Foto: Martijn Beekman
Verschillende effecten bij verschillende doelgroepen
Engelse lessen voor Centra voor Jeugd en Gezin
De geschiedenis van de Children’s Centres begon in 1997, toen in Engeland de Labour Party aan de macht kwam. Die wilde het jeugdbeleid vernieuwen en liet daartoe een overzichtsstudie uitvoeren naar de voorzieningen voor jonge kinderen, de Comprehensive Spending Review (1998). Elf verschillende departementen waren bij die studie betrokken, en daarnaast nog vier andere rijksonderdelen (Glass, 1999). In de studie werd gekeken naar de effectiviteit van het beleid en het aanbod voor kinderen tot 7 jaar. De vraag was of sociale uitsluiting beter aangepakt kon worden door een meer geïntegreerd aanbod. De belangrijkste conclusies van de Comprehensive Spending Review waren dat de vroege kinderenjaren de belangrijkste zijn voor de ontwikkeling van het kind en dat omgevingsfactoren die ontwikkeling sterker beïnvloeden dan tot dat moment werd aangenomen. De kwaliteit van het aanbod voor jonge kinderen en hun gezinnen bleek
01 Kennis
29 JeugdenCo
Alle Nederlands gemeenten moeten in de loop van 2008 Centra voor Jeugd en Gezin inrichten. Bij die grootschalige vernieuwing kan Nederland wellicht leren van buitenlandse voorbeelden. Zo’n voorbeeld is het Engelse Children’s Centre: een geïntegreerde voorziening voor kinderen tot circa 5 jaar en hun ouders. Een Children’s Centre biedt ontwikkelingsstimulering gecombineerd met opvang, opvoedingsondersteuning en huisbezoeken, gezondheidszorg inclusief pre- en postnatale zorg, en verwijzing naar intensievere zorg als dat nodig is.
2008
Door Carolien Gelauff-Hanzon
Kennis
01
2008
Carolien Gelauff-Hanzon
JeugdenCo
30
enorm te variëren op lokaal en districtsniveau. Het aanbod was ongecoördineerd en bood de aanblik van een lappendeken, vooral voor de leeftijdsgroep tot 4 jaar. Volgens de Comprehensive Spending Review moest er een samenhangend, wijkgebonden programma voor jonge kinderen en gezinsondersteuning komen, gebaseerd op bestaande voorzieningen, ter voorkoming van sociale uitsluiting. De voorziening moest: z zowel gericht zijn op ouders als op kinderen; z niet het etiket krijgen dat ze bedoeld is voor probleemgevallen; z niet op één maar op verschillende terreinen werkzaam zijn, bijvoorbeeld niet alleen educatie óf gezondheid, maar educatie én gezondheid; z een gegarandeerde continuïteit hebben, dus lang genoeg bestaan om effect te hebben; z gebaseerd zijn op consultatie en betrokkenheid van ouders en de lokale gemeenschap; z cultureel aangepast zijn en gevoelig zijn voor de behoeften van kinderen en ouders. De aanbevelingen van de Comprehensive Spending Review resulteerden in het Sure Start-programma, waarmee een jaarlijkse uitgave van tweehonderd miljoen pond is gemoeid. Het ministerie van Onderwijs en Werkgelegenheid en het ministerie van Volksgezondheid zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het programma. Daarnaast zijn verschillende departementen vertegenwoordigd in het management van het programma. Om het karakter van ontkokering te benadrukken, voert de regering een constitutionele vernieuwing door: vragen van het parlement over Sure Start worden gesteld in vergaderingen over onderwijs, maar beantwoord door de minister van Volksgezondheid.
