Jaarverslag 2009 Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Datum rapport Auteur
21 juni 2010 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief 050-5821990
Profielschets Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) is statutair gevestigd te Amsterdam ten kantore van Getronics Nederland BV. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203004. SVG in een ondernemingspensioenfonds. De stichting heeft sinds haar oprichting in 1985 tot doel de uitvoering te verzorgen van de pensioenvoorzieningen welke voor de medewerkers van Getronics Nederland zijn getroffen. Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De meeste (gewezen) deelnemers van SVG nemen deel aan de flexibele Getronicspensioenregeling. Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. Daarnaast voert het fonds nog een aantal regelingen uit voor gesloten groepen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Deze regelingen worden gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan ASR, Nationale Nederlanden, Interpolis, Delta Lloyd en Zwitserleven. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door Fortis Investments, ING Asset Management, Delta Lloyd Asset Management en Zwitserleven Asset Management. Daarnaast voeren Hewitt Associates BV, TKP Pensioen BV en TKP Investments BV ondersteunende activiteiten uit. Uitgangspunt bij de uitbesteding is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris van Hewitt Associates BV en externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV.
2
Inhoudsopgave 1. Kerncijfers 2. Personalia 3. Verslag verantwoordingsorgaan Bestuursverslag 4. Woord van de voorzitter 5. Inleiding en doelstelling 6. Ontwikkelingen en beleid in 2009 6.1 Ontwikkelingen in 2009 6.2 Beleid en beleidskeuzes 6.3 Risicobeheer 7. Verslag van het vermogensbeheer 7.1 Algemeen 7.2 Aandelen 7.3 Vastrentende waarden 7.4 Vastgoedbeleggingen 7.5 Overige beleggingen 7.6 Rendementen pensioenrekening 8. Pensioen en uitvoering 8.1 Inleiding 8.2 Pensioencommunicatie 8.3 Pensioenadministratie 8.4 Pensioenregeling 8.5 Nieuwe wetgeving 9. Governance en compliance 9.1 Algemeen 9.2 Goed Pensioenfondsbestuur 9.3 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 9.4 Bestuursaangelegenheden 9.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 9.6 Gedragscodes 9.7 Geschillencommissie 9.8 Deelnemersraad 9.9 Visitatiecommissie 9.10 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan 9.11 Organisatie en uitvoering 9.12 Statutenwijziging 10. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 11. Jaarrekening 11.1 Balans 11.2 Staat van baten en lasten 11.3 Kasstroomoverzicht 11.4 Toelichting op de jaarrekening 11.5 Actuariële analyse
3
5 7 11 13 14 17 18 18 22 27 32 32 34 35 36 37 38 39 39 39 40 41 45 47 47 47 48 48 49 49 49 49 50 50 50 51 52 54 55 55 56 57 58 90
Overige gegevens 12. Overige gegevens 12.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 12.2 Gebeurtenissen na balansdatum 12.3 Accountantsverklaring 12.4 Actuariële verklaring Bijlagen Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
4
92 93 93 93 94 96 98 99 100
1.
Kerncijfers
Bedragen x € 1,0 duizend
2009
2008
2007
2006
2005
Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen1 Totaal aantal verzekerden
5.287 18.259 1.388 24.934
8.321 13.956 1.139 23.416
8.247 12.796 857 21.900
8.414 8.082 489 16.985
3.978 7.216 429 11.623
Kostendekkende premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen
34.366 34.494 3.749 13.343
47.663 44.526 3.758 11.195
45.766 43.328 3.644 9.728
33.786 2.526 5.494
14.666 2.143 5.052
Toeslagverlening Inactieve deelnemers Saldo Overige pensioenen
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,95%
6,71% 1,03%
2,60% 0,36%
345
-92.864
130.647
73.602
27.314
Pensioenen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Pensioenverplichtingen Dekkingsgraad2
37.762
36.078
34.020
-
-
156.872 839.153 100,0%
184.409 801.736 88,4%
129.887 714.165 118,5%
64.600 538.672 113,8%
304.798 109,5%
Gemiddelde duration Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerde deelnemers
15,0 14,4 21,5 9,5
15,7 15,4 19,3 9,9
11,4 9,7 14,5 14,5
15,5 16,0 14,0 14,0
-
Beleggingen Balanswaarde Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
843.647 8.478
744.863 10.931
884.356 14.421
611.227 5.942
341.761 5.791
105.6653
-168.1793
16.965
7.269
28.294
5
2009 Beleggingsportefeuille4 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen Beleggingsrendement Totale portefeuille Benchmarkrendement portefeuille
2008
2007
2006
2005
38.090 232.641 424.204 148.712 843.6475
6.587 247.866 353.451 136.959 744.8635
235.962 326.507 90 321.797 884.356
1.240 106.773 246.215 256.999 611.227
795 96.637 230.552 8.133 336.117
15,4%
-18,5%
4,6%
4,1%
11,2%
14,5%
-14,8%
4,0%
7,7%
10,6%
1 De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2009 zowel opgenomen onder actieven als onder ingegane pensioenen. Ultimo 2009 onder de ingegane pensioenen zijn 152 deelnemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering opgenomen (ultimo 2008: 121). 2 De dekkingsgraden zijn vanaf 2007 gebaseerd op de FTK-grondslagen. 3 De mutatie in de afwaardering van de beleggingen in het depot bij Zwitserleven is opgenomen onder de indirecte beleggingsopbrengsten. 4 Met ingang van 2009 worden de beleggingscategorieën volgens de FTK-grondslagen weergegeven. 5 De afwaardering van de beleggingen in het depot bij Zwitserleven ad 1.348 (2008: 2.154) is volledig opgenomen onder de vastrentende waarden.
6
2.
Personalia
Bestuur Stichting Voorzieningsfonds Getronics heeft een paritair samengesteld bestuur en bestaat uit drie werkgeversvertegenwoordigers en drie werknemersvertegenwoordigers. Het bestuur wordt terzijde gestaan door een adviserend- en certificerend actuaris en een externe accountant, enkele commissies, een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst; alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn uitbesteed. Benoemd door de werkgever Naam
Functie in bestuur Voorzitter
Bestuurslid vanaf 01-07-1999
Bestuurslid tot ----
F.H.K. Ooms
Functie/in dienst van Directeur Compensation & Benefits KPN IT Program Director
J.K. Dijkstra
Bestuurslid
15-02-2008
----
P.R.J.M. Smits
Bestuurslid
01-06-2009
----
Chief Financial Officer KPN Zakelijke Markt
Bestuurslid tot 01-01-2012
Functie/in dienst van Field Manager
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
A.C. Mögelin
Bestuurslid
Bestuurslid vanaf 01-01-2009
H. Wesseling
Bestuurslid
01-06-2009
01-06-2012
Business Unit Director
J. Phaff
Bestuurslid
01-06-2009
01-06-2012
Management Trainer
Bestuurslid tot 01-06-2009
Functie/in dienst van Business Consultant
01-06-2009
Senior application developer
In 2009 zijn de volgende bestuursleden afgetreden: Naam
Functie in bestuur
J. de Groot
Bestuurslid
Bestuurslid vanaf 27-11-2006
J.A. van Hooijdonk
Bestuurslid
27-04-2006
De heer J. de Groot is per 1 juni 2009 afgetreden als bestuurslid en is opgevolgd door de heer J. Phaff. De heer J.A. van Hooijdonk is per 1 juni 2009 afgetreden als bestuurslid en is opgevolgd door de heer H. Wesseling. De heren A.C. Mögelin en P.R.J.M. Smits vervangen de eind 2008 afgetreden heren J.W. van Giersbergen en J.W.G. van der Drift. De bestuursleden namens de werkgever zijn voor onbepaalde tijd benoemd door Getronics N.V. De bestuursleden namens de deelnemers zijn verkozen voor een periode van 3 jaar. Vermogensbeheerders De collectieve portefeuille van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is belegd bij Fortis Investments (Fortis) en ING Asset Management (ING) middels breed gespreide beleggingsportefeuilles. Ook de (passief) belegde individuele portefeuilles (individuele mixen) worden door ING en Fortis beheerd. Daarnaast is een deel van het vermogensbeheer uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management en Zwitserleven Asset Management.
7
Pensioenadministratie Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan de onderstaande partijen: • ASR • Nationale Nederlanden • Delta Lloyd • Zwitserleven • Interpolis Beleggingsadvies / Fiduciar beheer Het fiduciar beheer wordt verzorgd door TKP Investments BV (TKPI). TKPI voert op kwartaalbasis overleg met de vermogensbeheerders en rapporteert aan het bestuur en de beleggingscommissie. Adviseurs Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn ondersteund door de externe adviserend actuaris van Hewitt Associates BV. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan van de stichting bestaat uit drie leden, te weten één vertegenwoordiger van de werkgever, één vertegenwoordiger van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur bespreekt ten minste eenmaal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Dit oordeel is opgenomen in Hoofdstuk 3: ‘Verslag van het verantwoordingsorgaan’. Het verantwoordingsorgaan is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie
T. van Gent
Deelnemers
01-05-2010
01-05-2013
Project manager
E. Meurs
Werkgever
01-02-2010
----
Director Finance
C. Rolls of Roelofs
Pensioengerechtigden
01-05-2010
01-05-2013
Gepensioneerd
In 2009 en 2010 zijn de volgende leden afgetreden: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie
W. van der Meulen
Deelnemers
01-02-2008
01-06-2009
Manager HRM
S. van Schilfgaarde
Werkgever
01-02-2008
01-02-2010
Chief Financial Officer
H. Janssen Groesbeek
Pensioengerechtigden
01-02-2008
01-05-2010
Gepensioneerd
De heer W. van der Meulen is per 1 juni 2009 afgetreden en vervangen door de heer T. Van Gent. De heer S. van Schilfgaarde is per 1 februari 2010 afgetreden en vervangen door de heer E. Meurs. De heer H. Janssen Groesbeek is per 1 mei 2010 afgetreden en vervangen door de heer C. Rolls of Roelofs. 8
Deelnemersraad De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en pensioengerechtigden. De deelnemersraad vergadert ten minste tweemaal per jaar samen met het bestuur. Bij belangrijke onderwerpen vraagt het bestuur advies aan de deelnemersraad. Dit zijn onderwerpen zoals wijzigingen van de statuten, wijzigingen van het pensioenreglement, toeslagbeleid, wijziging van de uitvoeringsovereenkomst en vaststelling van het jaarverslag, ABTN of een langetermijnherstelplan. De deelnemersraad heeft alle rechten die op grond van de Pensioenwet toekomen aan de deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds. De deelnemersraad is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie in deelnemersraad
J.H. Bosman
Deelnemers
01-04-2008
01-04-2011
Voorzitter
D. Houtman
Deelnemers
01-04-2008
01-04-2011
Vice-voorzitter
G. de Jong
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Secretaris
G. Kleingeld
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Lid
R. Weggeman
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Lid
B. Bloemendal
Gepensioneerden
01-04-2008
01-04-2011
Lid
In 2009 zijn de volgende leden afgetreden: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
M. Vergoossen
Deelnemers
01-04-2008
01-07-2009
C. Rolls of Roelofs
Deelnemers
01-04-2008
01-07-2009
Visitatiecommissie Voor de invulling van het intern toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld en bestaat uit: • A.Th.M. van Hulst • M. Roest • mw. A.J.E.M. Vollenbroek Beleggingscommissie De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft als taak het opstellen van het beleggingsplan, het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerders en het laten uitvoeren van een beleggingsbeleid op basis van de strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggings- en performancedoelstellingen.
9
Tot 18 december 2009 bestond de beleggingscommissie uit het voltallige bestuur. De beleggingscommissie is per 18 december 2009 als volgt samengesteld: • De heer F.H.K. Ooms (voorzitter) • De heer P.R.J.M. Smits • De heer J.K. Dijkstra • De heer H. Wesseling • De heer J. Mensonides (extern adviseur) • Mevrouw R. van Wijk (extern adviseur) Communicatiecommissie De verantwoordelijkheid van de communicatiecommissie is het bestuur te adviseren over alle communicatieaangelegenheden. De communicatiecommissie is per 18 december 2009 als volgt samengesteld: • De heer J. Phaff (voorzitter) • De heer A.C. Mögelin • De heer J.K. Dijkstra • De heer H. Wesseling Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Hewitt Associates BV, externe actuaris
10
3.
Verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur van het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. In 2010 heeft het bestuur plaatsvervangers gevonden voor de door verschillende oorzaken voortijdig aftredende leden en is het verantwoordingsorgaan geheel vernieuwd aangetreden. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Bevindingen en conclusie Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, evenals van de door het bestuur in de vergaderingen van 27 mei en 21 juni 2010 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het bestuur heeft correct en adequaat gereageerd op door het verantwoordingsorgaan gestelde vragen en/of opmerkingen. Het verantwoordingsorgaan is positief gestemd over het opgevolgde advies met betrekking tot de verbeterde communicatie met de deelnemers, onder andere door de inrichting van een website en het inrichten van een helpdesk. Ook het besluit van het bestuur om de activiteiten van het pensioenbureau uit te besteden, stemt het verantwoordingsorgaan positief. Omdat de huidige leden van het verantwoordingsorgaan pas begin 2010 zijn benoemd, hebben de leden nog onvoldoende inzicht om over 2009 tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. In 2010 zal het verantwoordingsorgaan zijn werkzaamheden zodanig inrichten dat over boekjaar 2010 een nader onderbouwd oordeel kan worden afgegeven.
11
Het bestuur behoort met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever te handelen. Het verantwoordingsorgaan komt op basis van het voorafgaande tot het oordeel dat niet is gebleken dat het bestuur anders dan op de in de vorige zin genoemd wijze tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Zoetermeer, 21 juni 2010 T. van Gent E. Meurs C. Rolls of Roelofs
12
Bestuursverslag
13
4.
Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag van Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) legt het bestuur verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2009. Financiële positie Net als in 2008 stond het jaar 2009 in het teken van de financiële crisis en was voor pensioenfondsen daarmee wederom een roerig jaar. De dekkingsgraden van veel pensioenfondsen daalden in het eerste kwartaal van dit verslagjaar nog verder. Dit gold ook voor SVG. Na het eerste kwartaal is de financiële positie van het fonds verbeterd. De dekkingsgraad is over het afgelopen jaar gestegen van 88,4% naar 100,0%. Deze stijging is met name het gevolg van positieve beleggingsresultaten. Het totaal rendement in 2009 op beleggingen bedraagt 15,4% (2008: -/- 18,5%). In tegenstelling tot het jaar 2008 is de marktrente in 2009 licht gestegen. Bij de vaststelling van de dekkingsgraad per eind 2009 is rekening gehouden met het effect van de verwachte stijging van de levensverwachting. Uit recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat mensen veel langer leven en hierdoor langer een pensioenuitkering ontvangen. Zonder dit effect was de dekkingsgraad eind 2009 102,3% geweest. Toeslagverlening Bij het besluit om een toeslag te verlenen op de opgebouwde en ingegane pensioenenaanspraken, wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen. Bij de pensioengerechtigden uit de ‘standaard’ Getronics-regeling (beschikbare-premieregeling) hangt het toeslagbesluit af van het beschikbare overrendement. Dit overrendement is het rendement dat is behaald met de Collectieve Portefeuille, verminderd met de tariefsrente (voor 2009, 4,3%). Hierbij wordt rekening gehouden met het nog niet verrekende negatieve overrendementspercentage uit de voorgaande kalenderjaren. Bij de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit de overige regelingen hangt het toeslagbesluit af van de financiële positie van het fonds, ofwel de dekkingsgraad. Als de financiële positie van het fonds het toelaat, kan een toeslag worden toegekend van maximaal de consumentenprijsindex (alle huishoudens). Het bestuur heeft zowel per 1 januari 2009, als per 1 januari 2010 moeten besluiten dat de ingegane pensioenen van de Getronics-regeling en de opgebouwde en ingegane pensioenaanspraken van de overige regelingen niet worden verhoogd. Het beschikbare overrendement, verrekend met voorgaande jaren, was negatief en de financiële positie van het fonds (de dekkingsgraad) liet een toeslag niet toe. Hoewel het bestuur er naar streeft dat de pensioenen worden aangepast aan de prijsontwikkeling, kan dit niet worden gegarandeerd. De toeslagverlening bij SVG is voorwaardelijk. Daarnaast kan het bestuur afwijken van de algemene beleidslijn. Juridisch eigendom Door de kredietcrisis is in 2008 en 2009 het denken over de kredietwaardigheid van verzekeraars genuanceerder geworden. Voor SVG is dit zowel van belang voor de door haar afgesloten garantiecontracten als voor de door haar afgesloten kapitaalcontracten. Om het kredietrisico te beperken heeft het bestuur zich ingezet om het juridisch eigendom van de beleggingen binnen de kapitaalcontracten over te zetten van de verzekeraars naar SVG zelf. Met ASR, Delta Lloyd en Nationale Nederlanden is een tijdelijke oplossing overeengekomen. Dit betreft bij ASR en Delta Lloyd een pandakte en met Nationale Nederlanden een aansprakelijkheidsstelling. In het tweede kwartaal van 2010 zal de structurele oplossing om het kredietrisico te beperken, worden geformaliseerd. Dit betekent dat het juridische eigendom van de beleggingen door de bovengenoemde partijen wordt overgedragen aan SVG.
