Kadernotitie Centrum Jeugd en Gezin Oostzaan
Koersbepaling voor de inrichting van een CJG in Oostzaan
afdeling BBO, H.L. Klomberg concept september 2009
Inhoudsopgave 1. Inleiding
2. Landelijke kaders
2.1. Beleid programmaministerie jeugd en gezin 2.2. Wet primair onderwijs
2.3. Wet publieke gezondheid 2.4. Wet op de jeugdzorg
3. Ontwikkelingen met relatie tot CJG
3.1. Verwijsindex Risicojongeren (VIR)
3.2. Aanpak multiprobleemgezinnen (MPG) 3.3. RAAK
3
3
3
3
4
5 5
5
6
6
4. Visie: Wat willen we bereiken?
7
6. Wat doen we al en wat gaan we meer doen?
8
5. Wat doen we ervoor? 7. Doelgroep CJG
8. Functies in CJG
8.1. Basismodel CJG 8.2. Lokale inkleuring CJG
9. Inrichting van het CJG Oostzaan 10. Verschijningsvorm CJG 10.1.
10.2. 10.3.
Inlooppunt als bedrijfsverzamelgebouw
Inlooppunt onder leiding van een hoofdaannemer Inlooppunt als procesgeïntegreerde organisatie
11. Huisvesting inlooppunt CJG
7
8
9
9
9
10
11
11
11
12
13
12. Toekomstbeeld organisatie CJG
14
14. Aansturing CJG
15
13. Opzetten CJG 14.1
Inhoud functie coördinator CJG
14.3
Positie coördinator CJG
14.2
Rol CJG in Indicatiestelling gemeentelijk aanbod opvoedsteun
15. Aansluiting bij ‘Centrum Jong’ 16. Financien CJG 16.1
16.2
Regeling Brede doeluitkering
Kosten opstartfase CJG en verder
17. Beslispunten gemeenteraad
Bijlage 1
Bijlage 2
Functies in het CJG
Inrichting van het CJG Oostzaan
15 15 16
16
18
19
19
19
23
25
27
2
Inleiding
Met het grootste deel van de jeugd en gezinnen in Nederland gaat het goed. Nederlandse jongeren behoren tot de gelukkigste ter wereld. Tegelijkertijd zijn er verontrustende
trends: er is een stijgend aantal meldingen kindermishandeling, het aantal kinderen met gedragproblemen neemt toe, een toenemend aantal kinderen leeft ongezond, het aantal jongeren dat niet meer naar school gaat en ook niet werkt stijgt, en er zijn (steeds jongere) jongeren die overlast geven.
Globaal heeft 15% van de jongeren zorg nodig waarbij er goede afstemming moet zijn tussen hulpverleners. In die jeugdketen worden in het algemeen gebreken
geconstateerd. Zo is er onvoldoende aandacht voor preventie, staan ouders en kinderen onvoldoende centraal, is samenwerking binnen de jeugdketen te vrijblijvend en zijn
taken versnipperd georganiseerd. Dit alles draagt ertoe bij dat ondanks grote inspanning
het algemene beeld is dat de jeugdketen niet goed werkt met alle treurige incidenten van dien. Het in te richten Centrum Jeugd en Gezin moet hierin verandering aanbrengen.
Deze notitie stelt u voor een aantal keuzes op hoofdlijnen waarbinnen het Centrum Jeugd en Gezin in Oostzaan vorm kan worden gegeven.
Bij het opstellen van dit document is de notitie van Wormerland herschreven voor
Oostzaan om het proces ambtelijk zoveel mogelijk gelijk te kunnen lopen. Wel ligt een
aantal essentiële keuzes voor, m.b.t. de aansturing van het CJG en de mogelijkheid om hierin samen te werken met de gemeente Wormerland.
Leeswijzer: in de eerste hoofdstukken staan landelijke kaders en ontwikkelingen die van belang zijn voor. Dan volgt een beschrijving van het basismodel CJG dat landelijk is
vastgesteld. Tot slot volgen mogelijkheden voor lokale inkleuring van het basismodel, met een financieel toelichting. Het stuk eindigt met een overzicht van beslispunten voor de gemeenteraad. 1. Landelijke kaders
1.1. Beleid programmaministerie jeugd en gezin
De programmaminister voor jeugd en gezin heeft het rijksbeleid geformuleerd in het
programma “Alle Kansen voor alle Kinderen”. De minister wil dat in 2011 in Nederland een dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) ontstaat.
Een CJG is een laagdrempelige voorziening waar ouders en kinderen met opgroei en opvoedvragen terecht kunnen en waar de instellingen, die actief zijn in de jeugdketen,
efficiënter en effectiever samenwerken. Dit met als doel het tijdig in beeld brengen van risicogezinnen en kinderen; het tijdig bieden van hulp om probleemescalatie te
voorkomen en het coördineren van zorg volgens het beleidsprincipe “één gezin, één
plan”. De gemeenten dragen de verantwoordelijkheid voor de inrichting van het CJG.
Landelijk is een basismodel CJG vastgesteld waaraan elk CJG minimaal moet voldoen. De Wet op de Jeugdzorg zal worden aangepast om deze verplichting te verankeren 1 .
1
Naar verwachting in Tweede Kamer eind 2009.
3
1.2. Wet primair onderwijs
Vanaf 2001 hebben alle scholen, zowel in het basis- als voortgezet onderwijs, de
verplichting om zorg te dragen voor het inrichten van een systeem van leerlingenzorg op school en bovenschools (samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS) of VO
niveau). De diverse vormen van leerlingenzorg worden ook wel (onderwijs)zorgstructuur genoemd. WSNS wordt verder versterkt met de Wet Passend Onderwijs, die in 2011 van kracht zou moeten worden. Volgens deze wet dienen de schoolbesturen elke
aangemelde leerling een passend onderwijsaanbod aan te bieden. Bovendien moet in elke WSNS regio de indicatiestelling vereenvoudigd worden en moeten de
financieringsstromen meer bij de leerlingen en de scholen terecht komen. Op de basisscholen in Oostzaan functioneren interne zorgteams die erop gericht zijn te
komen tot een passend onderwijs aanbod voor kinderen. De zorgteams hebben als basis
een kleine samenstelling. De zorgteams bestaan uit de leerkracht en de intern begeleider (en soms de directeur). Daarnaast kan het zorgteam afhankelijk van de casus die aan de
orde komt qua samenstelling worden uitgebreid met bijvoorbeeld een leerlingbegeleider of een schoolmaatschappelijk werker.
Het Zaans Netwerk voor Advies en Ondersteuning is een bovenschoolse voorziening voor het basisonderwijs in de Zaanstreek waar leerlingen kunnen worden ingebracht waarvan
niet duidelijk is wat het meest wenselijke onderwijstraject is en welke vormen van
ondersteuning nodig zijn. In de regio Waterland functioneert het Zorgplatform als
centraal aanmeldpunt voor alle basisonderwijs - zorg leerlingen. Daarnaast bestaat in Oostzaan de mogelijkheid om leerlingen in te brengen in het Buurtnetwerk.
In het (voortgezet) onderwijs wordt gewerkt met zorgadviesteams (ZAT’s). Een ZAT is altijd verbonden aan een school en is een multidisciplinair team, waarin diverse
professionals (bijvoorbeeld uit het onderwijs, welzijnswerk, geïndiceerde jeugdzorg, JGZ
en veiligheid) samenwerken om passende zorg te bieden aan jeugdigen en hun gezinnen die dat nodig hebben. In het ZAT bespreken zij regelmatig concrete situaties van
jongeren, waardoor signalen snel en vakkundig beoordeeld worden en de juiste hulp of ondersteuning voor de jeugdige zo snel mogelijk wordt ingeschakeld.
1.3. Wet publieke gezondheid
Gemeenten zijn op grond van de Wet publieke gezondheid verantwoordelijk voor de
uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Sinds 2003 werkt de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) met het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg. Dit bestaat uit een uniform deel, bestaande uit werkzaamheden die aan alle kinderen uit de doelgroep op uniforme wijze moeten worden aangeboden en een maatwerkdeel, waarbij de gemeenten de
(inhoudelijke) beleidsvrijheid hebben om het aanbod af te stemmen op specifieke
zorgbehoeften van kinderen of op lokale gezondheidsproblemen. De regie hierover ligt bij de gemeenten.
4
Het Basistakenpakket JGZ dat bestaat uit zes, onderling nauw samenhangende productgroepen:
1. Monitoring en signalering;
2. Vaststellen van de zorgbehoefte; 3. Screeningen en vaccinaties;
4. Voorlichting, advies, instructie en begeleiding; 5. Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen;
6. Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking.
1.4. Wet op de jeugdzorg
In de Wet op de jeugdzorg is vastgelegd dat Bureau Jeugdzorg de toegangspoort is voor de gehele (geïndiceerde) jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg stelt vast welke zorg nodig is,
begeleidt kinderen, jongeren en ouders of verwijzen hen door naar andere hulpverleners. Er wordt aandacht gegeven waar het nodig is, ondersteuning geboden waar het kan en bescherming geboden waar het moet.
