HET GEMEENTEHUIS VAN BEST UIT 1962 VAN ARCHITECT C.H. DE BEVER Bouwhistorische en waardestellende beschrijving. dr. Gerrit Vermeer augustus 2010
1
2
VERANTWOORDING Deze waardestellende beschrijving van het gemeentehuis uit 1962 in Best, geschreven in opdracht van de gemeente Best, gaat in op zowel de historische, stedenbouwkundige, bouwhistorische en architectuurhistorische aspecten. Voor het onderzoek werd het archief geraadpleegd van De Bever Architecten te Eindhoven en van de Gemeente Best in het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven. Het gemeentehuis van C.H. de Bever verkeert nog grotendeels in zijn oorspronkelijke staat en is architectuurhistorisch van belang, maar een aantal latere ingrepen doet wel afbreuk aan de bijzondere kwaliteiten van dit gebouw. Aan het einde van dit rapport worden een aantal aanbevelingen gedaan voor het herstel van het gebouw in oude luister. VOORGESCHIEDENIS De herdgangen Aarle, Best (later Naastenbest) en Gunterslaar (later Verrenbest), waaruit Best is voortgekomen, lagen binnen de vrijheid Oirschot tamelijk afgelegen van het bestuurscentrum. Al vanaf de veertiende eeuw traden zij gezamenlijk op tegen de regenten van Oirschot, waarmee de nodige geschillen waren. In 1437 verrees er in Best, om de geboorteplaats van de heilige Odulphus te memoreren, die in Friesland in de negende eeuw het christelijke geloof verkondigde, in weerwil van de nodige weerstand van het kapittel van Oirschot, een kapel. Op 7 december 1553 kwam uit die kapel de parochie Best voort. In 1662 poogden de drie genoemde herdgangen en Straten zich af te splitsen van Oirschot, maar zonder succes. De behoefte aan zelfstandigheid op bestuurlijk gebied leefde kennelijk nog steeds. Meteen na de komst van de Fransen in 1794 ondernamen de Bestenaren een volgende poging zich zelfstandig te maken en hoewel dat niet lukte, namen zij in de praktijk toch het heft zelf in handen. Na de Franse tijd dienden ze in 1818 opnieuw een verzoek in een zelfstandige gemeente te vormen. Dit leidde op 17 augustus 1819 van de afscheiding van de drie herdgangen van Oirschot. De verdeling van de eigendommen, schulden en kapitaal namen nog wel de nodige tijd in beslag. Het oudste raadhuis Na de afsplitsing van Oirschot bestond het bestuur van de gemeente Best uit een schout, een gemeentesecretaris en vier raadsleden. Aanvankelijk had het bestuur vermoedelijk weinig behoefte aan een eigen raadhuis. De eerste schout, Rogier Willem van Nuenen, vergaderde met de raadsleden in zijn herberg. Best deelde voorlopig de gemeentesecretaris nog met Oirschot, die in die grotere buurgemeente kantoor hield. In 1825 verdween het schoutsambt en kwam daarvoor een burgemeester in de plaats. Bij die gelegenheid kreeg Best een geheel nieuw bestuur, dat al gauw ook toestemming vroeg voor de bouw van een raadhuis. Best telde in die jaren meerdere kernen met tamelijk los verspreide lintbebouwing. Het was daarom niet onmiddellijk duidelijk waar het raadhuis moest komen. Uiteindelijk kwam het te staan bij een al bestaand brandspuithuisje, net ten noorden van het latere gemeentehuis uit 1962. Na de verlening van de toestemming voor de bouw op 8 mei 1827, vond de aanbesteding plaats. Het uitgebreide bestek is nog in het gemeentearchief aanwezig. De laagste inschrijver kwam uit op een aanneemsom van 1.323,67 gulden Het eenvoudige gebouw met een lengte van 11 el en 97 duim en een breedte van 5 el en 67 duim, bestond uit een begane grond met een zolder en bevatte beneden een vergaderkamer, een kamer voor de gemeentesecretaris, een ‘sekreet’ en een gang. 1
Afb. 1. Het raadhuis uit 1827, gezien vanaf de Hoofdweg naar het oosten. Rechts de schoorsteen van de boterfabriek. Ansichtkaart uit omstreeks 1900, uitgegeven door J.G. Bijnen.
Het Raadhuis uit 1903 Van de aanleg van een spoorlijn in 1866 trok de gemeente Best betrekkelijk weinig profijt. Het spoor, dat dwars tussen de buurtschappen doorliep, had enige groei tot gevolg, maar de gemeente bleef voornamelijk agrarisch van karakter, met klompen en boter als belangrijke producten. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond er behoefte aan een betere accommodatie voor het gemeentebestuur. Uit ruimtegebrek was Afb. 2. Het raadhuis uit 1903 in 1914, gezien vanaf de Hoofdweg naar het oosten. Ansichtkaart uitgegeven door J.G. Bijnen.
2
het gemeentearchief in die jaren al naar de zolder van het stadhuis verhuist. Na lang wikken koos de gemeente voor nieuwbouw. A. Loots uit Best kreeg in 1903 opdracht een nieuw raadhuis te ontwerpen dat ruimte moest bieden aan de vergaderzaal, een kamer voor de burgemeester, een brandspuit, de secretarie en het kadaster. Aanvankelijk moest het rechthoekige gebouw een omvang krijgen van 15 bij 8,5 meter, maar het werd een meter korter. Het kwam op dezelfde plek te staan als het oude stadhuis. Tijdens de bouw moest het gemeentebestuur daarom ondergebracht worden in een huurhuis. Aanvankelijk bleef de veldwachterswoning, die tegen het oude raadhuis was aangebouwd, behouden, maar na twee jaar werd dat alsnog afgebroken. Het raadhuis bestond uit een hoog souterrain en een tamelijk hoge begane grond met daarop een schilddak, dat in het midden werd bekroond door een open dakruiter met een kleine klok. Aan de voorzijde leidde een hoge stoep met twee vluchten treden aan weerszijden naar de ingang. Horizontale, witte banden, zowel ter hoogte van het souterrain als op de begane grond verwezen naar de bouwstijl van de Hollandse renaissance. Niet gerealiseerde plannen uit de jaren 1935-1940 Tot 1930 vertoonde Best nog een agrarisch karakter, maar in deze periode veranderde dat door de vestiging van de tricotagefabriek Tricotbest in 1927 en van de NV Nederlandse Schoen- en Lederfabriek “Bata” in 1933. Deze fabrieken trokken de nodige arbeiders aan, waardoor de gemeente verder in omvang toenam. Vanaf 1935 klaagt het gemeentebestuur over de weinig economische indeling van het raadhuis en over gebrek aan ruimte. Het inwonersaantal bedroeg in dat jaar 4.667, terwijl dat in 1903 nog slechts 2.582 bedroeg. Het stadhuis zal inderdaad niet langer hebben voldaan. Afb. 3. Situatieschets uit juli 1939 met het te slopen raadhuis uit 1903 (weergegeven in stippel lijn) en het geplande raadhuis. Het noorden is links. De hoofdstraat komt aan de onderzijde uit op het plein. Tekening C.H. de Bever en L.S. Rooyackers. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
3
Afb. 4. Plan 1 voor het nieu we gemeentehuis in Best. Schetsontwerp voorgevel, juni 1939. Archief De Bever Arc hi tecten, Eindhoven.
