e v a g n uit a m e u v e is E l i u r b h a u n j ja ge a h t Kor
35
5 3 Verhalen uit het Evean Korthagenhuis
Inhoud
Voorwoord
3
PORTRET VAN DE LANGSTWONENDE BEWOONSTER MEVROUW BOEREKAMERMANS
“WIJ” Verhalen uit Evean Korthagenhuis.
4
SWAGAT MAKANDRA, DAGOPVANG VOOR SURINAAMSE OUDEREN
6
PORTRET VAN WILMA CARÉ, AL 30 JAAR WERKZAAM IN DE ZORG
7
PORTRET VAN OUD-MEDEWERKSTER ANNELIESE VENEMA
8
MIJNHEER VAN MAENEN MET ZIJN VIJF DOCHTERS EN ZOON
Het was een heerlijke opdracht, het realiseren van het blad WIJ. We wilden een tastbaar aandenken aan het 35-jarig bestaan van het Korthagenhuis, iets maken waarmee we bewoners en medewerkers een plezier konden doen. Opeens kregen we het idee een blad te maken met veel verhalen. Ons huis staat immers bol van verhalen, en van het vertellen en lezen van verhalen krijgen veel mensen nooit genoeg. Een freelance journaliste, Miek Smilde, die eerder onder andere schreef voor Trouw en NRC Handelsblad, maakte een opzet, en de managementleden zochten daar de juiste personen bij. Aagje maakte een planning, en toen kwamen de artikelen; interviews met bewoners en medewerkers, reportages over de verschillende dagactiviteiten. Verhalen met herkenbare thema’s, verhalen over afscheid, verdriet, plezier in het werk, tevredenheid, betrokkenheid bij het huis, familie. Er is bijna geen emotie die niet in dit blad aan de orde komt. Met daarbij prachtige beelden; Jan Gort zorgde voor de foto’s.
10 ZEVEN VRAGEN AAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN BESTUUR 11 PORTRET VAN MEVROUW ESSINK, BEWOONSTER EN LID CLIËNTENRAAD 12 DUBBELINTERVIEW RUBEN EN JAAP VAN DE TECHNISCHE DIENST 13 KLANTENPASHOUDSTER MEVROUW OUT 14 FAMILIEPORTRET FAMILIE WUISMAN 15 INTERVIEW PASTOR HENDRIKS 16 PORTRET VAN KLANTENPASHOUDSTER MEVROUW VOGELAAR DIE DAGELIJKS KOMT ETEN EN BINGO SPELEN 17 PORTRET VAN VRIJWILLIGSTER NETTY POELWIJK 18 REPORTAGE MISAFIRHANE, HET DAGPROGRAMMA VOOR TURKSE VROUWEN 20 REPORTAGE OVER DE SALON VOOR ERNSTIG VERGEETACHTIGE MENSEN. ONDER LEIDING VAN MARIEKE KEIZER EN MARGREET JONGBOOM 22 PORTRET VAN VRIJWILLIGER ROB MATTHESIUS 23 DE ONDERDEELCOMMISSIE 24 KORTHAGEN TOEN EN NU
2
“WIJ” laat het Korthagenhuis zien zoals het is. Het is op de eerste plaats een huis waar mensen wonen en komen, ieder met hun eigen opvattingen en eigen verhalen. Dat geldt ook voor de mensen die er werken. Mensen, die meer tijd met elkaar door brengen dan met hun eigen familie. Mensen, die het met elkaar moeten uithouden, ook als ze elkaar eigenlijk niet liggen. Mensen, die door het Korthagenhuis weer met elkaar in contact komen en blij zijn elkaar opnieuw te ontmoeten. Om deze verhalen gaat het in dit blad WIJ. Ons eigen blad, met heel veel “Story”.
Heilina Tijssen locatiemanager Evean Korthagenhuis
COLOFON Wij, verhalen uit Evean Korthagenhuis is een idee van Heilina Tijssen, Frank Dekens, Aagje van ‘t Wout en Els van Gog in samenwerking met Miek Smilde. Interviews, reportages, tekst: Miek Smilde, Polemiek tekst & advies, Amsterdam. Fotografie: Jan Gort, Amsterdam. Foto familie van Maenen: Josje Deekens, Den Haag Ontwerp: Richard Sluijs, Den Haag Druk: Ando bv, Den Haag Oplage: 800 exemplaren WIJ is tot stand gekomen dankzij een bijdrage van de Stichting vrienden van het Korthagenhuis.
Het geloof houdt mevrouw Boere op de been Mevrouw Boere-Kamermans is de bewoonster die het langst in het Korthagenhuis woont. Ze kwam in 1989 samen met haar man Jan, op twee kleine kamers op de achtste etage. Het huis was nog niet verbouwd, maar ze vonden het er heerlijk. ‘Het was een geweldig huis, en lekker dicht bij de kinderen.’ Nu woont mevrouw hier alweer bijna veertien jaar alleen. ‘Ik ben heel dankbaar dat ik hier ben terechtgekomen, laat ik dat nou eens gewoon zeggen.’
‘Je moet je eigen ook geven’ Zij speelde cornet in het muziekcorps van het Leger des Heils, hij speelde bas. ‘Het was een schat, mijn Jan, voor mij. Eén uit duizend. Dan heb je een fijn leven hoor.’ Ze staat op, en loopt naar een kast. Daarin staat een blik, vol foto’s. Ze laat de portretten door haar handen glijden, een verliefd stelletje op een brug in Weesp, waar zij werd geboren en getogen. Haar zoon Albert woont er nog. Nooit een ander Alie Kamermans werd op 20 september 1921 geboren als eerste dochter in een gezin dat al zeven zoons telde. Later volgden nog een broer, een zusje en een pleegkind. Haar vader, Albertus Johannes Kamermans, was een zeeman uit Culemborg, die de slag bij Atjeh nog had meegemaakt. Haar moeder, Gerritje Schijff, zat bij het Leger des Heils. De jonge Alie ging al vroeg werken in de wasserij in Weesp. ‘Ik heb heel veel zakdoekjes op stapels gelegd’. Van het geld dat ze verdiende, kocht ze haar eigen kousen. Op school en later op de jeugdclub kwam ze Jan Boere tegen. Achttien jaar was ze toen ze wat kregen. ‘Zo’n leuke vent. Hij was echt mijn vriendje vanaf het begin. Nooit een ander. Hij ook niet trouwens.’ Ze wijst op de gouden ring aan haar vinger
waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg, en is daar krijgsgevangen gemaakt. Ik woonde toen bij zijn ouders in, ik had niks. Later kwam hij vrij, en zijn we getrouwd, op 8 mei 1943.’ Het waren heel moeilijk jaren, vertelt mevrouw in haar appartement, nog steeds op de achtste etage. ‘Ik ben een keer tien dagen op pad geweest om eten te halen, samen met twee zusjes en mijn schoonmoeder. De hongeroptocht heette dat. We liepen over de IJsselbrug, sliepen in het hooi. Ik moest tijdens de tocht drie dagen bij een boer blijven, omdat ik zulke opgezwollen benen had. Ik bracht een pannetje met eieren mee voor mijn vader, die heel ziek was. Maar terwijl ik binnen bij hem zat, werd een zak meel gestolen. Iedereen had honger in die tijd.’ De liefde voor elkaar Na de oorlog kregen Jan en Alie samen vier kinderen, drie dochters en een zoon. Jan werkte bij de politie in Amsterdam, in 1973 werd hij bevorderd tot agent. Alie werkte in opvanghuizen voor gevangenen. ‘Zwaar werk, het was moeilijk om met die mensen te praten en ze moed in te spreken. Maar ik heb het altijd met alle liefde gedaan.’ Samen maakten ze muziek in
het muziekcorps van het Leger, dat mevrouw nog altijd trouw is. Elke zondag wordt zij gehaald en gebracht naar de diensten van het Leger in Zaandam. Met majoor Spek heeft mevrouw alvast alles geregeld voor haar eigen begrafenis. Ze laat de brief zien waarin al haar “regelingen en wensen” staan. ‘Voor de mensen van het Leger is saamhorigheid belangrijk’, legt mevrouw Boere uit. ‘De liefde voor elkaar. Het Leger staat open voor je, en zo probeer ik ook in het leven te staan, open voor anderen.’ Dat lukt niet altijd, geeft ze toe. ‘Ik zeur ook wel eens. Het is ook niet altijd makkelijk. In zo’n huis kan je het niet allemaal naar je eigen hand zetten, en ik blief ook niet alles. Maar ‘t is een goed huis, en de begeleiders zijn hier voortreffelijk. Ze doen ontzettend veel voor de mensen, ik heb op schildercursus gezeten en ik zing in het koor de Vrolijke Noot. Je moet je eigen ook geven, zeg ik maar, anders komt er niks van terecht. Dan blijf je maar in een hoekje zitten, dat is niet goed. Er zijn dagen dat ik met mijzelf in de knoop lig, maar dan helpt God. Mijn geloof houdt me op de been.’ En de herinnering aan Jan. Ze legt haar hand om de ketting rond haar nek. Een cirkel met een J erin, afgezet met een diamantje. Gemaakt van zijn trouwring. 3
Surinaamse ouderen vinden de tropen te warm
‘Hollanders kunnen ook best lollig zijn’ ‘Als jij vanmiddag naar huis gaat, dan toeteren je oren’, waarschuwt mevrouw Elmond aan het begin van de ochtend. Het is 10 uur en langzaam druppelen de vrouwen de dagsociëteit Swakat Makandra binnen. Ze krijgen eerst een kopje koffie, en een cracker met pindakaas. ‘Lekkere koffie nietwaar?’ schatert Joyce, terwijl ze nog eens inschenkt. ‘Ik doe er altijd een snufje zout in. Dat is het geheim.’ Swakat Makandra betekent welkom samen Het is de naam van een dagprogramma voor Surinaamse ouderen en is opgezet in samenwerking met de welzijnstichting Anand Joti en de Evangelische Broedergemeenschap. Om in aanmerking te komen voor deelname, is een indicatie nodig van het regionaal indicatieorgaan. Het Korthagenhuis regelt deze indicatie. Joyce Ruimwijk werkt al 28 jaar in de zorg, en geeft inmiddels drie jaar leiding aan de groep. Nog zeven jaar, dan is ze 55 jaar oud en wil ze ermee stoppen. Joyce oogt niet als 4
‘Heb je mijn pepers gezien?’ vraagt Joyce Ruimwijk aan iedereen die binnenkomt. ‘Echte hete pepers hoor!’ Ze wijst op twee planten voor het raam waaraan de nu nog groene pepers hangen. Daarnaast staat een flinke tomatenplant. Frank Dekens, het hoofd zorg dat toevallig binnenstapt, informeert wanneer de tomaten rijp zijn. De 89-jarige mevrouw Elmond kijkt hem lichtspottend aan. ‘Als ze rood zijn.’ een 48-jarige vrouw, ze ziet er veel jonger uit. Wat haar geheim is? ‘Altijd verliefd blijven. En vrolijk. Ik ben echt nooit chagrijnig.’ Hetzelfde lijkt te gelden voor alle vrouwen die aan Swakat Makandra deelnemen. Allen ogen jong, fris en vrolijk. De vrouwen dragen stijlvolle kleding, kleurrijke oorbellen en opvallende ringen. Zoals mevrouw Elmond. In 1963 kwam ze naar Nederland, met zes kinderen. Haar man werkte in het onderwijs. Het gezin woonde op de Willemsparkweg in Amsterdam-Zuid, op de tweede en derde etage. Vaak ging de familie terug naar Suriname, voor een lange vakantie, of voor familiebezoek. ‘Eén zoon woont nog in Suriname, hij geeft les op de universiteit’, vertelt
mevrouw trots. Ze kan hem niet meer bezoeken. ‘De reis duurt nu te lang voor mij.’ Mevrouw Elmond komt sinds 2002 naar de sociëteit in het Korthagenhuis. Ze houdt van de sfeer, en de gedeelde herinneringen. ‘Het is belangrijk hier te komen’, zegt ze. ‘Je hoort hoe het gaat, hier met de mensen, en daar, in Suriname.’ Uit volle borst Wie de vrouwen beluistert, krijgt de indruk dat heel Suriname elkaar kent, of iemand nu daar of hier woont. Namen vliegen over tafel, verhalen vertellen zichzelf. ‘Wanneer was je voor het laatst in Suriname?’ is een veelgehoorde vraag. En iedereen is
jaloers op mevrouw Maanster die een reis heeft gepland in november. Ze heeft er zin in, vooral om te vissen. ‘Daar kan ik tenminste eten wat ik vang.’ Op dat moment komt Carla Pinas binnen, samen met haar man René. Carla is een van de jongere deelneemsters, zij is nog maar 64. De vrouwen reageren hilarisch als René zich voorstelt. ‘Ik ben René, de slaaf van Carla.’ ‘Kijk maar uit, René’, reageert mevrouw Tine Strijk (83) die als laatste binnenkomt. ‘Alle mannen die hier komen, gaan dood.’ De groep barst in lachen uit. René stelt de vrouwen gerust. ‘Ik blijf maar even dames, want ik wil niet dat Carla nu al weduwe wordt.’ Als iedereen binnen is, worden de zangboeken uitgedeeld. Om de beurt kiest iemand een lied. Uit volle borst wordt God geloofd, afwisselend in het Nederlands en in het Surinaams. Mevrouw Strijk leest eerst de dagtekst voor. Al de wegen van de Heer zijn liefde en trouw, voor wie zijn verbond en geboden onderhoudt. In de hoek van de kamer staat een Surinaamse pop, er hangt een schilderij van een straat in Paramaribo. Een nieuw lied wordt aangeheven, Tine geeft de toon aan. A krosi foe joe moi so te! Grankoning Salomo. ‘Zingen is eigenlijk een van de allerleukste activiteiten’, vinden alle vrouwen. ‘Op donderdag komt een zanglerares, dan zingen we oudHollandse en Amerikaanse liedjes, ook heerlijk.’ Daarnaast genieten de vrouwen van de fitness ‘s middags in de ruimte beneden. ‘Beetje de spieren los maken.’ En gewoon doorkletsen, natuurlijk. Het land van herkomst Hoewel ze het altijd over Suriname hebben, zou geen van de vrouwen nog in het land van herkomst willen wonen. ‘Daar zijn ook wel bejaardenhuizen, maar die laten wel wat te wensen over.’ Bovendien is het daar veel te warm, vindt Ursi Best (82). Mevrouw Best woonde vrijwel haar hele leven op Curaçao, waar zij een eigen zaak had. Pas sinds haar 70e woont ze in Nederland. Swakat Makandra was voor haar belangrijk om een nieuwe vriendenkring op te bouwen. ‘Het is goed om met mensen om te blijven gaan’, vindt zij, ‘zeker als
je ouder wordt. Dat kan ook met Hollanders, die kunnen ook best lollig zijn. Maar veel Surinamers zien toch op tegen een Hollands huis. Deze groep is veiliger, vertrouwder.
