Jaarverslag 2010 Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Datum rapport Auteur
24 juni 2011 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief 050-5821990
Inhoudsopgave Kerncijfers Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2010 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.3 Risicobeheer 4. Verslag van het vermogensbeheer 4.1 Algemeen 4.2 Vastrentende waarden 4.3 Aandelen 4.4 Vastgoedbeleggingen 4.5 Overige beleggingen 4.6 Rendementen pensioenrekening 5. Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.6 Gedragscodes 7.7 Geschillencommissie 7.8 Deelnemersraad 7.9 Organisatie en uitvoering 7.10 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Controle verklaring 10.4 Actuariële verklaring 2
4 6 7 10 10 10 11 15 15 18 23 28 28 30 31 32 33 35 36 36 36 37 37 41 44 46 46 46 46 50 50 51 51 51 51 52 53 55 56 56 57 58 59 93 94 94 94 95 97
10.5 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
99 100 101 102
Kerncijfers 2010
2009
2008
2007
2006
5.041 17.601 1.467 24.109
5.287 18.259 1.388 24.934
8.321 13.956 1.139 23.416
8.247 12.796 857 21.900
8.414 8.082 489 16.985
Kostendekkende premie
28.839
34.366
47.663
45.766
-
Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen
34.893 3.612 15.810
34.494 3.749 13.343
44.526 3.758 11.195
43.328 3.644 9.728
33.786 2.526 5.494
Toeslagverlening Inactieve deelnemers Saldo Overige pensioenen
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,95%
6,71% 1,03%
-8.187
345
-92.864
130.647
73.602
40.459 140.007 915.065 99,1%
37.762 156.872 839.153 100,0%
36.078 184.409 801.736 88,4%
34.020 129.887 714.165 118,5%
64.600 538.672 113,8%
15,7 15,9 22,5 10,5
15,0 14,4 21,5 9,5
15,7 15,4 19,3 9,9
11,4 9,7 14,5 14,5
15,5 16,0 14,0 14,0
9,3
7,1
-
-
-
Rentetermijnstructuur (RTS)
3,5%
3,9%
-
-
-
Beleggingen Balanswaarde Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
918.2004 16.995 32.379
843.647 8.478 105.6655
744.863 10.931 -168.1795
884.356 14.421 16.965
611.227 5.942 7.269
Bedragen x € 1,0 duizend
Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers1 Ingegane pensioenen2 Totaal aantal verzekerden Pensioenen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad3 Gemiddelde duration Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerde deelnemers Duration vastrentende waarden
4
Beleggingsportefeuille6 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen Beleggingsrendement Totale portefeuille Benchmarkrendement portefeuille
43.717 255.123 457.998 1.320 160.042 918.200
38.090 232.641 424.204 148.712 843.6477
6.587 247.866 353.451 136.959 744.8637
235.962 326.507 90 321.797 884.356
1.240 106.773 246.215 256.999 611.227
5,8% 5,8%
15,4% 14,5%
-18,5% -14,8%
4,6% 4,0%
4,1% 7,7%
1
Het pensioenfonds voert een actief beleid “afkoop klein pensioen”. In 2010 heeft het pensioenfonds een afkoopactie klein pensioen uitgevoerd voor gewezen deelnemers. 2 De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2009 zowel opgenomen onder actieven als onder ingegane pensioenen. Ultimo 2010 zijn onder de ingegane pensioenen 143 deelnemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering opgenomen (ultimo 2009: 152). 3 De dekkingsgraden zijn vanaf 2007 gebaseerd op de FTK-grondslagen. 4 De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers. De negatieve derivaten zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans. 5 De mutatie in de afwaardering van de beleggingen in het depot bij SNS is tot en met 2009 opgenomen onder de indirecte beleggingsopbrengsten. Ultimo 2010 wordt er conform wet- en regelgeving niet afgewaardeerd. 6 Met ingang van 2009 worden de beleggingscategorieën volgens de FTK-grondslagen weergegeven. 7 In 2009 is de afwaardering van de beleggingen in het depot bij SNS ad 1.348 volledig opgenomen onder de vastrentende waarden. Ultimo 2010 wordt er conform wet- en regelgeving niet afgewaardeerd.
5
Bestuursverslag
6
1.
Woord van de voorzitter
Pensioenen stonden het afgelopen jaar opnieuw in het middelpunt van de belangstelling. De financiële crisis heeft – ook bij pensioenfondsen in Nederland – sporen nagelaten en de onzekerheden van het systeem zichtbaar gemaakt. De werkelijkheid is anders dan het vaak gekoesterde beeld van gegarandeerde en waardevaste pensioenen. Het jaar 2010 werd gekenmerkt door de eurocrisis, de dalende marktrente en positieve rendementen op beleggingen. Het onderwerp pensioen is voor de meeste mensen geen dagelijkse kost. Het is de taak van het pensioenfonds om uit te leggen waar we mee bezig zijn en wat dit voor u betekent. In dit jaarverslag van Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) leggen wij verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2010. Financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds wordt uitgedrukt in de dekkingsgraad. De dekkingsgraad was in 2010 erg volatiel. Door de dalende marktrente en de stijging van de levensverwachting in 2010 is de dekkingsgraad ten opzichte van 2009 licht gedaald met 0,9%-punt tot 99,1%. De rendementen van de beleggingen waren in 2010 positief. Het totaalrendement op de beleggingen bedroeg in 2010 5,8% (2009 15,4%). Dit percentage is inclusief de afdekking van het renterisico en valutarisico. De pensioenregeling van SVG is een beschikbare-premieregeling. De ingelegde premies voor (gewezen) deelnemers worden voor risico van de (gewezen) deelnemers belegd in de zogeheten collectieve portefeuille of in één van de vrije beleggingsmixen. Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2010 7,4% (2009 15,4%). De rendementen van de beleggingsmixen waren in 2010 allemaal positief. Nieuwe prognosetafel Bij de vaststelling van de jaarrekening van 2009 is al rekening gehouden met de stijging van de levensverwachting op basis van de verwachting van dat moment. De voorziening per eind 2009 is verhoogd met een extra opslag van 5,5% over de voorzieningen van de ingegane pensioenen en de pensioenaanspraken van de overige regelingen. In de loop van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel gepubliceerd. Op basis van deze tafel moest het pensioenfonds een extra voorziening treffen, omdat de levensverwachting hoger is dan eerder aangenomen. Door de invoering van de nieuwe prognosetafel is de voorziening pensioenverplichtingen in totaal met ca. 5,6% gestegen ten opzichte van de voorziening op basis van de oude prognosetafel (zonder opslag). Toeslagverlening Het bestuur heeft in 2010, na een positief advies van de deelnemersraad, besloten om het toeslagbeleid van de pensioengerechtigden uit de standaard Getronics-regeling (beschikbarepremieregeling) aan te passen. Op deze groep is nu hetzelfde toeslagbeleid van toepassing als op de pensioengerechtigden van de overige regelingen. Door deze aanpassing is er sprake van gelijke behandeling van alle pensioengerechtigden binnen SVG. De toeslagverlening van SVG is voorwaardelijk en op basis van de consumentenprijsindex (afgeleid). De toeslagverlening is afhankelijk van bestuursbesluit en de financiële positie van het fonds. Het bestuur heeft zowel per 1 januari 2010 als per 1 januari 2011 moeten besluiten dat de ingegane pensioenen van de standaard Getronics-regeling en de opgebouwde en ingegane pensioenen van de overige regelingen niet worden verhoogd.
7
Juridisch eigendom Het pensioenfonds heeft een aantal kapitaalcontracten afgesloten met verschillende verzekeraars. Het juridisch eigendom van dergelijke contracten ligt formeel bij de verzekeraars. Dit kan een risico zijn bij een faillissement van een verzekeraar. Het pensioenfonds heeft in 2009 maatregelen getroffen om dit risico te beperken. Dit heeft er toe geleid dat in 2010 het juridisch eigendom van de beleggingen van de contracten bij Nationale Nederlanden overgedragen is aan SVG. In 2011 is het juridisch eigendom van de beleggingen van de contracten bij zowel Delta Lloyd Levensverzekeringen NV en als ASR Levensverzekeringen NV overgedragen aan SVG. Herstelplan De dekkingsgraad per eind 2010 van 99,1% ligt onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,5% waardoor er sprake is van een dekkingstekort. Het in 2009 ingediende herstelplan is derhalve nog steeds van toepassing. In het herstelplan is een verwachte dekkingsgraad per eind 2010 opgenomen van 102,0%.Het pensioenfonds evalueert periodiek de voortgang van het herstel. Op basis van het actuele dekkingsgraadsjabloon van juni 2010 volgt dat, met in achtneming van het huidige beleid, herstel mogelijk is binnen de wettelijke termijn van vijf jaar. Risicomanagement In 2010 heeft het pensioenfonds een uitgebreide inventarisatie gemaakt van de (beleggings)risico’s die het pensioenfonds mogelijk loopt. Daarnaast is onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn als de betreffende risico’s zich zouden voordoen. De beheersmaatregelen die zijn getroffen, worden periodiek door het pensioenfonds tegen het licht gehouden en waar nodig aangescherpt. Om de beleggingen van het pensioenfonds beter te laten aansluiten bij de verplichtingen, is in 2010 ook het valutarisico voor een groot deel afgedekt. In het laatste kwartaal van 2010 heeft het bestuur besloten om het renterisico van de ingegane pensioenen en de opgebouwde pensioenaanspraken van de overige regelingen af te dekken om eventueel korten van de pensioenen te voorkomen. In 2011 zal de renteafdekking worden geëvalueerd. Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. De communicatiecommissie heeft veel aandacht besteed aan het verder verbeteren van de communicatie en informatievoorziening. In 2010 heeft het pensioenfonds een presentatie gegeven tijdens de jaarvergadering van de Vereniging van Gepensioneerden Getronics. Het doel van deze presentatie was het informeren van de pensioengerechtigden en het bevorderen van de dialoog met de pensioengerechtigden. Toekomstverwachtingen Het pensioenakkoord dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid hebben gesloten, zal naar verwachting invloed hebben op de pensioenregelingen. Door het pensioenakkoord moet het pensioenstelsel betaalbaar blijven. In het pensioenakkoord staan voorstellen om de AOW en de pensioenen aan te passen aan de stijgende levensverwachting. Daarnaast staan er in het pensioenakkoord voorstellen die de pensioenfondsen minder kwetsbaar moeten maken voor ontwikkelingen op de financiële markten. De verwachting is dat het kabinet de voorstellen gaat overnemen. Deze ontwikkelingen zullen naar verwachting ook consequenties hebben voor de pensioenregeling en governance van het pensioenfonds.
8
Hierdoor belooft het jaar 2011, evenals 2010, een enerverend jaar te worden. Het bestuur zal zich blijven inspannen om de risico’s te beperken en de pensioenen veilig te stellen. Zoetermeer, 24 juni 2011 F.H.K. Ooms, voorzitter
9
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) is statutair gevestigd te Amsterdam ten kantore van Getronics Nederland BV. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203004. SVG is een ondernemingspensioenfonds. De stichting heeft sinds haar oprichting in 1985 tot doel de uitvoering te verzorgen van de pensioenvoorzieningen welke voor de medewerkers van Getronics Nederland zijn getroffen. De meeste (gewezen) deelnemers van SVG nemen deel aan de flexibele Getronicspensioenregeling. Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. Daarnaast voert het fonds nog een aantal regelingen uit voor gesloten groepen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Deze regelingen worden gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds circa 24.100 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa € 918 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan ASR Levensverzekeringen NV (ASR), Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV (Nationale Nederlanden), Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (Syntrus Achmea), Delta Lloyd Levensverzekeringen NV (Delta Lloyd) en Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (ZwitserLeven). Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door BNP Paribas Investment Partners (BNP), ING Investment Management (ING), Delta Lloyd Asset Management (Delta Lloyd) en SNS Asset Management (SNS). Daarnaast voeren AonHewitt, TKP Pensioen BV en TKP Investments BV ondersteunende activiteiten uit. Uitgangspunt bij de uitbesteding is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris van AonHewitt en externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV.
2.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de volgende aangesloten ondernemingen: • Getronics NV • Getronics holdings BV • Getronics Nederland BV • Call2 BV En de met haar gelieerde Nederlandse ondernemingen. De doelstelling van SVG is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de ingegane pensioenen, de opgebouwde pensioenen en de 10
premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen, risicomanagement en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2010.
2.3
Personalia
Bestuur SVG heeft een paritair samengesteld bestuur en bestaat uit drie werkgeversvertegenwoordigers en drie werknemersvertegenwoordigers. Het bestuur wordt terzijde gestaan door een adviserend- en certificerend actuaris en een externe accountant, enkele commissies, een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst; alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn uitbesteed. Benoemd door de werkgever Functie/in dienst van Directeur Compensation & Benefits KPN IT Program Director
Voorzitter
Bestuurslid vanaf 01-07-1999
Bestuurslid tot ----
J.K. Dijkstra
Bestuurslid
15-02-2008
----
P.R.J.M. Smits
Bestuurslid
01-06-2009
----
Directeur Shared Services Organization KPN
Bestuurslid tot 01-01-2012
Functie/in dienst van Field Manager
Naam
Functie in bestuur
F.H.K. Ooms
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
A.C. Mögelin
Bestuurslid
Bestuurslid vanaf 01-01-2009
H. Wesseling
Bestuurslid
01-06-2009
01-02-2011
Business Unit Director
J. Phaff
Bestuurslid
01-06-2009
01-06-2012
Management Trainer
Per 1 februari 2011 is de heer H. Wesseling afgetreden als bestuurslid en per 11 maart 2011 opgevolgd door de heer M.H.B. Ebbers. De bestuursleden namens de werkgever zijn voor onbepaalde tijd benoemd door Getronics N.V. De bestuursleden namens de deelnemers zijn verkozen voor een periode van 3 jaar. De bestuursleden ontvangen geen kostenvergoedingen en geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. De werkgever stelt hun in staat om voldoende tijd te kunnen besteden aan het pensioenfonds, Deelnemersraad De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en pensioengerechtigden. De deelnemersraad vergadert ten minste tweemaal per jaar samen met het bestuur. Bij belangrijke onderwerpen vraagt het bestuur advies aan de deelnemersraad. Dit zijn
11
onderwerpen zoals wijzigingen van de statuten, wijzigingen van het pensioenreglement, toeslagbeleid, wijziging van de uitvoeringsovereenkomst en vaststelling van het jaarverslag, ABTN of een langetermijnherstelplan. De deelnemersraad heeft alle rechten die op grond van de Pensioenwet toekomen aan de deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds. De deelnemersraad is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie in deelnemersraad
J.H. Bosman
Deelnemers
01-04-2008
01-04-2014
Voorzitter
D. Houtman
Deelnemers
01-04-2008
01-04-2014
Vice-voorzitter
G. de Jong
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Secretaris
G. Kleingeld
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Lid
R. Weggeman
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Lid
B. Bloemendal
Gepensioneerden
01-04-2008
01-04-2014
Lid
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan van de stichting bestaat uit drie leden, te weten één vertegenwoordiger van de werkgever, één vertegenwoordiger van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur bespreekt ten minste eenmaal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Dit oordeel is opgenomen in paragraaf 7.3.2: ‘Verslag verantwoordingsorgaan’. Het verantwoordingsorgaan is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie
T. van Gent E. Meurs
Deelnemers
01-05-2010
01-05-2013
Project manager
Werkgever
01-02-2010
----
Director Finance
C. Rollfs of Roelofs
Pensioengerechtigden
01-05-2010
01-05-2013
Gepensioneerd
Vanaf
Tot
Functie
In 2010 zijn de volgende leden afgetreden: Naam Vertegenwoordiger van S. van Schilfgaarde
Werkgever
01-02-2008
01-02-2010
Chief Financial Officer
H. Janssen Groesbeek
Pensioengerechtigden
01-02-2008
01-05-2010
Gepensioneerd
De heer S. van Schilfgaarde is per 1 februari 2010 afgetreden en vervangen door de heer E. Meurs. De heer H. Janssen Groesbeek is per 1 mei 2010 afgetreden en vervangen door de heer C. Rollfs of Roelofs.
