Jeugdwerkloosheid; Cijfers en activiteiten 1. Inleiding Het bestrijden van de jeugdwerkloosheid is een prioriteit voor het kabinet. Deze brief geeft inzicht in de ontwikkeling van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt, een uitleg over hoe naar de cijfers van de jeugdwerkloosheid gekeken kan worden en een overzicht van de bestrijding van de jeugdwerkloosheid in de afgelopen jaren. Met deze brief voldoe ik aan de toezegging die ik u gedaan heb in de brief van 20 juni 2006 (TK, 2005-2006, 29544, nr. 66), om te komen met een actuele en aangevulde notitie over de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid. De doelstelling van het kabinet is: een jeugdwerkloosheid die in deze kabinetsperiode niet meer bedraagt dan het dubbele van de totale werkloosheid. Het gaat hierbij om de jeugdwerkloosheid van jongeren in de leeftijd 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs. Bij de beoordeling van de jeugdwerkloosheid is het van belang te beseffen dat iedere jongere op een gegeven moment te maken krijgt met de overgang van school/opleiding naar werk. De overgang gaat samen met een hoger risico op werkloosheid, totdat de schoolverlater werk heeft gevonden. Dit heeft een verhogend effect op de cijfers van jeugdwerkloosheid. Met name in de zomermaanden is dit effect duidelijk terug te zien in de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Veel schoolverlaters melden zich dan op de arbeidsmarkt als werkzoekende. De jeugdwerkloosheid loopt dan in absolute termen op. De groep jongeren zonder baan is echter de laatste jaren aanzienlijk kleiner geworden. Er is een verbetering te zien in de positie van jongeren op de arbeidsmarkt en er is sinds november 2004 sprake van een daling van de jeugdwerkloosheid. De gezamenlijke inspanning vanuit het kabinet en de Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft daaraan bijgedragen. Dit betekent niet dat het probleem van de jeugdwerkloosheid volledig is opgelost, er is immers een groep jongeren die niet deelneemt aan de arbeidsmarkt. Deze brief geeft inzicht in de aantallen. Aan het eind van deze brief bied ik u een overzicht van de diverse initiatieven die het kabinet heeft genomen bij de bestrijding van de jeugdwerkloosheid en de daarbij behaalde resultaten. Leeswijzer In deze brief ga ik eerst in op de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid. Ik vertrek daarbij vanuit de CBS-cijfers (15-24 jaar) en kijk vervolgens vooral naar de groep 15-22 jaar. Dit is immers de groep waar het kabinetsbeleid zich vooral op richt. In figuur 1 is de ontwikkeling van het werkloosheidspercentage voor de groep 15-24 jaar weergegeven. Gehanteerde Definities Verschillende instanties (CBS, CWI, UWV en gemeenten) leveren cijfers over jeugdwerkloosheid. Het CBS gaat uit van de beroepsbevolking. Dat zijn mensen die tenminste twaalf uur per week werken of daar actief naar op zoek zijn en direct beschikbaar zijn. CWI telt het aantal niet-werkende werkzoekenden dat zich heeft ingeschreven voor een baan. UWV en gemeenten leveren cijfers over het aantal mensen met een uitkering. Verschillende invalshoeken leiden tot verschillende informatie en tot verschillende percentages. Gemeenschappelijk in alle cijfers is een daling in de jeugdwerkloosheid vanaf het 4de kwartaal van 2004. Die daling doet zich niet voor bij de niet-westerse allochtone jongeren. Van deze groep beschikt een groot deel niet over een startkwalificatie. De Task Force Jeugdwerkloosheid richt zijn activiteiten ook met name op die groep. 1
Hoeveel werkloze jongeren van 15-22 jaar zijn er nu? Uit het schema op pagina 5 blijkt dat het aantal jongeren van 15-22 jaar ruim 1,5 miljoen bedraagt. Van deze groep zit ruim 1,2 miljoen op school. Van de 328.000 jongeren die niet op school zitten melden 265.000 zich op de arbeidsmarkt. 34.000 van hen zijn werkloos. Dit betekent dat 2,2 % van alle jongeren werkloos is. Van de jongeren die tot de beroepsbevolking (exclusief scholieren/studenten) behoren is dat 12,8 %. Daarnaast bieden 63.000 jongeren zich niet aan voor een baan. Daarvan willen er 45.000 geen werk. Van de groep die geen werk wil hebben er 26.000 geen startkwalificatie. Van de groep van 45 duizend weten we waarom ze geen werk willen: o 49 % (22 duizend) heeft als reden het volgen van een (deeltijd)opleiding. o De overige 51 % (23 duizend) heeft andere redenen. ‘Zorg voor gezin of huishouden’ 13 % (6 duizend), ‘Ziekte/arbeidsongeschiktheid’ 20 % (9 duizend) ‘Overige redenen’ 18 % (8 duizend). Deze jongeren hebben geen duidelijke reden om niet te participeren. Opvallend is de sterke toename van het aantal jongeren dat onderwijs volgt. Het percentage stijgt van 74% in 2003 naar 79% nu. In de periode juli 2002 tot en met juni 2004 nam het totaal aantal jongeren van 18-22 jaar in de bijstand toe van 16.300 naar 20.200, ofwel met 24%. Eind juni 2006 was dit aantal gedaald naar 14.200, een daling (sinds eind juni 2004) van maar liefst 30%. Voor WW geldt over dezelfde perioden een stijging van 4.000 naar 9.500 en een daling naar 5.100 per eind juni 2006 (daling met 47%).
2. Ontwikkeling jeugdwerkloosheid 15-24 jaar De maandelijkse rapportage door het CBS met betrekking tot de jeugdwerkloosheid betreft de leeftijdsgroep 15-24 jaar. Bij de keuze voor deze leeftijdsgroep spelen internationale vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de cijfers een rol. Vanwege laatstgenoemde punt publiceert het CBS de maandcijfers op basis van voortschrijdende driemaandsgemiddelden, waarbij ook voor seizoensinvloeden wordt gecorrigeerd. Om een actueel beeld te geven van de werkloosheidsontwikkeling van jongeren wordt daarom eerst ingegaan op de ontwikkeling voor 15-24 jarigen. De ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid 15-24 jaar is positief. Er is sinds november 2004 een dalende trend (figuur 1). De werkloosheid daalde tussen november 2004 en augustus 2006 voor 15-64 jarigen van 490.000 (6,6%) naar 417.000 (5,6%), en voor 15-24 jarigen van 124.000 (14,4%) naar 93.000 (10,9%). Een daling met 1,0% algemeen en een sterkere daling met 3,5% bij de jongeren. Recent is de werkloosheid weer iets toegenomen maar volgens het CBS is het nog te vroeg om te stellen dat met deze stijging in de periode juli-september 2006 een omslagpunt is bereikt in de dalende trend van de werkloosheid. Waarschijnlijk is de lichte toename van de werkloosheid toe te schrijven aan een extra toename van het arbeidsaanbod, mede door de gunstige economische ontwikkeling.
