Jaarverslag 2011 Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Datum rapport Auteur
22 juni 2012 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief 050-5821990
Inhoudsopgave Kerncijfers Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2011 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.3 Risicobeheer 4. Verslag van het vermogensbeheer 4.1 Algemeen 4.2 Vastrentende waarden 4.3 Aandelen 4.4 Vastgoedbeleggingen 4.5 Alternatieve beleggingen 4.6 Rendementen pensioenrekening 5. Pensioenen 5.1 Pensioencommunicatie 5.2 Pensioenadministratie 5.3 Pensioenregeling 5.5. Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Bestuurscommissies 7.4 Goed Pensioenfondsbestuur 7.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.6 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.7 Gedragscodes 7.8 Geschillen 7.9 Deelnemersraad 7.10 Organisatie en uitvoering 7.11 Uitvoeringskosten 7.12 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Controle verklaring 2
4 6 7 10 10 10 11 15 15 17 22 27 27 29 30 31 31 33 35 35 36 37 40 45 47 47 47 47 48 52 53 53 53 54 54 55 56 56 58 59 59 60 61 62 96 97 97 97 98
10.4 10.5 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Actuariële verklaring Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
100 102 103 104 105
Kerncijfers 2010
2009
2008
2007
5.084 17.154 1.577 23.815
5.041 17.601 1.467 24.109
5.287 18.259 1.388 24.934
8.321 13.956 1.139 23.416
8.247 12.796 857 21.900
Kostendekkende premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen
31.139 33.691 2.550 17.373
28.839 34.893 3.612 15.810
34.366 34.494 3.749 13.343
47.663 44.526 3.758 11.195
45.766 43.328 3.644 9.728
Toeslagverlening Inactieve deelnemers Saldo Overige pensioenen
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,95%
-78.434
-8.187
345
-92.864
130.647
41.243 142.594 1.027.069 92,4%
40.459 140.007 915.065 99,1%
37.762 156.872 839.153 100,0%
36.078 184.409 801.736 88,4%
34.020 129.887 714.165 118,5%
Gemiddelde duration Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerde deelnemers
16,3 16,8 23,2 11,1
15,7 15,9 22,5 10,5
15,0 14,4 21,5 9,5
15,7 15,4 19,3 9,9
11,4 9,7 14,5 14,5
Duration vastrentende waarden
10,8
9,3
7,1
-
-
2,7%
3,5%
3,9%
-
-
900.8253 20.417 16.409
918.200 16.995 32.379
843.647 8.478 105.665
744.863 10.931 -168.179
884.356 14.421 16.965
Bedragen x € 1,0 duizend
2011
Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers1 Ingegane pensioenen2 Totaal aantal verzekerden Pensioenen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad
Rentetermijnstructuur (RTS) Beleggingen Balanswaarde Directe beleggingsopbrengsten 4 Indirecte beleggingsopbrengsten
4
Beleggingsportefeuille5 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen Beleggingsrendement Totale portefeuille Benchmarkrendement portefeuille
40.933 268.321 493.042 3.973 94.556 900.825
43.717 255.123 457.998 1.320 160.042 918.200
38.090 232.641 424.204 148.712 843.647
6.587 247.866 353.451 136.959 744.863
235.962 326.507 90 321.797 884.356
4,0% 3,7%
5,8% 5,8%
15,4% 14,5%
-18,5% -14,8%
4,6% 4,0%
1
Het pensioenfonds voert een actief beleid “afkoop klein pensioen”. De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2009 zowel opgenomen onder actieven als onder ingegane pensioenen. Ultimo 2011 zijn onder de ingegane pensioenen 129 deelnemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering opgenomen (ultimo 2010: 143). 3 De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers. De negatieve derivaten zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans. 4 De mutatie in de afwaardering van de beleggingen in het depot bij SNS is tot en met 2009 opgenomen onder de indirecte beleggingsopbrengsten. Ultimo 2010 wordt er conform wet- en regelgeving niet afgewaardeerd. 5 Met ingang van 2009 worden de beleggingscategorieën volgens de FTK-grondslagen weergegeven. 2
5
Bestuursverslag
6
1.
Woord van de voorzitter
We hebben in Nederland één van de beste pensioenstelsels ter wereld en toch bevindt de Nederlandse pensioenwereld zich in een moeilijke situatie. Al enkele opeenvolgende jaren is er sprake van financiële onrust. De turbulentie rondom pensioenen doet de discussie over de toekomst van ons huidige pensioenstelsel nog harder aanwakkeren. We worden steeds ouder en de economische onrust zet ons pensioenstelsel verder onder druk. De sociale partners zijn op totaalniveau een nieuw Pensioenakkoord overeengekomen. Het pensioenfonds is lid van de Pensioenfederatie en volgt de pensioenontwikkelingen aandachtig en actief. In 2011 is het vertrouwen in het Nederlandse pensioenstelsel verder afgenomen. Veel deelnemers en pensioengerechtigden hadden het beeld dat de pensioenen gegarandeerd en waardevast waren. Deze harde garantie heeft nooit bestaan. Het is onze taak om iedereen uit te leggen hoe het wél in elkaar steekt, helder uit te leggen waar het bestuur mee bezig is en wat dit concreet voor alle belanghebbenden betekent. In dit jaarverslag van Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) leggen wij verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2011. Financiële positie Aan het begin van het jaar was de algemene verwachting dat de economie in 2011 zou aantrekken. In de loop van het jaar kregen de negatieve berichten over de hoge overheidsschulden van vooral de Zuid-Europese landen de overhand. In de tweede helft van 2011 verslechterde door de onzekerheden op de financiële markten het economische klimaat sterk. Dit had ook effect op de financiële positie van het pensioenfonds. De financiële positie van het pensioenfonds wordt uitgedrukt in de dekkingsgraad. De dekkingsgraad van SVG bedroeg eind 2011 92,4% (2010: 99,1%). Bij de vaststelling van de dekkingsgraad is rekening gehouden met het rentebesluit van De Nederlandsche Bank en de extra storting van de werkgever. De voornaamste oorzaak van de daling van de dekkingsgraad is de daling van de marktrente. Als gevolg hiervan stijgt de voorziening van de pensioenverplichtingen waardoor de dekkingsgraad daalt. Beleggingsrendement De rendementen van de beleggingen waren in 2011 positief. Het totaalrendement op de beleggingen bedroeg in 2011 4,0% (2010 5,8%). Dit percentage is inclusief de afdekking van het renterisico en valutarisico. Het positieve resultaat wordt veroorzaakt door beleggingen in (langlopende) Europese staatsobligaties en de derivaten (renteswaps) die gericht zijn op het afdekken van het renterisico. De pensioenregeling van SVG is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De ingelegde premies voor (gewezen) deelnemers worden voor risico van de (gewezen) deelnemers belegd in de zogeheten collectieve portefeuille of in één van de vrije beleggingsmixen. Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2011 0,3% (2010 7,4%). De rendementen van de vrije beleggingsmixen gaven in 2011 een wisselend beeld. De mixen waarin voor minder dan 30% wordt belegd in aandelen tonen een positief rendement. De andere mixen behaalden over 2011 een negatief rendement. Toeslagverlening Het pensioenfonds heeft moeten besluiten dat de pensioenen per 1 januari 2012 niet worden verhoogd met de prijsontwikkeling. Hoewel het pensioenfonds de ambitie heeft om de pensioenen aan te passen aan de prijsontwikkeling, is dit niet gegarandeerd. De toeslagverlening bij Stichting Voorzieningsfonds Getronics is altijd voorwaardelijk.
7
Risicomanagement Het afgelopen jaar heeft het bestuur veel aandacht besteed aan het risicomanagement. Jaarlijks wordt een inventarisatie uitgevoerd om de risico’s die het pensioenfonds loopt in kaart te brengen. Per risico is een actiehouder in het bestuur benoemd die verantwoordelijk is voor de monitoring van het risico. Op kwartaalbasis wordt over alle risico’s gerapporteerd. Evaluatie herstelplan In 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij DNB. Het herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. De evaluatie per 31 december 2011 is op 10 februari 2012 ingediend bij DNB. Het bestuur is van mening dat uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op basis van de huidige dekkingsgraad, de in het herstelplan opgenomen maatregelen en de eenmalige borgstelling van de werkgever binnen de wettelijke termijnen kan herstellen. Bij deze evaluatie is door het pensioenfonds een verwacht beleggingsrendement van 6% gehanteerd. Aanvullende maatregelen, zoals het verlagen van de pensioenen, zijn vooralsnog niet nodig. DNB heeft op 15 mei 2012 gereageerd op het ingediende evaluatie en aangegeven dat deze evaluatie per ultimo 2011 geen aanleiding geeft tot opmerkingen over de voortgang van het herstel. Visitatiecommissie Over 2011 heeft de visitatiecommissie een volledige visitatie uitgevoerd. De rapportage over het functioneren van het bestuur is positief. De aanbevelingen van de commissie worden door het bestuur onderschreven en ondersteunen het pensioenfonds bij het continu verbeteren van de procedures en processen. Voor de samenvatting van de bevindingen van de visitatiecommissie en de reactie van het bestuur hierop, wordt verwezen naar paragraaf 7.3.1. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2011 als goed bestuur heeft gehandeld en daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever heeft gediend. Multi-opf Het bestuur heeft in 2011 op verzoek van de werkgever KPN samen met de besturen van de andere KPN pensioenfondsen de mogelijkheden onderzocht om samen te gaan in een Multi ondernemingspensioenfonds (Multi-opf). In het Multi-opf blijven de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm, worden voordelen behaald ten aanzien van de uitvoering en de besturing van het pensioenfonds. Elk bestuur moet afzonderlijk instemmen over het samengaan in een Multi-opf. De verwachting is dat hierover op zijn vroegst eind 2012 een besluit wordt genomen. Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. De communicatiecommissie heeft aandacht besteed aan het verder verbeteren van de communicatie en informatievoorziening. Dit heeft ondermeer geleid tot de lancering van een nieuwe website in 2011. In 2011 heeft het pensioenfonds een presentatie gegeven tijdens de jaarvergadering van de Vereniging van Gepensioneerden Getronics. Doel van deze bijeenkomst is het informeren van en het vergroten van de dialoog met de pensioengerechtigden. Tijdens deze bijeenkomst stond de financiële positie van het pensioenfonds centraal. Uitbesteding Per 1 januari 2012 heeft SVG zowel de pensioenadministratie als het vermogensbeheer opnieuw aanbesteed. De pensioenadministratie wordt vanaf deze datum uitgevoerd door TKP Pensioen en het vermogensbeheer wordt vanaf deze datum uitgevoerd door TKP Investments. 8
Bestuur In 2011 hebben de heren Smits en Wesseling afscheid genomen. Het bestuur dankt beide heren voor hun inzet en persoonlijke bijdragen voor het pensioenfonds in een zeer turbulente tijd. Het bestuur verwelkomt hun opvolgers de heren Meurs en Ebbers. Per 1 januari 2012 is de bestuurstermijn van de heer Mögelin verlengt voor een periode van drie jaar. Sinds begin 2011 is de Beleidsregel deskundigheid 2011 van DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) van kracht. Hiermee verduidelijken de toezichthouders wat zij verstaan onder deskundigheid en welke aspecten zij bij de toetsing van een bestuurslid in aanmerking nemen. Het bestuur heeft deze beleidsregel vertaald in een eigen beleidsdocument Deskundig en Competent Pensioenfondsbestuur. Toekomstverwachtingen Het jaar 2012 belooft, evenals de afgelopen jaren, een uitdagend jaar te worden. De gevolgen van de schuldencrisis zijn moeilijk in te schatten. Het pensioenfonds blijft zich inspannen om de risico’s te beperken en de ingegane pensioenen zo veel mogelijk veilig te stellen. De verwachting is dat het Pensioenakkoord, dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid in 2011 hebben gesloten, in 2012 duidelijke contouren krijgt. Daarnaast zal het nieuwe pensioencontract waarschijnlijk vorm krijgen. Deze veranderingen hebben tot doel de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel te waarborgen. Ook heeft op 30 mei 2012 het kabinet de hoofdlijnennota ‘herziening financieel toetsingskader pensioenen’ gepubliceerd. In deze nota geeft het kabinet de aanpassing weer die het voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken. Wat de exacte gevolgen zijn voor ons pensioenfonds is nog niet bekend. Apeldoorn, 22 juni 2012 F.H.K. Ooms, voorzitter
9
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) is statutair gevestigd te Amsterdam ten kantore van KPN Corporate Market BV. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203004. SVG is een ondernemingspensioenfonds. De stichting heeft sinds haar oprichting in 1985 tot doel de uitvoering te verzorgen van de pensioenvoorzieningen welke voor de medewerkers van KPN Corporate Market zijn getroffen. De meeste (gewezen) deelnemers van SVG nemen deel aan de flexibele Getronicspensioenregeling. Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. Daarnaast voert het fonds nog een aantal regelingen uit voor gesloten groepen van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Deze regelingen worden gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds circa 23.800 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa € 900 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan ASR Levensverzekeringen NV (ASR), Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV (Nationale Nederlanden), Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (Syntrus Achmea), Delta Lloyd Levensverzekeringen NV (Delta Lloyd) en Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (ZwitserLeven). Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door BNP Paribas Investment Partners (BNP), ING Investment Management (ING), Delta Lloyd Asset Management (Delta Lloyd) en SNS Asset Management (SNS). Daarnaast voeren Aon Consulting Nederland cv, TKP Pensioen BV en TKP Investments BV ondersteunende activiteiten uit. Uitgangspunt bij de uitbesteding is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris van Aon Consulting Nederland cv en externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV. Vanaf 1 januari 2012 is de uitvoering van de pensioenregeling uitbesteed aan TKP Pensioen. Het vermogensbeheer is vanaf 1 januari 2012 uitbesteed aan TKP Investments.
2.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van KPN Corporate Market BV en de met haar gelieerde Nederlandse ondernemingen, voor zover de medewerkers niet deelnemen aan een andere pensioenregeling. De doelstelling van SVG is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het streven van hoofdsombehoud van de SVG-regeling (Premieovereenkomst) en in het in stand houden van nominale aanspraken voor ingegane pensioen en pensioenaanspraken van de overige 10
pensioenregelingen (DB-aanspraken). Daarnaast streeft het fonds naar het waardevast houden van de ingegane pensioenen, de opgebouwde pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken van de overige regelingen. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen, risicomanagement en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2011.
2.3
Personalia
Bestuur SVG heeft een paritair samengesteld bestuur en bestaat uit drie werkgeversvertegenwoordigers en drie werknemersvertegenwoordigers. Het bestuur wordt terzijde gestaan door een adviserend- en certificerend actuaris en een externe accountant, enkele commissies, een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst, Alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn uitbesteed. Benoemd door de werkgever Naam
Functie in bestuur Voorzitter
Bestuurslid vanaf 01-07-1999
Bestuurslid tot ----
J.K. Dijkstra
Bestuurslid
15-02-2008
----
Functie/in dienst van Directeur Compensation & Benefits KPN IT Program Director
F.H.K. Ooms
E.F.M Meurs
Bestuurslid
01-07-2011
----
Director Finance
Bestuurslid tot 01-01-2012
Functie/in dienst van Consultant
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
A.C. Mögelin
Bestuurslid
Bestuurslid vanaf 01-01-2009
M.H.B. Ebbers
Bestuurslid
11 -03-2011
11-03-2014
Directeur
J. Phaff
Bestuurslid
01-06-2009
01-06-2012
Competence Manager
De heer P.R.J.M. Smits is per 1 juli 2011 afgetreden als bestuurslid benoemd door de werkgever en per 1 juli 2011 opgevolgd door de heer E.F.M. Meurs. Per 1 februari 2011 is de heer H. Wesseling afgetreden als bestuurslid benoemd namens de deelnemers en per 11 maart 2011 opgevolgd door de heer M.H.B. Ebbers. Daarnaast is de heer A.C. Mögelin door het bestuur herbenoemd en zal ook vanaf 1 januari 2012 als bestuurslid namens de deelnemers fungeren. De bestuursleden namens de werkgever zijn voor onbepaalde tijd benoemd door Getronics N.V. De bestuursleden namens de deelnemers zijn verkozen voor een periode van 3 jaar. De bestuursleden ontvangen geen kostenvergoedingen en geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. De werkgever stelt hun in staat om voldoende tijd te kunnen besteden aan het pensioenfonds,
11
Deelnemersraad De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en pensioengerechtigden. De deelnemersraad vergadert ten minste tweemaal per jaar samen met het bestuur. Bij belangrijke onderwerpen vraagt het bestuur advies aan de deelnemersraad. Dit zijn onderwerpen zoals wijzigingen van de statuten, wijzigingen van het pensioenreglement, toeslagbeleid, wijziging van de uitvoeringsovereenkomst en vaststelling van het jaarverslag, ABTN of een langetermijnherstelplan. De deelnemersraad heeft alle rechten die op grond van de Pensioenwet toekomen aan de deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds. De deelnemersraad is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie in deelnemersraad
J.H. Bosman
Deelnemers
01-04-2008
01-04-2014
Voorzitter
D. Houtman
Deelnemers
01-04-2008
01-04-2014
Vice-voorzitter
G. de Jong
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Secretaris
G. Kleingeld
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Lid
R. Weggeman
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2012
Lid
B. Bloemendal
Gepensioneerden
01-04-2008
01-04-2014
Lid
De heer D. Houtman is december 2011 afgetreden, wegens pensionering. Het bestuur heeft begin 2012 de heer E. Poelstra als kandidaat voorgedragen als opvolger van de heer Houtman. De procedure van de kandidaatstelling en benoeming is in mei 2012 afgerond. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan van de stichting bestaat uit drie leden, te weten één vertegenwoordiger van de werkgever, één vertegenwoordiger van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur bespreekt ten minste eenmaal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Dit oordeel is opgenomen in paragraaf 7.4.2: ‘Verslag verantwoordingsorgaan’. Het verantwoordingsorgaan is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie
E.J.K Offereins
Deelnemers
01-02-2012
01-02-2015
Delivery Manager
R.E.G.A. van Kints
Werkgever
01-10-2011
-
Director Finance
C. Rollfs of Roelofs
Pensioengerechtigden
01-05-2010
01-05-2013
Gepensioneerd
In 2011 zijn de volgende leden afgetreden: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie
T. van Gent
Deelnemers
01-05-2010
17-07-2011
Project manager
E.F.M. Meurs
Werkgever
01-02-2010
01-07-2011
Director Finance
12
De heer T. van Gent is per 17 juli 2011 afgetreden en is per 1 februari 2012 opgevolgd door de heer E.J.K. Offereins. De heer R.E.G.A. van Kints is per 1 oktober 2011 door het bestuur benoemd als opvolger van de heer E.F.M. Meurs. Visitatiecommissie Voor de invulling van het intern toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld en bestaat uit: A.Th.M. van Hulst M. Roest mw. A.J.E.M. Vollenbroek Communicatiecommissie De verantwoordelijkheid van de communicatiecommissie is het bestuur te adviseren over alle communicatieaangelegenheden. De communicatiecommissie is als volgt samengesteld: De heer J. Phaff (voorzitter) De heer A.C. Mögelin De heer J.K. Dijkstra Beleggingscommissie De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft als taak het opstellen van het beleggingsplan, het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerders en het laten uitvoeren van een beleggingsbeleid op basis van de strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggings- en performancedoelstellingen. De
beleggingscommissie is als volgt samengesteld: De heer F.H.K. Ooms (voorzitter) De heer P.R.J.M. Smits (afgetreden per 1 juli 2011) De heer E.F.M. Meurs (lid per 1 juli 2011) De heer J.K. Dijkstra De heer H. Wesseling (afgetreden per 1 februari 2011) De heer M.H.B. Ebbers (lid per 11 maart 2011) De heer J. Mensonides (extern adviseur)
Audit en Financiële Commissie (per 1.1.2012) De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds. De
Audit en Financiële Commissie is als volgt samengesteld: De heer E.F.M. Meurs (voorzitter) De heer M.H.B. Ebbers De heer A.C. Mögelin
Beleggingsadvies / Fiduciair beheer Het fiduciair beheer wordt verzorgd door TKP Investments BV (TKPI). TKPI voert periodiek overleg met de vermogensbeheerders en rapporteert aan het bestuur en de beleggingscommissie.