12
Visitatiecommissie Voor de invulling van het intern toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld en bestaat uit: • A.Th.M. van Hulst • M. Roest • mw. A.J.E.M. Vollenbroek Communicatiecommissie De verantwoordelijkheid van de communicatiecommissie is het bestuur te adviseren over alle communicatieaangelegenheden. De communicatiecommissie is als volgt samengesteld: • De heer J. Phaff (voorzitter) • De heer A.C. Mögelin • De heer J.K. Dijkstra • De heer H. Wesseling (afgetreden per 1 februari 2011) Beleggingscommissie De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft als taak het opstellen van het beleggingsplan, het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerders en het laten uitvoeren van een beleggingsbeleid op basis van de strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggings- en performancedoelstellingen. De • • • • •
beleggingscommissie als volgt samengesteld: De heer F.H.K. Ooms (voorzitter) De heer P.R.J.M. Smits De heer J.K. Dijkstra De heer H. Wesseling (afgetreden per 1 februari 2011) De heer J. Mensonides (extern adviseur)
Beleggingsadvies / Fiduciair beheer Het fiduciair beheer wordt verzorgd door TKP Investments BV (TKPI). TKPI voert op kwartaalbasis overleg met de vermogensbeheerders en rapporteert aan het bestuur en de beleggingscommissie. Vermogensbeheerders De collectieve portefeuille van SVG is belegd bij BNP en ING middels breed gespreide beleggingsportefeuilles. Ook de (passief) belegde individuele portefeuilles (individuele mixen) worden door ING en BNP beheerd. Daarnaast is een deel van het vermogensbeheer uitbesteed aan Delta Lloyd en SNS (Zwitserleven). Pensioenadministratie Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan de onderstaande partijen: • ASR • Nationale Nederlanden • Delta Lloyd • ZwitserLeven • Syntrus Achmea
13
Adviserend actuaris Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn ondersteund door de externe adviserend actuaris van AonHewitt. Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Hewitt Associates B.V., externe actuaris
14
3.
Financiële positie en beleid in 2010
3.1
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2010 100,0% 0,1% 0,0% 1,2% -/- 4,2% 0,0% 2,0% 99,1%
2009 88,4% 0,0% 0,0% 11,8% 1,5% 2,2% 0,5% 100,0%
-/-
Zoals bovenstaande tabel laat zien, zorgden de positieve beleggingsresultaten en de overige oorzaken voor een stijging van de dekkingsgraad. De stijging als gevolg van overige oorzaken wordt met name verklaard door een sterke afname van de waarde van de voorziening voor de garantieregeling. Dit wordt veroorzaakt door de aanpassing van de garantieregeling gedurende 2010. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2010 tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief effect op de dekkingsgraad. Ultimo 2010 bedraagt de rentetoevoeging aan de saldi in de technische voorziening circa 7,4% (2009: 15,4%), welke gelijk is aan het rendement op de collectieve portefeuille. De gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur ultimo 2010 voor de voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenaanspraken en - rechten bedraagt 3,5% (ultimo 2009: 3,9%).
15
De onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook vermeld het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur ultimo het betreffende jaar.
Dekkingsgraad* Beleggingsrendement Gemiddelde rentetermijnstructuur
2010
2009
2008
2007
2006
99,1% 5,8% 3,5%
100,0% 15,4% 3,9%
88,4% -18,5% -
118,5% 4,6% -
113,8% 4,1% -
* Met ingang van 2007 zijn de dekkingsgraden gebaseerd op de FTK-grondslagen.
De dekkingsgraad ultimo 2010 van 99,1% ligt onder de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen en tevens onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Ultimo 2010 is er derhalve sprake van een dekkingstekort. Impact herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Deze late instemming heeft te maken met de herziening van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen die op 1 februari 2011 in werking is getreden. Op grond van deze herziening mogen fondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd, voor het verzekerde deel het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en bij de waardering van de vordering op de verzekeraar op marktwaarde. De • • • • •
belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; De huidige inkooptarieven zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
16
In 2010 loopt de dekkingsgraad achter op de in het herstelpan verwachte dekkingsgraad. Onderstaand overzicht geeft dit weer:
Dekkingsgraad per 31 december 2009 Premie SturingsToeslagen middelen Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, Overige kanssystemen en waardeoverdrachten. Subtotaal Aanpassing gestegen levensverwachting Dekkingsgraad per 31 december 2010
Verwacht 2010 (in %) 98,0 0,9 0,0 2,3 0,0
Werkelijk 2010 (in %) 100,0 0,1 0,0 1,2 -4,2
0,8
2,0
102,0 0,0 102,0
99,1 0,0 99,1
Het grootste verschil tussen verwachte en werkelijke ontwikkeling wordt veroorzaakt door de ongunstige ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. In augustus 2010 heeft het bestuur een aangepast dekkingsgraadsjabloon ingediend bij DNB, uitgaande van een start dekkingsgraad per 30 juni 2010 van 90,6%. Uit dit sjabloon volgt dat, met in achtneming van het huidige beleid, herstel mogelijk is binnen de wettelijke termijn van vijf jaar. Het kortetermijnherstelplan is eind 2010 nog van toepassing, aangezien de dekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Borgstelling Ten gevolge van de financiële crisis daalden de dekkingsgraden van de meeste pensioenfondsen in Nederland tot onder het minimaal vereist eigen vermogen, zo ook de dekkingsgraad van SVG. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden, heeft de werkgever zich bereid verklaard een borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Voor het jaar 2010 is door het bestuur een beroep gedaan op de borgstelling. De werkgever heeft een bedrag van € 5,3 miljoen betaald. Gestegen levensverwachting Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 2010-2060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 5,5% te verhogen. Deze verhoging was gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingstafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd.
17
Het pensioenfonds heeft een onderzoek naar sterftewaarnemingen uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van het AonHewitt Longevity Model op basis van postcodes. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek heeft het bestuur besloten om de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafel en de huidige leeftijdterugstelling (-3 voor mannen en -1 voor vrouwen) te handhaven. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. De technische voorziening was eind 2009 op basis van de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap verhoogd met een opslag van 5,5%. De technische voorziening was eind van 2010 op basis van de AG-prognosetafel 2010-2060. Het totale effect (2009 en 2010) op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafels bedraagt circa 5,6%.
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur:
P e n s io e n re g e lin g
F in a n c ië le p o s itie
B e le g g in g s b e le id
T o e s la g b e le id
F in a n c ie rin g s b e le id
R is ic o b e h e e r
3.2.1
Toeslagbeleid
Bij SVG werd voor het verlenen van een toeslag onderscheid gemaakt in twee groepen verzekerden: • Pensioengerechtigden uit de SVG-regeling (beschikbare-premieregeling); • Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van de overige pensioenregelingen. In 2010 heeft het bestuur, na positief advies van de deelnemersraad, besloten om het toeslagbeleid van de pensioengerechtigden uit de SVG-regeling (geen ex-ante bepaalde
18
maatstaf en op basis van overrendement) te wijzigen en op deze groep het toeslagbeleid van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van de overige pensioenregeling van toepassing te verklaren. Door deze aanpassing is er sprake van gelijke behandeling van alle pensioengerechtigden. Daarnaast leidt deze verandering tot een stabielere financiële positie. Toeslagbeleid gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van de overige pensioenregelingen en pensioengerechtigden SVG-regeling. Het toeslagbeleid is op basis van kolom D1 uit de toeslagenmatrix. De ex ante bepaalde factor is de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens (afgeleid). Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor sprake is van een (voorwaardelijke) toeslag op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is mede afhankelijk van de financiële positie van de stichting. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door de stichting geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen. Het bestuur heeft zowel per 1 januari 2010 als per 1 januari 2011 moeten besluiten dat de ingegane pensioenen van de standaard Getronics-regeling en de opgebouwde en ingegane pensioenen van de overige regelingen niet worden verhoogd. Bij dit besluit heeft het bestuur de uitgangspunten van het pensioenreglement en de richtlijnen van DNB gehanteerd.
3.2.2
Financieringsbeleid
Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken opgenomen tussen het pensioenfonds en de aangesloten ondernemingen. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden. Enkele elementen uit de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds zijn: • •
• • •
De werkgever verplicht zich de totale bijdrage voor de pensioenregeling, dit wil zeggen zowel het werkgeversdeel als de deelnemersbijdrage, te voldoen aan de stichting. Dit betreft de jaardotatie op de pensioenrekening voor alle deelnemers. Jaarlijks betaalt de werkgever de stichting een opslag ter grootte van een percentage van de som van de spaargrondslagen van de deelnemers. Dit bedrag is voor de dekking van het overlijdens- en premievrijstellingsrisico, de financiering van de administratie-, beheersen beleggingskosten en het opbouwen en in stand houden van de actuarieel noodzakelijke buffers. Voor 2010 is dit percentage vastgesteld op 4,2%. In 2011 is dit percentage vastgesteld op 5,25%. Jaarlijks betaalt de werkgever de bijdrage zoals deze benodigd is voor de pensioenreglementsbijlage “Overgangsbepalingen”. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan de stichting te minderen of te staken. In de uitvoeringsovereenkomst is een maximale werkgeversbijdrage, inclusief de bijdrage van de medewerkers, vastgelegd van 16% van de loonsom. Dit maximum betreft de som van de kosten voortvloeiende uit de premiestaffel, de bijdragen zoals bepaald in de pensioenreglementbijlage “Overgangsbepalingen” en de bijdrage ad 4,2% van de som van de pensioengrondslagen. Deze laatstgenoemde bijdrage is bedoeld voor de dekking van het
19
overlijdens- en premievrijstellingsrisico, de financiering van de administratie-, beheers- en beleggingskosten en het opbouwen en in stand houden van de actuarieel noodzakelijke buffers. Bij de uitvoeringsovereenkomst is een addendum bijgevoegd waarin de borgstelling is vastgelegd. SVG is met Getronics een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De jaarlijkse premie voor de Getronics-pensioenregeling is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare premie, vermeerderd met een opslag. Deze opslag betaalt de werkgever en bedroeg voor 2010 4,2% van de som van de spaargrondslagen. Periodiek wordt een prognose gemaakt van de benodigde kostendekkende premie. De kostendekkende premie is opgebouwd uit de actuariële premie benodigd voor de pensioenverplichtingen, de opslagen voor de instandhouding van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag) en een opslag voor de uitvoeringskosten van de stichting. Afhankelijk van de uitkomst van deze prognose kan worden besloten tot inzet van de diverse sturingsmiddelen die de stichting tot zijn beschikking heeft. Tussen de stichting en de werkgever is overeengekomen dat de premie voor de werkgever, inclusief de eigen bijdrage van de werknemers, voor de Getronics-regeling is gemaximeerd op 16% van de salarissom. Naast de Getronics-regeling voert de stichting nog een aantal overgangs- en pensioenregelingen voor kleine gesloten groepen van deelnemers uit. De lasten van deze regelingen komen, behoudens de regelingen waarin sprake is van een deelnemersbijdrage, geheel ten laste van de werkgever. Voorts is er tussen Getronics en het pensioenfonds een borgstelling overeengekomen van jaarlijks maximaal 12,5 miljoen euro voor de periode van 2010 tot en met 2013. ABTN In 2010 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota geactualiseerd door het bestuur. De wijzigingen zijn voorgelegd voor advies aan de deelnemersraad. De deelnemersraad heeft met betrekking tot de wijzigingen een positief advies afgegeven. De voornaamste wijzigingen zijn: • Er is een beschrijving opgenomen van de werkzaamheden van TKP, welke per 1 juli 2009 zijn overgenomen van het Pensioenbureau; • Het hoofdstuk over de pensioenregeling, aanspraken en toeslagen is geactualiseerd naar aanleiding van het nieuwe pensioenreglement. De beschrijving van de garantieregeling is geactualiseerd, evenals die van het toeslagenbeleid, de beleggingsmixen en administratiekosten, • De borgstelling is opgenomen in hoofdstuk over het financiële kader van de pensioenregeling; • Gewijzigde afspraken met de werkgever betreffende de premie voor de ANWhiaatverzekering, arbeidsongeschikheidspenioen en de verhoging van de werkgeversopslag zijn opgenomen. • Een aanpassing van de actuariele grondslagen aan de AG-prognosetafels is opgenomen. • In de paragraaf betreffende beleggingsbeleid is de strategische beleggingsmix opgenomen. • Bijlage over het beleggingsbeleid van het pensioenfonds.
20
Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; de premie om de uitvoeringskosten te financieren; Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De kostendekkende premie over 2010 bedraagt € 28,8 miljoen (2009: € 34,4 miljoen). In 2010 bedraagt de feitelijke premie € 34,9 miljoen (2009: € 34,5 miljoen). Dit betreft de premie voor de SVG-regeling. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. De daling van de kostendekkende premie ten opzichte van 2009 hangt samen met het afgenomen aantal actieven in de pensioenregeling. Premies en grensbedragen Voor 2010 golden de volgende premies en grensbedragen: • Beschikbare premie: individueel bepaald op basis van de reglementaire staffel; • Werkgeversopslag: 4,2% van de som van de pensioenspaargrondslagen; • Franchise € 15.347.
3.2.3
Beleggingsbeleid
Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds en met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse ALM-studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag- en beleggingsbeleid. Een ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. In de ALM-studie die begin 2010 is uitgevoerd, is extra aandacht geschonken aan extreme risico’s, ook wel staartrisico’s genoemd. Dit zijn risico’s die een zeer negatief effect kunnen hebben op de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur heeft naar aanleiding van deze ALM-studie besloten om in 2010 extra aandacht te besteden aan deze risico’s. Gedurende 2010 zijn verschillende stresstesten uitgevoerd welke in de verschillende beleggingscommissievergaderingen en bestuursvergaderingen zijn besproken. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarbij is ook goed gekeken naar de mogelijkheden om de dekkingsgraad ook mee te laten profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Op basis van deze analyses is besloten om het strategische beleggingsbeleid aan te passen. De wijzigingen in de beleggingsportefeuille zijn in verschillende stappen in 2010 doorgevoerd. Renterisico De afdekking van het renterisico is met het aangepaste strategische beleggingsbeleid gewijzigd. Door de duratie van de vastrentende waarden bestaat intrinsiek een gedeeltelijke afdekking van het renterisico. In de loop van 2010 is de gemiddelde duratie verhoogd zodat er een grotere mate van afdekking ontstond. Vervolgens is de totale strategische afdekking van
21
het renterisico is verhoogd naar 75% van de verplichtingen van de ingegane pensioenen, inclusief de pensioenaanspraken van de overige regelingen. Deze afdekking vindt plaats buiten de collectieve portefeuille via renteswaps. Hierdoor is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling. De dekkingsgraad zal echter (gedeeltelijk) achterblijven bij een rentestijging. Aandelenrisico De beleggingen in aandelen worden wereldwijd belegd. Gezien de relatief hoge optiepremies, als gevolg van de historisch gezien hoge volatiliteit in de aandelenmarkten, heeft het bestuur besloten het aandelenrisico vooralsnog niet af te dekken. Valutarisico Binnen het strategisch beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Binnen de categorieën aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, waar mogelijk, volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). De beleggingen in vastrentende waarden vinden voor een groot deel in Euroland plaats, waardoor er geen valutarisico bestaat. Het valutarisico van de beleggingen die niet in Euroland plaatsvinden, wordt daarnaast voor een deel afgedekt naar de euro. Strategische beleggingsportefeuille Voor het jaar 2011 heeft het bestuur besloten vooralsnog geen wijzigingen aan te brengen in de strategische beleggingsportefeuille en de beleggingsmandaten van de verschillende externe vermogensbeheerders. Eerst zullen de uitkomsten van de begin 2011 uitgevoerde ALM-studie en aanvullende stresstestanalyses worden afgewacht. De voor 2011 vastgestelde premie is gebruikt om binnen de mandaten van de managers de gewichten per beleggingscategorie bij te sturen naar de mandaatgewichten, waarbij, in afwachting van de uitkomsten van de ALMstudie, alleen is belegd in liquide beleggingscategorieën. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille voor 2010 weer. Ook geeft de tabel de werkelijke en benchmarkgewichten van de beleggingsportefeuilles van de verschillende externe vermogensbeheerders per eind december 2010 weer. De werkelijke gewichten per eind van het jaar wijken af van de strategische gewichten door de koersbewegingen en beweging van de portefeuillegewichten van de verschillende geselecteerde vermogensbeheerders. Strategische en werkelijke gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie Vastrentende waarden
Werkelijk gewicht eind 2010 50,7
Benchmarkgewicht eind 2010 53,4
Strategisch gewicht 2010 48,0
28,3
24,6
25,0
4,9
4,4
6,0
17,7
17,6
21,0
Aandelen Onroerend goed Alternatieve beleggingen Valuta-afdekking
0,2
0,0
0,0
Renteswaps
-1,9
0,0
0,0
Liquiditeiten
0,1
0,0
0,0
22
3.3
Risicobeheer
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) In 2010 heeft het bestuur een risicoanalyse uitgevoerd, waarbij als uitgangspunt is genomen het FIRM-model van DNB. De beoordeling en de weging van de risico’s is gebeurd tegen het licht van de doelstellingen en van het fonds, zoals vastgelegd in de fondsdocumenten van het financieel beleid van het pensioenfonds. Door de scores op de verschillende risico-items als onderdeel van de verschillende risicocategorieën, verder te wegen is een compleet beeld verkregen van de overblijvende netto-risico’s. Gebleken is dat vooral de financiële risico’s (te weten het matching-/renterisico, het marktrisico en het kredietrisico) nog relatief hoge overblijvende netto-risico’s hebben. De uitkomsten van de risicoanalyse zijn vastgelegd in een rapport. Voor elk risico is een bestuurslid aangesteld als risico-eigenaar. Voor de netto risico’s met kwalificatie hoog en midden zijn acties uitgezet die periodiek in het bestuur worden besproken. FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) FIRM is een risicoanalysemethode van DNB die wordt gebruikt voor het prudentieel toezicht op financiële instellingen. De methode is ontwikkeld voor alle financiële instellingen en dus niet specifiek voor pensioenfondsen. Door dit model wordt het risicoprofiel van de instellingen op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgelegd. Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheerscategorieën onderscheiden. Risicocategorieën Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet-financiële risico’s
Matching- / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
Risicobeheer Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds.
