Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
VH, 8 maart 2013
Inhoudsopgave Blz. 0.
Samenvatting
3
1.
Inleiding
4
2.
Duurzame ontwikkeling - wat en waarom?
6
3.
Vertrekpunt – waar zijn we?
10
4.
Ambities – waar willen we naar toe?
11
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Ruimtelijke ontwikkeling Bouwen en wonen Verkeer en vervoer Openbare ruimte Water en riolering Economie Afval
12 14 15 16 16 18 19
5.
Strategie – hoe komen we waar we zijn willen?
21
6.
Organisatie
23
7.
Financiën
24
8.
Communicatie
25
Bijlage GPR Gebouw (meetinstrument voor duurzaam bouwen)
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
26
2
0.
Samenvatting
Een duurzame wereld is een wereld waarin we rekening houden met: de gevolgen van ons handelen voor mensen elders op deze planeet de gevolgen van ons handelen voor onze kinderen en kleinkinderen De duurzaamheid in deze wereld staat voortdurend onder druk vanwege o.a. onze aandacht voor het hier en nu en onze focus op korte termijn gewin, zonder te kijken naar de effecten elders en later. In deze nota gaan we vooral in op de problemen en oplossingen, die het functioneren van het ecosysteem aarde raken. Dit ecosysteem is de drager van alle andere systemen (bv. financiële, economische en sociale systemen). De ernstige aantasting van dit ecosysteem, als gevolg van menselijk handelen, raakt dus aan alles wat op onze planeet plaatsvindt. De taak om te zorgen voor een duurzame wereld rust op ons allen, zowel individuen als organisaties. Overheidsorganisaties hebben daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid, omdat zij het goede voorbeeld horen te geven. Dit geldt ook voor gemeenten, omdat de gemeente als overheidsorganisatie het dichtst bij de burger staat. Meer dan andere overheden zijn gemeenten in staat om verbindingen voor duurzaamheid aan te gaan met anderen binnen de lokale gemeenschap. Duurzaamheid is natuurlijk niet nieuw voor Ede. Allereerst voeren we onze wettelijke milieutaken uit. In de jaarlijkse Milieurapportage vertellen we hoe we dat doen. Maar duurzaamheid gaat verder dan het uitvoeren van alleen de wettelijke milieutaken. Via deze Kadernota duurzaam Ede willen we aangeven, aan zowel de interne als externe stakeholders, met welke ambities we de komende jaren invulling willen geven aan onze verantwoordelijkheid voor een duurzamer Ede. Deze nota is een kadernota. Dat wil zeggen dat deze nota voor de meest relevante gemeentelijke beleidsterreinen de actuele duurzaamheidskaders schetst. De uitwerking van duurzaamheid op deze beleidsterreinen vindt niet in deze kadernota plaats maar in de relevante nota’s, plannen etc. die voor deze beleidsterreinen worden opgesteld. Deze kadernota bevat dus ook geen concreet uitvoeringsprogramma duurzaamheid. Invulling geven aan de noodzakelijke duurzaamheid vindt plaats binnen de relevante gemeentelijke beleidsvelden. Voor het onderwerp energie hebben wij wél een concreet uitvoeringsprogramma opgesteld, voor de periode 2013 -2016, omdat dit thema speerpunt is van ons duurzaamheidsbeleid. Wij zullen regelmatig rapporteren over de uitvoering van het beleid, zoals in deze kadernota beschreven. Primair zal dat gebeuren via nota’s en plannen die voor de verschillende beleidsterreinen worden opgesteld. Daarnaast zullen wij in de jaarlijkse milieurapportage verslag doen, op hoofdlijnen, over de realisatie van onze duurzaamheidsambities.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
3
1.
Inleiding
Een duurzame wereld is een wereld waarin we rekening houden met: de gevolgen van ons handelen voor mensen elders op deze planeet de gevolgen van ons handelen voor onze kinderen en kleinkinderen De duurzaamheid in deze wereld staat voortdurend onder druk vanwege o.a. onze aandacht voor het hier en nu en onze focus op korte termijn gewin, zonder te kijken naar de effecten elders en later. Deze gerichtheid op korte termijn gewin staat aan de wortel van veel problemen waarmee onze wereld wordt geconfronteerd: de financiële en economische problematiek de grondstoffenproblematiek de klimaatproblematiek. In deze nota gaan we vooral in op de problemen en oplossingen, die het functioneren van het ecosysteem aarde raken. Dit ecosysteem is de drager van alle andere systemen (bv. financiële, economische en sociale systemen). De ernstige aantasting van dit ecosysteem, als gevolg van menselijk handelen, raakt dus aan alles wat op onze planeet plaatsvindt. De taak om te zorgen voor een duurzame wereld rust op ons allen, zowel individuen als organisaties. Overheidsorganisaties hebben daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid, omdat zij het goede voorbeeld horen te geven. Dit geldt ook voor gemeenten, omdat de gemeente als overheidsorganisatie het dichtst bij de burger staat. Meer dan andere overheden zijn gemeenten in staat om verbindingen voor duurzaamheid aan te gaan met anderen binnen de lokale gemeenschap. Ook in onze gemeenteraad leeft het onderwerp duurzaamheid. De raadsfracties van VVD en GroenLinks/PE hebben in september 2012 hun nota “Een tweede natuur” gepresenteerd, met aanzetten om te komen tot een nieuw duurzaamheidsbeleid voor de gemeente. In januari jl. heeft de raadsfractie van de SGP een bijeenkomst over duurzaamheid georganiseerd. Andere fracties uit de gemeenteraad hebben een bijdrage aan deze bijeenkomst geleverd. Bij het opstellen van deze nota hebben wij rekening gehouden met de geluiden van deze fracties uit de gemeenteraad. Duurzaamheid is natuurlijk niet nieuw voor Ede. Allereerst voeren we onze wettelijke milieutaken uit. In de jaarlijkse Milieurapportage vertellen we hoe we dat doen. Maar duurzaamheid gaat verder dan het uitvoeren van alleen de wettelijke milieutaken. Via deze Kadernota duurzaam Ede willen we aangeven, aan zowel de interne als externe stakeholders, met welke ambities we de komende jaren invulling willen geven aan onze verantwoordelijkheid voor een duurzamer Ede. Karakter nota: kadernota Deze nota is een kadernota. Dat wil zeggen dat deze nota voor de meest relevante gemeentelijke beleidsterreinen de actuele duurzaamheidskaders schetst. De uitwerking van duurzaamheid op deze beleidsterreinen vindt niet in deze kadernota plaats maar in de relevante nota’s, plannen etc. die voor deze beleidsterreinen worden opgesteld. Deze kadernota bevat dus ook geen concreet Uitvoeringsprogramma duurzaamheid. Invulling geven aan de noodzakelijke duurzaamheid vindt plaats binnen de relevante gemeentelijke beleidsvelden. Dit is een principiële keuze, omdat de verantwoordelijkheid voor duurzaamheid binnen onze gemeente niet is gelegen op één centrale plek in de organisatie, maar berust bij de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het betreffende beleidsveld. Dit geldt zowel ambtelijk als bestuurlijk. Voor het onderwerp energie hebben wij wél een concreet uitvoeringsprogramma opgesteld, omdat dit thema speerpunt is van ons duurzaamheidsbeleid. Dit uitvoeringsprogramma Energie 2013-2016 is
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
4
ook te beschouwen als opvolger van ons klimaatplan 2009-2012 (met het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Klimaat 2009-2012). Rapportages over de uitvoering van het beleid Wij zullen regelmatig rapporteren over de uitvoering van het beleid, zoals in deze kadernota beschreven. Primair zal dat gebeuren via nota’s en plannen die voor de verschillende beleidsterreinen worden opgesteld. Daarnaast zullen wij in de jaarlijkse milieurapportage verslag doen, op hoofdlijnen, over de realisatie van onze duurzaamheidsambities. Opbouw nota Na deze inleiding gaan wij in hoofdstuk 2 in op het “wat” en “waarom” van duurzame ontwikkeling. Daarbij benoemen we de belangrijkste beleidsterreinen, waar wij kansen zien om duurzaamheid verder gestalte te geven. In hoofdstuk 3 staan wij kort stil bij een aantal onlangs gerealiseerde projecten in Ede. Hoofdstuk 4 beschrijft onze duurzaamheidsambities. In hoofdstuk 5 geven we aan hoe we gaan werken aan realisatie van die ambities. Hoofdstuk 6 beschrijft kort de interne organisatie rond het thema duurzaamheid. Hoofdstuk 7 gaat in op de kosten en de financiële middelen in de periode 2013-2016. Tot slot komt in hoofdstuk 8 het onderwerp Communicatie aan de orde.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
5
2.
Duurzame ontwikkeling - wat en waarom?
Duurzame ontwikkeling kwam in 1987 op de mondiale politieke agenda. Aanleiding was de publicatie van Our Common Future, opgesteld door een VN-commissie onder leiding van de toenmalige Noorse premier Brundtlund. In bedoeld rapport staat duurzame ontwikkeling omschreven als “een ontwikkeling, die voorziet in de behoeften van huidige generaties zonder daarmee de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.” Dit rapport formuleert een moreel appel om ‘hier en nu’ rekening te houden met ‘elders en later’. Aanleiding tot dit VN-rapport was een groeiend besef dat de mens bezig is het mondiale ecosysteem zodanig uit te putten en te veranderen, dat dit een bedreiging gaat vormen voor toekomstige 1 generaties. De mens heeft altijd al gebruik gemaakt van zijn natuurlijke omgeving. De schaal waarop dit gebeurt is echter ingrijpend gewijzigd door de bevolkingsgroei (zie afb. 1) en door de opkomst van de industrie.
