KBVB
Animatie van
DEBUTANTJES (5-6 jaar)
K.B.V.B. Technisch Departement
Uitgegeven op 01 september 2005
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
Nadruk verboden Alle rechten voorbehouden
1
Inhoudstafel:
1.Situering................................................................................................................................... 3 2.Specifieke kenmerken van debutantjes.................................................................................... 3 3. Beschrijving van een specifieke aanpak............................................................................... 4 4.Organisatie van de activiteiten................................................................................................. 6 5.Wie staat in voor de begeleiding..............................................................................................6 6.Oefenstof en tips...................................................................................................................... 7 7.Besluit ................................................................................................................................... 10 8.Bibliografie ........................................................................................................................... 10
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
2
1. Situering Enige tijd geleden werd de leeftijd om aan te sluiten bij een club teruggebracht tot 5 jaar zodat er een nieuwe categorie in het leven werd geroepen: de debutantjes. Dat brengt met zich mee dat nu ook 5-jarige spelertjes in clubs hun opleiding kunnen starten. Een verantwoorde begeleiding van deze 5- en 6-jarigen is noodzakelijk en gaat vanzelfsprekend gepaard met een zeer specifieke, leeftijdsgerichte aanpak. In een eerste deel zullen de specifieke kenmerken van de 5- en 6- jarigen in detail onder de loep genomen worden. Daarna wordt er een specifieke aanpak beschreven aan de hand van het leerplanmodel van de Federale Trainersschool. Vervolgens wordt de organisatie uiteengezet waarin dergelijke trainingsactiviteiten georganiseerd kunnen worden. Verder komen ook de begeleider, mogelijke oefenstof en extra tips aan bod.
2. Specifieke kenmerken van debutantjes Als er gesproken wordt over debutantjes, hebben we het over kinderen van 5 en 6 jaar. Dat wil zeggen, kinderen die normaal gezien in de 3de kleuterklas of het 1ste leerjaar van de lagere school zitten. Debutantjes komen elke dag opnieuw in aanraking met allerlei nieuwigheden. Een hele nieuwe wereld gaat open; ze moeten in de exploratiefase leren lopen, werpen, vangen, trappen, dribbelen, enz. Zowel op fysiek, psychologisch, psychomotorisch als op voetbalspecifiek vlak zijn debutantjes een categorie apart. Er zijn zelfs grote verschillen in vergelijking met 7-8-jarige duiveltjes. Als we een 5-jarige observeren op fysiek vlak, zien we meestal een kind met een veeleer gebrekkige coördinatie. Kenmerkend is het onbeholpen bewegen met weinig lichaamsbeheersing en weinig evenwichtsgevoel. Het kind heeft weinig lichaamsbesef en ook het besef van ruimte en tijd blijkt weinig tot niet aanwezig. Daartegenover staat wel dat de debutantjes over het algemeen een grote lenigheid hebben wat de kans op spierletsels en andere blessures aanzienlijk verkleint. Kracht, uithouding en concentratievermogen zijn dan weer veel minder ontwikkeld. Vooral het lopen gebeurt erg oneconomisch met veel energieverlies tot gevolg. Kinderen van die leeftijd zijn daarom snel moe maar recupereren goed waardoor ze toch een hele middag kunnen spelen. Op psychologisch vlak worden debutantjes gekenmerkt door een grote spontaniteit. Kinderen in deze leeftijdscategorie spelen graag en maken graag plezier. Alles wat je hen op een uitdagende manier vraagt, doen ze met een groot enthousiasme zolang het gevraagde binnen hun mogelijkheden blijft. Hou er evenwel rekening mee dat ze door een beperkt concentratievermogen geen opdrachten van lange duur kunnen uitvoeren aangezien ze vaak erg onrustig en snel afgeleid zijn. Debutantjes zijn ook sterk op zichzelf gericht. In groep denken of rekening houden met anderen terwijl ze zelf een opdracht tot een goed einde proberen te brengen, kunnen ze nog niet. Elk van hen eist steeds bijzonder veel individuele aandacht wat veel energie vraagt van de jeugdopleider en andere begeleiders.