23
Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. • Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden voor risico van het pensioenfonds en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. De duration van de verplichtingen bedraagt ongeveer 15,7 jaar (2009; 15,0 jaar), de duration van de beleggingen (vastrentende waarden) voor risico van het pensioenfonds ongeveer 9,3 jaar (2009; 7,1 jaar). De duration van de verplichtingen is in 2010 toegenomen. Deze toename werd met name veroorzaakt door de nieuwe prognosetafels en door de gedaalde rente. Het renterisico van het belegde vermogen voor risico van het pensioenfonds kan door een consistente toepassing van ALM-principes beter afgestemd worden op het renterisico van de verplichtingen. Het renteafdekkingsbeleid is in 2010 aangepast. In oktober 2010 heeft het bestuur besloten 75% van het renterisico van de verplichtingen van de ingegane pensioenen, inclusief de pensioenaanspraken van de overige regelingen.af te dekken door middel van swaps buiten de collectieve portefeuille. Het renterisico wordt afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden en renteswaps. • Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Binnen de categorieën aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, waar mogelijk, volledig weggenomen (afgedekt door beleggingsfondsen waarbinnen het valutarisico is afgedekt of met valutatermijncontracten naar de euro). De beleggingen in vastrentende waarden vinden voor een groot deel in Euroland plaats, waardoor er geen valutarisico bestaat. Het valutarisico van de beleggingen die niet in Euroland plaatsvinden, wordt daarnaast voor een deel afgedekt naar de euro. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds
24
transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, is het uitgangspunt dat door het pensioenfonds alleen wordt gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Voor het fonds heeft het kredietrisico echter vooral betrekking op de afgesloten contracten met de diverse verzekeraars. Door dergelijke contracten met verschillende tegenpartijen af te sluiten en bij de selectie van die partijen groot belang te hechten aan debiteurenkwaliteit en een minimaal vereiste kredietwaardigheid, kunnen door SVG kredietrisico’s worden beperkt. Het pensioenfonds had een aantal kapitaalcontracten afgesloten met verschillende verzekeraars. Door de kredietcrisis is gebleken dat het juridisch eigendom van de beleggingen bij dergelijke contracten niet ligt bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft in 2009 maatregelen getroffen om dit risico te beperken. Dit heeft er toe geleid dat in 2010 het juridisch eigendom van de beleggingen van de contracten bij Nationale Nederlanden overgedragen is aan SVG. In 2011 is het juridisch eigendom van de beleggingen van de contracten bij Delta Lloyd Levensverzekeringen NV en ASR Levensverzekeringen NV overgedragen aan SVG. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De belangrijkste korte termijnverplichting van het fonds betreft de betaling in verband met uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten. Deze verplichting is voor het grootste deel uitbesteed aan ASR en Nationale Nederlanden. De verplichting wordt afgewikkeld via de rekening-courantverhouding met deze verzekeraars. Op grond van de afspraken in de overeenkomsten en de Service Level Agreements worden deze risico’s beheerst. De omvang van de door de werkgever verschuldigde premiebedragen is dermate groot in verhouding tot de verschuldigde uitkeringen dat hiermee het liquiditeitsrisico goed kan worden beheerst. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische 25
voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds, wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 (gecorrigeerd voor de fondsspecifieke sterfte met adequate leeftijdterugstelling), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht, die onderdeel is van de opslag die bij de werkgever in rekening wordt gebracht. Met betrekking tot het overlijdensrisico is vervolgens sprake van herverzekering binnen de kapitaalcontracten van ASR en Nationale Nederlanden. Het fonds houdt het arbeidsongeschiktheidsrisico in eigen beheer. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het bestuur heeft besloten om zich vanaf 2009 bij de uitvoering van haar taken te laten ondersteunen door TKP Pensioen B.V. (TKP). Een taak van TKP is om de operationele risico’s te minimaliseren. • Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het
26
pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. In 2010 is het ISAE rapport uitgebreid met het proces monitoring uitbesteding van activiteiten die worden uitgevoerd door derden voor TKP. PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP op 31 december 2010 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om de controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt in toenemende mate aandacht aan risicobeleid en beheersing en zal deze lijn in 2011 voortzetten. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
27
4. 4.1
Verslag van het vermogensbeheer Algemeen
Marktontwikkelingen Het jaar 2010 stond voor beleggers vooral in het teken van de schuldenproblematiek van Europese landen en de invloed daarvan op het bankwezen en de wereldwijde economische groei. Een omvangrijk reddingspakket van de Europese Unie en steunmaatregelen van de Europese Centrale Bank waren begin mei nodig om acute financieringsproblemen van Griekenland te voorkomen. Het wantrouwen van beleggers in andere landen werd daarmee echter niet weggenomen. De rente op staatsobligaties uitgegeven door onder andere Ierland, Portugal en Spanje steeg enorm. Staatsobligaties van de meest kredietwaardige landen in het eurogebied, zoals Nederland en Duitsland, werden daarentegen beschouwd als een veilige haven. Hierdoor daalde de lange rente in deze landen sterk. De lange swaprente (30 jaar) daalde van 4,0% eind 2009 tot een tijdelijk dieptepunt van 2,6% eind augustus 2010. Op dat moment was de onrust onder beleggers over de Europese schuldencrisis en de angst voor een nieuwe economische recessie groot. Uiteindelijk eindigde de lange swaprente (30 jaar) op 3,5%. De economische groei bleef in 2010 gematigd. Halverwege het jaar nam door zwakke economische cijfers uit de Verenigde Staten (vooral de arbeidsmarkt) de angst van beleggers voor een nieuwe economische recessie en een deflatiescenario nog toe. Hoewel door meevallende economische cijfers later in het jaar dit negatieve scenario weer wat naar de achtergrond verdween, bleven de algemene economische verwachtingen voor de Amerikaanse economische groei zwak. In Europa waren de economische verschillen groot. Vooral de Duitse economie verraste positief, geholpen door een sterke exportgroei. Van landen met grote overheidsschulden bleven de economische groeiverwachtingen, mede door noodzakelijke overheidsbezuinigingen, laag. Ondanks deze belangrijke economische ontwikkelingen was 2010 een positief beursjaar. De wereldwijde aandelenindex steeg ruim 20% in euro’s. Wel waren de tussentijdse uitslagen groot. Bedrijfsresultaten waren positief. Vooral Amerikaanse bedrijven hebben de economische crisis aangepakt door drastisch in kosten te snijden, waardoor de arbeidsproductiviteit en winst op peil bleven. De hoogste rendementen werden behaald in opkomende landen. De economische groei bleef in opkomende landen hoog, terwijl deze landen minder last hebben gehad van de kredietcrisis door de beperkte rol van het bankwezen binnen de economie. De hoge overheidsschulden in Europese landen leidden op de valutamarkt in 2010 tot een daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar van ruim 7%. Tegelijkertijd was ook het beleid van de Amerikaanse en Japanse autoriteiten om te proberen hun munt laag te houden. De spanning met China over de goedkope Chinese munt, waardoor zij een concurrentievoordeel hebben op de exportmarkt, speelde hierbij ook een rol.
28
Samenstelling beleggingsportefeuille Onderstaande tabel geeft de strategische beleggingsmix weer: Feitelijke beleggingsmix (%)
Vastrentende waarden Aandelen Onroerend goed Alternatieve beleggingen Valuta-afdekking Renteswaps Liquiditeiten Totaal
Benchmark (%)
Strategische beleggingsmix(%)
2010 50,7% 28,3% 4,9% 17,7% 0,2% -1,9% 0,1%
2009 50,4% 27,5% 4,5% 17,6% 0,0% 0,0% 0,0%
53,4% 24,6% 4,4% 17,6% 0,0% 0,0% 0,0%
48,0% 25,0% 6,0% 21,0% 0,0% 0,0% 0,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Rendement beleggingen 2010 Het rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedroeg 5,8%. Rendementen beleggingsportefeuille (in %) Portefeuille Vastrentende waarden Aandelen Onroerend goed Alternatieve beleggingen Bijdrage valuta-afdekking Bijdrage renteswaps Totaal
5,2 16,4 4,1 9,9 -1,0 -1,8 5,8
Aandelen lieten een positief rendement zien van 16,4%. Net name de aandelen in opkomende landen lieten een hoog rendement zien. Vastrentende waarden behaalden een rendement van 5,2%. Vooral de risicovollere obligaties, bedrijfsobligaties en obligaties uitgegeven door opkomende landen deden het goed. Vastgoed eindigde het jaar met een rendement van 4,1%, waarbij de niet-beursgenoteerde vastgoed posities achter bleven bij de beursgenoteerde posities. De alternatieve beleggingen behaalden een positief rendement van 9,9%. Zowel grondstoffen, converteerbare obligaties als hedgefondsen presteerden positief. Rendement 2010 ten opzichte van de benchmark Het rendement van de beleggingsportefeuille voor geheel 2010 bedroeg 5,8%. Het rendement was hiermee in lijn met het rendement van de benchmark. De portefeuille behaalde een positief rendement door een juiste selectie binnen de vastrentende waarden categorie, dit rendement werd echter volledig teniet gedaan door de rendementen binnen de aandelen beleggingen. In 2010 is geen extra rendement behaald door het actief aanpassen van de verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieën. Het beheer van de beleggingen is uitbesteed aan daartoe geselecteerde vermogensbeheerders. Het rendement is als volgt per beleggingscategorie en per vermogensbeheerder verdeeld:
29
Rendement totale beleggingsportefeuille*
Rendement (%) Benchmark (%)
Vastrentende waarden Delta Lloyd BNP ING SNS Aandelen Delta Lloyd BNP ING SNS Onroerend goed Delta Lloyd ING SNS Converteerbare obligaties BNP Grondstoffen BNP Hedgefondsen BNP ING SNS Bijdrage valuta-afdekking BNP ING Bijdrage renteafdekking Delta Lloyd
5,4% 2,1% 7,2% 8,6%
2,3% 2,1% 4,6% 8,6%
17,0% 17,7% 15,8% 10,9%
18,9% 21,8% 18,0% 10,7%
10,4% 3,4% -0,9%
11,9% 3,4% 17,5%
8,4%
9,2%
24,9%
24,9%
1,8% 3,8% 10,3%
3,5% 2,6% 7,4%
-1,6% -0,6%
-1,6% -0,6%
-1,8%
-1,8%
* De weergegeven rendementen zijn exclusief individuele beleggingsmixen.
De collectieve portefeuille bij ING is opgebouwd uit een portefeuille, waarvan een deel van het juridische eigendom bij Nationale Nederlanden ligt (binnen het kapitaalcontract) en een ander deel, waarvan het juridische eigendom bij SVG (buiten het kapitaalcontract) ligt. ING behaalde over 2010 over de gehele beleggingsportefeuille, een rendement van 7,6% (benchmark: 6,1%). BNP behaalde op de door haar beheerde portefeuille over 2010 een rendement van 7,4% (benchmark 9,0%). Voor Delta Lloyd waren deze rendementcijfers over geheel 2010 voor de portefeuille -10,7% (benchmark -11,8%). Het rendement op de Delta Lloyd portefeuille wordt vrijwel volledig bepaald de bijdrage van de renteafdekking. SNS boekte een beleggingsresultaat van 8,8% (benchmark 10,3%).
4.2
Vastrentende waarden
De vastrentende beleggingen zijn breed gespreid over verschillende vermogensbeheerders en obligatiecategorieën via meerdere beleggingsfondsen en individuele leningen. Bij alle vermogensbeheerders is de vastrentende waardenportefeuille opgebouwd rond een portefeuille van staatsobligaties en bedrijfsobligaties met een hoge kredietwaardigheid. De portefeuille bij ING bestaat daarnaast ook uit obligaties met een lagere kredietwaardigheid en obligaties van opkomende landen. Om een deel van het renterisico van het pensioenfonds af te dekken, is extra belegd in obligaties met een langere looptijd. Zo zijn drie staatsleningen met een lange looptijd aan de vastrentende waardeportefeuille van SNS toegevoegd. In de portefeuilles bij BNP, ING en Delta 30
Lloyd wordt een deel van de vastrentende waarden portefeuilles belegd in obligatiefondsen met een hogere rentegevoeligheid. Rendement Het jaar 2010 stond voor het rendement op staatsobligaties in het teken van de schuldenproblematiek van Europese landen en de invloed daarvan op het bankwezen en de wereldwijde economische groei. De rente op staatsobligaties uitgegeven door onder andere Ierland, Portugal en Spanje steeg enorm. Staatsobligaties van de meest kredietwaardige landen in het eurogebied, zoals Nederland en Duitsland, werden daarentegen beschouwd als een veilige haven. Hierdoor daalde de lange rente in deze landen sterk. Het rendement van bedrijfsobligaties was positief ondanks de schuldenproblematiek van Europese overheden. Dit kwam mede door goede bedrijfsresultaten. Ook in de categorie obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen werd binnen het INI All Grade fonds een positief rendement behaald. Opkomende landen profiteerden van instroom van gelden van beleggers. Beleggers zijn op zoek naar rendement en beleggen in risicovollere producten, waaronder staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen. Over het algemeen is sprake van een solide groei in Emerging Markets, een groei die sterker is dan in de ontwikkelde landen. High yield-obligaties behaalden een positief rendement ondanks de problemen op de staatsobligatiemarkt. Dit kwam vooral door goede bedrijfsresultaten, waarbij de koersstijging van obligaties van bedrijven met een zeer lage kredietwaardigheidrating en zeer zwakke balans sterk was. Relatief rendement Het rendement van de portefeuille vastrentende waarden bedroeg over het gehele jaar 5,2%. Dit was 1,6%-punt hoger dan het rendement van de benchmark. Vrijwel alle managers hadden een positieve bijdrage. Het rendement bij BNP was in lijn met de benchmark. De portefeuille profiteerde gedurende het gehele jaar van de extra beleggingen die alle managers aanhielden in bedrijfsobligaties en andere vastrentende producten met een hogere risicopremie ten opzichte van de benchmark. Daarnaast hadden de obligatieportefeuilles van ING, SNS en met name Delta Lloyd een positieve bijdrage door de landenallocatie als gevolg van een onderweging van staatsobligaties uitgegeven door onder andere Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje.
4.3
Aandelen
De aandelenportefeuille is voor een deel opgebouwd uit aandelen in ontwikkelde landen (79%) en voor een deel uit aandelen in opkomende landen (21%). Binnen de portefeuille van ontwikkelde landen is een extra accent gelegd op aandelen die een hoog dividend uitkeren (7% van de 79%). De aandelenbeleggingen die beheerd worden door BNP en ING hebben een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat ze het doel hebben een hoger rendement te behalen dan de relevante benchmark, binnen vastgestelde risicokaders. In de bij Delta Lloyd en SNS beheerde portefeuilles zijn passieve aandelenportefeuilles opgenomen. Deze fondsen hebben als doel de samenstelling, en daarmee het rendement, van de relevante index te repliceren. Vanaf half augustus zijn alle aandelenbeleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen daar waar mogelijk afgedekt naar de euro.
31
Rendement De aandelenmarkten profiteerden in 2010 verder van het herstel van vertrouwen in de economie, de laag blijvende rente en positieve bedrijfswinsten. Aandelenkoersen stegen uiteindelijk rond 20%. Tussen de regio’s waren grote verschillen met als positieve uitschieter de aandelenkoersen van opkomende markten met een rendement van 27%. Deze economieën hadden minder last van de financiële crisis dan ontwikkelde landen. Dit kwam in het algemeen door een lage schuldenlast, een beperkte financiële sector en het profiteren van stijgende grondstofprijzen. Relatief rendement Over geheel 2010 behaalde de aandelenportefeuille een rendement van 16,4%. De benchmark behaalde over dezelfde periode een rendement van 19,5%. Het achterblijven van de portefeuille werd veroorzaakt door de portefeuilles van BNP, ING en Delta Lloyd. Het achterblijven van de portefeuille van Delta Lloyd werd met name veroorzaakt door de omzetting van de portefeuille naar andere beleggingsfondsen, om zo het valutarisico binnen de beleggingsfondsen af te dekken. Het achterblijven van de aandelenportefeuille van BNP wordt voor een groot deel veroorzaakt door het wereld aandelen fonds. Het fonds wordt momenteel beheerd door Alfred Berg, een kwantitatieve manager. BNP is op dit moment opzoek naar een ander, fundamenteel team. BNP kan nog niet aangeven wanneer dit nieuwe team kan worden aangesteld. Gedurende 2010 heeft het bestuur gekeken naar mogelijke alternatieven voor het wereld aandelen fonds van BNP, zo is gekeken naar zowel actieve als index regiofondsen en is tevens gekeken naar de mogelijkheden de portefeuille elders onder te brengen. In de eerste helft van 2011 zal gekeken worden voor welke mogelijke oplossing gekozen gaat worden. Het achterblijven van de ING aandelenportefeuille wordt deels veroorzaakt door het Dividend Aandelen fonds. Dit fonds heeft last van de sterke rally van aandelen en het achterblijven van aandelen met een hoog dividend. SNS behaalde over 2010 een rendement in lijn met de benchmark.