Afb. 1 grafiek wereldwijde bevolkingsgroei 1800 – 2010 (en toekomstscenario’s tot 2100) De opkomst van de industrie ging gepaard met een groeiende inzet van fossiele brandstoffen (kolen, olie en gas). Uitputting voorraden olie en aardgas De voorraden goedkope (makkelijk winbare) olie en aardgas raken uitgeput. 2 Deskundigen verwachten dat de wereldwijde olieproductie gaat pieken tussen nu en 2030? Na de productiepiek zet de daling van de productie in. De verwachting is dat de behoefte aan olie wereldwijd exponentieel blijft groeien, met name door opkomende landen als Brazilie, Rusland, India en China. Het stagneren van de productie en het oplopen van de vraag leidt tot stijgende prijzen en waarschijnlijk ook in toenemende mate tot tekorten. 1
Eerder al, in 1972, kwam de Club van Rome met waarschuwingen over de grenzen, die onze aarde stelt aan de (rapport “Grenzen aan de groei”). 2 Peak Oil: De Hubbertpiek, ook wel Peak Oil genoemd, is het moment waarop een piek wordt bereikt in de olieproductie, gebaseerd op een mathematisch model dat in 1956 werd ontwikkeld door M. Hubbert, een Amerikaanse geofysicus in dienst van Shell. Zie www.peakoil.nl. groei
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
6
Het probleem is dus niet zozeer dat de olie binnenkort op is, maar dat de afnemende oliewinning de toenemende vraag naar olie niet meer kan volgen. Olie wordt voor 70% benut voor transport en voor 30% voor de vervaardiging van producten (o.a. chemicaliën, plastics, kleding en geneesmiddelen). Als niet op tijd alternatieven voor olie worden gevonden, dan ontstaat dus een groot probleem in het transport en in de productiesector. Om deze reden wordt gestreefd naar een bio-based economy, als vervanging voor de huidige oil-based economy. Voor wat betreft aardgas: over ongeveer 11 jaar moet ons land aardgas gaan importeren (bron: CBS, 2011). Dat betekent een risico voor de leveringszekerheid. En ook voor de prijs die we voor ons gas betalen. Klimaatproblematiek Naast dit probleem van de uitputting van de voorraad fossiele brandstoffen is er het probleem van het broeikasgas CO2, dat vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Dit gas is 3 medeverantwoordelijk voor de opwarming van de aarde . Klimaatveranderingen zijn niet nieuw. Natuurlijke temperatuurschommelingen hebben altijd plaatsgevonden in de geschiedenis van onze planeet. Thans gaat het echter om een zeer waarschijnlijk door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. En deze opwarming vindt niet geleidelijk plaats over een periode van tienduizenden jaren, maar binnen een periode van enkele honderden jaren (zie afb. 2), op een planeet die inmiddels 7 miljard mensen telt (in 1800 1 miljard). Een beperkte temperatuurstijging (maximaal 1,5 - 2 °) is vermoedelijk geen onoverkomelijk probleem. Een temperatuurstijging van meer dan 2° (gemiddeld, wereldwijd) wordt door de meeste deskundigen als een zeer groot probleem gezien.
3
Dit is een wetenschappelijk feit, dat niet of nauwelijks betwist wordt. Wél zijn er wetenschappers (maar dit is een minderheid), die menen dat CO2 geen sterk opwarmend effect heeft. Deze wetenschappers menen dat de opwarming van de aarde grotendeels andere oorzaken heeft, die buiten de invloedssfeer van de mens liggen. Onder de vlag van de Verenigde Naties houdt het IPCC (International Platform on Climate Change) zich bezig met de klimaatproblematiek. Dit is een platform van ca. 2500 klimaatwetenschappers. Het laatste Global Report van het IPCC dateert uit 2006. In 2013 zal het volgende Global Report verschijnen. In Nederland is er het PCCC (Platform Communication on Climate Change), het klimaatportaal van universiteiten en onderzoeksinstituten.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
7
Afb. 2 grafiek opwarming aarde 1890 - 2010
Vaste kernwaarden duurzaamheid Duurzaamheid zoekt naar balans en verbinding tussen economische en ecologische aspecten. Wat dat concreet betekent is in iedere situatie anders. Duurzame ontwikkeling vraagt dus om bewustzijn, om een bepaalde manier van denken. Duurzame ontwikkeling heeft vaste kernwaarden. Die zijn tijdloos. Kernwaarden duurzame ontwikkeling: Betrokkenheid Verantwoordelijkheidsbesef Besef van onze positie als mens in een groter geheel Duurzame ontwikkeling vraagt om betrokkenheid bij andere mensen, bij mensen elders en bij mensen na ons. Betrokkenheid ook bij onze natuurlijke omgeving (planten, dieren, ecosystemen), enerzijds vanuit het besef dat deze natuurlijke omgeving waardevol op zichzelf is, anderzijds vanuit het besef dat ons eigen voortbestaan afhankelijk is van het mondiale ecosysteem. Dit vergt de bereidheid om na te denken over de gevolgen van ons handelen hier en nu. Dit vraagt om verantwoordelijkheidsbesef. Dit betekent dat we bereid moeten zijn om grenzen te stellen aan de vervulling van ons verlangen naar steeds meer welvaart. Herman Wijffels: ste “duurzame ontwikkeling is het nieuwe maatschappelijke project van de 21 eeuw”
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
8
Duurzaamheidsthema’s Om het begrip duurzaamheid concreet te maken kiezen we er voor om de volgende thema’s te benoemen, waarbinnen duurzaamheid nog meer gestalte moet krijgen: ruimtelijke ontwikkeling bouwen en wonen verkeer en vervoer openbare ruimte water en riolering economie afval. Voor deze thema’s geven we hierna (in hoofdstuk 4) de actuele duurzaamheidsambities weer voor de periode 2013-2016. Dat wil niet zeggen dat we voor andere (gemeentelijke) thema’s geen duurzaamheidsambities hebben. Duurzaamheid raakt in wezen alle gemeentelijke beleidsthema’s. Ook via ons MVO-beleid werken wij aan duurzaamheid. De keuze voor deze thema’s is bepaald door enerzijds de urgentie, die aan het thema is verbonden, en anderzijds door de mogelijkheden die wij als gemeente hebben om resultaten te boeken op het betreffende terrein. Taken, waarbij het vnl. gaat om uitvoering van wettelijke verplichtingen, komen in deze nota niet aan de orde. Deze taken worden uitgewerkt in de Milieurapportage, die wij jaarlijks opstellen. Het verschil tussen duurzaamheidsbeleid en milieubeleid Milieubeleid formuleert randvoorwaarden en zorgt voor basismilieukwaliteit. Dit leidt tot regelgeving en normen waar men zich aan móet houden. Het wordt meestal top-down opgelegd. Duurzaamheidsbeleid stelt de toekomstrichting van de (lokale) samenleving aan de orde. Het is minder een kwestie van wettelijke normen, maar meer een kwestie van waarden waar men zich aan wil houden. Dit beleid komt meer bottum-up en via netwerksturing tot stand. Nietoverheidsactoren worden co-producent van beleid: ze nemen meer verantwoordelijkheid en krijgen meer sturingsmogelijkheden. Dit vraagt ook om een andere rol van de overheid: minder reguleren, meer stimuleren. 4
Het verschil tussen duurzaamheidsbeleid en MVO -beleid Het beleid inzake duurzaamheid en MVO heeft raakvlakken, maar valt niet samen. Bij MVO staan de 3 P’s centraal: People, Planet en Profit. Bij MVO gaat het om de rol van ondernemers, instellingen en inwoners in Ede, met de gemeente (als ondernemer) als voorbeeld. Ondernemers moeten in hun bedrijf een goede balans zien te vinden tussen de 3 P’s. In deze Kadernota duurzaam Ede richten wij ons op de bescherming van onze Planet, de fysieke omgeving waarin wij leven. Duurzaamheid richt zich zowel op ondernemers als ook op burgers.
4
MVO: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
9
3.
Vertrekpunt – waar staan we?
Duurzaamheid is natuurlijk niet nieuw in Ede. Op tal van terreinen hebben wij de afgelopen jaren gewerkt aan een duurzamer Ede. Hieronder noemen wij enkele voorbeelden. duurzame nieuwbouw kantoor Slingeboslaan (2012) duurzame renovatie gemeentehuis (gevelisolatie, WKO-systeem) (2011) plaatsing zonnepanelen op dak kantoorgebouw De Vleugel (2012) inkoop groene stroom (100% vanaf 2009) introductie LED-verlichting in openbare verlichting (2005; wereldprimeur); inmiddels is alle openbare verlichting in het buitengebied LED. aanleg duurzaam stadswarmtenet in Kernhem (A en deel B) (vanaf jaren ’90 vorige eeuw) aanleg bodemenergiesysteem BTA12-zuid (2010) concessieverlening windpark A30 (2011) vergisting GFT-afval t.b.v. opwekking duurzame energie (vanaf 2011) beschikbaarstelling gemeentelijk knip- en snoeihout voor bio-energiecentrale De Vallei (2013) subsidieverstrekking aan ca. 1.200 huishoudens voor woningisolatie (deels met budget van de provincie) (2011 en 2012) prestatieafspraken met Woonstede (en Plicht Getrouw) en Huurdersbond over verbetering energieprestatie huurwoningen (2012). Een duurzamer Ede komt niet alleen tot stand door inspanningen van onze gemeente. Ook anderen in Ede dragen daar aan bij, zoals moge blijken uit onderstaande voorbeelden. Bio-energie De Vallei (BDV) werkt al sinds 2008 aan de bouw van een bio-energiecentrale voor de levering van duurzame warmte. Eind 2013 zal de centrale naar verwachting gereed zijn, waarna warmtelevering start aan 3.000 woningen en aan zwembad De Peppel. Woningcorporatie Woonstede (klimaatcorporatie) werkt aan verbetering van de energieprestatie van het woningbestand. Betrokken burgers in de regio hebben in 2012 energiecoöperatie ValleiEnergie opgericht. Doel is de levering van duurzame energie aan burgers en bedrijven in De Vallei en het stimuleren van de opwekking van duurzame energie in onze regio. Een werkgroep vanuit Edese kerken heeft gewerkt aan energiebesparing in Edese kerken. Ca. 1.200 huishoudens kozen (in 2011 en 2012, met subsidie) voor isolatie van hun woning Enkele bedrijven hebben initiatieven ontwikkeld voor de bouw van een mestvergistingsinstallatie in Ede. in 2012 werd in Ede de eerste zogenaamde passiefschool (energieneutraal gebouw) van Nederland gebouwd (de Veldhuizerschool) Tal van Edese bedrijven hebben maatregelen getroffen om hun bedrijfsvoering te verduurzamen.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
10
4.