Lokale behoeften
Sure Start integreert kinderopvang, educatie voor jonge kinderen, gezondheidszorg en opvoedingsondersteuning voor gezinnen met kinderen tot 5 jaar. Het programma moet voorkomen dat kinderen die in armoede en slechte omstandigheden leven ontwikkelingsachterstanden oplopen. In Sure Start werken publieke instanties voor gezondheidszorg, sociale zekerheid en educatie samen met vrijwilligers, wijk- en particuliere organisaties en ouders. Ze bieden geïntegreerde voorzieningen aan voor jonge kinderen en hun gezinnen,
Engelse lessen voor Centra voor Jeugd en Gezin
gebaseerd op lokale behoeften van kinderen en ouders (www.surestart.gov.uk > Services > Introduction). In lokale programma’s, de Sure Start Local Programmes (SSLP’s), proberen die partners bestaande voorzieningen te verbeteren en nieuwe voorzieningen te creëren in achterstandsgebieden. Elk SSLP heeft de vrijheid te kiezen welke voorzieningen het aanbiedt. Het gaat bij Sure Start dus niet om een interventie met een curriculum of methodiek, maar om een verzameling van voorzieningen en activiteiten zoals huisbezoeken, gezinsondersteuning, speel- en leergroepen van jonge kinderen, kinderopvang, gezondheidszorg, gezondheidsadvisering, en arbeidstoeleiding voor ouders (www.surestart.gov.uk).
De overheid heeft bepaald wat een gemeente minimaal moet bieden aan ouders en kinderen tot 5 jaar: z een geïntegreerd aanbod van opvang en educatie voor 3- en 4-jarigen van 12,5 uur per week, gedurende 38 weken per jaar, oplopend tot 15 uur in 2010; z informatie over kinderopvang en de toegang ertoe in de wijk;
Het hervormingsprogramma Every Child Matters is uitgebreid beschreven in Jeugd en Co Kennis nummer 4 van 2007, in het artikel ‘Engelse inspiratie voor Nederlands jeugdbeleid’. Het artikel is als pdf downloadbaar via www.jeugdenco.nl > Archief > Kennis tijdschrift.
01 Kennis
31 JeugdenCo
Uit de Sure Start Local Programmes zijn de Children’s Centres ontstaan, waar ouders en kinderen de beschikbare diensten geïntegreerd krijgen aangeboden. In september 2006 waren er 923 centra. Eind 2008 moeten er 2.500 Children’s Centres zijn, verspreid over het land, en in 2010 uiteindelijk 3.500. De centra hebben dezelfde doelstelling als de SSLP’s: een geïntegreerd aanbod van educatie, zorg, gezinsondersteuning en gezondheidszorg. De meeste Children’s Centres ontstaan uit al eerder door Sure Start betaalde centra en andere aanbieders, zoals nursery schools – peuterklassen voor kinderen tot 5 jaar –, basisscholen en andere lokale voorzieningen voor jonge kinderen, zowel vrijwillige als particuliere. Het hoofddoel van de centra is de verwezenlijking van Every Child Matters, het hervormingsprogramma voor het Engelse jeugdbeleid, om te beginnen voor kinderen die het meest zijn achtergesteld.
2008
Centra
Carolien Gelauff-Hanzon
Kennis
01
2008
z informatie over opvoeding, inloopochtenden en gelegenheid om mee te doen aan opvoedingsondersteuning en educatie voor moeders en vaders; z pre- en postnatale zorg en gezondheidzorg voor kinderen; gezondheidsvoorlichting; z informatie over werkgelegenheid, educatie en training; z informatie over belangrijke overgangsmomenten, zoals voorlichting rond de geboorte van een kind en informatie over de overgang naar de basisschool (Practice Guidance, 2007).