Het is zo gezellig, zo warm.’ ‘En wie maakt het hier gezellig?’, vraagt groepsleidster Joyce aan het eind van de dag. De vrouwen slaan hun handen ineen. ‘WIJ!’
Op 29 juni vierden de vrouwen van de Surinaamse dagopvang Swakat Makandra Keti-koti, dat eigenlijk op 1 juli valt. Op die dag wordt de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 herdacht. De vrouwen kwamen in originele klederdracht naar het Korthagenhuis om de vrijheid te vieren. 5
Wilma Caré werkt al dertig jaar in het Korthagenhuis
Anneliese mist haar oude team en de Amsterdamse humor
Over tien jaar hoopt ze met pensioen te gaan, ze werkt dan veertig jaar in het Korthagenhuis. Het liefst zou ze willen reizen, naar Canada, of Australië, en in ieder geval naar Nieuw-Guinea, waar zij werd geboren.
‘Vroeger kreeg je er wel acht in de lift’ Ondanks haar korte grijze haren oogt Wilma Caré jonger dan zij is; vijftig jaar, en al dertig jaar als verzorgende in dienst van het Korthagenhuis. ‘Ik volgde de algemene opleiding en moest overal stages lopen’, herinnert ze zich nog levendig. ‘Bij de jeugdgezondheidszorg, in ziekenhuizen, en ook in de ouderen verzorging. Ik vond het meteen leuk hier, het was gezellig. Dat kinderspul lag me niet zo.’ Ook de stage in de Valeriuskliniek beviel maar matig. ‘Ik was zo jong, 17, 18 jaar oud. Ik had de durf niet iets te vragen, je werd ergens neergezet en je moest het maar uitzoeken. Hier was het anders, er was gewoon sfeer. Zo ben ik blijven hangen eigenlijk’. Met mate mag alles Haar vader maakte koelvitrines, haar moeder deed af en toe wat extra’s in de huishouding bij mensen. Wilma zat tussen twee broers in, de oudste werkt nu bij de gemeentereiniging. Haar jongste broer zit thuis, omdat hij is afgekeurd op grond van ernstige nierproblemen. ‘Ik had graag een nier gegeven’, zegt Wilma, ‘maar ik heb zelf diabetes, en dan mag het niet. Het is niet zo erg hoor, ik slik pillen. Met mate, mag je alles hebben.’ Misschien dat haar broer toch meekan, over een jaar of tien, als Wilma gaat reizen. Dat 6
wil ze graag, naar haar geboorteland Nieuw-Guinea, waar ze 4,5 jaar woonde. ‘Ik hoop met pensioen te gaan als ik zestig ben. Dan heb ik er veertig jaar op zitten, dat lijkt me mooi.’ In de dertig jaar dat ze het Korthagenhuis kent, heeft Wilma veel zien veranderen. Vroeger was het “luxe” vindt ze. Er waren vier zusterposten op de verdiepingen 1, 3, 5 en 7 en daar liep dan een man of vijf rond. ‘Nu mag je blij zijn als er in totaal vier verzorgenden zijn. De zorg is maatjeswerk geworden; veel wordt aangevuld door stagiaires.’ Niet alleen de zorg was beter. De verzorgenden hadden ook meer tijd. ‘Je kon nog eens sinaasappels persen of een stel kousen aantrekken.’ Een ander opvallend verschil is de zogeheten zorgzwaarte van de bewoners. ‘Toen ik begon, kon je acht bewoners in een lift krijgen. Mensen liepen hooguit met een stok. Nu ben je blij als je er drie rollators in hebt staan. En of die derde lift er komt, moeten we ook maar afwachten. Alles is veel meer een centenkwestie geworden. De laatste jaren zijn er ook zoveel fusies geweest, ik houd het niet meer bij. Straks is heel Nederland één groot verzorgingsinstituut geworden.’ Niet zo gek groot Het Korthagenhuis is een “open” en
“gezellig” huis vindt Wilma. ‘Het is niet zo gek groot, zodat je iedereen wel zo’n beetje kent.’ Ze heeft nooit overwogen weg te gaan. ‘Hier weet ik wat ik krijg.’ Maar als het aan haar lag, zouden er wel een paar dingen in de zorg moeten veranderen. Vooral aan de psychogeriatrische problemen van bewoners zou ze meer aandacht willen besteden. ‘Dementerende ouderen en nietdementerende ouderen zitten hier veel door elkaar’, legt Wilma uit. ‘De mix is op zich niet zo erg, maar het wordt wel steeds moeilijker om contact te maken met een bepaalde groep. Je wilt ze verzorgen, maar je vraagt je wel eens af of een bepaalde groep hier wel op z’n plaats is.’ Wilma heeft het dan vooral over de mensen die steeds vergeetachtiger worden, en daardoor onrustig. Graag zou ze meer activiteiten speciaal gericht op deze groep willen zien. ‘Er zijn ‘s middags wel clubjes, maar mensen met psychogeriatrische problemen hebben daar vaak de rust niet voor, die zijn op de hol’, weet Wilma. ‘Soms zitten ze vier dagen op hun kamer, en zeker na een weekend zijn ze dan onrustig. Hoe langer de dagen duren, hoe onrustiger ze zijn. Dan moet je vaker bij ze gaan zitten, een praatje maken. Ik denk dat speciale activiteiten, ook voor beginnend dementerenden, goed zouden zijn.’
‘Overal waar vrouwen werken, heb je wel eens wat’ Anneliese Venema werkte ongeveer vijf jaar als verzorgende in het Korthagenhuis, voordat ze in Rotterdam aan de slag ging als unitoudste in een verpleeghuis. Daar begeleidt ze nu samen met haar team een groep van zes zwaar vergeetachtige mensen die kleinschalig wonen op een gesloten afdeling binnen het huis. Hoewel ze het gevoel heeft haar plek te hebben gevonden, mist ze de gesprekken met de bewoners van het Korthagenhuis, haar collega’s, én de humor. ‘In Rotterdam moet ik al mijn grappen uitleggen.’ Het was de liefde voor Ed die Anneliese Venema een paar jaar geleden naar Rotterdam lokte. Hij, een rasechte Rotterdammer, en zij, de Alkmaarse van geboorte, leerden elkaar via internet kennen en het was meteen “hartstikke leuk”. Het betekende wel dat Anneliese verhuisde. ‘Je gaat wonen waar je liefde woont.’ Een tijdje probeerde ze nog op en neer te reizen, maar de afstand brak haar op. ‘Ik was alleen maar onderweg, werken, eten, slapen.’ Ze vond een baan in een verpleeghuis in de Rotterdamse wijk Blijdorp waar ze nu als unitoudste werkt op een gesloten afdeling voor mensen die ernstig vergeetachtig zijn. ‘Ze herkennen wel gezichten, maar namen zeggen hun niets meer.’ Dat maakt het werk wel zwaar, zegt Anneliese. ‘Ik mis de gesprekken met bewoners. Al het initiatief moet van mij komen, hoewel ik nu wel meer contact met de familie heb. Jammer is ook dat ik sommige verpleegtechnische vaardigheden verlies; in het Korthagen-
huis mochten de daarvoor opgeleide verzorgenden veel handelingen verrichten, bijvoorbeeld insuline prikken. De kennis over het medicijngebruik was hoog. Nu moet ik veel tijd steken om mijn team ervan te overtuigen dat een Durosegic-pleister soms veel effectiever is dan een heleboel pillen.’ Wat zit je haar wild Anneliese geeft leiding aan een team van vier verzorgenden. Ze leerde van Leny Faber hoe dat moet. ‘Toen ik in het Korthagenhuis ging werken, kwam ik bij het team van Leny en dat was klasse. We zaten op dezelfde golflengte. Ja, overal waar vrouwen werken, heb je wel eens wat, maar ik heb het als prettig ervaren, en heb me altijd erg gesteund gevoeld. Dat bepaalt 75 procent van je werkgeluk, of je je gesteund voelt, en veilig.’ In Rotterdam probeert Anneliese op haar afdeling dezelfde veilige sfeer te creëren, maar makkelijk is dat niet.