Ambities – waar willen we naar toe?
In dit hoofdstuk laten we zien met welke thema’s we werken aan een duurzamer Ede. Achtereenvolgens komen aan de orde: ruimtelijke ontwikkeling, bouwen en wonen, verkeer en vervoer, water en riolering, openbare ruimte, economie en afval. Voor elk van de thema’s geven we hieronder een korte schets, vanuit het perspectief van duurzaamheid, van de ontwikkelingen binnen het thema, van onze ambities en van de manier waarop we de komende jaren werken aan realisatie van die ambities. Speerpunt duurzaamheid: energie Voor alle thema’s geldt dat het onderwerp energie speerpunt zal zijn. Dit gelet op de in hoofdstuk 2 beschreven problematiek. Kort gezegd betekent dit, volgens de voorkeursvolgorde van de Trias energetica: energiebesparing inzet duurzame energie efficiënte inzet niet-duurzame energie. Kwantitatieve doelen? Op het terrein van energie en klimaat hebben we de kwantitatieve doelen van onze nationale en 5 internationale overheden . Die doelen onderschrijven wij. Maar we gaan ze niet actief hanteren. Door de onzekerheid over de invloed van CO2 op de temperatuur is immers niet duidelijk welke CO26 reductie precies noodzakelijk is. Wij beseffen echter terdege dat wij moeten toewerken, binnen een periode van hooguit enkele tientallen jaren, naar een energieneutrale samenleving en dat er dus een omslag (energietransitie) nodig is van een fossiele energievoorziening naar een duurzame energievoorziening. Wij willen daarom blijven werken aan energiebesparing en vervanging van fossiele energie door duurzame energie. Daarnaast werken wij aan klimaatadaptatie. Vast staat immers dat het klimaat opwarmt. Dat betekent dat wij ons moeten aanpassen aan dit veranderende klimaat. Genoemde kwantitatieve doelen brengen echter enkele problemen met zich mee. Bijvoorbeeld de meetbaarheid van een aantal resultaten is nog steeds lastig. Daarnaast geldt voor overheden dat zij maar beperkt “aan de knoppen draaien”. Onze gemeente heeft maar beperkte invloed op het gedrag van burgers en bedrijven binnen onze gemeente. Wij kunnen geen verantwoording dragen voor het al dan niet halen van kwantitatieve doelstellingen, waarbij wij maar zeer beperkt “aan de knoppen draaien”. Met betrekking tot mondiale kwantitatieve doelen, zoals op het gebied van klimaat, is het ook niet relevant of wij in Ede precies de doelen halen. Het gaat er om dat wij als gemeente onze verantwoordelijkheid nemen en actief, en met forse stappen, in de goede richting bewegen. Wij zullen dus ook geen eigen monitoringssysteem gaan opzetten om te zien of wij deze doelen halen. Wél zullen wij alert blijven op de benutting van monitoringssystemen van anderen (bv. rijksoverheid en netbeheerder Liander bieden inzicht in het lokale jaarlijkse energieverbruik van burgers en bedrijven). Sociale en economische doelen Werken aan energiebesparing en aan inzet van duurzame energie heeft ook andere voordelen (dan duurzaamheidswinst): Energiebesparing door burgers verlaagt de woonlasten. In de toekomst dreigen de energielasten, met name van oude slecht geïsoleerde woningen, een groot deel van de 5 6
Doelen rijk voor 2020: energiebesparing 2% per jaar; 16% duurzame energie, 20% reductie CO2-uitstoot (ten opzichte van 1990) Zie voetnoot 3. Zeker is dat CO2 een opwarmend effect heeft. Maar minder zeker is in welke mate CO2 een opwarmend effect heeft. Ook andere oorzaken, die buiten de invloedssfeer van de mens liggen, zouden een opwarmend effect kunnen hebben.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
11
-
woonlasten te gaan uitmaken. Dit kan voor bepaalde groepen van onze bevolking tot financiële problemen leiden. Energiebesparing betekent dan ook armoedebestrijding. Gebruik van duurzame energie vermindert onze afhankelijkheid van eindige, en steeds duurder wordende, grondstoffen als olie en gas. Duurzame energie vergroot de leveringszekerheid en verkleint het risico van forse prijsstijgingen. Dit is van belang zowel voor burgers als voor bedrijven.
Hieronder geven wij onze ambities aan voor de thema’s die naar onze mening een belangrijke rol spelen bij de verdere verduurzaming van Ede.
4.1
Ruimtelijke ontwikkeling
Ontwikkelingen Ede zal de komende jaren nog blijven groeien, en behoefte hebben aan extra woningen. Daarnaast hebben we behoefte aan extra arbeidsplaatsen. Naast groei zien we tekenen van krimp, en verdient de bestaande stad meer en meer aandacht. Leegstaande winkels, kantoren en bedrijfsgebouwen, ook braakliggende terreinen, mede als gevolg van de economische crisis. Zowel groei als krimp bieden kansen op verduurzaming. Ontwikkelingen en trends in de maatschappij hebben een steeds veranderende ruimtevraag tot gevolg. Samenstelling van de bevolking (vergrijzing), het nieuwe werken en globalisering hebben effect op verblijfs- en mobiliteitspatronen. De maatschappelijke belangstelling voor het culturele erfgoed is vergroot. De betrokkenheid bij voedsel en de voedselproduktie is groter geworden. Er is een wens tot een hechtere relatie tussen stad en ommeland. Veranderingen vragen om duurzame ruimtelijke plannen met flexibel ruimtegebruik. Veranderingen van het klimaat, afname van de biodiversiteit en verdroging als gevolg van opwarming van de aarde zijn belangrijke actuele thema's waar rekening mee gehouden moet worden. De noodzakelijke energietransitie (overgang van fossiele naar duurzame energie) vraagt om ruimte voor allerlei vormen van duurzame energie (bv. wind, zon en biomassa). Ruimtelijke inpassing zal inspanning vergen. Het recyclen van gebouwen, zoals in het cradle-2-cradle concept, is gunstig voor het besparen van zowel grondstoffen als energie. Zuinig omgaan met grondstoffen geldt ook voor materialen in de openbare ruimte. Ambities In de ruimtelijke planontwikkeling wordt duurzaamheid als belangrijk thema meegenomen en zijn de duurzaamheids-ambities te vatten onder de punten: duurzaam ontwerp en duurzaam (leef) klimaat. Duurzaam ontwerp Het is onze ambitie dat ruimtelijke plannen ook voldoen op de langere termijn, levensloopbestendig zijn, en mogelijkheid bieden de ruimte flexibel te gebruiken. Bij de ontwikkeling van Ede-stad en de buitendorpen streven we naar compacte stads- en dorpsbouw. De groei wordt zoveel mogelijk binnen de huidige grenzen van de stad en de dorpen opgevangen. Dit om onnodige aantasting van het buitengebied te voorkomen. Compacte groei vermindert ook de behoefte aan aanleg van nieuwe infrastructuur (wegen, water, groen, energie-infra, leidingen). Slimme planvorming maakt meervoudig ruimtegebruik mogelijk, wat bijdraagt aan het compact houden van het stedelijk gebied. Het combineren van speelvoorzieningen en wateropvang, benutten bestaande daken voor zonne-energie en groen zijn voorbeelden.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
12
Voordat wij starten met de ontwikkeling van nieuwe locaties voor wonen en werken zullen we de mogelijkheden onderzoeken van hergebruik (waaronder tijdelijk gebruik) van bestaande leegstaande gebouwen (winkels, kantoren en andere bedrijfsgebouwen). Dit sluit ook aan bij de Gelderse Duurzaamheidsladder, waarin bij de lokatiekeuze en bij de kwalitatieve invulling van nieuwbouw de bestaande voorraad en kansen van functieverandering meegewogen moeten worden. Het is de ambitie om braakliggende terreinen in de kernen en in ontwikkelingsgebieden in de vorm van langzame stedenbouw te benutten voor tijdelijke functies en tijdelijke bebouwing. Als een gebouw zijn functie verliest, is hergebruik ervan uitgangspunt. Hergebruik voorkomt sloop en vervangende nieuwbouw. Voor beschermde monumenten geldt dat er vaak een grote zekerheid bestaat over het toekomstig voortbestaan. Daarnaast hebben veel monumenten in hun lange bestaan vaak tal van functies vervuld voor hun gebruikers. Met deze twee bijzondere eigenschappen – hoge levensduurverwachting en gebruiksflexibiliteit – zijn monumenten sowieso duurzame objecten. Kennis over de bouwfysische eigenschappen van monumenten en hoe deze aangepast kunnen worden voor energiebesparing is bij de gemeente aanwezig. Wij zullen deze kennis zoveel mogelijk uitdragen. Een duurzaam ontwerp voldoet aan de behoefte. Wij willen participatie in de ontwerpfase stimuleren, ook met het oog op participatie in in het toekomstig beheer. Duurzaam (leef)klimaat Groen, ecologie Voor een goed natuurlijk (leef)klimaat in Ede zijn het groen en de natuur in de stad en in het buitengebied belangrijk. Hierdoor kan de biodiversiteit in stand gehouden worden en waar nodig verbeterd. Ecologische verbindingszones die door de stad en door het buitengebied lopen, en die stad en buitengebied met elkaar verbinden, vervullen daarin een grote rol. Om hittestress in de verharde gebieden tegen te gaan zijn o.a. groene zones, die in verbinding staan met het buitengebied, effectief. Groene daken dragen bij tot een goed (leef) klimaat, en tegelijk aan een bij Ede passend beeld. Ook vergroening van bedrijventerreinen is nuttig voor het leefklimaat. In het buitengebied worden nieuwe ontwikkelingen landschappelijk ingepast, waarbij jaarlijks meer dan 1.000 bomen in het buitengebied geplant worden. Wij zullen doorgaan met het behoud en versterken van de landschappelijke karakteristieken. Water Een gezond watersysteem is van levensbelang. De ambitie is om integraal op stroomgebiedsniveau te bekijken hoe verdroging en wateroverlast voorkomen kunnen worden. Er wordt in regionaal verband in de gebiedsvisie (Regiovisie) en de provinciale Omgevingsvisie momenteel nagedacht over het ideaalbeeld: een duurzaam en robuust watersysteem. Energie We zullen in het stedenbouwkundig ontwerp zoveel mogelijk ruimte bieden aan duurzame energiesystemen (bv. wind, zon, biomassa), uitgaande van de gebiedsspecifieke kenmerken en rekening houdend met de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit de regio en de gemeente bestaat behoefte aan lokaties ten behoeve van onderzoek op het gebied van energie, klimaat en voedsel. Wij willen dit zoveel mogelijk faciliteren. Monumentenzorg In de monumentenzorg zijn er goede mogelijkheden voor energiebesparing. De gemeente heeft een leidraad opgesteld met onder meer energiebesparende maatregelen (inclusief zonne-energie) voor beschermde monumenten met de focus op maatwerk. Voor de juiste afweging tussen ingrepen voor duurzaam bouwen en monumentenzorg is een nieuw instrument ontwikkeld (DuMo).