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
3
Het grote voordeel is dat de kinderen enorm gehecht geraken en opkijken naar hun jeugdopleiders. Alles wat hen wordt voorgedaan, trachten ze na te bootsen. De psychomotoriek, wat inhoudt: "juist en aangepast bewegen", geeft een beeld van hoever een kind staat in de lichamelijke ontwikkeling en hangt heel nauw samen met coördinatie. Wanneer we kijken naar de debutantjes zien we dat zij hun lichaam nog helemaal niet optimaal hebben leren kennen en het daardoor ook vaak slecht gebruiken in situaties die bepaald worden door tijds- en ruimtelijke elementen. Heel belangrijk om weten is echter dat een 5-jarige aan de start staat van een ideale leerperiode, de "gouden leeftijd" genoemd, die globaal gezien de periode overkoepelt van 8 tot 12 jaar. Wanneer we tenslotte een kind van 5 jaar op voetbalspecifiek vlak bekijken, komen we tot de vaststelling dat hij of zij enkel oog heeft voor de bal. Daarom heeft een debutantje absoluut nog geen zin voor samenspel en wel om twee specifieke redenen. Op psychologisch vlak is het van nature egocentrisch ingesteld. Daarbovenop heeft het door een zeer gebrekkige techniek omzeggens geen aandacht over voor ploegmaats en tegenstanders. Dit is de belangrijkste reden waarom grote wedstrijdvormen niet de ideale activiteiten zijn om aan te bieden aan deze leeftijdscategorie. Verder valt ook op dat zij weinig tot geen besef hebben van uitslagen of standen; bedenk daarbij dat een kind van 5 jaar amper getallenreeksen kan onthouden.
3. Beschrijving van een specifieke aanpak Rekening houdend met wat in vorig hoofdstuk aan bod kwam, wordt in deze syllabus een specifieke aanpak beschreven met als doel een verantwoorde begeleiding te organiseren inzake het animeren van debutantjes. Het leerplanmodel van de Federale Trainersschool (zie tekening) dat een indeling en overzicht geeft van de na te streven leerdoelen en leerinhouden per leeftijdscategorie, voorziet voor kinderen jonger dan 6 jaar een eerste fase waarin van het voetbalspel zelf weinig of geen sprake is. Het kind leert algemene balvaardigheden aan zoals het werpen, het vangen en het trappen met als doel de oog-hand en de oog-voet coördinatie te verbeteren. Deze vaardigheden leren kinderen het best aan terwijl ze naast elkaar en los van elkaar spelen.
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
4
Bij het aanleren van de algemene balvaardigheid dient er allereerst rekening gehouden te worden met de specificiteit van een kind van 5 à 6 jaar. Aangezien de kinderen op die leeftijd graag spelen is het belangrijk om het FUN-aspect, m.a.w. het speels element, in de animatie te voorzien. Zorgen voor uitdagende tussen- en wedstrijdvormen is dus een must. Wetende dat deze spelertjes vooral het eigen IK centraal plaatsen, wordt best veel oefenstof aangeboden waarin elke speler een eigen bal heeft. De spelertjes zijn daarenboven visueel ingesteld wat met zich meebrengt dat uitleg en demonstratie best tegelijkertijd aangeboden kunnen worden. Herinner u dat het kind ook bijna alles nabootst wat hij of zij ziet. Daarnaast geldt de algemene regel dat één beeld vaak meer zegt dan duizend woorden. Om de kinderen geconcentreerd te houden kan men best veel verschillende vormen aanbieden in dezelfde organisatie. Een activiteit duurt beter niet langer dan tien minuten en de tijd tussen de activiteiten dient zo kort mogelijk te zijn aangezien een grote bewegingsdrang kenmerkend is voor deze kinderen. Zij kunnen nog niet goed gedisciplineerd wachten op een volgende activiteit zodat deze goed op elkaar moeten aansluiten. Een tweede punt waarmee rekening gehouden moet worden bij het aanleren van de algemene balvaardigheid is dat oog-hand coördinatie perfect als basis kan dienen voor oogvoet coördinatie. Vaak is deze tweede vorm van coördinatie nog te moeilijk voor een vijfjarige om onmiddellijk mee te starten