foto: Wiesje Peels
De discussiepunten: doelgroep, taken, samenhang en visie
Kansen en dilemma’s rond Centra voor Jeugd en Gezin
Kenmerkend voor het lokale jeugdbeleid zijn een versnipperd aanbod van opvoedingsondersteuning en een gebrekkige samenhang in de jeugdgezondheidszorg. Alleen het consultatiebureau is herkenbaar en laagdrempelig en bereikt de meeste ouders. Maar het is de vraag of die ouders daar altijd voldoende opvoedhulp krijgen. Bovendien richt het consultatiebureau zich op ouders met kinderen tot 4 jaar. Voor ouders van oudere kinderen is het een stuk lastiger om goede opvoedhulp te vinden. En dat terwijl veel ouders opvoeden een zware klus vinden. Uit meerder onderzoeken blijkt dat ongeveer de helft van de ouders niet weet waar ze advies kunnen vragen (Snijders, 2006). Bij de vorming van de bureaus jeugdzorg was de bedoeling dat zij het lokale aanbod aan lichte pedagogische hulp zouden bundelen en toegankelijk maken. Van die plannen is weinig terechtgekomen. Bu-
02 Kennis
35 JeugdenCo
In heel Nederland moeten Centra voor Jeugd en Gezin komen, stelt het nieuwe kabinet. Die moeten zorgen voor meer samenhang in het jeugdbeleid en een nieuwe laagdrempelige voorziening op wijkniveau waar ouders, jongeren en professionals terechtkunnen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien. De plannen van het kabinet krijgen veel bijval, maar roepen ook discussie en vragen op bij overheden, brancheverenigingen, beroepsverenigingen, instellingen en beroepskrachten. Het debat draait om vier belangrijke onderwerpen: de doelgroep, de taken en functies, de samenhang met andere voorzieningen en de inhoudelijke visie die aan de vorming van de centra ten grondslag ligt.
2007
Door Bert Prinsen en Joanka Prakken
reau jeugdzorg is er nu vooral voor indicatiestelling en verwijzing naar geïndiceerde zorg. Daar gaat een ouder of een jeugdige heen met echte problemen, niet met vragen over de opvoeding. Ouders willen het liefst hulp dichtbij huis zonder dat ze direct het stigma krijgen dat het slecht met hen gaat. Met vragen over de opvoeding gaan ze daarom vaak nog steeds naar de huisarts. Goede opvoedingsondersteuning die op een herkenbare plek voor iedereen toegankelijk is, voorkomt dat er te makkelijk een beroep wordt gedaan op geïndiceerde zorg of dat relatief lichte opvoedingsproblemen verergeren, waardoor later zwaardere en duurdere vormen van hulp nodig zijn. De bedoeling is dat de Centra voor Jeugd en Gezin in deze lacune voorzien en de eerste lijn versterken. Voorwaarde is dat zij zich niet beperken tot signaleren, doorverwijzen en coördineren maar zich ontpoppen tot dé ondersteuners van het gezin en direct de opvoedhulp verlenen waaraan behoefte is. Dit initiatief voor lokale centra sluit goed aan bij de recente aanbeveling van de Raad van Europa ‘to recognize the importance of parental responsibilities and the need to provide parents with enough support to help them fulfill their responsibilities’, waarin de Raad pleit voor ‘local centres and services providing parents with information and assistance’ (Raad van Europa, 2006).
Kennis
02
2007
Bert Prinsen en Joanka Prakken
JeugdenCo
36
Trendsetter
Het idee om op wijkniveau een eerstelijnsvoorziening te ontwikkelen voor ouders en jeugdigen ontstond in Amsterdam, dat zo’n vijf jaar geleden begon om voor elk stadsdeel een Ouder- en KindCentrum (OKC) op te zetten. Het consultatiebureau werd uitgebouwd tot een OKC waarbinnen verloskundigen, kraam- en consultatiebureaus, de schoolgezondheidszorg, opvoedsteunpunten en het stadsdeel samenwerkten om de schotten tussen de voorzieningen te slechten en opvoed- en opgroeihulp toegankelijk te maken voor alle gezinnen in de buurt. Het OKC stemt intern de zorg af en onderhoudt structureel contact met relevante instellingen in de buurt. In Amsterdam zeggen ze dat het OKC voor ouders functioneert als de spin in het web van zorg, voorlichting, signalering en verwijzing (Van Woudenberg, 2005). Trendsetter Amsterdam vindt elders in het land navolging. De voorlopers van het Centrum voor Jeugd en Gezin heten in Rotterdam JONG, in Apeldoorn JOED, in Almere OKé-punt en in wat andere vorm in Eindhoven Spilcentrum.