2
Figuur 1. Werkloosheidspercentage1 totaal en 15-24 jaar, tot en met kwartaalgemiddelde juliseptember 2006 (%) % 15
14,4
14 13
15-24 jaar
12
11,1
voortschrijdend 4 kwartaalsgem. 15-24
11
10,9
10 9 8
7,0
6,6
7
5,6
6
Totaal
5 3,2
4 3 2 1 0 2
5
8
11
2
2001
5
8
2002
11
2
5
8
2003
11
2
5
8
2004
11
2
5
8
2005
11
2
5
8
2006
1
Voor seizoen gecorrigeerd Bron: CBS
Om ook voor de jongeren van 15-22 jarigen buiten het volledig dagonderwijs meer recente werkloosheidscijfers te kunnen geven heeft het CBS gegevens aangeleverd op basis van voortschrijdende vierkwartaalsgemiddelden. Hieronder is in tabel 1 een beeld gegeven van de getalsverhouding tussen de werkloosheid 15-24 jaar en de doelgroep 15-22 jaar. In de tabel is ook de ontwikkeling van het aantal niet-werkende jongeren ingeschreven bij het CWI opgenomen. Tot de werkloosheid behoren alleen die personen die geen werk hebben van tenminste 12 uur per week, actief op zoek zijn naar werk van tenminste 12 uur per week en daarvoor direct beschikbaar zijn. Tot de niet-werkende werkzoekenden (NWW) behoren alle personen zonder werk van tenminste 12 uur per week die zich bij het CWI hebben ingeschreven als werkzoekend, d.w.z. dat ‘actief zoeken’ en ‘directe beschikbaarheid’ geen criteria zijn om geteld te worden als NWW. Het aantal jongeren van 15-22 jaar ingeschreven als NWW is de afgelopen jaren iets harder gedaald dan de doelgroep werklozen 15-22 jaar.
3
Tabel 1. Omvang werkloosheid 15-24 jaar in relatie tot werkloosheid doelgroep 15-22 jarigen, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden. Verdeling volgens definitie CBS, CWI en Uitkeringen
Werkloosheid 15-24 wv: 15-22 jaar scholier/student niet scholier/student CWI niet-werkende werkzoekenden 15-22 jaar Jongeren 15-22 jaar met werkloosheidsuitkering1 wv: WW-uitkering WWB-uitkering
2003 IV x 1.000
I
96 76 38 38
104 82 40 42
52
54
2004 II
III
IV
I
108 84 40 44
113 86 42 44
119 90 45 45
118 89 46 43
56
56
55
53
28 9 20
2005 II
2006 I
III
IV
117 89 47 42
117 89 46 43
112 85 45 40
108 82 44 38
100 75 41 34
50
48
46
43
39
28 9 19
II
23 7 16
1
Jaargemiddelden op basis van 2 ultimo-standen in plaats van vier kwartaalgemiddelden. Bron: SZW, op basis van CBS, CWI, UWV
3. Doelgroep jeugdwerkloosheid 15-22 jaar Als doelgroep voor het arbeidsmarktbeleid gericht op jongeren wordt de groep 15-22 jarigen buiten het volledig dagonderwijs als uitgangspunt genomen. Dit is gedaan omdat scholieren en studenten die een bijbaantje zoeken wel worden meegenomen in de maandelijkse CBScijfers, maar niet tot de doelgroep van het plan van aanpak jeugdwerkloosheid behoren. Voor de leeftijdscategorie 15 t/m 22 jaar is gekozen omdat dit correspondeert met de leeftijdsgrens waarmee voortijdig schoolverlaters worden bijgehouden. In onderstaand schema is aangegeven hoe de totale groep jongeren van 15-22 jaar is opgebouwd. In het kort zijn er op dit moment: • 97 duizend jongeren die niet op school zitten en ook geen werk hebben, waarvan • 34 duizend werkloos (behorend tot de beroepsbevolking) en 63 duizend niet participerend (niet behorend tot de beroepsbevolking); • Van de 63 duizend willen er 18 duizend wel werk (maar zocht niet actief of was niet direct beschikbaar) en willen er 45 duizend geen werk van tenminste 12 uur per week (van deze 45 duizend hebben 25 duizend jongeren een klein baantje van minder dan 12 uur); • Van de 45 duizend hebben er 19 duizend wèl en 26 duizend geen startkwalificatie; • Van laatstgenoemde “zorggroep” zijn er 4 duizend die geen duidelijke reden hebben om niet te participeren.
4
Schema: Arbeidsmarktpositie van jongeren 15-22 jaar, jaargemiddelden t/m 2e kwartaal 2006 Jongeren 15-22 1.556.000 100%
op school
niet op school
1.228.000
328.000
79%
21%
op arbeidsmarkt
niet participerend
265.000
63.000
17%
4%
werkzaam
werkloos
wil werk
wil geen werk
231.000
34.000
18.000
45.000
14,8%
2,2%
1,2%
2,9%
met sk: 135.000
met sk: 15.000
met sk: 7.000
met sk: 19.000
zonder sk: 96.000
zonder sk: 19.000
zonder sk: 11.000
zonder sk: 26.000
met startkwalificatie
zonder startkwalificatie
19.000 • zorgtaken • deeltijdopleiding
26.000 2.000 11.000
• zorgtaken • deeltijdopleiding
4.000 11.000
• ziekte / a.o.
2.000
• ziekte / a.o.