Gemeenten worden geacht 5 functies in te vullen voorliggend aan de jeugdzorg. Deze functies zijn: -
Informatie & advies Signalering
Verwijzen naar totale lokale en regionale hulpaanbod Licht pedagogische hulp Coördinatie van zorg
Bureau jeugdzorg moet zorgen voor een goede aansluiting op lokale voorliggende voorzieningen.
Deze voorliggende voorzieningen moeten worden aangeboden vanuit het in te richten CJG. Door wettelijke verankering van de CJG’s in de Wet op de Jeugdzorg wordt een
verbinding gelegd met gemeentelijke taken die zijn opgedragen in het kader van de Wet publieke gezondheid en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Door het CJG onder te brengen in de Wet op de Jeugdzorg worden bovendien de
verantwoordelijkheden van alle overheden op het terrein van jeugd gebundeld. De taken van de landelijke overheid en die van de provincies zijn hierin ook al opgenomen. 2. Ontwikkelingen met relatie tot CJG
2.1. Verwijsindex Risicojongeren (VIR)
Een wetvoorstel verwijsindex risico’s jeugdigen (VIR) is in de maak. De verwijsindex is een landelijk digitaal signaleringssysteem dat risicomeldingen van hulpverleners over jeugdigen bij elkaar brengt. Hulpverleners raken zo geïnformeerd over hun
betrokkenheid bij jeugdigen. Gebruik van de verwijsindex draagt bij aan sneller en beter
samenwerken van hulpverleners en gemeenten. VIR registreert meldingen over jeugdigen tot 23 jaar en brengt signalen bij elkaar van instanties uit verschillende gemeenten. VIR
ondersteunt geen ketenregie en komt niet tegemoet aan wensen en afspraken van lokale samenwerkingsverbanden.
5
Op 1 januari 2010 moeten alle gemeenten in Nederland aangesloten zijn op de VIR. Het op Stadsregio Amsterdam te implementeren systeem Matchpoint voorziet in de
koppeling van ketenpartners aan de VIR en maakt afspraken met ketenpartners wie op
welk moment regie voert. Matchpoint zorgt ervoor dat professionals van elkaar weten dat ze met dezelfde jongere bezig zijn, wie zorgsignalen heeft afgegeven en wie
verantwoordelijk is voor Matchpoint regie. Instellingen die worden aangesloten moeten goed voorbereid zijn op het gebruik van de verwijsindex en de regieafspraken die
hieraan ten grondslag liggen. Naast regionale partijen gaat het om lokale partijen. Regionaal wordt matchpoint geïmplementeerd waarbij zowel regionale als lokale instellingen worden betrokken.
2.2. Aanpak multiprobleemgezinnen (MPG)
Gemeenten hebben op grond van de Wet Publieke Gezondheid de Wmo en de Wet op de
Jeugdzorg o.a. de taak om coördinatie van zorg te bieden aan jeugdigen en daarmee ook
aan multiprobleemgezinnen. De jeugdhulpverlening aan de multiprobleemgezinnen blijkt veel minder effectief dan aan andere cliënten. Vaker worden hulpverleningstrajecten voortijdig afgebroken en deze gezinnen worden vaker weer opnieuw bij jeugdzorg
aangemeld. Tegelijkertijd bestaat het beeld dat nog heel wat multiprobleemgezinnen niet goed in zicht zijn.
Deze drie elementen: versnipperde zorg, gebrek aan effectiviteit van de jeugdhulpverlening en het buiten beeld blijven van een deel van de
multiprobleemgezinnen, vormden de achtergrond van een in 2007 in de stadsregio Amsterdam gestart traject om: -
helder te krijgen wat multi probleemgezinnen zijn (definitie)
tot een integrale aanpak van multi probleemgezinnen te komen, waarbij de
verantwoordelijkheden onderling duidelijk zijn. Dit heeft geleid tot een plan van aanpak in de regio Zaanstreek-Waterland dat
momenteel door een team wordt geïmplementeerd. Een voorstel voor definitieve
borging van de MPG-aanpak in de organisatiestructuur rondom de Centra voor Jeugd en Gezin is een onderdeel van de opdracht aan het implementatieteam.
3.3 RAAK
De minister van Jeugd en gezin heeft als onderdeel van het Actieplan aanpak
kindermishandeling voorgesteld om de werkwijze van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK) in het hele land in te voeren. De RAAK-werkwijze
gaat uit van een integrale en sluitende wijze van aanpak van kindermishandeling en van bescherming van kinderen en jongeren tegen geweld.
In de regio Zaanstreek-Waterland is gemeente Zaanstad als centrumgemeente
verantwoordelijk voor de invoering van de RAAK-methodiek in de regio. Het bestuur van de GGD Zaanstreek-Waterland heeft ingestemd met het voorstel van de gemeente
Zaanstad om de implementatie van de RAAK-methodiek te koppelen aan de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin in de hele regio.
6
3. Visie; Wat willen we bereiken? De Oostzaanse jeugd ontwikkelt zich tot evenwichtige volwassenen die zowel sociaal als
economisch zelfstandig kunnen functioneren in de samenleving. Ieder kind krijgt de kans veilig en gezond op te groeien en zich/zijn talenten te ontwikkelen. Alle
ouders/opvoeders krijgen de kans hun kinderen veilig en gezond op te voeden.
Het doel is door het realiseren van een CJG in Oostzaan tijdige, nabije en passende opvoed- en opgroeiondersteuning voor ouders, kinderen en jongeren te kunnen bieden.
Beslispunt gemeenteraad: vaststellen visie en doel van het CJG in Oostzaan
4. Wat doen we ervoor?
Een CJG inrichten met tijdige, nabije en passende opvoed- en opgroeiondersteuning voor ouders, kinderen en jongeren die tot stand komt in een dialoog tussen ondersteunde en ondersteuner.
Tijdige ondersteuning: hoe eerder je ondersteuning biedt hoe minder de kans dat
problemen uitgroeien en moeilijk oplosbaar zijn. Dus niet wachten tot problemen geëscaleerd zijn, maar zo vroeg mogelijk en preventief mogelijk werken. Effectief
signaleren van (dreigende) probleemsituaties op kind, gezin, maar ook op wijk- en
buurtniveau is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Vervolgens dient de hulpverlening zelf ook tijdig ingezet te worden. Dus geen lange wachttijden. Indien er wel langere
wachttijden voorkomen zal de wachttijd overbrugd dienen te worden met andere vormen van hulp.
Nabije ondersteuning: de ondersteuning moet zoveel mogelijk plaatsvinden in de
omgeving van de ouders/kinderen/jongeren die vragen of problemen hebben. Ze moet makkelijk bereikbaar en laagdrempelig zijn.
Passende ondersteuning: Activiteiten op het gebied van opvoed- en
opgroeiondersteuning hebben de meeste kans van slagen als ze aansluiten bij de
behoeften van betrokkenen (kinderen/jongeren/ouders) en de sociale structuur en
problemen die leven in de wijk of buurt. Dat wil niet zeggen dat er een volledige omslag plaats moet vinden van aanbod gestuurd naar vraag gestuurd werken, maar dat het aanbod in dialoog tot stand komt (zie het volgende punt).
Er is sprake van dialoog gestuurd werken: er wordt niet uitsluitend uitgegaan van de
vraag van de betrokkenen, maar ook rekening gehouden met maatschappelijke doelen, het maatschappelijk belang en de rechten van kinderen. Wat het aanbod wordt, wordt bepaald in een dialoog. Daarbij kan er in het uiteindelijke hulpaanbod een conditie ingebouwd worden, die aangeeft dat de betreffende interventie niet vrijblijvend is.
7
5.
Wat doen we al? Wat doen we al? -
We voeren het basistakenpakket (zie 2.4)) en een maatwerkdeel voor de
jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar uit. De uitvoerende organisaties GGD en Evean
JGZ zijn per 2010 geïntegreerd ondergebracht bij de GGD Zaanstreek-Waterland.
-
Op scholen zijn zorgadviesteams (VO), en interne en bovenschoolse zorgteams (PO)
-
In Oostzaan functioneert sinds 2008 een Buurtnetwerk 0-19 jaar
Er is een aanbod aan opvoedingsondersteuning bestaande uit een
opvoedspreekuur, cursusaanbod via provinciale impulsgelden, hantering Triple-P methodiek, cursussen prenatale zorg.
6. Wat gaan we meer doen? Wat is er nieuw? -
We gaan een Centrum Jeugd en Gezin inrichten als laagdrempelig en herkenbaar punt in de buurt waar alle ouders/opvoeders, jeugdigen en professionals terecht kunnen
als zij dit willen met alle mogelijke vragen over opvoeden en opgroeien en voor hulp. -
We maken nog meer sluitende afspraken over vroegtijdige signalering van kinderen
of gezinnen met problemen en over de totstandkoming van “één gezin - één plan” en over zorgcoördinatie. -
We oriënteren ons op het (uit te breiden) aanbod aan opvoedingsondersteuning dat vanuit het CJG Oostzaan wordt aangeboden.