Kansen en dilemma’s rond Centra voor Jeugd en Gezin
De voorlopers
Spilcentrum Eindhoven De naam Spilcentrum is afgeleid van Spelen, Integreren en Leren. Basisonderwijs, peuterwerk en kinderopvang vormen het uitgangspunt van een Spilcentrum. Uitbreiding is mogelijk met andere functies, zoals het consultatiebureau, de jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk en de volwasseneneducatie. In Eindhoven worden circa vijftig Spilcentra gerealiseerd, met als opdracht de ontwikkelingskansen voor 0- tot 12-jarigen te optimaliseren. Ieder centrum heeft een eigen identiteit, afgestemd op de vraag van ouders en kinderen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin heeft in Eindhoven de positie van netwerkorganisatie op stadsniveau. (Bron: Spilcentrum De Regenboog). Joed Apeldoorn Jeugdgezondheidszorg onder één dak – Joed – is een laagdrempelig en herkenbaar centrum voor jeugdgezondheidszorg waar ouders en verzorgers in Apeldoorn hun vragen kunnen stellen over de gezondheid, ontwikkeling en opvoeding van hun kind tot 19 jaar. Het Joed is een samenwerking van thuiszorgorganisatie Vérian en GGD Gelre-IJssel vanuit één locatie onder regie van de gemeente Apeldoorn. Bij het Joed werken arts, diëtist, dok-
02 Kennis
37 JeugdenCo
JONG Rotterdam JONG is een laagdrempelige, goed bereikbare plek in de wijk waar jeugd tot 19 jaar en ouders terechtkunnen voor advies, informatie en ondersteuning gericht op gezondheid en opvoeding. Ook beroepskrachten die belast zijn met de zorg voor en opvoeding van kinderen zijn welkom. In JONG bundelen de GGD Rotterdam Rijnmond, het consultatiebureau en bureau jeugdzorg hun krachten. Er is bovendien een hechte relatie met scholen, maatschappelijk werk, jongerenwerk en de jeugd-ggz. Op korte termijn beschikt elke deelgemeente over een JONG (Bron: Stadskrant Rotterdam).
2007
Ouder- en KindCentrum Amsterdam In Amsterdam beschikt ieder stadsdeel over een Ouder- en KindCentrum. Het is een samenwerkingsverband van onder meer verloskundigen, kraam- en consultatiebureaus, de schoolgezondheidszorg, opvoedpunten en het stadsdeel. Die zijn niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde adres gehuisvest. Er is goede onderlinge afstemming van de zorg voor de kinderen. Het OKC onderhoudt contacten met de peuterspeelzaal, de kinderopvang, de voorschool en de basisschool. Het OKC is bestemd voor alle ouders – van zwangerschap tot puberteit – die informatie of advies willen over de opvoeding. Het OKC wordt gezien als de spin in het web van zorg, voorlichting, signalering, ondersteuning en verwijzing (Bron: gemeente Amsterdam).
Bert Prinsen en Joanka Prakken
tersassistent, consultatiebureauassistent, lactatiekundige, logopedist, (ortho)pedagoog, verpleegkundige en verloskundige. (Bron: Joed).
Kennis
02
2007
OKé-punt Almere Het OKé-punt geeft ouders en jongeren informatie en persoonlijk advies over opgroeien en opvoeden, evenals opvoedcursussen. Een zorgcoördinator voorziet in de afstemming van zorg als er bij een gezin meer dan één hulpverlener over de vloer komt. OKé vormt de kern van een samenwerkingsverband van jeugdgezondheidszorg, jeugd-ggz, GGD, bureau jeugdzorg, onderwijs, Zorggroep Almere, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buurtcentra (Bron: OKé-punt; VNG).