Afb. 5. Plan 2 voor het nieu we gemeentehuis in Best. Schetsontwerp voorgevel, juni 1939. Archief De Bever Archi tecten, Eindhoven.
Om ideeën op te doen voor een eventuele nieuwbouw bezochten de burgemeester en de wethouders op aanraden van de commissaris van de koningin de raadhuizen van Mill en Erp. Later sprak de commissaris zich echter uit voor een uitbreiding van het bestaande stadhuis. De gemeenteopzichter L.S. Rooyackers kreeg opdracht daarvoor een plan te maken. De totale verbouwing en uitbreiding mochten niet meer dan 6.000 gulden kosten. Om aan de grotere ruimtebehoefte te voorzien, ontwierp hij een aanbouw aan de achterzijde van het raadhuis in dezelfde stijl als het bestaande gebouw. Op het moment dat de plannen gereed waren, moesten die al weer worden aangepast, omdat voor het archief een brandvrije ruimte voorgeschreven bleek te zijn. Rooyackers concludeerde dat hiervoor een brandvrije vloer nodig was en een zoldering van gewapend beton, evenals zwaardere muren en brandvrije rolschermen voor de ramen. De aanbesteding vond plaats op 27 juni 1938, maar de inschrijvers kwamen allemaal ruim boven de 9.000 of zelfs boven de 10.0000 gulden uit. De opdracht werd uiteindelijk niet gegund, omdat de gemeenteraad, gezien de hoge kosten van de verbouwing, toch de voorkeur gaf aan nieuwbouw. Overwogen werd om daarvoor A.J. Kropholler, C. Roffelsen, C.H. de Bever of C.G. Geenen in te schakelen. Uiteindelijk viel de keuze op De Bever. Die leverde twee traditionalistische ontwerpen, een symmetrische en een asymmetrische, en een aantal varianten daarop, waaruit de gemeente Best uiteindelijk een keuze maakte. Alle ontwerptekeningen zijn mede ondertekend 4
door L.S. Rooyackers. Beide ontwerpen voorzagen in een hoge stoep. Het symmetrische ontwerp toonde een ingesnoerd schilddak, het asymmetrische een eenvoudig zadeldak. In het souterrain had een politiebureau met verhoorkamer en drie cellen moeten komen. Verder voorzagen de architecten daar een ruime hal, het archief, een kamer voor de steunregeling, een verwarmingshok en een berging voor rijwielen. Op de begane grond waren een hal en kamers voor de secretaris, de secretarie, de typistes, de bode, de burgemeester, een vergaderruimte voor de burgemeester en de wethouders en verder een garderobe, toiletten en een hal gepland. Op de verdieping waren de raadzaal, de commissiekamer en ruimtes voor het kadaster, de burgerwacht en gemeentewerken. Het nieuwe raadhuis had pal achter het bestaande moeten verrijzen, op de driehoekig plein waarop de Hoofdweg, de Nieuwstraat en de ondertussen verdwenen Schoolstraat samenkwamen. Net als het vorige raadhuis uit 1903 had de voorgevel uit moeten kijken over de as van de Hoofdstraat in de richting van de SintOdulphuskerk. De aanbesteding had moeten plaatsvinden op 13 mei 1939, maar door de oorlogsomstandigheden van dat moment en de daaropvolgende Duitse bezetting ging deze niet door. Het nieuwbouwplan uit 1953-1955 In het najaar van 1944 vormde het nabij de dorpskern van Best gelegen Wilhelminakanaal de frontlinie tussen de geallieerde en de Duitse troepen. Bij beschietingen raakte het raadhuis uit 1903 zo zwaar beschadigd, dat het gemeentebestuur er niet langer kon verblijven en het ook geen zin meer had het gebouw nog te repareren. Op 28 maart 1950 besloot de gemeenteraad het daarom te laten afbreken. Het gemeentebestuur en de administratie werden na enige omzwervingen vanaf januari 1947 tot aan de voltooiing van het nieuwe gemeentehuis in 1962 ondergebracht in het K.J.V.-huis, een verenigingsgebouw voor meisjes van het R.K. Kerkbestuur St. Odulphus te Best. Ondertussen ondernam het gemeentebestuur pogingen voor de bouw van een nieuw stadhuis, waarbij het aanspraak kon maken op een regeling voor de wederopbouw. In 1951 verleende Gedeputeerde Staten in principe goedkeuring voor de nieuwbouw en begon de gemeente met het treffen van voorbereidingen, waaronder de aankoop van een aantal oude woningen op de plaats waar het stadhuis moest komen te verrijzen. De plannen uit 1939 werden namelijk resoluut terzijde geschoven en zowel wat betreft de plaats als de architectuur van het nieuwe stadhuis werd een nieuwe weg ingeslagen. De opdracht voor het ontwerp werd op 4 december 1953 gegund aan C.H. de Bever en L.S. Rooyackers. De laatste was inmiddels opgeklommen tot directeur van de Gemeentewerken en Bedrijven. In de praktijk bemoeide Rooyackers zich vermoedelijk alleen met de stedenbouwkundige aspecten van de nieuwbouw. De ontwerptekeningen voor het stadhuis staan uitsluitend op naam van De Bever. In de plannen uit 1939 stond het stadhuis iets ten noorden van het raadhuis uit 1903, maar nog altijd midden op het driehoekige plein op de driesprong van wegen en straten. Na de oorlog werd besloten het stadhuis iets verder naar het oosten te bouwen, waardoor de driehoekige ruimte onbebouwd bleef. Zo zou er direct voor het nieuwe gemeentehuis een driehoekig plein komen. Daarvoor moest een blok met zes kleine woningen wijken, die voor de oorlog al werden aangeduid als krotten. Op 30 maart 1938 had het oud-schoolhoofd A. van Vleuten als alternatief voor de toenmalige plannen al precies hetzelfde voorgesteld. In een brief aan de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant betoogde Van Vleuten dat dat het enige plein van Best zo een omvang 5
Afb. 6. Situatieschets uit omstreeks 1955. Het geplande gemeentehuis staat aan het driehoekige plein, waarop het vroegere raadhuis stond. De voorgevel staat net als het vroegere raadhuis met de voorgevel gericht op de Hoofdstraat.Verder staan een aantal nieuwe scholen en een gemeen schaphuis gepland. Het gemeentehuis lijkt al op het later uitgevoerde, zij het dat het ronde, glazen trappenhuis zich nog aan de achterzijde bevindt. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