Zeker in het begin had ze moeite met de Rotterdamse cultuur. Het grootste verschil met Amsterdam is de humor, zegt ze. ‘De Amsterdamse humor gaat vaak ten koste van een ander, ik vind dat soort humor prachtig. In Rotterdam doen mensen gewoon en dan doen ze al gek genoeg. In Amsterdam kon je ‘s ochtends de afdeling op lopen en dan riep iemand bijvoorbeeld: “Wat zit je haar wild!” “Ja, ik heb een wilde nacht gehad”, antwoordde je dan. In Rotterdam schrikken ze zich dood als ze zoiets horen.’ De sfeer van het Korthagenhuis wordt sterk door collegialiteit bepaald, herinnert Anneliese zich. ‘Een lage drempel in de richting van het management is bepalender dan of het een oude troep is. Het is ontzettend belangrijk dat mensen zich gewaardeerd voelen.’ Hoe groter een verzorgings- of verpleeghuis, hoe kleiner die waardering dreigt te worden, merkt Anneliese. Wat dat betreft is ze bang voor de fusies en reorganisaties die ook in Zuid-Holland spelen. ‘Overal moet efficiënter worden gewerkt, overal is sprake van personeelstekort. Maar fusies zijn niet altijd een verbetering. Er wordt veel bezuinigd op materialen. Dat heb ik in het Korthagenhuis niet zo ervaren, maar in Rotterdam wel. Maar goed, in je hoofd kan het altijd beter, en zolang je zelf de portemonnee niet hebt, moet je niet teveel zeuren.’ Historisch Delfshaven Of ze ooit nog terugkomt naar Amsterdam weet ze niet. Aan Ed zal het niet liggen. ‘Hij is erg gecharmeerd van Noord-Holland en zou het liefst ergens een boerderijtje kopen. Ik niet hoor, ik wil mensen om me heen.’ Bovendien woont ze nu in een schitterende flat in historisch Delfshaven met vrij uitzicht over de Maas. ‘De cruiseschepen varen langs, ik zie de Euromast.’ Toch blijft het noorden trekken. Misschien dat het uiteindelijk Alkmaar wordt, haar geboorteplaats. ‘In Rotterdam zijn de afstanden te groot, ik moet alles met het openbaar vervoer doen. Misschien dat het daarom mijn stad niet is. Ik mis de fiets van de provinciestad.’ 7
‘En toen was daar Engeltje: dat was de goeie’
De familie van Maenen Olga, Ellis, Corrie en Martha, Suze en Henk. Vijf dochters, één zoon. Mijnheer van Maenen vindt het “een mooi cluppie”. Zoveel dochters is een zegen. Hij balt zijn vuisten en neemt een bokshouding aan. ‘Een vader heeft toch de neiging te knokken met een zoon. Je gaat niet knokken met een dochter.’ ‘Met mij heb je ook niet geknokt hoor, pa’, zegt zoon Henk. ‘Ik heb maar één keer een schop onder m’n kont gekregen.’
Haaibaai In de Transvaalstraat woonde het gezin naast Engeltjes moeder, die ook Engeltje heette. ‘Maar dat was een haaibaai’, lachen de kinderen. Vader knikt. ‘M’n schoonmoeder, die kon er wat van. Zat de buurvrouw te zeuren, kon ze een klap krijgen, met zo’n boenborstel.’ Wel een leuke oma, zeggen de kinderen, opoe zat vol verhalen, over de oorlog, het stelen van broden. ‘Opoe had acht kinderen, die ze deels alleen heeft opgevoed. Een sterke vrouw. Toen had je sterke vrouwen. Nu nog trouwens.’
Op 5 mei 2005 verhuisde Maarten van Maenen samen met zijn vrouw Engeltje vanuit de Tuinbouwstraat in Betondorp naar het Korthagenhuis. ‘Dat was onze bevrijdingsdag’, zegt dochter Ellis, die eigenlijk Engeltje heet, net als haar moeder. ‘Onze moeder was dementerend, en het ging niet langer. Pa was ook opgelucht. Toch, pa?’
Mijnheer van Maenen met zijn “mooie cluppie”: vijf dochters, één zoon.
Engeltje van Maenen Op de grote foto v.l.n.r.: Henk, Corrie, Martha, vader Maarten, Ellis, Olga en Suze 8
De kinderen Van Maenen zijn speciaal op bezoek gekomen bij vader, allemaal. De oudste dochter, Olga, komt uit het eerste huwelijk van vader. ‘Mijn eerste vrouw ging er vandoor met mijn beste vriend’, vertelt vader. ‘Ja, daar heb je een beste vriend voor. Ik ging weer zoeken, ik was jong! Toen de tijd er rijp voor was, ontmoette ik mijn tweede vrouw, Engeltje. En dat was de goeie.’
Engeltje Samen kregen zij vijf kinderen, vier meiden en een jongen. Toen er eindelijk een zoon kwam, moest vader er aan wennen. ‘Ik zei tegen mijn vrouw: “‘t Lijkt wel een gevild konijn”. Zij huilen, ze was er zo blij mee.’ De kinderen herinneren hun moeder als een warme, lieve vrouw. ‘Ze heette Engeltje, en dat was ze, een engel.’ Dochter Ellis laat de foto zien. ‘Zo was ze precies, met haar
ring en haar sigaretje. Dat is d’r precies.’ Met z’n achten in één bed De kinderen groeiden op in de Vrolikstraat, en verhuisden later naar de Transvaalstraat. Een tweekamerwoning, met een opklapbed in de woonkamer. ‘We lagen met acht man in één bed’, zegt vader. ‘Ze kwamen allemaal tussen ons liggen. M’n vrouw lag tegen de muur, en ik lag op de
grond.’ Dochter Corrie herinnert zich de linnenkast. ‘Iedereen had z’n eigen plankje.’ ‘Toch hebben we altijd goed gewoond’, zegt Suze. Martha knikt. ‘Je weet niet beter. We hebben zelfs nog een tijdje een Turk in huis gehad. Die kwam via tante Truus.’ ‘Dat was een aardige vent’, zegt vader. ‘Hij at gewoon een speklapje mee. Turken zijn niet zo streng. En ook niet zo opvliegend.’
Verhuizen Toen de kinderen ouder werden, verhuisden pa en ma naar Betondorp. Tot het moment dat moeder te slecht werd, en moest worden verzorgd. Pa was opgelucht, hoewel hij het ook moeilijk vond om te verhuizen. ‘Maar als je je geliefde bij je hebt, merk je het niet.’ Met moeder ging het snel slechter, en ook de zorg in het Korthagenhuis was niet voldoende. De laatste weken van haar leven lag Engeltje in een verpleeghuis. De dochters vonden dat verschrikkelijk, moeder werd een ander mens. ‘Ze was helemaal in de war, en ze was agressief. Ze herkende ons niet meer, maar klampte zich wel aan je vast. Ze voelde wel dat wij bij haar hoorden.’ ‘Ze voelde het aan’, zegt vader. ‘Ze voelde dat ze ging.’ Moeder overleed op 26 juni 2006, om zeven minuten over zes. ‘We waren er allemaal bij.’ 9
Herinneringen aan het grote toneel uit Amsterdam
Elk huis heeft zijn eigen identiteit
‘Als het zover is, dan wordt het het Korthagenhuis’, besloten mevrouw EssinkNooder en haar man al lang geleden. Veertig jaar woonden zij in Amsterdam-Noord, en daar wilden ze graag blijven. Zeven jaar geleden was het zover.
Voor een dubbeltje op de eerste rang
‘Ik zat een keer in de bus naar het centrum toen het Korthagenhuis net was gebouwd. We woonden in de buurt vlakbij. Tegenover mij zaten twee oudere dames, en één woonde in het huis. “Ik heb alle dagen het gevoel dat ik met vakantie ben”, zei zij. Dat heb ik altijd onthouden.’ ‘Ik belde het Korthagenhuis zonder medeweten van mijn man en de kinderen. Binnen korte tijd was mijn man zo ziek geworden, dat ik de zorg niet meer kon opbrengen. Toen ik ‘s avonds op bezoek ging in het ziekenhuis, en vertelde wat ik had gedaan, zei hij: “je hebt groot gelijk”. Ook de kinderen vonden het verstandig dat ik het zo had geregeld. Binnen een jaar woonden we hier, het ging heel snel. Dat was in juli 2000. Drie jaar later overleed mijn man. Op zes weken na waren we 52 jaar getrouwd.’ Toneel in de winter ‘Ik ben altijd wel actief geweest, ik houd ervan iets op te pakken. Ik ben geboren in Purmerend waar ik zestien jaar in het zangkoor heb gezeten. Ik hield ook veel van toneel, en organiseerde toneelavonden. Eén keer per jaar kwam het grote toneel uit Amsterdam in het dorp spelen, met bekende namen als Eduard Verkade en Rolien Numan. Daar was ik een reuze liefhebster van, ik heb alle tekstboekjes gekocht. In de crisisjaren waren kaartjes voor het toneel eigenlijk te duur. Om toch de toneelavonden te kunnen organiseren, gingen we elke zaterdagmiddag bij de mensen langs de deur 10
7 vragen aan de voorzitter van Evean
om een dubbeltje op te halen. Daarmee begonnen we al in de zomer, opdat in de winter een voorstelling kon plaatsvinden.’ ‘Voor de oorlog werkte ik als secretaresse bij de vakbond Mercurius, de bond voor handels- en kantoorbedienden. Mercurius is de God van de handel, vandaar. Ik heb er ook nog tijdens de oorlog gewerkt, wat een heel moeilijke tijd was. In het hoofdbestuur van de bond zat een joodse man die is weggevoerd. Hij is nooit meer teruggekomen.’ ‘Na de oorlog kreeg ik een baan als facturiste bij een handelsfirma in woningtextiel waar ik met heel veel plezier heb gewerkt. De firma handelde onder andere in van die kanten kleedjes die je over stoelen en banken kon leggen ter bescherming van de leuningen. Kleedjes van 20 centimeter rond, of 25. Ik moest de facturen schrijven, in drievoud, met de inktpot. De prijslijst was berekend in dozijnen, maar winkeliers bestelden vaak minder. Ik moest dan alles precies uitrekenen. Mijn man werkte als chef op de magazijnafdeling van die firma. Daar heb ik hem leren kennen. Na ons huwelijk kreeg hij een baan in Groningen, als textielvertegenwoordiger. Dat vond ik niet zo’n leuke tijd. Groningen is best een mooie stad, maar ik verstond de mensen zo slecht. Ik was blij dat hij na een paar
jaar weer een baan kreeg in Amsterdam, bij een tapijtzaak op de Haarlemmerdijk. Daar heeft hij 23 jaar gewerkt.’ Ma, er is werk voor je ‘Toen mij man overleed, was ik opeens alleen, dat was ik nooit geweest. Ik had altijd met mijn moeder en mijn broer samengewoond, en ben vanuit huis getrouwd. Ik wist niet goed wat ik moest doen, in mijn eentje. Toen las mijn zoon een advertentie waarin iemand werd gevraagd voor de cliëntenraad. “Ma, er is werk voor je”, zei hij. Zo ben ik in de cliëntenraad gekomen, waarin ik met veel plezier zit. Ik vind het leuk om mee te denken en mee te praten. Om bezig te zijn in het belang van dit huis. De cliëntenraad behartigt de belangen van de bewoners, dus wij moeten veel contacten onderhouden. We zijn geen klachtenbureau. Wij houden ons bezig met het algemene wel en wee.’ ‘Mijn vader is jong overleden, in 1936. Mijn moeder werd 92 jaar oud, het was een sterke vrouw. Dat hoop ik ook te bereiken. Ik ben van juni 1919, dus misschien mag ik nog een paar jaar. Ik zou nog graag willen weten hoe het met mijn kleindochters gaat. Ik heb er twee. Saskia, de oudste, studeert archeologie en loopt nu stage bij een museum, erg leuk. Lara is de jongste, en doet theaterwetenschappen. Ze houdt van toneel. Net als ik.’