13
Vermogensbeheerders De collectieve portefeuille van SVG is belegd bij BNP en ING middels breed gespreide beleggingsportefeuilles. Ook de individuele portefeuilles (individuele mixen) worden door ING en BNP beheerd. Daarnaast is een deel van het vermogensbeheer uitbesteed aan Delta Lloyd en SNS (Zwitserleven). Eind 2011 heeft het bestuur besloten het vermogensbeheer van de volledige beleggingsportefeuille uit te besteden aan TKP Investments. Het is de bedoeling om gedurende de eerste helft van 2012 de beleggingsportefeuilles vanuit de huidige vermogensbeheerders om te zetten naar de beleggingsportefeuille bij TKP Investments. Pensioenadministratie Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan de onderstaande partijen: ASR Nationale Nederlanden Delta Lloyd ZwitserLeven Syntrus Achmea Adviserend actuaris Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn ondersteund door de externe adviserend actuaris van Aon Consulting Nederland cv. Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Aon Consulting Nederland cv, externe actuaris
14
3.
Financiële positie en beleid in 2011
3.1
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2011 99,1% 0,5% 0,0% 3,3%
2010 100,0% 0,1% 0,0% 1,2%
-/- 11,4% 0,0% 0,9% 92,4%
-/- 4,2% 0,0% 2,0% 99,1%
De dekkingsgraad is in 2011 aanzienlijk gedaald. De daling wordt vooral veroorzaakt door de daling van marktrente. Rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2011 tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief effect op de dekkingsgraad. DNB heeft de rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2011 vastgesteld op basis van de gemiddelde RTS over het laatste kwartaal van 2011 in plaats van de actuele RTS per 31 december 2011. Dit zorgt voor een positief effect op de dekkingsgraad op 31 december 2011, omdat deze gemiddelde RTS hoger is dan de RTS op 31 december 2011. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad van 2,6%. De gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur ultimo 2011 voor de voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenaanspraken en - rechten bedraagt 2,7% (ultimo 2010: 3,5%).
15
De onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook vermeld het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur ultimo het betreffende jaar.
Dekkingsgraad* Beleggingsrendement Gemiddelde rentetermijnstructuur
2011
2010
2009
2008
2007
92,4% 4,0% 2,7%
99,1% 5,8% 3,5%
100,0% 15,4% 3,9%
88,4% -18,5% -
118,5% 4,6% -
* De dekkingsgraden zijn gebaseerd op de FTK-grondslagen.
De dekkingsgraad ultimo 2011 van 92,4% ligt onder de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen en tevens onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Ultimo 2011 is er derhalve sprake van een dekkingstekort. Impact herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Deze late instemming heeft te maken met de herziening van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen die op 1 februari 2011 in werking is getreden. Op grond van deze herziening mogen fondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd, voor het verzekerde deel het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en bij de waardering van de vordering op de verzekeraar op marktwaarde. De
belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; De huidige inkooptarieven zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
De eind 2011 aanwezige solvabiliteit ligt onder het minimaal vereist eigen vermogen waardoor er sprake is van een dekkingstekort. Het in 2009 ingediende herstelplan is derhalve nog steeds van toepassing. Het pensioenfonds evalueert periodiek de voortgang van het herstel. In de in februari 2012 ingediende evaluatie van het herstelplan naar de situatie ultimo 2011 is een verwachte dekkingsgraad per eind 2012 opgenomen van 98%. Op basis van deze evaluatie is geconcludeerd dat, met in achtneming van het huidige beleid, herstel mogelijk is binnen de wettelijke termijnen. Hierbij is een verwacht beleggingsrendement van 6% gehanteerd. Op 15 mei 2012 heeft DNB per brief gemeld dat de ingediende evaluatie geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen over de voortgang.
16
In 2011 loopt de dekkingsgraad achter op de in het herstelpan verwachte dekkingsgraad. Onderstaand overzicht geeft dit weer:
Dekkingsgraad per 31 december 2010 Premie SturingsToeslagen middelen Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, Overige kanssystemen en waardeoverdrachten. Dekkingsgraad per 31 december 2011
Verwacht 2011 (in %) 102,0 0,8 0,0 2,2 0,0
Werkelijk 2011 (in %) 99,1 0,5 0,0 3,3 -11,4
0,9
0,9
105,9
92,4
Het grootste verschil tussen verwachte en werkelijke ontwikkeling wordt veroorzaakt door de ongunstige ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. Borgstelling Ten gevolge van de financiële crisis is de dekkingsgraad van pensioenfonds SVG tot onder het minimaal vereist eigen vermogen gedaald. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden heeft de werkgever zich bereid verklaard een eenmalige borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal € 12,5 miljoen op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Voor het jaar 2011 is door het bestuur een beroep gedaan op de borgstelling. Bij de werkgever is een bedrag van € 3,5 miljoen in rekening gebracht, waarvan € 1,3 miljoen onderdeel uitmaakt van de kostendekkende premie en € 2,2 miljoen ten behoeve komt van het verbeteren van de solvabiliteit van het fonds. Waarderingsgrondslagen Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Deze prognosetafel is ultimo 2010 voor het eerst toegepast voor de waardering van de pensioenverplichtingen waarbij toen door het bestuur is besloten om de in de voorgaande prognosetafel gehanteerde leeftijdterugstellingen (-3 voor mannen en -1 voor vrouwen) te handhaven. Omdat door DNB is aangegeven dat het toepassen van leeftijdsterugstellingen niet meer goed aansluit bij de nieuwe prognosetafels is afgesproken om de toegepaste grondslagen in 2011 nader te bekijken. Dit heeft geleid tot een aanpassing in de waarderingsgrondslagen in de bepaling van de voorziening: ultimo 2011 zijn de toegepaste leeftijdsterugstellingen vervangen door leeftijdsafhankelijke afslagfactoren op de sterftekansen, op basis van het AON Consulting Nederland cv Longevity-postcodemodel.
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur.
17
3.2.1
Financieringsbeleid
Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken opgenomen tussen het pensioenfonds en de aangesloten ondernemingen. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden. Enkele elementen uit de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds zijn: De werkgever verplicht zich de totale bijdrage voor de pensioenregeling, dit wil zeggen zowel het werkgeversdeel als de deelnemersbijdrage, te voldoen aan het fonds. Dit betreft de jaardotatie op de pensioenrekening voor alle deelnemers. Jaarlijks betaalt de werkgever de stichting een opslag ter grootte van een percentage van de som van de spaargrondslagen van de deelnemers. Dit bedrag is voor de dekking van het overlijdens- en premievrijstellingsrisico, de financiering van de administratie-, beheersen beleggingskosten en het opbouwen en in stand houden van de actuarieel noodzakelijke buffers. Voor 2011 is dit percentage vastgesteld op 5,25%. Jaarlijks betaalt de werkgever de bijdrage zoals deze benodigd is voor de pensioenreglementsbijlage “Overgangsbepalingen”. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan de stichting te minderen of te staken. In de uitvoeringsovereenkomst is een maximale werkgeversbijdrage, inclusief de bijdrage van de medewerkers, vastgelegd van 16% van de loonsom. Dit maximum betreft de som van de kosten voortvloeiende uit de premiestaffel, de bijdragen zoals bepaald in de pensioenreglementbijlage “Overgangsbepalingen” en de bijdrage ad 5,25% van de som van
18
de pensioengrondslagen. Bij de uitvoeringsovereenkomst is een addendum bijgevoegd waarin de éénmalige borgstelling is vastgelegd. Het fonds is met de werkgever een borgstelling overeengekomen van maximaal € 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Indien in een voorafgaand jaar geen aanspraak is gemaakt op het maximale bedrag van € 12,5 miljoen, mag het restant saldo worden doorgeschoven naar het volgende jaar. Zodoende kan het maximum bedrag ad. € 12,5 miljoen in één jaar worden overschreden, dit in tegenstelling tot de totaalsom in vier jaar. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De jaarlijkse premie voor de KPN Corporate Market-pensioenregeling is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare premie, vermeerderd met een opslag. Deze opslag betaalt de werkgever en bedroeg voor 2011 5,25% van de som van de spaargrondslagen. Periodiek wordt een prognose gemaakt van de benodigde kostendekkende premie. De kostendekkende premie is opgebouwd uit de actuariële premie benodigd voor de pensioenverplichtingen, de opslagen voor de instandhouding van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag) en een opslag voor de uitvoeringskosten van het pensioenfonds. Afhankelijk van de uitkomst van deze prognose kan worden besloten tot inzet van de diverse sturingsmiddelen die de stichting tot zijn beschikking heeft. Tussen de stichting en de werkgever is overeengekomen dat de premie voor de werkgever, inclusief de eigen bijdrage van de werknemers, voor de KPN Corporate Market-regeling is gemaximeerd op 16% van de salarissom. Naast de KPN Corporate Market-regeling voert het pensioenfonds nog een aantal overgangsen pensioenregelingen voor kleine gesloten groepen van deelnemers uit. De lasten van deze regelingen komen, behoudens de regelingen waarin sprake is van een deelnemersbijdrage, geheel ten laste van de werkgever. Voorts is er tussen de werkgever en het pensioenfonds een éénmalige borgstelling overeengekomen van jaarlijks maximaal € 12,5 miljoen voor de periode van 2010 tot en met 2013. Een overgebleven saldo uit voorgaande jaren mag doorgeschoven worden, waardoor het maximum in een jaar boven € 12,5 miljoen uit kan komen. ABTN In 2011 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota geactualiseerd door het bestuur. De wijzigingen zijn voorgelegd voor advies aan de deelnemersraad. De deelnemersraad heeft met betrekking tot de wijzigingen een positief advies afgegeven. De voornaamste wijzigingen zijn: Bijlage 2, betreffende de afspraken met de vermogensbeheerders, is een aantal keren geactualiseerd; Bijlage 3, Verklaring beleggingsbeginselen, is geactualiseerd; Toevoeging van een passage, waarin is vermeld dat met betrekking tot de periode tot de balansdatum de betreffende premies voor actieve deelnemers worden opgerent met 4%, waarbij de werkgever de 0,75%-punt administratiekosten vergoed; Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen en de toetswaarde solvabiliteit is een passage toegevoegd dat bij de bepaling van het renterisico (S1) en kredietrisico (S5) gebruik wordt gemaakt van de kasstromen van de pensioenverplichtingen en de 19
vastrentende waarden; Verwijdering van passages, waarin werd aangegeven dat bij ASR sprake was van klein separaat contract; Percentages van de strategische assetmix zijn aangepast naar aanleiding van het bestuursbesluit over het wijzigen van de assetmix; Wijzigingen van algemene aard zijn doorgevoerd. Dit betreft met name wijzigingen in de structuur van het fonds zoals het opnemen van commissies; De prognosetafel met een leeftijdsterugstelling van 3 jaar voor mannen en 1 jaar voor vrouwen is gewijzigd in het postcodemodel van Aon Consulting Nederland cv.
Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; de premie om de uitvoeringskosten te financieren. Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De kostendekkende premie over 2011 bedraagt € 31,1 miljoen (2010: € 28,8 miljoen). In 2011 bedraagt de feitelijke premie € 33,7 miljoen (2010: € 34,9 miljoen). Dit betreft de premie voor de SVG-regeling. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. Premies en grensbedragen Voor 2011 golden de volgende premies en grensbedragen: Beschikbare premie: individueel bepaald op basis van de reglementaire staffel; Werkgeversopslag: 5,25% van de som van de pensioenspaargrondslagen; franchise € 15.530.
3.2.2
Toeslagenbeleid
Het toeslagbeleid is op basis van kolom D1 uit de toeslagenmatrix. De ex ante bepaalde factor is de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens (afgeleid). Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor geldt een voorwaardelijke toeslagverlening op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het fonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening. Het toeslagbeleid is niet van toepassing op (gewezen) deelnemers van de KPN Corporate Market-pensioenregeling, omdat deze regeling een beschikbare premieregeling (Premieovereenkomst) is. Het bestuur heeft zowel per 1 januari 2011 als per 1 januari 2012 moeten besluiten dat de ingegane pensioenen van de standaard SVG-regeling en de opgebouwde en ingegane pensioenen van de overige regelingen niet worden verhoogd. Bij dit besluit heeft het bestuur de uitgangspunten van het toeslagbeleid en de richtlijnen van DNB gehanteerd.
20
3.2.3
Beleggingsbeleid
Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds en met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse Asset Liability Management (ALM)-studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag- en beleggingsbeleid. Een ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. Strategische beleggingsportefeuille In april 2011 heeft het pensioenfonds een ALM-studie uitgevoerd. In deze studie zijn ook een aantal stress-scenario’s opgenomen. Dit zijn extreme risico’s die met een kleine kans kunnen plaatsvinden, maar een zeer negatief effect kunnen hebben op de financiële positie van het pensioenfonds. Mede op basis van deze studie is geconcludeerd dat de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds voldoet. Wel is besloten om de beleggingen in hedgefunds strategisch terug te brengen van 10% naar 4%. Daarnaast is besloten het strategische gewicht van niet beursgenoteerd onroerend goed te verlagen van 6% naar 4%, in verband met het gebrek aan liquiditeit. De vrijgekomen middelen worden voor 50% belegd in staatsobligaties en voor 50% in aandelen. Renterisico Op basis van de ALM studie en analyses in april 2011 is besloten de afdekking van het renterisico te handhaven op 75% van de verplichtingen voor rekening en risico van het pensioenfonds, de zogenaamde Defined Benefit verplichtingen. Dit vindt voor een deel plaats via de beleggingen in vastrentende waarden. Het overige gedeelte vindt plaats door middel van beleggingen in renteswaps. Hierdoor is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling. De dekkingsgraad zal echter (gedeeltelijk) achterblijven bij een rentestijging. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille voor 2011 weer. Ook geeft de tabel de werkelijke en benchmarkgewichten van de beleggingsportefeuilles per eind december 2011 weer. De werkelijke gewichten per eind van het jaar wijken af van de strategische gewichten door de koersbewegingen en beweging van de portefeuillegewichten van de verschillende geselecteerde vermogensbeheerders. Strategische en werkelijke gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie
Werkelijk gewicht eind 2011
Benchmarkgewicht eind 2011
Strategisch gewicht 2011
Aandelen
28,4
28,9
29,0
Vastrentende waarden
52,2
52,8
52,0
4,4
4,8
4,0
Alternatieve beleggingen
13,2
13,5
15,0
Valuta-afdekking
-0,6
0,0
0,0
Renteswaps
1,0
0,0
0,0
Liquiditeiten
1,5
0,0
0,0
Onroerend goed
Beleid in 2011 Op basis van de in april 2011 uitgevoerde ALM-studie is geconcludeerd dat de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds voldoet. Wel is in april 2011 besloten om de beleggingen in hedgefunds strategisch volledig af te bouwen en de opbrengsten voor 50% te beleggen in vastrentende waarden en voor 50% in aandelen. 21
Op basis van de ALM-studie 2011 heeft het bestuur besloten meer te willen profiteren van een opwaarts potentieel bij een rentestijging en anticiperen op verwachte wijzigingen in de regelgeving, derhalve is in april 2012 de afdekking van het renterisico afgebouwd naar 30% van de verplichtingen voor rekening en risico van het pensioenfonds. Deze verlaging is geeffectueerd door middel van de verkoop van de beleggingen in renteswaps. Dit leidt tot verhoging van het risicoprofiel, maar deze keuzes hebben niet geleid tot verhoging van het risico van het beleggingsbeleid.
3.3
Risicobeheer
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het fondsbestuur. Voor het geheel van de risico’s waarmee een pensioenfonds te maken krijgt (financieel en nietfinancieel), dient continu een cyclus te worden doorlopen van het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing, monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s.
Doelstellingen risicoprofiel
Bijstellen
Identificatie risico’s Monitoring Beoordeling risico’s en beheersing Implementatie Prioriteitstelling Beleid
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle type instellingen die onder prudentieel toezicht van DNB vallen, dit geldt derhalve ook voor pensioenfondsen. In 2010 is een eerste analyse uitgevoerd op basis van FIRM. Het bestuur heeft afspraken gemaakt voor het monitoren van risico’s en tracht middels integraal risicomanagement de risico’s zo goed mogelijk te beheersen. In 2011 heeft het fonds een tweede risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten van de risicoanalyse zijn vastgelegd in een rapport. Voor elk risico is een bestuurslid aangesteld als risico-eigenaar. Voor de netto risico’s met kwalificatie hoog en midden zijn acties uitgezet die periodiek in het bestuur worden besproken.