7. Doelgroep CJG
Het Centrum voor Jeugd en Gezin bereikt kinderen en jongeren vanaf 0 jaar (of – 9 maanden als ook de kraamzorg wordt meegenomen) tot 23 jaar. Hun ouders behoren
ook tot de doelgroep. Het CJG kan daarnaast een laagdrempelige voorziening zijn voor iedereen die (beroepsmatig) te maken heeft met de zorg voor en opvoeding van kinderen. Dus ook voor leidsters van kinderdagverblijven of peuterspeelzalen,
leerkrachten van scholen, kinder- en jongerenwerkers en maatschappelijk werkers. Veel van deze professionals hebben ook vragen op het gebied van opvoedings- en opgroeiondersteuning.
Welke doelgroepen horen niet thuis bij een CJG?
Het CJG wil een laagdrempelige voorziening zijn. Het binnenhalen van bepaalde zwaardere problematiek, zoals drugsverslaafden, daklozen met psychiatrische
problemen e.d. zou een belemmering kunnen zijn voor ouders en jongeren om naar het
CJG te stappen. Het CJG kan ervoor kiezen dergelijk zwaardere, en voor een groep ouders en kinderen soms drempelverhogende problematiek niet zelf aan te pakken maar door te verwijzen naar daartoe geëigende hulpverlening.
Ditzelfde geldt voor jongeren die zijn beland in de justitiële keten. Omdat de drempel
voor algemene opvoed- en opgroeivragen zo laag mogelijk zou moeten zijn hoort deze doelgroep, principieel wel, maar in praktische zin niet thuis bij een CJG. Wel zal er
8
samenwerking en informatie-uitwisseling plaats moeten vinden tussen het CJG en de justitiële keten.
Beslispunt gemeenteraad: vaststellen breedte doelgroep CJG Keuzes:
a) professionals (vb leidsters peuterspeelzalen, kinderopvang, onderwijs): ja b) zwaardere problematiek doorverwijzen: ja
c) jongeren in justitiële keten doelgroep CJG: nee
8. Functies in CJG
8.1. Basismodel CJG
Zoals in 2.1 aangegeven is er een basismodel CJG vastgesteld waaraan elk CJG minimaal moet voldoen. Elk CJG moet in ieder geval bestaan uit:
1) Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0-19 jaar 2) 5 Wmo-functies:
a) Informatie & advies b) Signalering
c) Toeleiding naar hulp
d) Licht pedagogische hulp e) Coördinatie van zorg
3) Schakel met Bureau Jeugdzorg 4) Schakel met het onderwijs
Voor meer info zie bijlage 1.
8.2. Lokale inkleuring CJG
Naast de kernfuncties zoals die in het basismodel CJG zijn vastgelegd kunnen
verschillende andere organisaties betrokken worden in het CJG Oostzaan. Bijvoorbeeld: -
Kinderopvang, Peuterspeelzaal, Voor- en vroegschoolse educatie Leerplichtambtenaren Brede School
Welzijnswerk: algemeen Maatschappelijk Werk, Jongerenwerk
-
Eerstelijnszorg, zoals huisarts, kraamzorg, verloskunde
-
Jeugd GGZ
-
Sociale zaken
Schuldhulpverlening bij zowel ouder als jongere Politie en Justitie
9
We willen problemen in gezinnen zo veel mogelijk voorkomen, zo vroeg mogelijk
signaleren en zo snel mogelijk de juiste ondersteuning in een gezin bieden. Naast de JGZ zien we de kinderopvangorganisaties, de peuterspeelzalen, het onderwijs, het
welzijnswerk en de eerstelijnszorg als belangrijke vindplaats van gezinnen met problemen. De genoemde organisaties blijken ook logische plekken om opvoedingsvragen te stellen.
Het CJG kan de informatieoverdracht tussen de verschillende vindplaatsen bevorderen zodat er zo snel mogelijk de juiste zorg geboden kan worden (bijvoorbeeld zodra een kind naar school gaat). De genoemde organisaties bieden ook concrete hulp aan een
kind of gezin en blijken voor ouders. Het CJG kan daarbij ondersteunen. Daarnaast kan
het CJG ook de zorg voor gezinnen met zwaardere problemen overnemen of opschalen
(bijvoorbeeld naar de aanpak multiprobleemgezinnen). Het advies is om het CJG te zien
als groeimodel waarbij gestart wordt met het vormgeven van het basismodel bestaande
uit de JGZ, het onderwijs en BJAA. Om praktische redenen (zie 11) wordt voorgesteld te
starten met een inlooppunt aan bij Gezondheidscentrum De Kolk. Hierin is naast de JGZ
ook het algemeen maatschappelijk werk gehuisvest. Om die reden licht het voor de hand om de samenwerking met het algemeen maatschappelijk werk bij de start van het CJG mee te nemen. Zodra de basis vorm heeft gekregen kan het CJG worden uitgebouwd waarbij in eerste instantie begonnen worden met uitbreiding naar de kinderopvang organisaties, de peuterspeelzalen, het welzijnswerk, de eerstelijnszorg. Als de
samenwerking met en tussen deze organisaties vorm heeft gekregen zal bekeken worden hoe het CJG verder uit te breiden.
Beslispunt gemeenteraad: vaststellen volgorde samenwerkingpartners CJG volgens het groeimodel en achtereenvolgens te kiezen voor:
a)
b) c)
JGZ, onderwijs, BJAA, algemeen maatschappelijk werk kinderopvang, peuterspeelzalen, welzijnswerk, eerstelijnszorg
nader te bepalen organisaties
9. Inrichting van het CJG Oostzaan
CJG als drieluik
Ieder CJG moet beschikken over ten minste een fysiek inlooppunt. Dat betekent echter niet dat het CJG alleen binnen die ene locatie werkzaam is. Het CJG is meer een
netwerkorganisatie dan een ‘stenen’ organisatie. Een mogelijk model voor het opzetten van een CJG is het zgn. drieluikmodel. Volgens dit model kan het CJG worden opgevat als een drieluik, met als onderdelen:
- een inlooppunt voor informatie en advies (frontoffice); - een opvoed- en opgroeipraktijk; - de sluitende aanpak.
10
De onderdelen van het drieluik omvatten met elkaar in ieder geval de functies die minimaal in het CJG moeten zijn ondergebracht. Meer hierover in bijlage 2.
Beslispunt gemeenteraad: in te stemmen met de uitwerking van het basismodel CJG, te weten het CJG als drieluik als startsituatie voor Oostzaan
10. Verschijningsvorm CJG
Voor de invulling van de organisatie van het inlooppunt zijn drie varianten zichtbaar: 1. Inlooppunt (en opvoed- en opgroeipraktijk) als bedrijfsverzamelgebouw.
2. Inlooppunt en opvoed- en opgroeipraktijk onder leiding van een hoofdaannemer. 3. Inlooppunt(en opvoed- en opgroeipraktijk) als één geïntegreerde organisatie.
10.1.
Inlooppunt als bedrijfsverzamelgebouw
De eerste variant is dat het inlooppunt / de opvoed- en opgroeipraktijk een
samenwerkingsverband is van nevengeschikte organisaties. Omdat de kern van het CJG over het algemeen een klein aantal organisaties betreft gaat het hier om 2-5 deelnemers. Het
samenwerkingsverband hier is te zien als een netwerkorganisatie. Een netwerkorganisatie bestaat uit zelfstandige organisaties die uit vrije wil aan het netwerk deelnemen.
Bij een netwerkorganisatie in het inlooppunt (eventueel gekoppeld aan de opvoed- en
opgroeipraktijk) gaat het vrijwel steeds om organisaties die een afhankelijkheidsrelatie met de gemeente bezitten. Door middel van het subsidie-instrument kan de gemeente afstemming en samenwerking bewerkstelligen.
Deze variant is het meest eenvoudig te realiseren, omdat het niet gepaard gaat met een reorganisatie. Het betekent vooral dat verschillende werkprocessen in één verband worden
ondergebracht en een aantal daarvan fysiek worden geconcentreerd. Deze variant kan gezien worden als een bedrijfsverzamelgebouw. Het succes van deze variant is vooral afhankelijk
van de vraag in hoeverre de organisaties erin slagen om vanuit eenzelfde pedagogische visie te werken en gaandeweg hun samenwerking te intensiveren en hun activiteiten op elkaar af te stemmen.
10.2.
Inlooppunt onder leiding van een hoofdaannemer
Een tweede variant voor de organisatievorm van inlooppunt en opvoed- en opgroeipraktijk heeft als kern een geïntegreerde JGZ met een samenwerkingsrelatie met overige
kernpartners, waarbij de JGZ optreedt als hoofdaannemer. Overigens is het uiteraard ook mogelijk dat een andere organisatie, zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk als
hoofdaannemer optreedt. Gelet op de omvang van het basistakenpakket van de JGZ en het aandeel van de werkzaamheden van het JGZ in het totale takenpakket van het CJG, ligt het meer voor de hand om de JGZ als hoofdaannemer te positioneren. Voordeel van een hoofdaannemer-onderaannemerconstructie voor de gemeente is, dat zij het aantal
11
aanspreekpunten/ samenwerkingspartners reduceert. De gemeente maakt
prestatieafspraken met de hoofdaannemer en deze maakt vervolgens prestatieafspraken met de onderaannemers. De constructie van een hoofdaannemer met onderaannemers
positioneert de gemeente anders ten opzichte van het uitvoerend veld. Er ontstaat een scheiding tussen regie op beleidsniveau (de gemeente) en op uitvoeringsniveau (de
hoofdaannemer). De gemeente blijft daardoor zuiver in haar rol als financier-opdrachtgever, ze is immers geen procespartij meer, en hoeft niet als scheidsrechter op te treden in geval van afstemmingsproblemen en grensconflicten tussen uitvoerende partijen. Dit past ook
volledig in de visie die is vastgesteld in Kadernota Jeugd 2009-2013, die uitgaat van een regisserende gemeente.
