Handreiking
De interculturalisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin Inspiratie door en voor gemeenten
Deze handreiking maakt onderdeel uit van de Gereedschapskist Centrum voor Jeugd en Gezin van het ministerie voor Jeugd en Gezin en de VNG. Deze handreiking is te bestellen bij Jeugd en Gezin en te downloaden op de website www.samenwerkenvoordejeugd.nl. Deze handreiking is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin en met hulp van gemeenten. Auteurs Marola Sproet (Pharos) en Edith Smulders (Pharos), in samenwerking met Berenschot Met medewerking van de gemeenten Den Haag, Almere, Utrecht, Nieuwegein, Zaanstad en Rotterdam. Klankbordgroep Erica Faber (WWI), Maro van den Berg (ZonMw), Wanda van Esbroek (VNG), Yvette van Teulingen (Berenschot), Jan van Leijenhorst (Berenschot), Nera Jerkovic (Pharos), Edith Smulders (Pharos), Marola Sproet (Pharos), Iza Tavares (Jeugd en Gezin), Sabina Postma (Jeugd en Gezin), Gea de Jong (Jeugd en Gezin).
Herenstraat 35 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Contactpersoon: Marola Sproet (
[email protected]) T 030 234 9800 www.pharos.nl
De interculturalisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin Inspiratie door en voor gemeenten 1 Inleiding
3
2 Allochtone jeugd
4 4 4 4
2.1 Een (on)gezonde ontwikkeling 2.2 Prestaties 2.3 Opbouw handreiking
3 Stand van zaken interculturalisatie 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Landelijke kaders en gemeentelijke uitgangspunten Kenmerken doelgroep Behoeften en wensen van ouders en jeugd Functies van CJG Checklist
4 De tweede stap: Visie op interculturalisatie en het realiseren van draagvlak 4.1 Afzonderlijke of integrale visieontwikkeling 4.2 Draagvlak en commitment ketenpartners 4.3 Draagvlak en commitment allochtonen
5 De derde stap: Implementatie met participatie (1) 5.1 Sleutelfiguren 5.2 Bepaal samen de kaders 5.3 Implementatieplan 5.3.1 Haalbare doelen 5.3.2 Een stapsgewijze aanpak
6 De derde stap implementatie: Inlooppunt voor informatie en advies (2) 6.1 Fysieke aspecten 6.2 Relationele aspecten 6.3 Inhoudelijke aspecten
7 De derde stap implementatie: Een opvoed- en opgroeipraktijk (3) 7.1 Aanbod voor groepen allochtonen 7.2 Aanpassen bestaand aanbod
8 De vierde stap: Duurzame implementatie en borging 8.1 Verantwoordelijkheden 8.1.1 Allochtone cliënt 8.1.2 Professionals 8.1.3 Management ketenpartners en CJG 8.1.4 Gemeente
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 1
5 5 5 5 6 7
8 8 9 9
11 11 12 13 13 13
15 15 15 16
17 17 17
19 19 19 19 20 20
9
Organisatie en samenwerking intercultureel CJG
9.1 Lokale of regionale organisatie 9.2 Projectleider 9.3 Personeelsbeleid 9.3.1 Intercultureel personeelsbestand 9.3.2 Intercultureel competente professionals 9.3.3 Na- en bijscholing
21 21 21 21 21 22 22
Bijlagen Bijlage 1 Landelijke kaders Bijlage 2 Resultaten behoefteonderzoeken Bijlage 3 Tabel risicofactoren
24 25 26 27
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 2
1 Inleiding De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) richten zich op alle kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders. Allochtone ouders1 en hun kinderen worden echter nog moeilijk bereikt, terwijl een kwart van de Nederlandse jeugd tot deze groep behoort. In de grote steden is dat 50 procent en in sommige wijken bijna 100 procent. Het is van belang dat hier aandacht aan wordt besteed. Daar komt bij dat de allochtone jeugd meer kans heeft op gezondheids- en ontwikkelingsachterstand dan de oorspronkelijk Nederlandse jeugd. Allochtone ouders kampen vaker dan gemiddeld met opvoedingsproblemen en weten minder goed de weg naar de zorginstanties te vinden. Instanties binnen de jeugdsector bereiken op hun beurt allochtone ouders en -jeugd vaak te laat. Problemen worden minder snel gesignaleerd, de doorverwijzing verloopt niet altijd goed en het aanbod sluit niet altijd aan bij de behoefte van deze groepen. Mede daardoor komt allochtone jeugd relatief vaker in de zwaardere vormen van hulpverlening terecht.2 Het kabinet ziet een belangrijke rol voor het CJG bij het voorkómen en terugdringen van de gezondheids- en ontwikkelingsachterstanden bij allochtone jeugd. De vormgeving van een intercultureel CJG biedt gemeenten de kans om ook deze kinderen, jongeren en hun ouders de zorg te bieden die zij nodig hebben. Met ‘interculturalisatie’ van het CJG bedoelen we dat het management en alle werknemers worden toegerust om effectief om te gaan met culturele verschillen. In 2008/2009 zijn in zes gemeenten pilots uitgevoerd over de vormgeving van interculturele CJG’s: in Almere, Den Haag, Nieuwegein, Rotterdam, Utrecht en Zaanstad.3 De praktijkervaringen uit de pilots vormen de basis voor deze handreiking. De resultaten van de pilots zijn beschikbaar op www.pharos.nl. Met deze handreiking wil het Rijk gemeenten ondersteuning bieden bij het interculturalisatieproces van het CJG. De handreiking is bedoeld voor alle gemeenten, in alle fasen in de vormgeving van het CJG. Ook aan de ketenpartners en andere organisaties binnen het preventieve jeugdbeleid kan de handreiking ondersteuning bieden. Elke gemeente kent haar eigen dynamiek. Deze handreiking biedt dan ook geen blauwdruk. Het is aan de gemeenten zelf om die onderdelen eruit te halen die hen kunnen ondersteunen om kwalitatief goede zorg te bieden aan groepen allochtonen. Een interculturalisatieproces vereist de nodige expertise en inzet van gemeenten, management en professionals van CJG’s en ketenpartners. Tegelijkertijd kunnen veel gemeenten en organisaties in de jeugdsector bogen op een lange ervaring in de zorg aan allochtone jeugd. De extra investering bestaat voor hen vooral uit het bundelen en organiseren van de aanwezige kennis en ervaring. Deze handreiking sluit aan bij eerder verschenen publicaties als de ‘Wegwijzer Centrum voor Jeugd en Gezin’ en de handreiking ‘De onderdelen van het Centrum voor Jeugd en Gezin’. De handreiking begint met een inleiding en een schets van allochtone jeugd en –ouders. Daarna wordt stapsgewijs beschreven hoe het intercultureel CJG vormgegeven kan worden.
1 Met allochtoon wordt de niet-westerse allochtoon bedoeld. 2 Beleidsnota‘ Centra voor Jeugd en Gezin; criteria om de toegankelijkheid en effectiviteit voor allochtone jeugd en ouders te bevorderen en waarborgen’ (Pharos 2007) 3 Gesubsidieerd door respectievelijk VROM, VWS en de gemeente Utrecht zelf. Centrum Jeugd en Gezin
pagina 3
2 Allochtone jeugd Kinderen van allochtone ouders in Nederland hebben grotere kans op gezondheidsproblemen. Ook presteren zij minder in het onderwijs en op de arbeidsmarkt dan hun leeftijdgenoten van autochtone afkomst.
2.1 Een (on)gezonde ontwikkeling Extra aandacht voor een gezonde ontwikkeling van allochtone kinderen en –jongeren is nodig omdat zij vaker te kampen hebben met gezondheidsproblemen dan hun autochtone leeftijdsgenoten.4 567891011
Gezondheidsproblemen bij allochtone jeugd
Somatische problemen • Zuigelingen-/perinatale sterfte: 30% hoger dan gemiddeld5 • Overgewicht: 25%-50% meer dan gemiddeld6 • Meer oogziekten, diabetes, cara, metabole ziekten7 • (Meer) ongezond seksueel gedrag en seksuele aandoeningen: soa, chlamydia, syfilis en hepatitis B; meer tienerzwangerschappen en abortus8
Psychosociale problemen • Driemaal zoveel psychosociale problemen en psychiatrische aandoeningen9 • Twee- tot viermaal vaker suïcidaal gedrag10 • Driemaal vaker gedragsproblemen11
2.2 Prestaties Ook de prestaties van de allochtone kinderen en –jongeren blijven gemiddeld genomen achter bij die van hun autochtone leeftijdsgenoten. Het zijn vooral allochtone kinderen die met taalen ontwikkelingsachterstand aan het basisonderwijs beginnen. Het percentage schooluitval is onder allochtone jeugd hoger, evenals het percentage dat geen startkwalificatie haalt. Ook nemen zij minder vaak deel aan sport en andere maatschappelijke activiteiten. Het is voor een gemeente belangrijk om inzicht te hebben in de prestaties en de maatschappelijke deelname van allochtone jeugd zodat zij de beschikbare voorzieningen daarop kan aansluiten.
2.3 Opbouw handreiking De eerste stap betreft een inventarisatie en stand van zaken rondom interculturalistatie (H3). De tweede stap is het creëren van draagvlak voor de visie op interculturalisatie (H4). In de hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt opeenvolgend ‘de implementatie’ beschreven (stap 3). Tenslotte wordtin hoofdstuk 8 de laatste stap besproken over duurzame interculturalisatie en borging en wordt in hoofdstuk 9 de organisatie en samenwerking intercultureel CJG besproken.