JeugdenCo
32
Bepaalde groepen hebben recht op speciale aandacht, onder andere tienermoeders, alleenstaande ouders en gezinnen die in armoede leven. De lokale overheden bepalen zelf wat ze naast het minimumpakket nog meer willen aanbieden, afhankelijk van de kenmerken van hun populatie en de al aanwezige voorzieningen. In de 30 procent meest achtergestelde gebieden moeten Children’s Centres veel aanbieden, ook intensieve vormen van begeleiding. In gebieden waar al veel voorzieningen zijn en waar achterstanden minimaal zijn, kan een Children’s Centre volstaan met informatie, advies, ondersteuning van child minders – kinderopvang bij gastouders –, inloopbijeenkomsten en samenwerking met centra voor werkgelegenheid en gezondheidscentra. De Children’s Centres zijn gebaseerd op de principes van Sure Start en komen voort uit de SSLP’s. Het verschil is dat in de Children’s Centres meer nadruk ligt op kinderopvang en toeleiding van ouders naar de arbeidsmarkt. De centra worden ook aangeduid als Sure Start Children’s Centres en blijven dus onderdeel van het Sure Startbeleid. Sinds 2002 omvat dat naast de Children’s Centres ook kinderopvang voor kinderen tot 14 jaar en voor kinderen met leerachterstanden zelfs tot 16 jaar; buitenschoolse activiteiten van brede scholen; en stimulering van de integratie van voorzieningen voor kinderen en jeugdigen, vooral voor kinderen die in een achterstandssituatie verkeren ( National Evaluation of Sure Sart, 2005).
Centra voor Jeugd en Gezin
De Engelse en Nederlandse centra vertonen tal van overeenkomsten en ook enkele verschillen waar het gaat om doelstelling, doelgroepen, taken, bestuurlijke inbedding en partners.
Engelse lessen voor Centra voor Jeugd en Gezin
Doelstelling
De hoofddoelstelling is in beide centra het verbeteren van het aanbod voor ouders en kinderen door meer coördinatie en integratie van voorzieningen op het terrein van gezondheid, opvoeding, educatie en achterstandsbestrijding. De centra vervullen een spilfunctie in de lokale gemeenschap. Zij zijn een centraal punt in de wijk, herkenbaar en laagdrempelig. De ontwikkeling van het kind staat centraal. Anders dan in Nederland zijn in Engeland de educatieve en opvangdoelen geïntegreerd opgenomen.
Taken
De taken van de Centra voor Jeugd en Gezin zijn voor een groot deel gelijk aan die van de Children’s Centres: gezondheidsvoorlichting, gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling en voor jonge kinderen, informatie en ondersteuning bij opgroei- en opvoedvragen, opvoedcursussen, vroegtijdige signalering en doorverwijzing. Een belangrijk verschil is dat Children’s Centres daarnaast ook kin-
01 Kennis
33 JeugdenCo
Voor de vaststelling van de doelgroep van de Children’s Centres zijn twee zaken belangrijk: de keuze tussen doelgroepenbeleid of juist algemeen beleid, en de beoogde leeftijdscategorie. In eerste instantie worden de Children’s Centres in achterstandswijken opgericht, waar ze voor iedereen toegankelijk zijn. Dat is om te voorkomen dat de centra gezien worden een dienst voor mensen met problemen, waardoor ze een negatief imago kunnen krijgen. De Centra voor Jeugd en Gezin zijn voor alle ouders, kinderen en jongeren. Ze komen in principe in alle wijken beschikbaar, maar de veertig ‘prachtwijken’ van het ministerie van VROM krijgen prioriteit. Dat lijkt sterk op de Engelse keuze. Bij de leeftijd van de doelgroep is er een groot verschil tussen beide centra. De Centra voor Jeugd en Gezin zijn voor jeugdigen van 9 maanden voor de geboorte tot 23 jaar en hun ouders. De Children’s Centres richten zich op kinderen tot 5 jaar en hun ouders. In de praktijk is het verschil echter niet zo groot, want de Centra voor Jeugd en Gezin lijken zich, zeker in de eerste periode, vooral te richten op jonge gezinnen. In veel gemeenten is het plan het Centrum voor Jeugd en Gezin op te bouwen rond het consultatiebureau, een voorziening voor jonge kinderen en hun ouders. Bovendien is het Sure Start-beleid, waar de Children’s Centres deel van uitmaken, sinds 2002 uitgebreid tot jeugdigen tot 14 jaar, soms zelfs 16 jaar. Beide centra moeten dus aansluiting en afstemming realiseren met het onderwijs, vooral in het kader van de vorming van brede scholen.
