouw en een goudgekleurde boezemspiegel met daarboven een stucwerkplafond met een zolderstuk met engeltjes. Foto W.S., 2001.
Afb. 12. Rococo trapbaluster op de beletage in het trappenhuis ter linkerzijde van de gang. Daarachter bevindt zich een brandportaal (eis van de brandweer). Foto W.S., 2010.
Afb. 15. Hotelkamer in de zaal in het achterhuis met een betimmering in Lodewijk XVI-stijl, verdwijnt achter het verlaagd plafond. Foto Hans Tulleners, 1984.
Afb. 13. Eikenhouten deur met Rococo-kuif als toegang naar de zaal. Tegenwoordig is de deur zwart geschilderd. Foto Hans Tulleners, 1984.
Afb. 16. Boven het verlaagde plafond in de zaal bevindt zich nog het stucwerkplafond in Lodewijk XVI-stijl (zwaar beschadigd door de ophanging van het plafond van de hotelkamers). De schoorsteen is gesloopt, maar de boezemspiegel in Lodewijk XVI-stijl bevindt zich thans in de gang. Foto Hans Tulleners, 1984.
De verbouwing van het einde van de achttiende eeuw, in Lodewijk XVI-stijl, heeft eveneens een nieuwe aankleding van de voorgevel opgeleverd, die zichtbaar is op oude fotoʼs uit de tijd van de bouw van de Vrije Universiteit op Keizersgracht 162 (afb. 18 en 23). Er kwam een nieuwe deuromlijsting met Ionische pilasters. De zeventiende-eeuwse 7
Afb. 17. Links de gevelbeëindiging van Singel 176 uit circa 1800. Foto W.S., 2010. Rechts een detail van afb. 23, een foto uit 1885 van Keizersgracht 164, waarop helaas niet veel meer van het pand is te zien: de foto heeft het buurpand als onderwerp. Foto Stadsarchief Amsterdam.
Afb. 18. Detail van een foto uit 1884 van de Vrije Universiteit in aanbouw met de gevel in Lodewijk XVI-stijl van Keizersgracht 164. Foto Stadsarchief Amsterdam.
kroonlijst en de attiek daarboven maakten plaats voor een kroonlijst met een tandlijst en consoles met trigliefen in een Lodewijk XVI-vormgeving die veel lijkt op die van Singel 176 uit circa 1800 (afb. 17). Uit een foto gemaakt tijdens de bouw van de Vrije Universiteit in 1884 is deze kroonlijst al aanwezig (afb. 18). Achter de eveneens gewijzigde attiek bleef het dak hetzelfde en bestond dit nog uit twee zadeldaken aan de voorzijde verbonden door een dwarskap. De verbouwing aan het einde van de achttiende eeuw, uiterlijk circa 1800, was vooral een cosmetische aanpassing aan de mode van de tijd.
De Vrije Universiteit In 1883 kocht de Vereeniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag het buurpand Keizersgracht 162. Een jaar later begon de verbouwing van dit woonhuis tot universiteitsgebouw. De functiewisseling betekende een ingrijpende verandering van het interieur. Ook werd het pand verhoogd met een extra verdieping. De voorgevel werd geheel opnieuw opgetrokken met boogramen en een fronton. In dit gebouw vestigde zich de kort daarvoor, in 1880, gestichte Vrije Universiteit. Deze verzorgde universitair onderwijs op gereformeerde grondslag. Het gebouw bood niet alleen onderdak aan het onderwijs, maar diende ook als internaat voor studenten en hoogleraren. Op de nieuwe verdieping bevonden zich de studentenkamers. De zaal met een plafondschildering uit het begin van de achttiende eeuw in de stijl van Gerard de Lairesse bleef gehandhaafd en vormde het sociale middelpunt van het gebouw waar een
8
Afb. 19. Stucwerkplafond in houtimitatie in de linkerachterkamer. Foto W.S., 2010.