Pas als betrokken hulpverleners er niet in slagen om tot eensluidende afspraken te komen rond de zorgverlening aan een kind of gezin kan er sprake zijn van opschaling en het
eventueel plegen van bestuurlijke interventie. Dit is de meest wenselijke en realistische
optie. Overigens behoeft de invulling van het hoofdaannemerschap bijzondere aandacht (zie 13).
10.3.
Inlooppunt als een procesgeïntegreerde organisatie
De derde, en meest vergaande variant, betreft het onderbrengen van alle werkprocessen van het inlooppunt en de opvoed- en opgroeipraktijk in een aparte organisatie / rechtspersoon:
het CJG. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat procesintegratie een aantal voordelen heeft:
• Er wordt vanuit één centrale visie wordt gewerkt. • Er is een centraal beleid. • Eenheid van aansturing.
• Eventueel worden werkprocessen zoveel mogelijk tot op het niveau van de individuele
medewerker geïntegreerd, waardoor cliënten zoveel mogelijk met één hulpverlener te maken krijgen en er daardoor beter zicht bestaat op de werkprocessen en de cliënten.
Procesintegratie kent ook haar grenzen. De mogelijkheden van procesintegratie worden
bepaald door de bereidheid van partijen om hun processen te integreren, de bereidheid van
de verscheidene betrokken financiers om daar hun medewerking aan te verlenen dan wel om procesintegratie op te leggen, en wettelijke kaders. Procesintegratie veronderstelt vergaande organisatorische samenwerking waarbij partijen fuseren of bepaalde onderdelen of functies van hun werkorganisatie overdragen naar een (nieuwe) organisatie. Dat is niet steeds in het eigen belang van deze organisaties. En als organisaties tot procesintegratie willen komen,
zijn ze daarbij veelal afhankelijk van toestemming van hun financiers / opdrachtgevers. Dit lijkt op korte termijn niet de meest realistische optie.
Beslispunt gemeenteraad: verschijningsvorm van het CJG met als drie keuzemogelijkheden: 1. inlooppunt onder leiding van een hoofdaannemer alternatieven:
2. inlooppunt als bedrijfsverzamelgebouw
3. inlooppunt als een procesgeïntegreerde organisatie
12
11.
Huisvesting inlooppunt CJG
Toekomstbeeld huisvesting
Streven van de rijksoverheid was om te werken met 1 loket voor de Wmo. Het CJG is op korte
termijn toch een gescheiden van het Wmo-loket. Gelet op de breedte van de doelgroep en de breedte van de vraqen waarmee cliënten bij het CJG kunnen komen en de raakvlakken met
de Wmo en gemeentelijke taken op het gebied van werk en inkomen en armoedebestrijding is het wenselijk om op termijn wel te werken vanuit een gezamenlijke frontoffice dat bestaat uit een geïntegreerde gemeentewinkel, mogelijk een woonloket en het CJG. Dit sluit
uiteraard aan op de ontwikkelingen die op dit moment reeds zijn ingezet met de gemeente Wormerland.
Huisvesting is bij voorkeur op een centrale plaats in de gemeente nabij centrale
voorzieningen zoals winkels, sociaal culturele voorzieningen. Op deze manier is er een
centraal punt voor alle informatie en advies vragen op het gebied van wonen, welzijn, zorg
en jeugd en gezin. Het bevordert de laagdrempeligheid, het elkaar ontmoeten, leren kennen
en samenwerken van organisaties. Deze kijk op toekomstige huisvesting dient meegenomen te worden in de toekomstvisie op de gemeentelijke dienstverlening en op de visie op het Wmo-loket.
Huisvesting op korte termijn
De JGZ is gehuisvest aan in het Gezondheidscentrum De Kolk. Deze locatie is een centrale
plek in het dorp. In het gebouw zit al de integrale JGZ en het algemeen maatschappelijk werk als belangrijke partners in het CJG. Het ligt voor de hand om op korte termijn uit te gaan van huisvesting van het CJG in het Gezondheidscentrum en te bezien of deze huisvesting adequaat is of dat er aanpassingen nodig zijn en zo ja welke.
Echter, in het pand is er feitelijk geen ruimte meer voor een extra baliefunctie en
coördinatieruimte. Mede gezien het feit dat de JGZ momenteel krap gehuisvest is en het
aantal taken mogelijk nog wordt uitgebreid lijkt het onderbrengen van deze partijen in een ander gebouw een aantrekkelijke optie. Ook omdat er spanning op het gebouw zit,
aangezien een aantal huurders te kennen heeft gegeven haar ruimte(s) graag te willen uitbreiden. Kanttekening die hierbij moet worden geplaatst, is het feit dat door de
samenwerking van de JGZ en AMW met de huisartsen onder 1 dak de lijnen kort zijn,
waardoor de samenwerking goed is. Door deze partijen fysiek te scheiden, bestaat de mogelijkheid dat dit verandert.
De gemeente stelt om bovengenoemde redenen voor te onderzoeken welke andere locaties
mogelijk zijn, wat de financiële consequenties daarvan zijn en hierover in een later stadium een besluit te nemen.
Beslispunt gemeenteraad: Nader onderzoeken welke locaties mogelijk zijn om het CJG te huisvesten, wat de financiële consequenties daarvan zijn en hierover in een later stadium een besluit te nemen
13
12.
Toekomstbeeld organisatie CJG
Vanwege het vergroten van de herkenbaarheid, de bekendheid en het bereik van het CJG zou het goed zijn om toe te werken naar een CJG, dat functioneert als een zelfstandige
organisatie, die ook als zodanig naar buiten treedt met een eigen logo, eigen folders en eigen (één) telefoonnummer. Hierbij kan overigens wel en misschien juist worden samengewerkt met andere CJG’s.
Het CJG is gericht op 0-23 jarigen en hun ouders en heeft een uitstraling die jeugd en
ouders aanspreekt. Ze stappen makkelijk en vanzelfsprekend over de drempel, zonder het
gevoel te hebben dat ze “een probleemgeval” zijn. Het CJG loket is regelmatig geopend, liefst op alle werkdagen, soms ’s avonds. Het loket is bemand met een medewerker die goed op de hoogte is van de sociale kaart en die bij eenvoudige vragen direct informatie kan
verstrekken of anders weet waarnaar door te verwijzen. Ook is er de mogelijkheid om (met
hulp) op internet naar antwoorden op opvoedingsvragen te zoeken. Op vaste tijden wordt er een opvoedingsspreekuur gehouden en de jeugdgezondheidszorg voert hier haar reguliere werkzaamheden uit (consultatiebureau, schoolarts). Daarmee wordt een groot percentage
van de ouders en kinderen in de wijk bereikt. Het algemeen maatschappelijk werk houdt hier op afspraak spreekuren. Er is een breed aanbod aan preventieve opvoedingsondersteuning. Te denken valt aan cursussen ouderschap voor aanstaande ouders, cursussen voor ouders van kinderen die naar de basisschool gaan, omgaan met pubers, sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen e.d.
Er wordt vindplaatsgericht gewerkt. Dat wil zeggen dat het CJG makkelijk kan terugvallen op aanvullende expertises op het moment dat een probleem haar eigen mogelijkheden
overstijgt. Er is sprake van een outreachende aanpak: zodra ergens signalen binnenkomen dat het niet goed gaat met kinderen of jongeren en/of ouders of het gezin, neemt het CJG
contact met het gezin op. Het CJG maakt voor de signalering en dossiervorming gebruik van, oa. het Buurtnetwerk en de digitale systemen zoals de verwijsindex risicojongeren en het Elektronisch Kind Dossier (EKD).
De organisaties die deelnemen in het CJG hebben natuurlijk hun eigen belangen, maar
stellen het bereiken van de gezamenlijke missie voorop. Deze gezamenlijke missie is: een laagdrempelige voorziening realiseren die dicht bij de hulpvragers tijdige en passende
ondersteuning, hulpverlening en coördinatie van hulp biedt op het gebied van opvoed- en opgroeivragen en problemen.
Naast de taken op het gebied van informatie en voorlichting, signalering, advisering en lichte hulpverlening en zorgcoördinatie zal het CJG ook verantwoordelijk zijn voor de intake van
alle jeugd- en gezinsproblematiek. Afhankelijk van de zorgvraag levert het CJG zelf de hulp of koopt het CJG de hulp in die nodig is bij de organisaties die de meest passende hulp
leveren. Deze laatste vorm brengt een extra prikkel in om organisaties scherp te houden: dat leveren wat nodig is en waar vraag naar is.
14
13.