2008
Doelgroepen
Carolien Gelauff-Hanzon
deropvang en ontwikkelingsstimulering voor kinderen bieden – Early Learning, Play and Childcare Services – en toeleiding van ouders naar de arbeidsmarkt. Terwijl de Children’s Centres dus gezondheidszorg, opvang en educatie in een centrum verenigen, beperken de Centra voor Jeugd en Gezin zich in de meeste gevallen tot zorg en opvoedhulp. De Centra voor Jeugd en Gezin zijn wel verplicht tot samenwerking met de kinderopvang en peuterspeelzalen, vooral in het kader van de voor- en vroegschoolse educatie. Ze moeten kinderen die het nodig hebben verwijzen naar voor- en vroegschoolse educatie. Bestuurlijke inbedding
Zowel in Groot-Brittannië als in Nederland geven landelijke beleidskaders richting aan het beleid. Naast een centraal vastgesteld basispakket kunnen de gemeenten en centra zelf bepalen welke diensten de centra nog meer aanbieden en met welke partners.
Kennis
01
2008
Partners
JeugdenCo
34
Een van de belangrijkste kenmerken van beide centra is dat ze verschillende functies in zich verenigen. Daarom moeten beroepskrachten uit verschillende sectoren intensief met elkaar samenwerken, zowel binnen het centrum als daarbuiten. Binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin gaat het bijvoorbeeld om consultatiebureauartsen, wijkverpleegkundigen, opvoedingsdeskundigen, gezondheidsvoorlichters, coördinatoren en uitvoerders van cursussen voor ouders. Tevens moeten Centra voor Jeugd en Gezin nauw samenwerken met bureaus jeugdzorg en contact onderhouden met de Zorg- en Adviesteams die rond scholen zijn georganiseerd. Een beleidsnotitie van het ministerie voor Jeugd en Gezin omschrijft overige externe partners als volgt: ‘Daarbij wordt gedacht aan samenwerking met eerstelijnsgezondheidszorg (o.a. huisarts, kraamzorg en verloskunde), voorzieningen voor voor- en vroegschoolse educatie, het onderwijs, jeugd-ggz, het jeugdloket werk en inkomen, sociale dienst en schuldsanering, politie en justitie, en voorzieningen in de wijk, zoals brede scholen, jeugd- en jongerenwerk, straathoekwerk, kerken en moskeeën enzovoort.’ De Children’s Centres hebben grofweg dezelfde samenwerkingspartners, aangevuld met kinderopvang. Bovendien worden daar de ouders expliciet genoemd als samenwerkingspartners. Gezien de overeenkomsten tussen de Engelse en Nederlandse centra kan Nederland leren van de Engelse praktijk. Over de jonge Children’s Centres is nog geen evaluatieonderzoek beschikbaar,
Engelse lessen voor Centra voor Jeugd en Gezin
maar wel over de voorlopers, de Sure Start Local Programmes. Daarvoor is het onderzoeksprogramma National Evaluation of Sure Sart (NESS) in het leven geroepen, uitgevoerd door Birkbeck, University of London. Het onderzoek bestaat uit een aantal deelonderzoeken, waaronder een effectonderzoek en een implementatie-evaluatie.