kopje thee gebruikt kon worden.6 De gemeente verving het plaveisel van keien voor het huis door houten blokken om het geratel van karrenwielen, dat de studenten hinderde bij het studeren, te beperken.7 Al in 1900 bleek het gebouw te klein te zijn voor de universiteit. Het buurpand nummer 164 en later ook de panden met nummers 160 en 166 werden erbij getrokken. In Keizersgracht 164 woonde in 1900 en 1901 de stichter van de Vrije Universiteit, dr. Abraham Kuyper (1837-1920). Na het vertrek van de universiteit ging het pand tijdelijk in de verhuur. Pas in 1923 beschikte de Vrije Universiteit over de financiële middelen om ook dit pand tot universiteitsgebouw in te richten en te integreren met het hoofdgebouw.8 De linkerachterkamer van Keizersgracht 164 bevat een fraai laatnegentiende-eeuws interieur in neorenaissance, met een plafond en een schouw in stucwerk, voorzien van een houtimitatie, en een houten betimmering met leeuwekoppen (afb. 19). Dit was in de tijd van de VU het zogenaamde ʻzweetkamertjeʼ, waar de studenten moesten wachten op de uitslag van hun afstudeerexamen. In 1968 verhuisde de Vrije Universiteit naar Buitenveldert, waarna de panden met nummers 160 t/m 166 weer werden opgesplitst. Nummer 164 werd verkocht aan de familie Toren. Doorbraken tussen de panden gingen weer dicht en huisvestte voortaan het huidige Hotel Toren.
De Broodpoort
Afb. 20: Het huidige perceel van Keizersgracht 164 (wit omlijnd) loopt voorbij de historische kavelgrens tot aan het Broodpoortje. Foto Google Maps.
Afb. 21. Het Broodpoortje van het Nieuwezijds Huiszittenhuis (1649), nu een uitgang van het achtererf van Keizersgracht 164 naar de gang die naar de Prinsengracht loopt. Foto W.S., 2003.
Afb. 22. Ernstige scheurvorming in het Broodpoortje. Foto W.S., 2010.
Voordat de VU naar Buitenveldert verhuisde, verrees in 1956 nog een extra collegezaal in de tuin, het zogenaamde klaslokaal, thans het woonhuis van de heer Eric Toren. Van grote cultuurhistorische waarde is verder nog een zeventiende-eeuws poortje op de kavelgrens met het achterliggende pand aan de Prinsengracht, naast het klaslokaal, Geen enkel ander grachtenhuis hier heeft op deze manier een achteruitgang. Vanaf de Prinsengracht loopt een gang naar het poortje (afb. 1). Het perceel van Keizersgracht 164 loopt tegenwoordig verder door naar de Prinsengracht dan oorspronkelijk het geval was (afb. 20). Het strekt zich deels ook uit op de plek waarop in 1649 het Nieuwezijds Huiszittenhuis tot stand kwam. Het poortje vormde de toegang van de uitdelingsplaats,
6
Vrije Universiteit, 1955. Paul Spies e.a., 1991: p. 177-178. 8 Vrije Universiteit, 1955. 7
9
een galerij rondom een binnenplaats, waar brood aan de armen werd verstrekt. Het poortje heet daarom ook wel het Broodpoortje. In het fronton bevindt zich een cartouche met een leeuw die een korenaar vasthoudt (afb. 21). De formele eigenaar van het poortje is woningbouwvereniging De Key.9 De woningbouwvereniging bezit de brandweerkazerne die in 1874/75 op de locatie van het Nieuwezijds Huiszittenhuis verrees. Het metselwerk van het verwaarloosde poortje bevat ernstige scheurvorming (foto 22). Het lijkt nog maar een kwestie van dagen tot het poortje instort.
De belangrijkste bouwperioden
Afb. 23. Foto van Keizersgracht 162 uit 1885 met links daarvan nog net een stukje van Keizersgracht 164 met de laat-achttiende-eeuwse gevel met rechte kroonlijst en attiek. Foto Stadsarchief Amsterdam.
Afb. 24. Foto van Keizersgracht 162 uit 1885-1900 met links daarvan Keizersgracht 164 in de huidige toestand minus de verwijdering van de schoorstenen en mogelijk de achterliggende zadeldaken. Foto Stadsarchief Amsterdam.