22
FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) FIRM is een risicoanalysemethode van DNB die wordt gebruikt voor het prudentieel toezicht op financiële instellingen. De methode is ontwikkeld voor alle financiële instellingen en dus niet specifiek voor pensioenfondsen. Door dit model wordt het risicoprofiel van de instellingen op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgelegd. Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheerscategorieën onderscheiden. Risicocategorieën Financiële risico’s
Niet-financiële risico’s
Beheersingscategorieën
Matching- / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
Risicobeheer Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Het bestuur voert een actief risicobeleid. Hierbij is het bestuur zich ervan bewust dat de diverse risico’s waar het pensioenfonds mee te maken kan krijgen en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te mitigeren divers en complex zijn. Indien noodzakelijk laat het bestuur zich hierbij door deskundigen ondersteunen. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden voor risico van het pensioenfonds en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van 23
de kasstromen. Het renterisico van het belegde vermogen voor risico van het pensioenfonds is in 2011 voor 75% afgedekt. Het renterisico wordt afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden en renteswaps. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Binnen de categorieën aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, waar mogelijk, volledig weggenomen (afgedekt door beleggingsfondsen waarbinnen het valutarisico is afgedekt of met valutatermijncontracten naar de euro). De beleggingen in vastrentende waarden vinden voor een groot deel in Euroland plaats, waardoor er geen valutarisico bestaat. Het valutarisico van de beleggingen die niet in Euroland plaatsvinden, wordt daarnaast voor een deel afgedekt naar de euro. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, is het uitgangspunt dat door het pensioenfonds alleen wordt gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Voor het fonds heeft het kredietrisico echter ook betrekking op de afgesloten contracten met de diverse verzekeraars. Door dergelijke contracten met verschillende tegenpartijen af te sluiten en bij de selectie van die partijen groot belang te hechten aan debiteurenkwaliteit en een minimaal vereiste kredietwaardigheid, kunnen door het fonds kredietrisico’s worden beperkt. Het pensioenfonds had een aantal kapitaalcontracten afgesloten met verschillende verzekeraars. Door de kredietcrisis is gebleken dat het juridisch eigendom van de beleggingen bij dergelijke contracten niet ligt bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft vanaf 2009 24
maatregelen getroffen om dit risico te beperken. Hierdoor is het juridisch eigendom van een groot deel van de beleggingen bij verschillende verzekeraars in 2010 en 2011 overgedragen aan SVG. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De belangrijkste korte termijnverplichting van het fonds betreft de betaling in verband met uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten. Deze verplichting is voor het grootste deel uitbesteed aan ASR en Nationale Nederlanden. De verplichting wordt afgewikkeld via de rekening-courantverhouding met deze verzekeraars. Op grond van de afspraken in de overeenkomsten en de Service Level Agreements worden deze risico’s beheerst. De omvang van de door de werkgever verschuldigde premiebedragen is dermate groot in verhouding tot de verschuldigde uitkeringen dat hiermee het liquiditeitsrisico goed kan worden beheerst. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico overnemen Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 (gecorrigeerd voor de fondsspecifieke sterfte met adequate leeftijdsafhankelijke correctiefactoren), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht, die onderdeel is van de opslag die bij de werkgever in rekening wordt gebracht. 25
Met betrekking tot het overlijdensrisico is vervolgens sprake van herverzekering binnen de kapitaalcontracten van ASR en Nationale Nederlanden. Het fonds houdt het arbeidsongeschiktheidsrisico inzake premievrijstellling bij arbeidsongeschiktheid in eigen beheer. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het bestuur heeft besloten om zich vanaf 2009 bij de uitvoering van haar taken te laten ondersteunen door TKP Pensioen B.V. (TKP) en TKP Investment (TKPI). Een taak van TKP/TKPI is om de operationele risico’s te minimaliseren. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de verschillende uitvoeringsorganisaties een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Per 1 januari 2012 heeft SVG zowel de pensioenadministratie als het vermogensbeheer opnieuw aanbesteed. De pensioenadministratie wordt vanaf deze datum uitgevoerd door TKP Pensioen en het vermogensbeheer wordt vanaf deze datum uitgevoerd door TKP Investment. Beide organisaties zijn in bezit van ISAE 3402 type II rapportage die door PwC wordt gecertificeerd. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van zowel TKP als TKPI op 31 december 2011 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om de controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt in toenemende mate aandacht aan risicobeleid en beheersing en zal deze lijn in 2012 voortzetten. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
26
4. 4.1
Verslag van het vermogensbeheer Algemeen
Marktontwikkelingen Begin 2011 was de algemene marktverwachting nog dat de economie licht zou groeien en dat een nieuwe recessie onwaarschijnlijk zou zijn. De bedrijfsresultaten waren over het algemeen goed. Dit bevestigde het beeld van een aantrekkende economische groei. Dit kwam ook terug in de positieve rendementen op de aandelenmarkten in het eerste kwartaal. Daarnaast steeg de lange rente (30 jaars swaprente) van 3,5% naar 3,9%. Wel bleven de hoge schulden van overheden van Zuid Europese landen onderwerp op de Europese agenda. Ook in de Verenigde Staten waren de staatsschuld en een verlaging van de kredietwaardigheid een belangrijk thema. Deze problemen domineerden de markt de rest van het jaar. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa kwamen politici niet met daadkrachtige oplossingen. De problemen van Griekenland verspreidden zich over Europa. Beleggers gingen hierdoor ook twijfelen aan de kredietwaardigheid van andere Europese landen en de risicopremies voor Spaanse, Italiaanse en Belgische staatsobligaties stegen sterk. Daarnaast was er een verslechtering van het economische nieuws. Bijna alle uitgekomen cijfers wezen op een groeivertraging. Vooral in het derde kwartaal was de crisissituatie op de financiële markten hierdoor groot. De correlatie tussen verschillende vermogenstitels was erg hoog. Dit betekende fors lagere aandelenkoersen en een dalende rente voor Duitsland en Nederland, door de vlucht van beleggers naar de meest kredietwaardige landen. Ook daalde de euro vanaf het derde kwartaal tegenover de meeste andere valuta’s. Over geheel 2011 daalde de euro 2,6% ten opzichte van de dollar. De lange rente (30 jaars swaprente) eindigde het jaar op 2,6%. Na het zeer negatieve derde kwartaal, herstelden de aandelenkoersen wereldwijd weer in het vierde kwartaal. Dit maakte de eerdere koersdalingen echter niet goed, waardoor de aandelenmarkten wereldwijd (dollar, yen, pond afgedekt naar de euro) het jaar 2011 negatief eindigden. Rendement beleggingen 2011 Het rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedroeg 4,0%. Door de daling van de aandelenkoersen wereldwijd was het rendement op aandelen negatief met 5,0%. Ook het rendement op onroerend goed en de alternatieve beleggingen was negatief met respectievelijk -1,6% en -5,2%. Dit negatieve rendement werd gecompenseerd door de positieve bijdrage van de beleggingen in vastrentende waarden (8,0%) en de bijdrage van de renteswaps (3,1%). Door de rentedaling was de bijdrage van beide categorieën aan het rendement op de totale portefeuille positief.
27
Overzicht rendementen totale beleggingsportefeuille SVG (in %) Beleggingscategorie
Portefeuille
Aandelen
-5,0
Vastrentende waarden
8,0
Onroerend goed
-1,6
Alternatieve beleggingen
-5,2
Bijdrage valuta-afdekking
-1,0
Bijdrage renteswaps
3,1
Liquiditeiten Totaal
4,0
Rendement 2011 ten opzichte van de benchmark Het rendement van de beleggingsportefeuille voor geheel 2011 was 0,3%-punt hoger dan het rendement van de benchmark. Dit kwam voornamelijk door een juiste selectie binnen de categorie vastrentende waarden. In 2011 is geen extra rendement behaald door het actief aanpassen van de verdeling tussen de verschillende beleggingscategorieën. Het beheer van de beleggingen is uitbesteed aan daartoe geselecteerde vermogensbeheerders. Het rendement is als volgt per beleggingscategorie en per vermogensbeheerder verdeeld: Rendement totale beleggingsportefeuille* Rendement (%)
Benchmark (%)
Aandelen BNP collectief
-6,2
-6,5
ING collectief
-3,3
-3,6
Delta Lloyd
-7,3
-7,3
SNS
-7,0
-6,9
BNP collectief
7,1
7,1
ING collectief
7,3
6,8
14,0
5,5
8,3
7,3
-0,7
-0,7
Vastrentende waarden
Delta Lloyd SNS Onroerend goed ING collectief Delta Lloyd
-1,5
-2,7
-12,5
-13,2
BNP collectief
-5,3
-4,8
ING collectief
-3,7
4,6
SNS
-3,4
2,1
BNP collectief
-1,9
-1,9
ING collectief
-0,4
-0,4
SNS Alternatieve beleggingen
Bijdrage Valutaafdekking
* De weergegeven rendementen zijn exclusief individuele beleggingsmixen
28
ING behaalde in 2011 een rendement van 3,5%, 0,3% minder dan het rendement van de benchmark. BNP behaalde op de door haar beheerde portefeuille in 2011 een rendement van 2,5%, gelijk aan dat van de benchmark. Voor Delta Lloyd bedroeg het rendement 48,3% ten opzichte van 42,1% van de benchmark. Dit hoge rendement is veroorzaakt door de bijdrage van de renteswaps die via Delta Lloyd zijn afgesloten voor de afdekking van het renterisico van de verplichtingen voor rekening en risico van het pensioenfonds. SNS behaalde een rendement van 0,3% ten opzichte van 0,6% van de benchmark.
4.2
Vastrentende waarden
De vastrentende beleggingen zijn breed gespreid over verschillende vermogensbeheerders en obligatiecategorieën via meerdere beleggingsfondsen en individuele leningen. Bij alle vermogensbeheerders is de vastrentende waardenportefeuille opgebouwd rond een portefeuille van staatsobligaties eventueel aangevuld met een portefeuille van bedrijfsobligaties met een hoge kredietwaardigheid. De portefeuille bij ING bestaat daarnaast ook uit obligaties met een lagere kredietwaardigheid en obligaties van opkomende landen. In de eerste helft van 2011 is besloten een deel van het kredietrisico in de obligatieportefeuille af te bouwen door een groot deel van de staatsobligatieportefeuille slechts nog in AAAstaatsobligaties te beleggen. Daarnaast is het kredietrisico in september verder teruggebracht door de volledige Franse staatsobligatieposities in de AAA portefeuilles om te zetten naar Nederlandse en Duitse staatsobligaties. Rendement Het jaar 2011 stond voor het rendement op staatsobligaties in het teken van de schuldenproblematiek van Europese landen en de invloed daarvan op het bankwezen en de wereldwijde economische groei. De rente op staatsobligaties uitgegeven door onder andere Ierland, Portugal en Spanje steeg enorm. Staatsobligaties van de meest kredietwaardige landen in het eurogebied, zoals Nederland en Duitsland, werden daarentegen beschouwd als een veilige haven. Hierdoor daalde de lange rente in deze landen sterk. Het rendement van bedrijfsobligaties was positief ondanks de schuldenproblematiek van Europese overheden. Dit kwam mede door goede bedrijfsresultaten. Ook in de categorie obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen werd binnen het INI All Grade fonds een positief rendement behaald. Opkomende landen profiteerden van instroom van gelden van beleggers. Beleggers zijn op zoek naar rendement en beleggen in risicovollere producten, waaronder staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen. Over het algemeen is sprake van een solide groei in Emerging Markets, een groei die sterker is dan in de ontwikkelde landen. High yield-obligaties behaalden een positief rendement ondanks de problemen op de staatsobligatiemarkt. Dit kwam vooral door goede bedrijfsresultaten, waarbij de koersstijging van obligaties van bedrijven met een zeer lage kredietwaardigheidrating en zeer zwakke balans sterk was.
29
Relatief rendement Het rendement van de totale portefeuille vastrentende waarden bedroeg over het gehele jaar 8,0%. Dit was 1,3%-punt hoger dan het rendement van de benchmark. Alle managers hadden een positieve bijdrage. Het rendement bij BNP was in lijn met de benchmark. De portefeuille bij ING profiteerde gedurende het gehele jaar van de extra beleggingen die deze manager aanhield in bedrijfsobligaties en andere vastrentende producten met een hogere risicopremie ten opzichte van de benchmark. Daarnaast hadden de obligatieportefeuilles van SNS en met name Delta Lloyd een positieve bijdrage door de landenallocatie als gevolg van een onderweging van staatsobligaties uitgegeven door onder andere Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje.
4.3
Aandelen
De aandelenportefeuille is voor een deel opgebouwd uit aandelen in ontwikkelde landen (77%) en voor een deel uit aandelen in opkomende landen (23%). Binnen de portefeuille van ontwikkelde landen is een extra accent gelegd op aandelen die een hoog dividend uitkeren (7% van de 77%). De aandelenbeleggingen die beheerd worden door BNP en ING hebben een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat ze het doel hebben een hoger rendement te behalen dan de relevante benchmark, binnen vastgestelde risicokaders. In de bij Delta Lloyd en SNS beheerde portefeuilles zijn passieve aandelenportefeuilles opgenomen. Deze fondsen hebben als doel de samenstelling, en daarmee het rendement, van de relevante index te repliceren. Voor de aandelenbeleggingen zijn de beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen daar waar mogelijk afgedekt naar de euro. Rendement De aandelenbeleggingen werden gedurende 2011 sterk beïnvloed door de financiële problemen in zuid Europa. Vooral in het derde kwartaal was de crisissituatie op de financiële markten hierdoor groot, waardoor de aandelenkoersen gedurende dit kwartaal sterk daalden. Na het zeer negatieve derde kwartaal, herstelden de aandelenkoersen wereldwijd weer in het vierde kwartaal. Dit maakte de eerdere koersdalingen echter niet goed, waardoor de aandelenmarkten wereldwijd (dollar, yen, pond afgedekt naar de euro) het jaar 2011 negatief eindigden. Relatief rendement In 2011 behaalde de aandelenportefeuille een rendement van -5,0%. De benchmark behaalde een rendement van -5,5%. ING en BNP behaalden een rendement dat hoger was dan de benchmark, de passieve aandelenfondsen bij Delta Lloyd en SNS behaalde een rendement dat in lijn was met de benchmark. De goede resultaten van de aandelenportefeuille van BNP worden veroorzaakt door het wereld aandelenfonds. Het fonds wordt momenteel beheerd door Alfred Berg, een kwantitatieve manager. Na een aantal jaren met minder rendement heeft de manager haar beleggingsmodel aangepast aan de veranderde marktomstandigheden. Deze aanpassingen pakten gedurende 2011 goed uit, waardoor het fonds 2011 in relatieve termen posities afsloot. Het positieve relatieve rendement van de ING aandelenportefeuille is te danken aan het Dividend Aandelen fonds. Dit fonds bestaat uit aandelen met een hoog dividend die relatief beter presteren in dalende markten.
30
4.4
Vastgoedbeleggingen
De beleggingen in vastgoed bestaan voor een groot deel (90%) uit niet-beursgenoteerd vastgoed beheerd door ING, aangevuld met twee beursgenoteerde vastgoedfondsen beheerd door Delta Lloyd en SNS (10%). De niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen bij ING vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. De beleggingen zijn gespreid over niet beursgenoteerde continentaal Europees vastgoed. SNS heeft in het derde kwartaal van 2011 de manager Kempen voor vastgoedbeleggingen vervangen door LaSalle. Zowel het beursgenoteerde vastgoedfonds van SNS als dat van Delta Lloyd hanteert een actieve beleggingsstrategie voor beursgenoteerde vastgoedbeleggingen, waarbij de portefeuille bij SNS Europees en de portefeuille bij Delta Lloyd wereldwijd belegd is. Rendement In de eerste helft van 2011 profiteerde Europese niet beursgenoteerde beleggingen van de groeiende vraag naar vastgoed in het hogere marktsegment. In de tweede helft van het jaar stagneerde de Europese economie, waardoor de verhuurbaarheid van gebouwen verslechterde. Ook stagneerde de kredietverlening van banken aan de vastgoedsector, wat negatief was voor de verkoopbaarheid van vastgoed. De waarde van modern vastgoed op A-locaties is gestabiliseerd, omdat de vraag van zowel huurders als beleggers en banken in dit segment op peil is gebleven. Het door ING beheerde Europese niet-beursgenoteerde vastgoedfonds behaalde in 2011 een rendement van -0,7%. Ook beursgenoteerd vastgoed behaalde een negatief rendement. Het door Delta Lloyd beheerde wereldwijde fonds behaalde een rendement van -1,5% en deed het hiermee 1,3% beter dan de benchmark. Het door SNS Europese beheerde fonds behaalde een rendement van -12,5% een deed het daardoor 0,9% beter dan de benchmark.
4.5 4.5.1
Alternatieve beleggingen Converteerbare obligaties
De beleggingen in converteerbare obligaties maken onderdeel uit van het bij BNP ondergebrachte beleggingsmandaat. Rendement De resultaten van de converteerbare obligatieportefeuille waren met -5,1% negatief in 2011. De portefeuille had last van de daling van de aandelenkoersen en de stijging van de risicopremies van bedrijfsobligaties. De portefeuille behaalde een 1,0% lager rendement dan het rendement van de benchmark. Dit kwam voornamelijk door de resultaten in het vierde kwartaal. In het vierde kwartaal herstelden de aandelenkoersen. De portefeuille had een lage aandelengevoeligheid (delta). Door de sterke positieve koersontwikkeling van aandelen deed het fonds het minder goed dan de benchmark.
4.5.2
Grondstoffen
Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een actief beheerd fonds bij BNP. Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Dit fonds
31
neemt actieve sectorposities in door over- en onderweging van de verschillende subsectoren binnen de grondstofportefeuille. Rendement Het resultaat van de grondstoffenportefeuille was negatief in 2011 met -6,5% en had hiermee last van de dalende grondstofprijzen in 2011. Het rendement ten opzichte van de benchmark was positief met 4,4%. Deze positieve performance is met name te danken aan de onderwogen posities in grondstoffen gedurende het tweede kwartaal.