Opzetten CJG
Voor het opzetten van een CJG in Oostzaan, dient de gemeente een projectleider aan te
stellen. Binnen deze functie dient men op zoek te gaan naar een gezamenlijke werkwijze van de lokale partners, afspraken te maken over casuïstiekbespreking en zorgcoördinatie, het laten aansluiten van het Buurtnetwerk, het vinden van een geschikt inlooppunt en implementatie van EKD en Verwijsindex. Natuurlijk hoeft het wiel niet te worden uitgevonden, daar er inmiddels voldoende praktijkvoorbeelden bestaan.
Indien Oostzaan en Wormerland beiden kiezen voor eenzelfde vorm, te weten een
eigenstandig centrum, kan een projectleider mogelijk samen worden geworven, zoals Zeevang en Edam-Volendam hebben gedaan. Dit scheelt uiteraard in de kosten. De
projectleiderfunctie kan extern worden belegd, maar ook binnen de eigen gemeente worden weggezet.
Gezien het feit dat het qua expertise een specifieke opdracht betreft, er budget beschikbaar
is gesteld binnen het gemeentefonds voor deze ontwikkeling, er nog weinig duidelijk is over de beschikbare ambtelijke uren binnen de ambtelijke samenwerking, en er qua tijd op korte termijn een besluit moet worden genomen, adviseren de gemeenten Wormerland en Oostzaan om de projectleider samen extern te werven.
Beslispunt gemeenteraad: De gemeente kiest bij het aanstellen van een projectleider voor
1. externe werving, al dan niet in samenwerking met gemeente Wormerland alternatief:
2. interne werving, al dan niet in samenwerking met gemeente Wormerland
14.
Aansturing CJG
14.1
Inhoud functie coördinator CJG
Iemand moet verantwoordelijk worden gemaakt om het CJG in Oostzaan aan te sturen. Een keuze moet worden gemaakt of de functionaris die het CJG aanstuurt verantwoordelijk is
voor inhoudelijke aansturing of procesmatige aansturing. Voor de inhoud zal de functionaris terug moeten kunnen vallen op de betrokken hulpverleners in een gezin. De deskundigheid van deze hulpverleners is groot genoeg. De coördinator zal zich met name moeten richten op het verbeteren van samenwerking tussen de hulpverleners en zal moeten stroomlijnen
waar samenwerking spaak loopt. De coördinator CJG zal dus meer een procesmanager zijn. De doorzettingsmacht moet overigens wel goed zijn geregeld. Het is de vraag of dat ook bij deze persoon kan-moet worden neergelegd of dat dit bij de verantwoordelijk wethouder moet blijven liggen. Hierover wordt momenteel ook in regionaal verband gesproken.
Daarnaast krijgt het huidige Buurtnetwerk als signaleringsplek van problemen uiteraard een plek binnen het CJG. Hoe dit vormgegeven wordt moet nog worden bepaald, maar het lijkt voor de hand te liggen dat het netwerk ook door de coördinator geleid gaat worden.
15
14.2
Rol CJG in `Indicatiestelling voor gemeentelijk aanbod opvoedingsondersteuning`
Vanuit een casuïstiek overleg CJG wordt in beeld gebracht welke zorgbehoefte er in een
gezin is en welk aanbod het best past. De netwerkpartners adviseren hierin. De coördinator CJG heeft de beslissende stem in het aanbod dat wordt gedaan.
14.3
Positie coördinator CJG
Als coördinator CJG kan worden gedacht aan een functionaris van een van de partners in het CJG (zoals de JGZ) of iemand in dienst van de gemeente aan te stellen.
Wellicht is de meest voor de hand liggende gedachte de coördinatiefunctie neer te leggen bij een van de organisaties in de kern van het CJG (zoals de GGD). Het grote voordeel is dat veel
van de activiteiten ook door de GGD worden uitgevoerd. De bestaande praktijk van de Centra Jong in Zaanstad, die allen gecoördineerd worden door de GGD, lijkt dit punt te
bekrachtigen. Nadeel is dat een uitvoeringsorganisatie dan een dubbele rol krijgt: die van
uitvoerder en regisseur. De hoofdaannemer komt dan in een hiërarchische verhouding tot de overige uitvoerende partijen te staan, maar is zelf ook een uitvoerder. Uit een oogpunt van onafhankelijkheid is dit niet de ideale situatie, zeker niet als de hoofdaannemer ook
bevoegdheden heeft in de sfeer van opschaling en bestuurlijke interventie. Daarnaast kan
een GGD-coördinator bij een hulpvraag in het ‘voorliggende veld’ verwijzen naar een eigen
product. Ook wordt de hoofdaannemer toezichthouder op haar eigen uitvoeringspraktijken. Het is dan ook essentieel, dat in het geval van het toekennen van het om het
hoofdaannemerschap aan de GGD voor deze vragen duidelijke richtlijnen worden opgesteld. Een andere manier van beleggen zou zijn om een coördinator aan te stellen in dienst van de gemeente. Dit vanwege de onafhankelijke rol ten opzichte van de partners in het CJG. Een tweede voordeel is de korte lijn naar het gemeentebestuur in het geval er bestuurlijke
interventie nodig is. Nadeel is de kwetsbaarheid van de functie op schaal van Oostzaan. Er moet in dat geval bekeken worden of er samenwerking kan worden gezicht met andere
gemeenten bij het invullen van de procesmanager CJG. De samenwerking met Wormerland bied hierin natuurlijk een voordeel, maar blijft kwetsbaar. In het geval de overige
regiogemeenten allen kiezen voor het beleggen van de functie bij de GGD, verdiend het
voorkeur om hierbij aan te sluiten gezien de kosten, professionele samenwerking binnen 1
organisatie en het waarborgen van de continuïteit. De regio is op dit moment verdeeld over
het beleggen van de coördinatiefunctie. Zaanstad heeft gekozen voor de GGD, Zeevang geeft bijv. de voorkeur aan de gemeentelijke organisatie.
In geval de kwetsbaarheid te groot blijkt om de functie binnen de gemeente te vervullen is de GGD de meest wenselijke partner in het CJG om deze functie te vervullen (en niet
bijvoorbeeld de SMD). Immers de GGD staat onder bestuurlijke aansturing, is dan geheel
verantwoordelijk voor de uitvoering van het CJG inclusief aansturing en is voor de gemeente als zodanig aanspreekbaar. De gemeente is opdrachtgever-regievoerder van de GGD, is
verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van het CJG en heeft de doorzettingsmacht. Het heeft de voorkeur om de coördinator een onafhankelijke plek ten opzichte van de JGZ te geven binnen de organisatie van de GGD.
16
Oostzaan heeft dus de voorkeur om, mede gezien de praktische manier van organiseren en de bewezen effectiviteit bij de Centra Jong, de functie te beleggen bij de GGD, mits door voldoende waarborgen omkleed. NB.
Belangrijk om te realiseren dat de gemeenteraad van Wormerland het beleggen van
de coördinatiefunctie bij de GGD gestalte wil geven. Mocht de gemeenteraad van Oostzaan een andere keuze maken, dan lijkt op korte termijn niet mogelijk om gezamenlijk 1
coördinatiefunctie voor beide gemeenten te creëren. Samenwerking op dat punt zou in dat geval strandden.
Beslispunt gemeenteraad: De gemeente kiest bij het beleggen van de coördinatiefunctie van het CJG voor: 1.
de GGD Z-W
2.
een andere partner in het CJG (nader te bepalen)
3.
alternatieven:
de gemeentelijke organisatie
17
15.
Aansluiting bij Centrum Jong
Zaanstad loopt in de regio voorop met de CJG-ontwikkeling. Inmiddels is er een aantal
‘Centra Jong’ verrezen, welke natuurlijk positieve en negatieve ervaringen heeft opgedaan in
de uitvoeringspraktijk. Eén van de centra ligt in de wijk Poelenburg, net over de brug aan het eind van de Kerkstraat. Zoals gezegd ligt de coördinatie van deze centra bij de GGD.
Bij de ontwikkeling van het Oostzaanse centrum kan de keus worden gemaakt om te gaan werken volgens het model ‘Centrum Jong’.
Voordelen/kansen van aansluiting bij Centum Jong -
Centrum Jong heeft inmiddels veel ervaringen opgedaan, die een snelle(re)
opstart van het centrum in Oostzaan mogelijk maakt. Deze tijdwinst zal zich ook vertalen in een financieel voordeel (minder uren projectleider CJG); -
Oostzaan profiteert van de expertise van de medewerkers in Zaanstad.
Centrum Jong opereert zowel in Zaandam, als in de kleinere kernen van Zaanstad, waardoor er ook goed ingespeeld kan worden op de behoeften van een kleinere gemeente als Oostzaan;
-
Centrum Jong vervult een trekkersrol en loopt voorop, waardoor producten en
diensten actueel blijven en snel doorontwikkeld worden. Hiervan kan Oostzaan profiteren; -
Met de locatie van Centrum Jong in Poelenburg kan mogelijk voor bepaalde
functies, die niet primair in het centrum van Oostzaan aanwezig zijn, aansluiting worden gezocht hetgeen positief is voor de doelgroep; -
De naamvoering ‘Centrum Jong’ leidt tot uniformiteit binnen de Zaanstreek. Er kan direct worden aangesloten op de huisstijl;
Nadelen/risico’s van aansluiting bij Centrum Jong -
Met de keus voor ‘Centrum Jong’ laat de gemeente de landelijk herkenbaarheid van ‘Centrum voor Jeugd en Gezin’ met bijbehorende huisstijl los.
