KATERNEN 7
ONTWIKKELINGSWERK EN RELIGIE
V R A A G S T E L L I NG Het is echter opvallend, dat bij de bestudering van het ontwikkelingsvraagstuk de nadruk v r i j eenzijdig valt op politieke en e c o nomische problematiek. Er is met betrekking tot dit probleem echter veel m é é r te zeggen, ook over andere gebieden van menselijk doen en denken. Eén van die sectoren, die m . i . van fundamenteel belang i s , is de r e l i g i e , waarvan de doorwerking in zoveel aspecten van het ontwikkelingsvraagstuk wellicht onderschat wordt. In deze brochure wil ik daarom een poging doen de verhouding tussen r e l i g i e en ontwikkelingsproblematiek te schetsen. 1) SITUATIE Het is nodig dat men zich in het probleem rekenschap geeft van de situatie, tegen de achtergrond waarvan ontwikkelingshulp een verschijnsel en een probleem kon gaan v o r m e n . Natuurlijk werd e r ook v r o e g e r veel gedaan wat men zeker met het woord ontwikkelingshulp zou kunnen aangeven, maar de typische situatie, waarover w i j het hebben naar aanleiding van de vraagstelling, is na-oorlogs. Nader aangeduid: post-koloniaal. Voordien was ontwikkelingshulp een min of m e e r vanzelfsprekend uitvloeisel van koloniaal bestuur, met a l l e , tegenwoordig nogal gemakkelijk als bevoogding bestempelde, kwaliteiten en nadelen van dien. Nu na de Tweede Wereldoorlog en vooral rond 1960 (in Latijns Amerika echter veel e e r d e r ) v e l e voormalige koloniën hun z e l f standigheid v e r w o r v e n hebben, en dat dierbare goed niet zo eenvoudig te presenteren bleek, is het besef van de kloof tussen de v r o e g e r e , nu r i j k e , koloniale mogendheden en hun klaarblijkelijk beduidend a r m e r e spruiten, heel wat akuter geworden. De in de jaren '50 belangrijkste tegenstelling Oost-West, heeft wat aan kleurigheid ingeboet-, nu beide blokken, m e e r dan v e r moed veel gemeen bleken te hebben. Liever spreekt men tegenwoordig van Noord-Zuid, of presenteert de Derde Wereld als nieuwe werkelijkheid in het volkerengeheel. En uit de galantheid tegenover die Derde Wereld heeft men het dan l i e v e r over ontwikkelingssamenwerking, dan over ontwikkelingshulp. Natuurlijk krijgt de "cultural l a g " "verschil in beschavingsp e i l ) tussen de technocraten en de arme r e s t , op het internatio-
naai toneel gestalte in a l l e r l e i wrijvingen: politiek, diplomatiek, economisch. Een mooi voorbeeld van het laatste was de laatste Wereldhandelsconferentie (1968), de UNCTAD, die in feite maar een mager r e sultaat bereikte en m e e r problemen naar voren bracht dan oploste. Op politiek gebied ziet men een streven naar één-voelen van de a r men, soms v e r g e z e l d van een dreigende vuist, zoals die van Cuba's held Fidel Castro, of zelfs van voorbarige revolutie, zoals die van zijn in de g u e r r i l l a - o o r l o g gedode vriend Che Guevara. In dit verband schijnt China's held Mao voor velen, ook in het Westen, een soort lichtend voorbeeld te z i j n . Eén en ander was voor A m e r i k a ' s McNamara aanleiding de volgende puntigheid te lanceren: "Security is development". (Ontwikkelingshulp neemt de revolutiedreiging weg en waarborgt zo de eigen veiligheid). Dat v e l e r l e i spanningen echter niet zo maar ontstaan, maar hun oorzaak vinden in w e r k e l i j k reusachtige verschillen, blijkt, als men zich een blik gunt in rapporten van instanties, die zich s e r i eus met de bestudering van wereldproblemen bezig houden. Een vergelijking van nationaal inkomen per hoofd van de b e v o l king, van verschillende landen, spreekt vaak boekdelen, al moet men met het beoordelen van dergelijke c i j f e r s zeer voorzichtig z i j n , in verband met nauw verbonden, maar niet v e r m e l d e n o r m bes e f f e n . 2) IDEAAL
EN
BARRIÈRE