14
Herstelplan De dekkingsgraad is in het laatste kwartaal van 2008 gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen van 104,5%, waardoor sprake was van een dekkingstekort. Begin 2009 heeft het fonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). In het herstelplan is aangegeven hoe de dekkingsgraad van het pensioenfonds binnen vijf jaar weer boven de 105% komt (kortetermijnherstelplan) en hoe de dekkingsgraad binnen 15 jaar weer boven de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen. DNB heeft (nog) niet formeel ingestemd met het herstelplan, omdat DNB nog geen generiek standpunt heeft over hoe om te gaan met het kredietrisico op een verzekeraar. DNB heeft wel aan het fonds kenbaar gemaakt dat zij op dit moment geen nadere herstelmaatregelen verlangt. ALM-studie Eind 2009 is er een Asset Liability Management (ALM)-studie gestart. De eerste uitkomsten van deze studie zijn eind januari 2010 door het bestuur besproken. In deze ALM-studie kwamen naast negatieve scenario’s (staartrisico’s) ook de gevolgen van het huidige toeslag- en inkoopbeleid duidelijk naar voren. Het bestuur heeft daarom besloten om extra aandacht te besteden aan het toeslag-, inkoop- en risicobeleid. Er wordt onderzocht welk beleid gevoerd zou kunnen worden om de risico’s te beheersen en waar nodig af te dekken. Deze discussies zullen in de loop van 2010 worden afgerond. Adviescommissies Rond de jaarwisseling heeft een aantal door de overheid ingestelde commissies haar rapporten gepubliceerd. Het betreft de Commissie Don, Goudswaard en Frijns. Aanleiding voor het instellen van deze commissies was de financiële crisis en de gevolgen hiervan voor pensioenfondsen. Hoewel uit de rapporten niet blijkt dat pensioenfondsen slecht presteren, geven de rapporten aanbevelingen voor de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel. De nadruk ligt vooral op risicomanagement/risicobeheer en ‘governance’. Daarnaast volgt uit de analyse van de Commissie Goudswaard dat er een nieuw evenwicht gevonden moet worden tussen de pensioenambitie, de zekerheid en de kosten van de pensioenregeling. De rapporten worden door het bestuur zeer serieus genomen. De opgenomen aanbevelingen zullen tijdens aparte bijeenkomsten worden besproken. Communicatie Een belangrijke taak van het bestuur is het verzorgen van een goede communicatie naar alle belanghebbenden. In 2009 heeft het bestuur een aantal speerpunten geformuleerd die richting geven aan de communicatiestrategie van het fonds. De website van het pensioenfonds is in 2009 gelanceerd en de telefonische helpdesk is ingericht. Er is een nieuwe huisstijl ontwikkeld, welke is doorvertaald naar een ontwerp voor alle communicatiemiddelen. Daarnaast is de eerste pensioenkrant in november 2009 aan de actieve deelnemers verzonden en is een brochure getiteld ‘Pensioenreglement in ’t kort’ gemaakt, waarin de belangrijkste punten van het pensioenreglement toegelicht worden. Het bestuur heeft besloten voor 2010 een aantal extra communicatieactiviteiten in te zetten, zoals het inrichten van een lezerspanel en het organiseren van themabijeenkomsten voor HR-managers. In dit jaarverslag is in bijlage 2 een begrippenlijst opgenomen, die behulpzaam kan zijn bij het lezen van dit jaarverslag. Bestuursmutaties Eind 2008 zijn de heren Wil van der Drift en Hans van Giersbergen afgetreden en in 2009 hebben Jacques van Hooijdonk en Jans de Groot afscheid genomen. Het bestuur bedankt de bestuursleden voor hun inzet voor het fonds. Zij hebben in de afgelopen jaren veel ontwikkelingen binnen en buiten het pensioenfonds meegemaakt en op een deskundige en
15
constructieve manier hun bijdrage geleverd. Het bestuur verwelkomt de nieuwe bestuursleden: Paul Smits, Bert Mögelin, Jurriaan Phaff en Harm Wesseling. Pensioenbureau De activiteiten van het Pensioenbureau SVG zijn per 1 juli 2009 overgenomen door TKP Pensioen BV. Het bestuur bedankt de medewerkers van het voormalig pensioenbureau, Anton Vasen, Els Oosterhuis en Piet Klein voor hun jarenlange inzet. Vervreemding van bedrijfsonderdelen De aansluitingen bij het pensioenfonds van de verkochte bedrijfsonderdelen Healthcare, Local Gorvernment, Docs en BAS zijn in 2009 beëindigd. Vooruitblik De onzekerheid over de economische ontwikkelingen is nog niet voorbij. Ook in 2010 kunnen zich nog onverwachte gebeurtenissen voordoen. De aandacht van het bestuur is erop gericht om de financiële positie van het fonds in de komende jaren te verbeteren en de risico’s die het pensioenfonds loopt, te beheersen. Zoetermeer, 21 juni 2010 F.H.K. Ooms, voorzitter
16
5.
Inleiding en doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het doel van Stichting Voorzieningenfonds Getronics is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden terzake van ouderdom en overlijden. Tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de volgende aangesloten ondernemingen: • Getronics NV • Getronics holdings BV • Getronics Nederland BV • Call2 BV En de met haar gelieerde Nederlandse ondernemingen. Het fonds streeft naar het waardevast houden van de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. Deze ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2009.
17
6. 6.1
Ontwikkelingen en beleid in 2009 Ontwikkelingen in 2009
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: Ontwikkeling dekkingsgraad 2009 50%
60%
Dekkingsgraad ultimo 2008
70%
80%
90%
100%
110%
120%
88,4%
Effect premies
0,0%
Effect toeslagverlening
0,0%
Effect beleggingsresultaat
11,8%
Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
1,5% -/- 2,2%
Effect gestegen levensverwachting
0,5%
Effect overige oorzaken 100,0%
Dekkingsgraad ultimo 2009
Zoals bovenstaande figuur laat zien, veroorzaakten vooral de positieve beleggingsresultaten en de gestegen rentetermijnstructuur de stijging van de dekkingsgraad. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De stijging van de rentetermijnstructuur leidde in 2009 tot een daling van de voorziening en dus tot een positief effect op de dekkingsgraad. Ook de waarde van de voorziening voor de garantieregeling is sterk afgenomen. Dit wordt veroorzaakt door: • Stijging van de rentetermijnstructuur (vooral voor langere looptijden); • Behaalde rendementen van de collectieve portefeuille; • Aanpassing van de garantieregeling per 1 januari 2009. Ultimo 2009 bedraagt de rentetoevoeging aan de saldi in de technische voorziening circa 15,4% (2008: -18,5%), welke gelijk is aan het rendement op de collectieve portefeuille.
18
Voor de voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenaanspraken en - rechten is in 2009 de gemiddelde rentetermijnstructuur 3,9% (2008; 3,6%). De dekkingsgraad heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Vermogenspositie
Dekkingsgraad*
2009
2008
2007
2006
2005
100,0%
88,4%
118,5%
113,8%
109,5%
* Met ingang van 2007 zijn de dekkingsgraden gebaseerd op de FTK-grondslagen.
De dekkingsgraad ultimo 2009 van 100,0% ligt onder de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen en tevens onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Ultimo 2009 is er derhalve sprake van een dekkingstekort. Beleggingsresultaten Het rendement van de beleggingsportefeuille in 2009 bedroeg 15,4%. Het rendement van de collectieve portefeuille week hier marginaal van af 15,5% (voor kosten). Aandelen behaalden in 2009 een substantieel positief rendement van 31,5%. Vastrentende waarden behaalden een rendement van 10,1%. Dit kwam vooral door de stijging van de koersen van de risicovollere obligaties. Ook de alternatieve beleggingen behaalden een positief rendement van 14,4%. Vastgoed was de enige beleggingscategorie met een negatief rendement van 3,5%. Impact herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is, inclusief de daarbij behorende continuïteitsanalyse, op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft formeel (nog) niet ingestemd met het herstelplan. Instemming hangt af van de opvatting van DNB over hoe om te gaan met het kredietrisico op een verzekeraar. DNB heeft wel aan het fonds kenbaar gemaakt dat zij op dit moment geen nadere herstelmaatregelen verlangt. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: • voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; • de premie is vastgesteld op overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; • er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; • het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; • De huidige inkooptarieven zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
19
In 2009 heeft de dekkingsgraad zich positiever ontwikkeld dan waarvan in het herstelplan was uitgegaan. Onderstaand overzicht geeft dit weer:
Dekkingsgraad per 31 december 2008 Premie SturingsToeslagen middelen Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, Overige kanssystemen en waardeoverdrachten. Subtotaal Aanpassing gestegen levensverwachting Dekkingsgraad per 31 december 2009
Verwacht 2009 (in %) 93,6 1,1 0,0 2,3 0,0
Werkelijk 2009 (in %) 88,4 0,0 0,0 11,8 1,5
1,0
0,5
98,0 0,0 98,0
102,2 -2,2 100,0
Bovenstaand overzicht laat zien dat vooral de gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten zorgden voor de hoger dan verwachte dekkingsgraad. Het behaalde beleggingsrendement bedroeg 15,4%, terwijl in het herstelplan wordt uitgegaan van een rendement van 6,0%. Dit heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 11,8%-punt. Daarnaast word er in het herstelplan van uitgegaan dat de ontwikkeling van de rente geen effect zou hebben op de dekkingsgraad in 2009. In werkelijkheid steeg de rentetermijnstructuur in 2009, met als gevolg een positief effect op de dekkingsgraad van 1,5%-punt. Het kortetermijnherstelplan is eind 2009 nog van toepassing, aangezien de dekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Borgstelling Ten gevolge van de financiële crisis daalden de dekkingsgraden van de meeste pensioenfondsen in Nederland tot onder het minimaal vereist eigen vermogen, zo ook de dekkingsgraad van SVG. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden, heeft de werkgever zich bereid verklaard een borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Gestegen levensverwachting Eind 2008 heeft het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) nieuwe sterftekansen gepubliceerd, samen met een herziene prognose tot en met 2050. Het fonds hanteert de prognosetafel 20052050 van het Actuarieel Genootschap. De nieuwe levensverwachtingen zijn volgens de tafels van het CBS hoger dan de verwachtingen die zijn verwerkt in de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap. Dit betekent dat de levensverwachting sterker toeneemt dan waar het fonds tot op heden rekening mee heeft gehouden. De waargenomen toename van de levensverwachting is voor 20
het Actuarieel Genootschap aanleiding voor een aanpassing van de eerder gepubliceerde prognosetafel 2005-2050. Het Actuarieel Genootschap heeft aangegeven de publicatie van een herziene AG- prognosetafel niet voor 1 juli 2010 te verwachten. Het bestuur is van mening dat de gestegen levensverwachting moet worden meegenomen in de waardering van de technische voorzieningen. De gevolgen van de recente informatie is op basis van fondsspecifieke kenmerken geschat op 5,5% van de technische voorzieningen van de aansprakenregelingen voor risico pensioenfonds. Het bestuur heeft besloten om de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009 hiermee te verhogen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening met circa € 17,9 miljoen, met als gevolg een daling van de dekkingsgraad met 2,2%-punt. Na de publicatie van de nieuwe AG-prognosetafels zullen de gevolgen van de gestegen levensverwachting worden bekeken in relatie tot het gehele stelsel van actuariële grondslagen. Toeslagverlening Voor het besluit een toeslag te verlenen op de op de opgebouwde aanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen, wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen: Pensioengerechtigden uit de Getronics-regeling (de beschikbare-premieregeling). Bij deze groep hangt het toeslagbesluit af van het beschikbare overrendement. Het beschikbare overrendement is het beleggingsrendement dat met de Collectieve Portefeuille is behaald, verminderd met de tariefsrente (voor 2009, 4,3%). Hierbij wordt rekening gehouden met het nog niet verrekende negatieve overrendementspercentage uit de voorgaande kalenderjaren. Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit de overige regelingen. Bij deze groep hangt het toeslagbesluit af van de financiële positie van het fonds. Als de financiële positie van het fonds het toelaat, kan een toeslag toegekend van maximaal de consumentenprijsindex (alle huishoudens). Het bestuur heeft in de laatste bestuursvergadering van 2008 moeten besluiten om de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009 niet aan te passen aan de consumentenprijsindex. Het bestuur heeft dit met betrekking tot de pensioengerechtigden uit de Getronics-regeling moeten besluiten, aangezien het beschikbare overrendement, verminderd met de tariefrente en verrekend met de negatieve overrendementspercentages van vorige jaren, negatief was. Met betrekking tot de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit de overige regelingen heeft het bestuur dit besluit genomen omdat de financiële positie van het fonds toeslagverlening niet toeliet, aangezien het eigen vermogen van het fonds lager was dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het verlenen van een toeslag zou betekenen dat de financiële positie van het fonds nog verder verslechterde. Dit besluit is in overeenstemming met de uitgangspunten van het pensioenreglement, zoals beschreven in paragraaf 6.2.3: ‘Toeslagbeleid’ en de richtlijnen van DNB. Eind 2009 heeft het bestuur besloten om ook per 1 januari 2010 geen toeslagen te verlenen, op basis van dezelfde argumenten als bij het toeslagbesluit per 1 januari 2009. Bij dit besluit heeft het bestuur de uitgangspunten van het pensioenreglement en de richtlijnen van DNB gehanteerd.
21
6.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur:
Deze paragraaf geeft een toelichting weer op het gevoerde beleid van het pensioenfonds en het risicobeheer.
6.2.1
Beleggingsbeleid
Beleggingsbeleid Vanaf 1 juli 2009 heeft TKPI de adviesrol met betrekking tot het beleggingsbeleid overgenomen van Towers Perrin. Vanaf deze datum is TKPI onder andere verantwoordelijk voor de volgende onderwerpen: het voorbereiden van beleidsstukken en gevraagd en ongevraagd adviseren van de beleggingscommissie ten aanzien van het beleggingsbeleid en de implementatie en uitvoering van dit beleid; het monitoren, adviseren en kritisch beoordelen van de verschillende externe vermogensbeheerders; administratie van de beleggingsmandaten waarin het beleggingsbeleid is vastgelegd; het monitoren van en rapportage over de uitvoering c.q. invulling van de beleggingsmandaten door de verschillende externe vermogensbeheerders; het signaleren van afwijkingen van de mandaten, het rapporteren over de monitoring van de beleggingsportefeuille aan de beleggingscommissie, het bestuur en toezichthouders;
22
-
het monitoren van en rapporteren over de performance van de verschillende vermogensbeheerders; het bewaken en rapporteren van de geconsolideerde portefeuilleperformance.
ALM-studie Het bestuur voert periodiek een ALM-studie uit. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Een ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategische beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. Ook biedt het inzicht in de effectiviteit van alternatief beleggingsbeleid. Mede met behulp van deze inzichten bepaalt het bestuur de beleggingsmix van verschillende beleggingscategorieën voor de beleggingsportefeuille. Daarnaast beslist het bestuur over het valuta- en renterisicobeleid van het pensioenfonds. Eind 2009 is er een ALM-studie gestart. De eerste uitkomsten van deze studie zijn eind januari 2010 door het bestuur besproken. In deze ALM-studie kwamen naast negatieve scenario’s (staartrisico’s) ook de gevolgen van het huidige toeslag- en inkoopbeleid duidelijk naar voren. Het bestuur heeft daarom besloten om extra aandacht te besteden aan het toeslag-, inkoopen risicobeleid. Er wordt onderzocht welk beleid gevoerd zou kunnen worden om de risico’s te beheersen en waar nodig af te dekken. Deze discussies zullen in de loop van 2010 worden afgerond. Strategische beleggingsportefeuille In december 2008 is door het bestuur een strategische beleggingsmix voor 2009 vastgesteld. De strategische beleggingsmix voor 2009 was een voortzetting van het beleid van 2008, waarbij het renterisico deels wordt afgedekt door het verhogen van de rentegevoeligheid van de vastrentende-waardenportefeuille. Eind 2008 waren de marktomstandigheden zeer negatief, waardoor op dat moment besloten is de aandelenposities voor een deel van de portefeuille niet meer maandelijks terug te sturen naar de strategische gewichten. Gedurende 2009 is dit beleid weer gefaseerd opgestart. Voor het jaar 2010 heeft het bestuur besloten vooralsnog geen wijzigingen aan te brengen in de strategische beleggingsportefeuille en de beleggingsmandaten van de verschillende externe vermogensbeheerders. Eerst zullen de uitkomsten met betrekking tot het toeslag- en inkoopbeleid worden afgewacht. De voor 2010 vastgestelde premie is gebruikt om binnen de mandaten van de managers de gewichten per beleggingscategorie bij te sturen naar de mandaatgewichten. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille voor 2009 en begin 2010 weer. Ook geeft de tabel de werkelijke en benchmarkgewichten van de beleggingsportefeuilles van de verschillende externe vermogensbeheerders per eind december 2009 weer. De werkelijke gewichten per eind van het jaar wijken af van de strategische gewichten door de koersbewegingen en beweging van de portefeuillegewichten van de verschillende geselecteerde vermogensbeheerders.
23
Strategische en werkelijke gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie Aandelen
Werkelijk gewicht eind 2009 27,5
Benchmarkgewicht eind 2009 25,9
Strategisch gewicht 2010 25,0
50,4
52,2
48,0
4,5
4,4
6,0
17,6
17,5
21,0
0,0
0,0
0,0
Vastrentende waarden Onroerend goed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten
Renterisico Om het effect van een renteverandering op de dekkingsgraad te verminderen, wordt het renterisico van de pensioenverplichtingen deels afgedekt. De afdekking van het renterisico is begin 2009 voor een deel doorgevoerd door de premie van 2009 te beleggen in beleggingsfondsen met een hogere rentegevoeligheid. Onderstaande figuur geeft de rentetermijnstructuur per eind 2008 en eind 2009 visueel weer. Deze grafiek laat zien dat de swaprente met lange looptijden is gestegen en met korte looptijden gedaald. DNB Renteswapcurve 4,5%
4,0%
3,5%
3,0%
2,5%
2,0%
1,5%
31-dec-08 31-dec-09
1,0%
0,5%
0,0% 1
4
7
10
13
16
19
22
25
28
31
34
37
40
43
46
49
looptijden
Valutarisico In september 2009 heeft het bestuur besloten om het directe valutarisico op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen waar mogelijk strategisch af te dekken. Gedurende het vierde kwartaal is een start gemaakt met de implementatie hiervan.
6.2.2
Financieringsbeleid
Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken opgenomen tussen het pensioenfonds en de aangesloten ondernemingen. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden.
24
Enkele elementen uit de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds zijn: • •
• • •
De werkgever verplicht zich de totale bijdrage voor de pensioenregeling, dit wil zeggen zowel het werkgeversdeel als de deelnemersbijdrage, te voldoen aan de stichting. Dit betreft de jaardotatie op de pensioenrekening voor alle deelnemers. Jaarlijks betaalt de werkgever de stichting een opslag ter grootte van een percentage van de som van de spaargrondslagen van de deelnemers. Dit bedrag is voor de dekking van het overlijdens- en premievrijstellingsrisico, de financiering van de administratie-, beheersen beleggingskosten en het opbouwen en in stand houden van de actuarieel noodzakelijke buffers. Voor 2009 is dit percentage vastgesteld op 4,0% (2010: 4,2%). Jaarlijks betaalt de werkgever de bijdrage zoals deze benodigd is voor de pensioenreglementsbijlage “Overgangsbepalingen”. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan de stichting te minderen of te staken. In de uitvoeringsovereenkomst is een maximale werkgeversbijdrage, inclusief de bijdrage van de medewerkers, vastgelegd van 16% van de loonsom. Dit maximum betreft de som van de kosten voortvloeiende uit de premiestaffel, de bijdragen zoals bepaald in de pensioenreglementbijlage “Overgangsbepalingen” en de bijdrage ad 4% van de som van de pensioengrondslagen. Deze laatstgenoemde bijdrage is bedoeld voor de dekking van het overlijdens- en premievrijstellingsrisico, de financiering van de administratie-, beheers- en beleggingskosten en het opbouwen en in stand houden van de actuarieel noodzakelijke buffers.