JeugdenCo
38
De ontwikkelingen in de praktijk staan niet op zichzelf. Zo deed Operatie Jong in zijn sturingsadvies Koersen op het Kind (2006) de aanbeveling om in heel Nederland Centra voor Jeugd en Gezin te realiseren met als opdracht de gemeentelijke taken op het terrein van preventief jeugdbeleid te bundelen en meer samenhang te brengen tussen jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg. Toenmalig VWS-staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp sloot zich daarbij aan. In een brief aan de Tweede Kamer stelde zij op 26 oktober 2006 voor de functies op het terrein van algemene en preventieve gezondheidszorg en jeugdbeleid onder te brengen in Centra voor Jeugd en Gezin. Het gaat dan om het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg, de vijf gemeentelijke functies op het gebied van opvoedingsondersteuning – informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulp, (licht) pedagogische hulp en coördinatie van zorg – en soms verloskundige zorg. Er is nog geen blauwdruk voor de inrichting van de Centra voor Jeugd en Gezin; de initiatieven in de praktijk vormen het uitgangspunt. Gekozen is voor een ‘functioneel (groei)model’ (Mulder, 2007) waarin de door staatssecretaris Ross aangewezen functies uitgebreid kunnen worden op basis van lokale behoeften. Om goed aan te sluiten bij ervaringen in de praktijk heeft VWS onder het motto ‘Opvoeden in de Buurt’ een bestuursakkoord gesloten met Almere, Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en de bijbehorende provincies en stadsregio’s. Tussen 2006 en 2008 ontvangen deze gemeenten 32,5 miljoen euro voor hulp aan gezinnen. In ruil daarvoor stellen zij de kennis en ervaring ter beschikking die ze opdoen met de samenwerking en bundeling van taken op lokaal niveau.
Kansen en dilemma’s rond Centra voor Jeugd en Gezin
Discussiepunt 2: de taken en functies
Volgens het regeerakkoord van het vierde kabinet Balkenende moet het Centrum voor Jeugd en Gezin zo veel mogelijk medische, sociale en educatieve ondersteuning voor ouders en kinderen organiseren. Als uitgangspunt voor de vormgeving van het nieuwe centrum wordt veelal een bestaande voorziening in de wijk of de gemeente
02 Kennis
39 JeugdenCo
Met de oprichting van Centra voor Jeugd en Gezin is het nog niet vanzelfsprekend dat ouders om hulp vragen, al erkennen steeds meer ouders, onder invloed van de populaire opvoedprogramma’s op tv, dat ze problemen hebben met de opvoeding. De Centra voor Jeugd en Gezin moeten net zo’n vertrouwde plek worden als de huisartsenpraktijk en het consultatiebureau. Maar om welke ouders en kinderen gaat het eigenlijk? Op dit moment gaat de discussie vooral over ouders met jonge kinderen. Dat komt wellicht doordat het Centrum voor Jeugd en Gezin door velen gezien wordt als een soort uitbreiding van het consultatiebureau. Het programmaministerie voor Jeugd en Gezin kiest echter vooralsnog als doelgroep alle jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar, hun ouders en beroepskrachten die met jeugd werken. Die brede doelgroep roept meteen een aantal vragen op. Zo voorziet de jeugdgezondheidszorg – de ruggengraat van de nieuwe centra – niet in prenatale zorg. Via welke kanalen kan het centrum zwangere vrouwen bereiken? Via verloskundigen en de kraamzorg? En aan de andere kant van het leeftijdspectrum: hoe bereikt het centrum de 12-plussers? Daar waar ouders komen, haken jongeren immers vaak af. Is het raadzaam om de Kindertelefoon en JongerenInformatiePunten bij de centra onder te brengen? Of ligt het meer voor de hand om op scholen een voorpost in te richten, of in ieder geval nauw samen te werken met de in het onderwijs opererende Zorg- en Adviesteams? Kan internet helpen die brede doelgroep te bereiken? Tot slot zijn er nog de jongeren ouder dan 19 jaar. De jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg hebben geen of een zeer beperkte wettelijke basis om deze groep te bedienen. Op die leeftijd hebben jongeren vooral behoefte aan hulp bij het vinden van vervolgonderwijs, werk en huisvesting. Mogelijke aanknopingspunten zijn instellingen die verantwoordelijk zijn voor dit soort trajecten en de ggz voor volwassenen.