waardoor het kind snel gedemotiveerd kan worden. Daarom raden wij aan om regelmatig oog-hand coördinatie aan bod te laten komen. Het is in de eerste plaats gemakkelijker dan oog-voet coördinatie aangezien de weg van de zenuwbaan van de hersenen naar de hand korter is. Daarnaast heeft het kind steeds visuele controle wat bij voetenwerk vaak niet het geval is: men kan de bal niet altijd zien bij het drijven van de bal en het dribbelen. Daarbij komt bovendien dat de bal los is terwijl bij oefeningen met de hand er veel meer controle is. Een laatste reden waarom oog-hand coördinatie gemakkelijker is, is de fijnere motoriek die er op die leeftijd reeds aanwezig is in de bovenste ledematen. De segmenten in het been (bovenbeen, onderbeen, voet) daarentegen bewegen nog te veel in één blok en te weinig onafhankelijk van elkaar waardoor fijnere bewegingen niet mogelijk zijn. Daarnaast is er nog een grote transfer tussen oog-hand en oog-voet coördinatie. In beide gevallen moeten er vaak twee taken tegelijk uitgevoerd worden zoals een verplaatsing gecombineerd met het werpen of vangen van de bal. Ten tweede komen de perceptie en de beoordeling van de balbaan in de tijd en de ruimte in zowel oog-hand als oog-voet coördinatie aan bod. Ook moet het kind leren om de bewegingen te sturen in zowel nauwkeurigheid als kracht wat nog een extra reden is om bij vijfjarige kinderen te starten met oog-hand coördinatie. De algemene balvaardigheid kan perfect gezien worden als voorfase op het doelgerichte vormingsproces van de jeugdvoetballer. Op jonge leeftijd went het kind aan het gedrag van de bal, leert hoe de bal reageert wanneer hij of zij er op trapt, voelt aan hoe hard of zacht de bal geraakt moet worden in een bepaalde situatie en ook wat het moet doen om de bal bij te houden terwijl het loopt. Binnen deze specifieke aanpak zijn er reeds twee van de vier fasen in de ontwikkeling van het aanleren van balvaardigheid naar het presteren in groepsverband die doorlopen kunnen worden naargelang de evolutie en de ontwikkeling van de debutantjes. Onder de zes jaar richten we ons zoveel mogelijk op de ontwikkeling van de balvaardigheden. In de tweede fase die algemeen geldt van zes tot acht jaar evolueert de jeugdopleider van het naast elkaar en los van elkaar spelen naar individueel tegen elkaar spelen. Gaandeweg wordt door deze oppositiespelen het egocentrisme, dat van nature eigen is aan deze jonge kinderen, doorbroken. Dit komt vooral in de derde fase aan bod, vooral bij kinderen van acht tot tien jaar. Meer specifiek wordt de prestatie afhankelijk gemaakt van één of meerdere spelers; het gaat hier om samenspel zonder gedifferentieerde opdrachten. In een vierde fase (meestal
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
5
van tien tot twaalf jaar) komen wel gedifferentieerde opdrachten aan bod waarbij zowel het groepspresteren als de individuele prestatie aan bod komen. In een laatste maar daarom niet minder belangrijke punt rond het bijbrengen van algemene balvaardigheden, dient men rekening te houden met de manier waarop informatie overgebracht wordt naar het kind. Spreek daarom steeds de taal van het kind, vermijd abstracte begrippen zoals “verdedigen” maar gebruik daarentegen kindvriendelijke termen zoals “afpakken”. Roep de kinderen tussen 2 oefeningen door samen en vraag hun aandacht. Spreek hiervoor een bepaald aandachtssignaal af zodat er geen onduidelijkheid over bestaat. Tracht steeds dezelfde kindervoetbaltaal te gebruiken om dingen uit te leggen. Leg bij het geven van feedback altijd de klemtoon op het positieve en moedig de kinderen ook zoveel mogelijk aan. Let er ook op dat je niet steeds vooraf coacht: laat de kinderen zelf de oplossing vinden. Wanneer je een nieuwe oefening aanbrengt, combineer dan uitleg met een demonstratie zodat de kinderen deze onmiddellijk kunnen nabootsen. Een beeld zegt meer dan duizend woorden!