Bij de uitvoeringsovereenkomst is in 2009 een addendum bijgevoegd, waarin de borgstelling is vastgelegd. SVG is met Getronics een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De jaarlijkse premie voor de Getronics-pensioenregeling is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare premie, vermeerderd met een opslag. Deze opslag betaalt de werkgever en bedroeg voor 2009 4% van de som van de spaargrondslagen. Periodiek wordt een prognose gemaakt van de benodigde kostendekkende premie. De kostendekkende premie is opgebouwd uit de actuariële premie benodigd voor de pensioenverplichtingen, de opslagen voor de instandhouding van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag) en een opslag voor de uitvoeringskosten van de stichting. Afhankelijk van de uitkomst van deze prognose kan worden besloten tot inzet van de diverse sturingsmiddelen die de stichting tot zijn beschikking heeft. Tussen de stichting en de werkgever is overeengekomen dat de premie voor de werkgever, inclusief de eigen bijdrage van de werknemers, voor de Getronics-regeling is gemaximeerd op 16% van de salarissom. Naast de Getronics-regeling voert de stichting nog een aantal overgangs- en pensioenregelingen voor kleine gesloten groepen van deelnemers uit. De lasten van deze regelingen komen, behoudens de regelingen waarin sprake is van een deelnemersbijdrage, geheel ten laste van de werkgever. Voorts is er tussen Getronics en het pensioenfonds een borgstelling overeengekomen van jaarlijks maximaal 12,5 miljoen euro voor de periode van 2010 tot en met 2013. 25
ABTN In 2009 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota geactualiseerd door het bestuur. De wijzigingen zijn voorgelegd voor advies aan de Deelnemersraad. De deelnemersraad heeft met betrekking tot de wijzigingen een positief advies afgegeven. De voornaamste wijzigingen zijn: • Er is een beschrijving opgenomen van de werkzaamheden van TKP, welke per 1 juli 2009 zijn overgenomen van het Pensioenbureau; • Het hoofdstuk over de pensioenregeling, aanspraken en toeslagen is geactualiseerd naar aanleiding van het nieuwe pensioenreglement. De beschrijving van de garantieregeling is geactualiseerd, evenals die van het toeslagenbeleid; • De borgstelling is opgenomen in hoofdstuk over het financiële kader van de pensioenregeling; • In de paragraaf betreffende beleggingsbeleid is de strategische beleggingsmix opgenomen. • Bijlage over het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; de premie om de uitvoeringskosten te financieren; Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De kostendekkende premie over 2009 bedraagt € 34,4 miljoen (2008: € 47,7 miljoen,). In 2009 bedraagt de feitelijke premie € 34,5 miljoen (2008: € 44,5 miljoen). Dit betreft de premie voor de SVG-regeling Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. De daling van de premie ten opzichte van 2008 hangt samen met de vervreemding van een aantal bedrijfsonderdelen. Premies en grensbedragen Voor 2009 golden de volgende premies en grensbedragen: • Beschikbare premie: individueel bepaald op basis van de reglementaire staffel; • Werkgeversopslag: 4% van de som van de pensioenspaargrondslagen; • Franchise € 15.059. FVP-bijdrage regeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen.
26
Het FVP-bestuur heeft in 2009 tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen.
6.2.3
Toeslagbeleid
Bij SVG wordt voor het verlenen van een toeslag onderscheid gemaakt in twee groepen verzekerden: • Pensioengerechtigden uit de SVG-regeling (Beschikbare premieregeling); • Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van de overige pensioenregelingen. Pensioengerechtigden uit de Getronics-regeling (Beschikbare premieregeling) Het toeslagbeleid met betrekking tot de Getronics-pensioenregeling is een voorwaardelijk toeslagbeleid dat kan worden gekarakteriseerd door middel van kolom C uit de zogenoemde toeslagenmatrix. Kolom C van de toeslagenmatrix heeft betrekking op pensioenfondsen met een doelgericht beleid voor het toekennen van toeslagen waarbij geen ex-ante maatstaf van toepassing is. In de toeslagenmatrix wordt de financieringsbron overrendement in kolom C niet expliciet benoemd. In overleg met de Autoriteit Financiële Markten heeft de stichting om die reden een tekst ontwikkeld gebaseerd op kolom C van de matrix, met als financieringsbron overrendement (C3). De tekst die de stichting hanteert is goedgekeurd door de AFM. In de communicatie-uitingen wordt het toeslagbeleid omschreven als gekarakteriseerd door toeslagcategorie C3 uit de toeslagenmatrix. De toeslagverlening is gebaseerd op het rendement op de Collectieve Portefeuille, verminderd met de tariefsrente van 4,3% in 2009. Eventuele tekorten in het rendement, die ontstaan in de jaren dat het beleggingsrendement lager is dan de tariefsrente worden in latere jaren verrekend. Er bestaat geen recht op toeslagen. Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van de overige pensioenregelingen Voor de overige pensioenregelingen is sprake van een toeslagbeleid op basis van kolom D1 uit de toeslagenmatrix. De ex ante factor is de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens. Enige uitzondering hierop zijn de opgebouwde pensioenaanspraken/pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor sprake is van een (voorwaardelijke) toeslag op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is mede afhankelijk van de financiële positie van de stichting. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door de stichting geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen.
6.3
Risicobeheer
Het uitvoeren van transacties in financiële instrumenten kan er toe leiden dat SVG risico’s verkrijgt of overdraagt aan een andere partij. Hierbij moet vooral gedacht worden aan risico’s die samenhangen met veranderingen in marktwaarde of reële waarde, rentetarieven, wisselkoersen, debiteurenkwaliteit en liquiditeit. In het kader van de beperking van deze risico’s kunnen derivaten en andere instrumenten worden aangewend om deze risico’s te beperken.
27
De belangrijkste risico’s waar SVG mee te maken heeft zijn de volgende: • • •
Beleggingsrisico’s Verzekeringstechnische risico’s Operationele risico’s.
Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s zijn het markt- en kredietrisico. Marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijsrisico. De beleggingsdoelstellingen bepalen de strategie die het fonds volgt ten aanzien van het marktrisico. In de praktijk ziet de beleggingscommissie toe op het marktrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. • Renterisico Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in de marktrente. SVG kan dit risico beperken door de deelportefeuille van rentegevoelige instrumenten te diversifiëren. Daarnaast bestaat er voor de verplichtingen ook een renterisico omdat de verplichtingen op marktwaarde worden gewaardeerd. De duration van de verplichtingen bedraagt ongeveer 15,0 jaar (2008; 15,7 jaar), de duration van de beleggingen ongeveer 7,1 jaar (2008; 7,5 jaar). De duration van de verplichtingen is in 2009 afgenomen. Deze afname werd met name veroorzaakt doordat de 4%-garantie als gevolg van het positieve rendement op de beleggingsportefeuille in 2009 aanzienlijk kleiner werd. Het renterisico van het belegde vermogen kan door een consistente toepassing van ALMprincipes beter afgestemd worden op het renterisico van de verplichtingen. SVG heeft in 2008 en in 2009 de mogelijkheden tot het afdekken van het renterisico laten onderzoeken. In december 2008 heeft het bestuur besloten dat het renterisico geleidelijk, afhankelijk van de marktomstandigheden, voor 50% zal worden afgedekt. • Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Het valutarisico dat SVG loopt, houdt in hoofdzaak verband met beleggingen waarvan de koers niet in euro is genoteerd. SVG kan deze risico’s beperken door de beleggingsportefeuille te diversificeren. Het valutarisico voor de beleggingsportefeuilles van SVG ligt voornamelijk bij de zakelijke waardeportefeuilles. In september 2009 heeft het bestuur besloten om het directe valutarisico op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen waar mogelijk strategisch af te dekken. Gedurende het vierde kwartaal van 2009 en het eerste kwartaal van 2010 is deze afdekking geëffectueerd. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in marktprijzen. SVG heeft deze risico’s beperkt door de beleggingsportefeuille te diversificeren. Er wordt een breed gespreide beleggingsportefeuille aangehouden. Niet alleen vindt er een uitgebreide diversificatie plaats over de verschillende beleggingscategorieën maar ook binnen de verschillende beleggingscategorieën om op deze wijze het marktrisico te dempen. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)28
derivatenposities worden aangegaan. Voor het fonds heeft het kredietrisico vooral betrekking op de afgesloten contracten met de diverse verzekeraars. Door dergelijke contracten met verschillende tegenpartijen af te sluiten en bij de selectie van die partijen groot belang te hechten aan debiteurenkwaliteit en een minimaal vereiste kredietwaardigheid, kunnen door SVG kredietrisico’s worden beperkt. Door de kredietcrisis is in 2008 en 2009 het denken over de kredietwaardigheid van verzekeraars genuanceerder geworden. Daarnaast zijn diverse verzekeraars geconfronteerd met een afwaardering van hun kredietwaardigheid. Voor SVG is dit zowel van belang voor de door haar afgesloten garantiecontracten als voor de door haar afgesloten kapitaalcontracten. Om het kredietrisico te beperken is SVG gedurende 2009 een onderzoek gestart naar de mogelijkheden het juridisch eigendom van de beleggingen binnen de kapitaalcontracten over te zetten van de verzekeraars naar SVG zelf. Met ASR, Delta Lloyd en Nationale Nederlanden is een tijdelijke oplossing overeengekomen. Dit betreft bij ASR en Delta Lloyd een pandakte en bij Nationale Nederlanden een aansprakelijkheidsstelling. In het tweede kwartaal van 2010 zal de structurele oplossing om het kredietrisico te beperken, worden geformaliseerd. Dit betekent dat het juridische eigendom van de beleggingen door de bovengenoemde partijen wordt overgedragen aan SVG. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onder andere onderzocht in de ALMstudie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. De belangrijkste korte termijnverplichting van het fonds betreft de betaling in verband met uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten. Deze verplichting is voor het grootste deel uitbesteed aan ASR en Nationale Nederlanden. De verplichting wordt afgewikkeld via de rekeningcourantverhouding met deze verzekeraars. Op grond van de afspraken in de overeenkomsten en de Service Level Agreements worden deze risico’s beheerst. De omvang van de door de werkgever verschuldigde premiebedragen is dermate groot in verhouding tot de verschuldigde uitkeringen dat hiermee het liquiditeitsrisico goed kan worden beheerst. Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van: • Langleven; • Overlijden; • Arbeidsongeschiktheid.
29
• Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafels 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte (man/vrouw -3/-1) wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst. Daarnaast blijkt uit berekeningen van het CBS en het Actuarieel Genootschap (AG) dat de levensverwachting in de afgelopen jaren sterker is gestegen dan verwacht. In de loop van 2010 zal het daarom een nieuwe prognosetafel publiceren. Vooruitlopend op deze publicatie zijn de technische voorzieningen van de aansprakenregelingen voor risico van het pensioenfonds verhoogd met 5,5%. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. • Arbeidsongeschiktheid Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht, die onderdeel is van de opslag die bij de werkgever in rekening wordt gebracht. Met betrekking tot het overlijdensrisico is vervolgens sprake van herverzekering binnen de kapitaalcontracten van ASR en Nationale Nederlanden. Het fonds houdt het arbeidsongeschiktheidsrisico in eigen beheer. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationele risico, het uitbestedingsrisico, het systeemrisico en het toeslagrisico. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten, als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Dit risico wordt gemitigeerd door de SAS70 Type 2-rapportages welke het fonds van de uitvoerders ontvangt. Het bestuur van het fonds heeft ook samen met de verschillende uitvoerders een SLA opgesteld met betrekking tot de geleverde diensten, waarover periodiek door de uitvoerders wordt gerapporteerd. Het bestuur stuurt op deze rapportages. Daarnaast heeft het bestuur besloten om zich vanaf 2009 bij de uitvoering van haar taken te laten ondersteunen door TKP Pensioen B.V. (TKP), waarbij een belangrijke taak van TKP is om de operationele risico’s te minimaliseren. • Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en 30
personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. • Toeslagrisico Het toeslagbeleid van het fonds is expliciet voorwaardelijk geformuleerd. Voor het toeslagbeleid kan in grote lijnen onderscheid worden gemaakt tussen de aanspraken uit de “standaard” Getronics Pensioenregeling en de overige aanspraken binnen het fonds. Voor de aanspraken uit de “standaard” Getronics Pensioenregeling is het toeslagbeleid direct afhankelijk van het beschikbare overrendement. Voor de overige aanspraken is het toeslagbeleid direct afhankelijk van de beschikbare financiële middelen van het fonds. Het toeslagrisico heeft betrekking op alle premievrije en ingegane pensioenaanspraken. Daarnaast zijn binnen het pensioenfonds nog pensioenspaarsaldi verzekerd. Over deze saldi wordt geen toeslagrisico gelopen met uitzondering van de voor de saldi geldende 4%-garantie. De 4%-garantie heeft het karakter van een DB-toezegging en wordt als zodanig gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Daarnaast wordt met het risico van de 4%-garantie rekening gehouden bij het bepalen van de vereiste buffers binnen de FTK-toets. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 11.4.3.1).
31
7. 7.1
Verslag van het vermogensbeheer Algemeen
Marktontwikkelingen In de eerste maanden van 2009 zette de grote onzekerheid op de financiële markten waarmee 2008 eindigde, door. Het nieuws rond financiële instellingen bleef slecht. De economische groei daalde wereldwijd, de werkloosheid steeg en bedrijven zagen hun winstcijfers dalen. Toch veranderde de stemming op de financiële markten volledig vanaf maart. Regeringen en centrale banken hadden veel maatregelen genomen om de economie te beschermen en de financiële markten weer normaal te laten functioneren. Deze maatregelen bleken effectief en steeds meer werd verwacht dat het dieptepunt van de crisis voorbij was. Verschillende beleggingscategorieën lieten waardestijgingen zien en het economische nieuws werd positiever. De inflatieverwachtingen bleven ondertussen beperkt, mede doordat het economisch herstel nog pril was en de stijgende werkloosheid. De lange rente op obligaties met een looptijd van 10 jaar steeg in 2009 uiteindelijk van 3,5% naar 3,7%. Het rendement op staatsobligaties was hierdoor in 2009 beperkt positief. De risicovollere beleggingscategorieën, zoals aandelen, grondstoffen en risicovollere obligatiecategorieën, profiteerden van het herstel van vertrouwen in de economie, de laag blijvende rente en verassend positieve bedrijfswinsten. Samenstelling beleggingsportefeuille Onderstaande tabel geeft de strategische beleggingsmix weer: Feitelijke beleggingsmix (%)
Vastrentende waarden Aandelen Onroerend goed Liquiditeiten Overige Beleggingen Grondstoffen Converteerbare obligaties Hedgefondsen Totaal
Benchmark (%)
Strategische beleggingsmix(%)
2009 50,4% 27,5% 4,5% 0,0%
2008 49,8% 25,8% 5,4% 0,3%
52,1% 25,9% 4,4% 0,0%
48,0% 25,0% 6,0% 0,0%
4,9% 4,3% 8,4%
4,6% 4,7% 9,4%
4,6% 4,0% 9,0%
6,0% 5,0% 10,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Rendement beleggingen Het rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedroeg 15,4%. Rendementen beleggingsportefeuille (in %) Portefeuille Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Alternatieve beleggingen Totaal
31,5 10,1 -3,5 14,4 15,4
32
Aandelen lieten een positief rendement zien van 31,5%. Vastrentende waarden behaalden een rendement van 10,1%. Vooral de risicovollere obligaties, bedrijfsobligaties en obligaties uitgegeven door opkomende landen deden het goed. Vastgoed eindigde het jaar met een negatief rendement van 3,5%. Dit negatieve rendement werd volledig veroorzaakt door de koersdalingen van de niet-beursgenoteerde vastgoed posities. De alternatieve beleggingen behaalden een positief rendement. Zowel grondstoffen, converteerbare obligaties als hedgefondsen presteerden positief. Rendement ten opzichte van de benchmark Het rendement van de beleggingsportefeuille voor geheel 2009 bedroeg 15,4%. Het rendement was hiermee 0,9%-punt hoger dan het rendement van de benchmark. Dit positieve rendement komt door de verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieën en een juiste selectie binnen de categorie alternatieve beleggingen. Aan het begin van 2009 werd, als gevolg van de kredietcrisis, het gewicht van een aantal mandaten niet meer teruggestuurd naar het normgewicht. Hierdoor werd er minder dan de benchmark in aandelen belegd gedurende de eerste helft van het jaar. Dit droeg in het eerste kwartaal positief bij aan het rendement, omdat op dat moment de aandelenmarkten nog sterk daalden. Vanaf het herstel in maart droeg deze positie echter negatief bij. Doordat de aandelenpositie in het derde kwartaal weer is verhoogd naar een hoger gewicht dan de benchmark, was de bijdrage van aandelen in de beleggingsmix over het gehele jaar positief. Door het lagere gewicht in aandelen aan het begin van het jaar, werd er in deze periode ten opzichte van het normgewicht extra belegd in vastrentende waarden. Dit was positief voor het rendement, waarbij vooral bedrijfsobligaties een hoge bijdrage lieten zien. De alternatieve beleggingen lieten gedurende het gehele jaar een positief rendement zien. Het beheer van de beleggingen is uitbesteed aan daartoe geselecteerde vermogensbeheerders. Het rendement is als volgt per beleggingscategorie en per vermogensbeheerder verdeeld:
33
Rendement collectieve beleggingsportefeuille* Rendement (%) Benchmark (%) Vastrentende waarden Delta Lloyd 3,8% 3,2% Fortis 4,8% 6,1% ING 16,1% 14,8% Zwitserleven 1,3% 0,7% Aandelen Delta Lloyd 31,2% 33,0% Fortis 32,7% 38,7% ING 27,9% 27,3% Zwitserleven 27,9% 29,5% Onroerend goed Delta Lloyd 38,2% 37,0% ING -12,1% -12,1% Zwitserleven 50,2% 42,7% Converteerbare obligaties Fortis 28,3% 23,9% Grondstoffen Fortis 15,9% 15,2% Hedgefondsen Fortis 4,8% 3,8% ING 11,8% 2,9% Zwitserleven 8,6% 8,1% * De weergegeven rendementen zijn exclusief individuele beleggingsmixen.