4 Zie bijlage 3 5 CBS 2007 6 Van Beelen 2008; CBS 2004 7 Urbanus-van Laar, 2007 8 De Graaf 2005, van Veen 2009 9 GGZ.nl 2010; GGD Amsterdam 2008 10 Van Leerdam, e.a. 2005 11 SCP 2005 Centrum Jeugd en Gezin
pagina 4
3 De eerste stap: Inventarisatie en stand van zaken interculturalisatie Interculturalisatie komt niet uit de lucht vallen. Veel gemeenten, organisaties en al bestaande CJG’s hebben in de loop der jaren activiteiten en voorzieningen specifiek voor groepen allochtonen ontwikkeld. Om de eerste stap te kunnen zetten is het nodig de stand van zaken op te maken.
3.1 Landelijke kaders en gemeentelijke uitgangspunten Landelijke kaders Relevante landelijke kaders voor het ontwikkelen van het CJG zijn het ‘landelijk basismodel CJG’ en het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid van de ministeries Jeugd en Gezin en Wonen Wijken en Integratie (WWI) in samenwerking met ZonMw. (nov. 2008). Een beschrijving van beide vindt u in bijlage 1. Gemeentelijke uitgangspunten De gemeente heeft de regie bij het ontwikkelen van een intercultureel CJG. Een noodzakelijk eerste stap is het inventariseren van de specifieke kenmerken van de doelgroepen allochtonen binnen de gemeente, hun behoeften en wensen op het gebied van zorg, de behoefte en wensen van beleidsmakers en professionals en het al bestaande aanbod voor groepen allochtonen. Denk aan het aanbod van de gemeente zelf, de jeugdgezondheidszorg, het onderwijs, de Bureaus Jeugdzorg maar ook aan organisaties met activiteiten op het gebied van vrije tijd en veiligheid in de wijken. Op basis hiervan kunnen lacunes worden vastgesteld en aanvullingen geformuleerd.
3.2 Kenmerken doelgroep Voor een goede aansluiting van het aanbod van het CJG op de allochtone ouders en –jeugd is het nodig de kenmerken van deze groepen goed in beeld te hebben. Het gaat vooral om demografische gegevens, gezondheidsgegevens, informatie over prestaties in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en andere maatschappelijke gebieden, en risicofactoren. Naast de demografische gegevens is het van belang om op de hoogte te zijn van de culturele diversiteit in de wijk, bijvoorbeeld via een ‘Sociale atlas’ ( Brabant, Gelderland en Almere). Om de informatie boven tafel te krijgen kunt u gebruikmaken van de GGD-gezondheidsmonitor, de veiligheidsmonitor, leerplichtcijfers en cijfers over werkloosheid.
3.3 Wensen en behoeften van ouders en jeugd De wensen en behoeften van de groepen allochtonen kunt u via een behoefteonderzoek in beeld brengen. De gebruikelijke behoefteonderzoeken zijn echter niet vanzelfsprekend toepasbaar bij allochtone jeugd en hun ouders. Bestaande vragenlijsten en interviewtopics zijn niet gericht op specifieke problematiek van allochtonen en op de relatie van allochtonen tot de zorg. Ook het taalgebruik en de gangbare invultechnieken kunnen problemen opleveren. Ervaring leert dat de beste resultaten worden bereikt wanneer rekening wordt gehouden met de volgende punten (zie ook bijlage 2). • Besteed veel tijd en aandacht aan de werving. Onbekendheid met het fenomeen ‘onderzoek’ maakt dat vooral laag opgeleide allochtonen niet snel bereid zijn mee te doen. Werving vergt een zorgvuldig opbouwen en onderhouden van contacten. De doelgroep is vaak te bereiken op plaatsen waar zij zich dagelijks bevinden zoals de kapper, kerk, moskee, het buurthuis, of scholen.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 5
• Kies voor een informele aanpak. Zet bijvoorbeeld allochtone sleutelfiguren in (zie 5.1.) • Groepsinterviews leveren met de minste inspanningen het meeste resultaat op. Bij afzonderlijke groepen mannen en vrouwen zijn de deelnemers meer open. • Besteed extra aandacht aan de introductie, geef de deelnemers de ruimte om een eigen verhaal te vertellen, zorg dat zij zich veilig voelen tijdens de groepsbijeenkomsten en zet zo nodig tolken in. Er zijn een bruikbaar draaiboek en onderzoeksinstrument beschikbaar (inlichtingen zijn in te winnen bij Pharos). • Kies een locatie die zowel fysiek als gevoelsmatig dichtbij is. Veel allochtonen voelen zich minder vertrouwd in het publieke domein. Goede laagdrempelige locaties zijn bijvoorbeeld moskeeën, vrouwengroepen, buurthuizen of scholen. • Stem het tijdstip goed af met de allochtone ouders en jeugd. Gebruik hiervoor bij voorkeur een sleutelfiguur als tussenpersoon. • Zorg voor een passende vergoeding, zoals een cadeaubon.
Behoefteonderzoek in Zaanstad Poelenburg In de Zaanse wijk Poelenburg is 84% van de 10-14 jarigen en 79,3% van de 0-4 jarigen van niet-Nederlandse afkomst. Om meer inzicht te krijgen in de wensen en behoeften van de allochtone burgers in Poelenburg, is in Zaandstad gekozen om de allochtone burgers via focusgroepen te benaderen. Met behulp van een ervaren onderzoeker van Turkse afkomst die goed bekend is in de (allochtone) gemeenschap in Zaanstad, is via sleutelfiguren gezocht naar deelnemers. Ook is in overleg met deze sleutelfiguren gezocht naar geschikte locaties en ontmoetingsplekken. De onderzoeker heeft daarvoor eerst contact gelegd met het bestuur van de Sultan Ahmet Moskee en is via dit bestuur in contact gekomen met vrouwen- en mannengroepen. In totaal hebben ongeveer honderd allochtonen meegewerkt.
3.4 Bereik van het CJG Een CJG kent standaard een laagdrempelig inlooppunt voor informatie en advies, een opvoeden opgroeipraktijk en een sluitende aanpak. Een intercultureel CJG is er voor àlle groepen in de samenleving. Het is belangrijk om na te gaan in hoeverre allochtone jeugd en -ouders in de gemeente nu worden bereikt, in hoeverre het aanbod aansluit op de vraag van deze groepen en wat wel en niet werkt. Op basis van deze informatie kunt u actiepunten en prioriteiten benoemen in het kader van een interculturalisatietraject. Het in kaart brengen van het bereik en een goed aanbod voor deze groep kan op verschillende manieren. Deze zijn beschreven in de Wegwijzer van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en programmaministerie voor Jeugd en Gezin die u kunt terugvinden op de website van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin in de digitale Gereedschapskist CJG.12
12 www.invoeringcjg.nl Centrum Jeugd en Gezin
pagina 6
Voorbeeld inventarisatie functionaliteit Den Haag: De inventarisatie betrof de volgende punten: 1 Welke jeugdvoorzieningen in het CJG in Den Haag bieden in de huidige situatie welke specifieke interventie(s), of hebben een speciale organisatie van hulpverlening aan risicogroepen? 2 Worden de beoogde risicogroepen van de aangeboden interventies bereikt en in hoeverre blijken deze interventies bij de beoogde doelgroepen effectief? 3 Welke risicogroepen worden niet bereikt en/of beoogd met de interventies aangeboden door de huidige jeugdvoorzieningen? 4 Is het aanbod van het CJG in Den Haag voldoende toegespitst op/passend bij specifieke, cultureel bepaalde problemen van psychische of sociale aard? 5 Is het nodig dat het CJG Den Haag extra inspanningen gaat verrichten om risicogroepen (in het bijzonder allochtonen) te bereiken om hen bewust te maken van het feit dat zij voor zorg en advies bij het CJG terecht kunnen: en zo ja welke?
3.5 Checklist Gemeenten kunnen de volgende checklist gebruiken om na te gaan hoe ver zij zijn met het interculturalisatieproces van het CJG.