Uit het voorgaande blijkt dat de voorgevel en de kapconstructie een aantal keren meer of minder ingrijpend zijn gewijzigd. Momenteel bevindt zich boven de laat-achttiende-eeuwse kroonlijst nog steeds een dwarskap, maar de twee zadeldaken daarachter zijn verdwenen. Daar bevindt zich nu een plat dak. De dwarskap verkeert in een bouwkundig slechte staat en is doorgezakt. Uit de redengevende omschrijving blijkt dat men het laatste kwart van de achttiende eeuw c.q. circa 1800 als de belangrijkste bouwperiode zag. Bouwhistoricus Van
9
Vriendelijke mededeling van Eric Toren. 10
Tussenbroek stelt dat de huidige dwarskap waarschijnlijk is gebouwd in circa 1920.10 Het is een spantloos sporenkapje met nokgording. Er zijn echter bouwsporen die erop wijzen dat de dwarskap niet geheel is vervangen: in de achterste dakvlak bevinden zich vier balken die, volgens Van Tussenbroek, “waarschijnlijk als hoekkepers hebben gediend en die paarsgewijs de positie van de twee verdwenen kappen aan de achterzijde aangeven.” Er zijn zelfs sporen van de Keulse goot waarmee het regenwater van de zakgoot tussen de twee zadeldaken werd afgevoerd naar de goot van de zijgevel. De wijziging, die Van Tussenbroek op circa 1920 dateert, moet dus eerder worden gezien als een restauratie van de reeds bestaande dwarskap dan als de nieuwbouw van een geheel nieuwe dwarskap. Men wilde niets nieuws maken, maar slechts de kennelijk in slechte bouwkundige staat verkerende dwarskap herstellen. De wijziging, die de bestaande toestand opleverde kan niet uit omstreeks 1920 dateren, maar moet al eerder hebben plaatsgevonden, namelijk tussen 1885 en 1900. Op een foto uit 1885 is de oude toestand nog te zien (een post quem datering, afb. 18). Een foto uit 1885-1900 toont reeds de huidige toestand (een ante quem datering, afb. 24). De laatste foto van de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam is ʻongedateerdʼ, maar de foto bevat een kroonlantaarn en dat lantaarntype heeft op de Keizersgracht gestaan in de jaren 1883-1900 11. De foto moet echter na 1885 zijn gemaakt omdat er een nieuwere toestand van het pand op staat dan de foto uit 1885. Dit is in overeenstemming met wat in het jubileumboek van de VU wordt gesteld, namelijk dat Keizersgracht 164 in 1900 werd gekocht en daarna vanwege geldgebrek pas in 1923 verbouwd kon worden.12 Vanwege de foto uit 1885-1900 is het onmogelijk dat de wijziging van de dakconstructie na 1900 heeft plaatsgevonden. Deze wijziging zal eerder direct na 1885 hebben plaatsgevonden dan kort voor 1900 zijn beslag hebben gekregen, gezien de geldproblemen van de VU. Er zijn derhalve de volgende vier perioden te onderscheiden: 1. Van 1618 tot eind zeventiende eeuw. Dit is de toestand zoals is te zien op de kaart van Balthazar Florisz van Berckenrode uit 1625: een dubbele trapgevel in Renaissancestijl. Met de twee topgevels corresponderen twee zadeldaken. 2. Van eind zeventiende eeuw tot eind achttiende eeuw. Dit is de toestand zoals is te zien in het Grachtenboek van Caspar Philips (1768-1770): een gevel in soberclassicistische trant (de zogenaamde “strakke stijl”) met een rechte kroonlijst en attiek. Achter het attiek bevond zich een dwarskap waarop de twee oude zeventiende-eeuwse zadeldaken aansloten (afb. 25). 3. Van eind achttiende eeuw / circa 1800 tot circa 1885/1900. Dit is de toestand zoals is te zien op de oude fotoʼs van circa 1885 (afb. 18 en 23): de gevelbeëindiging wordt gewijzigd in Lodewijk XVI-stijl door een nieuwe kroonlijst en een blinde attiek met daarachter waarschijnlijk de dwarskap 10
Afb. 25. Reconstructie van de kapconstructie eind zeventiende en eind achttiende eeuw: een dwarskap met attiek en daarachter twee insnijdende kappen.