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
13
Grondstoffen Zuinig omgaan met grondstoffen is ook een belangrijk item. Bij de keuze van materialen in de openbare ruimte willen wij rekening houden met de milieubelasting van de materialen. Uitwerking voor periode 2013 – 2016 Duurzaam ontwerp - In de in 2013 op te stellen Structuurvisie Ede-stad, Lunteren, Bennekom en Ederveen wordt verdere verduurzaming opgenomen. Speerpunten op gebied van duurzaamheid zijn tijdelijk gebruik leegstaande gebouwen en terreinen, stadsecologische structuren, duurzame energieinfrastructuur, duurzame mobiliteit. - Mogelijkheden voor het benutten van braakliggende (gemeente)gronden, al dan niet tijdelijk, voor nuttige en duurzame toepassingen, zoals productie van voedsel (stadslandbouw), biomassa, zonne-energie en natuur, worden onderzocht. Ook wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor duurzame tijdelijke bebouwing (light-bouw) op dergelijke terreinen. - Hergebruik van gebouwen wordt gestimuleerd. Tijdelijke functies worden gestimuleerd om leegstand te voorkomen, met name in de centrum-gebieden. Speciale aandacht vraagt het energieverbruik bij tijdelijk gebruik van leegstaande panden. - Bij lokatiekeuze en kwalitatieve invulling nieuwbouwlokaties zullen wij aansluiten bij de Gelderse Duurzaamheidsladder, waarin de bestaande voorraad en kansen van functieverandering meegewogen worden. - Wij zullen kansen voor inpassing duurzame energiebronnen in het ruimtelijk ontwerp aanreiken door middel van een inspirerend ruimtelijk kader en beeldnotities. Voor zonne-energie betreft het collectieve en individuele mogelijkheden, zowel in de kernen als in het buitengebied. Bij het ontwerp zullen we de bevolking (digitaal) betrekken, ook met het oog op toekomstig beheer van de terreinen. Duurzaam (leef)klimaat - We stimuleren biologische landbouw, klimaatneutrale bedrijven en regionale produktie in het buitengebied. - Wij zullen hittestress in de verharde gebieden beperken, groene daken en vergroening bedrijventerreinen stimuleren - Het Waterplatform Vallei zullen we benutten in het tegengaan van hittestress en onderhouden groen-blauwe structuren. - We zullen proeflokaties in het buitengebied inzetten voor onderzoek naar duurzame energie, klimaat en voedsel. - Het beleid met betrekking tot de landschappelijke inpassingen zetten we voort. - We onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor het plaatsen van een (kleinschalige) windmolen bij bedrijven in (delen van) het buitengebied. - Kennis over energiebesparende maatregelen voor monumenten wordt zo goed mogelijk verspreid, enerzijds om de duurzaamheid van monumenten te vergroten en anderzijds om verkeerd isoleren en schade te voorkomen. Verder zullen we ontwikkelaars en gebruikers van monumenten stimuleren een dumo-toets uit te voeren.
4.2
Bouwen en wonen
Ontwikkelingen Mensen stellen hoge eisen aan hun woning en hun woonomgeving. De klimaatverandering heeft gevolgen voor het ontwerp van gebouwen. De toenemende warmte vraagt om het weren van zonlicht en verkoeling van woningen en andere gebouwen. De stijgende energierekening van huishoudens zal zonder maatregelen een belangrijk deel van de woonlasten gaan vormen. Bij nieuw te bouwen woningen zorgt de verdere aanscherping van de wettelijke EPC (de energieprestatienorm in het
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
14
Bouwbesluit) voor steeds energiezuiniger woningen. Voor bestaande woningen zijn er op dit moment geen wettelijke eisen ter verbetering van de energieprestatie. Ontwikkelingen in de bouw- en installatietechniek vergroten de mogelijkheden tot verduurzaming van woningen. Voor zover de kosten van nieuwe duurzame technieken nu nog niet rendabel zijn, zal dat in de toekomst waarschijnlijk anders zijn, als gevolg van de gestegen prijzen voor gas en elektriciteit. Ook de uitputting van de Nederlandse aardgasvoorraden vraagt om een andere warmtevoorziening van gebouwen. Woningen op aardgas hebben een onzekere toekomstwaarde. De klimaatverandering heeft ook gevolgen voor de inrichting van de woonomgeving. De woonomgeving moet mogelijkheden bieden tot verkoeling. Steen (dat warmte vasthoudt) vervangen door groen kan soms een oplossing bieden. De opvang en afvoer van overvloedig regenwater vraagt om adequate riolering en andere afvoersystemen. Ambities Het energieverbruik in de bestaande woningen (zowel koop als huur) willen we terugdringen. Met name voor de sociale huurwoningen speelt daarbij het streven naar beperking van de woonlasten een belangrijke rol. In grotere nieuwbouwprojecten willen wij in principe geen nieuw gasnet laten aanleggen, tenzij duurzame alternatieven technisch of financieel niet haalbaar zijn. Bij de (her)inrichting van de woonomgeving zullen wij rekening houden met de gevolgen van de klimaatverandering. Uitwerking voor periode 2013 – 2016 - Wij blijven net als in 2011 en 2012 werken aan isolatie van de bestaande woningvoorraad met gebruikmaking van het subsidiebudget dat de provincie ook in 2013 en 2014 (via gemeenten) beschikbaar stelt voor de isolatie van woningen van particuliere eigenaren van een woning van 1980 of ouder. - Voor wat betreft de verbetering van de energieprestatie van huurwoningen in Ede zullen wij blijven toezien op uitvoering van de afspraken die wij in 2012 zijn overeengekomen met Woonstede, Plicht Getrouw en met de Huurdersbond Ede. In 2013 zullen wij bezien of en in hoeverre dit lokale convenant aangepast moet worden aan het landelijke Convenant energiebesparing huursector. - Voor een deel van de nieuwbouwlocatie Kazerneterreinen (Maurits-noord) zullen wij in 2013 een pilot starten met het dubo-instrument GPR (Gemeentelijke PraktijkRichtlijn) om duurzaam bouwen te bevorderen. Afhankelijk van de ervaringen met dit instrument zullen we in 2015 bezien of we dit instrument breder kunnen inzetten. De bijlage bij deze nota bevat meer informatie over het instrument GPR. - Mede gelet op de verdere aanscherping van de wettelijke EPC zien wij voor nieuw te ontwikkelen locaties af van het hanteren van een bovenwettelijke ambitie. Voor lopende nieuwbouwprojecten, waarbij binnen het project reeds een bovenwettelijke ambitie is vastgesteld, blijft deze ambitie gehandhaafd. - Wij zullen bevorderen dat alle nieuw te bouwen woningen in Ede geschikt worden gemaakt voor het plaatsen van zonnepanelen (door het aanleggen van een loze leiding van het dak naar de meterkast). Dit doen we door afspraken te maken met ontwikkelaars en door voorlichting aan burgers met nieuwbouwplannen. - Mede vanuit onze organisatie voor wijkbeheer zullen wij proberen in te spelen op eisen die burgers naar aanleiding van de klimaatverandering stellen aan hun woonomgeving.