Checklist U als gemeente en de CJG ketenpartners • zijn op de hoogte van de landelijke kaders en gemeentelijke uitgangspunten rond de interculturalisatie van het CJG • hebben inzicht in de demografische en gezondheidskenmerken en risicofactoren van de potentiële allochtone cliënten in uw gemeente /wijk • registreren de cliënten zodanig dat gemonitord kan worden of de resultaatsdoelen worden bereikt • kennen de wensen en behoeften van de allochtonenjeugd en hun ouders met betrekking tot de voorzieningen, het aanbod en de organisatie van de zorg • kennen de wensen en behoeften van de beleidsmakers en professionals met betrekking tot de voorzieningen, het aanbod en de organisatie van de zorg • zijn op de hoogte van de mate van interculturalisatie binnen de functionaliteit van het CJG: het inlooppunt, opgroei- en opvoedpraktijk en de sluitende zorg. Bijvoorbeeld: • of en hoe laagdrempeligheid voor de verschillende doelgroepen gerealiseerd wordt • of het CJG in staat is om specifiek cultuurgerelateerde problematiek te signaleren en daarmee om te gaan • of er waar nodig gebruik wordt gemaakt van interventiemethodieken die beoordeeld zijn op hun geschiktheid voor specifieke groepen • zijn op de hoogte van de mate van interculturalisatie binnen de organisatorische aspecten: structuur, samenwerking en personeelbeleid. Bijvoorbeeld: • of er personeel in dienst is dat specifieke kennis en kunde heeft voor een tijdige signalering van problematiek en een juiste benadering van specifieke groepen • of er een personeels diversiteitbeleid wordt gevoerd, waarbij de meerwaarde van verschillende culturele achtergronden wordt benut en gewaardeerd
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 7
4 De tweede stap: de visie op interculturalisatie en het realiseren van draagvlak Een weloverwogen vormgeving van een intercultureel CJG vraagt om een duidelijke visie van alle betrokken partijen. Gemeenten kunnen kiezen voor een afzonderlijke of een integrale visieontwikkeling. Belangrijk is dat er voldoende draagvlak is bij alle partijen en bij de allochtone cliëntgroepen. Het is van groot belang om gezamenlijk te komen tot een heldere strategie en een duidelijk beleid, dat breed wordt gedragen en schriftelijk is vastgelegd in een visiedocument.
4.1 Afzonderlijke of integrale ontwikkeling Uitgangspunten voor een visieontwikkeling zijn de landelijke en gemeentelijke kaders en de uitkomsten van de inventarisatie (zie hoofdstuk 3). De visie betreft de interculturalisatie van de drie onderdelen van het CJG: het inlooppunt voor informatie en advies, de opvoed- en opgroeipraktijk en de sluitende aanpak, en organisatorische aspecten zoals verschijningsvorm, samenwerking en personeelsbeleid. Gemeenten kunnen kiezen voor een afzonderlijke of een integrale visieontwikkeling. Bij een afzonderlijke ontwikkeling wordt eerst een visie ontwikkeld op de vormgeving van het CJG in algemene zin en wordt later de visie op interculturalisatie toegevoegd. Voordeel van deze werkwijze is dat de partijen zich eerst kunnen concentreren op de fundamentele uitgangspunten van het CJG en consensus kunnen bereiken over organisatie en samenwerking. Daarna ontstaat doorgaans meer ruimte voor verdieping zoals een visie op interculturalisatie. Nadeel is dat specifieke aanpassingen voor de allochtonendoelgroepen minder makkelijk kunnen worden ingepast. Denk aan de locatiekeuze en andere manieren om de drempel van het CJG voor groepen allochtonen zo laag mogelijk te maken. Bij een integrale ontwikkeling wordt de interculturalisatie meegenomen als onderdeel van de visie op de vormgeving van een CJG in algemene zin. Voordeel is hier dat er nog niets vast ligt. Nadeel is dat het lastig kan zijn voor de partners om zich al een beeld te vormen van de interculturalisatie in de praktijk. Het resultaat van het ontwikkelingstraject wordt schriftelijk vastgelegd in een visiedocument.
Visieontwikkeling in Utrecht De gemeente Utrecht wilde een gedegen en breed gedragen visie laten op de interculturalisatie van het CJG, uitgewerkt in een implementatiestrategie met een grote kans op succes. Het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid over culturele diversiteit was daarbij kaderstellend. Zowel de eis van het brede draagvlak als het credo ‘develop as you go’ noodzaakt tot een interactieve en iteratieve aanpak. De aanpak volgde steeds de cyclus raadplegen – verwerken – voorleggen – afmaken – goedkeuren. Hierbij werden de volgende groepen en organisaties geraadpleegd: focusgroepen allochtone ouders en jeugd, de stedelijke werkgroep CJG, afzonderlijke kernpartners, middle management en professionals, de maatschappelijke (allochtonen)organisaties en de gemeente. Voorlopige uitkomsten, resultaten en producten zijn steeds voorgelegd aan dezelfde partijen.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 8
Binnen een dergelijke aanpak paste de organisatie van een werkconferentie met middle management en professionals van de kern- en ketenpartners, de gemeente, de projectleiding CJG en de kwartiermakers van het CJG. De zorgvuldige planning en het feit dat veel mensen persoonlijk werden uitgenodigd, zorgden ervoor dat vrijwel alle organisaties ook daadwerkelijk vertegenwoordigd waren. Tijdens de werkconferentie werd de conceptvisie voorgelegd aan de circa dertig deelnemers, die in drie workshops en parallel aan elkaar in een eerste ronde discussieerden over de visie op een intercultureel CJG. In de tweede ronde discussieerden de deelnemers over welke activiteiten nodig zijn om die visie te realiseren. Bijzonder was dat de deelnemers in die tweede ronde moesten voortborduren op de visie van een van de andere groepen. In de gezamenlijke eindronde – het ‘ronde tafel gesprek’ bleek dat deze aanpak een grote meerwaarde aan gezamenlijkheid op diverse niveaus, creativiteit en dadendrang had opgeleverd.
4.2 Draagvlak en commitment ketenpartners: managers en professionals Commitment van de ketenpartners draagt bij aan de kwaliteit en de uitvoering van de visie. In een CJG werken managers en professionals samen die in dienst zijn van verschillende organisaties. De posities van de diverse partijen zijn vaak nog onduidelijk en er worden vaak verschillende prioriteiten en deadlines gehanteerd. Om te komen tot een heldere, eenduidige visie op een intercultureel CJG is het van groot belang alle partijen hier vroegtijdig bij te betrekken. Investeer in: • Voorbereidingen. Breng van alle betrokken partijen de visie, ambities en het beleid in kaart ten aanzien van interculturalisatie van de zorg in het algemeen en de CJG’s in het bijzonder. Identificeer overeenkomsten en verschillen (vooral in de gevoelde noodzaak voor en omvang van interculturalisatietrajecten). • Aansluiting bij bestaande situatie. Houd rekening met de bestaande structuren en expertise. Dit levert grote voordelen op, temeer wanneer de waarde van elke bijdrage nadrukkelijk wordt benoemd. • Duidelijke informatie. Informeer de betrokken partijen duidelijk over het belang van interculturalisatie, de uitgangspunten en mogelijkheden en onmogelijkheden. • Gezamenlijke visieontwikkeling. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een startbijeenkomst of een aantal werkbijeenkomsten of minisymposia. Wanneer de visie niet van bovenaf wordt opgelegd maar gezamenlijk tot stand komt, zal deze breed worden gedragen. Bovendien motiveert een dergelijk traject tot (meer) samenwerking. • Bevorder een ‘wij-cultuur’ door informele bijeenkomsten en uitwisseling van expertise op het vlak van intercultureel werken, bijvoorbeeld door expertmeetings.13
4.3 Draagvlak en commitment allochtonen Samenwerking met allochtonen is onontbeerlijk voor het welslagen van een intercultureel CJG. Cliëntenplatforms bestaan op dit moment nog voor het merendeel uit witte westerse cliënten. Gemeenten kunnen dit ondervangen door samen te werken met allochtone organisaties en sleutelpersonen. Uit gesprekken met allochtone organisaties en sleutelpersonen blijkt dat zij welwillend zijn om hun kennis te delen en samenwerkingsverbanden aan te gaan. In de praktijk krijgt deze participatie echter nog nauwelijks vorm. Gemeenten kunnen op de volgende manieren commitment van allochtonen bevorderen: • De potentiële allochtone cliënten al in de fase van de visieontwikkeling meenemen en hen zien als serieuze partner. • Afzonderlijke focusgroepen en/of gespreksrondes inlassen waarin allochtone ouders en jongeren hun visie kunnen geven op een intercultureel CJG.