Wie zijn voorhoofd o v e r de ongelijke verdeling v'an rijkdom op onze aarde fronst, heeft daartoe dus wel reden. Een veelbesproken onderdeel van onder-ontwikkeling is bijvoorbeeld: voedsel-tekort. V e e l ontwikkelingshulp richt zich dan ook op de leniging van deze fundamentele nood. De voor een bevredigende voedselvoorziening noodzakelijke stijging van de produktie is z e e r groot. Z e kan slechts bereikt worden door enorme jaarlijks hoger wordende investeringen. In het algemeen zal, naar ons de planmakers berichten, de voedselproduktie van de ontwikkelingslanden over ruim 10 jaar twee maal zo hoog moeten zijn als tegenwoordig. En dat stelt allen, die bezig zijn met het welzijn van de medemens, voor een zware taak. Maar voedseltekort is geen op zichzelf staand probleem. Wil een zekere rechtvaardige balans in de v e r d e ling van rijkdom ontstaan, zodat iets van de Westerse w e l v a a r t s -
6
staat overal ter wereld genoten kan worden, dan is een totale aanpak v e r e i s t van heel het aanwezige cultuurpatroon van de meeste ontwikkelingslanden. Dit ideaal is voorlopig onbereikbaar. De weg erheen is geblokkeerd door talrijke b a r r i è r e s : economische, politieke e n z . Eén van de struikelblokken, meestal te weinig naar voren gebracht, is de religieuze basis, waarop v e l e van de ontwikkelingsgemeenschappen gebouwd z i j n . Het r e l i g i e u z e doortrekt, in welke vorm ook, heel het leven van de traditionele gemeenschappen, die aangewezen zijn op ontwikkelingshulp. De moeilijkheden en spanningen, die optreden b i j de ontmoeting van oud en nieuw, modern en traditioneel, zijn voor een belangrijk deel terug te voeren tot een verschil in religieuze grondhouding. Deze gedachte verdient nadere uitwerking. RELIGIE
EN
CULTUUR
Men zou o v e r de betrekking tussen r e l i g i e en cultuur a l l e r e e r s t theoretisch kunnen nadenken, met alle gevaren van dien. V e l e grote geesten hebben zich ingespannen r e l i g i e te o m s c h r i j ven, maar men krijgt het g e v o e l , dat er toch telkens iets ontsnapt aan de analyserende beschrijving van het v e r s c h i j n s e l . Dit komt wellicht doordat r e l i g i e zonder persoonlijke deelname iets wezenlijks m i s t . Voor ons doel kunnen w i j volstaan met r e l i g i e de meest fundamentele levens richtlijn te noemen, die vormen en waarden van het individu en de gemeenschap bepaalt en als zodanig z e e r nauw wederzijds verbonden is met welke culturele vorm ook. G O D S D I E N S T E N CULTUUR IN HET W E S T E N Maar beter dan te vervallen in generaliserende theorieën en voor ons onderwerp ook m e e r verhelderend, is het, even te b e denken, welke fundamentele rol het christendom vervulde (en v e r v u l t ) in de zogehete w e s t e r s e cultuur, die in onze dagen steeds m e e r de w e r e l d gaat beheersen. Er zijn veel pogingen gedaan de buitengewone groei van deze b e schaving te verklaren. Een menigte "oorzaken" is daartoe aangesleept, sommige minder, andere m e e r overtuigend. Men zal evenwel nooit tot een in zekere zin afdoende verklaring komen, als men het christendom als bepalende factor weglaat, zoals s o m migen in onze zogenaamde na-christelijke tijd wel eens graag 7
doen. Heel duidelijk is de overheersende plaats van het christendom in de westerse wereld , natuurlijk in de ideeëngeschiedenis en filosofie, een lange worsteling met en uitbouw van bijbelschristelijk erfgoed. Politiek en sociaal handelen wordt, o f f i c i e e l , bepaald door christelijke hiervan afgeleide deugden. Maar ook op het terrein, dat ons nu in het bijzonder interesseert, de ontwikkeling van wetenschap en techniek, is een christelijk gefundeerde grondhouding ten opzichte van de, de mens omringende wereld leidinggevend geweest in het tot stand komen van de opgang , die