Eigenlijk wil hij niet worden geïnterviewd, want het gaat niet om hem. Het gaat om de regiodirecteur, en om de locatiemanager. Toch maakt hij even tijd. Zeven vragen aan de voorzitter van de Raad van Bestuur van Evean, Wim de Weijer. Wie is Wim de Weijer? ‘Ik ben lid van de Raad van Bestuur van Evean, een grote zorgorganisatie waar 25.000 mensen werken. Ik ben 53 jaar oud, getrouwd, en vader van drie kinderen. Ik ben geboren in Monster in Zuid-Holland, maar woon sinds mijn 17e in Amsterdam. Ik heb geschiedenis gestudeerd, werkte een tijdje als docent, en heb later een master of health administration gehaald op de universiteit Tilburg. Sindsdien werk ik in de gezondheidszorg.’ Welke levensovertuiging hebt u? ‘Ik ben rooms-katholiek opgevoed, maar ben geen kerkganger meer. Veel van de verzorgingshuizen die bij Evean horen, hebben een religieuze of politiek-gekleurde achtergrond; katholiek, zoals het Korthagenhuis, protestant, humanistisch, socialistisch. Zo’n identiteit willen we alleen maar versterken, we willen aan de verschillende locaties
De cliëntenraad De cliëntenraad is een wettelijk verplicht orgaan, dat bestaat uit zeven personen, vijf bewoners en twee klantenpashouders. De raad kan het management adviseren over zaken die de bewoners direct aangaan. Vaak gaat het om praktische ideeën om het leven in het Korthagenhuis aangenamer te maken. Zo heeft de raad er bijvoorbeeld voor gezorgd dat er een naaister beschikbaar is voor mensen die zelf niet meer hun kleren kunnen herstellen, en dat de gebruiksaanwijzing bij de telefoon
veel ruimte bieden voor ondernemerschap. Een huis moet passen bij een identiteit. Op die manier kunnen bewoners ook het best de eigen regie over hun leven blijven voeren.’ Welke politieke kleur hebt u? ‘Ik stem Partij van de Arbeid, en ben al sinds mijn 16e jaar vegetariër. Ik voel mij verantwoordelijk voor de publieke zaak. Door de vergrijzing zal de zorg alleen maar belangrijker worden. Van huis uit heb ik wel zorg meegekregen, maar op een andere manier; mijn vader was tuinman, mijn moeder zorgde voor de kinderen.’ Wat vindt u het leukst in uw werk? ‘Ik vind het leuk om met politici, maatschappelijke organisaties en verzekeraars om de tafel te zitten, wat ik ook vaak doe. Ik ben van de grote lijnen, afspraken maken met gemeentes, verzekeraars, dat soort dingen.’ Wat stoort u het meest? ‘Ik houd niet zo van de regels uit Den Haag. Organisaties als de onze gaan gebukt onder enorme administratieve lasten, voor alles moeten we een formulier invullen. De overheid is veel te gericht op producten, maar vergeet
in de lift is aangepast. Op initiatief van mevrouw Wuisman, een van de leden van de raad, is het sinds 1 oktober 2006 mogelijk een verjaardagsontbijtje aan te bieden aan wie dat leuk vindt. Om de cliëntenraad meer bekendheid te geven, sturen de leden namens de raad een kaart naar jarige bewoners. Twee keer per jaar is er een bewonersvergadering, en er is een dag van de cliëntenraad ingesteld, elke tweede donderdag in februari. Dit jaar was er koffie met gebak, en gaf iemand een lezing over het gebruik van de chipknip. Daarna was er een optreden
dat het over een groot geheel gaat, een keten. Iemand die in het ziekenhuis wordt opgenomen, moet daarna worden verpleegd en heeft later weer andere hulp nodig. Dat kan je alleen goed organiseren als je het decentraal doet.’ Wat is uw grootste wens voor Evean en het Korthagenhuis? ‘Ik wens dat elk huis van Evean zijn eigen identiteit en zijn eigen karakter behoudt. Evean wil geen McDonalds voor de ouderenzorg zijn, ieder heeft zijn eigen smaak. Verder wens ik dat de zorg voor kwetsbare groepen hoog op de maatschappelijke agenda blijft staan. We moeten niet terug naar de armenzorg, maar moeten alles op alles zetten om solidariteit te stimuleren.’ U rijdt in een auto met chauffeur, waarom eigenlijk? ‘Ik rijd veel door Nederland, want Evean is een landelijke organisatie. Ik moet dus ook veel in Drente zijn, of in Groningen. Als ik op een dag meer dan vier uur in een auto zit, huren wij een studentenchauffeur, zodat ik kan werken in de auto. Gemiddeld is dat twee keer per week. Als ik op het hoofdkantoor in Amsterdam Noord moet zijn, kom ik gewoon op de fiets.’
van een Amerikaanse linedance groep, en tot slot een diner, met stoofaal! De cliëntenraad is ook betrokken geweest bij de fusie met Evean. ‘Dat is zó groot, eigenlijk vinden we dat niet zo prettig’, zegt mevrouw Essink. Het is de bedoeling dat er op termijn een regionale cliëntenraad ontstaat, waarin vertegenwoordigers van de diverse verzorgingshuizen zitten. De cliëntenraad van het Korthagenhuis vindt dat geen goed idee. ‘Alleen wij weten wat in dit huis gebeurt, en aan die identiteit zijn we gehecht’, zegt mevrouw Essink. ‘Het is óns huis.’ 11
Ruben en Jaap van de technische dienst: ‘Je bent het kind van de mensen’, zegt Jaap van den Berg van de technische dienst. ‘Wij worden altijd met open armen ontvangen, niemand wordt ooit boos.’ Zijn collega Ruben Brunst knikt. ‘Je kunt echt iets goed doen voor de ouderen. En als je iets goed doet, ben je toch gelukkig?’
12
Ruben weet je soms pas bij de begrafenis hoe groot de familie eigenlijk is. En als de kinderen bij Jaap informeren hoe het nou met vader is, wil hij wel eens uit zijn slof schieten. ‘Als je nou wat vaker komt, dan weet je het zelf.’ Ja, hij mag zich nergens mee bemoeien, hij weet het. Maar die onverschilligheid maakt hem kwaad.
‘De bewoners hiero zijn zó attent, als ze horen dat een van mijn zonen jarig is, word ik binnen een half uur bedolven onder het snoep. En als je dan ziet hoe weinig bezoek sommige mensen krijgen, snerpt dat door m’n ziel. Daarom werk ik graag voor ze. Je bent een beetje hun kind.’
Portret van mevrouw Out, klantenpashoudster
‘We maken elke dag iets geks mee’ Aan het eind van de gang schalt de muziek door de grote ruimte die vol staat met stellages vol blikken verf, gereedschap en bouwmaterialen. De blondgelokte Jaap van den Berg haalt koffie, zet het geluid wat zachter, en gaat er lekker voor zitten. Samen met Ruben Brunst en, sinds een paar maanden, Matthieu la Rooij, is Jaap verantwoordelijk voor de technische dienst van het Evean Korthagenhuis. ‘We doen alles wat facilitair is’, legt hij uit. ‘Alle storingen in en om het huis komen bij ons. Likje verf voor de garage, vuil ophalen, ‘t kan allemaal.’ Leuk werk, vinden Jaap en Ruben, en niet alleen omdat ze beiden erg handig zijn. Het zijn vooral de bewoners die het ‘m doen. ‘Voor oudjes heb je een ander gevoel, weet je’, zegt Ruben. ‘Het is anders met ouderen’, vindt ook Jaap, die lang in de bouw werkte voordat hij zes jaar geleden bij het Korthagenhuis kwam. ‘Het is zo dankbaar wat je doet. Laatst nog was er een vrouw die bang was dat d’r douche kapot was. Die douchekop kun je namelijk draaien, en blijkbaar was die kop verdraaid. Ik ben er meteen even heengegaan, en heb die kop weer teruggezet. Dan zijn ze zo intens blij. Het is een futiliteit, maar met heel grote betekenis. Ik doe alles voor ze. Ik maak hun bril, hun schoenen, hun wandelstok, hun rollator en ook de tv als het moet.’
‘Alsof ik de hele dag aan het hobbyen ben’, zegt Jaap. Ruben knikt. ‘Stress heb je hier niet zo snel. Ik kan me niet herinneren wanneer ik me voor het laatst heb ziek gemeld.’ Het enige wat de mannen eigenlijk echt stoort is de manier waarop sommige familieleden met hun oudere vader of moeder omgaan. Volgens
Amsterdamse humor Het is niet alleen de dankbaarheid, het is ook de humor die het werk zo leuk maakt, zeggen Jaap en Ruben. Jaap zelf is goed van de tongriem gesneden - ‘ik heb wel eens een te grote mond’ - en ook Ruben houdt wel van de soms wat ruwe Amsterdamse galgenhumor. Ook de bewoners kunnen ontzettend grappig zijn, weten de technici. Zoals de vrouw die aan Jaap vroeg wat hij aan het doen was toen hij de gang schilderde. ‘Ik zeg tegen die mevrouw: “We gaan schaatsten”. Ze loopt door, en antwoordt met een luide stem: “De winter komt ook steeds vroeger”. Kijk, dan kan je ons wegdragen!’ Of neem die keer in de lift. Jaap stapt naar binnen en ziet een bewoner met zijn zoon staan. Hij kent de vader goed, maar de zoon niet. De man stelt zijn zoon voor. ‘Die zoon geeft me een hand en zegt: “Ik heet Piet”. “Ben je niet wat vroeg dit jaar?” vraag ik. Kijkt die zoon z’n vader boos aan, maar die begint te lachen. Pa noemt mij namelijk al jaren Sinterklaas!’ Biertje? ‘Eigenlijk maken we elke dag wel iets geks mee’, zegt Ruben. Vooral verstoppingen leiden vaak tot hilariteit. ‘Verstopping heb je in alle soorten en maten. We halen met de plopper hele soepballen naar boven. “Was de soep
lekker?” vraag je. “Nou nee, niet zo vandaag”, krijg je dan te horen. Of je vraagt of mevrouw onlangs nog een bloemetje heeft gekregen. “Nee, ik heb al weken niks meer staan”. Blijkt weer een hele bos door de gootsteen geduwd.’ Eén keer vonden de jongens van de technische dienst tussen het huisvuil een verpakking van een vibrator. ‘Dan vraag je je toch even af van wie die zou zijn.’ En dan is er natuurlijk de drank. ‘Hoe vaak ik niet te horen krijg: “biertje, Jaap? Borreltje cola, Jaap? Citroen, brandenwijn, jenever, noem maar op. Er stonden een keer drie kratten bier in de douchecel van een bewoonster. “Drinkt u dat allemaal zelf op?” vroeg ik nog. “Elke ochtend één jongen. En ‘s middags nog één.” En die vrouw was 92!’ Altijd vrolijk Nee, niets menselijks is het Korthagenhuis vreemd. Misschien dat Jaap en Ruben er daarom ook zo aan zijn verknocht. Het werk is leuk, en de sfeer is goed. Zeker op de werkenden gang waar bijvoorbeeld ook de keuken is, en de linnenkamer. ‘Ja, zo noemen we dat, de werkenden gang’, grapt Jaap. ‘Je hebt de kantoorgang en de werkenden gang. Daar zitten ze op hun stoel en hier wordt gewerkt.’ Ruben vindt dat de collegialiteit op de gang groot is. ‘Mijn werkdag begint altijd vrolijk.’
Tot haar verbazing kwam bijna acht jaar geleden plotseling een woning vrij in verzorgingshuis De Kimme. ‘Een mooi appartement hoor, zeker als je nog goed bent. En de hulp is prima.’ Toch is mevrouw Out regelmatig te vinden in het Korthagenhuis waar zij als klantenpashoudster woensdag meedoet aan de bingo, vrijdag meezingt met de zangclub, en zondag als het kan de dienst bijwoont. Dan blijft ze ook eten. ‘t Is hier smakelijk.’