7.000
• andere redenen
4.000
• andere redenen
4.000
Bron: SZW, op basis van CBS (Enquête beroepsbevolking)
Zoals hiervoor al aangegeven is het aantal werkloze jongeren sinds eind 2004 sterk gedaald. Dat het werkloosheidspercentage onder jongeren desondanks relatief hoog blijft ten opzichte van het gemiddelde werkloosheidspercentage van 15-64 jarigen heeft verschillende oorzaken. Voor de doelgroep jongeren buiten het volledig dagonderwijs geldt dat ook de beroepsbevolking van jongeren buiten het onderwijs - dank zij een stijging van de deelname aan het onderwijs – sterk is afgenomen. De stijging van de onderwijsdeelname is positief en is in lijn met het kabinetsbeleid om zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie (minimaal een diploma op MBO-2 niveau) te laten halen. Deze positieve ontwikkeling heeft echter als bij-effect dat het werkloosheidspercentage van de doelgroep jongeren buiten het volledig dagonderwijs minder hard daalt dan het absolute aantal werklozen in de doelgroep. Meer algemeen geldt dat door de overgang van school naar werk elke jongere op een gegeven moment te maken heeft met een verhoogd risico op werkloosheid totdat hij/zij een stabiele baan naar wens heeft gevonden. Voor jongeren is dus sprake van een hogere (vrijwillige) baanmobiliteit waarbij perioden van werk afgewisseld kunnen worden met (korte) perioden van werkloosheid. Daarnaast was tot voor kort ook het last-in-first-out principe oorzaak van een hogere werkloosheid onder jongeren. 5
4. Ontwikkeling doelgroep jeugdwerkloosheid 15-22 jaar Zoals eerder geschetst heeft het kabinet als de doelstelling dat de jeugdwerkloosheid in deze kabinetsperiode niet meer bedraagt dan het dubbele van de totale werkloosheid. Het gaat hierbij om de jeugdwerkloosheid van jongeren in de leeftijd 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs. Deze paragraaf geeft inzicht in de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. De werkloosheid onder 15-22 jarigen is de afgelopen jaren sterk gedaald. De jeugdwerkloosheid is daarmee weer op het niveau van 2003. Het cijfer buiten het volledig dagonderwijs is lager dan onder de totale leeftijdsgroep 15-22 jaar, d.w.z. dat de werkloosheid onder scholieren/studenten van 15-22 jaar juist hoger is dan voor het totaal 15-22 jarigen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat werkgevers een voorkeur hebben voor vaste arbeidskrachten boven het tijdelijke aanbod van scholieren/studenten. De werkloosheid van de totale groep 1524 jarigen ligt - door een relatief lage werkloosheid onder 23-24 jarigen - onder de werkloosheid van de doelgroep jeugdwerklozen 15-22 jaar. Figuur 2. Werkloosheidspercentage 15-22 jaar in- en exclusief scholieren/studenten, en totaal 15-24 jarigen, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 16
15
14
13,6
13 12,5
12,8
12
11,8 11,8
11
10,7
10 IV
I
II
2003
III 2004
15-22 jaar
IV
I
II
III 2005
15-22 jaar niet scholier/student
IV
I
II 2006
15-24 jaar
Bron: CBS
In figuur 2 is het effect zichtbaar van het wel of niet meenemen van de groep scholieren/studenten in de groep jongeren 15-22 jaar op het werkloosheidspercentage. Ter vergelijking is tevens het werkloosheidspercentage 15-24 jarigen opgenomen. In tabel 2 is de bevolking 15-22 jaar nader uitgesplitst naar deelname aan het volledig dagonderwijs en arbeidsmarktpositie. Sinds 2003 hebben zich de volgende ontwikkelingen voorgedaan: • Een toename van de onderwijsparticipatie onder jongeren 15-22 jaar van 74% naar 79%, een toename met 92.000 jongeren; • De netto-arbeidsparticipatie van niet scholieren/studenten daalde van 72% naar 70%, een daling met 54 duizend werkende niet scholieren/studenten;
6
• •
De werkloosheid onder niet scholieren/studenten steeg aanvankelijk van 12% naar 15%, maar is inmiddels weer gedaald naar 13%. Met 34 duizend is deze nu 4 duizend lager dan in 2003; De non-participatie steeg licht van 18% naar 20%, maar daalde in absolute aantallen van 71 duizend naar circa 63 duizend. De redenen waarom de jongeren niet participeren worden in tabel 4 verderop in deze notitie nader bekeken.
Tabel 2. Bevolking 15-22 jaar naar deelname aan het volledig dagonderwijs en arbeidsmarktpositie1, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 2003 IV x 1.000
I
Totaal 15-22 jarigen
1530
1531
Scholieren/studenten Onderwijsparticipatie (%) Beroepsbevolking wv: Werkzaam Netto participatie (%) wv: Werkloos Werkloosheid (%) Overige scholieren/studenten
1136 74% 284 246 22% 38 13% 852
Niet onderwijsvolgend Beroepsbevolking wv: Werkzaam Netto participatie (%) wv: Werkloos Werkloosheid (%) Niet participerend Non-participatie (%)
394 323 285 72% 38 12% 71 18%
2004 II
III
IV
I
1532
1533
1534
1536
1142 75% 281 241 21% 40 14% 860
1148 75% 277 237 21% 40 14% 872
1158 76% 277 235 20% 42 15% 881
1167 76% 275 230 20% 45 16% 893
389 320 278 71% 42 13% 70 18%
384 315 271 71% 44 14% 68 18%
375 311 267 71% 44 14% 64 17%
367 306 261 71% 45 15% 60 16%
2005 II
2006 I
III
IV
II
1539
1542
1546
1551
1556
1177 77% 275 229 19% 46 17% 902
1189 77% 276 229 19% 47 17% 912
1196 78% 277 231 19% 46 17% 919
1206 78% 281 236 20% 45 16% 925
1217 78% 283 239 20% 44 16% 934
1228 79% 285 244 20% 41 14% 942
359 299 256 71% 43 14% 60 17%
350 291 249 71% 42 14% 59 17%
346 284 241 70% 43 15% 62 18%
340 276 236 69% 40 14% 64 19%
334 270 232 69% 38 14% 64 19%
328 265 231 70% 34 13% 64 20%
1
Tot de beroepsbevolking behoren werkzame personen (met een werkweek van tenminste 12 uur) en werklozen (personen die geen werk hebben van tenminste 12 uur per week maar daar wel actief naar zoeken en daarvoor direct beschikbaar zijn). ‘Niet participerend’ zijn de personen buiten het volledig dagonderwijs die niet behoren tot de beroepsbevolking. Netto-participatie = werkzame personen in % van de betreffende bevolkingsgroep. Werkloosheidspercentage = werkloze beroepsbevolking in % van de gehele betreffende beroepsbevolking. Bron: CBS
5. Jeugdwerklozen en niet-werkende werkzoekenden De jeugdwerkloosheid is gedaald. De omvang van de jeugdwerkloosheid verschilt wel, afhankelijk van welke organisatie de cijfers verzamelt en de manier waarop dat gebeurt. Het CBS en het CWI hanteren verschillende leeftijdscategorieën en een verschillende definitie van werkloosheid. Er zijn drie definities van jeugdwerkloosheid met elk hun eigen merites: • CBS enquêteert onder de bevolking. Het CBS telt iemand als jeugdwerkloze als iemand geen werk heeft én actief op zoek is naar werk voor 12 uur of meer per week. Deze persoon moet verder direct beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt om mee te tellen. • Het CWI rapporteert over het aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWW). Er is maar een gedeeltelijke overlap tussen de werkloze beroepsbevolking en de NWW: enerzijds schrijven niet alle werkloze jongeren zich in, anderzijds zijn er NWW die niet actief zoeken of niet direct
7
beschikbaar zijn, en derhalve niet geteld worden bij de werkloze beroepsbevolking. Daarnaast verzamelt het CBS ook informatie over het aantal werkloosheidsuitkeringen. Dit gebeurt op basis van opgaven van het UWV en gemeenten.