4.3
Verkeer en vervoer
Ontwikkelingen Verkeer en vervoer is een belangrijk thema’s voor de verduurzaming van de samenleving. De gemotoriseerde mobiliteit is voor ruim 20 % verantwoordelijk voor de uitstoot van CO2 (en daarnaast medeverantwoordelijk voor de uitstoot van fijnstof en stikstof). Zeventig procent van het wereldwijde
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
15
olieverbruik gaat naar transport. Dit maakt het transport kwetsbaar voor stijgende olieprijzen en voor een eventueel toekomstig tekort aan olie Het verkeer- en vervoersysteem bestaat in de basis uit twee componenten, namelijk de infrastructuur (plus regeltechnische elementen zoals bebording en verkeerslichten) en het gebruik van de infrastructuur. Bij beide componenten zijn er vele mogelijkheden voor verduurzaming. In deze paragraaf richten we ons alleen op de gebruikscomponent en in het bijzonder op de verplaatsingen van Edese burgers, werknemers en bedrijven op het grondgebied van de gemeente Ede. Voor de korte en middellange termijn is de trend dat het aantal kilometers gemotoriseerd verkeer nog verder gaat toenemen, zei het met een lager tempo dan de afgelopen decennia. Deze groei wordt met name veroorzaakt door een verdergaande groei van het autobezit in de gemeente, de groei van vrijetijdsverplaatsingen (als gevolg van de vergrijzing), de verwachte verdergaande schaalvergroting van voorzieningen en de groei in stedelijke distributie. Voor de lange termijn is de verwachting dat auto- en vrachtautomobiliteit blijft groeien. De uitstoot van CO2, fijnstof en stikstof zal daardoor blijven toenemen. Deze ontwikkeling zal afhangen van de voortgang die geboekt wordt op het gebied van rijden op alternatieve brandstoffen (zoals groengas, elektriciteit, waterstof) en van de ontwikkeling in de elektriciteitsproductie. Ambities Duurzaamheid binnen verkeer en vervoer wordt breed benaderd. De ambitie kan worden geconcretiseerd aan de hand van Trias Mobilica, een afgeleide van de Trias Energetica: 1. Vraagreductie: reduceren van de vraag naar niet duurzame verplaatsingen (deze reductie leidt ook tot vermindering van geluidsoverlast en uitstoot van fijn stof) 2. Substitutie: verduurzamen van de verplaatsingskilometers 3. Opschonen: resterende niet-duurzame kilometers schoner en efficiënter. Uitwerking voor periode 2013 – 2016 - Onder de vlag van “De Bereikbare Vallei” blijven wij werken aan mobiliteitsmanagement gericht op zakelijk- en woon-werkverkeer. - In 2013 zal nabij Kernhem (afslag A30) een carpoolplaats worden ingericht. - Samen met partners in de regio werken wij aan de verduurzaming van het doelgroepenvervoer (zoals de AWBZ). In de periode 2013-2016 wordt de fietssnelweg tussen Ede en Veenendaal gerealiseerd. - We onderzoeken de optimalisatie van de fietsverbinding binnen de kennisas Ede-Wageningen. - Samen met de provincie en de vervoerder bekijken we de optimalisatie van het buslijnennet in en rond Ede. De busroute Ede-Wageningen zal worden verbeterd (korter en met hogere frequentie). - In 2014 zullen we in een notitie ingaan op de verduurzaming van de infrastructuur (plus regeltechnische elementen zoals bebording en verkeerslichten). - We blijven in regioverband werken aan het stimuleren van elektrisch vervoer en het rijden op groengas. Het regioproject is gericht op het realiseren van oplaadpunten, het schoner maken van het eigen wagenpark, het stimuleren van rijden op groengas en elektriciteit door bedrijven en op het stimuleren van het gebruik van elektrische scooters in plaats van benzinescooters. - In het nieuwe Gemeentelijke Verkeer en Vervoer Plan (GVVP; 2014) zullen wij onze duurzaamheidsambities nader uitwerken. 4.4
Openbare ruimte
Ontwikkelingen Onze gemeente heeft een groot oppervlak aan bossen en ook een aanzienlijke hoeveelheid ander openbaar groen, waaronder ecologisch groen. Dit betekent dat een aanzienlijke hoeveelheid CO2 wordt gefixeerd. Bij het beheer van de bossen en ander openbaar groen komt een aanzienlijk hoeveelheid restproducten vrij. Deze restproducten gaan we steeds minder als afval en steeds meer als grondstof zien.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
16
Een ander aspect van de openbare ruimte betreft onze verantwoordelijkheid voor een goede verlichting van deze ruimte. Technische ontwikkelingen op het gebied van openbare verlichting bieden goede kansen op verduurzaming. Ambities - Bij het beheer van onze bossen werken we geheel volgens de richtlijnen van duurzaam bosbeheer van FSC. Dit is vastgelegd in het gemeentelijk Bosbeheersplan (2011) - Via ecologisch groenbeheer zullen we een bijdrage leveren aan de biodiversiteit. - Restproducten als hout, gras en blad zullen we zo hoogwaardig mogelijk inzetten. - We blijven streven naar een energiezuinige openbare verlichting, met gebruikmaking van de nieuwste verlichtingstechnieken. Uitwerking voor periode 2013 – 2016 – In het kader van het duurzame bosbeheer is het zinvol om zoveel mogelijk producten uit het geoogste hout te halen, waarbij altijd gericht wordt op het verkrijgen van een zo waardevol mogelijke product (dus bijv. liever zaaghout dan pulp). Een concrete doelstelling is het produceren van biomassachips van Amerikaanse vogelkers (prunus), in combinatie met resthout uit de houtoogst en bosrandenbeheer. We leveren dit hout aan Bio-energie De Vallei (BDV) – Grasmaaisel wordt nu nog hoofdzakelijk gecomposteerd. We hebben een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden voor levering ten behoeve van grasraffinage. Andere ontwikkelingen worden op de voet gevolgd, zoals gebruik van gras voor de vezelindustrie, vergisting of verbranding. – Een deel van het ingezamelde blad wordt naar een lokale kwekerij afgevoerd. Deze maakt er o.a. een hoogwaardige turfvervanger van. Een recente ontwikkeling die we met interesse volgen is het persen van gedroogd blad tot briketten. Deze kunnen worden ingezet als biomassa. In 2013 zullen we een nieuw beleidsplan Openbare verlichting opstellen, waarin we ook aandacht zullen besteden aan energiebesparing.
4.5
Water en riolering
Ontwikkelingen In het Waterplan 2013-2017 en het daarbij behorende verbreed Gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) 2013 – 2017 hebben wij het beleid, doelen en actiepunten geformuleerd voor het realiseren en behouden van een gezond en veerkrachtig watersysteem en keten. Het waterplan maakt inzichtelijk hoe wij de komende jaren met het afvalwater, regenwater, grondwater en oppervlaktewater binnen de gemeentegrenzen om willen gaan. Het huidige watersysteem is voor een groot deel op orde. Het accent voor de komende jaren ligt dan ook op het op orde houden en het (waar nodig) duurzaam ontwikkelen van het watersysteem en de waterketen. De voortgaande klimaatverandering dwingt ons tot aanpassing van het watersysteem en de waterketen. Uit de klimaatscenario’s, opgesteld door het KNMI, blijken de volgende ontwikkelingen op ons af te komen: − de opwarming van de aarde zorgt voor zachtere winters en warmere zomers, met als gevolg onder andere hittestress in het stedelijk gebied; − de winters worden gemiddeld natter en ook extreme neerslaghoeveelheden komen vaker voor; − de hevigheid van buien in de zomer neemt toe, maar het aantal regendagen daalt; − perioden van langdurige droogte zullen vaker voorkomen. De capaciteit van het watersysteem (grondwater en oppervlaktewater) en de waterketen (riolering en zuivering) is beperkt. Als we niets doen ontstaat er kans op toename van wateroverlast en waterschade. Opvang van extreme neerslag vraagt om oplossingen in de openbare ruimte en in het
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
17
watersysteem. Het aanpassen van het watersysteem en de openbare ruimte om aan deze ontwikkelingen op termijn het hoofd te bieden wordt (klimaat)adaptatie genoemd. Afvalwater werd tot enkele jaren terug vooral gezien als afvalstof. Het besef groeit dat afvalwater niet langer alleen als afvalstof gezien hoeft te worden, maar dat het ook als grondstof kan dienen. Daarbij wordt gekeken naar het terugwinnen van energie uit afvalwater, maar ook naar de mogelijkheden om grondstoffen, zoals fosfaten, terug te winnen. Dit laatste kan zowel aan de bron, door gescheiden urine-inzameling, als op het eind bij de zuivering of slibverwerking. Ook krijgt het verwijderen van medicijnresten en hormoonverstorende stoffen steeds meer aandacht. Deze stoffen worden slecht verwijderd in een RWZI en verstoren daardoor het aquatische ecosysteem. Kortom, de manier waarop wij met ons afvalwater én met de afvalwaterketen omgaan, wordt steeds belangrijker. De komende generaties mogen geen “last” krijgen van de keuzes die we nú maken. Veel van deze ontwikkelingen bevinden zich nog in een kleinschalig en experimenteel stadium. Ambities Duurzaamheid en klimaatadaptatie zijn in de waterketen belangrijke thema’s. Hieronder geven wij een kort overzicht van de doelen en ambities uit het Waterplan 2013-2017,die in relatie staan tot het thema duurzaamheid. Riolering - De hemelwaterafvoer van nieuw verhard oppervlak en vervangende bebouwing wordt in principe niet aangesloten op de gemengde riolering. - De ambitie om 20% van het verhard oppervlak uit 2003 in 2020 afgekoppeld te hebben van de gemengde riolering wordt voortvarend opgepakt door continuering van gemeentelijke afkoppelprojecten. - Met