4.5.3
Hedgefondsen
Het pensioenfonds belegt een deel van het vermogen in hedgefondsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ‘fund of funds’ beheerd door BNP, ING en Credit Suisse (via SNS). In het eerste kwartaal heeft het bestuur, naar aanleiding van de uitkomsten uit de ALM studie, besloten haar positie in hedgefondsen af te bouwen. Hiervoor is in april aan BNP de opdracht gegeven de positie in het Cadogan hedgefonds per ultimo juni volledig te verkopen. De opbrengsten uit deze verkoop zijn, conform beleid omgezet naar 50% aandelen en 50% staatsobligaties. ING heeft begin 2011 voorgesteld om de beleggingen in het hedgefonds beheerd bij ING te fuseren met een ander hedgefonds omdat het bestaande fonds te klein was geworden. Dit is begin mei doorgevoerd. Omdat de beheerder aangekondigd heeft de governance structuur te gaan wijzigen, heeft het bestuur besloten ook deze beleggingen te verkopen. Deze verkoop is ultimo november uitgevoerd en begin 2012 afgerond. De opbrengsten zijn omgezet naar 50% aandelen en 50% obligaties. Het fonds van Credit Suisse worden door SNS niet meer gezien als de meest optimale invulling vanwege het lagere behaalde rendement dan de benchmark. Hierdoor is besloten de beleggingen, op de niet liquide side pocket na, per ultimo 2011 volledig te verkopen, waarbij de opbrengst begin 2012 is ontvangen. Rendement De hedgefondsen behaalden in 2011 een rendement van -0,6% (BNP), -3,7% (ING) respectievelijk -3,4% (SNS), wat allemaal lager was dan de (cash) benchmark.
4.5.4
Valuta-afdekking
Het valutarisico wordt zoveel als mogelijk afgedekt door middel van het beleggen in beleggingsfondsen waarbinnen het valutarisico is afgedekt naar euro’s. Daar waar deze fondsen niet beschikbaar zijn wordt het valutarisico op de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen, waar mogelijk, afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro. Rendement De valutatermijncontracten droegen in 2011 negatief bij aan het absolute rendement van de beleggingsportefeuille, met een bijdrage van -1,9% (BNP) en -0,4% (ING). Deze negatieve bijdrage kwam voornamelijk door de daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen.
4.5.5
Renteafdekking
Het renterisico van de verplichtingen voor risico van het pensioenfonds buiten de collectieve portefeuille wordt voor 75% afgedekt door middel van renteswaps en de portefeuille vastrentende waarden. De renteswaps droegen, door de daling van de rente, in 2011 met 3,1% positief bij aan het absolute rendement van de beleggingsportefeuille.
32
4.6
Rendementen pensioenrekening
De saldi van de gewezen deelnemers wordt altijd belegd in de collectieve portefeuille. De pensioenregeling van SVG is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). Het saldo van de pensioenrekening van deelnemers wordt standaard belegd in de zogeheten collectieve portefeuille. De ingelegde premies voor gewezen deelnemers worden voor risico van de gewezen deelnemers belegd in deze collectieve portefeuille. De collectieve portefeuille is opgebouwd uit de reguliere beleggingsportefeuilles zoals deze zijn ondergebracht bij ING en BNP. Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2011 0,3% (2010 7,4%). De rendementen van de beleggingscategorieën in de collectieve portefeuille zijn daarmee in lijn met de rendementen van de beleggingscategorieën in de totale portefeuille. Een beschrijving van de rendementen wordt gegeven in de voorgaande paragraven. Overzicht rendementen Collectieve beleggingsportefeuille SVG (in %) Beleggingscategorie
Portefeuille
Aandelen
-4,8
Vastrentende waarden
7,2
Onroerend goed
-0,7
Alternatieve beleggingen
-5,2
Bijdrage valuta-afdekking
-1,2
Liquiditeiten Totaal
0,3
De deelnemer heeft de mogelijkheid het saldo te beleggen in de beleggingsmixen. Deze beleggingsmixen volgen het principe van Life Cycle beleggen. Dit houdt in dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Bij beleggen volgens Life Cycle wordt eerst de beleggingshorizon van de deelnemer bepaald. De beleggingshorizon van de deelnemer is het aantal resterende jaren tot de leeftijd van 65 jaar. Vervolgens wordt het beleggingsprofiel van de deelnemer vastgesteld aan de hand van de Vragenlijst profielbepaling Life Cycle. Op basis van de antwoorden op deze vragenlijst wordt de deelnemer ingedeeld in één van de drie beleggingsprofielen en kan de Life Cycle van de deelnemer worden vastgesteld. Er wordt belegd in de beleggingsmix die bij de beleggingshorizon en het risicoprofiel van de deelnemer hoort. Wanneer de deelnemer kiest voor de beleggingsmixen, dan vervalt de garantieregeling. Eind 2011 bedroeg het in de Life Cycles belegd vermogen ongeveer € 13,2 miljoen. Onderstaande tabellen geven de resultaten van de verschillende Life Cycle -depots weer.
33
Beleggingsmix
Benchmark
Mix 0
1,5%
Mix I
2,7%
Mix II
0,8%
Mix III
-0,9%
Mix IV
-3,0%
Mix V
-4,7%
Mix VI
-6,7%
Verdeling Life Cycle mixen (%) Mix 0 Geldmarkt/aandelen/ 100/0/0/0 obligaties/onroerend goed
I
II
0/5/95/0
0/15/80/5
III
IV
V
0/30/65/5 0/45/47,5/7,5 0/60/32,5/7,5
VI 0/75/15/10
Voor het aandelengedeelte wordt belegd in een goed gespreide portefeuille van Europese aandelen. In 2011 hadden deze aandelenbeleggingen veel last van de Eurocrisis. De obligaties worden belegd in EMU-staatsobligaties, deels aangevuld met beleggingen in risicovollere obligatiecategorieën zoals Europese bedrijfsobligaties. Door de schuldenproblematiek van Europese landen was het rendement op EMU-staatsobligaties beperkt. Het onroerend goed binnen de portefeuilles is opgebouwd uit beursgenoteerde Europese vastgoedfondsen. Dit deel van de portefeuille had, net als het aandelen gedeelte, last van de Eurocrisis en het negatieve sentiment op de Europese aandelenbeurzen.
34
5.
Pensioenen
5.1
Pensioencommunicatie
Eén van de belangrijkste communicatiedoelstellingen van SVG is het verhogen van het pensioenbewustzijn bij de deelnemers en daarin is een transparante pensioencommunicatie één van de belangrijkste kernactiviteiten. In 2011 stonden pensioenfondsen volop in de belangstelling: door de lage rente, de stijging van de levensverwachting en de onrust op de financiële markten, stond de financiële positie van fondsen onder druk. Dit maakte duidelijke en transparante communicatie extra van belang. Daar waar voorheen deelnemers en pensioengerechtigden dachten ‘mijn pensioen, dat zit wel goed’, is die houding veranderd en willen deelnemers en pensioengerechtigden meer weten over hun pensioen en hun pensioenfonds. De basis van een goede pensioencommunicatie is het, met het fondsbestuur vastgestelde, communicatieplan. Hierin staan per doelgroep de doelstellingen en de in te zetten communicatiemiddelen. Aan de hand van dit communicatieplan is aan alle reguliere en verplichte communicatie uitingen voldaan. Een onderdeel van het communicatieplan is het ‘persplan’, waarin beschreven staat op welke wijze het fonds communiceert met de media. In 2011 is via onder andere de pensioenkrant en de website zo veel mogelijk ingespeeld op de actualiteiten. Pensioenkranten De actieve deelnemers hebben in 2011 twee uitgaven van de pensioenkrant ontvangen met als doel het pensioenbewustzijn te verhogen. In deze kranten is onder meer aandacht besteed aan reglementswijzigingen, de financiële positie van het pensioenfonds en algemene pensioenontwikkelingen, zoals het pensioenakkoord.
Website De website van het pensioenfonds is een belangrijk communicatiemiddel. De website heeft als doel op toegankelijke wijze pensioeninformatie te geven. In reguliere en verplichte schriftelijke middelen wordt verwezen naar de website. De website wordt steeds belangrijker in de communicatie met deelnemers. In het voorjaar van 2011 is de website vernieuwd. De structuur en de opbouw van de site zijn aangepast. Het doel is een hogere klanttevredenheid en een toename van het aantal deelnemers dat via de website pensioeninformatie vindt. Verder is er
35
een poll opgenomen op de site en bestaat de mogelijkheid om extra aandacht aan een bepaald onderwerp te besteden. Een planner is beschikbaar waarmee deelnemers kunnen bekijken wat voor invloed bepaalde pensioenkeuzes hebben op de hoogte van hun pensioen. Mailingen Gedurende het afgelopen jaar zijn de volgende brieven verstuurd naar de deelnemers: Brief verhoging inkooptarieven: deelnemers die in 2011 met pensioen kunnen gaan, zijn middels een brief geïnformeerd over de verhoging van de inkooptarieven en de gevolgen hiervan voor hun pensioen; Brief afkoop pensioen: gewezen deelnemers met een klein pensioen hebben een brief ontvangen met de mededeling dat hun pensioen wordt afgekocht; Brief aanpassen beleggingskeuze: deelnemers hebben in november een brief ontvangen met de mogelijkheid hun beleggingskeuze aan te passen; Brief toeslagenbeleid: pensioengerechtigden hebben een brief over het toeslagbeleid ontvangen; Het Uniform Pensioenoverzicht is in september 2011 verstuurd. Transitie Eind 2011 zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de overgang van de pensioenadministraties naar TKP. Ook in de pensioenkrant is aandacht besteed aan de overstap naar TKP. In het communicatieplan is een aparte bijlage opgenomen met daarin de communicatie rondom deze transitie. Crisiscommunicatie In 2011 heeft het fonds een plan vastgesteld waarin is opgenomen welke maatregelen het pensioenfonds gaat treffen als het fonds niet kan herstellen binnen de wettelijke termijnen. Deze maatregelen zijn begin 2012 gecommuniceerd via de website. Actueel Via de website en in de pensioenkranten is ingespeeld op actuele ontwikkelingen. Iedere maand is er een update gegeven over de dekkingsgraad. Verder zijn er regelmatig nieuwsberichten geplaatst.
5.2
Pensioenadministratie
Uitbesteding administratie De pensioenadministratie van de regelingen die door het fonds worden uitgevoerd, zijn aan volgende administrateurs uitbesteed: ASR Nationale Nederlanden Delta Lloyd ZwitserLeven Syntrus Achmea Met deze verschillende administrateurs is regelmatig overleg en er zijn Service Level Agreements opgesteld om de monitoring van de uitbestede activiteiten te zekeren. De coördinatie geschiedt door TKP. Met ingang van 1 januari 2012 vindt de volledige administratie van het pensioenfonds plaats bij TKP Pensioen BV.
36
Waardeoverdrachten Gedurende de 1e helft van 2011 zijn er tijdelijk waardeoverdrachten en waardeovernames geëffectueerd. In de loop van het jaar is de dekkingsgraad weer gedaald onder de 100%, waardoor het pensioenfonds op basis van de pensioenwetgeving niet mag meewerken aan waardeoverdrachten.
5.3
Pensioenregeling
Het pensioenfonds voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn als volgt onder te verdelen: 1) Flexibele pensioenregeling van KPN Corporate Market (premieovereenkomst); 2) Overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst); 3) Een tweetal VUT-overgangsregelingen. 1) Flexibele pensioenregeling KPN Corporate Market Deze regeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van KPN Corporate Market. De uitvoering van deze regeling is door het fonds uitbesteed aan ASR en Nationale Nederlanden. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij indienstreding zijn toegetreden tot de pensioenregeling van KPN Corporate Market en deelnemers die vroeger deelnamen aan een andere pensioenregeling, maar na een overname zijn gaan deelnemen aan deze pensioenregeling. Voor sommige van deze deelnemers gelden overgangsmaatregelen. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Beschikbare premie regeling
Beschikbare premiestaffel
Nabestaandenpensioen ANW-hiaatverzekering Wezenpensioen
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. 21 jaar. € 15.530 (2011), volgt de verhoging van het minimum loon. Vaste maandsalaris verhoogd met de vaste structurele ploegentoeslag en de vakantietoeslag. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven aan te passen. Het bestuur heeft de reglementaire bevoegdheid om de inkooptarieven te verhogen met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. Tot 25 jaar 5,1% 40-44 12,4% 25-29 7,2% 45-49 15,0% 30-34 8,5% 50-54 18,1% 35-39 10,3% 55-59 22,0% 60 jaar en 26,8% ouder Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren (max. 32,5 deelnemingsjaren). ANW-hiaatverzekering is voor eigen rekening verzekerd. 20% van het nabestaandenpensioen. 37
Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Financiering
Flexibele elementen
Administratiekosten
Beleggingsfondsen
Garantie
Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 49.297 (2011) Toeslagverlening is uitsluitend van toepassing op de ingegane pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is gekoppeld aan de CBS-consumentenprijsindex (afgeleid). Er is geen recht op toeslagverlening en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beschikbare overrendementen. De eigen bijdrage voor de deelnemer is in 2011 1/3 deel van de beschikbare premie. De werkgever betaalt het resterende deel plus een opslag van 5,25% (2011) van de pensioengrondslag voor kosten en buffers. De totale kosten voor de regeling is gemaximeerd op 16% van de loonsom. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: Flexibele ingangsdatum tot 67 Flexibele aanwendingmogelijkheden Uitruilen partnerpensioen in ouderdomspensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Bij (gewezen) deelnemers worden administratiekosten in rekening gebracht, ter grootte van 0,75% van het saldo van de pensioenrekening. De deelnemers worden door de werkgever gecompenseerd. Deze compensatie wordt gefinancierd uit de werkgeversopslag Standaard wordt belegd in de Collectieve Portefeuille, tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit een drietal Life Cycles (zeven beleggingsmixen) met verschillende risicoprofielen. Gewezen deelnemers beleggen altijd in de Collectieve Portefeuille. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer. De garantieregeling is uitsluitend van toepassing als de (gewezen) deelnemer gedurende de gehele looptijd van de pensioenrekening belegd heeft in de collectieve portefeuille. Op de pensioendatum is het garantiesaldo gelijk aan de som van: - alle tot en met 31 december 2008 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten, verhoogd met een samengestelde rente van 4%* per kalenderjaar; en - 75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten verhoogd met een samengestelde rente van 4%* per kalenderjaar Voor gewezen deelnemers geldt een garantierente van 3,25%. *) voor actieve deelnemers wordt de administratiekosten, ter grootte van 0,75%punt, door de werkgever gecompenseerd en gefinancierd uit de opslag werkgeverskosten.
38
Wijzigingen pensioenreglement In 2011 heeft het bestuur een aantal besluiten genomen over wijziging van het pensioenreglement. Het betreft de volgende wijzigingen: Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen, worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen. De gewijzigde afkoopfactoren worden toegepast vanaf 1 januari 2012; Aanpassing overige factoren (o.a. inkooptarieven). Het bestuur stelt ieder jaar deze factoren vast. Deze factoren worden jaarlijks aangepast aan de prognosetafel, tariefrente (marktente), vereiste solvabiteitsopslag en de verhouding mannen en vrouwen in het verzekerdenbestand. De gewijzigde factoren zullen vanaf 1 januari 2012 worden toegepast. Voor 2012 heeft het bestuur besloten om de inkooptarieven niet te verhogen met solvabiliteitsopslag; Het toevoegen van de het woord “(gewezen)” voor “deelnemers”, teneinde uitstel van de pensioendatum mogelijk te maken voor gewezen deelnemers. De uitsluitingsclausule uit Artikel 10, lid 3 is geschrapt, aangezien deze bepaling een niet toegestane clausule bevat. De mogelijkheid voor deelnemers die een afstandsverklaring hebben ingediend om zich weer aan te melden voor het tijdelijk partnerpensioen, is vervallen. Deze deelnemers hebben wel de mogelijkheid gekregen zich nog eenmalig aan te melden voor het tijdelijk partnerpensioen; De peildatum van de rentermijnstructuur waarmee het garantiesaldo contant wordt gemaakt, is gewijzigd. Er wordt uitgegaan van de actuele rentetermijnstructuur, die maandelijks door DNB wordt gepubliceerd. Het garantiesaldo zal hierdoor meer bewegen met de stand van de rentetermijnstructuur, waardoor het effect van een hoge dan wel lage rentetermijnstructuur in de tijd zich meer zal uitmiddelen; Aanpassing partnerpensioen per 1 januari 2012. Het partnerpensioen is aangepast. Bij overlijden van de deelnemer wordt geen rekening meer gehouden met de maximering van het aantal deelnemingsjaren en is de correctieberekening op de pensioendatum komen te vervallen. Voor gewezen deelnemers die op of na 1 januari 2012 uitdiensttreden is een deel van het pensioenkapitaal omgezet in partnerpensioen. 2)
Overige regelingen
De RAET-pensioenregeling Per 1 januari 2003 zijn de actieve deelnemers van de RAET-pensioenregeling overgegaan naar de KPN Corporate Market-pensioenregeling. De contante waarde op 1 januari 2003 van de in de RAET-pensioenregeling opgebouwde aanspraken zijn per 1 januari 2003 omgezet in een saldo op de individuele spaarrekening met pensioenbestemming van de deelnemer in de Getronics-pensioenregeling. De actieve deelnemers, die per 1 januari 2003 in de Getronics-pensioenregeling zijn gaan deelnemen, kunnen, onder dezelfde voorwaarden als in de RAET-regeling, eerder dan de 60jarige leeftijd met pensioen gaan (op zijn vroegst vanaf 55 jaar). De per 1 januari 2003 gepensioneerde en gewezen deelnemers van de RAET-pensioenregeling blijven in deze regeling. De uitvoering hiervan heeft het pensioenfonds uitbesteed aan Delta Lloyd. Het betreft aldus een gesloten groep van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij RAET/Getronics in dienst zijn getreden. Een deel van deze deelnemers neemt, over de dienstjaren t/m 1996, ook deel aan een andere pensioenregeling (oude RAET-, CSN-, VUGA-, AAG-, ARC- of CBA-regeling). De IBM-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. De uitvoering van 39
deze regeling is door het pensioenfonds uitbesteed aan Delta Lloyd. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die bij de overname van IBM-ASAP op 01-07-1998 zijn overgekomen van IBM naar RAET/Getronics. De ARC-regeling Dit betreft een gesloten groep deelnemers. De uitvoering van deze regeling heeft het pensioenfonds uitbesteed bij ZwitserLeven. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC, en aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en op 01-01-1997 niet zijn gaan deelnemen aan de RAET-pensioenregeling. De regeling is een eindloonregeling met pensioenleeftijd 65 jaar, een pensioengevend salaris op basis van jaarfactor 13,96, een franchise afgeleid van de AOW voor gehuwden en met aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen (70% van het ouderdomspensioen) en wezenpensioen. De ARC/CBA-pre-pensioenregeling Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC of CBA, aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en die er per 1-1-1997 voor hebben gekozen om deel te nemen aan deze pre-pensioenregeling. De Wang-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen en gepensioneerde deelnemers. Deze regeling was ondergebracht bij Generali tot en met 2007. In 2008 is de administratie door het fonds uitbesteed aan Delta Lloyd. 3)
De VUT-regelingen zijn als volgt samengesteld:
1. Voorziening VUT-regeling De VUT-opbouw-voorziening wordt vastgesteld voor de deelnemers die deelnemen aan deze regeling en die ultimo jaar ouder zijn dan 52,5 jaar. Deze voorziening bedraagt een tijdsevenredig deel (over de periode tot 62,5 jaar) van het in uitzicht gestelde kapitaal (op basis van de van toepassing zijnde berekeningsmethodiek), rekening houdend met 4% rente. De VUT-reserve wordt vastgesteld voor alle deelnemers die deelnemen aan deze regeling als de contante waarde van de in uitzicht gestelde kapitalen (op basis van de van toepassing zijnde berekeningsmethodiek), rekening houdend met jaarlijks 4% rekenrente en 5% uittredingskans, verminderd met de VUT-opbouw-voorziening. Getronics VUT-overgangsregeling Dit betreft een pensioenregeling met pensioenopbouw vanaf 52,5 jaar per 31 december 1993 voor een gesloten groep deelnemers. Deze regeling voorziet in een kapitaal dat op de pensioenleeftijd beschikbaar komt voor de aankoop van prepensioen. 2. De VPR-regeling Dit betreft een VUT-regeling voor een gesloten groep deelnemers.