13 De vorm van deskundigheidsbevordering in pilotproject in Zaanstad is hier een goed voorbeeld van. Centrum Jeugd en Gezin
pagina 9
Voorbeeld visiedocument CJG Utrecht: een dienstencentrum De gemeente Utrecht wil dat allochtonen zich welkom voelen in het CJG en dat zij dit gaan zien als dé plek waar je terecht kunt met vragen en zorgen over het krijgen, opvoeden en opgroeien van kinderen. Ook allochtone jongeren moeten de weg willen en kunnen vinden naar de CJG’s. Uiteindelijk doel is dat allochtone jeugd en hun ouders even goed worden bereikt door het CJG als de autochtone Nederlanders. Daarom besteedt de gemeente Utrecht extra aandacht en energie aan de interculturalisatie van de CJG’s. Zij gaat dit doen aan de hand van de volgende speerpunten: De verhouding tussen het CJG en al zijn bezoekers moet gebaseerd zijn op gelijkwaardigheid, respect en vakmanschap. Alleen als op een passende wijze met de behoeften en de wensen van de (allochtonen)klanten rekening wordt gehouden en omgegaan, kan een CJG optimaal functioneren. Maatwerk, maatwerk en nog eens maatwerk dient het motto te zijn. Het CJG wil een plek worden waar culturen bij elkaar kunnen komen en die niet beheerst wordt door regeltjes maar door respect, openheid, veiligheid en flexibiliteit. De opgave voor het frontoffice van het CJG is om de bureaucratie zoveel mogelijk buiten het gesprek tussen professional en bezoeker te houden, zonder in te leveren op de kwaliteit. Het CJG is geen probleemloket. In het CJG moet weinig en kan veel. Het is een plek waar mensen even op verhaal kunnen komen, tegen iemand aan kunnen praten (praatpaal), antwoord op hun vragen kunnen krijgen (vraagbaak), waar ze – ook van elkaar - advies kunnen krijgen (wijze raadgever), waar ze iemand vinden bij wie ze hun zorgen kwijt kunnen (vertrouwenspersoon). Kortom, het CJG wil ‘hulp om de hoek’ bieden op een plek waar iedere ouder, ieder kind en iedere jongere welkom is en zich welkom voelt. Het CJG zorgt voor een match van vraag en aanbod. De werking van het CJG zal ook leiden tot een breed pakket van ervaringen en informatie. De impact van dat pakket kan het beleid beïnvloeden. Op deze manier krijgt het CJG ook een soort ombudsfunctie. De opstellers van deze visie vinden dit aspect in het kader van de optimale ontwikkeling van cultureel sensitief zorgbeleid van groot belang. Interculturalisatie betekent voor de CJG’s dat ze doelmatig opereren in een multiculturele omgeving. Het is een kenmerk van kwaliteit: doen we de goede dingen op de goede manier met goede mensen. Vakmanschap is hierbij de belangrijkste factor.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 10
5 De derde stap: Implementatie met participatie (1) Niet alleen bij de visieontwikkeling, maar ook bij de implementatie en de dagelijkse vormgeving van een CJG is participatie van allochtonen onontbeerlijk. Het inzetten van sleutelfiguren werkt vaak goed. Een daadwerkelijk intercultureel CJG kan alleen sámen met allochtonen tot stand komen. Concrete acties worden opgenomen in een implementatieplan. Uit de pilotprojecten blijkt dat participatie van de doelgroep allochtonen in de praktijk nog maar mondjesmaat plaats vindt. Een sleutelfiguur van een Marokkaanse allochtone organisatie verwoordt dit als volgt: “Wij zijn niet betrokken bij de vormgeving van het CJG. De motivatie om ons nu als nog in te zetten om de bekendheid van het CJG te promoten ontbreekt dan ook totaal.”
Participatie volgens de doelgroep De participatie in de pilotprojecten bestond voornamelijk uit deelname aan focusgroepen en advisering over het aanbod en de voorzieningen en bij de visieontwikkeling. Professionals, ouders en jongeren hebben daarnaast aangegeven op welke wijze participatie binnen de vormgeving en uitvoering van een CJG verder nog plaats zou kunnen vinden. • Bij de visieontwikkeling over de voorzieningen (gebouw en functies) en aanbod: jongerenraden, ouderpanels • Bij de ontwikkeling / aanpassing van het aanbod: focusgroepen: klankbordgroepen en structurele samenwerking. • In de uitvoeringsfase: samenwerking als gelijkwaardige partners; denk bijvoorbeeld aan het inzetten van gezinscoaches uit de eigen taal of ‘peer-education’. • Tijdens de evaluatie: cliëntenraad, klanttevredenheidonderzoek en procesevaluatie.
Gemeenten kunnen op verschillende manieren de participatie van de potentiële allochtone cliënten bevorderen:
5.1 Sleutelfiguren Vrijwel alle groepen allochtonen hechten veel belang aan een persoonlijke benadering en mondelinge informatieoverdracht. Allochtone gemeenschappen kennen over het algemeen een hechte structuur, waarbij familie-, of andere verbanden een belangrijke rol spelen. Het is van belang dat gemeente en CJG een goede relatie met sleutelpersonen uit de verschillende doelgroepen onderhouden. Zij zijn vaak te bereiken via diverse organisaties in de wijken en buurten. Nederland kent naar schatting tussen 2.000 en 3.000 allochtone organisaties, 50 buitenlandse vrouwencentra, 200 bureaus voor nieuwkomers, 30 regionale centra buitenlanders en zo’n 3.000 religieuze organisaties. Daarnaast bestaat er een groot scala aan (informele) ontmoetingsmogelijkheden, variërend van het koffiehuis en de allochtone supermarkt tot de moskee. 14
Voorbeelden activiteiten Nieuwegein14 • N etwerk doorverwijzing. Een structureel netwerk ‘doorverwijzers’ uit de allochtone doelgroep die bekend zijn met het aanbod en de werkwijze van het CJG en die allochtone zorgvragers kunnen motiveren om gebruik te maken van het aanbod. • Gidsmoeders. Groep moeders met allochtone achtergrond die in de beginfase van het CJG als gids fungeren voor allochtone gezinnen.
14 Uit: Een waaier aan activiteiten voor het Centrum voor Jeugd en Gezin; Implementatie Interculturalisatie CJG Nieuwegein. Pharos 2009
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 11
5.2 Bepaal samen de kaders Globaal onderscheiden we vijf niveaus van participatie: 1 passieve participatie door bijvoorbeeld de cliëntendoelgroep te informeren over een CJG; 2 raadpleging; 3 een actieve adviesfunctie; 4 actief meedenken over en ontwikkelen van onderdelen van een CJG; 5 het gelijkwaardig mee beslissen over de vormgeving. In de praktijk bestaat de participatie vaak uit het infomeren van de groepen allochtonen of raadpleging waarbij allochtonen gevraagd wordt om binnen de bestaande kaders commentaar te geven. Wenselijk is echter om sàmen met de doelgroep allochtonen die kaders te bepalen. Allochtonen moeten daadwerkelijk invloed hebben op het interculturalisatieproces. In de praktijk komt het nog zelden voor dat zij het beleid en aanbod van het CJG mede bepalen. Dat kan zijn omdat de noodzaak hiervan niet wordt gezien of omdat het contact met allochtonen(organisaties) nog niet tot stand is gebracht. Om een kwalitatief goede zorg aan allochtone jeugd en ouders te bevorderen is participatie nodig op verschillende niveaus van de organisatie en in verschillende fases van de vormgeving van een CJG. Zowel op beleids- als op uitvoerend niveau is het van belang dat allochtonen participeren. Het is aan gemeenten en managers om te bepalen welke informatie ze op welk niveau en in welke fase in het traject, van wie nodig hebben.
Vijf stappen om allochtonenorganisaties en sleutelpersonen te betrekken bij het opzetten en de dagelijkse vormgeving van een intercultureel CJG. 1 Opstellen ‘sociale kaart’ van allochtonenorganisaties, sleutelpersonen en formele/ informele netwerken: Hierdoor krijgen professionals zicht op de mogelijkheden om de potentiële allochtone cliëntengroep te bereiken. Let op: zelforganisaties zijn vaak niet terug te vinden op het internet of telefoongids. Via de gemeente zelf of welzijnsorganisaties kunnen adressen en contactpersonen worden achterhaald. 2 Selectie en contact leggen met allochtonenorganisaties en sleutelpersonen: Selecteer allochtonenorganisaties en sleutelpersonen op grond van overeenkomstige doelen, representativiteit, organisatiegraad, beschikbaarheid en samenwerkingsbehoefte. Let op: de aard en reikwijdte van sleutelpersonen is vaak heel divers. Hun enthousiasme is vaak groter dan de kennis en de kunde die nodig is om in te zetten. Daarnaast zijn ze vaak een vraagbaak voor allerlei soorten onderwerpen. Het daadwerkelijk inschakelen van sleutelfiguren voor het onderhouden van contacten en het overdragen van informatie vereist dan ook een aanzienlijke investering. Zorg er voor dat u rekening houdt met de tijd die een dergelijke investering vraagt. 3 Eerste gesprekken: Stel u op de hoogte van de doelen en belangen van allochtonenorganisaties en sleutelpersonen en zorg voor de benodigde afstemming met die van het CJG. Let op: zorg dat sleutelpersonen weten naar wie ze kunnen doorverwijzen, en hoe ze moeten reageren op vragen/ opmerkingen. Stem wederzijdse verwachtingen af en zorg zo nodig voor een tolk. 4 Doorlopend: Betrek sleutelpersonen bij organisatie en inhoud. Zorg voor duidelijke afspraken over taken en verantwoordelijkheden. Onderhoud regelmatig contact om vertrouwen te behouden en evalueer de samenwerking. 5 Faciliteer de allochtonenorganisatie of sleutelpersonen waar nodig op financieel en administratief gebied.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 12
5.3 Implementatieplan Interculturalisatie vraagt om een stapsgewijze invoering, die vastgelegd kan worden in een implementatieplan. Dit plan is in de praktijk in eerste instantie nog vrij globaal. De keten partners moeten dit in de loop van de tijd verder verfijnen aan de hand van de dagelijkse uitvoeringspraktijk. Het implementatieplan wordt bij voorkeur jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld.
5.3.1 Haalbare doelen Een interculturalisatietraject wordt in de praktijk vaak als een complex en veelomvattend geheel gezien door de ervaren tijdsdruk en twijfel over capaciteiten van mensen en organisatie. De gemeente kan een deel van de zorg wegnemen door haalbare doelen te formuleren met concrete resultaatverwachtingen en een realistische planning. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ‘participatie van de doelgroep allochtonen’ of ‘het bevorderen van interculturele competenties bij de professionals’. Zo mogelijk wordt aangesloten bij bestaande processen, overleggen en activiteiten van de ketenpartners. In de beginfase is het van belang dat de activiteiten snel merkbare resultaten opleveren. Een deskundigheidstraject dat aansluit bij de behoeften van de medewerkers werkt vaak enthousiasmerend en kan veel ‘koudwatervrees’ wegnemen.