Van Tussenbroek, 2009. Wij zijn zelf niet in staat geweest de dwarskap van binnen te bekijken. Wij moeten daarom uitgaan van de beschrijving van Van Tussenbroek en zijn fotoʼs die hij zo vriendelijk was aan ons te verstrekken. De verwijdering van de dakpannen en het aanbrengen van het dakleer op het achterste dakvlak vond overigens pas plaats in 1998. Vriendelijke mededeling van de buren. 11 Schoonenberg, 1999 en Pruijs, 2003. Na 1898 werd de kroonlantaarn vervangen door de Ritterlantaarn. Uit de fotoʼs op de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam blijkt dat de kroonlantaarn op de Keizersgracht verdween in circa 1900. 12 Vrije Universiteit, 1955. 11
en dakconstructie van het einde van de zeventiende eeuw. De kroonlijst heeft twee consoles met trigliefen van hetzelfde type als Singel 176 (circa 1800).13 Deze tweede klassiek geïnspireerde verbouwing sloot naadloos aan op de daaraan voorafgaande bouwperiode. 4. Van circa 1885/1900 tot heden. Tussen 1885 en 1900 is de blinde attiek verwijderd, evenals de hijsbalken (bouwsporen zijn nog aanwezig) en is de dwarskap gedeeltelijk vernieuwd. De bakstenen en het muuranker van het topgeveltje aan de zijkant wijzen eveneens op een datering van vóór 1900. Waarschijnlijk zijn in deze bouwperiode of in 1923 de twee zadeldaken verwijderd en is een plat dak ontstaan (hetzelfde daktype als het buurpand sinds 1884 heeft).14 Overigens lijkt de sloop van de schoorstenen, die ook Van Tussenbroek noemt, niets te maken te hebben met de veranderingen aan de dakconstructie. De schoorstenen komen nog voor op de foto van 1885-1900 (afb. 24). Uit het Pandenarchief blijkt dat er in 1955 twee oliekachels zijn geplaatst in de kelder van Keizersgracht 162. Aangezien de twee gebouwen toen één geheel vormden en centraal werden verwarmd, zijn waarschijnlijk pas toen de schoorstenen verwijderd. Op een foto uit het Stadsarchief van 1926 zijn de schoorstenen nog aanwezig.15
Waardenstelling en aanbevelingen Van Tussenbroek concludeert in zijn notitie over de ouderdom van de kapconstructie dat “de constructie geen intrinsieke, materiaalhistorische waarden (bezit) die voor de monumentwaardigheid van het pand bepalend zijn”. Hij veronderstelt dat de monumentwaardigheid van een pand alleen wordt bepaald door de aanwezigheid van materiële substantie, niet door de vorm. Hiermee wordt eenzijdig belang gesteld in de authenticiteit van de bouwmaterialen, waarbij één bepaalde periode uit de bouwgeschiedenis als uitgangspunt wordt genomen, in dit geval de dominante periode van circa 1800. Immers, materialen uit latere perioden worden als “niet-authentiek” opgevat. Het is de vraag of deze bouwhistorische benadering voldoet aan de Monumentenwet. In een geschil tussen de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1997 over Leidsegracht 106 werd precies over deze kwestie gediscussieerd. Vanwege de slechte bouwtechnische staat moest het Rijksmonument worden gedemonteerd en werd daarna vanaf de grond af opnieuw opgebouwd, met vrijwel geheel nieuwe, dus “niet-authentieke” bouwmaterialen. De ambtelijke monumentenzorgers stonden op het standpunt dat een monument volgens de Monumentenwet minstens vijftig jaar oud moet zijn om wettelijk beschermd te worden en onthielden Stadsherstel de eerder toegezegde monumentensubsidies. Stadsherstel bracht daar tegenin: “De stelling dat een pand geen monumentale waarden meer kan hebben, als het nagenoeg geheel vervangen moet worden, vindt geen grond in de wet. De wet stelt alleen dat iets 50 jaar oud moet zijn, wil het tot Rijksmonument verklaard kunnen worden. De wet beschermt dus niet materialen van 50 jaar oud ouder, maar zij wenst waardevolle gebouwen in stand te houden, die 50 jaar of ouder neergezet zijn. Om dat mogelijk te maken wordt bij het vervangen van materialen van die gebouwen in het kader van een restauratie subsidie verleend. Het in stand houden van monumentale waarden kan betekenen, dat het object geheel vernieuwd moet worden.”16 De Commissie voor de 13