4. Organisatie van de activiteiten Uit wat hierboven beschreven werd, kunnen we meteen afleiden dat het niet vanzelfsprekend is om een groep kinderen van vijf en zes jaar op een verantwoorde manier te animeren. Daarom moet alles goed voorbereid worden rekening houdend met een heel aantal richtlijnen. Eerst en vooral vertrekken we vanuit een eenvoudige, vaste organisatie op een afgebakend plateau. De organisatie wordt best zo gekozen zodat er verschillende opeenvolgende wedstrijd- en tussenvormen aangeboden kunnen worden. Aangezien elk kind op elk moment individuele aandacht vraagt, heeft de jeugdopleider geen tijd om tussen de activiteiten bijkomend materiaal te plaatsen of het teveel aan materiaal weg te plaatsen. Indien hij dit wel doet, heeft hij niet voldoende controle over de kinderen wat heel wat gevaren met zich meebrengt. Juist omdat de vraag naar aandacht zo groot is, dient er gewerkt te worden met kleine groepjes van maximaal tien kinderen. Tracht de groepjes zoveel mogelijk naar gelijk niveau op te maken aangezien de interindividuele verschillen vrij groot kunnen zijn. Gelijke niveaugroepen werken een vlotte organisatie in de hand. Daarnaast dient de jeugdopleider een zeer gevarieerd aanbod van wedstrijd- en tussenvormen aan te bieden. Bij de allerjongsten zijn vormen die langer duren dan tien minuten uit den boze omwille van de hierboven reeds aangehaalde leeftijdsspecifieke kenmerken. Nooit mag het zo zijn dat het animeren van debutantjes een kopie is van voetbal voor volwassenen. Al te vaak komt het voor dat een goedmenende vrijwilliger de plaatselijke jeugd traint op basis van oefeningen overgenomen uit trainingen voor miniemen, knapen, scholieren of zelfs volwassenen. Een vijfjarig kind moet behandeld worden als een vijfjarige en is geenszins te begeleiden als een mini-volwassene. Denk erom: het kind staat centraal!
5. Wie staat in voor de begeleiding Uit wat in vorige hoofdstukken aan bod kwam, werd snel duidelijk dat het animeren van debutantjes een heel zware opgave is. Elk kind voortdurend aandacht kunnen geven, heel veel variëren in oefenstof en deze met een niet aflatend enthousiasme overbrengen, op ieder moment attent zijn en je steeds inleven in de situatie van het kind, zijn maar enkele van de vele taken die van groot belang zijn in de animatie van debutantjes. Daarom wordt wel vaker gezegd dat de beste jeugdopleiders aan de basis van de jeugdopleiding werken. Geduld, inzicht in en kennis van de leeftijdsspecifieke kenmerken met oog voor de totale persoonlijkheidsontwikkeling van de kinderen, zijn maar enkele eigenschappen die de
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
6
jeugdopleider zeker moet bezitten. Daarnaast is hij opvoeder, animator, begeleider en nog veel meer! Denk erom: als jeugdopleider ben je er om het kind in een juiste omgeving te plaatsen en te begeleiden bij het ontdekken van de oplossing als het er zelf niet in slaagt om onmiddellijk de oplossing te vinden!