5.5. Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. Gezien de huidige politieke situatie kunnen deze ontwikkelingen wijzigen. 40
Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 presenteerde de Stichting van de Arbeid de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord van juni 2010. Om de gevolgen van de stijging van de levensverwachting het hoofd te bieden, worden voorstellen gedaan voor meer voorwaardelijke pensioenen, bijvoorbeeld met betrekking tot de pensioenleeftijd. Daarnaast zouden pensioenregelingen meer dan nu het geval is, moeten ‘mee-ademen’ met de financiële positie van het pensioenfonds om de schokbestendigheid van het stelsel te vergroten. Voor een aantal van de voorstellen is aanpassing van de Pensioenwet, het FTK en de fiscale pensioenwetgeving nodig. Het is aan de decentrale sociale partners om verdere invulling te geven aan het Pensioenakkoord. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK niet eerder dan in 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. Op welke manier de val van het kabinet Rutte invloed zal hebben op dit proces, zal moeten blijken. Het fondsbestuur volgt de ontwikkelingen op dit terrein op de voet. AOW-uitkering op verjaardag Het wetsvoorstel om de AOW-uitkering in te laten gaan op de dag dat iemand 65 jaar wordt (op de verjaardag), is in december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen en is per 1 april 2012 in werking getreden. Tot 1 april 2012 ging de AOW-uitkering nog in op de eerste dag van maand waarin iemand 65 jaar werd. Deze wijziging kan ertoe leiden dat er geen aansluiting meer is tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkering en het ouderdomspensioen aan de ene kant en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de andere kant. Hierbij spelen anderen (bv werkgever) een rol. Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW In dit wetsvoorstel, dat in oktober 2011 bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat het om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de mogelijkheid om de AOW-uitkering eerder of later in te laten gaan en om een extra verhoging van de AOW-uitkering. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar. Afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting maakt het wetsvoorstel een verdere verhoging mogelijk. Daarnaast wordt geregeld dat de AOW-uitkering onder actuariële herrekening zowel kan worden vervroegd als uitgesteld. Tot slot zal de AOWuitkering volgens het wetsvoorstel tussen 2012 en 2028 extra worden verhoogd. Voor wat betreft aanpassing van het Witteveen-kader zal de fiscale pensioenrichtleeftijd volgens het wetsvoorstel in 2014 worden verhoogd naar 67 jaar. Een verdere verhoging is net als voor de AOW - mogelijk. Het voorstel voorziet niet in een verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages, zij het dat de huidige maximale opbouwpercentages gekoppeld zullen worden aan de hogere pensioenleeftijd. Demissionair minister Kamp heeft in het kader van het stabiliteitsprogramma aangekondigd te komen met een aanpassing van het wetsvoorstel, waarbij uitgegaan wordt van een versnelde, stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd. (Door)werken en bijverdienen bij vervroeging van pensioeningangsdatum Voor vervroeging van de pensioeningangsdatum gold tot voor kort de fiscale eis dat dit alleen mogelijk was voor het gedeelte dat de deelnemer stopt met werken. De deelnemer diende een verklaring te ondertekenen, waarin hij verklaart te stoppen met werken en ook niet meer de intentie heeft weer te gaan werken. 41
De staatssecretaris van Financiën heeft bij Besluit van 30 augustus 2011 bekendgemaakt dat deze eis komt te vervallen voor zover het pensioen niet vóór de 60e verjaardag vervroegd ingaat. Dit betekent dat bij een vervroeging van pensioen vanaf de 60-jarige leeftijd, niet meer getoetst hoeft te worden of de deelnemer stopt met werken. Gaat het pensioen na vervroeging eerder in dan op 60-jarige leeftijd, dan geldt de voorwaarde nog wel. Voor zover van toepassing zijn de pensioenreglementen hierop aangepast. Afwijkende teksten toeslagenmatrix Per 1 april 2011 is de wetgeving rondom de toeslagenmatrix gewijzigd. De wet is zodanig aangepast dat afwijken van de standaardteksten van de zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring is toegestaan als het gebruik van de standaardteksten tot onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de deelnemer zou leiden. De voorwaardelijkheidsverklaring dient in alle persoonlijke uitingen opgenomen te worden voor zover in deze uitingen over toeslagen wordt gesproken. De AFM zal achteraf controleren in hoeverre de afwijkingen bijdragen aan de begrijpelijkheid en/of juistheid van de voorwaardelijkheidsverklaring. In de wet is expliciet bepaald dat de afwijkingsmogelijkheid zich beperkt tot de voorwaardelijkheidsverklaring in persoonlijke uitingen. Dit heeft tot gevolg dat er vooralsnog geen mogelijkheid is om in pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten van de standaardtekst van de voorwaardelijkheidsverklaring af te wijken. De beoordeling daarvan ligt bij DNB. Wijziging melding arbeidsongeschiktheid Artikel 37 van de Pensioenwet is ten aanzien van de melding van de arbeidsongeschiktheid gewijzigd. Voorheen werd hierin bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn met het UWV een contract te sluiten op grond waarvan het UWV aan de pensioenuitvoerder de arbeidsongeschiktheid van de werknemer meldt. Deze verplichting is vervallen. In plaats daarvan geldt dat het UWV aan een pensioenuitvoerder automatisch de arbeidsongeschiktheidsmeldingen en de daarin optredende mutaties doorgeeft. Standaard uitruil partnerpensioen In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen waarin geregeld is dat bij baanwisseling een standaarduitruil plaatsvindt van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, als dat is opgenomen in de pensioenregeling. Dit betekent, dat de uitruil plaatsvindt, tenzij de deelnemer en de partner nadrukkelijk aangeven niet te kiezen voor de uitruil. Op de pensioendatum was een standaarduitruil voor pensioenregelingen met een partnerpensioen op risicobasis al voorgeschreven. Door het fonds wordt zowel op de pensioendatum als bij beëindiging van de deelneming vóór de pensioendatum standaarduitruil aangeboden. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het kabinet heeft in februari 2012 het wetsvoorstel ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Samenvattend staan de volgende uitgangspunten bij de herziening van de wettelijke regels centraal: versterking van de deskundigheid van het bestuur en het intern toezicht; adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers; stroomlijning van taken en organen.
42
Ten opzichte van de huidige wettelijke regels beoogt het wetsvoorstel onder meer de volgende wijzigingen:
keuze tussen twee bestuursmodellen: het paritaire model met bestuursvertegenwoordiging door de drie geledingen en het onafhankelijke model met onafhankelijke bestuurders; pensioengerechtigden hebben altijd zitting in het paritaire bestuur (de raadpleging onder pensioengerechtigden vervalt); bij het paritaire model is er een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad met de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan; de huidige deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan houden op te bestaan; bij afspraken over een maximalisatie van de premie is het aantal bestuurszetels voor de werkgever lager; bij het onafhankelijke model is er een belanghebbendenorgaan, bestaande uit de drie geledingen, met een aantal goedkeuringsrechten en een advies- en verantwoordingstaak; het intern toezicht wordt bij bedrijfstakpensioenfondsen uitgevoerd door een permanente raad van toezicht, welke een aantal goedkeuringsrechten krijgt; bij ondernemingspensioenfondsen kan wat betreft het intern toezicht worden gekozen voor een permanente raad van toezicht of jaarlijkse visitatie door een onafhankelijke visitatiecommissie; de deskundigheidstoets zal gaan gelden voor alle beleidsbepalers van het pensioenfonds, waaronder de leden van het belanghebbendenorgaan en de raad van toezicht; het bestuur kan een kandidaat-bestuurder weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel.
De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2013. Pensioenfondsen krijgen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met uitzondering van enkele bepalingen, een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen Vanaf 10 december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht. Pensioenfondsen worden hiermee verplicht om volgens voorschriften van DNB een financieel crisisplan te maken, hierover te communiceren met belanghebbenden en het plan ‘up-to-date’ te houden. DNB gaat er van uit dat pensioenfondsen uiterlijk 1 mei 2012 een crisisplan gemaakt hebben en opgenomen hebben in de ABTN. DNB is van mening dat pensioenfondsen zich daarmee beter op een financiële crisis kunnen voorbereiden. Bovendien geeft een crisisplan deelnemers inzicht in de mogelijke gevolgen van een dergelijke crisissituatie voor hun pensioen. Het fonds heeft het crisisplan op 27 april 2012 ingediend bij DNB. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ Nadat DNB en AFM in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ hadden gepubliceerd, is de ‘Beleidsregel Deskundigheid’ op 1 januari 2011 in werking getreden. In de beleidsregel zijn de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. De beleidsregel geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden en heeft in het verslagjaar geleid tot het opstellen van het beleidsdocument ‘Deskundig en competent pensioenfondsbestuur’. Een onderdeel van dit document is het deskundigheidsplan. Verantwoordelijkheidsverdeling fondsbestuur en sociale partners De uitwerking van het Pensioenakkoord heeft het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners (als verantwoordelijken voor de arbeidsvoorwaarden) en het pensioenfondsbestuur (als uitvoerder van de pensioenregeling) pregnanter dan tot nu toe op tafel gelegd. Hierover is door de Pensioenfederatie intensief gesproken met de Stichting van de Arbeid. In een notitie van de Pensioenfederatie van 43
december 2011 wordt uitgebreid ingegaan op deze verantwoordelijkheidsverdeling. Het fondsbestuur heeft hier met belangstelling kennis van genomen. Aanbevelingen uitvoeringskosten In het verslagjaar heeft de Pensioenfederatie aanbevelingen opgesteld met betrekking tot de communicatie over de uitvoeringskosten van pensioenfondsen. In de aanbevelingen onderstreept de Federatie het belang van kostentransparantie. De kosten moeten volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen benoemen de verschillende kosten van het pensioenbeheer en het vermogensbeheer. Er worden aanbevelingen gedaan hoe deze kosten gecommuniceerd kunnen worden en hoe de communicatie kan worden uitgesplitst naar de verschillende groepen stakeholders. Bij de Aanbevelingen geldt ‘comply or explain’, waarbij de Pensioenfederatie de voortgang gaat monitoren. Het fonds onderschrijft de aanbevelingen van harte. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid De koepelorganisaties van pensioenfondsen en verzekeraars hebben in 2011 op hoofdlijnen een akkoord bereikt om op uniforme wijze het inloop- dan wel het uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid te dekken. Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. De nieuwe uitvoerder krijgt volgens de afspraken de mogelijkheid dit risico te beperken. Het kabinet heeft aangegeven de gemaakte afspraken in wetgeving te willen verankeren nadat een aantal onderdelen van die afspraken juridisch zijn getoetst. Indien die toetsing geen belemmeringen oplevert voor een wettelijke uitwerking, zal het kabinet naar verwachting in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aanbieden.
44
6.
Actuariële analyse
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: Bedragen x € 1.000
2011
2010
Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken
-119.528 30.542 4.858 -920 2.559 95
-36.532 10.863 1.188 41 2.427 264
3.637 -5
13.261 -9
7.328 1.188
-258 225
Totaal resultaat
-70.246
-8.530
Het resultaat in 2011 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken:
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante, maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De rentetermijnstructuur ultimo 2011 ligt over de gehele linie onder de rentetermijnstructuur ultimo 2010. Als gevolg van de gewijzigde rentetermijnstructuur is de voorziening gestegen en is er een negatief resultaat van € 119,5 miljoen. Er is in 2011 een beleggingsrendement gerealiseerd van 4,0%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 2,7% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 30,6 miljoen. De wijziging in grondslagen (overgang van leeftijdsterugstelling naar leeftijdsafhankelijke correctiefactoren) heeft geleid tot een positief resultaat van € 7,3 miljoen. De overige resultaten worden voornamelijk veroorzaakt doordat de verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid. Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Omdat het fonds geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen is alleen de kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme opgenomen.
45
(bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling; - regulier - spaar ▪ ▪
opslag voor uitvoeringskosten; de risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit; ▪ premies risicoherverzekering; ▪ ANW-premies; ▪ extra koopsommen; ▪ Premie t.b.v. compensatie administratiekosten gewezen deelnemers; ▪ de solvabiliteitsopslag, dit is de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen; Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
- regulier
2011
2010
0
0
19.000 4.784
18.207 3.986
760 1.391 841 3.157
728 2.155 879 1.878
984
1.006
222 31.139
0 28.839
33.692
34.894
De feitelijke premie bedraagt € 33,7 miljoen. Dit betreft de premiebijdragen en de werkgeversbijdrage en de borgstelling ter grootte van € 3,5 miljoen. Hiervan zit € 1,3 miljoen in de kostendekkende premie en komt € 2,2 miljoen ten gunste van het verbeteren van de solvabiliteit van het fonds. Het fonds voldoet hiermee in 2011 aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie.
46
7. 7.1
Besturing en naleving wetgeving Algemeen
Het fonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Statutair is bepaald dat de bestuursleden van werkgeverszijde voor onbepaalde tijd worden benoemd door Getronics N.V. De bestuursleden van de zijde van de deelnemers worden verkozen voor een periode van 3 jaar. Per 1 februari 2011 is de heer Wesseling afgetreden als bestuurslid en per 11 maart 2011 opgevolgd door de heer M.H.B. Ebbers. Daarnaast is de heer Smits per 1 juli 2011 afgetreden als bestuurslid en per 1 juli 2011 opgevolgd door de heer E.F.M. Meurs als bestuurslid namens de werkgever. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisaties. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren heeft een bestuur een reglement zelfevaluatie vastgesteld. Het bestuur evalueert eenmaal per jaar of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen wordt beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren. In het verslagjaar is het bestuur vijf maal in vergadering bijeen geweest. Daarnaast heeft de beleggingscommissie tien maal vergaderd en de communicatiecommissie tweemaal. Voorts heeft het bestuur tijdens een tweetal strategiesessies een aantal belangrijke ontwikkelingen besproken en is er een specifieke vergadering geweest om de resultaten van de ALM-studie te bespreken. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie en het beleggingsbeleid, naast de actuele ontwikkelingen op pensioengebied. Veel aandacht is besteed aan de financiële positie, het beleggingsbeleid en de transitie van de pensioenadministratie en vermogensbeheer naar TKP respectievelijk TKPI. Doorgaans waren alle bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. Naast de bovengenoemde vergaderingen is in de vorm van conference calls en vele uitwisselingen via e-mails veelvuldig overleg geweest tussen de bestuursleden, uitvoeringsorganisaties en adviseurs.
7.3
Bestuurscommissies
Het pensioenfonds heeft een drietal bestuurscommissies. Het betreft de volgende commissies: Communicatiecommissie, Beleggingscommissie en de Audit en Financiële Commissie (per 1 januari 2012).
47
Communicatiecommissie De commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op ‘het gezicht van het pensioenfonds naar buiten’, de communicatie met deelnemers en de uitvoering daarvan. Voorts ziet de commissie toe of het pensioenfonds vigerende wet- en regelgeving in acht neemt en op het professionaliseringsniveau van het bestuur. De commissie verricht de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over het te voeren communicatiebeleid; - adviseert het bestuur over het jaarlijkse communicatieplan en de inzet van middelen; - adviseert het bestuur over de inschakeling van externe deskundigheid; - monitort de uitvoering van de communicatie-inspanningen. De commissie is in 2011 twee keer bijeengekomen. Beleggingscommissie De Beleggingscommissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten betreffende beleggingen en het risicobeleid en ziet toe op de uitvoering van dergelijke besluiten. De Beleggingscommissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over het te voeren meerjaren strategische beleggings– en risicobeleid; - adviseert het bestuur over het structureel te voeren risicobeleid en de korte termijn ontwikkelingen die tot aanpassingen van het matching- en afdekkingsbeleid (zouden) moeten leiden. De Beleggingscommissie is, naast een aantal conference calls, in 2011 tien keer bijeen geweest. Audit en Financiële Commissie De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds. De Audit en Financiële Commissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over de planning en control-cyclus van het pensioenfonds, met inbegrip van de financiële risicobeheersing (SLA TKP en TKPI); - beoordeelt de ISAE 3402 type II rapportage; - adviseert het bestuur over het jaarverslag, het accountantsverslag van de externe accountant en het actuarieel rapport; - adviseert het bestuur over het algemene jaarplan van het pensioenfonds; - adviseert het bestuur inzake de risicobeleid. De Audit en Financiële Commissie is eind 2011 ingesteld en is per 1 januari 2012 gestart met de werkzaamheden.
7.4
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd.