Mevrouw Out werd in 1918 geboren in de Huydencoperstraat in Amsterdam als oudste van zes kinderen. Haar vader was bedrijfsleider, haar moeder zorgde voor het gezin. ‘Een strenge vrouw hoor’, zegt mevrouw, ‘veel jeugd heb ik niet gehad. Maar dat kwam ook omdat mijn zusje Netty door polio invalide was geworden. “Goed voor je zusje zorgen”, dat hoorde ik vaak.’ Toch hield ze veel van haar ouders, Mien en Louis Pick. Hun foto’s draagt ze in het gouden medaillon om haar nek. Mevrouw Out zorgde goed voor haar zusje, en niet alleen voor haar. Eerst werkte ze als kleuterleidster, later haalde ze haar diploma voor de zwakzinnigenzorg. Na de oorlog leerde ze Wim kennen, bij het dansen op dansschool Sandman. ‘Ik danste altijd met mijn broer. De Engelse wals, die kon ik ‘t beste. Wim durfde niets te doen, hij dacht dat ik al iemand had. Bovendien was ik vier jaar ouder. Totdat we een keer tijdens het dansen van partner moesten wisselen. Toevallig had hij mij toen te pakken. Zat m’n broer met het buurmeisje opgescheept.’ Ze trouwden, en kregen samen vijf
‘Een hele steun’ kinderen. Jos, de oudste, is nu onderwijzer in Canada. ‘Ik ben er één keer heen geweest, toen heb ik heel wat afgetippeld.’ Daarna volgden vier meisjes, Trees, Ans, Mieke en Ineke. Twee dochters werken in de zorg, het zit in hun bloed. Treesje werkt niet, zij heeft het syndroom van Down. Mevrouw Out herinnert zich nog dat ze schrok toen ze het meisje voor het eerst zag. ‘Ik had zelf jaren in de zwakzinnigenzorg gewerkt, ik dacht “ik heb teveel naar die kinderen gekeken”. Onzin natuurlijk. De andere kinderen hebben er alleen maar voordeel van gehad. Je leert makkelijker geven met zo’n zusje.’ De mensen opzoeken Inmiddels is Trees 55 jaar en woont zij in Aalsmeer. Ze heeft een eigen kamer, maar gaat overdag naar het dagverblijf voor verstandelijk gehandicapte kinderen. ‘Ze trekt erg naar die kleintjes, helpt met pap geven en zo’, vertelt haar moeder. ‘’t Zit toch ook in Treesje, dat verzorgende. Ze zoekt altijd de
mensen op.’ Haar moeder heeft er veel vrede mee. ‘We hebben de andere kinderen altijd betrokken bij Trees, ook toen ze op haar 19e ergens anders ging wonen. De zorg is nu veel beter dan toen. Ze zit goed op haar plek daar, en Trees luistert inmiddels beter naar mijn dochter dan naar mij. Ik kan haar met een gerust hart achterlaten.’ Ook mevrouw Out zelf trekt graag naar de mensen. In het Korthagenhuis vindt ze “een hele steun” zegt ze zelf. ‘Je kunt hier nog eens wat lezen of doen, er zijn gemeenschappelijke ruimtes en niet alleen maar hele lange gangen.’ Gemeenschappelijke activiteiten juicht ze toe, hoe meer hoe beter. ‘Zeker als mensen op hulp zijn aangewezen, moet je ervoor zorgen dat zij aan hun trekken komen. Het kost tijd om met de stadsmobiel het vervoer te regelen, maar dat heb ik er graag voor over. Voor mij is het Korthagenhuis een dagje uit. Het kost wel wat om deel te nemen aan de activiteiten. Maar ach, je geld kan je toch niet meenemen.’ 13
Mijnheer en mevrouw Wuisman zijn meer dan zestig jaar samen Zij was bijna de jongste van acht, hij de oudste van negen. Zij is een echte “schollenkop” uit Scheveningen, hij een “jeneverneus” uit Schiedam. Ze schelen ruim vier jaar, zij is ouder, en volgens hem wat optimistischer van aard dan hij. Volgend jaar hopen zij zestig jaar te zijn getrouwd.
‘Kerk is in liefde bij elkaar zijn’ Toen mijnheer Wuisman, 22 jaar oud, op kamers ging wonen bij een hospita, zag hij de jonge dochter eigenlijk niet staan. ‘Is Miep niets voor je?’ vroeg een vriend, maar hij haalde zijn schouders op. ‘“Die dikkerd?” antwoordde ik. Ik had er helemaal geen kijk op.’ Zijn frêle vrouw glimlacht. ‘Toen werd ik ziek, geelzucht. En hij las mij voor.’ Twee jaar duurde de verkering, daarna trouwden zij, in 1948. Drie cent per gesprek Aanvankelijk bleven ze in Den Haag wonen, waar hij werkte bij de politie, en in de avonduren zijn HBS-diploma haalde. Mevrouw Wuisman had een rijke vriendenkring en speelde graag toneel. Voor haar huwelijk werkte ze op kantoor bij de PTT, op wat toen de TICO heette, de telefoonincasso. ‘Drie cent per gesprek, ik weet het nog. Maar dat was voor de oorlog hoor.’ Mijnheer Wuisman belandde uiteindelijk in het maatschappelijk werk. In 1952 kon hij aan de slag bij de toenmalige Sociale Dienst in Amsterdam. ‘Ik vond het verschrikkelijk om naar Amsterdam te moeten verhuizen’, ver14
telt mevrouw openhartig. ‘Ik kende niemand! We kwamen terecht op een bovenetage aan de Orteliuskade, en daar zat ik met een zoon van drie, een dochter van twee én een tweeling in de wieg! De kinderwagen stond in de stalling op het Mercatorplein, en als ik ergens heen moest, zette ik de kinderen één voor één op straat.’ Het was een drukke tijd, met weinig ruimte om te genieten. ‘Ik hield zo van die kinderen, zo’n kinderhandje in je hand, ik voel het nóg. Maar een tweeling is vooral leuk voor een ander. Beneden ons woonde een gezin met acht kinderen, sommigen al wat groter. Ik vroeg een keer aan de onderbuurvrouw of iemand een avond kon oppassen, zodat ik er ook even uitkon. Maar niemand mocht komen. “Een katholieke moeder hoort bij haar gezin”, zei ze tegen mij. Ik vond het geen leuke tijd.’ In liefde bij elkaar zijn Van Paul kon ze wel echt genieten. Paul was een nakomertje, en anders dan de andere kinderen. Zijn vader kreeg niet goed vat op hem, ‘hij deed zijn eigen dingen’. De jongste zoon
volgde geen opleiding als de andere kinderen, en had veel verschillende banen. Liefdevol vertelt mijnheer Wuisman dat hij zich daarover wel eens wat zorgen maakte, ‘maar zo was hij. Paul was Paul.’ Zeven jaar geleden stierf Paul, plotseling. Zijn portret staat op het dressoir. ‘Op de begrafenis waren zoveel mensen, zoveel verschillende mensen ook, daaruit bleek wel hoe geliefd Paul was’, herinneren zijn ouders zich. Mevrouw laat het boek zien dat speciaal ter herinnering aan Paul werd samengesteld. Het was geen katholieke uitvaart, Paul was allang nier kerkelijk meer. ‘Maar wat is kerk?’ vraagt zijn moeder retorisch. ‘Kerk is in liefde bij elkaar zijn. Zo is hij begraven, in liefde.’ Dat besef van liefde verzacht het verlies. Een beetje. Zo lang mogelijk zelfstandig Sindsdien veranderde er veel in het leven van mijnheer en mevrouw Wuisman. Hoewel ze heerlijk woonden in hun ruime vijfkamerflat in Molenwijk, begonnen de jaren te tellen. ‘Mijn laatse baan was secretaris van de Commissie Opneming Bejaarden zoals
dat toen heette’, vertelt mijnheer Wuisman. ‘Ik vond destijds al dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig moesten blijven wonen. Mijn maatschappelijk werkers meldden wel eens iemand aan die ik dan eigenlijk nog te goed vond. Nu gaat het om aanmerkelijk zwaardere gevallen. Je komt nu zo makkelijk zo’n huis als dit niet meer in.’ Via zijn werk kende hij het Korthagenhuis wel. ‘Het had een goede naam, en het was katholiek, dat speelde toch ook wel een beetje een rol.’ Vier jaar geleden verhuisden ze, eigenlijk tegen de zin van mevrouw. ‘Ik moest erg wennen’, geeft ze toe, ‘daarom was ik in het begin ook een beetje recalcitrant.’ ‘Ik moet het soms tegen mijzelf zeggen dat ik de zorg echt nodig heb’, geeft mijnheer Wuisman toe. ‘Thuis was het vrijer. En ik ben een beetje een eigen-
heimer, ik heb niet zo’n behoefte aan allerlei activiteiten. Ik luister liever naar muziek, de Romantiek, Mozart, Mendelssohn. Maar ook de perioden daarna, Mahler bijvoorbeeld. We mochten allemaal een wens doen in het kader van het 35-jarig bestaan. Ik heb een concert van Wibi Soerjadi gevraagd.’ Waarom zo’n haast? ‘Je weet wel dat je de zorg nodig hebt, maar het is een hele overgang’, vervolgt mevrouw. ‘De sfeer in dit huis is goed, maar er is niks zo lastig als oude mensen, ze zijn zó ongeduldig! Dat zie je vooral bij de lift, daar worden hele oorlogen uitgevochten. “Hebt u soms een kind aan de borst”, vraag ik wel eens. “Waarom dan toch zo’n haast? U hebt alle tijd!” Ook reageren bewoners zich wel eens af op de ver-
zorgenden en dat kan echt niet, vind ik. De zorg is hier heel goed. Het is ook een geruststelling voor de kinderen dat we hier wonen. En niemand hoeft zich hier te vervelen, want er is elke middag wel wat te doen.’ Zelf zit mevrouw Wuisman in de cliëntenraad, en in het restaurantproject. ‘Veel mensen willen graag een vaste plaats in het restaurant’, legt ze uit. ‘Dat gaan we nu proberen te organiseren.’ Ook brengt zij iedere nieuwe bewoner een bloemetje. ‘Ik laat iemand eerst even een dag bijkomen van de verhuizing, en dan ga ik langs om welkom te heten. Ik houd ervan bezig te blijven, dat is mijn kantoormeisjesmentaliteit. En ik sla elke dag nog even mijn been over de barre in de gang.’ ‘Ja’, knikt haar man bevestigend, ‘ze is heel lenig. Daarom heeft zij een balletvoorstelling gewenst. Zij wil springen.’