zou kunnen krijgen die het geschikt maakte voor kermissen, feesten, concoursen, de plaatsing van een muziekkiosk, en dat dat daarbij het plein ook aanzienlijk verfraaid zou kunnen worden. De gemeente Best wees het voorstel van A. van Vleuten toen echter resoluut van de hand. Voor het blok met woningen en de aangrenzende grond zou de gemeente namelijk maar liefst 30.000 gulden moeten betalen, wat dit plan onuitvoerbaar maakte. Bovendien verdacht de gemeente het gepensioneerde schoolhoofd ervan dat hij zich bij zijn voorstel had laten leiden door eigenbelang: “Wij kunnen de gedachte niet van ons afzetten, dat het heel goed mogelijk zou kunnen zijn, dat adressant bij het indienen van zijn adres, ook en vooral de belangen van den werk gever van zijner zoons, niet uit het oog heeft verloren. Deze werkgever namelijk is eigenaar van een gedeelte der woningen en terreinen, welke adressant zoo bij uitstek voor den bouw van een nieuw raadhuis geschikt acht.” Na de oorlog golden deze bezwaren kennelijk niet meer. Uit omstreeks 1955 stamt een stedenbouwkundig plan met een driehoek aangelegd en deels met bomen beplant Raadhuisplein met aan de zuidoostzijde van de nagenoeg gelijkzijdige driehoek het nieuwe stadhuis. Het hoofdgebouw vertoont veel gelijkenis 6
met het uiteindelijke in 1962 op een andere plaats gerealiseerde ontwerp. Het ronde, glazen trappenhuis zit echter niet aan een van de zijgevels, maar aan de achtergevel. De kleine rechthoekige uitbouwen in de zijgevels zijn later uit het ontwerp verdwenen. De laagbouw voor de secretarie en de gemeentelijke bedrijven bevinden zich achter het blok. Deze lage vleugels ondergingen in de latere ontwerpen nog ingrijpende wijzigingen. Ten noordwesten van het nieuwe gemeentehuis had een rechthoekig blok met winkels moeten komen. Aan een uiteindelijk verdwenen gedeelte van de Schoolstraat hadden los gegroepeerd in de ruimte een gemeenschapshuis en enkele scholen moeten verrijzen. Net als de raadhuizen uit 1818 en 1903 en in de plannen uit 1939 keek de voorgevel van het stadhuis in de plannen uit 1953 uit over de Hoofdstraat. In deze ruim geplande aanleg werden traditionalistische vormen kennelijk niet meer passend geacht. De Bever ontwierp dan ook een strak, modernistisch ogend blok en laagbouw vleugels met gevels die vrijwel geheel uit glas bestonden. Op 10 juni 1955 werden de plannen goedgekeurd door de gemeenteraad, maar de uitvoering kon voorlopig niet beginnen. Net na de oorlog schoot de bouwcapaciteit te kort om zelfs maar aan de bouw van een gemeentehuis te kunnen denken. Nu de plannen uiteindelijk geereed waren, speelde een bestedingsbeperking van de overheidsuitgaven parten. Wijziging van de plannen na 1958 Op 26 maart 1958 kreeg de gemeente Best bericht van Gedeputeerde Staten bericht dat de plannen voor het nieuwe stadhuis alsnog bestekklaar gemaakt konden worden, maar tekende daarbij wel aan, dat de plannen aangepast moesten worden aan de ondertussen gewijzigde inzichten. Een studie over het Stadsgewest Eindhoven van de Provinciale Planologische Dienst in Noord-Brabant, gemaakt in samenwerking met het Technologisch Instituut raamde voor Best, die op dat moment net geen 10.000 inwoners telde, een groei tot 25.000 inwoners binnen 25 jaar. Om dat mogelijk te maken, moest het structuurplan van de gemeente geheel gewijzigd worden. Dit had ook consequenties voor de bewoningskern rond het Raadhuisplein, wat weer gevolgen had voor de situering van het nieuwe gemeentehuis, waaraan het ontwerp onvermijdelijk moest worden aangepast. Het raadhuis zou niet meer met de voorgevel gericht staan op de as van de Hoofdstraat, maar de andere kant uit, op de nieuwe uitbreidingswijk. De vleugels laagbouw daarachter moesten nu een binnenplaats vormen op Afb. 9. Een ontwerpschets van het gemeentehuis uit juli 1958. Het trappenhuis (niet zichtbaar) zit aan de achterkant. De gang is herkenbaar aan de uitbouwen in de zijgevels, die in het defi nitieve ontwerp zijn weggelaten. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
7
Afb. 10. Situatieschets van het Raadhuisplein met daarin een aanzet van een structuurplan en het nieuwe gemeentehuis van C.H. de Bever.Tekening Provinciale Planologische Dienst in NoordBrabant en C.H. de Bever, juni 1959. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
de plaats, waar toen nog de Schoolstraat liep. Aan die binnenplaats zouden nog enkele winkels blijven staan, die voorheen aan het begin van de Schoolstraat stonden. Het blokvormige hoofdgebouw bleef ongeveer op dezelfde plaats aan de oostzijde van het vroegere Raadhuisplein gepland, maar dan ongeveer 135 graden gedraaid. Ten oosten van het hoofdgebouw moest door sloop van de nodige bebouwing een groot rechthoekig plein komen. Vanuit dit Raadhuisplein is op een sitiatieschets uit 1959 een min of meer rechthoekige uitbreidingswijk getekend, die de bestaande agrarische verkaveling negeerde. De ontwikkelingen in het naburige Eindhoven hadden grote invloed op Best, dat betekenis zou gaan krijgen als forensengemeente. In deze jaren trad ir. C.A. van Heesewijk op als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente. In een uitgebreid verslag van een vooroverleg over het nieuwe structuurplan op 6 december 1958, waarbij ook de burgemeester G.F.J. Notermans, de verantwoordelijke wethouder en Rooyackers aanwezig waren, ging Van Heesewijk uitgebreid in op de belangrijke rol van het nieuwe gemeentehuis in het toekomstige Best. Het zou komen te staan op het kruispunt van de aloude oost-west verbinding en een nieuwe noord-zuidverbinding die de provinciale weg in het noorden om het nieuwe stadhuis heen moest verbinden met de nieuwe zuidelijke uitbreidingswijken. Bij het nieuwe gemeentehuis moesten de andere centrumfuncties geconcentreerd worden, zoals winkels en een cultureel centrum. Ten zuidwesten van het gemeentehuis voorzag het plan een ruim opgezet gebied met scholen en sportterreinen. In het toekomstige centrum moesten oud en nieuw elkaar ontmoeten: “Het raadhuis hier betekent een ontmoeting tussen oud en nieuw en heeft dus voor Best een historische betekenis.” De burgemeester maakt duidelijk dat het nieuwe gemeentehuis gezien vanaf het nieuwe Raadhuisplein de oude fabriek van NV 8