2007
Discussiepunt 1: de doelgroep
Kennis
02
2007
Bert Prinsen en Joanka Prakken
JeugdenCo
40
naar voren geschoven. Vaak gaat het dan om een consultatiebureau dat een nauwe samenwerkingsrelatie aangaat met andere voorzieningen, al dan niet onder één dak. Door de keuze voor een functioneel groeimodel met als kern de vijf gemeentelijke functies en het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg krijgen de gemeenten de ruimte om de nieuwe centra naar eigen inzicht in te richten. Hierdoor is de discussie over functies, taken en verantwoordelijkheden in alle hevigheid losgebarsten. Weinig debat is er over het feit dat het centrum de trekker moet zijn van het Elektronische Kinddossier en de daaraan gekoppelde verwijsindex. Bij het Elektronisch Kinddossier gaat het om een ictvoorziening waarin de jeugdgezondheidszorg – en in de toekomst mogelijk ook andere instanties – hun gegevens over de gezondheid en het welzijn van een jeugdige opslaan. Op basis van die gegevens geeft de verwijsindex een signaal als een kind speciale aandacht behoeft. Iedereen is het erover eens dat deze voorzieningen belangrijke voorwaarden zijn voor het functioneren van de Centra voor Jeugd en Gezin. De meningen zijn echter verdeeld als het gaat om de taken en disciplines die verder in het centrum ondergebracht moeten worden. Zo pleitten de zogeheten Gideonsgemeenten ervoor om taken van bureau jeugdzorg over te hevelen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin (Gideonsgemeenten, 2006). Het centrum zou een netwerkorganisatie moeten zijn, verankerd in het veld van lokale basisvoorzieningen met als ruggengraat de jeugdgezondheidszorg. De indicatiestelling, het melden van kindermishandeling en de toegang tot de jeugdzorg zouden daarin geïntegreerd moeten worden. Daarnaast zou ook de uitvoering van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen tot de kerntaken moeten behoren. Ook de Inventgroep pleit ervoor de toegang tot geïndiceerde jeugdzorg deels te integreren in de Centra voor Jeugd en Gezin (Hermanns, Öry en Schrijvers, 2005). Daarnaast zou van hieruit onderlinge steun tussen ouders en andere opvoeders georganiseerd moeten worden en zouden het gemeentebestuur, scholen en andere instanties advies moeten krijgen over opvoed- en opgroeihulp. De brancheorganisaties ActiZ en GGD Nederland willen dat het centrum werk maakt van primaire preventie op collectief niveau – screening, monitoring, pedagogisch en gezondheidsbeleid, opvoedingsondersteuning voor alle ouders –, een sluitend signaleringssysteem organiseert, en directe verwijzingsmogelijkheden en doorzettingsmacht heeft (Actiz en GGD Nederland, 2007). De MOgroep ziet jeugdwerkers als ‘de ogen en de oren van de buurt’ en het Centrum voor Jeugd en Gezin als een plek waar ieder-
Kansen en dilemma’s rond Centra voor Jeugd en Gezin
een direct een antwoord, informatie, voorlichting of advies krijgt over opvoeden en opgroeien (MOgroep, 2007a). Om dat laatste te realiseren is ‘bij ieder CJG een coördinator nodig voor opvoedingsondersteuning en hulpverlening. Dat betekent 700 extra banen: 30 miljoen euro per jaar’. Voorts ziet de MOgroep voor het centrum vooral een netwerktaak weggelegd, zodat investeringen in de opbouw van taken en functies van bestaande voorzieningen niet verloren gaan (MOgroep, 2007b).