God laat mensen nooit alleen werkt. ‘Ik kwam dat huis binnen en dacht “dit is het”’, vertelt Hendriks. ‘Ik zag hoe mensen daar echt direct contact hadden, van hart tot hart.’ Hij liet zich omscholen tot activiteitenbegeleider, maar voelde dat er iets ontbrak. Onverwacht, tijdens de Eucharistieviering, hoorde hij een boodschap. “Jij moet iets doen voor de Kerk” luidde die. Elke keer kwam dat gevoel terug, iets te moeten doen voor de Kerk. Na een tijd van zoeken en vooral praten kwam uit onverwachte hoek het antwoord: Diaken. René Hendriks is geestelijk verzorger van het Korthagenhuis en werkt daarnaast als Diaken in de parochie van de Heilige Augustinus in Amsterdam Noord. Hij is getrouwd met Hannie, en heeft twee kinderen, Marissa en Nando. ‘Wij hebben een verrijzenisgeloof. God laat mensen nooit alleen in hun nood, Hij laat de mens niet los.’ Pastor Hendriks is geroepen. Het was een aantal jaren geleden, hij werkte als commercieel medewerker bij een groot bedrijf, en ging een dag mee met zijn vrouw, die in een verpleeghuis
Hendriks is Diaken. Dat is een speciaal ambt in de Rooms Katholieke Kerk dat ook openstaat voor gehuwde mannen. Een Diaken volgt een opleiding aan het seminarie. Hij mag verschillende sacramenten bedienen, zoals bijvoorbeeld het heilig doopsel en het sacrament van het huwelijk. Het grootste deel van zijn werk bestaat uit luisteren. ‘Ik luister waar bij mensen het geluk ligt, en waar de pijn.’ Ook zoekt hij de geloofsbeleving van bewoners en parochianen, hoewel een rotsvast Godsvertrouwen voor hem geen voorwaarde is om met elkaar in gesprek te gaan. ‘Diaken betekent dienaar’, legt de Pastor uit. ‘Ik ben er voor iedereen,
ook voor andersdenkenden of niet gelovigen, en die zitten met dezelfde vragen.’ Dood en eenzaamheid zijn onderwerpen die vaak tijdens de gesprekken in het Korthagenhuis terugkomen. Mensen informeren bij de Pastor of wat zij vroeger als kinderen leerden wel klopt. ‘Veel mensen zoeken naar opluchting, en ik wil hen daar graag bij helpen. Ons geloof is een hoopvol geloof, de opstanding staat centraal. Het is een verrijzenisgeloof. God laat mensen nooit alleen in hun nood, dat vind ik het mooie. Hij laat de mens niet los, zelfs tot over de dood heen. Dat is een hoopvol teken.’ Hendriks probeert in zijn vieringen aan te sluiten bij wat bewoners herkennen, vaak van vroeger. Bepaalde rituelen heeft hij daarom in ere hersteld, zoals de viering van de Mariamaanden in mei en oktober, en de Blasiuszegen tegen keelziekten. Op Goede Vrijdag laat hij in de kapel tijdens de kruisweg dia’s van de kruiswegstaties zien. ‘Er wordt in het Korthagenhuis veel gedaan om de traditie te laten herleven. Daaraan bestaat grote behoefte merk ik. Het komt steeds vaker voor dat mensen bewust voor het Korthagenhuis kiezen.’ 15
Netty Poelwijk gelooft in de God van de vergeving
Klantenpashoudster geniet van restaurant en bingo
Melkrijst met bruine suiker én roomboter. Mevrouw Vogelaar, klantenpashoudster en lid van de menucommissie, weet nog hoe haar moeder het maakte. Binnenkort staat het op het menu van het Korthagenhuis.
‘Wie niet dood wil, zal oud ‘Motor met zijspan, zuster!’ moeten worden’ ‘Ze kookte de rijst, en wikkelde de nog hete pan daarna in een dik pak kranten. Dat pakket legde ze in bed, met een kussen er bovenop. Zo werd de rijst gaar. Hoe lang dat duurde, weet ik niet meer, maar als we gingen eten, was de rijst nog lekker warm.’ Veel bewoners zullen het menu waarderen, denkt mevrouw Vogelaar, want ze kennen het nog, van vroeger. ‘Hoewel al het eten in dit huis goed is. Zeker de kippenpoten, daar zijn mijn man en ik dol op.’ Menucommissie Het restaurant is een van de redenen waarom mevrouw Vogelaar en haar man klantenpashouders van het Korthagenhuis zijn geworden. Ze komen elke zondag en op feestdagen eten. Daarnaast spelen ze graag bingo, en laten ze hun belastingformulieren invullen door de zogeheten formulierenbrigade. In de menucommissie zitten naast mevrouw Vogelaar ook bewoners en medewerkers van het Korthagenhuis. Eens in de maand bespreken zij samen met de kok wat er de komende maand op tafel komt te staan. ‘En dan controleren we ook of er bijvoorbeeld genoeg variatie is, zodat er niet twee keer per week andijvie wordt geserveerd.’ 16
Echt een uitje Mevrouw Vogelaar en haar man wonen in een seniorenflat in AmsterdamNoord, in de buurt van het vroegere Jeugdland. Omdat zij slecht ter been is, rijdt haar man haar heen en weer naar het Korthagenhuis. ‘Echt een uitje’, noemt mevrouw Vogelaar haar bezoekjes. ‘En mijn man steunt me daar in. Ik wil nog zo graag van alles doen, maar mijn lichaam remt me af, dat vind ik wel eens lastig. Dan is het fijn ergens naar toe te kunnen.’ Hoewel ze zelf niet in een verzorgingshuis woont, is de zorg voor ouderen mevrouw Vogelaar niet vreemd. Zelf werkte ze vanaf haar 18e in de verpleging, en ook na haar huwelijk bleef ze actief, met een korte onderbreking rond de geboorte van haar dochter. Ze haalde als een van de eersten verpleegkundigen haar “bejaardendiploma”, en werkte de laatste jaren van haar arbeidzame leven op de geriatrische en psychiatrische afdeling van de Willem Arntz stichting in Utrecht. In die stad begon ze ook haar carrière, in 1948, in het militair hospitaal van het Rode Kruis. ‘Daar werden nog gewonde soldaten uit de oorlog verpleegd’, herinnert zij zich. ‘Jonge jongens met een dwarslaesie die volledig
verlamd waren. Als zij moesten plassen, riepen ze door de zaal: “Motor met zijspan, zuster!” En dan moest ik snel de po brengen.’ In het militair hospitaal haalde mevrouw Vogelaar ook haar rijbewijs, op verzoek van de internist. ‘Dat was een beetje een arrogante man die graag rondgereden wilde worden door een vrouwelijke chauffeur’, lacht ze. ‘Ik herinner me nog een parade op het Malieveld waar prins Bernard de troepen begroette. Ik kon het terrein niet goed bereiken, maar de dokter zei dat ik overal gewoon dwars doorheen moest rijden. Ik reed dus door, de dokter ging heel gewichtig rechtop in de auto staan, en salueerde voor de prins.’ Eigenlijk had mevrouw Vogelaar zelf graag dokter willen worden, het liefst kinderarts, of anders dierenarts. ‘Ik riep het al als kind, ik wil dokter worden!’ Dat het zover niet kwam, had te maken met de zorg voor haar moeder die tijdens de geboorte van haar jongste zoon in het eerste oorlogsjaar een niervergiftiging opliep. ‘Mijn moeder was sindsdien heel kwetsbaar, en dat betekende dat ik als oudste dochter veel van de zorg voor mijn ouders en mijn twee jongere broertjes moest overnemen. Ja, ik ben wel door het stof heen gejaagd.’
‘Er is maar één God. Stel je voor dat je boven komt en het blijken er opeens vier te zijn.’ Netty Poelwijk moet er om glimlachen. Hoewel ze zelf nog steeds actief belevend katholiek is, hoopt ze dat er na de dood “iets” is voor iedereen. Nee, geen hel, en ook geen vagevuur. Dat zegt ze ook altijd tegen bewoners die aan haar vragen hoe het zal zijn, na hun dood. ‘U hoeft niet bang te zijn, zo slecht bent u niet geweest.’ Netty is al 22 jaar vrijwilliger in het Evean Korthagenhuis. Ze helpt bij de bingo, gaat mee met uitjes, en werkt regelmatig in de kapel. ‘We werden destijds als vrijwilligers geronseld in de Salvatorkerk hier in Noord’, vertelt ze. ‘In het begin haalde ik mensen op van hun kamer om naar een voorstelling of activiteit te gaan, en hielp ik bij het schenken van koffie en thee. Daarna kwamen de dagjes uit erbij, en pas veel later ook de kapel.’ Leven na de dood Vroeger werden de diensten in de grote zaal gehouden, maar sinds de verbouwing in 1994 beschikt het Korthagenhuis over een eigen kapel. Onlangs nog werden er nieuwe stoelen geplaatst, die mooi kleuren bij het kunstwerk van de beeldend kunstenaar Henk Potter. De stoelen zijn wel wat groot, zodat het zondagochtend nog een heel geschuif is om plaats te maken voor een paar rolstoelen. De rollators moe-
ten op de gang blijven staan. De zondagse dienst wordt uitgezonden via het interne televisienetwerk, zodat ook bewoners die niet naar de kapel kunnen of willen komen de dienst kunnen volgen. Als er communie is, gaan de vrijwilligers met de Hostie de kamers langs. Soms vraagt een bewoner na afloop aan Netty wat ze zelf eigenlijk gelooft, en of er leven is na de dood. ‘Mensen van negentig zijn nog in een heel strakke katholieke kerk opgevoed’, weet Netty. ‘Vroeger werden de mensen toch wat banger gemaakt. Ik probeer die angst altijd een beetje weg te nemen. “U hoeft niet bang te zijn”, zeg ik dan. “Zo slecht bent u niet geweest.” En ik vertel ook altijd dat mensen die zijn gestorven er altijd vredig uitzien. Dan kan het daarboven niet slecht zijn. Het is daar gewoon goed, waar het ook is.’ Goed zonder geloof Dat het van oorsprong katholieke
Korthagenhuis zijn deuren opent voor anders gelovigen, vindt Netty goed. ‘Steeds minder mensen kiezen voor een huis op grond van het geloof alleen, en daar heb ik geen moeite mee. De kerken stromen leeg, zo simpel is het. En volgens mij kun je evenzeer goed zijn zonder geloof.’ Zelf kerkt ze nog heel trouw. ‘Ik sla niet graag een zondag over. Het geloof zit zo in je, het hoort bij mij.’ Het gaat Netty vooral om het gevoel van gemeenschap, het gevoel van erbij horen en er voor elkaar zijn. Wat dat betreft is ze blij dat de Salvatorkerk goed contact heeft met de vrijzinnige Turkse moskee. Ze ziet ook best overeenkomsten tussen de meer vrijzinnige vorm van de islam en het katholieke geloof. ‘In deze moskee zijn ook speciale groepen voor vrouwen en kinderen, net als bij ons. Binnen de islam bestaan grote verschillen, maar dat is in de christelijke kerk ook zo. De katholieken hebben een toch wat opgewektere God dan de protestanten bijvoorbeeld, in het katholieke geloof is er altijd vergeving.’ En uiteindelijk, zegt Netty Poelwijk, is er maar één God. ‘Stel je voor dat je boven komt en het zijn er vier!’ Waardering voor vrijwilligers Het gevoel van gemeenschap dat haar aan de kerk bindt, bindt haar ook aan het Korthagenhuis. Als vrijwilligster voelt ze zich er helemaal bij horen. ‘Het is echt een leuk huis, we hebben het gezellig samen. Mensen waarderen de vrijwilligers, ook het personeel en het management. We mogen mee op het personeelsuitje, en wij krijgen ook een kerstpakket. Daaruit spreekt waardering.’ Of ze zelf ooit voor het Korthagenhuis kiest, weet ze nog niet. Het liefst blijft ze, zoals bijna iedereen, zo lang mogelijk zelfstandig wonen. ‘Ik ben nu 63, en mijn moeder is 93 geworden. Dus wie weet mag ik nog even. Het lijkt me moeilijk als je op een gegeven moment niet meer kunt lopen, niet meer zelf naar buiten kan. Het lijkt me lastig altijd iets aan een ander te moeten vragen. Aan de andere kant wil ik niet dood. En wie niet dood wil, zal oud moeten worden.’ 17
Turkse vrouwen ontmoeten elkaar in het Korthagenhuis Misafirhane betekent gasthuis. In het oude Turkije konden reizigers die lang onderweg waren hier gratis eten en overnachten. Misafirhane is ook de naam van de dagopvang die in het Korthagenhuis wordt georganiseerd voor Turkse vrouwen. Onder begeleiding van de Turkse Neriman Üre en met hulp van kokkin Sunay Civiç brengen de vrouwen een dag door met fitness, eten, praten en bidden.