-
Promotiemateriaal en producten voor bijv. opvoedondersteuning die landelijk
onder de naam ‘Centrum voor Jeugd en Gezin’ worden ontwikkeld, zullen altijd moeten worden vertaald naar ‘Centrum Jong’ -
In het geval Wormerland niet kiest voor aansluiting bij Centrum Jong, kan ook op dit punt een verschil ontstaan bij de ambtelijke en bestuurlijke samenwerking, hetgeen in ieder geval ambtelijk meer tijd, en dus geld zal kosten.
-
De invloed op de ontwikkelingen binnen het Centrum Jong is beperkter dan dat het CJG in Oostzaan zelfstandig(er) zou opereren.
-
Er moet bij de lokale CJG-partners en burgers in Oostzaan voldoende draagvlak bestaan om aan te sluiten bij wat kan worden gezien als ‘een voorziening van Zaanstad’
18
Gezien het bovenstaande prefereert de gemeente een samenwerking met Zaanstad, boven die van een meer eigenstandig centrum, met als belangrijkste redenen: 1.
Een vollediger, makkelijker bereikbaar aanbod voor de doelgroep
2.
Minder kwetsbaar
3. NB.
Verwachte lagere kosten Voor het implementeren van de Aanpak RAAK (kindermishandeling) en het zorgen
voor een sluitend zorgnetwerk op bovenlokaal niveau maakt bovenstaande keuze geen
verschil. Alle 9 gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland werken gezamenlijk aan een sluitend netwerk. Het verschil zit dus voornamelijk in praktische werkwijze, afspraken omtrent casuïstiekbespreking, aansluiting van het Buurtnetwerk, de huisstijl, en het productaanbod.
Beslispunt gemeenteraad: De gemeente kiest bij de ontwikkeling van het CJG voor:
1. de aansluiting bij de Centra Jong, zoals deze functioneren in de gemeente Zaanstad alternatief:
2. het ontwikkelen van een eigenstandig centrum, waarbij zoveel mogelijk wordt samengewerkt met de gemeente Wormerland
16.
Financiën
16.1
Regeling Brede doeluitkering
Het Rijk draagt financieel bij aan het realiseren van de Centra voor Jeugd en Gezin, via
een brede doeluitkering Centrum Jeugd en Gezin. Het bedrag dat gemeenten krijgen is opgebouwd uit bestaande subsidieregelingen en doeluitkeringen, met hieraan
toegevoegd een bedrag uit de portefeuille Jeugd en Gezin, oplopend tot structureel 100
miljoen euro in 2011. Zodra er een landelijke dekking van de Centra voor Jeugd en Gezin is – men verwacht dit aan het einde van deze kabinetsperiode – wordt de brede
doeluitkering als decentralisatie-uitkering toegevoegd aan het Gemeentefonds. De extra toegevoegde € 100 miljoen komt beschikbaar via het accres van het Gemeentefonds. Daarnaast ontvandgen de gemeenten via het gemeentefonds een bedrag voor het implementeren van het EKD en de Verwijsindex Risicojongeren.
Over de via de Brede doeluitkering ontvangen middelen moet verantwoording worden
afgelegd. Daarnaast vindt ook jaarlijks een inhoudelijke verantwoording plaats over de voortgang van het inrichten van een CJG.
19
16.2
Kosten opstartfase CJG en verder
Het is evident dat de Brede doeluitkering niet toereikend is om naast de benodigde
inhoud van je centrum, ook nog eens te investeren in een gebouw en alles wat daarbij komt kijken. Van gemeenten wordt verwacht dat zij zelf bijdragen om de financiering
hieromtrent rond te krijgen. Als tegemoetkoming in deze kosten stelt het rijk dus via het gemeentefond een extra bedrag beschikbaar. Oostzaan heeft dit tot op heden nog niet
gereserveerd voor de komende jaren middels een raadsbesluit. Om de simpele reden dat nog geen inschatting kon worden gemaakt, zijn deze kosten als PM-post opgevoerd in de kadernota en begroting 2010.
Onderstaand overzicht geeft aan welke bedragen voor Oostzaan beschikbaar (zouden
kunnen) zijn voor de inhoudelijke invulling (5 gemeentelijke functies) en het ontwikkelen van het CJG. Jaar
BDU CJG
BDU CJG
Accres EKD/VWI
(oude RSU-
(WMO-deel)
(via gem.fonds)
2008
115.977
20.974
1.410
138.371
2009
112.838
38.118
2.820
153.776
40.500
194.276
2010
113.158
49.722
4.230
167.110
47.250
214.360
2011
113.523
62.951
5.640
182.114
54.000
236.114
verder
113.523
62.951
deel) *
* ** *** ****
**
Totaal 1
Accres CJG
Totaal 2
(via gem.fonds)
***
****
138.371
54.000
Dit deel wordt rechtstreeks doorgesluisd, net als gebeurde met de oude RSU-gelden
naar de GGD voor uitvoering van JGZ-activiteiten.
Het WMO-deel is bedoeld voor het inhoudelijk op peil brengen van de informatie- en adviesfunctie, de toeleiding naar zorg en het versterken van het ‘voorliggende veld’ De Accresbedragen EKD/VWI zijn in 2009 gelabeld in het gemeentefonds om te
besteden aan deze 2 doelen
Dit betreft het bedrag dat in het gemeentefonds wordt gestort voor de ontwikkeling
van het CJG, betreffende het daadwerkelijke opstarten: Projectleiding, Locatie, Aanleg ICT, Beheer en Coördinatiefunctie. Deze bedragen zijn toch nog toe niet via een
raadsbesluit gelabeld om tot opstart van het CJG over te gaan. Hierover wordt in deze notitie een besluit gevraagd.
20
Langzaam wordt er meer bekend over de kosten en kan er afhankelijk van de keuzes die in deze notitie voorliggen ook een beter kostenplaatje worden geschetst.
Globaal denkt de gemeente de volgende bedragen additioneel nodig te hebben en via het gemeente fonds te moeten reserveren voor het opstarten en inrichten van een CJG. Overzicht van verwachte extra kosten CJG Oostzaan Inkomsten / Uitgaven ( € )
2009
2010
2011
inkomsten Overschot/tekort voorgaand jaar Brede Doeluitkering
16.645 +
9.716 +
Totaal inkomsten
150.956
162.880
176.474
167.601
172.596
176.474
5 gemeentelijk functies + JGZ
157.885
160.037
169.709
Uitbreiding preventief aanbod / onvoorzien
0
10.000
10.000
Projectleider
0
25.000
0
Opstartkosten (gebouw/ ICT etc.)
0
Coördinatiefunctie (schatting GGD)
0
uitgaven
Beheerslasten
Totaal uitgaven ( excl. PM-posten) Tekort / Overschot Accres CJG in gemeentefonds
Gevraagde reservering binnen het gemeentefonds (geoormerkt bedrag)
PM 15.000
0 20.000
0
0
PM
157.885
210.037
199.709
9.716 +
37.441 -
23.235 -
40.500
47.250
54.000
0
47.250
54.000
NB. De opstartkosten voor aanpassing gebouwen, ICT etc. is als PM-post opgenomen, omdat deze kosten afhankelijk zijn van welke locatie er als inlooppunt wordt gekozen.
Samenvatting van de geldstromen rond Centrum jeugd en gezin a. Regeling Centrum Jeugd en Gezin (Brede Doeluitkering). De regeling voorziet in een uitkering tot en met 2011. De uitkering bestaat uit 2 delen. Het JGZ-deel betreft de
voormalige rsu jgz (uniform deel voor 0-4 jarigen). Daarnaast is er een Wmo-deel dat bestemd is voor het CJG, aanbod opvoedingsondersteuning e.d. Over de via de Brede
doeluitkering ontvangen middelen moet verantwoording worden afgelegd. Daarnaast vindt ook jaarlijks een inhoudelijke verantwoording plaats over de voortgang van het inrichten van een CJG.
Deze middelen zijn binnen Oostzaan vrijwel geheel besteed.
b. Accres gemeentefonds t.b.v. CJG. Een bedrag van 25 miljoen in 2008, oplopend tot 100 miljoen in 2011 is op grond van het Bestuursakkoord Samen aan de Slag bestemd voor de vorming van CJG’s
Deze middelen zijn (nog) niet gereserveerd binnen de algemene uitkering, maar als
PM-post opgenomen in de begroting. Het verzoek aan de raad is om het beslispunt
21
hieromtrent over te nemen. Dit betekent een begrotingswijziging voor 2010 en verder.
c. Toevoeging gemeentefonds t.b.v. EKD/VIR. Een bedrag van 5 miljoen (in 2008) oplopend tot 20 miljoen (in 2011) is toegevoegd aan het gemeentefonds voor
invoering van het Elektronisch kinddossier in de Jeugdgezondheidszorg en de Verwijsindex Risicojongeren. Ook hierover zijn tussen de minister en de VNG afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord Samen aan de Slag
Deze middelen zijn in Oostzaan gereserveerd voor het tot stand brengen van een EKD en VIR
Beslispunt gemeenteraad: De gemeenteraad besluit om het accres gemeentefonds ten
behoeve van de vorming CJG te reserveren voor dit doel volgens
onderstaande verdeling: * 2009: €
0
2010: € 47.250 2011: € 54.000
* Het lijkt de gemeente raadzaam gezien de post onvoorzien en PM-posten het volledige bedrag dat door het Rijk aan het gemeentefonds wordt toegevoegd te reserveren.