Roomboterfabriek De Beste Boter zou maskeren. Nog een aantal jaren werd er met veel ambitie aan het stedenbouwkundige plan gewerkt. Op 16 januari 1960 besloot burgemeester Notermans samen met wethouder Van Helvoort de plannen stedenbouwkundig te laten uitwerken door het bureau van de bekende Rotterdamse architect H.A. Maaskant (bureau Maaskant, Van Dommelen, Kroos en Senf). Raadslid Sprangers stelde over de hoge kosten voor dit plan, waarvoor, exclusief latere wijzigingen, 8.000 gulden betaald moest worden, kritische vragen. De burgemeester liet echter weten dat een plan dat zo ver vooruit moest zien en dat zoveel grondige studie vereiste, onmogelijk overgelaten kan worden aan de directeur van de Gemeentewerken. Het vooruitstrevende plan bestond uit verschillende, zich herhalende, uit meerdere stroken en gebouwen samengestelde stedenbouwkundige eenheden, stempels genaamd. Het was een iets vrijere variant van een kort daarvoor in Pendrecht door Lotte Stam-Beese toegepaste opzet. De bouw van een nieuw gemeentehuis was in 1958 al lange tijd uiterst urgent en er kon niet gewacht worden tot de stedenbouwkundige plannen gereed waren. Daarom begon de aanvraag van de vergunning bij wijze van uitzondering nog voor de voltooiing van het nieuwe uitbreidingsplan. Dit met instemming van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. In 28 mei 1959 stelde de gemeente de omwonenden op de hoogte van de nieuwbouwplannen van het gemeentehuis om deze in de gelegenheid te stellen bezwaar aan te tekenen. De winkeliers aan het begin van de Schoolstraat, die nu aan een doodlopend gedeelte van een straat kwamen te zitten, half achter een van de laagbouwvleugels van het nieuwe raadhuis, vreesden verlies aan aanloop en klandizie, maar deze bezwaren leidden niet tot wijzigingen van de plannen. Wel nam de Afb. 11. Centrumplan van bureau Maaskant,Van Dommelen, Kroos en Senf, getekend op 31 sep tember 1960. Het noorden met het Raadhuisplein en het gemeentehuis van De Bever bevindt zich links. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
9
Afb. 12. Het oude gemeentehuis in Eersel, in 1954-1956 gebouwd door C.H. de Bever.
gemeente zich voor de situatie van de winkels na de voltooiing van het gemeentehuis nog eens te overwegen. Nog hetzelfde jaar kon met de bouw worden begonnen. De ambitieuze, modernistische stedenbouwkundige setting die kennelijk sinds de jaren vijftig voorzien was, maakt enigszins begrijpelijk dat de doorgaans traditionalistisch bouwende De Bever in Best zo nadrukkelijk naar het modernisme neigde. Dit ontwerp vormt namelijk binnen zijn oeuvre een tamelijk zeldzame uitzondering. In 1954 had De Bever nog een gemeentehuis in Eersel ontworpen, dat weliswaar zeer strak is vormgegeven, maar dat verder in alle opzichten traditionalistisch is. Dit nog bestaande, in 1956 voltooide gemeentehuis is geheel uit baksteen opgetrokken en vertoont een symmetrische voorgevel met een natuurstenen portaal in de middenas. Boven het portaal bevindt zich een bescheiden balkon. Voor het gemeentehuis staan traditionele stoeppalen. De hoge vensters beneden zijn rechthoekig. Op de verdieping zijn ze aan de bovenkant gebogen, zoals in de achttiende en de negentiende eeuw ook vaak gebeurde. Op het tamelijk hoge schilddak staat in het midden een gedetailleerd vormgegeven, open dakruiter. Dit ontwerp staat veel dichter bij de eerdere ontwerpen die De Bever maakte voor Best (in 1939), dan zijn ontwerp uit 1955, dat na een aantal wijzigingen in juni 1962 werd opgeleverd. HET RAADHUIS UIT 1962 Globale beschrijving hoofdgebouw Het hoofdgebouw bestaat uit een diep, rechthoekig blok met een plat dak. Door dit platte dak onderscheidt dit werk zich van de meeste andere werken van De Bever, die als traditionalist in vrijwel al zijn andere ontwerpen schuine daken toepaste. Het blok bevat een kelder en drie bouwlagen. Halverwege de rechtergevel staat een rond, 10
glazen trappenhuis, dat rechtstreeks is ontleend aan de architectuur van het Nieuwe Bouwen. Het trappenhuis is met korte glazen gangen over de volle hoogte met het rechthoekige hoofdvolume verbonden. Op dit trappenhuis sluiten op alle verdiepingen brede, inpandige gangen aan die doorlopen tot aan de tegenoverliggende zijgevel. Indeling hoofdgebouw Op de begane grond bevonden zich oorspronkelijk achter de voorgevel links van de ingang de kamer van de burgemeester en rechts van de ingang de kamer van de gemeentesecretaris. De gang tussen de twee kamers komt uit op de ruime hal of burgerzaal, die de rest van de begane grond beslaat. Op de plaats waar zich op de verdiepingen de achterste muur van de gang bevindt, staan vier zuilen. Op de verdieping neemt de raadzaal de gehele voorzijde in beslag. De zaal liep oorspronkelijk naar boven door tot in de tweede verdieping. Later is in de raadzaal echter een verdieping ingehangen, die zwaar afbreuk doet aan de ruimtewerking van de raadzaal, die nu in verhouding tot het vloeroppervlak erg laag oogt. Aan de achterzijde bood de eerste verdieping plaats aan de vergaderkamer van burgemeester en wethouders en de trouwzaal met daartussen achter de achtergevel een loggia, die zowel te bereiken was vanuit de vergaderkamer als vanuit de trouwzaal. Tussen de twee representatieve vertrekken zit een garderobe en een toiletgroep. In het uiteinde van de gang tegenover het trappenhuis bevond zich een keuken. De tweede verdieping bood plaats aan een niet meer op die plaats aanwezige publieke tribune. Rechts achterin was de commissiekamer. De andere twee vertrekken hadden in de ontwerpfase nog geen bestemming. In de kelders zaten een fietsenberging, de verwarmingsinstallatie en een telefooncentrale. Tijdens de ontwerpfase, op 14 mei 1959 melde de Organisatie Bescherming Bevolking van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zich met het verzoek de kelder geschikt te maken als schuilkelder. Aan dit verzoek gaf de gemeente Best gehoor, waarna een luchtzuiveringsinstallatie met gasfilter, twee gasdichte deuren en een gasdicht luik