•
Het CBS hanteert een defintie van jeugdwerkloosheid die gebaseerd is op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Het CWI hanteert een meer administratieve benadering van werkloosheid. Het CWI telt alleen jongeren mee die ingeschreven staan als niet-werkend werkzoekenden. Dit laatste levert een lager percentage op, omdat niet alle jongeren die geen werk hebben zich inschrijven bij het CWI. Oorzaak is bijvoorbeeld dat niet alle scholieren en/of studenten die op zoek zijn naar een bijbaan van meer dan 12 uur per week zich inschrijven bij het CWI. Daarnaast schrijven niet alle werkzoekende schoolverlaters zich in bij het CWI. Figuur 3. Werkloosheid 15-22 jarigen: CBS werkloze beroepsbevolking inclusief en exclusief scholieren/studenten; CWI niet-werkende werkzoekenden, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden x 1.000 100 CBS werkloze beroepsbevolking incl. scholieren/studenten 90
80
76
75
70
60
CWI niet-werkende werkzoekenden
52 50
40
39
38 CBS werkloze beroepsbevolking excl. scholieren/studenten
34
30 IV
I
2003
II
III 2004
IV
I
II
III 2005
IV
I
II 2006
Bron: CBS, CWI
Het antwoord op de vraag hoe het gesteld is met de omvang van de jeugdwerkloosheid, kan ook beantwoord worden door precies te kijken hoe lang de groep jeugdwerklozen in een uitkering zitten en hoe zij samengesteld is. Ondanks dat de jeugdwerkloosheid is gedaald, is het van belang om inzicht te hebben in de samenstelling en duiding van de groep werkloze jongeren en de jongeren die zich helemaal niet op de arbeidsmarkt begeven (=nonparticipanten). Hieronder wordt stilgestaan bij deze groepen.
8
6. Jongeren in een uitkering Naast de ontwikkeling van de totale jeugdwerkloosheid is het tevens van belang om inzicht te hebben in de ontwikkeling van het aantal jongeren met een WWB- of WW-uitkering. Daarbij geeft de samenstelling naar uitkeringsduur een beeld van de omloopsnelheid. Jongeren 18-22 jaar in de bijstand In de periode juli 2002 tot en met juni 2004 nam het totaal aantal jongeren van 18-22 jaar in de bijstand toe van 16.300 naar 20.200, ofwel met 24%. Eind juni 2006 was dit aantal gedaald naar 14.200, een daling (sinds eind juni 2004) van maar liefst 30%, zie figuur 4. In dezelfde perioden was er bij 23-64 jarigen eerst sprake van een stijging met 5%, daarna van een daling met 3%. Dit bevestigt het beeld dat de jeugdwerkloosheid conjunctuurgevoelig is: zodra de economie aantrok, daalde het aantal jongeren in de bijstand enorm. Ook de invoering van de Wet Werk & Bijstand en de daaraan gekoppelde ontwikkeling in gemeenten om een Work First aanpak te hanteren voor jongeren heeft een bijdrage geleverd aan de daling. Iedere jongere profiteerde van de verbeterde kansen op de arbeidsmarkt, maar jongeren die nog maar kort in de uitkering zaten vonden het snelst weer werk. Het aandeel jongeren dat korter dan zes maanden in de uitkering zit daalde daarmee van 39% per eind juni 2002 naar 31% per eind juni 2006. Figuur 4. WWB-uitkeringen 18-22 jarigen naar uitkeringsduur, 2002-2006 x 1.000 21 18 <6 mnd
15 12
6-11 mnd
9 6
1-<2 jaar 3 »2 jaar 0 jun'02
jun'03
jun'04
jun'05
jun'06
Bron: CBS
Van de gehele groep jongeren van 18-22 jaar in de bijstand heeft 16% langer dan twee jaar een uitkering. Daarbij speelt een rol dat alleen jongeren van twintig jaar of ouder al langer dan twee jaar in de uitkering kunnen zitten. Voor 22-jarigen is dit aandeel het grootst met 23%, zie figuur 5.