Zantkuijl, 1993: p. 574-575. Het is niet mogelijk te achterhalen of de gesloopte zadeldaken nog zeventiende-eeuws waren. Ze zijn immers verdwenen. Echter, het restant van de aankapping in de dwarskap is geenszins zeventiende-eeuws. 15 De foto staat op de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam. Het betreft afbeeldingsbestand 010003009639. 16 Geciteerd in: Denslagen, 2004: p. 216. 12 14
Bezwaarschriften van het ministerie van O.C. en W. gaf Stadsherstel na dit pleidooi gelijk. De subsidie werd alsnog toegekend. Kortom, een Rijksmonument is niet monumentaal omdat alle bouwmaterialen ouder zijn dan een bepaalde periode, bijvoorbeeld de vijftig jaar die de Monumentenwet noemt, maar omdat het object oorspronkelijk meer dan vijftig jaar geleden is gebouwd. Bovendien zijn niet alleen bouwmaterialen als bakstenen en planken van belang, maar ook - en vooral - de wijze waarop deze op elkaar zijn gestapeld. Een gebouw is in eerste instantie een gerealiseerd architectonisch ontwerp en dat kan de materiële substantie zelfs overleven wanneer stukje voor stukje originele bouwstenen worden vervangen zoals bij elke onderhoudsbeurt het geval is.17 Keren we nu terug naar de dwarskap van Keizersgracht 164, dan is niet alleen van belang hoe oud de materiële substantie is, maar ook dat dit dak typologisch en architectonisch een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het beschermde monument - dat overigens als geheel is beschermd. Gelet op de bovenstaande constateringen komen wij tot de bovenstaande conclusies en aanbevelingen: 1. Keizersgracht 164 is een Rijksmonument van zeer hoge waarde, omdat er zowel architectuur-, cultuur- als bouwhistorische waarden zijn te onderkennen, van verschillende bouwperioden, van de zeventiende tot de negentiende eeuw. Niet alleen is Keizersgracht 164 het woonhuis van Abraham Kuyper geweest, het is bovendien een pand dat in de kern zeventiende-eeuws is. De voorgevel heeft zeventiende-eeuws metselwerk. De uiterlijke verschijningsvorm van de voorgevel is hoofdzakelijk laatachttiende-eeuws. 2. Twee klassiek geïnspireerde bouwperioden, eind zeventiende en eind achttiende eeuw, hebben een grote stempel op de architectuur gedrukt. Daardoor maakt de dwarskap typologisch een onverbrekelijk onderdeel uit van de gevel. Het laatachttiende-eeuwse type komt op veel plaatsen voor in de Amsterdamse binnenstad. In dit geval gaat het beeld van de dwarskap zelfs terug op de late zeventiende eeuw, zodat het van grote architectuurhistorische waarde is. De materiële substantie van de dwarskap stamt hoofdzakelijk uit de periode 1885-1900, maar de dwarskap bevat oudere bouwsporen, en is ook bouwhistorisch gezien van belang. Indien de dwarskap bouwtechnisch in zo slecht staat verkeert dat deze niet kan worden gehandhaafd, dient ons inziens zowel de bouwgeschiedenis als het architectonische beeld te worden gerespecteerd door de dwarskap te herbouwen. 3. Indien Hotel Toren de verdwenen zolderverdieping, bestaande uit twee parallelle zadeldaken, wil terugbouwen om de exploitatie van het hotel te verbeteren door het aantal vierkante meters te vergroten, dient daarbij het monumentenbelang niet veronachtzaamd te worden. Voor een precedentwerking hoeven we in dat geval niet bang te zijn, omdat een verdwenen zolderverdieping wordt teruggebouwd. Vanuit het monumentenbelang moet daarbij nadrukkelijk van de oorspronkelijke vorm van het dak, dus met dakhellingen bekleed met dakpannen, worden uitgegaan, waarbij de zakgoot, die oorspronkelijk tussen de twee zadeldaken zat, achterwege kan blijven. Met andere woorden: men zou kunnen uitgaan van de buitenste enveloppe van de twee verdwenen zadeldaken. De buitenste dakvorm is van belang voor het stadsgezicht. De zijkant van de dakopbouw is goed te zien vanaf de straat. Zo is het driehoekige topgeveltje aan de zijkant van de dwarskap een belangrijk karakteristiek element dat het pand al meer dan drie eeuwen heeft. De huidige plannen verstoren en ontkennen het historische beeld. Uitgaan van de historische dakvormen in plaats van een rechte doos te bouwen, heeft het additionele voordeel dat de buren licht en lucht behouden.