werden aangebracht. De gevels van het hoofdgebouw De gevels en de meeste tussenmuren (die aan weerszijden van de gangen) zijn zelfdragend, waardoor de in het modernisme gebruikelijke horizontale lintvensters ontbreken en de gevels een veel geslotener indruk maken dan binnen het nieuwe bouwen gebruikelijk was. Boven een lage, bakstenen plint dragen de gevels een bekleding van ongeveer 5 centimeter dikke platen van Kirchheimer Müschelkalk uit zuidwest-Duistsland. De verschillende banken van deze kalksteen zijn uiteenlopend van kleur en structuur. Deze lichtbruine-lichtgrijze variëteit met een structuur die lijkt op die van Romeinse travertijn, staat bekend als Kernstein. Door de beschermende huid die de steen vormt, is de steen uiterst weervast en weinig gevoelig voor patinering. De platen zijn bevestigd met gegalvaniseerde en gebitumeerde ankers en zijn met een systeem van groeven op elkaar gezet. Aan de bovenzijde eindigen de gevels in een ongeveer vijf centimeter hoge rand van hetzelfde materiaal. De vensters vertonen in het voegpatroon steeds een subtiel uitgevoerde omlijsting. Op de zuidoostelijke hoek van het gebouw zijn de voegen tussen een aantal blokken open gaan staan. Verder verkeert de natuurstenen huid, voor zover dat met het blote ook waarneembaar is, in een goede staat. 11
De voorgevel stond voor de uitbreiding en verbouwing van het gemeentehuis in 1988 aan een ruim voorplein met strakke vierkanten in het straatwerk. De diep achter de gevel liggende ingang was te bereiken via een stoep met drie treden. Uit de vroegere ingang steekt nu een gang uit 1988, maar een van de twee vierkante gevellampen, die vroeger aan weerzijden zaten, is nog aanwezig. De vensters aan weerszijden van de ingang hebben de vorm van staande rechthoeken, maar zijn naar verhouding minder hoog dan bij de traditionalistische ontwerpen van De Bever, waarin zijn vensters doorgaans verwijzen naar de architectuur van de achttiende eeuw. De Bever ging echter niet over tot de toepassing van vensters in de vorm van liggende rechthoeken, zoals die binnen het modernisme gangbaar waren. In de zijgevels paste De Bever overeenkomstige vensters toe. Over twee verdiepingen strekt zich een brede, uitgebouwde vensterpartij uit, waarachter zich de twee bouwlagen hoge raadzaal bevindt. Om deze hoge en brede opening constructief mogelijk te maken, staan vlak achter de vier diepe stijlen in dit venster vier dunne, stalen kolommen. Voor het middelste van de vijf beglaasde venstervakken, die een subtiele onderverdeling vertonen, steekt nog steeds een tamelijk diep en smal en balkon met sierlijk ijzeren hekwerk naar voren. De vroegere vlaggenmast is verdwenen. Het balkon hangt nu min of meer zinloos boven de in 1988 aangebrachte gang. De uitgestrekte vensterpartij is rondom omgeven door een brede strook muurwerk, die de indruk van een gesloten doos in stand houdt. Vanaf het plein kon het publiek op avonden dat tijdens een raadsvergadering het licht brandde, het gemeentebestuur gadeslaan. Dit zicht is door de nieuwbouw uit 1988 grotendeels geblokkeerd. In de zijgevels laat de indeling van het hoofdgebouw zich nog altijd duidelijk aflezen. De zijgevels hebben ter hoogte van de raadzaal geen vensters (het venster aan de noordzijde is later uitgespaard). De kamer van de burgemeester heeft in de zuidelijke zijgevel onder deze blinde gevelzone drie grote vensters dicht bijeen. Zo kon de burgemeester de Bestenaren op ooghoogte langs zijn kamer zien lopen. De kamers aan de achterzijde hebben in de zijgevel steeds een venster en in de zuidelijke zijgevel zit er ook steeds een venster aan het einde van de gang. Op deze plaats zit aan de noordzijde het glazen trappenhuis, dat voorzien is ven een wenteltrap met treden van wengéhout, een zeer duurzame, tropische loofhoutsoort met een fijne nerf. Alle bestuurders en ambtenaren moesten deze trap gebruiken en waren dan zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Ook bruidsparen op weg naar de trouwzaal of op de terugweg, stellen zich hier nog altijd bloot aan blikken vanaf de straat. In het eerdere ontwerp uit 1955 bevond het trappenhuis zich nog symmetrisch geplaatst tegen de achtergevel. De uiteindelijke gerealiseerde asymmetrische situering sloot goed aan bij de vrije rangschikking van de verdwenen kantoorvleugels achter het gemeentehuis (zie hierna). In het blinde muurvlak links van het trappenhuis en gericht naar de Hoofdweg bracht De Bever een door hem zelf ontworpen uurwerk aan. Het later uitgespaarde raam zit ongemakkelijk dicht tegen dit uurwerk aan. De achtergevel, die nu als voorgevel aan het westelijke deel van het Raadhuisplein staat, stond oorspronkelijk aan een binnenplaats omgeven door lage kantoorvleugels. In de oudste ontwerpen staan op de begane grond van de achtergevel al meteen vijf ruime openingen getekend, maar op de verdiepen waren aanvankelijk slechts drie vensterassen voorzien. In het uitgevoerde ontwerp kregen ook de verdiepingen vijf assen, waardoor het totale vensteroppervlak toenam. De openingen beneden, waarvan de binnenste drie deuren bevatten, zitten tamelijk diep in de gevel, de ramen aan 12
Afb. 12, 13 en 14. De maquette van het gemeentehuis in Best uit omstreeks 1959. Archief De Bever Architecten, Eindhoven. 13
Afb. 15 en 16. De maquette van het gemeentehuis in Best uit omstreeks 1959. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
weerszijden van de inpandige loggia zitten net achter het gevelvlak en de vensters op de tweede verdieping zijn uitgebouwd. Naar boven toe komen de ramen in de openingen zo steeds verder naar buiten. De verdwenen kantoorvleugels Tegenwoordig grenst de achtergevel aan een onduidelijk omgrensde stedelijke ruimte, dat deels is ingericht als plein en deels als parkeerruimte fungeert. Oorspronkelijk strekte zich achter het hoofdgebouw, zoals gezegd, een asymmetrische binnenplaats uit, dat grotendeels werd omsloten door een rechte en een L-vormige laagbouwvleugel. Aan de achtergevel van het raadhuis grensde een bordes met aan weerszijden van een vierkante vijver trapjes met drie treden naar het lagere niveau. Aan weerszijden van de binnenhof bevonden zich tuinen met aan lage, maar gevarieerde en enigszins wilde beplanting. Het ontwerp en inrichting van de binnenhof kwam van tuinarchitect P.A.M. Buys uit ’s-Hertogenbosch. Bij de vijver stond een beeld van de kunstenares A. Slegers-van der Put uit Luyksgestel, een naald met zes duiven. De naald symboliseert het bestuur en de zes duiven de zes buurten waaruit Best destijds bestond: Vennenbest, Naastenbest, Aarle, De Vleut, Wilhelminadorp en Batadorp. In de tuin 14