Implementatieplan Nieuwegein In Nieuwegein zijn in het visiedocument als doelen gesteld: het vergroten van de bereikbaarheid, een betere afstemming van de dienstverlening op allochtone doelgroepen en het (verder) vormgeven van een intercultureel personeelsbeleid. In het implementatieplan zijn deze doelen vertaald naar een aantal concrete acties voor de komende jaren. In 2009: • Het instellen van een werkgroep interculturalisatie en het ontwikkelen van een concreet Plan van Aanpak. De Werkgroep Interculturalisatie bestaat uit een dwarsdoorsnede van het personeel van de CJG organisaties en wordt ingesteld door het coördinatieteam van het CJG. De werkgroep levert haar input aan de ontwikkeling van het Plan van Aanpak Interculturalisatie en ondersteunt vervolgens het coördinatieteam bij de uitvoering. Zij dragen gezamenlijk zorg voor draagvlak en betrokkenheid van andere medewerkers binnen het CJG en bij de externe partners. In 2010: • Uitvoeren van een 0-meting: aantal allochtonen met een lage sociaaleconomische status (SES) per wijk; omvang en aard hulpvragen; percentage jeugd met ontwikkelachterstand; bestaande aanbod; percentage allochtone medewerkers. • Vergroten van de bekendheid van het CJG en afstemming van de werkwijze op de behoefte van de doelgroep. Realisatie informatiekanaal, foldermateriaal en informatie- en discussiebijeenkomsten op de ‘vindplaatsen’; kick off-bijeenkomst alle CJG-medewerkers met presentatie uitkomsten 0-meting en concrete afspraken over vervolgstappen. In 2011: • Vergroten van de bereikbaarheid door aanstellen allochtone contactpersonen en uitvoeren laagdrempelige activiteiten. • Deskundigheidsbevordering door het opstellen en uitvoeren van een opleidingsplan voor medewerkers en management. • Tussenevaluatie: nagaan realisatie doelen aan de hand van harde cijfers en feiten, interviews met uitvoerders en een klanttevredenheidonderzoek. Bijstellen plan van aanpak. In 2012: • Vormgeving intercultureel personeelsbeleid, verbeteren samenwerking en doorverwijzen en eindevaluatie en monitoring. Centraal hierbij staan het vaststellen van streefcijfers; aandachtspunten werving en selectie, aantrekken allochtonen personeel; aandachtspunten werkwijze voor behoud allochtonen personeel en realisatie introductieprogramma.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 13
5.3.2 Een stapsgewijze aanpak Voor de ketenpartners komt het interculturalisatietraject doorgaans bovenop andere ontwikkelingen zoals de invoering van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR), landelijke en lokale monitoringsystemen en diverse lokale prioriteiten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat interculturalisatie in de praktijk vaak wordt opgepakt op initiatief van enkele enthousiaste voorlopers. Daarmee ontstaat het risico dat de ‘interculturalisatie’ beperkt blijft tot afzonderlijke projecten die vaak weer stoppen als de subsidie ophoudt. Een veranderingsproces zoals ‘interculturalisatie’ kan echter alleen succesvol zijn als dit binnen alle lagen van de organisatie wordt doorlopen. Dat wil echter niet zeggen alles tegelijk moet. Een stapsgewijze aanpak is doorgaans het meest succesvol.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 14
6 De derde stap implementatie: inlooppunt voor informatie en advies (2) Een belangrijke functie van het CJG is het bieden van een laagdrempelig inlooppunt voor alle kinderen, jongeren en ouders. Om het inlooppunt optimaal toegankelijk te maken voor allochtonen is het verstandig om rekening te houden met een aantal specifieke fysieke, relationele en inhoudelijke aspecten.
6.1 Fysieke aspecten Potentiële allochtone cliënten hebben uitgesproken wensen voor de fysieke aspecten van een inlooppunt. Zij noemen de volgende aandachtspunten: 1 De locatie: Groepen allochtonen zullen eerder komen wanneer het inlooppunt in de nabijheid van de woonomgeving is en zich bevindt in een publieke – voor hen bekende – ruimte zoals de school of het buurthuis. 2 Het gebouw: Een inlooppunt zal als minder ‘wit’ worden ervaren, wanneer aandacht wordt besteed aan de aankleding van het gebouw en de diverse ruimtes.
“Het moet een plek zijn waar ik mijn kinderen mee naar toe kan nemen. Dan kan ik rustig praten omdat ik weet dat het goed gaat met mijn kind’. Er is ook een hoek met speelgoed nodig, waar kinderen kunnen spelen’ en voor ons leuke tijdschriften over opvoeding”. (Marokkaanse moeder) “Het moet een gezellige ruimte zijn. Niet zo’n zwart-witte kleur dat je denkt:‘oh, joh, word ik hier begraven of zo?. En er moet wel een tv of internet zijn’.(Turks meisje) 3 De uitstraling: De associatie van het inlooppunt van een CJG met problemen is snel gemaakt. De groep allochtonen wil bij voorkeur niet geïdentificeerd worden als ‘problematisch’. Opties zijn om voor de subtitel: ‘familiecentrum’ te kiezen (Zaanstad) of voor een metafoor als: ‘het dorpsplein’ (Utrecht). Hiermee krijgt een inlooppunt het imago van een algemeen toegankelijke voorziening. 4 Regels en protocollen: Beperk bureaucratische handelingen waar mogelijk. Vooral bij het geven van informatie en advies en bij de eerste oriënterende opgroei- en opvoedvragen. 5 Informatiemiddelen: Stem website, telefoonbeantwoording en folders beter af op de groepen allochtonen. Mogelijk kunnen ook enkele functies van het inlooppunt worden verplaatst naar de school, de moskee of andere locaties waar een vanzelfsprekende inloop bestaat. In Utrecht denkt men er aan om intermediairs in te zetten om de groep allochtonen toe te leiden naar het inlooppunt.
6.2 Relationele aspecten Allochtonen geven aan dat het eerste contact met een medewerker voor hen cruciaal is maar ook kwetsbaar.
“Voor mensen uit een andere cultuur is het niet makkelijk om over ‘dit soort dingen’ te praten. Wij denken dan: ik wil eigenlijk niet dat andere mensen dit weten” (Marokkaans meisje)
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 15
Belangrijk zijn vooral de aanwezigheid van allochtone professionals, een gastvrije benadering en deskundigheid van de medewerkers. • C JG-medewerkers: De medewerkers zijn het CJG. Het inlooppunt is voor allochtonen beter herkenbaar wanneer het medewerkersbestand een goede afspiegeling vormt van de allochtone populatie binnen de wijk. • G astvrijheid: Allochtone ouders en –jongeren vinden het belangrijk dat zij de medewerkers van een inlooppunt spontaan kunnen aanspreken. Daarbij willen ze niet alleen maar over (opvoed)problemen praten. Het is daarom zinvol te investeren in een aantrekkelijk en gastvrij imago waarbij professionals ‘normale opvoed- en opgroeivragen’ ook als zodanig benaderen.
“Ik wil het zelf oplossen. Met tips. Ik wil niet meteen in een dossier. Ik wil niet dat ze het meteen ingewikkeld maken, een groot probleem van maken en zeggen dat ik het niet goed doe”. (Iraanse moeder). • Interculturele competentie: Een inlooppunt vraagt om medewerkers die kunnen inspelen op de diversiteit aan vragen waarmee allochtone jeugd en ouders komen. Daarnaast moeten zij in staat zijn om hen de juiste informatie en adviezen te geven en/of om hen adequaat door te verwijzen naar lokale of regionale hulp. In de praktijk blijken die competenties nog niet altijd aanwezig. • C ontinuïteit: De ondervraagden geven aan dat ze problemen liever bespreken met een vast persoon met wie ze een vertrouwensband kunnen opbouwen dan met steeds wisselende personen. Het is daarom zinvol binnen de bezetting van het inlooppunt zoveel mogelijk continuïteit te waarborgen.
6.3 Inhoudelijke aspecten Een regelmatige informatie-uitwisseling tussen medewerkers van een inlooppunt en de allochtonenjeugd en ouders is essentieel voor een goede aansluiting van het aanbod op de behoeften. Het bestaande informatiemateriaal, de voorlichtingsmiddelen en -kanalen zijn niet altijd bruikbaar bij deze ouders en jongeren. Allochtone ouders en –jeugd geven in de behoefteonderzoeken de volgende tips: • L ocatie: School is een goede plek om allochtone ouders en jeugd te informeren over het CJG én om informatie te krijgen over de behoeften die zíj hebben. Vaste contactpersonen vanuit het CJG op school en andersom zullen de mogelijkheid tot informatie-uitwisseling op deze locatie versterken. • M iddelen voor ouders: Informatie geven via brieven werkt meestal niet, mondeling informeren is geschikter. Daarbij kunnen ouders tegelijk worden uitgenodigd de informatie verder te verspreiden. • M iddelen voor kinderen en jongeren: Voor deze groep heeft een aantrekkelijk informatiepakketje met gadgets de voorkeur. Een andere mogelijkheid is de lokale televisie.