48
De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De eerste volledige visitatie heeft in de tweede helft van 2009 plaatsgevonden. Ondanks het feit dat conform de formele termijn nog geen visitatie benodigd was, heeft het bestuur besloten, gelet op de complexheid van de regeling, de vele ontwikkelingen en het toekomstige Multi-opf, een visitatie uit te laten voeren over het jaar 2011. Sinds 15 februari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.3.2. Het bestuur van het pensioenfonds heeft in de vergadering van september besloten om de secretaris van de RvB van KPN NV te benoemen als compliance officer van het pensioenfonds. De voornaamste taken van de compliance officer zijn: Onafhankelijk toezicht op de naleving van de gedragscode; Onafhankelijk toezicht op de naleving van wettelijke regelingen. De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds.
7.4.1
Visitatiecommissie
Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de visitatiecommissie eens in de drie jaar de opdracht te geven het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld en bestaat uit:
A.Th.M. van Hulst M. Roest mw. A.J.E.M. Vollenbroek
In oktober 2011 heeft het bestuur besloten om ook over het verslagjaar 2011 een visitatie te laten houden. De visitatiecommissie heeft het pensioenfonds in het eerste kwartaal van 2012 gevisiteerd en heeft hier in april 2012 een rapport over uitgebracht.
49
Samenvatting visitatierapport De VC bij heeft haar tweede visitatie opnieuw gekozen voor een brede meer globale algemene visitatie. Als totaal oordeel kan de visitatiecommissie onderschrijven dat het Bestuur adequaat grip heeft op de uitvoering en de uitvoeringsorganisatie. Het bestuurlijk functioneren is van adequaat niveau, waaraan de ondersteuning van de uitvoerder belangrijk bijdraagt. De visitatiecommissie ziet een beduidend aantal van haar eerdere aanbevelingen overgenomen en ervaart dat het bestuur actief doende is om de nodige verbeterslagen te maken. Het bestuur bereidt zich nadrukkelijk voor op toekomstige ontwikkelingen in brede zin. Zowel de verbetering van de risicomonitoring als ook de harmonisering van het toeslagenbeleid over alle regelingen heen, vindt waardering bij de visitatiecommissie. Zonder aan deze conclusie afbreuk te doen, vraagt de visitatiecommissie wel aandacht van het bestuur van SVG voor een aantal punten, te weten: Het optimaliseren van een allesomvattend prudent en toekomstbestendig beleggingsen crisisplan. Een opleidingsplan dat leidt tot het gewenste ambitieniveau van deskundigheid van de verschillende organen van SVG; Een zelfevaluatie van het bestuur; Nadere invulling en periodieke toetsing van een integriteitsbeleid. Naar aanleiding van deze visitatie vult de visitatiecommissie de eerdere aandachtspunten aan met: Uitbreiding van het ‘Raamwerk Governance structuur met taken, doelstellingen, samenstelling, bevoegdheden, rapportages van alle door het bestuur ingestelde commissies en soortgelijke beschrijvingen voor door het bestuur ingestelde tijdelijke wekgroepen. Een nadere uitwerking van de belangenafwegingen tussen deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden op het gebied van de financiering van de aankoop van pensioenrechten, mede in samenhang met de tijdelijke borgstelling van de werkgever. De visitatiecommissie geeft tevens het bestuur in overweging te sturen op (ook het vastleggen van) maatregelen die: Leiden tot toedeling van aandachtsgebieden aan de verschillende bestuursleden; Het continuïteitsrisico van het bestuur en overige organen van SVG adresseren; Leiden tot het in kaart brengen van mogelijke juridische risico’s van de premieovereenkomst voor het fonds; Leiden tot specifiek communicatiebeleid voor (gewezen) deelnemers die beleggen in de collectieve portefeuille. Tevens ziet de visitatiecommissie het bestuur graag concreet onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om een eventuele splitsing tussen de verschillende belanghebbenden en hun regelingen aan te brengen teneinde het strategisch beleggingsbeleid meer te kunnen richten op de verschillende belangen die deze groepen hebben. Tenslotte beveelt de visitatiecommissie aan, gezien de variëteit aan belanghebbenden en regelingen, dat het bestuur in haar beleidsafwegingen aangeeft of de verschillende belangen expliciet zijn afgewogen c.q. welke belangen bepalend zijn geweest in haar beleidsafweging. Reactie bestuur: Het bestuur bedankt de visitatiecommissie en is content over het positieve totale oordeel van de visitatiecommissie. Het bestuur zal de genoemde aandachtspunten zorgvuldig beoordelen en, indien noodzakelijk, de aandachtspunten de komende periode implementeren.
50
7.4.2
Verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur van het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Voor het verantwoordingsorgaan is in juni 2011 een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben de Gedragscode ondertekend die het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds ten doel heeft evenals het voorkomen van integriteitsrisico’s. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Bevindingen en conclusie Deze verklaring heeft betrekking op het verslagjaar 2011 en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan heeft zijn conclusies gebaseerd op de informatie die door het bestuur is verstrekt in de vergadering van 8 juni 2012, het concept jaarverslag, de aan hem verstrekte rapportage van de visitatiecommissie en de verslagen van de bestuursvergaderingen van 2011. Tevens op de op 16 juni ontvangen stukken te weten, het actuarieel rapport van de Certificerende Actuaris, het accountantsverslag van de Accountant en de actuariële analyse van TKP. In de toelichtingsessies heeft het verantwoordingsorgaan antwoord gekregen op de gestelde vragen, onder andere met betrekking tot de afwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het besluit om renteswaps in te zetten ter afdekking van het renterisico bij de overige regelingen. Het verantwoordingsorgaan onderschrijft de aanbevelingen van de visitatiecommissie en van de certificerende actuaris en verzoekt het bestuur om hier opvolging aan te geven. In het jaar 2011 heeft het bestuur uitwerking gegeven aan het eind 2010 geëvalueerde herstelplan, dat door DNB is ‘goedgekeurd’. Dit plan heeft als doel de dekkingsgraad van SVG zodanig te verbeteren dat de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen zonder aanspraken of uitkeringen te hoeven korten. Het verantwoordingsorgaan heeft toelichting gevraagd en gekregen over de verwachting van het bestuur betreffende het herstel van de dekkingsgraad binnen de termijnen van het herstelplan en de afwegingen en uitgangspunten die het bestuur gehanteerd heeft bij het opstellen van het crisisplan. In deze turbulente tijden is adequate communicatie naar alle belanghebbenden door het bestuur essentieel. Het verantwoordingsorgaan is tevreden met de wijze waarop het bestuur de communicatie naar deelnemers en gepensioneerden van het pensioenfonds vormgeeft. Het verantwoordingsorgaan is benieuwd of deze tevredenheid ook terugkomt in het resultaat van de in 2012 te houden vervolgenquête op de nulmeting van 2010. Wel constateert het verantwoordingsorgaan dat communicatie naar gewezen deelnemers hierbij achterblijft en
51
geeft het bestuur in overweging deze groep belanghebbenden specifiek te adresseren in het communicatieplan. Het verantwoordingsorgaan heeft als belangrijkste taak de evenwichtigheid van besluitvorming door het bestuur aangaande de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van het SVG te beoordelen. N.a.v. gesprekken met het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan dat het bestuur evenwichtigheid in de besluitvorming nastreeft. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur, hierin gesteund door het rapport van de visitatiecommissie, om deze afweging tussen verschillende groepen belanghebbenden ook altijd expliciet vast te leggen in de verslagen van de bestuursvergaderingen. Algemene conclusie: Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan, met inachtneming van de adviezen en aanbevelingen als verwoord door de Visitatiecommissie, de Certificerend Actuaris, en de Accountant, tot het volgende oordeel. Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Voorzieningsfonds Getronics is van oordeel dat: - het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; - het bestuur in 2011 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; - het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt. Het Verantwoordingsorgaan van de Stichting Voorzieningsfonds Getronics R.E.G.A. van Kints E.J.K. Offereins C. Rollfs of Roelofs 7.4.2.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft in de vergadering van 22 juni 2012 met genoegen kennisgenomen van het eindoordeel van het verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2011. Het bestuur apprecieert de inzet en aanpak van het verantwoordingsorgaan om zijn rol in te vullen en heeft goede nota genomen van de door het verantwoordingsorgaan genoemde aandachtspunten.
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2011 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Indien een deelnemer kiest voor ‘Vrij beleggen’ in plaats van de Collectieve portefeuille, geschiedt het beleggen op basis van het Life Cycle-principe. De beleggingsmix wordt bepaald aan de hand van een in te vullen vragenlijst, waarmee het risicoprofiel wordt bepaald (defensie, neutraal of offensief, in combinatie met de beleggingshorizon. 52
In het derde kwartaal van 2011 heeft het bestuur deelgenomen aan een self assessment van de AFM. Doel van dit self assessment is om het bestuur inzicht te geven in de mate waarin de normen omtrent pensioencommunicatie worden nageleefd en in mogelijke verbeterpunten. Uit de resultaten van het self assessment is gebleken dat het bestuur de normen van informatieverstrekking voldoende naleeft. De verbeterpunten worden, indien mogelijk, door de communicatiecommissie geïmplementeerd.
7.6
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2011 is aandacht besteed aan de pensioenactualiteiten, de arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het Pensioenakkoord, het Multi OPF en het Voorontwerp van Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, de communicatie naar de belanghebbenden over het Pensioenakkoord en de gevolgen van een nieuw pensioencontract voor het balansmanagement. Het bestuur heeft deze beleidsregel vertaald in een eigen beleidsdocument Deskundig en Competent Pensioenfondsbestuur. Dit document is in de woodsmeeting van november 2011 vastgesteld.
7.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gelijkwaardige gedragscode. De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. In 2011 is besloten om de taken van de compliance officer niet langer te beleggen bij de voorzitter. Een externe compliance officer, zijnde de secretaris van de Raad van Bestuur van KPN, gaat deze taak vervullen.
7.8
Geschillen
Binnen het fonds is geen geschillencommissie aangesteld. Er is een klachtenprocedure vastgesteld, die wordt afgewikkeld door TKP. Als deze procedure is uitgeput, kan de betreffende deelnemer de klacht voorleggen aan het bestuur. Deze klachten worden als 53
separaat agendapunt in de bestuursvergadering behandeld.
7.9
Deelnemersraad
Per 1 april 2008 is er een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad bestaat uit zes leden, te weten vijf vertegenwoordigers van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De deelnemersraad adviseert het bestuur uit eigen beweging, of als het bestuur daarom vraagt. Daarnaast is er een aantal onderwerpen waaromtrent de deelnemersraad altijd om advies gevraagd dient te worden. In 2011 heeft het bestuur diverse adviezen gevraagd, inzake besluiten over:
de jaarstukken 2010; aantal wijzigingen van het reglement en de ABTN naar aanleiding van opmerkingen van de certificerend actuaris en de toezichthouder; wijziging peildatum van de RTS bij waardeoverdrachten; wijziging van het reglement inzake afstandsverklaring ANW; wijziging van de statuten inzake aantal benodigde steunbetuigingen; eenmalige verhoging van de uitkering van pensioengerechtigden in verband met wijziging uitkeringstermijn; actualisatie van ABTN; wijziging reglement naar aanleiding van de wijziging van de systematiek van het partnerpensioen; Crisisplan.
De deelnemersraad heeft naar aanleiding van alle adviesaanvragen een positief advies uitgebracht. Daarnaast heeft de deelnemersraad verheldering aan het bestuur gevraagd over een eigen uitgebracht advies inzake keuzemogelijkheden aangaande de onderbrenging van de pensioenuitkering.
7.10
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds behelst het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het administreren van de pensioenen is uitbesteed aan een vijftal verzekeraars, te weten Nationale Nederlanden, Delta Lloyd, ASR, Syntrus Achmea en ZwitserLeven. De bestuursondersteuning en integrale advisering zijn uitbesteed aan TKP, met uitzondering van de actuariële advisering, welke is uitbesteed aan Aon Consulting Nederland cv. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door BNP, ING, Delta Lloyd Asset Management en SNS Asset Management. Het fiduciair beheer wordt uitgevoerd door TKP Investments. Het bestuur monitoort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport van de uitvoerders, die door een externe accountant is gecertificeerd.
54
7.11 Uitvoeringskosten Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1.
2.
3.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van de pensioenadministrateurs en TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor vermogensbeheerders en de vergoeding van TKPI Ook bevatten deze kosten de overige kosten met betrekking tot het vermogensbeheer, waaronder de accountantskosten, bewaarvergoedingen, administratiekosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel geschatte kosten is beperkt. Dit betreft met name kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Transactiekosten: deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de kosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Transactiekosten in onderliggende beleggingsfondsen en acquisitiekosten bij illiquide beleggingen in beleggingsfondsen worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat.
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten over 2011 weergegeven: 2011 Pensioenbeheerkosten (in euro per deelnemer/pensioengerechtigde)
€ 383
Vermogensbeheerkosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,57%
Transactiekosten Met betrekking tot de transactiekosten zijn door de Pensioenfederatie medio 2011 aanbevelingen gedaan. Bij het opstellen van de rapportage hierover is gebleken dat de externe vermogensbeheerders bij de regulier opgeleverde rapporten en transacties geen uitsplitsing 55
van de transactiekosten hebben opgeleverd. Hierdoor heeft TKP Investments deze transactiekosten niet kunnen administreren en dus ook niet kunnen rapporteren. Daarnaast is het, gezien de spreiding van het vermogen over meerdere verzekerde regelingen (en daarmee dus meerdere vermogensbeheerders), niet mogelijk de transactiekosten met terugwerkende kracht over 2011 vast te stellen. In 2012 is het volledige vermogen van SVG gecentraliseerd bij TKP Investments en zullen de transactiekosten derhalve ook opgenomen worden in de jaarrekening. Kosten beleggingen flexibele pensioenregeling De (gewezen) deelnemer betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. De kosten van beleggen (total expense ratio) worden direct verrekend in het rendement. Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsmix op basis van de samenstelling per eind 2011.
7.12
Statutenwijziging
Het bestuur heeft in het verslagjaar een besluit genomen de statuten te wijzigen. Dit betreft dat voor het stellen van tegenkandidaten bij vacatures in het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad het aantal steunbetuigingen voor vertegenwoordigers vanuit de deelnemers te verlagen van 150 naar 50 en voor vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden deze te verlagen van 75 naar 50. Gelet op een aantal andere wijzigingen in de statuten begin 2012 heeft de formele passering bij de notaris nog niet plaatsgevonden.
8.
Verwachte gang van zaken
Akkoord uitwerking Pensioenakkoord In 2011 hebben de werkgever- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid op centraal niveau een Pensioenakkoord gesloten. Op dit moment wordt een aantal onderzoeken verricht over de uitwerking van het akkoord. Wanneer de partijen hierover overeenstemming bereiken, zal dit naar verwachting ook consequenties hebben voor de pensioenregeling en governance van het pensioenfonds. Ook heeft op 30 mei 2012 het kabinet de hoofdlijnennota ‘herziening financieel toetsingskader pensioenen’ gepubliceerd. In deze nota geeft het kabinet de aanpassing weer die zij voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken. Het bestuur volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Dit geldt ook voor het ‘Lenteakkoord’. Multi-opf De werkgever heeft de intentie uitgesproken om op termijn de verschillende KPN pensioenfondsen te laten samengaan in een Multi-opf. Het Multi-opf kan de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden uitvoeren. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm kunnen naar verwachting voordelen worden behaald ten aanzien van governance en efficiency van de uitvoering. Het bestuur zal op zijn vroegst eind 2012 een besluit nemen om toe te treden tot het Multi-opf. Crisisplan De DNB heeft in de beleidsregel van 5 december 2011 opgenomen dat pensioenfondsen een financieel crisisplan als onderdeel van het interne beheersingssysteem en de financiële sturingsmiddelen moet opstellen. Het doel van het crisisplan is om, voordat zich een crisissituatie voordoet, nagedacht is over onder andere kritische grenzen, de beschikbaarheid van maatregelen, het inzetten van maatregelen, het realiteitsgehalte van de maatregelen en de effectiviteit ervan en een nadere invulling van een evenwichtige belangenafweging. Het pensioenfonds heeft op 27 april 2012 het crisisplan ingediend bij DNB. 56
Rooster van Aftreden In de bestuursvergadering van februari 2012 heeft het bestuur voor alle bestuursleden een rooster van aftreden opgesteld. Transitie beleggingsportefeuille Gedurende het eerste kwartaal 2012 is een aanvang gemaakt met de omzetting van de beleggingsportefeuilles bij de aan de verzekeraars gelieerde vermogensbeheerders naar TKPI. In het eerste kwartaal is de beleggingsportefeuille bij Zwitserleven (SNS) omgezet naar TKPI. Daarnaast zijn de dividenduitkeringen uit de ING fondsen en de pensioenpremie 2012 belegd in de beleggingsportefeuille bij TKP. De transitie van de overige beleggingen staat gepland voor het tweede kwartaal van 2012. Renterisico Op basis van de ALM-studie 2011 heeft het bestuur besloten meer te willen profiteren van een opwaarts potentieel bij een rentestijging en anticiperen op verwachte wijzigingen in de regelgeving, derhalve is in april 2012 de afdekking van het renterisico afgebouwd naar 30% van de verplichtingen voor rekening en risico van het pensioenfonds. Deze verlaging is geeffectueerd door middel van de verkoop van de beleggingen in renteswaps. Dit leidt tot verhoging van het risicoprofiel, maar deze keuzes hebben niet geleid tot verhoging van het risico van het beleggingsbeleid. Apeldoorn, 22 juni 2012 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra M.H.B. Ebbers E.F.M. Meurs A.C. Mögelin J. Phaff
57
Jaarrekening
58
9.
Jaarrekening
9.1
Balans
Na bestemmen van het saldo van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (Hooge Huys) Vorderingen en overlopende activa Overige activa
31-12-2011
31-12-2010
[1] [2]
407.979 492.846
423.915 494.285
[3] [4] [5]
4.641 35.377 49.928
3.721 35.301 5.715
990.771
962.937
[6] [7]
-78.433 534.223
-8.187 420.781
[8] [9]
492.846 42.135
494.285 56.058
990.771
962.937
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 68.
59
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds en deelnemers Overige baten
2011
2010
[10]
33.691
34.893
[11] [12]
36.220 1.188
49.374 823
71.099
85.090
17.373 2.550
15.810 3.612
Totaal baten
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
[13] [14]
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - Wijziging grondslagen - Toevoeging a.g.v. pensioeningang - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
4.415 5 4.610 116.436
8.919 9 4.221 34.644
-379
-203
-16.764 -7.244 10.662
-15.083 371 11.596
-919
-6.130
[15]
110.822
38.344
[16]
-1.439
38.708
[17] [18] [19] [20]
2.082 538 9.419 0
-633 -506 -2.312 597
Totaal lasten
141.345
93.620
Saldo van baten en lasten
-70.246
-8.530
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorziening Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[.]
de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 90.