Afb. 17. De voorgevel van het gemeentehuis in Best kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
Afb. 18 De achterge vel van het gemeente huis in Best kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven. 15
Afb. 19 en 20. Het gemeentehuis vanaf het Raadhuisplein en vanaf de achterplaats kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
bij de secretarievleugel stond een zittende vrouwenfiguur, vervaardigd door F.C. Coppelmans. Vanuit het hoofdgebouw leidden beglaasde gangen naar de lage vleugels, waarvan er een was bestemd voor de secretarie en een voor de gemeentebedrijven. De gangen naar de kantoorvleugels kwamen rechtstreeks uit op de burgerzaal, wat de centrale 16
Afb. 21. Het gemeentehuis vanaf de achterplaats kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
betekenis van deze ruimte bekrachtigde. De vrije, asymmetrische plaatsing van de lage vleugels verleende de binnenplaats, ondanks de symmetrische achtergevel, de vierkante vijver en de statige inrichting, een enigszins informeel karakter. In de praktijk kwamen de meeste Bestenaren niet via de ingang aan de voorzijde binnen, maar namen ze de ingang aan de meer intieme achterzijde. De koppen van de kantoorvleugels waren net als het hoofdgebouw bekleed met Kirchheimer Müschelkalk. Over de volle lengte van de vleugels strekt zich aan beide zijden een vensterzone uit, waardoor de ambtenaren in de vleugels hun werk verrichtten onder de ogen van passerende burgers. De kantoren ontvingen deels ook hun daglicht uit ronde lichtkoepels in het dak. Deze ronde lichtkoepels zijn ook aangebracht op de tweede verdieping van het hoofdgebouw. Tijdens de bouw vonden er aanpassingen aan het ontwerp plaats om het mogelijk te maken de vleugels later met een verdieping te verhogen. Het interieur In het interieur valt op dat in vrijwel alle vertrekken en gangen de oorspronkelijke stalen kozijnen en beglazing (thermopane dubbelglas) nog aanwezig is. Vloertegels en hardstenen lijsten, vrijwel alle deuren dorpels, opstapjes bleven ongeschonden. Van de vroegere strakke inrichting met lichte en ingetogen kleurstellingen, die geheel in handen was van de architect, is wel op een aantal plaatsen afbreuk gedaan. Op allerlei plaatsen springen vette kleuren in het oog, die zijn aangebracht in een poging het zakelijke gebouw wat op te fleuren. De moderne meubels, geleverd door de firma Verhouden uit Oirschot kregen minder degelijk uitziende opvolgers. Barokke en frivole armaturen kwamen in de plaats van veel strakkere voorgangers. Belangrijke onderde17
Afb. 22. De hal of burgerzaal kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
len van de inventaris ontwierp De Bever zelf of liet hij vervaardigen door kunstenaars. Zelf ontwierp hij het strakke wandmeubel in de kamer van de burgemeester. Kunstenaar A.C. Ninaber van Eyben uit Boxtel ontwierp de zetel van de burgemeester met het wapen van Best in de bekroning. De kunstenaars die bijdragen leverden aan de Afb. 23. De hal of burgerzaal in 2010. Foto Gerrit Vermeer.
18
Afb. 24. De kamer van de burgemeester kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
inrichting van het interieur en de binnenplaats, moesten hun werk ter goedkeuring voorleggen aan de architect, die hierover rapporteerde aan de gemeente. De burgerzaal De hal of burgerzaal bestaat uit een smalle beuk ter breedte van de gangen op de verdiepingen en een bredere beuk, gescheiden door ranke, met mozaïektegels beklede kolommen. De brede en hoge openingen in de achtergevel gaan op vanaf de vloer. In de zijgevels staan de vensters verder uiteen. Een plint van zwarte, gepolijste hardsteen meandert om de toegangen en de vensters heen en vormt zo een doorlopend motief rondom de hele zaal. In september 1959 koos de architect voor vloerverwarming in de burgerzaal, omdat hij geen verwarmingsradiatoren tegen de muren wilde hebben. Daartoe moest hij de oorspronkelijk geplande cusveller vloer (een vloer van prefab betonliggers met daarop een wapening en gestort beton) vervangen door een vloer van gewapend beton. Om constructieve redenen besluit hij ook de vloer van de verdieping van gewapend beton te maken. Op de vloer liggen nog de oorspronkelijke, stemmig getinte kwartsiettegels. De wanden in de burgerzaal moesten volgens het subtiele kleurenschema uit juli 1961, net als in de rest van het gebouw, worden uitgevoerd in lichte, bijna witte tinten, in dit geval Varosieau 400. In de meeste ruimtes zijn ook de plafonds licht, maar in de burgerzaal zaten tegen het plafond oorspronkelijk geprofileerde delen van teak. Later is op dit plafond een dikke, veel lichtere verflaag aangebracht. De ingetogen, strakke lampen uit de begintijd hebben plaatsgemaakt voor nogal uitbundige, ronde lampen die weinig recht doen aan de subtiele en ingetogen architectuur. Voor de burgerzaal liet De Bever door F.C. Coppelmans een houten beeld van Sint Odulphus vervaardigen. Zelf ontwierp hij het ijzeren voetstuk. 19
Afb. 25. De raadzaal kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
De gedenksteen, die de opening van het gemeentehuis memoreert, in de gang naar de voordeur, is eveneens ontworpen door De Bever. Op 14 januari 1965 gaf de gemeente Best aan de kunstschilder W. van der Plas opdracht een portret te schilderen van de kort daarvoor overleden architect. Van der Plas had eerder al 12 portretten van Afb. 26. De raadzaal in 2010. Foto Gerrit Vermeer.