sinds lang de westerse cultuur tot steeds hoger prestaties aanzet. Die grondhouding i s , schijnbare tegenstrijdigheid, de "secularisering" van de menselijke wereld of liever de "ontgoddelijking" van natuur en cultuur. Dit in tegenstelling tot andere beschavingen, die elementen uit het menselijk milieu tot onderwerp van verering verhieven. Overigens willen deze opmerkingen bepaald niet suggereren dat de gang van zaken in de westerse wereld altijd de toestemming had van het instituut kerk, integendeel. Maar wel, dat, hoewel in dit opstel uiteraard onvoldoende gedemonstreerd, de opgang en ontwikkeling van de westerse cultuur in alle aspekten te maken heeft gehad met een christelijke of afgeleide visie op mens en natuur, die van visie tot een conditio sine qua non werd voor het voortbestaan van die cultuur. 3) Met het vorenstaande is ook geen waarde-oordeel uitgesproken over de produkten van de westerse cultuur, materieel of geestel i j k . Men kan niet zeggen, dat de westerse beschaving in alle opzichten beter is, of dat de dragers ervan bijzonder hoogstaande mensen zijn. De geschiedenis leert wel anders. Want afgezien van de grondhouding, is ook de westerse cultuur te beschrijven volgens het algemene formele principe van polariteitsvergroting, d . w . z . een beschaving kent voortgang als de uiterste mogelijkheden ervan verder uiteen wijken. 4 ) In zekere zin geldt deze uitwijking van mogelijkheden ook voor de geldende normen. Geen beschaving heeft zoveel mensen gespaard, maar ook geen andere zovelen vernietigd als de Westerse. Voor het overige staat de Westerse mens tegenover de produkten van zijn cultuur als evengroot zondaar als wie ook elders. Juist hij moet en kan weten van het goede en kwade in het menselijk doen en laten, handelen en denken, in het bewerken van een door God goed geschapen wereld. 8
I
RELI GI E
EN
MAGIE
Ik schreef a l , dat het religieuze een fundamenteel gegeven is voor elke cultuur. Daarop, daaromheen is heel het gebouw van gewoonten en instellingen opgetrokken. Het is niet nodig daarop v e r d e r in te gaan. Het is overal tér w e r e l d te duidelijk aanwijsbaar, dan dat men dit zou kunnen betwisten. 5) In de meeste beschavingen vinden w i j bovendien een ander v e r schijnsel, dat magie genoemd wordt. Geleerde mannen hebben er veel over gestreden, of de magie tot de r e l i g i e gerekend moet worden. Voor zover de magie eveneens betrekking heeft op een niet empirisch te bepalen werkelijkheid, is het zeker een r e l i g i eus v e r s c h i j n s e l . Voor ons doel is een eenvoudig onderscheid voldoende: in zijn r e l i g i e zoekt de mens geluk in de zin van heil, in de magie zoekt hij geluk in de zin van sukses. Magische praktijken zijn daarom veel m e e r gericht op het verwezenlijken van een konkreet doel. 6) HET
CULTUURPATROON
Vóór het kontakt met de moderne w e r e l d had elke cultuur een t r a ditioneel patroon van religieus-magische gebruiken en v o o r s t e l lingen, die het voortbestaan van de bekende w e r e l d garandeerden. Niet alleen de zogenaamde p r i m i t i e v e culturen, maar ook die, welke w i j l i e v e r beschaafd noemen, hadden zo hun eigen cultus en ritus, waarvan de instandhouding borg stond voor een goede a f loop van alle collectieve en individuele handelingen. Bavinck b e s c h r i j f t in dit verband culturele patronen als bestaande uit concentrische c i r k e l s , waarvan de centrale de godsdienst omsluit. En het is niet m o e i l i j k om uit historische en etnologische l i t e r a tuur m e e r dan genoeg voorbeelden te halen om deze gedachte te illustreren. ACCULTURATIE
EN
WEERSTAND