“We hebben veel lokale tv-zenders. Reclame met een leuke tekenfilm zal wel aanslaan. Maar ook serieuze reclame. Je ziet dan bijvoorbeeld een meisje dat bedreigd wordt door haar vader en ze weet niet wat ze moet doen. Dan komt er een vriendin naar haar toe en die zegt ‘dan moet je bij een CJG zijn’. En dan gaat ze er naar toe. Eerst alleen, en later met haar ouders. En dan komt ze eruit en zegt ze ‘ik vond hier een oplossing.’ En dan kijken andere meisjes die het slecht hebben thuis ook en dan gaan ze daar ook naar toe” (Marokkaans meisje) Ook internet leent zich steeds meer voor informatie-uitwisseling met jongeren. Veel jongeren geven hier de voorkeur aan boven een fysiek inlooppunt, vooral vanwege de anonimiteit. Er is inmiddels veel expertise met online informatie-uitwisseling en begeleiding.(zie ook Online CJG op www.samenwerkenvoordejeugd.nl) Het is de moeite waard om deze optie te onderzoeken voor allochtone jongeren.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 16
7 De derde stap implementatie: Een opvoed- en opgroeipraktijk/ Opvoedondersteuning voor allochtonen (3) Er is nog niet veel opvoedingsondersteuning beschikbaar specifiek voor allochtonen. Bijna 70% van de allochtone ouders geeft aan behoefte te hebben aan ondersteuning bij het opgroeien van hun kinderen en de dagelijkse opvoedingspraktijk. Het CJG biedt opgroei- en opvoedondersteuning en heeft een schakel met zorgcoördinatie voor kinderen het gezinnen die meer hulp nodig hebben. Het bestaande aanbod kan beter geschikt worden gemaakt voor deze groep door een meer outreachende houding van professionals, inhoudelijke aanpassingen, goede fasering en maatwerk. Allochtone ouders en –jongeren moeten bovendien in staat worden gesteld zelf de verantwoordelijkheid te nemen en te houden.
7.1 Aanbod voor allochtonen Over de bruikbaarheid en effectiviteit van interventies voor jeugd en hun ouders in het algemeen is veel kennis beschikbaar op diverse databanken.15 Maar er is nog weinig zicht op de bruikbaarheid en effectiviteit van deze interventies bij allochtone jeugd en -ouders. Ook zijn er nauwelijks interventies die specifiek op de behoeften van deze groep zijn gericht. Voor zover die er zijn worden ze vooral aangeboden door allochtone organisaties. Zowel de ouders als de ondersteuners vinden deze interventies goed bruikbaar maar doordat deze nauwelijks zijn beschreven en onderbouwd, zijn de bruikbaarheid en effectiviteit moeilijk vast te stellen. Een recente studie van het NJI e.a. biedt een actueel overzicht.16 Als vervolg hierop worden binnen het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid in 2010 een tiental interventies doorontwikkeld en geschikt gemaakt voor allochtone jeugd en -ouders. Binnen de pilotprojecten is de methodiek met gezinscoaches aangepast aan interculturele bruikbaarheid en zijn richtlijnen ontwikkeld voor het vergroten van de bereikbaarheid van allochtone ouders.17
7.2 Aanpassen bestaand aanbod Ook al is er slechts beperkte informatie over de effectieve interventies voor allochtonen, uit de praktijk kunnen we het nodige leren. Allochtone ouders en -jeugd en de professionals deden tijdens de pilots de volgende aanbevelingen. 1 Een open outreachende benadering Het is belangrijk dat professionals outreachend werken en de groep allochtonen actief benaderen. Ze moeten er rekening mee houden dat de opvattingen van allochtonen over een gezonde ontwikkeling, opvoeding en zorggebruik afwijken van de westerse standaard. Ook zijn allochtonen eerder geneigd hun opgroei- en opvoedproblemen als lichamelijke klachten te formuleren dan autochtone cliënten. Alleen met een open en onbevooroordeelde houding kunnen professionals effectieve ondersteuning bieden. Een mogelijkheid is ook om ondersteuning te bieden op plekken waar mensen zich veilig voelen en met gelijkgestemden onder elkaar kunnen zijn, bijvoorbeeld bij inburgering- of taalcursussen. Belangrijk is dat de jongeren en ouders die van een aanbod gebruik willen maken hier ook snel terecht kunnen. 2 A anpassing aan de behoeften van de doelgroep De inhoud Uit de pilotprojecten blijkt dat allochtone ouders veelal dezelfde vragen over opvoeden hebben als autochtone ouders. Vragen over het stellen van grenzen, het handhaven van afspraken en het omgaan met onzekerheid, faalangst en problemen in sociale contacten 15 Data bank ‘Effectieve Jeugdinterventies’; Databank ‘Instrumenten, Richtlijnen en Kwaliteitsstandaarden’ en Databank ‘Nederlands onderzoek Jeugd en Opvoeding’; elk van het NJI. Databank van het Loket Gezond Leven van het RIVM-CGL. 16 Rapport ‘Overzichtsstudie Interventies’; NJI en partners; 2009 17 ‘Gezinscoach in een intercultureel werkveld’ Pharos/gemeente Almere; 2009 en ‘Richtlijnen om allochtonenouders beter te bereiken’; Pharos/AWP Rotterdam; in 2010 beschikbaar Centrum Jeugd en Gezin
pagina 17
van hun kinderen. Het ondersteuningsaanbod bestaat vaak uit schriftelijk materiaal, dit blijkt niet altijd goed te werken. Interventies die met succes zijn ingezet bij allochtonen: • Bijeenkomsten in huiselijke kring (methode “Tupperware”) om zicht te krijgen op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep, een vertrouwensrelatie op te bouwen en informatie en tips uit te wisselen; • Dialoogbijeenkomsten gericht op het bevorderen van contacten tussen verschillende culturen; ‘eigen kracht conferenties’ waarbij een gezin samen met andere leden uit het eigen sociale netwerk en een coördinator een plan opstelt om problemen binnen het gezin op te lossen. Fasering Juist bij deze jeugd en ouders is het doseren van het aanbod in fasen van belang. Vooral in het begin is er behoefte aan een veilige omgeving. Bied in deze fase de mogelijkheid tot laagdrempelige uitwisseling met andere ouders of jongeren en in mindere mate met deskundigen. Positieve ervaringen in de beginfase geven cliënten vertrouwen in het aanbod en de medewerkers van het CJG en in zichzelf. Zo nodig kan een aantal tussenstappen genomen worden vóórdat de interventie wordt toegepast. Zo bleek op een islamitische basisschool de gangbare opvoedcursus niet aan te slaan bij de ouders. Er is toen gekozen om eerst een aantal thema ochtenden door de GGD te laten organiseren. Zelfverantwoordelijkheid. Allochtone jongeren en -ouders moeten de ruimte krijgen om ‘zelf aan het roer’ te blijven. De hulp of ondersteuning is slechts tijdelijk, daarna moeten ze zelf verder. Maak allochtone ouders duidelijk wat zij bijvoorbeeld zélf kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun kind. Betrek ze vanaf de intake tot en met de nazorg bij een behandeltraject en geef zo nodig een parallelle oudercursus.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 18
8 De vierde stap: Duurzame interculturalisatie en borging Wil de interculturalisatie van de CJG’s niet blijven steken bij incidentele successen dan moet er voldoende aandacht zijn voor de implementatie en borging van verkregen resultaten. Alle partijen hebben hierbij hun eigen verantwoordelijkheid: de allochtone cliënt, de professionals, de managers van de afzonderlijke voorzieningen en van het CJG en de gemeenten. Beleid moet worden gevormd en ketenpartners en medewerkers moeten hun werkwijze veranderen en nieuwe werkwijze zien vol te houden. Uit de pilotprojecten blijkt dat het goed mogelijk is om in relatief korte tijd verbeterprojecten rond de interculturalisatie van de CJG’s op te starten en af te ronden. Een duurzame interculturalisatie vraagt in de eerste plaats om een schriftelijke vastlegging van gemaakte afspraken in een implementatieplan. Denk hierbij aan een meerjaren beleidsplan.
Factoren die bij het behoud van de interculturalisatie resultaten een rol spelen 1 Allochtonen als belangrijke bron van informatie. 2 De professionals/medewerkers van de CJG’s geloven in de interculturalisatiedoelen en houden de behaalde resultaten vast. 3 Het management /sleutelfiguren van het CJG en ketenpartners zorgen voor duurzaam draagvlak en resultaten door de professionals te stimuleren, faciliteren en controleren. 4 Management en gemeentes monitoren vooruitgang van acties en afspraken en nemen actie op basis van resultaten. 5 Een succesvol verleden ten aanzien van vasthouden van resultaten binnen een voorziening/gemeente. 6 Duidelijke taken, verantwoordelijkheden, beleid, procedures en een communicatiesysteem die het vasthouden van resultaten faciliteren.
8.1 Verantwoordelijkheden In de pilots bleek dat de verdeling van de verantwoordelijkheid binnen de gemeente, tussen gemeente en CJG en tussen managers en professionals niet altijd duidelijk is. Ook niet voor betrokkenen zelf. Als gevolg hiervan kunnen verantwoordelijkheden te vrijblijvend worden ingevuld. Helder geformuleerde verantwoordelijkheden en verplichtingen van gemeenten, management, professionals en cliënten tegenover elkaar kan die vrijblijvendheid voorkomen. Het volgend overzicht geeft inzicht in de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
8.1.1 Allochtone cliënt: Het belang van de (allochtone) cliënten staat voorop. Daarmee zijn zij een belangrijke partij in het bepalen van de kwaliteit van de zorg binnen het CJG. De allochtone cliënten zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de eigen gezondheid, respectievelijk die van hun kinderen, en voor een functioneel zorggebruik. Professionals kunnen een beroep doen op hun inzet bij de vormgeving van het CJG, de evaluatie hiervan en het formuleren van verbeterpunten.