De collectieve portefeuille bij ING is opgebouwd uit een portefeuille, waarvan een deel van het juridische eigendom bij Nationale Nederlanden ligt (binnen het kapitaalcontract) en een ander deel, waarvan het juridische eigendom bij SVG (buiten het kapitaalcontract) ligt. ING behaalde over geheel 2009 op de beleggingen binnen het kapitaalcontract, een rendement van 14,6% (benchmark: 13,1%). Het rendement buiten het kapitaalcontract kwam uit op 13,8% (benchmark: 12,0%). Fortis behaalde op de door haar beheerde portefeuille over 2009 een rendement van 16,5% (benchmark 17,2%). Voor Delta Lloyd waren deze rendementcijfers over geheel 2009 voor de portefeuille 13,6% (benchmark 13,5%). Voor Zwitserleven boekte een beleggingsresultaat van 12,4% (benchmark 13,3%).
7.2
Aandelen
De aandelenportefeuille is voor een deel opgebouwd uit aandelen in ontwikkelde landen (81%) en voor een deel uit aandelen in opkomende landen (19%). Binnen de portefeuille van ontwikkelde landen is een extra accent gelegd op aandelen die een hoog dividend uitkeren (7% van de 81%). De aandelenbeleggingen die beheerd worden door Fortis en ING hebben een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat ze het doel hebben een hoger rendement te behalen dan de relevante benchmark, binnen vastgestelde risicokaders. In de bij Delta Lloyd en Zwitserleven beheerde portefeuilles zijn passieve aandelenportefeuilles opgenomen. Deze fondsen hebben als doel de samenstelling, en daarmee het rendement, van de relevante index te repliceren. In december is gestart de beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen af te dekken naar de euro. 34
Rendement De aandelenmarkten profiteerden in 2009 van het herstel van vertrouwen in de economie, de laag blijvende rente en verassend positieve bedrijfswinsten. Aandelenkoersen stegen uiteindelijk ruim 30%. Tussen de regio’s waren grote verschillen met als positieve uitschieter de aandelenkoersen van opkomende markten met een rendement van 73%. Deze economieën hadden minder last van de financiële crisis dan ontwikkelde landen. Dit kwam in het algemeen door een lage schuldenlast, een beperkte financiële sector en het profiteren van stijgende grondstofprijzen. Relatief rendement Over geheel 2009 behaalde de aandelenportefeuille een rendement van 31,5%. De benchmark behaalde over dezelfde periode een rendement van 35,2%. Het achterblijven van de portefeuille werd veroorzaakt door de portefeuilles van Delta Lloyd, Zwitserleven en ASR. Het achterblijven van de portefeuilles van Delta Lloyd en Zwitserleven werd met name veroorzaakt door kleinere posities in opkomende markten dan de benchmark. Het achterblijven van de aandelenportefeuille van ASR wordt vrijwel volledig veroorzaakt door het Fortis Equity World fonds, het wereld aandelenfonds beheerd door Fortis. Het team dat bij Fortis verantwoordelijk was voor het beheer van de aandelenportefeuille heeft in augustus 2009 plaatsgemaakt voor een nieuw team. Dit nieuwe team heeft gedurende de tweede helft van 2009 de portefeuille defensief gepositioneerd, waardoor het rendement op de portefeuille lager uitkwam dan de benchmark. ING behaalde door de juiste selectie van aandelen, over 2009 een hoger rendement dan de benchmark.
7.3
Vastrentende waarden
De vastrentende beleggingen zijn breed gespreid over verschillende vermogensbeheerders en obligatiecategorieën via meerdere beleggingsfondsen en individuele leningen. Bij alle vermogensbeheerders is de vastrentende waardenportefeuille opgebouwd rond een portefeuille van staatsobligaties en bedrijfsobligaties met een hoge kredietwaardigheid. De portefeuille bij ING bestaat daarnaast ook uit obligaties met een lagere kredietwaardigheid en obligaties van opkomende landen. Om een deel van het renterisico van het pensioenfonds af te dekken, is er eind 2008 en begin 2009 extra belegd in obligaties met een langere looptijd. Zo zijn eind 2008 twee staatsleningen met een lange looptijd aan de vastrentende waardeportefeuille van Zwitserleven toegevoegd. Begin 2009 is bij ASR en ING de premie bestemd voor vastrentende waarden volledig belegd in obligatiefondsen met een hogere rentegevoeligheid. Bij Delta Lloyd was de rentegevoeligheid van de beleggingen al eerder aangepast aan die van de verplichtingen. Rendement Het rendement van de vastrentende-waardenportefeuille wordt in 2009 vooral bepaald door het rendement op de obligatiecategorieën met een hoger risicoprofiel. Als gevolg van de kredietcrisis waren de risicopremies op deze obligatiecategorieën gedurende 2008 sterk gestegen. Gedurende 2009 namen deze risicopremies weer sterk af, waarvan vooral de obligatiecategorieën met een hoger risicoprofiel sterk profiteerden. Gedurende 2009 nam het renteverschil tussen obligaties met een lange looptijd en die met een kortere looptijd af. De stijgende rente op obligaties met een langere looptijd drukte met name het rendement van de beleggingen met een hoge rentegevoeligheid. Zowel het fonds met langlopende obligaties van ING als de twee staatsleningen bij Zwitserleven, de beleggingen 35
met de hoogste rentegevoeligheid, behaalden in 2009 een negatief resultaat. De overige staatsobligatiefondsen eindigden 2009 met een beperkt positief rendement. Bij deze fondsen compenseerden de couponopbrengsten de negatieve rendementen als gevolg van de stijgende rente. Naast de renteontwikkelingen waren de ontwikkelingen van de risicopremies voor landen dit jaar een belangrijke factor voor het rendement. Begin van het jaar waren de risicopremies hoog voor landen met een hoge schuld. Gedurende 2009 kwam de markt in rustiger vaarwater. In het vierde kwartaal kwam Griekenland onder druk door de verlaging van de rating voor de kredietwaardigheid door kredietbeoordelaars, vanwege de problemen rond de overheidsschuld. Relatief rendement Het rendement van de portefeuille vastrentende waarden bedroeg over het gehele jaar 10,1%. Dit was 0,3%-punt hoger dan het rendement van de benchmark. Vrijwel alle managers hadden een positieve bijdrage. ASR bleef echter achter bij de benchmark. De portefeuille profiteerde gedurende het gehele jaar van de extra beleggingen die alle managers aanhielden in bedrijfsobligaties en andere vastrentende producten met een hogere risicopremie ten opzichte van de benchmark. Door hoge transactiekosten (hoge bid-ask spreads) van vooral obligaties van bedrijven met een lage kwaliteit (‘Fallen Angels’) bleef alleen het rendement van de beleggingen in high yield obligaties achter bij de benchmark. Daarnaast hadden de obligatieportefeuilles van ASR, Delta Lloyd en Zwitserleven gedurende het vierde kwartaal een negatieve bijdrage door de landenallocatie. Vooral de extra beleggingen in Griekenland drukten het rendement.
7.4
Vastgoedbeleggingen
Sinds 2008 dalen de Europese markthuren door de stijgende leegstand. De verhuur van vastgoed zal naar verwachting tot en met 2011 zwak blijven. De verwachting is dat in vergelijking tot eerdere marktcorrecties (1992 en 2003) minder leegstand zal ontstaan, omdat de nieuwbouwproductie al eerder sterk is afgenomen door de kredietcrisis. Wel stabiliseerden de vastgoedprijzen in het topsegment in West-Europa. Dit is vastgoed op de beste locaties met langlopende huurcontracten en kredietwaardige huurders. Dit segment profiteert hiermee van de risicomijdende houding van beleggers. In de andere segmenten is er nog geen sprake van een prijsherstel. De beleggingen in vastgoed bestaan voor een groot deel (82%) uit niet-beursgenoteerd vastgoed beheerd door ING, aangevuld met twee beursgenoteerde vastgoedfondsen beheerd door Delta Lloyd en Zwitserleven (18%). De niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen bij ING vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. De beleggingen zijn gespreid over niet beursgenoteerde continentaal Europees vastgoed. Het beursgenoteerde vastgoedfonds van Zwitserleven belegt in Europa volgens een actieve beleggingsstrategie. Het beursgenoteerde vastgoedfonds van Delta Lloyd hanteert een actieve beleggingsstrategie voor beursgenoteerde vastgoedbeleggingen wereldwijd. Rendement Niet-beursgenoteerd vastgoed was de enige beleggingscategorie met een negatief rendement gedurende 2009. Het Europese niet-beursgenoteerde vastgoedfonds behaalde in 2009 een rendement van -12,1%. Beursgenoteerd vastgoed profiteerde daarentegen van stijgende aandelenkoersen en liet een rendement zien van 38,2% voor het door Delta Lloyd beheerde wereldwijde deel en 50,5% voor het door Zwitserleven beheerde Europese deel. 36
7.5 7.5.1
Overige beleggingen Converteerbare obligaties
De beleggingen in converteerbare obligaties maken onderdeel uit van het bij ASR ondergebrachte beleggingsmandaat. Rendement De resultaten van de converteerbare obligatieportefeuille waren positief gedurende 2009. De portefeuille profiteerde sterk van het aantrekken van de aandelenmarkten, die een positieve invloed hadden op het optiegedeelte van de converteerbare obligaties. Daarnaast profiteerde de portefeuille van de dalende risicopremies van obligaties. Relatief rendement Het rendement van de portefeuille converteerbare obligaties bedroeg over het gehele jaar 28,3%. Dit was 3,6%-punt hoger dan het rendement van de benchmark. De positieve bijdrage is met name te danken aan een de bijdrage van de aandelenselectie. Daarnaast profiteerden de beleggingen van het positieve effect van grote koersschommelingen op de waarde van de opties.
7.5.2
Grondstoffen
Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een actief beheerd fonds bij ASR. Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Dit fonds neemt actieve sectorposities in door over- en onderweging van de verschillende subsectoren binnen de grondstofportefeuille. Rendement Het resultaat van de grondstoffenportefeuille was positief in 2009. De portefeuille profiteerde sterk van het herstel van de economische groei, waardoor de vraag naar grondstoffen wereldwijd aantrok. Relatief rendement Het fonds behaalde een positief rendement van 15,9% in 2009 en deed het daarmee 0,6% beter dan de benchmark. Dit kwam vooral door de extra beleggingen in industriële materialen en energie. Deze subsectoren zijn direct verbonden aan de aantrekkende Aziatische economie.
7.5.3
Hedgefondsen
Het pensioenfonds belegt een deel van het vermogen in hedgefondsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ‘fund of funds’ beheerd door ASR, ING en Zwitserleven. Rendement De hedgefondsen behaalden in 2009 een rendement van 4,8% (ASR), 11,8% (ING) respectievelijk 8,6% (Zwitserleven) en deden het daarmee ruim beter dan de benchmark. In 2008 waren de koersen sterk gedaald. Er waren hierdoor veel mogelijkheden ontstaan voor hedgefondsen om in te spelen op inefficiënte prijsvorming. In 2009 wisten de hedgefondsen hiervan te profiteren.
37
7.6
Rendementen pensioenrekening
Het saldo van de pensioenrekening van deelnemers aan de Getronics-regeling wordt standaard belegd in de collectieve portefeuille. De deelnemer heeft de mogelijkheid het saldo te beleggen in de beleggingsmixen. Deze beleggingsmixen volgen het principe van Life Cycle beleggen. Dit houdt in dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Bij beleggen volgens Life Cycle wordt eerst de beleggingshorizon van de deelnemer bepaald. De beleggingshorizon van de deelnemer is het aantal resterende jaren tot de leeftijd van 65 jaar. Vervolgens wordt het beleggingsprofiel van de deelnemer vastgesteld aan de hand van de Vragenlijst profielbepaling Life Cycle. Op basis van de antwoorden op deze vragenlijst wordt de deelnemer ingedeeld in één van de drie beleggingsprofielen en kan de Life Cycle van de deelnemer worden vastgesteld. Er wordt belegd in de beleggingsmix die bij de beleggingshorizon en het risicoprofiel van de deelnemer hoort. Wanneer de deelnemer kiest voor de beleggingsmixen, dan vervalt de garantieregeling. Eind 2009 bedroeg het in de Life Cycles belegd vermogen ongeveer € 23,4 miljoen. Onderstaande tabellen geven de resultaten van de verschillende Life Cycle -depots weer. Resultaten Life Cycle 2009 (%) Verhouding aandelen/obligaties/onroerend goed 2009
I II III IV V VI 5/95/0 15/80/5 30/65/5 45/47,5/7,5 60/32,5/7,5 75/15/10 8,1% 12,0% 15,7% 20,1% 23,8% 28,2%
Voor het aandelengedeelte wordt belegd in een goed gespreide portefeuille van Europese aandelen. In 2009 profiteerden deze beleggingen sterk van het economische herstel en de koersstijgingen op de Europese aandelenbeurzen. De obligaties worden belegd in EMU-staatsobligaties, deels aangevuld met beleggingen in risicovollere obligatiecategorieën zoals Europese bedrijfsobligaties. Door de lichte rentestijging was het rendement op EMU-staatsobligaties beperkt. De risicovollere obligatiecategorieën lieten daarentegen hoge rendementen zien in 2009. Het onroerend goed binnen de portefeuilles is opgebouwd uit beursgenoteerde Europese vastgoedfondsen. Dit deel van de portefeuille profiteerde, net als het aandelen gedeelte, sterk van het economische herstel en het positieve sentiment op de Europese aandelenbeurzen.
38
8. 8.1
Pensioen en uitvoering Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2009 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
8.2
Pensioencommunicatie
Communicatie wordt steeds belangrijker voor een pensioenfonds. Niet alleen vanuit de Pensioenwet komt er meer aandacht voor heldere communicatie. Ook deelnemers zelf vragen vaker om duidelijke pensioeninformatie. In dit hoofdstuk wordt teruggeblikt op de communicatie in 2009. TKP ondersteunt sinds juli 2009 het bestuur bij de pensioencommunicatie. Er is in 2009 daarom vooral veel aandacht geweest voor het ontwikkelen en introduceren van een nieuwe huisstijl en diverse communicatiemiddelen. Communicatiestrategie In juni 2009 heeft het bestuur tijdens een bijeenkomst gewijd aan het communicatiebeleid een aantal communicatie-uitgangspunten en speerpunten geformuleerd. Een aantal specifieke communicatieactiviteiten is in navolging hierop ingezet. Daarnaast staat voor 2010 een aantal activiteiten in de planning. Een nieuwe huisstijl Bij de ontwikkeling van de nieuwe huisstijl is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de huisstijl van het moederbedrijf Getronics. Voor het ontwikkelen van een nieuw logo is gekozen om de naam Getronics Pensioen te gebruiken. Deze naam is herkenbaar voor de deelnemers en geeft duidelijk aan waar het fonds voor staat. De huisstijl is voor de diverse communicatiemiddelen verder doorvertaald. Uitleg logo Het beeldmerk achter de naam zijn de letters G en P met elkaar verweven en het beeldt richting/toekomst uit. Herstelplan en nieuwsbrief In juni 2009 hebben deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden een brief gekregen over het herstelplan en de gevolgen van de financiële crisis voor de pensioenen, dat op basis van een sjabloon afkomstig van de Autoriteit Financiële markten is opgesteld. Deze brief ging vergezeld met een algemene nieuwsbrief. Brochure bij Startbrief Er is een brochure ‘Pensioenreglement in ’t kort’ gemaakt, waarin de belangrijkste punten van het pensioenreglement toegelicht worden. Deze brochure vormt een onderdeel van de zogeheten ‘startbrief’. Deze startbrief wordt door de werkgever verzonden aan nieuwe deelnemers.
39
Brieven Diverse procesbrieven zijn in 2009 herschreven. Dit betreft onder andere de startbrief en de beleggingskeuzebrief. Pensioenkrant De actieve deelnemers hebben in november 2009 een pensioenkrant ontvangen. In deze krant zijn diverse pensioenonderwerpen aan bod gekomen. Website In november 2009 is er voor het pensioenfonds een website ontwikkeld: www.getronicspensioen.nl. De site is zo ingericht dat (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden er informatie kunnen vinden over onder andere hun pensioen(regeling), de beleggingsmogelijkheden en de statuten.
8.3
Pensioenadministratie
Uitbesteding Administratie De pensioenadministratie van de regelingen die door SVG worden uitgevoerd, zijn aan volgende administrateurs uitbesteed: • ASR • Nationale Nederlanden • Delta Lloyd • Zwitserleven • Interpolis Met deze verschillende administrateurs is regelmatig overleg en er zijn Service Level Agreements opgesteld om de monitoring van de uitbestede activiteiten te zekeren. De coördinatie geschiedt door TKP. Uitbesteding pensioenbureau Het bestuur heeft PricewaterhouseCoopers aangesteld om het uitbestedingstraject van het pensioenbureau te begeleiden. In de bestuursvergadering van 18 december 2008 heeft het bestuur het besluit genomen om per 1 juli 2009 de activiteiten van het pensioenbureau uit te besteden aan TKP. Vervolgens is er een projectgroep ingericht die verantwoordelijk is voor de overgang. Dit project is medio 2009 afgerond. Per 1 juli 2009 heeft het Pensioenfonds de activiteiten pensioenbureau uitbesteed aan TKP. TKP verzorgt de volgende activiteiten: • deelnemerscommunicatie • uitvoeringscoördinatie • bestuursondersteuning • beleggingsondersteuning • actuariële en financiële verslaglegging Gegevensaanlevering Vanaf 1 juli 2009 worden door Getronics maandelijks de mutaties doorgegeven aan TKP. TKP draagt zorg voor de levering van deze gegevens aan de verschillende administrateurs. De maandelijkse gegevensaanlevering is in 2009 goed verlopen. Op basis van de uitvalpercentages is de kwaliteit van de leveringen goed te noemen.