Wat gebeurt e r nu, wanneer een traditionele beschaving in aanraking komt met de Westerse w e r e l d , v e r z e i l d raakt in een proces van cultuuroverdracht? De superioriteit van de moderne beschaving zal in v e l e opzichten tot uiteenvallen van de traditionele patronen leiden. Laten w i j even het beeld van de concentrische c i r kels vasthouden. A l heel spoedig zal de cirkel van de m a t e r i ë l e cultuur opengebroken worden. Nieuwe voorwerpen en werktuigen 9
worden geïntroduceerd, soms ter vervanging van oude. Maar ook het economisch patroon van de oude beschaving kan daardoor niet langer intakt blijven, begrensd als het was door een min of meer stabiele voorraad van te verhandelen artikelen. En ook het sociale systeem, veelzijdig verbonden met de economische v o r m , kan vervolgens niet langer standhouden. Zo gaat het met vele aktiepatronen en overtuigingen van de oude cultuur. Het is echter opvallend, dat de inwerking van nieuwe ideeën meer tot staan gebracht wordt, naarmate de vernieuwing doordringt tot de kern van onze denkbeeldige cultuurcirkel. Ook de weerstanden tegen het nieuwe worden dienovereenkomstig krachtiger. Het is het waard om even bij het begrip weerstand stil te staan. Want men vergeet in alle bezorgdheid om het welzijn van onze medewereldburgers wel eens de vraag, of die er wel zo op g e steld zijn geholpen en vernieuwd te worden, zoals w i j soms m e nen. In het algemeen is dat vaak niet het geval. Het is bij introduktie van elke vernieuwing immers noodzakelijk, dat naast het te v e r nieuwen objekt of bestaansaspect, ook de bijbehorende waardenschaal gewijzigd wordt.
10
En het aan elke cultuur verbonden waarden- en normensysteem is bepaald niet gelijk aan onze Westerse opvattingen. Het is b . v . volstrekt onzeker of een geplande introduktie van een fisiek eenvoudiger methode om een bestaand doel in een bepaalde cultuur te verwezenlijken, zonder meer aanslaat bij degenen, voor w i e r gemak de methode uitgedacht i s . Want zelfs een v r i j simpele w i j ziging van een jarenlang gevolgde en door traditie bekrachtigde techniek betekent een verandering van gehuldigde waarden. Niet alleen moeten hersenen en spieren opnieuw ingesteld worden, maar de aan alle aktiepatronen gebonden waardering behoeft eveneens w i j z i g i n g . En primitieve culturen zijn door m a s s i e v e r traditionalisme v r i j wat minden waarden-loos dan de Westerse beschaving. Men behoeft dan ook niet verbaasd te staan bij het vernemen van zich in a l l e r l e i vormen openbarende weerstanden tegen vernieuwing en v e r w e s t e r l i j k i n g . UITERLIJKE
MODERNISERING
Wanneer een cultuur weerstand biedt tegen modernisering, is het wel duidelijk, dat de invoering van Westerse technieken en b e grippen voorlopig geen kans heeft. Maar het kan ook voorkomen dat verwesterlijking aan de buitenkant reeds v r i j v e r v o o r t g e schreden i s , t e r w i j l in feite onder de oppervlakte het magischreligieus wereldbeeld b l i j f t voortbestaan. Deze aanwezigheid van het oude denken onder het vernis van moderne beschaving is er oorzaak van, dat men uit ontwikkelingslanden soms geluiden kan horen, die ons, Westerlingen, met stomheid slaan, maar wel beg r i j p e l i j k zijn vanuit hun wereldbeschouwelijke achtergrond. Want waar cultuuroverdracht niet tevens de m a g i s c h - r e l i g i e u z e kern van een bestaande cultuur gewijzigd heeft, wordt ook het nieuwe blijvend uitgelegd met behulp van de oude kaders. Dit v e r klaart tevens, waarom zovele goedbedoelde en meestal ook goedgeplande ontwikkelingsprojecten op de één of andere manier m i s lukken of beneden het verwachte resultaat blijven. Want de v o o r bereiding en planning geschiedt vaak in de Westerse w e r e l d , met Westerse denkmethoden en in termen van een Westers waardenstels e l . Geen wonder dan, dat de brug naar een volslagen andere denkwereld maar moeilijk geslagen kan worden.