02 Kennis
41 JeugdenCo
In het verlengde van de taken en functies ligt het derde onderwerp van debat. Als de Centra voor Jeugd en Gezin naast medische ook sociale en educatieve zorg bieden aan ouders met kinderen tot 23 jaar, hoe verhoudt deze voorziening zich dan tot andere instanties en initiatieven? De centra hebben een taak bij het signaleren van bijvoorbeeld taalachterstanden en het verwijzen naar voor- en vroegschoolse educatie (VWS, 2006). Het onderbrengen van kinderopvang in deze centra, zoals in Groot-Brittannië gebeurt, ligt niet voor de hand in Nederland, met zijn grotere scheiding tussen educatief en zorgbeleid en de barrières in de financiering (Kalthoff en Pennings, 2007). Maar hoe werk je dan wel samen met de kinderopvang en het onderwijs? De school kan een belangrijke partner zijn om met name 12-plussers te bereiken. Maar hoe verhouden de centra zich tot de Zorg- en Adviesteams in het onderwijs? Als het aan het kabinet ligt, komt er een dekkende structuur van Zorg- en Adviesteams rond alle scholen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Deze interdisciplinaire teams, waarin onder andere school, maatschappelijk werk, leerplicht en jeugdzorg participeren, signaleren problemen bij kinderen en interveniëren waar nodig. Zorg- en Adviesteams en Centra voor Jeugd en Gezin geven beide inhoud aan gemeentelijke taken op het terrein van jeugdbeleid. Hoe voorkom je dat deze zorgstructuren elkaar overlappen en zorg je ervoor dat ze elkaar juist aanvullen en versterken? Dan is er nog de discussie over de verwijzing naar gespecialiseerde zorg. Voormalig commissaris jeugd- en jongerenbeleid Steven van Eijck pleit in zijn Sturingsadvies Koersen op het kind voor een zo kort en zo weinig belastend mogelijke toeleiding naar specialistische voorzieningen. Hij wil het Centrum voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk maken voor de toeleiding en de geïntegreerde indicatiestelling, met een warme overdracht als gevolg. Betekent dit in de
2007
Discussiepunt 3: de relatie met andere voorzieningen
Bert Prinsen en Joanka Prakken
Discussiepunt 4: het inhoudelijk fundament
Kennis
02
2007
praktijk dat bureau jeugdzorg een voorpost krijgt in het centrum? Raakt bureau jeugdzorg taken kwijt en moet het zich als zorgkantoor toeleggen op het controleren en evalueren dat verwijzing en zorgverlening zorgvuldig, efficiënt en effectief verlopen? Of betekent het, zoals de VNG voor de lange termijn propageert, ‘overbrenging van de jeugdzorg naar het gemeentelijk domein en de integrale indicatiestelling in het Centrum voor Jeugd & Gezin voor het gehele backoffice van de keten’ (VNG, 2007). De MOgroep pleit er juist voor een stelselwijziging achterwege te laten en geen taken van bureau jeugdzorg naar het Centrum voor Jeugd en Gezin over te hevelen (MOgroep, 2007b). Daartegenover doet de wens van onder meer de Gideonsgemeenten om taken van bureau jeugdzorg in de centra op te nemen en daarmee ook onder verantwoordelijkheid van de gemeenten te brengen, de discussie over nut en noodzaak van een stelselwijziging oplaaien. Het huidige kabinet ziet daar, gezien de uitspraken van minister André Rouvoet in de pers, vooralsnog geen brood in.
JeugdenCo
42
Wat opvalt in de discussie over doelgroep, functies en positionering van het Centrum voor Jeugd en Gezin is dat die zich toespitst op de vraag welke functies en domeinen in het geding zijn. Een visie op jeugd en opvoeden, zoals onder anderen bepleit door Hermanns (2007), lijkt te ontbreken. Vragen als: ‘Gaat het om het steunen, stimuleren en sturen van kinderen of willen we vooral de problemen van kinderen en ouders voorkomen en helpen oplossen?’ (Nederlands Jeugdinstituut, 2007) worden te vaak impliciet beantwoord. Een visie kan de leidraad bieden voor het inrichten van de centra. Daartoe moet er antwoord komen op een aantal vragen. Wat is het voornaamste doel van het centrum? Welke doelgroep dient het daarvoor te bereiken? Welke functies dient het te organiseren om het doel te bereiken? Als het de bedoeling is ouders en kinderen te informeren en te ondersteunen bij het opvoeden en opgroeien, dan hebben ouders baat bij steun om de sociale, lichamelijke en cognitieve ontwikkeling van hun kind in een pedagogisch verantwoorde leefomgeving te bevorderen. En jongeren hebben dan baat bij informatie en hulp bij de vragen en problemen die zij tegenkomen op allerlei leefgebieden. De Centra voor Jeugd en Gezin zouden vooral basale zorg moeten bieden die erop gericht is jeugdigen zo veel mogelijk in hun eigen leefomgeving te laten opgroeien en uitval te voorkomen. Het gaat dan
Kansen en dilemma’s rond Centra voor Jeugd en Gezin
02 Kennis