17
Volgens Denslagen, 2004 staat een dergelijke nadruk op authenticiteit in de negentiende-eeuwse traditie. 13
4. De terugkeer van het attiek van eind achttiende eeuw, in zekere zin een lage dakkapel over de volle breedte van de gevel, eventueel met toevoeging van raampjes, is te verkiezen boven de twee dakkapellen die wezensvreemd zijn aan de architectuur. Het zou echter beter zijn de al eeuwenlang bestaande geslotenheid van dit dakvlak te respecteren. 5. Het historisch uiterst belangrijke Broodpoortje op de kavelgrens met het achterliggende pand aan de Prinsengracht moet zo spoedig mogelijk onderhanden worden genomen, omdat dit cultuurhistorische belangrijke overblijfsel van het Nieuwezijds Huiszittenhuis anders onherroepelijk verloren gaat. Drs Walther Schoonenberg (architectuurhistoricus) 22 december 2010
Literatuur - ʻDe Vrije Universiteit en het Huis Keizersgracht 162 te Amsterdam.ʼ In: Gegevens betreffende de Vrije Universiteit, ter gelegenheid van haar 75-jarig bestaan op 20 october 1955 in opdracht van de directeuren der Vereniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag verzameld en uitgegeven. Kampen, 1955 - Wim Denslagen. Romantisch Modernisme. Nostalgie in de monumentenzorg. Amsterdam, 2004 - I.H. van Eeghen. ʻHet huis van Jacob de Vos Willemsz.ʼ Maandblad Amstelodamum 43 (1956), p. 37-38 - J.A. Groen Jr. ʻHonderd jaar geleden: de Doleantie. Een kerkelijke revolutie in Amsterdam.ʼ Ons Amsterdam 38 (1986), p. 4-8 - R. Meischke, H.J. Zantkuijl, W. Raue en P.T.E.E. Rosenberg. Huizen in Nederland. Architectuurhistorische verkenningen aan de hand van het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser. Amsterdam, 1995 - Koen Ottenheym. Philips Vingboons (1607-1678). Architect. Amsterdam, 1989. - Martin Pruijs. ʻEen zee van licht. Vernieuwing van de straatverlichting in de binnenstad.ʼ Amsterdam Monumenten & Archeologie 2. Jaarboek BMA. Amsterdam, 2003, p. 66-73. - Walther Schoonenberg. ʻDe kroonlantaarn terug in Amsterdamʼ. Maandblad Amstelodamum 86 (1999), p. 7-15 - Paul Spies e.a. Het Grachtenboek. Den Haag, 1991 - C.A. van Swigchem. ʻDe Vrije Universiteit 1880-1980.ʼ Ons Amsterdam 32 (1980), p. 318-322 - G. van Tussenbroek. Notitie. Ouderdom kapconstructie Keizersgracht 164. Bureau Monumenten & Archeologie, 18 november 2009 - H.J. Zantkuijl. Bouwen in Amsterdam, 1993, heruitgegeven 2007
14