40
Vervreemding van bedrijfsonderdelen In 2008 en 2009 heeft Getronics een aantal bedrijfsonderdelen verkocht. Voor de medewerkers (circa 2.750) is in 2009 de deelname aan de pensioenregeling van SVG beëindigd: • Healthcare per 1 februari 2009; • Local Government per 1 februari 2009; • Docs per 1 april 2009; • Business Application Services (BAS) per 1 juni 2009. De opgebouwde pensioenkapitalen van de betreffende medewerkers worden niet overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerders, maar SVG blijft verantwoordelijk voor deze pensioenkapitalen. Waardeoverdrachten In 2009 zijn er geen waardeoverdrachten uitgevoerd. De reden hiervoor was de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad was gedurende het gehele jaar lager dan 100%, waardoor het pensioenfonds op basis van de pensioenwetgeving niet mag meewerken aan waardeoverdrachten.
8.4 SVG 1) 2) 3)
Pensioenregeling voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn als volgt onder te verdelen: Flexibele pensioenregeling van Getronics (premieovereenkomst); Overige pensioenregelingen (uitvoeringsovereenkomst); Een tweetal VUT-overgangsregelingen.
Flexibele pensioenregeling Getronics. Deze regeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van Getronics. Deze regeling wordt uitgevoerd door ASR en Nationale Nederlanden. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij indienstreding zijn toegetreden tot de Getronics-pensioenregeling en deelnemers die vroeger deelnamen aan een andere pensioenregeling, maar na een conversie zijn gaan deelnemen aan de Getronics-pensioenregeling, al dan niet onder toepassing van bepaalde overgangsmaatregelen. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Beschikbare premie regeling
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. 21 jaar. € 15.059 (2009), volgt de verhoging van het minimum loon. Vaste maandsalaris verhoogd met de vaste structurele ploegentoeslag en de vakantietoeslag. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven aan te passen. Het bestuur heeft de reglementaire bevoegdheid om de inkooptarieven te verhogen
41
Beschikbare premiestaffel
Nabestaandenpensioen ANW-hiaatverzekering Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Financiering
Flexibele elementen
Administratiekosten Beleggingsfondsen
Garantie
met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. Tot 25 jaar 5,1% 40-44 12,4% 25-29 7,2% 45-49 15,0% 30-34 8,5% 50-54 18,1% 35-39 10,3% 55-59 22,0% 60 jaar en 26,8% ouder Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren (max. 32,5 deelnemingsjaren). ANW-hiaatverzekering is voor eigen rekening verzekerd. 20% van het nabestaandenpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 47.802 (2009) Toeslagverlening is uitsluitend van toepassing op de ingegane pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is gekoppeld aan het beschikbare overrendement. Er is geen recht op toeslagverlening en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beschikbare overrendementen. De eigen bijdrage voor de deelnemer is in 2009 1/3 deel van de beschikbare premie. De werkgever betaalt het resterende deel plus een opslag van 4% van de pensioengrondslag voor kosten en buffers. De totale kosten voor de regeling is gemaximeerd op 16% van de loonsom. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: • Flexibele ingangsdatum tot 67 • Flexibele aanwendingmogelijkheden • Uitruilen partnerpensioen in ouderdomspensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Bij gewezen deelnemers worden administratiekosten in rekening gebracht, ter grootte van 0,75% van het saldo van de pensioenrekening. Standaard wordt belegd in de Collectieve Portefeuille, tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit een drietal Life Cycles (zes beleggingsmixen) met verschillende risicoprofielen. Gewezen deelnemers beleggen altijd in de Collectieve Portefeuille. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer. Voor (gewezen) deelnemers die altijd hebben belegd in de Collectieve Portefeuille is de garantieregeling van toepassing. De garantieregeling is uitsluitend van toepassing als de (gewezen) deelnemer gedurende de gehele looptijd van de pensioenrekening belegd heeft in de collectieve portefeuille. Op de pensioendatum is het garantiesaldo gelijk aan de som van: - alle tot en met 31 december 2008 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten, verhoogd met een samengestelde rente van 4% per kalenderjaar; en
42
-
75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten verhoogd met een samengestelde rente van 4% per kalenderjaar Voor gewezen deelnemers geldt een garantierente van 3,25%. Wijzigingen pensioenreglement Per 1 januari 2009 is het pensioenreglement aangepast, het betreft de volgende wijzigingen: ¾ Een aanpassing van de garantieregeling, waardoor voor de nieuwe inleg van de premie vanaf 1 januari 2009 de 4%-garantie van toepassing is voor 75% van de ingelegde premie en ingekomen waarde-overdrachten. De garantieregeling is uitsluitend van toepassing als de (gewezen) deelnemer gedurende de gehele looptijd van de pensioenrekening belegd heeft in de collectieve portefeuille. Op de pensioendatum is het garantiesaldo gelijk aan de som van: o alle tot en met 31 december 2008 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten, verhoogd met een samengestelde rente van 4% per kalenderjaar; en o 75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten verhoogd met een samengestelde rente van 4% per kalenderjaar; ¾ Het stoppen van de mogelijkheid om binnen het pensioenfonds een gelijkblijvende uitkering in te kopen; ¾ Een verduidelijking van de bepalingen in het pensioenreglement met betrekking tot de financiering van de benodigde buffers bij de omzetting van een pensioenrekening in een pensioenaanspraak, zoals deze op de pensioendatum plaatsvindt; ¾ De introductie van de mogelijkheid om op pensioendatum bij een voorgeselecteerde groep van verzekeraars een pensioenuitkering met een vaste toeslag in te kopen. ¾ Het aanbieden van de mogelijkheid tot pensioenknip; ¾ Vanaf 1 juli 2009 wordt voor het gehele saldo het uni-sekstarief gehanteerd bij de omzetting van het saldo op de pensioenrekening in een pensioenuitkering. Dit tarief gold overigens al voor pensioensaldi gevormd vanaf 1 januari 2005. 2) Overige regelingen De RAET-pensioenregeling Per 1 januari 2003 zijn de actieve deelnemers van de RAET-pensioenregeling overgegaan naar de Getronics-pensioenregeling. De contante waarde op 1 januari 2003 van de in de RAETpensioenregeling opgebouwde aanspraken zijn per 1 januari 2003 omgezet in een saldo op de individuele spaarrekening met pensioenbestemming van de deelnemer in de Getronicspensioenregeling. De actieve deelnemers, die per 1 januari 2003 in de Getronics-pensioenregeling zijn gaan deelnemen, kunnen, onder dezelfde voorwaarden als in de RAET-regeling, eerder dan de 60jarige leeftijd met pensioen gaan (op zijn vroegst vanaf 55 jaar). De per 1 januari 2003 gepensioneerde en gewezen deelnemers van de RAET-pensioenregeling blijven in deze regeling, welke is ondergebracht bij Delta Lloyd. Het betreft aldus een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij RAET/Getronics in dienst zijn getreden. Een deel van deze deelnemers neemt, over de dienstjaren t/m 1996, ook deel aan een andere pensioenregeling (oude RAET-, CSN-, VUGA-, AAG-, ARC- of CBA-regeling). De IBM-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. Deze regeling is ondergebracht bij Delta Lloyd. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die bij de overname van IBM-ASAP op 01-07-1998 zijn overgekomen van IBM naar RAET/Getronics.
43
De ARC-regeling Dit betreft een gesloten groep deelnemers. Deze regeling is ondergebracht bij Zwitserleven. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC, en aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en op 01-01-1997 niet zijn gaan deelnemen aan de RAET-pensioenregeling. De regeling is een eindloonregeling met pensioenleeftijd 65 jaar, een pensioengevend salaris op basis van jaarfactor 13,96, een franchise afgeleid van de AOW voor gehuwden en met aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen (70% van het ouderdomspensioen) en wezenpensioen. De ARC/CBA-pre-pensioenregeling Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC of CBA, aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en die er per 1-1-1997 voor hebben gekozen om deel te nemen aan deze pre-pensioenregeling. De Wang-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen en gepensioneerde deelnemers. Deze regeling was ondergebracht bij Generali tot en met 2007. In 2008 is de administratie overgenomen door Delta Lloyd. 3 De VUT-regelingen zijn als volgt samengesteld: 1. Voorziening VUT-regeling De VUT-opbouw-voorziening wordt vastgesteld voor de deelnemers die deelnemen aan deze regeling en die ultimo jaar ouder zijn dan 52,5 jaar. Deze voorziening bedraagt dan een tijdsevenredig deel (over de periode tot 62,5 jaar) van het in uitzicht gestelde kapitaal (op basis van de van toepassing zijnde berekeningsmethodiek), rekening houdend met 4% rente. De VUT-reserve wordt vastgesteld voor alle deelnemers die deelnemen aan deze regeling als de contante waarde van de in uitzicht gestelde kapitalen (op basis van de van toepassing zijnde berekeningsmethodiek), rekening houdend met jaarlijks 4% rekenrente en 5% uittredingskans, verminderd met de VUT-opbouw-voorziening. Getronics VUT-overgangsregeling Dit betreft een pensioenregeling met pensioenopbouw vanaf 52,5 jaar per 31 december 1993 voor een gesloten groep deelnemers. Deze regeling voorziet in een kapitaal dat op de pensioenleeftijd beschikbaar komt voor de aankoop van prepensioen. De grondslagen voor deze voorziening zijn: • sterftetafels: AG-prognosetafel 2005-2050 met een jaar leeftijdsterugstelling voor vrouwen en mannen van drie jaar. Som van uittredings-, invaliderings en overlijdenskans: tot 52,5 jaar 5% per jaar • invaliderings- en overlijdenskans vanaf 52,5 jaar: 5 % per jaar, de uittredingskans is in die periode op nul gesteld. Met betrekking tot deze regeling zijn de aanspraken vanaf 52,5 jaar onder de pensioenverplichtingen gerubriceerd. De aanspraken van aspirant deelnemers, met een leeftijd tot 52,5 jaar, is onder de overige voorzieningen gerubriceerd. 2. De VPR-regeling Dit betreft een VUT-regeling voor een gesloten groep deelnemers. In 2009 zijn de voorzieningen voor de hierboven beschreven VUT-regelingen opgenomen in de 44
voorziening pensioenverplichtingen.
8.5
Nieuwe wetgeving
In 2009 is op pensioengebied diverse nieuwe wetgeving in werking getreden. Dit betreft voor een deel wetgeving die is ingegeven door de financiële crisis. Daarnaast zijn in het verslagjaar wetsvoorstellen ingediend die in de (nabije) toekomst gevolgen zullen hebben voor pensioenfondsen. Gezien de demissionaire status van het kabinet moet de voortgang van deze voorstellen afgewacht worden. Verruiming hersteltermijnen bij dekkingstekort In geval van uitzonderlijke economische omstandigheden kan De Nederlandsche Bank of de minister ontheffing verlenen van de bepalingen uit de Pensioenwet die betrekking hebben op de herstelmaatregelen en de termijnen waarbinnen fondsen moeten zorgen voor herstel van het financiële evenwicht. Van deze mogelijkheid is in het verslagjaar door de minister gebruik gemaakt, door de hersteltermijn bij een dekkingstekort te verlengen van drie naar vijf jaar. Toeslagenlabel In 2008 heeft het kabinet de toeslagenmatrix, het toeslagenlabel en de datum van inwerkingtreding wettelijk vastgelegd. De Autoriteit Financiële Markten heeft begin 2009 aangegeven dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoefde te worden als pensioenfondsen de (gewezen) deelnemers informeerden over de gevolgen van de financiële crisis voor de pensioenen. Vanaf 1 april 2010 moet het label echter wel gebruikt worden. Het toeslagenlabel geeft in de vorm van een aantal muntjes de verwachtingen weer ten aanzien van toekomstige toeslagverlening over een periode van vijftien jaar afgezet tegen de prijsstijging. Daarnaast geeft het label inzicht in de toeslagverlening die verwacht kan worden bij een pessimistisch inflatiescenario. Pensioenknip Als gevolg van de financiële crisis kunnen de rendementen op de beleggingen in een premieovereenkomst fors gedaald zijn. Bij een premieovereenkomst kan het verplicht moeten aanwenden van het gehele saldo, leiden tot een blijvend lagere pensioenuitkering, vooral voor diegenen die bijna de pensioenleeftijd hebben bereikt. Daarom heeft de wetgever in het verslagjaar de mogelijkheid gecreëerd voor een gesplitste aankoop, waardoor de mogelijkheid bestaat dat het nog niet aangewende saldo belegd kan blijven. Hierdoor kan geprofiteerd worden van een zich herstellend beursklimaat. Dit wordt de pensioenknip genoemd. Uiteraard blijft het risico op tegenvallende beleggingsresultaten bestaan. De pensioenknip geldt tot 2014. Eén van de voorwaarden voor de pensioenknip is dat het pensioensaldo op de pensioendatum meer bedraagt dan € 10.000. Uitstel AOW-uitkering In november 2008 is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Achtergrond daarvan is het doorwerken na 65 jaar te stimuleren en een flexibeler systeem van pensioneren te introduceren. In het voorstel kan de AOW-uitkering voor maximaal vijf jaar geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld. De uitstelperiode stopt dus in elk geval bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. Het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer en wordt momenteel niet behandeld.
45
Verhoging AOW-leeftijd Het kabinet heeft het voornemen om de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Het wetsvoorstel daartoe is in november 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel is geregeld dat de AOW-leeftijd in twee stappen wordt verhoogd: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOWgerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen, mede door het voorstel om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd. Pensioenregister De Pensioenwet verplicht pensioenuitvoerders het pensioenregister per 1 januari 2011 gebruiksklaar te hebben. Doelstelling is om via het internet op een toegankelijke manier een overzicht te krijgen van zowel de AOW, als het aanvullend pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd. Het pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en toekomstige rechten (op de pensioendatum) van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van dit register. Multi-OPF Om de wettelijke mogelijkheden te creëren voor het samengaan van ondernemingspensioenfondsen, is het wetsvoorstel ’Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel is inmiddels door het parlement aangenomen en regelt dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. Ingeval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden. Kabinetsinzet toekomst pensioenstelsel en Pensioenakkoord In een brief van 7 april 2010 heeft minister Donner gereageerd op de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard. Hierin is aangegeven wat de kabinetsinzet zal zijn om met de sociale partners het gesprek aan te gaan om te komen tot afspraken over toekomstbestendige pensioenregelingen. In de brief worden de contouren geschetst voor de brede aanpak van pensioenvraagstukken en mogelijke aanpassingen van de Pensioenwet. Het betreft ondermeer de mogelijkheid om pensioenregelingen af te spreken waarbij de reële ambitie voorop staat, maar op basis van voorwaardelijke pensioenaanspraken, verplichte communicatie over de reële dekkingsgraad en duidelijker communicatie over onzekerheden. In het bij de brief gevoegde evaluatierapport Financieel Toetsingskader worden diverse nog nader uit te werken voorstellen gedaan, zoals een uitbreiding van de ABTN met een financieel noodscenario, de afschaffing van de mogelijkheid van het hanteren van een gedempte kostendekkende premie en het wegnemen van de ongewenste volatiliteit van dekkingsgraden. In het Pensioenakkoord van de Stichting van de Arbeid van 4 juni 2010 zijn afspraken gemaakt over noodzakelijk aanpassingen van pensioenregelingen in de tweede pijler. De aanpassingen hebben betrekking op de verwerking van de stijging van de levensverwachting en op het meer schokbestendig maken van pensioenregelingen. Hoe de kabinetsinzet en het Pensioenakkoord zich verder zullen ontwikkelen en vertaald zullen worden in wetgeving en communicatievoorschriften is afhankelijk van de nadere uitwerking en invulling door sociale partners en van de parlementaire behandeling van wetgeving in dit kader.
46
9. 9.1
Governance en compliance Algemeen
Het fonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
9.2
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De eerste volledige visitatie heeft in de tweede helft van 2009 plaatsgevonden. Sinds 15 februari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 3. In paragraaf 9.9 is de reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan vermeld. Het bestuur van het pensioenfonds heeft nog geen compliance officer benoemd binnen de organisatie. De taak wordt vooralsnog uitgevoerd door de voorzitter van het fonds. De voornaamste taken van de nog te benoemen compliance officer zullen zijn: • Onafhankelijk toezicht op de naleving van de gedragscode. • Onafhankelijk toezicht op de naleving van wettelijke regelingen. De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds.
47
9.3
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2009 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst gegeven de naderende pensioendatum. Indien een deelnemer kiest voor ‘Vrij beleggen’ in plaats van de Collectieve portefeuille, geschiedt het beleggen op basis van het Life Cycle-principe. De beleggingsmix wordt bepaald aan de hand van een in te vullen vragenlijst, waarmee het risicoprofiel wordt bepaald (defensie, neutraal of offensief, in combinatie met de beleggingshorizon. De AFM heeft in het verslagjaar onderzoek gedaan naar de invulling van de informatievoorschriften door het fonds en deze getoetst aan de Pensioenwet. Het fonds heeft in het verslagjaar van de AFM terugkoppeling gekregen van het self-assessment betreffende de informatievoorschriften zoals die voortvloeien uit de Pensioenwet. De uitkomst luidt dat de informatieverstrekking op hoofdlijnen voldoende is.
9.4
Bestuursaangelegenheden
Statutair is bepaald dat de bestuursleden van werkgeverszijde voor onbepaalde tijd worden benoemd door Getronics N.V. De bestuursleden van de zijde van de deelnemers worden verkozen voor een periode van 3 jaar. De heer J. de Groot is per 1 juni 2009 afgetreden als bestuurslid en is opgevolgd door de heer J. Phaff. De heer J.A. van Hooijdonk is per 1 juni 2009 afgetreden als bestuurslid en is opgevolgd door de heer H. Wesseling. Eind 2008 zijn de heren J.W.G. van der Drift (namens de deelnemers) en J.W van Giersbergen (namens de werkgever) afgetreden. Zij zijn vervangen door de heer A.C. Mögelin (per 1 januari 2009), respectievelijk de heer P.R.J.M. Smits (per 1 juni 2009). Het merendeel van de mutaties hangt samen met de vervreemding van een aantal bedrijfsonderdelen. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisaties. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren heeft een bestuur een reglement zelfevaluatie vastgesteld. Het bestuur evalueert eenmaal per jaar of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen wordt beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren.
48
In het verslagjaar is het bestuur acht maal in vergadering bijeen geweest. Daarnaast heeft de beleggingscommissie drie maal vergaderd en de communicatiecommissie eenmaal. Voorts heeft het bestuur tijdens een Woodsmeeting een aantal belangrijke ontwikkelingen besproken. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie en het beleggingsbeleid, naast de actuele ontwikkelingen op pensioengebied. Gemiddeld waren vijf van de zes bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen.