9
Figuur 5. WWB-uitkeringen 15-22 jarigen naar leeftijdsjaar en uitkeringsduur, juni 2006 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 0%
20%
40% <6 mnd
6-11 mnd
60% 1-<2 jaar
80%
100%
»2 jaar
Bron: CBS
Jongeren 15-22 jaar in de WW In de periode juli 2002 tot en met juni 2004 is het aantal jongeren 15-22 jaar in de WW ruim verdubbeld van 4.000 naar 9.500. Eind juni 2006 was dit aantal met 5.100 bijna weer gehalveerd (daling met 47%), zie figuur 6. In dezelfde perioden was voor 23-64 jarigen sprake van een stijging met 74% respectievelijk een daling met 10%. Genoemde daling voor jongeren deed zich voor in alle duurklassen, m.a.w. voor alle categorieën jongeren is de kans om uit te stromen naar werk toegenomen. In absolute aantallen daalde vooral het aantal jongeren dat nog maar kort in de uitkering zat. Desondanks steeg het aandeel jongeren dat korter dan zes maanden in de uitkering zit van 79% per eind juni 2002 naar 94% per eind juni 2006. De reden daarvoor ligt in de afschaffing in 2003 van de vervolguitkering. De loongerelateerde periode voor jongeren is namelijk maar 6 of 9 maanden (afhankelijk van het arbeidsverleden). Met de afschaffing van de vervolguitkering in 2003 is de duurcategorie van langer dan 1 jaar daarom inmiddels bijna nihil. Figuur 6. WW-uitkeringen 15-22 jarigen naar uitkeringsduur, 2002-2006 x 1.000 10
8 <6 mnd 6
4
2 6-11 mnd »1 jaar 0 jun'02
jun'03
jun'04
jun'05
jun'06
Bron: UWV
10
7. Specifieke groepen Jeugdwerkloosheid is zorgwekkend, als er sprake is van jongeren die langdurig werkloos blijven of door te weinig opleiding nooit doorgroeien naar een stabiele baan. Het is daarom belangrijk dat jongeren tenminste een startkwalificatie halen en dat voorkomen wordt dat jongeren langdurig werkloos blijven. Dit deel geeft inzicht in de jeugdwerkloosheid en de mate waarin jongeren wel of niet participeren. Hierbij wordt ook gekeken naar het verschil tussen jongeren met en zonder een startkwalificatie. Jeugdwerkloosheid en participatie met of zonder startkwalificatie Figuur 7. Werkloosheidspercentage 15-22 jarigen buiten het volledig dagonderwijs, zonder en met startkwalificatie, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 20
19,0
Zonder startkwalificatie
16,5
16,6 15
12,8
12,0 10,0
Met startkwalificatie 10
7,6
5 IV
I
II
2003
III
IV
I
II
2004
III
IV
I
2005
II 2006
Bron: CBS
De werkloosheid onder de doelgroep 15-22 jaar is het hoogst voor de jongeren zonder startkwalificatie. Vanaf 2003 is echter de werkloosheid onder de jongeren uit de doelgroep met startkwalificatie gestegen van 7,6% naar 10%, terwijl de werkloosheid onder de jongeren uit de doelgroep zonder startkwalificatie weer terug is op het niveau van 2003 (16,5%). Figuur 8. Netto-participatie 15-22 jarigen buiten het volledig dagonderwijs, zonder en met startkwalificatie, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 85
81,1 80
Met startkwalificatie
76,7
75 70 65
Zonder startkwalificatie
63,6
63,2
60 IV 2003
I
II
III 2004
IV
I
II
III 2005
IV
I
II 2006
11
Bron: CBS
Ook de netto-arbeidsparticipatie onder de jongeren zonder startkwalificatie is ongeveer weer terug op het niveau in 2003, terwijl de netto-arbeidsparticipatie van jongeren met startkwalificatie is gedaald van 81,1% naar 76,7%. Jeugdwerkloosheid en participatie naar etnische afkomst Tabel 3. Bevolking 15-22 jaar naar etnische herkomst en arbeidsmarktpositie1, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 2003 IV x 1.000
I
Totaal 15-22 jarigen wv: Werkzaam Netto participatie (%) wv: Werkloos Werkloosheid (%)
1530 531 35% 76 13%
1531 519 34% 82 14%
Westerse allochtonen wv: Werkzaam Netto participatie (%) wv: Werkloos Werkloosheid (%)
99 35 35% 5 13%
Niet westerse allochtonen wv: Werkzaam Netto participatie (%) wv: Werkloos Werkloosheid (%)
215 49 23% 16 25%
2004 II
III
IV
I
1532 508 33% 84 14%
1533 502 33% 86 15%
1534 491 32% 90 15%
1536 485 32% 89 16%
100 34 34% 6 15%
99 32 32% 7 18%
98 30 31% 7 19%
97 28 29% 8 22%
218 49 22% 18 27%
218 50 23% 18 26%
222 53 24% 19 26%
224 54 24% 19 26%
2005 II
2006 I
III
IV
II
1539 478 31% 89 16%
1542 472 31% 89 16%
1546 472 31% 85 15%
1551 471 30% 82 15%
1556 475 31% 75 14%
95 27 28% 8 23%
95 27 28% 7 21%
95 27 28% 8 23%
95 27 28% 6 18%
95 26 27% 6 19%
94 25 27% 6 19%
221 53 24% 18 25%
223 52 23% 20 28%
222 48 22% 22 31%
222 47 21% 21 31%
223 47 21% 21 31%
222 46 21% 18 28%
1
Tot de beroepsbevolking behoren werkzame personen (met een werkweek van tenminste 12 uur) en werklozen (personen die geen werk hebben van tenminste 12 uur per week maar daar wel actief naar zoeken en daarvoor direct beschikbaar zijn). ‘Niet participerend’ zijn de personen buiten het volledig dagonderwijs die niet behoren tot de beroepsbevolking. Netto-participatie = werkzame personen in % van de betreffende bevolkingsgroep. Werkloosheidspercentage = werkloze beroepsbevolking in % van de gehele betreffende beroepsbevolking. Bron: CBS
De werkloosheid onder niet-westerse allochtone jongeren is de afgelopen jaren ongeveer tweemaal zo hoog als gemiddeld onder jongeren 15-22 jaar, nu is dat 28% tegenover 14%. De werkloosheid onder westerse allochtonen was in 2003 even hoog als gemiddeld (13%) maar is nu 5 procentpunten hoger (19%). Laatstgenoemde stijging van het werkloosheidspercentage komt vooral door een relatief grote daling van de netto-participatie van westers allochtone jongeren als gevolg van een relatief grote daling van het aantal niet onderwijsvolgenden in deze bevolkingsgroep. In de figuren 9 en 10 is de werkloosheid respectievelijk netto-participatie onder 15-24 jarigen naar etnische herkomst nader onderverdeeld naar geslacht.