Reservering van deze bedragen betekent een concrete invulling van de bij de begroting 2010 aangeleverde PM-posten, hetgeen tevens een begrotingswijziging inhoudt. Genoemde bedragen zijn niet binnen de bestaande uitgaven van de programma’s op te vangen.
Planning ontwikkeling: -
Na een start bijeenkomst, ligt er in het laatste kwartaal van 2009 een gezamenlijke visie van de betrokken partijen voor ontwikkeling van het
-
centrum in Oostzaan
Laatste kwartaal 2009 wordt een besluit genomen over wie de projectleiding op zich zal nemen, al dan niet in samenwerking met Wormerland
Eerste kwartaal 2010 is het locatieonderzoek afgerond en wordt over de locatie door het college een besluit genomen
Aansluitend op het collegebesluit zal de huisvesting “CJG-klaar” worden gemaakt
Tweede kwartaal 2010 wordt een coördinator CJG geworven, die in de tweede helft van 2010 aan de functie begint.
Laatste kwartaal van 2010 wordt het centrum geopend
22
17.
Beslispunten gemeenteraad 1. Instemmen met de kadernotitie Centrum Jeugd en Gezin Oostzaan. 2. Vaststellen van de visie: De Oostzaanse jeugd ontwikkelt zich tot evenwichtige
volwassenen die zowel sociaal als economisch zelfstandig kunnen functioneren in de samenleving. Ieder kind krijgt de kans veilig en gezond op te groeien en zich/zijn
talenten te ontwikkelen. Alle ouders/opvoeders krijgen de kans hun kinderen veilig en gezond op te voeden.
3. Vaststellen breedte doelgroep CJG, met de 3 volgende keuzes: a)
professionals (bijv. leidsters peuterspeelzalen, kinderopvang, onderwijs) : ja
c)
jongeren in justitiële keten doelgroep CJG
b)
zwaardere problematiek doorverwijzen
: ja
: nee
4. Vaststellen volgorde samenwerkingpartners CJG volgens het groeimodel en achtereenvolgens te kiezen voor: a)
JGZ, onderwijs, BJAA, algemeen maatschappelijk werk
b)
kinderopvang, peuterspeelzalen, welzijns- en straathoekwerkwerk,
c)
nader te bepalen organisaties
eerstelijnszorg
5. Instemmen met de uitwerking van het basismodel CJG, te weten het CJG als drieluik als startsituatie voor Oostzaan.
Eerste luik: een inlooppunt voor informatie en advies Tweede luik: een opvoed- en opgroeipraktijk Derde luik: sluitende aanpak
6. Keuze uit één van de volgende drie verschijningsvormen: 1.
2. 3.
inlooppunt onder leiding van een hoofdaannemer
alternatieven:
een inlooppunt als bedrijfsverzamelgebouw
inlooppunt als een procesgeïntegreerde organisatie
7. Nader onderzoeken welke locaties mogelijk zijn om het CJG te huisvesten, wat de
financiële consequenties daarvan zijn en hierover in een later stadium een besluit te nemen.
8. De gemeente kiest bij het aanstellen van een projectleider voor: 1. 2.
externe werving, al dan niet in samenwerking met gemeente Wormerland
alternatief:
interne werving, al dan niet in samenwerking met gemeente Wormerland
23
9. De gemeente kiest bij het beleggen van de coördinatiefunctie van het CJG voor: 1.
de GGD Zaanstreek-Waterland, onder de voorwaarde van voldoende
waarborgen
alternatieven:
2.
een andere partner in het CJG (nader te bepalen)
NB.
De keus die hier wordt gemaakt, kan gevolgen hebben voor de
3.
de gemeentelijke organisatie
keuzemogelijkheid bij punt 10, en de ambtelijke werkwijze bij de samenwerking met Wormerland
10. De gemeente kiest bij de ontwikkeling van het CJG voor: 1.
de aansluiting bij de Centra Jong, zoals deze functioneren in de gemeente
Zaanstad
alternatief:
2.
het ontwikkelen van een eigenstandig centrum, waarbij zoveel mogelijk wordt
NB.
De keus die hier wordt gemaakt, kan gevolgen hebben voor de
samengewerkt met de gemeente Wormerland
keuzemogelijkheid bij punt 9, en de ambtelijke werkwijze bij de samenwerking met Wormerland
11. De gemeenteraad besluit om het accres gemeentefonds ten behoeve van de vorming CJG te reserveren voor dit doel volgens onderstaande verdeling:
2009: €
0
2010: € 47.250 2011: € 54.000
24
Bijlage 1
Functies in het CJG
Elk CJG moet in ieder geval bestaan uit:
1. Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0-19 jaar 2. 5 Wmo-functies:
a) Informatie & advies b) Signalering
c) Toeleiding naar hulp
d) Licht pedagogische hulp e) Coördinatie van zorg
5) Schakel met Bureau Jeugdzorg 6) Schakel met het onderwijs Ad1) JGZ 0-19 jaar
De jeugdgezondheidszorg 0-19 is de kern het CJG. Uitvoering wordt verzorgd door de
GGD die hoofdaannemer is en Evean die onderaannemer is. Vanaf 2010 zal er sprake zijn van een geïntegreerde organisatie voor de JGZ onder bestuurlijke aansturing. Ad2) 5 Wmo functies -
Informatie & advies. Het gaat hierbij zowel om ongevraagde informatie over
opvoeden en opgroeien (voorlichting) als om het beantwoorden van specifieke
vragen van ouders en jeugdigen. Het opvoedspreekuur is onderdeel van het CJG. -
Signalering. Hierbij gaat het om het vroegtijdig signaleren van problemen van
jeugdigen en opvoeders. Maar ook om signalen van verschillende instanties met
elkaar in verband te brengen. Trends signaleren in soort vragen/problemen en bv knelpunten in de hulpverlenersketen. Hierop kan vervolgens beleid gemaakt worden. -
Toeleiding naar hulp. Het gaat hier om de toeleiding naar het totale lokale en regionale hulpaanbod, zoals medische/ psychiatrisch circuit, vroeg- en
voorschoolse educatie, onderwijsachterstandsvoorzieningen en leerplichtzaken, maar ook bijvoorbeeld het AMK, MEE, GGZ en de geïndiceerde jeugdzorg. -
Licht pedagogische hulp. Het bieden van opvoedingsondersteuning en lichte ondersteuning aan ouders en gezinnen waar problemen zijn of dreigen te
ontstaan (bijv. pedagogische spreekuren), en hulp door schoolmaatschappelijk werk. Er zal nog moeten worden bepaald hoe het aanbod aan
opvoedingsondersteuning vanuit het CJG Oostzaan verder ontwikkeld moet worden -
Coördinatie van zorg. Het afstemmen, aansturen, bundelen en checken van zorg
in het geval dat meerdere hulpsoorten nodig zijn om een jeugdige of een gezin te ondersteunen voor zover dit buiten de basistaken integrale jeugdgezondheidszorg valt.
Ad3) Schakel met Bureau Jeugdzorg.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdhulpverlening en als zodanig ook voor het opzetten (organiseren en vorm geven) van de CJG's. Het CJG kan de meeste vragen
25
zelf beantwoorden. Daarnaast biedt het CJG zelf lichte opvoedingsondersteuning. Wanneer er sprake is van opvoedingsnood of in geval van opvoedingscrisis is
geïndiceerde jeugdzorg in beeld en dus Bureau Jeugdzorg, dat verantwoordelijk is voor
de indicatiestelling. Dat roept de vraag op naar de relatie tussen het CJG en BJZ. Daarbij ligt de nadruk op een goede en snelle toeleiding naar BJZ op het moment dat het CJG onvoldoende oplossing kan bieden voor ouders en jeugdigen.
Met Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) zullen werk- en procedure afspraken moeten worden gemaakt. Onderwerpen van gesprek zijn in ieder geval: -
Wens om te werken met vaste contactpersonen bij BJAA voor het CJG in Oostzaan.
-
Fysieke aanwezigheid van BJAA in het CJG (bijvoorbeeld via spreekuur) en bij eventuele netwerkoverleggen.
-
Of en in hoeverre het CJG indicatieaanvragen voor BJAA kan voorbereiden zodat
een cliënt niet twee keer hetzelfde verhaal hoeft te doen (een keer bij het CJG en nog een keer bij BJAA).