4.4
Vastgoedbeleggingen
De beleggingen in vastgoed bestaan voor een groot deel (86%) uit niet-beursgenoteerd vastgoed beheerd door ING, aangevuld met twee beursgenoteerde vastgoedfondsen beheerd door Delta Lloyd en SNS (14%). De niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen bij ING vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. De beleggingen zijn gespreid over niet beursgenoteerde continentaal Europees vastgoed. Het beursgenoteerde vastgoedfonds van SNS belegt in Europa volgens een actieve beleggingsstrategie. Het beursgenoteerde vastgoedfonds van Delta Lloyd hanteert een actieve beleggingsstrategie voor beursgenoteerde vastgoedbeleggingen wereldwijd. Rendement De Europese vastgoedmarkt liet een herstel zien. De vraag naar vastgoedbeleggingen is in 2010 toegenomen en is in niveau terug op dat van 2008, hoewel het nog niet de helft is van het niveau in 2006 en 2007. Ook zijn de prijzen van bijvoorbeeld eersteklas vastgoed in Londen, na het dieptepunt in de eerste helft van 2009, sterk gestegen, waarna ze in de tweede helft van 2010 weer stabiliseerden. In Zuid Europa stonden de vastgoedprijzen onder druk door de schuldencrisis. In Centraal Europa was er sprake van overaanbod wat negatief was voor de prijsontwikkeling.
32
Het Europese niet-beursgenoteerde vastgoedfonds behaalde in 2010 een rendement van 3,4%. Beursgenoteerd vastgoed profiteerde daarentegen van stijgende aandelenkoersen en liet voor het door Delta Lloyd beheerde wereldwijde deel een rendement zien van 10,4%. Het door SNS beheerde Europese deel bleef met een rendement van -0,9% sterk achter bij de benchmark van 17,5%. Dit negatieve rendement werd met name veroorzaakt door verkeerde landenpositionering. Door de relatief kleine omvang van de positie met € 1,3 miljoen, heeft het rendement van deze positie een impact op het rendement van de totale portefeuille van circa 0,03%.
4.5 4.5.1
Overige beleggingen Converteerbare obligaties
De beleggingen in converteerbare obligaties maken onderdeel uit van het bij BNP ondergebrachte beleggingsmandaat. Rendement De resultaten van de converteerbare obligatieportefeuille waren positief gedurende 2010. De portefeuille profiteerde van het aantrekken van de aandelenmarkten, die een positieve invloed hadden op het optiegedeelte van de converteerbare obligaties. Daarnaast profiteerde de portefeuille van de dalende risicopremies van bedrijfsobligaties. Relatief rendement Het rendement van de portefeuille converteerbare obligaties bedroeg over het gehele jaar 8,4%. Dit was 0,7%-punt lager dan het rendement van de benchmark. De negatieve bijdrage wordt met name veroorzaakt door de aandelenselectie. Daarnaast bouwde BNP de aandelengevoeligheid in de portefeuille in het vierde kwartaal af, waar de aandelenbeurzen aan het eind van het jaar stegen.
4.5.2
Grondstoffen
Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een actief beheerd fonds bij BNP. Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Dit fonds neemt actieve sectorposities in door over- en onderweging van de verschillende subsectoren binnen de grondstofportefeuille. Rendement Het resultaat van de grondstoffenportefeuille was positief in 2010. De portefeuille profiteerde sterk van het herstel van de economische groei, waardoor de vraag naar grondstoffen wereldwijd aantrok. Relatief rendement Het fonds behaalde een positief rendement van 24,9% in 2010 en bleef daarmee in lijn met de benchmark. Het fonds profiteerde van seizoensfactoren van de grondstoffenmarkten, Dit effect werd echter teniet gedaan door een onderweging van oil in december.
4.5.3
Hedgefondsen
Het pensioenfonds belegt een deel van het vermogen in hedgefondsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ‘fund of funds’ beheerd door BNP, ING en SNS.
33
Rendement De hedgefondsen behaalden in 2010 een rendement van 1,8% (BNP), 3,8% (ING) respectievelijk 10,3% (SNS), waarmee alleen BNP achter bleef bij de benchmark. Vrijwel alle beleggingsstrategieën droegen in 2010 bij aan het positieve resultaat, waarbij met name de categorieën equity long/short en Global macro er positief uitstaken.
4.5.4
Valuta-afdekking
Eind 2009 heeft het bestuur besloten om het directe valutarisico op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen waar mogelijk binnen de bestaande contracten strategisch af te dekken. Door dit besluit wordt het valutarisico in de beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen verlaagd, waardoor tevens de risico’s op de dekkingsgraad van het pensioenfonds worden verlaagd en het pensioenfonds minder kapitaalbuffers hoeft aan te houden. Het valutarisico wordt zoveel als mogelijk afgedekt door middel van het beleggen in beleggingsfondsen waarbinnen het valutarisico is afgedekt naar euro’s. Daar waar deze fondsen niet beschikbaar zijn wordt het valutarisico op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, waar mogelijk, afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro. Rendement De valutatermijncontracten droegen in 2010 negatief bij aan het absolute rendement van de beleggingsportefeuille, met een bijdrage van -1,6% (BNP) en -0,6% (ING). Deze negatieve bijdrage kwam voornamelijk door de stijging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. Ook het Britse pond en de Japanse yen stegen in waarde ten opzichte van de euro.
4.5.5
Renteafdekking
In oktober 2010 heeft het bestuur besloten het renteafdekkingsbeleid van het pensioenfonds aan te passen. Vanaf begin november 2010 wordt 75% van het renterisico van de verplichtingen voor risico van het pensioenfonds buiten de collectieve portefeuille afgedekt door middel van renteswaps. Tot dan toe vormde het renterisico een groot risico, waarbij een verdere daling van de dekkingsgraad de herstelkracht van het fonds zou kunnen wegnemen. Door een deel van het renterisico af te dekken heeft het bestuur het risico dat de dekkingsgraad tot onder 90% daalt, en daarmee het besluit per 31 december 2010 voor het al dan niet moeten aanpassen van de regeling, verder inroepen van de borg of het korten van pensioenaanspraken en –rechten, beperkt. Gezien de relatief korte termijn waarop de afdekking effectief diende te zijn, heeft het bestuur besloten het renterisico af te dekken door middel van renteswaps. De renteswaps zijn opgenomen in de beleggingsportefeuille bij Delta Lloyd. Begin 2011 zal de mate en wijze van renteafdekking worden geëvalueerd en, indien nodig, worden herzien. In deze evaluatie zal dekkingsgraad op dat moment worden meegenomen en zal verdere analyse worden gedaan door middel van een ALM-study aangevuld met verschillende stress-testen. Rendement De renteswaps droegen in 2010 negatief bij aan het absolute rendement van de beleggingsportefeuille, met een bijdrage op de totale beleggingsportefeuille van -1,8%. Deze negatieve bijdrage werd veroorzaakt door de stijging van de rentecurve in de laatste twee maanden van het jaar.
34
4.6
Rendementen pensioenrekening
Het saldo van de pensioenrekening van deelnemers aan de Getronics-regeling wordt standaard belegd in de collectieve portefeuille. De deelnemer heeft de mogelijkheid het saldo te beleggen in de beleggingsmixen. Deze beleggingsmixen volgen het principe van Life Cycle beleggen. Dit houdt in dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Bij beleggen volgens Life Cycle wordt eerst de beleggingshorizon van de deelnemer bepaald. De beleggingshorizon van de deelnemer is het aantal resterende jaren tot de leeftijd van 65 jaar. Vervolgens wordt het beleggingsprofiel van de deelnemer vastgesteld aan de hand van de Vragenlijst profielbepaling Life Cycle. Op basis van de antwoorden op deze vragenlijst wordt de deelnemer ingedeeld in één van de drie beleggingsprofielen en kan de Life Cycle van de deelnemer worden vastgesteld. Er wordt belegd in de beleggingsmix die bij de beleggingshorizon en het risicoprofiel van de deelnemer hoort. Wanneer de deelnemer kiest voor de beleggingsmixen, dan vervalt de garantieregeling. Eind 2010 bedroeg het in de Life Cycles belegd vermogen ongeveer € 13,6 miljoen. Onderstaande tabellen geven de resultaten van de verschillende Life Cycle -depots weer. Resultaten Life Cycle 2010 (%) Verhouding aandelen/obligaties/onroerend goed 2010
I II III IV V VI 5/95/0 15/80/5 30/65/5 45/47,5/7,5 60/32,5/7,5 75/15/10 2,6% 4,3% 5,6% 7,4% 8,7% 10,5%
Voor het aandelengedeelte wordt belegd in een goed gespreide portefeuille van Europese aandelen. In 2010 profiteerden deze beleggingen van het economische herstel en de koersstijgingen op de Europese aandelenbeurzen. De obligaties worden belegd in EMU-staatsobligaties, deels aangevuld met beleggingen in risicovollere obligatiecategorieën zoals Europese bedrijfsobligaties. Door de schuldenproblematiek van Europese landen was het rendement op EMU-staatsobligaties beperkt. De risicovollere obligatiecategorieën lieten daarentegen hoge rendementen zien in 2010. Het onroerend goed binnen de portefeuilles is opgebouwd uit beursgenoteerde Europese vastgoedfondsen. Dit deel van de portefeuille profiteerde, net als het aandelen gedeelte, van het economische herstel en het positieve sentiment op de Europese aandelenbeurzen.
35
5. 5.1
Pensioenen Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2010 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Pensioenfondsen stonden het afgelopen jaar volop in de belangstelling. Opvallend daarbij was de kritiek die de sector kreeg over de wijze van communiceren. Dit bevestigt eens te meer dat duidelijke en transparante pensioencommunicatie een kernactiviteit is voor pensioenfondsen. Het communicatiebeleid en de ingezette communicatiemiddelen zijn vastgelegd in het communicatieplan. In dit plan worden per doelgroep de doelstellingen vermeld en welke communicatiemiddelen ingezet worden. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende doelgroepen: • actieve deelnemers; • gewezen deelnemers; • en pensioengerechtigden. Nulmeting In oktober 2010 is er – via de werkgever - een vragenlijst verspreid onder alle actieve deelnemers van SVG. Meer dan duizend medewerkers hebben de vragenlijst ingevuld. De uitkomsten van dit onderzoek worden meegenomen in de diverse communicatie-uitingen. De belangrijkste uitkomsten van de meeting zijn de relatieve onbekendheid van de website en de pensioenkrant. Communicatiesessie In november 2010 heeft er een strategische communicatiesessie plaatsgevonden. Tijdens deze sessie zijn bouwstenen verzameld voor het communicatiebeleid van SVG. Deze zijn verwerkt in het communicatieplan 2011. Pensioenkranten De actieve deelnemers hebben in 2010 twee uitgaven van de pensioenkrant ontvangen met als doel het pensioenbewustzijn te verhogen. In deze kranten is onder meer aandacht besteed aan reglementswijzigingen, de financiële situatie van het pensioenfonds en de algemene pensioenontwikkelingen, zoals het pensioenakkoord. Mailingen Gedurende het jaar zijn de volgende brieven verstuurd naar actieve en gewezen deelnemers: • Deelnemers die in 2011 met pensioen kunnen gaan, zijn middels een brief geïnformeerd over de verhoging van de inkooptarieven en de gevolgen hiervan voor hun pensioen. • Gewezen deelnemers met een klein pensioen hebben een brief ontvangen met de mededeling dat hun pensioen wordt afgekocht. • Deelnemers hebben in november een brief ontvangen met de mogelijkheid hun beleggingskeuze aan te passen. • Pensioengerechtigden van deelpopulaties RAET, IBM en ARC hebben een brief over het toeslagbeleid ontvangen.
36
Website In 2010 is de website verder geactualiseerd en de pensioenplanner is geplaatst. De pensioenplanner is een tool waarmee de deelnemer diverse pensioenscenario’s kan doorrekenen. Ook is er ieder kwartaal een update over de ontwikkeling van de dekkingsgraad geplaatst. Verder is er een tool geplaatst die het pensioenoverzicht toelicht. Op die manier wordt er een bijdrage geleverd aan het verhogen van het pensioenbewustzijn van de deelnemer.
5.3
Pensioenadministratie
Uitbesteding administratie De pensioenadministratie van de regelingen die door SVG worden uitgevoerd, zijn aan volgende administrateurs uitbesteed: ASR • Nationale Nederlanden • • Delta Lloyd • ZwitserLeven • Syntrus Achmea Met deze verschillende administrateurs is regelmatig overleg en er zijn Service Level Agreements opgesteld om de monitoring van de uitbestede activiteiten te zekeren. De coördinatie geschiedt door TKP. Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering die het pensioenfonds vanuit Getronics ontvangt, is in 2010 goed verlopen. De aanleveringen waren tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanleveringen waren minimaal. Waardeoverdrachten In 2010 zijn er vrijwel geen waardeoverdrachten uitgevoerd. De reden hiervoor was de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad was gedurende het gehele jaar lager dan 100%, waardoor het pensioenfonds op basis van de pensioenwetgeving niet mag meewerken aan waardeoverdrachten.
5.4 SVG 1) 2) 3)
Pensioenregeling voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn als volgt onder te verdelen: Flexibele pensioenregeling van Getronics (premieovereenkomst); Overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst); Een tweetal VUT-overgangsregelingen.
1) Flexibele pensioenregeling Getronics Deze regeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van Getronics. Deze regeling wordt uitgevoerd door ASR en Nationale Nederlanden. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij indienstreding zijn toegetreden tot de Getronics-pensioenregeling en deelnemers die vroeger deelnamen aan een andere pensioenregeling, maar na een conversie zijn gaan deelnemen aan de Getronics-pensioenregeling, al dan niet onder toepassing van bepaalde overgangsmaatregelen. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een
37
pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Beschikbare premie regeling
Beschikbare premiestaffel
Nabestaandenpensioen ANW-hiaatverzekering Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Financiering
Flexibele elementen
Administratiekosten
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. 21 jaar. € 15.347 (2010), volgt de verhoging van het minimum loon. Vaste maandsalaris verhoogd met de vaste structurele ploegentoeslag en de vakantietoeslag. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven aan te passen. Het bestuur heeft de reglementaire bevoegdheid om de inkooptarieven te verhogen met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. Tot 25 jaar 5,1% 40-44 12,4% 25-29 7,2% 45-49 15,0% 30-34 8,5% 50-54 18,1% 35-39 10,3% 55-59 22,0% 60 jaar en 26,8% ouder Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren (max. 32,5 deelnemingsjaren). ANW-hiaatverzekering is voor eigen rekening verzekerd. 20% van het nabestaandenpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 47.802 (2010) Toeslagverlening is uitsluitend van toepassing op de ingegane pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is gekoppeld aan de CBS-consumentenprijsindex (afgeleid). Er is geen recht op toeslagverlening en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beschikbare overrendementen. De eigen bijdrage voor de deelnemer is in 2010 1/3 deel van de beschikbare premie. De werkgever betaalt het resterende deel plus een opslag van 4,2% van de pensioengrondslag voor kosten en buffers. De totale kosten voor de regeling is gemaximeerd op 16% van de loonsom. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: • Flexibele ingangsdatum tot 67 • Flexibele aanwendingmogelijkheden • Uitruilen partnerpensioen in ouderdomspensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Bij (gewezen) deelnemers worden administratiekosten in rekening gebracht, ter grootte van 0,75% van het saldo van de pensioenrekening. De deelnemers worden door de werkgever 38
Beleggingsfondsen
Garantie
gecompenseerd. Deze compensatie wordt gefinancierd uit de werkgeversopslag Standaard wordt belegd in de Collectieve Portefeuille, tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit een drietal Life Cycles (zeven beleggingsmixen) met verschillende risicoprofielen. Gewezen deelnemers beleggen altijd in de Collectieve Portefeuille. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer. De garantieregeling is uitsluitend van toepassing als de (gewezen) deelnemer gedurende de gehele looptijd van de pensioenrekening belegd heeft in de collectieve portefeuille. Op de pensioendatum is het garantiesaldo gelijk aan de som van: - alle tot en met 31 december 2008 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten, verhoogd met een samengestelde rente van 4%* per kalenderjaar; en - 75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten verhoogd met een samengestelde rente van 4%* per kalenderjaar Voor gewezen deelnemers geldt een garantierente van 3,25%. *) voor actieve deelnemers wordt de administratiekosten, ter grootte van 0,75%punt, door de werkgever gecompenseerd en gefinancierd uit de opslag werkgeverskosten.