12
VOORBEELDEN Laat ik één en ander met een enkel voorbeeld illustreren, waaruit blijkt dat het magisch-religieus levensbesef kan voortduren ondanks schijnbare modernisering. Twee van de voorbeelden zijn aan Bavinck ontleend en in al hun simpelheid demonstreren z i j overduidelijk, dat moderne opvoeding v e r d e r moet gaan dan de buitenkant, wil er van enig blijvend sukses sprake z i j n . In een ziekenhuis in A f r i k a bewaarden en verzamelden v e r p l e e g sters al de resten van gei'njekteerde medicijnen. De reden? A l s z i j voldoende van een dergelijk gevaarlijk mengelmoes opgespaard hadden, injekteerden z i j het b i j zichzelf, gelovend in de overal werkende magische levenskracht van welk medicijn ook. Een a . s . o n d e r w i j z e r , ook in A f r i k a , werd gevraagd, of hij er helemaal zeker van w a s , dat men de zon ziet ondergaan, omdat de aarde draait. Dat was hem g e l e e r d , natuurlijk. Maar de knaap bleek eigenlijk toch niet te weten, of het niet een mytisch beest w a s , dat de zon tegen de avond opslokte. Dat i m m e r s was hem door zijn ouders en via hen door zijn culturele traditie, b i j g e bracht. Een stelletje c o l l e g a ' s van deze jongen wilden graag het voor hen volslagen nutteloze latijn l e r e n , hopende zo de vermeende t o v e r taal van de blanken ook m e e s t e r te worden. D e r g e l i j k e voorbeelden kan men naar eigen believen v e r m e e r d e ren door eens wat te bladeren in een of ander tijdschrift. Het zal dan g e l i j k opvallen, dat ook in ontwikkelingslanden natuurlijk verstandige zaken gezegd worden en dingen gedaan, die het r e s pekt van de Westerlingen moeten afdwingen. Maar het is tevens nuttig te vernemen, hoe de massa van het volk in dergelijke landen een moderne aanpak interpreteert. Over het algemeen blijven de niet grondig Westers opgevoeden het moderne, in welke vorm ook, als een vernuftige openbaring van aloude magische krachten zien. Zo horen w i j b . v . dat de volksgenoten van de Ivoorkust's president Houhouët - Boigny (de man, die zelf het w i j z e adagium: "Politics is de art of accommodating human and material r e l i t i e s " 1 ) ontwierp) zijn vooruitgangspolitiek bestuurd achten door zijn geloof in zwarte m a g i e . Pikante bijzonderheid: het v o l k j e van dit staatshoofd denkt, dat hij zijn wijsheid v e r k r i j g t door ' s nachts de heilige krokodillen in zijn paleistuinvijver te raadplegen. 7) 13
Men kan zich wel voorstellen, welke gevolgen een d e r g e l i j k e mentaliteit kan hebben. Wat dat b . v . voor Z u i d - O o s t - A z i ë betekent, vindt men in den brede uitgemeten in het boek van de Zweedse econoom Gunnar Myrdal "Asian D r a m a " . Men leest h i e r in, dat naast de overbekende defekten en tekorten, waaraan de betreffende landen lijden, zoals voedselschaarste, onder-industrialisatie en overbevolking, corruptie en familieloyaliteit, hun r e l a tieve "achterlijkheid" vooral te wijten is aan eeuwenoude culturele karaktertrekken en ingewortelde houdingen, waarvan z e e r belangrijk zijn: "superstitious beliefs and irrational outlook". 2 ) Dat is natuurlijk een opmerking van een Westerse geest, maar niemand zal ontkennen, dat deze in diepste zin religeus bepaalde mentaliteit een f o r s obstakel is op de weg naar een modern bestel. Een laatste voorbeeld ter illustratie van het in ogenschijnlijk m o dern klimaat, aanwezige magisch-religieus levensbesef, dat ditmaal de r e l i g i e in engere zin betreft. Ik bedoel het verschijnsel van de cargo-cult in de Pacific en op Oost-Nieuw-Guinea. In algemene termen is dit een vorm van religieuze m a g i e , die de r i j k dommen van de blanken op wonderbaarlijke wijzen aan de o o r spronkelijke, zwarte, bezitters beoogt te geven. Het is een t y pisch verschijnsel van cultuuroverdracht, dat evenwel f e r m v e r ankerd is in de inheemse mythologie. De gelovigen verwachten van hun cultus een bovennatuurlijk v e r schijnen van " c a r g o " (eigenlijke betekenis: lading g o e d e r e n ) , dat z i j in een veelsoortig religieus bedrijf hopen te bespoedigen. De vormen hiervan lopen uiteen van het aanleggen van miniatuurvliegveldjes in de dorpen, waarop de vliegtuigen met goederen zouden kunnen landen, tot het o f f e r e n van een kind, als v e r v a n ging van het "blanke" o f f e r van Christus. Natuurlijk kan ik op dit verschijnsel niet v e r d e r ingaan. Men vindt overeenkomstige bewegingen overigens in v e l e andere landen. 8) Deze voorbeelden mogen volstaan ter illustratie van een kerngedachte van dit betoog, n.1. dat veel ontwikkelingswerk noodzakelijk mislukt, omdat het geen rekening houdt met de cultuurbarriè r e , waarvan r e l i g i e een fundamenteel element i s . HET C H R I S T E L I J K G E T U I G E N I S E N DE Z E N D I N G Het zou echter half werk zijn, de onderhavige zaak met deze v r i j teleurstellende mededeling af te doen. En het zou ook onjuist z i j n . Want het christelijk belijden, dat w i j aanwezen als één van de b e langrijkste factoren in de ontplooiing van de Westerse w e r e l d , l e 14
I
Een hagepreek te Rubengera in Rwanda.