8.1.2 Professionals De professionals/medewerkers van het CJG staan het dichtst bij de allochtone cliënten. Zij vormen de hoeksteen bij het bieden van kwalitatief goede zorg aan deze jeugd en ouders. Professionals moeten bereid zijn zich in te zetten voor de gezamenlijk vastgestelde interculturalisatiedoelen. Zonder dit commitment van de professionals is dit traject gedoemd om te mislukken. Daarnaast nemen ze de operationele verantwoordelijkheid voor interculturele kwaliteit op zich. In een CJG waar professionals vanuit diverse voorzieningen zich richten
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 19
op gezamenlijk opgestelde interculturalisatiedoelen is een goede samenwerking essentieel. Professionals stellen de allochtone cliënt centraal.
8.1.3 Management ketenpartners en CJG De positie van het management bevindt zich tussen die van de professionals en de gemeenten in. De kerntaak van het management in het kader van interculturalisatie is het bevorderen en handhaven van de kwaliteit van zorg voor de (potentiële) allochtone cliënt. Het management is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit in het CJG en daarmee voor het proces en resultaten van het interculturalisatietraject. Hiermee zorgen zij mede voor een duurzame kwaliteit van zorg voor de allochtone cliënt.
8.1.4 Gemeente De taak van de gemeente is een CJG te realiseren dat kwalitatief goede zorg aan alle ouders en jeugd biedt. Interculturalisatie kan een gemeente daarbij helpen. Wanneer een gemeente voor een interculturalisatietraject kiest, heeft zij hier door haar regiefunctie een cruciale rol in. Dat geldt ook voor de implementatie en borging van verkregen resultaten. Zij ziet erop toe dat het CJG haar verantwoordelijkheid ook waarmaakt. De provincies en stadsregio’s sluiten daar met hun Bureaus Jeugdzorg en andere zorgaanbieders nauw bij aan.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 20
9 Organisatie en samenwerking in een intercultureel CJG Regionale samenwerking geeft kleinere gemeenten meer armslag in de uitvoering van een intercultureel jeugdbeleid. De aanstelling van een projectleider kan een positief effect hebben op de interculturalisatie, evenals een intercultureel personeelsbestand. De interculturele competenties van professionals kunnen worden versterkt door scholing.
9.1 Lokale of regionale organisatie Voor kleinere gemeenten is het niet altijd haalbaar of zelfs zinvol om zelfstandig een CJG vorm te geven. Het is dan aan te bevelen dat een aantal gemeenten de handen ineenslaat voor een gezamenlijk regionaal intercultureel CJG. Bij voorkeur wel met een afzonderlijk inlooppunt per gemeente. Door regionale samenwerking krijgen kleine gemeenten meer mogelijkheden om een integraal intercultureel jeugdbeleid te formuleren en uit te voeren. Bovendien ontstaat voldoende schaalgrootte om interculturele activiteiten binnen de opvoed- en opgroeipraktijk te organiseren met voldoende continuïteit, kwaliteit en efficiency. Daarbij hebben de afzonderlijke gemeenten natuurlijk wel hun eigen specifiek lokale situatie, beleid en prioriteiten. Het is daarom verstandig extra aandacht te besteden aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke visie. De gemeenten moeten overeenstemming bereiken over de functie en de organisatie van een intercultureel CJG en de verdeling van verantwoordelijkheden en taken.
9.2 Projectleider Om het interculturalisatieproces te ondersteunen is het mogelijk een projectgroep in te stellen, waarvan zowel de gemeente als het management deel uit maakt. Deze is dan verantwoordelijk voor de projectorganisatie. De projectleider hiervan is de verbindende schakel tussen alle partijen binnen het proces. Deze bemoeit zich minder met de inhoud, het ‘wat’, maar richt zich vooral op het ‘hoe, wanneer en met wie’. De projectleider/groep zorgt er voor dat het interculturalisatieproces op gang wordt gebracht, dat activiteiten worden geïnitieerd en dat er draagvlak bij de betrokkenen ontstaat. Ook zorgt zij voor de benodigde continuïteit door het thema ‘interculturalisatie’ breed binnen de gemeenten en de afzonderlijke CJG’s op de agenda te zetten. Een zorgvuldig opgesteld visiedocument en implementatieplan kunnen als basis dienen om de rollen met bijbehorende verantwoordelijkheden en taken te verduidelijken.
Binnen de zes pilots kwam een duidelijk onderscheid naar voren tussen gemeenten waarbij een projectleider was aangesteld en waar dit niet het geval was. Bij een actieve projectleider was sprake van meer draagvlak bij de betrokken partijen Daarnaast leidde dit tot een snellere doorlooptijd van besluitvorming en acties, meer structurele beleidsvorming op het gebied van interculturalisatie van de CJG’s en een betere borging van de resultaten uit de pilots.
9.3 Personeelsbeleid Een intercultureel CJG heeft zijn dienstverlening afgestemd op de etnisch-culturele diversiteit van de klanten. Dit stelt eisen aan de organisatie én aan de medewerkers die deze diensten leveren. Het is de taak van een gemeente en het management van de ketenpartners om te investeren in een intercultureel personeelsbeleid en in interculturele competenties van deze medewerkers.18
9.3.1 Intercultureel personeelsbestand Bij voorkeur is het personeelsbestand van een CJG een reële afspiegeling van de lokale samenleving. Elke medewerker moet in staat zijn om te gaan met de diversiteit binnen de organisatie(s) en dit als een meerwaarde zien. Dit vraagt om een attitude van gezamenlijk-
18 Zie hiervoor ook de brochure ‘Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin’; ministerie J&G. in 2010 beschikbaar; en ‘Interculturele competentieprofielen voor zorgprofessionals’; beschikbaar in 2010 Centrum Jeugd en Gezin
pagina 21
heid, openheid en tolerantie in plaats van denken vanuit een ‘wij-zij’ perspectief. Een divers personeelsbestand maakt het CJG niet alleen herkenbaarder voor de verschillende bevolkingsgroepen maar vergroot ook de ‘interculturele’ kennis en kunde van de medewerkers. Bovendien blijkt uit onderzoeken dat een divers personeelsbestand in het algemeen leidt tot een beter werkklimaat, een toename van innovatie en creativiteit en meer efficiëntie.
9.3.2 Intercultureel competente professionals Eén van de speerpunten binnen een interculturalisatieproces is de toerusting van professionals met de noodzakelijke interculturele competenties: competenties waarmee zij adequate hulp en zorg kunnen verlenen aan cliënten met een andere etnische of culturele achtergrond. De bestaande competentieprofielen van professionals in de preventieve en ontwikkelingsgerichte jeugdsector vereisen daarom specificatie op het gebied van interculturaliteit.19 De organisaties zijn zich veelal goed bewust van de uitdagingen van het werken binnen een cultureel diverse context. Veel professionals hebben een jarenlange ervaring op dit terrein maar erkennen dat ze allochtonen onvoldoende bereiken, dat hun adviezen vaak onvoldoende aankomen, hun interventies niet effectief genoeg zijn en contacten vaak moeizaam verlopen. Er zijn verschillende manieren om te bepalen welke competenties nodig zijn bij de vormgeving en instandhouding van een intercultureel CJG. Belangrijke informatie komt van de betrokken professionals zelf en allochtone ouders en jeugd. Daarnaast kunnen bestaande profielen voor competenties van professionals in de zorg als basis worden genomen, evenals het intercultureel jeugdbeleid binnen de gemeente. In behoefteonderzoeken in de pilotprojecten zijn allochtone ouders en professionals gevraagd naar verbeterpunten van de competenties van de professionals. Allochtone ouders ervaren vooral: • Een veroordelende houding van de zorgverlener vanuit westerse normen en waarden: ‘de opgeheven vinger’. De professionals richten zich volgens hen te eenzijdig op de kinderen en hebben geen oog voor de problemen van de ouders. De ouders stellen een meer open houding op prijs. • Te weinig begrip en geduld. Het kost de ouders vaak veel tijd en moeite om goed uit te leggen welke problemen zij ervaren. De ouders geven aan regelmatig onderbroken te worden met een invulling van de hulpverlener zelf. • Een gebrek aan kennis van allochtone specifieke problemen en achtergrondgegevens.
Professionals vinden scholing in interculturele communicatie noodzakelijk. Zij willen vooral leren ‘hoe zij de allochtonen binnen kunnen houden wanneer die eenmaal is bereikt’ en ‘hoe zij de vraag achter de vraag boven tafel kunnen krijgen’. Ook hebben zij behoefte aan meer kennis over cultuurspecifieke problemen, wijzen van opvoeden en achtergronden. Zij noemen tijdgebrek en werkdruk als belemmerende factoren om groepen allochtonen de zorg te geven die zij nodig hebben. Hierin vragen zij meer steun en faciliteiten van het management. Het is aan het management van een CJG en ketenpartners om vast te stellen welke competenties nodig zijn, waar zich hiaten voordoen en welke vorm van deskundigheid deze hiaten het best kan invullen.