gerichte communicatie worden burgers en bedrijven gewezen op de eigen rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van goed rioolgebruik. Oppervlaktewater - Wij blijven toezicht houden op de ontwikkeling van de waterkwaliteit en ecologie van het oppervlaktewatersysteem in de kernen. - Beheer en onderhoud stemmen wij af op het bereiken van de gestelde ecologische streefbeelden. Grondwater - Continu inzicht houden in het verloop van de grondwaterstanden, door het in stand houden en waar nodig verbeteren van een grondwatermeetnet, waarmee het verloop van de grondwaterstanden in de tijd wordt gevolgd. (o.a. inzicht in de grondwaterfluctuatiezone / stijging grondwaterstanden als gevolg van klimaatverandering) - Wij voeren optimaal beheer van ontwateringssystemen zoals drainage, zodat grondwateroverlast wordt voorkomen en zo min mogelijk schoon grondwater van hoge kwaliteit wordt afgevoerd. - Wij willen meer inzicht verkrijgen in de impact van WKO-systemen op het grondwatersysteem en de eventuele noodzaak tot regulering van WKO-systemen. Water en ruimtelijke ordening - Water wordt als structurerend element vroegtijdig onder de aandacht gebracht bij alle partijen die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en ontwikkeling van nieuwbouwplannen. - Bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgen wij er voor, samen met het waterschap, dat tijdens het proces van de watertoets alle wateraspecten goed worden meegenomen. - Wij stimuleren het toepassen van duurzame en niet-uitlogende bouwmaterialen. - Wij willen water meer zichtbaar maken. Water wordt als kwalitatieve drager in de openbare ruimte onder de aandacht gebracht bij alle partijen, betrokken bij de ruimtelijke ordening.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
18
Uitwerking voor periode 2013-2016 De volgende actiepunten uit het Waterplan 2013-2017 hebben een duidelijke relatie met duurzaamheid. Rioolvervangingswerkzaamheden op diverse locaties Gemeentelijke afkoppelprojecten; komende planperiode wordt in het oostelijke deel van Bennekom diverse riolen vervangen en wordt het hemelwater afgekoppeld van de gemengde riolering. Besturingsstrategie en optimalisatie gemalen (aanpassing van de rioolgemalen moet leiden tot een efficientere benutting van de ruimte in het riool en op de RWZI, waardoor minder vuilwater in het milieu terecht komt) Optimalisatie watersysteem Rietkampen (door drainage wordt schoon grondwater versneld tot afvoer gebracht en wordt onnodige afvoer van grondwater voorkomen). Samenwerking binnen het platform water Vallei en Eem. Dit samenwerkingsverband op regionaal niveau is met name gericht op het bedenken en realiseren van innovatieve maatregelen op het gebied van water. Duurzaamheidsmaatregelen hebben hierbij grote aandacht. Bijvoorbeeld: energiewinning uit afvalwater en het terugwinnen van grondstoffen uit afvalwater.
4.6
Economie
Ontwikkelingen Voortgaande economische groei, in een wereld die groeit naar 9 miljard inwoners in 2050, leidt tot uitputting van grondstoffen. Zo raakt bv. de makkelijke winbare, goedkope olie binnenkort op. Ook de voorraden aardgas zijn eindig. Goedkope olie en gas zijn een zeer belangrijke factor geweest voor de wereldwijde economische groei van de afgelopen 150 jaar. Deze groei zal bij verder stijgende kosten van grondstoffen onder druk komen te staan. Dit vraagt om zuinig omgaan met grondstoffen. En om het zoeken naar alternatieven. Deze noodzakelijke transitie biedt kansen voor bedrijven, die een bijdrage aan deze transitie kunnen leveren. Ambities Wij streven naar duurzame economische groei. Dit betekent dat economische groei geen negatieve gevolgen mag hebben voor mensen elders op deze wereld en voor generaties na ons. Bij onze economische activiteiten moeten we een balans vinden tussen de 3 P’s (People, Planet en Profit). Het gaat niet alleen om winst maken. Het gaat ook om mensen en ook om bescherming van onze planeet. Als wij de grenzen van het ecologisch systeem niet respecteren zullen wij vanzelf tegen die grenzen aanlopen. Daarom is het beter als wij vooraf al rekening houden met die grenzen. Uitwerking voor periode 2013 – 2016 - Als gemeente willen wij maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Ons MVO-beleid dragen wij actief uit naar andere ondernemers in de gemeente. Samen met andere koplopers werken wij aan concrete projecten. - Wij blijven werken aan verduurzaming van de energievoorziening in Ede, ook voor bedrijven. Bijvoorbeeld op BTA12 en door uitrol van het duurzame warmtenet vanuit de in 2013 te bouwen warmtecentrale van Bio-energie de Vallei (BDV). Wij onderzoeken of bedrijven met restwarmte op dit warmtenet kunnen aansluiten. - De noodzakelijke energietransitie (overgang van fossiele naar duurzame energie) biedt kansen voor het Edese bedrijfsleven. Voorbeelden zijn: - de (ver)bouwsector (verduurzaming bestaande en nieuwe gebouwen) - de installatiebranche (verkoop duurzame installaties, zoals zonnepanelen) - de veehouderijsector (benutting van mest en inspelen op de groeiende vraag naar duurzaam voedsel uit de eigen regio) - voedselindustrie (inspelen op de groeiende vraag naar duurzaam voedsel)
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
19
-
-
4.7
- de kennissector (onderwijs- en advieswereld) op het gebied van energie en milieutechnologie. Door benutting van kansen in deze en andere sectoren kan duurzaamheid bijdragen aan economische groei in onze gemeente en regio. Samen met bedrijven stimuleren wij, ook binnen de regio Food Valley, de benutting van deze kansen door ondernemers. Bijzondere aandacht hierbij geven wij aan het thema duurzaam voedsel uit eigen regio. In het verband van de regio Food Valley wordt in 2013 o.a. het project “Voedzame grond” uitgevoerd. Wij stimuleren de bio-based economy, bijvoorbeeld de toepassing van bio-grondstoffen als mest en hout, voor de opwekking van bio-energie. Binnen onze regio Food Valley zullen wij stimuleren dat de aanwezige kennis op het gebied van bio-based economy verder wordt uitgebouwd en benut voor duurzame economische groei. Medio 2013 zullen wij in de in voorbereiding zijnde nota Economie ook aandacht besteden aan het onderwerp duurzaamheid.
Huishoudelijk afval
Ontwikkelingen Het landelijk afvalbeleid is vastgelegd in het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, ook wel LAP-2 genoemd. In het LAP-2 is een doelstelling opgenomen dat tenminste 60% van het huishoudelijk afval nuttig moet worden toegepast in 2015. In 2008 is een nieuwe Europese Kaderrichtlijn voor afvalstoffen gepubliceerd. Binnen het Europese afvalbeleid wordt ook sterk ingezet op het bevorderen van hergebruik en recycling van huishoudelijk afval. Deze richtlijn is geïmplementeerd in de nationale wetgeving (Wet milieubeheer). Het vorige kabinet heeft in 2012 besloten tot aanscherping van de doelstellingen voor de inzameling van het huishoudelijk afval. Een belangrijk onderdeel is de verhoging van het hergebruikpercentage van 60% naar 65% in 2015. In toenemende mate is sprake van producentenverantwoordelijkheid binnen het afvalbeheer. Producenten worden (financieel) verantwoordelijk voor het gescheiden inzamelen en herverwerken van (hun) producten als ze in de afvalfase zijn beland. Gemeentelijk afvalbeheer kan een belangrijke bijdrage leveren aan duurzaamheid. Door huishoudelijk afval gescheiden in te zamelen kan het weer als grondstof in de keten worden opgenomen en wordt het gebruik van primaire grondstoffen beperkt. De komende decennia zullen grondstoffen schaarser worden, wat de noodzaak vergroot voor preventie en hergebruik van afval. Meer afvalpreventie en hergebruik leiden ook tot meer energiebesparing en CO2-reductie. Vooral de gescheiden inzameling van papier en karton, plastic en grof huishoudelijk afval leveren de grootste bijdragen in het beperken van de CO2-uitstoot. Ambities Het huidige afvalbeleid van de gemeente Ede is vastgelegd in de Beleidslijnennotitie Afval in Ede (d.d. 2003). Uitgangspunt is dat vanaf 2006 tenminste 60% van het huishoudelijk afval wordt hergebruikt. Vanwege actueel Europees en landelijk beleid (zie boven) en omdat Ede nog niet (geheel) voldoet aan deze doelstelling zullen wij in 2013 voorstellen doen tot aanscherping van de doelstelling (tenminste 65% hergebruik in 2015). Om 65% hergebruik van grondstoffen uit afval mogelijk te maken zal de mate waarin huishoudens afval scheiden aanzienlijk moeten toenemen. In totaal zal ongeveer 1.700.000 kilogram afval meer gescheiden moeten worden ingezameld. Dit kan niet bereikt worden door meer van het zelfde. Er zijn ingrijpender maatregelen nodig dan voorlichting en een extra container. Uitwerking voor periode 2013 - 2016 Op grond van landelijke pilots en in samenspraak met de gemeenteraad komen wij in 2013 tot een Plan van Aanpak om de doelstelling van 65% gescheiden inzameling binnen drie jaar te halen. Wij willen hierbij mede invulling geven aan het principe ‘afval scheiden loont’.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
20
-
Door in opdrachtverstrekkingen en aanbestedingen (zowel voor de afvalinzameling als voor de verwerking) duurzaamheideisen op te nemen zullen wij sturen op duurzaamheid. In regioverband zullen wij een project uitvoeren, gericht op het tegengaan van voedselverspilling.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
21
5.