60
9.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overig
2011
34.142 131
34.893 2.752
2.885 37.158
0 37.645
17.098 9.551 0 2.942 0 29.591
15.810 269 0 3.613 33.190 52.882
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
2010
7.567
-15.237
18.228
17.406
949.858 968.086
609.688 627.094
930.438
636.827
779 931.217
422 637.249
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
36.870
-10.155
Netto kasstroom
44.437
-25.392
-223
3.089
44.214
-22.303
5.715 49.929
28.018 5.715
Koers- en omrekeningsverschillen Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
61
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Bepalingen wet- en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder
62
worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per 31 december zijn: 2011 USD GBP JPN CHF SEK
0,77033 1,19717 0,01001 0,82397 0,11237
Gemiddelde 2011 0,71319 1,14950 0,00899 0,81269 0,11120
2010 0,74541 1,16705 0,00919 0,79971 0,11080
Gemiddelde 2010 0,75789 1,16879 0,00871 0,73244 0,10546
2009 0,69699 1,12553 0,00749 0,67423 0,09762
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de custodian van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de 63
aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De in de onderliggende beleggingsfondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Tevens zijn hier, omgerekend tegen beurswaarde, uitgeleende aandelen en shortposities in aandelen binnen de onderliggende fondsen opgenomen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende intrest. Vastgoedbeleggingen De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de actuele waarde. Overige objecten worden gewaardeerd conform de richtlijnen van ROZ/IPD op de marktwaarde in verhuurde staat. Deze wordt berekend op de contante waarde van de geschatte toekomstige nettokasstromen voortvloeiend uit de exploitatie en eventuele verkoop (rekening houdend met het risicoprofiel van het object), verlaagd met verkoopkosten. Alle objecten in de categorie direct vastgoed zijn op balansdatum door een onafhankelijke taxateur getaxeerd. Derivaten Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is gelijk aan de intrensieke waarde van het aandeel van het fonds in de onderliggende beleggingen. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
64
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten De vordering uit het Hooge Huys contract wordt gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen waarbij rekening wordt gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeraar. Kapitaalcontracten Vorderingen uit kapitaalcontracten worden gewaardeerd op de verwachte verzekeringsuitkering bij afloop van het herverzekeringscontract. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is in overeenstemming met de grondslagen voor beleggingen. Het fonds heeft de belangrijkste kapitaalcontracten afgesloten met Nationale Nederlanden en met ASR. Vorderingen met betrekking tot winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De niet direct uit lopende afrekeningen opeisbare vorderingen uit verzekeringspolissen worden op de balans in een afzonderlijke actiefpost opgenomen. Opeisbare vorderingen/schulden uit hoofde van lopende afrekeningen binnen de contractperiode worden opgenomen als kortlopende vorderingen/kortlopende schulden. De herverzekerde pensioenverplichtingen worden bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen aan de passivazijde van de jaarrekening verwerkt. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken, de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen en het eventuele surplus van de waarde van de garantieregeling ten opzichte van de actuele waarde van de gespaarde kapitalen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
65
Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken een toeslag kan worden verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex antecondities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB; Prognosetafels: o 2010: AG prognosetafels 2010-2060 met startjaar 2011; o 2011: AG prognosetafels 2010-2060 met startjaar 2012; Leeftijdscorrecties: o 2010: leeftijdsterugstellingen van 3 jaar voor mannen en 1 jaar voor vrouwen. o 2011: o.b.v. leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen (Postcodemodel van Aon Consulting Nederland cv); Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en toekomstige excassokosten; De vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man; Partnerfrequentie: voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; voor niet-ingegane partnerpensioenen op basis van partnerfrequenties.
Overige technische voorzieningen Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt gelijkgesteld aan twee maal de jaarpremie voor arbeidsongeschiktheid. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. Voorziening voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte
66
beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
67
9.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
2011
2010
Balanswaarde van de beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (debet) Overige beleggingen Afwaardering Totaal
268.321 493.042 40.933 3.973 94.556 0 900.825
255.123 457.998 43.717 1.320 160.042 0 918.200
Waarvan: [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds [2] Beleggingen voor risico deelnemers
407.979 492.846
423.915 494.285
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
255.123 128.020 -89.723 -25.099 268.321
232.641 181.139 -153.807 -4.850 255.123
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 250 miljoen (2010: € 212 miljoen). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2010: geen). Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Obligaties
457.998 736.033 -717.103 16.114 493.042
425.552 360.962 -304.240 -24.276 457.998
493.042
457.998
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 470 miljoen (2010: € 451 miljoen). Onderstaande vastrentende waarden hebben eind 2011 een belang van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: Duitse staatsobligaties 199.729 40,5% Nederlandse staatsobligaties 90.627 18,4% Oostenrijkse staatsobligaties 36.476 7,4%
68
In 2010 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: Duitse staatsobligaties 80.586 17,6% Italiaanse staatsobligaties 75.613 16,5% Franse staatsobligaties 66.285 14,5% Spaanse staatsobligaties 45.004 9,8% Nederlandse staatsobligaties 35.544 7,8% Belgische staatsobligaties 23.965 5,2%
Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Indirect vastgoedbeleggingen (participaties in beleggingsinstellingen)
2011
2010
43.717 1.484 -1.929 -2.339 40.933
38.090 38.917 -36.924 3.634 43.717
40.933
43.717
De verkrijgingsprijs van vastgoed bedraagt per balansdatum € 42 miljoen (2010: € 42 miljoen). Onderstaande vastgoedbeleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastgoed: ING Eurosiris Fund 36.107 88,2% Delta Lloyd Property Fund 2.631 6,4% In 2010 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in vastgoed: ING Eurosiris Fund 36.578 83,7% Delta Lloyd Property Fund 4.790 11,0% Derivaten Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar
1.320 0 0 2.653 3.973
Waarvan: Valutatermijncontracten Renteswaps
-5.649 9.622
69
0 0 0 1.320 1.320
Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Converteerbare obligaties Commodities (grondstoffen, edele metalen) Hedgefondsen
2011
2010
160.042 64.901 -115.658 -14.729 94.556
148.712 43.544 -42.373 10.159 160.042
41.987 52.531 38
37.999 44.332 77.711
De verkrijgingsprijs van converteerbare obligaties bedraagt € 35 miljoen (2010: € 28 miljoen), van commodities bedraagt € 46 miljoen (2010: € 32 miljoen) en van hedgefondsen € 0 miljoen (2010: € 44,9 miljoen). Onderstaande overige beleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in overige beleggingen: Fortis Convertible World Fund 41.987 44,4% Fortis Commodities Fund 52.531 55,6% In 2010 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in overige Fortis Cadogan 46.569 Fortis Convertible World Fund 37.999 Fortis Commodities Fund 44.332 ING Multi Strategy Fund 29.645 Afwaardering Zwitserleven Stand begin boekjaar Waardeontwikkeling Stand einde boekjaar
beleggingen: 29,1% 23,7% 27,7% 18,5%
0 0 0
-1.348 1.348 0
Conform de huidige wet- en regelgeving hoeft er vanaf 2010 geen rekening te worden gehouden met de afwaardering van de beleggingen. Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
70
Directe marktnotering Per 31 december 2011 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten activa Derivaten passiva Overige beleggingen
Per 31 december 2010 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten activa Derivaten passiva Overige beleggingen
Afgeleide marktnotering
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
0 259.285 0 0 0 0
268.321 233.757 40.933 0 0 94.556
0 0 0 9.622 -5.649 0
268.321 493.042 40.933 9.622 -5.649 94.556
259.285
637.567
3.973
900.825
0 110.879 0 0 0 0
255.123 347.119 43.717 0 0 160.042
0 0 0 1.320 -16.776 0
255.123 457.998 43.717 1.320 -16.776 160.042
110.879
806.001
-15.456
901.424
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. 2011
2010
3.721 920 0 4.641
5.085 -1.836 472 3.721
[3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (Hooge Huys) Stand begin boekjaar Mutatie voorziening Afwaardering in verband met creditrating Saldo einde boekjaar
Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van gewezen deelnemers en ingegaan nabestaandenpensioen ondergebracht. De verplichtingen inzake deze herverzekeringen zijn opgenomen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
71
[4] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen uit herverzekering Vordering op werkgevers Premienota 2011 Premieafrekening 2011 Borgstelling Premie compensatieregeling Stichting VUT Compensatiefonds Overig Totaal
2011
2010
124 174 29.398 265 3.467 962 225 762 35.377
393 164 27.481 0 5.300 1.001 572 390 35.301
De vordering uit herverzekering betreft onder andere geaccumuleerde technische resultaten, evenals overige van de verzekeraar te ontvangen posten. De overeenkomsten tussen de herverzekeraars en SVG bevat een bepaling betreffende technische resultaatdeling. Dit houdt in dat jaarlijks gedurende de contractperioden het technisch resultaat wordt bepaald door de verwachte resultaten op basis van de kansstelsels waarop de tarieven zijn gebaseerd te vergelijken met de werkelijk waargenomen resultaten. Aan het einde van een contractperiode wordt 60% van de technische winst door ASR en 70% door NN aan SVG uitgekeerd. Het percentage dat de verzekeraar toekomt wordt opgenomen als schuld. Een eventueel verlies komt voor rekening van de herverzekeraars. Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. [5] Overige activa Participaties Liquidity Fund Banken/rekening courant Totaal
0 49.928 49.928
23 5.692 5.715
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. PASSIVA [6] Stichtingskapitaal en reserves Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2011
2010
-8.187 -70.246 -78.433
345 -8.532 -8.187
Het stichtingskapitaal bedraagt vijfenveertig euro en achtendertig eurocent. Zwitserleven heeft in de loop van 2008 met het fonds afgesproken dat een deel van het vrije vermogen in het contract beklemd wordt. In februari 2011 is besloten om in 2011 de beklemming van het eigen vermogen te halen. In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met
72
het herstelplan. Deze late instemming heeft te maken de herziening van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen die op 1 februari 2011 in werking is getreden. Op grond van deze herziening mogen fondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd, voor het verzekerde deel het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en bij de waardering van de vordering op de verzekeraar op marktwaarde. De
belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; De huidige inkooptarieven zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
In het eerste kwartaal van 2012 is een evaluatie van het herstelplan is ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Uit de evaluatie blijkt dat het bestuur verwacht dat met de genomen maatregelen en de borgstelling de financiële positie van het pensioenfonds kan herstellen binnen de wettelijke termijnen. Dit betekent dat de dekkingsgraad op 31 december 2013 naar verwachting hoger is dan het minimaal vereiste niveau (ultimo 2011 104,1%). Voor het jaar 2011 is door het bestuur een beroep gedaan op de borgstelling. Bij de werkgever is een bedrag van € 3,5 miljoen in rekening gebracht. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. Indien in een voorafgaand jaar geen aanspraak is gemaakt op het maximale bedrag van 12,5 miljoen euro, mag het restant saldo worden doorgeschoven naar het volgende jaar. Zodoende kan het maximum bedrag ad. 12,5 miljoen euro in één jaar worden overschreden, dit in tegenstelling tot de totaalsom in vier jaar. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 92,4% per 31 december 2011 en ligt daarmee onder de in het herstelplan opgenomen verwachte dekkingsgraad van 105,9%. Dekkingsgraad =
beleggingen -------------------------------------- x 100% Voorziening pensioenverplichting
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort en daarmee is het in 2009 ingediende herstelplan nog van toepassing. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. De evaluatie herstelplan die in februari 2012 is ingediend bij DNB voorziet in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
73
[7] Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening Zwitserleven Herverzekeringsdeel technische voorziening Hooge Huys Overige technische voorzieningen
Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Toevoeging a.g.v. pensioeningang Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
2011
2010
505.942 21.646 4.641 1.994 534.223
395.120 20.484 3.721 1.456 420.781
395.120 4.415 5 4.610 116.436 -379 -16.764 -7.244 10.662 -919 505.942
356.776 8.919 9 4.221 34.644 -203 -15.083 371 11.596 -6.130 395.120
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,7% (2010: 3,5%). De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Actieve deelnemers 39.822 47.596 Pensioengerechtigden 237.723 198.500 Gewezen deelnemers 228.397 149.024 505.942 395.120 Korte beschrijving pensioenregeling SVG voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn te onderverdelen in de flexibele pensioenregeling van KPN Corporate Market (premieovereenkomst), de overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst) en een tweetal VUT-overgangsregelingen. De flexibele pensioenregeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van KPN Corporate Market. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend.
74
Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindex (afgeleid) alle huishoudens. Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor sprake is van een (voorwaardelijke) toeslag op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Over de pensioenrechten en pensioenaanspraken is per 1 januari 2012 geen toeslag verleend (per 1 januari 2011: eveneens geen toeslagverlening).
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar Waarvan: Herverzekerd Hooge Huys Herverzekerd Zwitserleven
2011
2010
24.205 21 0 299 3.092 0
24.838 35 0 286 1.888 -67
-893 -622
-826 393
185 26.287
-2.342 24.205
4.641 21.646
3.721 20.484
Door het pensioenfonds zijn herverzekeringscontracten afgesloten met betrekking tot de volgende pensioenregelingen: herverzekerd Hooge Huys; herverzekerd Zwitserleven. Zowel bij Hooge Huys als bij Zwitserleven zijn de aanspraken van enkele deelpopulaties van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen ondergebracht.
75
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie overige technische voorzieningen Stand einde boekjaar
2011
2010
1.456 538 1.994
1.962 - 506 1.456
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening vloeit voor uit de invoering van het FTK. Bij de bepaling wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers die op balansdatum korter dan 24 maanden ziek zijn en die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Omdat geen gegevens bekend zijn over de daadwerkelijke ziektegevallen is deze post op basis van een inschatting bepaald, en wel als 2 (jaar) maal 5,25% (kostenopslag) van de reguliere pensioenpremie. [8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand begin boekjaar Premies Waardeoverdrachten Overdracht tussen regelingen Rendement Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Overig Stand einde boekjaar [9] Overige schulden en overlopende passiva Vooruitontvangen prolongatie Premieafrekening Rekeningcouranten verzekeraars Derivaten Nog te betalen VUT Compensatiefonds Rekeningcourant Olivetti Diverse crediteuren Overlopende kosten Overig Totaal einde boekjaar
494.285 21.847 -8.120 -12.223 974
455.577 21.139 2.542 -14.671 34.004
-2.350 -1.567 492.846
-2.574 -1.732 494.285
29.397 29 12.454 0 0 0 81 173 1 42.135
27.481 457 10.704 16.776 0 0 304 103 233 56.058
Alle overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De daling in de categorie overig wordt veroorzaakt door het feit dat er in 2010 een afrekening van de kosten van Syntrus Achmea over de voorgaande jaren heeft plaatsgevonden.
76
9.4.3.1
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2011 % Dekkingsgraad per 1 januari Premie Toeslag Wijzigingen in de rentetermijnstructuur Rendement Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2010 %
99,1 0,5 0,0 -11,4 3,3 0,9
100,0 0,1 0,0 -4,2 1,2 2,0
92,4
99,1
Op basis van de samenstelling van de beleggingen en verplichtingen per ultimo 2011 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds de beleggingen voor risico van het pensioenfonds en de defined benefit aanspraken en anderzijds de garantieverplichtingen in combinatie met de beleggingen voor risico van de deelnemers. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit voor elk van beide onderdelen van het pensioenfonds. Dit resulteert in de evenwichtssituatie waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 17,4% van de waarde van de garantieverplichtingen en 13,6% van de defined benefit verplichtingen. De spaarsaldi van de deelnemers kunnen als dekking voor de garantiebuffer gelden voor zo ver deze op individuele basis groter is dan de waarde van de garantieverplichting. Omdat voor een deel van de verplichtingen geen solvabiliteit hoeft te worden aangehouden onder meer omdat een deel van de risico’s worden gedragen door individuele deelnemers, is de vereiste solvabiliteit 13,9% van de totale waarde van de voorziening pensioenverplichtingen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 van de voorziening pensioenverplichtingen van beide onderdelen.
77
Risicofactor
(S1)
Benodigde solvabiliteit DB -7,52 10,25 2,73
Benodigde solvabiliteit DC -2,86 10,16 7,30
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets - overig: hedgefondsen Vastgoedrisico indirect Totaal zakelijke waarden risico
(S2)
7,84 2,20 0,05 1,33 10,96*
8,38 2,43 0,00 1,38 11,70*
Valutarisico
(S3)
1,75
1,91
Mutatie 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
1,59
2,35
Mutatie 30%
Kredietrisico
(S5)
2,84
1,57
Spread x 1,4
Verzekeringstechnisch risico
(S6)
3,88
3,88
Effect op passiva
13,6**
17,4**
Renterisico vastrentende waarden Renterisico VPV Totaal renterisico
Standaardformule
Toelichting Duration-afh. renteschok Effect op passiva
Mutatie Mutatie Mutatie Mutatie
25% 35% 30% 25%
Toetsingsverschil = 0,00
*
Bij de bepaling van het totaal zakelijke waarden risico wordt rekening gehouden met de onderlinge samenhang van de aandelenrisico’s. Het totale zakelijke waarden risico is daarom niet gelijk aan de som van de aandelenrisico’s. ** Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule ( ( S12 S2 2 0,50 2 S1 S2 S32 S4 2 S5 2 S6 2 ) ).