Wijzigingen pensioenreglement In 2010 heeft het bestuur een aantal besluiten genomen over wijziging van het pensioenreglement. Het betreft de volgende wijzigingen: • Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen, worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen. De gewijzigde afkoopfactoren worden toegepast vanaf 1 januari 2011; • Aanpassing overige factoren (o.a. inkooptarieven). Het bestuur stelt ieder jaar deze factoren vast. Deze factoren worden jaarlijks aangepast aan de prognosetafel, tariefrente (marktente), vereiste solvabiteitsopslag en de verhouding mannen en vrouwen in het verzekerdenbestand. De gewijzigde factoren zullen vanaf 1 januari 2011 worden toegepast; • Technische wijziging ten aanzien van administratiekosten. In het reglement wordt expliciet opgenomen dat de administratiekosten in rekening worden gebracht bij de actieve deelnemers. Voor actieve deelnemers worden deze kosten gecompenseerd door de werkgever, waardoor de situatie materieel niet verandert. • Invoeren van een nieuwe beleggingsmix bij de defensieve beleggingsmix. • Verandering toeslagbeleid van pensioengerechtigden. Het toeslagbeleid blijft voorwaardelijk en wordt gekoppeld aan de consumentenprijsindex (afgeleid). Door deze aanpassing is er sprake van gelijke behandeling met de pensioengerechtigden vanuit de overige pensioenregelingen. 2)
Overige regelingen
De RAET-pensioenregeling Per 1 januari 2003 zijn de actieve deelnemers van de RAET-pensioenregeling overgegaan naar de Getronics-pensioenregeling. De contante waarde op 1 januari 2003 van de in de RAETpensioenregeling opgebouwde aanspraken zijn per 1 januari 2003 omgezet in een saldo op de individuele spaarrekening met pensioenbestemming van de deelnemer in de Getronics-
39
pensioenregeling. De actieve deelnemers, die per 1 januari 2003 in de Getronics-pensioenregeling zijn gaan deelnemen, kunnen, onder dezelfde voorwaarden als in de RAET-regeling, eerder dan de 60jarige leeftijd met pensioen gaan (op zijn vroegst vanaf 55 jaar). De per 1 januari 2003 gepensioneerde en gewezen deelnemers van de RAET-pensioenregeling blijven in deze regeling, welke is ondergebracht bij Delta Lloyd. Het betreft aldus een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij RAET/Getronics in dienst zijn getreden. Een deel van deze deelnemers neemt, over de dienstjaren t/m 1996, ook deel aan een andere pensioenregeling (oude RAET-, CSN-, VUGA-, AAG-, ARC- of CBA-regeling). De IBM-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. Deze regeling is ondergebracht bij Delta Lloyd. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die bij de overname van IBM-ASAP op 01-07-1998 zijn overgekomen van IBM naar RAET/Getronics. De ARC-regeling Dit betreft een gesloten groep deelnemers. Deze regeling is ondergebracht bij ZwitserLeven. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC, en aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en op 01-01-1997 niet zijn gaan deelnemen aan de RAET-pensioenregeling. De regeling is een eindloonregeling met pensioenleeftijd 65 jaar, een pensioengevend salaris op basis van jaarfactor 13,96, een franchise afgeleid van de AOW voor gehuwden en met aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen (70% van het ouderdomspensioen) en wezenpensioen. De ARC/CBA-pre-pensioenregeling Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC of CBA, aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en die er per 1-1-1997 voor hebben gekozen om deel te nemen aan deze pre-pensioenregeling. De Wang-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen en gepensioneerde deelnemers. Deze regeling was ondergebracht bij Generali tot en met 2007. In 2008 is de administratie overgenomen door Delta Lloyd. 3)
De VUT-regelingen zijn als volgt samengesteld:
1. Voorziening VUT-regeling De VUT-opbouw-voorziening wordt vastgesteld voor de deelnemers die deelnemen aan deze regeling en die ultimo jaar ouder zijn dan 52,5 jaar. Deze voorziening bedraagt dan een tijdsevenredig deel (over de periode tot 62,5 jaar) van het in uitzicht gestelde kapitaal (op basis van de van toepassing zijnde berekeningsmethodiek), rekening houdend met 4% rente. De VUT-reserve wordt vastgesteld voor alle deelnemers die deelnemen aan deze regeling als de contante waarde van de in uitzicht gestelde kapitalen (op basis van de van toepassing zijnde berekeningsmethodiek), rekening houdend met jaarlijks 4% rekenrente en 5% uittredingskans, verminderd met de VUT-opbouw-voorziening. Getronics VUT-overgangsregeling Dit betreft een pensioenregeling met pensioenopbouw vanaf 52,5 jaar per 31 december 1993 voor een gesloten groep deelnemers. Deze regeling voorziet in een kapitaal dat op de 40
pensioenleeftijd beschikbaar komt voor de aankoop van prepensioen. 2. De VPR-regeling Dit betreft een VUT-regeling voor een gesloten groep deelnemers.
5.5
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de AOW, de uitvoeringsmogelijkheden en Pension Fund Governance. Daarnaast worden er wijzigingen in de pensioenwetgeving en het financieel toetsingskader verwacht als gevolg van het op 4 juni 2010 gesloten Pensioenakkoord. Verhoging AOW-leeftijd Op 10 mei 2011 is het wetsvoorstel “Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar” aan de Tweede Kamer aangeboden. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen van 65 naar 66 jaar. Daarnaast wordt voorgesteld om met ingang van 1 januari 2013 de fiscale facilitering van het aanvullend pensioen (Witteveenkader) eveneens te baseren worden op 66 jaar. Dit leidt ertoe dat het fiscaal maximale opbouwpercentage in middelloonregelingen wordt verlaagd van 2,25% tot 2%. Het is nog niet duidelijk hoe het huidige kabinet precies met dit wetsvoorstel om zal gaan, maar dat de AOW-leeftijd verhoogd zal worden, lijkt wel waarschijnlijk. Uitstel AOW-uitkering Tevens is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. De behandeling is onder het vorige kabinet stopgezet, maar zal naar verwachting door het huidige kabinet verder worden behandeld. Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het Pensioenregister. Met ingang van 1 januari 2011 is het Pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via het internet op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de AOW als het aanvullend pensioen. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. Pension Fund Governance Op 27 september 2010 is door het kabinet een voorontwerp ‘Governance pensioenfondsen’ aan de Eerste Kamer gezonden. Doelstelling van het voorontwerp is de bevordering van deskundigheid binnen besturen, het tegengaan van overlap van de verschillende organen binnen pensioenfondsen en het verbeteren van medezeggenschap van pensioengerechtigden. In • • •
het voorontwerp worden drie bestuursmodellen geïntroduceerd: het paritaire model; een bestuur met (externe) deskundigen; een combinatie hiervan.
Naast de uitwerking van het paritaire model, worden de contouren van de twee andere modellen geschetst. Deze moeten nog nader uitgewerkt worden. Deze drie modellen zullen 41
uiteindelijk in één wetsvoorstel worden opgenomen. Het wetsvoorstel zal voor de zomer van 2011 worden ingediend bij de Tweede Kamer. Multi-OPF Op 1 januari 2011 is de wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden. Premiepensioeninstelling (PPI) Op 1 januari 2011 is de ‘Wet introductie premiepensioeninstellingen’ in werking getreden. Een Premiepensioeninstelling (PPI) is een nieuwe pensioenuitvoerder die pensioenregelingen mag uitvoeren, maar daarbij geen risico's mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid) en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Dat maakt de PPI met name geschikt voor de uitvoering van DCregelingen, waarbij de premiebijdrage wel vaststaat, maar de hoogte van het uiteindelijke pensioen niet. Omdat er geen risico’s mogen worden gelopen, zal de PPI op de uitkeringsdatum het opgebouwde kapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds (als de deelnemer daar al pensioen heeft opgebouwd) moeten overdragen, zodat de verzekeraar of het pensioenfonds de uitkeringsfase kan verzorgen. Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) een akkoord gesloten over de AOW en de aanvullende pensioenen. In het akkoord zijn twee problemen geschetst waar het Nederlandse pensioenstelsel mee te maken heeft, te weten: de stijgende levensverwachting en de onvoldoende schokbestendigheid van het huidige stelsel. Om deze problemen op te kunnen lossen, wordt in het Pensioenakkoord een aantal aanpassingen voorgesteld. Het is uiteindelijk aan de sociale partners om te bepalen hoe daarmee wordt omgegaan. Onderdeel van het pensioenakkoord is dat de risico’s steeds meer bij de deelnemers komen te liggen. Het kabinet zal in overleg met de sociale partners nagaan welke aanpassingen in de pensioenwetgeving en in het Financieel Toetsingskader (zie hierna) nodig zijn om invulling te kunnen geven aan het Pensioenakkoord. Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) In het verslagjaar is het door de Pensioenwet geïntroduceerde FTK geëvalueerd. In de evaluatie worden vier knelpunten binnen het FTK benoemd: • het spanningsveld tussen reële ambitie en nominale zekerheid; • het evenwicht tussen rendement en risico; • de wijze waarop met volatiliteit en marktwaardering wordt omgegaan; • de toereikendheid van de buffers. Het kabinet benadrukt dat naast de mogelijke wijzigingen naar aanleiding van de FTKevaluatie, ook de aanbevelingen van de commissies Frijns en Goudswaard - die grotendeels hun neerslag hebben gevonden in het Pensioenakkoord - tot nadere aanpassing van het FTK zullen leiden.
42
Naar verwachting zal de aanpassing van het FTK in 2011 zijn beslag krijgen. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ DNB en AFM DNB en AFM hebben in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ gepubliceerd. In de nieuwe beleidsregel worden de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. DNB blijft de toetsende instantie. De nieuwe beleidsregel ‘Deskundigheid’ is op 1 januari 2011 in werking getreden en geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden. De beleidsregel leidt tot aanpassing van de deskundigheidsplannen van pensioenfondsen. FVP-bijdrageregeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Vanaf 2010 was de bijdrage uit de regeling al beperkt. Werknemers, die in 2010 werkloos werden, kregen een bijdrage van circa 50 procent van de totale pensioenpremie. Zij moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage op voorlopige basis is vastgesteld. De definitieve vaststelling zal bekend worden op het moment dat het fonds definitief wordt gesloten. Dat kan nog een aantal jaar duren. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen. Overgang SAS 70 naar ISAE 3402 In september 2009 heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) een nieuwe standaard goedgekeurd voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten en certificering door externe accountants. Deze nieuwe standaard ‘International Standard on Assurance Engagements 3402’ (ISAE 3402) zal per 15 juni 2011 de standaard zijn voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten. De SAS 70 standaard zal hiermee verdwijnen. ISAE 3402 bevat geen fundamentele wijzigingen, maar wel een aantal aandachtspunten: • het rapport moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse; • het begrip materialiteit wordt geïntroduceerd voor afweging van de bevindingen; • ISAE 3402 vereist een verklaring van het management.
43
6.
Actuariële analyse
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: 2010
2009
Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken
-36.532 10.863 1.188 41 2.427 264
13.714 93.704 619 0 1.707 -486
13.261 -9
2.054 0
-258 225
-17.890 -213
Totaal resultaat
-8.530
93.209
Bedragen x € 1.000
Het resultaat in 2010 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: •
• •
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante, maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De rentetermijnstructuur ultimo 2010 ligt over de gehele linie onder de rentetermijnstructuur ultimo 2009. Als gevolg van de gewijzigde rentetermijnstructuur is de voorziening gestegen en is er een negatief resultaat van -€ 36,5 miljoen. Er is in 2010 een beleggingsrendement gerealiseerd van 7,4%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 3,5% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 10,9 miljoen. Door de wijziging van de rekenregels voor bepaling van de garantievoorziening is deze ultimo 2010 met circa 12 miljoen gedaald ten opzichte van ultimo 2009. Deze daling is opgenomen onder resultaat uit hoofde van kanssystemen.
De overige resultaten worden voornamelijk veroorzaakt doordat de verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid. Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Omdat het fonds geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen is alleen de kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme opgenomen.
44
(bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling; - regulier - spaar ▪ ▪
opslag voor uitvoeringskosten; de risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit; ▪ premies risicoherverzekering; ▪ ANW-premies; ▪ extra koopsommen; ▪ Premie t.b.v. compensatie administratiekosten gewezen deelnemers; ▪ de solvabiliteitsopslag, dit is de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen; Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
- regulier
2010
2009
0
-63
18.207 3.986
24.532 3.749
728 2.155 879 1.878
981 2.720 1.136 0
1.006
649
0 28.839
662 34.366
34.894
34.494
De feitelijke premie bedraagt € 34,9 miljoen. Dit betreft de premiebijdragen en de werkgeversbijdrage en de borgstelling ter grootte van 5,3 miljoen. Het fonds voldoet hiermee in 2010 aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie.
45
7. 7.1
Besturing en naleving wetgeving Algemeen
Het fonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Statutair is bepaald dat de bestuursleden van werkgeverszijde voor onbepaalde tijd worden benoemd door Getronics N.V. De bestuursleden van de zijde van de deelnemers worden verkozen voor een periode van 3 jaar. Per 1 februari 2011 is de heer Wesseling afgetreden als bestuurslid en per 11 maart 2011 opgevolgd door de heer M.H.B. Ebbers. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisaties. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren heeft een bestuur een reglement zelfevaluatie vastgesteld. Het bestuur evalueert eenmaal per jaar of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen wordt beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren. In het verslagjaar is het bestuur zeven maal in vergadering bijeen geweest. Daarnaast heeft de beleggingscommissie vier maal vergaderd en de communicatiecommissie eenmaal. Voorts heeft het bestuur tijdens een tweetal strategiesessies een aantal belangrijke ontwikkelingen besproken. Veel aandacht is besteed aan het financiële beleid, risicomanagement en het beleggingsbeleid, naast de actuele ontwikkelingen op pensioengebied. Doorgaans waren alle zes bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen.
7.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet.
46
Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De eerste volledige visitatie heeft in de tweede helft van 2009 plaatsgevonden. Sinds 15 februari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.3.2. Het bestuur van het pensioenfonds heeft nog geen compliance officer benoemd binnen de organisatie. De taak wordt vooralsnog uitgevoerd door de voorzitter van het fonds. De voornaamste taken van de nog te benoemen compliance officer zullen zijn: • Onafhankelijk toezicht op de naleving van de gedragscode. • Onafhankelijk toezicht op de naleving van wettelijke regelingen. De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds.
7.3.1
Visitatiecommissie
Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de visitatiecommissie eens in de drie jaar de opdracht te geven het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld en bestaat uit: • • •
A.Th.M. van Hulst M. Roest mw. A.J.E.M. Vollenbroek
In september is naar aanleiding van de eerste visitatie het visitatierapport van de commissie ontvangen. Na bespreking van het visitatierapport is door het bestuur en met het verantwoordingsorgaan een aantal acties geformuleerd op basis van de conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie. Samenvatting visitatierapport De visitatiecommissie heeft bij haar eerste visitatie bij SVG gekozen voor een brede meer globale algemene visitatie. Als totaal oordeel kan de visitatiecommissie onderschrijven dat het Bestuur voldoende grip heeft op de uitvoering en de uitvoeringsorganisatie. Het bestuurlijk
47
functioneren is van behoorlijk niveau, waaraan de ondersteuning van de uitvoerder belangrijk bijdraagt. De visitatiecommissie heeft een pensioenfonds aangetroffen waarvan als gevolg van mutaties van bedrijfonderdelen bij het aangesloten bedrijf, meerdere leden van alle geledingen voor het grootste deel recent in functie zijn getreden. Tevens heeft in het verslagjaar de overgang naar TKP als uitvoerder plaatsgevonden. Deze overgang geeft vertrouwen naar de toekomst, mede gelet op de voortvarende ondersteuning van de nieuwe uitvoerder. Overall kan worden vastgesteld dat beleid- en bestuursprocessen en -procedures kwalitatief goed zijn. Zonder aan deze conclusie afbreuk te doen, vraagt de visitatiecommissie wel aandacht van het bestuur van SVG voor een aantal punten. Reactie bestuur: Het bestuur bedankt de visitatiecommissie en is content over het positieve totale oordeel van de visitatiecommissie. In de onderstaande tabel geeft het bestuur een reactie op de genoemde aandachtspunten door de visitatiecommissie. Aandachtspunt Harmoniseren van de verschillende pensioenregelingen Risicoanalyse en beschrijving integrale beheersing van risico’s Realiseren van allesomvattend beleggingsplan Opleidingsplan
Zelfevaluatie van het bestuur Nadere invulling van het integriteitsbeleid Nadere invulling van de aanbevelingen Commissie Frijns Regie
Toedelen aandachtsgebieden verschillende bestuursleden Continuïteitsrisico
Reactie bestuur Door het harmoniseren van het toeslagbeleid is de uitvoering sterk vereenvoudigd. Het bestuur is zich hiervan bewust. Deze analyse is in 2010 uitgevoerd en is vastgelegd in een risicodocument. Het bestuur heeft hier stappen gezet en dit aspect wordt ook meegenomen bij de nieuwe inrichting van het fonds per 1 januari 2012. Opleidingsplan is opgenomen in het deskundigheidsplan. De leden van de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan hebben de mogelijkheid om opleidingen te volgen. Het bestuur heeft in 2010 een zelfevaluatie uitgevoerd. Het bestuur is bezig met de vormgeving van het integriteitsbeleid. Het bestuur houdt waar nodig rekening met de aanbevelingen van de Commissie Frijns. Het bestuur is voornemens om vanaf 1 januari 2012 voor zowel de pensioenadministratie als het vermogensbeheer één partij te selecteren. Bij de risicoanalyse zijn per bestuurslid aandachtsgebieden toebedeeld. Het bestuur is op dit moment in overleg met de andere KPN-pensioenfondsen om de mogelijkheden tot het vormen van een Multi-opf te verkennen.