Duidelijk is dat er rond de nieuwe centra nog veel belangrijke vragen beantwoord moeten worden. Dan gaat het niet alleen over de vorm: waar de één denkt aan een gebouw, ziet een ander een netwerk of een loket en spreken sommigen van een virtuele voorziening. Waar sommigen één nieuwe voorziening zien ontstaan, verwachten anderen de uitbouw van het consultatiebureau, het wijkcentrum of een andere plek waar ouders en kinderen nu al vaak komen. Voorkomen moet worden dat er een nieuw schakelstation ontstaat naar achterliggende hulp, want daar zit niemand op te wachten. De Centra voor Jeugd en Gezin moeten laagdrempelig en flexibel blijven, zodat ze hun belofte kunnen waarmaken en direct hulp op maat kunnen bieden aan alle kinderen van -9 maanden tot 23 jaar en alle ouders. Dat kan een eenmalig advies zijn, een cursus of een verwijzing naar een intensiever traject. Daarbij is ook aandacht nodig voor professionalisering en voor de kwaliteit van interventies. De nu beschikbare opvoedhulp is niet alleen versnipperd over verschillende voorzieningen, maar aanbieders werken ook langs elkaar heen. Of een bepaalde aanpak helpt, wordt vaak niet onderzocht. Om de vele ambities waar te maken die het Centrum voor Jeugd en Gezin nu krijgt toebedeeld, zijn investeringen nodig in opvoedingsondersteuning die werkt en die goed aansluit bij het gezin en de ontwikkeling van kinderen. De centra moeten straks beschikken over voldoende capaciteit, pedagogische know
43 JeugdenCo
Veel vragen
2007
om zorg die zo vroeg, zo dichtbij, zo licht en zo kort als mogelijk en zo intensief als noodzakelijk verleend wordt, voor álle kinderen en álle ouders. De vragen en behoeften van gezinnen zouden bepalend moeten zijn voor de invulling van de centra. Het perspectief en de belangen van ouders en kinderen dreigen in de discussie naar de achtergrond te verschuiven. Soms lijkt het alsof de Centra voor Jeugd en Gezin een optelsom worden van bestaande voorzieningen binnen een zorgketen met – als het even tegenzit – nieuwe schotten en extra schakels. Dat kan niet de bedoeling zijn. Om de Centra voor Jeugd en Gezin in staat te stellen de ambitie van laagdrempelige voorziening waar te maken, moeten ze de kans krijgen een frisse start te maken. Op grond van inhoudelijke criteria en vraagsturing moet vastgesteld worden welke taken, competenties, verantwoordelijkheden en daarbij behorende beroepskrachten nodig zijn om de nieuwe instelling goed toe te rusten en slagvaardig te maken.
Bert Prinsen en Joanka Prakken
how, bewezen effectieve programma’s – denk aan interventies als Triple P, PMTO, Stevig Ouderschap, VoorZorg, Home Start –, het Elektronisch Kinddossier en een digitale verwijsindex. In samenhang met voldoende capaciteit voor de Zorg- en Adviesteams en de gemeentelijke regie becijferde de VNG de kosten daarvoor op 345 miljoen euro – wat overigens nog steeds een fractie blijft van het totale Nederlandse zorgbudget (Verhaar, Van Dijk, en Van Westering, 2006).
Kennis
02
2007
Spil
JeugdenCo
44
Het Centrum voor Jeugd en Gezin kan uitgroeien tot de spil van het lokale jeugdbeleid en bijdragen aan een lokale infrastructuur waarin onderwijs, opvang, opvoeding en vorming meer in onderlinge samenhang functioneren. Als het centrum de opdracht krijgt om de pedagogische kwaliteit van de leefomgeving van kinderen en jongeren te versterken, is dat een uitgelezen kans om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding niet alleen bij het gezin neer te leggen maar ook de school en de buurt daar een nadrukkelijke rol in te geven. Meer dan tot nu toe wordt de opvoeding van kinderen dan een collectieve verantwoordelijkheid. De participatiegedachte van de Wmo, die het meedoen van alle burgers aan de samenleving voorop stelt, kan hierin een leidend principe vormen door een appèl te doen op alle ouders en kinderen. Noch in het beleid noch in de praktijk heeft die participatie tot nu toe - wijkgerichte strategieën als Communities that Care en Opvoeden en opgroeien in de wijk uitgezonderd (Ince en anderen, 2004) – veel gestalte gekregen. Het zal van het kabinet, de gemeenten en alle instellingen en beroepskrachten nog fikse inspanningen en investeringen vragen voordat vraagsturing gerealiseerd is. Tot slot een blik op de toekomst. Wat kunnen op langere termijn de effecten van de Centra voor Jeugd en Gezin zijn? Neemt de druk op de geïndiceerde zorg, en daarmee de wachtlijsten voor de jeugdzorg, af? Lukt het de nieuwe centra de pedagogische kwaliteiten van ouders te bevorderen? Zijn ze dé ondersteuner van het gezin? Is opvoedhulp over een jaar of vijf inderdaad net zo vanzelfsprekend als een bezoek aan de huisarts? Het antwoord zou kunnen komen van een visionaire, vraaggestuurde invulling van de Centra voor Jeugd en Gezin, met een heldere doelgroep, een duidelijk takenpakket en goed ingebed in de totale educatieve en zorginfrastructuur. Laat het debat daarvoor het werk doen.
