jongeren en burn out Eekhoutcentrum Kortrijk 03.02.2015 emmanuël nelis az st-lucas, kinder- en jeugdpsychiatrie KASBrugge
burn out • Jaren 1970: Herbert Freudenberger; Christina Maslach (USA)
• Uitputting, extreme vermoeidheid • Cynisme (tegenover mensen of taken) • Laag zelfbeeld van eigen competenties • Verminderde cognitieve vaardigheid
Psychiatrie ? • Burn Out komt niet als dusdanig voor in DSM V • Verwant en verschillend van depressie
• Verwant aan faalangst • Verwant aan chronisch vermoeidheidssyndroom
burn out en jongeren • nieuw synoniem uit de jeugdcultuur: • Crashen
• Wel willen (hoopvolle doelen, hoge verwachtingen, prestatiemotivatie, …) • maar niet kunnen (lichamelijke klachten, mentale beperkingen, vermoeidheid, angst, stress,…)
risicofactoren • Hoge verwachtingen, hoge werklast • Tekort aan herstel, ontspanning • Persoonlijkheids- en copingstijlfactoren: • • • • • •
Perfectionisme Extern toeschrijven van succes Intern toeschrijven van mislukken Onvoldoende relativeren Hoofdzaak- bijzaak onderscheid onvoldoende Schuldgevoel, plichtgevoel te hoog
burn out en opleidingsniveau • Nederland 2005: centraal bureau voor de statistiek • Jongeren zonder opleiding, met beroepsdiploma: meer burn out • burn out neemt toe van 15 tot 30 jaar, en daalt nadien.
• Vergelijk stress- enquête verpleegkundigen k.psychiatrie: grootste stress bij 20-ers.
burn out en opvoeding • Maakbare mens: als je hard werkt, kan je doelen bereiken. • Individualisme: persoonlijke verantwoordelijkheid, ook voor wat fout gaat. • Tempo- versnelling in de samenleving, in de communicatie • Onmiddellijkheid • Afname van gemeenschappelijke tijd • Afname van de nutteloze tijd • Afbouw van de eetcultuur
Burn out en jeugdcultuur • Vrije tijd bij jongeren: • Open ruimte met hoge verwachtingen naar sociale competenties • Georganiseerde vrije tijd: erg prestatiegericht ? (<> jeugdbeweging)
• Subculturen: • Vaardige, hoopvol ingestelde jongeren vinden elkaar • Piekerende, ruminerende jongeren vinden elkaar • Risico op bestendigende mechanismen, ‘besmetting’
de hpa- as: stress management systeem • Hypothalamo- hypofysaire- bijnier- as • Hypothalamus: waarnemen van bedreiging, gevaar • Hypofyse: snelle mobilisatie van lichaamsfuncties om bedreiging te beantwoorden • Bijnieren: snelle productie van adrenaline en cortisol om stressantwoord mogelijk te maken. • Snel • Buiten tussenkomst van ‘denken’ = hersenschors !
Autonoom zenuwstelsel: aansturing van het lichaam buiten het denken om. • Orthosympatisch ZS • Respons op bedreiging, verhogen hartslag en bloeddruk, zweten, ademhaling, zaadlozing, urine ophouden, stoelgang ophouden,…
• Parasympatisch ZS • Braken, bloeddrukdaling, bleek worden, plassen, defecatie, erectie,…
• Lokaal netwerk • Gastrocolisch reflex (maag >> darmen), …
1. HPA –as : cortisol + (nor)adrenaline. 2. Autonoom zenuwstelsel : (nor)adrenaline.
• Snelle respons: bedreiging afwenden andere functies tijdelijk opzij zetten controle over situatie • Langer termijn: uitputting verstoring van ‘andere functies’ verlies van controle Vb.: S. Minuchin: gezinsgesprek en vetzuren.
hpa- as • Aangeboren, erfelijk bepaald • Individuele kwetsbaarheid
• Aangeleerd, bijgestuurd door ervaringen • Trauma • Stress in zwangerschap
aanpak • 1.preventie • 2. herkennen, begrijpen, aanvaarden • 3.stress reductie • 4. vaardigheden verbeteren
preventie • Positieve krachten verzorgen • • • •
Bewegen Eetcultuur Dag/nacht ritme Sociaal contact
Herkennen, begrijpen, aanvaarden • < 12 jaar: grote impact van lichamelijke klachten • Vanaf jeugd: meer bewustzijn van gevoelsaspecten, stemming • Communicatie • Aanvaarden • Ruimte creëren voor beperkt zijn
Stress reductie / behandeling- begeleiding • Communicatie • Steun • Cognitieve strategieën • Lichamelijke strategieën • Meditatieve strategieën • Technieken • Medicatie ? • Rust brengen of orde op zaken stellen ?
Vaardigheden versterken • Jongere zelf • Thuis • School • Vrije tijd