Het onderzoek toont dus aan dat SSLP’s ten goede komen aan gezinnen die minder sociaal achtergesteld zijn en een tegenovergesteld effect hebben op de gezinnen met de meeste achterstand. De onderzoekers relativeren deze resultaten enigszins omdat het de eerste effectstudie betreft, die vrij snel na de invoering van de SSLP’s is gehouden. Bovendien is de groep van meest achtergestelden veel kleiner dan de groep met de positieve resultaten. Toch raden de onderzoekers beleidsmakers aan de effecten serieus te nemen, omdat juist de groep waarbij het beleid de meeste resultaten wil bereiken negatieve effecten laat zien. De onderzoekers noemen drie mogelijke oorzaken voor de negatieve effecten. Ten eerste zullen minder-achtergestelden in een klantgerichte omgeving meer diensten afnemen dan meer-achtergestelden. Ten tweede zullen meer-achtergestelden negatief reageren
01 Kennis
35 JeugdenCo
Het effectonderzoek is uitgevoerd in 150 lokale gemeenschappen met SSLP’s en 50 gemeenschappen zonder. Meer dan achttienduizend moeders werden geïnterviewd. Daarnaast werd bij kinderen van 3 jaar een toets afgenomen. De belangrijkste bevindingen zijn: z Moeders van kinderen van 9 maanden die wonen in een SSLPgebied rapporteerden minder huishoudelijke chaos en moeders van kinderen van 3 jaar toonden een grotere acceptatie van het gedrag van hun kinderen dan in de vergelijkingsgebieden. z Kinderen in SSLP-gebieden hadden minder gedragsproblemen en een grotere sociale competentie, uitgezonderd kinderen van tienermoeders. Voor hen gold juist het tegenovergestelde. z Kinderen van tienermoeders ondervonden negatieve gevolgen van de SSLP’s. Ze hadden minder verbale vaardigheden en grotere gedragsproblemen dan kinderen van tienermoeders in gebieden zonder SSLP’s. Ook kinderen van andere sociaal achtergestelde gezinnen, zoals eenoudergezinnen en gezinnen met werkloze ouders, waren verbaal minder vaardig. z SSLP’s die aangestuurd werden vanuit de gezondheidszorg waren effectiever dan andere SSLP’s.
2008
Effect
Carolien Gelauff-Hanzon
op diensten. De onderzoekers stellen dat Amerikaans onderzoek laat zien dat in veel gevallen de meest-achtergestelden geen baat hebben bij een programma. Vooral huisbezoek kan al aanwezige stress bij hen vergroten. Daarom moet huisbezoek volgens de onderzoekers alleen gedaan worden door goed getrainde wijkverpleegkundigen. Ten derde zullen SSLP-medewerkers liever werken met gemotiveerde groepen, meestal de minder-achtergestelden. Deze mogelijke oorzaken moeten echter verder worden onderzocht.
Samenwerking
2008 01
Ook de uitkomsten van het implementatieonderzoek zijn interessant voor de Nederlandse praktijk. Het is verricht tussen 2001 en 2004 en betreft de eerste 260 SSLP’s. Het onderzoek gaat in op manieren om de toegankelijkheid van de centra te vergroten, de samenwerkingsrelaties, de vraag of er een nieuw aanbod is ontstaan en wat de verdeling van middelen in de verschillende centra is over activiteiten en kinderen. Het rapport biedt veel informatie die relevant is voor de Centra voor Jeugd en Gezin. Hieronder de belangrijkste conclusies.