9.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen.
9.6
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode, welke in 2009 is vernieuwd. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De voorzitter van het bestuur is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen.
9.7
Geschillencommissie
Binnen het fonds is geen geschillencommissie aangesteld. In het verslagjaar is een geschillenprocedure vastgesteld, die wordt afgewikkeld door TKP. Als deze procedure is uitgeput, kan de betreffende deelnemer de klacht voorleggen aan het bestuur. Deze klachten worden als separaat agendapunt in de bestuursvergadering behandeld.
9.8
Deelnemersraad
Per 1 april 2008 is er een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad bestaat uit zes leden, te weten vijf vertegenwoordigers van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De deelnemersraad adviseert het bestuur uit eigen beweging, of als het bestuur daarom vraagt. Daarnaast is er een aantal onderwerpen waaromtrent de deelnemersraad altijd om advies gevraagd dient te worden. In 2009 heeft het bestuur advies gevraagd inzake besluiten omtrent een algehele reglementswijziging, de jaarstukken 2008, wijziging van de ABTN en de hantering van het unisekstarief bij omzetting van het spaarsaldo in pensioenaanspraken. De deelnemersraad heeft naar aanleiding van alle adviesaanvragen een positief advies uitgebracht. 49
9.9
Visitatiecommissie
Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de visitatiecommissie eens in de drie jaar de opdracht te geven het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld en bestaat uit: • • •
A.Th.M. van Hulst M. Roest mw. A.J.E.M. Vollenbroek
In juni 2010 is een eerste concept van het visitatierapport ontvangen, welke door het bestuur zal worden besproken. Nadat de visitatiecommissie het definitieve rapport heeft uitgebracht, zal het bestuur op basis van de conclusies en aanbevelingen van de commissie een reactie opstellen en tevens een aantal mogelijke acties formuleren. Het visitatierapport zal worden besproken met het verantwoordingsorgaan. De samenvatting van het visitatierapport zal worden opgenomen in het jaarverslag 2010.
9.10
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan en is verheugd over het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan over de besluitvorming en beleidskeuzes van het bestuur gedurende het jaar 2009.
9.11
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds behelst het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het administreren van de pensioenen is uitbesteed aan een vijftal verzekeraars, te weten Nationale Nederlanden, Delta Lloyd, ASR, Interpolis en Zwitserleven. De bestuursondersteuning en integrale advisering zijn uitbesteed aan TKP, met uitzondering van de actuariële advisering, welke is uitbesteed aan Hewitt Associates. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan BNP Paribas, ING Asset Management, Delta Lloyd Asset Management en Zwitserleven Asset Management. Het fiduciair beheer wordt uitgevoerd door TKP Investments. Het bestuur monitort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds een SAS 70 type II-rapport van de uitvoerder, die door een externe accountant gecertificeerd wordt.
50
9.12
Statutenwijziging
De statuten zijn in het verslagjaar niet gewijzigd. De laatste statutenwijziging van 18 december 2008 heeft het fonds de mogelijkheid gegeven om gedurende een overgangsperiode de pensioenregeling te blijven uitvoeren voor een onderneming of een deel van een onderneming die door vervreemding niet langer deel uitmaakt van Getronics. Deze bepaling is in 2008 gebruikt om de tijdelijke voortzetting van de pensioenopbouw van de medewerkers van Business Application Services B.V. mogelijk te maken.
51
10.
Verwachte gang van zaken
De gevolgen van de gestegen levensverwachting, de uitvoering van het herstelplan, het risicobeleid, de governance en de pensioenbewustheid van deelnemers en gewezen deelnemers, zijn onderwerpen die in 2010 bijzondere aandacht zullen krijgen. Levensverwachting Het Actuarieel Genootschap heeft aangegeven de publicatie van een herziene AGprognosetafel niet voor 1 juli 2010 te verwachten. Vanaf het moment dat de herziene AGprognosetafel wordt gepubliceerd zal de invloed van de gestegen levensverwachting nader worden bezien in het kader van het voor het pensioenfonds geldende stelsel van actuariële grondslagen. Herstelplan De jaarlijkse evaluatie van het in 2009 ingediende herstelplan heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In 2010 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het fonds geldende herstelplan. Brede aanpak pensioenvraagstukken In januari 2010 zijn de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard verschenen. Beide commissies zijn door minister Donner ingesteld, waarbij de commissie Frijns onderzoek heeft gedaan naar het beleggingsbeleid en de commissie Goudswaard naar de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel. Het bestuur heeft goede nota genomen van beide rapporten en de daarin opgenomen aanbevelingen. In 2010 zal de evaluatie van het Financieel Toetsingskader en van de principes voor goed pensioenfondsbestuur plaatsvinden. De uitkomsten van deze brede aanpak van pensioenvraagstukken zullen door het bestuur nauwlettend worden gevolgd en zonodig worden vertaald in beleid. Risicobeleid In 2010 zal extra aandacht worden besteed aan het risicobeleid op het gebied van negatieve scenario’s (de zogeheten staartrisico’s). Momenteel wordt onderzocht welk beleid gevoerd kan worden om de staartrisico’s te beheersen en waar nodig af te dekken. Het bestuur is van mening dat zowel de organisatie van het fonds, als het in 2009 in de ALMstudie getoetste strategische beleggingsbeleid robuust zijn en dat de beleggingsmandaten voor het jaar 2010 de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokkenen op evenwichtige wijze zullen dienen.
52
Juridisch eigendom In het tweede kwartaal van 2010 zal de structurele oplossing om het kredietrisico te beperken, worden geformaliseerd. Dit betekent dat het juridische eigendom van de beleggingen bij ASR, Delta Lloyd en Nationale Nederlanden wordt overgedragen aan SVG. Zoetermeer, 21 juni 2010 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra P.R.J.M. Smits A.C. Mögelin J. Phaff H. Wesseling
53
Jaarrekening
54
11.
Jaarrekening
11.1
Balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
31-12-2009
31-12-2008
[1] [2] [3] [4] [5] [6]
38.090 232.641 425.552 0 148.712 -1.348 843.647
6.587 247.866 355.605 0 136.959 -2.154 744.863
[7]
5.085
4.793
[8] [9]
143 807 950
310 397 707
28.018
1.277
877.700
751.640
[11]
345
-92.864
[12] [13] [14]
356.776 24.838 1.962 383.576
393.223 24.310 2.452 419.985
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[15]
455.577
381.751
Overige schulden en overlopende passiva
[16]
38.202
42.768
877.700
751.640
Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Afwaardering beleggingen Totaal Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten Vorderingen en overlopende activa Vordering uit herverzekering Overige vorderingen Totaal Overige activa Liquide middelen
[10]
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige technische voorziening Totaal
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 66.
55
11.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen (van werkgever en werknemers SVG-regeling) Werkgeversbijdrage (opslag) Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds en deelnemers Overige baten
2009
2008
[17] [18]
26.839 7.655
35.643 8.883
[19] [20]
114.143 556
-157.248 810
149.193
-111.912
13.343 3.749
11.195 3.758
Totaal baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Toevoeging pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Toevoeging a.g.v. pensioeningang - Wijziging sterftegrondslagen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorziening Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers
[21] [22]
-36.447
[23]
158.985
0 0 -41.880 -13.033
-636 0 35.109 115.607
-11.801
-11.558
0 9.769 16.595
-1.442 0 0
3.903
21.905
[24] [25]
528 -490
3.629 2.452
[26]
73.826
-77.637
[27] [28]
216 1.259
6.268 2.949
Totaal lasten
55.984
111.599
Resultaat
93.209
-223.511
Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[.]
de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 85.
56
11.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Betaalde premies herverzekering Mutatie vorderingen/schulden
2009
34.494
35.644
114 0 34.608
5.224 0 40.868
13.343
11.195
330 3.749 0 -32.050 -14.627
11.522 4.652 2.949 159.680 189.998
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
2008
49.235
-149.130
9.309 280.885 290.194
11.073 137.388 148.461
311.904 844 312.748
0 0 0
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-22.554
148.461
26.681
-668
60
0
Mutatie liquide middelen
26.741
-668
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
1.277 28.018
1.945 1.277
Netto kasstroom Koers- omrekeningsverschillen
57
11.4
Toelichting op de jaarrekening
11.4.1 Algemene toelichting 11.4.1.1
Activiteiten
Het doel van Stichting Voorzieningenfonds SVG is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden terzake van ouderdom en overlijden. Tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de volgende aangesloten ondernemingen: • Getronics NV; • Getronics holdings BV; • Getronics Nederland BV; • Call2 BV; • en de met haar gelieerde Nederlandse ondernemingen.
11.4.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva 11.4.2.1
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 11.4.2.2
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. 11.4.2.3
Schattingen en veronderstellingen
Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. 11.4.2.4
Opname van actief, verplichting, bate of last
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
58
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. 11.4.2.5
Vreemde valuta
Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. 11.4.2.6
Netto-omzet
De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2009 26.839 7.655 8.477 42.971
Premie-inkomsten Werkgeversbijdrage Directe beleggingsopbrengsten Totaal netto-omzet 11.4.2.7
2008 35.643 8.883 10.931 55.457
Beleggingen
Vastgoedbeleggingen Voor beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers. Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Vastrentende waarden Vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
59
Derivaten Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is gelijk aan de intrensieke waarde van het aandeel van het fonds in de onderliggende beleggingen. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. 11.4.2.8
Beleggingen voor risico deelnemers
De grondslagen voor waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. 11.4.2.9
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Garantiecontracten Vorderingen uit garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen waarbij rekening wordt gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeraar. In boekjaar 2009 heeft een afwaardering plaatsgevonden van de garantiecontracten die zijn ondergebracht bij Zwitserleven, ASR en Hooge Huys. Kapitaalcontracten Vorderingen uit kapitaalcontracten worden gewaardeerd op de verwachte verzekeringsuitkering bij afloop van het herverzekeringscontract. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met een afslag voor kredietrisico (de kredietwaardigheid van de herverzekeraar). De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is in overeenstemming met de grondslagen voor beleggingen. Het fonds heeft de belangrijkste kapitaalcontracten afgesloten met Nationale Nederlanden en met ASR. Voor beide contracten is er door het bestuur besloten om ultimo 2009 (eveneens ultimo 2008) geen afslag voor kredietrisico te hanteren in verband met verpanding van de beleggingen zoals contractueel overeengekomen met de verzekeraars. Vorderingen met betrekking tot winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De niet direct uit lopende afrekeningen opeisbare vorderingen uit verzekeringspolissen worden op de balans in een afzonderlijke actiefpost opgenomen. Opeisbare vorderingen/schulden uit hoofde van lopende afrekeningen binnen de contractperiode worden opgenomen als kortlopende vorderingen/kortlopende schulden. De herverzekerde pensioenverplichtingen worden bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen aan de passivazijde van de jaarrekening verwerkt. 11.4.2.10
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid.
60
Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties. Vorderingen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. 11.4.2.11
Liquide middelen
Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas, banktegoeden en deposito’s die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel met een looptijd korter dan twaalf maanden. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekeningcourantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. 11.4.2.12
Stichtingskapitaal en reserves
Het totaal van het stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. 11.4.2.13
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken, de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen en het eventuele surplus van de waarde van de 4%garantie ten opzichte van de actuele waarde van de gespaarde kapitalen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagenbesluiten (ook voor toeslagenbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De VPV is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: •
Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde en op de GBM/V 2000-2005 gebaseerde prognosetafel waarbij voor 2009 als start is genomen de periode 2007-2012.
61
Eind 2008 heeft het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) nieuwe sterftekansen gepubliceerd, samen met een herziene prognose tot en met 2050. Het fonds hanteert de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap. De nieuwe levensverwachtingen zijn volgens de tafels van het CBS hoger dan de verwachtingen die zijn verwerkt in de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap. Dit betekent dat de levensverwachting sterker toeneemt dan waar het fonds tot op heden rekening mee heeft gehouden. De waargenomen toename van de levensverwachting is voor het Actuarieel Genootschap aanleiding voor een aanpassing van de eerder gepubliceerde prognosetafel 2005-2050. Het bestuur is van mening dat de gestegen levensverwachting moet worden meegenomen in de waardering van de technische voorzieningen. De gevolgen van de recente informatie is op basis van fondsspecifieke kenmerken geschat op 5,5% van de technische voorziening van de aansprakenregelingen voor risico van het pensioenfonds. Het bestuur heeft besloten om de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009 met dit percentage te verhogen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening met circa € 17,9 miljoen, met als gevolg een daling van de dekkingsgraad met 2,2%-punt. Na de publicatie van de nieuwe AG-prognosetafels zullen de gevolgen van de gestegen levensverwachting worden bekeken in relatie tot het gehele stelsel van actuariële grondslagen. •
Voor mannen is een leeftijdscorrectie toegepast van -3 jaar, voor vrouwen van -1 jaar.
•
Iedereen wordt geacht een partner te hebben.
•
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw wordt gesteld op 3 jaar.
•
De leeftijd en duur worden in maanden nauwkeurig vastgesteld.
•
De leeftijd op balansdatum is gelijk aan de reglementaire pensioenleeftijd verminderd met de toekomstige duur.
•
Voor toekomstige kosten wordt een opslag van 2% van de VPV opgenomen.
•
Voor latent wezenpensioen wordt geen voorziening opgenomen.
•
Als rekenrente voor de VPV wordt gehanteerd de rentetermijnstructuur per 31-12-2009 zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd, rekening houdend met de looptijd van de uitkeringen.
Overige technische voorzieningen Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting.
62
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbarepremieregeling voor deelnemers. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De voorziening voor rekening en risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen risico deelnemers.
11.4.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat 11.4.3.1
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. 11.4.3.2
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 11.4.3.3
Premiebijdragen risico deelnemers
Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 11.4.3.4
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. 11.4.3.5
Beleggingsresultaten risico deelnemers
De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds.
63
11.4.3.6
Bijzondere waardeverminderingen
Door het pensioenfonds wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort. Van een bijzondere waardevermindering is sprake als de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde; de realiseerbare waarde is de hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde. Indien wordt vastgesteld dat een in het verleden verantwoorde bijzondere waardevermindering niet meer bestaat of is afgenomen, dan wordt de toegenomen boekwaarde van de desbetreffende activa niet hoger gesteld dan de boekwaarde die bepaald zou zijn indien geen bijzondere waardevermindering voor het actief zou zijn verantwoord. 11.4.3.7
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. 11.4.3.8
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 11.4.3.9 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Toeslagverlening en overige toeslagen Alle per balansdatum bestaande toeslagenbesluiten (ook voor toeslagenbesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder de onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.
64
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorziening herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Betreft de mutatie van de voorziening als gevolg van waardeoverdrachten. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Betreft de toename of afname van de voorziening door incidentele gebeurtenissen. 11.4.3.10
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijziging in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen. 11.4.3.11
Mutatie overige technische voorzieningen
De mutatie overige technische voorzieningen betreft de wijziging in de waarde van de overige technische voorzieningen. 11.4.3.12
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. 11.4.3.13
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. 11.4.3.14
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 11.4.3.15
Kasstroomoverzicht
Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd. Hierbij worden alle ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
65
11.4.4 Toelichting op de balans Beleggingen Aandelen
Vastrentendewaarden
Derivaten
Overige beleggingen
Afwaardering
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
Stand per 1 januari 2008 Aankopen Verkopen Waardeontwikkeling
0 9.486 -110 -2.789
235.962 282.736 -140.602 -130.230
326.507 528.066 -486.068 -12.900
90 0 -90 0
321.797 101.835 -266.564 -20.109
0 0 0 -2.154
884.356 922.123 -893.434 -168.182
Stand per 1 januari 2009
6.587
247.866
355.605
0
136.959
-2.154
744.863
31.232
-65.780
-2
0
-3.291
0
-37.841
37.819
182.086
355.603
0
133.668
-2.154
707.022
3.015 -760 -1.984
51.676 -49.447 48.326
242.102 -203.200 31.047
0 0 0
15.400 -18.519 18.163
0 0 806
312.193 -271.926 96.358
38.090
232.641
425.552
0
148.712
-1.348
843.647
Correcties per 1 januari 2009 * Gecorrigeerde stand per 1 januari 2009 Aankopen Verkopen Waardeontwikkeling Stand per 31 december 2009
Totaal
Vastgoedbeleggingen
(bedragen * € 1.000)
* de correctie per 1 januari 2009 heeft betrekking op de herrubricering van de liquide middelen uit de beleggingen naar overige activa als gevolg van de aansluiting met de FTK-grondslagen en conversieaansluiting vermogensbeheerders per 1 januari 2009.
Bovenstaande tabel geeft de totale beleggingen weer, inclusief de beleggingen voor risico deelnemers. De beleggingen voor risico deelnemers is de som van de waarde van de spaarsaldi bij ASR en Nationale Nederlanden voor actieve, gewezen en gepensioneerde deelnemers van de Getronics-pensioenregeling. Deze beleggingen worden gevormd door de beleggingen in de collectieve portefeuille en in de zogenaamde mixen. Ultimo 2009 bedraagt de waarde van de beleggingen voor risico deelnemers € 455,6 miljoen (2008: € 381,8 miljoen) Ultimo 2009 heeft er een afwaardering van de beleggingen van € 1,3 miljoen (2008: € 2,2 miljoen) plaatsgevonden, deze is in het resultaat opgenomen onder indirecte beleggingsopbrengsten. De afwaardering is het gevolg van de creditrating van Zwitserleven ultimo boekjaar 2009 van BBB (2008: A). In combinatie met de duration van de verplichtingen binnen het contract en tabellen van de DNB is de afslag bepaald.