Strategie – hoe komen we waar we zijn willen?
We zien een duurzame gemeente niet als een vast omschreven einddoel, maar als een voortdurende ontwikkeling, een proces van continue verbetering. In dit proces zullen de in hoofdstuk 2 benoemde kernwaarden van duurzaamheid voortdurend op tafel moeten komen. Hieronder een overzicht van de instrumenten die wij zullen inzetten. Uitvoeringsprogramma Energie 2013-2016 Zoals in hoofdstuk 4 vermeld is het thema Energie de komende jaren speerpunt in ons duurzaamheidsbeleid. Om deze reden hebben wij een uitvoeringsprogramma Energie opgesteld. Daarin geven wij aan wat wij de komende jaren gaan doen op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Gemeentelijke organisatie De verantwoordelijkheid (bezien vanuit de gemeentelijke organisatie) voor de verdere verduurzaming van Ede blijft primair berusten bij de verantwoordelijken voor het betreffende beleidsveld (zowel ambtelijk als bestuurlijk). Wij geloven dat duurzaamheid ook een vrucht is van een voortdurend denkproces. Dat denkproces zullen wij binnen onze organisatie versterken door de vorming, in 2013, van een overlegstructuur rond het thema duurzaamheid. Doel van deze overlegstructuur is het meer zichtbaar en concreet maken van duurzaamheid in het gemeentelijk beleid. Als duurzaamheid alleen “binnen de lijn” wordt georganiseerd bestaat het gevaar van verkokering, het volgen van de “gebaande paden”. Wij verwachten dat juist in de interactie tussen (ambtelijke) deskundigen, afdeling overstijgend, meerwaarde is gelegen. Omdat er raakvlak is tussen duurzaamheid en MVO (zie hoofdstuk 2) zullen wij deze overlegstructuur combineren met de overlegstructuur rond MVO. Wij zullen deze overlegstructuur in 2015 evalueren. Externe partners Een duurzamer Ede komt niet alleen tot stand door maatregelen/projecten vanuit de gemeente. Zoals in hoofdstuk 3 beschreven nemen vele andere partijen in onze gemeente gelukkig ook hun verantwoordelijkheid. Wij zullen extra inspanningen gaan leveren om nog meer partijen in Ede te mobiliseren voor de noodzakelijke omslag in denken en handelen. Wij zullen inzetten op het aangaan van meer verbindingen met lokale partners voor een duurzamer Ede. Dat kan bijvoorbeeld door het aangaan van convenanten (zoals wij op het gebied van bv. duurzaam wonen al een convenant met Woonstede hebben gesloten). Een andere mogelijkheid is het organiseren van bijeenkomsten met partners. Partners kunnen zijn: bewoners, bedrijven, maatschappelijke instellingen en kennisinstellingen. Doel hiervan is om Edese koplopers samen te brengen en via uitwisseling van kennis en ervaring elkaar, en de Edese samenleving als geheel, te inspireren en in beweging te brengen. Dit betekent dat de rol van de gemeente moet veranderen van de klassieke top-down benadering naar een moderne interactieve en participatieve benadering. Onze rol zal meer faciliterend en stimulerend worden. Ook de verminderde beschikbaarheid van budgetten (zie hoofdstuk 7) dwingt ons tot een andere (bescheidener) rol. Een nieuwe partner voor ons is de in 2012 opgerichte regionale energiecoöperatie ValleiEnergie. Wij zullen bezien welke rol ValleiEnergie kan spelen bij het realiseren van energiebesparing en duurzame energie binnen onze gemeente. Bij het aangaan van nieuwe verbindingen zullen wij rekening houden met wat wij doen in het kader van ons MVO-beleid en in het verband van regio Food Valley (zie hieronder). Ook via MVO en de regio wordt namelijk ingezet op het aangaan van verbindingen met partners. Dubbelingen moeten worden voorkomen.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
22
Project duurzaam warmtenet Ede Als een concreet en belangrijk project met externe partners voor de komende jaren zien wij de uitrol van een duurzaam warmtenet in Ede-stad. Dit project is een vervolg op het initiatief van Bio-energie De Vallei (BDV) om aan de Dwarsweg in Ede een houtgestookte bio-energie-centrale te bouwen, voor de levering van warmte aan Nuon en Woonstede (voor ca. 3.000 woningen in Kernhem en in Veldhuizen). Dit zal in 2013 gerealiseerd gaan worden. De potentie van dit project is nog aanzienlijk groter. BDV hoopt uiteindelijk, in 2020, ca. 20.000 woningen (of woningequivalenten) van warmte te gaan voorzien. Daarbij wordt ook gezocht naar andere mogelijke leveranciers van duurzame warmte, zoals het waterschap vanuit de RWZI aan de Dwarsweg. Voor de aansturing van een en ander hebben wij in overleg met de betrokken partners de stuurgroep warmtenet Ede opgericht. In deze stuurgroep hebben naast BDV en de gemeente zitting: Woonstede en de provincie. In de toekomst zullen wellicht nog andere partijen aansluiten.
Communicatie Communicatie is een belangrijk instrument voor het mobiliseren van maatschappelijke energie. Zie hoofdstuk 8. Regio Food Valley In de Strategische agenda van de regio Food Valley (d.d. juli 2011) wordt ruim aandacht besteed aan het onderwerp Milieu en duurzaamheid. Dit onderwerp is daarin benoemd als één van de 11 opgaven voor de nieuwe regio. Deze Strategische agenda is uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma van de regio (d.d. voorjaar 2012). Dit uitvoeringsprogramma bevat ook een hoofdstuk KEA (Klimaat, Energie en Afval). In dit KEA-programma is een aantal projecten geformuleerd op het gebied van energiebesparing en duurzame energie . Dekking wordt gezocht via subsidie en co-financiering door gemeenten. Definitieve besluitvorming over de uitvoering van deze projecten moet nog plaatsvinden, en is vooral afhankelijk van het beschikbaar komen van de financiële middelen. Deze middelen zullen voor een deel vanuit de gemeenten moeten komen (bijvoorbeeld als co-financiering voor subsidie). Ons eigen werkbudget is beperkt (€ 100.000,- per jaar; zie hoofdstuk 7). Van dat budget zullen wij een deel (indicatief: de helft) benutten voor de uitvoering van MVO-activiteiten. Het resterende deel zullen wij primair inzetten voor de uitvoering van ons lokale duurzaamheidsbeleid (met name het Uitvoeringsprogramma energie 2013 - 2016). Als inzet van dit geld via de regio meerwaarde heeft dan zullen wij een deel van dit geld inzetten voor regio-projecten. Besluitvorming over het regionale werkprogramma KEA is voorzien in 2013. Dan zal dus duidelijk worden of en in hoeverre ook via regionale (KEA-)projecten gewerkt zal gaan worden aan een duurzamer Ede.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
23
6.
Organisatie
Zoals gezegd (onder 5) blijft de verantwoordelijkheid voor de verduurzaming van Ede primair berusten bij de verantwoordelijken voor het betreffende beleidsveld (zowel ambtelijk als bestuurlijk). Onze gemeente kent dus geen afdeling duurzaamheid. Dat willen we zo houden. De coördinerend medewerker duurzaamheid, voor deze kadernota en het Uitvoeringsprogramma Energie, is werkzaam vanuit de binnenkort nieuw te vormen cluster Ruimtelijke ontwikkeling en Grondzaken.
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
24
7.
Financiën
In hoofdstuk 5 hebben wij aangegeven dat duurzaamheid primair gestalte krijgt binnen de betreffende vakafdelingen. Dit geldt niet alleen organisatorisch, maar ook financieel. Duurzaamheidsmaatregelen binnen de vakafdelingen moeten bekostigd worden via de reguliere budgetten in onze (meerjaren)begroting (afdelingsbudgetten en projectbudgetten). Vanaf 2003 hebben wij een structureel duurzaamheidsbudget in de MJB opgenomen, onder de naam “Impuls duurzaamheid”. Het gaat om een bedrag van € 100.000,- per jaar. Vanaf 2003 hebben wij dit bedrag ingezet als co-financiering voor de klimaatsubsidie die wij van het rijk ontvingen (voor de uitvoering van gemeentelijk klimaatbeleid). Aldus hadden wij de afgelopen jaren voor de uitvoering van ons klimaatbeleid een bedrag van in elk geval ca. € 200.000,- per jaar beschikbaar. Bedoelde rijkssubsidieregeling (SLOK) is in 2012 gestopt en wordt niet gecontinueerd. Ons eigen duurzaamheidsbudget (Impuls duurzaamheid, € 100.000,- per jaar) blijft onaangetast. De helft (indicatief) van dit budget zal worden ingezet voor de uitvoering van ons MVO-beleid (incl. de projecten rond duurzaam voedsel). De andere helft van het budget “Impuls duurzaamheid” zullen wij inzetten voor de uitvoering van ons Uitvoeringsprogramma energie 2013-2016. In dit uitvoeringsprogramma geven wij aan hoe wij het budget van de komende jaren willen gaan inzetten. Samenvattend zijn de volgende middelen beschikbaar. Budget (in euro’s) Afdelingsbudgetten en projectbudgetten Budget “Impuls duurzaamheid”, waarvan (indicatief): - voor MVO (o.a. duurzaam voedsel en visie Ede 2025) - voor Uitvoeringsprogramma energie 2013-2016 TOTAAL (voor 4 jaar)
2013 – 2016 PM
Opmerkingen Elke afdeling is verantwoordelijk voor “eigen” duurzaamheid
4 x 100.000 4 x ca. 50.000
Multiplyer-effect via stadscontract
4 x ca. 50.000
Budget zal niet benut worden voor subsidies
400.000
Naast dit budget zullen wij ook onderzoeken welke andere mogelijkheden er zijn om financiering te vinden voor energieprojecten. Wij denken hierbij aan de volgende mogelijkheden. Subsidies (van EU, rijk en provincie); De subsidiemogelijkheden lopen overigens terug (in aantal en omvang). In de periode 2003-2011 hebben voor ruim 3 miljoen euro aan subsidies verworven voor klimaatprojecten. Voor de komende periode rekenen wij niet op zulke bedragen. bijdragen derden; als wij verbindingen aangaan met derden (zie hierboven, hoofdstuk 5), dan zou het kunnen zijn dat partners bijdragen in de kosten van projecten. Als het gaat om duurzame investeringen in onze eigen organisatie (bv. gebouwen of apparatuur) dan blijven wij het (ruime) uitgangspunt hanteren dat deze investeringen moeten kunnen worden terugverdiend binnen de afschrijvingstermijn (dit is in het algemeen binnen de technische levensduur).