Kennis
Implementatie
JeugdenCo
36
Het blijkt voor de kwaliteit van de nieuwe samenwerkingsrelaties veel uit te maken of de betrokken instellingen voorheen al samenwerkten. Die instellingen doen het beter. De hoge subsidiebedragen hebben duidelijk invloed op de bereidheid van andere organisaties om te gaan samenwerken met SSLP’s. Het blijkt vaak moeilijk om al lang bestaande en belangrijke partijen zoals social services – een soort combinatie van sociale dienst en maatschappelijk werk – en huisartsen te betrekken bij het SSLP-verband. Soms komt dat door verschillen in professionele cultuur, zoals de traditionele autonomie en hoge status van de Engelse huisartsen. Bij social services speelt dat de dienst een expliciete rol heeft in de kinderbescherming, die soms op gespannen voet staat met preventiewerk. Belangen van kinderen en die van ouders lopen bij kinderbescherming vaak uiteen, terwijl preventiewerkers met ouders samenwerken om de situatie van kinderen te verbeteren. Voor het samenwerkingsproces is het belangrijk dat er helderheid bestaat over de te bereiken doelen. Wanneer partijen deze doelen niet kennen, bestaat het gevaar dat ze het gevoel krijgen te werken aan de doelen van de samenwerkingspartner. Samenwerkende organisaties moeten streven naar een gevoel van gelijkwaardigheid en
Engelse lessen voor Centra voor Jeugd en Gezin
wederzijds respect, van welke aard of omvang de organisaties ook zijn. De rol van de programmamanager is cruciaal voor het uitdragen en vasthouden van de visie, de doelstelling en de motivatie van alle partijen om te blijven samenwerken. Deze programmamakers moeten zeer gemotiveerde mensen zijn met grote communicatieve vaardigheden.
Beleidsomgeving
Een conclusie van geheel andere aard is dat de meerderheid van de SSLP’s last heeft gehad van voortdurend wijzigend beleid, nieuwe initiatieven en structuren. Daar kan nog een kritisch geluid aan toegevoegd worden van Norman Glass, een hoge ambtenaar die aan de wieg stond Sure Start. Hij stelde in 2005 dat het oorspronkelijke Sure Start-beleid is vervangen
01 Kennis
37 JeugdenCo
Multidisciplinair werken vraagt kennis en vaardigheden die beroepskrachten niet vanuit hun eigen discipline meekrijgen. Training blijkt voor de kwaliteit van de samenwerking in de Children’s Centres van groot belang te zijn. Elke beroepsgroep heeft haar eigen werkwijze, jargon, richtlijnen, protocollen, benadering van ouders en kinderen, en cultuur. Wanneer beroepsgroepen samenwerken, zorgen die verschillen voor spanningen. Gezamenlijke trainingen nemen een deel van de spanning weg. Werkers vergelijken dit proces met het leren van een tweede taal. De trainingen in de centra zijn gebruikt om enerzijds het belang van de eigen ‘beroepstaal’ te onderkennen en anderzijds een begin te maken met het leren van de tweede taal, namelijk de communicatie in een interdisciplinair team. Veel werkers ervaren deze manier van werken als positief omdat die de professionele grenzen doorbreekt en verstarde manieren van werken in een sector ter discussie stelt. Het rapport maakt ook melding van tevreden ouders die nu niet meer langs veel verschillende professionals moeten om hulp te krijgen, maar kunnen volstaan met één gesprek in het centrum. Bij het werven van beroepskrachten is veel aandacht nodig voor hun vaardigheden om interdisciplinair te werken en de behoeften van ouders en kinderen centraal te stellen. Training is belangrijk, net als een goede mix van competenties van beroepskrachten en ook, in de Engelse situatie, van vrijwilligers die in het centrum werken. Het overheidsbeleid is er sterk op gericht dat alle beroepskrachten en vrijwilligers de doelstellingen van het Every Child Matters-beleid kennen en onderschrijven, dat zij gezamenlijke trainingen krijgen en zoveel mogelijk dezelfde protocollen en richtlijnen gebruiken.
2008
Beroepskrachten
Carolien Gelauff-Hanzon
door arbeidsmarktbeleid, met kinderopvang als belangrijk middel. De aantrekkelijke karakteristieken van Sure Start gaan daarmee verloren, waarschuwt hij: het draagvlak van de voorziening onder de sociaal zwakkeren, doordat ouders zich eigenaar voelden van het programma en mee bepaalden wat er geboden werd; de pogingen om moeilijk bereikbare groepen te werven; het centraal stellen van de ontwikkeling van jonge kinderen.