66
Naast de afboeking op de waarde van de beleggingsportefeuille heeft Zwitserleven in de loop van 2008 met het fonds afgesproken dat een deel van het vrije vermogen in het garantiecontract beklemd wordt. Deze beklemming is aangebracht omdat binnen het contract een relatief risicovolle beleggingsmix wordt aangehouden terwijl Zwitserleven over het contract een garantie heeft afgegeven. Ultimo 2009 was de beklemming gelijk aan € 4 miljoen (2008: € 5 miljoen). Omdat de beklemming op twee manieren kan worden opgeheven, namelijk door een aanpassing van de beleggingsmix of door het teruggeven van de garantie is besloten om het bedrag van € 4 miljoen wel tot het vermogen van het fonds te rekenen. [1] Vastgoedbeleggingen Bedragen x € 1.000 Indirecte vastgoedbeleggingen (participaties in beleggingsinstellingen) [2] Aandelen Bedragen x € 1.000 Beursgenoteerde aandelen Converteerbare obligaties Totaal einde boekjaar
2009
2008
38.090
6.587
2009
2008
232.641 0 232.641
[3] Vastrentende waarden Bedragen x € 1.000
2009
Obligaties
425.552
[4] Derivaten Bedragen x € 1.000
2009
Obligaties
0
[5] Overige beleggingen Bedragen x € 1.000
2009
Converteerbare obligaties Commodities (grondstoffen, edele metalen) Hedgefondsen Beleggingsfondsen Totaal einde boekjaar
34.038 42.382 1.356 70.936 148.712
[6] Afwaardering Zwitserleven Bedragen x € 1.000 Afwaardering Zwitserleven
214.567 33.299 247.866 2008 355.605
2008 0
2008 0 32.884 67.375 36.700 136.959
2009
2008
-1.348
-2.154
De beleggingen voor risico deelnemers van € 455,6 miljoen (2008: € 381,8 miljoen) vormen een onderdeel van de totale beleggingen. Overige toelichtingen Door het pensioenfonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
67
Methodiek bepaling marktwaarde Bij de waardering van de beleggingen van de stichting kan voor het grootste deel gebruik worden gemaakt van marktnoteringen.
(bedragen * € 1.000) Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal Afwaardering Zwitserleven Stand per 31 december 2009 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal Afwaardering Zwitserleven Stand per 31 december 2008
Directe Marktnoteringen
Afgeleide Marktnoteringen
Waarderingsmodellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata
1.537 130.174 158.165 0 122.221 412.097
6.593 102.467 267.387 0 1.356 377.803
29.960 0 0 0 25.135 55.095
412.097
377.803
55.095
676 181.080 114.764 0 113.432 409.952
3.346 66.786 240.841 0 1.249 312.222
2.565 0 0 0 22.278 24.843
409.952
312.222
24.843
Totaal 38.090 232.641 425.552 0 148.712 844.995 -1.348 843.647 6.587 247.866 355.605 136.959 747.017 -2.154 744.863
Opgemerkt wordt dat schattingen naar hun aard subjectief zijn en dat de geschatte actuele waarden van financiële instrumenten daarom inherent onderhevig zijn aan onzekerheden en waardeoordelen ten aanzien van volatiliteit, rentestand en kasstromen. Deze schattingen zijn momentopnames, gebaseerd op de marktomstandigheden en de op dat moment beschikbare informatie. Ten tweede wordt opgemerkt dat in bovenstaande tabel de afwaardering van de beleggingen in het depot bij Zwitserleven ad € 1,3 miljoen (2008: € 2,2 miljoen) niet is meegenomen omdat deze afwaardering niet is toegerekend aan een categorie.
68
[7] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Bedragen x € 1.000 Garantiecontracten
2009
2008
Stand begin boekjaar Mutatie voorziening Afwaardering in verband met creditrating Stand einde boekjaar
4.793 764 -472 5.085
4.651 954 -812 4.793
Waarvan: Herverzekerd Fortis ASR Herverzekerd Hooge Huys Totaal einde boekjaar
2.227 2.858 5.085
1.932 2.861 4.793
Het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen betreft ingegane arbeidsongeschiktheidsrentes en ingegane ANW-hiaten ondergebracht bij Fortis ASR. Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van gewezen deelnemers en ingegaan nabestaandenpensioen ondergebracht. De verplichtingen inzake deze herverzekeringen bij Fortis ASR en Hooge Huys zijn opgenomen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen vóór het toepassen van de afwaardering in verband met de creditrating. De vorderingen op ASR en Hooge Huys zijn afgewaardeerd met € 59 duizend respectievelijk € 413 duizend in verband met de creditrating van deze verzekeraars. De afwaardering is berekend op basis van de creditrating van de verzekeraars en de looptijd van de onderliggende verplichtingen. Vorderingen en overlopende activa Bedragen x € 1.000 [8] Vordering uit herverzekering [9] Overige vorderingen Vordering op werkgevers Overige Totaal einde boekjaar
2009 143
2008 310
597 210 950
397 0 707
De vordering uit herverzekering betreft onder andere geaccumuleerde technische resultaten, evenals overige van de verzekeraar te ontvangen posten. De overeenkomsten tussen de herverzekeraars en SVG bevat een bepaling betreffende technische resultaatdeling. Dit houdt in dat jaarlijks gedurende de contractperioden (ASR 3 jaar, Nationale Nederlanden 5 jaar) het technisch resultaat wordt bepaald door de verwachte resultaten op basis van de kansstelsels waarop de tarieven zijn gebaseerd te vergelijken met de werkelijk waargenomen resultaten. Aan het einde van een contractperiode wordt 60% van de technische winst door Fortis, en 65% door NN aan SVG uitgekeerd. Het percentage dat de verzekeraar toekomt wordt opgenomen als schuld. Een eventueel verlies komt voor rekening van de herverzekeraars. Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
69
Overige activa Bedragen x € 1.000 [10] Liquide middelen Participaties Liquidity Fund Banken/rekening courant Totaal einde boekjaar
2009
2008
18 28.000 28.018
0 1.277 1.277
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds.
70
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Bedragen x € 1.000 [11] Stichtingskapitaal en reserves Stand begin boekjaar Mutatie: Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2009
2008
-92.864
130.647
93.209 345
-223.511 -92.864
Stichtingskapitaal Het stichtingskapitaal bedraagt vijfenveertig euro en achtendertig eurocent. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2009 100,0% (2008: 88,4%) en is daarmee in vergelijking met vorig jaar gestegen. Gezien het aanwezige dekkingstekort ultimo 2008 heeft het fonds een herstelplan opgesteld. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten zijn: • Toeslagbeleid; Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2008 en per 1 januari 2009 geen toeslag te verlenen. Naar de toekomst toe zal er pas weer sprake zijn van toeslagverlening als de financiële positie zich voldoende heeft hersteld, waarbij ook het negatieve overrendement over 2008 weer moet worden ingelopen. • Beleggingsbeleid; Het bestuur heeft besloten op termijn toe te groeien naar een verdere afdekking van het renterisico. De afdekking van het renterisico is begin 2009 voor een deel doorgevoerd door de premie van 2009 te beleggen in beleggingsfondsen met een hogere rentegevoeligheid. In 2010 zal de gewenste mate en wijze van afdekking van het renterisico nog nader worden onderzocht. Op dit moment is er overleg met de beleggingsadviseur van het pensioenfonds om, rekening houdend met de bijzondere situatie van de markt, het beleggingsbeleid nader uit te werken. • Verondersteld beleggingsrendement in de komende jaren is op 6% bepaald. • De pensioenregeling van Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) is een beschikbare premieregeling met een garantie. De strekking van de garantie is dat het gemiddelde rendement op de pensioendatum tenminste gelijk is aan 4% op jaarbasis. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met de waarde van de 4%-garantie. Naar aanleiding van een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven is de garantieregeling per 1 januari 2009 gewijzigd in een 4%-garantie over 75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde premies en ingekomen waardeoverdrachten. Aanleiding van de wijziging van de pensioenregeling is de uitspraak van het College van Beroep voor het 71
Bedrijfsleven en als zodanig maakt de wijziging van de pensioenregeling geen deel uit van het herstelplan. Dit neemt niet weg dat de wijziging wel leidt tot extra herstelkracht binnen het fonds. Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het tot stand komen van het herstelplan is voldoen aan de wettelijke eisen en evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. Op grond van de uitgangspunten in het herstelplan mag worden geconstateerd dat het fonds binnen 3 jaar naar verwachting zal voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van minimaal vereist eigen vermogen. De geprognosticeerde dekkingsgraad voor het fonds bedraagt na een periode van drie jaar ongeveer 106%. Uit het herstelplan blijkt dat het fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het Vereist Eigen vermogen (VEV). DNB heeft formeel (nog) niet ingestemd met het herstelplan. Instemming hangt af van de opvatting van DNB over hoe om te gaan met het kredietrisico op een verzekeraar. DNB heeft wel aan het fonds kenbaar gemaakt dat zij op dit moment geen nadere herstelmaatregelen verlangt. De werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009 overtrof de in het herstelplan opgenomen verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009. Dit kwam met name door gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten. Ultimo 2009 is er wel nog steeds sprake van een dekkingstekort. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Technische voorzieningen Bedragen x € 1.000 [12] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Correctie inzake overige voorziening Stand einde boekjaar
72
2009
2008
393.223 -36.446 0 356.776
234.238 161.437 -2.452 393.223
Verloop Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Toevoeging pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Wijziging marktrente Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging a.g.v. pensioeningang Wijziging sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
Bedragen x € 1.000 [13] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Waarvan: Herverzekerd Fortis ASR Herverzekerd Hooge Huys Voorzieningen afgedekt door garantiecontract (Zwitserleven) Totaal einde boekjaar
393.223 0 0 -41.879 -13.033
234.238 -636 0 35.109 115.607
-11.801 0 9.769 16.595 3.903 356.776
-11.558 -1.442 0 0 21.905 393.223
2009
2008
24.310 528 24.838
27.669 -3.359 24.310
2.286 3.271
2.341 3.264
19.281 24.838
18.705 24.310
Herverzekeringscontracten Door het pensioenfonds zijn herverzekeringscontracten afgesloten met betrekking tot de volgende pensioenregelingen: • herverzekerd Hooge Huys; • herverzekerd Fortis ASR; • herverzekerd Zwitserleven. Bij Fortis ASR zijn de aanspraken inzake ingegane arbeidsongeschiktheidsrentes en ingegane ANW-hiaten ondergebracht. Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van gewezen deelnemers en ingegaan nabestaandenpensioen ondergebracht. Bij Zwitserleven zijn de aanspraken van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen van een deelpopulatie ondergebracht.
73
Bedragen x € 1.000 [14] Overige voorziening Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Correctie inzake overige voorziening Stand einde boekjaar
2009
2008
2.452 -490 0 1.962
0 0 2.452 2.452
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening vloeit voor uit de invoering van het FTK. Bij de bepaling wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers die op balansdatum korter dan 24 maanden ziek zijn en die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Omdat geen gegevens bekend zijn over de daadwerkelijke ziektegevallen is deze post op basis van een inschatting bepaald, en wel als 2 (jaar) maal 4% (kostenopslag) van de reguliere pensioenpremie. De daling van de voorziening ten opzichte van 2008 wordt veroorzaakt door de forse afname van het actievenbestand gedurende 2009. Bedragen x € 1.000 [15] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Verloop Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Premiestortingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Waardemutaties beleggingen voor risico deelnemers Overige mutaties Stand einde boekjaar
[16] Overige schulden en overlopende passiva Bedragen x € 1.000 Vooruitontvangen prolongatie Premieafrekening Rekeningcouranten verzekeraars Nog te betalen VUT Compensatiefonds Rekeningcourant Olivetti Diverse crediteuren Overlopende kosten Administratiekosten verzekeraars Totaal einde boekjaar
2009
2008
381.751 73.826 455.577
459.388 -77.637 381.751
381.751 24.532
459.388 35.688
-9.276 61.484 -2.914 455.577
-1.005 -89.308 -23.012 381.751
2009
2008
25.879 761 9.234 1.494 14 718 101 0 38.202
30.121 0 9.487 940 228 1.135 780 77 42.768
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
74
11.4.4.1
Risicobeheer en derivaten
Beleid en risicobeheer Voor risicobeheer heeft het bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten: • ALM-beleid en duration-matching. • Dekkingsgraad. • Financieringsbeleid. • Premiebeleid. • Toeslagenbeleid. • Herverzekeringsbeleid. • Risicobeleid alternatieve beleggingen. • Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding. Welke beleidsinstrumenten het bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt men onder andere ALM-studies. Een ALM-studie analyseert de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het bestuur jaarlijks beleggingsrichtlijnen vast waarop het door het fonds uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Op basis van de samenstelling van de beleggingen en verplichtingen per ultimo 2009 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 21,3% van de waarde van de verplichtingen. Omdat voor een deel van de verplichtingen geen solvabiliteit hoeft te worden aangehouden onder meer omdat een deel van de risico’s worden gedragen door individuele deelnemers, is de vereiste solvabiliteit uitgedrukt als percentage van de totale waarde van de voorziening pensioenverplichtingen 18,7%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille. Indien het vereist eigen vermogen zou zijn bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2009, dan is sprake van een evenwichtssituatie bij een solvabiliteit van 20,0% van de waarde van de verplichtingen, resulterend in een vereist eigen vermogen voor het pensioenfonds van 17,5% van de voorziening pensioenverplichtingen.
75
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 van de voorziening pensioenverplichtingen. Risicofactor
(S1)
Benodigde solvabiliteit -/- € 3,90 € 13,88 € 9,98
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets - overig: hedgefondsen Vastgoedrisico indirect Totaal zakelijke waarden risico
(S2)
€ 7,55 € 2,07 € 3,18 € 1,45 € 13,27*
Valutarisico
(S3)
€
5,03
Mutatie 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
€
1,86
Mutatie 30%
Kredietrisico Kredietrisco herverzekeraars Totaal kredietrisico
Spread x 1,4 Spread x 1,4
(S5)
€ 0,64 € 0,10 € 0,74
Verzekeringstechnisch risico
(S6)
€
Effect op passiva
Renterisico vastrentende waarden Renterisico VPV Totaal renterisico
Standaardformule *
3,97
€ 21,29**
Toelichting Duration-afh. renteschok Effect op passiva
Mutatie Mutatie Mutatie Mutatie
25% 35% 30% 25%
Toetsingsverschil = 0,00
Bij de bepaling van het totaal zakelijke waarden risico wordt rekening gehouden met de onderlinge samenhang van de aandelenrisico’s. Het totale zakelijke waarden risico is daarom niet gelijk aan de som van de aandelenrisico’s.
** Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule ( ( S 2 + S 2 + 0,50 × 2 × S × S + S 2 + S 2 + S 2 + S 2 ) ). Op basis van de waarden uit tabel 1 geeft dit 1 2 1 2 3 4 5 6
(9,982 + 13,27 2 + 0,50 × 2 × 9,98 × 13,27 + 5,032 + 1,86 2 + 0,74 2 + 3,97 2 ) = 21,29.
Marktrisico Marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. De beleggingsdoelstellingen bepalen de strategie die de stichting volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. In de dagelijkse praktijk ziet de beleggingscommissie toe op het marktrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de beleggingsrichtlijnen. De totale marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Renterisico Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in de marktrente. SVG kan dit risico beperken door de deelportefeuille van rentegevoelige instrumenten te diversifiëren. Daarnaast bestaat er voor de verplichtingen ook een renterisico omdat de verplichtingen op marktwaarde worden gewaardeerd. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. De duration van de verplichtingen bedraagt ongeveer 15,0 jaar (2008; 15,7 jaar), de duration van de beleggingen ongeveer 7,1 jaar (2008; 7,5 jaar).
76
Balanswaarde 31 dec. 2009
31 dec. 2009
31 dec. 2008
425.553
7,1
7,5
821.103
15,0
15,7
838.983
15,5
n.v.t.
Bedragen * € 1.000 Duration van de vastrentende waarden Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen vóór aanpassing aan de gestegen levensverwachting Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen na aanpassing aan de gestegen levensverwachting
Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Voor het fonds geldt dat bij een rentedaling de waarde van de beleggingen minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. De duration van de verplichtingen is in 2009 afgenomen. Deze afname werd met name veroorzaakt doordat de 4%-garantie als gevolg van het positieve rendement op de beleggingsportefeuille in 2009 aanzienlijk kleiner werd. Echter, de duration van de verplichtingen wordt met circa 0,5 jaar verhoogd als gevolg van de aanpassing van de voorziening aan de gestegen levensverwachting. Om het effect van een renteverandering op de dekkingsgraad te verminderen, wordt het renterisico van de pensioenverplichtingen deels afgedekt. Begin 2009 is een start gemaakt met het verder afdekken van het renterisico door de premie van 2009 te beleggen in beleggingsfondsen met een hogere rentegevoeligheid. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
31 december 2009
31 december 2008
€ 31.315
% 7,4
€ 47.038
% 13,2
200.727 193.511
47,2 45,4
144.594 163.971
40,7 46,1
425.553
100,0
355.603
100,0
77
Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Het valutarisico dat SVG loopt, houdt in hoofdzaak verband met beleggingen waarvan de koers niet in euro is genoteerd. SVG kan deze risico’s beperken door de beleggingsportefeuille te diversifiëren. Het valutarisico voor de beleggingsportefeuilles van SVG ligt voornamelijk bij de zakelijke waardeportefeuilles. In september 2009 heeft het bestuur besloten om het directe valutarisico op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen waar mogelijk strategisch af te dekken. Gedurende het vierde kwartaal van 2009 en het eerste kwartaal van 2010 is deze afdekking geëffectueerd. Eind 2009 wordt voor circa 57,7% (2008: 52,3%) van de aandelenbeleggingsportefeuille buiten de eurozone belegd. Daarnaast zijn er nog beleggingen in vastrentende waarden en overige beleggingen buiten de eurozone belegd. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd: Bedragen * € 1.000 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal
31 december 2009
31 december 2008
3.196 134.296 15.830 69.508
801 129.576 31.236 32.938
222.830
194.551
Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. SVG heeft deze risico’s beperkt door de beleggingsportefeuille te diversifiëren. Er wordt een breed gespreide beleggingsportefeuille aangehouden. Niet alleen vindt er een uitgebreide diversificatie plaats over de verschillende beleggingscategorieën maar ook binnen de verschillende beleggingscategorieën om op deze wijze het marktrisico te dempen. In onderstaande tabellen wordt de diversificatie van de vastgoedbeleggingen en de aandelen naar sectoren en regio’s weergegeven.