6. Oefenstof en tips Bij het uitkiezen van oefenstof tracht je ervoor te zorgen dat ze voldoende variatie en afwisseling bevat. Daarnaast moet er voldoende plezier (=FUN) gemaakt worden en al spelend moet er geleerd (=FORMATION) kunnen worden in een attractieve, uitdagende en uitnodigende context. Wissel wedstrijd- en tussenvormen af en zorg voor veel herhalingen zonder dat de spelertjes dit gewaarworden. WEDSTRIJDVORMEN Vereenvoudig het voetbalspel door het aantal spelers te reduceren, het speelveld te verkleinen en de spelregels te vereenvoudigen. Een voorbeeld hiervan is het weglaten van de buitenspelregel voor de duiveltjes en preminiemen. Rekening houdend met de leeftijdsspecifieke kenmerken van de debutantjes raden wij af om wedstrijdvormen te organiseren met meer dan 6 spelers. Twee spelers met doelman tegen twee spelers met doelman is daarbij de grootste wedstrijdvorm die in deze categorie aan bod mag komen. Aangezien deze kinderen hun aandacht zo hard richten op de bal is het daarom totaal overbodig om te coachen op positiespel. Begeleid enkel en leid de wedstrijdvorm in goede banen voor een zo vlot mogelijk verloop en maximaal spelplezier van de kinderen. Spelers laten dribbelen, laten ontdekken, zichzelf laten ontplooien en al spelend leren omgaan met de spelregels is aan de orde. Vaak weten de spelers aanvankelijk niet in welk doel ze moeten scoren. Hanteer daarom hulpmiddelen zoals gekleurde kegels en overgooiers om hen dit duidelijk te maken. Plaats bijvoorbeeld voor de gele ploeg een gele kegel in het doel waarin gescoord moet worden. Een andere kegel in het andere doel kan gebruikt worden voor de andere ploeg. Deze vorm van animatie brengt meer resultaat met zich mee dan abstracte coaching over verdedigen, aanvallen, bal onderscheppen, open gaan of diep lopen. Speel ook zoveel mogelijk met wisselende doelmannen zodat iedere speler kan deelnemen aan het spel. Volgende wedstrijdvormen en tussenvormen kunnen dienen voor het animeren van debutantjes en vindt u terug op de DVD : "Duiveltjes, al spelend leren voetballen." 1. K+1 <>1+K 2. K+1 <> 1 3. K+1 <> 2 4. K+2 <> 2 5. K+2 <> 2+K
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
7
TUSSENVORMEN Wat de tussenvormen betreft is er enorm veel variatie mogelijk. Zorg voor een goede demonstratie, geef tegelijkertijd uitleg en blijf zoveel mogelijk in dezelfde organisatie. Kijk erop toe dat er eerlijk wordt gespeeld en dat de regels voor iedereen duidelijk zijn. Hieronder volgt een opsomming van de wedstrijdvormen die getoond worden in de DVD over duiveltjes, niveau C, geschikt voor vijf- en zesjarigen. 1. Loopspelen zonder bal • Tikkerverlosser + variaties 2. Loopspelen met bal • Wisseljagersbal 3. Algemene balvaardigheid • Oog-hand-coördinatie 4. Specifieke balvaardigheid • Het passerpunt • Kap-, draai- en passeerbewegingen 5. Jonglage • Initiatie 6. Aandachts- en reactiespelen • 1-2-3 piano 7. Estafettespelen • Lichaamsbeheersing 8. Dribbelspelen • Poortenspel 9. Controlespelen • Stopvoetbal 10. Mikspelen • Kegelspel 11. Trap- en Doelspelen • Penaltykoning 12. Eindspelen • Blindeman-schaduw tellen 13. Huiswerk en trucjes • Het vliegtuigje 14. Partijspelen • Tweelingvoetbal
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
8
EXTRA OEFENSTOF TER VERBETERING VAN DE PSYCHOMOTORIEK
1. Bal leiden op de lijnen van het veld / vrij door elkaar in een vierkant. • oog-voet coördinatie / ruimteperceptie “ja” = linkervoet op de bal “fluitsignaal” = rechtervoet op de bal “arm opwaarts” = halve draai. • reageren op auditief-visueel signaal / lateralisatie 2. Bal leiden, op signaal met rechterhand de linkervoet aantikken, symmetrie. • algemene dynamische coördinatie / lateralisatie 3. Bal leiden rond de middencirkel, op signaal bal stilleggen, halve draai en verder leiden met de bal van de achtervolger. • reactiesnelheid / oog-voet coördinatie
4. De spelers staan verspreid op de 4 zijden : op signaal naar de overkant leiden en terug : wie is eerst ? • oog-voet coördinatie / ruimteperceptie / snelheid