Kansen en dilemma’s rond Centra voor Jeugd en Gezin
Verder lezen Actiz en GGD Nederland (2007). Concept actieverklaring: Actiz en GGD Nederland gaan voor Centra Jeugd en Gezin. Utrecht. Gideonsgemeenten (2006). Opvoed- en opgroeiondersteuning als lokale basisvoorziening. K. de Wit (red.). Den Bosch, KPC. Hermanns, J. (2007). Opvoeden en opgroeien: een visie achter het beleid. In: Lieshout, P.A.H. van, Meij, M.S.S. van der, Pree, J.C.I. de (red.). Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid, p. 21-49. Amsterdam, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. ISBN 978 90 5356 758 6. Te downloaden via www.wrr.nl > Publicaties > Recente publicaties. Hermanns, J., Öry, F. en Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Utrecht, Julius Centrum van de Universiteit Utrecht. Ince, D., Beumer, M., Jonkman, H. en Vergeer, M. (2004). Veelbelovend en effectief. Overzicht van preventieprojecten en -programma’s in de domeinen gezin, school, kinderen en jongeren, wijk. Utrecht, NIZW. Te downloaden via www.nji.nl > Producten > Publicaties bestellen en downloaden. Kalthoff, H. en Pennings, T. (2007). Ontwikkelingsstimulering in multifunctionele voorzieningen. Utrecht, Nederlands Jeugdinstituut. Gratis te bestellen via
[email protected].
instituut op opvoeden en opvoedingsondersteuning. Utrecht, NJi. Te lezen op www.nji.nl > Thema’s > Opvoedingsondersteuning > Achtergronden > Wat is opvoedingsondersteuning?. Operatie JONG (2006). Koersen op het kind. Den Haag, Projectbureau Operatie JONG. Te downloaden via www.operatiejong.nl > Downloads. Raad van Europa. (2006). Recommendation on policy to support positive parenting. Recommendation 19 uit 2006. Straatsburg, Raad van Europa. Snijders, J. (2006). Ouders en hun behoeften aan opvoedingsondersteuning. Utrecht, NIZW Jeugd. Te downloaden via www.nji.nl > Publicaties > Opvoedingsondersteuning. Verhaar, K., Dijk, M. van en Westering, Y. van (2006). Investeringen in Jong, deel 1. Quickscan naar de meerkosten die zijn verbonden aan een actieve invulling van de vijf gemeentelijke functies van opvoed- en opgroeihulp voorafgaand aan de jeugdzorg. Den Haag, SGBO. Te downloaden via www.sgbo.nl > Wat doen wij > Maatschappelijke ontwikkeling. VNG (2007). Jeugd in het centrum. VNG-visie op het Centrum voor Jeugd & Gezin, vastgesteld in het bestuur van de VNG op 8 maart 2007. Den Haag, Vereniging Nederlandse Gemeenten. VWS (2006). Opvoeden in de buurt. Den Haag, ministerie van VWS. Woudenberg, A. van (2005). Vroeg begonnen, veel gewonnen. Succesvolle structuren: het OuderKind-Centrum. Amsterdam, GGD Amsterdam. Bert Prinsen (
[email protected]) houdt zich bij het Nederlands Jeugdinstituut / NJi bezig met de thema’s opvoedingsondersteuning en de vijf pedagogische functies van gemeenten. Joanka Prakken (
[email protected]) is stafmedewerker communicatie van het NJi.
02
van geldstromen. Jeugdbeleid, nr. 1, pagina 37-43. Nederlands Jeugdinstituut (2007). Opvoeden doet er toe. De visie van het Nederlands Jeugd-
Kennis
Mulder, E. (2007). De koers van het jeugdbeleid. Centra voor Jeugd en Gezin en bundeling
45 JeugdenCo
MOgroep (2007b). Reactie MOgroep op Regeerakkoord 2007. Utrecht, MOgroep.
2007
MOgroep (2007a). Samen over jeugd. Over preventief jeugdwerk en jeugdzorg. Utrecht, MOgroep.