78
De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000
Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Gemengd Overige Totaal
31 december 2009
31 december 2008
€
%
€
%
699 2.825 111 233 32.685 1.537
1,9% 7,4% 0,3% 0,6% 85,8% 4,0%
56 217 9 17 6.170 118
0,8% 3,3% 0,1% 0,3% 93,7% 1,8%
38.090
100,0
6.587
100,0
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000
31 december 2009
31 december 2008
€
%
€
%
Europa
38.090
100,0
6.587
100,0
Totaal
38.090
100,0
6.587
100,0
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Nijverheid en industrie Handel (waaronder groothandel en detailhandel) Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Overige dienstverlening Totaal
31 december 2009
31 december 2008
€ 45.774
% 19,7
€ 37.396
% 15,1
64.370
27,6
31.257
12,6
49.774 72.724
21,4 31,3
40.691 138.522
16,4 55,9
232.642
100,0
247.866
100,0
79
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Europa Verenigde Staten Japan Overige Totaal
31 december 2009
31 december 2008
€ 131.436 71.293 8.514 21.398
% 56,5% 30,6% 3,7% 9,2%
€ 113.735 65.026 6.981 62.124
% 45,9% 26,2% 2,8% 25,1%
232.641
100,0%
247.866
100,0%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan. Voor het fonds heeft het kredietrisico vooral betrekking op de afgesloten contracten met de diverse verzekeraars. Door dergelijke contracten met verschillende tegenpartijen af te sluiten en bij de selectie van die partijen groot belang te hechten aan debiteurenkwaliteit en een minimaal vereiste kredietwaardigheid, kunnen door SVG kredietrisico’s worden beperkt. Door de kredietcrisis is in 2008 en 2009 het denken over de kredietwaardigheid van verzekeraars genuanceerder geworden. Daarnaast zijn diverse verzekeraars geconfronteerd met een afwaardering van hun kredietwaardigheid. Voor SVG is dit zowel van belang voor de door haar afgesloten garantiecontracten als voor de door haar afgesloten kapitaalcontracten. Met ASR, Delta Lloyd en Nationale Nederlanden is een tijdelijke oplossing overeengekomen. Dit betreft bij ASR en Delta Lloyd een pandakte en met Nationale Nederlanden een aansprakelijkheidsstelling. In het tweede kwartaal van 2010 zal de structurele oplossing om het kredietrisico te beperken, worden geformaliseerd. Dit betekent dat het juridische eigendom van de beleggingen door de bovengenoemde partijen wordt overgedragen aan SVG. Om rekening te houden met de afgenomen kredietwaardigheid van de verzekeraars waarmee garantiecontracten zijn afgesloten heeft in de jaarrekening een afwaardering plaatsgevonden van de waarde van de garantiecontracten. Voor het contract bij Zwitserleven heeft deze afwaardering plaatsgevonden op de beleggingen, voor de andere contracten via de voorziening pensioenverplichtingen herverzekering. Het kredietrisico dat wordt gelopen binnen de beleggingsportefeuilles, wordt beheerst door het afsluiten van contracten met veel verschillende tegenpartijen in verschillende sectoren. Zie voor de verdeling van de beleggingen in vastgoed en in aandelen de tabellen onder het kopje prijsrisico. Tevens wordt bij de selectie van die partijen groot belang gehecht aan debiteurenkwaliteit en een minimaal vereiste kredietwaardigheid.
80
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000 AAA AA A BBB < BBB Geen rating Totaal
31 december 2009
31 december 2008
€ 191.092 51.874 96.035 21.414 51.473 13.664
% 44,9 12,2 22,6 5,0 12,1 3,2
€ 177.754 35.242 50.473 24.020 35.771 32.345
% 50,0 9,9 14,2 6,7 10,1 9,1
425.552
100,0
355.605
100,0
Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onder andere onderzocht in de ALMstudie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit is niet het geval per 31 december 2009 (eveneens per 31 december 2008). Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. De belangrijkste korte termijnverplichting van het fonds betreft de betaling in verband met uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten. Deze verplichting is voor het grootste deel uitbesteed aan ASR en Nationale Nederlanden. De verplichting wordt afgewikkeld via de rekeningcourantverhouding met deze verzekeraars. Op grond van de afspraken in de overeenkomsten en de Service Level Agreements worden deze risico’s beheerst. De omvang van de door de werkgever verschuldigde premiebedragen is dermate groot in verhouding tot de verschuldigde uitkeringen dat hiermee het liquiditeitsrisico goed kan worden beheerst.
81
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van: • Langleven; • Overlijden; • Arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafels 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte (man/vrouw -3/-1) wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst. Daarnaast blijkt uit berekeningen van het CBS en het Actuarieel Genootschap (AG) dat de levensverwachting in de afgelopen jaren sterker is gestegen dan verwacht. In de loop van 2010 zal het daarom een nieuwe prognosetafel publiceren. Vooruitlopend op deze publicatie zijn de technische voorzieningen van de aansprakenregelingen voor risico van het pensioenfonds verhoogd met 5,5%. Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht, die onderdeel is van de opslag die bij de werkgever in rekening wordt gebracht. Met betrekking tot het overlijdensrisico is vervolgens sprake van gedeeltelijke herverzekering binnen de kapitaalcontracten van ASR en Nationale Nederlanden. Het fonds houdt het arbeidsongeschiktheidsrisico in eigen beheer. Toeslagrisico Het toeslagbeleid van het fonds is expliciet voorwaardelijk geformuleerd. Voor het toeslagbeleid kan in grote lijnen onderscheid worden gemaakt tussen de aanspraken uit de “standaard” Getronics Pensioenregeling en de overige aanspraken binnen het fonds. Voor de aanspraken uit de “standaard” Getronics Pensioenregeling is het toeslagbeleid direct afhankelijk van het beschikbare overrendement. Voor de overige aanspraken is het toeslagbeleid direct afhankelijk van de beschikbare financiële middelen van het fonds. Het toeslagrisico heeft betrekking op alle premievrije en ingegane pensioenaanspraken. Daarnaast zijn binnen het pensioenfonds nog pensioenspaarsaldi verzekerd. Over deze saldi wordt geen toeslagrisico gelopen met uitzondering van de voor de saldi geldende 4%-garantie. De 4%-garantie heeft het karakter van een DB-toezegging en wordt als zodanig gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Daarnaast wordt met het risico van de 4%-garantie rekening gehouden bij het bepalen van de vereiste buffers binnen de FTK-toets.
82
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten, als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Dit risico wordt gemitigeerd door de SAS70 Type 2-rapportages welke het fonds van de uitvoerders ontvangt. Het bestuur van het fonds heeft ook samen met de verschillende uitvoerders een SLA opgesteld met betrekking tot de geleverde diensten, waarover periodiek door de uitvoerders wordt gerapporteerd. Het bestuur stuurt op deze rapportages. Daarnaast heeft het bestuur besloten om zich vanaf 2009 bij de uitvoering van haar taken te laten ondersteunen door TKP Pensioen B.V. (TKP), waarbij een belangrijke taak van TKP is om de operationele risico’s te minimaliseren. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten Het fonds heeft geen derivaten in haar beleggingsportefeuille.
83
11.4.5 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV en TKP Investments BV per 1 april 2009. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenverslaggeving, bestuursondersteuning en fiduciairbeheer tot 31 december 2013 met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2009 bedraagt € 1,0 miljoen. In verband met de afgesloten uitbestedingsovereenkomsten met Nationale Nederlanden en Fortis ASR die nog één respectievelijk twee jaar doorlopen, bedraagt de jaarlijkse verplichting voor de stichting circa € 1,8 miljoen (2008: € 1,3 miljoen). De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt circa € 2,7 miljoen (2008: € 3,5 miljoen).
84
11.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten Bedragen x € 1.000 [17] Premiebijdragen (van werkgever en werknemers SVG-regeling) Bedragen x € 1.000 [18] Werkgeversbijdrage (opslag)
2009
2008
26.839
35.643
2009 7.655
2008 8.883
De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal 11,1% (2008: 10,8%) van de loonsom. De feitelijke premie als vermeld in onderstaande tabel is gelijk aan de som van de premiebijdragen en de werkgeversbijdrage. Omdat het fonds geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen is alleen de kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme opgenomen. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. 2009 € 34.366 34.494
Bedragen x € 1.000 Kostendekkende premie Feitelijke premie
2008 € 47.663 44.526
De daling van de premie ten opzichte van 2008 hangt samen met de vervreemding van een aantal bedrijfsonderdelen. Bedragen x € 1.000 2009 [19] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds en deelnemers Aandelen Directe opbrengsten 0 Indirecte opbrengsten 54.806 Aandelen totaal 54.806
2008
3.518 -130.231 -126.713
Vastrentende waarden Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
8.825 32.610 41.435
7.400 -12.900 -5.500
Vastgoed Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
487 -1.764 -1.277
93 -2.790 -2.697
Overige beleggingen Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal
0 19.168 19.168
813 -20.104 -19.291
85
Derivaten Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal Liquide middelen Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Bij: mutatie afwaardering Zwitserleven Af: kosten vermogensbeheer Totaal waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
0 -21 -21
0 0 0
10 60 70
0 0 0
806 -844
-2.154 -893
114.143
-157.248
8.478 105.665
10.931 -168.179
In de beleggingsresultaten zijn ook opgenomen de beleggingsresultaten voor risico deelnemers. De kosten van vermogensbeheer zijn in mindering gebracht op de beleggingsresultaten. Bedragen x € 1.000 [20] Overige baten Ontvangen buffer werkgever Baten uit herverzekering (uitkeringen, ontvangen resultatendeling, mutatie actiefpost) Totaal
2009
2008
0
454
556 556
356 810
Bedragen x € 1.000 [21] Pensioenuitkeringen (Tijdelijk) Ouderdomspensioen (Tijdelijk) Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkopen Overige uitkeringen Totaal
2009
2008
10.930 1.622 116 665 10 0 13.343
8.406 1.312 142 625 0 710 11.195
2009
2008
13 616 1.869 1.195 0 58 3.749
0 0 970 2.654 0 134 3.758
Bedragen x € 1.000 [22] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Administratiekosten TKP Administratiekosten verzekeraars Advies- en controlekosten Dwangsommen en boetes Overige Totaal
86
In de bestuurskosten zijn begrepen de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders (2009: € 1.000). De bestuurders ontvangen geen bezoldigingen van het fonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Naast de kostenvergoedingen zijn onder de bestuurskosten opgenomen de kosten voor gevolgde cursussen en opleidingen. Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd. Onder de advies- en controlekosten zijn de volgende accountantshonoraria opgenomen (x € 1.000): Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet-controlediensten Totaal
113 0 0 138 251
86 0 0 704 790
2009
2008
-36.447
158.985
2009
2008
528
3.629
576
3.771
-48 528
-142 3.629
Bedragen x € 1.000 [25] Mutatie overige technische voorziening
2009 -490
2008 2.452
Bedragen x € 1.000 [26] Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers
2009
2008
73.826
-77.637
2009
2008
-114 330 216
-5.224 11.492 6.268
Bedragen x € 1.000 [23] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Bedragen x € 1.000 [24] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen waarvan: Toename voorziening in garantiecontracten Toename voorziening pensioenverplichtingen herverzekering Totaal
Bedragen x € 1.000 [27] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal
87
Bedragen x € 1.000 [28] Overige lasten Overlijdensrisico nabestaanden Lasten uit herverzekering (resultatendeling) Overige Totaal
2009
2008
0 1.127 132 1.259
2.949 0 0 2.949
Aantal personeelsleden Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV.
88
11.4.7 Verbonden partijen Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: • Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. • De betalingsverplichting van de werkgever, die bestaat uit de som van de beschikbare premies op grond van artikel 2.1. van het pensioenreglement en een opslag welke in 2009 gelijk is aan 4% van de som van de spaargrondslagen. • De opslag van 4% is bestemd voor de pensioenuitvoeringskosten, administratiekosten, risicodekking en buffervorming. • Het maximum van de betalingsverplichting van de werkgever is vastgesteld op 16% van de som van de jaarsalarissen. • De betalingsverplichting wordt op de eerste werkdag van het betreffende jaar volledig voldaan op basis van een voorschotnota, waarna einde jaar een afrekening plaatsvindt. Enkele elementen uit de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het fonds: • De werkgever verplicht zich de totale bijdrage voor de pensioenregeling, dit wil zeggen zowel het werkgeversdeel als de deelnemersbijdrage, te voldoen aan het fonds. Dit betreft de jaardotatie op de pensioenbestemmingsrekening voor alle deelnemers; • Jaarlijks betaalt de werkgever het fonds een bedrag ter grootte van een percentage van de som van de spaargrondslagen van de deelnemers. Dit bedrag is voor de dekking van het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico alsmede de administratie-, beheers- en beleggingskosten en de bijdragen die benodigd zijn voor de noodzakelijke buffers. Voor 2009 is dit percentage vastgesteld op 4% (2008: 3,785%). • Jaarlijks betaalt de werkgever de bijdrage zoals deze benodigd is voor de pensioenreglementsbijlage “Overgangsbepalingen”. • De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan het fonds te verminderen of te staken. • In de uitvoeringsovereenkomst is een maximale werkgeversbijdrage, inclusief de bijdrage van de werknemers, vastgelegd van 16% van de loonsom. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. Het pensioenfonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het pensioenfonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast.
89
11.5
Actuariële analyse
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: Bedragen x € 1.000
2009
2008
13.714 93.704 619 0 1.707 -486
-115.607 -103.049 1.530 -546 1.212 143
Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken
2.054 0
-4.375 0
-17.890 -213
0 -2.819
Totaal resultaat
93.209
-223.511
Het resultaat in 2009 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: •
• •
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante, maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De rentetermijnstructuur ultimo 2009 ligt voor korte looptijden onder de rentetermijnstructuur ultimo 2008, vanaf looptijd 13 ligt de rentetermijnstructuur ultimo 2009 boven die van 2008. Als gevolg van de gewijzigde rentetermijnstructuur is de voorziening gedaald en is er een positief resultaat van € 13,7 miljoen. Er is in 2009 een beleggingsrendement gerealiseerd van 15,4%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 3,6% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 93,7 miljoen. Als gevolg van een structureel lager dan verwachte sterfte zal in 2010 een nieuwe prognosetafel met hogere overlevingskansen worden uitgegeven. Deze hogere kansen betekenen een materiële verzwaring van de voorziening. Deze verwachte verzwaring is middels een opslag van 5,5% meegenomen in de bepaling van de voorziening van de aansprakenregelingen voor risico van het pensioenfonds, wat leidt tot een negatief resultaat van € 17,9 miljoen.
De overige resultaten worden voornamelijk veroorzaakt doordat de verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid.
90
Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Omdat het fonds geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen is alleen de kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme opgenomen. (bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling; - regulier - spaar ▪ ▪
opslag voor uitvoeringskosten; de risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit; ▪ premies risicoherverzekering; ▪ ANW-premies; ▪ Premie t.b.v. compensatie administratiekosten gewezen deelnemers; ▪ de solvabiliteitsopslag, dit is de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen; Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
- regulier
2009
2008
-63
-636
24.532 3.749
35.688 3.745
981 2.720 1.136
1.250 2.949 0
649
0
662 34.366
4.667 47.663
34.494
44.526
De feitelijke premie bedraagt € 34,5 miljoen. Dit betreft de premiebijdragen en de werkgeversbijdrage. Het fonds voldoet in 2009 aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. In 2008 was de feitelijk ontvangen premie lager dan de kostendekkende premie. Dit wordt met name veroorzaakt door de impact van de 4%-garantie op de kostendekkende premie en de benodigde opslag om op de pensioendatum het kapitaal om te zetten in een pensioenaanspraak. Zoetermeer, 21 juni 2010 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra P.R.J.M. Smits A.C. Mögelin J. Phaff H. Wesseling
91
Overige gegevens
92
12.
Overige gegevens
12.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2009 is toegevoegd aan de algemene reserve.
12.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen significante gebeurtenissen na balansdatum te melden.
93
12.3
Accountantsverklaring
Aan: het bestuur van Stichting Voorzieningsfonds Getronics
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Thomas R. Malthusstraat 5 1066 JR Amsterdam Postbus 90357 1006 BJ Amsterdam Telefoon (020) 568 66 66 Fax (020) 568 68 88 www.pwc.com/nl
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
PricewaterhouseCoopers is de handelsnaam van onder meer de volgende vennootschappen: PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287) en PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289). Op diensten verleend door deze vennootschappen zijn Algemene Voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Deze Algemene Voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam en ook in te zien op www.pwc.com/nl.
94
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Voorzieningsfonds Getronics per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 21 juni 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
95
12.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam is aan Hewitt Associates BV de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
96
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingskort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 131 (minimaal vereist eigen vermogen) en 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mijn mening slecht, vanwege het dekkingstekort. Eindhoven, 21 juni 2010 w.g.
Ir. M.J.M. Pernot AAG verbonden aan Hewitt Associates BV
97
Bijlagen
98
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Deelnemers, actief en voortgezet
Stand ultimo verslagjaar * Bij
Af
8.321
647
3.681
5.287
Gewezen deelnemers
13.956
4.423
120
18.259
Ingegane pensioenen
1.139
267
18
1.388
(tijdelijk) Ouderdomspensioen
694
208
10
892
Arbeidsongeschiktheidspensioen **
121
33
2
152
Partnerpensioen
220
22
1
241
Wezenpensioen
104
4
5
103
23.416
5.337
3.819
24.934
waarvan:
Totaal:
* De vervreemding van enkele bedrijfsonderdelen heeft een impact van circa 2.750 deelnemers. ** De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2009 zowel opgenomen onder actieven als onder ingegane pensioenen. Ultimo 2009 zijn onder de ingegane pensioenen 152 deelnemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering opgenomen.
99
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen, zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt extra ten opzichte van de benchmark in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken, wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AG-Prognosetafels Prognosetafels gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Beschikbare-premieregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld.
100
Code Tabaksblat De Nederlandse Corporate Governance Code. Commodities Beleggingen in goederen en grondstoffen. Corporate Governance (pensioenfondsen) Goed pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Fund of funds Een beleggingsfonds welke belegd in andere beleggingsfondsen. FVP-bijdrage Is een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk bij werkloosheid Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen.
101
Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruikgemaakt wordt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te sparen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Minimaal vereist eigen vermogen De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Rentetermijnstructuur Is het verband tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Stichtingskapitaal en reserves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. Swap Is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij wordt afgesproken om gedurende een bepaalde periode bepaalde betalingen met elkaar uit te wisselen, bijvoorbeeld het ruilen van vaste rentebetalingen en variabele rentebetalingen.
102
Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
103
Colofon Uitgegeven door Stichting Voorzieningsfonds Getronics Teleportboulevard 121, Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 19 90 Fax 050 313 82 01 www.getronicspensioen.nl internet
[email protected] emailadres Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
104