‘Waarom krijgen we in Nederland altijd maar één koekje?’ De eerste keer dat ze kwam, vond ze het doodeng. ‘Ik durfde zelfs niet in de bus te stappen. Ik was bang dat ik niet meer terug zou komen, en ben bij elke deur gaan staan, steeds klaar om weg te gaan. Na de rondleiding was ik gerustgesteld. Ze hebben laten zien dat alles Halal was, de keuken, en de toiletruimte. En we kunnen fitnessen onder begeleiding van een vrouwelijke fysiotherapeut.’ Alleen in de film Op een donderdag in mei zitten zes Turkse vrouwen gezellig rond de tafel in hun eigen ruimte op de achtste verdieping van het Korthagenhuis. Aan de muur hangt een groot geweven tapijt waarop de Aya Sofia, de beroemde moskee uit Istanbul, is afgebeeld. Eén vrouw ligt een beetje ziek op de bank te slapen, de anderen vouwen maken dolma van de kool die Neriman heeft meegenomen uit haar eigen moestuin. Ze praten in rap tempo door elkaar heen, over hun dochters 18
en zonen, schoonmoeders, en hun Nederlandse buren. ‘De eerste keer dat ik in Nederland kwam, vond ik het zó mooi’, vertelt Fatma Demir. ‘Ik landde op Schiphol, het was een heldere dag, en ik zag dat prachtige landschap, al die boerderijen, die vierkante lappen grond. Zoiets had ik alleen in de film gezien.’ ‘Maar het was geen film’, schampert Ayse Aydogan. ‘Zeker niet in Veenendaal waar ik kwam te wonen. Ik nodigde op een dag mijn buren uit om te komen eten. Zij namen ongevraagd hun hond mee. Ik gaf hen eten, zij gaven dat aan hun hond.’ De vrouwen reageren vol afschuw op het verhaal. Zomaar een hond meenemen, is volstrekt niet acceptabel in Turkije. ‘Ik weet nog dat ik voor het eerst bij mijn Nederlandse buren op bezoek ging’, verhaalt Zeynep Öztürk. ‘Ik kreeg keurig een kopje thee, en één koekje. Dat begrijp ik niet. Waarom geven jullie Nederlanders maar één koekje?’
Iedereen mag blijven eten Gastvrijheid is voor Turken vanzelfsprekend. Iedereen mag blijven eten, iedereen mag blijven slapen. Nederlanders verstaan iets anders onder gastvrijheid, weten de Turkse vrouwen inmiddels. Ze wonen allemaal al jaren hier, sommigen al bijna dertig jaar. Toch is geen van hen de taal machtig. Decennia lang hebben ze zich opgesloten in hun eigen huis en hun eigen gezin. Ze kwamen weinig buiten, en hadden niet of nauwelijks contact met anderen. Dat heeft bij velen geleid tot lichamelijke en psychische klachten. ‘Deze allochtone vrouwen hebben weinig aandacht van de gemeenschap gekregen’, vertelt Neriman Üre, die betrokken was bij de oprichting van Misafirhane en nu de groep begeleidt. ‘Hun mannen hebben altijd gewerkt, maar zijn nu verdwenen van de arbeidsmarkt. Veel cliënten zijn weduwe, en hebben nooit voor zichzelf gezorgd. Het was altijd de bedoeling terug te keren naar Turkije, en hun
mannen regelden verder alles. De eenzaamheid is groot. Wij proberen deze vrouwen uit hun isolement te halen, en hun fysiek en sociaal te ondersteunen.’ Oorspronkelijk was het de bedoeling dat vooral vrouwen ouder dan 45 jaar aan het programma zouden deelnemen. ‘Maar door ervaring weten we dat ook jongeren behoefte hebben aan dit soort activiteiten’, zegt Neriman. ‘Onze jongste deelneemster is dertig jaar.’ Vanaf september is het gasthuis vijf dagen per week open en kunnen er per dag maximaal elf vrouwen langskomen. De kosten voor deelname worden betaald uit de AWBZ. Waar zijn de jaren gebleven? ‘Ik was 18 toen ik in Nederland kwam, het was in 1970’, vertelt Hatice Yücel, terwijl ze handig en vlug de laatste dolma vult. ‘In al die jaren heb ik nooit de taal geleerd. Waarom ben ik niet naar school gegaan, waarom heb ik niet gewerkt? Ik kon goed leren, en mijn man stimuleerde mij ook wel. Ik kreeg vier kinderen, het leven ging voorbij. Soms vraag ik me af waar al die jaren zijn gebleven.’ Veel vrouwen herkennen haar relaas. Ongemerkt is een groot deel van hun leven aan hen voorbij gegaan. Gelukkig hebben ze elkaar, zeggen ze. ‘Misafirhane is onze redding’, zegt Fatma. ‘Hier zie ik mijn vriendinnen.’Dat de Turkse vrouwengroep is ondergebracht in een Nederlands verzorgingshuis, is opmerkelijk. In Turkije is het namelijk gebruikelijk dat de familie zorgt voor de ouderen. ‘Een bejaardenhuis is echt een cultuurkwestie’, zegt Neriman. ‘Kinderen moeten voor de ouderen zorgen. Ik moet er zelf ook niet aan denken dat
mijn moeder naar een bejaardenhuis gaat.’ Toch zal dat veranderen, verwachten de Turkse vrouwen. ‘Mijn generatie is al anders dan de vorige, en mijn kinderen zullen weer anders in deze maatschappij staan’, legt Neriman uit. ‘Toen ik naar Nederland kwam, nu 19 jaar geleden, stimuleerde mijn schoonmoeder mij naar school te gaan, de taal te leren, en te gaan werken. Zo kwam ik in de zorg terecht. Toch hecht ook ik aan mijn eigen cultuur. En zeker als ik ouder word, hoop ik dat mijn kinderen mij opvangen zoals mijn schoonmoeder mij heeft opgevangen. Of dat er tegen die tijd een Turks verzorgingshuis is.’ De vrouwen knikken. ‘Aparte opvang is echt nodig’, vinden ze allemaal. ‘We kunnen het niet samen doen. Onze gewoonten, het eten, de taal, en de religie lopen te veel uiteen.’ Het liefst zou Neriman een groot gezondheidscentrum opzetten, speciaal voor allochtonen. ‘Eén plek waar mensen niet alleen met hun medische
vragen kunnen komen, maar waar ze ook formulieren kunnen invullen, en andere maatschappelijke problemen kunnen bespreken. Een centrum mét een tuin. Want dat missen we hier een beetje. We zouden zo graag naar buiten kunnen gaan.’ Van twee kanten Als de dolma klaar zijn, dekken de vrouwen de tafel. Sunay Civiç, de kokkin, zet soep, brood en sla op tafel. De vrouwen heffen hun handen en sluiten hun ogen. Ze bidden hardop, en danken hun Allah. ‘Weet je wat ik zo erg vindt’, zegt Zeynep opeens hardop. ‘Dat we soms zolang moeten wachten op de lift. Dan staren de mensen ons aan. Sommigen groeten niet eens.’ ‘Maar dat ligt ook aan onszelf’, reageert Ayse. ‘Wij moeten ons ook aan hen voorstellen. Het moet van twee kanten komen.’ De namen van de deelneemsters van Misafirhane in dit verhaal zijn uit privacy-overwegingen gefingeerd.
19
Vrijwilliger Rob Matthesius
Onderdeelcommissie maakt zich sterk voor leuk werk
Met engelengeduld en een opgeruimd humeur helpt Rob Matthesius een aantal bewoners bij het instappen in het busje. Het is weer tijd voor een visdag. ‘De eerste keer dacht ik dat ik een mannenclub zou begeleiden’, glimlacht hij. ‘Bleken het allemaal vrouwen te zijn!’
‘De voelsprieten van de OR.’ Zo typeert Marja den Ouden het werk van de onderdeelcommissie die sinds januari 2007 nieuw leven is ingeblazen. De leden van de commissie willen weten wat er leeft onder het personeel, en maken zich sterk voor verbeteringen. Grootste succes tot nu toe: nieuwe mondstukken voor de stofzuigers.
Rob woont met zijn vrouw Elly al 36 jaar in een flat vlakbij het Korthagenhuis. Toen de woning destijds werd opgeleverd, konden zij hemelsbreed uitkijken over half Noord Holland. Inmiddels nemen volwassen bomen het uitzicht, althans in de zomer. Toen Rob op z’n 58e met de VUT ging, had hij geen zin de hele dag van het prachtige uitzicht te genieten. Daarom werd hij vrijwilliger. ‘Ik heb altijd veel voor mijn werk gereden, ook in grotere auto’s’, vertelt hij in zijn gezellige huiskamer. ‘Het leek me leuk iets te doen voor ouderen en op die manier een andere wereld te leren kennen.’ Hele levensverhalen Dat was nu bijna vier jaar geleden. Inmiddels is Rob een bekend gezicht in het huis. Hij gaat mee op reisjes, begeleidt bewoners bij uitstapjes naar Artis, en gaat altijd graag mee vissen. Leuk zijn ook de stadsritten met bewoners die uit Amsterdam komen en even langs hun oude adres willen rijden. ‘Dan krijg je hele levensverhalen te horen.’ Een van de leukste ritten die Rob zich herinnert liep via de Vijzelgracht over het Rokin. Hij had zijn auto volgeladen met “oude meisjes” die opgewekt en opgewonden met elkaar praatten. ‘Opeens zei een van die vrouwen dat ze wel eens door de warme buurt wilde rijden. Iedereen vond het een spannend idee. Dus reed ik via de Kolksteeg over de Oudezijds Achterburgwal. De hilariteit was groot!’ Rob rijdt niet alleen, hij doet veel meer. Als er een decor moet worden gebouwd, een kerstboom moet wor20
Een kick om dingen voor elkaar te krijgen
‘Een auto vol oude meisjes’ den opgetuigd of suikerspinnen moeten worden gedraaid, is hij regelmatig van de partij. ‘Er wordt wel eens een balletje opgeworpen’, zegt hij bescheiden, ‘en dan zeg ik meestal wel “ja”. Laatst ben ik zelfs even liftboy geweest, toen de lift vastzat.’ Maar op donderdagmiddag komt hij niet. Dan heeft hij zijn “opadag” en past hij op zijn kleinzoons. Genieten Rob geniet zichtbaar van zijn werk als vrijwilliger in het Korthagenhuis. Hij
noemt de sfeer “heel goed” en voelt zich zelf ook “helemaal geaccepteerd”. ‘Ik word vreselijk verwend als vrijwilliger. Ik mag mee op personeelsuitjes, en ik krijg een kerstpakket. Dat is heel erg leuk.’ Dat iedereen een wens mag doen in het kader van 35-jaar Korthagenhuis noemt Rob een “geweldig initiatief”. Binnenkort gaat hij met een bewoner én diens dochter naar het Openluchtmuseum in Arnhem. ‘Dan rijd ik met m’n eigen auto. Zonder Tom Tom, en lekker niet over de snelweg. We gaan er een leuke dag van maken.’