12
Figuur 9. Werkloosheidspercentage 15-24 jarigen naar etnische herkomst, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 30 28
26,9
25,0
25
Niet-westerse allochtonen 22
20
NWA mannen NWA vrouwen
15
14,3
13,6 11,8
10
Totaal 7,4
5 IV
I
2001
II
III IV
I
2002
II
III IV
I
2003
II
III IV
I
2004
II
III IV
2005
I
II
2006
Bron: CBS
De werkloosheid onder niet-westers allochtone meisjes is iets sterker gestegen dan onder nietwesters allochtone jongens. In absolute aantallen gaat het tussen 2001 en medio 2005 bij nietwesters allochtone jongeren van 15-24 jaar om een stijging van 7 naar 15 duizend en een daling naar 11 duizend nu, bij niet-westers allochtone meisjes om een stijging van 7 naar 13 duizend medio 2005, waarna deze tot nu gelijk bleef op 13 duizend. Figuur 10. Netto-participatie 15-24 jarigen naar etnische herkomst, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden 50
45,1 45 40
38,4
Totaal 34,7
35 NWA mannen 30
26,4 Niet-westerse allochtonen NWA vrouwen
25 20 IV
I
2001
II
III IV
2002
I
II
III IV
2003
I
II
III IV
2004
I
II
III IV
2005
I
II
2006
Bron: CBS
De netto-arbeidsparticipatie van niet-westers allochtone jongeren ligt de afgelopen jaren 10 tot 12 procentpunten lager dan gemiddeld voor jongeren. De netto-arbeidsparticipatie van niet-westers allochtone meisjes is daarbij iets lager dan van niet-westers allochtone jongens.
13
Non-participatie binnen doelgroep jongeren 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs Het aantal niet-participerende jongeren van 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs daalde van 71 duizend in 2003 naar circa 63 duizend op dit moment, zie tabel 4. In procenten van de totale bevolking 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs is echter sprake van een lichte stijging van 18 procent in 2003 naar 20 procent nu (tabel 2). Tabel 4. Niet participerende1 15-22 jarigen buiten het volledig dagonderwijs naar achtergrondkenmerken, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden (x 1.000) 2003 IV x 1.000
I
2004 II
III
IV
I
2005 II
III
IV
2006 I
II
Totaal niet-participerenden Wil werk »12 uur per week wv: beschikbaar maar niet actief gezocht niet direct beschikbaar Wil geen werk »12 uur per week wv: wegens opleiding/studie andere redenen
71 19 14 5 52 26 26
70 19 15 4 51 25 26
68 20 15 5 49 24 25
64 19 14 5 45 21 24
60 18 13 5 42 19 22
60 19 14 5 41 19 22
59 18 13 5 41 19 22
62 18 13 5 43 21 22
64 19 14 5 44 22 23
64 19 13 6 45 22 23
64 18 13 5 45 22 23
wv: zonder startkwalificatie Wil werk »12 uur per week wv: beschikbaar maar niet actief gezocht niet direct beschikbaar Wil geen werk »12 uur per week wv: wegens opleiding/studie andere redenen
47 13 10 3 34 15 19
44 13 10 3 32 13 19
41 12 9 3 29 12 17
36 11 8 3 25 10 14
32 10 7 3 21 8 13
32 10 7 3 22 9 13
33 10 7 3 23 9 14
37 11 8 3 26 11 15
39 12 9 3 27 11 16
38 12 9 3 27 11 15
37 11 8 3 26 11 15
wv: met startkwalificatie Wil werk »12 uur per week wv: beschikbaar maar niet actief gezocht niet direct beschikbaar Wil geen werk »12 uur per week wv: wegens opleiding/studie andere redenen
24 6 4 2 18 11 7
26 6 5 1 19 12 7
27 8 6 2 20 12 8
28 8 6 2 20 11 10
28 8 6 2 21 11 9
28 9 7 2 19 10 9
26 8 6 2 18 10 8
25 7 5 2 17 10 7
25 7 5 2 17 11 7
26 7 4 3 18 11 8
27 7 5 2 19 11 8
1
Niet participerenden = personen buiten het volledig dagonderwijs die niet behoren tot de beroepsbevolking. Tot de beroepsbevolking behoren werkzame personen (met een werkweek van tenminste 12 uur) en werklozen (personen die geen werk hebben van tenminste 12 uur per week maar daar wel actief naar zoeken en daarvoor direct beschikbaar zijn). Bron: CBS
De omvang van de belangrijkste “zorggroep” (de niet participerende jongeren 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs zonder startkwalificatie die geen werk wil) is gedaald van 34 duizend naar 26 duizend. Van deze 26 duizend geeft 42% (11 duizend) als reden het volgen van een (deeltijd)opleiding. De overige 58% (15 duizend) heeft andere redenen. Op basis van jaarcijfers over 2005 kan een verdere onderverdeling van deze 58% geraamd worden naar reden om geen werk te willen van tenminste 12 uur per week: ‘Zorg voor gezin of huishouden’ 15% (4 duizend), ‘Ziekte/arbeidsongeschiktheid’ 28% (7 duizend) en ‘Overige redenen’ 15% (4 duizend). Opvallend is dat vooral het aantal niet-participerende jongeren zonder startkwalificatie is gedaald, namelijk van 47 duizend naar 37 duizend, zie figuur 11. Het aantal nietparticiperende jongeren met startkwalificatie bleef ongeveer gelijk op circa 25 duizend.