9.3.3 Na- en bijscholing Er bestaat een groot aanbod aan na-, en bijscholing in interculturele competenties.20 Een databank met kwaliteitsoordelen biedt gemeenten de mogelijkheid een scholingsaanbod op maat voor professionals en beleidsmakers samen te stellen.21
19 Uit voorlopig eindrapport project ‘Intercultureel vakmanschap: interculturele competentieprofielen’ NJI en anderen. Publicatie in medio 2010. 20 Rapport ‘Inventarisatie en kwaliteitsbeoordelingen opleidingen na-, en bijscholing. NJI, e.a. Beschikbaar eind 2009. 21 Op te stellen databank NJI e.a. Beschikbaar medio 2010.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 22
Binnen de pilotprojecten zijn drie vormen van deskundigheidsbevordering gehanteerd: training, intervisie en workshops. Beginnende professionals in het werkveld van het CJG die nog weinig ervaring hebben opgedaan met allochtonen blijken vooral behoefte te hebben aan cursussen of trainingen. Professionals die al jarenlange ervaring hebben met allochtonen stellen prijs op workshops met ruimte voor netwerken, kennisoverdracht en uitwisseling.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 23
Bijlagen
Bijlage 1 Landelijke kaders a Het ‘landelijk basismodel CJG’ vastgesteld door het Rijk samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), GGD Nederland, Actiz en de MOgroep. De minimumeisen die de Rijksoverheid aan het CJG stelt zijn: • Uitvoering geven aan het basispakket in de jeugdgezondheidszorg • Uitvoering geven aan de vijf preventieve taken op het gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning van prestatieveld 2 van de Wmo • De schakel van het CJG met Bureau Jeugdzorg • De schakel van het CJG met het onderwijs • Ten minste één fysiek inlooppunt per gemeente • Voldoen aan de eisen van regie en sluitende afspraken, zoals die worden neergelegd in de Wet op de jeugdzorg. (www.samenwerkenvoordejeugd.nl , projecten Centra voor Jeugd en Gezin.) b Het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid van de ministeries Jeugd en Gezin en WWI in samenwerking met ZonMw. (nov 2008). In tegenstelling tot het landelijke basismodel is dit programma niet verplichtend maar adviserend. Uitgangspunt van het programma is dat allochtone jeugd en hun ouders minder goed bereikt worden door algemene voorzieningen en preventieve zorg binnen de jeugdsector en daardoor niet de zorg ontvangen die zij nodig hebben. Het programma beoogt een gezonde ontwikkeling van allochtone jeugd te bevorderen en veilig te stellen waar deze wordt bedreigd. Centraal hierbij staat het ontwikkelen en implementeren van kennis en vakmanschap voor en met (semi-)professionals en allochtonen in de jeugdsector. Het programma focust op het preventieve, ontwikkelingsgerichte jeugdbeleid. Het voorkómen dat de ontwikkeling van deze jeugd wordt bedreigd maakt hiervan deel uit, net als het zo vroeg mogelijk signaleren. Hierbij hanteert het programma de volgende doelstellingen: 1 Het realiseren van overzicht in de beschikbare interculturele kennis voor praktijk en beleid in de jeugdsector waarmee de kansen voor allochtone jeugd toe kan nemen, en het dichten van geconstateerde kennislacunes. 2 Het versterken van intercultureel vakmanschap van professionals actief in de jeugdsector. 3 Het bevorderen dat (lokale) jeugdvoorzieningen allochtone jeugd en hun ouders even goed bereiken en binden als autochtone jeugd waardoor inclusief beleid gelijke kansen biedt aan alle kinderen. De beide kaders bieden de mogelijkheid om allochtone kinderen en hun ouders via een intercultureel CJG gelijke kansen te bieden in kwaliteit van zorg.
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 25
Bijlage 2 Behoefteonderzoek bij allochtonen: de resultaten Meer dan 200 allochtone ouders en jeugd hebben binnen de zes pilotgemeenten aan de behoefteonderzoeken meegedaan. De volgende thema’s kwamen aan de orde: de mate waarin zij als doelgroep bereikbaar zijn; de toegankelijkheid van de zorgvoorzieningen in de jeugdsector en met name het CJG; de aansluiting van het aanbod op behoeften die zij hebben en het intercultureel vakmanschap.22 • B ereikbaarheid: Ouders beamen dat zij relatief weinig gebruik maken van de reguliere zorg. Als oorzaken noemen zij onder andere: onbekendheid met het Nederlandse zorgsysteem en het CJG, negatieve ervaringen en de traditie om andere dan lichamelijke problemen op te lossen binnen de familie. Volgens de ouders zullen zij meer gebruik van een CJG maken wanneer: • De zorg zich meer inzet om hen te bereiken door bijvoorbeeld betere informatie over wat ze van een CJG kunnen verwachten. • De voorlichting gegeven wordt op locaties waar zij toch al komen zoals de school, of internet en televisie (jongeren). • Gedegenheid, tijd en veiligheid moeten centraal staan in een eerste contact. Ouders willen rustig en in alle vertrouwen kunnen praten. • T oegankelijkheid: De complexe regelgeving en westerse uitstraling werken volgens de ouders en jeugd drempelverhogend. Dit kan volgens hen worden verbeterd door de volgende factoren: • Het gebouw moet vooral ‘normaal’(niet geassocieerd aan ziek zijn of problemen hebben), gezellig en kleurrijk zijn. • De locatie in de eigen wijk, bijvoorbeeld de bibliotheek of op school • De dienstverlening is laagdrempelig; je moet er zonder afspraak terecht kunnen • Je wordt te woord gestaan door allochtone en autochtone medewerkers • Als allochtone ouder en jeugd word je betrokken bij diverse activiteiten • A ansluiting van het aanbod op de vraag: Ouders haken vooral af vanwege de gerichtheid van de hulpverleners op het kind. Zij ervaren deze houding als beoordelend en voorbij gaand aan hun eigen behoefte als ouder. Daarnaast sluit het aanbod vaak niet aan bij wat zij op een bepaald moment nodig hebben. Zij geven de volgende aanwijzingen om de aansluiting te verbeteren: • De eigen vragen en problemen van hen als ouder serieus nemen: wil de ouder informatie, advies of ondersteuning; niet meteen betuttelen en een goede indicatiestelling. • Meer aanbod gericht op ondersteuning bij praktische zaken als financiën, formulieren invullen, schoolkeuzes, huiswerkbegeleiding, enzovoort. • Informatie en advies over ‘een gezonde ontwikkeling’, over wat verwacht wordt in Nederland. • Opvoedingsondersteuning maar dan aangepast aan de cultureel bepaalde normen, de eigen specifieke situatie en vragen. Daarbij uitgaan van de ervaring en kennis van de ouders in plaats van het veroordelen van hun manier van opvoeden. • Aparte meiden- en jongensgroepen. • Aanbod in gebruik van tolken • Intercultureel vakmanschap: Ouders vragen vooral deskundigheid en professionaliteit.
22 Het complete onderzoeksrapport is eind 2009 beschikbaar en te verkrijgen bij Pharos
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 26
Bijlage 3 Tabel risicofactoren Niveau
Risicofactoren
Gezin
• Gebrek aan basis voorwaarden als slechte woningen en onvoldoende financiële middelen • Een-ouder gezinnen, jonge tienermoeders, gezondheidsproblemen (lichamelijk en psychisch) van de ouders zelf • Opvoedingsonmacht (ook in relatie tot het verschil in normen tussen twee culturen): er is meer sprake van huiselijke geweld en kindermishandeling en niet zelden leidt dit tot OTS en uithuisplaatsingen • Allochtone jeugd beleeft de opvoeding thuis 2x zo vaak als ‘negatief’
School
• Het niveau en lesstof sluiten onvoldoende aan: te laag of te hoog • De impact van psychosociale gezondheidsproblemen op schoolprestaties is groot • Er onvoldoende interactie is tussen leerkrachten en allochtone ouders • Gevolg is schooluitval en overlast • Onvoldoende gebruik maken van voorschoolse voorzieningen
Buurt
• 85% van allochtone jeugd groeit op de zogenaamde prachtwijken; een buurt van slechte kwaliteit: vervallen, weinig kindvriendelijk en onveilig. • De jeugd leeft relatief onder zelfde omstandigheden: nl. gaan niet/nauwelijks naar school en hebben geen werk en slechte materiele omstandigheden thuis. • De jeugd zoekt elkaar op en oudere (criminele jeugd) is voor de jonge generatie ‘the significant other’ en daarmee ook hun rolmodel. • Huisvesting en begeleid wonen bij 19 – 23 jarige is knelpunt • Veel overlast in wijken heeft hiermee te maken.
(Footnotes) 1 CBS 2007 2 Van Beelen 2008; CBS 2004 3 Urbanus-van Laar, 2007 4 De Graaf 2005, van Veen 2009 5 GGZ.nl 2010; GGD Amsterdam 2008 6 van Leerdam, e.a. 2005 7 SCP 2005 8 Uit: Een waaier aan activiteiten voor het Centrum voor Jeugd en Gezin; Implementatie Interculturalisatie CJG Nieuwegein. Pharos 2009
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 27
Centrum Jeugd en Gezin
pagina 28
www.jeugdengezin.nl Jeugd en Gezin Postbus 16166, 2500 BD Den Haag