Ultimo 2011 bedroeg de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen 113,9%. Ultimo 2010 bedroeg de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen 115,3%. De werkelijke dekkingsgraad bedroeg ultimo 2011 92,4% (2010: 99,1%). Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de hiervoor genoemde risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid; premiebeleid; toeslagverleningsbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
78
Marktrisico Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitoort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd. Renterisico Renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: Bedragen * € 1.000
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
Balanswaarde ultimo 2011
2011
2010
505.942
16,3
15,7
493.042
7,8
7,1
502.664
13,3
12,9
In de tabel wordt geen onderscheid gemaakt tussen de beleggingen voor risico van het pensioenfonds en de beleggingen voor risico van de deelnemers. Indien de duration van de beleggingen op balansdatum aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Evenzo geldt voor het fonds dat bij een rentedaling de waarde van de beleggingen minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration-mismatch, bijvoorbeeld door kortlopende obligaties te vervangen door langlopende obligaties en door gebruik te maken van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Het afsluiten van een renteswap leidt daarom tot een hogere duratie van de beleggingen, waardoor een groter deel van het renterisico voor het pensioenfonds wordt afgedekt. Aan dit soort instrumenten zijn echter ook risico’s verbonden (zoals het liquiditeits-, tegenpartij- en juridische risico). De door het bestuur gewenste mate van afdekking van het renterisico van de defined benefit verplichtingen ultimo 2011 bedraagt 75%. Hierbij wordt een bandbreedte van 5,0% gehanteerd. De rentegevoeligheid van de beleggingen (32,3%) inclusief de renteswaps (41,7%) komt eind 2011 voor circa 73,9% overeen met die van de defined benefit verplichtingen. Ofwel het
79
renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 26,1% van de genoemde pensioenfonds verplichtingen. Onderstaande figuur geeft dit weer. Rentegevoeligheid defined benefit verplichtingen eind 2011
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
2011
2010
€ 7.817
% 1,6%
€ 27.310
% 6,0%
251.977 233.248
51,1% 47,3%
146.699 283.989
32,0% 62,0%
493.042
100,0%
457.998
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen.
80
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd
2011 ≤ 5 jaar > 5 jaar en
2010
€ 92.107
% 17,2%
€ 82.163
% 19,5%
99.934
18,7%
75.001
17,8%
172.511 169.671
32,3% 31,8%
126.912 136.705
30,2% 32,5%
534.221
100,0%
420.781
100,0%
> 10 jaar ≥ 20 jaar
Totaal
Valutarisico Het percentage dat buiten de eurozone wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 29,8% (2010: 28,5%) van de beleggingsportefeuille en is voor 21,3% (2010: 19,1%) afgedekt. Onafgedekt is derhalve 8,5% (2010: 9,4%). Het strategische beleid van het fonds is om het valutarisico van de beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en overige beleggingen met betrekking tot de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen zoveel als mogelijk naar de euro af te dekken. De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € - 5,6 miljoen (2010: € 1,3 miljoen). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd: Bedragen * € 1.000 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Totaal
81
2011
2010
24.116 351 3.477 52.531
19.277 17.671 5.144 44.332
80.475
86.424
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen * € 1.000
2011
2010
Voor afdekking
Valutaderivaten
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
EUR
663.101
201.070
836.788
830.456
GBP JPY USD Overige
24.418 12.247 197.838 47.028
-20.074 -14.141 -165.127 -1.714
4.344 -1.894 32.711 45.314
-36 783 50.554 35.123
281.531
-201.056
80.475
86.424
Totaal niet EUR
Prijsrisico Middels spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en voor alle materiële derivatentransacties te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dat betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM-beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden.
82
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: Bedragen * € 1.000 Expiratiedatum Onderliggende Actuele Actuele contractwaarde waarde omvang activa passiva Valutatermijncontracten Renteswaps
> 6 januari < 10 januari > 11 november < 9 november
2012 2012 2030 2040
Totaal
190.485
0
-5.649
158.500
9.622
0
348.985
9.622
-5.649
Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van onderliggende stukken binnen de verschillende beleggingsfonds met aandelen, obligaties of kas als onderpand. Het onderpand is meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Segmentaties In onderstaande tabellen wordt de segmentatie van vastgoed en aandelen naar sectoren en regio’s weergegeven. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Gemengd Overige Totaal
2011
2010
€ 326 823 213 342 37.603 1.624
% 0,8% 2,0% 0,5% 0,8% 91,9% 4,0%
€ 957 1.413 527 239 38.042 2.539
% 2,2% 3,2% 1,2% 0,6% 87,0% 5,8%
40.933
100,0%
43.717
100,0%
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Europa Noord-Amerika Azië Overige Totaal
2011
2010
€ 38.765 1.230 188 750
% 94,7% 3,0% 0,5% 1,8%
€ 39.980 1.873 340 1.524
% 91,4% 4,3% 0,8% 3,5%
40.933
100,0%
43.717
100,0%
83
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen * € 1.000 Nijverheid en industrie Handel (waaronder groothandel en detailhandel) Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Overige dienstverlening Totaal
2011
2010
€ 73.430
% 27,4%
€ 41.907
% 16,4%
33.011
12,3%
42.661
16,7%
47.478 114.402
17,7% 42,6%
46.511 124.044
18,2% 48,7%
268.321
100,0%
255.123
100,0%
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen * € 1.000 Europa Verenigde Staten Japan Overig Totaal
2011
2010
€ 70.253 95.491 8.624 93.953
% 26,2% 35,6% 3,2% 35,0%
€ 93.428 80.368 10.532 70.795
% 36,6% 31,5% 4,1% 27,8%
268.321
100,0%
255.123
100,0%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
84
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven: Bedragen * € 1.000 Overheidsinstellingen Financiele instellingen Handel en industriele bedrijven Serviceorganisaties Andere instellingen Totaal
2011
2010
368.971 2.899 904 452 119.816
179.870 2.088 807 320 274.913
493.042
457.998
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen * € 1.000 Duitsland Italie Frankrijk Spanje Nederland Belgie Verenigde Staten Oostenrijk Engeland Finland Overig Totaal
2011
2010
199.729 9.148 19.140 5.122 90.627 3.028 1.851 36.476 2.981 13.266 111.674 493.042
80.586 75.613 66.285 45.004 35.544 23.965 17.445 16.145 12.771 84.640 457.998
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000 AAA AA A BBB
2011
2010
€ 282.386 72.453 32.396 24.692 56.876 24.239
% 57,3% 14,7% 6,6% 5,0% 11,5% 4,9%
€ 146.866 134.594 71.890 19.716 55.180 29.752
% 32,1% 29,4% 15,7% 4,3% 12,0% 6,5%
493.042
100,0%
457.998
100,0%
85
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met leeftijdsafhankelijke correctiefactoren is ingespeeld op het langlevenrisico. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie bij de werkgever in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Ultimo 2011 bedraagt de reële dekkingsgraad 62,6%. (2010: 78,2%) 86
Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven: Bedragen * € 1.000
2011
2010
€
%
€
%
36.107
3,6%
36.578
3,8
199.729 90.627 36.476
20,1% 9,1% 3,7%
80.586 35.544
8,3% 3,7%
66.285 23.965
6,9% 2,5%
29.645 44.332 46.569 37.999
3,1% 4,6% 4,8% 3,9%
Vastgoedbeleggingen ING Eurosiris Fund
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties Franse staatsobligaties Belgische staatsobligaties Overige Beleggingen ING Multi Strategy Fund Fortis Commodities Fund Fortis Cadogan Fortis Convertible World Fund
52.531
5,3%
41.987
4,3%
Overige niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico.
Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden in 2011 uitbesteed aan diverse partijen. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe 87
uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402-rapportage. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet lager verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
88
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV en TKP Investments BV per 1 april 2009. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenverslaggeving, bestuursondersteuning en fiduciairbeheer tot 31 december 2013 met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2011 bedraagt € 1,1 miljoen (2010: € 1,0 miljoen). Het pensioenfonds heeft voor een deel van haar (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden de administratie ondergebracht bij Zwitserleven voor een contractsduur van 5 jaar, ingaande per 1 januari 2006 en eindigend op 31 december 2010. In 2011 is het contract met 1 jaar verlengd en is zodoende op 31 december 2011 geëindigd. Per 1 januari 2010 is met Delta Lloyd een 2-jarige overeenkomst van toepassing voor de administratie van vrijwel uitsluitend lopende uitkeringen en de premievrije aanspraken van inactieve deelnemers. De verzekeringsovereenkomst met ASR is per 1 januari 2007 ingegaan en heeft een looptijd van 5 jaar welke eindigt op 31 december 2011. Met Nationale Nederlanden is een verzekeringsovereenkomst afgesloten die is ingegaan per 1 januari 2010 met einddatum 31 december 2011. De overeenkomst met Syntrus Achmea is per 31 december 2011 geëindigd. Met ingang van 1 januari 2012 is de uitvoering van de pensioenregeling uitbesteed aan TKP Pensioen BV. Herverzekeringscontracten Met ingang van 1 januari 2012 is met Nationale Nederlanden een herverzekeringscontract gesloten aangaande de afdekking van het risico voor overlijden en arbeidsongeschiktheid. Dit contract loopt tot 31 december 2014. Zowel met Hooge Huys als met Zwitserleven zijn door het pensioenfonds herverzekeringscontracten afgesloten. Het betreft aanspraken van enkele deelpopulaties die hier zijn ondergebracht.
89
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [10] Premiebijdragen Premiebijdragen (van werkgever en werknemers SVG-regeling) Koopsom FVP bijdrage Borgstelling Werkgeversbijdrage (opslag) Afrekening vorig boekjaar Totaal Premie-inkomsten De kostendekkende en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie
2011
2010
22.514 111 3.467 7.334 265 33.691
22.969 152 5.271 5.815 686 34.893
31.139 33.691
28.839 34.893
Er is geen uitsplitsing gemaakt naar premie voor risico deelnemers en premie voor risico van het fonds, omdat de premie voor pensioenopbouw volledige BPR-premie betreft en dit is voor risico van de deelnemer. De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal 11,0% (2010: 10,8%) van de loonsom. De kostendekkende premie op rentetermijnstructuur-basis over 2011 bedraagt € 31,1 miljoen (2010: € 28,8 miljoen). Het pensioenfonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De feitelijke premie over 2011 bedraagt € 33,7 miljoen (2010: € 34,9 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. [11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds en deelnemers AANDELEN Directe opbrengsten 1.116 Indirecte opbrengsten -12.266 Aandelen totaal -11.150
745 35.093 35.838
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
16.101 21.339 37.440
16.095 6.022 22.117
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
936 -9.772 -8.836
534 1.101 1.635
0 0 0
0 14.793 14.793
OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal
90
2011
2010
2.236 17.331 19.567
0 -27.719 -27.719
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal
64 -223 -159
43 3.089 3.132
Bij: mutatie afwaardering Zwitserleven Af: kosten vermogensbeheer
0 -642
0 -422
36.220
49.374
Waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Kosten vermogensbeheer
20.453 16.409 -642
17.417 32.379 -422
[12] Overige baten Baten uit herverzekering (uitkeringen, ontvangen resultatendeling, mutatie actiefpost) Interest waardeoverdrachten Overig Totaal
292 0 896 1.188
621 179 23 823
14.261 1.544 128 483 957 17.373
12.352 1.535 137 611 1.175 15.810
12 17 542 1.392 99 396 0 73 0 19 2.550
11 33 524 1.919 406 448 140 95 0 36 3.612
DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal
Totaal
[13] Pensioenuitkeringen (Tijdelijke) Ouderdomspensioen (Tijdelijke) Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkopen Totaal [14] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding TKP Administratiekostenvergoeding verzekeraars Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Totaal
91
2011 2010 Accountantshonoraria Onder de pensioenuitvoeringskosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: Controle van de jaarrekening Andere controlewerkzaamheden Andere niet-controlediensten Totaal
81 -1 19 99
106 3 297 406
De kosten 'Controle van de jaarrekening' bevat € 24 duizend aan een reeds betaald voorschot over 2011 en een inschatting op basis van een opgave van de accountant ad. € 57 duizend, beide inclusief btw (2010: € 27 duizend). Controle- en advieskosten actuaris Voor de actuariskosten over 2011 is een voorlopige schatting opgenomen op basis van de actuariskosten voor de jaarrekening van 2010. Personeel Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel in dienst van uitbestedingspartijen. Financiële vergoeding bestuurders De bestuurskosten bevatten onder andere de reis- en verblijfskosten en de opleidingskosten van de statutaire bestuurders (2011: € 8 duizend en 2010: € 8 duizend). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het fonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Financiële vergoeding verantwoordingsorgaan Leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als lid van het verantwoordingsorgaan (2010: geen). [15] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft met ingang van 1 januari 2011 ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve- en gewezen deelnemers jaarlijks aan te passen aan de prijsontwikkeling volgens de Consumentenprijsindex (CPI). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde € 4,6 miljoen (2010: € 4,2 miljoen).
92
Wijziging marktrente De gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur per 31 december 2011 is 2,7% (2010: 3,5%) en daarmee 0,8% lager dan per 31 december 2010. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende €111,8 miljoen te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Nieuwe sterftegrondslagen De pensioenvoorziening ultimo 2010 is gewaardeerd met behulp van de op 30 augustus 2010 door het Actuarieel Genootschap (AG) gepubliceerde nieuwe prognosetafel 2010-2060. Hierbij is gerekend met leeftijdsterugstellingen van 3 respectievelijk 1 jaar voor mannen en vrouwen om op een adequate wijze rekening te houden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. Het AG heeft echter uitgesproken dat het werken met leeftijdsterugstellingen bij prognosetafels mogelijk een onder- of overschatting van het sterfteresultaat zal geven, en dat een zuiverder benadering is om te werken met leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen. Het bestuur heeft daarom in 2011 besloten om over te gaan van het toepassen van leeftijdsterugstellingen naar het toepassen van correctiefactoren, op basis van het zogeheten postcodemodel van AON Consulting Nederland cv. Als gevolg van de overgang op de nieuwe prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) is de voorziening verlaagd met € 7,8 miljoen, dit had in totaal voor 0,9% effect op de dekkingsgraad Toevoeging a.g.v. pensioeningang Bij pensioneren wordt het saldo van de deelnemer omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen en eventueel partnerpensioen. Als gevolg van deze omzetting neemt de voorziening voor risico pensioenfonds toe. 2011 2010 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Resultaat op sterfte -918 630 Resultaat op arbeidsongeschiktheid -2.652 2.231 Resultaat op mutaties 2.651 -8.991 Totaal -919 -6.130
93
[16] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [17] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Waarvan: Toename voorziening in herverzekeringscontracten Toename voorziening pensioenverplichtingen herverzekering [18] Mutatie overige technische voorzieningen [19] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal [20] Overige lasten ANW-Hiaat Overige Totaal
94
2011
2010
-1.439
38.708
2.082
-633
2.082
-633
0
0
538
-506
-131 9.550 9.419
-2.751 439 -2.312
597 -597 0
597 0 597
9.4.6
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. De betalingsverplichting van de werkgever, die bestaat uit de som van de beschikbare premies op grond van artikel 2.1. van het pensioenreglement en een opslag welke in 2011 gelijk is aan 5,25% van de som van de spaargrondslagen. De opslag van 5,25% is bestemd voor de pensioenuitvoeringskosten, administratiekosten, risicodekking en buffervorming. Het maximum van de betalingsverplichting van de werkgever is vastgesteld op 16% van de som van de jaarsalarissen. De betalingsverplichting wordt op de eerste werkdag van het betreffende jaar volledig voldaan op basis van een voorschotnota, waarna einde jaar een afrekening plaatsvindt. Jaarlijks betaalt de werkgever de bijdrage zoals deze benodigd is voor de pensioenreglementsbijlage “Overgangsbepalingen”. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan de stichting te minderen of te staken. Bij de uitvoeringsovereenkomst is een addendum bijgevoegd waarin de eenmalige borgstelling is vastgelegd. SVG is met Getronics een borgstelling overeengekomen van maximaal 12,5 miljoen euro op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan twaalf maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. Het pensioenfonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het pensioenfonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast. Apeldoorn, 22 juni 2012 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra A.C. Mögelin J. Phaff E.F.M. Meurs M.H.B. Ebbers
95
Overige gegevens
96
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2011 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen significante gebeurtenissen na balansdatum te melden.
97
10.3
Controle verklaring
Aan: het Bestuur van Stichting Voorzieningsfonds Getronics
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Voorzieningfonds Getronics te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Voorzieningfonds Getronics per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
98
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 22 juni 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: Drs. H.C. van der Rijst RA
99
10.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris terzake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
100
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mijn mening slecht, vanwege het dekkingstekort. Eindhoven, 22 juni 2012
Ir. M.J.M. Pernot certificerend actuaris, AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
101
10.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie vertegenwoordigers van de deelnemers in het bestuur worden na verkiezingen door en uit de deelnemers benoemd. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen worden herbenoemd. Getronics benoemt drie bestuursleden namens de werkgever.
102
Bijlagen
103
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar *
Deelnemers, actief en voortgezet
Bij
Stand ultimo verslagjaar
Af
5.041
618
575
5.084
Gewezen deelnemers
17.601
537
984
17.154
Ingegane pensioenen
1.467
198
88
1.577
(tijdelijk) Ouderdomspensioen
967
170
66
1.071
Arbeidsongeschiktheidspensioen **
143
0
14
129
Partnerpensioen
249
28
3
274
Wezenpensioen
108
0
5
103
24.109
1.353
1.647
23.815
waarvan:
Totaal:
* Door met name afkopen van kleine pensioenen is het totale deelnemersbestand in 2010 met 800 personen afgenomen. ** De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2009 zowel opgenomen onder actieven als onder ingegane pensioenen. Ultimo 2011 zijn onder de ingegane pensioenen 129 deelnemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering opgenomen.
104
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen, zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt extra ten opzichte van de benchmark in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken, wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Autoriteit Financiële Markten (AFM) Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Beschikbare-premieregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld.
105
Commodities Beleggingen in goederen en grondstoffen. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Defined benefit Een pensioenregeling waarbij de pensioenuitkering van tevoren vastligt. Voor de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van het loon, een opbouwpercentage per jaar en de AOW-uitkering. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels.
106
Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Fund of funds Een beleggingsfonds welke belegd in andere beleggingsfondsen. FVP-bijdrage Is een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk bij werkloosheid. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruikgemaakt wordt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield-obligaties Obligaties uitgegeven door bedrijven met een kredietwaardigheid van BB en lager. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. 107
CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kapitaalcontract Een kapitaalovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgesteld kapitaal aan het eind van de looptijd waarmee het pensioen dient te worden aangekocht. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Multi-OPF Op 1 januari 2011 is de wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden. Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Over The Counter (OTC)-transactie Transactie die plaatsvindt buiten de gereguleerde markt. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. 108
Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2010-2060. Rentetermijnstructuur Is het verband tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Swap Is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij wordt afgesproken om gedurende een bepaalde periode bepaalde betalingen met elkaar uit te wisselen, bijvoorbeeld het ruilen van vaste rentebetalingen en variabele rentebetalingen. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
109
Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
110
Colofon Uitgegeven door Stichting Voorzieningsfonds Getronics Teleportboulevard 121, Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 79 58 internet www.getronicspensioen.nl emailadres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
111