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
25
8.
Communicatie
Communicatie ondersteunt projecten en maatregelen die de gemeente op het gebied van duurzaamheid en energie uitvoert en draagt bij aan de kennis en houding van doelgroepen. Uiteindelijk willen we natuurlijk bereiken dat doelgroepen ook daadwerkelijk overgaan tot duurzaam gedrag (bv. energiebesparing en het gebruik van duurzame energie). Communicatie kan hier wel aan bijdragen, maar met alleen communicatie zal het gedrag waarschijnlijk niet op grote schaal veranderen. Doelgroepen De belangrijkste doelgroepen waar we mee willen communiceren zijn: • inwoners van Ede • bedrijven en instellingen in Ede • andere partijen, die actief zijn in Ede (bv. projectontwikkelaars) • bestuurders en ambtenaren van de gemeente Ede. Wat we willen bereiken • Inwoners zijn zich ervan bewust dat duurzaam gedrag mogelijk is en dat dit ook een financieel voordeel en meer wooncomfort op kan leveren. Door inzet van middelen als de website en artikelen op de voorlichtingspagina zullen we inwoners op de hoogte houden van mogelijkheden en projecten. Edese jongeren zijn een bijzondere doelgroep. We zullen doorgaan met educatie-activiteiten speciaal voor deze doelgroep. • Bedrijven in Ede zijn op de hoogte van de mogelijkheden van duurzaamheidsmaatregelen. Kostenbesparing en een duurzaam imago kunnen voordelen zijn voor bedrijven. • Woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars zijn belangrijke partners waar het gaat om energiebesparing in bestaande bouw en bij nieuwbouw. • Bestuurders en ambtenaren van de gemeente tenslotte moeten zich bewust zijn van de voorbeeldfunctie van de gemeente en weten ook dat de gemeente op tal van terreinen kan bijdragen aan een duurzamer Ede. Boodschap en timing Bij het formuleren van de boodschap zullen we rekening moeten houden met de verschillende motieven die er bij de doelgroepen zijn om tot duurzaam gedrag over te gaan: het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor duurzaamheid, kostenbesparing of een beter imago. Bij de timing van de communicatie is het belangrijk om aan te sluiten bij natuurlijke momenten (start en afronding projecten). Ook landelijke evenementen zijn geschikte momenten om bij aan te sluiten. Communicatie-instrumenten Naast traditionele instrumenten (zoals persberichten en de gemeentelijke voorlichtingspagina) zullen wij ook moderne media inzetten (bv. een Linkedin-groep).
Kadernota duurzaam Ede 2013-2016
26
BIJLAGE
GPR Gebouw (meetinstrument duurzaam bouwen)
GPR Gebouw (GPR: Gemeentelijke PraktijkRichtlijn) meet de duurzaamheidprestaties voor woningbouw en utiliteitsbouw. GPR is in 1995 ontwikkeld door W/E-adviseurs, in samenwerking met de gemeente Tilburg. GPR is een dubo-instrument, dat wil zeggen een instrument om duurzaam bouwen- beleid vorm te geven. GPR onderscheidt 5 thema's, met 16 -prestatievelden. Zie de afbeelding hieronder.
Door voor elk van de prestatielijsten de score in te vullen (van 1 tot 10) wordt de duurzaamheidsprestatie van een gebouw verkregen. Veel van bovenstaande onderwerpen worden overigens al geregeld in het wettelijke Bouwbesluit. Een woning die voldoet aan het Bouwbesluit komt uit op een GPR-score van ongeveer 6. Een GPR ambitie van 7 betekent een aanscherping van de wettelijke eisen in het Bouwbesluit met ca. 10%. Voor het project Kazerneterreinen, deelgebied Maurits-noord, wordt voorgesteld een pilot te doen met het instrument GPR. Daarbij wordt gekozen voor een ambitieniveau van 7. In 2015 zal de pilot worden geëvalueerd. De reden om eerst voor een pilot te kiezen, en niet direct voor gemeentebrede invoering, is dat GPR niet alleen een aantal voordelen heeft, maar ook een aantal vragen oproept. Argumenten vóór invoering GPR-instrument, ambitieniveau 7 1. In Ede worden dan duurzamere woningen gebouwd (duurzamer dan volgens de wettelijke normen in het Bouwbesluit), Dit is goed voor het milieu en deels ook voor de portemonnee van de koper, omdat energiezuinige woningen tot lagere woonlasten leiden. 2. Het stimuleert bouwers en ontwikkelaars tot innovatie en kwaliteitsverbetering in de bouw. 3. Communicatie over de duurzaamheid op onze nieuwbouwlocaties komt ook de locatie als geheel ten goede (imago). 4. Het instrument GPR biedt kopers van nieuwbouwwoningen inzicht in de duurzaamheidsprestatie van de woning.
27
Kanttekeningen 1. Voor welke nieuwbouw zou deze ambitie gaan gelden? Voor alle nieuwbouw, dus ook de solitaire woningen? Of alleen voor de projectmatige nieuwbouw in projecten, bv. in projecten > 50 woningen? Meestal worden (bovenwettelijke) dubo-ambities alleen gehanteerd in de projectmatige nieuwbouw. De meeste ontwikkelaars en bouwers van de grotere projecten hebben voldoende kennis van dubo en ook van GPR, zodat de introductie van een nieuw beleidsinstrument niet afketst op gebrek aan kennis. Bij bouwers van solitaire woningen is dat anders. Bij deze bouwers vergt de introductie van een nieuw instrument door de gemeente extra tijd voor communicatie hierover. Als we dus alleen kijken naar de projectmatige nieuwbouw (zeg projecten > 50 woningen) dan komen in Ede weinig projecten in aanmerking voor toepassing van een GPR-beleid. 2. De GPR-ambitie voor Maurits-noord is een pilot, die eerst moet worden geëvalueerd. Daarbij gaat het niet alleen om evaluatie van het ambitieniveau (GPR 7), maar primair om het instrument an sich. En ook om evaluatie van de effecten op bv. de kostprijs van de woningen en op de verkoopbaarheid van de woningen en op de uitgifte van de gronden. 3. Uitvoering en handhaving van nieuw (dubo-) beleid vergt extra ambtelijke capaciteit 4. Ede heeft in 2004 besloten geen dubo-beleid meer te gaan hanteren In regioverband heeft Ede eerder dubo-beleid geformuleerd. Ede was deelnemer aan het Duboconvenant Regio de Vallei. Dit convenant gold van 2000-2004. In deze periode heeft Ede een dubocoordinator in dienst gehad (0,5 fte). Na afloop van het convenant heeft Ede besloten dit convenant niet te verlengen. Daarmee eindigde het dubo-beleid. Argumenten om niet door te gaan met het dubo-beleid waren o.a. de volgende. De voortgaande aanscherping van het wettelijke Bouwbesluit betekende dat steeds meer dubo-maatregelen wettelijk verankerd werden. De uitvoering van dubo-beleid kost geld (m.n. menskracht). Wel is Ede vanaf 2003 een bovenwettelijke (EPC-)ambitie gaan hanteren voor het thema energie, dit in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid. De noodzaak om dit te blijven doen is afgenomen, omdat de wettelijke EPC inmiddels is aangescherpt naar 0,6. In 2015 wordt de EPC-eis 0,4 en in 2020 0,0 (dit betekent dat alle nieuwbouwwoningen dan energieneutraal moeten zijn). 5.
Een GPR-ambitie (bv. 7) leidt tot een hoger kostenniveau van de woningen. Dit heeft ook gevolgen voor het grondbedrijf. De meerkosten van GPR 7 bedragen naar schatting max. 5% van de bouwkosten van de woning. De ontwikkelaar / bouwer zal deze meerkosten verdisconteren in een hogere v.o.n.-prijs. Dat bemoeilijkt de verkoopbaarheid van de woningen. Uit onderzoek blijkt dat maar een klein deel van de kopers duurzaamheid een belangrijk criterium vindt bij aankoop van een woning. Bouwers zijn in deze tijd juist op zoek naar kostenbesparingen. Dat heeft invloed op de afzetbaarheid van gemeente-gronden (uitgestelde fasering) en dit heeft financiele gevolgen voor het grondbedrijf. 6. Bovenwettelijke dubo-eisen zijn niet handhaafbaar Het rijk regelt in het Bouwbesluit de kwaliteitseisen voor nieuwbouw. Als een gemeente aanvullende eisen stelt dan kan naleving van de eisen, door bouwers/ontwikkelaaars, slechts op basis van vrijwilligheid plaatsvinden.
28