Ad4) Schakel met het onderwijs. De verschillende zorgstructuren binnen het onderwijs (zie 2.3) komen in beeld als het
onderwijspersoneel problemen constateert met leerlingen. Via het interne zorgteam en
het Zaans Netwerk (in geval van leerlingen in het basisonderwijs) of via de ZAT (in geval
van het voortgezet onderwijs) wordt geprobeerd het probleem op te lossen. Uiteindelijk doel is bij te dragen aan een geslaagde schoolloopbaan. Op school worden vaak naast onderwijsproblemen ook gezinsproblemen of individuele problemen van een kind
opgemerkt. Om ervoor te zorgen dat deze problemen vroeg bij het CJG bekend zijn, is het CJG verantwoordelijk voor een hechte samenwerking met het onderwijs.
De werkzaamheden van de zorgstructuren binnen het onderwijs en het CJG moeten op elkaar afgestemd worden. CJG moet worden ingeschakeld als: 1. de zorg niet het gewenste resultaat heeft,
2. als benodigde hulpverlening niet op gang komt. In het kader van de CJG ontwikkeling zullen nadere werkafspraken gemaakt worden tussen het onderwijs en het CJG.
Uitgangspunt hierbij is waar mogelijk uitgaan van bestaande structuren en het realiseren van zo kort mogelijke lijnen. Te denken valt aan het inrichten van een meldpunt bij het CJG waar het onderwijs terecht kan. Mogelijk kan de Matchpoint verwijsindex hier ook een rol in spelen.
Daarnaast moet het CJG een belangrijke rol vervullen in het stimuleren van overdracht van gegevens tussen verschillende organisaties die bekend zijn met een kind en
eventuele problemen. Concreet gaat het bijvoorbeeld om informatieoverdracht vanuit
kinderopvang, peuterspeelzalen naar het onderwijs. Deze informatieoverdracht is gericht op het zo vroeg mogelijk onderkennen van problemen en het zo snel mogelijk bieden van passende zorg en ondersteuning.
26
Bijlage 2
Inrichting van het CJG Oostzaan
Eerste luik: een inlooppunt voor informatie en advies
De volgende onderdelen van het basismodel zijn gepositioneerd binnen het inlooppunt: - voorlichting, advies en instructie uit het basistakenpakket JGZ; - informatie en advies als Wmo-functie prestatieveld 2;
- toeleiding naar hulp als Wmo-functie prestatieveld 2: de toeleiding naar het totale lokale en regionale hulpaanbod.
De versnippering van het aanbod is waarschijnlijk het grootst als het gaat om de
informatie- en adviesfunctie. Veel verschillende organisaties zijn hier actief. Ouders en
jeugdigen met opvoed- of opgroeivragen weten niet altijd met welke vragen zij zich tot welke organisatie kunnen wenden. Omwille van de overzichtelijkheid van het aanbod, valt er veel voor te zeggen in het CJG een centrale inloopfunctie voor informatie en
advies op te nemen.
Het CJG dient een laagdrempelige en goed bereikbare voorziening te zijn. Laagdrempelig betekent dat ouders en jeugdigen die een beroep willen doen op het CJG, vooral niet het idee moeten krijgen dat ze een groot probleem hebben als ze zich wenden tot het CJG.
Ook kan het zo zijn dat het CJG ouders en jeugdigen op verschillende manieren tracht te bereiken.
Het CJG inlooppunt kan langs drie wegen beschikbaar zijn: fysiek (bijvoorbeeld via inloopspreekuren), telefonisch en virtueel via het internet.
Via het internet kan toegang worden verkregen tot de sociale kaart met een
vraaggerichte interface. Met name voor jeugdigen is het interessant om een interactieve website te maken: er kan dan niet alleen een informatieve vraag worden gesteld, ook
wordt de gelegenheid geboden tot internethulpverlening. Er zijn overigens bestaande websites waarbij kan worden aangesloten. Daarnaast zijn er in de regio nieuwe ontwikkelingen waarbij aangesloten kan worden.
Hoewel jongeren na de basisschoolleeftijd zich niet makkelijk melden bij een
hulpverlener, is het wel van belang dat er ook voor die leeftijdsgroep en hun ouders een fysiek inlooppunt komt. Dat kan een inlooppunt zijn op scholen (bijv. schoolmaatschappelijk werk).
Tweede luik: een opvoed- en opgroeipraktijk
De opvoed- en opgroeipraktijk is dat deel van de CJG structuur dat voorziet in het gros van de uitvoerende taken uit het basismodel van het CJG.
Binnen de opvoed- en opgroeipraktijk geeft het de JGZ binnen het CJG uitvoering aan de volgende: -
monitoring en signalering
inschatten zorgbehoefte van de ouders en het kind screening en vaccinaties;
beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen
Dit zijn taken die de JGZ instellingen al uitvoeren in het kader van het basistakenpakket JGZ.
27
Eveneens worden in de opvoed- en opgroeipraktijk de volgende preventieve activiteiten, zoals genoemd in prestatieveld 2 van de WMO, uitgevoerd: -
signalering;
toeleiding naar hulp;
licht pedagogische hulp.
De opvoed- en opgroeipraktijk is het kloppend hart van het CJG. Hier vinden de meeste werkzaamheden van het CJG plaats (m.n. het basistakenpakket JGZ en pedagogische hulp) en wordt tevens een schakelfunctie vervuld: enerzijds met het inlooppunt en anderzijds met de zorgcoördinatie voor risicojongeren en multiprobleemgezinnen (uitvoering MPG voor Oostzaan door Centrum Jong Zaanstad). Bij meer complexe
opvoed- en opgroeivragen vindt doorgeleiding plaats vanuit het inlooppunt naar de opvoed- en opgroeipraktijk.
Binnen de opvoed- en opgroeipraktijk geeft het CJG ook invulling aan de schakel met het Bureau Jeugdzorg (zie 8.1).
Derde luik: sluitende aanpak
Eén van de grootste gebreken in de jeugdketen is het ontbreken van een sluitende aanpak. Drie elementen zijn daarbij van belang: -
(risico)jongeren dienen in beeld te zijn;
er moet daar waar nodig zo snel mogelijk worden geïntervenieerd; uitgegaan wordt van het beginsel ‘een gezin, een plan’.
In de sluitende aanpak zijn de volgende onderdelen uit het basismodel CJG opgenomen: -
zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking met de partijen die zorg- en
hulpverlening voor kinderen organiseren; -
coördinatie van zorg.
Samenwerking begint met de bereidheid van partijen om hun inspanningen op elkaar af te stemmen, afspraken te maken en deze ook na te komen.
In alle gevallen waar meer professionals nodig zijn in een gezin, is coördinatie nodig van die zorg. Zorgcoördinatie is de functie, die de afstemming en uitvoering van alle hulp en zorg verplichtend regelt voor en met gezinnen en zorgaanbieders. Bij zorgcoördinatie hoort de bevoegdheid om instellingen en professionals die zorg leveren aan een
kind/gezin, aan te spreken op hun bijdrage aan de samenwerking en de bestuurlijke verantwoordelijkheid om hen tot medewerking te verplichten als de gebruikelijke
afstemming onvoldoende lukt en de zorg stagneert of wanneer er sprake is van een ernstig bedreigende situatie voor het kind.
De gemeente is er voor verantwoordelijk dat er een beslissing wordt genomen over
zorgcoördinatie. Dat betekent dat de gemeente duidelijke afspraken moet maken met
partijen, over wie verantwoordelijk is voor de coördinatie van zorg aan dat gezin. Dit kan per geval worden bekeken: wie als zorgcoördinator wordt aangewezen is afhankelijk van problemen in de individuele casus en moet de meest logische partij zijn gezien de problematiek. Coördinatie van zorg kan ook worden opgeschaald als de
28
(multiproblem)situatie daarom vraagt. Dan kan gebeuren als er ‘nieuwe’ partijen betrokken raken bij het betreffend gezin, bijvoorbeeld BJZ.
Het is ook mogelijk om de zorgcoördinatie in te bouwen in de lokale Verwijsindex. Zodra er 2 hulpverleners betrokken raken bij een kind, wordt de zorgcoördinatie op basis van een protocol toegekend aan een partij. Deze aangewezen zorgcoördinator start
vervolgens met het verzamelen van informatie bij de direct betrokken hulpverleners, formuleert een plan van aanpak, maakt afspraken met de hulpverleners, enz.
Schakel met het onderwijs
Binnen de sluitende aanpak geeft het CJG ook invulling aan de schakel met het onderwijs, zoals in het basismodel is opgenomen. Het onderwijs is een belangrijke ketenpartner
voor het CJG. Immers, de scholen hebben als geen ander jeugdigen en kinderen in beeld. Bij coördinatie van zorg is het onderwijs doorgaans nauw betrokken.
Omdat de partijen die samenwerken in het CJG waar nodig direct opvoed- en
gezinsondersteuning kunnen leveren en omdat de professionals in het CJG met behulp
van o.a. de Verwijsindex Risicojongeren kunnen afstemmen met de andere hulpverleners die bij dat betreffende kind zijn betrokken, kan het CJG bijdragen aan nog meer
samenhang en snellere, passende zorg voor elk kind dat die nodig heeft. ZAT en CJG
doen geen dubbel werk, maar versterken elkaar juist. Het CJG is in het ZAT een vaste
partner, zoals nu veelal via de medewerker JGZ. De samenwerkingafspraken tussen het primair onderwijs en het CJG zal nog nader moeten worden uitgewerkt.
29