Het Evangelie verandert het leven totaal Tobo Batak doopdienst op Noord-Sumatra (Balige). foto's: Audio-Visie, N Z R , Baarn
vert ook zeer wezenlijke aanknopingspunten voor een visie op de ontwikkelingsproblematiek. Laat ik met de motivering beginnen. Natuurlijk heeft een ieder, die zijn steentje tot het ontwikkelingswerk bijdraagt, daarvoor bepaalde motieven, waarvan de meesten één of andere vorm van menslievendheid als centrum hebben. Maar achter deze schone fa^ade gaan ook wel minder fraaie drijfveren schuil. Zo lezen wij b . v . van een bekwaam man, welke mogelijke motivering hij aanwezig acht voor het lenigen van voedselnood en andere kwalen in de ontwikkelingslanden: humaniteit, nationale veiligheid en economisch belang. 9) De beide laatste motieven hebben weinig meer met onbaatzuchtigheid te maken, vooral niet wanneer deze man bij het economisch motief opmerkt, dat het stimuleren van industrie in de ontwikkelingslanden vaak neerkomt op: "laten we industrialiseren, want dit kan ons op lange termijn dollars bezorgen". Niettemin behoren deze drie genoemde motieven tot de meest naar voren gebrachte. Maar ik dacht, dat de verkondiging van de kerk nog meer te zeggen weet over de opdracht tot leniging van wereldnoden, dan alleen maar: humaniteit. Cultuuropdracht, gericht op een aarde die "des Heeren" i s , die echter ook gevallen i s , met het bevel tot verkondigend en werkend trachten lichamelijke en geestelijke nood op te heffen, dit zijn richtlijnen, die de hele wereld tot arbeidsterrein voor creatieve aktie maken. Men moet niet verbaasd staan, dat ik het christelijk belijden naar voren breng als confessionele basis voor ontwikkelingswerk. Een dergelijke basis is enerzijds de keerzijde van de medaille, waarop w i j schreven, dat ontwikkelingshulp zonder religieuze vorming tot mislukken gedoemd i s . Anderzijds was, en i s , het christendom drijvende kracht van veel uit de Westerse cultuur. Maar daarbij komt nog, dat bij goed nazien, geen enkele vorm van ontwikkelingshulp bedreven wordt zonder, al of niet openlijk erkende, confessionele basis. Het is goed dit te bedenken, vooral wanneer moderne ontwikkelaars de kerk het verwijt maken, dat z i j in haar zending alleen oog heeft gehad voor de nood van de ziel, en die van het lichaam vergeten heeft. Dat is, voor wie eerlijk oordeelt, een eigenwijze, aanmatigende en onjuiste voorstelling. Om velerlei redenen, dit moet erkend worden, heeft de missionaire berichtgeving meer gerept van geestelijke zaken, dan van haar bezig-zijn met lichamelijke nood. 16
I
Het is echter niet te ontkennen, dat de zending (voor zover kerkelijk ontwikkelingswerk in de v o l l e , ook godsdienstige zin van het woord) in onvoorstelbaar sterke mate bijgedragen heeft tot medische, educatieve, etc. verzorging van degenen, die onder haar bereik kwamen. Maar ook heeft de zending door haar prediking bijgedragen tot de ont-demonisering van het menselijk milieu, waardoor vruchten van de Westerse techniek een betere kans kregen. De totale nood, die de zending, bewust van haar opdracht, tracht te lenigen, omvat dan ook veel meer dan louter het geestelijk aspekt van het menselijk zijn. Hoe de zending respondeert, vinden w i j b . v . in een verklaring van een vrouwengroep in de Territory of Papua/New