20
oud-burgemeesters geleverd voor 10.000 gulden, Dit keer vroeg hij 2.500 gulden voor slechts een portret. De gemeente plaatste wel enige kanttekeningen bij de plotselinge prijsverhoging, maar verleende de opdracht toch. Het portret van De Bever heeft nog jarenlang in de burgerzaal gehangen, maar is later aan de familie De Bever overgedragen. De raadzaal De raadzaal op de verdieping neemt in het gemeentehuis uit 1962 nog steeds een prominente plaats in. De imposante vensterpartij kijkt echter niet meer uit over een ruim plein, maar op een bekrompen binnenplaats met een nogal wilde beplanting met hoge bomen. De vroeger strak ingerichte en door zijn hoogte en hoge vensters heldere en imposante zaal, verloor zijn oorspronkelijke karakter, doordat daar bij een recente verbouwing enkele kamertjes zijn ingehangen. Een houten ovaal met een gekleurde rand tegen het huidige, verlaagde plafond boven een eveneens ovale vergaderopstelling weerspreken de ingetogen statigheid van de vroegere ruimte. De hangkamers, die zijn bevestigd aan de ijzeren kolommen die hier het dak ondersteunen, zijn gelukkig vrij makkelijk weer te verwijderen. In mei 1962, toen de inrichting in volle gang was, zocht De Bever naar een kunstenaar voor het vervaardigen van een mozaïek in de raadzaal, maar uiteindelijk verleende hij daarvoor nooit een opdracht. Vermoedelijk had hij dit mozaïek gedacht tegen de achterwand. Het gemeentebestuur had in april 1956 echter al kunstschilder W. van der Plas uit Helvoirt opdracht gegeven twaalf portretten van oud-burgemeesters en notabelen te maken. Uiteindelijk kwamen deze portretten in de raadzaal te hangen, zoals vermoedelijk van begin af aan de bedoeling was. Deze portretten hangen er nog steeds, aangevuld met die van latere burgemeesters. Als een van de laatste onderdelen van het gemeentehuis ontwierp De Bever de voorzittershamer met het wapen van Best. WAARDESTELLING EN AANBEVELINGEN De traditionalistische architectuur uit de twintigste eeuw was lange tijd een verwaarloosd onderwerp binnen de architectuurgeschiedenis. Daarin begint de laatste jaren verandering te komen. Tot de architecten van deze stroming die steeds meer waardering genieten, behoort ook C.H. de Bever. Binnen het katholieke Noord-Brabant vervulde hij vanaf de late jaren dertig een leidende rol binnen de katholieke architectuur. Zijn oudste ontwerp, dat voor de ijzerwinkel met magazijn van W, van der Schoot in Eindhoven (een rijksmonument), was nog modernistisch, maar daarna kenmerkt zijn werk zich vooral door een zeer puristisch en strak uitgevoerd traditionalisme. Onlangs is het door hem en C. van Moorsel in 1947 ontworpen sanatorium De Klokkenberg in Breda, waarin De Bever met zijn strakke en subtiele traditionalisme een bijna archetypische eenvoud wist te bereiken, aangewezen als topmonument. Het gemeentehuis in Best, een ontwerp uit 1955, aangepast in 1959, behoorde tot de werken die C.H. de Bever zelf als geslaagd beschouwde. Deze werken liet hij door gerenommeerde fotografen in beeld brengen. Dit met het oog op mogelijke publicaties in vakbladen. Doorgaans verschenen er korte artikelen van zijn werk in het Bouwkundig Weekblad of het Katholiek Bouwblad. Bij deze artikelen werd de architect verzocht de benodigde afbeeldingen te leveren. Het gemeentehuis in Best trok in 1966 de aandacht van Bouwwereld (jaargang 62, pagina 1103-1105). Het artikel bestond voornamelijk uit foto’s. 21
Afb. 27. De trouwzaal kort na de bouw. Archief De Bever Architecten, Eindhoven.
Binnen het oeuvre van De Bever neemt het gemeentehuis van Best een bijzondere plaats in, omdat het veel dichter bij het toenmalige modernisme staat dan vrijwel al zijn andere werken. Het staat ver af van zijn eerdere, niet uitgevoerde ontwerp voor het gemeentehuis in Best uit 1938-1938 en zijn gemeentehuis in Eersel uit 1954-1956, Afb. 28. De trouwzaal in 2010. Foto Gerrit Vermeer.
22
die zich kenmerken door traditionele vormen in baksteen en hoge daken. Het gemeentehuis in Best, waarvan de eerste ontwerpschetsen uit 1955 dateren, heeft een plat dak en is vrijwel geheel gespeend van historische vormen. Het blokvormige hoofdgebouw maakt met uitzonderling van de raampartij van de raadzaal een tamelijk gesloten indruk, maar De Bever paste veel glas toe in het ronde trappenhuis en de verdwenen kantoorvleugels, die hij, ongebruikelijk voor hem, vrij in de ruimte zette. In de detaillering en de verfijnde afwerking doet dit ontwerp zeker niet onder voor andere ontwerpen van zijn hand. Het is denkbaar dat De Bever zijn ontwerp aanpaste aan de ambitieuze plannen die eind jaren vijftig en begin jaren zestig bestonden voor een modernistische uitbreiding van Best. In 1958 werd het duidelijk dat Best spectaculair zou moeten groeien, en werd de voorgevel van het gemeentehuis in de richting gedraaid, waar het nieuwe stadshart moest verrijzen. In besprekingen over de stedenbouwkundige structuur in deze periode werd het nieuwe Raadhuisplein genoemd als de plaats waar het oude en het nieuwe Best elkaar zouden ontmoeten. Historisch gezien markeert de bouw van het gemeentehuis een belangrijke fase in de ontwikkeling van Best in de periode van de wederopbouw. Helaas zijn de lage kantoorvleugels en de representatieve ruimte die ze omsloten verdwenen, maar het blokvormige hoofdgebouw verkeert nog nagenoeg in zijn oorspronkelijke staat en maakt nog steeds een uiterst degelijke en duurzame indruk. Dit bouwdeel uit 1962 heeft door zijn kwalitatief hoogwaardige architectuur nog steeds de mogelijkheid om de omgeving te verrijken. Van de huidige inrichting valt op dat deze vrijwel overal probeert het ingetogen en zakelijke karakter van de architectuur te ontkennen door de toepassing van zware kleuren en barokke en frivole vormen. De huidige inrichting gaat zo uitdrukkelijk in tegen de aard van het architectonische ontwerp. De inbouw van een hangverdieping en de huidige inrichting heeft de ooit Afb. 29. De gang op de eerste verdieping. Helemaal rechts de ingang van de trouwzaal, links daarvan de subtiel vormgegeven toegang tot de vroegere garderobe. Foto Gerrit Vermeer.