48
Invloed bestuur op benoemingsprocedure
Risico eventuele belangverstrengeling Sturing beleggingsbeleid op dekkingsgraadrisico
7.3.2
Het bestuur is van mening dat de procedure van bestuursleden niet hoeft te worden aangepast. Wel is het bestuur in overleg met de deelnemersraad om na te gaan of de procedure moet worden aangepast. Het betreft hier vooral het aantal benodigde handtekening voor kandidaten. In de beleggingscommissie zitten geen bestuursleden meer van TKPI. Het bestuur heeft hier maatregelen getroffen om de volatiliteit van de dekkingsgraad te verkleinen.
Verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur van het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Bevindingen en conclusie Deze verklaring heeft betrekking op het verslagjaar 2010 en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, evenals van de door het bestuur in de vergadering van 14 juni verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het bestuur heeft correct en adequaat gereageerd op de door het verantwoordingsorgaan gestelde vragen en/of opmerkingen. Het jaarverslag is een duidelijk leesbaar document. Het is verheugend dat de uitwerking van de risicoanalyses goed inspeelt op de bedreigingen naar het pensioenstelsel en het pensioenfonds. Op 17 december 2010 is overleg geweest met het bestuur over het communicatieplan 2011. Wij zijn positief gestemd over de stappen die op dit gebied worden gezet en zijn benieuwd naar de resultaten van de volgende meting in het najaar 2011. Continuïteitsrisico en deskundigheid blijven belangrijke aandachtspunten. Met het steeds meer opgaan van Getronics in KPN en de geluiden van de overheid en DNB over samengaan van
49
kleine pensioenfondsen, lijkt een multi-opf een aangewezen constructie om deskundigheid en continuïteit te waarborgen. Hiermee zou ook een aantal zorgen die door de visitatiecommissie wordt aangekaart, zijn opgelost. Het bestuur behoort met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever te handelen. Het verantwoordingsorgaan komt op basis van het voorafgaande tot het oordeel dat niet is gebleken dat het bestuur anders dan op de in de vorige zin genoemd wijze tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Zoetermeer, 24 juni 2011 E. Meurs C. Rollfs of Roelofs 7.3.2.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan en is verheugd over het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan over de besluitvorming en beleidskeuzes van het bestuur gedurende het jaar 2010.
7.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2010 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Indien een deelnemer kiest voor ‘Vrij beleggen’ in plaats van de Collectieve portefeuille, geschiedt het beleggen op basis van het Life Cycle-principe. De beleggingsmix wordt bepaald aan de hand van een in te vullen vragenlijst, waarmee het risicoprofiel wordt bepaald (defensie, neutraal of offensief, in combinatie met de beleggingshorizon.
7.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid
50
gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen.
7.6
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode, welke in 2009 is geactualiseerd. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De voorzitter van het bestuur is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen.
7.7
Geschillencommissie
Binnen het fonds is geen geschillencommissie aangesteld. Er is een klachtenprocedure vastgesteld, die wordt afgewikkeld door TKP. Als deze procedure is uitgeput, kan de betreffende deelnemer de klacht voorleggen aan het bestuur. Deze klachten worden als separaat agendapunt in de bestuursvergadering behandeld.
7.8
Deelnemersraad
Per 1 april 2008 is er een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad bestaat uit zes leden, te weten vijf vertegenwoordigers van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De deelnemersraad adviseert het bestuur uit eigen beweging, of als het bestuur daarom vraagt. Daarnaast is er een aantal onderwerpen waaromtrent de deelnemersraad altijd om advies gevraagd dient te worden. In 2010 heeft het bestuur advies gevraagd inzake besluiten omtrent de wijziging van het toeslagbeleid, de inhouding van administratiekosten op de spaarsaldi, de jaarstukken 2009 en de wijziging van de ABTN. De deelnemersraad heeft naar aanleiding van alle adviesaanvragen een positief advies uitgebracht. Daarnaast heeft de deelnemersraad uit eigen beweging een advies uitgebracht inzake keuzemogelijkheden aangaande de onderbrenging van de pensioenuitkering.
7.9
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds behelst het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het administreren van de pensioenen is uitbesteed aan een vijftal verzekeraars, te weten Nationale Nederlanden, Delta Lloyd, ASR, Syntrus Achmea en ZwitserLeven. De bestuursondersteuning en integrale advisering zijn uitbesteed aan TKP, met uitzondering van de actuariële advisering, welke is uitbesteed aan AonHewitt. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door BNP, ING, Delta Lloyd Asset Management en SNS Asset Management. Het fiduciair beheer wordt uitgevoerd door TKP Investments. Het bestuur monitoort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. 51
Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport van de uitvoerder, die door een externe accountant is gecertificeerd.
7.10
Statutenwijziging
De statuten zijn in het verslagjaar niet gewijzigd.
52
8.
Verwachte gang van zaken
Akkoord uitwerking pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de werkgever- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid het pensioenakkoord gesloten over pensioenhervormingen. Op dit moment wordt door de partijen overleg gevoerd over de uitwerking van het akkoord. Wanneer de partijen hierover overeenstemming bereiken is het de verwachting dat dit ook consequenties heeft voor de pensioenregeling en governance van het pensioenfonds. KPN NV heeft de intentie uitgesproken om op termijn de verschillende KPN pensioenfondsen te laten samengaan in een Multi-opf. Het Multi-opf kan de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden uitvoeren. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm zal naar verwachten voordelen worden behaald ten aanzien van governance en efficiency van de uitvoering. Het bestuur zal, tezamen met de besturen van de andere KPN pensioenfondsen, deze mogelijkheid nader onderzoeken. Fonds- en actuariële factoren Het bestuur past jaarlijks de inkoop- uitruil- en vervroegingstarieven aan. Dit is onderdeel van de pensioenregeling. Per 1 januari 2011 zijn de tarieven aangepast door de volgende factoren: • overgang op de nieuwe overlevingstafel (AG prognosetafel 2010–2060); • aanpassing van de tariefsrente van 4,3% naar 4,1%. De tariefsrente wordt in beginsel vastgesteld op de gemiddelde marktrente (5 jaar), waarbij ieder jaar de tariefrente in beginsel met maximaal 0,2%-punt kan worden verhoogd of verlaagd. • Verzekerdenbestand (verhouding mannen en vrouwen) Het bestuur kan reglementair de tarieven verhogen met de solvabiliteitstoeslag. Het bestuur heeft gekozen om dit voor 2011 niet toe te passen. Kostentransparantie In april 2011 is de publicatie verschenen van de AFM op het gebied van het verkennend onderzoek naar de hoogte van de administratie- en beleggingskosten van pensioenregelingen bij pensioenfondsen. Het bestuur heeft kennisgenomen van deze publicatie en onderschrijft het belang van kostentransparantie. Het bestuur zal in 2011 in de communicatie richting de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden hieraan specifiek aandacht geven. Juridisch eigendom Het pensioenfonds heeft een aantal kapitaalcontracten afgesloten met verschillende verzekeraars. Het juridisch eigendom van dergelijke contracten ligt formeel bij de verzekeraars. In 2009 heeft het pensioenfonds maatregelen getroffen om dit risico te beperken. In 2010 is het juridisch eigendom van de beleggingen van de contracten bij Nationale Nederlanden overgedragen is aan SVG. In 2011 is het juridisch eigendom van de beleggingen van de contracten bij zowel Delta Lloyd Levensverzekeringen NV en als ASR Levensverzekeringen NV overgedragen aan SVG. In het eerste kwartaal van 2011 zijn bij de verschillende custodians ook de laatste bank- en bewaarrekeningen op naam van het pensioenfonds geopend en zijn de beleggingen ook fysiek op naam van het pensioenfonds gezet. ALM In april 2011 heeft het pensioenfonds ALM-studie uitgevoerd. In deze studie zijn ook een aantal stress-scenario’s opgenomen. Mede op basis van de studie is geconcludeerd dat de strategische assetmix van het pensioenfonds voldoet. Wel is besloten om de beleggingen in hedgefunds te verminderen en de onderweging van niet beursgenoteerd onroerend goed in
53
verband met het gebrek aan liquiditeit niet meer bij te kopen. De vrijgekomen middelen worden voor 50% belegd in staatsobligaties en voor 50% in aandelen. De strategische beleggingsverdeling wordt daarmee als volgt vastgesteld: - 29% aandelen (was 25%) - 52% vastrentende waarden (was 48%) - 4% onroerend goed (was 6%) - 5% convertibles (was 5%) - 6% commodities (was 6%) - 4% hedge funds (was 10%) Daarnaast heeft het bestuur, aan de hand van de analyses en uitkomsten uit de ALM-studie, besloten om de huidige renteafdekking van de ‘defined benefit’-verplichtingen (75%) door middel van renteswaps strategisch te handhaven. Kredietrisico In maart heeft het pensioenfonds besloten een deel van het kredietrisico in haar obligatieportefeuille af te bouwen. Dit besluit is ingegeven door de overweging dat de obligatieportefeuille is opgenomen in de totale portefeuille van het pensioenfonds vanwege een bepaald rendement-risicoprofiel en vanwege een bepaalde correlatie ten opzichte van de verplichtingen. Door de kredietcrisis voldeed deze portefeuille niet meer volledig aan dit profiel. Door een groot deel van de staatsobligatieportefeuille slechts nog in AAA-staatsobligaties te beleggen wordt het profiel weer aangepast aan de oorspronkelijke doelstelling. Eind maart is het grootste deel van de staatsobligatieportefeuille bij BNP Paribas omgezet naar een portefeuille van staatsobligaties met enkel AAA kredietwaardigheid. Eind mei volgt de omzetting van het grootste deel van de staatsobligatieportefeuille bij ING. Aflopende contracten Per 31 december 2011 lopen de uitbestedingscontracten met de verschillende partijen af. Het bestuur is voornemens om voor zowel de pensioenadministratie als het vermogensbeheer één partij te selecteren. Zoetermeer, 24 juni 2011 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra A.C. Mögelin J. Phaff M.H.B. Ebbers
54
Jaarrekening
55
9.
Jaarrekening
9.1
Balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
31-12-2010
31-12-2009
423.915 494.285 3.721 35.301 5.715
388.070 455.577 5.085 950 28.018
962.937
877.700
[6] [7]
-8.187 420.781
345 383.576
[8] [9]
494.285 56.058
455.577 38.202
962.937
877.700
[1] [2] [3] [4] [5]
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 64.
56
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds en deelnemers Overige baten
2010
2009
[10]
34.893
34.494
[11] [12]
49.374 823
114.143 556
85.090
149.193
15.810 3.612
13.343 3.749
Totaal baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
[13] [14]
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - Wijziging grondslagen - Toevoeging a.g.v. pensioeningang - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
8.919 9 4.221 34.644
0 0 -41.880 -13.033
-203
0
-15.083 371 11.596
-11.801 16.595 9.769 3.903
-6.130 [15]
38.344
-36.447
[16]
38.708
73.826
[17] [18] [19] [20]
-633 -506 -2.312 597
528 -490 216 1.259
Totaal lasten
93.620
55.984
Saldo van baten en lasten
-8.530
93.209
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorziening Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[.]
de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 86.
57
9.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overig
2010
34.893 2.752
34.494 114
0 37.645
0 34.608
15.810 269 0 3.613 33.190 52.882
13.343 330 0 3.749 -32.050 -14.627
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
2009
-15.237
49.235
17.406
9.309
609.688 627.094
280.885 290.194
636.827 422 637.249
311.904 844 312.748
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-10.155
-22.554
Netto kasstroom
-25.392
26.681
3.089
60
-22.303
26.741
28.018 5.715
1.277 28.018
Koers- en omrekeningsverschillen Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
58
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Bepalingen wet- en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
59
Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per 31 december zijn: 2010 USD GBP JPN CHF SEK
0,74541 1,16705 0,00919 0,79971 0,11080
Gemiddelde 2010 0,75789 1,16879 0,00871 0,73244 0,10546
2009 0,69699 1,12553 0,00749 0,67423 0,09762
Gemiddelde 2009 0,71851 1,12446 0,00768 0,66369 0,09445
2008 0,71940 1,03432 0,00794 0,67590 0,09097
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de custodian van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming.
60
Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De in de onderliggende beleggingsfondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Tevens zijn hier, omgerekend tegen beurswaarde, uitgeleende aandelen en shortposities in aandelen binnen de onderliggende fondsen opgenomen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende intrest. Vastgoedbeleggingen De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de actuele waarde. Overige objecten worden gewaardeerd conform de richtlijnen van ROZ/IPD op de marktwaarde in verhuurde staat. Deze wordt berekend op de contante waarde van de geschatte toekomstige nettokasstromen voortvloeiend uit de exploitatie en eventuele verkoop (rekening houdend met het risicoprofiel van het object), verlaagd met verkoopkosten. Alle objecten in de categorie direct vastgoed zijn op balansdatum door een onafhankelijke taxateur getaxeerd. Derivaten Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is gelijk aan de intrensieke waarde van het aandeel van het fonds in de onderliggende beleggingen. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten Vorderingen uit garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen waarbij rekening wordt gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeraar.
61
Kapitaalcontracten Vorderingen uit kapitaalcontracten worden gewaardeerd op de verwachte verzekeringsuitkering bij afloop van het herverzekeringscontract. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is in overeenstemming met de grondslagen voor beleggingen. Het fonds heeft de belangrijkste kapitaalcontracten afgesloten met Nationale Nederlanden en met ASR. Vorderingen met betrekking tot winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De niet direct uit lopende afrekeningen opeisbare vorderingen uit verzekeringspolissen worden op de balans in een afzonderlijke actiefpost opgenomen. Opeisbare vorderingen/schulden uit hoofde van lopende afrekeningen binnen de contractperiode worden opgenomen als kortlopende vorderingen/kortlopende schulden. De herverzekerde pensioenverplichtingen worden bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen aan de passivazijde van de jaarrekening verwerkt. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken, de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen en het eventuele surplus van de waarde van de 4%-garantie ten opzichte van de actuele waarde van de gespaarde kapitalen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. 62
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • • • • • • •
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals ultimo boekjaar gepubliceerd door DNB; Prognosetafels: o 2009: AG prognosetafels 2005-2050 (2007-2012); o 2010: AG prognosetafels 2010-2060 met startjaar 2011; Leeftijdsterugstellingen: 3 jaar voor mannen en 1 jaar voor vrouwen; Ultimo 2009 is de voorziening verhoogd met een opslag van 5,5% om rekening te houden met de stijging van de levensverwachting. Door de invoering van de nieuwe prognosetafels is ultimo 2010 geen opslag meer benodigd; Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en toekomstige excassokosten; De vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man; Partnerfrequentie: • voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; • voor niet-ingegane partnerpensioenen op basis van partnerfrequenties.
Overige technische voorzieningen Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt gelijkgesteld aan twee maal de jaarpremie voor arbeidsongeschiktheid. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. Voorziening voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
63
9.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
2010
2009
Balanswaarde van de beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (debet) Overige beleggingen Afwaardering Totaal
255.123 457.998 43.717 1.320 160.042 0 918.200
232.641 425.552 38.090 0 148.712 -1.348 843.647
Waarvan: [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds [2] Beleggingen voor risico deelnemers
423.915 494.285
388.070 455.577
Aandelen Stand begin boekjaar Correcties per 1 januari 2009 Gecorrigeerde stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
232.641 0 232.641 181.139 -153.807 -4.850 255.123
247.866 -65.780 182.086 51.676 -49.447 48.326 232.641
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 212 miljoen (2009: € 184 miljoen). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2009: geen). Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Correcties per 1 januari 2009 Gecorrigeerde stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Obligaties
425.552 0 425.552 360.962 -304.240 -24.276 457.998
355.605 -2 355.603 242.102 -203.200 31.047 425.552
457.998
425.552
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 451 miljoen (2009: € 395 miljoen).