14
Figuur 11. Niet participerende1 15-22 jarigen buiten het volledig dagonderwijs zonder en met startkwalificatie, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden (x 1.000) x 1.000 50
47 45
40
37 Zonder startkwalificatie
35
30
Met startkwalificatie
26
24
25
20 IV
I
II
2003
III
IV
I
II
2004
III
IV
I
2005
II 2006
1
Niet participerenden = personen buiten het volledig dagonderwijs die niet behoren tot de beroepsbevolking. Tot de beroepsbevolking behoren werkzame personen (met een werkweek van tenminste 12 uur) en werklozen (personen die geen werk hebben van tenminste 12 uur per week maar daar wel actief naar zoeken en daarvoor direct beschikbaar zijn). Bron: CBS
Relatief, d.w.z. in procenten van de bevolking 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs nam de non-participatie toe van 18% in 2003 naar 20% nu. Vooral de non-participatie onder jongens met startkwalificatie (van 10% in 2003 naar 16% nu) en van meisjes zonder startkwalificatie (van 27% naar 31%) nam toe, zie figuur 12. Figuur 12. Non-participatie1 (%) 15-22 jaar zonder en met startkwalificatie naar geslacht, voortschrijdende 4 kwartaalsgemiddelden % 35
31 30
27
Vrouwen zonder startkwalificatie
25
21
20
20
Mannen zonder startkwalificatie
16 15
10
Vrouwen met startkwalificatie
14
14 10
Mannen met startkwalificatie
5 IV 2003
I
II
III 2004
IV
I
II
III 2005
IV
I
II 2006
1
Non-participatie = procentueel aandeel niet participerenden op de betreffende bevolking buiten het volledig dagonderwijs. Bron: CBS
15
Op dit moment zijn er 24 duizend meisjes van 15-22 jaar buiten het volledig dagonderwijs die niet participeren en 21 duizend jongens. Van de meisjes hebben er 14 duizend geen startkwalificatie, van de jongens 11 duizend (zie tabel 5). Tabel 5. Niet participerende1 15-22 jarigen naar geslacht, 4 kwartaalsgemiddelden t/m 2e kwartaal 2006 Totaal
Man
Vrouw
x 1.000 Totaal niet-participerenden Wil werk »12 uur per week wv: beschikbaar maar niet actief gezocht niet direct beschikbaar Wil geen werk »12 uur per week wv: wegens opleiding/studie andere redenen
64 18 13 5 45 22 23
31 10 8 2 21 11 10
33 9 6 3 24 11 14
wv: zonder startkwalificatie Wil werk »12 uur per week wv: beschikbaar maar niet actief gezocht niet direct beschikbaar Wil geen werk »12 uur per week wv: wegens opleiding/studie andere redenen
37 11 8 3 26 11 15
18 7 5 2 11 5 6
19 4 3 1 14 5 9
wv: met startkwalificatie Wil werk »12 uur per week wv: beschikbaar maar niet actief gezocht niet direct beschikbaar Wil geen werk »12 uur per week wv: wegens opleiding/studie andere redenen
27 7 5 2 19 11 8
13 3 3 0 10 6 4
14 5 3 2 10 6 5
1
Niet participerenden = personen buiten het volledig dagonderwijs die niet behoren tot de beroepsbevolking. Tot de beroepsbevolking behoren werkzame personen (met een werkweek van tenminste 12 uur) en werklozen (personen die geen werk hebben van tenminste 12 uur per week maar daar wel actief naar zoeken en daarvoor direct beschikbaar zijn). Bron: CBS
Nadere cijfers over de niet-participerende jongeren, waaronder het wel of niet hebben van een uitkering, zijn op dit moment niet beschikbaar. Er wordt wel in samenwerking met het CBS gewerkt aan het produceren van meer gedetailleerde cijfers. Op z’n vroegst komen deze voor de zomer van 2007 beschikbaar. 8. De bestrijding van jeugdwerkloosheid In aanvulling op het overzicht van de cijfermatige ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van jongeren over de afgelopen periode, bied ik u een overzicht van de diverse initiatieven die het kabinet heeft genomen bij de bestrijding van de jeugdwerkloosheid en de daarbij behaalde resultaten. Deze initiatieven vloeien voort uit het plan van aanpak jeugdwerkloosheid ( TK 2002-2003, 23 972, nr.26) dat het kabinet in 2003 aan uw kamer heeft aangeboden. In het plan van aanpak is uitgegaan van een aanpak langs twee lijnen namelijk een preventieve aanpak om zoveel mogelijk voortijdig schoolverlaten te voorkomen en jongeren terug te leiden naar onderwijs. En een curatieve aanpak om jongeren die op de arbeidsmarkt komen te bemiddelen naar werk. Met de Taskforce Jeugdwerkloosheid en de uitvoering van de overige acties van het plan van aanpak is er een impuls gegeven aan de bestrijding van de Jeugdwerkloosheid. Samen met 16
regionale partners is naar oplossingen gezocht voor de jeugdwerkloosheid, voortijdig schoolverlaten en de sluitende aanpak. In dit overzicht ga ik in op vier hoofdthema’s. In de bijlage is een totaal overzicht opgenomen van alle acties uit de afgelopen periode. 1.Betere begeleiding van jongeren in de keten en toeleiding naar de arbeidsmarkt Cruciaal in de aanpak van de jeugdwerkloosheid is een sterke keten van onderwijs/jeugdzorg en arbeid. De Taskforce Jeugwerkloosheid is gekomen met een Handreiking Lokale Samenwerking Aanpak Jeugdwerkloosheid waarmee uitvoering is gegeven aan één van de maatregelen in het plan van aanpak jeugdwerkloosheid. Deze handreiking bevat onder andere praktijkvoorbeelden op het gebied van registratie, regionale samenwerking en de regierol van gemeenten bij het formuleren van einddoelen en het maken van werkafspraken met partners in de keten. Steeds meer gemeenten in Nederland investeren in lokale samenwerking via jongerenloketten, waarin afhankelijk van de gemeente een samenwerking tot stand komt van gemeente met ondermeer CWI, RMC, ROC en reclassering. Bijzondere aandacht is ook uitgegaan naar het versterken van de positie van jongeren in het VMBO. Zo is het kabinet aan de slag gegaan met het intensiveren van de begeleiding van risico leerlingen in het VMBO. Dit is gedaan via pilots in scholen in o.a. Den Haag en Amsterdam waar leerlingen die dreigen uit te vallen een geïntegreerd traject aangeboden krijgen met een koppeling naar begeleid wonen. Met het CWI zijn afspraken gemaakt over de realisatie van de sluitende aanpak voor jongeren en de 1 op 1 benadering. SZW heeft via het drempelslechtingsbudget extra middelen beschikbaar gesteld aan CWI. Hiermee zijn 165 extra fte gerealiseerd ten behoeve van de intensieve dienstverlening aan jongeren. Voor jongeren met een WW-uitkering zijn via experimenten de JOP-stages mogelijk gemaakt waardoor zij met behoud van uitkering aan de slag kunnen bij werkgevers. Dit experiment loopt tot 1 juli 2007. Onder de paraplu van de Agenda voor de Toekomst zijn projecten opgestart in enkele gemeenten die een extra impuls geven aan de sluitende aanpak voor jongeren en ook projecten met speciale aandacht voor een combinatie van schuldhulpverlening en re-integratie van jongeren. De opgedane ervaringen worden verspreid onder alle gemeenten. 