Guinea, waarin als redenen om verheugd te zijn over de huidige stand van zaken o . m . worden opgegeven: "dat w i j ( z o spreken de vrouwen) in staat zijn samen te komen als een groep vrouwen van verschillende taalgroepen uit verschillende delen van Papua/New Guinea, dat w i j in staat zijn in het land rond te reizen, buiten onze dorpen, dat w i j niet vuil behoeven te zijn wegens traditionele redenen, dat wij nu schone kleren mogen dragen, dat wij nu niet gesteld zijn voor moeizame bereiding van voedsel, maar dat sommige levensmiddelen in de winkel gekocht kunnen worden, dat w i j in een land van overvloed leven, dat er geen grote vrees voor strijd en o o r log is in ons land, dat onze babies nu in moderne hospitalen geboren kunnen worden en de moeder niet meer alleen het oerwoud hoeft in te gaan, dat wij als vrouwen sociaal erkend worden en verantwoordelijke posities mogen bekleden, dat kennis van ons land en de wereld tot ons komt, dat wij geletterd zijn, dat onze kinderen door onderwijs grote mogelijkheden hebben, dat onze r e gering onze noden begrijpt, dat het Evangelie van Jezus Christus ons leven heeft veranderd en ons v r i j e mensen gemaakt heeft". 10) De direkte invloed van christelijk geïnspireerd en daarom fundamenteel verantwoord ontwikkelingswerk, zoals dat een aspekt is van de zendingstaak der kerk, heeft naast kritiek, natuurlijk ook bijval gevonden. Zo lezen w i j in één van de stellingen van een cultureel-anthropologisch proefschrift: "De werkzaamheden van de particuliere organisaties ( w . o . zending en m i s s i e ) verdienen, voor zover deze weloverwogen gericht zijn op de sociale en economische verheffing van bevolkingsgroepen van de ontwikkelingslanden, meer financiële steun van de overheid. 11)
17
Dat tenslotte de christelijke verkondiging naast haar b e z i g - z i j n met lichamelijke en geestelijke noden ook o v e r de ontwikkeling van heel onze w e r e l d een eschatologisch getuigenis g e e f t , is een hoofdstuk apart. Ik kan er in dit verband niet op ingaan. Maar het zou nuttig zijn, ook dit aspekt van de Bijbelse boodschap te integreren in alle futurologisch denken over onze aarde-in-beweging.
- -o- LITERATUUROPGAVE 1)
Men zie in het algemeen "De problematiek der ontwikkelingslanden", een symposium, Leuven 1953, en daaruit in het b i j zonder van P r o f . D r . J.H.Bavinck een artikel over r e l i g i e en ontwikkelingshulp.
2)
V g l . C.S.Belshaw "Changing Melanesia", 1954, hoofdstuk "social change in t h e o r y " .
3)
Z i e A . T h . v a n Leeuwen "Christianity in World H i s t o r y " .
4)
Z i e J.Romein "Gedachten over de vooruitgang".
5)
Ringgren en Strom, "De godsdiensten der volken", P r i s m a .
6)
J.van Baal, "De magie als godsdienstig v e r s c h i j n s e l " .
7)
Time, 8-3-1968, 24.
8) A . F . K o b b e n , "Van primitieven tot w e r e l d b u r g e r s " , hoofdstuk o v e r : "Profetische bewegingen als uiting van sociaal protest" en P.Lawrence, "Road belong c a r g o " , 1953. 9)
D r . H.F.Robinson in The p r o g r e s s i v e F a r m e r , Birmingham, sept. 1968 in artikel: "To win the war on hunger", pag. 39.
10) The Unk, newsletter Unitad Church Boroko and Ela, T . P . N . G . , june 1969, no. 85. 11) J.Th. Broekhyse, "De Wiligiman-Dani", 1967, stelling 14. 18
I