64
Onderstaande vastrentende waarden hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: 80.586 17,6% Duitse staatsobligaties Italiaanse staatsobligaties 75.613 16,5% Franse staatsobligaties 66.285 14,5% Spaanse staatsobligaties 45.004 9,8% 35.544 7,8% Nederlandse staatsobligaties Belgische staatsobligaties 23.965 5,2% In 2009 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: 99.410 23,4% Duitse staatsobligaties 71.333 16,8% Italiaanse staatsobligaties 71.773 16,9% Franse staatsobligaties Spaanse staatsobligaties 45.539 10,7% Nederlandse staatsobligaties 36.474 8,6%
Vastgoed Stand begin boekjaar Correcties per 1 januari 2009 Gecorrigeerde stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Indirect vastgoedbeleggingen (participaties in beleggingsinstellingen)
2010
2009
38.090 0 38.090 38.917 -36.924 3.634 43.717
6.587 31.232 37.819 3.015 -760 -1.984 38.090
43.717
38.090
De verkrijgingsprijs van vastgoed bedraagt per balansdatum € 42 miljoen (2009: € 40 miljoen). Onderstaande vastgoedbeleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastgoed: ING Eurosiris Fund 36.578 83,7% Delta Lloyd Property Fund 4.790 11,0% In 2009 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in vastgoed: ING Eurosiris Fund 29.487 77,4% Delta Lloyd Property Fund 5.182 13,6% Derivaten Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar
0 0 0 1.320 1.320
0 0 0 0 0
Waarvan: Valutatermijncontracten
1.320
0
65
Overige beleggingen Stand begin boekjaar Correcties per 1 januari 2009 Gecorrigeerde stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Converteerbare obligaties Commodities (grondstoffen, edele metalen) Hedgefondsen
2010
2009
148.712 0 148.712 43.544 -42.373 10.159 160.042
136.959 -3.291 133.668 15.400 -18.519 18.163 148.712
37.999 44.332 77.711
34.038 42.382 72.292
De verkrijgingsprijs van converteerbare obligaties bedraagt € 28 miljoen (2009: € 27 miljoen), van commodities bedraagt € 32 miljoen (2009: € 37 miljoen) en van hedgefondsen € 44,9 miljoen (2009: € 44,9 miljoen). Onderstaande overige beleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in overige beleggingen: 46.569 29,1% Fortis Cadogan Fortis Convertible World Fund 37.999 23,7% Fortis Commodities Fund 44.332 27,7% ING Multi Strategy Fund 29.645 18,5% In 2009 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in overige Fortis Cadogan 45.742 Fortis Convertible World Fund 34.038 Fortis Commodities Fund 42.382 ING Multi Strategy Fund 25.193 Afwaardering Zwitserleven Stand begin boekjaar Waardeontwikkeling Stand einde boekjaar
-1.348 1.348 0
beleggingen: 30,8% 22,9% 28,5% 16,9%
-2.154 806 -1.348
Conform de huidige wet- en regelgeving hoeft er ultimo 2010 geen rekening te worden gehouden met de afwaardering van de beleggingen (2009: € 1,3 miljoen). Ultimo 2010 is het saldo van 2009 onder afwaardering afgeboekt. Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van
66
waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe marktnotering Per 31 december 2010 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten activa Derivaten passiva Overige beleggingen
Per 31 december 2009 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen Afwaardering Zwitserleven
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
0 110.879 0 0 0 0
255.123 347.119 43.717 0 0 160.042
0 0 0 1.320 -16.776 0
255.123 457.998 43.717 1.320 -16.776 160.042
110.879
806.001
-15.456
901.424
0 94.000 0 0 0
232.641 331.552 38.090 148.712 0
0 0 0 0 0
232.641 425.552 38.090 148.712 -1.348
412.097
377.803
55.095
843.647
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Opgemerkt wordt dat in bovenstaande tabel de afwaardering van de beleggingen in 2009 in het depot bij Zwitserleven ad € 1,3 miljoen niet is meegenomen omdat deze afwaardering niet is toegerekend aan een categorie. 2010
2009
5.085 -1.836 472 3.721
4.793 764 -472 5.085
0 3.721
2.227 2.858
[3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie voorziening Afwaardering in verband met creditrating Saldo einde boekjaar Waarvan: Herverzekerd ASR Herverzekerd Hooge Huys
Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van gewezen deelnemers en ingegaan nabestaandenpensioen ondergebracht. De verplichtingen inzake deze herverzekeringen zijn opgenomen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
67
Conform de huidige wet- en regelgeving hoeft er ultimo 2010 geen rekening te worden gehouden met de afwaardering. Ultimo 2010 is het saldo van 2009 onder afwaardering afgeboekt.
[4] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen uit herverzekering Vordering op werkgevers Premienota 2011 Borgstelling Premie compensatieregeling Stichting VUT Compensatiefonds Overig Totaal
2010
2009
393 164 27.481 5.300 1.001 572 390 35.301
143 597 0 0 0 0 210 950
De vordering uit herverzekering betreft onder andere geaccumuleerde technische resultaten, evenals overige van de verzekeraar te ontvangen posten. De overeenkomsten tussen de herverzekeraars en SVG bevat een bepaling betreffende technische resultaatdeling. Dit houdt in dat jaarlijks gedurende de contractperioden het technisch resultaat wordt bepaald door de verwachte resultaten op basis van de kansstelsels waarop de tarieven zijn gebaseerd te vergelijken met de werkelijk waargenomen resultaten. Aan het einde van een contractperiode wordt 60% van de technische winst door ASR, en 70% door NN aan SVG uitgekeerd. Het percentage dat de verzekeraar toekomt wordt opgenomen als schuld. Een eventueel verlies komt voor rekening van de herverzekeraars. Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. [5] Overige activa Participaties Liquidity Fund Banken/rekening courant Totaal
23 5.692 5.715
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
68
18 28.000 28.018
PASSIVA [6] Stichtingskapitaal en reserves Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2010
2009
345 -8.532 -8.187
-92.864 93.209 345
Het stichtingskapitaal bedraagt vijfenveertig euro en achtendertig eurocent. Zwitserleven heeft in de loop van 2008 met het fonds afgesproken dat een deel van het vrije vermogen in het garantiecontract beklemd wordt. Deze beklemming is aangebracht omdat binnen het contract een relatief risicovolle beleggingsmix wordt aangehouden terwijl Zwitserleven over het contract een garantie heeft afgegeven. Ultimo 2010 was de beklemming gelijk aan € 4 miljoen (2009: € 4 miljoen). Omdat de beklemming op twee manieren kan worden opgeheven, namelijk door een aanpassing van de beleggingsmix of door het teruggeven van de garantie is besloten om het bedrag van € 4 miljoen wel tot het vermogen van het fonds te rekenen. In februari 2011 is besloten om in 2011 de beklemming van het eigen vermogen te halen. In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Deze late instemming heeft te maken de herziening van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen die op 1 februari 2011 in werking is getreden. Op grond van deze herziening mogen fondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd, voor het verzekerde deel het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en bij de waardering van de vordering op de verzekeraar op marktwaarde. De • • • • •
belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; De huidige inkooptarieven zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
Voor het jaar 2010 is door het bestuur een beroep gedaan op de borgstelling. De werkgever heeft een bedrag van € 5,3 miljoen betaald. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 99,1% per 31 december 2010 en ligt daarmee onder de in het herstelplan opgenomen verwachte dekkingsgraad van 102,0%. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort en daarmee is het in 2009 ingediende herstelplan nog van toepassing.
69
Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. [7] Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening Overige technische voorzieningen
Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Toevoeging a.g.v. pensioeningang Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
2010
2009
395.120 24.205 1.456 420.781
356.776 24.838 1.962 383.576
356.776 8.919 9 4.221 34.644 -203 -15.083 371 11.596 -6.130 395.120
393.223 0 0 -41.879 -13.033 0 -11.801 16.595 9.769 3.903 356.776
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 3,5% (2009: 3,9%) De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Actieve deelnemers 47.596 37.140 Pensioengerechtigden 198.500 169.838 Gewezen deelnemers 149.024 149.798 395.120 356.776 Korte beschrijving pensioenregeling SVG voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn te onderverdelen in de flexibele pensioenregeling van Getronics (premieovereenkomst), de overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst) en een tweetal VUT-overgangsregelingen. De flexibele pensioenregeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van Getronics. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend.
70
Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindex (afgeleid) alle huishoudens. Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor sprake is van een (voorwaardelijke) toeslag op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Over de pensioenrechten en pensioenaanspraken is per 1 januari 2011 geen toeslag verleend (per 1 januari 2010: eveneens geen toeslagverlening). Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar Waarvan: Herverzekerd ASR Herverzekerd Hooge Huys Herverzekerd Zwitserleven
2010
2009
24.838 35 0 286 1.888 -67
24.310 -6 0 836 -681 0
-826 393
-1.072 1.295
-2.342 24.205
156 24.838
0 3.721 20.484
2.286 3.271 19.281
Door het pensioenfonds zijn herverzekeringscontracten afgesloten met betrekking tot de volgende pensioenregelingen: • herverzekerd Hooge Huys; • herverzekerd Zwitserleven. Zowel bij Hooge Huys als bij Zwitserleven zijn de aanspraken van enkele deelpopulaties van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen ondergebracht.
71
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie overige technische voorzieningen Stand einde boekjaar
2010
2009
1.962 - 506 1.456
2.452 - 490 1.962
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening vloeit voor uit de invoering van het FTK. Bij de bepaling wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers die op balansdatum korter dan 24 maanden ziek zijn en die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Omdat geen gegevens bekend zijn over de daadwerkelijke ziektegevallen is deze post op basis van een inschatting bepaald, en wel als 2 (jaar) maal 4% (kostenopslag) van de reguliere pensioenpremie. De daling van de voorziening ten opzichte van 2009 hangt rechtstreeks samen met de forse afname van de totale pensioenpremie in 2010 t.o.v. 2009. Deze afname wordt mede veroorzaakt door de diverse outsourcingen die gedurende 2009 hun beslag hebben gekregen. [8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Premies Waardeoverdrachten Overdracht tussen regelingen Rendement Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Overig Stand einde boekjaar [9] Overige schulden en overlopende passiva Vooruitontvangen prolongatie Premieafrekening Rekeningcouranten verzekeraars Derivaten Nog te betalen VUT Compensatiefonds Rekeningcourant Olivetti Diverse crediteuren Overlopende kosten Administratiekosten verzekeraars Totaal einde boekjaar Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
72
455.577 21.139 2.542 -14.671 34.004
381.751 24.532 0 -9.276 61.484
-2.574 -1.732 494.285
0 -2.914 455.577
27.481 457 10.704 16.776 0 0 304 103 233 56.058
25.879 761 9.234 0 1.494 14 718 101 0 38.202
9.4.3.1
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2010 % Dekkingsgraad per 1 januari Premie Toeslag Wijzigingen in de rentetermijnstructuur Rendement Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2009 %
100,0 0,1 0,0 -4,2 1,2 2,0
88,4 0,0 0,0 1,5 11,8 -1,7
99,1
100,0
Op basis van de samenstelling van de beleggingen en verplichtingen per ultimo 2010 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds de beleggingen voor risico van het pensioenfonds en de defined benefit aanspraken en anderzijds de garantieverplichtingen in combinatie met de beleggingen voor risico van de deelnemers. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit voor elk van beide onderdelen van het pensioenfonds. Dit resulteert in de evenwichtsituatie waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 21,1% van de waarde van de garantieverplichtingen en 16,6% van de defined benefit verplichtingen. De spaarsaldi van de deelnemers kan als dekking voor de garantiebuffer gelden voor zo ver deze op individuele basis groter is dan de waarde van de garantieverplichting. Omdat voor een deel van de verplichtingen geen solvabiliteit hoeft te worden aangehouden onder meer omdat een deel van de risico’s worden gedragen door individuele deelnemers, is de vereiste solvabiliteit 15,3% van de totale waarde van de voorziening pensioenverplichtingen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 van de voorziening pensioenverplichtingen van beide onderdelen.
73
Risicofactor
(S1)
Benodigde solvabiliteit DB -9,23 13,03 3,80
Benodigde solvabiliteit DC -3,12 12,55 9,42
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets - overig: hedgefondsen Vastgoedrisico indirect Totaal zakelijke waarden risico
(S2)
8,11 2,40 2,62 1,45 13,61*
7,71 2,47 3,49 1,42 14,00*
Valutarisico
(S3)
2,35
2,40
Mutatie 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
1,47
2,06
Mutatie 30%
Kredietrisico
(S5)
0,89
1,18
Spread x 1,4
Verzekeringstechnisch risico
(S6)
3,95
3,95
Effect op passiva
16,6**
21,1**
Renterisico vastrentende waarden Renterisico VPV Totaal renterisico
Standaardformule *
Toelichting Duration-afh. renteschok Effect op passiva
Mutatie Mutatie Mutatie Mutatie
25% 35% 30% 25%
Toetsingsverschil = 0,00
Bij de bepaling van het totaal zakelijke waarden risico wordt rekening gehouden met de onderlinge samenhang van de aandelenrisico’s. Het totale zakelijke waarden risico is daarom niet gelijk aan de som van de aandelenrisico’s.
** Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule ( ( S 2 + S 2 + 0,50 × 2 × S × S + S 2 + S 2 + S 2 + S 2 ) ). 1 2 1 2 3 4 5 6
Ultimo 2010 bedroeg de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen 115,3%. Ultimo 2009 bedroeg de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen 118,7%. De werkelijke dekkingsgraad bedroeg ultimo 2010 99,1% (2009: 100,0%). Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de hiervoor genoemde risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • • •
beleggingsbeleid; premiebeleid; toeslagverleningbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
74
Marktrisico Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitoort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd. Renterisico Renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: Bedragen * € 1.000
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
Balanswaarde ultimo 2010
2010
2009
420.781
15,7
15,5
457.998
7,0
7,1
441.223
9,3
7,1
Indien de duration van de beleggingen op balansdatum aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Voor het fonds geldt dat bij een rentedaling de waarde van de beleggingen minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration-mismatch, bijvoorbeeld door kortlopende obligaties te vervangen door langlopende obligaties en door gebruik te maken van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Het afsluiten van een swap kan dus mismatch-risico’s afdekken, maar aan dit soort instrumenten zijn ook risico’s verbonden (zoals het liquiditeits-, tegenpartij- en juridische risico). De door het bestuur gewenste mate van afdekking van het renterisico van de defined benefit verplichtingen ultimo 2010 bedraagt 75%. Hierbij wordt een bandbreedte van 5,0% gehanteerd. Op 5 november 2010 zijn renteswaps afgesloten. De rentegevoeligheid van de beleggingen (31,2%) inclusief de renteswaps (41,1%) komt eind 2010 voor circa 72,3% overeen met die van de VPV. Ofwel het renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 27,7% van dat van de verplichtingen. Onderstaande figuur geeft dit weer.
75
Rentegevoeligheid defined benefit verplichtingen eind 2010 100% 90% Resterend Renterisico (27,7%) 80% 70% 60% 50%
Rentegevoeligheid swaps (41,1%)
Rentegevoeligheid VPV DB
40% 30% 20%
Rentegevoeligheid VRW (31,2%)
10% 0%
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
2009
2010 €
%
€
%
27.310
6,0%
31.315
7,4%
146.699 283.989
32,0% 62,0%
200.727 193.511
47,2% 45,4%
457.998
100,0%
425.553
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen.