2. Jongeren aan het werk of op school en de inzet van leerbanen De realisatie van de doelstelling van de Taskforce Jeugdwerkloosheid om 40.000 jongeren extra aan een jeugdbaan te helpen komt steeds dichterbij. Met meer dan 30 regionale actiedagen, Jongerenactieweken op CWI, een convenant met Defensie, de adopteer een CV actie en speciale samenwerkingsverbanden in de metaal en de supermarktbranche is de Taskforce erin geslaagd haar belangrijkste doelstelling te realiseren. Samen met CWI en de inzet van MKB-actieteams zijn nu al 37.500 extra jeugdbanen gerealiseerd. Verwacht wordt dat begin volgend jaar de 40.000e jongere extra op een baan wordt geplaatst. Voor het bepalen van het aantal extra jeugdbanen is in 2003 een nulmeting uitgevoerd bij CWI. Op basis van de nulmeting worden de resultaten van de Taskforce vastgesteld. De 37.500 extra jeugdbanen van de Taskforce zijn niet hetzelfde als de daling in de werkloosheid. De resultaten van de Taskforce zijn alleen gebaseerd op uitstroom terwijl we bij de berekening van de jeugdwerkloosheid te maken hebben met in- en uitstroom van werkloze jongeren. Het laatste jaar zet de Taskforce in op het 2e Kansberoepsonderwijs. In deze actie worden alle
17
elementen, inzichten en acties van de Taskforce uit de afgelopen periode gecombineerd. Daarmee doel ik op de versteviging van de regionale samenwerking. Het kabinet heeft € 10 mln beschikbaar gesteld voor een no-riskpolis. Met 36 grotere gemeenten zijn afspraken gemaakt om via het 2e Kansberoepsonderwijs 12.500 werkzoekende jongeren een kans te bieden op werkervaring, een diploma en een salaris. Naast de in het plan van aanpak aangekondigde maatregelen heeft het kabinet dit jaar extra financiële middelen afgekondigd voor de versterking van het jeugdbeleid. Zo zijn met de Werktop de volgende afspraken gemaakt: de WVA-startkwalificatie voor werkgevers wordt opgehoogd tot € 5500 om het aanbod van leerbanen te stimuleren. Het kabinet stelt vanaf 2006 structureel € 35 mln. extra beschikbaar voor 20.000 extra stageen simulatieplaatsen voor jongeren die moeilijk een dergelijke plaats kunnen vinden. Deze middelen kunnen ingezet worden voor de werving van stageplaatsen, extra begeleiding van deze jongeren op de stageplaats en opleidingen/ondersteuning van praktijkleermeesters. Naast deze nieuwe maatregelen heeft OCW besloten tot het uittrekken van extra middelen voor onder andere de begeleiding van zorgleerlingen in het mbo, voor een aanpak met maatwerk voor potentiële risicoleerlingen, met daarbij aansluiting bij de diverse achtergronden en (opvoed)culturen van de jongeren en zijn er met RMC-regio’s convenanten afgesloten om tot minimaal 10% vermindering van het aantal voortijdig schoolverlaters te komen aan het einde van schooljaar 2006/2007 ten opzichte van 2004/2005. 3. Een aantrekkelijker beroepsonderwijs Met een aantrekkelijker beroepsonderwijs wil het kabinet scholen en jongeren faciliteren om de kansen op het behalen van startkwalificaties te vergroten. Ten behoeve daarvan zijn enkele wetswijzigingen doorgevoerd die in het bijzonder gericht zijn op jongeren die naar verwachting niet in staat zijn succesvol de overstap te maken van het vmbo naar het mbo. Er is een assistentopleiding (mbo-1 opleiding) in het vmbo bij gekomen. Dit is voor jongeren die naar verwachting niet in staat zijn de overstap van het vmbo naar het mbo te maken. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2006 de wetswijziging ‘samenwerkingsconstructies vobve’ in werking getreden. Instellingen voor vo en mbo kunnen nu inhoudelijke en financiële afspraken maken over maatwerk voor leerlingen die uit het reguliere voortgezet onderwijs zonder diploma dreigen uit te vallen. Er is een ‘arbeidsmarktkwalificerende assistentopleiding’ (AKA) bijgekomen die leerlingen een bredere orientatie op de arbeidsmarkt biedt in plaats van een opleiding voor een specifiek beroep. Uit acties van o.a. de Taskforce Jeugdwerkloosheid, de MBO Raad en de vereniging van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Colo) is gebleken dat er (regionaal) een tekort aan stageplaatsen is op met name mbo niveau 1 en 2. Het kabinet heeft incidenteel extra middelen ingezet voor het werven van extra stageplaatsen voor de AKA opleiding. 4. Afspraken en uitwerking op lokaal niveau Naast de opdracht om 40.000 extra jeugdbanen te realiseren tot en met 2007 heeft de Taskforce Jeugdwerkloosheid ook de opdracht meegekregen om de lokale samenwerking te versterken. Bovendien heeft de taskforce tot taak te zorgen voor: voorlichting aan jongeren, hun ouders en werkgevers over jeugdbanen en het ondersteunen van innovaties in de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De Taskforce heeft ondersteund bij RMC verbeterplannen, de oprichting van het Landelijk werkverband VSV begeleid, onderzoek uitgevoerd naar Jongerenloketten en Leerateliers georganiseerd om gemeenten te helpen die ook een jongerenloket willen oprichten. Daarnaast
18
heeft de Taskforce het preventieproject overgang vmbo-mbo opgezet en verspreid en een Kosten-Baten analyse naar voortijdig schoolverlaten uitgevoerd. In de voorlichting naar ouders, jongeren en werkgevers heeft de Taskforce Jeugdwerkloosheid verschillende media campagnes gelanceerd. Daarnaast is in samenwerking met de Nederlandse Staatsloterij en Achmea een tweetal televisieseries gestart. Met Colo en de Kenniscentra wordt jaarlijks de actie ‘Kom in het Leerbedrijf’ georganiseerd. Als belangrijkste innovaties ziet de Taskforce de ontwikkeling van het EuroCV en de resultaten van de verschillende jongerenonderzoeken. Op het gebied van beroepenoriëntatie zijn de innovaties de portal opleiding en beroep.nl, en lespakketten die door CWI-jongerenadviseurs worden gebruikt op vmbo scholen over beroepenoriëntatie en de dienstverlening van CWI.
19