Ze worstelen zich door dikke stapels papier, de dames van de onderdeelcommissie. Dat zijn, naast Marja, Paula van Stigt, Bea Brands en Aurora Doest. ‘We moeten goed op de hoogte zijn van wat er speelt binnen Evean’, legt Marja uit. ‘Elke vestiging heeft zijn eigen OR-lid, bij ons is dat Bosenna Ploeger. Zij behartigt de belangen van het Korthagenhuis in het grote geheel van de Evean groep, zij is onze motor. En wij zijn de bougies.’ Ingewikkelde zorgplannen De onderdeelcommissie lag een tijdje “op z’n gat” zoals de dames zeggen. Maar sinds januari zit er weer leven in. ‘We doen het echt samen, dat is hartstikke leuk’, vindt Bea, die in het restaurant werkt. ‘Maar het is ook best intensief. We moeten veel lezen, en daarna alles netjes kunnen uitdrukken en beargumenteren.’ ‘Het gaat ons om de werkomstandigheden in dit huis’, legt Marja uit. ‘We zijn er niet voor individuele problemen van werknemers, maar voor het collectief. Het gaat ons om de algemene arbeidsomstandigheden.’ Op dit moment bestudeert de onderdeelcommissie bijvoorbeeld wat de zogenaamde HKZ
precies inhoudt. HKZ staat voor harmonisatie kwaliteitseisen zorginstellingen, een initiatief van het ministerie uit Den Haag. ‘Dat is heel ingewikkeld, met zorgplannen en zo’, weet Paula inmiddels. ‘Alles moet op papier staan als de inspectie komt. Wij kijken als onderdeelcommissie wat de eisen zijn die het ministerie stelt en hoe die eisen zich verhouden tot de arbeidsomstandigheden in dit huis. Wij kijken dus welke middelen er nodig zijn om die kwaliteit te bieden.’ Hoge cijfers Marja, Paula, Bea en Aurora werken allemaal al jaren in het Korthagenhuis. ‘Met plezier’, knikken ze. Paula pakt het rapport Werk in beeld erbij waarin een aantal verzorgingshuizen met elkaar zijn vergeleken. Het Korthagenhuis scoorde daarin erg hoog’, zeggen de dames trots. Het ziekteverzuim is bijvoorbeeld laag. Het huis kreeg ook hoge rapportcijfers voor de organisatie (7,9) en de tevredenheid over het werk (8,4). Alleen het onderdeel “privé” scoorde wat minder. Marja legt uit dat dit vooral te maken heeft met het vakantiereglement. De onderdeelcommissie bekijkt nu hoe dat reglement
kan worden verbeterd. ‘Mensen willen meer flexibiliteit, ze willen losse dagen kunnen opnemen. En er moet meer rekening worden gehouden met de schoolvakanties. We onderzoeken nu hoe we dat kunnen helpen organiseren.’ Het is een kick om dingen voor elkaar te krijgen, zegt Paula. Zoals de vervanging van de mondstukken van de stofzuigers. Daar zaten geen wieltjes onder, waardoor het zuigen stug ging. Een aantal medewerkers huishouding kreeg rugklachten. De onderdeelcommissie bracht het probleem in kaart, en overlegde met de locatiemanager. Zij ging meteen tot actie over en zorgde voor nieuwe stofzuigermonden. ‘Het is belangrijk medewerkers bij ons werk te betrekken, want zij moeten met de ideeën komen’, zegt Paula. ‘We zullen in het personeelsrestaurant een lijst ophangen met onze vergaderdata. Het is best een klus om met goede argumenten iets voor elkaar te krijgen. Daarom moeten we echt weten wat er speelt. We kunnen niet alle problemen oplossen, maar we kunnen het wel proberen. Dat is ook onze ambitie; we willen vooral zorgen dat mensen het zo leuk blijven vinden om hier te werken.’ 21
De Salon: dagopvang voor ernstig vergeetachtige ouderen ‘Staat er nog wat in de krant?’ vraagt Margreet Jongboom aan mevrouw Faseur die op haar schoot De Telegraaf heeft liggen. ‘Dat dacht ik wel, hè’, reageert mevrouw zonder op te kijken. Door de ruimte galmt een oud Hollands wijsje. ‘t Roodborstje tikt tegen ‘t raam, tik, tik, tik. Mevrouw Faseur beweegt zachtjes haar ene hand op de maat heen en weer. Met de andere houdt ze de krant stevig vast. Ondersteboven.
In de kleine dingen zit het geluk Ans de Geus haalt diep adem en zet lekker stevig in. Een scheepje in de haven, gevuld met specerijen, ho jo ho jo ho jo. ‘Ik vind dit zulke leuke liedjes, echt waar’, glundert ze. ‘Toen we dit zongen, waren wij kinderen. En ik ben nu over de 80!’ ‘U bent 86’, zegt Margreet, terwijl ze een nieuw nummer uitzoekt. Mevrouw de Geus moet hard lachen. ‘Dat moet je niet aan iedereen vertellen, joh.’ Margreet houdt even haar hand vast, en kijkt haar aan. ‘Dan draaien we het om, en zeggen we dat u 68 bent.’
22
Vertrouwen en veiligheid Mevrouw de Geus is een van de vaste bezoekers van de Salon, de dagopvang voor ernstig vergeetachtige ouderen in het Korthagenhuis. De mensen die hier komen, wonen nog zelfstandig, en worden in de meeste gevallen verzorgd door mantelzorgers. Tenminste twee dagen, en maximaal vijf dagen per week komen de ouderen naar het Korthagenhuis waar zij onder begeleiding van Margreet Jongboom en Marieke Keizer de dag doorbrengen. ‘De doelgroep bestaat uit ouderen, die wachten op een plek in een verpleeghuis, of elders uitbehandeld zijn’, vertelt Margreet. Op een dag kunnen er maximaal tien ouderen aanwezig zijn. Zowel Margreet als Marieke hebben bewust gekozen te werken met deze groep ernstig vergeetachtige ouderen. ‘Het is heel primair wat je doet’, zegt Marieke. ‘Het gaat er vooral om vertrouwen en veiligheid uit te stralen. De mensen die hier komen, mogen zijn wie ze zijn. Ze hoeven geen enkele façade op te houden.’ Margreet: ‘We voorkomen eigenlijk dat de mensen tegen hun eigen onvermogen aanlopen. Daarvan worden deze ouderen
namelijk vaak agressief.’ Heel bewust spreken de beide verzorgenden van “vergeetachtig” en niet van “dementerend”. ‘Dat klinkt wat vriendelijker’, vinden ze. Daarmee ontkennen zij niet dat de mensen echt ziek zijn. Integendeel. Zowel Margreet als Marieke heeft inmiddels veel ervaring met het verloop van het ziekteproces dat aan deze ernstige vergeetachtigheid ten grondslag ligt. ‘Aan het begin van de ziekte kun je mensen nog leren bepaalde handelingen te oefenen, maar dat heeft bij deze groep geen zin meer’, legt Margreet uit. ‘Wij doen alleen spelletjes met het oog op plezier. Ze hoeven bij ons niets meer te presteren en dat haalt bij deze mensen in een vergevorderd stadium van hun ziekte veel spanning weg.’ Marieke: ‘Dementie gaat vaak gepaard met veel angsten. Onze bezoekers zijn heel gevoelig voor prikkels, ze merken heel gauw als het onrustig is, en dan willen ze bijvoorbeeld naar huis, naar thuis, naar de veiligheid, naar hun moeder eigenlijk. Het is onze kunde die veiligheid hier te bieden. En om in de heel kleine dingen iets van geluk naar boven te halen.’
Alles is een activiteit Elke ochtend worden de bezoekers van de Salon afgehaald met een busje, door een vertrouwde chauffeur. Rond half tien uur komen ze binnen in de Salon die is ingericht als een huiskamer. Er is een ruime keuken, twee tafels met comfortabele stoelen, een aquarium, én een geluidsinstallatie. Eerst wordt er koffiegedronken, daarna lezen de bezoekers de krant, of bestuderen zij het menu. ‘Eigenlijk is alles een activiteit’, zegt Marieke. ‘En voor alles nemen we de tijd. Als het mooi weer is, gaan we naar de tuin. Verder lezen we veel voor, of bekijken we een film. We eten tussen de middag aan een vaste tafel in het restaurant, en daarna is er een rustuurtje. Heel bewust wisselen we een activiteit af met rust, we doen ook regelmatig helemaal niks. Je viert thuis ook niet zeven dagen per week feest.’ Twee keer in de week zingen de bezoekers oude kinderliedjes onder begeleiding van Sonja op de piano. Vanmiddag zingen ze gewoon mee met een CD. Margreet haalt Oude schoolliedjes deel 5 uit de kast, gezongen door het duo Karst. ‘Ik sla dat winterlied over hoor, dat is me nu te koud’, gebaart ze. ‘Hier, een lentelied. Dat is wel toepasselijk.’ Het liedje sluit mooi aan op het seizoenstukje dat op de kast staat; een stilleven met lammetjes, een kip met kuikentjes. Op die manier proberen Margreet en Marieke de bewoners nog iets van tijd mee te geven. ‘Oh, dit zong mijn juf-
frouw altijd’, reageert mevrouw de Geus enthousiast. ‘Ik had een strenge juffrouw hoor. Wat een oude tang was dat.’ Marieke deelt ondertussen een snack uit. Een lekkere warme kipcorn is het vandaag. Mevrouw Faseur eet haar snack, terwijl ze haar krant blijft bestuderen. ‘U moet straks ook wat drinken hoor’, zegt Marieke, terwijl ze mevrouw een beker geeft. ‘Ze vergeet alles, zelfs om te drinken.’ Mijnheer de Vries wuift vrolijk zijn handen heen en weer op de maat van de muziek. Hij lacht en trekt Marieke naar zich toe. Ze krijgt een kus op haar voorhoofd. Liese-Lotte is geboren Als iemand wordt aangemeld voor de Salon, gaan Marieke en Margreet altijd eerst op huisbezoek om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over een persoon. ‘Maar eigenlijk is de Salon punt nul. Hier leren wij de mensen pas kennen. Of iemand vroeger aardig was of niet, hoef ik niet te weten. Hier is iedereen goed zoals hij is. Het is alleen voor ons wel belangrijk een levensverhaal te kennen.’ ‘We werken veel met reminiscentie, met herinneringen’, vertelt Marieke verder. ‘Muziek, geuren, verhalen. Daarom staan er ook oude spulletjes hier; een zeepklopper, een paar oude blikken en een haardje.’ Het meest bijzondere voorwerp van de Salon is Liese-Lotte, een 50 centimeter lange pop die op 27 november 2006 werd “geboren”. Haar moeders,
Marieke en Margreet, haalden haar uit Amerika, nadat op de groep was gebleken dat sommige bezoekers heel sterk positief reageerden op een pop van Marieke’s echte dochter. Ook deze middag mag Liese-Lotte even op de groep komen. Marieke draagt haar naar binnen als een echte baby. Mevrouw Faseur en mijnheer de Vries reageren ogenblikkelijk. De Vries mag het kind als eerste even vasthouden, terwijl mevrouw Faseur haar voetjes aait. ‘Ja, jij bent mooi, jij bent heel mooi’, fluistert mijnheer de Vries die eerder deze middag nog niets heeft gezegd. Hij heeft afasie, en kan moeilijk spreken. ‘Mag ik nu, mag ik nu?’ wipt mevrouw Faseur op haar stoel heen en weer als de jonge moeder die zij in haar eigen leven nooit is geworden. Ze pakt de pop voorzichtig aan, en wiegt haar in haar armen. ‘Moet je haar zien’, schampt mevrouw de Geus, ‘’t is een pop hoor! Maar wel een leuke pop. Echt leuk.’ Even lijkt ze afgeleid, dan zet mevrouw de Geus weer stevig in. Ze zingt opnieuw, met luide stem, zoals haar strenge juf dat leerde: Vrienden van liefde en leven vangt er mijn laatste groet Hoe graag was ik bij u gebleven Maar ‘t gaat voorbij voorgoed Hoe graag was ik bij u gebleven Maar ‘t gaat voorbij voorgoed Op verzoek van de beide verzorgenden zijn de namen van de bezoekers van de Salon in dit verhaal gefingeerd. 23
nu Evean n e s i u n r e h a ja To en g a h Kor t
35
Op 4 september 1972 namen de eerste bewoners hun intrek in wat toen het B.J. Korthagenhuis heette.
24