76
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd
2009
2010 ≤ 5 jaar > 5 jaar en
€ 82.163
% 19,5%
€ 79.009
% 20,6%
75.001
17,8%
70.893
18,5%
126.912 136.705
30,2% 32,5%
117.670 116.004
30,7% 30,2%
420.781
100,0%
383.576
100,0%
> 10 jaar ≥ 20 jaar
Totaal
Valutarisico Het percentage dat buiten de eurozone wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 28,5% (2009: 26,4%) van de beleggingsportefeuille en is voor 19,1% (2009: 0,0%) afgedekt. Onafgedekt is derhalve 9,4% (2009: 26,4%). Het strategische beleid van het fonds is om het valutarisico van de beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en overige beleggingen met betrekking tot de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen zoveel als mogelijk naar de euro af te dekken. De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € 1,3 miljoen (2009: € 0). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd: Bedragen * € 1.000 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Totaal
77
2010
2009
19.277 17.671 5.144 44.332
134.296 15.830 3.196 69.508
86.424
222.830
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen * € 1.000
2010
2009
Voor afdekking
Valutaderivaten
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
EUR
655.963
174.493
830.456
620.817
GBP JPY USD Overige
13.002 14.285 172.254 61.376
-13.038 -13.502 -121.700 -26.253
-36 783 50.554 35.123
21.030 10.606 106.954 84.240
260.917
-174.493
86.424
222.830
Totaal niet EUR
Prijsrisico Middels spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en voor alle materiële derivatentransacties te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dat betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM-beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: 78
Bedragen * € 1.000
Valutatermijncontracten Renteswaps
Expiratiedatum
> 10 januari < 8 februari > 11 november < 9 november
Onderliggende contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
164.220
1.320
0
158.500
0
-16.776
322.720
1.320
-16.776
2011 2011 2030 2040
Totaal
Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van onderliggende stukken binnen de verschillende beleggingsfonds met aandelen, obligaties of kas als onderpand. Het onderpand is meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Segmentaties In onderstaande tabellen wordt de segmentatie van vastgoed en aandelen naar sectoren en regio’s weergegeven. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Gemengd Overige Totaal
2009
2010 € 957 1.413 527 239 38.042 2.539
% 2,2% 3,2% 1,2% 0,6% 87,0% 5,8%
€ 699 2.825 111 233 32.685 1.537
% 1,9% 7,4% 0,3% 0,6% 85,8% 4,0%
43.717
100,0%
38.090
100,0%
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Europa Noord-Amerika Azië Overige Totaal
2009
2010 € 39.980 1.873 340 1.524
% 91,4% 4,3% 0,8% 3,5%
€ 38.090 -
% 100,0% -
43.717
100,0%
38.090
100,0%
79
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Nijverheid en industrie Handel (waaronder groothandel en detailhandel) Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Overige dienstverlening Totaal
2009
2010 € 41.907
% 16,4%
€ 45.774
% 19,7%
42.661
16,7%
64.370
27,6%
46.511 124.044
18,2% 48,7%
49.774 72.723
21,4% 31,3%
255.123
100,0%
232.641
100,0%
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Europa Verenigde Staten Japan Overig Totaal
2009
2010 € 93.428 80.368 10.532 70.795
% 36,6% 31,5% 4,1% 27,8%
€ 131.436 71.293 8.514 21.398
% 56,5% 30,6% 3,7% 9,2%
255.123
100,0%
232.641
100,0%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven: 80
Bedragen * € 1.000 Overheidsinstellingen Financiele instellingen Handel en industriele bedrijven Serviceorganisaties Andere instellingen Totaal
2010
2009
179.870 2.088 807 320 274.913
243.107 79.124 62.826 5.815 34.680
457.998
425.552
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000 Duitsland Italie Frankrijk Spanje Nederland Belgie Verenigde Staten Oostenrijk Engeland Overig Totaal
2010
2009
80.586 75.613 66.285 45.004 35.544 23.965 17.445 16.145 12.771 84.640 457.998
99.410 71.333 71.773 45.539 36.474 14.893 20.955 5.333 11.076 48.766 425.552
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000 AAA AA A BBB
2009
2010 € 146.866 134.594 71.890 19.716 55.180 29.752
% 32,1% 29,4% 15,7% 4,3% 12,0% 6,5%
€ 191.092 51.874 96.035 21.414 51.473 13.664
% 44,9% 12,2% 22,6% 5,0% 12,1% 3,2%
457.998
100,0%
425.552
100,0%
81
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. • Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate leeftijdsterugstellingen is ingespeeld op het langlevenrisico. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie bij de werkgever in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Ultimo 2010 bedraagt de reële dekkingsgraad 78,2%. 82
Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven: Bedragen * € 1.000
2009
2010 €
%
€
%
36.578
3,8
29.959
3,4%
80.586 75.613 66.285 45.004 35.544 23.965
8,3% 7,8% 6,9% 4,7% 3,7% 2,5%
99.410 71.333 71.773 45.539 36.474 -
11,3% 8,1% 8,2% 5,2% 4,2% -
29.645 44.332 46.569 37.999
3,1% 4,6% 4,8% 3,9%
25.193 42.382 46.569 34.038
2,9% 4,8% 5,3% 3,9%
Vastgoedbeleggingen ING Eurosiris Fund
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Italiaanse staatsobligaties Franse staatsobligaties Spaanse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Belgische staatsobligaties Overige Beleggingen ING Multi Strategy Fund Fortis Commodities Fund Fortis Cadogan Fortis Convertible World Fund
Overige niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. • Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten, als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Dit risico wordt gemitigeerd door de SAS70 Type 2-rapportages welke het fonds van de uitvoerders ontvangt. Het bestuur van het fonds heeft ook samen met de verschillende uitvoerders een SLA opgesteld met betrekking tot de geleverde diensten, waarover periodiek door de uitvoerders wordt gerapporteerd. Het bestuur stuurt op deze rapportages. Daarnaast heeft het bestuur besloten om zich bij de uitvoering van haar taken te laten ondersteunen door
83
TKP Pensioen B.V. (TKP), waarbij een belangrijke taak van TKP is om de operationele risico’s te minimaliseren. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402rapportage. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet lager verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
84
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV en TKP Investments BV per 1 april 2009. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenverslaggeving, bestuursondersteuning en fiduciairbeheer tot 31 december 2013 met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2010 bedraagt € 1,0 miljoen (2009: € 1,0 miljoen). Het pensioenfonds heeft haar pensioenverplichtingen jegens haar deelnemers in een gesepareerd beleggingsdepot ondergebracht bij Zwitserleven voor een contractsduur van 5 jaar, ingaande per 1 januari 2006 en eindigend op 31 december 2010. In 2011 is het contract met 1 jaar verlengd en eindigt zodoende op 31 december 2011. Per 1 januari 2010 is met Delta Lloyd een 2-jarige overeenkomst van toepassing voor de administratie van vrijwel uitsluitend lopende uitkeringen en de premievrije aanspraken van inactieve deelnemers. De verzekeringsovereenkomst met ASR is per 1 januari 2007 ingegaan en heeft een looptijd van 5 jaar welke eindigt op 31 december 2011. Met Nationale Nederlanden is er een verzekeringsovereenkomst afgesloten die is ingegaan per 1 januari 2010 met als einddatum 31 december 2011. De verzekeringsovereenkomst met Syntrus Achmea eindigt per 31 december 2012.
85
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [10] Premiebijdragen Premiebijdragen (van werkgever en werknemers SVG-regeling) Koopsom FVP bijdrage Borgstelling Werkgeversbijdrage (opslag) Afrekening vorig boekjaar Totaal Premie-inkomsten De kostendekkende en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie
2010
2009
22.969 152 5.271 5.815 686 34.893
26.533 311 0 7.655 -5 34.494
28.839 34.893
34.366 34.494
De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal 10,8% (2009: 11,1%) van de loonsom. De kostendekkende premie op rentetermijnstructuur-basis over 2010 bedraagt € 28,8 miljoen (2009: € 34,4 miljoen). Het pensioenfonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De feitelijke premie over 2010 bedraagt € 34,9 miljoen (2009: € 34,5 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. [11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds en deelnemers AANDELEN Directe opbrengsten 745 Indirecte opbrengsten 35.093 Aandelen totaal 35.838
0 54.806 54.806
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
16.095 6.022 22.117
8.825 32.610 41.435
534 1.101 1.635
487 -1.764 -1.277
0 14.793 14.793
0 19.168 19.168
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal
86
DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Bij: mutatie afwaardering Zwitserleven Af: kosten vermogensbeheer Totaal Waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Kosten vermogensbeheer [12] Overige baten Baten uit herverzekering (uitkeringen, ontvangen resultatendeling, mutatie actiefpost) Interest waardeoverdrachten Overig Totaal [13] Pensioenuitkeringen (Tijdelijke) Ouderdomspensioen (Tijdelijke) Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkopen Totaal [14] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding TKP Administratiekostenvergoeding verzekeraars Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Totaal
87
2010
2009
0 -27.719 -27.719
0 -21 -21
43 3.089 3.132
10 60 70
0 -422
806 -844
49.374
114.143
17.417 32.379 -422
9.322 105.665 -844
621 179 23 823
556 0 0 556
12.352 1.535 137 611 1.175 15.810
10.930 1.622 116 665 10 13.343
11 33 524 1.919 406 448 140 95 0 36 3.612
13 0 616 1.869 251 649 268 34 0 49 3.749
2010 2009 Accountantshonoraria Onder de pensioenuitvoeringskosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: Controle van de jaarrekening 106 Andere controlewerkzaamheden 3 Andere niet-controlediensten 297 Totaal 406 De kosten 'Controle van de jaarrekening' bevat € 27 duizend aan afrekeningen van het voorgaande jaar (2009: € 36 duizend).
113 0 138 251
Personeel Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. Financiële vergoeding bestuurders De bestuurskosten bevatten onder andere de reis- en verblijfskosten en de opleidingskosten van de statutaire bestuurders (2010: € 8 duizend en 2009: € 6 duizend). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het fonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Financiële vergoeding verantwoordingsorgaan Leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als lid van het verantwoordingsorgaan (2009: geen). [15] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft met ingang van 1 januari 2010 ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve- en gewezen deelnemers jaarlijks aan te passen aan de prijsontwikkeling volgens de Consumentenprijsindex (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,3% (2009: 1,3%), zijnde € 4,2 miljoen (2009: € 5,1 miljoen). Wijziging marktrente De gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur per 31 december 2010 is 3,5% (2009: 3,9%) en daarmee 0,4% lager dan per 31 december 2009. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende € 34,6 miljoen te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen.
88
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging grondslagen Eind 2009 is een maatschappelijke discussie ontstaan over de prudentie van de twee jaar geleden ingevoerde prognosetafels. Het CBS is met nieuwe tafels gekomen op basis van door hen gemeten langere levensverwachting. Toepassing van deze nieuwe tafels zou een materiële verzwaring van de voorziening tot gevolg hebben. Vooruitlopend op de herziene prognosetafel is de technische voorziening voor risico pensioenfonds per eind 2009 verhoogd met 5,5% (€ 16,6 miljoen). Dit percentage is gebaseerd op berekeningen met behulp van CBS cijfers. Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Op basis van een onderzoek naar gerealiseerde sterfte binnen de portefeuille zijn deze correctiefactoren in het vierde kwartaal 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van deze leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. Als gevolg van de overgang op de nieuwe prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) is de voorziening verhoogd met € 0,4 miljoen, dit had nauwelijks effect op de dekkingsgraad. In totaal is in 2009 en 2010 circa € 17,0 miljoen toegevoegd aan de technische voorziening als gevolg van de gestegen levensverwachting. Toevoeging a.g.v. pensioeningang Bij pensioneren wordt het saldo van de deelnemer omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen en eventueel partnerpensioen. Als gevolg van deze omzetting neemt de voorziening voor risico pensioenfonds toe. Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Resultaat op overige technische grondslagen Totaal
89
2010
2009
630 2.231 -8.991 0 -6.130
-796 -1.919 6.015 603 3.903
[16] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [17] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Waarvan: Toename voorziening in garantiecontracten Toename voorziening pensioenverplichtingen herverzekering [18] Mutatie overige technische voorzieningen [19] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal [20] Overige lasten ANW-Hiaat Lasten uit herverzekering Overige Totaal
90
2010
2009
38.708
73.826
-633
528
-633
576
0
-48
-506
-490
-2.751 439 -2.312
-114 330 216
597 0 0 597
0 1.127 132 1.259
9.4.6
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: • Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. • De betalingsverplichting van de werkgever, die bestaat uit de som van de beschikbare premies op grond van artikel 2.1. van het pensioenreglement en een opslag welke in 2010 gelijk is aan 4,2% van de som van de spaargrondslagen. • De opslag van 4,2% is bestemd voor de pensioenuitvoeringskosten, administratiekosten, risicodekking en buffervorming. • Het maximum van de betalingsverplichting van de werkgever is vastgesteld op 16% van de som van de jaarsalarissen. • De betalingsverplichting wordt op de eerste werkdag van het betreffende jaar volledig voldaan op basis van een voorschotnota, waarna einde jaar een afrekening plaatsvindt. Enkele elementen uit de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het fonds: • De werkgever verplicht zich de totale bijdrage voor de pensioenregeling, dit wil zeggen zowel het werkgeversdeel als de deelnemersbijdrage, te voldoen aan de stichting. Dit betreft de jaardotatie op de pensioenrekening voor alle deelnemers. • Jaarlijks betaalt de werkgever de stichting een opslag ter grootte van een percentage van de som van de spaargrondslagen van de deelnemers. Dit bedrag is voor de dekking van het overlijdens- en premievrijstellingsrisico, de financiering van de administratie-, beheersen beleggingskosten en het opbouwen en in stand houden van de actuarieel noodzakelijke buffers. Voor 2010 is dit percentage vastgesteld op 4,2%. In 2011 is dit percentage vastgesteld op 5,25%. • Jaarlijks betaalt de werkgever de bijdrage zoals deze benodigd is voor de pensioenreglementsbijlage “Overgangsbepalingen”. • De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan de stichting te minderen of te staken. • In de uitvoeringsovereenkomst is een maximale werkgeversbijdrage, inclusief de bijdrage van de medewerkers, vastgelegd van 16% van de loonsom. Bij de uitvoeringsovereenkomst is een addendum bijgevoegd waarin de borgstelling is vastgelegd. SVG is met Getronics een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan twaalf maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. Het pensioenfonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het pensioenfonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in 91
overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast.
Zoetermeer, 24 juni 2011 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra A.C. Mögelin J. Phaff M.H.B. Ebbers
92
Overige gegevens
93
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2010 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen significante gebeurtenissen na balansdatum te melden.
94
10.3
Controle verklaring
Aan: het Bestuur van Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet . Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
95
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Voorzieningsfonds Getronics per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 24 juni 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
96
10.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam is aan Hewitt Associates B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • •
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133.
97
De vermogenspositie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Eindhoven, 24 juni 2011 Ir. M.J.M. Pernot AAG verbonden aan Hewitt Associates B.V.
98
10.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie vertegenwoordigers van de deelnemers in het bestuur worden na verkiezingen door en uit de deelnemers benoemd. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen worden herbenoemd. Getronics benoemt drie bestuursleden namens de werkgever.
99
Bijlagen
100
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo verslagjaar *
Stand ultimo vorig verslagjaar Deelnemers, actief en voortgezet
Bij
Af
5.287
454
700
5.041
Gewezen deelnemers
18.259
661
1.319
17.601
Ingegane pensioenen
1.388
192
113
1.467
(tijdelijk) Ouderdomspensioen
892
145
70
967
Arbeidsongeschiktheidspensioen **
152
0
9
143
Partnerpensioen
241
29
21
249
Wezenpensioen
103
18
13
108
24.934
1.307
2.132
24.109
waarvan:
Totaal:
* Door met name afkopen van kleine pensioenen is het totale deelnemersbestand in 2010 met 800 personen afgenomen. ** De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2009 zowel opgenomen onder actieven als onder ingegane pensioenen. Ultimo 2010 zijn onder de ingegane pensioenen 143 deelnemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering opgenomen.
101
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen, zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt extra ten opzichte van de benchmark in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken, wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Autoriteit Financiële Markten (AFM) Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Beschikbare-premieregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld.
102
Commodities Beleggingen in goederen en grondstoffen. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Defined benefit Een pensioenregeling waarbij de pensioenuitkering van tevoren vastligt. Voor de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van het loon, een opbouwpercentage per jaar en de AOW-uitkering. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels.
103
Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Fund of funds Een beleggingsfonds welke belegd in andere beleggingsfondsen. FVP-bijdrage Is een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk bij werkloosheid. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruikgemaakt wordt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield-obligaties Obligaties uitgegeven door bedrijven met een kredietwaardigheid van BB en lager. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. 104
CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kapitaalcontract Een kapitaalovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgesteld kapitaal aan het eind van de looptijd waarmee het pensioen dient te worden aangekocht. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Multi-OPF Op 1 januari 2011 is de wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden. Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Over The Counter (OTC)-transactie Transactie die plaatsvindt buiten de gereguleerde markt. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. 105
Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenkoepels Met de pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Premiepensioeninstelling (PPI) Een PPI is een nieuwe pensioenuitvoerder die pensioenregelingen mag uitvoeren, maar daarbij geen risico's mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid) en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2010-2060. Rentetermijnstructuur Is het verband tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Swap Is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij wordt afgesproken om gedurende een bepaalde periode bepaalde betalingen met elkaar uit te wisselen, bijvoorbeeld het ruilen van vaste rentebetalingen en variabele rentebetalingen. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen.
106
Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
107
Colofon Uitgegeven door Stichting Voorzieningsfonds Getronics Teleportboulevard 121, Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 19 90 Fax 050 313 82 01 internet www.getronicspensioen.nl emailadres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
108