23
lichte en heldere raadzaal verandert in een tamelijk bedompte ruimte, met een zwaar ovaal tegen het lage plafond. De zwaarste aantasting van het oude gemeentehuis vormt de in 1988 toegevoegde nieuwbouw. Uit de vroegere ingang aan de voorzijde leidt een gang uit dat jaar naar een architectonisch weinig aansprekende nieuwbouwvleugel, die het zicht op de voorgevel van het oude stadhuis blokkeert. Dit zicht wordt verder belemmerd door een wilde tuin met hoge bomen op de binnenplaats van de nieuwbouw. De vroegere architectuur komt hierdoor niet langer tot zijn recht en de raadsvergaderingen zijn niet meer vanaf de openbare ruimte te zien, zoals ooit de bedoeling was. De voorgevel van het gemeentehuis uit 1962 is binnen het huidige complex een achtergevel geworden. De vroeger achtergevel dient nu als een voorgevel en staat aan het westelijke deel van het huidige Raadhuisplein. Het nieuwe gemeentehuis uit 1988 en de sloop van de vroegere kantoorvleugels hebben de stedenbouwkundige structuur uit de periode van de wederopbouw in hoge mate aangetast, zonder dat daar nieuwe stedenbouwkundige kwaliteiten voor terug zijn gekomen. Een van de vleugels van de nieuwbouw staat op het representatieve voorplein van het oude gemeentehuis. Het plein is hierdoor aanzienlijk verkleind. Er bleef niet veel meer van over dan een met bomen beplante parkeerplaats. Aan de achterzijde van het oude gemeentehuis is een plein ingericht, vlak bij de plaats waar zich vroeger het driehoekige dorpsplein bevond. Aan de noordzijde van dit plein volgt de Hoofdweg nog zijn oorspronkelijke gebogen loop, maar het plein mist het besloten karakter van het vroegere dorpsplein. Aan de westzijde kent dit plein geen duidelijke rooilijn en het zuidelijke gedeelte van het plein gaan over in een al even onduidelijk begrensde parkeerplaats. De architectuur van de nieuwbouw van het gemeentehuis bezit niet de kwaliteit om Afb. 30. Het Raadhuisplein met het gemeentehuis uit 1962 en de nieuwbouw uit 1988. Bing Maps 2010.
24
het aangetaste en verbrokkelde plein alsnog enig karakter te verlenen. De aansluitingen tussen het oude gebouw van De Bever en de nieuwbouw werken storend, omdat de nieuwbouw op geen enkele manier inspeelt op de oude architectuur. De gele kleur van de baksteen vormt een flauwe kleurencombinatie met die van het waardige natuursteen en steekt daar goedkoop bij af. Het donkere spiegelglas van de nieuwbouw heeft niets gemeen met de doorzichtige raampartij van de raadzaal en het geheel doorzichtige trappenhuis. Het donkere spiegelglas hoort iconografisch gezien niet bij een gemeentehuis, waar juist het idee van transparantie aan de orde is. Donker spiegelglas verbergt. De schuine vlakken aan de bovenzijde van de gevels spelen in op de schuine dakschilden van de tamelijk saaie woningbouw uit de jaren tachtig aan de west- en zuidkant van het plein. Het gemeentehuis heeft juist vormovereenkomsten met deze architectuur die evenmin erg aansprekend is. De nieuwe ingang van het gemeentehuis, aangebracht in een lage hal van donker spiegelglas, vormt alles behalve een waardige entree. De meeste mensen zullen het donkere glas eerder associëren met casino’s, waarin dergelijk glas vaak wordt toegepast om de gokkende bezoekers enige privacy te suggereren. Gelet op de bovenstaande constateringen kom ik tot de bovenstaande conclusies en aanbevelingen: 1. Het gemeentehuis van C.H. de Bever uit 1962 is een werk van hoogstaande architectonische kwaliteit uit de periode van de wederopbouw, waarin de gemeente Best een ingrijpende transformatie onderging als gevolg van een buitengewoon snelle groei. Door de nieuwbouw uit 1988 komt dit bouwwerk niet meer goed tot zijn recht. Het gebouw verkeert nog bijna volledig in zijn oorspronkelijke staat en is de moeite van het behouden meer dan waard. Als het gebouw architectonisch misschien in de toekomst weer wat meer tot zijn recht komt door renovatie van de omgeving, komt het zeker ook in aanmerking voor plaatsing op een monumentenlijst. 2. De huidige inrichting van het gemeentehuis uit 1962 met zware kleuren en nogal barokke en frivole vormen doet geen recht aan het karakter van de architectuur. Aan de hand van het archief van het architectenbureau De Bever zou het oorspronkelijke interieur tot in details gereconstrueerd kunnen worden, maar dat is niet echt nodig en ook niet wenselijk. Op zich is het voldoende, en ook een uitdaging waar eer mee ingelegd kan worden, om de inrichting weer in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke kleurstelling van overwegend lichte en gedempte kleuren en om weer recht te doen aan het heldere en zakelijke karakter van de architectuur. De oude opnames van het interieur die kort na de voltooiing zijn genomen zouden hierbij als bron van inspiratie kunnen dienen. 3. De huidige hangverdieping in de raadzaal doet afbreuk aan het heldere en transparante karakter en de vroegere waardigheid van deze ruimte. Het verdient aanbeveling de spreekkamertjes in deze hangverdieping op de duur op een andere plek onder te brengen en de hangverdieping te verwijderen. 4. De voorgevel van het gemeentehuis is bij de aanbouw van de nieuwe vleugel in 1988 in wezen onaangetast gebleven. Het verdient aanbeveling deze waardige voorgevel weer zo veel mogelijk vrij te leggen en misschien bij deftige gelegenheden weer als hoofdingang te benutten, als alternatief voor de weinig representatieve hoofdingang van de nieuwbouw uit 1988. Op zijn minst moet daartoe de gang, die nu uit de toegang steekt, worden gesloopt en zullen de hoge bomen in de tuin op de binnenplaats 25
verwijderd moeten worden. Als zich een gelegenheid voordoet zou de oostelijke nieuwbouwvleugel, die nu het zicht op de voorgevel van het oude raadhuis wegneemt en die het vroegere plein aanmerkelijk verkleind en verbrokkeld, het beste gesloopt kunnen worden. De nieuwbouw op deze plaats was stedenbouwkundig gezien een weinig gelukkige keuze. 5. Achter de vroegere achtergevel van het oude gemeentehuis is nu een vaag begrensd plein ingericht, vlakbij het vroegere driehoekige dorpsplein, dat een besloten en intiem karakter had. In 1962 verdween dit pleintje, maar daar kwam een door lage, doorzichtige kantoorvleugels omsloten gebied met vijver en tuin voor terug. Bij toekomstige aanpassingen zou overwogen kunnen worden dit intieme en besloten karakter in het westelijke gedeelte van het Raadhuisplein weer terug te brengen. De vroegere achtergevel van het gemeentehuis zou daarbij ook weer achtergevel kunnen worden. Gerrit Vermeer, augustus 2010
26