5. Bal opwaarts trappen (afwisselend links-rechts) en éénmaal laten botsen. Idem met halve draai. Jongleren ter plaatse. Van voeten naar dijen naar hoofd. • oog-voet coördinatie
6. Touw opspannen aan doelpaal (30 cm), in golven naar het touw leiden, bal stilleggen, overliften en overspringen, terugkeren achter de opleider. • algemene dynamische coördinatie / ruimteperceptie
7. Tikbal : 4 spelers met bal proberen in de middencirkel de anderen te raken door de bal vanuit de handen op iemand te werpen, wie geraakt wordt is de nieuwe jager. • algemene dynamische coördinatie / tijdsperceptie / reactiesnelheid 8. Ter plaatse : rechtervoet op de bal, hinken en wisselen (+ bal gooien naar partner). • algemene dynamische, oog-voet en oog-hand coördinatie
9. Bal opwaarts gooien, snel de grond aanraken met 2 handen en de bal vangen. •
oog-hand en oog-voet coördinatie / ruimte- en tijdsperceptie / lateralisatie
10. Door elkaar in afgebakende ruimte : enkele spelers zonder bal proberen een bal te veroveren, wie zijn bal verliest probeert weer in balbezit te komen. • ruimteperceptie / oog-voet coördinatie
11. Per 2 : naar elkaar toe leiden met richtings- en ritmeverandering. •
oog-voet coördinatie / snelheid
12. Elke speler een bal - 2 spelers staan in het midden, de anderen staan op de
middencirkel naast een kegel. Op signaal loopt iedereen naar een andere kegel (zonder – met bal), de 2 middelste spelers trachten ook naar een kegel te lopen. 1 kegel opschuiven is niet toegelaten. • reactiesnelheid / ruimteperceptie / oog-voet coördinatie
13. Per 4 met 2 ballen in een ruit : A en B passen naar elkaar, C en D proberen beurtelings de andere bal te raken (van rollen naar trappen). • tijdsperceptie
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
9
14. Experimenteren met ballonnen – tennisballen – mousse ballen e. d. • balgewenning / tijdsperceptie / algemene dynamische coördinatie
15. Van op de doellijn naar de 16m lijn trappen: zo kort mogelijk erbij. •
ruimte- en tijdsperceptie
16. Estafette : vanop 15m om ter eerst de bal 10 x tussen 2 kegels trappen. •
ruimteperceptie / lateralisatie
17. A gooit naar B die op 1 voet staat en de bal terugwerpt. •
evenwicht
18. Elk een bal in een afgebakende ruimte, enkele tikkers hebben een overtrekje in de hand en proberen iemand aan te tikken : overtrekje doorgeven. • oog-voet coördinatie / ruimteperceptie / reactiesnelheid
19. Spreidstand zijwaarts : ter plaatse springen, benen spreiden en sluiten met bal botsen; botsen = voeten toe, vangen = voeten open. • oog-hand coördinatie
20. Kat en muis met bal aan de voet : de kat loopt rond de kring en probeert de muis 21.
te tikken die in en uit de kring loopt. • oog-voet coördinatie / ruimteperceptie Tunnelbal : 1 speler staat voor de tunnel en trapt (rolt) de bal door de tunnel, de achterste stopt de bal en leidt ermee naar voor. • oog-voet coördinatie / ruimteperceptie
7. Besluit Het animeren van debutantjes is een hele opgave. Meer nog dan bij duiveltjes is de jeugdopleider tevens animator, begeleider en opvoeder en moet hij rekening houden met de leeftijdsspecifieke kenmerken van de kinderen. Daarom is het belangrijk dat hij ieder kind voldoende aandacht kan geven. Dit kan slechts mits het gebruik van een eenvoudige, vaste organisatie, kleine, liefst homogene groepen en een verantwoorde aanpak. Elke vorm van competitie wordt daarom afgeraden aangezien wedstrijdresultaat, selecties en niet leeftijdsspecifieke opdrachten dan de bovenhand nemen. Het hoofddoel is om kinderen een maximum aan ontwikkelingsmogelijkheden te geven in een eenvoudige organisatie waarin het kind zelf centraal staat.
8. Bibliografie Bob Browaeys en Frans Masson, Het opleiden van onze jonge voetballers, de visie van de KBVB, 16-08-2004 Joost Desender en Gino Caen, Het duivels Football Fun boek, Voetbal-ABC voor kinderen vanaf 5 jaar. KBVB, DVD : Duiveltjes, Al spelend leren voetballen, realisatie Joost Desender, 2005
Infobrochure Debutantjes K.B.V.B.
10