Kennis
01
2008
Lessen
JeugdenCo
38
Bij de opbouw van de Centra voor Jeugd en Gezin kan Nederland belangrijke lessen trekken uit de evaluatie van de SSLP’s. Om te beginnen moet Nederland alert zijn op het gevaar dat de centra ongunstig uitpakken voor de groepen met de grootste problemen. Voor de meest achtergestelde groep zullen specifieke bereiksstrategieën ontwikkeld moeten worden. De SSLP’s die vanuit gezondheidszorg werden geleid bleken het meest succesvol, waarschijnlijk doordat die sector al een goed bereik heeft onder ouders en kinderen. Ook de Nederlandse consultatiebureaus hebben bij jonge ouders een groot bereik en een hoge toegankelijkheid. Die sterke positie moet in de Centra voor Jeugd en Gezin behouden blijven. Verder is het raadzaam voort te bouwen op bestaande samenwerkingsverbanden op lokaal niveau en te zorgen voor voldoende financiële middelen om partijen te motiveren om samen te werken in de centra. Er is veel aandacht nodig voor de kwaliteit van de samenwerking, bij alle bestuurslagen, tussen instellingen en tussen de uitvoerende beroepskrachten. Ze moeten heldere doelen stellen, die door alle partijen gedeeld worden. Beroepsgroepen hebben elk hun specifieke werkwijze, richtlijnen, protocollen, wijze van benaderen van ouders en kinderen, en cultuur. Bovendien ontstaan spanningen tussen verschillende invalshoeken die de beroepen met zich meebrengen: curatieve versus preventieve, sociale versus justitiële, medische, sociale, pedagogische en didactische. Die verschillen moeten onderkend en vervolgens overbrugd worden. Naast het vaststellen van de competenties die nodig zijn in een Centrum voor Jeugd en Gezin is het belangrijk dat beroepskrachten gezamenlijk getraind worden en training krijgen in interdisciplinair werken. Zij moeten een ‘tweede taal’ leren. Ten slotte is ook in Nederland eenduidigheid en continuïteit in beleid nodig voor het slagen van de Centra voor Jeugd en Gezin.
Engelse lessen voor Centra voor Jeugd en Gezin
Verder lezen Comprehensive Spending Review. Cross Departmental Review of Provision for Young Children (1998). www.archive.official-documents.co.uk/document/cm40/4011/401122.htm. Glass, N. (1999). Sure Start: the development of an early intervention programme for young children in the United Kingdom. Children & Society, jaargang 13, nummer 4, pagina 257–264. Glass, N. (2005). Surely some mistake? Education.guardian.co.uk, 5 januari 2005. Ministerie voor Jeugd en Gezin (2007). Alle Kansen voor Alle Kinderen. Programma voor jeugd en gezin 2007–2011. Te downloaden via www.jeugdengezin.nl. National Evaluation of Sure Start (2005). Implementing Sure Start Local Programmes: An Integrated Overview of the First Four Years, Report 10. Institute for the Study of Children, Families & Social Issues, Birkbeck, University of London. National Evaluation of Sure Start (2005). Early Impacts of Sure Start Local Programmes on Children and Families. Report of the Cross-sectional Study of 9- and 36- Month Old Children and Their Families, Report 13. Institute for the Study of Children, Families & Social Issues, Birkbeck, University of London. Pijll, M. van der en Konijn, C. (2006). Jeugdzorg in Groot-Brittannië. Nederlands Tijdschrift
Carolien Gelauff-Hanzon (
[email protected]) is hoofd van de afdeling Jeugd en Opvoeding van het NJi Kenniscentrum.
01 Kennis
ving quality > Sure Start Children’s Centres Practice Guidance.
39 JeugdenCo
Department of Health, UK, 2007. Te downloaden via www.surestart.gov.uk > Impro-
2008
voor Jeugdzorg, jaargang 10, nummer 1, pagina 36–45. Practice Guidance Sure Start Children’s Centres (2007). Department of Education and Skills,